Volvo S80 Snelstartgids

Type
Snelstartgids

Deze handleiding is ook geschikt voor

GEFELICITEERD MET UW NIEUWE VOLVO!
Het ontdekken van een nieuwe auto is een spannende bezigheid.
Neem deze Quick Guide door om snel vertrouwd te raken met enkele van de
meest gebruikelijke functies.
Alle waarschuwingsteksten, andere belangrijke gegevens en meer
gedetailleerde informatie vindt u alleen in het instructieboekje – deze folder
bevat slechts een kleine greep daaruit.
In het instructieboekje staat bovendien de meest recente en meest actuele
informatie.
Opties staan aangegeven met een sterretje (*).
Op www.volvocars.com vindt u meer informatie over uw auto.
VOLVO S80
Quick Guide
WEB EDITION
Portieren en kofferdeksel vergrendelen
en alarm* activeren. Na 10–25 seconden
worden de sloten en binnenste openings-
handgrepen geblokkeerd. De portieren
zijn daarna ook niet meer van de buiten-
zijde te openen.
Portieren ontgrendelen
A
en kofferdeksel
ontgrendelen en alarm deactiveren.
Kofferdeksel ontgrendelenbij tweemaal
indrukken komt het deksel enkele centi-
meters omhoog.
“Approach”-verlichting. Buitenspiegelver-
lichting*, richtingaanwijzers en stadslich-
ten, alsmede kentekenplaat-, interieur- en
instapverlichting activeren.
Paniekfunctie. In een noodsituatie ca. 3
seconden lang ingedrukt houden om het
alarm te laten afgaan.
Informatie over de status van de auto
die binnen een straal van 20 meter te
ontvangen is.
– Toets indrukken en 7 seconden wach-
ten.
Bij het indrukken van de toets zonder ont-
vangst verschijnt de meest recente status
uit het geheugen.
A
Als geen van de portieren noch het kofferdeksel
binnen 2 minuten na ontgrendeling wordt geopend,
worden deze na enige tijd automatisch opnieuw
vergrendeld.
TRANSPONDERSLEUTEL MET PCC* (PERSONAL CAR COMMUNICATOR)
SLEUTELSTANDEN
Om de volgende sleutelstanden te bereiken zon-
der de motor te starten: Rem- en/of koppelings-
pedaal niet bedienen!
Stand Actieve functies
Transpondersleutel niet naar binnen
getrokken – Audiosysteem en interi-
eurverlichting.
Transpondersleutel naar binnen getrok-
ken – Verlichting instrumenten/klok,
stuurslot opgeheven.
Sleutel naar binnen getrokken en
START kort ingedrukt – Schuifdak*,
elektrisch bedienbare ruiten, ventilator,
ECC, ruitenwissers, 12V-aansluitingen,
RTI*.
Om sleutelstand 0/I te verlaten en alle stroom-
verbruikers uit te schakelen: Op sleutel drukken
zodat deze naar buiten komt.
PCC*
1
Groen lampje: De auto is vergrendeld.
2
Oranje lampje: De auto is ontgrendeld.
3
Rood lampje: Het alarm is afgegaan.
4
Rode lampjes lichten beurtelings op: Het
alarm ging minder dan 5 minuten geleden
af.
MOTOR STARTEN
– Transpondersleutel in contactslot steken en
er lichtjes tegen duwen – sleutel wordt verder
naar binnen getrokken.
– Het koppelings- of rempedaal bedienen
KOUDE START
N.B.
Na een koude start is het stationaire toerental
verhoogd ongeacht buitentemperatuur. Het
tijdelijk verhoogde stationaire toerental is
onderdeel van Volvo’s effectieve uitlaatgas-
reinigingssysteem.
MOTOR AFZETTEN EN TRANSPON-
DERSLEUTEL UITNEMEN
Knop kort indrukken – motor slaat af.1.
Kort op sleutel drukken – sleutel kan ver-2.
volgens uit contactslot worden genomen
(eventuele automatische versnellingsbak
moet in stand P staan).
– Knop kort indrukken om de motor te starten.
LR
Buitenspiegels instellen
–OpL (links) of R (rechts) drukken en
instellen met hendeltje.
Buitenspiegels inklappen/uitklappen*
Tegelijkertijd L en R indrukken.
1
Elektrisch bedienbare ruiten, handma-
tig bedienen.
2
Elektrisch bedienbare ruiten, automa-
tisch bedienen.
Kinderslot*. Achterste zijruiten en
portieren zijn niet vanaf de achterbank
te openen.
BEDIENINGSPANEEL BESTUURDERSPORTIER
BEPERKT ALARMNIVEAU
Om te voorkomen dat het alarm afgaat
– wanneer er bijv. een hond in de auto wordt
achtergelaten of gebruik wordt gemaakt van
een veerverbinding/autotrein – dient u de
bewegingsmelder tijdelijk uit te schakelen.
Zie het instructieboekje, hoofdstuk Alarm.
2
6
3
4
1
5
7
2
AUDIOSYSTEEM
5
Ca. 2 seconden indrukken om automatisch
de 10 best doorkomende zenders op te
slaan. Op het display verschijnt Autom.
opslaan tijdens het zoeken. Een van de
opgeslagen zenders kiezen met 09.
CD-SPELER
3
Eraan draaien om van track te wisselen.
4
Van cd-track wisselen met pijl-links/pijl-
rechts.
Cd kiezen
B
met pijl-omhoog/pijl-omlaag.
6
Bij kort indrukken wordt alleen de beluis-
terde cd uitgeworpen.
Bij lang indrukken worden alle cd’s uitge-
worpen
B
.
7
Cd kiezen
B
met 16.
1
Indrukken voor Aan/Uit. Eraan draaien om
het volume bij regelen.
2
AM, FM1/FM2, CD of MODE selecteren.
Met MODE is AUX
A
/USB te activeren en
het volume bij te stellen van de geluids-
bron die is aangesloten op de aansluiting.
3
Indrukken om te kiezen uit BAS, Dolby
Pro Logic II* of SUBWOOFER* – eraan
draaien om bij te regelen.
RADIO
3
Eraan draaien om een zender te kiezen.
4
Zender zoeken met pijl-links/pijl-rechts.
Zenders opslaan voor FM1 of FM2 door bij
de gewenste zender een van de cijfer-
toetsen 09 ingedrukt te houden, totdat
een bevestiging op het display verschijnt.
Er kunnen in totaal 20 zenders worden
opgeslagen.
RUGGEDEELTE ACHTERBANK OMKLAPPEN
Om linker/rechter ruggedeelte om te klap-1.
pen aan bijbehorende handgreep trekken.
Zorg dat de hoofdsteunen rechtop staan.2.
De ruggedeelten omklappen.3.
A
AUX-aansluiting voor bijvoorbeeld een mp3-speler
(voor optimale geluidsweergave het spelervolume op
half zetten).
B
Alleen cd-wisselaar.
ELEKTRONISCHE KLIMAATREGELING, ECC*
HANDMATIGE REGELING
2
Ventilatie linker/rechter stoel.
3
Eraan draaien om ventilatorsnelheid te
wijzigen.
4
Elektrische verwarming linker/rechter stoel.
5
Luchtverdeling
7
Interior Air Quality System (IAQS). Uit/AUT/
Recirculatie.
8
Max. ontwaseming. Alle lucht op maximale
snelheid naar de voorruit en zijruiten.
9
Elektrische verwarming achterruit en bui-
tenspiegels. Na gebruik uitschakelen.
10
AC – Airconditioning Aan/Uit. Voor koeling
interieur en ontwaseming ruiten.
AUTOMATISCHE REGELING
In de stand AUTO regelt het ECC-systeem auto-
matisch alle functies voor een groter bedienings-
gemak en optimale luchtkwaliteit.
1
Eraan draaien voor onafhankelijke tempe-
ratuurinstelling links/rechts in de passa-
giersruimte. De gekozen temperatuur staat
op het display.
6
Indrukken om de gekozen temperatuur en
de overige functies automatisch te laten
regelen.
OPBERGMOGELIJKHEDEN, 12V-AANSLUITINGEN & AUX/USB*
BELANGRIJK
Bij gebruik van de 12V-aansluiting in de
kofferbak met de motor afgezet kan de accu
uitgeput raken.
De 12V-aansluitingen in de passagiersruimte
werken in sleutelstand I of II. De 12V-aanslui-
ting* in de kofferbak is altijd actief.
Met de AUX/USB*-aansluiting is het mogelijk om
muziek op bijv. een mp3-speler te beluisteren
via het audiosysteem van de auto.
8 9
7
1
Laag brandstofpeil. Bij een brandend
lampje zo spoedig mogelijk tanken.
2
T1 & T2 – onafhankelijke dagtellers die
altijd actief zijn.
3
Brandstofmeter. De pijl van het symbool
geeft de kant aan waar de tankdop zit.
4
Display voor boordcomputer. Functie kie-
zen met (8).
5
Klok. Aanpassen met (6).
6
Tot aanslag omdraaien en in deze stand
vasthouden om klok in te stellen.
Kort indrukken om te wisselen tussen T1
& T2. Lang indrukken om actuele teller te
resetten.
BOORDCOMPUTER EN DAGTELLER
7
Indrukken om een melding te laten ver-
schijnen/verdwijnen.
8
Eraan draaien om de boordcomputeropties
te zien.
9
Kort indrukken om de actuele boordcom-
puterfunctie op nul te stellen.
Lang indrukken om alle boordcomputer-
functies op nul te stellen.
N.B.
Displaymelding ---- km actieradius is een
indicatie van het aantal kilometers dat u
met de resterende brandstofvoorraad kunt
afleggen op basis van de eerdere rijomstan-
digheden.
STUURWIEL INSTELLEN
WAARSCHUWING
Het stuurwiel instellen vóórdat u gaat rijden
– nooit tijdens het rijden.
BLUETOOTH*
Mobiele telefoon identificeerbaar/zichtbaar 1.
maken.
PHONE2. -toets audiosysteem ingedrukt
houden.
3.
Telefoon toevoegen kiezen op het display
van het audiosysteem.
Aan te sluiten telefoon kiezen.4.
Via de toetsenset van de mobiele telefoon 5.
de cijfers invoeren die op het display van
het audiosysteem staan.
VERLICHTINGSBEDIENING
A
Enkele wisslag
0
Uit
B
Intervalfunctie, zie ook (2).
C
Normale wissnelheid.
D
Hoge wissnelheid.
E
Sproeiers voorruit en koplampen.
Brandt bij een actieve regensensor.
RUITENWISSERS EN REGENSENSOR*
1
Regensensor Aan/Uit, met hendel in stand
0.
2
Gevoeligheid sensor of duur intervalfunctie
instellen.
BESTUURDERSONDERSTEUNENDE
SYSTEMEN*
Om de bestuurder te helpen om tijdig te rem-
men, een veilige afstand tot voorliggers te hou-
den of een goede positie binnen de rijstrook
aan te houden, is de auto mogelijk uitgerust
met een of meer van de volgende systemen:
Adaptieve cruisecontrol*
Afstandscontrole*
Botswaarschuwing met automatische rem*
Driver Alert System*.
A
Grootlichtsignalen
B
Wisselen groot licht/dimlicht en “Follow
Me Home”-verlichting.
Verlichting display en instrumentenpa-
neel.
Mistlampen vóór
Mistachterlicht (alleen bestuurderszijde).
Automatisch dimlicht. Grootlichtsigna-
len geven is mogelijk, maar het normale
groot licht werkt niet.
Stadslichten voor/achterlichten
Dimlicht. Dooft bij het afzetten van de
motor. Het is mogelijk groot licht te
voeren.
Tankvulklep openen.
Handmatige koplamphoogteregeling
(automatisch bij Xenon-verlichting*).
Kofferdeksel ontgrendelen.
Als het controlelampje voor BLIS soms oplicht
zonder dat u andere voertuigen in de dode
hoeken kunt waarnemen, is er wellicht sprake
van reflecties op een glad en nat wegdek of
laag staande zon in de camera.
Bij een storing in het systeem verschijnt op het
display de melding
BLIS Service vereist.
BLIS, BLIND SPOT INFORMATION
SYSTEM*
VOORSTOEL INSTELLEN
1
Lendensteun
2
Hellingshoek ruggedeelte.
3
Stoel omhoog/omlaag.
4
Voorkant zitgedeelte omhoog/omlaag.
5
Vooruit/achteruit.
6
Rugleuning passagiersstoel omklappen.
TP 11964 (Dutch). AT 1020. Printed in Sweden, Göteborg 2010. Copyright © 2000–2010 Volvo Car Corporation.
Voor de lak is het beter om de auto met de
hand te wassen dan in een automatische
wasstraat. Een nieuwe laklaag is bovendien
kwetsbaarder dan een oude laag. U wordt
daarom geadviseerd de eerste maanden na
aankoop van een nieuwe auto deze alleen met
de hand te wassen.
Schoon water en een spons gebruiken. Erop
letten dat vuil en zand krassen op de lak kun-
nen veroorzaken.
De remkrachtverhoging bij noodstops helpt
de remkracht verhogen om op die manier de
remweg te verkorten. Het EBA-systeem wordt
geactiveerd wanneer u krachtig remt. Wanneer
EBA geactiveerd wordt, zakt het rempedaal
iets verder omlaag dan normaal.
– Rempedaal bedienen zolang dat nodig is
– de remmen worden volledig gelost, als u het
rempedaal loslaat.
PARKEERREM
Aanzetten
Op de handgreep drukken. Het waarschu-
wingslampje knippert, totdat de parkeerrem
volledig is aangezet – waarna het lampje
continu brandt.
Lossen
Sleutelstand1. 0 of I.
Rempedaal bedienen en voorzichtig aan 2.
knop trekken.
Automatisch lossen
Wegrijden. (Bij auto’s met automatische
versnellingsbak dient de bestuurder de
veiligheidsgordel te dragen.)
AUTOVERZORGING
EBA, EMERGENCY BRAKE ASSIST
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8

Volvo S80 Snelstartgids

Type
Snelstartgids
Deze handleiding is ook geschikt voor