gewenste zaaghoek.
Die kunt u aflezen op de gradenboog (C). De maxi-
mum zaaghoek is 45º.
4. Duw de bodemplaat weer naar voren om hem te ver-
grendelen.
5. Draai de inbusbouten (B) weer goed vast.
BEDIENING
Fig. 5 - Schakelaar vergrendelen
Door de schakelaar in te drukken, zet u de decoupeer-
zaag in werking.
U kunt de schakelaar vergrendelen met de vergrendel-
knop. Dit gaat als volgt:
1. Druk de schakelaar in.
2. Houd de schakelaar ingedrukt en druk de vergren-
delknop in (Fig. 5).
De decoupeerzaag blijft nu lopen.
3. Laat beide schakelaars los.
U heft de vergrendeling op door de schakelaar opnieuw
in te drukken.
SNELHEID REGELEN
U kunt de zaagsnelheid regelen met de draaiknop
bovenop de decoupeerzaag. Hoe hoger de stand, hoe
hoger de snelheid. De hoogste stand is 6.
Welke snelheid u het beste kunt kiezen hangt samen met
het profiel en de vertanding van de zaag en van het mate-
riaal dat u wilt zagen. Bij zachte materialen kiest u een
redelijk hoge snelheid en een grove vertanding. Wilt u
harde materialen zagen, kies dan een lagere snelheid en
een fijne vertanding.
PENDEL REGELEN
Voor een optimaal zaagresultaat moet u de wijze instel-
len waarop de tanden van het zaagblad in het materiaal
grijpen. Dat doet u door de pendel in te stellen.
• Zacht materiaal (hout, kunststoffen enz.): stel de
pendel in op niveau II of III. Gebruik voor een scherpe
zaagsnede pendelniveau 0 of I.
• Middelhard materiaal (hardhout, aluminium enz.):
stel de pendel in afhankelijk van de toepassing.
Gebruik voor dun materiaal pendelniveau 0 of I als er
gewerkt wordt met raspen of messen.
• Hard materiaal (staal enz.): stel de pendel in op niveau
0.
• Bochten: stel de pendel in op niveau 0.
U kunt het pendelniveau regelen terwijl de machine in
werking is.
STOFOPVANG
Voor het schoonhouden van het werkoppervlak is de
decoupeerzaag uitgevoerd met een aansluiting voor
stofafzuiging. Hierop kunt u uw stofzuiger aansluiten.
Gebruik daarvoor het bijgeleverde stofzuigerhulpstuk.
BESCHERMKAP
De decoupeerzaag is uitgerust met een beschermkap.
Zorg ervoor dat deze kap zoveel mogelijk gesloten is tij-
dens het werken. Dat geeft de beste bescherming tegen
splinters en zorgt voor een optimale stofafzuiging.
INGEBRUIKNAME
ZAGEN
1. Schakel de decoupeerzaag in.
2. Plaats de bodemplaat van de machine op het werk-
stuk.
3. Beweeg langzaam naar de vooraf getekende zaaglijn
en druk de decoupeerzaag langzaam vooruit.
Druk de bodemplaat stevig tegen het werkstuk. Doet
u dit niet, dan is de kans groot dat de decoupeerzaag
mee gaat trillen en dat de zaag breekt.
Laat de zaag het werk doen. Druk niet te hard
tegen de decoupeerzaag.
PARALLELZAAGGELEIDER
Fig. 6 - Parallelzaaggeleider plaatsen
Als u een zaagsnede wilt maken die parallel loopt aan de
rand van de plank, gebruikt u de bijgeleverde parallel-
zaaggeleider. Dit doet u als volgt:
1. Draai de inbusbouten voor op de bodemplaat los.
2. Schuif de parallelzaaggeleider door de openingen aan
de zijkant van de bodemplaat (Fig. 6).
3. Bepaal de afstand tussen de zaagsnede en de zijkant
van het werkstuk.
4. Zet de geleider op die afstand vast met de inbusbou-
ten.
Stel dat er 5 cm tussen zaagsnede en zijkant moet zit-
ten, dan zet u de aanduiding ‘5’ op de geleider, precies
boven het zaagblad.
5. Schroef de inbusbouten weer vast.
INVALZAGEN
Fig. 7 - Invalzagen
Als de startpositie van het te zagen werkstuk niet de zij-
kant is of als er geen gat is geboord, moet u inval zagen.
Daarbij gaat u als volgt te werk:
1. Zet de decoupeerzaag op de rondgebogen voorzijde
van de bodemplaat (Fig. 7).
2. Schakel de machine in en laat de zaag langzaam naar
beneden zakken, totdat de zaag het werkstuk raakt.
3. Laat de zaag zachtjes het werkstuk inzagen, zonder te
forceren.
4. Als u door het werkstuk heen bent, haal dan de
decoupeerzaag uit het gat.
5. Plaats de machine in de normale stand in het gezaagde
gat en vervolg de zaagsnede.
U kunt ook invalzagen door eerst een gat in het werkstuk
te boren. Gebruik daarvoor een boor die een gat maakt
dat groot genoeg is voor het zaagblad. Nu kunt u de stap-
pen uitvoeren die beschreven staan onder ‘Zagen’.
Ferm 13
‰ÓÒÚ‡ÌÂÚ ‰Ó ÔÓ· ËÎË ‡·Ó˜ÂÈ ÔÓ‚ÂıÌÓÒÚË
‚ÂÒڇ͇;
• ˜ÚÓ ÁÛ·¸fl ÔËθÌÓ„Ó ÔÓÎÓÚ̇ ̇ԇ‚ÎÂÌ˚
‚‚Âı.
2. èË ‡·ÓÚÂ Ò Ï‡¯ËÌÓÈ ‚Ò„‰‡ ̇‰Â‚‡ÈÚÂ
Á‡˘ËÚÌ˚ ӘÍË.
3. ÄÍÍÛ‡ÚÌÓ Ó·‡˘‡ÈÚÂÒ¸ Ò ‚‡¯ÂÈ Ï‡¯ËÌÓÈ.
4. ç ÔËÏÂÌflÈÚ ËÌÒÚÛÏÂÌÚ ‚ ÔÓÏ¢ÂÌËflı Ò
ÔÓ‚˚¯ÂÌÌÓÈ ‚·ÊÌÓÒÚ¸˛.
5. á‡Ô¢‡ÂÚÒfl ÔËÏÂÌflÚ¸ χ¯ËÌÛ ‰Îfl ‡·ÓÚ˚ Ò
‡Ò·ÂÒÚÓÒÓ‰Âʇ˘ËÏË Ï‡Ú¡·ÏË.
6. á‡Ô¢‡ÂÚÒfl ÓÒÚ‡‚ÎflÚ¸ χ¯ËÌÛ ·ÂÁ ÔËÒÏÓÚ‡.
ì·Â‰ËÚÂÒ¸, ˜ÚÓ ÙËÍÒ‡ÚÓ ‚˚Íβ˜‡ÚÂÎfl ‚
ÔÓÎÓÊÂÌËË "ON" (Çäã) ‡Á·ÎÓÍËÓ‚‡Ì .
èêà êÄÅéíÖ åÄòàçõ:
1. àÒÔÓθÁÛÈÚ Á‡ÊËÏÌ˚ ÔËÒÔÓÒÓ·ÎÂÌËfl ËÎË
ÚËÒÍË ‰Îfl ÊÂÒÚÍÓ„Ó Á‡ÍÂÔÎÂÌËfl Ó·‡·‡Ú˚‚‡ÂÏÓÈ
Á‡„ÓÚÓ‚ÍË.
2. ç ۉ‡ÎflÈÚ ÓÔËÎÍË, ̇ıÓ‰fl˘ËÂÒfl ‚ÓÁÎÂ
ÔËθÌÓ„Ó ÔÓÎÓÚ̇, Û͇ÏË. ÑÎfl Û‰‡ÎÂÌËfl ÓÔËÎÓÍ,
Á‡ÒÚfl‚¯Ëı ÏÂÊ‰Û ÌÂÔÓ‰‚ËÊÌ˚ÏË Ë
ÔÓ‰‚ËÊÌ˚ÏË ˜‡ÒÚflÏË, ˝ÎÂÍÚÓÎÓ·ÁËÍ
ÌÂÓ·ıÓ‰ËÏÓ ÓÚÍβ˜ËÚ¸ ÓÚ ÒÂÚÂ‚Ó„Ó ÔËÚ‡ÌËfl.
3. èË ‚Íβ˜ÂÌËË Ï‡¯Ë̇ ‰ÓÎÊ̇ ÔÓ‡·ÓÚ‡Ú¸ ·ÂÁ
̇„ÛÁÍË (Ú.Â. ÔË ‚Íβ˜ÂÌËË Ó̇ Ì ‰ÓÎÊ̇ ·˚Ú¸ ‚
ÍÓÌÚ‡ÍÚÂ Ò Ó·‡·‡Ú˚‚‡ÂÏÓÈ ‰Âڇθ˛).
4. ÅÛ‰¸Ú ÓÒÚÓÓÊÌ˚ ÔË ÂÁ‡ÌËË ‰Â‚‡ Ò Ò͇ۘÏË,
„‚ÓÁ‰flÏË ËÎË Ú¢Ë̇ÏË ËÎË ÔÓÍ˚ÚÓ„Ó „flÁ¸˛.
èË ˝ÚÓÏ ‚ÓÁÏÓÊÌÓ Ú‡‚ÏÓÓÔ‡ÒÌÓ Á‡ÍÎËÌË‚‡ÌËÂ
ÔËθÌÓ„Ó ÔÓÎÓÚ̇. éÒÓ·ÂÌÌÓ ˝ÚÓ ÔËÏÂÌËÏÓ Í
‡ÒÔËÎÓ‚Í Ì„ӉÌ˚ı ‰Â‚flÌÌ˚ı ËÁ‰ÂÎËÈ; ÔË
Ú‡ÍÓÈ ÌÂÍ‚‡ÎËÙˈËÓ‚‡ÌÌÓÈ ‡·ÓÚ ‚ÌËχÌËÂ
ÓÔ‡ÚÓ‡ Ó·˚˜ÌÓ ÒÌËʇÂÚÒfl Ë ‚ÓÁÌË͇ÂÚ
ÓÔ‡ÒÌÓÒÚ¸ Ì Á‡ÏÂÚËÚ¸ ‚˚¯ÂÛÔÓÏflÌÛÚ˚ ‰ÂÙÂÍÚ˚
‚ ‰Â‚ÂÒËÌÂ.
5. ç ÂʸÚ ‰ÂÚ‡ÎË, ÚÓ΢Ë̇ ÍÓÚÓ˚ı Ô‚˚¯‡ÂÚ
‰ÎËÌÛ ÔËθÌÓ„Ó ÔÓÎÓÚ̇.
6. èË ÓÒÛ˘ÂÒÚ‚ÎÂÌËË ÔÓÔËÎÓ‚ ‚ ÒÚÂ̇ı ËÎË ÔÓ·ı,
„‰Â ÏÓÊÂÚ ÔÓıÓ‰ËÚ¸ ˝ÎÂÍÚÓÔӂӉ͇, ÌÂ
‰ÂÊËÚÂÒ¸ Á‡ ÏÂÚ‡Î΢ÂÒÍË ˜‡ÒÚË ÎÓ·ÁË͇. LJ¯
ËÌÒÚÛÏÂÌÚ ÒΉÛÂÚ ÍÂÔÍÓ ‰Âʇڸ Ó·ÂËÏË
Û͇ÏË Á‡ Ô·ÒÚχÒÒÓ‚Û˛ ÛÍÓflÚÍÛ ‚Ó ËÁ·ÂʇÌËÂ
ÍÓÌÚ‡ÍÚ‡ Ò ÏÂÚ‡Î΢ÂÒÍËÏË ‰ÂÚ‡ÎflÏË, ÏÓ„Û˘ËÏË
ÒÚ‡Ú¸ ÔÓ‚Ó‰ÌËÍÓÏ ÚÓ͇ ÔË ÒÎÛ˜‡ÈÌÓÏ ‡ÁÂÁÂ
˝ÎÂÍÚÓÔÓ‚Ó‰ÍË ÔÓ‰ ̇ÔflÊÂÌËÂÏ.
7. èÓ ÓÍÓ̘‡ÌËË ‡·ÓÚ˚ ‚˚Íβ˜ËÚ χ¯ËÌÛ Ë
‰ÓʉËÚÂÒ¸ ÔÓÎÌÓÈ ÓÒÚ‡ÌÓ‚ÍË ÔÓÎÓÚ̇, ÔÂʉÂ
˜ÂÏ ÓÚ‚ÂÒÚË ÎÓ·ÁËÍ ÓÚ Ó·‡·‡Ú˚‚‡ÂÏÓ„Ó
χÚ¡· ËÎË ÔÓÎÓÊËÚ¸ „Ó.
8. ç ÒΉÛÂÚ ÔËÏÂÌflÚ¸ ˜ÂÁÏÂÌÓ ‰ÎËÌÌ˚Â
Û‰ÎËÌËÚÂÎË.
9. èË ‡·ÓÚ χ¯ËÌ˚ Ô·ÒÚËÍÓ‚˚È ˘ËÚÓÍ ‰ÓÎÊÂÌ
ÒÚÓflÚ¸ ̇ ÏÂÒÚÂ.
çÖåÖÑãÖççé Çõäãûóàíú åÄòàçì
èêà éÅçÄêìÜÖçàà:
1. çÂËÒÔ‡‚ÌÓcÚË ¯ÚÂÔÒÂθÌÓÈ ‚ËÎÍË, ÒÂÚ‚ӄÓ
¯ÌÛ‡ ËÎË ÔÓ‚ÂʉÂÌËË ¯ÌÛ‡;
2. çÂËÒÔ‡‚ÌÓÒÚË ‚˚Íβ˜‡ÚÂÎfl.
3. àÒÍÂÌËfl Û„ÓθÌ˚ı ˘ÂÚÓÍ ËÎË ÔÓfl‚ÎÂÌËfl
ÍÓθˆÂ‚ÓÈ ˝ÎÂÍÚÓ‰Û„Ë ‚ ÍÓÏÏÛÚ‡ÚÓÂ.
4. Ñ˚χ ËÎË Á‡Ô‡ı‡ „ÓÂÎÓÈ ËÁÓÎflˆËË.
ìäÄáÄçàü èé ëÅéêäÖ
éÅãÄëíú èêàåÖçÖçàü
LJ¯ ËÌÒÚÛÏÂÌÚ Ô‰̇Á̇˜ÂÌ ‰Îfl ‡ÒÔËÎÓ‚ÍË
‡Á΢Ì˚ı χÚ¡ÎÓ‚ (‰Â‚ÂÒË̇, ‡Î˛ÏËÌËÈ,
Ô·ÒÚËÍ, ÏÂÚ‡ÎÎ Ë Ú.Ô.) ÚÓ˜ÌÓ ÔÓ ‡ÁÏÂÛ Ë ‚ β·ÓÈ
Ê·ÂÏÓÈ ÍÓÌÙË„Û‡ˆËË. å‡ÍÒËχθ̇fl ÚÓ΢Ë̇
ÔÓÔË· Á‡„ÓÚÓ‚ÍË 70 ÏÏ (‰Îfl ‰Â‚‡).
ÇõÅéê èàãúçéÉé èéãéíçÄ
êËÒ.2 - íËÔ˚ ÔÓÎÓÚÂÌ
LJ¯ ËÌÒÚÛÏÂÌÚ ÔÓÒÚ‡‚ÎflÂÚÒfl ‚ ÍÓÏÔÎÂÍÚ Ò
˜ÂÚ˚¸Ïfl ‡ÁÌ˚ÏË ÔÓÎÓÚ̇ÏË. èÓÙËθ ÔÓÎÓÚ̇,
‡ÁÏÂ Ë ÙÓχ Â„Ó ÁÛ·¸Â‚ ÓÚ΢‡˛ÚÒfl ‚ Á‡‚ËÒËÏÓÒÚË
ÓÚ Â„Ó Ì‡Á̇˜ÂÌËfl (Ó·‡·‡Ú˚‚‡ÂÏÓ„Ó Ï‡Ú¡·).
åÂÎÍË ÁÛ·¸fl ‰‡˛Ú „·‰ÍËÈ, Ó‚Ì˚È Ë ÚÓ˜Ì˚È ÂÁ. ÑÎfl
‚˚ÂÁ‡ÌËfl ÍË‚ÓÎËÌÂÈÌ˚ı ÙÓÏ ËÎË ‡Á΢Ì˚ı
ÙË„Û ËÒÔÓθÁÛÂÚÒfl ÛÁÍÓ ÔÓÎÓÚÌÓ.
ÑÎfl Ô‡‚ËθÌÓ„Ó ‚˚·Ó‡ ÔËÎÍË ‚˚ÔÓÎÌËÚÂ
ÒÎÂ‰Û˛˘ÂÂ:
1. ë̇˜‡Î‡ ÔÓÔÓ·ÛÈÚ ÔÓ‡·ÓÚ‡Ú¸ ÔÓÎÓÚÌÓÏ Ò
ÍÛÔÌ˚Ï ÁÛ·ÓÏ.
2. ÖÒÎË ÂÁ ÔÓÎÛ˜‡ÂÚÒfl ÌÂÓ‚Ì˚Ï Ë ÌÂÚÓ˜Ì˚Ï,
‚ÓÁ¸ÏËÚ ÔËÎÍÛ Ò ·ÓΠÏÂÎÍËÏ ÁÛ·ÓÏ.
3. ÑÎfl ‡·ÓÚ˚ Ò Ô·ÒÚËÍÓÏ, ‡Î˛ÏËÌËÂÏ Ë Òڇθ˛
‚˚·Ë‡ÈÚ ÚÓθÍÓ ÔËÎÍÛ Ò Ò‡Ï˚ÏË ÏÂÎÍËÏË
ÁÛ·¸flÏË.
ÇÓÓ·˘Â, ÔË ËÒÔÓθÁÓ‚‡ÌËË ÔËÎÍË Ò ÍÛÔÌ˚Ï ÁÛ·ÓÏ
‡·ÓÚ‡ ˉÂÚ ·˚ÒÚÂÂ, ÌÓ ÂÁ ‚˚ıÓ‰ËÚ „Û·˚È Ë ÏÂÌÂÂ
ÚÓ˜Ì˚È, ˜ÂÏ Û ÏÂÎÍÓÁÛ·Ó„Ó ÔÓÎÓÚ̇.
ç‡ËÎÛ˜¯ËÈ ÂÁÛÎ¸Ú‡Ú ‰ÓÒÚË„‡ÂÚÒfl ÔË
ËÒÔÓθÁÓ‚‡ÌËË ÓÒÚ˚ı ÔÓÎÓÚÂÌ.
Ç Ç‡¯ÂÏ ÎÓ·ÁËÍ ÏÓ„ÛÚ ÔËÏÂÌflÚ¸Òfl ‚Ò ÚËÔ˚
ÔÓÎÓÚÂÌ, Ëϲ˘ËÂÒfl ‚ ÔÓ‰‡Ê (ÒÏ. ËÒ.2)
ìëíÄçéÇäÄ èéãéíçÄ
êËÒ. 3 - ìÒÚ‡Ìӂ͇ ÔÓÎÓÚ̇
è‰ ÛÒÚ‡ÌÓ‚ÍÓÈ ÔÓÎÓÚ̇ ۷‰ËÚÂÒ¸, ˜ÚÓ
ÎÓ·ÁËÍ ÓÚÒÓ‰ËÌÂÌ ÓÚ ÒÂÚË.
ÑÎfl ÛÒÚ‡ÌÓ‚ÍË ÔËθÌÓ„Ó ÔÓÎÓÚ̇ ÒΉÛÂÚ ‚˚ÔÓÎÌËÚ¸
ÒÎÂ‰Û˛˘Â (ËÒ.3):
1. éÒ··¸Ú ӷ‡ ·ÓÎÚ‡ ÒÓ ÒÔˆ„ÓÎÓ‚ÍÓÈ (Ä)
ÔË·„‡ÂÏ˚Ï ¯ÂÒÚË„‡ÌÌ˚Ï Íβ˜ÓÏ.
2. ÇÒÚ‡‚¸Ú ÔÓÎÓÚÌÓ (ë) ‚ ‰ÂʇÚÂθ ı‚ÓÒÚÓ‚Ë͇ (Ç).
áÛ·¸fl ÔËÎÍË ‰ÓÎÊÌ˚ ·˚Ú¸ ̇ԇ‚ÎÂÌ˚ ‚‚Âı, ‡
‡·Ó˜‡fl (ÂÊÛ˘‡fl) ˜‡ÒÚ¸ - ÒÏÓÚÂÚ¸ ‚Ô‰.
É·‰Í‡fl ÒÚÓÓ̇ ÔËÎÍË ‰ÓÎÊ̇ ÛÔˇڸÒfl ‚
ÍÓÎÂÒËÍÓ.
3. ÇÒÚ‡‚¸Ú ÔËÎÍÛ Ï‡ÍÒËχθÌÓ „ÎÛ·ÓÍÓ ‚ ‰ÂʇÚÂθ.
4. á‡ÍÂÔËÚ ÔÓÎÓÚÌÓ, ÒÌÓ‚‡ Á‡ÚflÌÛ‚ ·ÓÎÚ˚ (A).
ì·Â‰ËÚÂÒ¸, ˜ÚÓ Ó·‡ ·ÓÎÚ‡ Á‡ÚflÌÛÚ˚ Ò Ó‰Ë̇ÍÓ‚ÓÈ
ÒËÎÓÈ, Ë ˜ÚÓ ÔÓÎÓÚÌÓ Ô‡‚ËθÌÓ ÒˉËÚ ‚
‰ÂʇÚÂÎÂ. àÁÓ„ÌÛÚÓ ËÎË ÔÂÂÍÓ¯ÂÌÌÓÂ
ÔÓÎÓÚÌÓ ÛıÛ‰¯‡ÂÚ Í‡˜ÂÒÚ‚Ó ‡·ÓÚ˚!
5. éÔÛÒÚËÚ Ô·ÒÚËÍÓ‚˚È ˘ËÚÓÍ.
êÖÉìãàêéÇäÄ éèéêçéâ èéÑéòÇõ
êËÒ. 4 - ê„ÛÎËӂ͇ ̇ÍÎÓ̇ ÔÓ‰Ó¯‚˚
ê„ÛÎËӂ͇ ۄ· ̇ÍÎÓ̇ ÔÓ‰Ó¯‚˚ (Ä) ÔÓËÁ‚Ó‰ËÚÒfl
ÒÎÂ‰Û˛˘ËÏ Ó·‡ÁÓÏ (ËÒ.4):
60 Ferm