31
3.3 Pakket 3 – De neerslagmeter
Pakket 3 wordt gebruikt om neerslag, wat
de wetenschappelijke naam voor regen of
sneeuw is, te meten. Neerslag is vocht dat uit
de hemel komt vallen.
Het doorzichtige neerslagbakje moet uit het
pakket gehaald worden en op een open plek,
zonder bovenliggende hindernissen, worden
opgesteld.
Je kunt het neerslagbakje aan het eind van
elke dag controleren.
Met het bakje kan je regen en sneeuw me-
ten. Een interessante wetenswaardigheid is
het volume van sneeuw 10 keer zo hoog is als
dat van regen. Dus wanneer er 10 centimeter
sneeuw valt, is dat vergelijk baar met slechts
1 centimeter regen.
4. Plaatsing van de pakketten
De pakketten zijn zo ontworpen, dat ze in
verschillende combinaties samengebracht en
met elkaar verbonden kunnen worden.
Misschien wil je de verschillende pakketten
op verschillende plaatsen opstellen, of ze juist
allemaal samen op één plaats neerzetten.
Let erop dat pakket 1, de windmeter en wind-
wijzer, altijd het bovenste pakket moet zijn.
Omdat de windmeter en –wijzer vrije ruimte
nodig hebben om te draaien, moet je ervoor
zorgen dat ze niet door objecten geblokkeerd
kunnen worden.
5. Het weer
Klimaat
Bij het weerbericht op televisie heeft men het
vaak over het klimaat, maar dat is iets heel an-
ders. Het klimaat is de algemene, gemiddelde
weersomstandigheid op een bepaalde plaats
over langere tijd (bijvoorbeeld meer dan 30
jaar). Er is veel te vertellen over de verschil-
lende klimaatzones in de wereld. Woestijnen
hebben een warm en droog klimaat, terwijl op
de Zuidpool een zeer koud en droog klimaat
heerst.
Atmosfeer
De atmosfeer is de voor levende wezens
noodzakelijke gaslaag die de aarde omgeeft,
die uit lucht bestaat. De luchtlaag van de
aarde is ongeveer 1000 tot 3000 km dik. De
atmosfeer bestaat uit een mengsel van ver-
schillende gassen en wordt door het zwaarte-
krachtveld van de aarde vastgehouden.
Wind
Wind is bewegende lucht. Twee factoren zijn
nodig om wind te meten: Snelheid en rich-
ting.
Wind wordt veroorzaakt door de ongelijkma-
tige verwarming van het aardoppervlak door
de zon; dit komt omdat het aardoppervlak uit
verschillende land- en waterformaties bestaat
die elk een verschillend percentage van de
zonnewarmte opnemen. Wanneer de zon het
aardoppervlak opwarmt, dan wordt ook de
atmosfeer opgewarmd. Sommige gebieden
krijgen het hele jaar door direct zonlicht en
zijn altijd heel warm. Andere gebieden krijgen
indirect zonlicht, zodat het klimaat daar kou-
der is. Warme lucht, die lichter is als koude
lucht, stijgt op. Koelere lucht zet zich in be-
weging en vervangt de opgestegen warme
lucht. Het is deze luchtbeweging die wind
wordt genoemd.
Regen
Waterdruppeltjes worden gevormd door
warme lucht. Wanneer warme lucht opstijgt,
koelt deze af. Waterdamp (onzichtbaar water
in de lucht) is altijd in onze atmosfeer aanwe-
zig. Warme lucht kan vrij veel water bevatten.
Daardoor is het in de zomer bijvoorbeeld vaak
heel benauwd. Koude lucht kan minder wa-
terdamp bevatten, dus wanneer de lucht af-
koelt worden er druppeltjes gevormd en wan-
neer deze druppeltjes samenkomen dan zien
wij dat als wolken. Wanneer de wolken groot
genoeg zijn en voldoende waterdruppeltjes
bevatten, dan vormen kleine druppeltjes sa-
men grotere druppels. Wanneer die druppels
te zwaar worden om in de lucht te blijven zwe-
ven, dan vallen ze door de zwaartekracht naar
beneden en dat zien en voelen wij als regen.
NL