Lenovo ThinkCentre M51 Handleiding

Type
Handleiding
ThinkCentre
Han dboe k
voor
de
gebruiker
Ty pe s
8141,
8142,
8145
Ty pe s
8420,
8421,
8426
ThinkCentre
򔻐򗗠򙳰
ThinkCentre
Han dboe k
voor
de
gebruiker
Ty pe s
8141,
8142,
8145
Ty pe s
8420,
8421,
8426
򔻐򗗠򙳰
Opmerking
Lees
eerst
“Belangrijke
veiligheidsinformatie”
op
pagina
v
en
Bijlage
D,
“Kennisgevingen”,
op
pagina
43.
Eerste
uitgave
(april
2004)
©
Copyright
IBM
Corp.
2004.
Inhoudsopgave
Belangrijke
veiligheidsinformatie
.
.
.
.v
Situaties
waarin
onmiddellijk
handelen
vereist
is
.
.v
Algemene
veiligheidsrichtlijnen
.
.
.
.
.
.
.
.vi
Onderhoud
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.vi
Netsnoeren
en
voedingsadapters
.
.
.
.
.
.vi
Verlengsnoeren
en
aanverwante
apparaten
.
.
. vii
Stekkers
en
aansluitingen
.
.
.
.
.
.
.
. vii
Batterijen
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. vii
Warmte
en
ventilatie
van
het
product
.
.
.
. viii
Veiligheid
van
CD-
en
DVD-stations
.
.
.
.
. viii
Aanvullende
veiligheidsvoorschriften
.
.
.
.
.
.ix
Kennisgeving
lithiumbatterij
.
.
.
.
.
.
.
.
.x
Veiligheidsvoorschriften
voor
de
modem
.
.
.
.
.x
Verklaring
van
conformiteit
met
laserrichtlijnen
.
.xi
Overzicht
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. xiii
Informatiebronnen
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. xiii
Hoofdstuk
1.
Opties
installeren
.
.
.
.
.1
Kenmerken
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.1
Specificaties
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.4
Beschikbare
opties
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.5
Benodigd
gereedschap
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.5
Omgaan
met
apparaten
die
gevoelig
zijn
voor
stati-
sche
elektriciteit
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.5
Externe
opties
installeren
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.7
De
plaats
van
de
aansluitingen
aan
de
voorkant
van
de
computer
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.7
De
plaats
van
de
aansluitingen
aan
de
achterkant
van
de
computer
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.8
Stuurprogramma’s
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.9
De
kap
verwijderen
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.10
De
plaats
van
componenten
.
.
.
.
.
.
.
.
.11
Onderdelen
van
de
systeemplaat
.
.
.
.
.
.
.11
Geheugen
installeren
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.12
Adapters
installeren
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.14
Interne
stations
installeren
.
.
.
.
.
.
.
.
.16
Stationsspecificaties
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.17
Een
station
installeren
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.17
Installatie
van
beveiligingsvoorzieningen.
.
.
.
.20
Beveiligingssloten
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.21
Oog
voor
hangslot
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.22
Geïntegreerd
kabelslot
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.23
Wachtwoorden
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.23
De
batterij
vervangen
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.24
Een
vergeten
wachtwoord
wissen
(CMOS
wissen)
25
De
kap
terugplaatsen
en
de
kabels
aansluiten
.
.
.26
Hoofdstuk
2.
Het
programma
IBM
BIOS
Setup
gebruiken
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.27
Het
programma
IBM
BIOS
Setup
starten
.
.
.
.27
Instellingen
bekijken
en
wijzigen
.
.
.
.
.
.
.27
Wachtwoorden
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.27
Overwegingen
ten
aanzien
van
wachtwoorden
27
Systeemwachtwoord
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.28
Configuratiewachtwoord
.
.
.
.
.
.
.
.
.28
Gebruikerswachtwoord
IDE-station
.
.
.
.
.28
Master-wachtwoord
voor
IDE-station
.
.
.
.
.28
Een
wachtwoord
instellen,
wijzigen
of
wissen
.
.29
Security
Profile
by
Device
gebruiken
.
.
.
.
.
.29
Een
opstartapparaat
kiezen
.
.
.
.
.
.
.
.
.29
Een
tijdelijk
opstartapparaat
kiezen
.
.
.
.
.30
De
opstartvolgorde
wijzigen
.
.
.
.
.
.
.
.30
Het
programma
IBM
BIOS
Setup
afsluiten
.
.
.
.30
Bijlage
A.
Systeemprogramma’s
bijwer-
ken
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.31
Systeemprogramma’s
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.31
Het
BIOS
bijwerken
met
een
diskette
.
.
.
.
.31
Het
BIOS
bijwerken
(flashen)
vanuit
het
besturingssysteem
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.31
Herstel
na
een
fout
bij
het
bijwerken
van
POST/BIOS
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.32
Bijlage
B.
De
muis
schoonmaken
.
.
.33
Optische
muis
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.33
Muis
met
bal
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.33
Bijlage
C.
Handmatige
modem-
opdrachten
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.35
Basic
AT-opdrachten
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.35
Extended
AT-opdrachten
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.37
MNP/V.42/V.42bis/V.44-opdrachten
.
.
.
.
.
.38
Fax
Class
1-opdrachten
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.39
Fax
Class
2-opdrachten
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.39
Spraakopdrachten
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.40
Bijlage
D.
Kennisgevingen
.
.
.
.
.
.43
Kennisgeving
televisie-uitvoer
.
.
.
.
.
.
.
.44
Handelsmerken
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.44
Trefwoordenregister
.
.
.
.
.
.
.
.
.45
©
Copyright
IBM
Corp.
2004
iii
iv
Handboek
voor
de
gebruiker
Belangrijke
veiligheidsinformatie
Deze
informatie
helpt
u
uw
IBM
personal
computer
veilig
te
gebruiken.
Volg
alle
bij
uw
computer
geleverde
instructies
en
bewaar
alle
documentatie.
De
informatie
in
dit
document
vormt
op
geen
enkele
manier
een
wijziging
van
de
voorwaarden
in
de
koopovereenkomst
of
de
IBM
Garantieverklaring.
IBM
hecht
groot
belang
aan
de
veiligheid
van
de
klant.
Onze
producten
worden
ontworpen
met
het
oog
op
veiligheid
en
effectiviteit.
Personal
computers
zijn
ech-
ter
elektronische
apparaten.
Netsnoeren,
voedingsadapters
en
andere
onderdelen
kunnen
een
veiligheidsrisico
opleveren
dat,
met
name
bij
onjuist
gebruik
en
mis-
bruik,
kan
leiden
tot
schade
en
lichamelijk
letsel.
Om
deze
risico’s
te
verkleinen,
dient
u
de
bij
het
product
geleverde
instructies
te
volgen,
zich
te
houden
aan
alle
waarschuwingen
op
het
product
zelf
en
in
de
bedieningsinstructies,
en
de
informa-
tie
in
dit
document
zorgvuldig
te
lezen.
Door
de
in
dit
document
opgenomen
informatie
en
de
bij
het
product
geleverde
instructies
nauwkeurig
op
te
volgen,
beschermt
u
zichzelf
tegen
gevaren
en
maakt
u
de
werkomgeving
van
de
computer
een
stuk
veiliger.
Opmerking:
In
deze
informatie
wordt
gewag
gemaakt
van
voedingsadapters
en
batterijen.
IBM
levert
externe
voedingsadapters
niet
alleen
bij
mobiele
personal
computers,
maar
ook
bij
bepaalde
andere
producten
(zoals
luidsprekers
en
beeld-
schermen).
Als
u
een
dergelijk
product
in
bezit
hebt,
is
deze
informatie
ook
daarop
van
toepassing.
Bovendien
kunnen
er
in
uw
computer
interne
batterijen
ter
grootte
van
een
munt
(knoopcellen)
zijn
verwerkt,
waarmee
de
systeemklok
in
stand
wordt
gehouden
wanneer
de
stekker
niet
in
het
stopcontact
zit.
De
veiligheidsvoor-
schriften
voor
batterijen
gelden
dus
voor
alle
computers.
Situaties
waarin
onmiddellijk
handelen
vereist
is
Door
misbruik
of
achteloosheid
kunnen
producten
beschadigd
raken.
Bepaalde
schade
aan
producten
is
ernstig
dat
het
product
niet
meer
mag
worden
gebruikt
voordat
het
is
geïnspecteerd
en,
indien
nodig,
gerepareerd
door
een
geautoriseerde
onderhoudstechnicus.
Net
als
bij
andere
elektronische
producten
dient
u
goed
op
het
product
te
letten
wanneer
u
het
aanzet.
In
zeer
uitzonderlijke
gevallen
kan
het
zijn
dat
u
een
geur
waarneemt
of
rook
danwel
vonkjes
uit
de
machine
ziet
komen.
Het
kan
ook
zijn
dat
u
een
ploppend,
krakend
of
sissend
geluid
hoort.
Dit
kan
erop
wij-
zen
dat
een
van
de
interne
elektronische
componenten
op
een
gecontroleerde
manier
defect
is
geraakt.
Het
kan
echter
ook
een
indicatie
zijn
van
een
mogelijk
gevaarlijke
situatie.
Neem
in
dergelijke
gevallen
nooit
risico’s
en
probeer
niet
zelf
een
diagnose
te
stellen.
Controleer
de
computer
en
haar
componenten
regelmatig
op
schade,
slijtage
of
andere
tekenen
van
gevaar.
Mocht
u
twijfels
hebben
over
de
conditie
van
een
bepaalde
component,
gebruik
het
product
dan
niet.
Neem
contact
op
met
het
IBM
Support
Center
of
met
de
fabrikant
van
het
product.
U
krijgt
dan
te
horen
hoe
u
het
product
kunt
inspecteren
en,
indien
nodig,
kunt
laten
repareren.
In
het
onwaarschijnlijke
geval
dat
een
van
de
onderstaande
omstandigheden
zich
voordoet
of
als
u
twijfelt
aan
de
veiligheid
van
het
product,
stopt
u
het
©
Copyright
IBM
Corp.
2004
v
gebruik
van
het
product,
haalt
u
de
stekker
uit
het
stopcontact
en
ontkoppelt
u
de
telefoonkabels.
Neem
voor
verdere
instructies
contact
op
met
het
IBM
Sup-
port
Center.
v
Gebarsten,
gebroken
of
anderszins
beschadigde
netsnoeren,
stekkers,
voedings-
adapters,
verlengsnoeren,
piekspanningsbeveiligingen
of
voedingseenheden.
v
Aanwijzingen
voor
oververhitting,
rook,
vonken,
vuur.
v
Schade
aan
een
batterij
(zoals
barsten
of
deuken),
spontane
ontlading
of
lekkage
uit
de
batterij
(herkenbaar
aan
vreemde
stoffen).
v
Een
krakend,
sissend
of
knallend
geluid
of
een
sterke
geur
afkomstig
uit
het
product.
v
Aanwijzingen
dat
er
vloeistof
is
gemorst
of
dat
er
iets
op
de
computer,
het
net-
snoer
of
de
voedingsadapter
is
gevallen.
v
De
computer,
het
netsnoer
of
de
voedingsadapter
is
blootgesteld
aan
water.
v
Het
product
is
gevallen
of
op
welke
manier
dan
ook
beschadigd.
v
Het
product
werkt
niet
normaal
als
u
de
bedieningsinstructies
volgt.
Opmerking:
Als
u
een
van
deze
situaties
opmerkt
bij
een
niet-IBM
product
(bij-
voorbeeld
een
verlengsnoer),
gebruik
het
dan
niet
meer
totdat
u
contact
hebt
gehad
met
de
fabrikant
van
het
product
en
nadere
instructies
hebt
ontvangen,
of
totdat
u
een
geschikt
vervangend
product
hebt.
Algemene
veiligheidsrichtlijnen
Neem
altijd
de
volgende
voorzorgsmaatregelen
in
acht
om
de
kans
op
letsel
of
schade
te
verkleinen:
Onderhoud
Probeer
niet
zelf
onderhoud
aan
het
product
uit
te
voeren,
tenzij
u
hiertoe
instruc-
ties
hebt
gekregen
van
het
IBM
Support
Center.
Doe
alleen
een
beroep
op
service-
leveranciers
die
door
IBM
zijn
geautoriseerd
om
reparaties
uit
te
voeren
aan
uw
specifieke
product.
Opmerking:
Bepaalde
onderdelen
kunnen
door
de
klant
zelf
worden
vervangen.
Dergelijke
onderdelen
worden
Customer
Replaceable
Units
of
CRU’s
genoemd.
Indien
er
sprake
is
van
een
CRU
en
de
klant
een
onderdeel
dus
zelf
kan
vervan-
gen,
wordt
dit
expliciet
aangegeven
en
wordt
er
documentatie
met
instructies
ver-
strekt.
U
dient
zich
bij
het
uitvoeren
van
dergelijke
reparaties
of
vervangingen
strikt
aan
de
instructies
te
houden.
Zorg
altijd
dat
het
product
uit
staat
en
dat
de
stekker
van
het
product
uit
het
stopcontact
is
gehaald
vóórdat
u
met
de
vervangingsprocedure
begint.
Bij
vragen
neemt
u
contact
op
met
het
IBM
Support
Center.
Netsnoeren
en
voedingsadapters
Gebruik
uitsluitend
netsnoeren
en
voedingsadapters
die
door
de
fabrikant
van
het
product
zijn
geleverd.
Wikkel
het
netsnoer
nooit
rond
de
voedingsadapter
of
enig
ander
voorwerp.
Hier-
door
kan
er
een
mechanische
spanning
op
het
snoer
komen
te
staan,
waardoor
het
kan
rafelen
of
scheuren.
Dit
kan
gevaar
opleveren.
Leid
netsnoeren
altijd
zodanig
dat
ze
niet
in
de
knel
zitten
en
dat
niemand
erop
kan
trappen
of
erover
kan
struikelen.
vi
Handboek
voor
de
gebruiker
Voorkom
dat
het
snoer
en
de
voedingsadapter
in
aanraking
komen
met
vloeistof.
Laat
een
snoer
of
een
voedingsadapter
nooit
achter
in
de
buurt
van
een
gootsteen,
een
bad
of
douche,
een
toilet
of
vloeren
die
met
vloeibare
schoonmaakmiddelen
worden
gereinigd.
Vloeistoffen
kunnen
kortsluiting
veroorzaken,
met
name
als
het
netsnoer
of
de
voedingsadapter
slijtage
vertoont
ten
gevolge
van
verkeerd
gebruik.
Bovendien
kan
vloeistof
corrosie
van
de
stekkers
en/of
aansluitpunten
veroorza-
ken,
hetgeen
uiteindelijk
kan
leiden
tot
oververhitting.
Sluit
de
netsnoeren
en
signaalkabels
altijd
in
de
juiste
volgorde
aan
en
zorg
dat
de
stekkers
altijd
stevig
in
het
stopcontact
zitten.
Gebruik
geen
voedingsadapter
waarvan
de
pennetjes
op
de
stekker
sporen
van
roest
of
corrosie
vertonen
of
waarvan
de
behuizing
zichtbaar
oververhit
is
geweest.
Maak
nooit
gebruik
van
een
netsnoer
waarvan
de
contactpunten
sporen
van
roest,
corrosie
of
oververhitting
vertonen
of
waarvan
het
snoer
of
de
stekker
op
welke
manier
dan
ook
beschadigd
is.
Verlengsnoeren
en
aanverwante
apparaten
Controleer
of
elk
verlengsnoer,
elke
piekspanningsbeveiliging,
elke
noodvoeding
en
elke
verdeelstekker
die
u
gebruikt,
bestand
is
tegen
de
elektrische
eisen
van
het
product.
Overbelast
deze
apparaten
nooit.
Als
u
een
verdeelstekker
gebruikt,
mag
de
belasting
niet
hoger
zijn
dan
de
invoerspecificatie
van
die
stekker.
Mocht
u
vra-
gen
hebben
over
(over)belasting,
elektrische
eisen
en
invoerspecificaties,
neem
dan
contact
op
met
een
elektricien.
Stekkers
en
aansluitingen
Als
het
stopcontact
waarop
u
de
computerapparatuur
wilt
aansluiten
beschadigd
of
verroest
blijkt
te
zijn,
gebruik
het
dan
niet
tot
een
gekwalificeerde
elektricien
het
heeft
vervangen.
Verbuig
of
verander
de
stekker
niet.
Als
de
stekker
beschadigd
is,
bestel
dan
een
vervangend
exemplaar
bij
de
fabrikant.
Bepaalde
producten
worden
geleverd
met
een
stekker
met
randaarde.
Deze
stekker
past
alleen
in
een
geaard
stopcontact.
Dit
is
en
veiligheidsvoorziening.
Sluit
de
stekker
niet
aan
op
een
stopcontact
zonder
aarde.
Voorkom
overbelasting
van
het
stopcontact.
De
totale
systeembelasting
mag
niet
hoger
zijn
dan
80
procent
van
de
specificatie
van
de
groep.
Mocht
u
vragen
hebben
over
(over)belasting
of
specifica-
ties
van
groepen,
neem
dan
contact
op
met
een
elektricien.
Zorg
dat
het
netsnoer
dat
u
gebruikt,
correct
bedraad
is,
goed
bereikbaar
is
en
zich
in
de
buurt
van
de
apparatuur
bevindt.
Zorg
dat
het
snoer
niet
helemaal
strak
staat;
hierdoor
kan
het
slijten.
Wees
voorzichtig
als
u
de
stekker
in
het
stopcontact
steekt
of
daar
uit
haalt.
Batterijen
Alle
IBM
personal
computers
bevatten
een
niet-oplaadbare
knoopcelbatterij
die
stroom
levert
voor
de
systeemklok.
Daarnaast
zijn
veel
mobiele
producten,
zoals
ThinkPad-notebooks,
voorzien
van
een
oplaadbare
batterij
die
het
systeem
van
stroom
voorziet.
De
batterijen
die
door
IBM
voor
uw
product
worden
geleverd,
zijn
getest
op
compatibiliteit
en
mogen
alleen
worden
vervangen
door
onderdelen
die
door
IBM
zijn
goedgekeurd.
Belangrijke
veiligheidsinformatie
vii
Probeer
nooit
de
batterij
open
te
maken
of
te
repareren.
Zorg
dat
de
batterij
niet
gedeukt
of
doorboord
wordt
en
niet
in
contact
komt
met
open
vuur.
Voorkom
kortsluiting
van
de
metalen
contactpunten.
Stel
de
batterij
niet
bloot
aan
water
of
andere
vloeistoffen.
Laad
de
batterij
uitsluitend
op
volgens
de
instructies
in
de
productdocumentatie.
Door
misbruik
of
onoordeelkundig
gebruik
kan
de
batterij
oververhit
raken,
waar-
door
er
gassen
of
vonken
uit
de
batterij
of
knoopcel
kunnen
komen.
Als
uw
batterij
beschadig
is
of
als
u
merkt
dat
de
batterij
spontaan
leegloopt
of
dat
er
zich
vreemd
materiaal
rond
de
contactpunten
van
de
batterij
afzet,
staak
het
gebruik
van
de
batterij
dan
onmiddellijk
en
bestel
een
nieuwe
bij
de
fabrikant.
Als
batterijen
lange
tijd
ongebruikt
worden
gelaten,
kan
de
kwaliteit
ervan
teruglo-
pen.
Bij
bepaalde
oplaadbare
batterijen
(met
name
lithium-ionenbatterijen)
kan
het
ongebruikt
laten
van
de
batterij
in
ontladen
toestand
leiden
tot
een
verhoogde
kans
op
kortsluiting,
waardoor
de
levensduur
van
de
batterij
wordt
verkort
en
er
tevens
een
veiligheidsrisico
ontstaat.
Zorg
dat
oplaadbare
lithium-ionenbatterijen
niet
helemaal
ontladen
raken
en
bewaar
deze
batterijen
niet
in
ontladen
toestand.
Warmte
en
ventilatie
van
het
product
Computers
produceren
warmte
als
ze
aan
staan
en
als
de
batterijen
worden
opge-
laden.
Door
hun
compacte
formaat
kunnen
notebook-PC’s
een
aanzienlijke
hoe-
veelheid
warmte
produceren.
Neem
daarom
altijd
de
volgende
elementaire
voor-
zorgsmaatregelen:
v
Houd
de
computer
niet
te
lang
op
schoot
als
de
computer
in
bedrijf
is
of
de
bat-
terij
wordt
opgeladen.
Tijdens
de
normale
werking
produceert
de
computer
enige
warmte.
Langdurig
contact
met
uw
lichaam
of
kleding
kan
ongemak
en
zelfs
brandwonden
veroorzaken.
v
Gebruik
de
computer
niet
en
laad
de
batterijen
niet
op
in
de
buurt
van
licht
ont-
vlambare
of
explosieve
materialen.
v
Ventilatieopeningen,
ventilatoren
en/of
koelribben
maken
deel
uit
van
het
pro-
duct
omwille
van
de
veiligheid,
het
comfort
en
een
betrouwbare
werking.
Deze
voorzieningen
kunnen
per
ongeluk
geblokkeerd
raken
als
u
het
product
op
een
bed,
zitbank,
vloerkleed
of
andere
zachte
ondergrond
plaatst.
Zorg
dat
deze
voorzieningen
nooit
worden
geblokkeerd
of
uitgeschakeld.
Veiligheid
van
CD-
en
DVD-stations
In
CD-
en
DVD-stations
draait
de
disc
met
een
hoge
snelheid
rond.
Indien
een
CD-
of
DVD-disc
gebarsten
of
anderszins
fysiek
beschadigd
is,
kan
het
gebeuren
dat
deze
bij
gebruik
in
het
CD-
of
DVD-station
breekt
of
zelfs
versplintert.
Om
ver-
wonding
ten
gevolge
van
dergelijke
situaties
te
voorkomen,
en
om
de
kans
op
schade
aan
uw
machine
te
verkleinen,
doet
u
het
volgende:
v
Bewaar
CD/DVD-discs
altijd
in
hun
originele
verpakking.
v
Bewaar
CD/DVD-discs
nooit
in
de
felle
zon
of
in
de
buurt
van
een
warmtebron.
v
Haal
CD/DVD-discs
uit
de
computer
wanneer
ze
niet
worden
gebruikt.
v
Zorg
dat
CD/DVD-discs
niet
worden
verbogen
en
plaats
ze
niet
met
kracht
in
de
computer
of
in
de
verpakking.
v
Controleer
vóór
gebruik
steeds
of
de
CD/DVD-discs
geen
barsten
vertonen.
Is
een
disc
gebarsten
of
beschadigd,
gebruik
hem
dan
niet.
viii
Handboek
voor
de
gebruiker
Aanvullende
veiligheidsvoorschriften
GEVAAR
Elektrische
stroom
van
lichtnet-,
telefoon-
en
communicatiekabels
is
gevaarlijk.
Houd
u
ter
voorkoming
van
een
schok
aan
het
volgende:
v
Sluit
tijdens
onweer
geen
kabels
aan
en
ontkoppel
ze
niet;
voer
ook
geen
installatie-,
onderhouds-
of
configuratiewerkzaamheden
aan
dit
product
uit
tijdens
onweer.
v
Sluit
alle
netsnoeren
aan
op
correct
bedrade,
geaarde
stopcontacten.
v
Sluit
ook
het
netsnoer
van
alle
apparaten
die
op
dit
product
worden
aangeslo-
ten
aan
op
een
correct
geaard
stopcontact.
v
Gebruik
indien
mogelijk
slechts
één
hand
bij
het
aansluiten
en
loskoppelen
van
signaalkabels.
v
Zet
een
apparaat
nooit
aan
als
dit
brand-,
water-
of
structuurschade
vertoont.
v
Ontkoppel
alle
netsnoeren,
telecommunicatiesystemen,
netwerken
en
modems
voordat
u
de
kap
van
het
apparaat
opent,
tenzij
de
installatie-
of
configuratie-
instructies
expliciet
anders
voorschrijven.
v
Als
u
dit
product
of
een
aangesloten
apparaat
installeert,
verplaatst
of
opent,
houd
u
dan
bij
het
aansluiten
en
loskoppelen
van
de
kabels
aan
het
volgende:
Aansluiten:
1.
Zet
alles
UIT.
2.
Sluit
eerst
alle
kabels
aan
op
de
appara-
ten.
3.
Sluit
de
signaalkabels
aan.
4.
Steek
de
stekker
in
het
stopcontact.
5.
Zet
het
apparaat
AAN.
Ontkoppelen:
1.
Zet
alles
UIT.
2.
Haal
eerst
de
stekker
uit
het
stopcon-
tact.
3.
Ontkoppel
de
signaalkabels.
4.
Ontkoppel
alle
kabels
van
de
apparaten.
DANGER
Le
courant
électrique
provenant
de
l’alimentation,
du
téléphone
et
des
câbles
de
transmission
peut
présenter
un
danger.
Pour
éviter
tout
risque
de
choc
électrique
:
v
Ne
manipulez
aucun
câble
et
n’effectuez
aucune
opération
d’installation,
d’entretien
ou
de
reconfiguration
de
ce
produit
au
cours
d’un
orage.
v
Branchez
tous
les
cordons
d’alimentation
sur
un
socle
de
prise
de
courant
correctement
câblé
et
mis
à
la
terre.
v
Branchez
sur
des
socles
de
prise
de
courant
correctement
câblés
tout
équipe-
ment
connecté
à
ce
produit.
v
Lorsque
cela
est
possible,
n’utilisez
qu’une
seule
main
pour
connecter
ou
déconnecter
les
câbles
d’interface.;
v
Ne
mettez
jamais
un
équipement
sous
tension
en
cas
d’incendie
ou
d’inondation,
ou
en
présence
de
dommages
matériels.
v
Avant
de
retirer
les
carters
de
l’unité,
mettez
celle-ci
hors
tension
et
décon-
nectez
ses
cordons
d’alimentation,
ainsi
que
les
câbles
qui
la
relient
aux
réseaux,
aux
systèmes
de
lécommunication
et
aux
modems
(sauf
instruction
contraire
mentionnée
dans
les
procédures
d’installation
et
de
configuration).
Belangrijke
veiligheidsinformatie
ix
v
Lorsque
vous
installez,
que
vous
déplacez,
ou
que
vous
manipulez
le
présent
produit
ou
des
périphériques
qui
lui
sont
raccordés,
reportez-vous
aux
instructions
ci-dessous
pour
connecter
et
déconnecter
les
différents
cordons.
Connexion
:
1.
Mettez
les
unités
hors
tension.
2.
Commencez
par
brancher
tous
les
cor-
dons
sur
les
unités.
3.
Branchez
les
câbles
d’interface
sur
des
connecteurs.
4.
Branchez
les
cordons
d’alimentation
sur
des
prises.
5.
Mettez
les
unités
sous
tension.
Déconnexion
:
1.
Mettez
les
unités
hors
tension.
2.
Débranchez
les
cordons
d’alimentation
des
prises.
3.
Débranchez
les
câbles
d’interface
des
connecteurs.
4.
Débranchez
tous
les
câbles
des
unités.
Kennisgeving
lithiumbatterij
Let
op!
Als
de
batterij
op
onjuiste
wijze
wordt
vervangen,
bestaat
er
explosiegevaar.
Gebruik
ter
vervanging
alleen
IBM-batterijen
met
onderdeelnummer
33F8354
of
een
gelijksoortige
batterij
die
door
de
leverancier
wordt
aanbevolen.
De
batterij
bevat
lithium
en
kan
bij
verkeerd
gebruik
exploderen.
Houd
u
aan
het
volgende:
v
Gooi
de
batterij
niet
in
water
v
Verwarm
de
batterij
niet
boven
100°C
v
Haal
de
batterij
niet
uit
elkaar
Gooi
de
batterij
niet
zomaar
weg,
maar
breng
deze
naar
een
vergaarplaats
voor
klein
chemisch
afval.
ATTENTION
Danger
d’explosion
en
cas
de
remplacement
incorrect
de
la
batterie.
Remplacer
uniquement
par
une
batterie
IBM
de
type
ou
d’un
type
équivalent
recommandé
par
le
fabricant.
La
batterie
contient
du
lithium
et
peut
exploser
en
cas
de
mauvaise
utilisation,
de
mauvaise
manipulation
ou
de
mise
au
rebut
inap-
propriée.
Ne
pas
:
v
Lancer
ou
plonger
dans
l’eau
v
Chauffer
à
plus
de
100°C
(212°F)
v
Réparer
ou
désassembler
Mettre
au
rebut
les
batteries
usagées
conformément
aux
règlements
locaux.
Veiligheidsvoorschriften
voor
de
modem
Neem
ter
voorkoming
van
brand,
elektrische
schokken
of
verwondingen
bij
het
gebruik
van
telefonische
apparatuur
altijd
de
volgende
voorzorgsmaatregelen
in
acht:
v
Installeer
geen
telefoonbedrading
tijdens
onweer.
x
Handboek
voor
de
gebruiker
v
Installeer
geen
telefoonaansluitingen
in
natte
ruimtes
tenzij
de
aansluiting
spe-
ciaal
ontworpen
is
voor
gebruik
in
natte
ruimtes.
v
Raak
geen
telefoonkabels
of
-stekkers
aan
die
niet
geïsoleerd
zijn.
v
Wees
voorzichtig
bij
het
installeren
of
doortrekken
van
telefoonlijnen.
v
Gebruik
de
telefoon
niet
tijdens
onweer,
tenzij
u
een
draadloos
model
hebt.
Er
bestaat
een
kleine
kans
op
een
elektrische
schok
als
gevolg
van
blikseminslag.
v
Geef
gaslekken
in
de
buurt
van
de
telefoon
niet
telefonisch
door.
Consignes
de
sécurité
relatives
au
modem
Lors
de
l’utilisation
de
votre
matériel
téléphonique,
il
est
important
de
respecter
les
consignes
ci-après
afin
de
réduire
les
risques
d’incendie,
d’électrocution
et
d’autres
blessures
:
v
N’installez
jamais
de
cordons
téléphoniques
durant
un
orage.
v
Les
prises
téléphoniques
ne
doivent
pas
être
installées
dans
des
endroits
humides,
excepté
si
le
modèle
a
été
conçu
à
cet
effet.
v
Ne
touchez
jamais
un
cordon
téléphonique
ou
un
terminal
non
isolé
avant
que
la
ligne
ait
été
déconnectée
du
réseau
téléphonique.
v
Soyez
toujours
prudent
lorsque
vous
procédez
à
l’installation
ou
à
la
modification
de
lignes
téléphoniques.
v
Si
vous
devez
téléphoner
pendant
un
orage,
pour
éviter
tout
risque
de
choc
électrique,
utilisez
toujours
un
téléphone
sans
fil.
v
En
cas
de
fuite
de
gaz,
n’utilisez
jamais
un
téléphone
situé
à
proximité
de
la
fuite.
Verklaring
van
conformiteit
met
laserrichtlijnen
Sommige
IBM
PC-modellen
worden
standaard
geleverd
met
een
CD-ROM-station
of
een
DVD-station.
CD-ROM-stations
en
DVD-stations
zijn
ook
los
als
optie
te
verkrijgen.
CD-ROM-stations
en
DVD-stations
zijn
laserproducten.
Deze
stations
voldoen
in
de
Verenigde
Staten
aan
de
eisen
gesteld
in
de
Department
of
Health
and
Human
Services
21
Code
of
Federal
Regulations
(DHHS
21
CFR)
Subchapter
J
voor
laserproducten
van
Klasse
1.
De
stations
voldoen
aan
de
eisen
gesteld
in
de
International
Electrotechnical
Commission
(IEC)
825
en
CENELEC
EN
60
825
bedoeld
voor
laserproducten
van
klasse
1.
Let
bij
het
installeren
van
een
CD-ROM-
of
DVD-station
op
het
volgende.
Let
op!
Het
wijzigen
van
instellingen
of
het
uitvoeren
van
procedures
anders
dan
hier
is
beschreven,
kan
leiden
tot
blootstelling
aan
gevaarlijke
straling.
Als
u
de
behuizing
van
het
CD-ROM-station
of
het
DVD-station
opent,
kunt
u
worden
blootgesteld
aan
gevaarlijke
laserstraling.
Het
CD-ROM-station
of
het
DVD-station
bevat
geen
onderdelen
die
moeten
worden
vervangen
of
onderhou-
den.
Open
de
behuizing
van
het
CD-ROM-station
of
het
DVD-station
niet.
Sommige
CD-ROM-stations
of
DVD-stations
bevatten
een
ingebouwde
laserdiode
van
klasse
3A
of
3B.
Let
op
het
volgende.
GEVAAR
Laserstraling
indien
geopend.
Kijk
niet
in
de
laserstraal
en
vermijd
direct
contact
met
de
laserstraal.
Belangrijke
veiligheidsinformatie
xi
DANGER:
Certains
modèles
d’ordinateurs
personnels
sont
équipés
d’origine
d’une
unité
de
CD-ROM
ou
de
DVD-ROM.
Mais
ces
unités
sont
également
vendues
séparément
en
tant
qu’options.
L’unité
de
CD-ROM/DVD-ROM
est
un
appareil
à
laser.
Aux
État-Unis,
l’unité
de
CD-ROM/DVD-ROM
est
certifiée
conforme
aux
normes
indiquées
dans
le
sous-chapitre
J
du
DHHS
21
CFR
relatif
aux
produits
à
laser
de
classe
1.
Dans
les
autres
pays,
elle
est
certifiée
être
un
produit
à
laser
de
classe
1
conforme
aux
normes
CEI
825
et
CENELEC
EN
60
825.
Lorsqu’une
unité
de
CD-ROM/DVD-ROM
est
installée,
tenez
compte
des
remar-
ques
suivantes:
ATTENTION:
Pour
éviter
tout
risque
d’exposition
au
rayon
laser,
respectez
les
consignes
de
réglage
et
d’utilisation
des
commandes,
ainsi
que
les
procédures
décrites.
L’ouverture
de
l’unité
de
CD-ROM/DVD-ROM
peut
entraîner
un
risque
d’exposition
au
rayon
laser.
Pour
toute
intervention,
faites
appel
à
du
personnel
qualifié.
Certaines
unités
de
CD-ROM/DVD-ROM
peuvent
contenir
une
diode
à
laser
de
classe
3A
ou
3B.
Tenez
compte
de
la
consigne
qui
suit:
DANGER
Rayonnement
laser
lorsque
le
carter
est
ouvert.
Évitez
toute
exposition
directe
des
yeux
au
rayon
laser.
Évitez
de
regarder
fixement
le
faisceau
ou
de
l’observer
à
l’aide
d’instruments
optiques.
xii
Handboek
voor
de
gebruiker
Overzicht
Hartelijk
gefeliciteerd
met
uw
aanschaf
van
een
IBM-computer.
In
deze
computer
zijn
de
nieuwste
ontwikkelingen
verwerkt
op
het
gebied
van
PC-technologie.
De
computer
kan
bovendien
worden
uitgebreid.
Door
hardwareopties
te
installeren,
kunt
u
de
mogelijkheden
van
de
computer
een-
voudig
uitbreiden.
In
deze
publicatie
vindt
u
instructies
voor
het
installeren
van
externe
en
interne
opties.
Raadpleeg
bij
het
installeren
van
een
optie
zowel
deze
instructies
als
de
instructies
die
bij
de
optie
zijn
geleverd.
Informatiebronnen
Het
Naslagboekje
dat
bij
de
computer
is
geleverd,
bevat
informatie
over
het
installe-
ren
van
de
computer
en
het
starten
van
het
besturingssysteem.
Dit
boekje
bevat
ook
informatie
over
het
oplossen
van
de
meest
voorkomende
problemen,
herstel-
procedures
voor
software,
hulp,
service
en
garantie.
Raadpleeg
Access
IBM
(op
het
bureaublad)
voor
nadere
informatie
over
uw
com-
puter.
Als
u
toegang
hebt
tot
internet,
kunt
u
hier
de
meest
recente
handboeken
voor
uw
computer
bekijken.
Deze
vindt
u
op:
http://www.ibm.com/pc/support
Voer
uw
machinetype
en
-model
in
het
veld
Quick
Path
in
en
klik
op
Go.
©
Copyright
IBM
Corp.
2004
xiii
xiv
Handboek
voor
de
gebruiker
Hoofdstuk
1.
Opties
installeren
ThinkCentre
Dit
hoofdstuk
bevat
een
inleiding
over
de
voorzieningen
en
opties
die
voor
de
computer
beschikbaar
zijn.
De
mogelijkheden
van
uw
computer
zijn
gemakkelijk
uit
te
breiden.
U
kunt
geheugen,
stations
en
adapters
toevoegen.
Raadpleeg
bij
het
installeren
van
een
optie
zowel
deze
instructies
als
de
instructies
die
bij
de
optie
zijn
geleverd.
Belangrijk
Lees
voordat
u
een
optie
installeert
of
verwijdert
eerst
“Belangrijke
veiligheidsinformatie”
op
pagina
v.
Deze
voorzorgsmaatregelen
en
richtlijnen
zorgen
dat
u
veilig
kunt
werken.
Kenmerken
In
dit
gedeelte
vindt
u
een
overzicht
van
de
voorzieningen
en
de
vooraf
geïnstal-
leerde
software.
Systeemgegevens
De
volgende
informatie
is
van
toepassing
op
een
aantal
modellen.
In
de
IBM
Setup
Utility
vindt
u
informatie
over
uw
specifieke
model.
Zie
Hoofdstuk
2,
“Het
programma
IBM
BIOS
Setup
gebruiken”,
op
pagina
27.
Microprocessor
(verschilt
per
model)
v
Intel
®
Pentium
®
4
processor
met
HyperThreading
Technology
v
Intel
Pentium
4
processor
v
Intel
Celeron
®
processor
v
Interne
cache
(grootte
afhankelijk
van
modeltype)
Geheugen
©
Copyright
IBM
Corp.
2004
1
v
Ondersteuning
voor
voor
DDR
(double
data
rate)
DIMM’s
(dual
inline
memory
modules)
v
512
kB
flashgeheugen
voor
systeemprogramma’s
Interne
stations
v
3,5-inch,
1,44
MB
diskettestation
v
SATA
(Serial
Advanced
Technology
Attachment)
intern
vaste-schijfstation
v
EIDE
CD-station
of
DVD-station
(bepaalde
modellen)
Videosubsysteem
v
Geïntegreerde
grafische
controller
voor
een
VGA-beeldscherm
v
PCI
Express
(x16)
grafische
aansluiting
op
de
systeemplaat
Audiosubsysteem
v
AC’97
met
ADI
1981B
Audio
Codec
v
Lijningang
en
lijnuitgang
op
het
achterpaneel
v
Microfoon-
en
hoofdtelefoonaansluitingen
op
het
voorpaneel
Connectiviteit
v
10/100/1000
Mbps
geïntegreerde
Broadcom
Ethernet-controller
v
PCI
V.90
Data/Faxmodem
(sommige
modellen)
Voorzieningen
voor
systeembeheer
v
RPL
(Remote
Program
Load)
en
DHCP
(Dynamic
Host
Configuration
Protocol)
v
Wake
on
LAN
v
Wake
on
Ring
(in
het
programma
IBM
BIOS
Setup
heet
deze
voorziening
Serial
Port
Ring
Detect
voor
een
externe
modem)
v
Beheer
op
afstand
v
Opstartvolgorde
bij
automatisch
opstarten
v
System
Management
(SM)
BIOS
en
software
v
Mogelijkheid
tot
het
opslaan
van
de
resultaten
van
de
zelftest
bij
opstarten
(POST)
Input/output-voorzieningen
v
25-pens
ECP/EPP-aansluitingen
(Extended
Capabilities
Port/Extended
Parallel
Port)
v
Twee
9-pens
seriële
poorten
(bepaalde
modellen)
v
Acht
4-pens
USB-poorten
(twee
vooraan
en
zes
achterop)
v
PS/2-muisaansluiting
v
Aansluiting
voor
PS/2-toetsenbord
v
Ethernet-poort
v
VGA-beeldschermaansluiting
v
Twee
audio-aansluitingen
op
het
achterpaneel
(lijningang
en
lijnuitgang)
v
Tweer
audio-aansluitingen
op
het
voorpaneel
(hoofdtelefoon
en
microfoon)
v
IEEE
1394-aansluiting
(bepaalde
modellen)
Uitbreidingsmogelijkheden
v
Vier
stationsvakken
2
Handboek
voor
de
gebruiker
v
Twee
32-bits
PCI-adaptersleuven
(peripheral
component
interconnect)
v
Eén
PCI
Express
(x1)
adaptersleuf
v
Eén
PCI
Express
(x16)
sleuf
voor
een
grafische
kaart
Voeding
v
310
W
voedingseenheid
met
handmatige
voltageschakelaar
v
Automatische
instelling
invoerfrequentie
(50/60
Hz)
v
Advanced
Power
Management
v
Ondersteuning
voor
ACPI
(Advanced
Configuration
and
Power
Interface)
Beveiligingsvoorzieningen
v
Gebruikerswachtwoord
en
configuratiewachtwoord
v
Gebruikers-
en
beheerderswachtwoord
voor
het
vaste-schijfstation
(bepaalde
modellen)
v
Mogelijkheid
voor
gebruik
van
een
hangslot
v
Mogelijkheid
tot
het
toevoegen
van
een
geïntegreerd
kabelslot
v
Aanwezigheidsschakelaar
voor
kap
v
Instelbare
opstartvolgorde
v
Opstarten
zonder
diskettestation,
toetsenbord
of
muis
v
Werkstand
Onbewaakt
starten
v
Diskette-
en
vaste-schijfstationbesturing
v
I/O-besturing
van
seriële
en
parallelle
poort
v
Beveiligingsprofielen
per
apparaat
Door
IBM
vooraf
geïnstalleerde
software
Uw
computer
wordt
mogelijk
geleverd
met
een
set
vooraf
geïnstalleerde
software.
Deze
bestaat
uit
een
besturingssysteem,
stuurprogramma’s
voor
de
ingebouwde
voorzieningen
en
overige
ondersteunende
software.
Besturingssystemen
(vooraf
geïnstalleerd)
(varieert
per
modeltype)
Opmerking:
Deze
besturingssystemen
zijn
niet
in
alle
landen
beschikbaar.
v
Microsoft
Windows
XP
Home
v
Microsoft
Windows
XP
Professional
Gecertificeerde
of
geteste
besturingssystemen
1
Linux
1. De
besturingssystemen
die
hier
staan
genoemd,
worden
op
het
moment
dat
deze
publicatie
ter
perse
gaat,
onderworpen
aan
een
compatibiliteitstest
of
-certificering.
Ook
kan
IBM
na
het
verschijnen
van
dit
boekje
concluderen
dat
er
nog
meer
besturingssystemen
compatibel
zijn
met
deze
computer.
Deze
lijst
is
onderhevig
aan
wijzigingen.
Om
te
controleren
of
een
bepaald
besturingssysteem
is
gecertificeerd
voor
of
getest
op
compatibiliteit
kunt
u
de
website
van
de
fabrikant
van
dat
besturingssysteem
raadplegen.
Hoofdstuk
1.
Opties
installeren
3
Specificaties
In
dit
gedeelte
vindt
u
de
fysieke
specificaties
van
uw
computer.
Afmetingen
Hoogte:
146
mm
Breedte:
442
mm
Diepte:
401
mm
Gewicht
Minimumconfiguratie
bij
levering:
24
kg
Maximumconfiguratie:
31
kg
Omgevingsvoorwaarden
Luchttemperatuur:
Systeem
aan:
10°C
tot
35°C
Systeem
uit:
10°C
tot
43°C
Maximumhoogte:
2134
m
Opmerking:
De
maximumhoogte
van
2134
m
is
de
maximumhoogte
waarbij
de
opgegeven
lucht-
temperatuur
van
toepassing
is.
Wanneer
deze
hoogte
wordt
overschreden,
moet
de
lucht-
temperatuur
lager
zijn
dan
de
opgegeven
tempera-
tuur.
Luchtvochtigheid:
Systeem
aan:
8%
tot
80%
Systeem
uit:
8%
tot
80%
Elektrische
invoer
Invoerspanning:
Laag:
Minimum:
90
V
Maximum:
180
V
Invoerfrequentie:
47–53
Hz
Instelling
voltageschakelaar:
115
V
Hoog:
Minimum:
137
V
Maximum:
265
V
Invoerfrequentie:
57–63
Hz
Instelling
voltageschakelaar:
230
V
Opgenomen
vermogen
(bij
benadering):
Minimumconfiguratie
bij
levering:
0,09
kWatt
Maximumconfiguratie:
0,32
kWatt
Opmerking:
Stroomverbruik
en
warmte-afgifte
kun-
nen
variëren
en
zijn
afhankelijk
van
het
aantal
en
het
soort
geïnstalleerde
opties
en
de
gebruikte
optionele
functies
voor
energiebeheer.
Warmte-afgifte
(bij
benadering):
Minimumconfiguratie:
75
Watt
Maximumconfiguratie:
310
Watt
Luchtverplaatsing
Maximaal
ongeveer
1,13
kubieke
meter
per
minuut
Geluidsniveau
Gemiddelde
geluidsproductie:
Op
de
werkplek
(0,5
meter):
Niet
actief:
33
dBA
In
bedrijf:
35
dBA
Op
één
1
meter:
Niet
actief:
29
dBA
In
bedrijf:
31
dBA
Gedeclareerde
geluidslimiet:
Niet
actief:
4,3
bel
In
bedrijf:
4,4
bel
Opmerking:
Het
geluidsniveau
werd
vastgesteld
in
een
gecontroleerde
omgeving
volgens
de
procedures
van
American
National
Standards
Institute
(ANSI)
S12.10
en
ISO
7779
en
voldoet
aan
ISO
9296.
De
werkelijke
geluidsniveaus
kunnen
de
hier
genoemde
waarden
overtreffen
als
gevolg
van
reflecterend
geluid
en
andere
geluidsbronnen.
Het
gedeclareerde
geluidsniveau
is
een
limiet;
bij
de
meeste
computers
blijft
het
geluidsniveau
onder
deze
waarde.
4
Handboek
voor
de
gebruiker
Beschikbare
opties
Enkele
beschikbare
opties:
v
Externe
opties
Parallelle
apparaten,
zoals
printers
en
externe
stations
Seriële
apparaten,
zoals
externe
modems
en
digitale
camera’s
Audioapparatuur,
zoals
externe
luidsprekers
voor
het
geluidssysteem
USB-apparaten,
zoals
printers,
joysticks
en
scanners
Beveiligingsopties,
zoals
een
hangslot
of
een
kabelslot
Beeldschermen
v
Interne
opties
Systeem
geheugen,
ook
DIMM’s
(dual
in-line
memory
modules)
genoemd
PCI-adapters
(Peripheral
Component
Interconnect)
PCI
Express
(x1)
adapter
PCI
Express
(x16)
grafische
kaart
Interne
stations,
zoals:
-
CD-
of
DVD-
station
(bepaalde
modellen)
-
Vaste-schijfstation
-
Diskettestations
en
anderestations
voor
verwisselbare
media
Op
de
volgende
webpagina’s
vindt
u
de
meest
recente
informatie
over
de
beschik-
bare
opties:
v
http://www.ibm.com/pc/us/options/
v
http://www.ibm.com/pc/support/
U
kunt
ook
een
van
de
volgende
telefoonnummers
bellen:
v
In
de
Verenigde
Staten
belt
u
1-800-IBM-2YOU
(1-800-426-2968).
v
In
Canada
belt
u
1-800-565-3344
of
1-800-IBM-4YOU.
v
In
alle
overige
landen
neemt
u
contact
op
met
uw
IBM-leverancier
of
IBM-
vertegenwoordiger.
Benodigd
gereedschap
Als
u
bepaalde
opties
in
de
computer
wilt
installeren,
hebt
u
een
schroevendraaier
nodig.
Bij
een
aantal
opties
is
hiervoor
ook
nog
ander
gereedschap
vereist.
Raad-
pleeg
de
instructies
bij
de
optie.
Omgaan
met
apparaten
die
gevoelig
zijn
voor
statische
elektriciteit
Statische
elektriciteit
is
ongevaarlijk
voor
uzelf,
maar
kan
de
computeronderdelen
en
de
opties
zwaar
beschadigen.
Als
u
een
optie
installeert,
maak
de
antistatische
verpakking
ervan
dan
nooit
open
voordat
de
installatieaanwijzingen
u
hiertoe
opdracht
geven.
Neem
bij
het
omgaan
met
opties
en
computeronderdelen
de
volgende
voorzorgs-
maatregelen
in
acht
om
schade
door
statische
elektriciteit
te
voorkomen:
v
Beweeg
zo
min
mogelijk.
Door
beweging
kan
er
statische
elektriciteit
ontstaan.
v
Ga
voorzichtig
met
de
onderdelen
om.
Pak
adapters
en
geheugenmodules
bij
de
randen
vast.
Raak
nooit
onbeschermde
elektronische
componenten
aan.
Hoofdstuk
1.
Opties
installeren
5
v
Zorg
dat
ook
anderen
de
componenten
niet
aanraken.
v
Wanneer
u
een
nieuwe
optie
installeert,
houd
dan
de
antistatische
verpakking
met
de
optie
minstens
2
seconden
tegen
een
metalen
afdekplaatje
van
een
uitbreidingssleuf
of
een
ander
ongeverfd
metalen
oppervlak
op
de
computer.
Hiermee
vermindert
u
de
statische
lading
van
de
verpakking
en
van
uw
lichaam.
v
Installeer
zo
mogelijk
de
optie
direct
in
de
computer
zonder
deze
neer
te
leggen.
Als
u
de
optie
neer
moet
leggen
nadat
u
hem
uit
de
verpakking
hebt
gehaald,
leg
hem
dan
op
de
antistatische
verpakking
op
een
vlakke
ondergrond.
v
Leg
de
optie
niet
op
de
kap
van
de
computer
of
op
een
metalen
oppervlak.
6
Handboek
voor
de
gebruiker
Externe
opties
installeren
In
dit
gedeelte
worden
de
externe
aansluitingen
van
de
computer
beschreven.
Hierop
kunt
u
externe
opties
aansluiten,
zoals
externe
luidsprekers,
een
printer
of
een
scanner.
Voor
sommige
externe
opties
moet
u
aanvullende
software
installeren.
Als
u
een
externe
optie
installeert,
kunt
u
in
dit
gedeelte
zien
welke
aansluiting
u
moet
gebruiken.
Met
behulp
van
de
instructies
die
bij
het
externe
apparaat
zijn
geleverd,
kunt
u
dat
apparaat
vervolgens
aansluiten
en
de
vereiste
software
of
stuurprogramma’s
installeren.
De
plaats
van
de
aansluitingen
aan
de
voorkant
van
de
com-
puter
In
onderstaande
afbeelding
ziet
u
waar
de
aansluitingen
zich
aan
de
voorkant
van
de
computer
bevinden.
Opmerking:
Niet
alle
computermodellen
beschikken
over
de
volgende
aansluitin-
gen.
ThinkCentre
1
3
9
4
1IEEE
1394-aansluiting
4Microfoonaansluiting
2USB-poort
5Hoofdtelefoonaansluiting
3USB-poort
Hoofdstuk
1.
Opties
installeren
7
De
plaats
van
de
aansluitingen
aan
de
achterkant
van
de
com-
puter
In
onderstaande
afbeelding
ziet
u
waar
de
aansluitingen
zich
aan
de
achterkant
van
de
computer
bevinden.
1PCI-sleuven
9Diagnoselampjes
2PCI
Express
(x1)
sleuf
10Voedingsaansluiting
3PCI
Express
(x16)
sleuf
voor
grafische
kaart
11Audiolijnuitgang
4Ethernet-aansluiting
12Audiolijningang
5USB-poorten
13VGA-beeldschermaansluiting
6Muisaansluiting
14Seriële
poort
7Parallelle
poort
15Toetsenbordaansluiting
8Seriële
poort
(bepaalde
modellen)
16USB-poorten
Opmerking:
Sommige
aansluitingen
op
de
achterkant
van
de
computer
zijn
voor-
zien
van
een
kleurcode.
Dit
vergemakkelijkt
de
aansluiting
van
de
kabels.
8
Handboek
voor
de
gebruiker
Aansluiting
Beschrijving
Ethernet-poort
Hierop
kunt
u
een
Ethernet-kabel
voor
een
LAN
aansluiten.
Opmerking:
Om
de
computer
te
laten
voldoen
aan
de
FCC-
richtlijnen
dient
u
een
Ethernet-kabel
van
categorie
5
te
gebrui-
ken.
USB-poorten
Hierop
kunt
u
apparaten
aansluiten
waarvoor
een
USB-poort
(Universal
Serial
Bus)
vereist
is,
bijvoorbeeld
een
USB-scanner
of
een
USB-printer.
Als
u
meer
dan
zes
USB-apparaten
hebt,
kunt
u
een
USB-hub
aanschaffen
om
extra
USB-apparaten
aan
te
sluiten.
Muisaansluiting
Hierop
kunt
u
een
muis,
trackball
of
een
ander
aanwijsapparaat
aansluiten
dat
geschikt
is
voor
een
standaardmuisaansluiting.
Parallelle
poort
Wordt
gebruikt
voor
het
aansluiten
van
een
parallelle
printer,
een
parallelle
scanner
of
een
ander
apparaat
dat
gebruik
maakt
van
een
25-pens
parallelle
aansluiting.
Seriële
aansluitingen
Hierop
sluit
u
een
externe
modem,
een
seriële
printer
of
een
ander
apparaat
aan
dat
gebruikmaakt
van
een
9-pens
seriële
aansluiting.
Audiolijnuitgang
Via
deze
uitgang
worden
audiosignalen
van
de
computer
ver-
zonden
naar
externe
apparaten,
zoals
actieve
stereoluidsprekers
(luidsprekers
met
ingebouwde
versterker),
hoofdtelefoons,
multimediatoetsenborden
of
de
audiolijningang
van
een
stereo-
systeem
of
een
ander
extern
opnameapparaat.
Audiolijningang
Hiermee
kunt
u
audiosignalen
ontvangen
van
een
extern
audioapparaat,
zoals
een
stereo-installatie.
Als
u
een
extern
audioapparaat
aansluit,
verbindt
u
de
audiolijnuitgang
van
het
apparaat
met
een
kabel
met
de
audiolijningang
van
de
compu-
ter.
Toetsenbordaansluiting
Hierop
kunt
u
een
toetsenbord
aansluiten
dat
geschikt
is
voor
een
standaardtoetsenbordaansluiting.
Stuurprogramma’s
U
kunt
stuurprogramma’s
voor
besturingssystemen
die
niet
vooraf
geïnstalleerd
zijn,
vinden
op
http://www.ibm.com/pc/support/
op
internet.
Installatie-instruc-
ties
vindt
u
in
de
README-bestanden
van
de
stuurprogramma’s.
Hoofdstuk
1.
Opties
installeren
9
De
kap
verwijderen
Belangrijk:
Lees
eerst
“Belangrijke
veiligheidsinformatie”
op
pagina
v
en
“Omgaan
met
apparaten
die
gevoelig
zijn
voor
statische
elektriciteit”
op
pagina
5
voordat
u
de
kap
verwijdert.
U
verwijdert
de
kap
als
volgt:
1.
Sluit
het
besturingssysteem
af,
verwijder
eventueel
aanwezige
media
(diskettes,
CD’s
of
banden)
uit
de
stations
en
schakel
alle
aangesloten
apparaten
en
de
computer
uit.
2.
Haal
alle
stekkers
uit
het
stopcontact.
3.
Ontkoppel
alle
kabels
die
op
de
computer
zijn
aangesloten.
Dit
geldt
voor
net-
snoeren,
I/O-kabels
en
alle
andere
op
de
computer
aangesloten
kabels.
4.
Druk
op
de
knoppen
aan
de
zijkanten
van
de
computer
en
kantel
de
achter-
zijde
van
de
kap
omhoog
en
naar
de
voorzijde
van
de
computer.
T
h
in
k
C
e
n
tre
10
Handboek
voor
de
gebruiker
De
plaats
van
componenten
In
onderstaande
afbeelding
kunt
u
zien
waar
de
verschillende
onderdelen
zich
bevinden.
*XXXXXXXXX*
*XXXXXXXXX*
1Voedingseenheid
5PCI
Express
(x16)
sleuf
voor
grafische
kaart
2DIMM’s
6Batterij
3PCI
Express
(x1)
sleuf
7Microprocessor
en
koelelement
4PCI-sleuf
Onderdelen
van
de
systeemplaat
De
systeemplaat,
ook
wel
het
moederbord
genoemd,
is
de
hoofdprintplaat
in
de
computer.
De
systeemplaat
zorgt
voor
de
uitvoering
van
alle
basisfuncties
en
ondersteunt
daarnaast
een
verscheidenheid
aan
apparaten.
Dit
geldt
zowel
voor
apparaten
die
vooraf
in
de
fabriek
zijn
geïnstalleerd
als
voor
apparaten
die
u
op
een
later
tijdstip
zelf
installeert.
Hoofdstuk
1.
Opties
installeren
11
In
de
onderstaande
afbeelding
ziet
u
de
plaats
van
de
onderdelen
op
de
systeem-
plaat.
1
12V
voedingsaansluiting
13SATA
2-aansluiting
2
Aansluiting
diskettestation
14SATA
1-aansluiting
3
Luidsprekeraansluiting
15Aansluiting
voor
aanwezigheids-
schakelaar
kap
4
DIMM-aansluiting
4
16Voedingsaansluiting
5
DIMM-aansluiting
3
17PCI
Express
(x16)
sleuf
voor
grafische
kaart
6
DIMM-aansluiting
2
18PCI
Express
(x1)
sleuf
7
DIMM-aansluiting
1
19
PCI-sleuf
2
8
Jumper
voor
Wissen
CMOS/Herstel
20PCI-sleuf
1
9
Aansluiting
voorpaneel
21Batterij
10PATA
IDE-aansluiting
22Microprocessor
11SATA
4-aansluiting
23Aansluiting
microprocessorventilator
12SATA
3-aansluiting
24Koelelement
microprocessor
Geheugen
installeren
De
computer
beschikt
over
vier
aansluitingen
waarin
u
DIMM’s
(dual
inline
memory
modules)
kunt
plaatsen,
waardoor
u
het
systeemgeheugen
kunt
uitbreiden
tot
maximaal
4
GB.
Het
systeemgeheugen
is
verdeeld
over
twee
kanalen
(A
en
B).
DIMM-aansluitingen
1
en
2
vormen
kanaal
A
en
DIMM-aansluitingen
3
en
4
vormen
kanaal
B.
Als
er
in
beide
kanalen
DIMM’s
aanwezig
zijn,
werkt
de
computer
in
de
werkstand
Dual
Channel.
12
Handboek
voor
de
gebruiker
De
computer
werkt
met
ofwel
DDR-
(double
data
rate),
ofwel
DDR2-geheugen
(double
data
rate
2).
Welk
geheugen
er
nodig
is,
hangt
af
van
de
systeemplaat
die
in
uw
computer
is
geïnstalleerd.
1.
Verwijder
de
kap.
Zie
“De
kap
verwijderen”
op
pagina
10.
2.
Kijk
waar
de
DIMM-aansluitingen
zich
bevinden.
Zie
“Onderdelen
van
de
systeemplaat”
op
pagina
11.
v
Als
de
twee
DIMM-aansluitingen
die
zich
het
dichtst
bij
de
rand
van
de
systeemplaat
bevinden
GEEL
zijn,
werkt
de
systeemplaat
met
DDR-geheu-
gen.
DDR
DIMM’s
zijn
184-pens,
2,5
V
en
kunnen
worden
gebruikt
in
elke
combinatie
van
128
MB,
256
MB,
512
MB
en
1
GB.
v
Als
de
twee
DIMM-aansluitingen
die
zich
het
dichtst
bij
de
rand
van
de
systeemplaat
bevinden
GROEN
zijn,
werkt
de
systeemplaat
met
DDR2-
geheugen.
DDR2
DIMM’s
zijn
240-pens,
1,8
V
en
kunnen
worden
gebruikt
in
elke
combinatie
van
256
MB,
512
MB
en
1
GB.
Opmerking:
Welk
type
geheugen
u
moet
gebruiken,
staat
in
de
vorm
van
tekst
aangegeven
in
de
buurt
van
het
IBM-logo
op
de
systeem-
plaat.
U
installeert
een
DIMM
als
volgt:
1.
Verwijder
de
kap.
Zie
“De
kap
verwijderen”
op
pagina
10.
2.
Mogelijk
moet
u
eerst
een
adapter
verwijderen
voordat
u
bij
de
DIMM-sleuven
kunt
komen.
Zie
“Adapters
installeren”
op
pagina
14.
3.
Draai
de
stationhouder
omhoog
om
bij
de
systeemplaat
te
kunnen.
*XXXXXXXXX*
*XXXXXXXXX*
4.
Voor
de
plaats
van
de
DIMM-aansluitingen.
Zie
“Onderdelen
van
de
systeemplaat”
op
pagina
11.
Hoofdstuk
1.
Opties
installeren
13
5.
Open
de
klemmetjes.
6.
Zorg
dat
de
uitsparingen
in
de
DIMM
op
één
lijn
liggen
met
de
nokjes
op
de
aansluiting.
Duw
de
DIMM
voorzichtig
naar
beneden
tot
de
klemmetjes
vast-
klikken.
Volgende
stappen:
v
Als
u
met
een
andere
optie
wilt
werken,
gaat
u
naar
het
desbetreffende
gedeelte.
v
Als
u
de
installatie
wilt
voltooien,
gaat
u
naar
“De
kap
terugplaatsen
en
de
kabels
aansluiten”
op
pagina
26.
Adapters
installeren
In
dit
gedeelte
leest
u
hoe
u
adapters
kunt
installeren
of
verwijderen.
De
computer
heeft
twee
uitbreidingssleuf
voor
PCI-adapters,
één
sleuf
voor
een
PCI
Express
(x1)
adapter
en
één
sleuf
voor
een
PCI
Express
(x16)
grafische
kaart.
U
kunt
in
PCI-
sleuf
1
en
PCI-sleuf
2
adapters
installeren
met
een
lengte
van
maximaal
340
mm.
U
installeert
als
volgt
een
adapter:
1.
Verwijder
de
kap.
Zie
“De
kap
verwijderen”
op
pagina
10.
14
Handboek
voor
de
gebruiker
2.
Draai
de
stationhouder
omhoog
om
bij
de
systeemplaat
te
kunnen.
*XXXXXXXXX*
*XXXXXXXXX*
3.
Open
de
klem
voor
de
afdekplaatjes
en
verwijder
het
afdekplaatje
van
de
gewenste
kaartsleuf.
*XXXXXXXXX*
*XXXXXXXXX*
4.
Haal
de
adapter
uit
de
antistatische
verpakking.
5.
Installeer
de
adapter
in
de
juiste
sleuf
op
de
systeemplaat.
Hoofdstuk
1.
Opties
installeren
15
6.
Sluit
de
klem
voor
de
afdekplaatjes.
*XXXXXXXXX*
*XXXXXXXXX*
Volgende
stappen:
v
Als
u
met
een
andere
optie
wilt
werken,
gaat
u
naar
het
desbetreffende
gedeelte.
v
Als
u
de
installatie
wilt
voltooien,
gaat
u
naar
“De
kap
terugplaatsen
en
de
kabels
aansluiten”
op
pagina
26.
Interne
stations
installeren
In
deze
paragraaf
leest
u
hoe
u
interne
stations
kunt
installeren
of
verwijderen.
Interne
stations
zijn
apparaten
waarmee
de
computer
gegevens
leest
en
opslaat.
U
kunt
extra
stations
in
de
computer
installeren
om
de
opslagcapaciteit
uit
te
breiden
of
om
de
computer
geschikt
te
maken
voor
het
lezen
van
andere
typen
media.
De
volgende
typen
stations
zijn
beschikbaar:
v
SATA
(Serial
Advanced
Technology
Attachment)
vaste-schijfstation
v
Parallelle
ATA
vaste-schijfstations
v
CD-stations
of
DVD-stations
v
Bandstations
v
Stations
voor
verwisselbare
media
Opmerking:
Deze
andere
stations
worden
ook
wel
IDE-stations
genoemd
(IDE
=
integrated
drive
electronics).
Interne
stations
worden
geïnstalleerd
in
vakken.
In
dit
boek
wordt
gesproken
van
vak
1,
vak
2
enzovoort.
Wanneer
u
een
intern
station
installeert,
moet
u
er
goed
op
letten
of
het
vak
dat
u
daarvoor
wilt
gebruiken
geschikt
is
voor
het
desbetreffende
type
en
formaat
sta-
tion.
Zorg
ook
dat
de
interne
stationskabels
goed
worden
aangesloten
op
het
geïnstalleerde
station.
16
Handboek
voor
de
gebruiker
Stationsspecificaties
De
computer
wordt
geleverd
met
de
volgende
door
IBM
geïnstalleerde
stations:
v
Een
3,5-inch
diskettestation
in
vak
1.
v
Een
CD-
of
DVD-station
in
vak
2
(bepaalde
modellen)
v
Een
3,5-inch
vaste-schijfstation
in
vak
4
Alle
vakken
waarin
geen
station
is
geïnstalleerd,
zijn
bedekt
met
een
metalen
plaatje
en
een
kunststof
afdekplaatje.
In
onderstaande
afbeelding
ziet
u
waar
de
stationsvakken
zich
bevinden.
Hieronder
ziet
u
een
overzicht
van
de
stations
die
u
in
de
vakken
kunt
installeren:
1Vak
1
-
Maximumhoogte:
25,8
mm
(1
inch)
3,5-inch
diskettestation
(vooraf
geïnstal-
leerd)
2Vak
2
-
Maximumhoogte:
43,0
mm
(1,7
inch)
CD-station
of
DVD-station
(vooraf
geïnstalleerd
in
sommige
modellen)
5,25-inch
vaste-schijfstation
3Vak
3
-
Maximumhoogte:
43,0
mm
(1
inch)
5,25-inch
vaste-schijfstation
3,5-inch
vaste-schijfstation
(montage-
beugel
vereist)
CD-station
DVD-station
4Vak
4
-
Maximumhoogte:
25,8
mm
(1
inch)
3,5-inch
vaste-schijfstation
(vooraf
geïnstalleerd)
Opmerkingen:
1.
Stations
die
hoger
zijn
dan
43
cm
kunnen
niet
worden
geïnstalleerd.
2.
Installeer
verwisselbare
media
(banden
of
CD’s)
in
een
van
buitenaf
bereikbaar
vak
(vak
2
of
3).
Een
station
installeren
U
kunt
als
volgt
een
intern
station
installeren:
1.
Verwijder
de
kap.
Zie
“De
kap
verwijderen”
op
pagina
10.
2.
Als
de
computer
een
CD-
of
DVD-station
heeft,
moet
u
wellicht
de
signaal-
en
voedingskabels
verwijderen
uit
het
station.
Hoofdstuk
1.
Opties
installeren
17
3.
Als
het
station
dat
u
installeert,
is
bedoeld
voor
een
verwisselbaar
medium,
verwijdert
u
het
afdekplaatje
van
het
vak
in
de
frontplaat.
4.
Verwijder
vervolgens
het
metalen
plaatje
van
het
stationsvak
door
het
met
een
schroevendraaier
voorzichtig
los
te
wrikken.
5.
Zorg
dat
het
station
dat
u
installeert
juist
is
ingesteld
als
master-
dan
wel
slave-
apparaat.
Opmerking:
Een
serieel
ATA
vaste-schijfstation
hoeft
niet
als
master-
of
slavestation
worden
ingesteld.
v
Als
het
station
het
eerste
CD-
of
DVD-station
is,
stelt
u
het
in
als
master-
apparaat.
v
Als
het
station
een
extra
CD-
of
DVD-station
is,
stelt
u
het
in
als
een
slave-
apparaat.
v
Als
het
station
een
extra
parallel
of
ATA
vaste-schijfstation
is,
stelt
u
het
in
als
een
slave-apparaat.
Raadpleeg
voor
informatie
over
de
master/slave-jumper
de
documentatie
bij
het
station.
6.
Installeer
een
beugel
aan
de
zijkant
van
het
station.
18
Handboek
voor
de
gebruiker
7.
Schuif
het
station
in
het
vak
totdat
het
op
zijn
plaats
vastklikt.
*XXXXXXXXX*
*XXXXXXXXX*
8.
Voor
een
vaste-schijfstation
zijn
twee
kabels
nodig;
een
voedingskabel
om
aan
te
sluiten
op
de
voedingseenheid
en
een
signaalkabel
om
aan
te
sluiten
op
de
systeemplaat.
v
Voor
een
parallel
ATA
vaste-schijfstation
is
een
voedingskabel
met
vier
aders
nodig.
v
Voor
een
serieel
ATA
vaste-schijfstation
is
een
voedingskabel
met
vijf
aders
nodig.
De
stappen
voor
het
aansluiten
van
een
station
zijn
verschillend
per
type
aan
te
sluiten
station.
Gebruik
een
van
de
volgende
procedures
voor
het
aansluiten
van
het
station.
Aansluiten
van
het
eerste
CD-
of
DVD-station
1.
Zoek
de
signaalkabel
met
drie
stekkers
die
is
meegeleverd
met
de
computer
of
het
nieuwe
station.
2.
Zoek
de
PATA
IDE-aansluiting
op
de
systeemplaat.
Zie
“Onderdelen
van
de
systeemplaat”
op
pagina
11.
3.
Sluit
het
ene
uiteinde
van
de
signaalkabel
aan
op
het
station
en
sluit
het
andere
uiteinde
aan
op
de
PATA
IDE-aansluiting
op
de
systeemplaat.
U
voorkomt
elek-
tronische
ruis
door
alleen
de
stekkers
aan
de
uiteinden
van
de
kabel
te
gebrui-
ken.
Hoofdstuk
1.
Opties
installeren
19
4.
De
computer
heeft
extra
voedingsaansluitingen
voor
aanvullende
stations.
Ver-
bind
een
voedingsaansluiting
met
het
station.
Een
extra
CD-station,
DVD-station
of
parallel
vaste-schijfstation
aansluiten
1.
Zoek
de
PATA
IDE-aansluiting
op
de
systeemplaat
en
de
signaalkabel
met
drie
stekkers.
Zie
“Onderdelen
van
de
systeemplaat”
op
pagina
11.
2.
Sluit
de
extra
stekker
van
de
signaalkabel
aan
op
het
nieuwe
station.
3.
De
computer
heeft
extra
voedingsaansluitingen
voor
aanvullende
stations.
Ver-
bind
een
voedingsaansluiting
met
het
station.
Een
serieel
ATA-vaste-schijfstation
aansluiten
Een
serieel
vaste-schijfstation
kan
worden
aangesloten
op
elke
beschikbare
SATA-
aansluiting.
1.
Zorg
dat
u
de
bij
het
nieuwe
station
geleverde
signaalkabel
bij
de
hand
hebt.
2.
Zoek
een
beschikbare
SATA-aansluiting
op
de
systeemplaat.
Zie
“Onderdelen
van
de
systeemplaat”
op
pagina
11.
3.
Sluit
het
ene
uiteinde
van
de
signaalkabel
aan
op
het
station
en
sluit
het
andere
uiteinde
aan
op
een
beschikbare
SATA-aansluiting
op
de
systeemplaat.
4.
De
computer
heeft
extra
voedingsaansluitingen
voor
aanvullende
stations.
Ver-
bind
een
voedingsaansluiting
met
het
station.
Volgende
stappen
v
Als
u
met
een
andere
optie
wilt
werken,
gaat
u
naar
het
desbetreffende
gedeelte.
v
Als
u
de
installatie
wilt
voltooien,
gaat
u
naar
“De
kap
terugplaatsen
en
de
kabels
aansluiten”
op
pagina
26.
Installatie
van
beveiligingsvoorzieningen.
Om
diefstal
en
onbevoegd
gebruik
van
de
computer
te
voorkomen,
kunt
u
gebruik
maken
van
diverse
beveiligingssloten.
In
de
volgende
gedeelten
ziet
u
welke
typen
sloten
beschikbaar
zijn
voor
uw
computer
en
hoe
u
ze
kunt
installeren.
Naast
het
aanbrengen
van
sloten
kunt
u
onbevoegd
gebruik
van
software
voorkomen
door
het
toetsenbord
met
software
te
vergrendelen
totdat
een
correct
wachtwoord
wordt
getypt.
Zorg
dat
de
beveiligingskabels
die
u
aanbrengt
geen
verbindingen
van
computer-
kabels
onderbreken.
20
Handboek
voor
de
gebruiker
Beveiligingssloten
In
onderstaande
afbeelding
ziet
u
waar
de
beveiligingssloten
aan
de
achterkant
van
de
computer
zich
precies
bevinden.
1
Oog
voor
hangslot
2
Geïntegreerd
kabelslot
Hoofdstuk
1.
Opties
installeren
21
Oog
voor
hangslot
De
computer
is
uitgerust
met
een
oog
voor
een
hangslot.
Met
een
dergelijk
slot
kan
worden
voorkomen
dat
de
kap
wordt
verwijderd.
®®
22
Handboek
voor
de
gebruiker
Geïntegreerd
kabelslot
Met
een
geïntegreerd
kabelslot
(ook
wel
Kensington-slot
genoemd)
kunt
u
de
com-
puter
aan
een
bureau,
tafel
of
ander
vast
voorwerp
vastleggen.
Het
kabelslot
wordt
bevestigd
in
een
uitsparing
aan
de
achterkant
van
de
computer
en
wordt
met
een
sleutel
geopend
en
gesloten.
Dit
is
hetzelfde
type
kabelslot
dat
ook
voor
veel
notebook-computers
wordt
gebruikt.
Kabelsloten
kunnen
rechtstreeks
bij
IBM
wor-
den
besteld.
Ga
naar
http://www.pc.ibm.com/support
en
zoek
op
Kensington.
®®
Wachtwoorden
Om
onbevoegd
gebruik
van
de
computer
te
verhinderen,
kunt
u
met
het
pro-
gramma
IBM
Setup
Utility
een
wachtwoord
instellen.
Zie
“Wachtwoorden”
op
pagina
27.
Volgende
stappen:
v
Als
u
met
een
andere
optie
wilt
werken,
gaat
u
naar
het
desbetreffende
gedeelte.
v
Als
u
de
installatie
wilt
voltooien,
gaat
u
naar
“De
kap
terugplaatsen
en
de
kabels
aansluiten”
op
pagina
26.
Hoofdstuk
1.
Opties
installeren
23
De
batterij
vervangen
De
computer
heeft
een
speciaal
geheugen
voor
de
datum,
de
tijd
en
de
instellingen
voor
de
ingebouwde
voorzieningen,
zoals
configuratie
van
de
parallelle
poort.
Door
middel
van
een
batterij
blijft
deze
informatie
ook
bewaard
nadat
u
de
com-
puter
hebt
uitgezet.
Normaliter
hoeft
u
geen
aandacht
te
besteden
aan
de
batterij
en
hoeft
u
deze
ook
niet
op
te
laden.
Een
batterij
gaat
echter
niet
eeuwig
mee.
Als
de
batterij
leeg
raakt,
gaan
de
datum,
tijd
en
configuratiegegevens
(waaronder
ook
de
wachtwoorden)
verloren.
Er
verschijnt
dan
een
foutmelding
wanneer
u
de
computer
aanzet.
Raadpleeg
“Kennisgeving
lithiumbatterij”
op
pagina
x
voor
meer
informatie
over
het
vervangen
en
weggooien
van
de
batterij.
U
vervangt
de
batterij
als
volgt:
1.
Zet
de
computer
en
alle
randapparatuur
uit.
2.
Verwijder
de
kap.
Zie
“De
kap
verwijderen”
op
pagina
10.
3.
Kijk
waar
de
batterij
zich
bevindt.
Zie
“Onderdelen
van
de
systeemplaat”
op
pagina
11.
4.
Verwijder,
indien
nodig,
adapters
die
de
toegang
tot
de
batterij
verhinderen.
Zie
“Adapters
installeren”
op
pagina
14.
5.
Verwijder
de
oude
batterij.
6.
Installeer
de
nieuwe
batterij.
7.
Als
u
adapters
hebt
verwijderd
om
toegang
te
krijgen
tot
de
batterij,
plaats
die
dan
weer
terug.
Zie
“Adapters
installeren”
op
pagina
14
voor
instructies
voor
het
terugplaatsen
van
adapters.
8.
Zet
de
kap
terug
en
sluit
het
netsnoer
weer
aan.
Zie
“De
kap
terugplaatsen
en
de
kabels
aansluiten”
op
pagina
26.
Opmerking:
Wanneer
de
computer
voor
de
eerste
keer
wordt
aangezet
nadat
de
batterij
is
vervangen,
kan
er
een
foutbericht
worden
afge-
beeld.
Dit
is
normaal
na
het
vervangen
van
de
batterij.
9.
Zet
de
computer
en
alle
randapparatuur
aan.
10.
Gebruik
het
programma
IBM
Setup
Utility
(of
IBM
BIOS
Setup)
om
de
datum,
de
tijd
en
de
wachtwoorden
in
te
stellen.
Zie
Hoofdstuk
2,
“Het
programma
IBM
BIOS
Setup
gebruiken”,
op
pagina
27.
24
Handboek
voor
de
gebruiker
Een
vergeten
wachtwoord
wissen
(CMOS
wissen)
Dit
gedeelte
heeft
betrekking
op
vergeten
of
verloren
wachtwoorden.
Meer
infor-
matie
over
vergeten
wachtwoorden
vindt
u
in
Access
IBM
op
het
bureaublad.
Een
vergeten
wachtwoord
wissen:
1.
Zet
de
computer
en
alle
randapparatuur
uit.
2.
Verwijder
de
kap.
Zie
“De
kap
verwijderen”
op
pagina
10.
3.
Zoek
de
jumper
voor
het
wissen
van
CMOS/BIOS
op
de
systeemplaat.
Zie
“Onderdelen
van
de
systeemplaat”
op
pagina
11.
4.
Als
u
om
bij
de
jumper
voor
het
wissen
van
CMOS/BIOS
te
kunnen
adapters
moet
verwijderen,
raadpleegt
u
“Adapters
installeren”
op
pagina
14.
5.
Verzet
de
jumper
van
de
standaardpositie
(pennetje
1
en
2)
naar
de
positie
voor
onderhoud
of
configuratie
(pennetje
2
en
3).
6.
Plaats
de
kap
terug
en
sluit
het
netsnoer
aan.
Zie
“De
kap
terugplaatsen
en
de
kabels
aansluiten”
op
pagina
26.
7.
Zet
de
computer
weer
aan
en
wacht
ongeveer
tien
seconden.
Zet
de
computer
weer
uit
door
de
aan/uit-schakelaar
ongeveer
5
seconden
in
te
drukken.
De
computer
gaat
uit.
8.
Herhaal
stappen
2
tot
en
met
4
op
pagina
25..
9.
Zet
de
jumper
terug
in
de
standaardpositie
(pennetje
1
en
2).
10.
Plaats
de
kap
terug
en
sluit
het
netsnoer
aan.
Zie
“De
kap
terugplaatsen
en
de
kabels
aansluiten”
op
pagina
26.
Hoofdstuk
1.
Opties
installeren
25
De
kap
terugplaatsen
en
de
kabels
aansluiten
Nadat
u
met
de
opties
van
de
computer
hebt
gewerkt,
installeert
u
eventueel
ver-
wijderde
onderdelen
weer,
plaatst
u
de
kap
terug
en
sluit
u
alle
losgekoppelde
kabels
weer
aan,
inclusief
netsnoeren
en
telefoonlijnen.
Daarnaast
kan
het,
afhanke-
lijk
van
de
optie
die
is
geïnstalleerd,
nodig
zijn
om
te
bevestigen
dat
de
bijge-
werkte
informatie
in
het
programma
IBM
BIOS
Setup
correct
is.
Voer
de
volgende
stappen
uit:
1.
Controleer
of
alle
componenten
weer
op
de
juiste
manier
in
de
computer
zijn
teruggeplaatst
en
of
alle
losse
schroeven
en
stukken
gereedschap
uit
de
compu-
ter
zijn
verwijderd.
2.
Laat
de
stationshouder
zakken.
3.
Zorg
dat
er
geen
kabels
in
de
weg
zitten
die
het
terugplaatsen
van
de
kap
ver-
hinderen.
4.
Plaats
de
kap
op
het
chassis
en
kantel
hem
neer
over
de
computer
totdat
hij
op
zijn
plaats
vastklikt.
5.
Sluit
de
externe
kabels
en
snoeren
weer
op
de
computer
aan.
Zie
“Externe
opties
installeren”
op
pagina
7.
6.
Hoe
u
de
configuratie
bijwerkt,
leest
u
in
Hoofdstuk
2,
“Het
programma
IBM
BIOS
Setup
gebruiken”,
op
pagina
27.
26
Handboek
voor
de
gebruiker
Hoofdstuk
2.
Het
programma
IBM
BIOS
Setup
gebruiken
Het
programma
IBM
BIOS
Setup
(of
IBM
Setup
Utility)
is
opgeslagen
in
het
EEPROM
(Electrically
Erasable
Programmable
Read-Only
Memory)
van
uw
com-
puter.
U
kunt
het
programma
IBM
BIOS
Setup
gebruiken
om
de
configuratie
van
de
computer
te
bekijken
en
te
wijzigen,
ongeacht
het
besturingssysteem
dat
u
gebruikt.
De
instellingen
die
u
kiest
in
uw
besturingssysteem
kunnen
eventuele
vergelijkbare
instellingen
in
het
programma
IBM
BIOS
Setup
echter
overschrijven.
Het
programma
IBM
BIOS
Setup
starten
Om
het
programma
IBM
Setup
te
starten,
doet
u
het
volgende:
1.
Als
de
computer
al
aanstaat
op
het
moment
dat
u
deze
procedure
wilt
begin-
nen,
sluit
u
het
besturingssysteem
af
en
zet
u
de
computer
uit.
2.
Houd
de
toets
F1
ingedrukt
terwijl
u
de
computer
aanzet.
Als
u
een
aantal
geluidssignalen
hoort,
laat
u
de
F1-toets
weer
los.
Opmerking:
Als
er
een
gebruikerswachtwoord
of
configuratiewachtwoord
is
ingesteld,
wordt
het
menu
van
het
programma
IBM
Setup
pas
afgebeeld
nadat
u
het
wachtwoord
hebt
getypt.
Zie
“Wachtwoor-
den”.
Het
programma
IBM
BIOS
Setup
kan
automatisch
worden
gestart
als
er
bij
de
POST
(zelftest)
wordt
ontdekt
dat
er
hardware
is
geïnstalleerd
of
verwijderd.
Instellingen
bekijken
en
wijzigen
Het
menu
van
het
programma
IBM
BIOS
Setup
bestaat
uit
een
lijst
met
systeem-
configuratie-opties.
Voor
het
programma
IBM
BIOS
Setup
moet
u
het
toetsenbord
gebruiken.
Welke
toetsen
worden
gebruikt
om
de
verschillende
taken
uit
te
voeren,
wordt
onder
aan
elk
scherm
afgebeeld.
Wachtwoorden
Met
het
programma
IBM
Setup
Utility
kunt
u
wachtwoorden
instellen
om
te
voor-
komen
dat
onbevoegden
toegang
krijgen
tot
uw
computer
en
gegevens.
De
vol-
gende
soorten
wachtwoorden
zijn
beschikbaar:
v
Gebruikerswachtwoord
v
Configuratiewachtwoord
v
Gebruikerswachtwoord
voor
IDE-station
v
Master-wachtwoord
voor
IDE-station
Om
de
computer
te
kunnen
gebruiken
is
het
niet
noodzakelijk
dat
u
een
wacht-
woord
instelt.
Als
u
echter
besluit
een
wachtwoord
in
te
stellen,
lees
dan
de
vol-
gende
paragrafen.
Overwegingen
ten
aanzien
van
wachtwoorden
Als
u
besluit
een
wachtwoord
in
te
stellen,
lees
dan
de
volgende
paragrafen
aan-
dachtig
door
en
zorg
dat
u
die
begrijpt:
©
Copyright
IBM
Corp.
2004
27
v
Als
u
een
onjuist
wachtwoord
invoert,
verschijnt
er
een
foutmelding.
Als
u
drie
maal
achter
elkaar
een
onjuist
wachtwoord
opgeeft,
moet
u
de
computer
uitzet-
ten
en
opnieuw
opstarten.
v
Als
u
hetzelfde
wachtwoord
opgeeft
als
gebruikerswachtwoord
en
als
gebruikerswachtwoord
voor
een
IDE-station,
hoeft
u
het
wachtwoord
maar
één
keer
op
te
geven
als
u
de
computer
inschakelt.
v
Verplaats
een
IDE-vaste-schijfstation
met
een
gebruikerswachtwoord
niet
naar
een
andere
computer,
tenzij
die
computer
dat
gebruikerswachtwoord
voor
IDE-
station
ook
ondersteunt.
v
Als
uw
computer
deel
uitmaakt
van
een
LAN
(local
area
network),
werkt
de
functie
Wake
on
LAN
niet
tenzij
u
hetzelfde
wachtwoord
hebt
ingesteld
als
gebruikerswachtwoord
en
als
gebruikerswachtwoord
voor
IDE-station.
Systeemwachtwoord
Als
er
een
gebruikerswachtwoord
is
ingesteld,
wordt
de
gebruiker
elke
keer
als
hij
de
computer
inschakelt,
gevraagd
dat
wachtwoord
op
te
geven.
De
computer
kan
pas
worden
gebruikt
als
het
juiste
wachtwoord
via
het
toetsenbord
is
opgegeven.
Configuratiewachtwoord
Het
configuratiewachtwoord
voorkomt
dat
de
instellingen
in
het
programma
IBM
BIOS
Setup
door
onbevoegden
worden
gewijzigd.
Als
u
verantwoordelijk
bent
voor
de
instellingen
van
diverse
computers,
is
het
verstandig
met
een
configuratie-
wachtwoord
te
werken.
Als
er
een
configuratiewachtwoord
is
ingesteld,
verschijnt
er
iedere
keer
dat
u
het
programma
IBM
BIOS
Setup
wilt
starten
een
wachtwoordaanwijzing.
Als
u
zowel
een
systeem-
als
een
configuratiewachtwoord
hebt
ingesteld,
kunt
u
een
van
beide
wachtwoorden
opgeven.
Als
u
echter
van
plan
bent
uw
configuratie-
instellingen
te
wijzigen,
moet
u
het
configuratiewachtwoord
opgeven.
Gebruikerswachtwoord
IDE-station
Met
het
gebruikerswachtwoord
voor
IDE-station
beschermt
u
de
gegevens
op
de
IDE-vaste-schijfstation(s).
Als
dit
wachtwoord
is
ingesteld,
wordt
u
gevraagd
het
op
te
geven
voordat
u
een
vaste-schijfstation
kunt
gebruiken.
Deze
aanwijzing
ver-
schijnt
elke
keer
dat
u
de
computer
aanzet.
Als
de
computer
meer
dan
één
vaste-
schijfstation
heeft,
moeten
deze
allemaal
hetzelfde
wachtwoord
hebben.
Attentie
Als
er
wel
gebruikerswachtwoord
voor
IDE-station
is
ingesteld,
maar
geen
master-wachtwoord
voor
IDE-station,
bestaat
er
geen
herstelprocedure
in
het
geval
het
gebruikerswachtwoord
voor
IDE-station
verloren
gaat.
In
dat
geval
moet
het
vaste-schijfstation
worden
vervangen.
Zie
“Master-wachtwoord
voor
IDE-station”.
Master-wachtwoord
voor
IDE-station
Het
master-wachtwoord
voor
IDE-station
wordt
gebruikt
in
het
geval
het
gebruikerswachtwoord
voor
IDE-station
verloren
gaat.
Alleen
degene
die
het
mas-
ter-wachtwoord
voor
IDE-station
kent,
kan
het
gebruikerswachtwoord
voor
IDE-
station
opnieuw
instellen.
28
Handboek
voor
de
gebruiker
Attentie
Berg
het
master-wachtwoord
voor
IDE-station
veilig
op.
Als
zowel
het
mas-
ter-wachtwoord
voor
IDE-station
als
het
gebruikerswachtwoord
voor
IDE-sta-
tion
verloren
gaan,
moet
het
IDE-vaste-schijfstation
worden
vervangen.
Als
u
zowel
het
master-wachtwoord
voor
IDE-station
als
het
gebruikers-
wachtwoord
voor
IDE-station
wilt
instellen,
moet
u
eerst
het
master-wachtwoord
voor
IDE
station
instellen
en
pas
daarna
het
gebruikerswachtwoord
voor
IDE-sta-
tion.
Een
wachtwoord
instellen,
wijzigen
of
wissen
U
kunt
een
wachtwoord
als
volgt
instellen,
wijzigen
of
wissen:
Opmerking:
U
kunt
elke
combinatie
van
maximaal
zeven
tekens
(A-Z,
a-z
en
0-9)
gebruiken.
1.
Start
het
programma
IBM
BIOS
Setup
(zie
“Het
programma
IBM
BIOS
Setup
starten”
op
pagina
27).
2.
In
het
menu
van
het
programma
IBM
BIOS
Setup
selecteert
u
Security.
3.
Selecteer
Set
Passwords.
Bekijk
de
informatie
die
aan
de
rechterkant
van
het
scherm
wordt
afgebeeld.
Security
Profile
by
Device
gebruiken
Security
Profile
by
Device
wordt
gebruikt
om
het
de
gebruiker
mogelijk
of
onmo-
gelijk
te
maken
om
met
de
volgende
apparaten
te
werken:
IDE-controller
Als
deze
voorziening
is
ingesteld
op
Disable,
worden
alle
appara-
ten
die
zijn
aangesloten
op
de
IDE-controller
(bijvoorbeeld
de
vaste
schijf
of
het
CD-ROM-station)
uitgeschakeld
en
niet
weerge-
geven
in
de
systeemconfiguratie.
Diskette
Drive
Access
Als
deze
voorziening
is
ingesteld
op
Disabled,
is
het
diskette-
station
niet
toegankelijk.
Diskette
Write
Protect
Als
deze
voorziening
is
ingesteld
op
Enable,
worden
alle
diskettes
behandeld
alsof
ze
tegen
schrijven
zijn
beschermd.
Voor
het
instellen
van
Security
Profile
by
Device,
gaat
u
als
volgt
te
werk:
1.
Start
het
programma
IBM
BIOS
Setup
(zie
“Het
programma
IBM
BIOS
Setup
starten”
op
pagina
27).
2.
In
het
menu
van
het
programma
IBM
BIOS
Setup
selecteert
u
Security.
3.
Selecteer
Security
Profile
by
Device.
4.
Kies
de
gewenste
apparaten
en
instellingen
en
druk
op
Enter.
5.
Ga
terug
naar
het
menu
van
het
programma
IBM
Setup
en
selecteer
Exit
en
daarna
Save
Settings.
Een
opstartapparaat
kiezen
Als
de
computer
niet
opstart
vanaf
een
apparaat,
zoals
een
CD-ROM,
diskette
of
vaste
schijf,
gebruikt
u
een
de
volgende
procedures
om
een
opstartapparaat
in
te
stellen.
Hoofdstuk
2.
Het
programma
IBM
BIOS
Setup
gebruiken
29
Een
tijdelijk
opstartapparaat
kiezen
Gebruik
deze
procedure
om
op
te
starten
vanaf
een
willekeurig
apparaat.
Opmerking:
Niet
alle
CD’s,
vaste
schijven
en
diskettes
zijn
opstartbaar.
1.
Zet
de
computer
uit.
2.
Houd
de
toets
F12
ingedrukt
terwijl
u
de
computer
aanzet.
Zodra
het
menu
Opstartapparaten
(Startup
Devices)
wordt
afgebeeld,
laat
u
de
F12-toets
weer
los.
3.
Selecteer
het
gewenste
opstartapparaat
in
het
menu
en
druk
op
Enter
om
van
start
te
gaan.
Opmerking:
Door
in
dit
menu
een
opstartapparaat
te
selecteren,
wijzigt
u
de
opstartvolgorde
NIET
permanent.
De
opstartvolgorde
wijzigen
Om
de
primaire
opstartvolgorde
of
de
opstartvolgorde
bij
automatisch
opstarten
te
bekijken
of
te
wijzigen,
gaat
u
als
volgt
te
werk:
1.
Start
het
programma
IBM
BIOS
Setup
(zie
“Het
programma
IBM
BIOS
Setup
starten”
op
pagina
27).
2.
Selecteer
Startup.
3.
Selecteer
Startup
Sequence.
Bekijk
de
informatie
die
aan
de
rechterkant
van
het
scherm
wordt
afgebeeld.
4.
Selecteer
de
volgorde
van
apparaten
voor
de
Primary
Startup
Sequence,
de
Automatic
Startup
Sequence
en
de
Error
Startup
Sequence.
5.
Selecteer
Exit
in
het
menu
van
het
programma
IBM
Setup
en
daarna
Save
Set-
tings.
Als
u
deze
instellingen
hebt
gewijzigd
en
u
wilt
weer
terug
naar
de
standaard-
instellingen,
kiest
u
Load
Default
Settings
in
het
menu
Exit.
Het
programma
IBM
BIOS
Setup
afsluiten
Als
u
klaar
bent
met
het
bekijken
of
wijzigen
van
de
instellingen,
drukt
u
op
Esc
m
naar
het
menu
van
het
programma
IBM
BIOS
Setup
te
gaan.
(Het
is
mogelijk
dat
u
verschillende
keren
op
Esc
moet
drukken.)
Als
u
de
gewijzigde
instellingen
wilt
opslaan,
selecteert
u
Save
Settings
voordat
u
het
programma
afsluit.Anders
worden
de
wijzigingen
niet
bewaard.
30
Handboek
voor
de
gebruiker
Bijlage
A.
Systeemprogramma’s
bijwerken
In
deze
bijlage
vindt
u
informatie
over
het
bijwerken
van
systeemprogramma’s
en
het
herstellen
van
de
fouten
die
hierbij
kunnen
optreden.
Systeemprogramma’s
De
basislaag
van
de
software
die
in
elke
computer
is
ingebouwd,
wordt
gevormd
door
systeemprogramma’s.
Tot
de
systeemprogramma’s
behoren
de
zelftestroutines
(POST),
de
BIOS-instructies
(basic
input/output
system)
en
het
programma
IBM
BIOS
Setup.
POST
is
een
reeks
tests
en
procedures
die
iedere
keer
dat
u
de
compu-
ter
aanzet,
worden
uitgevoerd.
Het
BIOS
is
een
softwarelaag
waarin
instructies
van
andere
softwarelagen
worden
vertaald
naar
elektronische
signalen
die
de
computerhardware
kan
begrijpen.
U
kunt
het
programma
IBM
BIOS
Setup
gebrui-
ken
om
de
configuratie
en
de
instellingen
van
de
computer
te
bekijken
en
te
wijzi-
gen.
Op
de
systeemplaat
van
uw
computer
bevindt
zich
een
module
met
de
naam
EEPROM
(electrically
erasable
programmable
read-only
memory),
ook
wel
flash-
geheugen
genoemd.
U
kunt
de
zelftest
(POST),
het
BIOS
en
het
programma
IBM
BIOS
Setup
eenvoudig
bijwerken
door
uw
computer
op
te
starten
met
een
flash-
diskette
of
door
een
speciaal
bijwerkprogramma
uit
te
voeren
vanuit
het
besturingssysteem.
IBM
brengt
regelmatig
wijzigingen
of
verbeteringen
aan
in
de
systeem-
programma’s.
Bijgewerkte
versies
kunnen
worden
opgehaald
van
internet
(zie
het
Naslagboekje).
Instructies
voor
het
gebruik
van
POST/BIOS-updates
vindt
u
in
een
txt-bestand
dat
samen
met
de
updatebestanden
wordt
gedownload.
Voor
de
meeste
modellen
kunt
u
een
bijwerkprogramma
downloaden
waarmee
u
een
flashdiskette
kunt
maken
of
een
bijwerkprogramma
dat
u
kunt
uitvoeren
vanuit
het
besturings-
systeem.
Het
BIOS
bijwerken
met
een
diskette
1.
Plaats
een
updatediskette
(flashdiskette)
voor
de
systeemprogramma’s
in
het
diskettestation
(station
A)
van
de
computer.
Updates
van
systeemprogramma’s
zijn
beschikbaar
op
http://www.ibm.com/pc/support/
op
internet.
2.
Zet
de
computer
aan.
Als
de
computer
al
aan
staat,
moet
u
hem
eerst
uitscha-
kelen
en
vervolgens
opnieuw
aanzetten.
De
update
begint.
Het
BIOS
bijwerken
(flashen)
vanuit
het
besturingssysteem
Opmerking:
Door
doorlopende
ontwikkeling
van
de
IBM-website
is
het
mogelijk
dat
de
inhoud
van
de
webpagina
(en
de
links
in
de
volgende
proce-
dure)
wordt/worden
gewijzigd.
1.
Typ
in
het
adresveld
van
uw
browser
http://www.pc.ibm.com/support
en
druk
op
Enter.
2.
Zoek
de
downloadbare
bestanden
voor
uw
type
computer.
3.
Selecteer
uw
product,
kies
het
machinetype
en
klik
op
Go.
4.
Klik
bij
Downloadable
file
by
category
op
BIOS.
5.
Klik
onder
Download
files
-
BIOS
by
date
op
uw
machinetype.
©
Copyright
IBM
Corp.
2004
31
6.
Blader
omlaag
naar
een
txt-bestand
met
instructies
voor
het
bijwerken
van
het
BIOS
vanuit
het
besturingssysteem.
Klik
op
het
txt-bestand.
7.
Druk
deze
instructies
af.
Dit
is
belangrijk,
omdat
deze
instructies
niet
worden
afgebeeld
nadat
het
downloaden
is
gestart.
8.
Klik
in
uw
browser
op
Vorige
om
terug
te
gaan
naar
de
lijst
van
bestanden.
Volg
de
afgedrukte
instructies
om
het
bewerkbestand
te
downloaden,
uit
te
pakken
en
te
installeren.
Herstel
na
een
fout
bij
het
bijwerken
van
POST/BIOS
Als
de
stroom
uitvalt
terwijl
POST/BIOS
wordt
bijgewerkt
(flash-update),
is
het
mogelijk
dat
de
computer
daarna
niet
juist
meer
kan
opstarten.
In
dat
geval
voert
u
de
volgende
procedure
uit
om
het
systeem
te
herstellen
(dit
wordt
wel
herstel
van
opstartblok
genoemd):
1.
Zet
de
computer
en
aangesloten
apparaten
zoals
printers,
beeldschermen
en
externe
stations
uit.
2.
Haal
de
stekkers
uit
het
stopcontact
en
verwijder
de
kap.
Zie
“De
kap
verwijderen”
op
pagina
10.
3.
Zoek
de
jumper
voor
het
wissen
van
CMOS/BIOS
op
de
systeemplaat.
Zie
“Onderdelen
van
de
systeemplaat”
op
pagina
11.
4.
Als
u
om
bij
de
jumper
voor
het
wissen
van
CMOS/BIOS
te
kunnen
adapters
moet
verwijderen,
raadpleegt
u
Adapters
installeren.
5.
Verzet
de
jumper
van
de
standaardpositie
(pennetje
1
en
2)
naar
pennetje
2
en
3.
6.
Plaats
de
kap
van
de
computer
terug.
Zie
“De
kap
terugplaatsen
en
de
kabels
aansluiten”
op
pagina
26.
7.
Steek
de
stekkers
van
de
computer
en
het
beeldscherm
in
de
stopcontacten.
8.
Plaats
de
flashdiskette
in
station
A
en
zet
de
computer
en
het
beeldscherm
aan.
9.
Nadat
het
bijwerken
is
voltooid,
gaat
het
beeldscherm
uit
en
stoppen
de
geluidssignalen.
Haal
dan
de
diskette
uit
het
diskettestation
en
zet
de
compu-
ter
en
het
beeldscherm
uit.
10.
Haal
alle
stekkers
uit
het
stopcontact.
11.
Verwijder
de
kap.
Zie
“De
kap
verwijderen”
op
pagina
10.
12.
Verwijder,
indien
nodig,
adapters
die
de
toegang
tot
de
jumper
voor
het
CMOS/BIOS
belemmeren.
13.
Plaats
de
jumper
in
de
oorspronkelijke
positie.
14.
Plaats
adapters
die
u
verwijderd
hebt
weer
terug.
15.
Breng
de
kap
weer
aan
en
sluit
de
kabels
weer
aan.
16.
Zet
de
computer
aan
en
start
het
besturingssysteem.
32
Handboek
voor
de
gebruiker
Bijlage
B.
De
muis
schoonmaken
In
deze
bijlage
vindt
u
aanwijzingen
voor
het
schoonmaken
van
de
muis.
De
pro-
cedure
is
afhankelijk
van
het
type
muis
dat
u
hebt.
Optische
muis
Bij
problemen
met
een
optische
muis
controleert
u
het
volgende:
1.
Keer
de
muis
om
en
inspecteer
het
lensgebied.
a.
Als
de
lens
vuil
is,
maakt
u
die
voorzichtig
schoon
met
een
wattenstaafje.
b.
Als
de
lens
stoffig
is,
blaast
u
het
stof
voorzichtig
weg.
2.
Controleer
het
oppervlak
waarop
de
muis
wordt
gebruikt.
Als
er
op
het
opper-
vlak
een
zeer
complex
patroon
aanwezig
is,
kan
de
signaalverwerker
(DSP
-
digital
signal
processor)
de
wijzigingen
in
muispositie
moeilijk
volgen.
Muis
met
bal
Als
de
pijl
op
het
scherm
onregelmatig
beweegt,
moet
de
muis
worden
gereinigd.
Opmerking:
De
onderstaande
afbeelding
verschilt
wellicht
van
uw
muis.
1
Ring
2
Bal
3
Plastic
rollers
4
Balhouder
U
reinigt
de
muis
met
bal
als
volgt:
1.
Zet
de
computer
uit.
2.
Keer
de
muis
om
en
inspecteer
de
onderkant.
Draai
de
ring
1
naar
de
ont-
grendelde
stand
om
de
bal
te
verwijderen.
3.
Houd
uw
hand
over
de
ring
en
bal
2
en
keer
de
muis
weer
om;
de
bal
valt
in
uw
hand.
©
Copyright
IBM
Corp.
2004
33
4.
Was
de
bal
in
een
warm
sopje
en
droog
hem
weer
af.
Blaas
zachtjes
in
de
bal-
houder
4
om
stof
en
vuil
los
te
maken.
5.
Kijk
of
zich
vuil
heeft
opgehoopt
op
de
plastic
rollers3in
de
balhouder.
Gewoonlijk
ziet
u
een
streep
van
vuil
midden
op
de
rollers.
6.
Als
de
rollers
vuil
zijn,
kunt
u
deze
reinigen
met
een
wattenstaafje
dat
gedrenkt
is
in
alcohol.
Draai
de
rollers
met
uw
vinger
en
maak
ze
rondom
schoon.
Zorg
ervoor
dat
de
rollers
nog
middenin
de
groeven
liggen
nadat
u
ze
hebt
gerei-
nigd.
7.
Verwijder
eventuele
achtergebleven
vezels
van
het
wattenstaafje.
8.
Plaats
de
bal
en
de
ring
weer
terug.
9.
Zet
de
computer
weer
aan.
34
Handboek
voor
de
gebruiker
Bijlage
C.
Handmatige
modemopdrachten
In
het
volgende
gedeelte
vindt
u
opdrachten
voor
het
handmatig
programmeren
van
de
modem.
Opdrachten
worden
door
de
modem
geaccepteerd
terwijl
de
modem
in
de
opdrachtmodus
staat.
De
modem
staat
automatisch
is
de
opdrachtmodus
totdat
u
een
nummer
kiest
en
een
verbinding
tot
stand
brengt.
Opdrachten
kunnen
naar
de
modem
worden
gestuurd
vanaf
actieve
communicatiesoftware
op
een
PC
of
vanaf
een
ander
werkstation.
Alle
opdrachten
die
naar
de
modem
worden
gestuurd,
moeten
beginnen
met
AT
en
moeten
worden
afgesloten
met
ENTER.
Alle
opdrachten
kunnen
in
hoofdletters
of
in
kleine
letters
worden
getypt,
maar
hoofdletters
en
kleine
letters
kunnen
niet
door
elkaar
worden
gebruikt.
Om
de
opdrachten
beter
leesbaar
te
maken,
kunt
u
spaties
invoegen
tussen
de
opdrachten.
Als
u
een
parameter
weglaat
bij
een
opdracht
waarvoor
een
parameter
vereist
is,
wordt
als
waarde
voor
die
parameter
0
gebruikt.
Voorbeeld:
ATH
[ENTER]
Basic
AT-opdrachten
In
de
volgende
lijsten
zijn
alle
standaardwaarden
vet
gedrukt.
Opdracht
Functie
A
Binnenkomend
gesprek
handmatig
beant-
woorden.
A/
Voorgaande
opdracht
herhalen.
A/
mag
niet
worden
voorafgegaan
door
AT
of
worden
gevolgd
door
ENTER.
D_
0
-
9,
A-D,
#
en
*
L
voorgaande
nummer
opnieuw
kiezen
P
pulskiezen
Opmerking:
Pulskiezen
wordt
niet
onder-
steund
in
Australië,
Nieuw-Zeeland,
Noor-
wegen
en
Zuid-Afrika.
T
touch-tone
kiezen
W
wachten
op
tweede
kiestoon
,
onderbreken
@
wacht
op
vijf
seconden
stilte
!
flash
;
terug
naar
opdrachtmodus
na
kiezen
DS=n
Een
van
de
vier
telefoonnummers
(n=0-3)
kiezen
die
zijn
opgeslagen
in
het
permanente
geheugen
van
de
modem.
©
Copyright
IBM
Corp.
2004
35
Opdracht
Functie
E_
E0
Opdrachten
worden
niet
afgebeeld
E1
Opdrachten
worden
afgebeeld
+++
Escapetekens
-
Schakelen
van
gegevensmodus
naar
opdrachtmodus
(T.I.E.S.
opdracht)
H_
H0
Modemverbinding
verbreken
H1
Modem
actief
maken
Opmerking:
H1
wordt
niet
ondersteund
in
Italië
I_
I0
Productidentificatiecode
weergeven
I1
Test
ROM-controlegetal
I2
Interne
geheugentest
I3
Firmware-ID
I4
Gereserveerd
ID
L_
L0
Laag
luidsprekervolume
L1
Laag
luidsprekervolume
L2
Gemiddeld
luidsprekervolume
L3
Hoog
luidsprekervolume
M_
M0
Interne
luidspreker
uit
M1
Interne
luidspreker
aan
tot
carrier
wordt
gevonden
M2
Interne
luidspreker
altijd
aan
M3
Interne
luidspreker
aan
tot
carrier
wordt
gevonden
en
uit
tijdens
kiezen
N_
Alleen
voor
compatibiliteit;
heeft
geen
effect
O_
O0
Terug
naar
gegevensmodus
O1
Terug
naar
gegevensmodus
en
equalizer-
retrain
initialiseren
P
Pulskiezen
instellen
als
standaard
Q_
Q0
Modem
verstuurt
respons
Sr?
Waarde
in
register
r
lezen
en
afbeelden.
Sr=n
Register
r
instellen
op
waarde
n
(n
=
0-255).
T
Toonkiezen
instellen
als
standaard
V_
V0
Numerieke
respons
V1
Spraakrespons
W_
W0
Alleen
DTE-snelheid
rapporteren
W1
Lijnsnelheid,
foutcorrectieprotocol
en
DTE-
snelheid
aangeven.
W2
Alleen
DCE-snelheid
aangeven
X_
X0
Hayes
Smartmodem
300
compatibele
responsen/blind
kiezen.
X1
Gelijk
aan
X0
plus
alle
CONNECT-
responsen/blind
kiezen
X2
Gelijk
aan
X1
plus
detectie
kiestoon
36
Handboek
voor
de
gebruiker
Opdracht
Functie
X3
Gelijk
aan
X1
plus
bezetdetectie/blind
kiezen
X4
Alle
responsen
en
kiestoon
en
bezet
signaal-
detectie
Z_
Z0
Actief
profiel
0
opnieuw
instellen
en
ophalen
Z1
Actief
profiel
1
opnieuw
instellen
en
ophalen
Extended
AT-opdrachten
Opdracht
Functie
&C_
&C0
Force
Carrier
Detect
Signal
High
(ON)
&C1
CD
inschakelen
als
carrier
op
afstand
niet
aanwezig
is
&D_
&D0
Modem
negeert
het
DTR-signaal
&D1
Modem
gaat
terug
naar
opdrachtmodus
na
DTR-toggle
&D2
Modemverbinding
verbreken
en
modem
gaat
terug
naar
opdrachtmodus
na
DTR-
toggle
&D3
Modem
opnieuw
instellen
na
DTR-toggle
&F_
&F
Fabrieksconfiguratie
herstellen
&G_
&G0
Guardtoon
uitschakelen
&G1
Guardtoon
uitschakelen
&G2
1800
Hz
guardtoon
&K_
&K0
Gegevensstroombesturing
uitschakelen
&K3
RTS/CTS-hardwarestroombesturing
inscha-
kelen
&K4
XON/XOFF-softwarestroombesturing
inscha-
kelen
&K5
Transparante
XON/XOFF-stroombesturing
inschakelen
&K6
RTS/CTS-
en
XON/XOFF-stroombesturing
inschakelen
&M_
&M0
Asynchrone
bewerking
&P_
&P0
US-instellingen
voor
off-hook-to-on-hook
ratio
&P1
UK-
en
Hongkong
off-hook-to-on-hook
ratio
&P2
Gelijk
aan
&P0-instelling
maar
met
20
pulsen
per
minuut
&P3
Gelijk
aan
&P1-instelling
maar
met
20
pulsen
per
minuut
&R_
&R0
Gereserveerd
&R1
CTS
werkt
met
vereisten
voor
stroom-
besturing
&S_
&S0
Force
DSR
Signal
High
(ON)
Bijlage
C.
Handmatige
modemopdrachten
37
Opdracht
Functie
&S1
DSR
uit
in
opdrachtmodus
en
aan
in
on-line
modus
&T_
&T0
Test
in
uitvoering
beëindigen
&T1
Lokale
analoge
loopbacktest
uitvoeren
&T3
Lokale
digitale
loopbacktest
uitvoeren
&T4
Digitale
loopbacktest
op
afstand
toestaan
door
modem
op
afstand
&T5
Digitale
loopbacktest
op
afstand
niet
toestaan
&T6
Digitale
loopbacktest
op
afstand
uitvoeren
&T7
Digitale
loopbacktest
op
afstand
en
zelftest
uitvoeren
&T8
Lokale
analoge
loopbacktest
en
zelftest
uit-
voeren
&V
&V0
Actieve
en
opgeslagen
profielen
weergeven
&V1
Statistieken
laatste
verbinding
weergeven
&W_
&W0
Actief
profiel
opslaan
als
Profiel
0
&W1
Actief
profiel
opslaan
als
Profiel
1
%E_
%E0
Auto-retrain
uitschakelen
%E1
Auto-retrain
inschakelen
+MS?
De
huidige
instellingen
voor
modulatie
weer-
geven
+MS=?
Een
lijst
van
ondersteunde
modulatie-opties
weergeven
+MS=a,b,c,e,f
Modulatie
selecteren,
waarbij:
a=0,
1,
2,
3,
9,
10,
11,
12,
56,
64,
69;
b=0-1;
c=300-56000;
d=300-
56000;
e=0-1;
en
f=0-1.
A,
b,
c,
d,
e,
f
standaard=12,
1,
300,
56000,
0,
0.
Parameter
a
geeft
het
gewenste
modulatieprotocol
aan,
waarbij:
0=V.21,
1=V.22,
2=V.22bis,
3=V.23,
9=V.32,
10=V.32bis,
11=V.34,
12=V.90,K56Flex,V.34......,56=K
56Flex,
V.90,V.34......,
64=Bell
103
en
69=Bell
212.
Parameter
b
geeft
automodebewerkingen
aan,
waarbij:
0=automode
uitgeschakeld,
1=
automode
ingeschakeld
met
V.8/V.32
Annex
A.
Parameter
c
geeft
de
minimale
gegevens-
frequentie
voor
verbinding
aan
(300-
56000).
Parameter
d
geeft
de
maximale
verbindings-
snelheid
aan
(300-56000);
Parameter
e
geeft
het
codec-type
aan
(0=
Law
en
1=A-Law).
Parameter
f
geeft
robbed
bit
signaal-
detectie
aan
(0=detectie
uitgeschakeld,
1=detectie
ingeschakeld)
MNP/V.42/V.42bis/V.44-opdrachten
Opdracht
Functie
%C_
%C0
MNP
Class
5
en
V.42bis
gegevenscompressie
uitschake-
len
38
Handboek
voor
de
gebruiker
Opdracht
Functie
%C1
Alleen
MNP
Class
5
gegevenscompressie
inschakelen
%C2
Alleen
V.42bis
gegevenscompressie
inschakelen
%C3
MNP
Class
5
en
V.42bis
gegevenscompressie
inschake-
len
&Q_
&Q0
Alle
direct
datalink
(gelijk
aan
\N1)
&Q5
V.42
datalink
met
uitwijkopties
&Q6
Alle
normale
datalink
(gelijk
aan
\N0)
+DS44=0,
0
V.44
uitschakelen
+DS44=3,
0
V.44
inschakelen
+DS44?
Huidige
waarden
+DS44=?
Lijst
van
ondersteunde
waarden
Fax
Class
1-opdrachten
+FAE=n
Data/Fax
Automatisch
beantwoorden
+FCLASS=n
Servicecategorie
+FRH=n
Gegevens
ontvangen
met
HDLC-framing
+FRM=n
Gegevens
ontvangen
+FRS=n
Receive
silence
+FTH=n
Gegevens
verzenden
met
HDLC-framing
+FTM=n
Gegevens
verzenden
+FTS=n
Verzenden
stoppen
en
wachten
Fax
Class
2-opdrachten
+FCLASS=n
Servicescategorie.
+FAA=n
Adaptive
answer.
+FAXERR
Waarde
faxfout.
+FBOR
Databitorder
fase
C.
+FBUF?
Buffergrootte
(alleen
lezen).
+FCFR
Bevestiging
voor
ontvangen.
+FCLASS=
Servicecategorie.
+FCON
Respons
faxverbinding.
+FCIG
Polled
station
identificatie
instellen.
+FCIG:
Polled
station
identificatie
aangeven.
+FCR
Functie
voor
ontvangst.
+FCR=
Functie
voor
ontvangst.
+FCSI:
Het
opgeroepen
station-ID
aangeven.
+FDCC=
Parameters
DCE-functies.
+FDCS:
Huidige
sessie
rapporteren.
+FDCS=
Resultaten
huidige
sessie.
Bijlage
C.
Handmatige
modemopdrachten
39
+FDIS:
Functies
op
afstand
aangeven.
+FDIS=
Parameters
huidige
sessie.
+FDR
Ontvangst
fase
C
gegevens
beginnen
of
voortzetten.
+FDT=
Datatransmissie.
+FDTC:
Polled
station
functies
aangeven.
+FET:
Post
page
bericht
respons.
+FET=N
Pagina-interpunctie
verzenden.
+FHNG
Beëindiging
met
status.
+FK
Sessie
beëindigen.
+FLID=
String
lokaal
ID.
+FLPL
Document
voor
polling.
+FMDL?
Model
aangeven.
+FMFR?
Fabrikant
aangeven.
+FPHCTO
Time-out
fase
C.
+FPOLL
Geeft
de
pollingaanvraag
aan.
+FPTS:
Status
paginaoverdracht.
+FPTS=
Status
paginaoverdracht.
+FREV?
Revisie
aangeven.
+FSPT
Polling
inschakelen.
+FTSI:
Het
transmitstation-ID
aangeven.
Spraakopdrachten
#BDR
Baudwaarde
selecteren
#CID
Detectie
Caller
ID
inschakelen
en
rapportage-indeling
#CLS
Data,
Fax
of
Voice/Audio
selecteren
#MDL?
Model
aangeven
#MFR?
Fabrikant
aangeven
#REV?
Revisieniveau
aangeven
#TL
Verzendniveau
audio-uitvoer
#VBQ?
Grootte
querybuffer
#VBS
Bits
per
sample
(ADPCM
of
PCM)
#VBT
Timer
signaaltoon
#VCI?
Compressiemethode
aangeven
#VLS
Spraaklijn
selecteren
#VRA
Ringback
goes
away
timer
#VRN
Ringback
never
came
timer
#VRX
Stemontvangstmodus
#VSDB
Silence
deletion
tuner
#VSK
Buffer
skid-instellingen
#VSP
Silence
detectieperiode
#VSR
Selectie
samplefrequentie
40
Handboek
voor
de
gebruiker
#VSS
Silence
deletion
tuner
#VTD
Functies
voor
rapportage
DTMF-toon
#VTM
Plating
timingmark
inschakelen
#VTS
Toonsignalen
genereren
#VTX
Spraakverzendmodus
Opmerking
voor
gebruikers
in
Zwitserland:
Als
Taxsignal
op
uw
Swisscom-telefoonlijn
uitgeschakeld
is,
kan
dit
de
modemfunctie
nadelig
beïnvloeden.
Dit
kan
worden
verholpen
door
een
filter
met
de
volgende
specificaties:
Telekom
PTT
SCR-BE
Taximpulssperrfilter-12kHz
PTT
Art.
444.112.7
Bakom
93.0291.Z.N
Bijlage
C.
Handmatige
modemopdrachten
41
42
Handboek
voor
de
gebruiker
Bijlage
D.
Kennisgevingen
Verwijzing
in
deze
publicatie
naar
producten
(apparatuur
en
programmatuur)
of
diensten
van
IBM
houdt
niet
in
dat
IBM
deze
ook
zal
uitbrengen
in
alle
landen
waar
IBM
werkzaam
is.
Uw
IBM-vertegenwoordiger
kan
u
vertellen
welke
producten
en
diensten
op
dit
moment
worden
aangeboden.
Verwijzing
in
deze
publicatie
naar
producten
of
diensten
van
IBM
houdt
niet
in
dat
uitsluitend
IBM-
producten
of
-diensten
gebruikt
kunnen
worden.
Functioneel
gelijkwaardige
producten
of
diensten
kunnen
in
plaats
daarvan
worden
gebruikt,
mits
dergelijke
producten
of
diensten
geen
inbreuk
maken
op
intellectuele
eigendomsrechten
of
andere
rechten
van
IBM.
De
gebruiker
is
verantwoordelijk
voor
de
samenwerking
van
IBM-producten
of
-diensten
met
producten
of
diensten
van
anderen,
tenzij
uit-
drukkelijk
anders
aangegeven
door
IBM.
Mogelijk
heeft
IBM
octrooien
of
octrooi-aanvragen
met
betrekking
tot
bepaalde
in
deze
publicatie
genoemde
producten.
Aan
het
feit
dat
deze
publicatie
aan
u
ter
beschikking
is
gesteld,
kan
geen
recht
op
licentie
of
ander
recht
worden
ontleend.
Vragen
over
licenties
kunt
u
schriftelijk
richten
tot:
IBM
Director
of
Licensing
IBM
Corporation
North
Castle
Drive
Armonk,
NY
10504-1785
U.S.A.
INTERNATIONAL
BUSINESS
MACHINES
CORPORATION
LEVERT
DEZE
PUBLICATIE
OP
“AS
IS”-BASIS
ZONDER
ENIGE
GARANTIE,
UITDRUKKELIJK
NOCH
STILZWIJGEND,
MET
INBEGRIP
VAN,
MAAR
NIET
BEPERKT
TOT ,
DE
GARANTIES
OF
VOORWAARDEN
VAN
VOORGENOMEN
GEBRUIK
OF
GESCHIKTHEID
VOOR
EEN
BEPAALD
DOEL.
Onder
sommige
jurisdicties
is
het
uitsluiten
van
stilzwijgende
garanties
niet
toegestaan,
zodat
bovenstaande
uitslui-
ting
mogelijk
niet
op
u
van
toepassing
is.
In
dit
boek
kunnen
technische
onjuistheden
en/of
typfouten
voorkomen.
De
infor-
matie
in
deze
publicatie
is
onderhevig
aan
wijzigingen.
Wijzigingen
zullen
in
nieuwe
uitgaven
van
deze
publicatie
worden
opgenomen.
IBM
kan
de
producten
en/of
programma’s
die
in
deze
publicatie
worden
beschreven
zonder
aankondi-
ging
wijzigen.
De
producten
die
in
dit
document
worden
beschreven,
zijn
niet
bedoeld
voor
gebruik
in
implantatie-apparatuur
of
andere
levensondersteunende
toepassingen
waarbij
gebreken
kunnen
resulteren
in
letsel
of
overlijden
van
personen.
De
infor-
matie
in
dit
document
heeft
geen
invloed
op
IBM-productspecificaties
of
-garanties
en
wijzigt
die
niet.
Niets
in
dit
document
doet
dienst
als
uitdrukkelijke
of
stilzwij-
gende
licentie
of
vrijwaring
onder
de
intellectuele
eigendomsrechten
van
IBM
of
derden.
Alle
informatie
in
dit
document
is
afkomstig
van
specifieke
omgevingen
en
wordt
hier
uitsluitend
ter
illustratie
afgebeeld.
In
andere
gebruiksomgevingen
kan
informatie
anders
zijn.
IBM
behoudt
zich
het
recht
voor
om
door
u
verstrekte
informatie
te
gebruiken
of
te
distribueren
op
iedere
manier
die
zij
relevant
acht,
zonder
dat
dit
enige
verplich-
ting
voor
IBM
jegens
u
schept.
©
Copyright
IBM
Corp.
2004
43
Verwijzingen
in
deze
publicatie
naar
andere
dan
IBM-websites
zijn
uitsluitend
opgenomen
ter
volledigheid
en
gelden
op
geen
enkele
wijze
als
aanbeveling
voor
deze
websites.
Het
materiaal
op
dergelijke
websites
maakt
geen
deel
uit
van
het
materiaal
voor
dit
IBM-product.
Gebruik
van
dergelijke
websites
is
geheel
voor
eigen
risico.
Kennisgeving
televisie-uitvoer
De
volgende
kennisgeving
is
van
toepassing
op
modellen
waarin
in
de
fabriek
een
functie
voor
televisie-uitvoer
is
geïnstalleerd.
Dit
product
bevat
technologie
voor
auteursrechtbescherming
die
wordt
beschermd
door
bepaalde
octrooien
in
de
V.S.
en
andere
intellectuele
eigendomsrechten
van
Macrovision
Corporation
en
anderen.
Het
gebruik
van
deze
technologie
voor
de
bescherming
van
auteursrechten
moet
worden
goedgekeurd
door
Macrovision
Corporation
en
is
uitsluitend
bedoeld
voor
gebruik
thuis
en
in
kleine
kring,
tenzij
u
over
een
schriftelijke
machtiging
van
Macrovision
Corporation
beschikt.
Reverse
engineering
en
disassembly
zijn
verboden.
Handelsmerken
De
volgende
benamingen
zijn
handelsmerken
van
International
Business
Machines
Corporation
in
de
Verenigde
Staten
en/of
andere
landen:
IBM
ThinkCentre
Wake
on
LAN
PS/2
Microsoft
en
Windows
zijn
handelsmerken
van
Microsoft
Corporation
in
de
Vere-
nigde
Staten
en/of
andere
landen.
Intel,
Celeron
en
Pentium
zijn
handelsmerken
van
Intel
Corporation
in
de
Vere-
nigde
Staten
en/of
andere
landen.
Andere
namen
van
bedrijven,
producten
en
diensten
kunnen
handelsmerken
zijn
van
derden.
44
Handboek
voor
de
gebruiker
Trefwoordenregister
A
aansluitingen,
beschrijving
9
adapters
installeren
14
PCI
5
sleuven
14
audiolijningang
9
audiolijnuitgang
9
audiosubsysteem
2
B
batterij
vervangen
24
beveiliging
geïntegreerd
kabelslot
23
oog
voor
hangslot
22
voorzieningen
3,
20
beveiligingsprofielen
voor
apparatuur
29
D
DIMM’s,
installeren
13
E
Ethernet-poort
9
F
fysieke
specificaties
4
G
gebruiken,
beveiligingsprofielen
voor
apparatuur
29
Geheugen
DIMM’s
(dual
inline
memory
modules)
installeren
12
installeren
12
systeem
12
geluidsniveau
4
H
herstel
na
een
fout
bij
het
bijwerken
van
POST/BIOS
32
herstel
van
opstartblok
32
I
IBM
BIOS
Setup
27
input/output
(I/O)
voorzieningen
2
K
kabels
aansluiten
26
kap
terugplaatsen
26
verwijderen
10
M
modem
Basic
AT-opdrachten
35
Extended
AT-opdrachten
37
Fax
Class
1-opdrachten
39
Fax
Class
2-opdrachten
39
MNP/V.42/V.42bis/V.44-opdrachten
38
Spraakopdrachten
40
muisaansluiting
9
N
netvoeding
Advanced
Power
Management
3
Ondersteuning
voor
ACPI
(Advanced
Configuration
and
Power
Interface)
3
O
omgeving,
in
bedrijf
4
opdrachten
Basic
AT
35
Extended
AT
37
Fax
Class
1
39
Fax
Class
2
39
MNP/V.42/V.42bis/V.44
38
Spraak
40
opties
beschikbaar
5
externe
5
interne
5
opties
installeren
adapters
14
beveiligingsvoorzieningen
20
DIMM’s
13
Geheugen
12
interne
stations
17
P
parallelle
poort
9
plaats
van
componenten
11
S
schoonmaken,
muis
33
seriële
poort
9
stations
CD
5
diskette
5
DVD
5
installeren
17
interne
2,
16
specificaties
17
vakken
2,
17
vaste
schijf
5
verwisselbare
media
5
stuurprogramma’s
9
©
Copyright
IBM
Corp.
2004
45
systeemplaat
aansluitingen
12
Geheugen
5,
12
locatie
12
onderdelen
herkennen
11
systeemprogramma’s
31
T
terugplaatsen
van
kap
26
toetsenbordaansluiting
9
U
USB-poorten
9
V
verwijderen,
kap
10
videosubsysteem
2
W
wachtwoord
instellen,
wijzigen,
wissen
29
vergeten
25
wissen
25
46
Handboek
voor
de
gebruiker
򔻐򗗠򙳰
Onderdeelnummer:
19R0465
Gedrukt
in
Nederland
(1P)
P/N:
19R0465

Documenttranscriptie

򔻐򗗠򙳰 ThinkCentre™ Handboek voor de gebruiker Types 8141, 8142, 8145 Types 8420, 8421, 8426 Th ink Ce ntr e ThinkCentre™ Handboek voor de gebruiker Types 8141, 8142, 8145 Types 8420, 8421, 8426 򔻐򗗠򙳰 Opmerking Lees eerst “Belangrijke veiligheidsinformatie” op pagina v en Bijlage D, “Kennisgevingen”, op pagina 43. Eerste uitgave (april 2004) © Copyright IBM Corp. 2004. Inhoudsopgave Belangrijke veiligheidsinformatie . . . . v Situaties waarin onmiddellijk handelen vereist is . . v Algemene veiligheidsrichtlijnen . . . . . . . . vi Onderhoud . . . . . . . . . . . . . vi Netsnoeren en voedingsadapters . . . . . . vi Verlengsnoeren en aanverwante apparaten . . . vii Stekkers en aansluitingen . . . . . . . . vii Batterijen . . . . . . . . . . . . . . vii Warmte en ventilatie van het product . . . . viii Veiligheid van CD- en DVD-stations . . . . . viii Aanvullende veiligheidsvoorschriften . . . . . . ix Kennisgeving lithiumbatterij . . . . . . . . . x Veiligheidsvoorschriften voor de modem . . . . . x Verklaring van conformiteit met laserrichtlijnen . . xi Overzicht . . . . . . . . . . . . . xiii Informatiebronnen . . . . . . . . . . . Het programma IBM BIOS Setup starten . . . Instellingen bekijken en wijzigen . . . . . . Wachtwoorden . . . . . . . . . . . . Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden Systeemwachtwoord . . . . . . . . . Configuratiewachtwoord . . . . . . . . Gebruikerswachtwoord IDE-station . . . . Master-wachtwoord voor IDE-station . . . . Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen . Security Profile by Device gebruiken . . . . . Een opstartapparaat kiezen . . . . . . . . Een tijdelijk opstartapparaat kiezen . . . . De opstartvolgorde wijzigen . . . . . . . Het programma IBM BIOS Setup afsluiten . . . . 27 . 27 . 27 27 . 28 . 28 . 28 . 28 . 29 . 29 . 29 . 30 . 30 . 30 . xiii Hoofdstuk 1. Opties installeren . . . . . 1 Kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . 1 Specificaties . . . . . . . . . . . . . . 4 Beschikbare opties . . . . . . . . . . . . 5 Benodigd gereedschap . . . . . . . . . . . 5 Omgaan met apparaten die gevoelig zijn voor statische elektriciteit . . . . . . . . . . . . . 5 Externe opties installeren . . . . . . . . . . 7 De plaats van de aansluitingen aan de voorkant van de computer . . . . . . . . . . . . 7 De plaats van de aansluitingen aan de achterkant van de computer . . . . . . . . . . . . 8 Stuurprogramma’s . . . . . . . . . . . 9 De kap verwijderen. . . . . . . . . . . . 10 De plaats van componenten . . . . . . . . . 11 Onderdelen van de systeemplaat . . . . . . . 11 Geheugen installeren . . . . . . . . . . . 12 Adapters installeren . . . . . . . . . . . 14 Interne stations installeren . . . . . . . . . 16 Stationsspecificaties . . . . . . . . . . . 17 Een station installeren . . . . . . . . . . 17 Installatie van beveiligingsvoorzieningen. . . . . 20 Beveiligingssloten . . . . . . . . . . . 21 Oog voor hangslot . . . . . . . . . . . 22 Geïntegreerd kabelslot . . . . . . . . . . 23 Wachtwoorden . . . . . . . . . . . . 23 De batterij vervangen . . . . . . . . . . . 24 Een vergeten wachtwoord wissen (CMOS wissen) 25 De kap terugplaatsen en de kabels aansluiten . . . 26 © Copyright IBM Corp. 2004 Hoofdstuk 2. Het programma IBM BIOS Setup gebruiken . . . . . . . . . . 27 Bijlage A. Systeemprogramma’s bijwerken . . . . . . . . . . . . . . . . 31 Systeemprogramma’s . . . . . . . . Het BIOS bijwerken met een diskette . . Het BIOS bijwerken (flashen) vanuit het besturingssysteem . . . . . . . . Herstel na een fout bij het bijwerken van POST/BIOS . . . . . . . . . . . . . . . . 31 . 31 . . . 31 . . . 32 Bijlage B. De muis schoonmaken . . . 33 Optische muis Muis met bal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 . 33 Bijlage C. Handmatige modemopdrachten . . . . . . . . . . . . . 35 Basic AT-opdrachten . . . . . Extended AT-opdrachten . . . . MNP/V.42/V.42bis/V.44-opdrachten Fax Class 1-opdrachten . . . . Fax Class 2-opdrachten . . . . Spraakopdrachten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35 37 38 39 39 40 Bijlage D. Kennisgevingen . . . . . . 43 Kennisgeving televisie-uitvoer . Handelsmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44 . 44 Trefwoordenregister . . . . . . . . . 45 iii iv Handboek voor de gebruiker Belangrijke veiligheidsinformatie Deze informatie helpt u uw IBM personal computer veilig te gebruiken. Volg alle bij uw computer geleverde instructies en bewaar alle documentatie. De informatie in dit document vormt op geen enkele manier een wijziging van de voorwaarden in de koopovereenkomst of de IBM Garantieverklaring. IBM hecht groot belang aan de veiligheid van de klant. Onze producten worden ontworpen met het oog op veiligheid en effectiviteit. Personal computers zijn echter elektronische apparaten. Netsnoeren, voedingsadapters en andere onderdelen kunnen een veiligheidsrisico opleveren dat, met name bij onjuist gebruik en misbruik, kan leiden tot schade en lichamelijk letsel. Om deze risico’s te verkleinen, dient u de bij het product geleverde instructies te volgen, zich te houden aan alle waarschuwingen op het product zelf en in de bedieningsinstructies, en de informatie in dit document zorgvuldig te lezen. Door de in dit document opgenomen informatie en de bij het product geleverde instructies nauwkeurig op te volgen, beschermt u zichzelf tegen gevaren en maakt u de werkomgeving van de computer een stuk veiliger. Opmerking: In deze informatie wordt gewag gemaakt van voedingsadapters en batterijen. IBM levert externe voedingsadapters niet alleen bij mobiele personal computers, maar ook bij bepaalde andere producten (zoals luidsprekers en beeldschermen). Als u een dergelijk product in bezit hebt, is deze informatie ook daarop van toepassing. Bovendien kunnen er in uw computer interne batterijen ter grootte van een munt (″knoopcellen″) zijn verwerkt, waarmee de systeemklok in stand wordt gehouden wanneer de stekker niet in het stopcontact zit. De veiligheidsvoorschriften voor batterijen gelden dus voor alle computers. Situaties waarin onmiddellijk handelen vereist is Door misbruik of achteloosheid kunnen producten beschadigd raken. Bepaalde schade aan producten is zó ernstig dat het product niet meer mag worden gebruikt voordat het is geïnspecteerd en, indien nodig, gerepareerd door een geautoriseerde onderhoudstechnicus. Net als bij andere elektronische producten dient u goed op het product te letten wanneer u het aanzet. In zeer uitzonderlijke gevallen kan het zijn dat u een geur waarneemt of rook danwel vonkjes uit de machine ziet komen. Het kan ook zijn dat u een ploppend, krakend of sissend geluid hoort. Dit kan erop wijzen dat een van de interne elektronische componenten op een gecontroleerde manier defect is geraakt. Het kan echter ook een indicatie zijn van een mogelijk gevaarlijke situatie. Neem in dergelijke gevallen nooit risico’s en probeer niet zelf een diagnose te stellen. Controleer de computer en haar componenten regelmatig op schade, slijtage of andere tekenen van gevaar. Mocht u twijfels hebben over de conditie van een bepaalde component, gebruik het product dan niet. Neem contact op met het IBM Support Center of met de fabrikant van het product. U krijgt dan te horen hoe u het product kunt inspecteren en, indien nodig, kunt laten repareren. In het onwaarschijnlijke geval dat een van de onderstaande omstandigheden zich voordoet of als u twijfelt aan de veiligheid van het product, stopt u het © Copyright IBM Corp. 2004 v gebruik van het product, haalt u de stekker uit het stopcontact en ontkoppelt u de telefoonkabels. Neem voor verdere instructies contact op met het IBM Support Center. v Gebarsten, gebroken of anderszins beschadigde netsnoeren, stekkers, voedingsadapters, verlengsnoeren, piekspanningsbeveiligingen of voedingseenheden. v Aanwijzingen voor oververhitting, rook, vonken, vuur. v Schade aan een batterij (zoals barsten of deuken), spontane ontlading of lekkage uit de batterij (herkenbaar aan vreemde stoffen). v Een krakend, sissend of knallend geluid of een sterke geur afkomstig uit het product. v Aanwijzingen dat er vloeistof is gemorst of dat er iets op de computer, het netsnoer of de voedingsadapter is gevallen. v De computer, het netsnoer of de voedingsadapter is blootgesteld aan water. v Het product is gevallen of op welke manier dan ook beschadigd. v Het product werkt niet normaal als u de bedieningsinstructies volgt. Opmerking: Als u een van deze situaties opmerkt bij een niet-IBM product (bijvoorbeeld een verlengsnoer), gebruik het dan niet meer totdat u contact hebt gehad met de fabrikant van het product en nadere instructies hebt ontvangen, of totdat u een geschikt vervangend product hebt. Algemene veiligheidsrichtlijnen Neem altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om de kans op letsel of schade te verkleinen: Onderhoud Probeer niet zelf onderhoud aan het product uit te voeren, tenzij u hiertoe instructies hebt gekregen van het IBM Support Center. Doe alleen een beroep op serviceleveranciers die door IBM zijn geautoriseerd om reparaties uit te voeren aan uw specifieke product. Opmerking: Bepaalde onderdelen kunnen door de klant zelf worden vervangen. Dergelijke onderdelen worden Customer Replaceable Units of CRU’s genoemd. Indien er sprake is van een CRU en de klant een onderdeel dus zelf kan vervangen, wordt dit expliciet aangegeven en wordt er documentatie met instructies verstrekt. U dient zich bij het uitvoeren van dergelijke reparaties of vervangingen strikt aan de instructies te houden. Zorg altijd dat het product uit staat en dat de stekker van het product uit het stopcontact is gehaald vóórdat u met de vervangingsprocedure begint. Bij vragen neemt u contact op met het IBM Support Center. Netsnoeren en voedingsadapters Gebruik uitsluitend netsnoeren en voedingsadapters die door de fabrikant van het product zijn geleverd. Wikkel het netsnoer nooit rond de voedingsadapter of enig ander voorwerp. Hierdoor kan er een mechanische spanning op het snoer komen te staan, waardoor het kan rafelen of scheuren. Dit kan gevaar opleveren. Leid netsnoeren altijd zodanig dat ze niet in de knel zitten en dat niemand erop kan trappen of erover kan struikelen. vi Handboek voor de gebruiker Voorkom dat het snoer en de voedingsadapter in aanraking komen met vloeistof. Laat een snoer of een voedingsadapter nooit achter in de buurt van een gootsteen, een bad of douche, een toilet of vloeren die met vloeibare schoonmaakmiddelen worden gereinigd. Vloeistoffen kunnen kortsluiting veroorzaken, met name als het netsnoer of de voedingsadapter slijtage vertoont ten gevolge van verkeerd gebruik. Bovendien kan vloeistof corrosie van de stekkers en/of aansluitpunten veroorzaken, hetgeen uiteindelijk kan leiden tot oververhitting. Sluit de netsnoeren en signaalkabels altijd in de juiste volgorde aan en zorg dat de stekkers altijd stevig in het stopcontact zitten. Gebruik geen voedingsadapter waarvan de pennetjes op de stekker sporen van roest of corrosie vertonen of waarvan de behuizing zichtbaar oververhit is geweest. Maak nooit gebruik van een netsnoer waarvan de contactpunten sporen van roest, corrosie of oververhitting vertonen of waarvan het snoer of de stekker op welke manier dan ook beschadigd is. Verlengsnoeren en aanverwante apparaten Controleer of elk verlengsnoer, elke piekspanningsbeveiliging, elke noodvoeding en elke verdeelstekker die u gebruikt, bestand is tegen de elektrische eisen van het product. Overbelast deze apparaten nooit. Als u een verdeelstekker gebruikt, mag de belasting niet hoger zijn dan de invoerspecificatie van die stekker. Mocht u vragen hebben over (over)belasting, elektrische eisen en invoerspecificaties, neem dan contact op met een elektricien. Stekkers en aansluitingen Als het stopcontact waarop u de computerapparatuur wilt aansluiten beschadigd of verroest blijkt te zijn, gebruik het dan niet tot een gekwalificeerde elektricien het heeft vervangen. Verbuig of verander de stekker niet. Als de stekker beschadigd is, bestel dan een vervangend exemplaar bij de fabrikant. Bepaalde producten worden geleverd met een stekker met randaarde. Deze stekker past alleen in een geaard stopcontact. Dit is en veiligheidsvoorziening. Sluit de stekker niet aan op een stopcontact zonder aarde. Voorkom overbelasting van het stopcontact. De totale systeembelasting mag niet hoger zijn dan 80 procent van de specificatie van de groep. Mocht u vragen hebben over (over)belasting of specificaties van groepen, neem dan contact op met een elektricien. Zorg dat het netsnoer dat u gebruikt, correct bedraad is, goed bereikbaar is en zich in de buurt van de apparatuur bevindt. Zorg dat het snoer niet helemaal strak staat; hierdoor kan het slijten. Wees voorzichtig als u de stekker in het stopcontact steekt of daar uit haalt. Batterijen Alle IBM personal computers bevatten een niet-oplaadbare knoopcelbatterij die stroom levert voor de systeemklok. Daarnaast zijn veel mobiele producten, zoals ThinkPad-notebooks, voorzien van een oplaadbare batterij die het systeem van stroom voorziet. De batterijen die door IBM voor uw product worden geleverd, zijn getest op compatibiliteit en mogen alleen worden vervangen door onderdelen die door IBM zijn goedgekeurd. Belangrijke veiligheidsinformatie vii Probeer nooit de batterij open te maken of te repareren. Zorg dat de batterij niet gedeukt of doorboord wordt en niet in contact komt met open vuur. Voorkom kortsluiting van de metalen contactpunten. Stel de batterij niet bloot aan water of andere vloeistoffen. Laad de batterij uitsluitend op volgens de instructies in de productdocumentatie. Door misbruik of onoordeelkundig gebruik kan de batterij oververhit raken, waardoor er gassen of vonken uit de batterij of knoopcel kunnen komen. Als uw batterij beschadig is of als u merkt dat de batterij spontaan leegloopt of dat er zich vreemd materiaal rond de contactpunten van de batterij afzet, staak het gebruik van de batterij dan onmiddellijk en bestel een nieuwe bij de fabrikant. Als batterijen lange tijd ongebruikt worden gelaten, kan de kwaliteit ervan teruglopen. Bij bepaalde oplaadbare batterijen (met name lithium-ionenbatterijen) kan het ongebruikt laten van de batterij in ontladen toestand leiden tot een verhoogde kans op kortsluiting, waardoor de levensduur van de batterij wordt verkort en er tevens een veiligheidsrisico ontstaat. Zorg dat oplaadbare lithium-ionenbatterijen niet helemaal ontladen raken en bewaar deze batterijen niet in ontladen toestand. Warmte en ventilatie van het product Computers produceren warmte als ze aan staan en als de batterijen worden opgeladen. Door hun compacte formaat kunnen notebook-PC’s een aanzienlijke hoeveelheid warmte produceren. Neem daarom altijd de volgende elementaire voorzorgsmaatregelen: v Houd de computer niet te lang op schoot als de computer in bedrijf is of de batterij wordt opgeladen. Tijdens de normale werking produceert de computer enige warmte. Langdurig contact met uw lichaam of kleding kan ongemak en zelfs brandwonden veroorzaken. v Gebruik de computer niet en laad de batterijen niet op in de buurt van licht ontvlambare of explosieve materialen. v Ventilatieopeningen, ventilatoren en/of koelribben maken deel uit van het product omwille van de veiligheid, het comfort en een betrouwbare werking. Deze voorzieningen kunnen per ongeluk geblokkeerd raken als u het product op een bed, zitbank, vloerkleed of andere zachte ondergrond plaatst. Zorg dat deze voorzieningen nooit worden geblokkeerd of uitgeschakeld. Veiligheid van CD- en DVD-stations In CD- en DVD-stations draait de disc met een hoge snelheid rond. Indien een CDof DVD-disc gebarsten of anderszins fysiek beschadigd is, kan het gebeuren dat deze bij gebruik in het CD- of DVD-station breekt of zelfs versplintert. Om verwonding ten gevolge van dergelijke situaties te voorkomen, en om de kans op schade aan uw machine te verkleinen, doet u het volgende: v Bewaar CD/DVD-discs altijd in hun originele verpakking. v Bewaar CD/DVD-discs nooit in de felle zon of in de buurt van een warmtebron. v Haal CD/DVD-discs uit de computer wanneer ze niet worden gebruikt. v Zorg dat CD/DVD-discs niet worden verbogen en plaats ze niet met kracht in de computer of in de verpakking. v Controleer vóór gebruik steeds of de CD/DVD-discs geen barsten vertonen. Is een disc gebarsten of beschadigd, gebruik hem dan niet. viii Handboek voor de gebruiker Aanvullende veiligheidsvoorschriften GEVAAR Elektrische stroom van lichtnet-, telefoon- en communicatiekabels is gevaarlijk. Houd u ter voorkoming van een schok aan het volgende: v Sluit tijdens onweer geen kabels aan en ontkoppel ze niet; voer ook geen installatie-, onderhouds- of configuratiewerkzaamheden aan dit product uit tijdens onweer. v Sluit alle netsnoeren aan op correct bedrade, geaarde stopcontacten. v Sluit ook het netsnoer van alle apparaten die op dit product worden aangesloten aan op een correct geaard stopcontact. v Gebruik indien mogelijk slechts één hand bij het aansluiten en loskoppelen van signaalkabels. v Zet een apparaat nooit aan als dit brand-, water- of structuurschade vertoont. v Ontkoppel alle netsnoeren, telecommunicatiesystemen, netwerken en modems voordat u de kap van het apparaat opent, tenzij de installatie- of configuratieinstructies expliciet anders voorschrijven. v Als u dit product of een aangesloten apparaat installeert, verplaatst of opent, houd u dan bij het aansluiten en loskoppelen van de kabels aan het volgende: Aansluiten: Ontkoppelen: 1. Zet alles UIT. 1. Zet alles UIT. 2. Sluit eerst alle kabels aan op de apparaten. 2. Haal eerst de stekker uit het stopcontact. 3. Sluit de signaalkabels aan. 3. Ontkoppel de signaalkabels. 4. Steek de stekker in het stopcontact. 4. Ontkoppel alle kabels van de apparaten. 5. Zet het apparaat AAN. DANGER Le courant électrique provenant de l’alimentation, du téléphone et des câbles de transmission peut présenter un danger. Pour éviter tout risque de choc électrique : v Ne manipulez aucun câble et n’effectuez aucune opération d’installation, d’entretien ou de reconfiguration de ce produit au cours d’un orage. v Branchez tous les cordons d’alimentation sur un socle de prise de courant correctement câblé et mis à la terre. v Branchez sur des socles de prise de courant correctement câblés tout équipement connecté à ce produit. v Lorsque cela est possible, n’utilisez qu’une seule main pour connecter ou déconnecter les câbles d’interface.; v Ne mettez jamais un équipement sous tension en cas d’incendie ou d’inondation, ou en présence de dommages matériels. v Avant de retirer les carters de l’unité, mettez celle-ci hors tension et déconnectez ses cordons d’alimentation, ainsi que les câbles qui la relient aux réseaux, aux systèmes de té lécommunication et aux modems (sauf instruction contraire mentionnée dans les procédures d’installation et de configuration). Belangrijke veiligheidsinformatie ix v Lorsque vous installez, que vous déplacez, ou que vous manipulez le présent produit ou des périphériques qui lui sont raccordés, reportez-vous aux instructions ci-dessous pour connecter et déconnecter les différents cordons. Connexion : Déconnexion : 1. Mettez les unités hors tension. 1. Mettez les unités hors tension. 2. Commencez par brancher tous les cordons sur les unités. 2. Débranchez les cordons d’alimentation des prises. 3. Branchez les câbles d’interface sur des connecteurs. 3. Débranchez les câbles d’interface des connecteurs. 4. Branchez les cordons d’alimentation sur 4. Débranchez tous les câbles des unités. des prises. 5. Mettez les unités sous tension. Kennisgeving lithiumbatterij Let op! Als de batterij op onjuiste wijze wordt vervangen, bestaat er explosiegevaar. Gebruik ter vervanging alleen IBM-batterijen met onderdeelnummer 33F8354 of een gelijksoortige batterij die door de leverancier wordt aanbevolen. De batterij bevat lithium en kan bij verkeerd gebruik exploderen. Houd u aan het volgende: v Gooi de batterij niet in water v Verwarm de batterij niet boven 100°C v Haal de batterij niet uit elkaar Gooi de batterij niet zomaar weg, maar breng deze naar een vergaarplaats voor klein chemisch afval. ATTENTION Danger d’explosion en cas de remplacement incorrect de la batterie. Remplacer uniquement par une batterie IBM de type ou d’un type équivalent recommandé par le fabricant. La batterie contient du lithium et peut exploser en cas de mauvaise utilisation, de mauvaise manipulation ou de mise au rebut inappropriée. Ne pas : v Lancer ou plonger dans l’eau v Chauffer à plus de 100°C (212°F) v Réparer ou désassembler Mettre au rebut les batteries usagées conformément aux règlements locaux. Veiligheidsvoorschriften voor de modem Neem ter voorkoming van brand, elektrische schokken of verwondingen bij het gebruik van telefonische apparatuur altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht: v Installeer geen telefoonbedrading tijdens onweer. x Handboek voor de gebruiker v Installeer geen telefoonaansluitingen in natte ruimtes tenzij de aansluiting speciaal ontworpen is voor gebruik in natte ruimtes. v Raak geen telefoonkabels of -stekkers aan die niet geïsoleerd zijn. v Wees voorzichtig bij het installeren of doortrekken van telefoonlijnen. v Gebruik de telefoon niet tijdens onweer, tenzij u een draadloos model hebt. Er bestaat een kleine kans op een elektrische schok als gevolg van blikseminslag. v Geef gaslekken in de buurt van de telefoon niet telefonisch door. Consignes de sécurité relatives au modem Lors de l’utilisation de votre matériel téléphonique, il est important de respecter les consignes ci-après afin de réduire les risques d’incendie, d’électrocution et d’autres blessures : v N’installez jamais de cordons téléphoniques durant un orage. v Les prises téléphoniques ne doivent pas être installées dans des endroits humides, excepté si le modèle a été conçu à cet effet. v Ne touchez jamais un cordon téléphonique ou un terminal non isolé avant que la ligne ait été déconnectée du réseau téléphonique. v Soyez toujours prudent lorsque vous procédez à l’installation ou à la modification de lignes téléphoniques. v Si vous devez téléphoner pendant un orage, pour éviter tout risque de choc électrique, utilisez toujours un téléphone sans fil. v En cas de fuite de gaz, n’utilisez jamais un téléphone situé à proximité de la fuite. Verklaring van conformiteit met laserrichtlijnen Sommige IBM PC-modellen worden standaard geleverd met een CD-ROM-station of een DVD-station. CD-ROM-stations en DVD-stations zijn ook los als optie te verkrijgen. CD-ROM-stations en DVD-stations zijn laserproducten. Deze stations voldoen in de Verenigde Staten aan de eisen gesteld in de Department of Health and Human Services 21 Code of Federal Regulations (DHHS 21 CFR) Subchapter J voor laserproducten van Klasse 1. De stations voldoen aan de eisen gesteld in de International Electrotechnical Commission (IEC) 825 en CENELEC EN 60 825 bedoeld voor laserproducten van klasse 1. Let bij het installeren van een CD-ROM- of DVD-station op het volgende. Let op! Het wijzigen van instellingen of het uitvoeren van procedures anders dan hier is beschreven, kan leiden tot blootstelling aan gevaarlijke straling. Als u de behuizing van het CD-ROM-station of het DVD-station opent, kunt u worden blootgesteld aan gevaarlijke laserstraling. Het CD-ROM-station of het DVD-station bevat geen onderdelen die moeten worden vervangen of onderhouden. Open de behuizing van het CD-ROM-station of het DVD-station niet. Sommige CD-ROM-stations of DVD-stations bevatten een ingebouwde laserdiode van klasse 3A of 3B. Let op het volgende. GEVAAR Laserstraling indien geopend. Kijk niet in de laserstraal en vermijd direct contact met de laserstraal. Belangrijke veiligheidsinformatie xi DANGER: Certains modèles d’ordinateurs personnels sont équipés d’origine d’une unité de CD-ROM ou de DVD-ROM. Mais ces unités sont également vendues séparément en tant qu’options. L’unité de CD-ROM/DVD-ROM est un appareil à laser. Aux État-Unis, l’unité de CD-ROM/DVD-ROM est certifiée conforme aux normes indiquées dans le sous-chapitre J du DHHS 21 CFR relatif aux produits à laser de classe 1. Dans les autres pays, elle est certifiée être un produit à laser de classe 1 conforme aux normes CEI 825 et CENELEC EN 60 825. Lorsqu’une unité de CD-ROM/DVD-ROM est installée, tenez compte des remarques suivantes: ATTENTION: Pour éviter tout risque d’exposition au rayon laser, respectez les consignes de réglage et d’utilisation des commandes, ainsi que les procédures décrites. L’ouverture de l’unité de CD-ROM/DVD-ROM peut entraîner un risque d’exposition au rayon laser. Pour toute intervention, faites appel à du personnel qualifié. Certaines unités de CD-ROM/DVD-ROM peuvent contenir une diode à laser de classe 3A ou 3B. Tenez compte de la consigne qui suit: DANGER Rayonnement laser lorsque le carter est ouvert. Évitez toute exposition directe des yeux au rayon laser. Évitez de regarder fixement le faisceau ou de l’observer à l’aide d’instruments optiques. xii Handboek voor de gebruiker Overzicht Hartelijk gefeliciteerd met uw aanschaf van een IBM-computer. In deze computer zijn de nieuwste ontwikkelingen verwerkt op het gebied van PC-technologie. De computer kan bovendien worden uitgebreid. Door hardwareopties te installeren, kunt u de mogelijkheden van de computer eenvoudig uitbreiden. In deze publicatie vindt u instructies voor het installeren van externe en interne opties. Raadpleeg bij het installeren van een optie zowel deze instructies als de instructies die bij de optie zijn geleverd. Informatiebronnen Het Naslagboekje dat bij de computer is geleverd, bevat informatie over het installeren van de computer en het starten van het besturingssysteem. Dit boekje bevat ook informatie over het oplossen van de meest voorkomende problemen, herstelprocedures voor software, hulp, service en garantie. Raadpleeg Access IBM (op het bureaublad) voor nadere informatie over uw computer. Als u toegang hebt tot internet, kunt u hier de meest recente handboeken voor uw computer bekijken. Deze vindt u op: http://www.ibm.com/pc/support Voer uw machinetype en -model in het veld Quick Path in en klik op Go. © Copyright IBM Corp. 2004 xiii xiv Handboek voor de gebruiker Hoofdstuk 1. Opties installeren e ntr Ce ink Th Dit hoofdstuk bevat een inleiding over de voorzieningen en opties die voor de computer beschikbaar zijn. De mogelijkheden van uw computer zijn gemakkelijk uit te breiden. U kunt geheugen, stations en adapters toevoegen. Raadpleeg bij het installeren van een optie zowel deze instructies als de instructies die bij de optie zijn geleverd. Belangrijk Lees voordat u een optie installeert of verwijdert eerst “Belangrijke veiligheidsinformatie” op pagina v. Deze voorzorgsmaatregelen en richtlijnen zorgen dat u veilig kunt werken. Kenmerken In dit gedeelte vindt u een overzicht van de voorzieningen en de vooraf geïnstalleerde software. Systeemgegevens De volgende informatie is van toepassing op een aantal modellen. In de IBM Setup Utility vindt u informatie over uw specifieke model. Zie Hoofdstuk 2, “Het programma IBM BIOS Setup gebruiken”, op pagina 27. Microprocessor (verschilt per model) v v v v Intel® Pentium® 4 processor met HyperThreading Technology Intel Pentium 4 processor Intel Celeron® processor Interne cache (grootte afhankelijk van modeltype) Geheugen © Copyright IBM Corp. 2004 1 v Ondersteuning voor voor DDR (double data rate) DIMM’s (dual inline memory modules) v 512 kB flashgeheugen voor systeemprogramma’s Interne stations v 3,5-inch, 1,44 MB diskettestation v SATA (Serial Advanced Technology Attachment) intern vaste-schijfstation v EIDE CD-station of DVD-station (bepaalde modellen) Videosubsysteem v Geïntegreerde grafische controller voor een VGA-beeldscherm v PCI Express (x16) grafische aansluiting op de systeemplaat Audiosubsysteem v AC’97 met ADI 1981B Audio Codec v Lijningang en lijnuitgang op het achterpaneel v Microfoon- en hoofdtelefoonaansluitingen op het voorpaneel Connectiviteit v 10/100/1000 Mbps geïntegreerde Broadcom Ethernet-controller v PCI V.90 Data/Faxmodem (sommige modellen) Voorzieningen voor systeembeheer v RPL (Remote Program Load) en DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) v Wake on LAN v Wake on Ring (in het programma IBM BIOS Setup heet deze voorziening Serial Port Ring Detect voor een externe modem) v v v v Beheer op afstand Opstartvolgorde bij automatisch opstarten System Management (SM) BIOS en software Mogelijkheid tot het opslaan van de resultaten van de zelftest bij opstarten (POST) Input/output-voorzieningen v 25-pens ECP/EPP-aansluitingen (Extended Capabilities Port/Extended Parallel Port) v Twee 9-pens seriële poorten (bepaalde modellen) v Acht 4-pens USB-poorten (twee vooraan en zes achterop) v PS/2-muisaansluiting v v v v v v Aansluiting voor PS/2-toetsenbord Ethernet-poort VGA-beeldschermaansluiting Twee audio-aansluitingen op het achterpaneel (lijningang en lijnuitgang) Tweer audio-aansluitingen op het voorpaneel (hoofdtelefoon en microfoon) IEEE 1394-aansluiting (bepaalde modellen) Uitbreidingsmogelijkheden v Vier stationsvakken 2 Handboek voor de gebruiker v Twee 32-bits PCI-adaptersleuven (peripheral component interconnect) v Eén PCI Express (x1) adaptersleuf v Eén PCI Express (x16) sleuf voor een grafische kaart Voeding v 310 W voedingseenheid met handmatige voltageschakelaar v Automatische instelling invoerfrequentie (50/60 Hz) v Advanced Power Management v Ondersteuning voor ACPI (Advanced Configuration and Power Interface) Beveiligingsvoorzieningen v Gebruikerswachtwoord en configuratiewachtwoord v Gebruikers- en beheerderswachtwoord voor het vaste-schijfstation (bepaalde modellen) v Mogelijkheid voor gebruik van een hangslot v Mogelijkheid tot het toevoegen van een geïntegreerd kabelslot v Aanwezigheidsschakelaar voor kap v Instelbare opstartvolgorde v Opstarten zonder diskettestation, toetsenbord of muis v Werkstand Onbewaakt starten v Diskette- en vaste-schijfstationbesturing v I/O-besturing van seriële en parallelle poort v Beveiligingsprofielen per apparaat Door IBM vooraf geïnstalleerde software Uw computer wordt mogelijk geleverd met een set vooraf geïnstalleerde software. Deze bestaat uit een besturingssysteem, stuurprogramma’s voor de ingebouwde voorzieningen en overige ondersteunende software. Besturingssystemen (vooraf geïnstalleerd) (varieert per modeltype) Opmerking: Deze besturingssystemen zijn niet in alle landen beschikbaar. v Microsoft Windows XP Home v Microsoft Windows XP Professional Gecertificeerde of geteste besturingssystemen1 Linux 1. De besturingssystemen die hier staan genoemd, worden op het moment dat deze publicatie ter perse gaat, onderworpen aan een compatibiliteitstest of -certificering. Ook kan IBM na het verschijnen van dit boekje concluderen dat er nog meer besturingssystemen compatibel zijn met deze computer. Deze lijst is onderhevig aan wijzigingen. Om te controleren of een bepaald besturingssysteem is gecertificeerd voor of getest op compatibiliteit kunt u de website van de fabrikant van dat besturingssysteem raadplegen. Hoofdstuk 1. Opties installeren 3 Specificaties In dit gedeelte vindt u de fysieke specificaties van uw computer. Afmetingen Hoogte: 146 mm Minimumconfiguratie: 75 Watt Breedte: 442 mm Maximumconfiguratie: 310 Watt Diepte: 401 mm Luchtverplaatsing Maximaal ongeveer 1,13 kubieke meter per minuut Gewicht Minimumconfiguratie bij levering: 24 kg Maximumconfiguratie: 31 kg Omgevingsvoorwaarden Luchttemperatuur: Systeem aan: 10°C tot 35°C Systeem uit: 10°C tot 43°C Maximumhoogte: 2134 m Opmerking: De maximumhoogte van 2134 m is de maximumhoogte waarbij de opgegeven luchttemperatuur van toepassing is. Wanneer deze hoogte wordt overschreden, moet de luchttemperatuur lager zijn dan de opgegeven temperatuur. Luchtvochtigheid: Systeem aan: 8% tot 80% Systeem uit: 8% tot 80% Elektrische invoer Invoerspanning: Laag: Minimum: 90 V Maximum: 180 V Invoerfrequentie: 47–53 Hz Instelling voltageschakelaar: 115 V Hoog: Minimum: 137 V Maximum: 265 V Invoerfrequentie: 57–63 Hz Instelling voltageschakelaar: 230 V Opgenomen vermogen (bij benadering): Minimumconfiguratie bij levering: 0,09 kWatt Maximumconfiguratie: 0,32 kWatt Opmerking: Stroomverbruik en warmte-afgifte kunnen variëren en zijn afhankelijk van het aantal en het soort geïnstalleerde opties en de gebruikte optionele functies voor energiebeheer. 4 Warmte-afgifte (bij benadering): Handboek voor de gebruiker Geluidsniveau Gemiddelde geluidsproductie: Op de werkplek (0,5 meter): Niet actief: 33 dBA In bedrijf: 35 dBA Op één 1 meter: Niet actief: 29 dBA In bedrijf: 31 dBA Gedeclareerde geluidslimiet: Niet actief: 4,3 bel In bedrijf: 4,4 bel Opmerking: Het geluidsniveau werd vastgesteld in een gecontroleerde omgeving volgens de procedures van American National Standards Institute (ANSI) S12.10 en ISO 7779 en voldoet aan ISO 9296. De werkelijke geluidsniveaus kunnen de hier genoemde waarden overtreffen als gevolg van reflecterend geluid en andere geluidsbronnen. Het gedeclareerde geluidsniveau is een limiet; bij de meeste computers blijft het geluidsniveau onder deze waarde. Beschikbare opties Enkele beschikbare opties: v Externe opties – Parallelle apparaten, zoals printers en externe stations – Seriële apparaten, zoals externe modems en digitale camera’s – Audioapparatuur, zoals externe luidsprekers voor het geluidssysteem – USB-apparaten, zoals printers, joysticks en scanners – Beveiligingsopties, zoals een hangslot of een kabelslot – Beeldschermen v Interne opties – Systeem geheugen, ook DIMM’s (dual in-line memory modules) genoemd – PCI-adapters (Peripheral Component Interconnect) – PCI Express (x1) adapter – PCI Express (x16) grafische kaart – Interne stations, zoals: - CD- of DVD- station (bepaalde modellen) - Vaste-schijfstation - Diskettestations en anderestations voor verwisselbare media Op de volgende webpagina’s vindt u de meest recente informatie over de beschikbare opties: v http://www.ibm.com/pc/us/options/ v http://www.ibm.com/pc/support/ U v v v kunt ook een van de volgende telefoonnummers bellen: In de Verenigde Staten belt u 1-800-IBM-2YOU (1-800-426-2968). In Canada belt u 1-800-565-3344 of 1-800-IBM-4YOU. In alle overige landen neemt u contact op met uw IBM-leverancier of IBMvertegenwoordiger. Benodigd gereedschap Als u bepaalde opties in de computer wilt installeren, hebt u een schroevendraaier nodig. Bij een aantal opties is hiervoor ook nog ander gereedschap vereist. Raadpleeg de instructies bij de optie. Omgaan met apparaten die gevoelig zijn voor statische elektriciteit Statische elektriciteit is ongevaarlijk voor uzelf, maar kan de computeronderdelen en de opties zwaar beschadigen. Als u een optie installeert, maak de antistatische verpakking ervan dan nooit open voordat de installatieaanwijzingen u hiertoe opdracht geven. Neem bij het omgaan met opties en computeronderdelen de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om schade door statische elektriciteit te voorkomen: v Beweeg zo min mogelijk. Door beweging kan er statische elektriciteit ontstaan. v Ga voorzichtig met de onderdelen om. Pak adapters en geheugenmodules bij de randen vast. Raak nooit onbeschermde elektronische componenten aan. Hoofdstuk 1. Opties installeren 5 v Zorg dat ook anderen de componenten niet aanraken. v Wanneer u een nieuwe optie installeert, houd dan de antistatische verpakking met de optie minstens 2 seconden tegen een metalen afdekplaatje van een uitbreidingssleuf of een ander ongeverfd metalen oppervlak op de computer. Hiermee vermindert u de statische lading van de verpakking en van uw lichaam. v Installeer zo mogelijk de optie direct in de computer zonder deze neer te leggen. Als u de optie neer moet leggen nadat u hem uit de verpakking hebt gehaald, leg hem dan op de antistatische verpakking op een vlakke ondergrond. v Leg de optie niet op de kap van de computer of op een metalen oppervlak. 6 Handboek voor de gebruiker Externe opties installeren In dit gedeelte worden de externe aansluitingen van de computer beschreven. Hierop kunt u externe opties aansluiten, zoals externe luidsprekers, een printer of een scanner. Voor sommige externe opties moet u aanvullende software installeren. Als u een externe optie installeert, kunt u in dit gedeelte zien welke aansluiting u moet gebruiken. Met behulp van de instructies die bij het externe apparaat zijn geleverd, kunt u dat apparaat vervolgens aansluiten en de vereiste software of stuurprogramma’s installeren. De plaats van de aansluitingen aan de voorkant van de computer In onderstaande afbeelding ziet u waar de aansluitingen zich aan de voorkant van de computer bevinden. Opmerking: Niet alle computermodellen beschikken over de volgende aansluitingen. Th ink Ce ntr e 1 3 9 4 1IEEE 1394-aansluiting 2USB-poort 3USB-poort 4Microfoonaansluiting 5Hoofdtelefoonaansluiting Hoofdstuk 1. Opties installeren 7 De plaats van de aansluitingen aan de achterkant van de computer In onderstaande afbeelding ziet u waar de aansluitingen zich aan de achterkant van de computer bevinden. 1PCI-sleuven 2PCI Express (x1) sleuf 3PCI Express (x16) sleuf voor grafische kaart 4Ethernet-aansluiting 5USB-poorten 6Muisaansluiting 7Parallelle poort 8Seriële poort (bepaalde modellen) 9Diagnoselampjes 10Voedingsaansluiting 11Audiolijnuitgang 12Audiolijningang 13VGA-beeldschermaansluiting 14Seriële poort 15Toetsenbordaansluiting 16USB-poorten Opmerking: Sommige aansluitingen op de achterkant van de computer zijn voorzien van een kleurcode. Dit vergemakkelijkt de aansluiting van de kabels. 8 Handboek voor de gebruiker Aansluiting Beschrijving Ethernet-poort Hierop kunt u een Ethernet-kabel voor een LAN aansluiten. Opmerking: Om de computer te laten voldoen aan de FCCrichtlijnen dient u een Ethernet-kabel van categorie 5 te gebruiken. USB-poorten Hierop kunt u apparaten aansluiten waarvoor een USB-poort (Universal Serial Bus) vereist is, bijvoorbeeld een USB-scanner of een USB-printer. Als u meer dan zes USB-apparaten hebt, kunt u een USB-hub aanschaffen om extra USB-apparaten aan te sluiten. Muisaansluiting Hierop kunt u een muis, trackball of een ander aanwijsapparaat aansluiten dat geschikt is voor een standaardmuisaansluiting. Parallelle poort Wordt gebruikt voor het aansluiten van een parallelle printer, een parallelle scanner of een ander apparaat dat gebruik maakt van een 25-pens parallelle aansluiting. Seriële aansluitingen Hierop sluit u een externe modem, een seriële printer of een ander apparaat aan dat gebruikmaakt van een 9-pens seriële aansluiting. Audiolijnuitgang Via deze uitgang worden audiosignalen van de computer verzonden naar externe apparaten, zoals actieve stereoluidsprekers (luidsprekers met ingebouwde versterker), hoofdtelefoons, multimediatoetsenborden of de audiolijningang van een stereosysteem of een ander extern opnameapparaat. Audiolijningang Hiermee kunt u audiosignalen ontvangen van een extern audioapparaat, zoals een stereo-installatie. Als u een extern audioapparaat aansluit, verbindt u de audiolijnuitgang van het apparaat met een kabel met de audiolijningang van de computer. Toetsenbordaansluiting Hierop kunt u een toetsenbord aansluiten dat geschikt is voor een standaardtoetsenbordaansluiting. Stuurprogramma’s U kunt stuurprogramma’s voor besturingssystemen die niet vooraf geïnstalleerd zijn, vinden op http://www.ibm.com/pc/support/ op internet. Installatie-instructies vindt u in de README-bestanden van de stuurprogramma’s. Hoofdstuk 1. Opties installeren 9 De kap verwijderen Belangrijk: Lees eerst “Belangrijke veiligheidsinformatie” op pagina v en “Omgaan met apparaten die gevoelig zijn voor statische elektriciteit” op pagina 5 voordat u de kap verwijdert. U verwijdert de kap als volgt: 1. Sluit het besturingssysteem af, verwijder eventueel aanwezige media (diskettes, CD’s of banden) uit de stations en schakel alle aangesloten apparaten en de computer uit. 2. Haal alle stekkers uit het stopcontact. 3. Ontkoppel alle kabels die op de computer zijn aangesloten. Dit geldt voor netsnoeren, I/O-kabels en alle andere op de computer aangesloten kabels. 4. Druk op de knoppen aan de zijkanten van de computer en kantel de achterzijde van de kap omhoog en naar de voorzijde van de computer. e ntr Ce ink Th 10 Handboek voor de gebruiker De plaats van componenten In onderstaande afbeelding kunt u zien waar de verschillende onderdelen zich bevinden. 1Voedingseenheid 2DIMM’s 3PCI Express (x1) sleuf 4PCI-sleuf * X X X X X X X X X * * X X X X X X X X X * 5PCI Express (x16) sleuf voor grafische kaart 6Batterij 7Microprocessor en koelelement Onderdelen van de systeemplaat De systeemplaat, ook wel het moederbord genoemd, is de hoofdprintplaat in de computer. De systeemplaat zorgt voor de uitvoering van alle basisfuncties en ondersteunt daarnaast een verscheidenheid aan apparaten. Dit geldt zowel voor apparaten die vooraf in de fabriek zijn geïnstalleerd als voor apparaten die u op een later tijdstip zelf installeert. Hoofdstuk 1. Opties installeren 11 In de onderstaande afbeelding ziet u de plaats van de onderdelen op de systeemplaat. 1 12V voedingsaansluiting 2 Aansluiting diskettestation 3 Luidsprekeraansluiting 4 DIMM-aansluiting 4 5 DIMM-aansluiting 3 6 DIMM-aansluiting 2 7 DIMM-aansluiting 1 8 Jumper voor Wissen CMOS/Herstel 9 Aansluiting voorpaneel 10PATA IDE-aansluiting 11SATA 4-aansluiting 12SATA 3-aansluiting 13SATA 2-aansluiting 14SATA 1-aansluiting 15Aansluiting voor aanwezigheidsschakelaar kap 16Voedingsaansluiting 17PCI Express (x16) sleuf voor grafische kaart 18PCI Express (x1) sleuf 19 PCI-sleuf 2 20PCI-sleuf 1 21Batterij 22Microprocessor 23Aansluiting microprocessorventilator 24Koelelement microprocessor Geheugen installeren De computer beschikt over vier aansluitingen waarin u DIMM’s (dual inline memory modules) kunt plaatsen, waardoor u het systeemgeheugen kunt uitbreiden tot maximaal 4 GB. Het systeemgeheugen is verdeeld over twee kanalen (A en B). DIMM-aansluitingen 1 en 2 vormen kanaal A en DIMM-aansluitingen 3 en 4 vormen kanaal B. Als er in beide kanalen DIMM’s aanwezig zijn, werkt de computer in de werkstand Dual Channel. 12 Handboek voor de gebruiker De computer werkt met ofwel DDR- (double data rate), ofwel DDR2-geheugen (double data rate 2). Welk geheugen er nodig is, hangt af van de systeemplaat die in uw computer is geïnstalleerd. 1. Verwijder de kap. Zie “De kap verwijderen” op pagina 10. 2. Kijk waar de DIMM-aansluitingen zich bevinden. Zie “Onderdelen van de systeemplaat” op pagina 11. v Als de twee DIMM-aansluitingen die zich het dichtst bij de rand van de systeemplaat bevinden GEEL zijn, werkt de systeemplaat met DDR-geheugen. DDR DIMM’s zijn 184-pens, 2,5 V en kunnen worden gebruikt in elke combinatie van 128 MB, 256 MB, 512 MB en 1 GB. v Als de twee DIMM-aansluitingen die zich het dichtst bij de rand van de systeemplaat bevinden GROEN zijn, werkt de systeemplaat met DDR2geheugen. DDR2 DIMM’s zijn 240-pens, 1,8 V en kunnen worden gebruikt in elke combinatie van 256 MB, 512 MB en 1 GB. Opmerking: Welk type geheugen u moet gebruiken, staat in de vorm van tekst aangegeven in de buurt van het IBM-logo op de systeemplaat. U installeert een DIMM als volgt: 1. Verwijder de kap. Zie “De kap verwijderen” op pagina 10. 2. Mogelijk moet u eerst een adapter verwijderen voordat u bij de DIMM-sleuven kunt komen. Zie “Adapters installeren” op pagina 14. 3. Draai de stationhouder omhoog om bij de systeemplaat te kunnen. * X X X X X X X X X * * X X X X X X X X X * 4. Voor de plaats van de DIMM-aansluitingen. Zie “Onderdelen van de systeemplaat” op pagina 11. Hoofdstuk 1. Opties installeren 13 5. Open de klemmetjes. 6. Zorg dat de uitsparingen in de DIMM op één lijn liggen met de nokjes op de aansluiting. Duw de DIMM voorzichtig naar beneden tot de klemmetjes vastklikken. Volgende stappen: v Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte. v Als u de installatie wilt voltooien, gaat u naar “De kap terugplaatsen en de kabels aansluiten” op pagina 26. Adapters installeren In dit gedeelte leest u hoe u adapters kunt installeren of verwijderen. De computer heeft twee uitbreidingssleuf voor PCI-adapters, één sleuf voor een PCI Express (x1) adapter en één sleuf voor een PCI Express (x16) grafische kaart. U kunt in PCIsleuf 1 en PCI-sleuf 2 adapters installeren met een lengte van maximaal 340 mm. U installeert als volgt een adapter: 1. Verwijder de kap. Zie “De kap verwijderen” op pagina 10. 14 Handboek voor de gebruiker 2. Draai de stationhouder omhoog om bij de systeemplaat te kunnen. * X X X X X X X X X * * X X X X X X X X X * 3. Open de klem voor de afdekplaatjes en verwijder het afdekplaatje van de gewenste kaartsleuf. * X X X X X X X X X * * X X X X X X X X X * 4. Haal de adapter uit de antistatische verpakking. 5. Installeer de adapter in de juiste sleuf op de systeemplaat. Hoofdstuk 1. Opties installeren 15 6. Sluit de klem voor de afdekplaatjes. * X X X X X X X X X * * X X X X X X X X X * Volgende stappen: v Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte. v Als u de installatie wilt voltooien, gaat u naar “De kap terugplaatsen en de kabels aansluiten” op pagina 26. Interne stations installeren In deze paragraaf leest u hoe u interne stations kunt installeren of verwijderen. Interne stations zijn apparaten waarmee de computer gegevens leest en opslaat. U kunt extra stations in de computer installeren om de opslagcapaciteit uit te breiden of om de computer geschikt te maken voor het lezen van andere typen media. De volgende typen stations zijn beschikbaar: v SATA (Serial Advanced Technology Attachment) vaste-schijfstation v Parallelle ATA vaste-schijfstations v CD-stations of DVD-stations v Bandstations v Stations voor verwisselbare media Opmerking: Deze andere stations worden ook wel IDE-stations genoemd (IDE = integrated drive electronics). Interne stations worden geïnstalleerd in vakken. In dit boek wordt gesproken van vak 1, vak 2 enzovoort. Wanneer u een intern station installeert, moet u er goed op letten of het vak dat u daarvoor wilt gebruiken geschikt is voor het desbetreffende type en formaat station. Zorg ook dat de interne stationskabels goed worden aangesloten op het geïnstalleerde station. 16 Handboek voor de gebruiker Stationsspecificaties De computer wordt geleverd met de volgende door IBM geïnstalleerde stations: v Een 3,5-inch diskettestation in vak 1. v Een CD- of DVD-station in vak 2 (bepaalde modellen) v Een 3,5-inch vaste-schijfstation in vak 4 Alle vakken waarin geen station is geïnstalleerd, zijn bedekt met een metalen plaatje en een kunststof afdekplaatje. In onderstaande afbeelding ziet u waar de stationsvakken zich bevinden. Hieronder ziet u een overzicht van de stations die u in de vakken kunt installeren: 1Vak 1 - Maximumhoogte: 25,8 mm (1 inch) 2Vak 2 - Maximumhoogte: 43,0 mm (1,7 inch) 3Vak 3 - Maximumhoogte: 43,0 mm (1 inch) 4Vak 4 - Maximumhoogte: 25,8 mm (1 inch) 3,5-inch diskettestation (vooraf geïnstalleerd) CD-station of DVD-station (vooraf geïnstalleerd in sommige modellen) 5,25-inch vaste-schijfstation 5,25-inch vaste-schijfstation 3,5-inch vaste-schijfstation (montagebeugel vereist) CD-station DVD-station 3,5-inch vaste-schijfstation (vooraf geïnstalleerd) Opmerkingen: 1. Stations die hoger zijn dan 43 cm kunnen niet worden geïnstalleerd. 2. Installeer verwisselbare media (banden of CD’s) in een van buitenaf bereikbaar vak (vak 2 of 3). Een station installeren U kunt als volgt een intern station installeren: 1. Verwijder de kap. Zie “De kap verwijderen” op pagina 10. 2. Als de computer een CD- of DVD-station heeft, moet u wellicht de signaal- en voedingskabels verwijderen uit het station. Hoofdstuk 1. Opties installeren 17 3. Als het station dat u installeert, is bedoeld voor een verwisselbaar medium, verwijdert u het afdekplaatje van het vak in de frontplaat. 4. Verwijder vervolgens het metalen plaatje van het stationsvak door het met een schroevendraaier voorzichtig los te wrikken. 5. Zorg dat het station dat u installeert juist is ingesteld als master- dan wel slaveapparaat. Opmerking: Een serieel ATA vaste-schijfstation hoeft niet als master- of slavestation worden ingesteld. v Als het station het eerste CD- of DVD-station is, stelt u het in als masterapparaat. v Als het station een extra CD- of DVD-station is, stelt u het in als een slaveapparaat. v Als het station een extra parallel of ATA vaste-schijfstation is, stelt u het in als een slave-apparaat. Raadpleeg voor informatie over de master/slave-jumper de documentatie bij het station. 6. Installeer een beugel aan de zijkant van het station. 18 Handboek voor de gebruiker 7. Schuif het station in het vak totdat het op zijn plaats vastklikt. * X X X X X X X X X * * X X X X X X X X X * 8. Voor een vaste-schijfstation zijn twee kabels nodig; een voedingskabel om aan te sluiten op de voedingseenheid en een signaalkabel om aan te sluiten op de systeemplaat. v Voor een parallel ATA vaste-schijfstation is een voedingskabel met vier aders nodig. v Voor een serieel ATA vaste-schijfstation is een voedingskabel met vijf aders nodig. De stappen voor het aansluiten van een station zijn verschillend per type aan te sluiten station. Gebruik een van de volgende procedures voor het aansluiten van het station. Aansluiten van het eerste CD- of DVD-station 1. Zoek de signaalkabel met drie stekkers die is meegeleverd met de computer of het nieuwe station. 2. Zoek de PATA IDE-aansluiting op de systeemplaat. Zie “Onderdelen van de systeemplaat” op pagina 11. 3. Sluit het ene uiteinde van de signaalkabel aan op het station en sluit het andere uiteinde aan op de PATA IDE-aansluiting op de systeemplaat. U voorkomt elektronische ruis door alleen de stekkers aan de uiteinden van de kabel te gebruiken. Hoofdstuk 1. Opties installeren 19 4. De computer heeft extra voedingsaansluitingen voor aanvullende stations. Verbind een voedingsaansluiting met het station. Een extra CD-station, DVD-station of parallel vaste-schijfstation aansluiten 1. Zoek de PATA IDE-aansluiting op de systeemplaat en de signaalkabel met drie stekkers. Zie “Onderdelen van de systeemplaat” op pagina 11. 2. Sluit de extra stekker van de signaalkabel aan op het nieuwe station. 3. De computer heeft extra voedingsaansluitingen voor aanvullende stations. Verbind een voedingsaansluiting met het station. Een serieel ATA-vaste-schijfstation aansluiten Een serieel vaste-schijfstation kan worden aangesloten op elke beschikbare SATAaansluiting. 1. Zorg dat u de bij het nieuwe station geleverde signaalkabel bij de hand hebt. 2. Zoek een beschikbare SATA-aansluiting op de systeemplaat. Zie “Onderdelen van de systeemplaat” op pagina 11. 3. Sluit het ene uiteinde van de signaalkabel aan op het station en sluit het andere uiteinde aan op een beschikbare SATA-aansluiting op de systeemplaat. 4. De computer heeft extra voedingsaansluitingen voor aanvullende stations. Verbind een voedingsaansluiting met het station. Volgende stappen v Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte. v Als u de installatie wilt voltooien, gaat u naar “De kap terugplaatsen en de kabels aansluiten” op pagina 26. Installatie van beveiligingsvoorzieningen. Om diefstal en onbevoegd gebruik van de computer te voorkomen, kunt u gebruik maken van diverse beveiligingssloten. In de volgende gedeelten ziet u welke typen sloten beschikbaar zijn voor uw computer en hoe u ze kunt installeren. Naast het aanbrengen van sloten kunt u onbevoegd gebruik van software voorkomen door het toetsenbord met software te vergrendelen totdat een correct wachtwoord wordt getypt. Zorg dat de beveiligingskabels die u aanbrengt geen verbindingen van computerkabels onderbreken. 20 Handboek voor de gebruiker Beveiligingssloten In onderstaande afbeelding ziet u waar de beveiligingssloten aan de achterkant van de computer zich precies bevinden. 1 Oog voor hangslot 2 Geïntegreerd kabelslot Hoofdstuk 1. Opties installeren 21 Oog voor hangslot De computer is uitgerust met een oog voor een hangslot. Met een dergelijk slot kan worden voorkomen dat de kap wordt verwijderd. ® 22 Handboek voor de gebruiker Geïntegreerd kabelslot Met een geïntegreerd kabelslot (ook wel Kensington-slot genoemd) kunt u de computer aan een bureau, tafel of ander vast voorwerp vastleggen. Het kabelslot wordt bevestigd in een uitsparing aan de achterkant van de computer en wordt met een sleutel geopend en gesloten. Dit is hetzelfde type kabelslot dat ook voor veel notebook-computers wordt gebruikt. Kabelsloten kunnen rechtstreeks bij IBM worden besteld. Ga naar http://www.pc.ibm.com/support en zoek op Kensington. ® Wachtwoorden Om onbevoegd gebruik van de computer te verhinderen, kunt u met het programma IBM Setup Utility een wachtwoord instellen. Zie “Wachtwoorden” op pagina 27. Volgende stappen: v Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte. v Als u de installatie wilt voltooien, gaat u naar “De kap terugplaatsen en de kabels aansluiten” op pagina 26. Hoofdstuk 1. Opties installeren 23 De batterij vervangen De computer heeft een speciaal geheugen voor de datum, de tijd en de instellingen voor de ingebouwde voorzieningen, zoals configuratie van de parallelle poort. Door middel van een batterij blijft deze informatie ook bewaard nadat u de computer hebt uitgezet. Normaliter hoeft u geen aandacht te besteden aan de batterij en hoeft u deze ook niet op te laden. Een batterij gaat echter niet eeuwig mee. Als de batterij leeg raakt, gaan de datum, tijd en configuratiegegevens (waaronder ook de wachtwoorden) verloren. Er verschijnt dan een foutmelding wanneer u de computer aanzet. Raadpleeg “Kennisgeving lithiumbatterij” op pagina x voor meer informatie over het vervangen en weggooien van de batterij. U vervangt de batterij als volgt: 1. Zet de computer en alle randapparatuur uit. 2. Verwijder de kap. Zie “De kap verwijderen” op pagina 10. 3. Kijk waar de batterij zich bevindt. Zie “Onderdelen van de systeemplaat” op pagina 11. 4. Verwijder, indien nodig, adapters die de toegang tot de batterij verhinderen. Zie “Adapters installeren” op pagina 14. 5. Verwijder de oude batterij. 6. Installeer de nieuwe batterij. 7. Als u adapters hebt verwijderd om toegang te krijgen tot de batterij, plaats die dan weer terug. Zie “Adapters installeren” op pagina 14 voor instructies voor het terugplaatsen van adapters. 8. Zet de kap terug en sluit het netsnoer weer aan. Zie “De kap terugplaatsen en de kabels aansluiten” op pagina 26. Opmerking: Wanneer de computer voor de eerste keer wordt aangezet nadat de batterij is vervangen, kan er een foutbericht worden afgebeeld. Dit is normaal na het vervangen van de batterij. 9. Zet de computer en alle randapparatuur aan. 10. Gebruik het programma IBM Setup Utility (of IBM BIOS Setup) om de datum, de tijd en de wachtwoorden in te stellen. Zie Hoofdstuk 2, “Het programma IBM BIOS Setup gebruiken”, op pagina 27. 24 Handboek voor de gebruiker Een vergeten wachtwoord wissen (CMOS wissen) Dit gedeelte heeft betrekking op vergeten of verloren wachtwoorden. Meer informatie over vergeten wachtwoorden vindt u in Access IBM op het bureaublad. Een 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. vergeten wachtwoord wissen: Zet de computer en alle randapparatuur uit. Verwijder de kap. Zie “De kap verwijderen” op pagina 10. Zoek de jumper voor het wissen van CMOS/BIOS op de systeemplaat. Zie “Onderdelen van de systeemplaat” op pagina 11. Als u om bij de jumper voor het wissen van CMOS/BIOS te kunnen adapters moet verwijderen, raadpleegt u “Adapters installeren” op pagina 14. Verzet de jumper van de standaardpositie (pennetje 1 en 2) naar de positie voor onderhoud of configuratie (pennetje 2 en 3). Plaats de kap terug en sluit het netsnoer aan. Zie “De kap terugplaatsen en de kabels aansluiten” op pagina 26. Zet de computer weer aan en wacht ongeveer tien seconden. Zet de computer weer uit door de aan/uit-schakelaar ongeveer 5 seconden in te drukken. De computer gaat uit. Herhaal stappen 2 tot en met 4 op pagina 25.. Zet de jumper terug in de standaardpositie (pennetje 1 en 2). Plaats de kap terug en sluit het netsnoer aan. Zie “De kap terugplaatsen en de kabels aansluiten” op pagina 26. Hoofdstuk 1. Opties installeren 25 De kap terugplaatsen en de kabels aansluiten Nadat u met de opties van de computer hebt gewerkt, installeert u eventueel verwijderde onderdelen weer, plaatst u de kap terug en sluit u alle losgekoppelde kabels weer aan, inclusief netsnoeren en telefoonlijnen. Daarnaast kan het, afhankelijk van de optie die is geïnstalleerd, nodig zijn om te bevestigen dat de bijgewerkte informatie in het programma IBM BIOS Setup correct is. Voer de volgende stappen uit: 1. Controleer of alle componenten weer op de juiste manier in de computer zijn teruggeplaatst en of alle losse schroeven en stukken gereedschap uit de computer zijn verwijderd. 2. Laat de stationshouder zakken. 3. Zorg dat er geen kabels in de weg zitten die het terugplaatsen van de kap verhinderen. 4. Plaats de kap op het chassis en kantel hem neer over de computer totdat hij op zijn plaats vastklikt. 5. Sluit de externe kabels en snoeren weer op de computer aan. Zie “Externe opties installeren” op pagina 7. 6. Hoe u de configuratie bijwerkt, leest u in Hoofdstuk 2, “Het programma IBM BIOS Setup gebruiken”, op pagina 27. 26 Handboek voor de gebruiker Hoofdstuk 2. Het programma IBM BIOS Setup gebruiken Het programma IBM BIOS Setup (of IBM Setup Utility) is opgeslagen in het EEPROM (Electrically Erasable Programmable Read-Only Memory) van uw computer. U kunt het programma IBM BIOS Setup gebruiken om de configuratie van de computer te bekijken en te wijzigen, ongeacht het besturingssysteem dat u gebruikt. De instellingen die u kiest in uw besturingssysteem kunnen eventuele vergelijkbare instellingen in het programma IBM BIOS Setup echter overschrijven. Het programma IBM BIOS Setup starten Om het programma IBM Setup te starten, doet u het volgende: 1. Als de computer al aanstaat op het moment dat u deze procedure wilt beginnen, sluit u het besturingssysteem af en zet u de computer uit. 2. Houd de toets F1 ingedrukt terwijl u de computer aanzet. Als u een aantal geluidssignalen hoort, laat u de F1-toets weer los. Opmerking: Als er een gebruikerswachtwoord of configuratiewachtwoord is ingesteld, wordt het menu van het programma IBM Setup pas afgebeeld nadat u het wachtwoord hebt getypt. Zie “Wachtwoorden”. Het programma IBM BIOS Setup kan automatisch worden gestart als er bij de POST (zelftest) wordt ontdekt dat er hardware is geïnstalleerd of verwijderd. Instellingen bekijken en wijzigen Het menu van het programma IBM BIOS Setup bestaat uit een lijst met systeemconfiguratie-opties. Voor het programma IBM BIOS Setup moet u het toetsenbord gebruiken. Welke toetsen worden gebruikt om de verschillende taken uit te voeren, wordt onder aan elk scherm afgebeeld. Wachtwoorden Met het programma IBM Setup Utility kunt u wachtwoorden instellen om te voorkomen dat onbevoegden toegang krijgen tot uw computer en gegevens. De volgende soorten wachtwoorden zijn beschikbaar: v Gebruikerswachtwoord v Configuratiewachtwoord v Gebruikerswachtwoord voor IDE-station v Master-wachtwoord voor IDE-station Om de computer te kunnen gebruiken is het niet noodzakelijk dat u een wachtwoord instelt. Als u echter besluit een wachtwoord in te stellen, lees dan de volgende paragrafen. Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden Als u besluit een wachtwoord in te stellen, lees dan de volgende paragrafen aandachtig door en zorg dat u die begrijpt: © Copyright IBM Corp. 2004 27 v Als u een onjuist wachtwoord invoert, verschijnt er een foutmelding. Als u drie maal achter elkaar een onjuist wachtwoord opgeeft, moet u de computer uitzetten en opnieuw opstarten. v Als u hetzelfde wachtwoord opgeeft als gebruikerswachtwoord en als gebruikerswachtwoord voor een IDE-station, hoeft u het wachtwoord maar één keer op te geven als u de computer inschakelt. v Verplaats een IDE-vaste-schijfstation met een gebruikerswachtwoord niet naar een andere computer, tenzij die computer dat gebruikerswachtwoord voor IDEstation ook ondersteunt. v Als uw computer deel uitmaakt van een LAN (local area network), werkt de functie Wake on LAN niet tenzij u hetzelfde wachtwoord hebt ingesteld als gebruikerswachtwoord en als gebruikerswachtwoord voor IDE-station. Systeemwachtwoord Als er een gebruikerswachtwoord is ingesteld, wordt de gebruiker elke keer als hij de computer inschakelt, gevraagd dat wachtwoord op te geven. De computer kan pas worden gebruikt als het juiste wachtwoord via het toetsenbord is opgegeven. Configuratiewachtwoord Het configuratiewachtwoord voorkomt dat de instellingen in het programma IBM BIOS Setup door onbevoegden worden gewijzigd. Als u verantwoordelijk bent voor de instellingen van diverse computers, is het verstandig met een configuratiewachtwoord te werken. Als er een configuratiewachtwoord is ingesteld, verschijnt er iedere keer dat u het programma IBM BIOS Setup wilt starten een wachtwoordaanwijzing. Als u zowel een systeem- als een configuratiewachtwoord hebt ingesteld, kunt u een van beide wachtwoorden opgeven. Als u echter van plan bent uw configuratieinstellingen te wijzigen, moet u het configuratiewachtwoord opgeven. Gebruikerswachtwoord IDE-station Met het gebruikerswachtwoord voor IDE-station beschermt u de gegevens op de IDE-vaste-schijfstation(s). Als dit wachtwoord is ingesteld, wordt u gevraagd het op te geven voordat u een vaste-schijfstation kunt gebruiken. Deze aanwijzing verschijnt elke keer dat u de computer aanzet. Als de computer meer dan één vasteschijfstation heeft, moeten deze allemaal hetzelfde wachtwoord hebben. Attentie Als er wel gebruikerswachtwoord voor IDE-station is ingesteld, maar geen master-wachtwoord voor IDE-station, bestaat er geen herstelprocedure in het geval het gebruikerswachtwoord voor IDE-station verloren gaat. In dat geval moet het vaste-schijfstation worden vervangen. Zie “Master-wachtwoord voor IDE-station”. Master-wachtwoord voor IDE-station Het master-wachtwoord voor IDE-station wordt gebruikt in het geval het gebruikerswachtwoord voor IDE-station verloren gaat. Alleen degene die het master-wachtwoord voor IDE-station kent, kan het gebruikerswachtwoord voor IDEstation opnieuw instellen. 28 Handboek voor de gebruiker Attentie Berg het master-wachtwoord voor IDE-station veilig op. Als zowel het master-wachtwoord voor IDE-station als het gebruikerswachtwoord voor IDE-station verloren gaan, moet het IDE-vaste-schijfstation worden vervangen. Als u zowel het master-wachtwoord voor IDE-station als het gebruikerswachtwoord voor IDE-station wilt instellen, moet u eerst het master-wachtwoord voor IDE station instellen en pas daarna het gebruikerswachtwoord voor IDE-station. Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen U kunt een wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of wissen: Opmerking: U kunt elke combinatie van maximaal zeven tekens (A-Z, a-z en 0-9) gebruiken. 1. Start het programma IBM BIOS Setup (zie “Het programma IBM BIOS Setup starten” op pagina 27). 2. In het menu van het programma IBM BIOS Setup selecteert u Security. 3. Selecteer Set Passwords. Bekijk de informatie die aan de rechterkant van het scherm wordt afgebeeld. Security Profile by Device gebruiken Security Profile by Device wordt gebruikt om het de gebruiker mogelijk of onmogelijk te maken om met de volgende apparaten te werken: IDE-controller Diskette Drive Access Diskette Write Protect Als deze voorziening is ingesteld op Disable, worden alle apparaten die zijn aangesloten op de IDE-controller (bijvoorbeeld de vaste schijf of het CD-ROM-station) uitgeschakeld en niet weergegeven in de systeemconfiguratie. Als deze voorziening is ingesteld op Disabled, is het diskettestation niet toegankelijk. Als deze voorziening is ingesteld op Enable, worden alle diskettes behandeld alsof ze tegen schrijven zijn beschermd. Voor het instellen van Security Profile by Device, gaat u als volgt te werk: 1. Start het programma IBM BIOS Setup (zie “Het programma IBM BIOS Setup starten” op pagina 27). 2. In het menu van het programma IBM BIOS Setup selecteert u Security. 3. Selecteer Security Profile by Device. 4. Kies de gewenste apparaten en instellingen en druk op Enter. 5. Ga terug naar het menu van het programma IBM Setup en selecteer Exit en daarna Save Settings. Een opstartapparaat kiezen Als de computer niet opstart vanaf een apparaat, zoals een CD-ROM, diskette of vaste schijf, gebruikt u een de volgende procedures om een opstartapparaat in te stellen. Hoofdstuk 2. Het programma IBM BIOS Setup gebruiken 29 Een tijdelijk opstartapparaat kiezen Gebruik deze procedure om op te starten vanaf een willekeurig apparaat. Opmerking: Niet alle CD’s, vaste schijven en diskettes zijn opstartbaar. 1. Zet de computer uit. 2. Houd de toets F12 ingedrukt terwijl u de computer aanzet. Zodra het menu Opstartapparaten (Startup Devices) wordt afgebeeld, laat u de F12-toets weer los. 3. Selecteer het gewenste opstartapparaat in het menu en druk op Enter om van start te gaan. Opmerking: Door in dit menu een opstartapparaat te selecteren, wijzigt u de opstartvolgorde NIET permanent. De opstartvolgorde wijzigen Om de primaire opstartvolgorde of de opstartvolgorde bij automatisch opstarten te bekijken of te wijzigen, gaat u als volgt te werk: 1. Start het programma IBM BIOS Setup (zie “Het programma IBM BIOS Setup starten” op pagina 27). 2. Selecteer Startup. 3. Selecteer Startup Sequence. Bekijk de informatie die aan de rechterkant van het scherm wordt afgebeeld. 4. Selecteer de volgorde van apparaten voor de Primary Startup Sequence, de Automatic Startup Sequence en de Error Startup Sequence. 5. Selecteer Exit in het menu van het programma IBM Setup en daarna Save Settings. Als u deze instellingen hebt gewijzigd en u wilt weer terug naar de standaardinstellingen, kiest u Load Default Settings in het menu Exit. Het programma IBM BIOS Setup afsluiten Als u klaar bent met het bekijken of wijzigen van de instellingen, drukt u op Esc m naar het menu van het programma IBM BIOS Setup te gaan. (Het is mogelijk dat u verschillende keren op Esc moet drukken.) Als u de gewijzigde instellingen wilt opslaan, selecteert u Save Settings voordat u het programma afsluit.Anders worden de wijzigingen niet bewaard. 30 Handboek voor de gebruiker Bijlage A. Systeemprogramma’s bijwerken In deze bijlage vindt u informatie over het bijwerken van systeemprogramma’s en het herstellen van de fouten die hierbij kunnen optreden. Systeemprogramma’s De basislaag van de software die in elke computer is ingebouwd, wordt gevormd door systeemprogramma’s. Tot de systeemprogramma’s behoren de zelftestroutines (POST), de BIOS-instructies (basic input/output system) en het programma IBM BIOS Setup. POST is een reeks tests en procedures die iedere keer dat u de computer aanzet, worden uitgevoerd. Het BIOS is een softwarelaag waarin instructies van andere softwarelagen worden vertaald naar elektronische signalen die de computerhardware kan begrijpen. U kunt het programma IBM BIOS Setup gebruiken om de configuratie en de instellingen van de computer te bekijken en te wijzigen. Op de systeemplaat van uw computer bevindt zich een module met de naam EEPROM (electrically erasable programmable read-only memory), ook wel flashgeheugen genoemd. U kunt de zelftest (POST), het BIOS en het programma IBM BIOS Setup eenvoudig bijwerken door uw computer op te starten met een flashdiskette of door een speciaal bijwerkprogramma uit te voeren vanuit het besturingssysteem. IBM brengt regelmatig wijzigingen of verbeteringen aan in de systeemprogramma’s. Bijgewerkte versies kunnen worden opgehaald van internet (zie het Naslagboekje). Instructies voor het gebruik van POST/BIOS-updates vindt u in een txt-bestand dat samen met de updatebestanden wordt gedownload. Voor de meeste modellen kunt u een bijwerkprogramma downloaden waarmee u een flashdiskette kunt maken of een bijwerkprogramma dat u kunt uitvoeren vanuit het besturingssysteem. Het BIOS bijwerken met een diskette 1. Plaats een updatediskette (″flashdiskette″) voor de systeemprogramma’s in het diskettestation (station A) van de computer. Updates van systeemprogramma’s zijn beschikbaar op http://www.ibm.com/pc/support/ op internet. 2. Zet de computer aan. Als de computer al aan staat, moet u hem eerst uitschakelen en vervolgens opnieuw aanzetten. De update begint. Het BIOS bijwerken (flashen) vanuit het besturingssysteem Opmerking: Door doorlopende ontwikkeling van de IBM-website is het mogelijk dat de inhoud van de webpagina (en de links in de volgende procedure) wordt/worden gewijzigd. 1. Typ in het adresveld van uw browser http://www.pc.ibm.com/support en druk op Enter. 2. Zoek de downloadbare bestanden voor uw type computer. 3. Selecteer uw product, kies het machinetype en klik op Go. 4. Klik bij ″Downloadable file by category″ op BIOS. 5. Klik onder ″Download files - BIOS by date″ op uw machinetype. © Copyright IBM Corp. 2004 31 Blader omlaag naar een txt-bestand met instructies voor het bijwerken van het BIOS vanuit het besturingssysteem. Klik op het txt-bestand. 7. Druk deze instructies af. Dit is belangrijk, omdat deze instructies niet worden afgebeeld nadat het downloaden is gestart. 8. Klik in uw browser op Vorige om terug te gaan naar de lijst van bestanden. Volg de afgedrukte instructies om het bewerkbestand te downloaden, uit te pakken en te installeren. 6. Herstel na een fout bij het bijwerken van POST/BIOS Als de stroom uitvalt terwijl POST/BIOS wordt bijgewerkt (flash-update), is het mogelijk dat de computer daarna niet juist meer kan opstarten. In dat geval voert u de volgende procedure uit om het systeem te herstellen (dit wordt wel herstel van opstartblok genoemd): 1. Zet de computer en aangesloten apparaten zoals printers, beeldschermen en externe stations uit. 2. Haal de stekkers uit het stopcontact en verwijder de kap. Zie “De kap verwijderen” op pagina 10. 3. Zoek de jumper voor het wissen van CMOS/BIOS op de systeemplaat. Zie “Onderdelen van de systeemplaat” op pagina 11. 4. Als u om bij de jumper voor het wissen van CMOS/BIOS te kunnen adapters moet verwijderen, raadpleegt u ″Adapters installeren″. 5. Verzet de jumper van de standaardpositie (pennetje 1 en 2) naar pennetje 2 en 3. 6. Plaats de kap van de computer terug. Zie “De kap terugplaatsen en de kabels aansluiten” op pagina 26. 7. Steek de stekkers van de computer en het beeldscherm in de stopcontacten. 8. Plaats de flashdiskette in station A en zet de computer en het beeldscherm aan. 9. Nadat het bijwerken is voltooid, gaat het beeldscherm uit en stoppen de geluidssignalen. Haal dan de diskette uit het diskettestation en zet de computer en het beeldscherm uit. 10. Haal alle stekkers uit het stopcontact. 11. Verwijder de kap. Zie “De kap verwijderen” op pagina 10. 12. Verwijder, indien nodig, adapters die de toegang tot de jumper voor het CMOS/BIOS belemmeren. 13. Plaats de jumper in de oorspronkelijke positie. 14. Plaats adapters die u verwijderd hebt weer terug. 15. Breng de kap weer aan en sluit de kabels weer aan. 16. Zet de computer aan en start het besturingssysteem. 32 Handboek voor de gebruiker Bijlage B. De muis schoonmaken In deze bijlage vindt u aanwijzingen voor het schoonmaken van de muis. De procedure is afhankelijk van het type muis dat u hebt. Optische muis Bij problemen met een optische muis controleert u het volgende: 1. Keer de muis om en inspecteer het lensgebied. a. Als de lens vuil is, maakt u die voorzichtig schoon met een wattenstaafje. b. Als de lens stoffig is, blaast u het stof voorzichtig weg. 2. Controleer het oppervlak waarop de muis wordt gebruikt. Als er op het oppervlak een zeer complex patroon aanwezig is, kan de signaalverwerker (DSP digital signal processor) de wijzigingen in muispositie moeilijk volgen. Muis met bal Als de pijl op het scherm onregelmatig beweegt, moet de muis worden gereinigd. Opmerking: De onderstaande afbeelding verschilt wellicht van uw muis. 1 2 3 4 Ring Bal Plastic rollers Balhouder U reinigt de muis met bal als volgt: 1. Zet de computer uit. 2. Keer de muis om en inspecteer de onderkant. Draai de ring 1 naar de ontgrendelde stand om de bal te verwijderen. 3. Houd uw hand over de ring en bal 2 en keer de muis weer om; de bal valt in uw hand. © Copyright IBM Corp. 2004 33 4. Was de bal in een warm sopje en droog hem weer af. Blaas zachtjes in de balhouder 4 om stof en vuil los te maken. 5. Kijk of zich vuil heeft opgehoopt op de plastic rollers3in de balhouder. Gewoonlijk ziet u een streep van vuil midden op de rollers. 6. Als de rollers vuil zijn, kunt u deze reinigen met een wattenstaafje dat gedrenkt is in alcohol. Draai de rollers met uw vinger en maak ze rondom schoon. Zorg ervoor dat de rollers nog middenin de groeven liggen nadat u ze hebt gereinigd. 7. Verwijder eventuele achtergebleven vezels van het wattenstaafje. 8. Plaats de bal en de ring weer terug. 9. Zet de computer weer aan. 34 Handboek voor de gebruiker Bijlage C. Handmatige modemopdrachten In het volgende gedeelte vindt u opdrachten voor het handmatig programmeren van de modem. Opdrachten worden door de modem geaccepteerd terwijl de modem in de opdrachtmodus staat. De modem staat automatisch is de opdrachtmodus totdat u een nummer kiest en een verbinding tot stand brengt. Opdrachten kunnen naar de modem worden gestuurd vanaf actieve communicatiesoftware op een PC of vanaf een ander werkstation. Alle opdrachten die naar de modem worden gestuurd, moeten beginnen met AT en moeten worden afgesloten met ENTER. Alle opdrachten kunnen in hoofdletters of in kleine letters worden getypt, maar hoofdletters en kleine letters kunnen niet door elkaar worden gebruikt. Om de opdrachten beter leesbaar te maken, kunt u spaties invoegen tussen de opdrachten. Als u een parameter weglaat bij een opdracht waarvoor een parameter vereist is, wordt als waarde voor die parameter 0 gebruikt. Voorbeeld: ATH [ENTER] Basic AT-opdrachten In de volgende lijsten zijn alle standaardwaarden vet gedrukt. Opdracht Functie A Binnenkomend gesprek handmatig beantwoorden. A/ Voorgaande opdracht herhalen. A/ mag niet worden voorafgegaan door AT of worden gevolgd door ENTER. D_ 0 - 9, A-D, # en * L voorgaande nummer opnieuw kiezen P pulskiezen Opmerking: Pulskiezen wordt niet ondersteund in Australië, Nieuw-Zeeland, Noorwegen en Zuid-Afrika. DS=n © Copyright IBM Corp. 2004 T touch-tone kiezen W wachten op tweede kiestoon , onderbreken @ wacht op vijf seconden stilte ! flash ; terug naar opdrachtmodus na kiezen Een van de vier telefoonnummers (n=0-3) kiezen die zijn opgeslagen in het permanente geheugen van de modem. 35 Opdracht E_ Functie E0 Opdrachten worden niet afgebeeld E1 Opdrachten worden afgebeeld +++ H_ Escapetekens - Schakelen van gegevensmodus naar opdrachtmodus (T.I.E.S. opdracht) H0 Modemverbinding verbreken H1 Modem actief maken Opmerking: H1 wordt niet ondersteund in Italië I_ L_ M_ I0 Productidentificatiecode weergeven I1 Test ROM-controlegetal I2 Interne geheugentest I3 Firmware-ID I4 Gereserveerd ID L0 Laag luidsprekervolume L1 Laag luidsprekervolume L2 Gemiddeld luidsprekervolume L3 Hoog luidsprekervolume M0 Interne luidspreker uit M1 Interne luidspreker aan tot carrier wordt gevonden M2 Interne luidspreker altijd aan M3 Interne luidspreker aan tot carrier wordt gevonden en uit tijdens kiezen Alleen voor compatibiliteit; heeft geen effect N_ O_ O0 Terug naar gegevensmodus O1 Terug naar gegevensmodus en equalizerretrain initialiseren P Q_ Q0 Modem verstuurt respons Sr? Waarde in register r lezen en afbeelden. Sr=n Register r instellen op waarde n (n = 0-255). T Toonkiezen instellen als standaard V_ W_ X_ 36 Pulskiezen instellen als standaard Handboek voor de gebruiker V0 Numerieke respons V1 Spraakrespons W0 Alleen DTE-snelheid rapporteren W1 Lijnsnelheid, foutcorrectieprotocol en DTEsnelheid aangeven. W2 Alleen DCE-snelheid aangeven X0 Hayes Smartmodem 300 compatibele responsen/blind kiezen. X1 Gelijk aan X0 plus alle CONNECTresponsen/blind kiezen X2 Gelijk aan X1 plus detectie kiestoon Opdracht Z_ Functie X3 Gelijk aan X1 plus bezetdetectie/blind kiezen X4 Alle responsen en kiestoon en bezet signaaldetectie Z0 Actief profiel 0 opnieuw instellen en ophalen Z1 Actief profiel 1 opnieuw instellen en ophalen Extended AT-opdrachten Opdracht Functie &C0 Force Carrier Detect Signal High (ON) &C1 CD inschakelen als carrier op afstand niet aanwezig is &D0 Modem negeert het DTR-signaal &D1 Modem gaat terug naar opdrachtmodus na DTR-toggle &D2 Modemverbinding verbreken en modem gaat terug naar opdrachtmodus na DTRtoggle &D3 Modem opnieuw instellen na DTR-toggle &F_ &F Fabrieksconfiguratie herstellen &G_ &G0 Guardtoon uitschakelen &G1 Guardtoon uitschakelen &G2 1800 Hz guardtoon &K0 Gegevensstroombesturing uitschakelen &K3 RTS/CTS-hardwarestroombesturing inschakelen &K4 XON/XOFF-softwarestroombesturing inschakelen &K5 Transparante XON/XOFF-stroombesturing inschakelen &K6 RTS/CTS- en XON/XOFF-stroombesturing inschakelen &M_ &M0 Asynchrone bewerking &P_ &P0 US-instellingen voor off-hook-to-on-hook ratio &P1 UK- en Hongkong off-hook-to-on-hook ratio &P2 Gelijk aan &P0-instelling maar met 20 pulsen per minuut &P3 Gelijk aan &P1-instelling maar met 20 pulsen per minuut &R0 Gereserveerd &R1 CTS werkt met vereisten voor stroombesturing &S0 Force DSR Signal High (ON) &C_ &D_ &K_ &R_ &S_ Bijlage C. Handmatige modemopdrachten 37 Opdracht Functie &T_ &V &W_ %E_ &S1 DSR uit in opdrachtmodus en aan in on-line modus &T0 Test in uitvoering beëindigen &T1 Lokale analoge loopbacktest uitvoeren &T3 Lokale digitale loopbacktest uitvoeren &T4 Digitale loopbacktest op afstand toestaan door modem op afstand &T5 Digitale loopbacktest op afstand niet toestaan &T6 Digitale loopbacktest op afstand uitvoeren &T7 Digitale loopbacktest op afstand en zelftest uitvoeren &T8 Lokale analoge loopbacktest en zelftest uitvoeren &V0 Actieve en opgeslagen profielen weergeven &V1 Statistieken laatste verbinding weergeven &W0 Actief profiel opslaan als Profiel 0 &W1 Actief profiel opslaan als Profiel 1 %E0 Auto-retrain uitschakelen %E1 Auto-retrain inschakelen +MS? De huidige instellingen voor modulatie weergeven +MS=? Een lijst van ondersteunde modulatie-opties weergeven +MS=a,b,c,e,f Modulatie selecteren, waarbij: a=0, 1, 2, 3, 9, 10, 11, 12, 56, 64, 69; b=0-1; c=300-56000; d=300- 56000; e=0-1; en f=0-1. A, b, c, d, e, f standaard=12, 1, 300, 56000, 0, 0. Parameter ″a″ geeft het gewenste modulatieprotocol aan, waarbij: 0=V.21, 1=V.22, 2=V.22bis, 3=V.23, 9=V.32, 10=V.32bis, 11=V.34, 12=V.90,K56Flex,V.34......,56=K 56Flex, V.90,V.34......, 64=Bell 103 en 69=Bell 212. Parameter ″b″ geeft automodebewerkingen aan, waarbij: 0=automode uitgeschakeld, 1= automode ingeschakeld met V.8/V.32 Annex A. Parameter ″c″ geeft de minimale gegevensfrequentie voor verbinding aan (300- 56000). Parameter ″d″ geeft de maximale verbindingssnelheid aan (300-56000); Parameter ″e″ geeft het codec-type aan (0= Law en 1=A-Law). Parameter ″f″ geeft ″robbed bit″ signaaldetectie aan (0=detectie uitgeschakeld, 1=detectie ingeschakeld) MNP/V.42/V.42bis/V.44-opdrachten Opdracht %C_ 38 Handboek voor de gebruiker Functie %C0 MNP Class 5 en V.42bis gegevenscompressie uitschakelen Opdracht &Q_ Functie %C1 Alleen MNP Class 5 gegevenscompressie inschakelen %C2 Alleen V.42bis gegevenscompressie inschakelen %C3 MNP Class 5 en V.42bis gegevenscompressie inschakelen &Q0 Alle direct datalink (gelijk aan \N1) &Q5 V.42 datalink met uitwijkopties &Q6 Alle normale datalink (gelijk aan \N0) +DS44=0, 0 V.44 uitschakelen +DS44=3, 0 V.44 inschakelen +DS44? Huidige waarden +DS44=? Lijst van ondersteunde waarden Fax Class 1-opdrachten +FAE=n Data/Fax Automatisch beantwoorden +FCLASS=n Servicecategorie +FRH=n Gegevens ontvangen met HDLC-framing +FRM=n Gegevens ontvangen +FRS=n Receive silence +FTH=n Gegevens verzenden met HDLC-framing +FTM=n Gegevens verzenden +FTS=n Verzenden stoppen en wachten Fax Class 2-opdrachten +FCLASS=n Servicescategorie. +FAA=n Adaptive answer. +FAXERR Waarde faxfout. +FBOR Databitorder fase C. +FBUF? Buffergrootte (alleen lezen). +FCFR Bevestiging voor ontvangen. +FCLASS= Servicecategorie. +FCON Respons faxverbinding. +FCIG Polled station identificatie instellen. +FCIG: Polled station identificatie aangeven. +FCR Functie voor ontvangst. +FCR= Functie voor ontvangst. +FCSI: Het opgeroepen station-ID aangeven. +FDCC= Parameters DCE-functies. +FDCS: Huidige sessie rapporteren. +FDCS= Resultaten huidige sessie. Bijlage C. Handmatige modemopdrachten 39 +FDIS: Functies op afstand aangeven. +FDIS= Parameters huidige sessie. +FDR Ontvangst fase C gegevens beginnen of voortzetten. +FDT= Datatransmissie. +FDTC: Polled station functies aangeven. +FET: Post page bericht respons. +FET=N Pagina-interpunctie verzenden. +FHNG Beëindiging met status. +FK Sessie beëindigen. +FLID= String lokaal ID. +FLPL Document voor polling. +FMDL? Model aangeven. +FMFR? Fabrikant aangeven. +FPHCTO Time-out fase C. +FPOLL Geeft de pollingaanvraag aan. +FPTS: Status paginaoverdracht. +FPTS= Status paginaoverdracht. +FREV? Revisie aangeven. +FSPT Polling inschakelen. +FTSI: Het transmitstation-ID aangeven. Spraakopdrachten 40 #BDR Baudwaarde selecteren #CID Detectie Caller ID inschakelen en rapportage-indeling #CLS Data, Fax of Voice/Audio selecteren #MDL? Model aangeven #MFR? Fabrikant aangeven #REV? Revisieniveau aangeven #TL Verzendniveau audio-uitvoer #VBQ? Grootte querybuffer #VBS Bits per sample (ADPCM of PCM) #VBT Timer signaaltoon #VCI? Compressiemethode aangeven #VLS Spraaklijn selecteren #VRA Ringback goes away timer #VRN Ringback never came timer #VRX Stemontvangstmodus #VSDB Silence deletion tuner #VSK Buffer skid-instellingen #VSP Silence detectieperiode #VSR Selectie samplefrequentie Handboek voor de gebruiker #VSS Silence deletion tuner #VTD Functies voor rapportage DTMF-toon #VTM Plating timingmark inschakelen #VTS Toonsignalen genereren #VTX Spraakverzendmodus Opmerking voor gebruikers in Zwitserland: Als Taxsignal op uw Swisscom-telefoonlijn uitgeschakeld is, kan dit de modemfunctie nadelig beïnvloeden. Dit kan worden verholpen door een filter met de volgende specificaties: Telekom PTT SCR-BE Taximpulssperrfilter-12kHz PTT Art. 444.112.7 Bakom 93.0291.Z.N Bijlage C. Handmatige modemopdrachten 41 42 Handboek voor de gebruiker Bijlage D. Kennisgevingen Verwijzing in deze publicatie naar producten (apparatuur en programmatuur) of diensten van IBM houdt niet in dat IBM deze ook zal uitbrengen in alle landen waar IBM werkzaam is. Uw IBM-vertegenwoordiger kan u vertellen welke producten en diensten op dit moment worden aangeboden. Verwijzing in deze publicatie naar producten of diensten van IBM houdt niet in dat uitsluitend IBMproducten of -diensten gebruikt kunnen worden. Functioneel gelijkwaardige producten of diensten kunnen in plaats daarvan worden gebruikt, mits dergelijke producten of diensten geen inbreuk maken op intellectuele eigendomsrechten of andere rechten van IBM. De gebruiker is verantwoordelijk voor de samenwerking van IBM-producten of -diensten met producten of diensten van anderen, tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven door IBM. Mogelijk heeft IBM octrooien of octrooi-aanvragen met betrekking tot bepaalde in deze publicatie genoemde producten. Aan het feit dat deze publicatie aan u ter beschikking is gesteld, kan geen recht op licentie of ander recht worden ontleend. Vragen over licenties kunt u schriftelijk richten tot: IBM Director of Licensing IBM Corporation North Castle Drive Armonk, NY 10504-1785 U.S.A. INTERNATIONAL BUSINESS MACHINES CORPORATION LEVERT DEZE PUBLICATIE OP “AS IS”-BASIS ZONDER ENIGE GARANTIE, UITDRUKKELIJK NOCH STILZWIJGEND, MET INBEGRIP VAN, MAAR NIET BEPERKT TOT, DE GARANTIES OF VOORWAARDEN VAN VOORGENOMEN GEBRUIK OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. Onder sommige jurisdicties is het uitsluiten van stilzwijgende garanties niet toegestaan, zodat bovenstaande uitsluiting mogelijk niet op u van toepassing is. In dit boek kunnen technische onjuistheden en/of typfouten voorkomen. De informatie in deze publicatie is onderhevig aan wijzigingen. Wijzigingen zullen in nieuwe uitgaven van deze publicatie worden opgenomen. IBM kan de producten en/of programma’s die in deze publicatie worden beschreven zonder aankondiging wijzigen. De producten die in dit document worden beschreven, zijn niet bedoeld voor gebruik in implantatie-apparatuur of andere levensondersteunende toepassingen waarbij gebreken kunnen resulteren in letsel of overlijden van personen. De informatie in dit document heeft geen invloed op IBM-productspecificaties of -garanties en wijzigt die niet. Niets in dit document doet dienst als uitdrukkelijke of stilzwijgende licentie of vrijwaring onder de intellectuele eigendomsrechten van IBM of derden. Alle informatie in dit document is afkomstig van specifieke omgevingen en wordt hier uitsluitend ter illustratie afgebeeld. In andere gebruiksomgevingen kan informatie anders zijn. IBM behoudt zich het recht voor om door u verstrekte informatie te gebruiken of te distribueren op iedere manier die zij relevant acht, zonder dat dit enige verplichting voor IBM jegens u schept. © Copyright IBM Corp. 2004 43 Verwijzingen in deze publicatie naar andere dan IBM-websites zijn uitsluitend opgenomen ter volledigheid en gelden op geen enkele wijze als aanbeveling voor deze websites. Het materiaal op dergelijke websites maakt geen deel uit van het materiaal voor dit IBM-product. Gebruik van dergelijke websites is geheel voor eigen risico. Kennisgeving televisie-uitvoer De volgende kennisgeving is van toepassing op modellen waarin in de fabriek een functie voor televisie-uitvoer is geïnstalleerd. Dit product bevat technologie voor auteursrechtbescherming die wordt beschermd door bepaalde octrooien in de V.S. en andere intellectuele eigendomsrechten van Macrovision Corporation en anderen. Het gebruik van deze technologie voor de bescherming van auteursrechten moet worden goedgekeurd door Macrovision Corporation en is uitsluitend bedoeld voor gebruik thuis en in kleine kring, tenzij u over een schriftelijke machtiging van Macrovision Corporation beschikt. Reverse engineering en disassembly zijn verboden. Handelsmerken De volgende benamingen zijn handelsmerken van International Business Machines Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen: IBM ThinkCentre Wake on LAN PS/2 Microsoft en Windows zijn handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. Intel, Celeron en Pentium zijn handelsmerken van Intel Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. Andere namen van bedrijven, producten en diensten kunnen handelsmerken zijn van derden. 44 Handboek voor de gebruiker Trefwoordenregister A M aansluitingen, beschrijving adapters installeren 14 PCI 5 sleuven 14 audiolijningang 9 audiolijnuitgang 9 audiosubsysteem 2 9 modem Basic AT-opdrachten 35 Extended AT-opdrachten 37 Fax Class 1-opdrachten 39 Fax Class 2-opdrachten 39 MNP/V.42/V.42bis/V.44-opdrachten Spraakopdrachten 40 muisaansluiting 9 38 B N batterij vervangen 24 beveiliging geïntegreerd kabelslot 23 oog voor hangslot 22 voorzieningen 3, 20 beveiligingsprofielen voor apparatuur netvoeding Advanced Power Management 3 Ondersteuning voor ACPI (Advanced Configuration and Power Interface) 3 29 O D DIMM’s, installeren 13 E Ethernet-poort 9 F fysieke specificaties 4 G gebruiken, beveiligingsprofielen voor apparatuur 29 Geheugen DIMM’s (dual inline memory modules) installeren 12 installeren 12 systeem 12 geluidsniveau 4 I IBM BIOS Setup 27 input/output (I/O) voorzieningen 2 K kabels aansluiten 26 kap terugplaatsen 26 verwijderen 10 © Copyright IBM Corp. 2004 P parallelle poort 9 plaats van componenten H herstel na een fout bij het bijwerken van POST/BIOS herstel van opstartblok 32 omgeving, in bedrijf 4 opdrachten Basic AT 35 Extended AT 37 Fax Class 1 39 Fax Class 2 39 MNP/V.42/V.42bis/V.44 38 Spraak 40 opties beschikbaar 5 externe 5 interne 5 opties installeren adapters 14 beveiligingsvoorzieningen 20 DIMM’s 13 Geheugen 12 interne stations 17 32 11 S schoonmaken, muis 33 seriële poort 9 stations CD 5 diskette 5 DVD 5 installeren 17 interne 2, 16 specificaties 17 vakken 2, 17 vaste schijf 5 verwisselbare media 5 stuurprogramma’s 9 45 systeemplaat aansluitingen 12 Geheugen 5, 12 locatie 12 onderdelen herkennen systeemprogramma’s 31 11 T terugplaatsen van kap 26 toetsenbordaansluiting 9 U USB-poorten 9 V verwijderen, kap 10 videosubsysteem 2 W wachtwoord instellen, wijzigen, wissen vergeten 25 wissen 25 46 29 Handboek voor de gebruiker 򔻐򗗠򙳰 Onderdeelnummer: 19R0465 Gedrukt in Nederland (1P) P/N: 19R0465
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64

Lenovo ThinkCentre M51 Handleiding

Type
Handleiding