APRILIA ETV 1000 CAPONORD Handleiding

Categorie
Motorfietsen
Type
Handleiding
APRILIA WOULD LIKE TO THANK YOU
for choosing one of its products. We have drawn up this booklet to provide a comprehensive overview of your vehicle's quality features. Please, read
it carefully before riding the vehicle for the first time. It contains information, tips and precautions for using your vehicle. It also describes features, details
and devices to assure you that you have made the right choice. We believe that if you follow our suggestions, you will soon get to know your new vehicle
well and will use it for a long time at full satisfaction. This booklet is an integral part of the vehicle, and should the vehicle be sold, it must be transferred
to the new owner.
APRILIA WIL U BEDANKEN
omdat u één van haar producten heeft gekozen. Wij hebben deze handleiding opgesteld opdat u de kwaliteiten ervan ten volle kan waarderen. Wij
raden aan om deze handleiding geheel door te lezen, voordat u met het voertuig gaat rijden. Het bevat informatie, raadgevingen en waarschuwingen
in verband met het gebruik van uw voertuig; daarnaast zal u eigenschappen, bijzonderheden en handigheidjes ontdekken die u ervan zullen overtuigen
dat u een juiste keuze heeft gemaakt. Wij zijn er zeker van dat indien u hier rekening mee zal houden, u makkelijk zal wennen aan uw nieuw voertuig,
waar u lang naar volle tevredenheid gebruik van zal kunnen maken. Deze uitgave is een integrerend deel van het voertuig, en bij verkoop van dit laatste
moet het worden overhandigd aan de nieuwe eigenaar.
ETV 1000 Caponord
The instructions in this manual have been prepared to offer mainly a simple and clear guide to its use; this booklet also details routine maintenance
procedures and regular checks that should be carried out on the vehicle at an authorised Aprilia Dealer or Workshop. The booklet also contains
instructions for simple repairs. Any operations not specifically described in this booklet require the use of special tools and/or particular technical
knowledge: for these operations, please take your vehicle to an authorised Aprilia Dealer or Workshop.
De instructies in deze handleiding zijn voorbereid om vooral een eenvoudige en duidelijke leidraad te zijn voor het gebruik; men vindt eveneens de
handelingen van het klein onderhoud en van de periodieke controles die uitgevoerd moeten worden op het voertuig, bij een Dealer of Erkende aprilia
Garage. De handleiding bevat tevens instructies voor een aantal eenvoudige herstellingen. De herstellingen die niet uitgebreid in deze uitgave zijn
beschreven, vereisen dat men over speciale gereedschappen en/of specifieke technische kennis beschikt; voor het uitvoeren van deze herstellingen
raadt men aan om zich te wenden tot een Dealer of Erkende aprilia Garage.
2
Personal safety
Failure to completely observe these instructions will
result in serious risk of personal injury.
Persoonlijke veiligheid
Indien deze voorschriften niet of niet volledig worden
opgevolgd, kan dit ernstig letsel aan personen tot ge-
volg hebben.
Safeguarding the environment
Sections marked with this symbol indicate the correct
use of the vehicle to prevent damaging the environ-
ment.
Bescherming van
Geeft het juiste gedrag aan dat u aan moet houden
zodat het gebruik van het voertuig geen schade aan-
richt aan de natuur.
Vehicle intactness
The incomplete or non-observance of these regula-
tions leads to the risk of serious damage to the vehicle
and sometimes even the invalidity of the guarantee.
Staat van het voertuig
Indien deze voorschriften niet of niet volledig worden
opgevolgd kan dit ernstige schade aan het voertuig,
en eventueel het vervallen van deze garantie tot ge-
volg hebben.
The sings above are very important. They are used to
highlight those parts of the booklet that should be read
with particular care. As you can see, each sign con-
sists of a different graphic symbol, making it quick and
easy to locate the various topics. Before starting the
engine, read this booklet carefully, particularly the
"SAFE RIDING" section. Your safety as well as other's
does not only depend on the quickness of your reflex-
es and agility, but also on how well you know your
vehicle, its efficiency and your knowledge of the rules
for SAFE RIDING. For your safety, get to know your
vehicle well so as to safely ride and master it in road
traffic IMPORTANT This booklet is an integral part of
the vehicle, and should the vehicle be sold, it must be
transferred to the new owner.
Bovengenoemde signalen zijn erg belangrijk. Ze heb-
ben namelijk tot doel om de delen van het boekje aan
te geven die u aandachtig door moet lezen. Zoals u
ziet, bestaat ieder teken uit een ander grafisch sym-
bool, zodat de bijbehorende onderwerpen meteen
duidelijk kunnen worden gevonden in de verschillen-
de delen. Vooraleer men de motor start, leest men
aandachtig deze handleiding, en vooral de paragraaf
"VEILIG RIJDEN". Uw veiligheid en die van anderen
hangt niet enkel af van uw reflexen en vlugheid, maar
ook van de kennis en de efficiëntie van het voertuig,
en van de kennis van de fundamentele regels voor het
VEILIG RIJDEN. We raden daarom aan om vertrouwd
te raken met het voertuig, zodat u zich veilig en be-
heersd kan bewegen in het verkeer. BELANGRIJK
Deze handleiding moet beschouwd worden als inte-
grerend deel van het voertuig, en moet worden over-
handigd bij de verkoop ervan.
3
4
INDEX
INDEX
GENERAL RULES.......................................................................... 9
Foreword.................................................................................. 10
Carbon monoxide..................................................................... 10
Fuel.......................................................................................... 11
Hot components....................................................................... 12
Start off and Riding.................................................................. 12
Warning lights.......................................................................... 12
Coolant..................................................................................... 14
Used engine oil and gearbox oil............................................... 15
Brake and clutch fluid............................................................... 16
Battery hydrogen gas and electrolyte....................................... 17
Stand........................................................................................ 18
Reporting of defects that affect safety...................................... 18
VEHICLE......................................................................................... 25
Arrangement of the main components......................................... 27
Dashboard................................................................................... 30
Analog instrument panel.............................................................. 30
Light unit...................................................................................... 31
Setting the total and trip odometers......................................... 31
Setting the hour/minutes function............................................. 32
Control buttons......................................................................... 34
Advanced functions.................................................................. 35
Ignition switch........................................................................... 36
Locking the steering wheel....................................................... 37
Parking lights............................................................................ 37
Horn button.................................................................................. 39
Switch direction indicators........................................................... 39
Throttle control............................................................................. 40
High/low beam selector............................................................... 41
Passing button............................................................................. 41
Start-up button............................................................................. 41
ALGEMENE NORMEN..................................................................... 9
Vooronderstelling....................................................................... 10
Koolmonoxide............................................................................. 10
Brandstof.................................................................................... 11
Warme onderdelen..................................................................... 12
Vertrekken en Rijden.................................................................. 12
Controlelampen.......................................................................... 12
Koelvloeistof............................................................................... 14
Gebruikte motorolie en koppelingsolie....................................... 15
Rem- en koppelingsvloeistof...................................................... 16
Elektrolyt en waterstofgas van de accu...................................... 17
Standaard................................................................................... 18
Communicatie van de defecten die invloed hebben op de vei-
ligheid......................................................................................... 18
VOERTUING..................................................................................... 25
Plaats van de hoofdcomponenten................................................. 27
Legenda......................................................................................... 30
Analoog instrumentenpaneel......................................................... 30
Groep controlelampjes................................................................... 31
Istellen van de kilometerteller en dagteller................................. 31
Instellen van de functie uren/minuten......................................... 32
Commandoknoppen................................................................... 34
Geavanceerde functies.............................................................. 35
Startschakelaar.......................................................................... 36
Stuurslot vergrendelen............................................................... 37
Parkeerlichten............................................................................ 37
Drukknop claxon............................................................................ 39
Schakelaar richtingaanwijzers....................................................... 39
Gashendel...................................................................................... 40
Lichtschakelaar.............................................................................. 41
Knop die knippert voor groot licht.................................................. 41
5
Engine stop switch....................................................................... 42
System ABS................................................................................. 42
Fuel tank...................................................................................... 46
Power supply socket.................................................................... 49
The saddle................................................................................... 50
Opening the saddle.................................................................. 51
Glove/tool kit compartment...................................................... 52
Identification................................................................................. 52
Luggage anchor point.................................................................. 53
USE................................................................................................. 55
Checks......................................................................................... 56
Refuelling..................................................................................... 60
Rear shock absorbers adjustment............................................... 61
Front fork adjustment................................................................... 64
Justering af greb til forbremse..................................................... 65
Rear brake pedal adjustment....................................................... 66
Clutch lever adjustment............................................................... 68
Running in.................................................................................... 68
Precautions.............................................................................. 71
Difficult start up............................................................................ 76
Moving off / riding........................................................................ 77
Stopping the engine..................................................................... 85
Parking......................................................................................... 86
Catalytic silencer.......................................................................... 88
Stand........................................................................................... 90
Suggestion to prevent theft.......................................................... 93
Basic safety rules......................................................................... 95
MAINTENANCE.............................................................................. 101
Foreword...................................................................................... 102
Engine oil level check............................................................... 104
Engine oil top-up...................................................................... 106
Engine oil change..................................................................... 107
Tyres............................................................................................ 111
Spark plug dismantlement........................................................... 114
Removing the sides..................................................................... 120
Removing the air filter.................................................................. 121
Air filter cleaning.......................................................................... 123
Cooling fluid level......................................................................... 125
Checking the brake oil level......................................................... 129
Startknop........................................................................................ 41
Stopschakelaar motor.................................................................... 42
Antiblokkeersysteem ABS.............................................................. 42
Benzinetank................................................................................... 46
Stroomaansluiting.......................................................................... 49
Die sitzbank................................................................................... 50
Zadel openen............................................................................. 51
Documentenvakje/gereedschapskit........................................... 52
Identificatie..................................................................................... 52
Vastmaken van bagage................................................................. 53
GEBRUIK.......................................................................................... 55
Controles........................................................................................ 56
Tanken........................................................................................... 60
Regulering achterdempers............................................................. 61
Regulering voorvorken................................................................... 64
Regulering voorremhendel............................................................. 65
Regulering achterrempedaal.......................................................... 66
Regulering schakelhendel.............................................................. 68
Inrijden........................................................................................... 68
Voorzorgsmaatregelen............................................................... 71
Moeilijke start................................................................................. 76
Start / besturing.............................................................................. 77
Stoppen van de motor.................................................................... 85
Parkeren........................................................................................ 86
Katalysator..................................................................................... 88
Standaard...................................................................................... 90
Tips tegen diefstal.......................................................................... 93
Basis veiligheidsnormen................................................................ 95
ONDERHOUD................................................................................... 101
Premisse........................................................................................ 102
Controle van het peil van de motorolie....................................... 104
Het bijvullen van motorolie......................................................... 106
Vervanging van de motorolie...................................................... 107
Banden........................................................................................... 111
Demonteren van de bougie............................................................ 114
Demonteren van de zijschermen................................................... 120
Demonteren van het luchtfilter....................................................... 121
Reinigen van het luchtfilter............................................................. 123
Peil koelvloeistof............................................................................ 125
6
Braking system fluid top up...................................................... 130
Checking clutch fluid.................................................................... 134
Topping up clutch fluid............................................................. 135
Battery......................................................................................... 138
Use of a new battery................................................................ 141
Checking the electrolyte level.................................................. 142
Charging the battery................................................................. 142
Long periods of inactivity............................................................. 144
Fuses........................................................................................... 145
Lamps.......................................................................................... 148
Headlight adjustment............................................................... 151
Front direction indicators............................................................. 155
Rear optical unit........................................................................... 157
Rear turn indicators..................................................................... 158
Number plate light........................................................................ 160
Rear-view mirrors........................................................................ 161
Idle adjustment............................................................................ 163
Front and rear disc brake............................................................. 163
Periods of inactivity...................................................................... 166
Cleaning the vehicle.................................................................... 168
Transport..................................................................................... 173
Transmission chain...................................................................... 173
Chain backlash check.............................................................. 174
Chain backlash adjustment...................................................... 175
Checking wear of chain, front and rear sprockets.................... 176
Chain lubrication and cleaning................................................. 177
TECHNICAL DATA......................................................................... 179
Kit equipment............................................................................... 188
PROGRAMMED MAINTENANCE.................................................. 189
Scheduled maintenance table..................................................... 190
Table of recommended products................................................. 196
SPECIAL FITTINGS....................................................................... 199
Accessories index........................................................................ 200
Centre stand................................................................................ 200
Fairings........................................................................................ 203
Controle van het oliepeil van de remmen...................................... 129
Bijvullen van de remvloeistof...................................................... 130
Controle koppelingsvloeistof.......................................................... 134
Bijvullen koppelingsvloeistof....................................................... 135
Accu............................................................................................... 138
Inwerkingstelling van een nieuwe accu...................................... 141
Controle van het elektrolytpeil.................................................... 142
Opladen van de accu................................................................. 142
Länger stillegen.............................................................................. 144
Zekeringen..................................................................................... 145
Lampjes......................................................................................... 148
Afstellen van de koplamp........................................................... 151
Richtingaanwijzers voor................................................................. 155
Lampenset achter.......................................................................... 157
Richtingaanwijzers achter.............................................................. 158
Kentekenverlichting........................................................................ 160
Achteruitkijkspiegels...................................................................... 161
Afstellen van het stationair toerental.............................................. 163
Schijfrem voor en achter................................................................ 163
Stilstand van het voertuig............................................................... 166
Reinigen van het voertuig.............................................................. 168
Vervoer.......................................................................................... 173
Transmissieketting......................................................................... 173
Controle van de speling van de ketting...................................... 174
Regeling van de speling van de ketting...................................... 175
Controle van het gebruik van de ketting, het tandrad en kroon
................................................................................................... 176
Smering en reiniging van de ketting........................................... 177
TECHNISCHE GEGEVENS.............................................................. 179
Bijgeleverd gereedschap............................................................... 188
GEPLAND ONDERHOUD................................................................ 189
Tabel gepland onderhoud.............................................................. 190
Tabel aanbevolen producten......................................................... 196
SPECIALE UITRUSTINGEN............................................................. 199
index accessoires.......................................................................... 200
Hoofdstandaard............................................................................. 200
Ombouw......................................................................................... 203
7
8
ETV 1000
Caponord
Chap. 01
General rules
Hst. 01
Algemene normen
9
Foreword
NOTE
CARRY OUT MAINTENANCE OPERA-
TIONS AT HALF THE INTERVALS
SPECIFIED IF THE VEHICLE IS USED
IN WET OR DUSTY AREAS, OFF
ROAD OR FOR SPORTING APPLICA-
TIONS.
Vooronderstelling
N.B.
WANNEER HET VOERTUIG WORDT
GEBRUIKT IN REGENACHTIGE OF
STOFFIGE ZONES, OP SLECHTE WE-
GEN, OF WANNEER MEN SPORTIEF
RIJDT, MOETEN DE ONDERHOUDS-
HANDELINGEN AAN DE HELFT VAN
HET AANGEDUIDE TIJDSINTERVAL
UITGEVOERD WORDEN.
Carbon monoxide
If you need to keep the engine running in
order to perform a procedure, please en-
sure that you do so in an open or very well
ventilated area. Never let the engine run
in an enclosed area. If you do work in an
enclosed area, make sure to use a
smoke-extraction system.
CAUTION
EXHAUST EMISSIONS CONTAIN
CARBON MONOXIDE, A POISONOUS
GAS WHICH CAN CAUSE LOSS OF
CONSCIOUSNESS AND EVEN
DEATH.
Koolmonoxide
Wanneer het nodig is om de motor te
doen werken om een handeling uit te
voeren, controleert men of dit in een open
ruimte of in een goed geventileerd lokaal
gebeurt. Laat de motor nooit werken in
een gesloten ruimte. Wanneer men in
een gesloten ruimte werkt, gebruikt men
een evacuatiesysteem voor de uitlaat-
gassen.
LET OP
DE UITLAATGASSEN BEVATTEN
KOOLMONOXIDE, EEN GIFTIG GAS
DAT BEWUSTELOOSHEID EN OOK
DE DOOD KAN VEROORZAKEN.
10
1 General rules / 1 Algemene normen
Fuel
CAUTION
FUEL USED TO POWER INTERNAL
COMBUSTION ENGINES IS HIGHLY
FLAMMABLE AND CAN BECOME EX-
PLOSIVE UNDER SPECIFIC CONDI-
TIONS. IT IS THEREFORE RECOM-
MENDED TO CARRY OUT REFUEL-
LING AND MAINTENANCE PROCE-
DURES IN A VENTILATED AREA WITH
THE ENGINE SWITCHED OFF. DO
NOT SMOKE DURING REFUELLING
AND NEAR FUEL VAPOURS, AVOID
ANY CONTACT WITH NAKED
FLAMES, SPARKS OR OTHER SOUR-
CES WHICH MAY CAUSE THEM TO
IGNITE OR EXPLODE.
DO NOT DISPOSE OF FUEL INTO THE
ENVIRONMENT.
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN.
Brandstof
LET OP
DE BRANDSTOF DIE WORDT GE-
BRUIKT VOOR DE AANDRIJVING VAN
DE ONTPLOFFINGSMOTOR IS UI-
TERST BRANDBAAR EN KAN EXPLO-
SIEF WORDEN IN BEPAALDE OM-
STANDIGHEDEN. VOER HET TANKEN
EN DE ONDERHOUDSHANDELINGEN
UIT IN EEN GEVENTILEERDE ZONE
EN MET DE MOTOR UIT. ROOK NIET
TIJDENS HET TANKEN EN IN DE NA-
BIJHEID VAN BRANDSTOFDAMPEN,
EN VERMIJD ABSOLUUT CONTACT
MET VRIJE VLAMMEN, VONKEN EN
ELKE ANDERE BRON DIE HET VLAM
VATTEN OF EXPLODEREN ERVAN
KAN VEROORZAKEN.
LOOS DE BRANDSTOF NIET IN HET
MILIEU.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
VEHICLE FALL OR EXCESSIVE INCLI-
NATION CAN CAUSE FUEL OUT-
FLOW.
HET VALLEN OF DE EXCESSIEVE IN-
CLINATIE VAN HET VOERTUIG KUN-
NEN HET UITSTROMEN VAN BRAND-
STOF VEROORZAKEN.
11
1 General rules / 1 Algemene normen
Hot components
The engine and the exhaust system com-
ponents get very hot and remain in this
condition for a certain time interval after
the engine has been switched off. Before
handling these components, make sure
that you are wearing insulating gloves or
wait until the engine and the exhaust sys-
tem have cooled down.
Warme onderdelen
De motor en de onderdelen van de uit-
laatinstallatie worden zeer warm en blij-
ven lang warm, ook nadat de motor wordt
uitgezet. Vooraleer men deze onderde-
len hanteert, draagt men isolerende
handschoenen, of wacht men tot de mo-
tor en de uitlaatinstallatie zijn afgekoeld.
Start off and Riding
CAUTION
IF THE LOW FUEL WARNING LIGHT
ON THE INSTRUMENT PANEL TURNS
ON WHILE RIDING, THIS MEANS THE
RESERVE IS BEING USED.
REFUEL AS SOON AS POSSIBLE.
Vertrekken en Rijden
LET OP
WANNEER TIJDENS HET RIJDEN DE
CONTROLELAMP VAN DE BRAND-
STOFRESERVE OP HET DASH-
BOARD OPLICHT, HEEFT MEN DE
ZONE VAN DE RESERVE BEREIKT.
TANK ZO VLUG MOGELIJK BRAND-
STOF.
Warning lights
IF THE ALARM LED WARNING LIGHT
AND THE " SERVICE" DIAGNOSIS
ICON TURN ON DURING REGULAR
ENGINE OPERATION, IT MEANS
THAT THE ELECTRONIC CONTROL
UNIT HAS DETECTED SOME FAIL-
URE.
IN MANY CASES THE ENGINE CON-
TINUES TO WORK WITH LIMITED
Controlelampen
WANNEER DE LED CONTROLELAMP
ALARM EN DE ICOON VAN DE DIA-
GNOSTIEK " SERVICE" OPLICHTEN
TIJDENS DE NORMALE WERKING
VAN DE MOTOR, HEEFT DE ELEK-
TRONISCHE CENTRALE EEN ONRE-
GELMATIGHEID OPGEMERKT.
IN VEEL GEVALLEN BLIJFT DE MO-
TOR WERKEN, MAAR MET BEPERK-
12
1 General rules / 1 Algemene normen
PERFORMANCE; IMMEDIATELY
CONTACT AN OFFICIAL aprilia DEAL-
ER.
,AFTER THE FIRST 1000 km (625 mi)
AND THEN AFTER EVERY 10000 km
(6250 mi), THE "SERVICE" ICON IS
SHOWN ON THE RIGHT DISPLAY.
IF THIS OCCURS TAKE YOUR VEHI-
CLE TO AN OFFICIAL aprilia DEALER
TO CARRY OUT THE MAINTENANCE
OPERATIONS SPECIFIED IN THE PE-
RIODIC MAINTENANCE CHART.
IF THE ALARM WARNING LIGHT AND
THE ICON ON THE ENGINE OIL PRES-
SURE DISPLAY REMAINS ON, OR IF IT
TURNS ON DURING ENGINE REGU-
LAR OPERATION, IT MEANS THAT
THE OIL PRESSURE IN THE CIRCUIT
IS TOO LOW.
IN THIS CASE, CHECK THE ENGINE
OIL LEVEL AND IF IT IS NOT COR-
RECT, STOP THE ENGINE IMMEDI-
ATELY AND TOP UP.
CONTACT AN OFFICIAL aprilia DEAL-
ER TO HAVE THE CIRCUIT CHECKED.
TE PRESTATIES; WENDT ZICH ON-
MIDDELLIJK TOT EEN OFFICIËLE
aprilia DEALER.
NA DE EERSTE 1000 km (625 mijl) EN
VERVOLGENS ELKE 10000 km (6250
mijl), VERSCHIJNT OP HET RECHTER
DISPLAY DE ICOON "SERVICE".
IN DIT GEVAL WENDT MEN ZICH TOT
EEN OFFICIËLE aprilia DEALER,
VOOR HET UITVOEREN VAN DE HAN-
DELINGEN DIE WORDEN VOORZIEN
IN DE KAART VAN HET PERIODIEK
ONDERHOUD.
WANNEER DE CONTROLELAMP VAN
HET ALARM EN DE ICOON VAN DE
DRUK VAN DE MOTOROLIE AANBLIJ-
VEN OP HET DISPLAY, OF ZE LICH-
TEN OP TIJDENS DE NORMALE
WERKING VAN DE MOTOR, IS DE
DRUK VAN DE OLIE IN HET CIRCUIT
ONVOLDOENDE.
IN DIT GEVAL CONTROLEERT MEN
HET PEIL VAN DE MOTOROLIE, EN
WANNEER DIT NIET CORRECT
BLIJKT LEGT MEN DE MOTOR ON-
MIDDELLIJK STIL, EN VULT MEN BIJ.
13
1 General rules / 1 Algemene normen
WENDT ZICH TOT EEN OFFICIËLE
aprilia DEALER VOOR DE CONTROLE
VAN DE INSTALLATIE.
Coolant
The coolant contains ethylene glycol
which, under certain conditions, can be-
come flammable. When ethylene glycol
burns, it produces an invisible flame
which can nevertheless cause burns.
CAUTION
MAKE SURE NOT TO POUR THE
COOLANT ON HOT ENGINE OR EX-
HAUST SYSTEM COMPONENTS; IT
MAY CATCH FIRE PRODUCING INVIS-
IBLE FLAMES. IT IS ADVISABLE TO
WEAR LATEX GLOVES WHEN SERV-
ICING THE VEHICLE. EVEN IF IT IS
TOXIC, THE COOLANT HAS A SWEET
FLAVOUR WHICH MAKES IT VERY
ATTRACTIVE TO ANIMALS. NEVER
LEAVE THE COOLANT IN OPEN CON-
TAINERS IN AREAS ACCESSIBLE TO
ANIMALS AS THEY MAY DRINK IT.
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN.
DO NOT REMOVE THE RADIATOR
CAP WHEN THE ENGINE IS STILL
HOT. THE COOLANT IS UNDER PRES-
SURE AND MAY CAUSE BURNS.
Koelvloeistof
De koelvloeistof bevat ethyleenglycol,
wat in sommige omstandigheden ont-
vlambaar is. Wanneer het brandt, produ-
ceert ethylglycol onzichtbare vlammen,
die toch brandwonden veroorzaken.
LET OP
LET OP OM GEEN KOELVLOEISTOF
TE MORSEN OP DE HETE DELEN VAN
DE MOTOR EN DE UITLAATINSTAL-
LATIE; DEZE ZOU BRAND KUNNEN
VATTEN MET ONZICHTBARE VLAM-
MEN. BIJ ONDERHOUDSHANDELIN-
GEN RAADT MEN AAN OM LATEX
HANDSCHOENEN TE GEBRUIKEN.
DE KOELVLOEISTOF IS GIFTIG MAAR
HEEFT TOCH EEN ZOETE SMAAK,
WAT HEM UITERST AANTREKKELIJK
MAAKT VOOR DIEREN. LAAT DE
KOELVLOEISTOF NOOIT IN GEOPEN-
DE VERPAKKINGEN OF IN POSITIES
DIE BEREIKBAAR ZIJN VOOR DIE-
REN, DIE ERVAN ZOUDEN KUNNEN
DRINKEN.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
14
1 General rules / 1 Algemene normen
VERWIJDER DE RADIATORDOP NIET
WANNEER DE MOTOR NOG WARM
STAAT. DE KOELVLOEISTOF STAAT
ONDER DRUK, EN ZOU BRANDWON-
DEN KUNNEN VEROORZAKEN.
Used engine oil and gearbox
oil
CAUTION
IT IS ADVISABLE TO WEAR LATEX
GLOVES WHEN SERVICING THE VE-
HICLE.
ENGINE OR GEARBOX OIL MAY
CAUSE SERIOUS INJURIES TO SKIN
IF HANDLED FOR PROLONGED PERI-
ODS AND ON A REGULAR BASIS.
WASH YOUR HANDS CAREFULLY
AFTER HANDLING OIL.
HAND THE OIL OVER TO OR HAVE IT
COLLECTED BY THE NEAREST USED
OIL RECYCLING COMPANY OR THE
SUPPLIER.
DO NOT DISPOSE OF OIL INTO THE
ENVIRONMENT
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN.
Gebruikte motorolie en
koppelingsolie
LET OP
BIJ ONDERHOUDSHANDELINGEN
RAADT MEN AAN OM LATEX HAND-
SCHOENEN TE GEBRUIKEN.
DE OLIE VAN DE MOTOR OF DE VER-
SNELLINGSBAK KAN ERNSTIGE
SCHADE VEROORZAKEN AAN DE
HUID, WANNEER HET LANG EN DA-
GELIJKS WORDT GEBRUIKT.
MEN RAADT AAN OM DE HANDEN
ZORGVULDIG TE WASSEN NA HET
HANTEREN VAN OLIE.
BEZORG HEM AAN OF LAAT HEM OP-
HALEN DOOR HET DICHTSTBIJZIJN-
DE RECYCLEBEDRIJF VAN GE-
BRUIKTE OLIES OF DOOR DE
LEVERANCIER.
LOOS DE OLIE NIET IN HET MILIEU.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
15
1 General rules / 1 Algemene normen
Brake and clutch fluid
Brake and clutch fluid
BRAKE AND CLUTCH FLUIDS CAN
DAMAGE THE PLASTIC OR RUBBER
PAINTED SURFACES. WHEN SERVIC-
ING THE BRAKING SYSTEM OR THE
CLUTCH SYSTEM, PROTECT THESE
COMPONENTS WITH A CLEAN
CLOTH. ALWAYS WEAR PROTEC-
TIVE GOGGLES WHEN SERVICING
THE SYSTEMS. BRAKE AND CLUTCH
FLUIDS ARE EXTREMELY HARMFUL
FOR YOUR EYES. IN THE EVENT OF
ACCIDENTAL CONTACT WITH YOUR
EYES, RINSE THEM IMMEDIATELY
WITH ABUNDANT COLD, CLEAN WA-
TER AND SEEK MEDICAL ADVICE.
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN.
Rem- en koppelingsvloeistof
Rem- en koppelingsvloeistof
DE REM- EN KOPPELINGSVLOEI-
STOFFEN KUNNEN DE GELAKTE,
PLASTIC OF RUBBEREN OPPER-
VLAKKEN BESCHADIGEN. WAN-
NEER MEN HET ONDERHOUD VAN
DE REM- OF KOPPELINGSINSTALLA-
TIE UITVOERT, BESCHERMT MEN DE-
ZE ONDERDELEN MET EEN SCHONE
DOEK. DRAAG STEEDS EEN BE-
SCHERMENDE BRIL WANNEER MEN
HET ONDERHOUD VAN DE INSTAL-
LATIES UITVOERT. DE REM- EN KOP-
PELINGSVLOEISTOFFEN ZIJN UI-
TERST SCHADELIJK VOOR DE
OGEN. IN GEVAL VAN TOEVALLIG
CONTACT MET DE OGEN, SPOELT
MEN ONMIDDELLIJK MET OVER-
VLOEDIG KOUD EN REIN WATER, EN
RAADPLEEGT MEN ONMIDDELLIJK
EEN ARTS.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
16
1 General rules / 1 Algemene normen
Battery hydrogen gas and
electrolyte
CAUTION
THE BATTERY ELECTROLYTE IS
TOXIC, CORROSIVE AND AS IT CON-
TAINS SULPHURIC ACID, IT CAN
CAUSE BURNS WHEN IN CONTACT
WITH THE SKIN. WHEN HANDLING
BATTERY ELECTROLYTE, WEAR
TIGHT-FITTING GLOVES AND PRO-
TECTIVE APPAREL. IF ELECTROLYT-
IC FLUID COMES INTO CONTACT
WITH THE SKIN, RINSE WELL WITH
ABUNDANT FRESH WATER. IT IS
PARTICULARLY IMPORTANT TO
PROTECT YOUR EYES BECAUSE
EVEN TINY AMOUNTS OF BATTERY
ACID MAY CAUSE BLINDNESS. IF
THE FLUID GETS IN CONTACT WITH
YOUR EYES, WASH WITH ABUNDANT
WATER FOR FIFTEEN MINUTES AND
CONSULT AN EYE SPECIALIST IMME-
DIATELY. IF FLUID IS ACCIDENTALLY
SWALLOWED, DRINK LARGE QUAN-
TITIES OF WATER OR MILK, FOL-
LOWED BY MILK OF MAGNESIA OR
VEGETABLE OIL AND SEEK MEDI-
CAL ADVICE IMMEDIATELY. THE
BATTERY RELEASES EXPLOSIVE
GASES; KEEP IT AWAY FROM
FLAMES, SPARKS, CIGARETTES OR
ANY OTHER HEAT SOURCES. EN-
SURE ADEQUATE VENTILATION
Elektrolyt en waterstofgas van
de accu
LET OP
DE ELEKTROLYT VAN DE ACCU IS
GIFTIG EN BIJTEND, EN IN CONTACT
MET DE HUID KAN HET BRANDWON-
DEN VEROORZAKEN OMDAT HET
ZWAVELZUUR BEVAT. DRAAG
NAUWSLUITENDE HANDSCHOENEN
EN BESCHERMENDE KLEDING WAN-
NEER MEN HET ELEKTROLYT VAN
DE ACCU HANTEERT. WANNEER DE
ELEKTROLYTVLOEISTOF IN CON-
TACT ZOU KOMEN MET DE HUID,
MOET MEN OVERVLOEDIG WASSEN
MET KOUD WATER. HET IS ZEER BE-
LANGRIJK OM DE OGEN TE BE-
SCHERMEN, OMDAT OOK EEN ZEER
KLEINE HOEVEELHEID ZUUR VAN DE
ACCU BLINDHEID KAN VEROORZA-
KEN. WANNEER HET IN CONTACT
ZOU KOMEN MET DE OGEN, MOET
MEN VIJFTIEN MINUTEN LANG OVER-
VLOEDIG WASSEN MET WATER EN
ONMIDDELLIJK EEN OOGARTS
RAADPLEGEN. WANNEER HET TOE-
VALLIG WORDT INGESLIKT, MOET
MEN VEEL WATER OF MELK DRIN-
KEN, DAARNA MAGNESIUMMELK OF
VEGETALE OLIE DRINKEN, EN ON-
MIDDELLIJK EEN ARTS RAADPLE-
GEN. DE ACCU VERSPREIDT EXPLO-
SIEVE GASSEN EN MOET DUS UIT DE
BUURT WORDEN GEHOUDEN VAN
17
1 General rules / 1 Algemene normen
WHEN SERVICING OR RECHARGING
THE BATTERY.
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN.
BATTERY LIQUID IS CORROSIVE. DO
NOT POUR OR SPILL IT, PARTICU-
LARLY ON PLASTIC COMPONENTS.
ENSURE THAT THE ELECTROLYTIC
ACID IS COMPATIBLE WITH THE BAT-
TERY TO BE ACTIVATED.
VLAMMEN, VONKEN, SIGARETTEN
EN ELKE ANDERE WARMTEBRON.
VOORZIE EEN GEPASTE VERLUCH-
TING WANNEER MEN ONDERHOUD
OF HET OPLADEN VAN DE ACCU UIT-
VOERT.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
DE VLOEISTOF VAN DE ACCU IS
CORROSIEF. GIET ZE NIET UIT EN
VERSPREIDT ZE NIET, VOORAL NIET
OP DE PLASTIC DELEN. CONTRO-
LEER OF HET ELEKTROLYTZUUR
SPECIFIEK VOOR DE TE ACTIVEREN
ACCU IS.
Stand
BEFORE SETTING OFF, MAKE SURE
THE STAND HAS BEEN COMPLETELY
RETRACTED TO ITS POSITION.
DO NOT REST THE RIDER OR PAS-
SENGER WEIGHT ON THE SIDE
STAND.
Standaard
VÓÓR HET VERTREK CONTROLEERT
MEN OF DE STANDAARD VOLLEDIG
INGEKLAPT IS.
BELAST DE LATERALE STANDAARD
NIET MET UW GEWICHT OF DAT VAN
DE PASSAGIER.
Reporting of defects that
affect safety
GENERAL PRECAUTIONS AND IN-
FORMATION
Communicatie van de
defecten die invloed hebben
op de veiligheid
ALGEMENE VOORZORGSMAATRE-
GELEN EN INFORMATIE
18
1 General rules / 1 Algemene normen
When repairing, dismantling and reas-
sembling the vehicle follow the recom-
mendations reported below carefully.
Wanneer men de herstelling, de demon-
tage en hermontage van het voertuig uit-
voert, moet men zich nauwgezet aan het
volgende advies houden.
BEFORE REMOVING COMPONENTS
Before dismantling compo-
nents, remove dirt, mud, dust
and foreign bodies from the ve-
hicle. Use the special tools de-
signed for this bike, as required.
COMPONENTS REMOVAL
Do not loosen and/or tighten
screws and nuts using pliers or
other tools than the especially
designed wrench.
Mark positions on all connection
joints (pipes, cables etc.) before
separating them, and identify
them with distinctive symbols.
Each component needs to be
clearly marked in order to be
identified during reassembly.
Clean and wash the dismantled
components carefully using a
low-flammability detergent.
Keep coupled parts together
since they have "adjusted" to
each other due to normal wear
and tear.
Some components must be
used together or replaced alto-
gether.
Keep away from heat sources.
VÓÓR DE DEMONTAGE VAN DE ON-
DERDELEN
Verwijder vuil, modder, stof en
vreemde voorwerpen van het
voertuig, voordat men de de-
montage van de onderdelen uit-
voert. Gebruik, waar voorzien,
de speciale gereedschappen
die voor dit voertuig ontworpen
werden.
DEMONTAGE VAN DE ONDERDELEN
Los en/of sluit de bouten en de
moeren niet met tangen of an-
dere gereedschappen, maar ge-
bruik steeds de speciale sleutel.
Merk de posities op alle verbin-
dingskoppelingen (buizen, ka-
bels, enz.) vooraleer men ze
scheidt, en identificeer ze met
verschillende onderscheidende
tekens.
Elk stuk moet duidelijk gemerkt
worden, zodat het tijdens de fa-
se van de installatie geïdentifi-
ceerd kan worden.
Reinig en was de gedemonteer-
de onderdelen zorgvuldig met
een reinigingsmiddel met lage
ontvlambaarheidsgraad.
Houd de onderling gekoppelde
delen bij elkaar, omdat het ene
19
1 General rules / 1 Algemene normen
bij het andere "past" als gevolg
van de normale slijtage.
Sommige onderdelen moeten
samen gebruikt worden of volle-
dig vervangen worden.
Houd ze ver van warmtebron-
nen.
REASSEMBLY OF COMPONENTS
CAUTION
BEARINGS MUST BE ABLE TO RO-
TATE FREELY, WITHOUT JAMMING
AND/OR NOISE: OTHERWISE, THEY
NEED TO BE REPLACED.
HERMONTAGE VAN DE ONDERDE-
LEN
LET OP
DE KUSSENTJES MOETEN VRIJ
DRAAIEN, ZONDER WRIJVINGEN EN/
OF LAWAAI, ANDERS MOETEN ZE
VERVANGEN WORDEN.
Only use ORIGINAL APRILIA
SPARE PARTS.
Comply with lubricant and con-
sumables use guidelines.
Lubricate parts (whenever pos-
sible) before reassembling
them.
When tightening nuts and
screws, start from the ones with
the largest section or from the
internal ones, moving diagonal-
ly. Tighten nuts and screws in
successive steps before apply-
ing the tightening torque.
Always replace self-locking
nuts, washers, sealing rings, cir-
clips, O-rings (OR), split pins
and screws with new ones if
their tread is damaged.
Gebruik enkel ORIGINELE RE-
SERVEONDERDELEN van
aprilia.
Gebruik de aanbevolen smeer-
middelen en verbruiksmateria-
len.
Smeer de delen (wanneer mo-
gelijk) vooraleer men ze mon-
teert.
Bij het sluiten van de bouten en
de moeren, begint men met die-
gene met de grootste diameter
of met de interne, en men werkt
diagonaal. Voer het sluiten uit
met opeenvolgende passages,
vooraleer men het sluitingskop-
pel toepast.
Vervang steeds de zelfborgen-
de moeren, de pakkingen, de
dichtingsringen, de elastische
20
1 General rules / 1 Algemene normen
When assembling the bearings,
make sure to lubricate them
well.
Check that each component is
assembled correctly.
After a repair or routine mainte-
nance procedure, carry out pre-
ride checks and test the vehicle
on private grounds or in an area
with low traffic density.
Clean all coupling surfaces, oil
guard rims and gaskets before
refitting them. Smear a light lay-
er of lithium-based grease on
the oil guard rims. Reassemble
oil guards and bearings with the
brand or lot number facing out-
ward (visible side).
ringen, de O-ringen (OR), de
splitpennen en de bouten door
nieuwe, wanneer ze schade aan
de schroefdraad vertonen.
Wanneer men de kussentjes
monteert, smeert men ze over-
vloedig.
Controleer of elk onderdeel cor-
rect gemonteerd is.
Na een herstellingshandeling of
periodiek onderhoud, voert men
de voorafgaande controles uit
en test men het voertuig in een
privé-zone of in een zone met
weinig verkeer.
Reinig alle koppelingsvlakken,
de randen van de oliekeerringen
en de pakkingen vóór de her-
montage. Breng een laagje vet
op basis van lithium aan op de
randen van de oliekeerringen.
Hermonteer de oliekeerringen
en de kussentjes met het merk
of het fabricatienummer naar de
buitenkant gericht (zichtbare
kant).
ELECTRIC CONNECTORS
Electric connectors must be disconnec-
ted as described below; failure to comply
with this procedure causes irreparable
damage to both the connector and the
cable harness:
Press the relevant safety hooks, if any.
ELEKTRISCHE CONNECTORS
De elektrische connectors moeten als
volgt worden losgemaakt, het niet res-
pecteren van deze procedure leidt tot on-
herstelbare schade aan de connector en
aan de bekabeling:
Indien aanwezig, drukt men op de speci-
ale veiligheidskoppelingen.
21
1 General rules / 1 Algemene normen
Grip the two connectors and dis-
connect them by pulling them in
opposite directions.
If there are signs of dirt, rust, hu-
midity, etc., clean the connector
internal parts carefully using a
pressurised air jet.
Make sure that the cables are
correctly cramped to the con-
nector internal terminal ends.
Then insert the two connectors
making sure that they couple
correctly (if the relevant hooks
are provided, you will hear them
"click" into place).
CAUTION
TO DISCONNECT THE TWO CONNEC-
TORS, DO NOT PULL THE CABLES.
NOTE
THE TWO CONNECTORS CONNECT
ONLY FROM ONE SIDE: CONNECT
THEM THE RIGHT WAY ROUND.
Grijp de twee connectors vast
en verwijder ze, door ze in de
tegenovergestelde richting uit
elkaar te trekken.
In aanwezigheid van vuil, roest,
vochtigheid, enz., reinigt men
zorgvuldig de binnenkant van de
connector met gebruik van een
persluchtstraal.
Controleer of de kabels correct
vastgeklemd zijn aan de interne
terminals van de connectors.
Plaats vervolgens de twee con-
nectors, en controleer de cor-
recte koppeling (wanneer te-
genovergestelde koppelingen
aanwezig zijn, hoort men een ty-
pische "klik").
LET OP
TREK NIET AAN DE KABELS OM DE
TWEE CONNECTORS LOS TE MA-
KEN.
N.B.
DE TWEE CONNECTORS KUNNEN
MAAR OP EEN WIJZE INGEBRACHT
WORDEN, PLAATS ZE IN DE JUISTE
RICHTING OP DE KOPPELING.
TIGHTENING TORQUES
CAUTION
DO NOT FORGET THAT THE TIGHT-
ENING TORQUES OF ALL FASTEN-
ING ELEMENTS ON WHEELS,
BRAKES, WHEEL BOLTS AND ANY
SLUITINGSKOPPELS
LET OP
VERGEET NIET DAT DE SLUITINGS-
KOPPELS VAN ALLE BEVESTIGINGS-
ELEMENTEN OP WIELEN, REMMEN,
WIELPINNEN EN ANDERE ONDERDE-
22
1 General rules / 1 Algemene normen
OTHER SUSPENSION COMPONENTS
PLAY A KEY ROLE IN ENSURING VE-
HICLE SAFETY AND MUST COMPLY
WITH SPECIFIED VALUES. CHECK
THE TIGHTENING TORQUES OF FAS-
TENING PARTS ON A REGULAR BA-
SIS AND ALWAYS USE A TORQUE
WRENCH TO REASSEMBLE THESE
COMPONENTS. FAILURE TO COM-
PLY WITH THESE RECOMMENDA-
TIONS MAY CAUSE ONE OF THESE
COMPONENTS TO GET LOOSE AND
EVEN DETACHED, THUS BLOCKING
A WHEEL, OR OTHERWISE COMPRO-
MISE VEHICLE HANDLING. THIS CAN
LEAD TO FALLS, WITH THE RISK OF
SERIOUS INJURY OR DEATH.
LEN VAN DE OPHANGINGEN EEN
FUNDAMENTELE ROL SPELEN VOOR
HET GARANDEREN VAN DE VEILIG-
HEID VAN HET VOERTUIG, EN DAT ZE
AAN DE VOORGESCHREVEN WAAR-
DEN MOETEN GEHOUDEN WORDEN.
CONTROLEER REGELMATIG DE
SLUITINGSKOPPELS VAN DE BEVES-
TIGINGSELEMENTEN, EN GEBRUIK
STEEDS EEN DYNAMOMETRISCHE
SLEUTEL WANNEER MEN ZE HER-
MONTEERT. WANNEER MEN DEZE
WAARSCHUWINGEN NIET RESPEC-
TEERT, ZOU ÉÉN VAN DEZE ELEMEN-
TEN KUNNEN LOSSEN EN LOSKO-
MEN EN EEN WIEL BLOKKEREN OF
ANDERE PROBLEMEN VEROORZA-
KEN DIE DE MANOEUVREERBAAR-
HEID NEGATIEF KUNNEN BEÏNVLOE-
DEN ZODAT MEN KAN VALLEN MET
HET RISICO OP ERNSTIGE LETSELS
OF DE DOOD.
23
1 General rules / 1 Algemene normen
24
1 General rules / 1 Algemene normen
ETV 1000
Caponord
Chap. 02
Vehicle
Hst. 02
Voertuing
25
02_01
26
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_02
Arrangement of the main
components (02_01, 02_02)
Key:
1. Front headlamp
2. Left rear-view mirror
3. Clutch control fluid reservoir
4. Parking light / steering lock / igni-
tion switch
5. Engine oil reservoir cap
6. Saddle lock
7. Driver left footrest
8. Driver saddle
9. Battery
Plaats van de
hoofdcomponenten (02_01,
02_02)
Legende:
1. Voorlicht
2. Linker achteruitkijkspiegeltje
3. Vloeistoftank van het commando
van de koppeling
4. Schakelaar van de ontsteking /
stuurslot / parkeerlicht
5. Dop van de olietank van de motor
6. Zadelslot
27
2 Vehicle / 2 Voertuing
10. Passenger saddle
11. Electronic control unit
12. Rear fork
13. Gearing chain
14. Passenger left footrest (Snap-On,
closed / open)
15. Centre stand OPT
16. Side stand
17. Gear shift lever
18. Engine oil filter
19. Engine oil reservoir
20. Engine oil level
21. Horn
22. Left side fairing
23. Rear light
24. Glove-box / toolkit compartment
25. Main fuse box (30A)
26. Rear shock absorber
27. Fuel tank
28. Air filter
29. Fuel tank cap
30. Front brake fluid reservoir
31. Right rear-view mirror
32. Secondary fuse box (15A)
33. Air temperature sensor
34. Front tone wheel
35. Coolant expansion tank cap
36. Coolant expansion tank
37. Rear brake control lever
38. Driver right footrest
39. Rear break pump
40. Rear break fluid reservoir
41. Passenger right footrest (Snap-
On, closed / open)
42. Rear tone wheel
43. ABS control unit
44. ABS fuses
7. Linker voetensteun van de be-
stuurder
8. Zadel van de bestuurder
9. Accu
10. Zadeltje van de passagier
11. Elektronische centrale
12. Achtervork
13. Transmissieketting
14. Linker voetensteun van de passa-
gier (met kliksysteem, gesloten /
open)
15. Centrale standaardOPT
16. Laterale standaard
17. Commandohendel van de ver-
snellingsbak
18. Oliefilter van de motor
19. Tank van de motorolie
20. Peil van de motorolie
21. Akoestische melder
22. Linker zijbekleding
23. Achterlicht
24. Documentenruimte / gereed-
schapskit
25. Hoofdzakelijke zekeringenhou-
ders (30A)
26. Achterste schokdemper
27. Brandstoftank
28. Luchtfilter
29. Dop van de brandstoftank
30. Vloeistoftank van de voorrem
31. Rechter achteruitkijkspiegeltje
32. Secundaire zekeringenhouders
(15A)
33. Sensor van de temperatuur van
de lucht
34. Voorste geluidswiel
35. Dop van het expansievat van de
koelvloeistof
28
2 Vehicle / 2 Voertuing
36. Expansievat van de koelvloeistof
37. Commandohendel van de achter-
rem
38. Rechter voetensteun van de be-
stuurder
39. Pomp van de achterrem
40. Vloeistoftank van de achterrem
41. Rechter voetensteun van de pas-
sagier (met kliksysteem, geslo-
ten / open)
42. Achterste geluidswiel
43. ABS-centrale
44. Zekeringen van het ABS
02_03
29
2 Vehicle / 2 Voertuing
Dashboard (02_03)
Key:
1. Parking light / steering lock / igni-
tion switch
2. Turn indicator switch
3. Horn button
4. Light switch
5. High-beam light flashing / LAP
(multifunction) button
6. Clutch control lever
7. Instruments and indicators
8. Front brake lever
9. Throttle grip
10. Engine stop switch
11. Starter button
12. ABS switch
Legenda (02_03)
Legende:
1. Schakelaar van de ontsteking /
stuurslot / parkeerlicht
2. Schakelaar van de richtingaanwij-
zers
3. Drukknop van de akoestische
melder
4. Omleider van de lichten
5. Drukknop voor het knipperen van
het groot licht / LAP (multifunctio-
neel)
6. Commandohendel van de koppe-
ling
7. Instrumenten en indicatoren
8. Hendel van de voorrem
9. Gashandvat
10. Schakelaar voor het stilleggen
van de motor
11. Startknop
12. Schakelaar van het ABS
02_04
Analog instrument panel
(02_04)
Key:
1. Speedometer
2. Rpm indicator
3. Right multifunction digital dis-
play (fuel level-air temperature -
coolant temperature - clock/in-
jection system error codes )
Analoog instrumentenpaneel
(02_04)
Legende:
1. Snelheidsmeter
2. Toerenteller
3. Multifunctioneel digitaal display
rechts (brandstofpeil - tempera-
tuur van de lucht - temperatuur
van de koelvloeistof - klok/fout-
codes van het injectiesysteem)
30
2 Vehicle / 2 Voertuing
4. SET and MODE programming
keys
4. Toetsen SET en MODE voor de
programmering
02_05
Light unit (02_05)
Key:
1. ABS warning LED (yellow)
2. Engine oil pressure warning
LED (red)
3. Side stand down warning LED
(amber yellow)
4. Diagnosis warning LED (EFI)
(red)
5. High-beam warning LED (blue)
6. Fuel reserve warning LED (am-
ber yellow)
7. Gear in neutral warning LED
(green)
8. Turning indicator warning LED
(green)
Groep controlelampjes
(02_05)
Legende:
1. LEDcontrolelamp ABS (geel)
2. LEDcontrolelamp druk motor-
olie (rood)
3. LEDcontrolelamp laterale stan-
daard omlaag (ambergeel)
4. LEDcontrolelamp diagnostiek
(EFI) (rood)
5. LEDcontrolelamp groot licht
(blauw)
6. LEDcontrolelamp brandstofre-
serve (ambergeel)
7. LEDcontrolelamp versnellings-
bak in vrij (groen)
8. LEDcontrolelamp richtingaan-
wijzers (groen)
02_06
Setting the total and trip
odometers (02_06)
SETTING THE TOTAL ODOMETER /
TRIP ODOMETER (km/mi)
Left display
Push and release the SET key
(1); the relative total or partial
kilometres (miles) covered will
be showed on the display.
Istellen van de kilometerteller
en dagteller (02_06)
INSTELLING TOTALISATOR / PAR-
TIALISATOR KILOMETERTELLER
(MIJLENTELLER)
Display links
Druk op de toets SET (1) en laat
hem weer los; op het display zal
de relatieve totale of partiële ki-
lometerstand (mijlenstand) ver-
schijnen.
31
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_07
02_08
02_09
NOTE
EACH TIME THE IGNITION SWITCH IS
SET TO "KEY ON" THE DISPLAY AL-
WAYS SHOWS THE TOTAL KILOME-
TRES (MILES).
N.B.
ELKE KEER DE ONTSTEKINGSSCHA-
KELAAR OP 'KEY ON' WORDT GE-
PLAATST, GEEFT HET DISPLAY
STEEDS DE TOTALE KILOMETERS
(MIJLEN) WEER.
To reset the trip odometer (km/mi):
Display the trip odometer.
Press the SET key (1) for more
than three seconds; the seg-
ments (2) will reset.
Om de partiële kilometerteller (mijlentel-
ler) op nul te stellen:
Geef de partiële kilometers
weer.
Druk voor langer dan drie se-
conden op de toets SET (1); de
segmenten (2) worden op nul
gesteld.
Setting the hour/minutes
function (02_07)
THE FOLLOWING OPERATIONS
SHOULD BE CARRIED OUT WITH THE
ENGINE OFF
DOING SO WHILE RIDING MAY
CAUSE ACCIDENTS.
Instellen van de functie uren/
minuten (02_07)
DE HANDELINGEN DIE VERVOLGENS
WORDEN BESCHREVEN, MOETEN
UITGEVOERD WORDEN WANNEER
HET VOERTUIG STILSTAAT.
HANDELEN TIJDENS HET RIJDEN
KAN ONGEVALLEN VEROORZAKEN.
Press the MODE (2) key for
more than three seconds and
the segments related to the hour
will flash (3).
Druk op de toets MODE (2) voor
langer dan drie seconden, en de
de segmenten van de uren (3)
beginnen te knipperen.
32
2 Vehicle / 2 Voertuing
NOTE
IF THE SET KEY (1) IS PRESSED AND
RELEASED, NUMBERS CHANGE ONE
AT A TIME; IF THE SET KEY (1) IS
HELD DOWN, DATA IS SHOWN IN A
FAST SEQUENCE.
N.B.
WANNEER DE TOETS SET (1) INGE-
DRUKT EN LOSGELATEN WORDT,
GEBEURT DE VERANDERING MET
ÉÉN GEGEVEN PER KEER; WAN-
NEER DE TOETS SET (1) DAARENTE-
GEN INGEDRUKT WORDT GEHOU-
DEN, ZULLEN DE GEGEVENS VERAN-
DEREN DOOR SNEL EN CYCLISCH TE
OVERLOPEN.
Press the SET key (1) and se-
lect the desired hour.
To confirm the setting, press
and release the MODE (2) key,
the segments will flash some mi-
nutes(4).
Press the SET (1) key and se-
lect the desired minutes.
To confirm the setting, press
and release the MODE (2) key.
NOTE
IF THE BATTERY IS REMOVED, THE
CLOCK IS RESET.
Druk op de toets SET (1) en se-
lecteer het gewenste uur.
Om de instelling van het uur te
bevestigen, moet de toets MO-
DE (2) ingedrukt en weer losge-
laten worden, en de segmenten
van de minuten (4) beginnen te
knipperen.
Druk op de toets SET (1) en se-
lecteer de gewenste minuten.
Om de instelling van de minuten
te bevestigen, moet de toets
MODE (2) ingedrukt en weer
losgelaten worden.
N.B.
WANNEER DE ACCU WORDT VER-
WIJDERD, WORDT DE KLOK OP NUL
GESTELD.
33
2 Vehicle / 2 Voertuing
Control buttons (02_08)
THE FOLLOWING OPERATIONS
SHOULD BE CARRIED OUT WITH THE
ENGINE OFF
DOING SO WHILE RIDING MAY
CAUSE ACCIDENTS.
Commandoknoppen (02_08)
DE HANDELINGEN DIE VERVOLGENS
WORDEN BESCHREVEN, MOETEN
UITGEVOERD WORDEN WANNEER
HET VOERTUIG STILSTAAT.
HANDELEN TIJDENS HET RIJDEN
KAN ONGEVALLEN VEROORZAKEN.
Turn the ignition key to "KEY ON" and the
following indicators on the instrument
panel are lit for three seconds:
all the warning LEDs;
all the backlighting LEDs;
all the segments on the left dis-
play;
all the segments and the words
on the right multifunction dis-
play;
the needles of all indicators go
to the bottom of the scale;
thus the LEDs, words, segments and
gauges are tested for correct operation.
Door de ontstekingssleutel in positie
'KEY ON' te draaien, licht het volgende
binnen drie seconden op het dashboard
op:
alle controlelampen LED;
alle LED van de retroverlichting;
alle segmenten van het linker
display;
alle segmenten en de opschrif-
ten van het rechter multifunctio-
neel display;
de wijzers van de instrumenten
plaatsen zich op het schaalmi-
nimum;
op deze wijze wordt de werkingstest van
de LED, opschriften, segmenten en in-
strumenten uitgevoerd.
After three seconds the engine oil pres-
sure warning LED (1) remains lit (until
engine start-up is complete) on the in-
strument panel and the display will show:
total kilometres covered (2);
Na drie seconden blijft op het dashboard
de LEDcontrolelamp van de druk van de
motorolie (1) oplichten (die aanblijft tot de
motor wordt gestart), en op het display
wordt het volgende weergegeven:
34
2 Vehicle / 2 Voertuing
fuel level (3);
air temperature (4);
coolant temperature (5) ["---" is
displayed up to 35 °C (95°F)];
hour and minutes (6).
totaal aantal afgelegde kilome-
ters (2);
hoeveelheid brandstof (3);
temperatuur van de lucht (4);
temperatuur van de koelvloei-
stof (5) [tot 35 °C (95°F) wordt
de opschrift "---" weergegeven];
uur en minuten (6).
Advanced functions (02_09)
INSTRUMENT PANEL LIGHTING AD-
JUSTMENT
Instrument panel lighting can be adjusted
to three intensity levels: 100%; 60%;
25%.
To adjust:
Set the light switch (1) to 'LOW-
BEAM LIGHTS'.
Geavanceerde functies
(02_09)
REGELING VAN DE VERLICHTING
VAN HET DASHBOARD
Er kunnen drie verschillende verlichting-
sniveau's van het dashboard gekozen
worden: 100%; 60%; 25%.
Voor de regeling:
Plaats de omleider van de lich-
ten (1) op 'DIMLICHTEN'.
NOTE
THREE SECONDS AFTER THE LAST
SELECTION, THE SET KEY (2) GOES
BACK TO THE TOTAL / TRIP ODOME-
TER MODE.
N.B.
DRIE SECONDEN NA DE LAATSTE
SELECTIE, KEERT DE TOETS SET (2)
TERUG NAAR DE MODALITEIT VAN
HET OMSCHAKELEN VAN DE KILO-
METERTELLER (MIJLENTELLER) TO-
TAAL / PARTIEEL.
Set the ignition switch to KEY
ON and within three seconds
press the SET key (2) in se-
quence to get the three lighting
levels.
Plaats de ontstekingsschake-
laar in de positie KEY ON en
druk binnen drie seconden op
de toets SET (2) om de drie ver-
lichtingsniveau's te verkrijgen.
35
2 Vehicle / 2 Voertuing
Select the desired intensity.
Selecteer de gewenste verlich-
ting.
KM / MI, °C / °F SWITCHING
CAUTION
THE KM / MI, °C / °F SETTING CAN ON-
LY BE SET AND BLOCKED BY aprilia
WHEN THE VEHICLE IS BEING MAN-
UFACTURED, ACCORDING TO THE
COUNTRY OF DESTINATION. IT CAN-
NOT BE MODIFIED AFTERWARDS.
OMSCHAKELING KM / MI, °C / °F
LET OP
DE OMSCHAKELINGEN KM / MI, °C / °
F WORDEN DOOR aprilia INGESTELD
EN GEBLOKKEERD TIJDENS DE
PRODUCTIEFASE VAN HET VOER-
TUIG, EN DIT IN FUNCTIE VAN HET
LAND VAN BESTEMMING. ZE KUN-
NEN VERVOLGENS NIET MEER GE-
WIJZIGD WORDEN.
02_10
Ignition switch (02_10)
The ignition switch is located on the
headstock upper plate.
The vehicle is supplied with two keys
(one is the spare key).
The light switch turns off when the ignition
switch is set to «KEY OFF».
NOTE
THE KEY ACTIVATES THE IGNITION
SWITCH/ STEERING LOCK, THE FUEL
TANK CAP LOCK AND THE SADDLE
LOCK.
Startschakelaar (02_10)
De ontstekingsschakelaar bevindt zich
op de bovenste plaat van de kop van het
stuur.
Bij het voertuig worden twee sleutels bij-
geleverd (één reservesleutel).
Het uitgaan van de lichten gebeurt wan-
neer de ontstekingsschakelaar op
«OFF» wordt geplaatst
N.B.
DE SLEUTEL ACTIVEERT DE ONT-
STEKINGSSCHAKELAAR/HET
STUURSLOT, HET SLOT VAN DE DOP
VAN DE BRANDSTOFTANK EN HET
ZADELSLOT.
36
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_11
02_12
NOTE
THE LIGHTS TURN ON AUTOMATI-
CALLY UPON THE ENGINE START-
UP.
N.B.
DE LICHTEN LICHTEN AUTOMA-
TISCH OP NA DE START VAN DE MO-
TOR.
LOCK: The steering is locked. It is not
possible to start the engine or switch on
the lights. The key can be extracted
OFF: The engine and lights cannot be set
to work. The key can be extracted.
ON: The engine can be started. The key
cannot be extracted
LOCK: Het stuur is geblokkeerd. Het is
niet mogelijk om de motor te starten en
om de lichten te activeren. Het is mogelijk
om de sleutel te verwijderen.
OFF: De motor en de lichten kunnen niet
in werking worden gesteld. Het is moge-
lijk om de sleutel te verwijderen.
ON: De motor kan gestart worden. Het is
niet mogelijk om de sleutel te verwijde-
ren.
Locking the steering wheel
(02_11)
To lock the steering:
• Turn the handlebar completely to the
left.
• Turn the key to «OFF».
• Push in the key and turn it anticlockwise
(to the left), steer the handlebar slowly
until the key is set to «LOCK».
• Remove the key.
Stuurslot vergrendelen
(02_11)
Om het stuur te blokkeren:
• Draai het stuur volledig naar links.
• Draai de sleutel in positie «OFF».
• Druk op de sleutel en draai hem in te-
genwijzerzin (naar links) rond, stuur lang-
zaam tot de sleutel op «LOCK» wordt
geplaatst.
• Verwijder de sleutel.
Parking lights (02_12)
The vehicle has front and rear parking
lights Considering that it is preferable to
park the vehicle in adequate and well-lit
Parkeerlichten (02_12)
Het voertuig is voorzien van parkeerlich-
ten vooraan en achteraan. Het wordt
steeds aangeraden om het voertuig te
37
2 Vehicle / 2 Voertuing
areas, parking lights are very useful when
parking the vehicle in a dark or poorly lit
area and when the vehicle needs to be
visible.
OPERATION
To turn on the parking lights:
Block the steering but do not
take out the key.
Turn the key to PARKING.
Check that both parking lights
(front and rear) turn on properly.
Take out the key.
NOTE
DO NOT LEAVE PARKING LIGHTS ON
FOR LONG PERIODS TO AVOID BAT-
TERY DETERIORATION DUE TO CUR-
RENT CONSUMPTION BY THE PARK-
ING LIGHTS. BATTERY TOTAL DETE-
RIORATION PREVENTS THE VEHICLE
FROM STARTING UP.
parkeren in de speciale zones en alles-
zins op goed verlichte plaatsen, de par-
keerlichten zijn zeer nuttig om te parke-
ren in een donkere of slecht verlichte
zone, en alleszins wanneer met het voer-
tuig zichtbaarder wil maken.
WERKING
Om de parkeerlichten aan te schakelen:
Blokkeer het stuur zonder de
sleutel te verwijderen.
Draai de sleutel in de positie
(PARKING).
Controleer de correcte ontste-
king van beide parkeerlichten
(vooraan en achteraan).
Verwijder de sleutel.
N.B.
LAAT DE PARKEERLICHTEN NIET IN-
GESCHAKELD VOOR LANGE PERIO-
DES, OM HET VERVAL VAN DE ACCU
TE VERMIJDEN DOOR STROOMVER-
BRUIK VAN DE PARKEERLICHTEN
ZELF. HET TOTALE VERVAL VAN DE
ACCU BELET HET AANSCHAKELEN
VAN HET VOERTUIG.
38
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_13
Horn button (02_13)
Press it to activate the horn.
Drukknop claxon (02_13)
De akoestische melder wordt in werking
gesteld door op de drukknop te drukken.
02_14
Switch direction indicators
(02_14)
Move the switch to the left, to indicate a
left turn; move the switch to the right, to
indicate a right turn. Pressing the switch
deactivates the turn indicator.
CAUTION
IF THE WARNING LIGHT WITH AR-
ROWS FLASHES QUICKLY, IT MEANS
THAT ONE OR BOTH TURN INDICA-
TORS LIGHT BULBS ARE BURNT
OUT.
Schakelaar richtingaanwijzers
(02_14)
Verplaats de schakelaar naar links, om
aan te duiden dat men naar links draait;
verplaats de schakelaar naar rechts, om
aan te duiden dat men naar rechts draait;
Plaats de schakelaar centraal om de rich-
tingaanwijzer te deactiveren.
LET OP
WANNEER DE CONTROLELAMP VAN
DE PIJLEN SNEL KNIPPERT, IS ÉÉN
OF ZIJN BEIDE LAMPJES VAN DE
RICHTINGAANWIJZERS VERBRAND.
39
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_15
02_16
Throttle control (02_15, 02_16)
The empty travel of the throttle grip
should be 2 - 3 mm (0.079 - 0.118 in),
measured at the throttle trim.
Otherwise:
Rest the vehicle on its stand.
Remove the protection casing
(1).
Loosen the lock nut (2).
Turn the set screw (3) so as to
obtain the specified value.
After adjustment, tighten the
lock nut (2) and check the empty
travel again.
Refit the protection casing (1).
CAUTION
AFTER COMPLETING THE ADJUST-
MENT, CHECK THAT THE HANDLE-
BAR ROTATION DOES NOT ALTER
THE ENGINE IDLE SPEED AND THAT
THE THROTTLE GRIP HOMES
SMOOTHLY AND AUTOMATICALLY
ONCE RELEASED.
Gashendel (02_15, 02_16)
De lege loop van het gashandvat moet 2
- 3 mm (0.079 - 0.118 in) bedragen, en
wordt gemeten op de rand van het gas-
handvat zelf.
In het omgekeerde geval:
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Verwijder de beschermingskap
(1).
Los de tegenmoer (2).
Draai aan het register (3) zodat
de voorgeschreven waarde
wordt hersteld.
Na de regeling sluit men de te-
genmoer (2) en controleert men
de lege loop weer.
Herplaats de beschermingskap
(1).
LET OP
NADAT MEN DE REGELING HEEFT
UITGEVOERD, CONTROLEERT MEN
OF DE ROTATIE VAN HET STUUR HET
REGIME VAN HET MINIMUM TOEREN-
TAL VAN DE MOTOR NIET WIJZIGT,
EN OF HET GASHANDVAT, EENS HET
WORDT LOSGELATEN, ZACHTJES
EN AUTOMATISCH TERUGKEERT
NAAR DE RUSTPOSITIE.
40
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_17
High/low beam selector
(02_17)
Press the light switch to turn on the high-
beam light; press it again to turn on the
low-beam light.
Lichtschakelaar (02_17)
Door op de omleider van de lichten te
drukken, wordt het groot licht geacti-
veerd; door er nogmaals op te drukken,
wordt het dimlicht geactiveerd.
02_18
Passing button (02_18)
Uses the high-beam flash in case of dan-
ger or emergency.
Releasing the switch deactivates the
high-beam flash.
Knop die knippert voor groot
licht (02_18)
Hiermee kan men het knipperen van het
groot licht gebruiken, in geval van gevaar
of nood.
Wanneer men de drukknop loslaat, wordt
het knipperen van het groot licht gedeac-
tiveerd.
02_19
Start-up button (02_19)
Press the button and the starter motor
spins the engine.
Startknop (02_19)
Door op de drukknop te drukken, doet het
startmotortje de motor draaien.
41
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_20
Engine stop switch (02_20)
It acts as an engine cut-off or emergency
stop switch.
Press this switch to stop the engine.
CAUTION
DO NOT ACTIVATE THE ENGINE
STOP SWITCH WHILE RIDING THE
VEHICLE.
Stopschakelaar motor (02_20)
Dit is een veiligheidsschakelaar of een
noodstopschakelaar.
Druk op de schakelaar om de motor stil
te leggen.
LET OP
RAAK DE STOPSCHAKELAAR VAN
DE MOTOR NIET AAN TIJDENS HET
RIJDEN.
02_21
System ABS (02_21, 02_22,
02_23, 02_24)
The ABS system is a device to avoid
wheels locking in case of emergency
braking, thus increasing vehicle stability
at braking when compared with a tradi-
tional braking system. Sometimes when
the brake is pressed, the tyre locks with
a consequent loss of grip, which makes it
difficult to control the vehicle. A position
sensor on the tone wheel, forming an in-
tegral unit with the vehicle wheel, "reads"
the status of the vehicle wheel spotting
any possible lock. A control unit points
this out and adjusts the pressure inside
the braking circuit accordingly.
NOTE
WHEN THE ABS STARTS WORKING,
A PULSING IS FELT ON THE BRAKE
LEVER.
Antiblokkeersysteem ABS
(02_21, 02_22, 02_23, 02_24)
Het ABS is een mechanisme dat het blok-
keren van de wielen belet in geval van
een noodremming, door de stabiliteit van
het voertuig tijdens het remmen te ver-
hogen tegenover een traditioneel rem-
systeem. Wanneer de rem geactiveerd
wordt, kan in sommige gevallen de band
blokkeren met gripverlies als gevolg, wat
de controle over het voertuig moeilijk
maakt. Een positiesensor "leest" op het
geluidswiel, dat in verbinding staat met
het wiel van het voertuig, de staat van het
wiel zelf en detecteert een eventuele
blokkering. De melding wordt beheerd
door een centrale, die bijgevolg de druk
in het remcircuit regelt.
42
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_22
02_23
02_24
THE WHEEL ANTILOCK BRAKING
SYSTEM DOES NOT PREVENT FALLS
WHILE ON A BEND. AN EMERGENCY
BRAKING WITH THE VEHICLE IN-
CLINED, HANDLE BAR TURNED, ON
UNEVEN OR SLIPPERY ROADS, OR
WITH POOR GRIP CREATES LACK OF
STABILITY DIFFICULT TO HANDLE.
THEREFORE, RIDE CAREFULLY AND
SENSIBLY AND ALWAYS BRAKE
GRADUALLY. DO NOT SPEED RECK-
LESSLY, DO NOT DECEIVE YOUR-
SELF WITH SOME UNREAL SAFETY.
BRAKING WHILE TURNING A COR-
NER IS SUBJECT TO LAWS OF PHYS-
ICS WHICH NOT EVEN ABS CAN
ELIMINATE.
N.B.
WANNEER HET ABS IN FUNCTIE
TREEDT, VOELT MEN EEN VIBRATIE
OP DE REMHENDEL.
HET ANTIBLOKKEERSYSTEEM VAN
HET WIEL BEHOEDT NIET VOOR HET
VALLEN IN BOCHTEN. DE NOODREM-
MING MET GEHELD VOERTUIG, HET
STUUR GEDRAAID, OP EEN SLECH-
TE EN NATTE WEG OF OP EEN WEG-
DEK MET WEINIG GRIP, GENEREERT
EEN MOEILIJK BEHEERBARE INSTA-
BILITEITSCONDITIE. HET WORDT
DUS AANGERADEN OM VOORZICH-
TIG TE RIJDEN, OM GRADUEEL TE
REMMEN, EN OM VERSTANDIG TE
RIJDEN. RIJ NIET ONVOORZICHTIG,
DOOR ZICH TE VERLIEZEN IN EEN
BEDRIEGLIJKE ZEKERHEID. HET
REMMEN IN BOCHTEN WORDEN ON-
DERWORPEN AAN SPECIALE FYSI-
SCHE WETTEN, DIE ZELFS HET ABS
NIET KAN ELIMINEREN.
At engine start-up, the ABS warning light
remains on provided that the vehicle
does not exceed 5 km/h (3.1 mph) If the
warning light remains on permanently, it
means that a malfunction has been de-
tected and that the ABS is not active.
Bij de start van de motor blijft de contro-
lelamp van het ABS oplichten tot harder
wordt gereden dan 5 km/h (3.1 mph).
Wanneer de controlelamp blijft oplichten,
werd een slechte werking gedetecteerd
en wordt het ABS gedesactiveerd.
43
2 Vehicle / 2 Voertuing
NOTE
IN THIS CASE, CONTACT AN Official
aprilia dealer.
N.B.
IN DIT GEVAL WENDT MEN ZICH TOT
EEN Officiële aprilia Dealer.
Riding with an active ABS system
The warning light remains off.
If a failure is found, the warning light turns
on permanently to indicate the malfunc-
tion. The ABS device is automatically de-
activated.
NOTE
IN THIS CASE, CONTACT AN Official
aprilia dealer.
Het rijden met het ABS systeem actief
De controlelamp blijft uit.
Wanneer er schade wordt opgemerkt,
licht de controlelamp voortdurend op, en
duidt een onregelmatigheid aan. Het
ABS mechanisme wordt automatisch ge-
desactiveerd.
N.B.
IN DIT GEVAL WENDT MEN ZICH TOT
EEN Officiële aprilia Dealer.
Riding with a disabled ABS system
The warning light flashes, the system has
been deactivated deliberately.
Het rijden met het ABS systeem niet
actief
De controlelamp knippert, het systeem
werd vrijwillig gedesactiveerd.
ABS device deactivation
To disable the ABS system with the en-
gine on but the vehicle stopped, push the
switch after the warning light goes off; re-
lease the switch within five seconds after
the warning light starts flashing.
Desactivatie van het ABS systeem
Om het ABS te deactiveren wanneer de
motor aan staat maar het voertuig stil,
moet na het uitgaan van de controlelamp
op de schakelaar gedrukt worden; vanaf
wanneer de controlelamp begint te knip-
peren, moet de schakelaar binnen vijf
knipperingen van de controlelamp zelf
losgelaten worden.
Om het mechanisme weer te activeren,
moet het voertuig gestopt worden, moet
44
2 Vehicle / 2 Voertuing
In order to enable the device again, stop
the vehicle, shut off the engine and start
it again.
de motor stilgelegd worden, en moet de
start weer uitgevoerd worden.
THIS MOTOR VEHICLE IS FITTED
WITH A TWO-CHANNEL ABS SYS-
TEM, THAT IS, IT WORKS EITHER ON
THE FRONT OR THE REAR WHEEL.
ALWAYS CHECK THAT THE TONE
WHEEL IS CLEAN , AND REGULARLY
CHECK THAT THE DISTANCE TO THE
SENSOR IS CONSTANT ON ALL 360
GRADES. SHOULD THE FRONT
WHEEL BE REMOVED AND REFIT-
TED, IT IS VERY IMPORTANT TO
CHECK ALSO THAT THE DISTANCE
BETWEEN THE TONE WHEEL AND
THE SENSOR IS THE ONE SPECIFIED.
FOR CHECKING AND ADJUSTMENT,
CONTACT AN AUTHORISED aprilia
WORKSHOP.
WITH AN ABS SYSTEM, BRAKE PADS
WITH NON-HOMOLOGATED FRIC-
TION MATERIAL CAN COMPROMISE
THE CORRECT BRAKING, REDUCING
RIDING SAFETY SIGNIFICANTLY.
Characteristic
Distance between the tone wheel and
the front sensor
0.4 - 1.85 mm (0.016 - 0.074 in)
HET VOERTUIG HEEFT EEN ABS MET
TWEE KANALEN; HET WERKT DUS
OP HET VOORWIEL ÉN OP HET ACH-
TERWIEL. HET IS BELANGRIJK OM
STEEDS TE CONTROLEREN OF HET
GELUIDSWIEL REIN IS, EN OM RE-
GELMATIG TE CONTROLEREN OF DE
AFSTAND MET DE SENSOR CONS-
TANT IS OVER 360 GRADEN. BIJ DE
DEMONTAGE EN HERMONTAGE VAN
HET VOORWIEL IS HET ZEER BE-
LANGRIJK OM WEER TE CONTROLE-
REN OF DE AFSTAND TUSSEN HET
GELUIDSWIEL EN DE SENSOR DE
VOORZIENE AFSTAND IS. VOOR DE
CONTROLE EN DE REGELING
WENDT MEN ZICH TOT EEN GEAUTO-
RISEERDE aprilia GARAGE.
BIJ DE ABS INSTALLATIE SCHADEN
REMPASTILLES MET NIET GEHOMO-
LOGEERD WRIJVINGSMATERIAAL
DE CORRECTE WERKING VAN DE
REMMING, DOOR DRASTISCH DE
RIJVEILIGHEID TE VERLAGEN.
45
2 Vehicle / 2 Voertuing
Distance between the tone wheel and
the rear sensor
0.7 - 1.80 mm (0.027 - 0.070 in)
Technische kenmerken
Afstand tussen het geluidswiel en de
voorste sensor
0,4 - 1,85 mm (0.016 - 0.074 in)
Afstand tussen het geluidswiel en de
achterste sensor
0,7 - 1,80 mm (0.027 - 0.070 in)
02_25
02_26
Fuel tank (02_25, 02_26,
02_27, 02_28)
CAUTION
FIRE HAZARD.
ALLOW ENGINE AND EXHAUST SI-
LENCER TO COOL OFF.
FUEL VAPOURS ARE HARMFUL TO
HEALTH.
BEFORE ANY OPERATION, MAKE
SURE THAT THE ROOM WHERE YOU
ARE HAS ADEQUATE AIR VENTILA-
TION.
DO NOT INHALE FUEL VAPOURS.
DO NOT SMOKE OR USE NAKED
FLAMES.
DO NOT DISPOSE OF FUEL INTO THE
ENVIRONMENT.
Benzinetank (02_25, 02_26,
02_27, 02_28)
LET OP
BRANDGEVAAR.
WACHT TOT DE MOTOR EN DE KNAL-
DEMPER VAN DE UITLAAT VOLLEDIG
AFGEKOELD ZIJN.
DE BRANDSTOFDAMPEN ZIJN SCHA-
DELIJK VOOR DE GEZONDHEID.
CONTROLEER EERST OF HET LO-
KAAL WAAR MEN HANDELT GOED
VERLUCHT IS.
ADEM DE BRANDSTOFDAMPEN NIET
IN.
ROOK NIET EN GEBRUIK GEEN VRIJE
VLAMMEN.
LOOS DE BRANDSTOF NIET IN HET
MILIEU.
46
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_27
02_28
DO NOT EMPTY THE FUEL TANK EI-
THER PARTIALLY OR FULLY AS THIS
MAY DAMAGE THE TANK INNER
PARTS OR THE FUEL PUMP COMPO-
NENTS.
MAKE SURE THAT THE FUEL TANK
CAP IS TIGHTLY CLOSED .
DE BRANDSTOFTANK MAG NIET GE-
DEELTELIJK OF VOLLEDIG GELE-
DIGD WORDEN, OMDAT DE INTERNE
DELEN VAN DE TANK OF DE ONDER-
DELEN VAN DE BRANDSTOFPOMP
ZOUDEN BESCHADIGD WORDEN.
CONTROLEER STEEDS OF DE DOP
VAN DE BRANDSTOFTANK COR-
RECT GESLOTEN IS.
Remove the saddle.
Undo and remove the two fixing
screws (1) placed in front of the
fuel tank (2); collect the bush-
ings and the washers.
Operating from both sides, undo
and remove the screw (3).
Operating from both sides, undo
and remove the screw (4).
Operating from both sides, undo
and remove the screw (5) and
collect the bushing and the
washer.
NOTE
HANDLE PLASTIC AND PAINTED
COMPONENTS WITH CARE; DO NOT
SCRATCH OR SPOIL THEM.
Verwijder het zadel.
Draai de voorste bevestigings-
bouten (1) van de brandstoftank
(2) los, verwijder ze, en recupe-
reer de hulzen en de rondellen.
Draai de bout (3) los en verwij-
der ze, door te handelen langs
beide kanten.
Draai de bout (4) los en verwij-
der ze, door te handelen langs
beide kanten.
Draai de bout (5) los en verwij-
der ze, door te handelen langs
beide kanten, en recupereer de
huls en de rondel.
N.B.
HANTEER ZORGVULDIG DE PLASTIC
EN GELAKTE DELEN; KRAS OF BE-
SCHADIG ZE NIET.
47
2 Vehicle / 2 Voertuing
Lift the fuel tank (2) and move it
backwards a little until the front
part touches the filter casing.
Stand on the left-hand side of
the vehicle.
Disconnect the electric connec-
tor (6) from the fuel pump.
UPON REFITTING, MAKE SURE THE
ELECTRIC CONNECTOR (6) IS COR-
RECTLY COUPLED.
PLACE A CLEAN CLOTH QUICKLY
UNDER THE QUICK-RELEASE COU-
PLINGS (7) AND (8) TO ABSORB THE
FUEL THAT MAY LEAK AFTER DIS-
CONNECTING THEM.
Hef de brandstoftank (2) op en
plaats ze lichtjes achteruit, tot
het voorste deel op de filterkist
steunt.
Bereik de linker kant van het
voertuig.
Maak de elektrische connector
(6) van de voedingspomp los.
BIJ DE HERMONTAGE MOET GECON-
TROLEERD WORDEN OF DE ELEK-
TRISCHE CONNECTOR (6) CORRECT
WORDT GEKOPPELD.
PLAATS EEN REIN DOEK ONDER DE
SNELKOPPELINGEN (7) EN (8), OM
HET BEETJE BRANDSTOF OP TE
VANGEN DAT ZAL LEKKEN NA HET
LOSKOPPELEN.
Release and disconnect the
quick-release couplings (7) and
(8).
NOTE
UPON REFITTING, MAKE SURE THE
QUICK-RELEASE COUPLINGS (7)
AND (8) ARE ADEQUATELY CONNEC-
TED.
NOTE THE LAYOUT OF PIPES (9) AND
(10) SO AS TO PLACE THEM COR-
RECTLY UPON REFITTING THE
TANK.
Koppel de snelkoppelingen (7)
en (8) los.
N.B.
CONTROLEER BIJ DE HERMONTAGE
DE CORRECTE PLAATSING VAN DE
SNELKOPPELINGEN (7) EN (8).
BEKIJK HET TRAJECT VAN DE BUI-
ZEN (9) EN (10), ZODAT ZE BIJ DE
HERMONTAGE VAN DE TANK WEER
CORRECT KUNNEN GEPLAATST
WORDEN.
48
2 Vehicle / 2 Voertuing
DO NOT DISCONNECT PIPES (9) AND
(10) FROM FUEL TANK.
MAAK DE BUIZEN (9) EN (10) NIET
LOS VAN DE BRANDSTOFTANK.
Release pipes (9) and (10) from
the pinion case hook (11).
CAUTION
OPERATE WITH CAUTION. DO NOT
FORCE THE FUEL PIPES.
Bevrij de buizen (9) en (10) van
de koppeling (11) van de rond-
selbedekking.
LET OP
WEES VOORZICHTIG BIJ HET GE-
BRUIK. FORCEER DE BRANDSTOF-
BUIZEN NIET.
Grip the fuel tank (2) and slide it
off following the pipes (9) and
(10) path.
NOTE
UPON REFITTING, PLACE PIPES (9)
AND (10) CORRECTLY.
Grijp de brandstoftank (2) vast
en verwijder ze, en verwijder
eveneens de buizen (9) en (10).
N.B.
BIJ DE HERMONTAGE MOETEN DE
BUIZEN (9) EN (10) CORRECT GE-
PLAATST WORDEN.
02_29
Power supply socket (02_29)
This vehicle has a socket for Ø 20 mm
(0.79 in) plugs.
Do not connect here electric appliances
requiring more than 180 W or a voltage
other than 12 V.
DO NOT USE THIS SOCKET WHEN
RIDING THE VEHICLE SINCE THE
Stroomaansluiting (02_29)
Dit voertuig is voorzien van een stroom-
stopcontact voor stekkers met een dia-
meter van 20 mm (0.79 in).
Verbindt geen elektrische apparaten aan
het stroomstopcontact met een absorbe-
ring van meer dan 180 W of een ander
voltage dan 12 V.
49
2 Vehicle / 2 Voertuing
PLUG MAY SLIDE OFF AND THE MOV-
ING PARTS FALL.
GEBRUIK HET STROOMSTOPCON-
TACT NIET WANNEER HET VOER-
TUIG IN BEWEGING IS, OMDAT DE
STEKKER ZOU KUNNEN LOSKOMEN
EN OP DE BEWEGENDE DELEN ZOU
KUNNEN TERECHTKOMEN.
02_30
02_31
The saddle (02_30, 02_31)
Remove the passenger saddle.
Undo and remove the two
screws (1) and collect the bush-
ings.
Tightening torque for screw (1): 10 Nm
(1.0 kgm).
Lift and remove the saddle (2).
UPON REFITTING PLACE THE SAD-
DLE SUPPORT (3) ON THE SPECIFIC
TOOTH (4).
BEFORE RIDING, MAKE SURE THAT
THE SADDLE (2) IS CORRECTLY
LOCKED INTO POSITION.
Die sitzbank (02_30, 02_31)
Verwijder het zadeltje van de
passagier.
Draai de twee bouten (1) los,
verwijder ze, en recupereer de
hulzen.
Sluitkoppel van de bout (1): 10 Nm (1,0
kgm).
Hef het zadel (2) op en verwijder
het.
BIJ DE HERMONTAGE MOET DE ZIT
(3) CORRECT OP HET SPECIALE
OOGJE (4) GEPLAATST WORDEN.
VOORALEER MEN GAAT RIJDEN,
MOET GECONTROLEERD WORDEN
OF HET ZADEL (2) CORRECT GE-
PLAATST EN GEBLOKKEERD IS.
50
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_32
02_33
02_34
Opening the saddle (02_32,
02_33)
Rest the vehicle on its stand.
Insert the key in the passenger
saddle lock.
Turn the key clockwise, lift and
slide off the passenger saddle
(1) backwards.
NOTE
THE GLOVE-BOX/TOOLKIT COM-
PARTMENT IS LOCATED UNDER THE
PASSENGER SADDLE.
Zadel openen (02_32, 02_33)
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Plaats de sleutel in het slot van
het zadeltje.
Draai de sleutel in wijzerszin,
hef het zadeltje (1) op en verwij-
der het langs achter.
N.B.
DE DOCUMENTENRUIMTE / GEREED-
SCHAPSKIT BEVINDT ZICH ONDER
HET ZADELTJE VAN DE PASSAGIER.
To reach it:
Remove the glove-box / toolkit
compartment latch (2).
Om het te bereiken moet men:
Verwijder de sluiting van de do-
cumentenruimte / gereed-
schapskit (2).
To lock the passenger saddle (1):
NOTE
BEFORE LOWERING AND LOCKING
THE SADDLE, MAKE SURE THAT THE
KEY HAS NOT BEEN LEFT INSIDE
THE HELMET COMPARTMENT /
GLOVE-BOX.
Om het zadeltje te blokkeren (1):
N.B.
VOORALEER MEN HET ZADEL
DICHTDOET EN BLOKKEERT, CON-
TROLEERT MEN OF MEN DE SLEU-
TEL NIET HEEFT VERGETEN IN DE
HELMRUIMTE / DOCUMENTENRUIM-
TE.
Insert both front hooks (3) in
their slots (4).
Lower and push the passenger
saddle (1) to trip the lock.
Plaats de twee voorste koppe-
lingen (3) in de respectievelijke
zitten (4).
Klap het zadel (1) dicht, en duw
er op zodat het slot klikt.
51
2 Vehicle / 2 Voertuing
CAUTION
BEFORE RIDING, MAKE SURE THAT
THE SADDLE IS CORRECTLY
LOCKED INTO POSITION.
LET OP
VOORALEER MEN GAAT RIJDEN,
CONTROLEERT MEN OF HET ZADEL
CORRECT GEBLOKKEERD IS.
Glove/tool kit compartment
(02_34)
To get access to the glove-box / toolkit
compartment:
Remove the saddle.
Maximum weight allowed: 1.5 kg (3.3
lb)
Documentenvakje/
gereedschapskit (02_34)
Om de documentenruimte / gereed-
schapskit te bereiken:
Verwijder het zadel.
Maximum toegestaan gewicht: 1,5 kg
(3.3 lb).
02_35
Identification (02_35, 02_36)
Write down the chassis and engine num-
bers in the specific space of this booklet.
The chassis number is handy when pur-
chasing spare parts.
CAUTION
ALTERING IDENTIFICATION NUM-
BERS IS AN OFFENCE WHICH CAN
RESULT IN SEVERE CRIMINAL AND
ADMINISTRATIVE CHARGES. PAR-
TICULARLY MODIFYING THE CHAS-
Identificatie (02_35, 02_36)
Het is een goede gewoonte om het fra-
menummer en het motornummer op de
speciale plaats in dit boekje te schrijven.
Het framenummer kan gebruikt worden
voor het aanschaffen van reserveonder-
delen.
LET OP
HET WIJZIGEN VAN DE IDENTIFICA-
TIENUMMERS KAN LEIDEN TOT ZWA-
RE STRAFRECHTERLIJKE EN ADMI-
NISTRATIEVE SANCTIES; VOORAL
DE WIJZIGING VAN HET FRAMENUM-
52
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_36
SIS NUMBER WILL IMMEDIATELY IN-
VALIDATE THE WARRANTY.
MER VEROORZAAKT HET ONMID-
DELLIJKE VERVAL VAN DE GARAN-
TIE
CHASSIS NUMBER
The chassis number is stamped on the
right side of the headstock.
Chassis No. ....................
FRAMENUMMER
Het framenummer is gedrukt op de kop
van het stuur, rechter kant.
Frame nr....................
ENGINE NUMBER
The engine number is stamped on the
rear side, next to the pinion.
Engine No. ....................
MOTORNUMMER
Het motornummer is op de achterkant
gedrukt, dichtbij het rondsel.
Motornr. ................
02_37
Luggage anchor point (02_37,
02_38)
The passenger saddle can be removed
to increase luggage capacity when trav-
elling alone.
This kind of operation requires locking
the glove-box/ tool kit compartment latch.
In this case:
Remove the passenger saddle
Remove the lock catch (1) from
its fitting.
Insert and hook the lock catch
(1) adequately in the specific
support (2) of the glove-box/ tool
kit compartment latch.
Vastmaken van bagage
(02_37, 02_38)
Om het steunvlak van de bagage te ver-
groten, kan men wanneer men alleen
reist het zadeltje van de passagier ver-
wijderen.
Hiervoor is de blokkering van de sluiting
van de documentenruimte / gereed-
schapskit nodig.
In dit geval handelt men als volgt:
Verwijder het zadeltje van de
passagier.
Verwijder de koppeling van het
slot (1) uit de zit.
Plaats en koppel de koppeling
van het slot (1) correct in de spe-
ciale zit (2) van de sluiting van
53
2 Vehicle / 2 Voertuing
02_38
Place the glove-box/ tool kit
compartment latch correctly in
the support.
Lower and push the glove-box/
tool kit compartment latch to trip
the lock .
Maximum weight allowed: 9 kg (19.84
lb)
CAUTION
CARRY ONLY LUGGAGE WITH ADE-
QUATE DIMENSIONS AND SECURE IT
FIRMLY TO THE PASSENGER HAND-
GRIPS.
de documentenruimte / gereed-
schapskit.
Plaats de sluiting van de docu-
mentenruimte / gereedschaps-
kit correct in de zit.
Klap de documentenruimte / ge-
reedschapskit dicht, en druk op
de sluiting zodat het slot klikt.
Maximum toegestaan gewicht: 9 kg
(19.84 lb)
LET OP
DE BAGAGE MAG NIET TE GROOT
ZIJN, EN MOET STABIEL VASTGE-
MAAKT WORDEN.
54
2 Vehicle / 2 Voertuing
ETV 1000
Caponord
Chap. 03
Use
Hst. 03
Gebruik
55
03_01
03_02
Checks (03_01, 03_02)
CAUTION
BEFORE RIDING, ALWAYS PERFORM
A PRELIMINARY CHECK OF THE VE-
HICLE FOR CORRECT AND SAFE OP-
ERATION. FAILURE TO DO SO MAY
LEAD TO SERIOUS PERSONAL INJU-
RIES OR VEHICLE DAMAGE. DO NOT
HESITATE TO CONTACT AN Official
aprilia Dealer IF YOU DO NOT UNDER-
STAND HOW SOME CONTROLS
WORK OR IF MALFUNCTION IS DE-
TECTED OR SUSPECTED. THE TIME
REQUIRED TO CARRY OUT A CHECK
IS EXTREMELY SHORT AND THIS RE-
SULTS IN SIGNIFICANTLY EN-
HANCED SAFETY.
Controles (03_01, 03_02)
LET OP
VÓÓR HET VERTREK VOERT MEN
VOOR EEN CORRECTE EN VEILIGE
WERKING STEEDS EEN VOORAF-
GAANDE CONTROLE VAN HET
VOERTUIG UIT. HET NIET UITVOE-
REN VAN DEZE HANDELINGEN KAN
ERNSTIGE LETSELS AAN UZELF OF
SCHADE AAN HET VOERTUIG VER-
OORZAKEN. AARZEL NIET OM ZICH
TE WENDEN TOT EEN Officiële aprilia
Dealer, WANNEER MEN OPMERKT
DAT ER ONREGELMATIGHEDEN ZIJN
IN VERBAND MET ENKELE COMMAN-
DO'S OF IN VERBAND MET DE WERK-
ING. DE NODIGE TIJD VOOR EEN
CONTROLE IS UITERST BEPERKT,
EN DE VEILIGHEID KOMT OP DE EER-
STE PLAATS.
This vehicle has been programmed to in-
dicate in real time any operation failure
stored in the electronic control unit mem-
ory.
Every time the ignition switch is turned to
"KEY ON", the alarm LED warning light
turns on for about three seconds on the
instrument panel.
Dit voertuig is voorzien voor het onmid-
dellijk ontdekken van eventuele onregel-
matigheden in verband met de werking,
die opgeslaan worden door de elektroni-
sche centrale.
Elke keer de ontstekingsschakelaar op
"ON" wordt geplaatst, licht de controle-
lamp van de alarmLED op het dashboard
voor ongeveer drie seconden op.
56
3 Use / 3 Gebruik
CHECKING THE FORK FULCRUM AX-
IS REQUIRES SPECIFIC TECHNICAL
KNOWLEDGE, THEREFORE CON-
TACT AN Official aprilia dealer.
DE HANDELINGEN VOOR DE CON-
TROLE VAN DE DRAAIPUNTAS VAN
DE VORK VRAGEN OM SPECIEFIEKE
KENNIS, EN DUS MOET MEN ZICH
WENDEN TOT EEN Officiële aprilia
Dealer.
PRE-RIDE CHECKS
Front and rear disc brake Check for proper operation. Check
brake lever empty travel and brake
fluid level. Check for leaks. Check
brake pads for wear. If necessary
top-up with brake fluid.
Throttle grip Check it functions smoothly and
that it can be fully opened and
closed at all steering positions.
Adjust and/or lubricate if
necessary.
Engine oil Check and/or top-up as required.
Wheels/ tyres Check that tyres are in good
conditions. Check inflation
pressure, tyre wear and potential
damage.
Remove any possible strange
body that might be stuck in the
tread design.
VOORAFGAANDE CONTROLES
Voorste en achterste schijfrem Controleer de werking, de lege
loop van de commandohendels,
het peil van de vloeistof en
eventuele lekken. Controleer de
slijtage van de pastilles. Indien
nodig vult men remvloeistof bij.
Gashendel Controleer of ze zacht werken en
of men ze volledig kan openen en
sluiten, in alle posities van het
stuur. Registreer en/of smeer
indien nodig.
Motorolie Controleer en/of vul bij indien
nodig.
Wielen/banden Controleer de conditie van de
rijvlakken van de banden, de
spanning, de slijtage en eventuele
schade.
57
3 Use / 3 Gebruik
Brake levers Check they function smoothly.
Lubricate the joints and adjust the
travel, if necessary.
Clutch Check for proper operation. Check
clutch lever free play and fluid
level. Check for leaks. If needed,
top-up the fluid; the clutch must
work without gripping and/or
sliding.
Steering Check that the rotation is uniform,
smooth and that there are no signs
of clearance or slackness.
Side stand / Centre stand
OPTIONAL
Check it works properly. Check
that there is no friction when the
side stand is pulled up and down
and that the spring tension makes
it snap back to its rest position.
Lubricate couplings and joints if
necessary.
Check the safety switch for correct
operation.
Clamps Check that the clamping elements
are not loose.
Adjust or tighten them as required.
Drive chain Check it for backlash.
Fuel tank Check the coolant level and refill, if
necessary.
Verwijder eventueel aanwezige
vreemde voorwerpen uit het profiel
van het rijvlak.
Remhendels Controleer of ze zacht werken.
Smeer de bewegingsplaatsen en
regel de slag indien nodig.
Koppeling Controleer de werking, de lege
loop van de commandohendel, het
peil van de vloeistof en eventuele
lekken. Indien nodig vult men
vloeistof bij; de koppeling moet
zonder rukken en/of slippen
werken.
Stuur Controleer of het draaien
homogeen en vloeiend, en zonder
speling of het lossen ervan
gebeurt.
Laterale standaard / Centrale
standaard OPTIONAL
Controleer of ze werkt. Controleer
of er tijdens het in- en uitklappen
van de standaard geen wrijvingen
zijn, en of de spanning van de
veren hem weer in de normale
positie brengt.
Smeer indien nodig de
koppelingen en de
bewegingsplaatsen.
Controleer de correcte werking van
de veiligheidsschakelaar.
58
3 Use / 3 Gebruik
Check the circuit for potential leaks
or obstructions.
Check that the tank cover closes
correctly.
Coolant Fluid level inside the expansion
tank should be between the
'FULL' and 'LOW' reference
marks.
Engine stop switch (ON - OFF) Check for proper functioning.
Lights, warning lights, horn, rear
stop light switch and electrical
devices
Check the correct operation of the
horn and lights. Replace the bulbs
or repair any malfunction.
Tone wheels (only for vehicles with
ABS system)
Check that the tone wheels are
perfectly clean
Bevestigingselementen Controleer of de
bevestigingselementen niet gelost
zijn.
Stel ze af of sluit ze eventueel.
Transmissieketting Controleer de speling.
Brandstoftank Controleer het peil, en tank indien
nodig.
Controleer eventuele lekken of
afsluitingen van het circuit.
Controleer de correcte sluiting van
de brandstofdop.
Koelvloeistof Het peil in het expansievat moet
zich tussen de referenties 'FULL'
en 'LOW' bevinden.
Schakelaar voor het stilleggen van
de motor (ON - OFF)
Controleer de correcte werking.
Lichten, controlelampen,
akoestische melder, schakelaar
van het achterste stoplicht en
elektrische mechanismen
Controleer de correcte werking van
de akoestische en visieve
mechanismen. Vervang de
lampjes of grijp in bij defecten.
Geluidswielen (enkel voor
voertuigen met ABS systeem)
Controleer of de geluidswielen
perfect rein zijn
59
3 Use / 3 Gebruik
03_03
Refuelling (03_03)
To refuel:
Lift the cover (1).
Insert the key (2) in the fuel tank
cap lock (3).
Turn the key clockwise, pull and
open the fuel tank cap.
Refuel.
CAUTION
DO NOT ADD ADDITIVES OR ANY
OTHER SUBSTANCES TO THE FUEL.
When using a funnel or any other ele-
ment, make sure it is perfectly clean.
DO NOT FILL THE TANK UP TO THE
RIM; FUEL MAXIMUM LEVEL MUST
ALWAYS BE BELOW THE LOWER
EDGE OF THE FILLER NECK (SEE
FIGURE).
Characteristic
Fuel tank capacity
25 l (6.6 USgal) (reserve included)
Fuel reserve
4 +/- 1 l (1.057 +/- 0.26 USgal)
Tanken (03_03)
Voor het tanken, handelt men als volgt:
Hef het dekseltje op (1).
Plaats de sleutel (2) in het slot
van de dop van de tank (3).
Draai de sleutel in wijzerszin,
trek er aan, en open het brand-
stofdeurtje.
Voer het tanken uit.
LET OP
VOEG GEEN ADDITIEVEN OF ANDE-
RE STOFFEN AAN DE BRANDSTOF
TOE.
WANNEER EEN TRECHTER OF IETS
ANDERS WORDT GEBRUIKT, MOET
DEZE PERFECT GEREINIGD WOR-
DEN.
VUL DE TANK NIET VOLLEDIG; HET
MAXIMUM BRANDSTOFPEIL MOET
ONDER DE ONDERSTE RAND VAN DE
BUISVERBINDING BLIJVEN (RAAD-
PLEEG DE FIGUUR).
Technische kenmerken
Capaciteit van de brandstoftank
25 l (6.6 gal US) (inclusief reserve)
60
3 Use / 3 Gebruik
Brandstofreserve
4 +/- 1 l (1.057 +/- 0.26 gal US)
after refuelling:
The cap can only be closed if the
key (2) is inserted.
Once the key (2) is inserted,
press to close the cap again.
Remove the key (2).
Close the cover (1) again.
MAKE SURE THE CAP IS TIGHTLY
CLOSED.
nadat men heeft getankt:
Het sluiten van de dop is enkel
mogelijk wanneer de sleutel ge-
plaatst is (2).
Met geplaatste sleutel (2), sluit
men de dop door er op te druk-
ken.
Verwijder de sleutel (2).
Hersluit het dekseltje (1).
CONTROLEER OF DE DOP CORRECT
GESLOTEN IS.
03_04
Rear shock absorbers
adjustment (03_04, 03_05,
03_06)
The rear suspension consists of a spring-
shock absorber unit linked to the frame
via uni-ball and to the rear fork via a link-
age system.
To set the vehicle suspension, the shock
absorber has:
- a set screw (1) to adjust the hydraulic
rebound damping;
Regulering achterdempers
(03_04, 03_05, 03_06)
De achterste ophanging bestaat uit een
groep veerschokdemper, die verbonden
is door middel van een uni-ball aan het
frame en door middel van hefsystemen
aan de achtervork.
Voor het instellen van de inrichting van
het voertuig, is de schokdemper voorzien
van:
- een boutregister (1) voor de regeling
van de uitrekking van de hydraulische
remming;
61
3 Use / 3 Gebruik
03_05
03_06
- a set knob (2) for spring (3) preloading
adjustment.
- een knopregister (2) voor de regeling
van de voorbelasting van de veer (3).
Standard rear shock absorber setting is
adjusted to suit most high and low speed
riding conditions, to transport the rider
plus luggage.
However, this setting can be modified for
specific needs according to vehicle use.
ALLOW ENGINE AND EXHAUST SI-
LENCER TO COOL OFF BEFORE OP-
ERATING THE SET SCREWS.
De standaardinstelling van de achterste
schokdemper wordt zodanig geregeld
om te voldoen aan de meeste rijcondities
bij lage en hoge snelheid, voor het ver-
voeren van de bestuurder met bagage.
Het is alleszins mogelijk om een aange-
paste regeling uit te voeren naargelang
het gebruik van het voertuig.
VOORALEER MEN OP DE REGISTERS
HANDELT, WACHT MEN TOT DE MO-
TOR EN DE KNALDEMPER VAN DE
UITLAAT VOLLEDIG AFGEKOELD
ZIJN.
ADJUSTMENTS
Regular adjustment (standard):
only rider.
Adjustment with passenger:
for heavy load (for example passenger,
rider and luggage).
CAUTION
SET SPRING PRELOADING AND HY-
DRAULIC REBOUND DAMPING
REGELINGSTYPES
Normale regeling (standaard):
enkel bestuurder.
Regeling met passagier:
voor een zware lading (bijvoorbeeld pas-
sagier, bestuurder en bagage).
LET OP
REGISTREER DE VOORBELASTING
VAN DE VEER EN DE HYDRAULISCHE
62
3 Use / 3 Gebruik
BASED ON THE VEHICLE USE CON-
DITIONS.
IF THE SPRING PRELOADING IS IN-
CREASED, THE HYDRAULIC RE-
BOUND DAMPING SHOULD BE IN-
CREASED ACCORDINGLY TO AVOID
SUDDEN JERKS WHEN RIDING.
TAKE YOUR VEHICLE TO AN official
aprilia Dealer IF NECESSARY.
TRY RIDING THE VEHICLE ON THE
STREET UNTIL THE OPTIMUM AD-
JUSTMENT IS OBTAINED.
REMMING IN UITREKKING VAN DE
SCHOKDEMPER, OP BASIS VAN DE
GEBRUIKSCONDITIES VAN HET
VOERTUIG.
WANNEER MEN DE VOORBELAS-
TING VAN DE VEER VERHOOGT,
MOET MEN OOK DE HYDRAULISCHE
REMMING IN UITREKKING VAN DE
SCHOKDEMPER VERHOGEN, VOOR
HET VERMIJDEN VAN PLOTSELINGE
STUITERINGEN TIJDENS HET RIJ-
DEN.
INDIEN NODIG WENDT MEN ZICH TOT
EEN Officiële aprilia Dealer.
PROBEER HET VOERTUIG HER-
HAALDELIJK UIT OP DE WEG, TOT
MEN DE OPTIMALE REGELING VER-
KRIJGT.
REAR SHOCK ABSORBER ADJUSTMENT
Standard hydraulic rebound
damping adjustment (only rider),
screw (1)
Open about 19 clicks anticlockwise
from fully closed clockwise
Hydraulic rebound damping
adjustment, for heavy load (for
example passenger, rider and
luggage), screw (1)
Open about 15 clicks anticlockwise
from fully closed clockwise
Spring preloading, knob (2),
standard (only rider)
Close about 18 clicks clockwise
from fully opened anticlockwise
REGELING VAN DE ACHTERSTE SCHOKDEMPER
Hydraulische regeling in extensie,
standaard (enkel bestuurder), bout
(1)
Vanaf alles gesloten, wijzerszin,
openen tegenwijzerszin ongeveer
19 klikken
Hydraulische regeling in extensie,
voor zware belasting (bijvoorbeeld
passagier, bestuurder en bagage),
bout (1)
Vanaf alles gesloten, wijzerszin,
openen tegenwijzerszin ongeveer
15 klikken
Voorbelasting van de veer,
standaardknop (2) (enkel
bestuurder)
Vanaf alles open, tegenwijzerszin,
sluiten wijzerszin ongeveer 18
klikken
63
3 Use / 3 Gebruik
Spring preloading, knob (2) for
heavy load (for example,
passenger, rider and luggage)
Fully close from fully opened
anticlockwise
Voorbelasting van de veer, knop
(2) voor zware lading (bijvoorbeeld
passagier, bestuurder en bagage)
Vanaf helemaal open
tegenwijzerszin volledig sluiten
03_07
Front fork adjustment (03_07)
Operating the front brake lever,
press the handlebar repeatedly
to send the fork fully down. The
travel should be smooth and
there should be no oil marks on
the stems.
Check the tightening of all the
elements and the correct oper-
ation of the front and rear sus-
pension joints.
CAUTION
IN CASE OF FAILURE OR WHEN THE
INTERVENTION OF SPECIALISED
PERSONNEL IS REQUIRED, TAKE
YOUR VEHICLE TO AN OFFICIAL apri-
lia dealer.
Regulering voorvorken
(03_07)
Met de hendel van de voorrem
geactiveerd, drukt men herhaal-
delijk op het stuur, door de vork
te laten zakken. De loop moet
zacht zijn, en er mogen geen
oliesporen op de stangen zijn.
Controleer de sluiting van alle
onderdelen en de werking van
alle bewegingsplaatsen van de
voorste en achterste ophanging.
LET OP
WANNEER MEN ONREGELMATIGHE-
DEN OPMERKT BIJ DE WERKING OF
WANNEER EEN INGREEP NODIG IS
VAN GESPECIALISEERD PERSO-
NEEL, WENDT MEN ZICH TOT EEN Of-
ficiële aprilia Dealer.
The front suspension consists of a hy-
draulic fork connected to the headstock
by means of two plates.
Standard front fork setting is adjusted to
suit most high and low speed riding con-
De voorste ophanging bestaat uit een hy-
draulische vork, verbonden door middel
van twee platen aan de stuurinrichtings-
kop
De standaardinstelling van de voorvork
wordt zodanig geregeld om te voldoen
64
3 Use / 3 Gebruik
ditions, to transport the rider plus lug-
gage.
NOTE
TAKE YOUR VEHICLE TO AN Official
aprilia Dealer IF REQUIRED.
aan de meeste rijcondities; bij lage en
hoge snelheid, en voor het vervoeren van
de bestuurder met bagage.
N.B.
INDIEN NODIG WENDT MEN ZICH TOT
EEN Officiële aprilia Dealer.
03_08
Justering af greb til forbremse
(03_08)
The distance between the end of the lev-
er (1) and the hand grip (2) can be adjus-
ted by rotating the set screw (3).
Positions "1" and "4" correspond to a lev-
er end-hand grip distance of about 105
and 85 mm (4.13 - 3.35 in) respectively.
Positions "2" and "3" correspond to inter-
mediate distances.
Push the control lever (1) for-
ward and turn the set screw (3)
until the arrow points at the de-
sired number.
Regulering voorremhendel
(03_08)
Het is mogelijk om de afstand te regelen
tussen het uiteinde van de hendel (1) en
het handvat (2), door aan het register (3)
te draaien.
De posities "1" en "4" komen overeen met
een ruw geschatte afstand, tussen het
uiteinde van de hendel en het handvat,
van respectievelijk 105 en 85 mm (4.13 -
3.35 in).
De posities "2" en "3" komen overeen met
tussenliggende afstanden.
Duw de commandohendel (1)
vooruit en draai aan het register
(3) tot het gewenste nummer
wordt bereikt, dat overeenkomt
met de passende pijl.
65
3 Use / 3 Gebruik
03_09
03_10
Rear brake pedal adjustment
(03_09, 03_10)
The brake control lever has been ergo-
nomically fitted when assembling the ve-
hicle.
If necessary, the brake control lever
clearance can be adjusted:
Loosen the lock nut (1).
Screw the brake set screw (2)
completely.
Screw the lock nut (3) complete-
ly to the pump control bar (4).
Screw the pump control bar (4)
completely and then unscrew it
3 - 4 turns.
Undo the brake set screw (2)
until the brake control lever rea-
ches the desired height.
Lock the brake set screw (2)
with the lock nut (1).
Unscrew the pump control bar
(4) and make it come into con-
tact with the pump piston.
Screw the bar back in and make
sure there is a minimum clear-
ance of 0.5 - 1 mm (0.019 -
0.039 in) between the pump
control bar (4) and the pump pis-
ton.
CAUTION
MAKE SURE THE LEVER (5) HAS
SOME EMPTY TRAVEL SO THAT THE
BRAKE DOES NOT REMAIN OPERAT-
Regulering achterrempedaal
(03_09, 03_10)
De commandohendel van de rem werd
ergonomisch geplaatst tijdens de fase
van de assemblage van het voertuig.
Indien nodig is het mogelijk om de speling
van de commandohendel van de rem te
regelen:
Los de tegenmoer (1).
Draai het remregister (2) volle-
dig vast.
Draai de tegenmoer (3) volledig
vast op de commandostaaf van
de pomp (4).
Draai de commandostaaf van
de pomp (4) volledig vast, en
draai hem los voor 3 - 4 draaien.
Draai het register van de rem (2)
los tot de commandohendel van
de rem zich op de gewenste
hoogte bevindt.
Blokkeer het remregister (2) met
de tegenmoer (1).
Draai de commandostaaf van
de pomp (4) los en breng hem in
contact met de zuiger van de
pomp.
Draai de staaf weer vast en ga-
randeer een minimum speling
van 0,5 - 1 mm (0.019 - 0.039 in)
tussen de commandostaaf van
de pomp (4) en de zuiger van de
pomp.
66
3 Use / 3 Gebruik
ED AND CAUSES EARLY WEAR OF
THE BRAKING ELEMENTS.
LEVER (5) EMPTY TRAVEL: 4 mm
(0.16 in) (MEASURED AT THE END OF
THE LEVER).
LET OP
CONTROLEER DE AANWEZIGHEID
VAN DE LEGE LOOP VAN DE HENDEL
(5) OM TE VERMIJDEN DAT DE REM
INGEKNEPEN BLIJFT, EN EEN
VOORTIJDIGE SLIJTAGE VAN DE RE-
MELEMENTEN VEROORZAAKT.
LEGE LOOP VAN DE HENDEL (5): 4
mm (0.16 in) (GEMETEN OP HET UIT-
EINDE VAN DE HENDEL).
Lock the pump control bar (4)
with the lock nut (3).
CAUTION
AFTER ADJUSTMENT, MAKE SURE
THE WHEEL TURNS FREELY WHEN
THE BRAKE IS RELEASED.
CHECK BRAKING EFFICIENCY.
IF NECESSARY, TAKE YOUR VEHI-
CLE TO AN aprilia Official Dealer.
Blokkeer de commandostaaf
van de pomp (4) met de tegen-
moer (3).
LET OP
NA DE REGELING CONTROLEERT
MEN OF HET WIEL VRIJ DRAAIT
WANNEER DE REM WORDT LOSGE-
LATEN.
CONTROLEER DE REMEFFICIËNTIE.
INDIEN NODIG WENDT MEN ZICH TOT
EEN Officiële aprilia Dealer.
67
3 Use / 3 Gebruik
03_11
Clutch lever adjustment
(03_11)
The distance between the end of the lev-
er (1) and the hand grip (2) can be adjus-
ted by rotating the set screw (3).
Positions "1" and "4" correspond to a lev-
er end-hand grip distance of about 105
and 85 mm (4.13 - 3.35 in) respectively.
Positions "2" and "3" correspond to inter-
mediate distances.
Push the control lever (1) for-
ward and turn the set screw (3)
until the arrow points at the de-
sired number.
Regulering schakelhendel
(03_11)
Het is mogelijk om de afstand te regelen
tussen het uiteinde van de hendel (1) en
het handvat (2), door aan het register (3)
te draaien.
De posities "1" en "4" komen overeen met
een ruw geschatte afstand, tussen het
uiteinde van de hendel en het handvat,
van respectievelijk 105 en 85 mm (4.13 -
3.35 in).
De posities "2" en "3" komen overeen met
tussenliggende afstanden.
Duw de commandohendel (1)
vooruit en draai aan het register
(3) tot het gewenste nummer
wordt bereikt, dat overeenkomt
met de passende pijl.
Running in
Engine run-in is essential to ensure en-
gine long life and correct operation.
Twisty roads and gradients are ideal to
run in engine, brakes and suspensions
effectively. Vary your driving speed dur-
ing run-in. In this way, you allow for the
work of components to be "loaded" and
then "unloaded", thus cooling engine
parts.
CAUTION
ONLY AFTER THE SERVICE AT THE
END OF THE RUN-IN PERIOD CAN
Inrijden
De proefperiode van de motor is funda-
menteel voor het garanderen van de duur
en de correcte werking. Rij indien moge-
lijk op wegen met veel bochten en/of hel-
lingen, waar de motor, de ophangingen
en de remmen worden onderworpen aan
een meer efficiëntere proefperiode. Wij-
zig de rijsnelheid tijdens de proefperiode.
Op deze manier kan men het werk van de
onderdelen "belasten" en vervolgens
"ontlasten", door de delen van de motor
af te koelen.
68
3 Use / 3 Gebruik
THE BEST PERFORMANCE OF YOUR
VEHICLE BE OBTAINED.
LET OP
ENKEL NADAT MEN DE SERVICE-
BEURT NA DE PROEFPERIODE
HEEFT UITGEVOERD, VERKRIJGT
MEN DE BESTE PRESTATIES VAN
HET VOERTUIG.
Follow the guidelines detailed below:
Do not twist the throttle grip
abruptly and completely when
the engine is working at a low
revs, either during or after run-
in.
During the first 100 km (62
miles) operate the brakes with
caution, avoid rough and long
braking. That is to permit the ad-
equate adjustment of the pad
friction material to the brake
discs.
AFTER THE SPECIFIED MILEAGE,
TAKE YOUR VEHICLE TO AN Official
aprilia Dealer FOR THE CHECKS INDI-
CATED IN THE "AFTER-RUN-IN" TA-
BLE IN THE SCHEDULED MAINTE-
NANCE SECTION TO AVOID INJUR-
ING YOURSELF, OTHERS AND /OR
DAMAGING THE VEHICLE.
Men moet zich houden aan de volgen-
de indicaties:
Versnel niet bruusk en volledig
wanneer de motor aan een laag
regime werkt, tijdens en na de
proefperiode.
Tijdens de eerste 100 km (62
mijl) handelt men voorzichtig op
de remmen, en vermijdt men om
bruusk en lang te remmen. Dit
om een correcte stabilisatie van
het wrijvingsmateriaal van de
pastilles op de remschijf toe te
staan.
BIJ DE VOORZIENE KILOMETER-
STAND LAAT MEN BIJ EEN Officiële
aprilia Dealer DE CONTROLES UIT-
VOEREN DIE VOORZIEN ZIJN IN DE
TABEL VAN HET "EINDE VAN DE
PROEFPERIODE" VAN HET DEEL GE-
PROGRAMMEERD ONDERHOUD, OM
LETSELS AAN ZICHZELF EN ANDE-
REN EN/OF SCHADE AAN HET VOER-
TUIG TE VOORKOMEN.
69
3 Use / 3 Gebruik
03_12
03_13
03_14
70
3 Use / 3 Gebruik
03_15
03_16
Precautions (03_12, 03_13,
03_14, 03_15, 03_16)
WARNING
DO NOT CARRY OBJECTS IN THE
WINDSHIELD (BETWEEN HANDLE-
BAR AND INSTRUMENT PANEL) SO
THAT THE HANDLEBAR CAN TURN
FREELY AND THE INSTRUMENT PAN-
EL IS VISIBLE AT ALL TIMES.
CAUTION
EXHAUST FUMES CONTAIN CARBON
MONOXIDE, AN EXTREMELY HARM-
FUL SUBSTANCE IF INHALED. NEV-
ER START THE ENGINE IN CLOSED
OR NOT WELL-VENTILATED ROOMS.
FAILURE TO OBSERVE THIS WARN-
ING COULD LEAD TO UNCON-
Voorzorgsmaatregelen
(03_12, 03_13, 03_14, 03_15,
03_16)
WAARSCHUWING
PLAATS GEEN VOORWERPEN IN HET
KAPJE (TUSSEN HET STUUR EN HET
DASHBOARD), ZODAT DE ROTATIE
VAN HET STUUR EN HET ZICHT OP
HET DASHBOARD NIET WORDEN GE-
HINDERD.
LET OP
DE UITLAATGASSEN BEVATTEN
KOOLMONOXIDE, EEN UITERST
SCHADELIJKE STOF WANNEER ZE
WORDT INGEADEMD. VERMIJDT HET
STARTEN VAN DE MOTOR IN GESLO-
TEN OF ONVOLDOENDE GEVENTI-
LEERDE RUIMTEN.
71
3 Use / 3 Gebruik
SCIOUSNESS AND EVEN DEATH
CAUSED BY SUFFOCATION.
CAUTION
WITH THE SIDE STAND LOWERED,
THE ENGINE CAN BE STARTED ONLY
IF THE GEAR IS IN NEUTRAL. IN THIS
CASE IF YOU TRY TO ENGAGE A
GEAR, THE ENGINE WILL STOP.
WITH THE SIDE STAND RETRACTED,
THE ENGINE CAN BE STARTED WITH
THE GEAR IN NEUTRAL OR WITH A
GEAR ENGAGED AND THE CLUTCH
LEVER PRESSED.
WANNEER MEN DIT ADVIES NIET OP-
VOLGT, KAN MEN FLAUWVALLEN EN
OOK STERVEN DOOR VERSTIKKING.
LET OP
MET DE LATERALE STANDAARD OM-
LAAG, KAN DE MOTOR ENKEL GE-
START WORDEN WANNEER DE VER-
SNELLINGSBAK IN VRIJ STAAT, EN
WANNEER MEN IN DIT GEVAL PRO-
BEERT OM TE SCHAKELEN, WORDT
DE MOTOR STILGELEGD.
MET DE LATERALE STANDARD OMH-
OOG, IS HET MOGELIJK OM DE MO-
TOR TE STARTEN MET DE VERSNEL-
LINGSBAK IN VRIJ OF WANNEER ER
GESCHAKELD IS EN WANNEER DE
KOPPELINGSHENDEL GEACTI-
VEERD IS.
Get onto the bike in riding posi-
tion.
Make sure that the stand has
been retracted completely.
Make sure the light switch (1) is
set to "low-beam".
Set the engine stop switch (2) to
"ON"
Turn the key to set the ignition
switch to "ON".
Now on the instrument panel the follow-
ing indicators turn on within three sec-
onds:
- all warning LEDs;
Ga op het voertuig zitten in de
rijpositie.
Controleer of de standaard vol-
ledig ingeklapt is.
Controleer of de omleider van
de lichten (1) zich in de positie
van de "dimlichten" bevindt.
Plaats de schakelaar voor het
stilleggen van de motor (2) op
"ON"
Draai de sleutel en plaats de
ontstekingsschakelaar op "ON".
Nu licht op het dashboard binnen drie se-
conden het volgende op:
- alle controlelampen LED;
72
3 Use / 3 Gebruik
- all backlighting LEDs;
- all the segments and words of the right
multifunction display;
- the needles of all indicators go to the
bottom of the scale;
thus the LEDs, words, segments and
gauges are tested for correct operation.
The fuel pump pressurises the fuel sys-
tem and a buzzer sounds for about three
seconds.
After three seconds the engine oil pres-
sure warning LED (3) remains lit (until
engine start-up is complete) on the in-
strument panel and the display will show:
- total kilometres covered (4);
- fuel level (5);
- air temperature (6);
- coolant temperature (7) ["---" is dis-
played up to 35 °C (95°F);
- hour and minutes (8).
CAUTION
IF THE LOW FUEL WARNING LIGHT
(9) ON THE INSTRUMENT PANEL
TURNS ON, REFUEL THE VEHICLE AT
ONCE.
- alle LED van de retroverlichting;
- alle segmenten en opschriften van het
rechter multifunctioneel display;
- de wijzers van de instrumenten plaatsen
zich op het schaalminimum;
op deze wijze wordt de werkingstest van
de LED, opschriften, segmenten en in-
strumenten uitgevoerd.
De brandstofpomp brengt het voedings-
circuit onder druk, door een gezoem te
laten horen voor ongeveer drie secon-
den.
Na drie seconden blijft op het dashboard
de LEDcontrolelamp van de druk van de
motorolie (3) oplichten (die aanblijft tot de
motor wordt gestart), en op het display
wordt het volgende weergegeven:
- het totaal aantal afgelegde kilometers
(4);
- de hoeveelheid brandstof (5);
- de temperatuur van de lucht (6);
- de temperatuur van de koelvloeistof (7)
[tot 35 °C (95°F) wordt de opschrift ''---''
weergegeven];
- het uur en de minuten (8).
LET OP
WANNEER OP HET DASHBOARD DE
CONTROLELAMP VAN DE BRAND-
STOFRESERVE (9) OPLICHT, MOET
MEN ONMIDDELLIJK BRANDSTOF
TANKEN.
73
3 Use / 3 Gebruik
Operate the front brake lever
completely.
Operate the clutch lever (10)
completely and set the gearshift
lever (11) to neutral (green
warning light (12) on)
NOTE
TO AVOID EXCESSIVE BATTERY
CONSUMPTION, DO NOT HOLD
DOWN THE STARTER BUTTON FOR
MORE THAN FIVE SECONDS (TEN
WHEN STARTING UP AFTER PRO-
LONGED INACTIVITY). IF THE ENGINE
FAILS TO START AFTER THIS TIME,
WAIT TEN SECONDS AND REPEAT
THE PROCEDURE.
Activeer de hendel van de voor-
rem volledig.
Activeer de koppelingshendel
(10) volledig en plaats de com-
mandohendel van de versnel-
lingsbak (11) in vrij (groene
controlelamp (12) aan).
N.B.
OM EEN EXCESSIEF VERBRUIK VAN
DE ACCU TE VERMIJDEN, HOUDT
MEN DE STARTKNOP NIET INGE-
DRUKT VOOR LANGER DAN VIJF SE-
CONDEN (TIEN SECONDEN IN GEVAL
VAN EEN START NA EEN LANGE IN-
ACTIVITEIT). WANNEER IN DIT TIJDS-
INTERVAL DE MOTOR NIET START,
WACHT MEN TIEN SECONDEN EN
HERHAALT MEN DE PROCEDURE
OPNIEUW.
Press the starter button (13) but
do not accelerate, and release it
as soon as the engine starts.
CAUTION
AVOID PRESSING THE STARTER
BUTTON (13) WHEN THE ENGINE HAS
ALREADY STARTED, AS THIS COULD
DAMAGE THE STARTER MOTOR.
IF THE ENGINE OIL PRESSURE
WARNING LED (3) IS STEADILY ON
OR TURNS ON DURING REGULAR
ENGINE OPERATION, THIS MEANS
Druk op de startknop (13) zon-
der gas te geven, en laat hem
los zodra de motor start.
LET OP
VERMIJDT OM OP DE STARTKNOP
(13) TE DRUKKEN WANNEER DE MO-
TOR GESTART IS, WANT DE START-
MOTOR ZOU BESCHADIGD KUNNEN
WORDEN.
WANNEER DE LEDCONTROLELAMP
VAN DE OLIEDRUK VAN DE MOTOR
(3) AAN BLIJFT OF OPLICHT TIJDENS
DE NORMALE WERKING VAN HET
74
3 Use / 3 Gebruik
THAT THE OIL PRESSURE IN THE
CIRCUIT IS TOO LOW.
IF THIS OCCURS, STOP THE ENGINE
AND TAKE YOUR VEHICLE IMMEDI-
ATELY TO AN aprilia Official Dealer.
VOERTUIG, IS DE OLIEDRUK IN HET
CIRCUIT ONVOLDOENDE.
IN DIT GEVAL MOET MEN DE MOTOR
STILLEGGEN EN MOET MEN ZICH
ONMIDDELLIJK WENDEN TOT EEN
Officiële aprilia Dealer.
Keep at least one brake lever
operated and accelerate only
when setting off.
CAUTION
DO NOT SET OFF SUDDENLY WHEN
THE ENGINE IS COLD.
TO MINIMISE THE EMISSION OF AIR
POLLUTING SUBSTANCES AND
FUEL CONSUMPTION, WARM UP THE
ENGINE BY RIDING THE FIRST KILO-
METRES AT A LIMITED SPEED.
CAUTION
IF THE ''EFI'' DIAGNOSIS WARNING
LED (14) ON THE INSTRUMENT PAN-
EL FLASHES DURING REGULAR EN-
GINE OPERATION, THIS MEANS
THAT THE ELECTRONIC CONTROL
UNIT HAS DETECTED A PROBLEM.
IN MANY CASES THE ENGINE CON-
TINUES WORKING WITH LIMITED
Hou minstens één remhendel
geactiveerd, en geef geen gas
tot het vertrek.
LET OP
VERTREK NIET BRUUSK WANNEER
DE MOTOR KOUD STAAT.
OM DE EMISSIE VAN VERVUILENDE
STOFFEN IN DE LUCHT EN HET
BRANDSTOFVERBRUIK TE BEPER-
KEN, RAADT MEN AAN OM DE MO-
TOR OP TE WARMEN, DOOR DE
EERSTE KILOMETERS AF TE LEG-
GEN AAN EEN BEPERKTE SNELHEID.
LET OP
WANNEER OP HET DASHBOARD DE
LEDCONTROLELAMP VAN DE DIA-
GNOSTIEK ''EFI'' (14) BEGINT TE
KNIPPEREN TIJDENS DE NORMALE
WERKING VAN DE MOTOR, HEEFT DE
ELEKTRONISCHE CENTRALE EEN
ONREGELMATIGHEID OPGEMERKT.
75
3 Use / 3 Gebruik
PERFORMANCE; IMMEDIATELY
CONTACT AN Official aprilia dealer.
IN VEEL GEVALLEN BLIJFT DE MO-
TOR DRAAIEN, MAAR ZIJN DE FUNC-
TIES GELIMITEERD; WENDT ZICH
ONMIDDELLIJK TOT EEN Officiële
aprilia Dealer.
Difficult start up
The vehicle has an automatic starter and
does not require any special instruction
for cold start.
If the ambient temperature is low (near or
below 0°C / 32°F) the automatic starter
activates, increasing the number of revs
until the ideal engine temperature is
reached and disconnects itself automati-
cally.
NOTE
THE AUTOMATIC STARTER CANNOT
BE ACTIVATED MANUALLY.
Moeilijke start
Het voertuig is voorzien van een automa-
tische starter, en vraagt niet om een
waarschuwing voor de koude start.
Bij een lage omgevingstemperatuur (om
en bij of lager dan 0°C / 32°F) treedt de
automatische starter in werking door het
toerental te verhogen, tot de optimale
temperatuur van de motor wordt bereikt,
en wordt daarna automatisch uitgescha-
keld.
N.B.
DE AUTOMATISCHE STARTER KAN
NIET MANUEEL GEACTIVEERD WOR-
DEN.
76
3 Use / 3 Gebruik
03_17
03_18
03_19
Moving off / riding (03_17,
03_18, 03_19, 03_20, 03_21)
CAUTION
IF, WHILE RIDING, THE LOW FUEL
WARNING LIGHT (1) ON THE INSTRU-
MENT PANEL TURNS ON, IT MEANS
THERE IS STILL SOME FUEL LEFT.
REFUEL AS SOON AS POSSIBLE.
CAUTION
WHEN TRAVELLING WITHOUT PAS-
SENGERS, MAKE SURE THE PAS-
SENGER FOOTRESTS ARE FOLDED
UP.
CAUTION
WHEN RIDING WITH A PASSENGER,
INSTRUCT THE PERSON CARRIED
SO AS TO AVOID TROUBLE WHEN
MANOEUVRING.
BEFORE RIDING, MAKE SURE THE
STAND HAS BEEN COMPLETELY RE-
TRACTED TO ITS POSITION.
Start / besturing (03_17, 03_18,
03_19, 03_20, 03_21)
LET OP
WANNEER TIJDENS HET RIJDEN DE
CONTROLELAMP VAN DE BRAND-
STOFRESERVE (1) OP HET DASH-
BOARD OPLICHT, BESCHIKT MEN
NOG OVER EEN ZEKERE HOEVEEL-
HEID BRANDSTOF.
TANK ZO VLUG MOGELIJK.
LET OP
WANNEER MEN ZONDER PASSA-
GIER REIST, CONTROLEERT MEN OF
DE VOETENSTEUNEN VAN DE PAS-
SAGIER GESLOTEN ZIJN.
LET OP
WANNEER MEN MET PASSAGIER
RIJDT, GEEFT MEN INLICHTINGEN
AAN DEZE PERSOON ZODAT DEZE
GEEN MOEILIJKHEDEN VEROOR-
ZAAKT TIJDENS DE MANOEUVRES.
VÓÓR HET VERTREK CONTROLEERT
MEN OF DE STANDAARD VOLLEDIG
INGEKLAPT IS.
To set off:
Start the engine.
Adjust the rear-view mirror an-
gle correctly.
Om te vertrekken:
Start de motor.
Regel de helling van de achter-
uitkijkspiegeltjes op correcte wij-
ze.
77
3 Use / 3 Gebruik
03_20
03_21
CAUTION
WITH THE VEHICLE AT A STAND-
STILL, PRACTICE USING THE REAR-
VIEW MIRRORS. THE MIRROR RE-
FLECTING SURFACE IS CONVEX SO
OBJECTS MAY SEEM FARTHER
THAN THEY REALLY ARE. THESE
MIRRORS OFFER A WIDE-ANGLE
VIEW AND ONLY EXPERIENCE
HELPS YOU JUDGE THE DISTANCE
SEPARATING YOU AND THE VEHI-
CLE BEHIND.
LET OP
WANNEER HET VOERTUIG STIL-
STAAT, PROBEERT MEN REEDS OM
DE ACHTERUITKIJKSPIEGELTJES
TE REGELEN. HET REFLECTERENDE
OPPERVLAK IS ROND, DAAROM LIJ-
KEN DE VOORWERPEN VERDER DAN
DAT ZE WERKELIJK ZIJN. DEZE SPIE-
GELTJES BIEDEN EEN GROOTHOE-
KIG BEELD, EN ENKEL ERVARING
MAAKT HET INSCHATTEN MOGELIJK
VAN DE AFSTAND VAN DE VOERTUI-
GEN DIE VOLGEN.
With throttle grip (2) released
(Pos. A) and engine at idle, fully
operate the clutch lever (3).
Engage first gear by pushing the
shift lever (4) down.
Release the brake lever (press-
ed during start-up).
CAUTION
RELEASING THE CLUTCH LEVER
TOO FAST OR SUDDENLY AT SET-
TING OFF CAN CAUSE THE ENGINE
TO STOP AND THE VEHICLE TO
JERK.
DO NOT SPEED UP SUDDENLY OR
EXCESSIVELY WHEN RELEASING
THE CLUTCH SO THAT THE CLUTCH
DOES NOT "SLIP" (SLOW RELEASE)
Met het gashandvat (2) losgela-
ten (Pos.A) en de motor aan het
minimum toerental, moet de
koppelingshendel (3) volledig
geactiveerd worden.
Schakel in de eerste versnelling
door de commandohendel van
de versnellingsbak (4) naar be-
neden te duwen.
Laat de remhendel los (geacti-
veerd bij de start).
LET OP
BIJ HET VERTREK KAN HET TE
BRUUSK OF TE SNEL LOSLATEN
VAN DE HENDEL VAN DE KOPPELING
DE MOTOR DOEN STILLEGGEN, EN
HET VOERTUIG DOEN STOPPEN MET
EEN SCHOK.
78
3 Use / 3 Gebruik
OR THE FRONT WHEEL "REARS
UP" (QUICK RELEASE).
GEEF GEEN BRUUSK OF EXCESSIEF
GAS TIJDENS HET LOSLATEN VAN
DE KOPPELING, OM TE VERMIJDEN
DAT DE KOPPELING GAAT "SLIP-
PEN" (TRAAG LOSLATEN) OF DAT
HET VOORSTE WIEL VAN DE GROND
KOMT, "STEIGEREN" (SNEL LOSLA-
TEN).
Slowly release the clutch lever
(3) and at the same time accel-
erate by slightly twisting the
throttle grip (2) (Pos. B).
The vehicle starts moving forward.
For the first riding kilometres,
limit the speed in order to warm
up the engine.
DO NOT EXCEED THE MAXIMUM
RECOMMENDED ENGINE REVOLU-
TIONS.
Laat de hendel van de koppeling
(3) langzaam los en geef tege-
lijkertijd gas door aan het gas-
handvat (2) te draaien (Pos.B).
Het voertuig zal beginnen rijden.
Voor de eerste kilometers be-
perkt men de snelheid om de
motor op te warmen.
OVERSCHRIJD HET AANBEVOLEN
TOERENTAL NIET.
Speed up by gradually by twist-
ing the throttle grip (2) (Pos. B)
without exceeding the recom-
mended rpm.
To engage the second gear:
OPERATE FAST.
Verhoog geleidelijk aan de snel-
heid door gradueel aan het gas-
handvat te draaien (2) (Pos.B),
zonder het aanbevolen toeren-
tal te overschrijden.
Om naar de tweede versnelling te
schakelen:
79
3 Use / 3 Gebruik
DO NOT RIDE THE VEHICLE AT VERY
LOW ENGINE REVS.
HANDEL MET EEN ZEKERE SNEL-
HEID.
RIJ NIET MET HET VOERTUIG AAN
EEN TE LAAG TOERENTAL.
Release the throttle grip (2)
(Pos. A), operate the clutch lev-
er (3), lift the gearshift lever (4),
release the clutch lever (3) and
accelerate.
Repeat the last two operations
and engage a higher gear.
IF THE ENGINE OIL PRESSURE ICON
IS DISPLAYED DURING REGULAR
ENGINE OPERATION, IT MEANS
THAT THE ENGINE OIL PRESSURE IN
THE CIRCUIT IS TOO LOW.
IF THIS OCCURS, STOP THE ENGINE
AND CONTACT AN aprilia Official
Dealer.
Laat het gashandvat los (2)
(Pos.A) en activeer de hendel
van de koppeling (3), breng de
commandohendel voor het
schakelen omhoog (4), laat de
hendel van de koppeling los (3)
en geef gas.
Herhaal de twee laatste hande-
lingen om over te gaan naar de
hogere versnellingen.
WANNEER OP HET DISPLAY HET LO-
GO VAN DE MOTOROLIE OPLICHT
TIJDENS DE NORMALE WERKING
VAN DE MOTOR, IS DE DRUK VAN DE
MOTOROLIE IN HET CIRCUIT ONVOL-
DOENDE.
IN DIT GEVAL MOET MEN DE MOTOR
STILLEGGEN EN MOET ME ZICH
WENDEN TOT EEN Officiële aprilia
Dealer.
HET OVERGAAN VAN EEN HOGERE
NAAR EEN LAGERE VERSNELLING,
"TERUGSCHAKELEN" GENOEMD,
80
3 Use / 3 Gebruik
SHIFTING FROM A HIGHER TO A
LOWER GEAR, CALLED "DOWN-
SHIFT", IS CARRIED OUT:
VOERT MEN UIT OP DE VOLGENDE
MANIER:
When riding downhill and when
braking, in order to increase the
braking power by using engine
compression.
When going uphill, when the en-
gaged gear does not suit the
speed (high gear, moderate
speed) and the number of en-
gine revs falls.
CAUTION
DOWNSHIFT ONE GEAR AT A TIME;
DOWNSHIFTING MANY GEARS AT
ONE TIME CAN CAUSE THE SPEED
TO EXCEED THE "OVERREVVING"
MAXIMUM POWER.
BEFORE AND DURING "DOWNSHIFT-
ING", SLOW DOWN BY RELEASING
THE THROTTLE GRIP TO AVOID
"OVERREVVING".
Wanneer men op een afdaling
rijdt en bij het remmen, gebruikt
men de compressie van de mo-
tor om de remactie te verhogen.
Wanneer men op een helling
rijdt en de geschakelde versnel-
ling is niet geschikt voor de snel-
heid (hoge versnelling, gematig-
de snelheid), verlaagt het
toerental van de motor.
LET OP
WANNEER MEN TERUGSCHAKELT,
DOET MEN DIT MET ÉÉN VERSNEL-
LING PER KEER; WANNEER MEN
MEERDERT VERSNELLINGEN PER
KEER TERUGSCHAKELT, KAN HET
MAXIMALE VERMOGENSREGIME "TE
HOOG TOERENTAL" OVERSCHRE-
DEN WORDEN.
VÓÓR EN TIJDENS HET "TERUG-
SCHAKELEN" VAN EEN VERSNEL-
LING, VERTRAAGT MEN DOOR HET
GASHANDVAT LOS TE LATEN, OM
HET "TE HOOG TOERENTAL" TE
VERMIJDEN.
Release the throttle grip (2)
(Pos. A)
If necessary, slightly operate the
brake levers and reduce speed.
Laat het gashandvat los (2)
(Pos.A)
Indien nodig activeert men ge-
matigd de remhendels en min-
81
3 Use / 3 Gebruik
Operate the clutch lever (3) and
lower the gearshift lever (4) be-
fore engaging a lower gear.
Release the brake levers when
it is operated.
Release the clutch lever (3) and
accelerate moderately.
IF THE COOLANT TEMPERATURE
SHOWN ON THE MULTIFUNCTIONAL
DIGITAL DISPLAY IS BETWEEN 115°C
(239°F) AND 135°C (275°F), STOP THE
VEHICLE AND LET THE ENGINE RUN
AT 3000 rpm FOR ABOUT TWO MI-
NUTES, SO THAT THE COOLANT
FLOWS REGULARLY IN THE SYS-
TEM; THEN SET THE ENGINE STOP
SWITCH TO "OFF" AND CHECK THE
COOLANT LEVEL.
IF THE TEMPERATURE INDICATION
CONTINUES FLASHING AFTER
CHECKING THE COOLANT LEVEL,
CONTACT AN Official aprilia Dealer.
DO TURN THE IGNITION KEY TO "KEY
OFF", BECAUSE THE COOLING FANS
WOULD STOP REGARDLESS OF THE
COOLANT TEMPERATURE, WHICH
WOULD CAUSE A FURTHER TEM-
PERATURE RISE.
IF THE ''EFI'' DIAGNOSIS LED WARN-
ING LIGHT ON THE INSTRUMENT
PANEL FLASHES DURING REGULAR
ENGINE OPERATION, THIS MEANS
dert men de snelheid van het
voertuig.
Activeer de hendel van de kop-
peling (3) en breng de coman-
dohendel voor het schakelen (4)
omlaag, om naar de lagere ver-
snelling te schakelen.
Laat de remhendels los indien
geactiveerd.
Laat de hendel van de koppeling
(3) los en geef gematigd gas.
WANNEER OP HET MULTIFUNCTIO-
NEEL DIGITAAL DISPLAY EEN TEM-
PERATUUR VAN DE KOELVLOEI-
STOF VERSCHIJNT DIE ZICH TUSSEN
115°C (239°F) EN 135°C (275°F) BE-
VINDT, STOPT MEN HET VOERTUIG
EN LAAT MEN DE MOTOR DRAAIEN
AAN 3000 toeren/min (rpm) VOOR ON-
GEVEER TWEE MINUTEN, ZODAT DE
KOELVLOEISTOF REGELMATIG KAN
CIRCULEREN IN DE INSTALLATIE;
PLAATS DE SCHAKELAAR VOOR
HET STILLEGGEN VAN DE MOTOR
OP "OFF" EN CONTROLEER HET PEIL
VAN DE KOELVLOEISTOF.
WANNEER NA DE CONTROLE VAN
HET PEIL VAN DE KOELVLOEISTOF
DE MELDING VAN DE TEMPERATUUR
BLIJFT KNIPPEREN, MOET MEN ZICH
WENDEN TOT EEN Officiële aprilia
Dealer.
82
3 Use / 3 Gebruik
THAT THE ELECTRONIC CONTROL
UNIT HAS DETECTED A PROBLEM.
IN MANY CASES THE ENGINE CON-
TINUES TO WORK WITH LIMITED
PERFORMANCE; IMMEDIATELY
CONTACT AN Official aprilia Dealer.
IN ORDER TO AVOID CLUTCH OVER-
HEATING, SHUT THE ENGINE OFF AS
SOON AS POSSIBLE ONCE THE VE-
HICLE HAS STOPPED AND AT THE
SAME TIME THE GEAR IS ENGAGED
AND THE CLUTCH LEVER OPERAT-
ED.
OPERATING ONLY EITHER THE
FRONT OR THE REAR BRAKE SIG-
NIFICANTLY REDUCES BRAKING
POWER AND A WHEEL MAY GET
BLOCKED RESULTING IN LACK OF
GRIP.
IN CASE OF STOP IN ASCENT, FULLY
DECELERATE AND ONLY USE THE
BRAKES TO KEEP THE VEHICLE
STOPPED.
USING THE ENGINE TO KEEP THE VE-
HICLE STOPPED MAY CAUSE THE
CLUTCH TO OVERHEAT.
BRAKING CONTINUOUSLY WHILE
GOING DOWNHILL MAY RESULT IN
FRICTION GASKET OVERHEATING
PLAATS DE ONTSTEKINGSSLEUTEL
NIET OP "KEY OFF", OMDAT DE
KOELSCHROEVEN ONAFHANKELIJK
VAN DE TEMPERATUUR VAN DE
KOELVLOEISTOF ZOUDEN STOPPEN
MET DRAAIEN, ZODAT DE TEMPERA-
TUUR NOG ZOU VERHOGEN.
WANNEER OP HET DASHBOARD DE
LEDCONTROLELAMP VAN DE DIA-
GNOSTIEK ''EFI'' BEGINT TE KNIPPE-
REN TIJDENS DE NORMALE WERK-
ING VAN DE MOTOR, HEEFT DE
ELEKTRONISCHE CENTRALE EEN
ONREGELMATIGHEID OPGEMERKT.
IN VEEL GEVALLEN BLIJFT DE MO-
TOR WERKEN, MAAR MET BEPERK-
TE PRESTATIES; WENDT ZICH ON-
MIDDELLIJK TOT EEN OFFICIËLE
aprilia DEALER.
OM OVERVERHITTING VAN DE KOP-
PELING TE VERMIJDEN, MOET DE
MOTOR ZO VLUG MOGELIJK STILGE-
LEGD WORDEN; STOP HET VOER-
TUIG, SCHAKEL IN EEN VERSNEL-
LING EN ACTIVEER TEGELIJKERTIJD
DE HENDEL VAN DE KOPPELING.
WANNEER MEN ENKEL DE VOOR-
REM OF DE ACHTERREM ACTI-
VEERT, VERMINDERT DE REM-
KRACHT AANZIENLIJK EN LOOPT
MEN HET RISICO DAT ER EEN WIEL
83
3 Use / 3 Gebruik
AND CONSEQUENTLY IN POOR
BRAKING.
TAKE ADVANTAGE OF THE ENGINE
COMPRESSION AND SHIFT UP
GEARS USING THE BRAKES ALTER-
NATIVELY.
NEVER RIDE WITH THE ENGINE OFF
WHEN GOING DOWNHILL.
WHEN RIDING ON WET SURFACES
OR WITH POOR GRIP (SNOW, ICE,
MUD, ETC.) RIDE AT A MODERATE
SPEED AVOIDING SUDDEN BRAKING
OR MANOEUVRES THAT MAY LEAD
TO LACK OF GRIP AND CONSE-
QUENTLY TO FALLS.
BLOKKEERT, MET GRIPVERLIES ALS
GEVOLG.
WANNEER MEN MOET STOPPEN OP
EEN HELLING, VERTRAAGT MEN
VOLLEDIG EN GEBRUIKT MEN EN-
KEL DE REMMEN OM HET VOERTUIG
STIL TE LATEN STAAN.
WANNEER MEN DE MOTOR GE-
BRUIKT OM HET VOERTUIG STIL TE
LATEN STAAN, KAN DE KOPPELING
OVERVERHIT RAKEN.
WANNEER MEN TIJDENS EEN DA-
LING VOORTDUREND REMT, KUN-
NEN DE WRIJVINGSPAKKINGEN
OVERVERHIT RAKEN ZODAT DE
DOELTREFFENDHEID VAN HET REM-
MEN VERMINDERT.
GEBRUIK DE COMPRESSIE VAN DE
MOTOR DOOR TERUG TE SCHAKE-
LEN EN MET AFWISSELEND GE-
BRUIK VAN BEIDE REMMEN.
TIJDENS EEN DALING MAG MEN NIET
RIJDEN MET DE MOTOR UIT.
OP EEN NATTE ONDERGROND, OF
ALLESZINS MET WEINIG GRIP (SNEE-
UW, IJS, MODDER, ENZ), RIJDT MEN
MET EEN GEMATIGDE SNELHEID, EN
VERMIJDT MEN OM BRUUSK TE REM-
MEN EN OM MANOEUVRES UIT TE
VOEREN DIE GRIPVERLIES VEROOR-
ZAKEN, EN DUS HET VALLEN TOT
GEVOLG HEBBEN.
84
3 Use / 3 Gebruik
03_22
Stopping the engine (03_22)
CAUTION
WHENEVER POSSIBLE, AVOID
ROUGH BRAKING, SUDDEN DECEL-
ERATION AND BRAKING IN EXCESS.
Stoppen van de motor (03_22)
LET OP
VERMIJD INDIEN MOGELIJK OM
BRUUSK TE STOPPEN, ONVER-
WACHTS TE VERTRAGEN EN HARD
TE REMMEN.
Release the throttle grip (Pos.
A), brake gradually and, at the
same time, "downshift" gears to
slow down.
Once the speed is reduced, before stop-
ping the vehicle:
Operate the clutch lever so that
the engine does not shut off.
When the vehicle is at a standstill:
Set the gear lever to neutral
(green warning light on).
Release the clutch lever.
While at a temporary halt, keep
at least one brake operated.
Laat het gashandvat los (Pos.
A), activeer geleidelijk de rem-
men, en "schakel" tegelijkertijd
terug om snelheid te minderen.
Wanneer men snelheid geminderd heeft,
voert men het volgende uit voordat het
voertuig volledig komt stil te staan:
Activeer de hendel van de kop-
peling zodat de motor niet stil-
valt.
Met het voertuig stil:
Plaats de hendel voor het scha-
kelen in vrij (groene controle-
lamp aan).
Laat de hendel van de koppeling
los.
Tijdens een tijdelijke pauze
moet er minstens één rem ge-
activeerd worden.
85
3 Use / 3 Gebruik
03_23
03_24
Parking (03_23, 03_24)
It is very important to select an adequate
parking spot, in compliance with road sig-
nals and the guidelines described below.
CAUTION
PARK ON SAFE AND LEVEL GROUND
TO PREVENT THE VEHICLE FROM
FALLING.
DO NOT LEAN THE VEHICLE ON A
WALL OR LAY IT ON THE GROUND.
MAKE SURE THE VEHICLE AND SPE-
CIALLY ITS HOT PARTS DO NOT
POSE ANY RISK TO PEOPLE OR
CHILDREN. DO NOT LEAVE YOUR VE-
HICLE UNATTENDED WITH THE EN-
GINE ON OR THE KEY IN THE IGNI-
TION SWITCH.
DO NOT STAY CLOSE TO THE COOL-
ING FANS EVEN IF THEY ARE STOP-
PED. THEY MAY START FUNCTION-
ING AND SUCK IN CLOTHING, HAIR,
ETC..
CAUTION
VEHICLE FALL OR EXCESSIVE INCLI-
NATION CAN CAUSE FUEL TO SPILL
OUT. FUEL USED TO DRIVE INTER-
NAL COMBUSTION ENGINES IS HIGH-
LY FLAMMABLE AND CAN BECOME
Parkeren (03_23, 03_24)
De keuze van de parkeerzone is zeer be-
langrijk en moet de verkeerstekens en de
volgende aanduidingen respecteren.
LET OP
PARKEER HET VOERTUIG OP EEN
VASTE EN VLAKKE ONDERGROND,
ZODAT HET NIET VALT.
LAAT HET VOERTUIG NIET STEUNEN
TEGEN MUREN, EN LEG HET NIET OP
DE GROND.
CONTROLEER OF HET VOERTUIG,
EN VOORAL DE GLOEIEND HETE DE-
LEN ERVAN, NIET GEVAARLIJK ZIJN
VOOR PERSONEN EN KINDEREN.
LAAT HET VOERTUIG NIET ONBE-
WAAKT ACHTER MET DE MOTOR
AAN, OF MET DE SLEUTEL IN DE
ONTSTEKINGSSCHAKELAAR.
KOM NIET TE DICHT BIJ DE KOEL-
SCHROEVEN, OOKAL DRAAIEN ZE
NIET, OMDAT ZE ZOUDEN KUNNEN
STARTEN EN STUKKEN KLEDING,
HET HAAR, ENZ ZOUDEN KUNNEN
AANZUIGEN.
LET OP
HET VALLEN OF DE EXCESSIEVE
HELLING VAN HET VOERTUIG KUN-
NEN HET UITSTROMEN VAN BRAND-
STOF VEROORZAKEN. DE BRAND-
86
3 Use / 3 Gebruik
EXPLOSIVE UNDER SPECIFIC CON-
DITIONS.
DO NOT REST THE RIDER OR PAS-
SENGER WEIGHT ON THE SIDE
STAND.
STOF DIE WORDT GEBRUIKT VOOR
DE AANDRIJVING VAN DE ONTPLOF-
FINGSMOTOR IS UITERST BRAND-
BAAR EN KAN EXPLOSIEF WORDEN
IN BEPAALDE OMSTANDIGHEDEN.
BELAST DE LATERALE STANDAARD
NIET MET UW GEWICHT OF DAT VAN
DE PASSAGIER.
TO PARK THE VEHICLE:
Select an appropriate parking
spot.
Stop the vehicle.
TO STOP THE VEHICLE USE ONLY
THE IGNITION SWITCH. SET THE
EMERGENCY CUT-OFF SWITCH TO
KEY ON, USE IT ONLY IN CASE OF
EMERGENCY OR DANGER.
OM HET VOERTUIG TE PARKEREN:
De parkeerzone kiezen.
Het voertuig stilleggen.
OM HET VOERTUIG STIL TE LEGGEN
MAG UITSLUITEND DE ONTSTE-
KINGSSCHAKELAAR GEBRUIKT
WORDEN. LAAT DE SCHAKELAAR
VOOR HET STILLEGGEN VAN DE MO-
TOR IN POSITIE KEY ON, EN GE-
BRUIK HEM UITSLUITEND IN GEVAL
VAN NOOD OF GEVAAR.
Turn the key to set the ignition
switch to "KEY OFF".
Draai de sleutel en plaats de
ontstekingsschakelaar op 'KEY
OFF'.
87
3 Use / 3 Gebruik
CAUTION
OBSERVE THE INDICATIONS AS TO
HOW TO GET ON AND OFF THE VEHI-
CLE.
LET OP
VOLG AANDACHTIG DE AANDUIDIN-
GEN VOOR HET STIJGEN EN DALEN
MET HET VOERTUIG.
Following the instructions, ask
the passenger (if any) to get on-
to and then get off the vehicle.
Lock the steering and take out
the key.
The parking lights can be turned
on.
CAUTION
MAKE SURE THE VEHICLE IS STA-
BLE.
Volg de aanduidingen om de
passagier te laten afstappen (in-
dien aanwezig) en om zelf af te
stappen.
Blokkeer het stuur en verwijder
de sleutel.
Het is mogelijk om de parkeer-
lichten aan te schakelen.
LET OP
CONTROLEER DE STABILITEIT VAN
HET VOERTUIG.
Catalytic silencer
Catalytic models are fitted with a silencer
with a "two-way platinum-rhodium" cata-
lytic converter.
This device oxidises CO (carbon monox-
ide) and HC (unburned hydrocarbons)
present in exhaust fumes, turning them
into carbon dioxide and water vapour re-
spectively.
Katalysator
Het voertuig, katalytische versie, is uitge-
rust met een knaldemper met metalen
katalysator van het type "bivalent met
platina - rodium".
Dit mechanisme heeft als taak om de CO
(koolmonoxide) en de HC (onverbrande
koolwaterstof) te oxideren die aanwezig
zijn in het uitlaatgas, door ze respectie-
velijk om te zetten in kooldioxide en wa-
terdamp.
88
3 Use / 3 Gebruik
DO NOT PARK THE VEHICLE NEAR
DRY BRUSHWOOD OR IN PLACES
EASILY ACCESSIBLE BY CHILDREN
BECAUSE THE CATALYTIC CON-
VERTER REACHES HIGH TEMPERA-
TURE DURING THE RIDE; FOR THIS
REASON, PAY UTMOST ATTENTION
AND DO NOT TOUCH IT UNTIL IT HAS
COMPLETELY COOLED DOWN.
DO NOT USE LEADED PETROL AS IT
IRRETRIEVABLY DAMAGES THE
CATALYTIC CONVERTER.
VERMIJD OM HET VOERTUIG TE PAR-
KEREN IN DE BUURT VAN DROGE
STRUIKGEWASSEN OF VAN PLAAT-
SEN DIE BEREIKBAAR ZIJN DOOR
KINDEREN, OMDAT DE KATALYTI-
SCHE UITLAAT TIJDENS HET GE-
BRUIK ZEER HOGE TEMPERATUREN
BEREIKT; LET DUS ZEER GOED OP
EN VERMIJD EENDER WELK CON-
TACT, VÓÓR ZE HELEMAAL AFGE-
KOELD IS.
GEBRUIK GEEN BENZINE MET LOOD,
OMDAT ZO DE KATALYSATOR
WORDT VERNIETIGD.
DO NOT TAMPER THE NOISE CON-
TROL SYSTEM.
HET IS VERBODEN OM TE KNOEIEN
AAN HET CONTROLESYSTEEM VAN
HET LAWAAI.
Vehicle owners are warned that the law
may prohibit the following:
- the removal of any device or element
belonging to a new vehicle or any other
action by anyone leading to render it non-
operating, if not for maintenance, repair
or replacement reasons, in order to con-
trol noise emission before the sale or de-
Men waarschuwt de eigenaar van het
voertuig dat de wet het volgende kan ver-
bieden:
- de verwijdering en elke handeling om
eender welk samenstellend element in
een nieuw voertuig niet-operationeel te
maken, door eender wie, behalve voor
het onderhoud, de herstelling of de ver-
vanging, om de lawaai-emissie te contro-
89
3 Use / 3 Gebruik
livery of the vehicle to the ultimate buyer
or while it is used;
- using the vehicle after that device or el-
ement has been removed or rendered
non-operating.
Check the muffler/exhaust silencer and
the silencer pipes, make sure there are
no signs of rust or holes and that the ex-
haust system works properly. If exhaust
noise increases, take your vehicle to an
Official aprilia Dealer at once.
leren vóór de verkoop of levering van het
voertuig aan de koper of wanneer het ge-
bruikt wordt;
- het gebruik van het voertuig nadat dit
mechanisme of samenstellend element
werd verwijderd of niet-operationeel werd
gemaakt.
Controleer de uitlaat/knaldemper van de
uitlaat en de buizen van de knaldemper,
en controleer of er geen roest of boringen
zijn en of het uitlaatsysteem correct
werkt. Wanneer het lawaai van het uit-
laatsysteem verhoogt, contacteert men
onmiddellijk een Officiële aprilia Dealer.
03_25
Stand (03_25, 03_26, 03_27,
03_28)
There are two stands in the vehicle:
- side stand (3);
- OPTIONAL centre stand
The stand has two positions:
- normal or retracted (home position);
- extended (working position).
The rider is in charge to extend or fold up
the stand.
The stand must rotate freely and smooth-
ly.
Standaard (03_25, 03_26,
03_27, 03_28)
Op het voertuig zijn twee standaards
aanwezig:
- laterale standaard (3);
- centrale standaard OPTIONAL.
De standaard heeft twee posities:
- normaal of ingeklapt (rustpositie);
- uitgeklapt (werkpositie).
Het uit- en inklappen van de standaard
moet uitgevoerd worden door de bestuur-
der.
De rotatie van de standaard mag niet
worden belet.
90
3 Use / 3 Gebruik
03_26
03_27
03_28
The springs (4) keep the stand in position
(extended or retracted).
De veren (4) zorgen er voor dat de stan-
daard in positie blijft (uit- of ingeklapt).
If the stand has been retracted for any
manoeuvre (for example, when the vehi-
cle is in motion), rest the vehicle on its
stand again as follows:
CAUTION
MAKE SURE THE GROUND WHERE
YOU HAVE PARKED IS EMPTY, FIRM
AND LEVEL.
Wanneer men voor eender welk ma-
noeuvre (bijvoorbeeld het verplaatsen
van het voertuig) de standaard moet
dichtklappen, handelt men als volgt voor
het herplaatsen van het voertuig op de
standaard:
LET OP
CONTROLEER OF HET TERREIN VAN
DE PARKEERZONE VRIJ, VAST EN
VLAK IS.
Choose a parking area.
Grasp the left handle bar (1) and
the passenger handgrip (2).
Push the side stand with your
right foot and lower it completely
(3).
Lean the vehicle until the stand
is resting on the ground.
Turn the handlebar fully to the
left.
CAUTION
MAKE SURE THE VEHICLE IS STA-
BLE.
Kies de zone om te parkeren.
Grijp het linker handvat (1) en de
handgreep (2) vast.
Duw op de standaard met de
rechter voet, door hem volledig
uit te klappen (3).
Hel het voertuig tot de stan-
daard de grond raakt.
Plaats het stuur volledig naar
links.
LET OP
CONTROLEER DE STABILITEIT VAN
HET VOERTUIG.
Stand checking
Park the vehicle on its centre
stand.
Controle van de standaard
Plaats het voertuig op de cen-
trale standaard.
91
3 Use / 3 Gebruik
The springs (4) should not be
damaged, worn, rusty or slack-
en.
Check that the stand (3) does
not present any backlash at all
whether extended or retracted.
Extend the stand (3) from its re-
tracted position and check that
the springs (4) fully extend the
stand.
Fold the stand (3) up again and
release it half way checking if
the springs (4) make the stand
retract completely.
The stand (3) should turn
smoothly; grease the joint if re-
quired.
A safety switch (5) is installed on
the side stand (3) to inhibit igni-
tion or to stop the engine when
a gear is engaged and the side
stand (3) is lowered.
De veren (4) mogen niet be-
schadigd, versleten, verroest of
verzwakt zijn.
Controleer of de standaard (3) in
beide posities (uit- of ingeklapt)
geen speling heeft.
Beweeg de standaard (3) vanaf
de ingeklapte positie naar de uit-
geklapte positie, en controleer
of de veren (4) de standaard vol-
ledig uitklappen.
Beweeg de standaard (3) om
hem in de ingeklapte positie te
plaatsen, laat hem los aan de
helft van de loop, en controleer
of de veren (4) hem volledig
doen terugkeren.
De standaard (3) moet vrij draai-
en, smeer eventueel het kogel-
gewricht.
Op de laterale standaard (3) is
een veiligheidsschakelaar (5)
geïnstalleerd die de werking van
de motor belet of onderbreekt
wanneer er geschakeld is, en
wanneer de laterale standaard
(3) uitgeklapt is.
To check the safety switch (5) func-
tioning:
Start the engine
Release the throttle grip (6)
(Pos.A) and keep the engine at
idle, then operate the clutch lev-
er (7) fully.
Engage first gear by pressing
the gearshift control lever (8)
down.
Om de werking van de veiligheids-
schakelaar te controleren (5):
Start de motor
Met het gashandvat (6) losgela-
ten (Pos.A) en de motor aan het
minimum toerental, activeert
men de koppelingshendel (7)
volledig.
Schakel in de eerste versnelling
door de commandohendel van
92
3 Use / 3 Gebruik
Push down the side stand (3)
which will activate the safety
switch (5).
At this stage:
- the engine should stop;
- on the instrument panel the "side stand
down" warning LED should be on.
WARNING
IN CASE THE ENGINE DOES NOT
STOP, CONTACT AN official aprilia
Dealer.
de versnellingsbak (8) naar be-
neden te duwen.
Klap de laterale standaard (3)
uit die de veiligheidsschakelaar
(5) zal activeren.
Op dit moment gebeurt het volgende:
- de motor moet stoppen;
- op het dashboard moet de LEDcontro-
lelamp laterale standaard uitgeklapt op-
lichten.
WAARSCHUWING
WANNEER DE MOTOR NIET STOPT,
WENDT MEN ZICH TOT EEN Officiële
aprilia Dealer.
03_29
Suggestion to prevent theft
(03_29)
CAUTION
DO NOT USE DISC LOCKING DEVI-
CES. FAILURE TO OBSERVE THIS
WARNING MAY CAUSE SERIOUS
DAMAGE TO THE BRAKING SYSTEM
AND ACCIDENTS RESULTING IN
PHYSICAL INJURIES OR EVEN
DEATH.
Tips tegen diefstal (03_29)
LET OP
GEBRUIK GEEN SCHIJFBLOKKE-
RINGSMECHANISMEN. HET NIET
RESPECTEREN VAN DEZE WAAR-
SCHUWING KAN ERNSTIGE SCHADE
VEROORZAKEN AAN DE REMIN-
STALLATIE EN ONGELUKKEN VER-
OORZAKEN, MET LETSELS EN ZELFS
DE DOOD ALS GEVOLG.
NEVER leave the ignition key inserted in
the lock and always use the steering lock.
Park the vehicle in a safe place such as
Laat de ontstekingssleutel NOOIT achter
op het voertuig, en gebruik steeds het
stuurslot. Parkeer het voertuig op een
93
3 Use / 3 Gebruik
a garage or a place with guards. When-
ever possible, use an additional anti-theft
device. Make sure all vehicle documents
are in order and the road tax paid. Write
down your personal details and tele-
phone number on this page to help iden-
tifying the owner in case of vehicle
retrieval after a theft.
LAST
NAME: ....................................................
...............
NAME: ....................................................
...............
AD-
DRESS: ..................................................
.................
................................................................
..........................
TELEPHONE
No: .......................................................
WARNING
IN MANY CASES, STOLEN VEHICLES
CAN BE IDENTIFIED THROUGH DATA
INDICATED IN THE USE / MAINTE-
NANCE BOOKLET.
veilige plaats, indien mogelijk in een ga-
rage of een bewaakte plaats. Gebruik in-
dien mogelijk een extra antidiefstalme-
chanisme. Controleer of de documenten
en de verkeersbelasting in orde zijn.
Schrijf uw gegevens en telefoonnummer
op deze pagina, om de identificatie van
de eigenaar te vergemakkelijken in geval
van het terugvinden van het voertuig na
diefstal.
NAAM: ....................................................
................
VOOR-
NAAM: ....................................................
.........................
ADRES: ..................................................
...................
................................................................
...........................
TELEFOONNUM-
MER: ......................................................
....
WAARSCHUWING
IN VEEL GEVALLEN WORDEN GE-
STOLEN VOERTUIGEN GEÏDENTIFI-
CEERD DOOR MIDDEL VAN DE GE-
GEVENS IN HET GEBRUIKS- EN
ONDERHOUDSBOEKJE.
94
3 Use / 3 Gebruik
03_30
03_31
03_32
Basic safety rules (03_30,
03_31, 03_32, 03_33, 03_34)
DO NOT START THE ENGINE WHILE
THE VEHICLE RESTS ON ITS CENTRE
STAND. ENGAGING A GEAR MAY RE-
SULT IN LOSS OF CONTROL OVER
THE VEHICLE. NEITHER THE RIDER
NOR THE PASSENGER SHOULD GET
ON THE VEHICLE IF IT RESTS ON ITS
CENTRE STAND.
NEVER REST THE VEHICLE ON ITS
CENTRE STAND WHEN SEATED ON
RIDING POSITION.
Basis veiligheidsnormen
(03_30, 03_31, 03_32, 03_33,
03_34)
START DE MOTOR NIET WANNEER
HET VOERTUIG OP DE CENTRALE
STANDAARD GEPLAATST IS. HET
SCHAKELEN KAN CONTROLEVER-
LIES OVER HET VOERTUIG VEROOR-
ZAKEN. GA NIET OP HET VOERTUIG
ZITTEN, EVENMIN DE PASSAGIER,
WANNEER HET VOERTUIG OP DE
CENTRALE STANDAARD GE-
PLAATST IS.
VANUIT DE RIJPOSITIE IS HET VER-
BODEN OM HET VOERTUIG OP DE
CENTRALE STANDAARD TE PLAAT-
SEN.
Strictly follow the instructions compiled
below in order to avoid injuring people,
damaging property, things and the vehi-
cle in the event the rider or the passenger
falls off the vehicle and/or the vehicle falls
or overturns.
When getting on and off the vehicle,
make sure nothing is restricting your
movements; do not hold any objects in
your hands (helmet, gloves or goggles
not put on).
Schenk maximaal aandacht aan de vol-
gende veiligheidsaanduidingen, omdat
ze opgesteld zijn om letsels aan perso-
nen, schade aan voorwerpen of het voer-
tuig te vermijden, die afkomstig zijn
doordat de bestuurder of de passagier
vallen, en/of van het vallen of omslaan
van het voertuig zelf.
Het op- en afstappen van het voertuig
moet gebeuren met een totale bewe-
gingsvrijheid en zodat de handen niet
worden gehinderd (voorwerpen, niet ge-
dragen helm of handschoenen of bril).
95
3 Use / 3 Gebruik
03_33
03_34
Always get on and off the vehicle on the
left side and with the side stand lowered.
Men moet steeds opstappen en afstap-
pen aan de linker kant van het voertuig,
en enkel wanneer de laterale standaard
uitgeklapt is.
The stand has been designed to support
the weight of the vehicle and a minimum
load, without the added weight of rider
and passenger.
The purpose of the side stand is to pre-
vent the vehicle from falling or overturn-
ing while rider and passenger get on the
vehicle and get ready to ride; the stand
should not be used to support the weight
of rider and passenger.
While getting on and off, the vehicle may
become unstable due to its weight and it
may fall or overturn.
CAUTION
THE RIDER MUST GET ON THE VEHI-
CLE FIRST AND GET OFF LAST TO BE
ABLE TO CONTROL AND BALANCE
THE VEHICLE WHILE THE PASSEN-
GER IS GETTING ON OR OFF THE VE-
HICLE.
De standaard is ontworpen om het ge-
wicht van het voertuig met een minimum
last te steunen, zonder bestuurder en
passagier.
Het opstappen in de rijpositie wanneer
het voertuig op de laterale standaard
staat, is enkel toegestaan om de moge-
lijkheid te voorkomen dat het valt, en de
laterale standaard is niet voorzien om het
gewicht van de bestuurder en de passa-
gier te dragen.
Tijdens het op- of afstappen kan het ge-
wicht van het voertuig evenwichtsverlies
veroorzaken, met als gevolg de mogelijk-
heid op het vallen en het omslaan.
LET OP
DE BESTUURDER MOET STEEDS
EERTS OP HET VOERTUIG STAPPEN
EN ALS LAATSTE AFSTAPPEN, EN
HIJ ZORGT VOOR HET EVENWICHT
EN DE STABILITEIT TIJDENS HET OP-
EN AFSTAPPEN VAN DE PASSAGIER
When getting on and off the vehicle, the
passenger must move carefully so as not
to cause a loss of stability for vehicle and
rider.
Bovendien moet de passagier voorzichtig
op- en afstappen om het voertuig en de
passagier niet uit evenwicht te brengen.
96
3 Use / 3 Gebruik
CAUTION
THE RIDER MUST INSTRUCT THE
PASSENGER ON HOW TO GET ON
AND OFF THE VEHICLE SAFELY.
THE VEHICLE IS EQUIPPED WITH
PASSENGER FOOTRESTS TO FACIL-
ITATE GETTING ON OR OFF THE VE-
HICLE. THE PASSENGER MUST AL-
WAYS USE THE LEFT FOOTREST TO
GET ON AND OFF THE VEHICLE.
NEVER GET OR ATTEMPT TO GET
OFF THE VEHICLE BY JUMPING OR
STRETCHING YOUR LEG TO REACH
THE GROUND. THESE ARE INCOR-
RECT PROCEDURES THAT COMPRO-
MISE VEHICLE STABILITY AND BAL-
ANCE.
CAUTION
ANY BAGS OR OBJECTS STRAPPED
TO THE REAR OF THE VEHICLE CAN
REPRESENT AN OBSTACLE WHILE
GETTING ON AND OFF.
SWING YOUR RIGHT LEG OVER THE
SEAT IN A CONTROLLED MOVEMENT
SO AS NOT TO HIT THE REAR PART
OF THE VEHICLE (TAIL SECTION OR
LUGGAGE) AND COMPROMISE STA-
BILITY.
LET OP
DE PILOOT MOET DE PASSAGIER OP
DE HOOGTE BRENGEN VAN HOE
MEN MOET OP EN AFSTAPPEN.
HET VOERTUIG IS VOORZIEN VAN
SPECIALE VOETENSTEUNEN VOOR
DE PASSAGIER, VOOR HET OP EN
AFSTAPPEN. DE PASSAGIER MOET
STEEDS DE LINKER VOETENSTEUN
GEBRUIKEN VOOR HET OP EN AF-
STAPPEN.
NIET AFSTAPPEN OF PROBEREN OM
AF TE STAPPEN DOOR VAN HET
VOERTUIG TE SPRINGEN OF HET
BEEN UIT TE STREKKEN OM DE
GROND TE RAKEN. IN BEIDE GEVAL-
LEN ZOUDEN HET EVENWICHT EN DE
STABILITEIT VAN HET VOERTUIG GE-
SCHAAD KUNNEN WORDEN.
LET OP
DE BAGAGE EN DE OP DE ACHTER-
KANT VAN HET VOERTUIG VASTGE-
MAAKTE DELEN KUNNEN HINDER-
LIJK ZIJN TIJDENS HET OP- EN
AFSTAPPEN.
IN ELK GEVAL MOET MEN EEN GOED
GECONTROLEERDE BEWEGING VAN
HET RECHTER BEEN VOORZIEN EN
UITVOEREN, DIE DE ACHTERKANT
VAN HET VOERTUIG MOET VERMIJ-
DEN EN OVERTREFFEN (ACHTER-
STUK EN BAGAGE), ZONDER DAT
HET VOERTUIG UIT EVENWICHT
WORDT GEBRACHT.
97
3 Use / 3 Gebruik
GETTING ON THE VEHICLE
Grasp the handlebar correctly
and get on the vehicle without
resting your weight on the side
stand.
CAUTION
IF YOU CAN NOT REACH THE
GROUND WITH BOTH FEET WHEN
SEATED, PLACE YOUR RIGHT FOOT
ON THE GROUND (IF YOU LOSE BAL-
ANCE, THE SIDE STAND WILL PRE-
VENT A FALL ON THE LEFT SIDE)
AND BE READY TO PUT YOUR LEFT
FOOT ON THE GROUND.
OPSTAPPEN
Neem het stuur correct vast, en
stap op het voertuig zonder uw
gewicht op de laterale stan-
daard te laten rusten.
LET OP
WANNEER MEN NIET MET BEIDE
VOETEN DE GROND RAAKT, STEUNT
MEN OP DE RECHTER VOET (IN GE-
VAL VAN EVENWICHTSVERLIES IS
DE LINKER KANT "BESCHERMD"
DOOR DE LATERALE STANDAARD),
EN HOUDT MEN DE LINKER VOET
KLAAR OM TE STEUNEN.
Place both feet on the ground,
straighten and balance the ve-
hicle keeping it upright in riding
position.
CAUTION
THE RIDER MUST NOT EXTRACT OR
ATTEMPT TO EXTRACT THE PAS-
SENGER FOOTRESTS WHILE SEAT-
ED, BECAUSE THIS MIGHT COMPRO-
MISE VEHICLE STABILITY AND
BALANCE.
Laat beide voeten op de grond
steunen, plaats het voertuig
recht vooruit, en hou het in
evenwicht.
LET OP
DE BESTUURDER MAG OF MAG NIET
PROBEREN OM DE VOETENSTEUN
VAN DE PASSAGIER UIT TE KLAP-
PEN TIJDENS HET RIJDEN, DIT ZOU
HET EVENWICHT EN DE STABILITEIT
VAN HET VOERTUIG KUNNEN SCHA-
DEN.
Ask passenger to fold out both
passenger footrests.
Instruct passenger on how to
get on the vehicle safely.
Push the side stand with your
left foot to fold it up completely.
De passagier moet beide voe-
tensteunen van de passagier
uitklappen.
Leg de passagier uit hoe men op
het voertuig moet stappen.
98
3 Use / 3 Gebruik
GETTING OFF THE VEHICLE
Select a location for parking.
Stop the vehicle.
MAKE SURE THE GROUND WHERE
YOU PARK IS CLEAR, FIRM AND LEV-
EL.
Handel met de linker voet op de
laterale standaard, en klap deze
volledig in.
AFSTAPPEN
Kies de zone voor het parkeren.
Leg het voertuig stil.
CONTROLEER OF HET TERREIN VAN
DE PARKEERZONE VRIJ, VAST EN
VLAK IS.
With the left shoe heel, lower
and extend the side stand com-
pletely.
CAUTION
IF YOU CAN NOT REACH THE
GROUND WITH BOTH FEET WHEN
SEATED, PLACE YOUR RIGHT FOOT
ON THE GROUND (IF YOU LOSE BAL-
ANCE, THE SIDE STAND WILL PRE-
VENT A FALL ON THE LEFT SIDE)
AND BE READY TO PUT YOUR LEFT
FOOT ON THE GROUND.
Met de linker hiel handelt men
op de laterale standaard, en
klapt men deze volledig uit.
LET OP
WANNEER MEN NIET MET BEIDE
VOETEN DE GROND RAAKT, STEUNT
MEN OP DE RECHTER VOET (IN GE-
VAL VAN EVENWICHTSVERLIES IS
DE LINKER KANT "BESCHERMD"
DOOR DE LATERALE STANDAARD),
EN HOUDT MEN DE LINKER VOET
KLAAR OM TE STEUNEN.
Place both feet on the ground
and balance the vehicle keeping
it upright in riding position.
Instruct the passenger on how
to get off the vehicle safely.
Plaats beide voeten op de
grond, en hou het voertuig in
evenwicht in de rijrichting.
Leg de passagier uit hoe men
van het voertuig moet stappen.
99
3 Use / 3 Gebruik
RISK OF FALLING AND OVERTURN-
ING.
MAKE SURE THE PASSENGER HAS
GOT OFF THE VEHICLE.
DO NOT REST YOUR WEIGHT ON THE
SIDE STAND.
GEVAAR OP VALLEN OF OMSLAAN.
CONTROLEER OF DE PASSAGIER
VAN HET VOERTUIG IS GESTAPT.
LAAT HET EIGEN GEWICHT NIET OP
DE LATERALE STANDAARD RUS-
TEN.
Lean the vehicle until the stand
is resting on the ground.
Grasp the handlebar firmly and
get off the vehicle.
Turn the handlebar fully to the
left.
Fold up the passenger footrests.
CAUTION
MAKE SURE THE VEHICLE IS STA-
BLE.
Hel het voertuig tot de stan-
daard de grond raakt.
Grijp correct het stuur vast, en
stap van het voertuig.
Draai het stuur volledig naar
links.
Klap de voetensteunen van de
passagier dicht.
LET OP
CONTROLEER DE STABILITEIT VAN
HET VOERTUIG.
100
3 Use / 3 Gebruik
ETV 1000
Caponord
Chap. 04
Maintenance
Hst. 04
Onderhoud
101
04_01
04_02
04_03
Foreword (04_01, 04_02,
04_03)
CAUTION
FIRE HAZARD.
FUEL OR ANY OTHER FLAMMABLE
SUBSTANCES MUST NOT BE CLOSE
TO ELECTRICAL COMPONENTS.
BEFORE ANY MAINTENANCE OPER-
ATION OR INSPECTION ON THE VE-
HICLE, STOP THE ENGINE AND RE-
MOVE THE KEY. WAIT UNTIL THE
ENGINE AND THE EXHAUST SYSTEM
ARE COLD. IF POSSIBLE, LIFT THE
VEHICLE WITH A SPECIFIC TOOL ON
FIRM AND LEVEL GROUND.
BEFORE ANY OPERATION, MAKE
SURE THAT THE ROOM WHERE YOU
ARE HAS ADEQUATE AIR VENTILA-
TION.
TO PREVENT BURNS PAY SPECIAL
CARE WITH HOT ENGINE AND EX-
HAUST SYSTEM PARTS.
DO NOT HOLD ANY MECHANICAL OR
OTHER VEHICLE PARTS WITH YOUR
MOUTH: VEHICLE COMPONENTS
ARE NOT EDIBLE. ON THE CONTRA-
RY, SOME OF THEM ARE HARMFUL
AND EVEN TOXIC.
CAUTION
UNLESS OTHERWISE INDICATED,
REFIT THE UNIT FOLLOWING THE
Premisse (04_01, 04_02,
04_03)
LET OP
BRANDGEVAAR.
HOU BRANDSTOF EN ANDERE ONT-
VLAMBARE STOFFEN VER WEG VAN
DE ELEKTRISCHE ONDERDELEN.
VOORALEER MEN EENDER WELKE
ONDERHOUDSHANDELING OF IN-
SPECTIE UITVOERT OP HET VOER-
TUIG, LEGT MEN DE MOTOR STIL EN
VERWIJDERT MEN DE SLEUTEL.
WACHT TOT DE MOTOR EN DE UIT-
LAATINSTALLATIE AFGEKOELD
ZIJN, EN HEF INDIEN MOGELIJK HET
VOERTUIG OP MET DE SPECIALE AP-
PARATUUR OP EEN VASTE EN VLAK-
KE ONDERGROND.
CONTROLEER EERST OF HET LO-
KAAL WAAR MEN HANDELT GOED
VERLUCHT IS.
SCHENK VOORAL AANDACHT AAN
DE DELEN VAN DE MOTOR EN DE
UITLAATINSTALLATIE DIE NOG
WARM ZIJN, OM BRANDWONDEN TE
VERMIJDEN.
HOU NOOIT MECHANISCHE OF AN-
DERE DELEN VAN HET VOERTUIG IN
DE MOND: GEEN ENKEL ONDER-
DEEL IS EETBAAR, ENKELE DELEN
ZIJN INTEGENDEEL SCHADELIJK EN
ZELFS GIFTIG.
102
4 Maintenance / 4 Onderhoud
REMOVAL STEPS BUT IN REVERSE
ORDER.
WHEN CARRYING OUT MAINTE-
NANCE OPERATIONS, IT IS ADVISA-
BLE TO WEAR LATEX GLOVES.
LET OP
WANNEER HET NIET UITDRUKKE-
LIJK IS BESCHREVEN, WORDT DE
HERMONTAGE VAN DE GROEPEN IN
OMGEKEERDE ZIN VAN DE MONTA-
GEHANDELINGEN UITGEVOERD.
BIJ ONDERHOUDSHANDELINGEN
RAADT MEN AAN OM LATEX HAND-
SCHOENEN TE GEBRUIKEN.
For periodic and regular maintenance,
servicing or technical advice, contact an
Official aprilia Dealer for prompt and ac-
curate service.
Ask your Official aprilia Dealer to test the
vehicle on the road after a repair or reg-
ular maintenance operation;
THIS VEHICLE HAS BEEN PROGRAM-
MED TO INDICATE IN REAL TIME ANY
OPERATION FAILURE STORED IN
THE ELECTRONIC CONTROL UNIT
MEMORY. EACH TIME THE IGNITION
SWITCH IS SET TO "KEY ON", THE
"EFI" WARNING DIAGNOSIS LED (1)
IS LIT ON THE INSTRUMENT PANEL
FOR ABOUT THREE SECONDS. IF
THE "EFI" WARNING DIAGNOSIS LED
(1) ON THE INSTRUMENT PANEL
FLASHES DURING REGULAR EN-
GINE OPERATION, THIS MEANS
THAT THE ELECTRONIC CONTROL
UNIT HAS DETECTED A PROBLEM. IN
MANY CASES THE ENGINE CONTIN-
In geval van gewoon en periodiek onder-
houd, wanneer men assistentie of tech-
nisch advies nodig heeft, wendt men zich
tot een Officiële aprilia Dealer, die een
zorgvuldige en snelle service zal garan-
deren.
Er wordt aangeraden om aan de Officiële
aprilia Dealer te vragen om een proefrit
uit te voeren na een herstelling of perio-
diek onderhoud.
DIT VOERTUIG IS VOORZIEN VOOR
HET ONMIDDELLIJK ONTDEKKEN
VAN EVENTUELE ONREGELMATIG-
HEDEN IN VERBAND MET DE WERK-
ING, DIE OPGESLAGEN WORDEN
DOOR DE ELEKTRONISCHE CEN-
TRALE. ELKE KEER DE ONTSTE-
KINGSSCHAKELAAR OP 'KEY ON'
WORDT GEPLAATST, LICHT DE LED-
CONTROLELAMP VAN DE DIAGNOS-
TIEK "EFI" (1) OP HET DASHBOARD
VOOR ONGEVEER DRIE SECONDEN
OP. WANNEER OP HET DASHBOARD
103
4 Maintenance / 4 Onderhoud
UES TO WORK WITH LIMITED PER-
FORMANCE; IMMEDIATELY CON-
TACT AN Official aprilia dealer. AFTER
THE FIRST 1000 km (625 mi) AND
THEN EVERY 7500 km (4687 mi), THE
WORD "SERVICE" (2) IS SHOWN ON
THE RIGHT DISPLAY. IN THIS CASE,
CONTACT AN Official aprilia Dealer.
DE LEDCONTROLELAMP VAN DE DI-
AGNOSTIEK ''EFI'' (1) BEGINT TE
KNIPPEREN OF KNIPPERT TIJDENS
DE NORMALE WERKING VAN DE MO-
TOR, HEEFT DE ELEKTRONISCHE
CENTRALE EEN ONREGELMATIG-
HEID OPGEMERKT. IN VEEL GEVAL-
LEN BLIJFT DE MOTOR WERKEN,
MAAR MET BEPERKTE PRESTATIES;
WENDT ZICH ONMIDDELLIJK TOT
EEN Officiële aprilia Dealer. NA DE
EERSTE 1000 km (625 mijl) EN VER-
VOLGENS ELKE 7500 km (4687 mijl),
VERSCHIJNT DE OPSCHRIFT "SERVI-
CE" (2) OP HET RECHTER DISPLAY.
IN DIT GEVAL WENDT MEN ZICH TOT
EEN Officiële aprilia Dealer.
04_04
Engine oil level check (04_04)
CAUTION
THE ENGINE MUST BE WARM TO
CHECK ENGINE OIL LEVEL. IF EN-
GINE OIL LEVEL IS CHECKED WHEN
THE ENGINE IS COLD, THE OIL MAY
GO TEMPORARILY BELOW THE MIN-
IMUM LEVEL. THIS IS NOT A PROB-
LEM AS LONG AS THE ENGINE OIL
PRESSURE WARNING LIGHT DOES
NOT COME ON.
CAUTION
DO NOT LET THE ENGINE IDLE WITH
THE VEHICLE AT STANDSTILL TO
WARM UP THE ENGINE AND OBTAIN
Controle van het peil van de
motorolie (04_04)
LET OP
DE CONTROLE VAN DE MOTOROLIE
MOET UITGEVOERD WORDEN BIJ
WARME MOTOR. WANNEER MEN DE
CONTROLE VAN HET PEIL VAN DE
MOTOROLIE BIJ KOUDE MOTOR UIT-
VOERT, ZOU DE OLIE TIJDELIJK ON-
DER HET MIN. PEIL KUNNEN DALEN.
DIT VORMT GEEN ENKEL PRO-
BLEEM, MITS DE CONTROLELAMP
VAN DE DRUK VAN DE MOTOROLIE
NIET OPLICHT.
104
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_05
04_06
04_07
THE OPERATING TEMPERATURE OF
ENGINE OIL.
OIL IS BEST CHECKED AFTER A TRIP
OR AFTER TRAVELLING APPROXI-
MATELY 15 km (10 mi), OUT OF TOWN
(ENOUGH TO WARM UP ENGINE OIL
TO OPERATING TEMPERATURE).
LET OP
OM DE MOTOR OP TE WARMEN EN
DE MOTOROLIE OP WERKTEMPERA-
TUUR TE BRENGEN, LAAT MEN DE
MOTOR NIET WERKEN AAN HET MI-
NIMUM TOERENTAL WANNEER HET
VOERTUIG STIL STAAT.
DE CORRECTE PROCEDURE VOOR-
ZIET HET UITVOEREN VAN DE CON-
TROLE NA EEN REIS, OF NADAT MEN
ONGEVEER 15 km (10 mijl) HEEFT AF-
GELEGD BUITEN DE STAD (VOL-
DOENDE OM DE MOTOROLIE OP
TEMPERATUUR TE BRENGEN).
Stop the engine.
Keep the vehicle upright with the
two wheels on the ground.
Check the oil level on the trans-
parent pipe
MAX = maximum level
MIN = minimum level.
The difference between "MAX" and
"MIN" is around 500 cm³ (30.51 cu.in).
The oil level is correct when it is
close to the "MAX" mark.
Leg de motor stil.
Hou het voertuig in verticale po-
sitie met de twee wielen op de
grond.
Controleer het oliepeil op de
transparante buis
MAX = maximum peil
MIN = minimum peil.
Het verschil tussen het "MAX" en "MIN"
bedraagt ongeveer 500 cc (30.51 cu in).
Het peil is correct wanneer on-
geveer het "MAX" peil bereikt
wordt.
105
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Engine oil top-up (04_05)
CAUTION
DO NOT GO BEYOND THE MAX AND
BELOW THE MIN LEVEL MARKS TO
AVOID SEVERE ENGINE DAMAGE.
Het bijvullen van motorolie
(04_05)
LET OP
OVERSCHRIJDT DE MARKERING
«MAX» NIET EN LAAT HET NIET ON-
DER DE MARKERING «MIN» KOMEN,
OM GEEN ERNSTIGE SCHADE AAN
DE MOTOR TE VEROORZAKEN.
Fill with engine oil as required:
Unscrew and remove the filler
plug.
CAUTION
DO NOT ADD ADDITIVES OR ANY
OTHER SUBSTANCES TO THE FUEL.
When using a funnel or any other ele-
ment, make sure it is perfectly clean.
CAUTION
USE HIGH-QUALITY 15W - 50 OIL.
Indien nodig herstelt men het peil van de
motorolie:
Draai de vuldop los en verwijder
hem.
LET OP
VOEG GEEN ADDITIEVEN OF ANDE-
RE STOFFEN AAN DE BRANDSTOF
TOE.
WANNEER EEN TRECHTER OF IETS
ANDERS WORDT GEBRUIKT, MOET
DEZE PERFECT GEREINIGD WOR-
DEN.
LET OP
GEBRUIK OLIE VAN GOEDE KWALI-
TEIT, MET 15W - 50 GRADATIE.
106
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Top-up the oil in the reservoir
until you reach the correct level.
Herstel het juiste peil door de
tank bij te vullen.
Engine oil change (04_06,
04_07)
CHANGING ENGINE OIL AND ENGINE
OIL FILTER CAN PROVE DIFFICULT IF
YOUR ARE INEXPERIENCED.
CONTACT AN OFFICIAL aprilia dealer
IF REQUIRED.
IF YOU WISH TO PERFORM THESE
OPERATIONS YOURSELF, FOLLOW
THESE INSTRUCTIONS.
CARRY OUT MAINTENANCE OPERA-
TIONS AT HALF THE INTERVALS
SHOWN IF THE VEHICLE IS USED IN
WET OR DUSTY AREAS, OFF ROAD
OR FOR SPORTING APPLICATIONS.
CHANGE THE OIL FREQUENTLY IF
THE VEHICLE IS USED IN DUSTY
AREAS.
Vervanging van de motorolie
(04_06, 04_07)
DE HANDELINGEN VOOR DE VER-
VANGING VAN DE MOTOROLIE EN DE
MOTOROLIEFILTER, ZOUDEN MOEI-
LIJK EN INGEWIKKELD KUNNEN ZIJN
VOOR EEN ONERVAREN OPERATOR.
INDIEN NODIG WENDT MEN ZICH TOT
EEN OFFICIËLE APRILIA DEALER.
WANNEER MEN ZE TOCH ZELF UIT-
VOERT, HOUDT MEN ZICH AAN DE
VOLGENDE INSTRUCTIES.
WANNEER HET VOERTUIG WORDT
GEBRUIKT IN REGENACHTIGE OF
STOFFIGE ZONES, OP SLECHTE WE-
GEN, OF WANNEER MEN SPORTIEF
RIJDT, MOETEN DE ONDERHOUDS-
HANDELINGEN AAN DE HELFT VAN
HET AANGEDUIDE TIJDSINTERVAL
UITGEVOERD WORDEN.
WANNEER HET VOERTUIG IN STOF-
FIGE ZONES WORDT GEBRUIKT,
WORDT AANGERADEN OM DE OLIE
EERDER TE VERVANGEN.
Check the engine oil level frequently.
To change the oil:
Controleer regelmatig het peil van de mo-
torolie.
107
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CAUTION
HOT OIL IS MORE FLUID AND WILL
DRAIN OUT MORE EASILY AND COM-
PLETELY; IDEAL TEMPERATURE IS
REACHED AFTER THE ENGINE HAS
RUN FOR ABOUT TWENTY MINUTES.
OIL BECOMES VERY HOT WHEN THE
ENGINE IS HOT; BE CAREFUL NOT
TO GET BURNED WHEN CARRYING
OUT THE OPERATIONS DESCRIBED
BELOW.
Voor de vervanging:
LET OP
VOOR EEN BETERE EN VOLLEDIGE
UITSTROMING MOET DE OLIE WARM
ZIJN, EN DUS VLOEIBAARDER. DEZE
CONDITIE WORDT BEREIKT WAN-
NEER DE MOTOR VOOR ONGEVEER
TWINTIG MINUTEN HEEFT GE-
WERKT.
DE OLIE IN EEN OPGEWARMDE MO-
TOR HEEFT EEN ZEER HOGE TEMPE-
RATUUR, LET DUS ZEER GOED OP
OM U NIET TE VERBRANDEN TIJ-
DENS HET UITVOEREN VAN DE VOL-
GENDE HANDELINGEN.
Remove the oil sump guard
Place a container (1) with a
+4000 cm³ (244 cu.in) capacity
under the drainage plug (2) of
the reservoir.
Unscrew and remove the drain-
age plug (2) on the reservoir.
Unscrew and remove the filler
plug (3).
Drain the oil into the container
(1), allow several minutes for the
oil to drain out completely.
Check the sealing washer (2) on
the reservoir and replace it, if re-
quired.
Screw and tighten the drainage
plug (2) on the reservoir.
Verwijder de carterbedekking
Plaats een recipiënt (1) met een
minimum capaciteit van 4000 cc
(244 cu in) onder de afvoerfop
(2) van de tank.
Draai de vuldop (2) op de tank
los, en verwijder hem.
Draai de vuldop (3) los en ver-
wijder hem.
Voer de olie af en laat voor en-
kele minuten uitdruppelen in het
recipiënt (1).
Controleer en vervang eventu-
eel de dichtingsrondel van de
afvoerdop (2) op de tank.
Draai de vuldop (2) op de tank
vast, en sluit hem.
108
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Tightening torque of the drainage plug
(2) on the reservoir:15 Nm (1.5 kgm).
Move the container (1) and
place it under the engine base
matching the drainage plug on
the engine (4).
Unscrew and remove the drain-
age plug (4) on the engine.
Drain the oil into the container
(1), allow several minutes for the
oil to drain out completely.
DO NOT DISPOSE OF OIL INTO THE
ENVIRONMENT.
DISPOSE OF ENGINE OIL STORED IN
A SEALED CONTAINER AND TAKE IT
TO YOUR SUPPLIER OR TO THE
NEAREST USED OIL RECLAMATION
FIRM.
Sluitkoppel van de afvoerdop (2) op de
tank:15 Nm (1,5 kgm).
Verplaats het recipiënt (1) en
plaats het onder het onderstel
van de motor, onder de afvoer-
dop op de motor (4).
Draai de afvoerdop (4) op de
motor los, en verwijder hem.
Voer de olie af en laat voor en-
kele minuten uitdruppelen in het
recipiënt (1).
LOOS DE OLIE NIET IN HET MILIEU.
MEN RAADT AAN OM DE OLIE, IN EEN
VERZEGELD RECIPIËNT, NAAR HET
SERVICESTATION TE BRENGEN
WAAR MEN GEWOONLIJK OLIE AAN-
SCHAFT, OF NAAR EEN OPVANG-
CENTRUM VOOR OLIES.
Remove any metal scrap attach-
ed to the drainage plug magnet
(4).
Screw and tighten the drainage
plug (4).
Engine drainage plug (4) tightening
torque: 12 Nm (1.2 kgm).
Verwijder de metalen resten van
de magneet van de afvoerdop
(4).
Draai de afvoerdop (4) vast, en
sluit hem.
Sluitkoppel van de afvoerdop (4) op de
motor: 12 Nm (1,2 kgm).
ENGINE OIL FILTER REPLACEMENT VERVANGING VAN DE MOTOROLIEF-
ILTER
109
4 Maintenance / 4 Onderhoud
NOTE
CARRY OUT MAINTENANCE OPERA-
TIONS AT HALF THE INTERVALS
SPECIFIED IF THE VEHICLE IS USED
IN WET OR DUSTY AREAS, OFF
ROAD OR FOR SPORTING APPLICA-
TIONS.
N.B.
WANNEER HET VOERTUIG WORDT
GEBRUIKT IN REGENACHTIGE OF
STOFFIGE ZONES, OP SLECHTE WE-
GEN, OF WANNEER MEN SPORTIEF
RIJDT, MOETEN DE ONDERHOUDS-
HANDELINGEN AAN DE HELFT VAN
HET AANGEDUIDE TIJDSINTERVAL
UITGEVOERD WORDEN.
Undo the two screws (5) and re-
move the cover (6).
Remove the engine oil filter (7).
NOTE
NEVER REUSE A FILTER.
Draai de twee bouten (5) los en
verwijder het deksel (6).
Verwijder de motoroliefilter (7).
N.B.
GEBRUIK GEEN FILTER DIE REEDS
WERD GEBRUIKT.
Spread a thin layer of oil on the
sealing ring (8) of the new en-
gine oil filter.
Fit the new engine oil filter.
Refit the cover (6), screw and
tighten the two screws (5).
Breng een laagje olie aan op de
dichtingsring (8) van de nieuwe
motoroliefilter.
Plaats de nieuwe motoroliefilter.
Hermonteer het deksel (6), draai
de twee bouten (5) vast en sluit
ze.
110
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_08
04_09
Tyres (04_08, 04_09)
This vehicle is fitted with tyres without in-
ner tubes (Tubeless).
CAUTION
CHECK TYRE INFLATION PRESSURE
REGULARLY AT AMBIENT TEMPER-
ATURE. THE MEASUREMENT MAY BE
INCORRECT IF TYRES ARE WARM.
CHECK TYRE PRESSURE MAINLY
BEFORE AND AFTER A LONG TRIP. IF
TYRE PRESSURE IS TOO HIGH, THE
SURFACE UNEVENNESS IS NOT
CUSHIONED AND IS SENT TO THE
HANDLEBAR, THUS REDUCING COM-
FORT, GRIP AND STABILITY SPE-
CIALLY WHEN CORNERING.
ON THE OTHER HAND, AN UNDER-IN-
FLATED TYRE CAUSES THE CON-
TACT PATCH TO INCLUDE A LARGER
PORTION OF THE TYRE SIDE WALLS.
IF SO, THE TYRE MIGHT SLIP ON OR
GET DETACHED FROM THE RIM, RE-
SULTING IN LOSS OF CONTROL
OVER THE VEHICLE.
IN CASE OF SHARP BRAKING, TYRES
CAN EVEN GET OFF THE RIMS.
EVENTUALLY THE VEHICLE MIGHT
SKID IN A BEND.
INSPECT THREAD SURFACE AND
CHECK IT FOR WEAR. BADLY WORN
TYRES ADVERSELY AFFECT TRAC-
TION AND HANDLING.
Banden (04_08, 04_09)
Dit voertuig is voorzien van banden zon-
der binnenband (tubeless).
LET OP
CONTROLEER REGELMATIG DE
SPANNING VAN DE BANDEN BIJ DE
OMGEVINGSTEMPERATUUR. WAN-
NEER DE BANDEN WARM ZIJN, IS DE
METING NIET CORRECT. VOOR DE
METING UIT VOORAL VÓÓR EN NA
EEN LANGE REIS. WANNEER DE
SPANNING TE HOOG IS, WORDT DE
ONEFFENHEID VAN HET TERREIN
NIET GEDEMPT, EN DUS NAAR DE
STUURINRICHTING VERSTUURT, ZO-
DAT HET RIJCOMFORT VERMINDERT
EN DE WEGLIGGING IN BOCHTEN
VERSLECHTERT.
WANNEER VICEVERSA DE BANDEN-
SPANNING ONVOLDOENDE IS, WER-
KEN DE ZIJKANTEN VAN DE BANDEN
MEER, EN KAN HET ZIJN DAT DE
BAND OP DE VELG SLIPT OF LOS-
KOMT, MET ALS GEVOLG DAT MEN
DE CONTROLE OVER HET VOERTUIG
VERLIEST.
WANNEER MEN BRUUSK REMT,
KUNNEN DE BANDEN UIT DE VEL-
GEN KOMEN.
IN BOCHTEN KAN HET VOERTUIG
GAAN SLIPPEN.
CONTROLEER DE STAAT VAN HET
RIJOPPERVLAK EN DE SLIJTAGE,
OMDAT SLECHTE BANDENCONDI-
111
4 Maintenance / 4 Onderhoud
SOME TYRE TYPES HOMOLOGATED
FOR THIS VEHICLE FEATURE WEAR
INDICATORS.
THERE ARE SEVERAL TYPES OF
WEAR INDICATORS. CONSULT YOUR
DEALER ON METHODS TO CHECK
FOR WEAR.
CARRY OUT A VISUAL INSPECTION
FOR TYRE WEAR AND TEAR, RE-
PLACE TYRES WHEN WORN.
WHEN TYRES ARE OLD, THE MATE-
RIAL MAY HARDEN AND NOT PRO-
VIDE ADEQUATE GRIP, EVEN IF
TYRES ARE STILL WITHIN THE WEAR
LIMIT. REPLACE TYRES IF THIS OC-
CURS. REPLACE THE TYRE IF IT IS
WORN OR IF THERE IS A PUNCTURE
LARGER THAN 5 mm (0.197 in) IN THE
TREAD AREA.
WHEEL MUST BE BALANCED AFTER
A TYRE IS MENDED.
USE ONLY TYRE SIZES INDICATED
BY THE MANUFACTURER. DO NOT
FIT TYRES WITH INNER TUBES ON
RIMS FOR TUBELESS TYRES OR
VICE VERSA. CHECK THAT THE IN-
FLATION VALVES HAVE THEIR CAPS
FITTED TO AVOID UNEXPECTED
FLAT TYRES.
REPLACEMENT, REPAIR, MAINTE-
NANCE AND BALANCING OPERA-
TIONS ARE HIGHLY IMPORTANT AND
SO THEY SHOULD BE CARRIED OUT
TIES DE WEGLIGGING EN DE MA-
NOEUVREERBAARHEID VAN HET
VOERTUIG KUNNEN SCHADEN.
ENKELE BANDENTYPES, DIE GEHO-
MOLOGEERD ZIJN VOOR DIT VOER-
TUIG, HEBBEN EEN SLIJTAGE-INDI-
CATOR.
ER BESTAAN VERSCHILLENDE TY-
PES VAN SLIJTAGE-INDICATORS.
VOOR INFORMATIE IN VERBAND
MET DE CONTROLE VAN DE SLIJTA-
GE, WENDT MEN ZICH TOT DE VER-
KOPER.
CONTROLEER VISIEF DE SLIJTAGE
VAN DE BANDEN, EN VERVANG ZE
INDIEN ZE VERSLETEN ZIJN.
WANNEER DE BANDEN OUD ZIJN, EN
OOK AL ZIJN ZE NIET VERSLETEN,
KUNNEN ZE VERHARDEN EN DUS DE
WEGLIGGING NIET GARANDEREN. IN
DIT GEVAL VERVANGT MEN DE BAN-
DEN. LAAT DE BAND VERVANGEN
WANNEER HIJ VERSLETEN IS, OF
WANNEER ER EEN EVENTUEEL GAT
IS IN DE ZONE VAN HET RIJVLAK DAT
GROTER IS DAN 5 mm (0.197 in).
NADAT MEN DE BAND HEEFT LATEN
HERSTELLEN, LAAT MEN DE WIELEN
BALANCEREN.
GEBRUIK UITSLUITEND DE MAAT
VAN BANDEN DIE WORDT AANGE-
DUID DOOR HET HUIS. LAAT GEEN
BANDEN INSTALLEREN VAN HET TY-
112
4 Maintenance / 4 Onderhoud
USING THE SPECIFIC TOOLS AND
WITH THE ADEQUATE KNOWLEDGE.
HAVE YOUR TYRES AND WHEELS
SERVICED AT AN OFFICIAL DEALER
OR A SPECIALISED TYRE WORK-
SHOP.
NEW TYRES MAY BE COATED WITH
AN OILY FILM: RIDE WITH CAUTION
DURING THE FIRST KILOMETRES. DO
NOT APPLY UNSUITABLE LIQUIDS
ON TYRES.
WHEN TYRES ARE OLD, THE MATE-
RIAL MAY HARDEN AND NOT PRO-
VIDE ADEQUATE GRIP, EVEN IF
TYRES ARE STILL WITHIN THE WEAR
LIMIT. TYRE GRIP
IF THIS IS THE CASE, REPLACE THE
TYRES.
PE MET BINNENBAND OP VELGEN
VOOR TUBELESS BANDEN, EN VICE-
VERSA. CONTROLEER OF DE VEN-
TIELEN VOOR HET OPBLAZEN
STEEDS HUN DOPJES HEBBEN, OM
HET PLOTSELING LEEGLOPEN VAN
DE BANDEN TE VERMIJDEN.
DE HANDELINGEN VAN HET VER-
VANGEN, HERSTELLEN, ONDER-
HOUD EN BALANCEREN ZIJN ZEER
BELANGRIJK, EN MOETEN DUS UIT-
GEVOERD WORDEN MET GESCHIK-
TE GEREEDSCHAPPEN EN MET DE
NODIGE ERVARING. DAAROM
RAADT MEN AAN OM ZICH TE WEN-
DEN TOT EEN OFFICIËLE DEALER OF
EEN BANDENSPECIALIST VOOR HET
UITVOEREN VAN VOORAFGAANDE
HANDELINGEN.
WANNEER DE BANDEN NIEUW ZIJN,
KUNNEN ZE BEDEKT ZIJN MET EEN
GLADDE LAAG: DE EERSTE KILOME-
TERS MOET MEN VOORZICHTIG RIJ-
DEN. SMEER DE BANDEN NIET IN
MET ONGESCHIKTE VLOEISTOFFEN.
WANNEER DE BANDEN OUD ZIJN, EN
OOK AL ZIJN ZE NIET VERSLETEN,
KUNNEN ZE VERHARDEN EN DUS DE
WEGLIGGING NIET GARANDEREN.
IN DIT GEVAL VERVANGT MEN DE
BANDEN.
Minimum tread depth:
Minimum dieptelimiet van het rijvlak:
113
4 Maintenance / 4 Onderhoud
front and rear 2 mm (0.079 in) (USA 3 mm
- 0.118 in) and anyway not less than re-
quired by the regulations in force in the
country where the vehicle is used.
vooraan en achteraan 2 mm (0.079 in)
(USA 3 mm - 0.118 in) en alleszins niet
minder dan voorgeschreven door de van
kracht zijnde wetgeving van het land
waar het voertuig wordt gebruikt.
WHEN ASSEMBLING/DISASSEM-
BLING TYRES PAY SPECIAL ATTEN-
TION SO AS NOT TO SCRATCH NOR
DAMAGE THE RIMS WITH THE VICES .
WEES ZEER VOORZICHTIG TIJDENS
DE FASE VANN DE MONTAGE/DE-
MONTAGE VAN DE BANDEN, OM DE
VELGEN NIET TE KRASSEN OF TE
BESCHADIGEN MET DE KLEMMEN.
04_10
Spark plug dismantlement
(04_10, 04_11, 04_12, 04_13,
04_14)
CAUTION
CHECK, CLEAN OR CHANGE BOTH
SPARK PLUGS ONE AT A TIME.
AT REGULAR INTERVALS, REMOVE
THE SPARK PLUG AND CLEAN OFF
ANY CARBON DEPOSITS OR RE-
PLACE AS REQUIRED.
ALWAYS REPLACE BOTH SPARK
PLUGS, EVEN IF ONLY ONE NEEDS
REPLACING.
Demonteren van de bougie
(04_10, 04_11, 04_12, 04_13,
04_14)
LET OP
CONTROLEER, REINIG EN VERVANG
BEIDE BOUGIES ÉÉN VOOR ÉÉN.
DEMONTEER REGELMATIG DE BOU-
GIES, REINIG ZE VAN KOOSTOFAF-
ZETTINGEN, EN VERVANG ZE INDIEN
NODIG.
OOK WANNEER SLECHTS ÉÉN VAN
DE BOUGIES MOET VERVANGEN
WORDEN, VERVANGT MEN STEEDS
ALLE BOUGIES.
114
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_11
04_12
04_13
In order to gain access to the spark
plugs:
BEFORE CARRYING OUT THE FOL-
LOWING OPERATIONS AND IN OR-
DER TO AVOID BURNS, ALLOW THE
ENGINE AND SILENCER TO COOL
OFF TO AMBIENT TEMPERATURE.
Om de bougies te bereiken:
VOORALEER MEN DE VOLGENDE
HANDELINGEN UITVOERT, LAAT
MEN DE MOTOR EN DE KNALDEM-
PER AFKOELEN TOT DEZE DE OM-
GEVINGSTEMPERATUUR HEBBEN
BEREIKT, OM MOGELIJKE BRAND-
WONDEN TE VERMIJDEN.
Remove the fuel tank
THE VEHICLE IS FITTED WITH TWO
SPARK PLUGS FOR EACH CYLINDER
(A) AND (B).
THE FOLLOWING PROCEDURES RE-
FER TO THE TWO SPARK PLUGS OF
A SINGLE CYLINDER, BUT ARE VALID
FOR BOTH CYLINDERS.
CARRY OUT ALL THE OPERATIONS
DESCRIBED FOR THE FIRST SPARK
PLUG AND THE REPEAT THEM ON
THE SECOND SPARK PLUG OF THE
SAME CYLINDER.
Verwijder de brandstoftank
HET VOERTUIG IS VOORZIEN VAN
TWEE BOUGIES VOOR ELKE CILIN-
DER (A) EN (B).
DE VOLGENDE HANDELINGEN ZIJN
IN VERBAND MET DE TWEE BOUGIES
VAN ÉÉN CILINDER, MAAR GELDEN
VOOR BEIDE CILINDERS.
VOER OP DE EERSTE BOUGIE ALLE
HANDELINGEN UIT DIE WORDEN BE-
SCHREVEN, EN HERHAAL ZE VOOR
DE TWEEDE BOUGIE VAN DEZELFDE
CILINDER.
DO NOT CHANGE THE POSITION OF
THE TWO SPARK PLUG TUBES.
KEER DE PLAATS VAN DE TWEE PI-
PETTEN VAN DE BOUGIES NIET OM.
115
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_14
DO NOT REMOVE BOTH SPARK
PLUG TUBES AT THE SAME TIME.
VERWIJDER DE TWEE PIPETTEN
VAN DE BOUGIES NIET GELIJKTIJ-
DIG.
Remove the tube (1) of the
spark plug (2).
Clean off any trace of dirt from
the spark plug base.
Fit the special spanner supplied
in the toolkit to the spark plug.
Insert the 13-mm (0.51 in) single
open ended spanner supplied
with the tool kit into the hexago-
nal head of the spark plug span-
ner .
Unscrew the spark plug (2) and
remove it from its seat, making
sure no dust or dirt gets into the
cylinder.
Verwijder de pipet (1) van de
bougie (2).
Verwijder elk vuilspoor van de
basis van de bougie.
Plaats de speciale sleutel, gele-
verd bij de gereedschapskit, op
de bougie.
Plaats op de zeshoekige zit van
de sleutel voor bougies de vor-
ksleutel van 13 mm (0.51 in),
geleverd bij de gereedschaps-
kit.
Draai de bougie (2) los en ver-
wijder ze uit de zit, en laat geen
stof of andere stoffen in de cilin-
der terechtkomen.
CAUTION
THE ELECTRODES OF THE SPARK
PLUGS INSTALLED ON THIS VEHICLE
ARE PLATINUM ELECTRODES. DO
NOT USE METAL BRUSHES AND/OR
ABRASIVE PRODUCTS TO CLEAN
THE SPARK PLUGS. USE ONLY A
COMPRESSED AIR JET.
LET OP
DE ELEKTRODEN VAN DE BOUGIES
DIE OP DIT VOERTUIG GEMONTEERD
ZIJN, ZIJN VAN HET PLATINATYPE.
VOOR DE REINIGING MAG MEN GEEN
METALEN BORSTELS EN/OF ABRA-
SIEVE PRODUCTEN GEBRUIKEN,
MAAR ENKEL EEN PERSLUCHT-
STRAAL.
Key:
Legende:
116
4 Maintenance / 4 Onderhoud
- central electrode (3);
- insulator (4);
- side electrode (5);
Check that the electrodes and
the insulator of the spark plug do
not show signs of carbon depos-
its and corrosion. If required,
clean them using a compressed
air jet.
Replace the spark plug if its insulator is
cracked, the electrodes show signs of
corrosion or excessive deposits, or the
top (6) of the central electrode (3) gets
rounded.
WHEN REPLACING A SPARK PLUG,
CHECK THE PITCH AND LENGTH OF
THE THREAD.IF THE THREADED
PART IS TOO SHORT, CARBON DE-
POSITS WILL BUILD UP ON THE
THREAD SEAT AND MAY THUS DAM-
AGE THE ENGINE WHEN THE ADE-
QUATELY THREADED PART IS IN-
STALLEDUSE SPARK PLUGS OF THE
RECOMMENDED TYPE ONLY OTHER-
WISE, ENGINE LIFE AND PERFORM-
ANCECOULD BE COMPRO-
MISED.CHECK THE GAP BETWEEN
THE ELECTRODES WITH A FEELER
THICKNESS GAUGE (7) TO AVOID
- centrale elektrode (3);
- isolering (4);
- laterale elektrode (5).
Controleer of de elektroden en
de isolering van de bougie geen
koolstofresten of corrosietekens
vertonen, reinig ze eventueel
met een persluchtstraal.
Wanneer de bougie scheurtjes op de iso-
lering, corrosie op de elektroden, exces-
sieve afzettingen vertoont, of de centrale
elektrode (3) vertoont een afgerond top-
punt (6), moet de bougie vervangen wor-
den.
WANNEER MEN DE BOUGIE VER-
VANGT, CONTROLEERT MEN DE
STEEK EN DE LENGTE VAN DE
SCHROEFDRAAD. WANNEER HET
GESCHROEFDRADE DEEL TE KORT
IS, ZULLEN DE KOOLAFZETTINGEN
ZICH OP DE ZIT VAN DE SCHROEF-
DRAAD AFZETTEN ZODAT DE MO-
TOR ZOU BESCHADIGD KUNNEN
WORDEN WANNEER MEN DE COR-
RECTE BOUGIE HERMONTEERT. GE-
BRUIK ENKEL BOUGIES VAN HET
AANBEVOLEN TYPE, ANDERS ZOU-
DEN DE PRESTATIES EN DE DUUR
VAN DE MOTOR GESCHAAD KUN-
NEN WORDEN. VOOR HET CONTRO-
LEREN VAN DE AFSTAND TUSSEN
DE ELEKTRODEN GEBRUIKT MEN
117
4 Maintenance / 4 Onderhoud
DAMAGING THE PLATINUM COAT-
ING.
EEN DIKTEMETER VAN HET RAND-
TYPE (7), OM DE PLATINA BEKLE-
DING NIET TE BESCHADIGEN.
CAUTION
DO NOT ATTEMPT TO READJUST
THE ELECTRODE GAP.
Characteristic
Electrode gap
0.6 - 0.7 mm (0.024 - 0.028 in)
LET OP
PROBEER OP GEEN ENKELE MA-
NIER OM DE AFSTAND TUSSEN DE
ELEKTRODEN WEER OP MAAT TE
BRENGEN.
Technische kenmerken
Afstand van de elektroden
0,6 - 0,7 mm (0.024 - 0.028 in)
Make sure that the washer (8) is
in good conditions.
Controleer of de rondel (8) in
goede condities verkeert.
To install:
Once the washer is fitted (8),
manually screw the spark plug
to avoid damaging the thread.
Tighten it using the spanner
supplied in the tool kit, make
each spark plug complete 1/2 of
a turn to press the washer.
Spark plug tightening torque: 20 Nm
(2.0 kgm).
Voor de installatie:
Met gemonteerde rondel (8)
draait men de bougie manueel
vast, om te vermijden dat de
schroefdraad wordt bescha-
digd.
Sluit de bougies met behulp van
de in de gereedschapskit bijge-
voegde sleutel, door elke bougie
een 1/2 draai vast te draaien om
de rondel vast te drukken.
Sluitkoppel van de bougie: 20 Nm (2,0
kgm).
118
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CAUTION
TIGHTEN THE SPARK PLUG COR-
RECTLY. OTHERWISE, THE ENGINE
MAY OVERHEAT AND GET IRRE-
TRIEVABLE DAMAGED.
CAUTION
MAKE SURE THAT THE TUBE (1) IS
PROPERLY CONNECTED TO THE
SPARK PLUG (2). IF THE SPARK
PLUG TUBE IS INCORRECTLY CON-
NECTED, IT MAY GET DETACHED
DUE TO ENGINE VIBRATIONS, WHICH
COULD SERIOUSLY DAMAGE THE
ENGINE.
LET OP
DE BOUGIE MOET GOED WORDEN
VASTGEDRAAID, OMDAT ANDERS
DE MOTOR KAN OVERVERHITTEN,
EN DUS ERNSTIG WORDT BESCHA-
DIGD.
LET OP
CONTROLEER OF DE PIPET (1) COR-
RECT VERBONDEN IS AAN DE BOU-
GIE (2). EEN NIET CORRECTE PLAAT-
SING ZOU DOOR DE VIBRATIES VAN
DE MOTOR HET LOSKOMEN VAN DE
PIPET KUNNEN VEROORZAKEN, EN
DE MOTOR ERNSTIG KUNNEN BE-
SCHADIGEN.
Insert the pipe (1) correctly on
the spark plug (2) until it clicks.
NOTE
REPEAT THE DESCRIBED OPERA-
TIONS FOR THE SECOND SPARK
PLUG OF THE SAME CYLINDER AND
THEN FOR THE FIRST AND SECOND
SPARK PLUGS OF THE OTHER CYL-
INDER.
Plaats de pipet (1) correct op de
bougie (2) tot de klik wordt ge-
hoord.
N.B.
HERHAAL DE BESCHREVEN HANDE-
LINGEN VOOR DE TWEEDE BOUGIE
VAN DEZELFDE CILINDER, EN VER-
VOLGENS VOOR DE EERSTE EN
TWEEDE BOUGIE VAN DE ANDERE
CILINDER.
Refit the fuel tank
Plaats de brandstoftank weer
119
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_15
04_16
Removing the sides (04_15,
04_16)
Rest the vehicle on its stand.
Undo and remove the three
screws (1).
Undo and remove the upper
screw (2).
NOTE
HANDLE PLASTIC AND PAINTED
COMPONENTS WITH CARE; DO NOT
SCRATCH OR SPOIL THEM.
Demonteren van de
zijschermen (04_15, 04_16)
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Draai de drie bouten (1) los en
verwijder ze.
Draai de bovenste bout (2) los
en verwijder ze.
N.B.
HANTEER ZORGVULDIG DE PLASTIC
EN GELAKTE DELEN; KRAS OF BE-
SCHADIG ZE NIET.
Remove the side fairing (3).
UPON REFITTING, INSERT THE SUP-
PORT (4) CORRECTLY ON THE AP-
PROPRIATE PIN AND PLACE THE
PLASTIC PARTS (5) (6) ON THE COR-
RESPONDING SUPPORTS.
Verwijder de zijbekleding (3).
BIJ DE HERMONTAGE MOET DE ZIT
(4) CORRECT OP DE SPECIALE PIN
GEPLAATST WORDEN, EN MOETEN
DE PLASTIC DELEN (5) EN (6) COR-
RECT IN DE RESPECTIEVELIJKE ZIT-
TEN GEPLAATST WORDEN.
120
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_17
04_18
04_19
Removing the air filter (04_17,
04_18, 04_19, 04_20)
Check the air filter frequently if the vehicle
is used on wet and dusty roads. The air
filter can be partially cleaned after travel-
ling along this kind of roads.
CAUTION
PARTIAL AIR FILTER CLEANING
DOES NOT EXCLUDE NOR POST-
PONE AIR FILTER REPLACEMENT.
DO NOT START THE ENGINE WITH-
OUT THE AIR FILTER.
DO NOT USE PETROL OR SOLVENTS
TO CLEAN THE FILTERING ELE-
MENT; THE FUEL SUPPLY SYSTEM
MAY CATCH FIRE POSING A GREAT
RISK FOR PEOPLE AND THE VEHI-
CLE ITSELF.
DO NOT DISPOSE OF POLLUTING
SUBSTANCES OR COMPONENTS IN
THE ENVIRONMENT.
Demonteren van het luchtfilter
(04_17, 04_18, 04_19, 04_20)
Controleer de luchtfilter regelmatiger
wanneer het voertuig op stoffige of natte
wegen wordt gebruikt. In dit geval wordt
een gedeeltelijke reiniging van de lucht-
filter toegestaan, die moet uitgevoerd
worden na het rijden op deze wegen.
LET OP
DE GEDEELTELIJKE REINIGING VAN
DE LUCHTFILTER SLUIT EN STELT
DE VERVANGING VAN DE FILTER
NIET UIT.
START DE MOTOR NIET WANNEER
DE LUCHTFILTER VERWIJDERD IS.
GEBRUIK GEEN BENZINE OF OPLOS-
MIDDELEN VOOR DE REINIGING VAN
HET FILTEREND ELEMENT; ZE ZOU-
DEN BRAND KUNNEN VEROORZA-
KEN OP HET VOEDINGSSYSTEEM,
MER GROOT GEVAAR VOOR DE PER-
SONEN EN HET VOERTUIG.
LOOS GEEN VERVUILENDE STOF-
FEN OF ONDERDELEN IN HET MILI-
EU.
121
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_20
TO REACH THE CAP (1) REMOVE THE
LEFT SIDE FAIRING.
OM HET DOPJE (1) TE BEREIKEN,
MOET DE LINKER ZIJBEKLEDING
VERWIJDERD WORDEN.
AIR FILTER REMOVAL
Remove the fuel tank.
Undo and remove the eight fix-
ing screws (2) of the filter casing
cover (3).
Remove the filter casing cover
(3).
Undo and remove the six
screws (4).
Remove the filter cage (5) from
the filtering element (6).
Take out the filtering element
(6).
Remove the air filter support (7).
COVER THE HOLE WITH A CLEAN
CLOTH SO THAT NO FOREIGN ELE-
MENTS GET INTO THE INLET DUCTS.
UPON REFITTING, AND BEFORE
PLACING THE FILTER CASING COV-
ER (3), MAKE SURE NEITHER THE
CLOTH NOR ANY OTHER OBJECT
VERWIJDERING VAN DE LUCHTFIL-
TER
Verwijder de brandstoftank.
Draai de acht bevestigingsbou-
ten (2) van het deksel (3) van de
filterkist los, en verwijder ze.
Verwijder het deksel (3) van de
filterkist.
Draai de zes bouten (4) los en
verwijder ze.
Verwijder de filterkooi (5), com-
pleet met filterend element (6).
Verwijder het filterend element
(6).
Verwijder de steun van de lucht-
filter (7).
SLUIT DE OPENING MET EEN REIN
DOEK, OM TE VERMIJDEN DAT EVEN-
TUELE VREEMDE DEELTJES IN DE
AFZUIGLEIDING KOMEN.
VOORDAT BIJ DE HERMONTAGE HET
DEKSEL VAN DE FILTERKAST (3) OP-
122
4 Maintenance / 4 Onderhoud
HAS BEEN LEFT INSIDE THE FILTER
CASING.
MAKE SURE THE FILTERING ELE-
MENT IS CORRECTLY PLACED SO
THAT UNFILTERED AIR DOES NOT
FLOW IN.
DO NOT FORGET THAT EARLY WEAR
OF PISTON RINGS AND OF THE CYL-
INDER CAN BE CAUSED BY A MAL-
FUNCTIONING OR INCORRECTLY
POSITIONED FILTERING ELEMENT.
NIEUW WORDT GEPLAATST, CON-
TROLEERT MEN OF HET DOEK OF
ANDERE VOORWERPEN NIET BIN-
NENIN DE FILTERKAST ZIJN GEBLE-
VEN.
CONTROLEER OF HET FILTEREND
ELEMENT CORRECT GEPLAATST IS,
ZODAT ER GEEN NIET-GEFILTERDE
LUCHT KAN PASSEREN.
VERGEET NIET DAT VOORTIJDIGE
SLIJTAGE VAN DE SEGMENTEN VAN
DE ZUIGER EN DE CILINDER KUNNEN
VOROORZAAKT WORDEN DOOR
EEN DEFECT OF SLECHT GE-
PLAATST FILTEREND ELEMENT.
04_21
Air filter cleaning (04_21,
04_22)
DO NOT USE SCREWDRIVERS OR
ANY OTHER ELEMENT ON THE FIL-
TER.
Reinigen van het luchtfilter
(04_21, 04_22)
HANDEL NIET MET SCHROEVEN-
DRAAIERS OF IETS ANDERS OP DE
FILTER ZELF.
Hold the air filter (1) and tap it
several times on a clean sur-
face.
If necessary, clean the air filter
(1) with a blast of compressed
air (directing it from the inside to
the outside of the filter).
Grijp de luchtfilter vast (1) en
klop hem meerdere keren uit op
een rein doek.
Reinig de luchtfilter (1) indien
nodig met een persluchtstraal
(door ze te richten van de bin-
nenkant naar de buitenkant van
de filter).
123
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_22
CAUTION
WHEN CLEANING THE FILTERING EL-
EMENT, MAKE SURE IT IS NOT DAM-
AGED.
REPLACE THE FILTERING ELEMENT
IF DAMAGED.
LET OP
TIJDENS DE HANDELINGEN VAN DE
REINIGING VAN HET FILTEREND
ELEMENT, CONTROLEERT MEN OF
ER GEEN SCHEUREN ZIJN.
IN HET OMGEKEERDE GEVAL MOET
HET FILTEREND ELEMENT VERVAN-
GEN WORDEN.
Clean the external side of the air
filter (1) with a clean cloth.
Clean the inner side of the air fil-
ter (2) with a clean cloth.
Clean de inlet ducts (3).
Reinig de buitenkant van de
luchtfilter (1) met een rein doek.
Reinig de binnenkant van de fil-
terkist (2) met een rein doek.
Reinig de afzuigleidingen (3).
AIR FILTER REPLACEMENT
CAUTION
NEVER REUSE AN OLD FILTER.
VERVANGING VAN DE LUCHTFILTER
LET OP
GEBRUIK GEEN FILTER DIE REEDS
WERD GEBRUIKT.
Replace the air filter (1) with a
new one of the same type.
Vervang de luchtfilter (1) met
een nieuwe van hetzelfde type.
124
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_23
Cooling fluid level (04_23)
DO NOT USE THE VEHICLE IF THE
COOLANT LEVEL IS BELOW THE MIN-
IMUM LEVEL MARKED "LOW".
CAUTION
COOLANT IS TOXIC IF INGESTED;
CONTACT WITH EYES OR SKIN MAY
CAUSE IRRITATION. IF FLUID GETS
IN CONTACT WITH EYES OR SKIN,
RINSE REPEATEDLY WITH ABUN-
DANT WATER AND SEEK MEDICAL
ADVICE. IF SWALLOWED, INDUCE
VOMITING, RINSE MOUTH AND
THROAT WITH ABUNDANT WATER
AND SEEK MEDICAL ADVICE IMME-
DIATELY.
CAUTION
PAY ATTENTION NOT TO POUR
COOLANT ON HOT ENGINE OR EX-
HAUST SYSTEM COMPONENTS; IT
MAY CATCH FIRE PRODUCING INVIS-
IBLE FLAMES. WHEN CARRYING OUT
MAINTENANCE OPERATIONS, IT IS
ADVISABLE TO WEAR LATEX
Peil koelvloeistof (04_23)
GEBRUIK HET VOERTUIG NIET WAN-
NEER DE KOELVLOEISTOF ZICH ON-
DER HET MINIMUM PEIL «LOW» BE-
VINDT.
LET OP
DE KOELVLOEISTOF IS SCHADELIJK
WANNEER HIJ WORDT INGESLIKT;
HET CONTACT MET DE HUID EN DE
OGEN KAN IRRITATIES VEROORZA-
KEN. WANNEER DE VLOEISTOF IN
CONTACT ZOU KOMEN MET DE HUID
EN DE OGEN, SPOELT MEN LANG
MET VEEL WATER, EN RAADPLEEGT
MEN EEN ARTS. WANNEER HET
WORDT INGESLIKT, MOET MEN
OVERGEVEN, DE MOND EN DE KEEL
SPOELEN MET VEEL WATER, EN ON-
MIDDELLIJK EEN ARTS RAADPLE-
GEN.
LET OP
LET OP OM GEEN KOELVLOEISTOF
TE MORSEN OP DE HETE DELEN VAN
DE MOTOR EN DE UITLAATINSTAL-
LATIE; DEZE ZOU BRAND KUNNEN
125
4 Maintenance / 4 Onderhoud
GLOVES. CONTACT AN Official aprilia
Dealer FOR REPLACEMENT.
DO NOT DISPOSE OF THE FLUID INTO
THE ENVIRONMENT.
KEEP OUT OF THE REACH OF CHIL-
DREN
DO NOT REMOVE THE COVER OF
THE EXPANSION TANK (1) WHEN THE
ENGINE IS HOT AS THE COOLANT IS
UNDER PRESSURE AND AT A HIGH
TEMPERATURE. CONTACT WITH
SKIN OR CLOTHES MAY CAUSE SE-
RIOUS BURNS AND/OR INJURIES.
VATTEN MET ONZICHTBARE VLAM-
MEN. BIJ ONDERHOUDSHANDELIN-
GEN RAADT MEN AAN OM LATEX
HANDSCHOENEN TE GEBRUIKEN.
VOOR DE VERVANGING WENDT MEN
ZICH TOT EEN Officiële aprilia Dealer.
LOOS DE VLOEISTOF NIET IN HET MI-
LIEU.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN
HOUDEN
VERWIJDER DE DOP NIET VAN HET
EXPANSIEVAT (1) WANNEER DE MO-
TOR WARM STAAT, OMDAT DE
KOELVLOEISTOF ONDER DRUK
STAAT EN EEN HOGE TEMPERA-
TUUR HEEFT. BIJ CONTACT MET DE
HUID OF DE KLEDING KAN HET ERN-
STIGE LETSELS EN/OF SCHADE VER-
OORZAKEN.
Coolant solution is 50% water and 50%
antifreeze fluid.
This is the ideal mixture for most operat-
ing temperatures and provides good cor-
rosion protection.
It is advisable to use the same mixture
even in hot seasons as it is less prone to
evaporative loss and will minimise the
need for top-ups.
Thus, less evaporated water means few-
er mineral salt deposits in the radiators,
De oplossing van de koelvloeistof be-
staat uit 50% water en 50% antivries.
Dit mengsel is ideaal voor de meeste
werkingstemperaturen, en garandeert
een goede bescherming tegen corrosie.
Het is goed om herzelfde mengsel te ge-
bruiken tijdens het warme seizoen, om-
dat op deze manier verlies door verdam-
ping en het frequent bijvullen wordt
vermeden.
Op deze manier verminderen de bezink-
sels van mineraalzouten, die in de radia-
tor door het verdampte water werden
126
4 Maintenance / 4 Onderhoud
which helps preserve the efficiency of the
cooling system.
When the temperature drops below zero
degrees centigrade, check the cooling
system frequently and add more anti-
freeze (up to 60% max.) if required.
Use distilled water in the coolant mixture
to avoid damaging the engine.
gelaten, en verandert de efficiëntie van
de koelinstallatie niet.
Wanneer de buitentemperatuur zich on-
der het vriespunt bevindt, moet men het
koelcircuit frequent controleren, en voegt
men indien nodig een hogere concentra-
tie antivries toe (tot een maximum van
60%).
Voor de koeloplossing gebruikt men ge-
destilleerd water, om de motor niet te
beschadigen.
CAUTION
WAIT FOR THE ENGINE TO COOL
DOWN BEFORE CHECKING OR TOP-
PING-UP THE COOLANT LEVEL.
LET OP
VOER DE HANDELINGEN VAN DE
CONTROLE EN HET BIJVULLEN VAN
DE KOELVLOEISTOF UIT WANNEER
DE MOTOR KOUD STAAT.
CHECK AND TOPPING-UP
Stop the engine and wait for it to
cool down.
Keep the vehicle upright, with
both wheels on the ground.
Make sure (through the appro-
priate sight glass on the right
fairing) that the liquid level in the
expansion tank (2) is between
the "FULL" (FULL=maximum
level) and "LOW" (LOW=mini-
mum level) reference marks.
CONTROLE EN BIJVULLING
Leg de motor stil en wacht tot hij
afkoelt.
Hou het voertuig in verticale po-
sitie met de twee wielen op de
grond.
Controleer (langs de speciale
luchtspleet op de rechter bekle-
ding) of het vloeistofpeil in het
expansievat (2) zich tussen de
"FULL" (FULL= maximum peil)
127
4 Maintenance / 4 Onderhoud
en "LOW" (LOW= minimum
peil) referenties bevindt.
Otherwise:
Unscrew and remove the filler
cap (1).
Top-up with recommended
coolant until it the level is near
the "FULL" reference mark. Do
not exceed this level or the cool-
ant will spill out during engine
operation.
Refit and screw the filler cap (1).
CAUTION
IF THERE IS EXCESSIVE CONSUMP-
TION OF COOLANT OR THE RESER-
VOIR REMAINS EMPTY, CHECK
WHETHER THERE ARE LEAKS IN THE
CIRCUIT.
NOTE
TAKE YOUR VEHICLE TO AN Official
aprilia Dealer TO HAVE THE COOL-
ANT CHANGED.
In het omgekeerde geval:
Draai de vuldop (1) los en ver-
wijder hem.
Vul bij met de aanbevolen koel-
vloeistof tot het vloeistofpeil on-
geveer het "FULL" peil bereikt.
Overschrijdt dit peil niet, om te
vermijden dat de vloeistof tij-
dens de werking van de motor
uitstroomt.
Plaats de vuldop (1) weer, en
draai hem vast.
LET OP
WANNEER HET VERBRUIK VAN
KOELVLOEISTOF EXCESSIEF IS, EN
WANNEER HET EXPANSIEVAT LEEG
BLIJFT, CONTROLEERT MEN OF ER
GEEN LEKKEN ZIJN IN HET CIRCUIT.
N.B.
VOOR DE VERVANGING WENDT MEN
ZICH TOT EEN Officiële aprilia Dealer.
128
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_24
04_25
04_26
Checking the brake oil level
(04_24, 04_25)
Brake fluid check
Rest the vehicle on its stand.
For the front brake, turn the han-
dlebar fully to the right.
For the rear brake, keep the ve-
hicle upright so that the fluid in
the reservoir is at the same level
with the plug.
Make sure that the fluid level in
the reservoir is above the "MIN"
reference mark:
MIN = minimum level
MAX = maximum level
If the fluid does not reach at least the
"MIN" reference mark:
Check brake pads and disc for
wear.
If the pads and/or the disc do not
need replacing, top-up the fluid.
If the pads and/or the disc are
replaced, check the brake fluid
and top-up if necessary.
Controle van het oliepeil van
de remmen (04_24, 04_25)
Controle van de remvloeistof
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Voor de voorrem moet het stuur
volledig naar rechts gedraaid
worden.
Voor de achterrem moet het
voertuig in verticale positie ge-
houden worden zodat de vloei-
stof in de tank parallel met de
dop is.
Controleer of de vloeistof in de
tank de "MIN" referentie over-
schrijdt:
MIN = minimum peil.
MAX = maximum peil
Wanneer de vloeistof minstens de "MIN"
referentie niet bereikt:
Controleer de slijtage van de
rempastilles en van de schijf.
Wanneer de pastilles en/of de
schijf niet moeten vervangen
worden, voert men het bijvullen
uit.
Wanneer de pastilles en/of de
schijf moeten vervangen wor-
den, controleert men de rem-
vloeistof, en vult men eventueel
bij.
129
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_27
04_28
CAUTION
BRAKE FLUID LEVEL DECREASES
GRADUALLY AS BRAKE PADS WEAR
DOWN.
LET OP
HET PEIL VAN DE VLOEISTOF VER-
MINDERT PROGRESSIEF MET DE
SLIJTAGE VAN DE PASTILLES.
Braking system fluid top up
(04_26, 04_27, 04_28)
RISK OF BRAKE FLUID SPILLS. DO
NOT OPERATE THE BRAKE LEVER
WITH BRAKE FLUID RESERVOIR CAP
LOOSENED OR REMOVED.
PLACE A CLOTH UNDER THE BRAKE
FLUID RESERVOIR TO PROTECT IT
FROM ANY FLUID SPILLING.
AVOID PROLONGED AIR EXPOSURE
OF THE BRAKE FLUID. BRAKE FLUID
IS HYGROSCOPIC AND ABSORBS
MOISTURE WHEN IN CONTACT WITH
AIR. LEAVE THE BRAKE FLUID RES-
ERVOIR OPEN ONLY FOR THE TIME
NEEDED TO COMPLETE THE TOP-
PING UP PROCEDURE.
Bijvullen van de remvloeistof
(04_26, 04_27, 04_28)
GEVAAR OP HET UITSTROMEN VAN
REMVLOEISTOF. ACTIVEER DE REM-
HENDEL NIET, WANNEER DE DOP
VAN DE VLOEISTOFTANK GELOST
OF VERWIJDERD IS.
PLAATS EEN DOEK ONDER DE
VLOEISTOFTANK VAN DE REMMEN,
TER BESCHERMING TEGEN EVENTU-
ELE UITSTROMINGEN VAN VLOEI-
STOF.
VERMIJDT DAT DE REMVLOEISTOF
LANG WORDT BLOOTGESTELD AAN
DE LUCHT. DE REMVLOEISTOF IS HY-
GROSCOPISCH, EN ABSORBEERT
VOCHTIGHEID WANNEER HET IN
CONTACT KOMT MET DE LUCHT.
LAAT DE TANK VAN DE REMVLOEI-
STOF ENKEL OPEN VOOR DE TIJD
DIE NODIG IS VOOR HET BIJVULLEN.
130
4 Maintenance / 4 Onderhoud
TO AVOID SPILLING BRAKE FLUID
WHILE TOPPING-UP, KEEP THE FLU-
ID LEVEL IN THE RESERVOIR PAR-
ALLEL TO THE RESERVOIR EDGE (IN
HORIZONTAL POSITION). DO NOT
ADD ADDITIVES OR OTHER SUB-
STANCES TO THE FLUID. IF A FUN-
NEL OR ANY OTHER ELEMENT IS
USED, MAKE SURE THAT IT IS PER-
FECTLY CLEAN.
OM GEEN VLOEISTOF VAN DE REM-
INSTALLATIE TE MORSEN TIJDENS
HET BIJVULLEN, RAADT MEN AAN
OM DE VLOEISTOF IN DE TANK PA-
RALLEL MET DE RAND VAN DE TANK
TE HOUDEN (IN HORIZONTALE POSI-
TIE). VOEG GEEN ADDITIEVEN OF
ANDERE STOFFEN TOE AAN DE
VLOEISTOF. WANNEER MEN EEN
TRECHTER OF IETS ANDERS GE-
BRUIKT, MOET DEZE PERFECT REIN
ZIJN.
Front braking system
Keep the vehicle upright and turn the
handlebar so that the fluid level in the
reservoir is parallel to the brake fluid res-
ervoir cover.
Use a short crosshead screw-
driver to undo the two screws
(1).
Lift and remove the cover (2)
and also the screws (1), protec-
tion (3) and gasket (4).
Top-up the reservoir with rec-
ommended brake fluid until the
correct level is reached.
CAUTION
TO OBTAIN THE MAXIMUM LEVEL,
TOP-UP UNTIL REACHING THE
Installatie van de voorrem
Hou het voertuig in verticale positie en
draai het stuur zodat de vloeistof in de
tank parallel met het deksel van de rem-
vloeistoftank is.
Gebruik een korte kruisschroe-
vendraaier om de twee bouten
(1) los te draaien.
Hef het deksel (2) op en verwij-
der het compleet met bouten
(1), bescherming (3) en pakking
(4).
Vul de aanbevolen remvloeistof
bij in de tank tot het juiste peil
wordt bereikt.
LET OP
OM HET MAXIMUM PEIL TE BEREI-
KEN, MOET BIJGEVULD WORDEN
131
4 Maintenance / 4 Onderhoud
NOTCH (5) STAMPED INSIDE THE
BRAKE FLUID RESERVOIR.
IF THERE IS NO NOTCH (5) MARKED,
TOP-UP THERE IS A 5 - 6 mm (0.20 -
0.23 in) DISTANCE TO THE BRAKE
FLUID RESERVOIR EDGE.
TOP-UP TO "MAX" LEVEL ONLY
WHEN BRAKE PADS ARE NEW.
WHEN TOPPING-UP, DO NOT EX-
CEED THE "MAX" LEVEL WHEN
BRAKE PADS ARE WORN AS THIS
MAY CAUSE FLUID TO SPILL OUT
WHEN CHANGING THE BRAKE PADS.
TOT DE REFERENTIESTREEP (5) BE-
REIKT WORDT, DIE INTERN DE TANK
VAN DE REMVLOEISTOF GEDRUKT
IS.
INDIEN DE STREEP (5) NIET AANWE-
ZIG ZOU ZIJN, MOET BIJGEVULD
WORDEN TOT 5 - 6 mm (0.20 - 0.23 in)
VAN DE RAND VAN DE TANK VAN DE
REMVLOEISTOF.
MEN MAG ENKEL BIJVULLEN TOT
AAN HET "MAX" PEIL WANNEER ER
NIEUWE PASTILLES AANWEZIG
ZIJN. MEN RAADT AAN OM NIET BIJ
TE VULLEN TOT AAN HET "MAX"
PEIL WANNEER DE PASTILLES VER-
SLETEN ZIJN, OMDAT DE VLOEISTOF
ZAL UITSTROMEN WANNEER DE
REMPASTILLES ZULLEN VERVAN-
GEN WORDEN.
Refit the gasket (4) correctly in
its seat.
Refit the protection (3) with the
cover (2).
Screw and tighten the two
screws (1).
CAUTION
CHECK BRAKING EFFICIENCY.
IN CASE OF EXCESSIVE TRAVEL OF
THE BRAKE LEVER OR POOR PER-
FORMANCE OF THE BRAKING SYS-
TEM, TAKE YOUR VEHICLE TO AN
Official aprilia Dealer AS IT MAY BE
Herplaats correct de pakking (4)
in de zit.
Herplaats de bescherming (3)
en het deksel (2).
Draai de twee bouten vast (1) en
sluit ze.
LET OP
CONTROLEER DE REMEFFICIËNTIE.
IN GEVAL VAN EEN EXCESSIEVE
LOOP VAN DE REMHENDEL OF VAN
VERLIES VAN EFFICIËNTIE VAN DE
REMINSTALLATIE, WENDT MEN ZICH
TOT EEN Officiële aprilia Dealer, OM-
DAT HET NODIG KAN ZIJN OM EEN
132
4 Maintenance / 4 Onderhoud
NECESSARY TO PURGE AIR IN THE
CIRCUIT.
ONTLUCHTING UIT TE VOEREN VAN
DE INSTALLATIE.
Rear braking system
Undo and remove the screw (6).
Remove the clip (7).
Unscrew and remove the cap
(8).
Remove the gasket (9).
Top-up the reservoir with rec-
ommended brake fluid up to the
correct level between the two
"MIN" and "MAX" reference
marks.
TOP-UP TO "MAX" LEVEL ONLY
WHEN BRAKE PADS ARE NEW.
WHEN TOPPING-UP, DO NOT EX-
CEED THE "MAX" LEVEL WHEN
BRAKE PADS ARE WORN AS THIS
MAY CAUSE FLUID TO SPILL OUT
WHEN CHANGING THE BRAKE PADS.
CHECK BRAKING EFFICIENCY.
IN CASE OF EXCESSIVE TRAVEL OF
THE BRAKE LEVER OR POOR PER-
FORMANCE OF THE BRAKING SYS-
Installatie van de achterrem
Draai de bout (6) los en verwij-
der ze.
Verwijder het veertje (7).
Draai de dop (8) los en verwijder
hem.
Verwijder de pakking (9).
Vul de tank bij met aanbevolen
remvloeistof tot het juiste peil
wordt bereikt, dat zich tussen de
"MIN" en "MAX" referenties be-
vindt.
MEN MAG ENKEL BIJVULLEN TOT
AAN HET "MAX" PEIL WANNEER ER
NIEUWE PASTILLES AANWEZIG
ZIJN. MEN RAADT AAN OM NIET BIJ
TE VULLEN TOT AAN HET "MAX"
PEIL WANNEER DE PASTILLES VER-
SLETEN ZIJN, OMDAT DE VLOEISTOF
ZAL UITSTROMEN WANNEER DE
REMPASTILLES ZULLEN VERVAN-
GEN WORDEN.
CONTROLEER DE REMEFFICIËNTIE.
WANNEER DE REMHENDEL EEN EX-
CESSIEVE LOOP HEEFT, OF IN GE-
VAL VAN VERLIES VAN EFFICIËNTIE
VAN DE REMINSTALLATIE, WENDT
133
4 Maintenance / 4 Onderhoud
TEM, TAKE YOUR VEHICLE TO AN
Official aprilia Dealer.
MEN ZICH TOT EEN Officiële aprilia
Dealer.
04_29
04_30
Checking clutch fluid (04_29)
The clutch control fluid reservoir is placed
on the left half-handlebar, near the clutch
control lever connection.
NOTE
CARRY OUT MAINTENANCE OPERA-
TIONS AT HALF THE INTERVALS
SPECIFIED IF THE VEHICLE IS USED
IN WET OR DUSTY AREAS, OFF
ROAD OR FOR SPORTING APPLICA-
TIONS.
CHECK THE RESERVOIR FLUID LEV-
EL BEFORE EVERY RIDE; CONTACT
AN Official aprilia Dealer FOR RE-
PLACEMENT.
CAUTION
DO NOT USE THE VEHICLE IF A FLUID
LEAK IN THE CLUTCH CONTROL
CONNECTION IS DETECTED.
NOTE
THE ENGINE IS FITTED WITH A POW-
ER-ASSISTED HYDRAULIC CON-
TROL CLUTCH FEATURING THE EX-
CLUSIVE PATENTED PPC (PNEU-
MATIC POWER CLUTCH) TO AVOID
Controle koppelingsvloeistof
(04_29)
De vloeistoftank van het commando van
de koppeling bevindt zich op de linker
helft van het stuur, nabij de koppeling van
de hendel van commando van de koppe-
ling.
N.B.
WANNEER HET VOERTUIG WORDT
GEBRUIKT IN REGENACHTIGE OF
STOFFIGE ZONES, OP SLECHTE WE-
GEN, OF WANNEER MEN SPORTIEF
RIJDT, MOETEN DE ONDERHOUDS-
HANDELINGEN AAN DE HELFT VAN
HET AANGEDUIDE TIJDSINTERVAL
UITGEVOERD WORDEN.
CONTROLEER VÓÓR HET VERTREK
HET PEIL VAN DE VLOEISTOF IN DE
TANK, EN VOOR DE VERVANGING
WENDT MEN ZICH TOT EEN Officiële
aprilia Dealer.
LET OP
GEBRUIK HET VOERTUIG NOOIT
WANNEER MEN EEN LEK OPMERKT
VAN DE INSTALLATIE VAN HET COM-
MANDO VAN DE KOPPELING.
134
4 Maintenance / 4 Onderhoud
REAR WHEEL BOUNCE WHEN
DOWNSHIFTING.
N.B.
DE MOTOR BESCHIKT OVER EEN
KOPPELING MET HYDRAULISCH
COMMANDO, MET HET EXCLUSIEVE
PATENT PPC (PNEUMATIC POWER
CLUTCH), OM TE VERMIJDEN DAT
HET ACHTERWIEL SLIPT TIJDENS
HET TERUGSCHAKELEN.
Place the vehicle upright and
keep the handlebar right.
Make sure that the fluid level in
the reservoir is above the "MIN"
mark:
MIN = minimum level
MAX = maximum level
Top-up if the fluid does not
reach at least the "MIN" refer-
ence mark.
Plaats het voertuig verticaal en
hou het stuur recht.
Controleer of de vloeistof in de
tank de "MIN" referentie over-
schrijdt:
MIN = minimum peil
MAX = maximum peil
Wanneer de vloeistof minstens
de "MIN" referentie niet bereikt,
vult men bij.
Topping up clutch fluid
(04_30)
Undo the two screws (2) of the
clutch fluid reservoir (1) using a
crosshead screwdriver.
Lift and remove the cover (3)
and also the screws (2).
Remove the gasket (4).
Top up the reservoir with clutch oil until
fluid completely covers the sight glass
corresponding to the maximum level.
Bijvullen koppelingsvloeistof
(04_30)
Gebruik een kruisschroeven-
draaier om de twee bouten (2)
van de vloeistoftank van de kop-
peling (1) los te draaien.
Hef het deksel op (3) en verwij-
der het compleet met de bouten
(2).
Verwijder de pakking (4).
Vul de tank bij met koppelingsvloeistof,
tot het glasje van het maximum peil vol-
ledig bedekt is.
135
4 Maintenance / 4 Onderhoud
TO AVOID SPILLING FLUID WHILE
TOPPING-UP, KEEP THE TANK PAR-
ALLEL TO THE RESERVOIR EDGE (IN
HORIZONTAL POSITION).
DO NOT ADD ADDITIVES OR OTHER
SUBSTANCES TO THE FLUID.
WHEN USING A FUNNEL OR ANY
OTHER ELEMENT, MAKE SURE IT IS
PERFECTLY CLEAN.
RISK OF CLUTCH FLUID SPILLING.
DO NOT OPERATE THE CLUTCH LEV-
ER IF THE FUEL RESERVOIR CAP IS
LOOSE OR HAS BEEN REMOVED.
PLACE A CLOTH UNDER THE
CLUTCH RESERVOIR TO PROTECT IT
FROM ANY FLUID SPILLING.
AVOID PROLONGED AIR EXPOSURE
OF THE CLUTCH CONTROL FLUID.
OM GEEN OLIE TE MORSEN TIJDENS
HET BIJVULLEN, RAADT MEN AAN
OM DE VLOEISTOF IN DE TANK PA-
RALLEL MET DE RAND VAN DE TANK
TE HOUDEN (IN HORIZONTALE POSI-
TIE).
VOEG GEEN ADDITIEVEN OF ANDE-
RE STOFFEN TOE AAN DE VLOEI-
STOF.
WANNEER EEN TRECHTER OF IETS
ANDERS WORDT GEBRUIKT, MOET
DEZE PERFECT GEREINIGD WOR-
DEN.
GEVAAR OP UITSTROMING VAN DE
KOPPELINGSVLOEISTOF. ACTIVEER
DE KOPPELINGSHENDEL NIET, WAN-
NEER DE DOP VAN DE VLOEISTOF-
TANK GELOST OF VERWIJDERD IS.
PLAATS EEN DOEK ONDER DE
VLOEISTOFTANK VAN DE KOPPE-
LING, TER BESCHERMING TEGEN
EVENTUELE UITSTROMINGEN VAN
VLOEISTOF.
136
4 Maintenance / 4 Onderhoud
THE CLUTCH FLUID IS HYGROSCOP-
IC AND ABSORBS MOISTURE WHEN
IN CONTACT WITH AIR.
LEAVE THE CLUTCH CONTROL FLU-
ID RESERVOIR OPEN ONLY FOR THE
TIME NEEDED TO COMPLETE THE
TOPPING UP PROCEDURE.
VERMIJDT EEN LANGE BLOOTSTEL-
LING VAN DE VLOEISTOF VOOR HET
KOPPELINGSCOMMANDO AAN DE
LUCHT.
DE KOPPELINGSVLOEISTOF IS HY-
GROSCOPISCH, EN IN CONTACT MET
DE LUCHT ABSORBEERT HET VOCH-
TIGHEID.
LAAT DE VLOEISTOFTANK VAN HET
KOPPELINGSCOMMANDO ENKEL
OPEN VOOR DE TIJD DIE NODIG IS
VOOR HET BIJVULLEN.
Refit the gasket (4) correctly in
its seat.
Refit the cover (3).
Screw and tighten the screws
(2).
DO NOT EXCEED THE "MAX" LEVEL
MARK WHEN TOPPING-UP.
CHECK THE CLUTCH FOR PROPER
OPERATION.
IN CASE OF EXCESSIVE TRAVEL OF
THE BRAKE LEVER OR POOR PER-
FORMANCE OF THE BRAKING CIR-
Herplaats correct de pakking (4)
in de zit.
Herplaats het deksel (3).
Draai de bouten vast, en sluit ze
(2).
BIJ HET BIJVULLEN MAG MEN HET
"MAX" PEIL NIET OVERSCHRIJDEN.
CONTROLEER DE EFFICIËNTIE VAN
DE KOPPELING.
IN GEVAL VAN EEN EXCESSIEVE LE-
GE LOOP VAN DE COMMANDOHEN-
DEL VAN DE KOPPELING OF EFFI-
137
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CUIT, TAKE YOUR VEHICLE TO AN
Official aprilia Dealer, AS IT MAY BE
NECESSARY TO PURGE THE AIR IN
THE CIRCUIT.
CIËNTIEVERLIES VAN DE INSTALLA-
TIE VAN DE KOPPELING, WENDT
MEN ZICH TOT EEN Officiële aprilia
Dealer, OMDAT HET NODIG KAN ZIJN
OM DE ONTLUCHTING VAN DE IN-
STALLATIE UIT TE VOEREN.
04_31
04_32
Battery (04_31, 04_32, 04_33)
CAUTION
FIRE HAZARD. FUEL OR ANY OTHER
FLAMMABLE SUBSTANCES MUST
NOT BE CLOSE TO ELECTRICAL
COMPONENTS.
CAUTION
DO NOT INVERT THE CONNECTIONS
OF THE BATTERY LEADS.
CONNECT AND DISCONNECT THE
BATTERY WITH THE IGNITION
SWITCH SET TO "OFF". CONNECT
THE POSITIVE (+) LEAD FIRST AND
THEN THE NEGATIVE (-) ONE.
DISCONNECT IN THE REVERSE OR-
DER.
WARNING
THIS VEHICLE IS FITTED WITH A
MAINTENANCE-FREE BATTERY AND
DOES NOT NEED ANY INTERVEN-
Accu (04_31, 04_32, 04_33)
LET OP
BRANDGEVAAR. HOU BRANDSTOF
EN ANDERE ONTVLAMBARE STOF-
FEN VER WEG VAN ELEKTRISCHE
ONDERDELEN.
LET OP
DRAAI DE VERBINDINGEN VAN DE
KABELS VAN DE ACCU NOOIT OM.
VERBINDT DE ACCU EN MAAK ZE
LOS WANNEER DE ONTSTEKINGS-
SCHAKELAAR ZICH IN POSITIE
"OFF" BEVINDT. VERBINDT EERST
DE POSITIEVE KABEL (+) EN DAAR-
NA DE NEGATIEVE (-).
MAAK ZE LOS IN DE OMGEKEERDE
VOLGORDE.
WAARSCHUWING
DIT VOERTUIG IS UITGERUST MET
EEN ACCU VAN HET TYPE ZONDER
ONDERHOUD, EN ER MOET DUS
GEEN ENKELE HANDELING UITGE-
138
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_33
04_34
04_35
TION, EXCEPT FOR SPORADIC
CHECKS AND RECHARGE.
VOERD WORDEN, BEHALVE EEN ON-
REGELMATIGE CONTROLE EN HET
EEN EVENTUEEL OPLADEN.
CHECKING AND CLEANING TERMI-
NALS AND LEADS
Make sure the ignition switch is
set to "KEY OFF".
Remove the saddle
Move the red protection casing
(1).
Check that the cable terminals
and battery leads are:
- in good conditions (not corro-
ded or covered by deposits);
- covered with neutral grease or
petroleum jelly.
If necessary:
Disconnect the negative (-) lead
first and then the positive (+)
one.
Brush with a metal bristle brush
to remove all signs of corrosion.
Connect again the positive lead
(+) first and then the negative
one (-).
Cover leads and terminals with
neutral grease or petroleum jel-
ly.
Refit the saddle.
CONTROLE EN REINIGING VAN DE
TERMINALS EN DE KLEMMEN
Controleer of de ontstekings-
schakelaar zich in positie 'KEY
OFF' bevindt.
Verwijder het zadel.
Verplaats de rode bescher-
mingskap (1).
Controleer of de terminals van
de kabels en de klemmen van
de accu:
- zich in goede condities bevin-
den (en niet verroest zijn of be-
dekt zijn met afzettingen);
- bedekt zijn met neutraal vet of
vaseline.
Indien nodig:
Maakt men eerst de negatieve
kabel (-) en daarna de positieve
kabel (+) los.
Borstelt men met een metalen
borstel om elk roestspoor te eli-
mineren.
Verbindt men eerst de positieve
kabel (+) en daarna de negatie-
ve kabel (-).
Bedekt men de terminals en de
klemmen met neutraal vet of va-
seline.
Herplaatst men het zadel.
139
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Battery removal
NOTE
REMOVING THE BATTERY RESETS
THE DIGITAL CLOCK AND THE TRIP
ODOMETER.
Verwijdering van de accu
N.B.
WANNEER DE ACCU WORDT VER-
WIJDERD, WORDEN DE DIGITALE
KLOK EN DE PARTIËLE KILOMETERS
OP NUL GEZET.
Make sure the ignition switch is
set to "KEY OFF".
Remove the saddle.
Undo and remove the screw (5)
of the negative terminal (-).
Move the negative lead (6)
aside.
Move the red protection casing
(1).
Undo and remove the screw (4)
of the positive terminal (+).
Move the positive lead (7) aside.
NOTE
DO NOT FORCE ELECTRICAL CA-
BLES.
Controleer of de ontstekings-
schakelaar zich in positie 'KEY
OFF' bevindt.
Verwijder het zadel.
Draai de bout (5) los en verwij-
der ze van de negatieve klem
(-).
Verplaats de negatieve kabel (6)
zijdelings.
Verplaats de rode bescher-
mingskap (1).
Draai de bout (4) los en verwij-
der ze van de positieve klem (+).
Verplaats de positieve kabel (7)
zijdelings.
N.B.
FORCEER DE ELEKTRISCHE KA-
BELS NIET.
Undo and remove the screw (3),
collect the nut.
Lift the battery locking bracket
(2).
Hold the battery firmly and lift it
out of its compartment.
Draai de bout (3) los, verwijder
ze, en recupereer de moer.
Plaats het blokkeerbeugeltje (2)
van de accu weer.
Grijp de accu stevig vast, en ver-
wijder ze uit haar plaats door ze
op te heffen.
140
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CAUTION
ONCE REMOVED THE BATTERY
MUST BE PUT AWAY IN A SAFE
PLACE AND OUT OF THE REACH OF
CHILDREN.
LET OP
DE VERWIJDERDE ACCU MOET
WORDEN OPGEBORGEN OP EEN
VEILGE PLAATS EN UIT DE BUURT
VAN KINDEREN.
Put the battery away on a level
surface, in a cool and dry place.
CAUTION
UPON REFITTING, CONNECT THE
LEAD TO THE POSITIVE TERMINAL
(+) FIRST AND AFTERWARDS THE
LEAD TO THE NEGATIVE TERMINAL
(-).
Plaats de accu op een vlakke
ondergrond, in een koele en
droge plaats.
LET OP
BIJ DE HERMONTAGE VERBINDT
MEN EERST DE KABEL OP DE POSI-
TIEVE KLEM (+) EN DAARNA OP DE
NEGATIEVE KLEM (-).
Refit the saddle.
Herplaatst men het zadel.
Use of a new battery (04_34,
04_35)
Make sure the ignition switch is
set to "KEY OFF".
Remove the saddle.
NOTE
THE BATTERY SHOULD BE PLACED
IN ITS HOUSING WITH THE TERMI-
NALS FACING THE REAR PART OF
THE VEHICLE.
Inwerkingstelling van een
nieuwe accu (04_34, 04_35)
Controleer of de ontstekings-
schakelaar zich in positie 'KEY
OFF' bevindt.
Verwijder het zadel.
N.B.
DE ACCU MOET OP HAAR PLAATS
GEPLAATST WORDEN, MET DE
KLEMMEN NAAR DE ACHTERKANT
VAN HET VOERTUIG GERICHT
141
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Place the battery in its housing.
Refit the battery locking bracket
(2).
Screw and tighten the screw (3).
CAUTION
UPON REFITTING, CONNECT THE
LEAD TO THE POSITIVE TERMINAL
(+) FIRST AND AFTERWARDS THE
LEAD TO THE NEGATIVE TERMINAL
(-).
Plaats de accu op zijn plaats.
Plaats het blokkeerbeugeltje (2)
van de accu weer.
Draai de bout (3) vast en sluit ze.
LET OP
BIJ DE HERMONTAGE VERBINDT
MEN EERST DE KABEL OP DE POSI-
TIEVE KLEM (+) EN DAARNA OP DE
NEGATIEVE KLEM (-).
Connect the positive terminal
(+) with the screw (4).
Connect the negative terminal
(-) with the screw (5).
Refit the red protection casing
(1).
Refit the saddle.
Verbindt de positieve (+) klem
met de bout (4).
Verbindt de negatieve (-) klem
met de bout (5).
Herplaats de rode bescher-
mingskap (1).
Herplaatst men het zadel.
Checking the electrolyte level
The vehicle is fitted with a maintenance-
free battery that does not require electro-
lyte level checks.
Controle van het elektrolytpeil
Het voertuig is voorzien van een accu
zonder onderhoud, waardoor de controle
van het elektrolytpeil niet nodig is.
Charging the battery
WARNING
DO NOT REMOVE BATTERY CAPS;
THE BATTERY MAY GET DAMAGED
IF THEY ARE REMOVED.
Opladen van de accu
WAARSCHUWING
VERWIJDER DE DOPPEN NIET VAN
DE ACCU; WANNEER ZE VERWIJ-
DERD ZIJN, KAN DE ACCU BESCHA-
DIGD WORDEN.
Remove the battery.
Verwijder de accu.
142
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Get an adequate battery charg-
er.
Set the battery charger for the
recharge type desired.
Connect the battery to the bat-
tery charger.
CAUTION
WHEN RECHARGING OR USING THE
BATTERY, BE CAREFUL TO HAVE
THE ROOM ADEQUATELY AIRED. DO
NOT BREATH GASES RELEASED
WHEN THE BATTERY IS RECHARG-
ING.
Voorzie een geschikte accula-
der.
Voorzie de acculader voor het
gewenste type van lading.
Verbindt de accu aan de accu-
lader.
LET OP
TIJDENS HET LADEN OF HET GE-
BRUIK, VOORZIET MEN HET LOKAAL
VAN EEN GESCHIKTE VENTILATIE
EN VERMIJDT MEN HET INADEMEN
VAN DE GASSEN DIE VRIJKOMEN
TIJDENS HET OPLADEN VAN DE AC-
CU.
Switch on the battery charger.
Standard recharge: Electric current 1.2
(Ampere); Time: 8 (hours)
Fast recharge: Electric current 12 (Am-
pere); Time: 0.5 (hours)
NOTE
REFIT THE BATTERY ONLY 5-10 MI-
NUTES AFTER DISCONNECTING THE
CHARGER AS THE BATTERY KEEPS
PRODUCING GASES FOR A SHORT
TIME.
Schakel de acculader aan.
Lading Normale Elektrische stroom 1,2
(Ampère), Tijd 8 (uren)
Lading snelle Elektrische stroom 12 (Am-
père), Tijd 0,5 (uren)
N.B.
HERMONTEER DE ACCU ENKEL NA 5-
10 MINUTEN NA HET UITSCHAKELEN
VAN DE LAADAPPARATUUR, OMDAT
DE ACCU GAS BLIJFT PRODUCEREN
VOOR EEN KORTE PERIODE.
143
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Long periods of inactivity
IF THE VEHICLE IS INACTIVE LON-
GER THAN TWENTY DAYS, DISCON-
NECT THE 30 A FUSE TO AVOID
BATTERY DETERIORATION DUE TO
CURRENT CONSUMPTION BY THE
MULTIFUNCTION COMPUTER.
NOTE
REMOVING THE 30 A FUSES RESETS
THE DIGITAL CLOCK FUNCTIONS.
Länger stillegen
WANNEER HET VOERTUIG INACTIEF
BLIJFT VOOR LANGER DAN TWINTIG
DAGEN, MAAKT MEN DE ZEKERING
VAN 30A LOS, OM HET VERVAL VAN
DE ACCU TE VERMIJDEN, ALS GE-
VOLG VAN STROOMVERBRUIK
DOOR DE MULTIFUNCTIONELE COM-
PUTER.
N.B.
WANNEER DE ZEKERINGEN VAN 30A
WORDEN VERWIJDERD, WORDEN
DE FUNCTIES VAN DE DIGITALE
KLOK OP NUL GESTELD.
If the vehicle is not used for more than
fifteen days, it is necessary to recharge
the battery to avoid sulphation:
Remove the battery and put it
away in a cool and dry place.
In winter or when the vehicle remains
stopped, check the charge frequently
(about once a month) to avoid deteriora-
tion.
Fully recharge with a standard
charge.
If the battery is still on the vehicle, dis-
connect the cables from the terminals.
Wanneer het voertuig langer dan vijftien
dagen inactief blijft, moet men de accu
opladen om sulfatering te vermijden:
Verwijder de accu en plaats ze
op een frisse en droge plaats.
Tijdens de winter of wanneer het voertuig
stilstaat, controleert men periodiek de la-
ding (ongeveer eens per maand) om het
verval ervan te vermijden.
Laad ze volledig op door gebruik
te maken van een normale la-
ding.
Wanneer de accu op het voertuig blijft,
maakt men de kabels los van de klem-
men.
144
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_36
04_37
04_38
Fuses (04_36, 04_37, 04_38,
04_39)
CAUTION
NEVER ATTEMPT TO REPAIR FAUL-
TY FUSES.
NEVER USE FUSES OTHER THAN
THE ONES SPECIFIED.
A SHORT CIRCUIT MAY DAMAGE THE
ELECTRICAL SYSTEM OR EVEN
CAUSE A FIRE.
CAUTION
IF A FUSE BLOWS OUT FREQUENT-
LY, THAT MAY BE DUE TO A SHORT
CIRCUIT OR OVERLOAD. SHOULD
THIS OCCUR, CONTACT AN Official
aprilia Dealer.
Zekeringen (04_36, 04_37,
04_38, 04_39)
LET OP
HERSTEL GEEN DEFECTE ZEKERIN-
GEN.
GEBRUIK NOOIT ANDERE ZEKERIN-
GEN DAN DE GESPECIFICEERDE.
MEN ZOU SCHADE KUNNEN VER-
OORZAKEN AAN HET ELEKTRISCH
SYSTEEM, OF ZELFS BRAND IN GE-
VAL VAN KORSTSLUITING.
LET OP
WANNEER EEN ZEKERING FRE-
QUENT WORDT BESCHADIGD, IS ER
WAARSCHIJNLIJK EEN KORTSLUI-
TING OF EEN OVERBELASTING. IN
DIT GEVAL RAADPLEEGT MEN EEN
Officiële aprilia Dealer.
CHECK FUSES IN CASE OF FAILURE
OR IRREGULAR FUNCTIONING OF
AN ELECTRICAL COMPONENT OR
ENGINE STARTING FAILURE.
FIRST CHECK THE SECONDARY 15A
FUSES AND THEN THE MAIN 30A
FUSES.
WANNEER MEN HET NIET OF ONRE-
GELMATIG WERKEN VAN EEN ELEK-
TRISCH ONDERDEEL OF HET NIET
STARTEN VAN DE MOTOR OP-
MERKT, MOET MEN DE ZEKERINGEN
CONTROLEREN.
CONTROLEER EERST DE SECUNDAI-
RE ZEKERINGEN VAN 15A EN VER-
VOLGENS DE HOOFDZEKERINGEN
VAN 30A.
145
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_39
To check:
Set the ignition switch to "KEY
OFF" to avoid an accidental
short circuit.
Remove the fuse box cover.
Open the cover of the auxiliary
fuse box (1).
Take out one fuse at a time and
check if the filament is broken.
Before replacing the fuse, find
and solve, whenever possible,
the problem that caused the fail-
ure.
If the fuse is damaged, replace
it with one of the same amper-
age.
NOTE
IF ONE OF THE SPARE FUSES IS
USED, SUPPLY ANOTHER OF EQUAL
RATING TO THE CORRESPONDING
FITTING.
Voor de controle:
Plaats de ontstekingsschake-
laar op 'KEY OFF', om een toe-
vallige kortsluiting te vermijden.
Verwijder het deksel van de ze-
keringendoos.
Open het dekseltje van de doos
(1) van de secundaire zekerin-
gen.
Verwijder de zekeringen één
voor één, en controleer of de
draad onderbroken is.
Vooraleer men de zekering ver-
vangt, zoekt men indien moge-
lijk de oorzaak van het pro-
bleem.
Vervang de zekering indien be-
schadigd, met een andere met
dezelfde elektrische stroom-
sterkte.
N.B.
WANNEER MEN EEN RESERVEZEKE-
RING GEBRUIKT, PLAATST MEN EEN
GELIJKE IN DE SPECIALE ZITTING.
Remove the saddle.
To check main fuses, carry out
the same operations described
above for auxiliary fuses.
Verwijder het zadel.
Voer ook voor de hoofdzekerin-
gen de handelingen uit die eer-
der werden beschreven voor de
secundaire zekeringen.
N.B.
WANNEER DE ZEKERINGEN VAN 30A
WORDEN VERWIJDERD, WORDEN
146
4 Maintenance / 4 Onderhoud
NOTE
REMOVING THE 30 A FUSES RESETS
THE DIGITAL CLOCK FUNCTIONS.
DE FUNCTIES VAN DE DIGITALE
KLOK OP NUL GESTELD.
AUXILIARY 15 A FUSES - DISTRIBU-
TION
A) Front headlamp, clock
B) Fuel pump
C) Tail lights, rear stop lights, horn, turn
indicators and instrument panel.
D) Start-up, safety logic.
E) Plug socket.
NOTE
THERE ARE THREE SPARE FUSES.
SCHIKKING VAN DE SECUNDAIRE
ZEKERINGEN VAN 15A
A) Voorlicht, klok
B) Brandstofpomp
C) Positielichten, achterste stoplichten,
akoestische melder, richtingaanwijzers
en dashboard.
D) Start, veiligheidslogica.
E) Stroomstopcontact.
N.B.
DRIE ZEKERINGEN ZIJN RESERVE-
ZEKERINGEN.
MAIN 30 A FUSES - DISTRIBUTION
F) From battery to: voltage regulator, fuse
A, fuse B, fuse E.
G) From battery to: ignition switch, fuse
C, fuse D.
H) ABS control unit.
NOTE
THERE IS ONE SPARE FUSE.
SCHIKKING VAN DE HOOFDZEKE-
RINGEN VAN 30A
F) Van de accu naar: spanningsregelaar,
zekering A, zekering B, zekering E.
G) Van de accu naar: ontstekingsscha-
kelaar, zekering C, zekering D.
H) ABS-centrale.
N.B.
ÉÉN ZEKERING IS EEN RESERVEZE-
KERING.
147
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_40
04_41
04_42
Lamps (04_40, 04_41, 04_42,
04_43)
CAUTION
FIRE HAZARD. FUEL OR ANY OTHER
FLAMMABLE SUBSTANCES MUST
NOT BE CLOSE TO ELECTRICAL
COMPONENTS.
Lampjes (04_40, 04_41, 04_42,
04_43)
LET OP
BRANDGEVAAR. HOU BRANDSTOF
EN ANDERE ONTVLAMBARE STOF-
FEN VER WEG VAN ELEKTRISCHE
ONDERDELEN.
CAUTION
BEFORE REPLACING A BULB, TURN
THE IGNITION SWITCH TO "KEY OFF"
AND WAIT A FEW MINUTES FOR THE
BULB TO COOL OFF.
WEAR CLEAN GLOVES OR USE A
CLEAN DRY CLOTH TO REPLACE
THE BULB.
DO NOT LEAVE PRINTS ON THE
BULB AS THIS MAY CAUSE IT TO
OVERHEAT OR EVEN BLOW OUT. IF
YOU TOUCH THE BULB WITHOUT
WEARING GLOVES, CLEAN OFF
PRINTS WITH ALCOHOL TO AVOID
DAMAGING THE BULB.
LET OP
VOORALEER MEN EEN LAMPJE VER-
VANGT, PLAATST MEN DE ONTSTE-
KINGSSCHAKELAAR IN POSITIE
«OFF», EN WACHT MEN ENKELE MI-
NUTEN ZODAT DEZE KAN AFKOE-
LEN.
WANNEER MEN HET LAMPJE VER-
VANGT, DRAAGT MEN REINE HAND-
SCHOENEN OF GEBRUIKT MEN EEN
REIN EN DROOG DOEK.
LAAD GEEN AFDRUKKEN ACHTER
OP HET LAMPJE, OMDAT HET KAN
OVERVERHITTEN EN DUS STUK KAN
GAAN. WANNEER MEN HET LAMPJE
MET DE BLOTE HANDEN AANRAAKT,
REINIGT MEN DE EVENTUELE AF-
DRUKKEN MET ALCOHOL, OM TE
VERMIJDEN DAT HET WORDT BE-
SCHADIGD.
148
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_43
DO NOT FORCE ELECTRICAL CA-
BLES.
FORCEER DE ELEKTRISCHE KA-
BELS NIET.
NOTE
BEFORE REPLACING A BULB,
CHECK THE FUSES.
N.B.
VOORALEER MEN EEN LAMPJE VER-
VANGT, CONTROLEERT MEN DE ZE-
KERINGEN.
In the front headlamp there are:
- two high-beam / low-beam bulbs(1)
(sides);
- one tail light bulb (2) (lower);
In case one of the two high-beam/ low-
beam bulbs is damaged, the bulbs can be
swapped it if there is no spare bulb.
This procedure does not intend to com-
promise the replacement of the damaged
bulb, but only to facilitate replacement
until finding or getting to a store to buy a
new bulb.
Op het achterlicht vindt men:
- twee lampjes van het groot licht/dimlicht
(1) (lateraal);
- één lampje van het positielicht (2) (on-
deraan);
Wanneer één van de twee lampjes van
het groot licht/dimlicht beschadigd is,
kunnen ze in afwezigheid van een ver-
vangend lampje omgekeerd worden.
Deze handeling mag enkel uitgevoerd
worden om heen en terug te gaan naar
een winkel om een nieuw lampje te ko-
pen, en het beschadigde lampje moet
dus zo vlug mogelijk vervangen worden.
High-/ low-beam light
NOTE
WORK ON THE SIDE OF THE BULB TO
BE REPLACED.
TAKE OUT ONE CONNECTOR AT A
TIME TO AVOID INCORRECT POSI-
TIONING WHEN REFITTING.
Groot licht / dimlicht
N.B.
HANDEL LANGS DE KANT VAN HET
LAMPJE DAT MOET VERVANGEN
WORDEN.
VERWIJDER DE CONNECTOREN ÉÉN
VOOR ÉÉN, OM EEN FOUTE PLAAT-
149
4 Maintenance / 4 Onderhoud
IF THE REMOVAL NEEDS TO BE
DONE SIMULTANEOUSLY, MARK
THE CONNECTORS AND CHECK
THEY ARE CORRECTLY POSITION-
ING UPON REFITTING.
DO NOT PULL THE ELECTRICAL CA-
BLES WHEN TAKING OUT THE BULB
ELECTRICAL CONNECTOR.
SING BIJ DE HERMONTAGE TE VER-
MIJDEN.
WANNEER EEN TIJDELIJKE VERWIJ-
DERING NOODZAKELIJK IS, MOETEN
DE CONNECTOREN GEMERKT WOR-
DEN, EN DE CORRECTE PLAATSING
BIJ DE HERMONTAGE GECONTRO-
LEERD WORDEN.
OM DE ELEKTRISCHE CONNECTOR
VAN HET LAMPJE TE VERWIJDEREN,
MAG MEN NIET AAN DE ELEKTRI-
SCHE KABELS TREKKEN.
Hold the electric connector (3) of
the bulb to be replaced, pull and
disconnect it from the bulb (1).
With your hand move the cap (4)
of the bulb to be replaced.
Release the two ends of the re-
taining spring (5) located on the
bulb holder (6).
Extract the bulb from its fitting.
NOTE
INSERT THE BULB INTO THE BULB
HOLDER, MAKING SURE THE REFER-
ENCE FITTINGS (A) MATCH.
Grijp de elektrische connector
(3) van het te vervangen lampje
vast, trek er aan, en maak het
los van het lampje (1).
Verplaats de kap (4) van het te
vervangen lampje met de han-
den.
Koppel de twee uiteinden van
de trekveer (5) los, die zich op
de lamphouder (6) bevindt.
Verwijder het lampje uit de zit.
N.B.
PLAATS HET LAMPJE IN DE LAMP-
HOUDER, DOOR DE SPECIALE
PLAATSINGSZITTEN TE DOEN OVER-
EENKOMEN (A).
Install a bulb of the same type
adequately.
When refitting the bulb:
Installeer op correcte wijze een
nieuw lampje van hetzelfde ty-
pe.
Bij de hermontage:
150
4 Maintenance / 4 Onderhoud
NOTE
REFIT THE CAP (4) WITH THE
TONGUE (6) FACING UPWARDS.
N.B.
HERPLAATS DE KAP (4) MET HET LI-
PJE (6) NAAR BOVEN GERICHT.
Tail light
CAUTION
DO NOT PULL THE ELECTRICAL CA-
BLES WHEN TAKING OUT THE BULB
HOLDER.
Positielicht
LET OP
TREK NIET AAN DE ELEKTRISCHE
KABELS OM DE LAMPENHOUDER TE
VERWIJDEREN.
Pull out the tail light bulb holder
(7) from its seat.
Remove the bulb (2) and re-
place it with another of the same
type.
Grijp de lamphouder van de po-
sitielichten vast (7), trek er aan,
en verwijder hem uit de zit.
Verwijder het lampje (2) en ver-
vang het met één van hetzelfde
type.
04_44
Headlight adjustment (04_44,
04_45, 04_46, 04_47, 04_48)
NOTE
IN COMPLIANCE WITH LOCAL LEGAL
REQUIREMENTS, SPECIFIC PROCE-
DURES MUST BE FOLLOWED WHEN
Afstellen van de koplamp
(04_44, 04_45, 04_46, 04_47,
04_48)
N.B.
OP BASIS VAN WAT WORDT VOOR-
GESCHREVEN DOOR DE VAN
KRACHT ZIJNDE WETGEVING IN HET
LAND VAN GEBRUIK VAN HET VOER-
TUIG, MOETEN ER VOOR DE CON-
TROLE VAN DE RICHTING VAN DE
151
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_45
04_46
04_47
CHECKING LIGHT BEAM ADJUST-
MENT.
LICHTBUNDEL SPECIFIEKE PROCE-
DURES UITGEVOERD WORDEN.
The front headlamp consists of two units:
- right half-headlamp (1);
- left half-headlamp(2).
Both units are fitted with a light beam ad-
justment system.
Adjust both units and afterwards check
that:
- the light beams are uniform;
- there is no shady area .
Het achterlicht bestaat uit twee eenhe-
den:
- rechter kant van het licht (1);
- linker kant van het licht (2).
Elk van de twee eenheden is voorzien
van een regelsysteem van de lichtbun-
del.
Voer de regeling uit op beide eenheden,
en controleer nadien het volgende:
- de uniformiteit van de lichtbundel;
- de afwezigheid van schaduwzones.
In order to carry out horizontal adjust-
ment of the light beam:
Get onto the bike in riding posi-
tion
For the right half-headlamp
(1): working from the right rear
side of the windshield, use a
screwdriver on the specific set
screw (3).
TIGHTEN the screw (clockwise) to move
the light beam to the right.
UNDO the screw (anticlockwise) to move
the light beam to the left.
For the left half-headlamp
(2): working from the left rear
side of the windshield, use a
Voor het uitvoeren van de horizontale
regeling van de lichtbundel:
Ga op het voertuig zitten in de
rijpositie
Voor de rechter kant van het
licht (1): handel vanaf de ach-
terkant rechts van het kapje met
een schroevendraaier op de
speciale regelbout (3).
Door haar VAST TE DRAAIEN (in wij-
zerszin) draait de lichtbundel naar rechts.
Door haar LOS TE DRAAIEN (in tegen-
wijzerszin) draait de lichtbundel naar
links.
Voor de linker kant van het
licht (2): handel vanaf de ach-
152
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_48
screwdriver on the specific set
screw (4).
TIGHTEN the screw (clockwise) to move
the light beam to the left.
UNDO the screw (anticlockwise) to move
the light beam to the right.
terkant links van het kapje met
een schroevendraaier op de
speciale regelbout (4).
Door haar VAST TE DRAAIEN (in wij-
zerszin) draait de lichtbundel naar links.
Door haar LOS TE DRAAIEN (in tegen-
wijzerszin) draait de lichtbundel naar
rechts.
After adjusting:
NOTE
CHECK THAT THE LIGHT BEAM HOR-
IZONTAL DIRECTION IS CORRECT.
Na de regeling:
N.B.
CONTROLEER DE CORRECTE HORI-
ZONTALE RICHTING VAN DE LICHT-
BUNDEL.
In order to carry out vertical adjust-
ment of the light beam:
NOTE
THE FOLLOWING INFORMATION RE-
LATES TO JUST ONE UNIT BUT AP-
PLIES TO BOTH.
Voor het uitvoeren van de verticale re-
geling van de lichtbundel:
N.B.
DE VOLGENDE INFORMATIE HEEFT
BETREKKING TOT ÉÉN EENHEID,
MAAR GELDT VOOR BEIDE.
NOTE
FOR A QUICK CHECK OF THE COR-
RECT DIRECTION OF THE FRONT
LIGHT BEAMS, PLACE THE VEHICLE
TEN METRES (32.81 ft) FROM A VER-
TICAL WALL AND MAKE SURE THE
GROUND IS LEVEL.
TURN ON THE LOW-BEAM LIGHT, SIT
ON THE VEHICLE AND CHECK THAT
N.B.
VOOR EEN SNELLE CONTROLE VAN
DE CORRECTE RICHTING VAN DE
LICHTBUNDEL VOORAAN, PLAATST
MEN HET VOERTUIG OP TIEN METER
(32.81 ft) AFSTAND VAN EEN VERTI-
CALE WAND, EN CONTROLEERT
MEN OF HET TERREIN VLAK IS.
153
4 Maintenance / 4 Onderhoud
THE LIGHT BEAM PROJECTED TO
THE WALL IS A LITTLE BELOW THE
HEADLIGHT HORIZONTAL STRAIGHT
LINE (ABOUT 9/10 OF THE TOTAL
HEIGHT).
ONTSTEEK HET DIMLICHT, GA OP
HET VOERTUIG ZITTEN, EN CONTRO-
LEER OF DE LICHTBUNDEL DIE OP
DE WAND WORDT GEPROJECTEERD
ZICH IETS ONDER DE HORIZONTALE
LIJN VAN DE KOPLAMP BEVINDT
(ONGEVEER 9/10 VAN DE TOTALE
HOOGTE).
Get onto the bike in riding posi-
tion.
For the right half-headlamp
(1): working from the right rear
side of the windshield, actuate
on the specific adjustment knob
(5).
TURN IT CLOCKWISE to lower the light
beam.
TURN IT ANTICLOCKWISE to raise the
light beam.
For the left half-headlamp
(2): adjust as described above,
actuating on the knob (6).
Ga op het voertuig zitten in de
rijpositie.
Voor de rechter kant van het
licht (1): handel vanaf de ach-
terkant rechts van het kapje met
een schroevendraaier op de
speciale regelknop (5).
Wanneer men in WIJZERSZIN draait,
verlaagt de lichtbundel.
Wanneer men in TEGENWIJZERSZIN
draait, verhoogt de lichtbundel.
Voor de linker kant van het
licht (2): voer de eerder be-
schreven regeling uit door te
handelen op de knop (6).
After adjusting:
NOTE
CHECK THAT THE LIGHT BEAM VER-
TICAL DIRECTION IS CORRECT.
Na de regeling:
N.B.
CONTROLEER DE CORRECTE VERTI-
CALE RICHTING VAN DE LICHTBUN-
DEL.
154
4 Maintenance / 4 Onderhoud
NOTE
IF YOU NEED FURTHER ASSISTANCE
OR TECHNICAL ADVICE, CONSULT
AN Official aprilia dealer WHO WILL
PROVIDE ACCURATE AND PROMPT
SERVICE.
N.B.
WENDT ZICH TOT EEN Officiële aprilia
Dealer WANNEER MEN ASSISTENTIE
OF TECHNISCH ADVIES NODIG
HEEFT, DIE EEN ZORGVULDIGE EN
SNELLE DIENST GARANDEERT.
04_49
Front direction indicators
(04_49)
Rest the vehicle on its stand.
Loosen and remove the screw
(1).
CAUTION
HANDLE THE PLASTIC AND PAINTED
COMPONENTS WITH CARE, DO NOT
SCRATCH OR SPOIL THEM.
Richtingaanwijzers voor
(04_49)
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Draai de bout los (1) en verwij-
der ze.
LET OP
HANTEER VOORZICHTIG DE PLAS-
TIC ONDERDELEN EN DE GELAKTE
DELEN, EN KRAS OF BESCHADIG ZE
NIET.
Remove the protective glass (2).
UPON REFITTING, POSITION THE
PROTECTIVE GLASS CORRECTLY IN
ITS FITTING. TIGHTEN THE SCREWS
(1) CAREFULLY AND MODERATELY
Verwijder het beschermende
scherm (2).
BIJ DE HERASSEMBLAGE PLAATST
MEN HET BESCHERMENDE SCHERM
CORRECT IN ZIJN ZIT. SLUIT VOOR-
ZICHTIG EN GEMATIGD DE BOUTEN
(1) ZODAT HET BESCHERMENDE
155
4 Maintenance / 4 Onderhoud
TO AVOID DAMAGING THE PROTEC-
TIVE GLASS.
SCHERM NIET WORDT BESCHA-
DIGD.
Press the bulb (3) slightly and
turn it anticlockwise.
Pull the bulb (3) out of its seat.
NOTE
INSERT THE BULB IN THE BULB
HOLDER SO THAT THE TWO GUIDING
PINS COINCIDE WITH THEIR GUIDES
ON THE BULB HOLDER.
Druk gematigd op het lampje
(3), en draai het in tegenwijzers-
in.
Verwijder het lampje (3) uit de
zit.
N.B.
PLAATS HET LAMPJE IN DE LAMPEN-
HOUDER, DOOR DE TWEE GELEI-
DERPINNETJES TE DOEN OVEREEN-
KOMEN MET DE RESPECTIEVELIJKE
GELEIDERS OP DE LAMPENHOU-
DER.
Install a bulb of the same type
adequately.
NOTE
IF THE BULB HOLDER (4) STICKS
OUT ITS FITTING, INSERT IT AGAIN
CORRECTLY BY MATCHING THE
BULB HOLDER RADIATE OPENING
WITH THE SCREW SEAT.
Installeer op correcte wijze een
nieuw lampje van hetzelfde ty-
pe.
N.B.
WANNEER DE LAMPHOUDER (4) UIT
ZIJN ZIT ZOU KOMEN, HERPLAATST
MEN HEM CORRECT DOOR DE STER-
VORMIGE OPENING VAN DE LAMP-
HOUDER TE DOEN OVEREENKOMEN
MET DE ZIT VAN DE BOUT.
156
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_50
04_51
Rear optical unit (04_50,
04_51)
In the rear light there are:
- two tail light/stop light bulbs (1).
For replacement:
Before replacing a bulb, check that the
STOP light switch is working properly.
The following operations relate to just
one bulb but apply to both.
CAUTION
ALLOW ENGINE AND EXHAUST SI-
LENCER TO COOL OFF COMPLETE-
LY.
Lampenset achter (04_50,
04_51)
Op het achterlicht vindt men:
- twee lampjes van het positielicht/stop-
licht (1).
Voor de vervanging:
Vooraleer men een lampje vervangt, con-
troleert men de efficiëntie van de scha-
kelaars van de STOPlichten.
De volgende handelingen hebben be-
trekking tot één lampje, maar gelden voor
beide.
LET OP
WACHT TOT DE MOTOR EN DE KNAL-
DEMPER VAN DE UITLAAT VOLLEDIG
AFGEKOELD ZIJN.
Rest the vehicle on its stand.
Undo and remove the two
screws (2).
Remove the protective glass (3).
UPON REFITTING, POSITION THE
PROTECTIVE GLASS CORRECTLY IN
ITS FITTING. TIGHTEN THE SCREWS
(2) CAREFULLY AND MODERATELY
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Draai de twee bouten (2) los en
verwijder ze.
Verwijder het beschermende
scherm (3).
BIJ DE HERASSEMBLAGE PLAATST
MEN HET BESCHERMENDE SCHERM
CORRECT IN ZIJN ZIT. SLUIT VOOR-
ZICHTIG EN GEMATIGD DE BOUTEN
157
4 Maintenance / 4 Onderhoud
TO AVOID DAMAGING THE PROTEC-
TIVE GLASS.
(2) ZODAT HET BESCHERMENDE
SCHERM NIET WORDT BESCHA-
DIGD.
Press the bulb (1) slightly and
turn it anticlockwise.
Pull the bulb (1) out of its fitting.
NOTE
INSERT THE BULB IN THE BULB
HOLDER SO THAT THE TWO GUIDING
PINS COINCIDE WITH THEIR GUIDES
ON THE BULB HOLDER.
Druk gematigd op het lampje
(1), en draai het in tegenwijzers-
in.
Verwijder het lampje (1) uit de
zit.
N.B.
PLAATS HET LAMPJE IN DE LAMPEN-
HOUDER, DOOR DE TWEE GELEI-
DERPINNETJES TE DOEN OVEREEN-
KOMEN MET DE RESPECTIEVELIJKE
GELEIDERS OP DE LAMPENHOU-
DER.
Install a bulb of the same type
adequately.
Installeer op correcte wijze een
nieuw lampje van hetzelfde ty-
pe.
04_52
Rear turn indicators (04_52)
Rest the vehicle on its stand.
Loosen and remove the screw
(1).
NOTE
REMOVE THE PROTECTIVE GLASS
WITH CAUTION SO AS NOT TO
BREAK THE FITTING TAB.
Richtingaanwijzers achter
(04_52)
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Draai de bout los (1) en verwij-
der ze.
N.B.
WEES VOORZICHTIG BIJ HET VER-
WIJDEREN VAN HET BESCHERMEN-
158
4 Maintenance / 4 Onderhoud
DE SCHERM, OM DE KOPPELING-
STAND NIET TE BREKEN.
Remove the protective glass (2).
UPON REFITTING, POSITION THE
PROTECTIVE GLASS CORRECTLY IN
ITS FITTING. TIGHTEN THE SCREW
(1) CAREFULLY AND MODERATELY
TO AVOID DAMAGING THE PROTEC-
TIVE GLASS.
Verwijder het beschermende
scherm (2).
BIJ DE HERASSEMBLAGE PLAATST
MEN HET BESCHERMENDE SCHERM
CORRECT IN ZIJN ZIT. SLUIT VOOR-
ZICHTIG EN GEMATIGD DE BOUT (1),
ZODAT HET BESCHERMENDE
SCHERM NIET WORDT BESCHA-
DIGD.
Press the bulb (3) slightly and
turn it anticlockwise.
Pull the bulb (3) out of its fitting.
NOTE
INSERT THE BULB IN THE BULB
HOLDER SO THAT THE TWO GUIDING
PINS COINCIDE WITH THEIR GUIDES
ON THE BULB HOLDER.
Druk gematigd op het lampje
(3), en draai het in tegenwijzers-
in.
Verwijder het lampje (3) uit de
zit.
N.B.
PLAATS HET LAMPJE IN DE LAMPEN-
HOUDER, DOOR DE TWEE GELEI-
DERPINNETJES TE DOEN OVEREEN-
KOMEN MET DE RESPECTIEVELIJKE
GELEIDERS OP DE LAMPENHOU-
DER.
Install a bulb of the same type
adequately.
Installeer op correcte wijze een
nieuw lampje van hetzelfde ty-
pe.
159
4 Maintenance / 4 Onderhoud
NOTE
IF THE BULB HOLDER (4) STICKS
OUT ITS FITTING, INSERT IT AGAIN
CORRECTLY BY MATCHING THE
BULB HOLDER RADIATE OPENING
WITH THE SCREW SEAT.
N.B.
WANNEER DE LAMPHOUDER (4) UIT
ZIJN ZIT ZOU KOMEN, HERPLAATST
MEN HEM CORRECT DOOR DE STER-
VORMIGE OPENING VAN DE LAMP-
HOUDER TE DOEN OVEREENKOMEN
MET DE ZIT VAN DE BOUT.
04_53
Number plate light (04_53)
ALLOW ENGINE TO COOL OFF.
CAUTION
DO NOT PULL THE ELECTRICAL CA-
BLES WHEN TAKING OUT THE BULB
HOLDER.
Kentekenverlichting (04_53)
WACHT TOT DE MOTOR VOLLEDIG
AFGEKOELD IS.
LET OP
TREK NIET AAN DE ELEKTRISCHE
KABELS OM DE LAMPENHOUDER TE
VERWIJDEREN.
Working from the bottom inner
side of the licence plate holder,
hold the bulb holder (1), pull and
disconnect it from its fitting.
Remove and replace the bulb
(2) with another of the same
type.
Door te handelen vanaf de on-
derkant binnenin de nummer-
plaathouder, grijpt men de lamp-
houder (1) vast, trekt men er
aan, en verwijdert men hem uit
de zit.
Verwijder het lampje (2) en ver-
vang het met één van hetzelfde
type.
160
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_54
04_55
Rear-view mirrors (04_54,
04_55)
DO NOT RIDE WITH REAR-VIEW MIR-
RORS INCORRECTLY SET.
BEFORE RIDING OFF, ALWAYS
MAKE SURE THEY ARE CORRECTLY
ADJUSTED TO RIDE.
WHEN ADJUSTING THE REAR-VIEW
MIRRORS, WEAR GLOVES OR USE A
CLEAN CLOTH SO AS NOT TO DIRTY
ITS SURFACE AND AFFECT VISIBILI-
TY.
Achteruitkijkspiegels (04_54,
04_55)
RIJ NIET MET HET VOERTUIG WAN-
NEER DE ACHTERUITKIJKSPIEGEL-
TJES NIET CORRECT GEDRAAID
ZIJN.
VÓÓR HET VERTREK CONTROLEERT
MEN STEEDS OF DEZE ZICH IN DE
WERKPOSITIE BEVINDEN EN COR-
RECT GEREGELD ZIJN.
VOOR DE REGELING VAN DE ACH-
TERUITLKIJKSPIEGELTJES MOETEN
REINE HANDSCHOENEN GEDRAGEN
WORDEN OF EEN REIN DOEK GE-
BRUIKT WORDEN, ZODAT HET RE-
FLECTERENDE OPPERVLAK NIET
VUIL WORDT EN DUS DE ZICHT-
BAARHEID NIET WORDT GESCHAAD.
Rear-view mirror removal
Rest the vehicle on its stand
Move the protection casing (1).
Loosen the locking nut (2).
NOTE
UPON REFITTING AND BEFORE
TIGHTENING THE LOCKING NUT (2),
MAKE SURE THAT THE REAR VIEW
Verwijdering van de achteruitkijkspie-
geltjes
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Hef de beschermingskap (1) op.
Los de blokkeermoer (2).
N.B.
BIJ DE HERMONTAGE CONTRO-
LEERT MEN VOORALEER MEN DE
161
4 Maintenance / 4 Onderhoud
MIRROR SUPPORT STEM IS ALIGNED
WITH THE HANDLEBAR.
BLOKKEERMOER (2) SLUIT, OF DE
STEUNSTAAF VAN HET ACHTERUIT-
KIJKSPIEGELTJE ZODANIG GE-
RICHT IS DAT HET UITGELIJND IS
MET HET STUUR.
Slide up and remove the com-
plete rear-view mirror unit (3).
Repeat the procedure to remove the oth-
er rear-view mirror, if required.
Verwijder de groep van het ach-
teruitkijkspiegeltje langs boven,
en compleet (3).
Herhaal eventueel de handelingen voor
de verwijdering van het andere achteruit-
kijkspiegeltje.
Rear-view mirror adjustment
Get onto the bike in riding posi-
tion
HANDLE THE COMPONENTS WITH
CARE.
Regeling van de achteruitkijkspiegel-
tjes
Ga op het voertuig zitten in de
rijpositie
HANTEER DE ONDERDELEN MET
ZORG.
Turn mirror and adjust it to the
correct angle.
Repeat the procedure to adjust
the other rear-view mirror.
Make sure there is no dirt or
mud.
Draai het spiegeltje zodanig dat
de helling correct wordt gere-
geld.
Herhaal de handelingen voor de
regeling van het andere achter-
uitkijkspiegeltje.
Controleer of er geen afzettin-
gen van vuil en modder aanwe-
zig zijn.
162
4 Maintenance / 4 Onderhoud
Idle adjustment
IDLE SPEED ADJUSTMENT OPERA-
TIONS REQUIRE SPECIFIC TECHNI-
CAL KNOWLEDGE, CONTACT AN Of-
ficial aprilia dealer.
Afstellen van het stationair
toerental
DE HANDELINGEN VOOR DE REGE-
LING VAN HET MINIMUM TOERENTAL
VRAGEN OM SPECIFIEKE KENNIS,
EN DUS WENDT MEN ZICH TOT EEN
Officiële aprilia Dealer.
04_56
04_57
Front and rear disc brake
(04_56, 04_57, 04_58)
CAUTION
BRAKES ARE THE MOST IMPORTANT
COMPONENTS TO ENSURE SAFETY
AND THEREFORE THEY HAVE TO BE
ALWAYS IN PERFECT CONDITIONS;
CHECK BRAKES BEFORE EACH
RIDE.
A DIRTY DISC SMEARS THE PADS
RESULTING IN POOR BRAKING.
REPLACE DIRTY PADS AND CLEAN
AGAIN THE DIRTY DISC USING A TOP
QUALITY DEGREASING PRODUCT.
USE RECOMMENDED BRAKE FLUID.
DO NOT USE THE VEHICLE IF A FLUID
LEAK IN THE BRAKING SYSTEM IS
DETECTED AND CONTACT AN Offi-
cial aprilia Dealer.
Schijfrem voor en achter
(04_56, 04_57, 04_58)
LET OP
DE REMMEN GARANDEREN HET
MEEST DE VEILIGHEID, DUS MOETEN
ZE STEEDS PERFECT EFFICIËNT GE-
HOUDEN WORDEN EN VÓÓR ELKE
REIS GECONTROLEERD WORDEN.
EEN VUILE SCHIJF BESMEURT DE
PASTILLES, EN VERMINDERT DUS
DE DOELTREFFENDHEID VAN HET
REMMEN.
VUILE PASTILLES MOETEN WORDEN
VERVANGEN, TERWIJL DE VUILE
SCHIJF MOET GEREINIGD WORDEN
MET EEN ONTVETTEND PRODUCT
VAN HOGE KWALITEIT.
GEBRUIK DE AANGERADEN REM-
VLOEISTOF.
GEBRUIK HET VOERTUIG NIET WAN-
NEER MEN EEN OPMERKT DAT DE
163
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_58
HAVE THE BRAKE FLUID CHANGED
AT AN Official aprilia Dealer.
REMINSTALLATIE VLOEISTOF LEKT,
EN WENDT ZICH TOT EEN Officiële
aprilia Dealer.
LAAT DE REMVLOEISTOF VERVAN-
GEN BIJ EEN Officiële aprilia Dealer.
This vehicle is fitted with disc brakes with
two braking systems: front and rear, with
independent hydraulic circuits.
The front braking system is double disc
(right and left side)
The rear braking system is single disc
(right side).
When the friction pads wear out, the fluid
level goes down to automatically com-
pensate for that wear.
The front brake fluid reservoir is placed
on the right half-handlebar, near the front
brake lever connection.
The rear brake fluid reservoir is placed on
the right side of the vehicle, near the rear
brake control lever.
Dit voertuig is uitgerust met schijfremmen
met twee remsystemen, vooraan en ach-
teraan, met gescheiden hydraulische cir-
cuits.
Het voorste remsysteem heeft een dub-
bele schijf (rechts en links).
Het achterste remsysteem is met een en-
kele schijf (rechter kant).
Met het verbruik van de wrijvingspastilles
vermindert het peil van de vloeistof, om
automatisch de slijtage te compenseren.
De vloeistoftank van de voorrem bevindt
zich op de rechter helft van het stuur, na-
bij de koppeling van de hendel van de
voorrem.
De vloeistoftank van de achterrem be-
vindt zich op de rechter kant van het voer-
tuig, nabij de commandohendel van de
achterrem.
NOTE
THE FOLLOWING INFORMATION RE-
FERS TO ONE BRAKING CIRCUIT BUT
IS VALID FOR BOTH.
N.B.
DE VOLGENDE INFORMATIE BE-
TREFT ÉÉN REMINSTALLATIE, MAAR
IS GELDIG VOOR BEIDE.
164
4 Maintenance / 4 Onderhoud
DISC BRAKE PAD WEAR DEPENDS
ON THE USE, THE RIDING STYLE AND
THE ROADS.
CAUTION
CHECK BRAKE PADS FOR WEAR
MAINLY BEFORE EACH RIDE.
DE SLIJTAGE VAN DE PASTILLES
VAN DE SCHIJFREM HANGT AF VAN
HET GEBRUIK, HET RIJGEDRAG EN
HET WEGTYPE.
LET OP
CONTROLEER DE SLIJTAGE VAN DE
REMPASTILLES VOORAL VÓÓR
ELKE REIS.
To carry out a quick pad wear check:
Rest the vehicle on its stand.
Carry out a visual inspection of
brake disc and pads as follows:
- from the front bottom side for the front
brake callipers (1);
- from the rear top side for the rear brake
calliper (2).
NOTE
EXCESSIVE WEAR OF THE FRICTION
MATERIAL MAKES THE PAD METAL
SUPPORT GET IN CONTACT WITH
THE DISC, WHICH RESULTS IN A
METALLIC NOISE AND SPARKS IN
THE CALLIPER; THEREFORE, BRAK-
Voor het uitvoeren van een snelle con-
trole van de slijtage van de pastilles:
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Voer een visieve controle uit
tussen de schijf en de pastilles,
door te handelen als volgt:
- van onder vooraan voor de voorste rem-
tangen (1);
- van boven achteraan voor de achterste
remtang (2);
N.B.
EEN VERDER VERBRUIK VAN HET
WRIJVINGSMATERIAAL KAN HET
CONTACT VEROORZAKEN MET DE
METALEN STEUN VAN DE PASTIL-
LES MET DE SCHIJF, MET ALS GE-
VOLG LAWAAI VAN METAAL EN DE
165
4 Maintenance / 4 Onderhoud
ING EFFICIENCY AND DISC SAFETY
AND INTEGRITY ARE AT RISK.
TANG DIE VONKEN MAAKT; DE
DOELTREFFENDHEID VAN HET REM-
MEN, DE VEILIGHEID EN DE INTEGRI-
TEIT VAN DE SCHIJF WORDEN OP
DEZE MANIER GESCHAAD.
When the lining material [of even just one
of the front (3) or rear (4) brake pads] is
worn down to nearly 1.5 mm (0.059 in)
(even if only one of the wear indicators is
no longer visible):
- for the front brake calliper(right and
left), replace all the pads of both front
brake callipers.
- for the rear brake calliper, replace all
the pads of the rear brake callipers.
CAUTION
CONTACT AN Official aprilia Dealer
FOR REPLACEMENT.
Wanneer de dikte van het wrijvingsmate-
riaal [ook van slechts één pastille voor-
aan (3) of achteraan (4)] verminderd is tot
ongeveer 1,5 mm (0.059 in) (of ook wan-
neer slechts één van de slijtage-indicato-
ren niet meer zichtbaar is):
- voor de voorste remtangen (rechts en
links) laat alle pastilles vervangen van
beide voorste remtangen.
- voor de achterste remtang , laat beide
pastilles vervangen van de achterste
remtang.
LET OP
VOOR DE VERVANGING WENDT MEN
ZICH TOT EEN Officiële aprilia Dealer.
Periods of inactivity
IF THE VEHICLE IS INACTIVE LON-
GER THAN TWENTY DAYS, DISCON-
NECT THE 30 A FUSE TO AVOID
BATTERY DETERIORATION DUE TO
CURRENT CONSUMPTION BY THE
MULTIFUNCTION COMPUTER.
Stilstand van het voertuig
WANNEER HET VOERTUIG INACTIEF
BLIJFT VOOR LANGER DAN TWINTIG
DAGEN, MAAKT MEN DE ZEKERING
VAN 30A LOS, OM HET VERVAL VAN
DE ACCU TE VERMIJDEN, ALS GE-
VOLG VAN STROOMVERBRUIK
166
4 Maintenance / 4 Onderhoud
NOTE
REMOVING THE 30 A FUSES RESETS
THE DIGITAL CLOCK FUNCTIONS.
NOTE
TAKE SOME MEASURES TO AVOID
THE SIDE EFFECTS OF NOT USING
THE VEHICLE.
BESIDES, IT IS NECESSARY TO CAR-
RY OUT GENERAL REPAIRS AND
CHECKS BEFORE GARAGING THE
VEHICLE AS ONE CAN FORGET TO
DO SO AFTERWARDS.
DOOR DE MULTIFUNCTIONELE COM-
PUTER.
N.B.
WANNEER DE ZEKERINGEN VAN 30A
WORDEN VERWIJDERD, WORDEN
DE FUNCTIES VAN DE DIGITALE
KLOK OP NUL GESTELD.
N.B.
OM DE EFFECTEN VAN HET NIET GE-
BRUIKEN VAN HET VOERTUIG TE-
GEN TE GAAN, MOET MEN ENKELE
VOORZORGSMAATREGELEN TREF-
FEN.
BOVENDIEN MOET MEN DE HER-
STELLINGEN EN DE ALGEMENE
CONTROLE VÓÓR HET OPBERGEN
UITVOEREN, ANDERS KAN MEN VER-
GETEN OM DIT VERVOLGENS UIT TE
VOEREN
Proceed as follows:
Remove the battery.
Wash and dry the vehicle.
Polish the painted surfaces.
Inflate tyres.
STORE THE VEHICLE IN A COOL AND
DRY PLACE, NOT EXPOSED TO SUN-
LIGHT OR MARKED TEMPERATURE
VARIATIONS.
Handel als volgt:
Verwijder de accu.
Was en droog het voertuig.
Breng was aan op de gelakte
oppervlakken.
Blaas de banden op.
PLAATS HET VOERTUIG IN EEN NIET
VERWARMDE PLAATS, ZONDER
VOCHTIGHEID, BESCHERMD TEGEN
ZONNESTRALEN, EN WAAR TEMPE-
167
4 Maintenance / 4 Onderhoud
RATUURSCHOMMELINGEN MINIEM
ZIJN.
Wrap and tie a plastic bag
around the exhaust pipe open-
ing to keep moisture out.
Park the vehicle on its (OP-
TIONAL) centre stand.
NOTE
PLACE THE VEHICLE ON ITS OPTION-
AL FRONT SERVICE STAND SO THAT
BOTH TYRES ARE NOT IN CONTACT
WITH THE GROUND.
Plaats een plastic zakje op de
uitlaat en bindt dit vast, zodat er
geen vochtigheid in kan komen.
Plaats het voertuig op de cen-
trale standaard OPTIONAL.
N.B.
PLAATS HET VOERTUIG OP DE
VOORSTE STEUNSTANDAARD OPTI-
ONAL, ZODAT BEIDE BANDEN VAN
DE GROND ZIJN.
Place the vehicle on its front
service stand.
Cover the vehicle but do not use
plastic or waterproof materials.
Plaats het voertuig op de speci-
ale voorste steunstandaard.
Bedek het voertuig, maar met
geen plastic of ondoordringbaar
materiaal.
04_59
Cleaning the vehicle (04_59)
Clean the vehicle frequently if ex-
posed to adverse conditions, such as:
Air pollution (cities and industrial
areas).
Salinity and humidity in the at-
mosphere (seashore areas, hot
and wet weather).
Special ambient/seasonal con-
ditions (use of salt, anti-icing
chemical products on the roads
in winter).
Make sure to clean off any in-
dustrial residue and pollutant
Reinigen van het voertuig
(04_59)
Reinig het voertuig regelmatig wan-
neer het wordt gebruikt in de volgende
zones of condities:
Atmosferische vervuiling (stad
en industriële zones).
Zoutgehalte en vochtigheid uit
de atmosfeer (zeegebieden,
warm en vochtig klimaat).
Speciale milieu/seizoenscondi-
ties (het gebruik van zout, che-
168
4 Maintenance / 4 Onderhoud
deposits, tar stains, dead in-
sects, bird droppings, etc. from
the bodywork.
Avoid parking the vehicle under
trees. During some seasons,
some residues, resin, fruits or
leaves containing aggressive
chemical substances which
damage the paint may fall from
trees.
CAUTION
BEFORE WASHING THE VEHICLE,
COVER THE ENGINE AIR INTAKES
AND THE EXHAUST PIPES.
CAUTION
AFTER CLEANING YOUR VEHICLE,
BRAKING EFFICIENCY MAY BE TEM-
PORARILY AFFECTED DUE TO THE
PRESENCE OF WATER ON THE FRIC-
TION SURFACES OF THE BRAKING
CIRCUIT. CALCULATE A LONGER
BRAKING DISTANCE IN ORDER TO
AVOID ACCIDENTS. BRAKE REPEAT-
EDLY TO RESTORE NORMAL OPER-
ATION. CARRY OUT THE PRE-RIDE
CHECKS.
mische anti-ijsproducten op we-
gen in de winterperiode).
Vermijd vooral dat er op de car-
rosserie afzettingen achterblij-
ven van industriële en vervuilen-
de stoffen, teervlekken, dode
insecten, uitwerpselen van vo-
gels, enz.
Parkeer het voertuig niet onder
bomen. In sommige seizoenen
kan er uit de bomen hars, fruit of
bladeren vallen die chemische
stoffen bevatten die schadelijk
zijn voor de lak.
LET OP
VOORALEER MEN HET VOERTUIG
WAST, DICHT DE INLATEN VAN DE
AANZUIGLUCHT VAN DE MOTOR EN
DE UITLATEN VAN DE KNALPOT.
LET OP
NADAT MEN HET VOERTUIG HEEFT
GEWASSEN, KAN DE REMDOEL-
TREFFENDHEID TIJDELIJK MINDER
ZIJN DOOR DE AANWEZIGHEID VAN
WATER OP DE WRIJVINGSOPPER-
VLAKKEN VAN DE REMINSTALLATIE.
VOORZIE EEN LANGE REMAFSTAND
OM ONGELUKKEN TE VERMIJDEN.
ACTIVEER HERHAALDELIJK DE
169
4 Maintenance / 4 Onderhoud
REMMEN, OM DE NORMALE REM-
CONDITIES TE HERSTELLEN. VOER
DE VOORBEREIDENDE CONTROLES
UIT.
To clean off dirt and mud deposited from
painted surfaces, soften caked dirt with a
low-pressure water jet. Sponge off using
a car body sponge soaked in a car body
shampoo and water solution (2 ÷ 4%
parts of shampoo in water). Then rinse
with plenty of water, and dry with a cha-
mois leather. To clean the engine outer
parts, use degreasing detergent, brushes
and old cloths. Anodised or painted alu-
minium parts such as forks, rims, frame,
footrests, etc. should be washed using
water and mild soap. Using aggressive
detergents may damage the surface
treatment of these components.
TO CLEAN HEADLIGHTS USE A
SPONGE SOAKED IN WATER AND
MILD DETERGENT, RUBBING SURFA-
CES GENTLY AND RINSING FRE-
QUENTLY WITH PLENTY OF WATER.
REMEMBER TO CLEAN THE VEHICLE
CAREFULLY BEFORE ANY POLISH-
ING WITH SILICON WAX. DO NOT
POLISH MATT-PAINTED SURFACES
WITH POLISHING PASTE. THE VEHI-
CLE SHOULD NEVER BE WASHED IN
DIRECT SUNLIGHT, ESPECIALLY
DURING SUMMER, OR WITH THE
Om het vuil en de modder te verwijderen
die zich op de gelakte oppervlakken heb-
ben afgezet, moet men een waterstraal
onder lage druk gebruiken, de vuile delen
zorgvuldig nat maken, en de modder en
het vuil verwijderen met een zachte
spons voor carrosseries, doordrenkt met
water en shampoo (2 ÷ 4% delen sham-
poo in water). Spoel vervolgens over-
vloedig met water en droog af met een
zeemvel. Om de externe delen van de
motor te reinigen, gebruikt men een ont-
vettend reinigingsmiddel, kwasten en
doeken. De delen in elektrolytisch geoxi-
deerd of gelakt aluminium, zoals de vor-
ken, de velgen, het frame, de voeten-
steunen enz., moeten gewassen worden
met neutrale zeep en water. Het gebruik
van te agressieve reinigingsmiddelen
kan de oppervlaktebehandeling van deze
onderdelen aantasten.
VOOR DE REINIGING VAN DE LICH-
TEN GEBRUIKT MEN EEN SPONS DIE
WERD ONDERGEDOMPELD IN WA-
TER EN EEN NEUTRAAL REINIGINGS-
MIDDEL, WRIJF ZACHTJES OP DE
OPPERVLAKKEN EN SPOEL FRE-
QUENT MET VEEL WATER. NIET VER-
170
4 Maintenance / 4 Onderhoud
BODYWORK STILL HOT AS THE CAR
SHAMPOO CAN DAMAGE THE PAINT-
WORK IF IT DRIES BEFORE BEING
RINSED OFF.
CAUTION
DO NOT USE WATER (OR LIQUIDS)
AT TEMPERATURES OVER 40°C (104°
F) WHEN CLEANING THE VEHICLE
PLASTIC PARTS. DO NOT AIM HIGH
PRESSURE AIR/WATER JETS OR
STEAM JETS DIRECTLY TO THE FOL-
LOWING PARTS: WHEEL HUBS, CON-
TROLS ON THE RIGHT AND LEFT
SIDE OF THE HANDLEBAR, BEAR-
INGS, BRAKE PUMPS, INSTRUMENTS
AND GAUGES, EXHAUST SILENCER,
IGNITION SWITCH/STEERING LOCK.
DO NOT USE ALCOHOL OR SOL-
VENTS TO CLEAN ANY RUBBER OR
PLASTIC SADDLE COMPONENTS:
USE ONLY WATER AND MILD SOAP
INSTEAD.
CAUTION
DO NOT USE SOLVENTS OR PETROL
BY-PRODUCTS (ACETONE, TRI-
CHLOROETHYLENE, TURPENTINE,
PETROL, THINNERS) TO CLEAN THE
SADDLE. USE INSTEAD DETER-
GENTS WITH SURFACE ACTIVE
AGENTS NOT EXCEEDING 5% (NEU-
GETEN DAT HET OPPOETSEN MET
SILICONENWAS UITGEVOERD MOET
WORDEN NADAT MEN HET VOER-
TUIG ZORGVULDIG HEEFT GEWAS-
SEN. POETS MATTE LAKKEN NIET
OP MET SCHURENDE PASTA'S. HET
WASSEN MAG NOOIT WORDEN UIT-
GEVOERD IN DE ZON, VOORAL NIET
IN DE ZOMER WANNEER DE CAR-
ROSSERIE NOG WARM IS, OMDAT DE
SHAMPOO DIE VÓÓR HET SPOELEN
OPDROOGT DE LAK KAN BESCHADI-
GEN.
LET OP
GEBRUIK GEEN WATER (OF VLOEI-
STOFFEN) AAN EEN TEMPERATUUR
HOGER DAN 40°C (104°C) VOOR DE
REINIGING VAN DE PLASTIC DELEN
VAN HET VOERTUIG. RICHT DE WA-
TERSTRALEN OF PERSLUCHT OF
DAMP NIET OP DE VOLGENDE DE-
LEN: DE NAVEN VAN DE WIELEN, DE
COMMANDO'S OP DE RECHTER EN
LINKER KANT VAN HET STUUR, DE
KUSSENTJES, DE REMPOMPEN, DE
INSTRUMENTEN EN DE INDICATO-
REN, DE UITLAAT VAN DE KNALDEM-
PER, DE ONTSTEKINGSSCHAKE-
LAAR / STUURSLOT. VOOR DE
REINIGING VAN DE RUBBEREN EN
PLASTIC DELEN EN VAN HET ZADEL
MAG MEN GEEN ALCOHOL OF OP-
LOSMIDDELEN GEBRUIKEN; GE-
171
4 Maintenance / 4 Onderhoud
TRAL SOAP, DEGREASING DETER-
GENTS OR ALCOHOL).
DRY THE SADDLE WELL AFTER
CLEANING.
CAUTION
DO NOT APPLY ANY PROTECTIVE
WAX ON THE SADDLE OR IT MAY BE-
COME SLIPPERY.
BRUIK DAARENTEGEN WATER EN
NEUTRALE ZEEP.
LET OP
VOOR DE REINIGING VAN HET ZADEL
MAG MEN GEEN OPLOSMIDDELEN
OF PETROLEUMDERIVATEN GE-
BRUIKEN (ACETON, TRICHLOORE-
THYLEEN, TERPENTIJN, BENZINE,
OPLOSMIDDELEN). MEN MAG REINI-
GINGSMIDDELEN GEBRUIKEN DIE
MAXIMUM 5% CAPILLAIR ACTIEVE
DELEN BEVATTEN (NEUTRALE
ZEEP, ONTVETTENDE REINIGINGS-
MIDDELEN OF ALCOHOL).
DROOG HET ZADEL ZORGVULDIG
NA DE REINIGING.
LET OP
BRENG OP HET ZADEL GEEN BE-
SCHERMENDE WAS AAN OM TE VER-
MIJDEN DAT HET GAAT SCHUIVEN.
172
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_60
Transport (04_60)
Before transporting the vehicle, empty
the fuel tank well and make sure it is per-
fectly dry.
During transport the vehicle must be well
anchored and upright, and first gear must
be engaged to avoid fuel and oil leaks.
IN CASE OF FAILURE, DO NOT HAVE
THE VEHICLE TOWED. ASK FOR
ROAD ASSISTANCE SERVICE.
Vervoer (04_60)
Vooraleer men het voertuig vervoert,
moet men de brandstoftank zorgvuldig
ledigen, en controleren of deze goed
droog is.
Tijdens de verplaatsing moet het voertuig
in verticale positie blijven, goed veran-
kerd zijn en in de eerste versnelling ge-
plaatst worden, om eventuele lekken van
brandstof en olie te vermijden.
IN GEVAL VAN EEN DEFECT MAG
MEN HET VOERTUIG NIET SLEPEN,
MAAR MOET MEN EEN HULPDIENST
CONTACTEREN.
04_61
Transmission chain
The vehicle is fitted with an endless
chain, without master link.
EXCESSIVE LOOSENING OF THE
CHAIN MAY CAUSE NOISE OR
KNOCKING RESULTING IN CHAIN
PAD AND GUIDE PLATE WEAR.
CHECK THE CHAIN CLEARANCE ON
A REGULAR BASIS AND ADJUST IT
AS NECESSARY.
TO CHANGE THE CHAIN TAKE YOUR
VEHICLE TO AN Official aprilia Dealer,
WHO WILL PROVIDE ACCURATE AND
PROMPT SERVICE.
Transmissieketting
Het voertuig is uitgerust met een ketting
van het type zonder eind, en heeft geen
verbindende schakels.
WANNEER DE KETTING EXCESSIEF
GELOST IS, KAN DIT LAWAAI OF
KLOPPINGEN VEROORZAKEN, MET
ALS GEVOLG DE SLIJTAGE VAN DE
SLEDE EN DE PLAAT VAN DE GELEI-
DER VAN DE KETTING.
CONTROLEER REGELMATIG DE
SPELING, EN VOER INDIEN NODIG DE
REGELING UIT.
VOOR DE VERVANGING VAN DE KET-
TING WENDT MEN ZICH UITSLUI-
173
4 Maintenance / 4 Onderhoud
04_62
04_63
04_64
INCORRECTLY EFFECTED MAINTE-
NANCE MAY CAUSE EARLY WEAR
OF THE CHAIN AND/OR DAMAGE THE
PINION AND/OR THE CROWN.
PERFORM MAINTENANCE OPERA-
TIONS MORE FREQUENTLY IF YOU
RIDE THE VEHICLE IN EXTREME
CONDITIONS OR ON DUSTY AND/OR
MUDDY ROADS.
TEND TOT EEN Officiële aprilia Dealer,
DIE EEN ZORGVULDIGE EN SNELLE
SERVICE ZAL GARANDEREN.
EEN NIET CORRECT UITGEVOERD
ONDERHOUD KAN VOORTIJDIGE
SLIJTAGE VAN DE KETTING VER-
OORZAKEN, EN/OF HET RONDSEL
EN/OF DE KROON BESCHADIGEN.
VOER DE ONDERHOUDSHANDELIN-
GEN REGELMATIGER UIT WANNEER
HET VOERTUIG IN STRENGE OM-
STANDIGHEDEN OF OP STOFFIGE
EN/OF MODDERIGE WEGEN WORDT
GEBRUIKT.
Chain backlash check (04_61)
To check the clearance:
Stop the engine.
Rest the vehicle on its stand.
Engage neutral gear.
Check that vertical oscillation at
a point between the pinion and
the crown on the lower branch of
the chain is at least 15 mm (0.59
in).
Move the vehicle forward so as
to check vertical oscillation in
other positions too. clearance
should remain constant during
all wheel rotation phases.
CAUTION
IF THERE IS MORE BACKSLASH AT
SOME POSITIONS, THIS MEANS
THAT SOME CHAIN LINKS ARE FLAT-
Controle van de speling van de
ketting (04_61)
Voor de controle van de speling:
Leg de motor stil.
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Plaats de hendel van de ver-
snellingsbak in vrij.
Controleer of de verticale
schommeling, in een tussenlig-
gend punt tussen het rondsel en
de kroon in de onderste vertak-
king van de ketting, minstens 15
mm (0.59 in) bedraagt.
Verplaats het voertuig vooruit,
zodat de verticale schommeling
van de ketting ook in andere po-
sities wordt gecontroleerd; de
speling moet in alle fasen van de
174
4 Maintenance / 4 Onderhoud
TENED OR JAMMED. SHOULD THIS
OCCUR, CONSULT AN Official aprilia
Dealer.
TO AVOID RISK OF SEIZURE, LUBRI-
CATE THE CHAIN ON A REGULAR
BASIS.
rotatie van het wiel constant blij-
ven.
LET OP
WANNEER MEN IN SOMMIGE POSI-
TIES EEN HOGERE SPELING OP-
MERKT, ZIJN ER SAMENGEDRUKTE
OF AFGESLAGEN SCHAKELS, EN IN
DIT GEVAL WENDT MEN ZICH TOT
EEN Officiële aprilia Dealer.
OM TE VOORKOMEN DAT DE SCHA-
KELS KUNNEN AFSLAAN, SMEERT
MEN REGELMATIG DE KETTING.
Adjust clearance if it is uniform but higher
or lower than 15 mm>(0.59 in).
Wanneer de speling uniform is, maar
meer of minder dan 15 mm (0.59 in) be-
draagt, voert men de regeling uit.
Chain backlash adjustment
(04_62, 04_63)
NOTE
TO ADJUST THE CHAIN THE VEHICLE
MUST BE FITTED WITH THE OPTION-
AL CENTRE STAND.
Regeling van de speling van
de ketting (04_62, 04_63)
N.B.
VOOR DE REGELING VAN DE KET-
TING MOET HET VOERTUIG OVER DE
CENTRALE STANDAARD OPTIONAL
BESCHIKKEN.
If you need to adjust chain tension after
the check:
Place the vehicle on its OP-
TIONAL centre stand.
Loosen the nut (1) completely.
Wanneer het na de controle nodig is om
de spanning van de ketting te regelen,
handelt men als volgt:
Plaats het voertuig op de cen-
trale standaard OPTIONAL.
Los de blokkeermoer (1) volle-
dig.
175
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CAUTION
WHEEL CENTRING IS CARRIED OUT
BY USING THE FIXED REFERENCES
(2-3) WITHIN THE SEATS OF THE
CHAIN TENSIONER PADS ON THE
SWING ARMS, IN FRONT OF THE
WHEEL PIN.
LET OP
VOOR HET CENTREREN VAN HET
WIEL ZIJN ER VASTE REFERENTIES
(2-3) VOORZIEN, DIE MEN IN DE ZIT-
TEN VAN DE KETTINGSPANNERSLE-
DEN OP DE ARMEN VAN DE VORK
VINDT, VÓÓR DE WIELPIN.
Loosen both lock nuts (4).
Operate the set screws (5) and
adjust the chain clearance mak-
ing sure that the references (2)
(3) coincide at both sides of the
vehicle.
Tighten both lock nuts (4).
Tighten the nut (1).
Tightening torque for the wheel nut
(1): 90 Nm (9.0 kgm).
Check chain clearance.
Los de twee tegenmoeren (4).
Handel op de registers (5) en re-
gel de speling van de ketting,
door langs beide kanten van het
voertuig te controleren of dezelf-
de referenties (2) (3) overeen-
komen.
Sluit de twee tegenmoeren (4).
Sluit de moer (1).
Sluitkoppel van de wielbout (1): 90 Nm
(9,0 kgm).
Controleer de speling van de
ketting.
Checking wear of chain, front
and rear sprockets (04_64)
Also check the following parts and verify
that the chain, pinion and the crown do
not have:
Damaged rollers.
Loosen pins.
Dry, rusty, flattened or seized
links.
Excessive wear.
Excessively worn or damaged
pinion or crown teeth.
Controle van het gebruik van
de ketting, het tandrad en
kroon (04_64)
Controleer bovendien de volgende delen,
en controleer of de ketting, het rondsel en
de kroon geen:
Beschadigde rollen.
Geloste pinnen.
Droge, verroeste, verpletterde
of afgeslagen schakels.
Excessieve slijtage.
176
4 Maintenance / 4 Onderhoud
CAUTION
IF THE CHAIN ROLLERS ARE DAM-
AGED, THE PINS ARE LOOSEN AND/
OR THE O-RINGS ARE MISSING OR
DAMAGED, THE WHOLE CHAIN AS-
SEMBLY (PINION, CROWN AND
CHAIN) SHOULD BE REPLACED.
CAUTION
LUBRICATE THE CHAIN ON A REGU-
LAR BASIS, PARTICULARLY IF YOU
FIND DRY OR RUSTY PARTS. FLAT-
TENED OR JAMMED CHAIN LINKS
SHOULD BE LUBRICATED AND
GOOD OPERATING CONDITIONS RE-
STORED. IF YOU ARE UNABLE TO
REPAIR THEM, CONTACT AN Official
aprilia Dealer, WHO WILL REPLACE
THEM.
Excessief versleten of bescha-
digde tanden van het rondsel of
van de kroon.
LET OP
WANNEER DE ROLLEN VAN DE KET-
TING BESCHADIGD, DE PINNEN GE-
LOST EN/OF DE DICHTINGSRINGEN
BESCHADIGD OF AFWEZIG ZIJN,
MOET MEN DE VOLLEDIGE GROEP
VAN DE KETTING VERVANGEN
(RONDSEL, KROON EN KETTING).
LET OP
SMEER DE KETTING REGELMATIG,
VOORAL WANNEER MEN DROGE OF
VERROESTE DELEN OPMERKT. DE
SAMENGEDRUKTE OF AFGESLA-
GEN SCHAKELS MOETEN GE-
SMEERD WORDEN EN OPNIEUW IN
WERKCONDITIES GEBRACHT WOR-
DEN. WANNEER DIT NIET MOGELIJK
ZOU ZIJN, WENDT MEN ZICH TOT
EEN Officiële aprilia Dealer, DIE ZAL
ZORGEN VOOR DE VERVANGING.
Check the chain guide for wear.
Controleer de slijtage van het
oog van de ketting
Chain lubrication and cleaning
Never wash the chain with high pressure
air/water jets or steam jets or highly flam-
mable solvents.
Wash the chain with fuel oil or
kerosene. Maintenance opera-
Smering en reiniging van de
ketting
Was de ketting absoluut niet met water-
stralen, dampstralen, waterstralen onder
hoge druk, en met oplosmiddelen met ho-
ge ontvlambaarheidsgraad.
177
4 Maintenance / 4 Onderhoud
tions should be more frequent if
there are signs of quick rust.
Lubricate the chain whenever necessary.
After washing and drying the
chain, lubricate it with spray
grease for sealed chains.
THE GEARING CHAIN HAS SEALING
RINGS AMONG THE LINKS THAT
KEEP THE GREASE INSIDE. BE EX-
TREMELY CAREFUL WHEN ADJUST-
ING, LUBRICATING, WASHING AND
REPLACING THE CHAIN.
CHAIN LUBRICANTS AVAILABLE IN
THE MARKET MAY CONTAIN SUB-
STANCES THAT DAMAGE THE RUB-
BER SEALING RINGS OF THE CHAIN.
DO NOT USE THE VEHICLE RIGHT AF-
TER CHAIN LUBRICATION BECAUSE
THE LUBRICANT COULD BE
SPRAYED OUT WHEN SUBMITTED
TO THE CENTRIFUGAL FORCE, AND
SMUDGE THE SURROUNDING AREA.
Was de ketting met nafta of ke-
rosine. Wanneer de ketting vlug
verroest, moet men de onder-
houdshandelingen eerder uit-
voeren.
smeer de ketting elke keer dit nodig is.
Nadat de ketting gewassen en
gedroogd is, smeert men ze met
vetspray voor verzegelde ket-
tingen.
DE TRANSMISSIEKETTING IS VOOR-
ZIEN VAN DICHTINGSRINGEN TUS-
SEN DE SCHAKELS, DIE DIENEN OM
HET VET BINNENIN TE HOUDEN.
WEES ZEER VOORZICHTIG BIJ DE
REGELING, DE SMERING, HET WAS-
SEN EN DE VERVANGING VAN DE
KETTING.
DE SMEERMIDDELEN VOOR KET-
TINGEN DIE MEN VINDT IN DE HAN-
DEL KUNNEN SCHADELIJKE STOF-
FEN BEVATTEN VOOR DE RUBBE-
REN DICHTINGSRINGEN VAN DE
KETTING.
GEBRUIK HET VOERTUIG NIET ONMI-
DELLIJK NADAT DE KETTING WERD
GESMEERD, OMDAT HET SMEER-
MIDDEL DOOR DE CENTRIFUGE-
KRACHT IN HET ROND WORDT GE-
SPROEID ZODAT DE OMLIGGENDE
ZONES BESMEURD RAKEN.
178
4 Maintenance / 4 Onderhoud
ETV 1000
Caponord
Chap. 05
Technical data
Hst. 05
Technische gegevens
179
DIMENSIONS
Maximum length 2290 mm (90.16 in)
Maximum width 876 mm (34.49 in)
Max. height (to the windshield) 1436 mm (56.54 in)
Saddle height 825 mm (32.48 in)
Wheelbase 1544 mm (60.79 in)
Minimum ground clearance 241 mm (9.49 in)
Kerb weight 235 kg (518.08 lb)
AFMETINGEN
Maximum lengte 2290 mm (90.16 in)
Maximum breedte 876 mm (34.49 in)
Maximum hoogte (tot de kap) 1436 mm (56.54 in)
Hoogte tot het zadel 825 mm (32.48 in)
Asafstand 1544 mm (60.79 in)
Minimum vrije hoogte vanaf de
grond
241 mm (9.49 in)
Gewicht per versnellingsorde 235 kg (518.08 lb)
ENGINE
Model V990
Type 60° longitudinal V-twin, 4-stroke, 4
valves per cylinder, 2 overhead
camshafts.
Cylinder quantity 2
Overall engine capacity 997.6 cm³ (60.88 cu.in)
Bore / stroke 97 mm / 67.5 mm (3.82 in / 2.66 in)
Compression ratio 10.4 +/- 0.5 : 1
Ignition electronic
MOTOR
Model V990
Type Bicilindrisch 2-takt V 60° in de
lengte met 4 kleppen per cilinder, 2
assen met nokken in de kop.
Aantal cilinders 2
Complessieve cilinderinhoud 997,6 cc (60.88 cu in)
Cilinderdiameterboring/loop 97 mm / 67,5 mm (3.82 in / 2.66 in)
Compressieverhouding 10,4 +/- 0,5 : 1
Start Elektrisch
180
5 Technical data / 5 Technische gegevens
Engine revs at idle speed 1200 +/- 100 rpm
Clutch Multiple disks, oil-bath clutch with
hydraulic control on the left side of
the handlebar and PPC device
Lubrication system Dry sump system with separate oil
tank and cooling radiator
Air filter With dry cartridge filter
Cooling Fluid
Toerental van de motor aan het
minimumregime
1200 +/- 100 toeren / min (rpm)
Koppeling Multischijf in oliebad met
hydraulisch commando aan de
linker kant van het stuur en PPC
mechanisme
Smeersysteem Droge carter met gescheiden tank
en koelradiator
LUCHTFILTER Met filterend droog patroon
Koeling Met vloeistof
GEARBOX
Type Mechanical, 6 speeds with foot
lever on the left hand side of the
engine
VERSNELLINGSBAK
Type Mechanisch met 6 versnellingen,
met pedaalcommando op de linker
kant van de motor
CAPACITY
Fuel (reserve included) 25 l (6.60 USgal)
Fuel reserve 4 +/- 1 l (1.057 +/- 0.26 USgal)
Engine oil Oil change: 4300 cm³ (262.40
cu.in)
Oil change and oil filter
replacement: 4500 cm³ (274.60
cu.in)
CAPACITEIT
Brandstof (inclusief de reserve) 25 l (6.60 gal US)
Brandstofreserve 4 +/- 1 l (1.057 +/- 0.26 gal US)
Motorolie Vervanging van de olie 4300 cc
(262.40 cu in)
Vervanging van de olie en de
oliefilter 4500 cc (274.60 cu in)
181
5 Technical data / 5 Technische gegevens
Fork oil 553 +/- 2.5 cm³ (33.75 +/- 0.15
cu.in)
Coolant 2.5 l (0.66 USgal) (50% water +
50% ethylene glycol antifreeze
fluid)
Seats 2
Vehicle maximum load 182 kg (401.24 lb) (rider +
passenger + luggage)
Olie voor de vork 553 +/- 2,5 cc (33.75 +/- 0.15 cu in)
Koelvloeistof 2,5 l (0.66 gal) (50% water + 50%
antivries met ethyleenglycol)
Plaatsen 2
Maximum lading van het voertuig 182 Kg (401.24 lb) (bestuurder +
passagier + bagage)
GEAR RATIOS
Main gear ratio 31 / 60 = 1 : 1.935 (with gears)
1st gear ratio 14 / 35 = 1 : 2.50 (secondary)
2nd gear ratio 16 / 28 = 1 : 1.750 (secondary)
3rd gear ratio 19 / 26 = 1 : 1.368 (secondary)
4th gear ratio 22 / 24 = 1 : 1.090 (secondary)
5th gear ratio 23 / 22 = 1 : 0.956 (secondary)
6th gear ratio 27 / 23 = 1 : 0.851 (secondary)
Final gear ratio 17 / 45 = 1 : 2.647
TRANSMISSIEVERHOUDING
Primaire transmissieverhouding 31 / 60 = 1 : 1,935 (met
raderwerken)
Transmissieverhouding 1°
versnelling
14 / 35 = 1 : 2,50 (secundaire)
Transmissieverhouding 2°
versnelling
16 / 28 = 1 : 1,750 (secundaire)
Transmissieverhouding 3°
versnelling
19 / 26 = 1 : 1,368 (secundaire)
Transmissieverhouding 4°
versnelling
22 / 24 = 1 : 1,090 (secundaire)
Transmissieverhouding 5°
versnelling
23 / 22 = 1 : 0.956 (secundaire)
Transmissieverhouding 6°
versnelling
27 / 23 = 1 : 0,851 (secundaire)
Eindtransmissieverhouding 17 / 45 = 1 : 2,647
182
5 Technical data / 5 Technische gegevens
TRANSMISSION CHAIN
Type endless (without master link) and
with sealed links
Model 525
TRANSMISSIEKETTING
Type zonder einde (zonder
koppelingsschakel) en met
verzegelde schakels
Model 525
FUEL SUPPLY SYSTEM
Type Electronic injection (Multipoint)
Diffuser Ø 47 mm (1.85 in)
VOEDINGSSYSTEEM
Type Elektronische injectie (Multipoint)
Diffusor diam. 47 mm (1.85 in)
FUEL SUPPLY
Fuel Premium unleaded petrol as per
DIN 51 607, minimum octane
rating of 95 (NORM) and 85
(NOMM).
VOEDING
Brandstof Loodvrije superbenzine volgens
DIN 51 607, met een minimum
octaangehalte van 95 (N.O.R.M.)
en 85 (N.O.M.M.).
CHASSIS
Type twin-spar frame with die-cast
elements made of light alloy and
moulded extrusions
Steering inclination angle 28°
Trail 129 mm (5.08 in)
FRAME
Type met twee liggers met elementen in
gegoten lichte legering en
geprofileerde extrusie
Hellingshoek van de
stuurinrichting
28°
Voorloop 129 mm (5.08 in)
183
5 Technical data / 5 Technische gegevens
SUSPENSIONS
Front: adjustable upside-down hydraulic
action telescopic fork, Ø 50 mm
(1.97 in) stems
Travel 175 mm (6.89 in)
Rear light alloy oscillating fork with
differentiated arm profiles and
adjustable hydropneumatic single
shock absorber
Wheel travel 120 mm (4.72 in)
OPHANGINGEN
Vooraan regelbare upside - down
telescoopvork met hydraulische
werking, stangen diam. 50 mm
(1.97 in)
Verplaatsing 175 mm (6.89 in)
Achteraan achtervork in lichte legering met
armen met gescheiden profiel en
regelbare hydropneumatische
monoschokdemper
Verplaatsing van het wiel 120 mm (4.72 in)
BRAKES
Front: double floating disc, Ø 300 mm
(11.81 in), four-plunger calliper of
different diameters, Ø 30 - 32 mm
(1.18 - 1.26 in)
Rear Ø 272 mm (10.71 in) disc brake, Ø
34 mm (1.34 in) twin-plunger
calliper
REMMEN
Vooraan met dubbele zwevende schijf -
diam. 300 mm (11.81 in), tang met
vier zuigertjes met verschillende
diameter - diam. 30 - 32 mm (1.18
- 1.26 in)
Achteraan met schijf - diam. 272 mm (10.71
in), tang met dubbel zuigertje -
diam. 34 mm (1.34 in)
WHEEL RIMS
Type with spokes for Tubeless tyres
WIELVELGEN
Type met spaken voor tubeless banden
184
5 Technical data / 5 Technische gegevens
Front: 2.50 x 19''
Rear 4.00 x 17''
Vooraan 2,50 x 19''
Achteraan 4,00 x 17''
TYRES
Type - front (standard) PIRELLI / SCORPION S/T MT90
Type - front (alternative) METZELER / TOURANCE
BRIDGESTONE / TRIAL WING
101 RADIAL F. SPEC. 12MBY
MICHELIN / ANAKEE B 59V M / C
TL / TT
Type - rear (standard) PIRELLI / SCORPION S/T MT90
Type - rear (alternative) METZELER / TOURANCE
BRIDGESTONE / TRIAL WING
152 RADIAL F. SPEC. P1NBJ
MICHELIN / ANAKEE B69V M / C
TL / TT
Front - size 110 / 80R19''
Front inflation pressure - rider only 2.2 kPa (220 bar) - (0.32 PSI)
Front inflation pressure - rider and
passenger
2.5 kPa (250 bar) - (0.36 PSI)
Rear - size 150 / 70R17''
Rear inflation pressure - rider only 2.5 kPa (250 bar) - (0.36 PSI)
BANDEN
Type - vooraan (basisuitrusting) PIRELLI / SCORPION S/T MT90
Type - vooraan (als alternatief) METZELER / TOURANCE
BRIDGESTONE / TRIAL WING
101 RADIAL F. SPEC. 12MBY
MICHELIN / ANAKEE B 59V M / C
TL / TT
Type - achteraan (basisuitrusting) PIRELLI / SCORPION S/T MT90
Type - achteraan (als alternatief) METZELER / TOURANCE
BRIDGESTONE / TRIAL WING
152 RADIAL F. SPEC. P1NBJ
MICHELIN / ANAKEE B69V M / C
TL / TT
Vooraan - maat 110 / 80R19''
Vooraan spanning, enkel
bestuurder
2,2 kPA (220 bar) - (0.32 PSI)
Vooraan - spanning, bestuurder en
passagier
2,5 kPA (250 bar) - (0.36 PSI)
Achteraan - maat 150 / 70R17''
Achteraan spanning, enkel
bestuurder
2,5 kPA (250 bar) - (0.36 PSI)
185
5 Technical data / 5 Technische gegevens
Rear inflation pressure - rider and
passenger
2.9 kPa (bar) - (0.42 PSI) Achteraan - spanning, bestuurder
en passagier
2,9 kPA (bar) - (0.42 PSI)
SPARK PLUGS
Standard NGK R DCPR9E
Spark plug electrode gap 0.6 ÷ 0.7 mm (0.024 ÷ 0.028 in)
Resistance 5 kOhm
BOUGIES
Standaard NGK R DCPR9E
Elektrodenafstand van de bougies 0,6 ÷ 0,7 mm (0.024 in ÷ 0.028 in)
Weerstand 5 kOhm
ELECTRICAL SYSTEM
Battery 12V - 12 Ah
Main fuses 30 A
Secondary fuses 15 A
(Permanent-magnet) Generator 12V - 470W
ELEKTRISCHE INSTALLATIE
ACCU 12V - 12 Ah
Hoofdzekeringen 30 A
Secundaire zekeringen 15 A
Generator (met permanente
magneet)
12V - 470W
BULBS
Low-beam/high-beam lights
(halogen)
12 V - 60 / 55 W H4 V
Front tail light 12V - 3W
Turn indicator lights 12 V - 21 W
Rear tail light /stop light 12 V - 5 / 21 W
License plate light 12V - 5W
LAMPJES
Lampje van het dimlicht/groot licht
(halogeen)
12 V - 60 / 55 W H4 V
Voorste positielicht 12V - 3W
Licht van de richtingaanwijzers 12V - 21W
Achterste positielicht / stoplicht 12 V - 5 / 21 W
Nummerplaatlicht 12V - 5W
186
5 Technical data / 5 Technische gegevens
Instrument panel backlighting LED Retroverlichting van het
dashboard
LED
WARNING LIGHTS
Gear in neutral LED
Turn indicators LED
Fuel reserve LED
High-beam light LED
Stand down LED
Engine oil pressure LED
Diagnosis LED
CONTROLELAMPEN
Versnellingsbak in vrij LED
Richtingaanwijzers LED
Brandstofreserve LED
Groot licht LED
Standaard uitgeklapt LED
Druk van de motorolie LED
Diagnostiek LED
187
5 Technical data / 5 Technische gegevens
05_01
Kit equipment (05_01)
The tools supplied are:
- 2.5 - 3 - 4 - 5 - 6 mm (0.098 - 0.12 - 0.16
- 0.20 - 0.24 in) L-shaped hex Allen keys
(1) ;
- 8 - 10 mm (0.31 - 0.39 in) double open
ended spanner (2);
- 13 - 14 mm (0.51 - 0.55 in) double open
ended spanner (3);
- 26 mm (1.023 in) single socket box-
spanner (4);
- extension for single socket box-span-
ners (5);
- 6 - 7 mm (0.24 - 0.28 in) double box-
spanner (6);
- 8 - 10 mm (0.31 - 0.39 in) double box-
spanner (7);
- 16 - mm (0.63 - in) box-spanner for
spark plug (8);
- crosshead / plain slot screwdriver (9);
- toolkit pouch (10);
Bijgeleverd gereedschap
(05_01)
De bijgevoegde gereedschappen zijn:
- gebogen zeshoekige mannelijke sleu-
tels 2,5 - 3 - 4 - 5 - 6 mm (0.098 - 0.12 -
0.16 - 0.20 - 0.24 in) (1) ;
- dubbele vorksleutel 8 - 10 mm (0.31 -
0.39 in) (2);
- dubbele vorksleutel 13 - 14 mm (0.51 -
0.55 in) (3);
- eenvoudige veelhoekige sleutel 26 mm
(1.023 in) (4);
- verlengstuk voor eenvoudige veelhoe-
kige sleutels (5);
- dubbele buissleutel 6 - 7 mm (0.24 - 0.28
in) (6);
- dubbele buissleutel 8 - 10 mm (0.31 -
0.39 in) (7);
- buissleutel 16 mm (0.63 in) voor bou-
gies (8);
- schroevendraaier met twee punten
kruis / punt (9);
- gereedschapstas (10);
188
5 Technical data / 5 Technische gegevens
ETV 1000
Caponord
Chap. 06
Programmed
maintenance
Hst. 06
Gepland onderhoud
189
Scheduled maintenance table
Adequate maintenance is fundamental to
ensuring long-lasting, optimum operation
and performance of your vehicle.
To this end, aprilia offers a set of checks
and maintenance services (at the own-
er's expense) that are summarised in the
table shown on the following page. Any
minor faults should be reported without
delay to an Authorised aprilia Dealer or
Sub-Dealer without waiting until the next
scheduled service to solve it.
All scheduled maintenance services
must be carried out at the specified times
and kilometres, even if the stated mileage
has not yet been reached. Carrying out
scheduled services on time is essential to
ensure your warranty remains valid. For
further information regarding Warranty
procedures and ''Scheduled Mainte-
nance'' operations, please refer to the
''Warranty Booklet''.
NOTE
CARRY OUT MAINTENANCE OPERA-
TIONS AT HALF THE INTERVALS
SPECIFIED IF THE VEHICLE IS USED
IN WET OR DUSTY AREAS, OFF
ROAD OR FOR SPORTING APPLICA-
TIONS.
Tabel gepland onderhoud
Een aangepast onderhoud is van door-
slaggevend belang voor een langere le-
vensduur van het voertuig in optimale
werkcondities met optimale prestaties.
Daarom heeft aprilia een serie van con-
troles en onderhoudshandelingen tegen
betaling voorzien, die men vindt in het
samenvattend kader op de volgende pa-
gina. Het is een goede gewoonte om
eventuele kleine onregelmatigheden bij
de werking onmiddellijk mee te delen aan
een Officiële aprilia Dealer of Verko-
per zonder te wachten, om ze te verhel-
pen, tot het uitvoeren van de volgende
servicebeurt.
Het is absoluut noodzakelijk om de ser-
vicebeurten uit te voeren aan de voorge-
schreven kilometerintervals en tijden,
wanneer de voorziene kilometerstand
wordt bereikt Een stipte uitvoering van de
servicebeurten is noodzakelijk voor het
correcte gebruik van de garantie. Voor
alle andere informatie in verband met de
toepassingswijzen van de Garantie en de
uitvoering van het "Geprogrammeerd
Onderhoud", raadpleegt men het "Garan-
tieboekje".
N.B.
WANNEER HET VOERTUIG WORDT
GEBRUIKT IN REGENACHTIGE OF
STOFFIGE ZONES, OP SLECHTE WE-
GEN, OF WANNEER MEN SPORTIEF
RIJDT, MOETEN DE ONDERHOUDS-
HANDELINGEN AAN DE HELFT VAN
190
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
HET AANGEDUIDE TIJDSINTERVAL
UITGEVOERD WORDEN.
AT EVERY START-UP
Engine oil pressure warning LED
BIJ ELKE START
LEDcontrolelamp van de druk van de motorolie
EVERY 1000 KM (625 MI)
Tyres - Check and clean, adjust or replace if necessary
Tyre pressure - Adjust
Drive chain tension and lubrication - Check and clean, adjust, grease
and replace if necessary
ELKE 1000 KM (625 MIJL)
Banden - Controlere en reinigen, regelen of vervangen indien nodig
Bandenspanning - Regelen
Spanning en smering van de transmissieketting - Controleren en
reinigen, regelen, smeren en vervangen indien nodig
BEFORE EACH RIDE AND EVERY 2000 KM (1250 MILES)
Brake pad wear - Check and clean, adjust or replace if necessary
VÓÓR ELKE REIS EN ELKE 2000 KM (1250 MIJL)
Slijtage van de rempastilles - Controleren en reinigen, regelen of
vervangen indien nodig
AFTER-RUN-IN 1000 KM (625 MI)
Bowden cables and controls - Check and clean, adjust, grease or
replace if necessary
Steering bearings and steering clearance - Check and clean, adjust,
grease or replace if necessary
Disc brakes - Check and clean, adjust or replace if necessary
EINDE VAN DE PROEFPERIODE 1000 KM (625 MI)
Transmissiekabels en commando's - Controleren en reinigen, regelen,
smeren of vervangen indien nodig
Stuurkussentjes en speling van het stuur - Controleren en reinigen,
regelen, smeren of vervangen indien nodig
191
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Engine oil filter - Replace
Engine oil filter (on oil reservoir) - Clean
Fork - Check and clean, adjust and lubricate
General vehicle operation - Check and clean, adjust, grease or replace
if necessary.
Braking systems - Check and clean, adjust or replace if necessary.
Light circuit - Check and clean, adjust or replace if necessary
Safety switches - Check and clean, adjust or replace if necessary
Engine oil - Change
Tyres - Check and clean, adjust or replace if necessary
Valve clearance adjustment - Adjust
Bolts, nuts and screws tightening - Check and clean, adjust or replace
if necessary
Battery terminal tightening - Check and clean, adjust or replace if
necessary
Nipples/ spokes tightening - Check and clean, adjust, grease or replace
if necessary
Cylinder synchronisation - Check and clean, adjust or replace if
necessary
Suspensions and position adjustment - Check and clean, adjust, grease
or replace if necessary
Brake pad wear - Check and clean, adjust or replace if necessary
Remschijven - Controleren en reinigen, regelen of vervangen indien
nodig
Oliefilter van de motor - Vervangen
Oliefilter van de motor (op de olietank) - Reinigen
Vork - Controleren en reinigen, regelen, smeren
Algemene werking van het voertuig - Controleren en reinigen, regelen,
smeren of vervangen indien nodig
Reminstallaties - Controleren en reinigen, regelen, of vervangen indien
nodig
Installatie van de lichten - Controleren en reinigen, regelen, vervangen
indien nodig
Veiligheidsschakelaars - Controleren en reinigen, regelen of vervangen
indien nodig
Motorolie - Vervangen
Banden - Controlere en reinigen, regelen of vervangen indien nodig
Regeling van de kleppenspeling - Regelen
Sluiting van de bouten - Controleren en reinigen, regelen of vervangen
indien nodig
Sluiting van de klemmen van de accu - Controleren en reinigen, regelen
of vervangen indien nodig
Sluiting van de nippels/spaken - Controleren en reinigen, regelen,
smeren of vervangen indien nodig
Synchronisatie van de cilinders - Controleren en reinigen, regelen of
vervangen indien nodig
Ophangingen en inrichting - Controleren en reinigen, regelen, smeren
of vervangen indien nodig
192
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Slijtage van de rempastilles - Controleren en reinigen, regelen of
vervangen indien nodig
EVERY 2 YEARS
Clutch control fluid - Replace
Brake fluid - Change
Coolant - Change
ELKE 2 JAAR
Vloeistof van het commando van de koppeling - Vervangen
Remvloeistof - Vervangen
Koelvloeistof - Vervangen
EVERY 7500 KM (4660 MI) OR 8 MONTHS
Spark plugs - Check and clean, adjust or replace if necessary
Air filter - Check and clean, replace if necessary
Engine oil filter - Replace
Light operation/direction - Check and clean, adjust or replace if
necessary
Light circuit - Check and clean, adjust or replace if necessary
Safety switches - Check and clean, adjust or replace if necessary
Clutch control fluid - Check and clean, adjust, top-up or change if
necessary
Brake fluid - Check and clean, adjust, top-up or change if necessary
Engine oil - Change
Idle mixture (CO) - Check and adjust
Transmission cables and controls - Check and clean, adjust, grease or
replace if necessary
ELKE 7500 KM (4660 MIJL) OF 8 MAANDEN
Bougies - Controleren, reinigen, regelen of vervangen indien nodig
Luchtfilter - Controleren en reinigen en vervangen indien nodig
Oliefilter van de motor - Vervangen
Werking / richting van de lichten - Controleren en reinigen, regelen of
vervangen indien nodig
Installatie van de lichten - Controleren en reinigen, regelen, vervangen
indien nodig
Veiligheidsschakelaars - Controleren en reinigen, regelen of vervangen
indien nodig
Vloeistof van het commando van de koppeling - Controleren en reinigen,
regelen of bijvullen of vervangen indien nodig
Remvloeistof - Controleren en reinigen, regelen of bijvullen of
vervangen indien nodig
Motorolie - Vervangen
Carburatie aan het minimum toerental (CO) - Controleren en regelen
193
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Steering bearings and steering clearance - Check and clean, adjust,
grease or replace if necessary
Wheel bearings - Check and clean, adjust, grease or replace if
necessary
Disc brakes - Check and clean, adjust or replace if necessary
General vehicle operation - Check and clean, adjust, grease or replace
if necessary.
Braking systems - Check and clean, adjust or replace if necessary.
Cooling system - Check and clean, adjust or replace if necessary
Wheels/ tyres - Check and clean, adjust or replace if necessary
Bolts, nuts and screws tightening - Check and clean, adjust or replace
if necessary
Cylinder synchronisation - Check and clean, adjust or replace if
necessary
Final transmission (chain, crown and pinion) - Check and clean, adjust,
grease or replace if necessary
Fuel pipes - Check and clean, adjust or replace if necessary
Nipples/ spokes tightening - Check and clean, adjust, grease or replace
if necessary
Clutch wear - Check and replace if necessary
Transmissiekabels en commando's - Controleren en reinigen, regelen,
smeren of vervangen indien nodig
Stuurkussentjes en speling van het stuur - Controleren en reinigen,
regelen, smeren of vervangen indien nodig
Wielkussentjes - Controleren en reinigen, regelen, smeren of vervangen
indien nodig
Remschijven - Controleren en reinigen, regelen of vervangen indien
nodig
Algemene werking van het voertuig - Controleren en reinigen, regelen,
smeren of vervangen indien nodig
Reminstallaties - Controleren en reinigen, regelen, of vervangen indien
nodig
Koelinstallatie - Controleren en reinigen, regelen, of vervangen indien
nodig
Wielen/banden - Controleren en reinigen, regelen of vervangen indien
nodig
Sluiting van de bouten - Controleren en reinigen, regelen of vervangen
indien nodig
Synchronisatie van de cilinders - Controleren en reinigen, regelen of
vervangen indien nodig
Eindtransmissie (ketting, kroon en rondsel) - Controleren en reinigen,
regelen, smeren of vervangen indien nodig
Brandstofbuizen - Controleren en reinigen, regelen of vervangen indien
nodig
Sluiting van de nippels/spaken - Controleren en reinigen, regelen,
smeren of vervangen indien nodig
Slijtage van de koppeling - Controleren en vervangen indien nodig
194
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
EVERY 4 YEARS
Fuel pipes - Replace
ELKE 4 JAAR
Brandstofbuizen - Vervangen
EVERY 15000 KM (9375 MI) OR 16 MONTHS
Spark plugs - Replace
Air filter - Replace
Engine oil filter (on oil reservoir) - Clean
Fork - Check and clean, adjust and lubricate
Coolant - Check, top-up or change if necessary
Rear shock absorber - Check and clean, adjust, grease or replace if
necessary
Rear suspension connecting rod bearings - Check and clean, adjust or
replace if necessary
Valve clearance adjustment - Adjust
Suspensions and position adjustment - Check and clean, adjust, grease
or replace if necessary
ELKE 15000 KM (9375 MIJL) OF 16 MAANDEN
Bougies - Vervangen
Luchtfilter - Vervangen
Oliefilter van de motor (op de olietank) - Reinigen
Vork - Controleren en reinigen, regelen, smeren
Koelvoeistof - Controleren en bijvullen of vervangen indien nodig
Achterste schokdemper - Controleren en reinigen, regelen, smeren of
vervangen indien nodig
Drijfstangkussentjes van de achterste ophanging - Controleren en
reinigen, regelen, vervangen indien nodig
Regeling van de kleppenspeling - Regelen
Ophangingen en inrichting - Controleren en reinigen, regelen, smeren
of vervangen indien nodig
AFTER THE FIRST 7,500 KM (4,687 MI) AND THEN
AFTER EVERY 22,500 KM (14,000 MI)
Fork oil - Change
NA DE EERSTE 7500KM (4687 MIJL) EN VERVOLGENS
ELKE 22500 KM (14000 MIJL)
Olie van de vork - Vervangen
195
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
AFTER THE FIRST 30,000 KM (18,750 MI) AND THEN
AFTER EVERY 22,500 KM (14,000 MI)
Fork oil seals - Replace
NA DE EERSTE 30000KM (18750 MIJL) EN VERVOLGENS
ELKE 22500 KM (14000 MIJL)
Oliekeerringen van de vork - Vervangen
Table of recommended
products
CAUTION
BRAKE FLUID: USE NEW BRAKE
FLUID ONLY. DO NOT MIX DIFFERENT
BRANDS OR TYPES OF OIL WITHOUT
CHECKING THEIR BASE COMPATI-
BILITY.
COOLANT: USE ONLY ANTIFREEZE
SOLUTIONS AND CORROSION INHIB-
ITORS WITHOUT NITRITE THAT EN-
SURE A PROTECTION UP TO AT
LEAST (-35 °C) (-31°F)
Tabel aanbevolen producten
LET OP
REMVLOEISTOF: GEBRUIK ENKEL
NIEUWE REMVLOEISTOF. MENG
GEEN VERSCHILLENDE MERKEN OF
TYPOLOGIEËN VAN OLIE ZONDER
DE COMPATIBILITEIT VAN DE BASIS-
STOFFEN GECONTROLEERD TE
HEBBEN.
KOELVLOEISTOF: GEBRUIK ENKEL
ANTIVRIES EN ANTICORROSIEMID-
DEL ZONDER NITRIET, DIE EEN BE-
SCHERMING VERZEKEREN TOT MIN-
STENS (-35 °C) (-31 °F)
USE NEW CLUTCH CONTROL FLUID
ONLY.
GEBRUIK ENKEL NIEUWE VLOEI-
STOF VOOR HET COMMANDO VAN
DE KOPPELING.
196
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
LUBRICANT CHART
Product Description Specifications
AGIP RACING 4T, SAE 15W-50 Engine oil Use top-branded oils that meet or exceed the
requirements of CCMC G-4 API SG
specifications.
AGIP GREASE 30 Bearings and other lubrication points Alternatively to the recommended product, use
top branded grease for roller bearings, useful
temperature range -30...+140°C (-86°C...
+284°F), drop point 150...230°C (302...446°F),
high anticorrosive protection, good water and
rust resistance.
NEUTRAL GREASE OR PETROLEUM JELLY Battery poles -
AGIP CHAIN GREASE SPRAY Chain spray grease
AGIP BRAKE 4 / BRAKE 5.1 Brake fluid -
AGIP BRAKE 4 / BRAKE 5.1 Clutch fluid -
AGIP PERMANENT SPEZIAL Engine coolant Biodegradable coolant, ready for use, with
"long life" technology and characteristics
(pink). Freezing protection up to -40° (-40°F).
In compliance with the CUNA 956-16 standard.
TABEL VAN DE SMEERMIDDELEN
Product Beschrijving Kenmerken
AGIP TEC 4T, SAE 15W-50 Motorolie Gebruik merkolies met conforme of hogere
prestaties dan de specifieken CCMC G-4 A.P.I.
SG.
197
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
Product Beschrijving Kenmerken
AGIP GREASE 30 Kussentjes en andere smeerpunten In plaats van het aanbevolen product, gebruikt
men merkvet voor draaiende kussentjes, met
bruikbaar temperatuursveld -30...+140 °C
(-86...+284 °F), druppelpunt 150...230 °C
(302...446 °F), hoge anticorrosiebescherming,
goede weerstand tegen water en oxidatie.
NEUTRAAL VET OF VASELINE Polen van de accu -
AGIP CHAIN GREASE SPRAY Vetspray voor de ketting
AGIP BRAKE 4 / BRAKE 5.1 Remvloeistof -
AGIP BRAKE 4 / BRAKE 5.1 Vloeistof voor de koppeling -
AGIP PERMANENT SPEZIAL Koelvloeistof voor de motor Biologisch afbreekbare koelvloeistof,
gebruiksklaar, met "long life"-technologie en -
kenmerken (rood). Verzekert een bescherming
tegen vriestemperaturen tot -40° (-40°F).
Beantwoordt aan de norm CUNA 956-16.
198
6 Programmed maintenance / 6 Gepland onderhoud
ETV 1000
Caponord
Chap. 07
Special fittings
Hst. 07
Speciale uitrustingen
199
07_01
Accessories index (07_01)
ACCESSORIES (OPTIONAL)
The following accessories can be fitted in
the vehicle:
centre stand;
side panniers;
pannier on the tank;
rear case.
index accessoires (07_01)
ACCESSOIRES (OPTIONAL)
De volgende accessoires kunnen op het
voertuig geïnstalleerd worden:
centrale standaard;
zijtassen;
tas op de tank;
koffertje achteraan.
SPECIAL TOOLS (OPTIONAL)
For some specific maintenance opera-
tions use the following special tools:
1. Front service stand.
2. Pliers for fitting clic clamps.
SPECIALE GEREEDSCHAPPEN (OP-
TIONAL)
Voor de uitvoering van sommige speci-
fieke handelingen moeten de volgende
speciale gereedschappen gebruikt wor-
den:
1. Standaard voor de steun voor-
aan.
2. Tang voor de montage van de
klikklemmen.
07_02
Centre stand (07_02, 07_03,
07_04, 07_05)
Place the vehicle on its side
stand.
The springs (5) should not be
damaged, worn, rusty or slack-
en.
Check that there is no clearance
when the stand is retracted.
Move and release the stand
checking that the springs make
it retract completely.
Hoofdstandaard (07_02,
07_03, 07_04, 07_05)
Plaats het voertuig op de cen-
trale standaard.
De veren (5) mogen niet be-
schadigd, versleten, verroest of
verzwakt zijn.
Controleer of de standaard in de
ingeklapte positie geen speling
vertoont.
Beweeg de standaard, laat hem
los, en controleer of de veren
hem volledig doen terugkeren.
200
7 Special fittings / 7 Speciale uitrustingen
07_03
07_04
07_05
The stand should turn freely:
grease the joint if required.
De standaard moet vrij draaien:
vet eventueel het scharnierpunt
in.
NEVER REST THE VEHICLE ON ITS
CENTRE STAND WHEN SEATED ON
RIDING POSITION.
CAUTION
MAKE SURE THE GROUND WHERE
YOU HAVE PARKED IS EMPTY, FIRM
AND LEVEL.
VANUIT DE RIJPOSITIE IS HET VER-
BODEN OM HET VOERTUIG OP DE
CENTRALE STANDAARD TE PLAAT-
SEN.
LET OP
CONTROLEER OF HET TERREIN VAN
DE PARKEERZONE VRIJ, VAST EN
VLAK IS.
Choose a space where to park.
Hold the left handgrip (1) and
the passenger handgrip (2).
FOR YOUR SAFETY, PUSH DOWN
AND EXTEND THE SIDE STAND COM-
PLETELY TO AVOID RISK OF VEHI-
CLE FALLING OR OVERTURNING IN
CASE OF LOSS OF BALANCE.
DO NOT REST THE SIDE STAND ON
THE GROUND. KEEP THE VEHICLE
UPRIGHT.
Kies de parkeerzone.
Grijp het linker handvat (1) en de
handgreep vast (2).
DE UITREKKING VAN DE LATERALE
STANDAARD WORDT AANGEDUID,
OM VEILIGHEIDSREDENEN, OM TE
VERMIJDEN DAT HET VOERTUIG
VALT OF OMSLAAT WANNEER HET
UIT EVENWICHT RAAKT.
LAAT DE LATERALE STANDAARD
NIET OP DE GROND STEUNEN. HOU
HET VOERTUIG IN VERTICALE POSI-
TIE.
201
7 Special fittings / 7 Speciale uitrustingen
Push the side stand with your
right foot and extend it com-
pletely (3).
Push the lever (4) of the centre
stand (Pos. A) and rest in on the
ground.
CAUTION
PROCEED WITH CAUTION.
PLACING THE VEHICLE ON ITS
STAND MIGHT BE DIFFICULT SINCE
THE VEHICLE IS VERY HEAVY. RE-
LEASE THE HANDGRIP (1) AND THE
PASSENGER GRAB HANDLE (2) ON-
LY AFTER THE VEHICLE IS STEADY
ON ITS STAND.
Duw op de laterale standaard
met de rechter voet, door het
volledig uit te rekken (3).
Duw op de hendel (4) van de
centrale standaard (Pos.A) en
laat hem op de grond steunen.
LET OP
HANDEL VOORZICHTIG.
DE HANDELING VAN HET PLAATSEN
VAN HET VOERTUIG OP DE CENTRA-
LE STANDAARD KAN MOEILIJK ZIJN
ALS GEVOLG VAN HET AANZIENLIJ-
KE GEWICHT VAN HET VOERTUIG.
LAAT HET HANDVAT (1) EN DE HAND-
GREEP (2) SLECHTS LOS WANNEER
HET VOERTUIG OP DE STANDAARD
GEPLAATST IS.
Rest your weight on the lever (4)
(Pos. B) of the centre stand and
at the same time shift your cen-
tre of gravity to the rear part
(Pos. C) of the vehicle.
CAUTION
MAKE SURE THE VEHICLE IS STA-
BLE.
Laat uw gewicht op de hendel
(4) (Pos.B) van de centrale
standaard rusten, en verplaats
gelijktijdig uw zwaartepunt naar
de achterkant (Pos.C) van het
voertuig.
LET OP
CONTROLEER DE STABILITEIT VAN
HET VOERTUIG.
Fold up the side stand again.
Klap de laterale standaard in.
202
7 Special fittings / 7 Speciale uitrustingen
07_06
07_07
Fairings (07_06, 07_07)
Oil sump guard removal
CAUTION
ALLOW ENGINE AND EXHAUST SI-
LENCER TO COOL OFF COMPLETE-
LY.
Ombouw (07_06, 07_07)
Verwijdering van de carterbescher-
ming
LET OP
WACHT TOT DE MOTOR EN DE KNAL-
DEMPER VAN DE UITLAAT VOLLEDIG
AFGEKOELD ZIJN.
Rest the vehicle on its stand.
Undo and remove the four
screws (1).
CAUTION
HANDLE THE PLASTIC AND PAINTED
COMPONENTS WITH CARE, DO NOT
SCRATCH OR SPOIL THEM.
Plaats het voertuig op de stan-
daard.
Draai de vier bouten (1) los en
verwijder ze.
LET OP
HANTEER VOORZICHTIG DE PLAS-
TIC ONDERDELEN EN DE GELAKTE
DELEN, EN KRAS OF BESCHADIG ZE
NIET.
Remove the oil sump guard (2).
UPON REFITTING, MAKE SURE THE
OIL SUMP GUARD IS CORRECTLY
POSITIONED .
Verwijder de carterbescherming
(2).
BIJ DE HERMONTAGE MOET DE COR-
RECTE PLAATSING VAN DE CARTER-
203
7 Special fittings / 7 Speciale uitrustingen
BESCHERMING GECONTROLEERD
WORDEN.
CAUTION
ALLOW ENGINE AND EXHAUST SI-
LENCER TO COOL OFF COMPLETE-
LY.
LET OP
WACHT TOT DE MOTOR EN DE KNAL-
DEMPER VAN DE UITLAAT VOLLEDIG
AFGEKOELD ZIJN.
Fuse box cover removal
Undo and remove the four
screws (3).
NOTE
HANDLE PLASTIC AND PAINTED
COMPONENTS WITH CARE; DO NOT
SCRATCH OR SPOIL THEM.
Verwijdering van het deksel van de ze-
keringendoos
Draai de vier bouten (3) los en
verwijder ze.
N.B.
HANTEER ZORGVULDIG DE PLASTIC
EN GELAKTE DELEN; KRAS OF BE-
SCHADIG ZE NIET.
Remove the fuse box cover (4)
and collect the bushing.
Verwijder het deksel van de ze-
keringendoos (4), en recupereer
de huls.
204
7 Special fittings / 7 Speciale uitrustingen
TABLE OF CONTENTS
A
ABS: 42
Accessories: 200
Advanced functions: 35
Air filter: 121, 123
B
Battery: 17, 138, 141, 142
Brake: 16, 66, 129, 163
Brake pedal: 66
C
Centre stand: 200
Chain: 173177
Clutch: 16, 68, 134, 135
Clutch fluid: 16, 134, 135
Clutch lever: 68
Coolant: 14
D
Disc brake: 163
E
Engine oil: 15, 104, 106, 107
Engine stop: 42
F
Fork: 64
Fuel: 11, 46
Fuses: 145
G
Gearbox oil: 15
H
Headlight: 151
Horn: 39
I
Identification: 52
Instrument panel: 30
M
Maintenance: 101, 189, 190
Mirrors: 161
R
Recommended products:
196
S
Saddle: 50, 51
Scheduled maintenance:
190
Shock absorbers: 61
Spark plug: 114
Stand: 18, 90, 200
Start-up: 41
T
Tank: 46
Technical data: 179
Transmission: 173
Turn indicators: 158
Tyres: 111
W
Warning lights: 12
205
206
TREFWOORDENREGISTER
A
Aanbevolen producten: 196
ABS: 42
Accessoires: 200
ACCU: 17, 138, 141, 142
B
Banden: 111
BOUGIE: 114
Brandstof: 11
C
Claxon: 39
Controlelampen: 12
I
Identificatie: 52
K
Ketting: 174177
Kilometerteller: 31
Koelvloeistof: 14, 125
Koplamp: 151
L
Luchtfilter: 121, 123
M
Motorolie: 15, 104, 106, 107
O
Onderhoud: 101, 189, 190
R
Remvloeistof: 130
Richtingaanwijzers: 39, 155,
158
S
Schijfrem: 163
Standaard: 18, 90
Start: 76, 77
Stuurslot: 37
T
Technische gegevens: 179
V
Veiligheidsnormen: 95
Z
Zadel: 51
Zekeringen: 145
207
THE VALUE OF SERVICE
Thanks to continuous technical updates and specific training programs on aprilia products, only aprilia Official Network mechanics know this vehicle fully and have the special tools necessary to carry
out maintenance and repair operations correctly.
The reliability of the vehicle also depends on its mechanical conditions. Checking the vehicle before riding, its regular maintenance and the use of Original aprilia Spare Parts only, are essential factors!
For information about the nearest Official Dealer and/or Service Centre, consult the Yellow Pages or search directly on the inset map in our Official Website:
www.aprilia.com
Only aprilia Original Spare Parts ensure products already studied and tested during the vehicle design stage. All aprilia Original Spare Parts undergo quality control procedures to guarantee full reliability
and duration.
The descriptions and illustrations given in this publication are not binding; while the basic characteristics as described and illustrated in this manual remain unchanged, aprilia reserves the right, at any
time and without being required to update this publication beforehand, to make any changes to components, parts or accessories, which it considers necessary to improve the product or which are
required for manufacturing or construction reasons.
Not all versions/models shown in this publication are available in all countries. The availability of individual versions/models should be confirmed with the official Aprilia sales network.
© Copyright 2006- Aprilia. All rights reserved. Reproduction of this publication in whole or in part is prohibited. Aprilia - After-sales service.
Aprilia trademark is property of Piaggio & C. S.p.A.
DE WAARDE VAN DE ASSISTENTIE
Dankzij de voortdurende technische actualiseringen en de specifieke trainingsprogramma´s van de aprilia producten, kennen enkel de onderhoudsmonteurs van het Officiële Netwerk van aprilia
grondig dit voertuig, en beschikken ze over de nodige speciale uitrusting voor een correcte uitvoering van de handelingen van het onderhoud en de herstellingen.
De betrouwbaarheid van het voertuig hangt ook af van de mechanische condities van het voertuig. De controle vóór het rijden, het regelmatig onderhoud en het exclusief gebruik van de Originele
Reserveonderdelen van aprilia zijn essentiële factoren !
Voor informatie in verband met de dichtstbijzijnde Officiële dealer en/of Assistentiedienst, raadpleegt men de Gouden Gids of zoekt men rechtstreeks op de geografische kaart op onze Officiële
Website:
www.aprilia.com
Enkel wanneer men Originele Aprilia Reserveonderdelen aanvraagt, zal men een product krijgen dat reeds bestudeerd en getest werd tijdens de ontwerpfase van het voertuig. De Originele Aprilia
Reserveonderdelen worden systematisch onderworpen aan kwaliteitscontroleprocedures om de volledige betrouwbaarheid en de duur ervan te garanderen.
De beschrijvingen en de illustraties in deze uitgave zijn niet bindend; Aprilia houdt zich derhalve het recht voor om, met behoud van de essentiële eigenschappen van het model dat hierin is beschreven
en geïllustreerd, op elk moment wijzigingen aan te brengen aan de organen, de onderdelen of aan de levering van accessoires naar gelang zij dit nodig acht om het product te verbeteren, of om te
voldoen aan vereisten van constructieve of commerciële aard, zonder verplicht te zijn om tijdig deze uitgave bij te werken.
Niet alle versies in deze uitgave zijn in alle landen beschikbaar. De beschikbaarheid van de afzonderlijke versies moet gecontroleerd worden via het officiële verkoopsnetwerk van Aprilia.
© Copyright 2006- Aprilia. Alle rechten voorbehouden. Het reproduceren van de inhoud, ook van delen hiervan, is verboden. Aprilia - Dienst na verkoop.
Het merk Aprilia is eigendom van Piaggio & C. S.p.A.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209

APRILIA ETV 1000 CAPONORD Handleiding

Categorie
Motorfietsen
Type
Handleiding

in andere talen