5
3.2.1 Een nieuw profi el aanleggen
Om een profi el te maken heeft u de volgende informatie nodig:
• SSID (netwerk-ID): dit is de netwerknaam van het gewenste net.
• encryption die in het doelnetwerk gebruikt wordt.
• Network type (soort netwerk): infrastructuur of ad-hoc.
Er zijn in principe twee mogelijkheden om een profi el aan te leggen:
Variant 1 : Ga naar het tabblad Profi le en klik dan op Add!
of
Variant 2 : Ga naar het tabblad Network! Daar worden alle beschikbare netwerken in een lijst weergegeven. Markeer
het gewenste netwerk en klik op Add to profi le!
Alleen voor verborgen netwerken:
Als het veld voor de SSID leeg is, is bij de router of het accesspoint ingesteld dat deze verborgen moet worden. De
SSID kan daarom niet automatisch overgenomen worden.
Daarna geeft het beeldscherm in beide gevallen het volgende venster weer:
Het apparaat ondersteunt de netwerktypen Infrastructuur en Ad-hoc.
Infrastructure: selecteer dit type als u met dit wireless LAN-apparaat een
verbinding met een wireless LAN-router of accesspoint tot stand wilt brengen.
Ad-hoc: selecteer dit type als u zonder wireless LAN-router of accesspoint
een directe verbinding tot stand wilt brengen met een ander wireless LAN-
clientapparaat, zoals een andere USB-stick of een WLAN PCI-inbouwkaart.
Voor dit type verbindingen zijn twee WLAN-clientapparaten nodig.
3.2.1.1 Infrastructuurmodus
Geef eerst een naam aan uw profi el (profi le name), bijvoorbeeld „PROF1“. Als u variant 1 kiest om het nieuwe profi el te
maken, moet nu de netwerk-ID (SSID) van het doelnetwerk in het veld SSID ingevoerd worden. Deze staat in de wireless LAN-
instellingen van uw router resp. accesspoint of u kunt deze bij een bevoegde persoon opvragen. Als u voor variant 2 gekozen
heeft, is de SSID al automatisch overgenomen uit het netwerkoverzicht.
Om het energieverbruik te reduceren, kan het apparaat in een power saving mode (PSM) worden gebruikt. Hierbij worden
bepaalde functies uitgeschakeld resp. met een laag vermogen in werking gesteld, indien deze niet volledig gebruikt worden.
Selecteer „constantly awake mode (CAM)“ als u voor de hele gebruiksduur over het volledige vermogen wilt beschikken.
Selecteer onder netwerktype Infrastructure. Met deze modus kan een verbinding tot stand gebracht worden met een
wireless LAN-router of accesspoint. De instellingen voor TX Power, RTS-Threshold en Fragment Threshold kunt u op de
standaardwaarden laten staan.
Indien u in uw netwerk een codering gebruikt, gaat u naar het tabblad Authentication and Security en zet u de confi guratie
voort onder Codering voor wireless LAN instellen.
Als u uw netwerk zonder codering gebruikt, neemt u uw instellingen over met OK!
Om het gemaakte profi el te activeren gaat u naar het tabblad Profi le, markeert u het profi el en klikt u vervolgens op activate.
3.2.1.2 Ad-hocmodus
Geef eerst een naam aan uw profi el (profi le name), bijvoorbeeld „PROF1“. Als u variant 1 kiest om het profi el te maken, moet nu
de netwerk-ID (SSID) van het doelnetwerk in het veld SSID ingevoerd worden. Deze staat in de wireless LAN-instellingen van
uw router resp. accesspoint of u kunt deze bij een bevoegde persoon opvragen. Als u voor variant 2 gekozen heeft, is de SSID al
automatisch overgenomen uit het netwerkoverzicht.
Om het energieverbruik te reduceren, kan het apparaat in een power saving mode (PSM) worden gebruikt. Hierbij worden
bepaalde functies uitgeschakeld resp. met een laag vermogen in werking gesteld, indien deze niet volledig gebruikt worden.
Selecteer de Constantly awake mode (CAM) als u voor de hele gebruiksduur over het volledige vermogen wilt beschikken.
Selecteer onder netwerktype Ad-hoc. Met deze modus kan een verbinding tot stand gebracht worden met andere wireless
LAN-clientapparaten, zoals USB-sticks, PCI-kaarten of een CardBus.
De instellingen voor TX Power, Preamble, RTS-Threshold en Fragment Threshold kunt u op de standaardwaarden laten staan.
Bovendien moet u onder channel het gebruikte wireless LAN-kanaal instellen. In Europa staan in de frequentieband 2,4 GHz
dertien kanalen ter beschikking.