Hilti PD-I Handleiding

Type
Handleiding
*2068385*
20683885
PD-I
Bedienungsanleitung de
Operating instructions en
Mode d’emploi fr
Istruzioni d’uso it
Manual de instrucciones es
Manual de instruções pt
Gebruiksaanwijzing nl
Brugsanvisning da
Bruksanvisning sv
Bruksanvisning no
Käyttöohje
Οδηγιεςχρησεως el
Instrukcjaobsługi pl
Upute za uporabu hr
Navodila za uporabo sl
Ръководствозаобслужване bg
Instrucţiunideutilizare ro
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5138783 / 000 / 00
௿
1
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5138783 / 000 / 00
2
3
4
6
5
7
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5138783 / 000 / 00
8
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5138783 / 000 / 00
OORSPRONKELIJKE GEBRUIKSAANWIJZING
PD-I Laserafstandsmeetapparaat
Lees de handleiding voor het eerste gebruik
beslist door.
Bewaar deze handleiding altijd bij het appa-
raat.
Geef het apparaat alleen samen met de hand-
leiding aan andere personen door.
Inhoud Pagina
1 Algemene opmerkingen 109
2 Beschrijving 110
3 Toebehoren 111
4 Technische gegevens 112
5 Veiligheidsinstructies 112
6 Inbedrijfneming 114
7 Bediening 116
8 Verzorging en onderhoud 123
9 Foutopsporing 124
10 Afval voor hergebruik recyclen 125
11 Fabrieksgarantie op de apparatuur 125
12 EG-conformiteitsverklaring (origineel) 126
1 Deze nummers verwijzen naar afbeeldingen. De afbeel-
dingen bij de tekst vindt u op de uitklapbare omslagpa-
gina's. Houd deze bij het bestuderen van de handleiding
open.
In de tekst van deze handleidingwordtmet"hetapparaat"
altijd het laserafstandsmeetapparaat PD‑I bedoeld.
Onderdelen, bedienings- en weergave-elementen 1
@
Achterste aanslagvlakken
;
LED referentie-indicator achterste aanslag
=
Links-toets
%
Menutoets
&
Meettoets
(
Grafisch display
)
LED referentie-indicator voorste aanslag
+
Aan/uit-toets
§
Rechts-toets
/
Bevestiging voor handlus
:
Wistoets (Clear)
·
¹/₄ inch schroefdraad voor meetverlenging PDA 72
$
Meetpunt
£
Laseropening en ontvangstlens
|
¹/₄ inch schroefdraad aan onderzijde
1 Algemene opmerkingen
1.1 Signaalwoorden en hun betekenis
GEVAAR
Voor een direct dreigend gevaar dat tot ernstig letsel of
tot de dood leidt.
WAARSCHUWING
Voor een eventueel gevaarlijke situatie die tot ernstig
letsel of tot de dood kan leiden.
ATTENTIE
Voor een eventueel gevaarlijke situatie die tot licht letsel
of tot materiële schade kan leiden.
AANWIJZING
Voor gebruikstips en andere nuttige informatie.
1.2 Verklaring van de pictogrammen en overige
aanwijzingen
Symbolen
Handleiding
vóór gebruik
lezen
Afval voor
hergebruik
recyclen
laser class II
according
CFR 21, § 1040 (FDA)
Laser-
klasse 2
nl
109
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5138783 / 000 / 00
Plaats van de identificatiegegevens op het apparaat
Het type en het seriekenmerk staan op het typeplaatje
van uw apparaat. Neem deze gegevens over in uw hand-
leiding en geef ze altijd door wanneer u onze vertegen-
woordiging of ons servicestation om informatie vraagt.
Type:
Generatie: 01
Serienr.:
2 Beschrijving
2.1 Gebruik volgens de voorschriften
Met het apparaat kunnen afstanden worden gemeten, afstanden worden opgeteld resp. afgetrokken en kan gebruik
worden gemaakt van vele praktische functies zoals bijv. oppervlakteberekeningen, volumeberekeningen, min/max-
berekeningen, overnemen/uitzetten, trapezium-, schilderoppervlak- en Pythagorasberekeningen, indirecte metingen
en het gegevensgeheugen.
Het apparaat is niet geschikt voor nivelleerwerkzaamheden.
Het apparaat moet worden gebruikt met inachtneming van de veiligheidsinstructies (punt 5).
2.2 Display
Het display is onderverdeeld in verschillende gebieden. Het donkere, bovenste veld bevat informatie over de toestand
van het apparaat (bijv. meetreferentie, batterijstatus, laser aan, permanente laser). Direct onder dit veld bevinden zich
meetfuncties (bijv. plus, min), die met de pijltoetsen kunnen worden geselecteerd.
In de meetmodus worden de actuele meetwaarden in het onderste weergaveveld (resultaatregel) weergegeven. In
functies zoals Oppervlakken worden gemeten afstanden weergegeven in de regels voor de tussenresultaten en wordt
het berekende resultaat getoond in de resultaatregel.
2.3 Displayverlichting
Bij een geringe omgevingsverlichting wordt de displayverlichting automatisch ingeschakeld als op een toets wordt
gedrukt. Na 10 seconden wordt de verlichtingsintensiteit met 50% verminderd. Indien binnen 20 seconden geen
verdere toets wordt ingedrukt, schakelt de verlichting uit.
AANWIJZING
De displayverlichting verbruikt extra stroom. Daarom dient bij frequent gebruik rekening te worden gehouden met een
kortere levensduur van de batterij.
2.4 Werkingsprincipe
De afstand wordt gemeten langs een uitgezonden lasermeetstraal tot aan de plaats waar de straal een reflecterend
vlak raakt. Het meetdoel is met de rode lasermeetpunt duidelijk te identificeren. Het meetbereik is afhankelijk van het
reflectievermogen en de oppervlaktestructuur van het meetdoel.
2.5 Meten op ruwe oppervlakken
Bij het meten op een ruw oppervlak (bijv. grof pleisterwerk) wordt een gewogen gemiddelde gemeten, waarin het
centrum van de laserstraal meer gewicht heeft dan de rand.
2.6 Meten aan ronde of hellende oppervlakken
Wordt er zeer schuin op deze vlakken gericht, dan kan onder bepaalde omstandigheden te weinig lichtenergie of bij
rechthoekig richten te veel energie bij het apparaat komen. In beide gevallen wordt het gebruik van de doelplaat PDA
50, PDA 51 of PDA 52 aangeraden.
2.7 Meten op natte of glanzende oppervlakken
Voor zover het laserafstandsmeetapparaat op het oppervlak kan worden gericht, wordt een precieze afstand op het
richtpunt gemeten. Bij sterk spiegelende oppervlakken dient rekening te worden gehouden met een gereduceerd
meetbereik of met lichtreflectie.
nl
110
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5138783 / 000 / 00
2.8 Meten op transparante oppervlakken
In principe kunnen afstanden op lichtdoorlatend materiaal, zoals vloeistof, piepschuim, schuimstof, etc. worden
gemeten. In deze materialen dringt licht door, waardoor er meetfouten kunnen ontstaan. Ook bij het meten door glas
of in het geval zich objecten binnen de richtlijn bevinden, kunnen er meetfouten ontstaan.
2.9 Toetsen
Meettoets Snelstarten (bij uitgeschakeld apparaat de toets kort indrukken om het
apparaat in te schakelen).
Start de afstandsmeting.
Activeert de laser.
Activeert het continu meten (circa 2 s ingedrukt houden).
Stopt het continu meten.
Bevestigt geselecteerde functie of instelling.
Links-toets / rechts-toets Dienen voor het navigeren tussen de functies en instellingen.
De wistoets (Clear) heeft verschillende
functies, afhankelijk van de bedrijfs-
toestand:
Stopt het continu meten (Tracking).
Wist de laatste meting.
Gaat één stap terug (kort indrukken).
Wist alle weergegeven metingen (lang indrukken).
Beëindigt de functie, indien geen meetwaarden beschikbaar zijn.
Menutoets Opent het hoofdmenu.
Aan / Uit-toets Schakelt het apparaat in of uit.
2.10 Standaard leveringsomvang
1 Laserafstandsmeetapparaat PD-I
2 Batterijen
1 Apparaattas
1Handleiding
1 Fabriekscertificaat
1Handlus
1 Gebruikersbrochure
3 Toebehoren
Omschrijving
Afkorting
Doelplaat
1
PDA 50
Doelplaat
2
PDA 51
Doelplaat
3
PDA 52
Meetverlenging PDA 72
Laserzichtbril
4
PUA 60
1
Met reflecterende laag (120x130 mm)
2
Wit (120x130 mm)
3
Met reflecterende laag (210x297 mm)
4
Verhoogt de zichtbaarheid van de laserstraal bij ongunstige lichtomstandigheden.
nl
111
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5138783 / 000 / 00
4 Technische gegevens
Technische wijzigingen voorbehouden!
Stroomvoorziening 2 x 1,5V, type AAA batterijen
Controle batterijtoestand
Batterij-indicatie met 4 segmenten 100%, 75%, 50%,
25% geladen. Alle segmenten gedoofd = batterij leeg.
Meetbereik met doelplaat 0…100 m
Nauwkeurigheid (afstandsmetingen)
1
± 1,0 mm (2σ, standaardafwijking)
Nauwkeurigheid (hellingmetingen)
2
± 0,2° (2σ, standaardafwijking)
Basismodi Afzonderlijk meten, continu meten
Display Verlicht LCD-display met permanente weergave van
afstanden, gebruikstoestand en stroomvoorziening
Laserklasse Zichtbaar 635 nm, uitgangsvermogen < 1 mW: Laser-
klasse 2 EN 60825-1:2007; IEC 60825-1:2007; Class II
CFR21§1040(FDA)
Zelfuitschakeling laser 1 min
Zelfuitschakeling apparaat 10 min
Bedrijfsduur Kamertemperatuur: Max. 5000 metingen
Bedrijfstemperatuur -10…+50 °C
Opslagtemperatuur -30…+70 °C
Veiligheidsklasse
3
IP 55 (beschermd tegen stof en spatwater)
IEC 60529
Gewicht (inclusief batterijen) 165 g
Afmetingen 129 mm x 60 mm x 28 mm
1
Invloeden zoals met name grote temperatuurschommelingen, vochtigheid, schokken, vallen, enz. kunnen de nauwkeurigheid be-
ïnvloeden. Tenzij anders vermeld, is het apparaat onder standaard omgevingsomstandigheden (MIL-STD-810G) afgesteld resp. ge-
kalibreerd. Bij afstandsmetingen moet over het algemeen met een extra afstandgerelateerde fout van 0,02 mm per meter rekening
worden gehouden.
2
De referentie voor de hellingsensor is de achterzijde van het apparaat (batterijvak). Invloeden zoals met name grote temperatuur-
schommelingen, vochtigheid, schokken, vallen, enz. kunnen de nauwkeurigheid beïnvloeden. Tenzij anders vermeld, is het apparaat
onder standaard omgevingsomstandigheden (MIL-STD-810G) afgesteld resp. gekalibreerd.
3
Uitgezonderd batterijvak
Menu/eenheden Afstand
Oppervlakken
Volumes
m
Meter
cm
Centimeter
mm
Millimeter
5 Veiligheidsinstructies
Naast de technische veiligheidsinstructies in de af-
zonderlijke hoofdstukken van deze handleiding moe-
ten de volgende bepalingen altijd strikt worden opge-
volgd.
Bewaar alle veiligheidsinstructies en voorschriften
goed.
5.1 Essentiële veiligheidsnotities
a) Maak geen veiligheidsinrichtingen on-
klaar en verwijder geen instructie- en
waarschuwingsopschriften.
b) Zorg ervoor dat kinderen niet in aanraking komen
met laserapparaten.
c) Wanneer het apparaat op ondeskundige wijze wordt
vastgeschroefd, kan laserstraling ontstaan die hoger
is dan klasse 2. Laat het apparaat door een Hilti-
servicestation repareren.
d) Aanpassingen of veranderingen aan het apparaat
zijn niet toegestaan.
e) Controleer voor gebruik altijd de correcte werking
van het apparaat.
nl
112
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5138783 / 000 / 00
f) Metingen op slecht reflecterende ondergronden
in hoog reflecterende omgevingen kunnen tot
verkeerde meetwaarden leiden.
g) Metingen door ruiten of andere objecten kunnen het
meetresultaat vertekenen.
h) Wanneer de meetvoorwaarden snel veranderen, bijv.
door personen die door de meetstraal lopen, kan dit
leiden tot een verkeerd meetresultaat.
i) Richt het apparaat nooit op de zon of andere
sterke lichtbronnen.
j) Houd rekening met omgevingsinvloeden. Gebruik
het apparaat niet in een omgeving waar brand- of
explosiegevaar bestaat.
k) Het apparaat en de bijbehorende hulpmiddelen
kunnen gevaar opleveren als ze door
ongeschoolde personen op ondeskundige wijze
of niet volgens de voorschriften worden gebruikt.
l) Gebruik om letsel te voorkomen alleen originele
Hilti toebehoren en hulpapparaten.
m) Neem de specificaties betreffende gebruik, ver-
zorging en onderhoud in de handleiding in acht.
5.2 Adequate inrichting van de werkruimte
a) Wanneer u op ladders werkt, neem dan geen
ongewone lichaamshouding aan. Zorg ervoor dat
u stevig staat en altijd in evenwicht bent.
b) Wanneer het apparaat vanuit een zeer koude in
een warme omgeving wordt gebracht, of om-
gekeerd, dient u het apparaat vóór gebruik op
temperatuur te laten komen.
c) Controleer uit veiligheidsoverwegingen eerder
door u ingestelde waarden en vorige instellingen.
d) Zet het gebied waar u metingen verricht af en let
er bij het opstellen van het apparaat op dat de
straal niet op andere personen of op uzelf wordt
gericht.
e) Gebruik het apparaat alleen binnen de gedefini-
eerde grenzen.
f) Neem de voorschriften van het betreffende land
ter voorkoming van ongevallen in acht.
5.3 Elektromagnetische compatibiliteit
Hoewel het apparaat voldoet aan de strenge wettelijke
voorschriften kan Hilti de mogelijkheid niet uitsluiten dat
het apparaat door sterke straling wordt gestoord, het-
geen tot een foute bewerking kan leiden. In dit geval of
wanneer u niet zeker bent, dienen controlemetingen te
worden uitgevoerd. Eveneens kan Hilti niet uitsluiten dat
andere apparaten (bijv. navigatietoestellen van vliegtui-
gen) gestoord worden. Het apparaat voldoet aan klasse
A; Storingen in de woning kunnen niet worden uitgeslo-
ten.
5.4 Algemene veiligheidsmaatregelen
a) Controleer het apparaat alvorens het te gebrui-
ken. Laat het apparaat ingeval van beschadiging
repareren in een Hilti-servicestation.
b) Na een val of andere mechanische invloeden dient
u de precisie van het apparaat te controleren.
c) Ook al is het apparaat gemaakt voor zwaar ge-
bruik op bouwplaatsen, toch dient het, evenals
andere meetapparaten, zorgvuldig te worden be-
handeld.
d) Hoewel het apparaat beschermd is tegen het bin-
nendringen van vocht, dient u het droog te maken
alvorens het in de transportcontainer te plaatsen.
5.5 Elektrisch
a) De batterijen mogen niet in kinderhanden komen.
b) Oververhit de batterijen niet en stel ze niet bloot
aan vuur. De batterijen kunnen exploderen of er
kunnen toxische stoffen vrijkomen.
c) Laad de batterijen niet op.
d) Soldeer de batterijen niet in het apparaat.
e) Ontlaad de batterijen niet door kortsluiting. Ze
kunnen hierdoor oververhit raken en brandblaren ver-
oorzaken.
f) Open de batterijen niet en stel ze niet bloot aan
overmatige mechanische belasting.
g) Geen zink-kool-batterijen in het apparaat plaatsen.
5.6 Laserclassificatie
Afhankelijk van de variant voldoet het apparaat aan
de laserklasse 2 overeenkomstig IEC60825-1:2007 /
EN60825-1:2007 en Class II overeenkomstig
CFR 21 § 1040 (FDA). Deze apparaten kunnen zonder
verdere beveiligingsmaatregelen worden gebruikt.
Wanneer iemand toevallig gedurende een kort ogenblik
in de laserstraal kijkt, worden de ogen beschermd door
de reflex van het sluiten van het ooglid. Deze reflex van
het sluiten van het ooglid kan echter worden beïnvloed
door het gebruik van medicijnen, alcohol of drugs. Toch
mag men, evenals bij de zon, niet direct in de lichtbron
kijken. De laserstraal niet op personen richten.
5.7 Transport
Het apparaat altijd zonder batterijen/accu-pack ver-
sturen.
nl
113
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5138783 / 000 / 00
6 Inbedrijfneming
6.1 Batterijen plaatsen 2
ATTENTIE
Gebruik geen beschadigde batterijen.
ATTENTIE
Vervang altijd alle batterijen tegelijk.
GEVAAR
Combineer geen nieuwe met oude batterijen. Gebruik
geen batterijen van verschillende producenten of met
verschillende typeaanduidingen.
1. Maak de batterij-afdekking aan de achterzijde los.
2. Neem de batterijen uit de verpakking en plaats deze
direct in het apparaat.
AANWIJZING Letopdejuistepolariteit(ziedemar-
kering in het batterijvak).
3. Sluit de batterij-afdekking.
4. Zorg ervoor dat het batterijvak goed vergrendeld is.
6.2 Apparaat in-/uitschakelen
1. Het apparaat kan zowel met de aan/uit-toets als ook
met de meettoets worden ingeschakeld.
2. In uitgeschakelde toestand de aan/uit-toets indruk-
ken: het apparaat wordt ingeschakeld
De laser is uitgeschakeld.
3. In uitgeschakelde toestand de aan/uit-toets indruk-
ken: het apparaat wordt uitgeschakeld.
4. In uitgeschakelde toestand de meettoets indrukken:
het apparaat en de laser worden ingeschakeld.
6.3 Menu
AANWIJZING
Vanuit het hoofdmenu kunt u navigeren naar speciale
functies en instellingen. Druk op de menutoets om naar
het hoofdmenu te gaan. Gebruik de links- resp. rechts-
toets om door het menu te navigeren. De geselecteerde
functie wordt altijd geaccentueerd. Bevestig de selec-
tie van de betreffende functie door op de meettoets te
drukken.
AANWIJZING
De bovenste regel van het hoofdmenu is de individueel
te configureren favorietenbalk. Hier kunt u uw meest
gebruikte toepassingen opslaan (zie 6.4.5 Favorietenbalk
aanpassen).
In het gedeelte onder de scheidingsbalk bevinden zich
verschillende toepassingsgroepen. Door het bevestigen
van een toepassingsgroep wordt deze geopend en wor-
den alle functies van deze toepassingsgroep weergege-
ven.
6.4 Instellingen
1. Druk op het ingeschakelde apparaat de menutoets
in.
2. Navigeer met behulp van de rechts- resp. links-toets
naar de toepassingsgroep "Instellingen".
3. Bevestig dit met de meettoets.
6.4.1 Meeteenheid
Demeeteenheidkaninm,cmofmmwordeningesteld.
De geselecteerde meeteenheid wordt weergegeven in
een zwarte rechthoek.
6.4.2 Meetreferenties
AANWIJZING
Het apparaat kan van 5 verschillende aanslagen of refe-
renties afstanden meten. Het omschakelen tussen voor-
kant, achterkant en het schroefdraad aan de achterzijde
van het apparaat (batterijvak) gebeurt in het menu Mee-
treferenties. Als de aanslagpunt 180° wordt uitgeklapt,
wordt automatisch naar de meetpunt omgeschakeld. In-
dien de meetverlenging PDA 72 (optionele toebehoren)
aandeonderzijdevanhetapparaatwordtbevestigd,
wordtdezeautomatischdoorhetapparaatherkenden
op het display weergegeven. De meetverlenging PDA 72
kan ook aan de achterzijde van het apparaat (batterijvak)
worden bevestigd hij wordt daar echter niet automa-
tisch herkend. Bij het inklappen van de meetpunt of bij
het uitschakelen van het apparaat wordt de meetreferen-
tie altijd teruggezet op de achterkant. De groene LED's
en het meetreferentiesymbool op het display geven de
geselecteerde meetreferentie aan.
Voorkant
Achterzijde van het apparaat (batterijvak)
nl
114
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5138783 / 000 / 00
Achterkant
Aanslagpunt
Meetverlenging PDA 72 aan onderzijde van het apparaat
bevestigd.
6.4.3 Hoekeenheid
De eenheid voor de hoek, zoals die bij de functie Hellings-
hoek wordt gebruikt, kan worden uitgedrukt in graden,
procenten of in mm/m. De geselecteerde hoekeenheid
wordt weergegeven in een zwart vierkant.
6.4.4 Expertmodus aan/uit
Als de expertmodus is ingeschakeld, kunnen timer en
min/max evenals de meetreferentie in alle functies ge-
combineerd worden gebruikt. Bovendien wordt bij de
functies: Oppervlakte, volume, Pythagoras, trapezium,
indirecte horizontale afstand en indirecte verticale af-
stand aanvullende informatie weergegeven. Als in het
menu Instellingen een schaal is ingesteld, kan deze in de
expertmodus worden weergegeven. De keuzemogelijk-
hedenbevindenzichbovenaanhetdisplay.
6.4.5 Favorietenbalk wijzigen
In deze instellingen kan de favorietenbalk worden aange-
past. De favorietenbalk maakt een snelle toegang tot de
meest gebruikte functies mogelijk.
1. Selecteer met behulp van de links- resp. rechts-
toets de functie, die u wilt wijzigen.
2. Bevestig dit met de meettoets.
3. Selecteer de gewenste functie met de links- resp.
rechts-toets.
4. Bevestig dit met de meettoets.
6.4.6 Schaal activeren
Hierbij kan een willekeurige schaal worden ingesteld.
1. Gebruik de links- resp. rechts-toets om de gewenste
schaal in te stellen.
2. Bevestig het betreffende getal met de meettoets.
3. Selecteer het vinkje om de waarde te bevestigen.
AANWIJZING Om de schaalfunctie te gebruiken
moet de expertmodus ingeschakeld zijn.
6.4.7 Geluid in-/uitschakelen
Bij de instelling Geluid aan/uit kan het geluid worden in-
en uitgeschakeld.
1. Selecteer de gewenste optie met de links- resp.
rechts-toets.
2. Bevestig dit met de meettoets.
6.4.8 Permanente laser
In de permanente lasermodus wordt bij elke druk op
de meettoets een meting gestart. De laser wordt na de
meting niet uitgeschakeld. Met deze instelling kunnen
meerdere metingen zeer snel na elkaar en met slechts
enkele toetsbedieningen worden uitgevoerd. In de status-
balk van het startbeeldscherm verschijnt het betreffende
symbool.
6.4.9 Weergave van de hellingshoek op het display
aan/uit
In dit menu kan de weergave van de hellingshoek op het
hoofdscherm worden in- of uitgeschakeld.
6.4.10 Kalibratie van de hellingsensor
Om zo nauwkeurig mogelijke hellingmetingen te krijgen,
moet de hellingsensor regelmatig worden gekalibreerd.
Als het apparaat aan een temperatuurverandering of een
schok is blootgesteld, moet een kalibratie van de hel-
nl
115
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5138783 / 000 / 00
lingsensor plaatsvinden. Voor de kalibratie zijn 3 arbeids-
stappen nodig.
1. Om de kalibratie te starten, selecteert u het symbool
voor de kalibratie van de hellingsensor.
2. Plaats het apparaat op een horizontaal oppervlak en
bevestig dit met de meettoets.
3. Draai het apparaat horizontaal 180° en druk op de
meettoets.
AANWIJZING De hellingsensor is nu gekalibreerd.
6.4.11 Apparaatinformatie
Hier vindt u informatie over het apparaat, zoals software-
versie, hardwareversie en serienummer.
6.4.12 Terugzetten naar de fabrieksinstellingen
Met deze functie kunt u de fabrieksinstellingen herstellen.
6.5 Meethulpen
6.5.1 Meten met meetpunt 34
Voor het meten van ruimtediagonalen of vanuit moeilijk
toegankelijke hoeken kan de meetpunt worden gebruikt.
1. Klap de meetpunt 90° uit.
De meetpunt kan nu als aanslag worden gebruikt.
2. Klap de meetpunt 180° uit.
De meetreferentie wordt automatisch omgezet. Het
apparaat detecteert de verlengde meetreferentie.
6.5.2 Meten met doelplaat PDA 50/51/52 5
AANWIJZING
Om te waarborgen dat de resultaten betrouwbaar zijn,
dient zo mogelijk loodrecht op de doelplaat te worden
gemeten.
AANWIJZING
Voor zeer precieze metingen met de doelplaat dient de
waarde 1,2 mm bij de gemeten afstanden te worden
opgeteld.
Voor het meten van afstanden aan buitenkanten (bijv.
buitenmuren van huizen, omheiningen, etc.) kunt u hulp-
middelen als planken, bakstenen of andere geschikte
voorwerpen als doelmarkering aan de buitenkant leggen.
Bij grotere meetbereiken en ongunstige lichtomstandig-
heden (sterke zonneschijn) raden wij aan de doelplaat
PDA 50, PDA 51 of PDA 52 te gebruiken.
De PDA 50 doelplaat bestaat uit duurzame kunststof
met een speciaal reflecterende film. Het gebruik van de
doelplaat is aangewezen bij afstanden groter dan 10 m
bij slechte lichtomstandigheden.
De doelplaat PDA 51 is niet voorzien van een reflecte-
rende laag en wordt aanbevolen bij slechte lichtomstan-
digheden en korte afstanden.
De doelplaat PDA 52 is voorzien van dezelfde reflecte-
rende laag als de PDA 50, maar is aanzienlijk groter (210
x 297 mm). Daardoor kan met de doelplaat eenvoudiger
over grotere afstanden worden gericht.
6.5.3 Meten met laserzichtbril PUA 60
AANWIJZING
Dit is geen laserveiligheidsbril en de ogen worden hier-
mee dus niet beschermd tegen laserstraling. Omdat het
waarnemen van kleuren door de bril beperkt wordt, mag
hij niet worden gedragen tijdens het besturen van een
voertuig op de openbare weg en er mag niet in de zon
worden gekeken.
De laserzichtbril PUA 60 verhoogt de zichtbaarheid van
de laserstraal aanzienlijk.
6.5.4 Meten met meetverlenging PDA 72
AANWIJZING
De meetverlengingis gemaakt van aluminium en uitgerust
met een niet-geleidende kunststofgreep.
Indien de meetverlenging PDA 72 (optionele toebehoren)
aandeonderzijdevanhetapparaatwordtbevestigd,
wordtdezeautomatischdoorhetapparaatherkenden
op het display weergegeven. Het apparaat detecteert de
verlengde meetreferentie. De meetverlenging PDA 72 kan
ook aan de achterzijde van het apparaat (batterijvak) wor-
den bevestigd hij wordt daar echter niet automatisch
herkend. Afhankelijk van de toepassing kan de referentie
handmatig worden aangepast (zie hoofdstuk "Meetrefe-
renties").
7Bediening
7.1 Afstandsmetingen
AANWIJZING
In principe geldt bij alle functies dat de afzonderlijke stap-
pen altijd met grafische weergaven worden ondersteund.
AANWIJZING
Treden er tijdens het continu meten meetfouten op en
wordt het continu meten door nogmaals op de meettoets
te drukken stopgezet, dan wordt de laatst geldige afstand
weergegeven.
AANWIJZING
Na het starten van een functie is de laser al ingeschakeld.
AANWIJZING
De meest nauwkeurige resultaten worden verkregen door
het apparaat voor alle metingen binnen een functie vanuit
dezelfde aanslagpositie en draaias te gebruiken.
nl
116
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5138783 / 000 / 00
7.1.1 Meetmodus
Afstandsmetingen zijn mogelijk in twee verschillende
meetmodi, namelijk afzonderlijk meten en continu me-
ten. Het continu meten wordt ingezet bij het registreren
van bepaalde afstanden of lengtes en bij moeilijk te meten
afstanden, bijv. bij hoeken, randen, nissen, etc... .
7.1.1.1 Afzonderlijke meting
Wanneer het apparaat is uitgeschakeld, kan het met de
aan/uit-toets of met de meettoets worden ingeschakeld.
Als het apparaat met behulp van de meettoets wordt
ingeschakeld, wordt de laser automatisch geactiveerd en
kan stap één worden overgeslagen.
1. Druk op de meettoets om de laser in te schakelen.
2. Richt op het doel en druk op de meettoets.
De gemeten afstand wordt in minder dan een se-
conde weergegeven in de resultaatregel.
7.1.1.2 Continu meten
AANWIJZING
Met het continu meten worden afstanden met circa 6–10
metingen per seconde in de resultaatregel bijgewerkt. Dit
is afhankelijk van het reflectievermogen van het doelop-
pervlak. Als het geluid is ingeschakeld, wordt het continu
meten circa 2-3 maal per seconde akoestisch gesigna-
leerd.
1. Voor de activering van de continu meetmodus de
meettoets gedurende circa 2 seconden ingedrukt
houden.
2. De meetprocedure wordt stopgezet door nogmaals
op de meettoets te drukken.
De laatst geldige meting wordt weergegeven in de
resultaatregel.
7.1.2 Meten in een lichte omgeving
Voor lange afstanden en bij een zeer lichte omgeving
raden wij het gebruik van het richttableau PDA 50, PDA 51
en PDA 52 aan.
7.1.3 Meetbereiken
7.1.3.1 Vergroot meetbereik
Metingen in het donker, bij schemering, op verduisterde
doelen of bij een verduisterd apparaat leiden in de regel
tot een vergroting van het meetbereik.
Metingen bij gebruik van het richttableau PDA 50, PDA 51
en PDA 52 leiden tot een vergroting van het meetbereik.
7.1.3.2 Verkleind meetbereik
Metingen bij een sterke lichtomgeving, zoals zonlicht of
extreem fel schijnende schijnwerpers, kunnen leiden tot
een kleiner meetbereik.
Metingen door glas of bij objecten binnen de richtlijn
kunnen leiden tot een kleiner meetbereik.
Metingen op matgroene, -blauwe, -zwarte of natte en
glanzende oppervlakken kunnen leiden tot een kleiner
meetbereik.
7.2 Afstanden optellen/aftrekken
Afzonderlijke afstanden kunnen eenvoudig worden op-
geteld en afgetrokken.
Met de optelfunctie kan bijv. het kozijn in vensters en deu-
ren worden bepaald of meerdere deelafstanden worden
samengevoegd tot een totale afstand.
Met de aftrekfunctie kan bijv. de afstand van de onderkant
van een buis tot het plafond worden bepaald. Hiervoor
wordtdeafstandvandevloertotdeonderkantvande
buis afgetrokken van de afstand tot het plafond. Wordt
daarbij nog de buisdiameter afgetrokken, dan verkrijgt
men het resultaat van de tussenafstand bovenkant buis
tot het plafond.
1. Druk op de meettoets (de laserstraal is ingescha-
keld).
2. Richt het apparaat op het richtpunt.
3. Druk op de meettoets.
De eerste afstand wordt gemeten en weergegeven
(de laser schakelt uit).
4. Selecteer met behulp van de links- resp. rechts-
toets de gewenste rekenkundige bewerking.
5. Druk op de meettoets.
De laserstraal wordt ingeschakeld.
6. Richt het apparaat op het volgende richtpunt.
7. Druk op de meettoets. De tweede afstand wordt ge-
meten en weergegeven in de regel voor de tussen-
resultaten. Het resultaat van de optelling/aftrekking
wordt weergegeven in de resultaatregel. U kunt een
willekeurig aantal afstanden bij elkaar optellen of
van elkaar aftrekken.
AANWIJZING Altijd wanneer in een functie de + en
optie in het meetfunctieveld wordt weergegeven,
kunt u een tweede meting van dezelfde functie erbij
optellen resp. ervan aftrekken. Als u zich bijv. in de
Oppervlaktefunctie bevindt, kunt u met behulp van
de rechts- resp. links-toets bij het zojuist gemeten
oppervlak diverse extra oppervlakken optellen resp.
ervan aftrekken.
7.3 Oppervlakken en volumes meten
nl
117
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5138783 / 000 / 00
Selecteer de toepassingsgroep Oppervlakken en Volu-
mes om oppervlakken en volumes te meten. Selecteer
de specifieke functie voor uw toepassing.
7.3.1 Rechthoekige oppervlakken meten
De afzonderlijke stappen voor de oppervlaktemeting wor-
den door de betreffende afbeelding op het display on-
dersteund. Om een rechthoekig oppervlak te kunnen
meten zijn er twee afstanden nodig. Om bijvoorbeeld het
vloeroppervlak van een vertrek te bepalen, wordt op de
volgende manier te werk gegaan:
1. Selecteer de functie voor het rechthoekige opper-
vlak in de toepassingsgroep Oppervlakken en Volu-
mes.
2. Richt het apparaat op het richtpunt.
3. Druk op de meettoets.
De breedte van het vertrek wordt gemeten en weer-
gegeven in de regel voor de tussenresultaten.
Hierna wordt in het display automatisch gevraagd
de lengte van het vertrek te meten.
4. Richt het apparaat op het volgende richtpunt voor
de lengte van het vertrek.
5. Druk op de meettoets.
De tweede afstand wordt gemeten, het oppervlak
direct berekend en in de resultaatregel weergege-
ven.
7.3.2 Driehoekige oppervlakken meten
De afzonderlijke stappen voor de oppervlaktemeting wor-
den door de betreffende afbeelding op het display onder-
steund. Om een driehoekig oppervlak te kunnen meten
zijn er drie afstanden nodig. Om bijv. het vloeroppervlak
van een vertrek te bepalen, wordt op de volgende manier
te werk gegaan:
1. Selecteer de functie voor het driehoekige oppervlak
in de toepassingsgroep Oppervlakken en Volumes.
2. Richt het apparaat op het richtpunt.
3. Druk op de meettoets.
De eerste afstand wordt gemeten en weergegeven
in de regel voor de tussenresultaten.
Hierna wordt in het display automatisch gevraagd
de tweede afstand te meten.
4. Richt het apparaat op het volgende richtpunt.
5. Druk op de meettoets.
De tweede afstand wordt gemeten en weergegeven
in de regel voor de tussenresultaten. Hierna wordt in
het display automatisch gevraagd de derde afstand
te meten.
6. Richt het apparaat op het volgende richtpunt.
7. Druk op de meettoets.
De derde afstand wordt gemeten, het oppervlak di-
rect berekend en in de resultaatregel weergegeven.
7.3.3 Volumes meten
De afzonderlijke stappen voor de volumemeting worden
door de betreffende afbeelding op het display onder-
steund. Om bijv. het volume van het vertrek te bepalen
wordt op de volgende manier te werk gegaan:
1. Selecteer de functie voor het volume van een kubus
in de toepassingsgroep Oppervlakken en Volumes.
2. Richt het apparaat op het richtpunt.
3. Druk op de meettoets.
De eerste afstand wordt gemeten en weergegeven
in de regel voor de tussenresultaten.
Hierna wordt in het display automatisch gevraagd
de tweede afstand te meten.
4. Richt het apparaat op het volgende richtpunt.
5. Druk op de meettoets.
De tweede afstand wordt gemeten en weergegeven
in de regel voor de tussenresultaten.
Hierna wordt in het display automatisch gevraagd
de derde afstand te meten.
6. Richt het apparaat op het volgende richtpunt.
7. Druk op de meettoets.
De derde afstand wordt gemeten, het volume direct
berekend en in de resultaatregel weergegeven.
7.3.4 Cilindervolume meten
De afzonderlijke stappen voor de volumemeting worden
door de betreffende afbeelding op het display onder-
steund. Om een cilindervolume te kunnen meten zijn er
twee afstanden nodig. Om bijv. het volume van een silo te
bepalen, wordt op de volgende manier te werk gegaan:
1. Selecteer de functie voor het cilindervolume in de
toepassingsgroep Oppervlakken en Volumes.
2. Richt het apparaat op het richtpunt om de hoogte
van de cilinder te meten.
3. Druk op de meettoets.
De eerste afstand wordt gemeten en weergegeven
in de regel voor de tussenresultaten.
Hierna wordt in het display automatisch gevraagd
de tweede afstand te meten.
4. Richt het apparaat op het volgende richtpunt om de
diameter van de cilinder te meten.
5. Druk op de meettoets.
De tweede afstand wordt gemeten, het volume di-
rect berekend en in de resultaatregel weergegeven.
7.4 Trapeziumfuncties
nl
118
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5138783 / 000 / 00
AANWIJZING
In principe moet bij het indirect meten met een vermin-
derde nauwkeurigheid rekening worden gehouden die
lager ligt dan de nauwkeurigheid van het apparaat. Om
een zo goed mogelijk resultaat te krijgen, moet de ge-
ometrie (bijv. rechte hoek en driehoeksverhouding) in
acht worden genomen. Het beste resultaat wordt be-
reikt indien zorgvuldig op de hoeken wordt gemeten, alle
meetpunten zich in één vlak bevinden en dichter bij het
object wordt gemeten.
AANWIJZING
Bij alle indirecte metingen moet erop worden gelet, dat de
metingen binnen een verticaal of horizontaal vlak liggen.
Trapeziumfuncties kunnen worden gebruikt om bijv. de
lengte van een dak te bepalen. De trapeziumfunctie be-
rekent de richtafstand met behulp van drie gemeten af-
standen. De trapeziumfunctie met hellingshoek berekent
de richtafstand met behulp van twee gemeten afstanden
en één hellingshoek.
7.4.1 Trapeziumfunctie (3 afstanden)
De afzonderlijke stappen voor de trapeziumfunctie wor-
den door de betreffende afbeelding op het display on-
dersteund. Om de trapeziumfunctie te kunnen uitvoeren,
zijn er drie afstanden nodig. Om bijv. de lengte van een
dak te bepalen, wordt op de volgende manier te werk
gegaan:
1. Selecteer de functie voor het trapezium in de toe-
passingsgroep Trapeziumfuncties.
2. Richt het apparaat op het richtpunt.
3. Druk op de meettoets.
De eerste afstand wordt gemeten en weergegeven
in de regel voor de tussenresultaten.
Hierna wordt in het display automatisch gevraagd
de tweede afstand te meten.
4. Richt het apparaat op het volgende richtpunt.
5. Druk op de meettoets.
De tweede afstand wordt gemeten en weergegeven
in de regel voor de tussenresultaten.
6. Richt het apparaat op het volgende richtpunt.
7. Druk op de meettoets.
De derde afstand wordt gemeten, de richtafstand
direct berekend en in de resultaatregel weergege-
ven.
7.4.2 Trapeziumfunctie met hellingshoek (2
afstanden, 1 hoek)
AANWIJZING
Om nauwkeurigemeetresultaten te krijgen, de hellingsen-
sor voor het gebruik van de functie kalibreren.
AANWIJZING
Bij het meten van schuine hoeken mag het apparaat niet
zijwaarts worden gekanteld. Er verschijnt een waarschu-
wing op het display en de meting kan niet worden gestart
om meetfouten te vermijden.
De afzonderlijke stappen voor de trapeziumfunctie met
hellingshoek worden door de betreffende afbeelding op
het display ondersteund. Om een trapeziumfunctie met
hellingshoek te kunnen uitvoeren, zijn er twee afstanden
en één hoek nodig. Om bijv. de lengte van een dak te
bepalen, wordt op de volgende manier te werk gegaan:
1. Selecteer de functie voor het trapezium met hellings-
hoek in de toepassingsgroep Trapeziumfuncties.
2. Richt het apparaat op het richtpunt.
3. Druk op de meettoets.
De eerste afstand wordt gemeten en weergegeven
in de regel voor de tussenresultaten.
Hierna wordt in het display automatisch gevraagd
de tweede afstand te meten
4. Richt het apparaat op het volgende richtpunt.
5. Druk op de meettoets.
De tweede afstand wordt gemeten en weergegeven
in de regel voor de tussenresultaten. Tegelijkertijd
wordt de hellingshoek gemeten.
De richtafstand wordt direct berekend en weerge-
geven in de resultaatregel.
7.5 Pythagorasfuncties
AANWIJZING
In principe moet bij het indirect meten met een vermin-
derde nauwkeurigheid rekening worden gehouden die
lager ligt dan de nauwkeurigheid van het apparaat. Om
een zo goed mogelijk resultaat te krijgen, moet de ge-
ometrie (bijv. rechte hoek en driehoeksverhouding) in
acht worden genomen. Het beste resultaat wordt be-
reikt indien zorgvuldig op de hoeken wordt gemeten, alle
meetpunten zich in één vlak bevinden en dichter bij het
object wordt gemeten.
AANWIJZING
Het systeem controleert of de geometrische verhoudin-
gen een resultaatberekening toelaten. Een ongeldig re-
sultaat, veroorzaakt door het niet voldoen aan de geome-
trische eisen, wordt aangeduid met een gevarendriehoek
in de resultaatregel. In dit geval moeten een of meerdere
afstanden opnieuw worden bepaald.
AANWIJZING
Bij alle indirecte metingen moet erop worden gelet, dat de
metingen binnen een verticaal of horizontaal vlak liggen.
Een indirecte afstand kan door meerdere afstandsme-
tingen en de berekening volgens de Pythagoras-regels
worden bepaald. De enkelvoudige Pythagoras variant als
een driehoek met twee gemeten afstanden. De dubbele
nl
119
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5138783 / 000 / 00
Pythagoras variant met twee samengestelde driehoeken.
De samengestelde Pythagoras variant met twee verschil-
lende driehoeken.
7.5.1 Enkelvoudige Pythagoras
Volg de grafische weergave die met knipperende drie-
hoekszijden de te meten afstanden aangeeft. Als de
noodzakelijke afstanden zijn gemeten, wordt het resultaat
berekend en in de resultaatregel weergegeven.
1. Selecteer de functie voor de enkelvoudige Pythago-
ras in de toepassingsgroep Pythagorasfuncties.
2. Richt het apparaat op het richtpunt.
3. Druk op de meettoets.
De eerste afstand wordt gemeten en weergegeven
in de regel voor de tussenresultaten.
Hierna wordt in het display automatisch gevraagd
de tweede afstand te meten.
4. Richt het apparaat op het volgende richtpunt.
AANWIJZING Let erop dat de tweede afstand haaks
op de richtafstand moet staan om nauwkeurige
meetresultaten te krijgen.
5. Druk op de meettoets.
De tweede afstand wordt gemeten en weergegeven
in de regel voor de tussenresultaten. De richtaf-
stand wordt direct berekendenweergegeveninde
resultaatregel.
7.5.2 Dubbele Pythagoras
Volg de grafische weergave die met knipperende drie-
hoekszijden de te meten afstanden aangeeft. Als de
noodzakelijke afstanden zijn gemeten, wordt het resultaat
berekend en in de resultaatregel weergegeven.
1. Selecteer de functie voor de dubbele Pythagoras in
de toepassingsgroep Pythagorasfuncties.
2. Richt het apparaat op het richtpunt.
3. Druk op de meettoets.
De eerste afstand wordt gemeten en weergegeven
in de regel voor de tussenresultaten.
Hierna wordt in het display automatisch gevraagd
de tweede afstand te meten.
4. Richt het apparaat op het volgende richtpunt.
AANWIJZING Let erop dat de tweede afstand haaks
op de richtafstand moet staan om nauwkeurige
meetresultaten te krijgen.
5. Druk op de meettoets.
De tweede afstand wordt gemeten en weergegeven
in de regel voor de tussenresultaten.
Hierna wordt in het display automatisch gevraagd
de derde afstand te meten.
6. Richt het apparaat op het volgende richtpunt.
7. Druk op de meettoets.
De derde afstand wordt gemeten en weergegeven
in de regel voor de tussenresultaten.
De richtafstand wordt direct berekend en weerge-
geven in de resultaatregel.
7.5.3 Samengestelde Pythagoras
Volg de grafische weergave die met knipperende drie-
hoekszijden de te meten afstanden aangeeft. Als de
noodzakelijke afstanden zijn gemeten, wordt het resultaat
berekend en in de resultaatregel weergegeven.
1. Selecteer de functie voor de samengestelde Pyt-
hagoras in de toepassingsgroep Pythagorasfunc-
ties.
2. Richt het apparaat op het richtpunt.
3. Druk op de meettoets.
De eerste afstand wordt gemeten en weergegeven
in de regel voor de tussenresultaten.
Hierna wordt in het display automatisch gevraagd
de tweede afstand te meten.
4. Richt het apparaat op het volgende richtpunt.
5. Druk op de meettoets.
De tweede afstand wordt gemeten en weergegeven
in de regel voor de tussenresultaten.
6. Richt het apparaat op het volgende richtpunt.
AANWIJZING Let erop dat de derde afstand haaks
op de richtafstand moet staan om nauwkeurige
meetresultaten te krijgen.
7. Druk op de meettoets.
De derde afstand wordt gemeten en weergegeven
in de regel voor de tussenresultaten. De richtaf-
stand wordt direct berekend en weergegeven in de
resultaatregel.
7.6 Indirecte metingen
AANWIJZING
In principe moet bij het indirect meten met een vermin-
derde nauwkeurigheid rekening worden gehouden die
lager ligt dan de nauwkeurigheid van het apparaat. Om
een zo goed mogelijk resultaat te krijgen, moet de ge-
ometrie (bijv. rechte hoek en driehoeksverhouding) in
acht worden genomen. Het beste resultaat wordt be-
reikt indien zorgvuldig op de hoeken wordt gemeten, alle
meetpunten zich in één vlak bevinden en dichter bij het
object wordt gemeten.
AANWIJZING
Om nauwkeurige meetresultaten te krijgen, de hellingsen-
sor voor het gebruik van de functies kalibreren.
nl
120
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5138783 / 000 / 00
AANWIJZING
Bij het meten van schuine hoeken mag het apparaat niet
zijwaarts worden gekanteld. Er verschijnt een waarschu-
wing op het display en de meting kan niet worden gestart
om meetfouten te vermijden.
AANWIJZING
Bij alle indirecte metingen moet erop worden gelet, dat de
metingen binnen een verticaal of horizontaal vlak liggen.
Indirecte metingen helpen bij het bepalen van afstanden,
die niet direct kunnen worden gemeten. Er zijn verschil-
lende manieren om indirecte afstanden te meten.
7.6.1 Indirecte horizontale afstand (1 hoek, 1
afstand)
Deze functie is bijzonder geschikt om een horizontale
afstand te meten, waarbij het richtpunt achter een obsta-
kel is verborgen. Volg de grafische weergave die de te
meten afstand aangeeft. Als de noodzakelijke afstand en
hellingshoek zijn gemeten, wordt het resultaat berekend
en in de resultaatregel weergegeven.
1. Selecteer de functie voor de indirecte horizontale
afstand in de toepassingsgroep Indirecte metingen.
2. Richt het apparaat op het richtpunt.
3. Druk op de meettoets.
De afstand en de hellingshoek worden gemeten en
weergegeven in de regel voor de tussenresultaten.
De richtafstand wordt direct berekend en weerge-
geven in de resultaatregel.
7.6.2 Indirecte verticale afstand (2 hoeken, 2
afstanden)
Deze functie is bijzonder geschikt om een verticale af-
stand op een wand te meten, waarbij geen directe toe-
gang gewaarborgd is (bijv.: verdiepingshoogte van een
gebouw). Volg de grafische weergave die de te meten
afstanden aangeeft. Als de noodzakelijke twee afstan-
den en hellingshoeken zijn gemeten, wordt het resultaat
berekend en in de resultaatregel weergegeven.
1. Selecteer de functie voor de indirecte verticale af-
stand in de toepassingsgroep Indirecte metingen.
2. Richt het apparaat op het richtpunt.
3. Druk op de meettoets.
De eerste afstand en de hellingshoek worden ge-
metenenweergegeveninderegelvoordetussen-
resultaten.
Hierna wordt in het display automatisch gevraagd
de tweede afstand te meten.
4. Richt het apparaat op het volgende richtpunt.
5. Druk op de meettoets.
De afstand en de hellingshoek worden gemeten en
weergegeven in de regel voor de tussenresultaten.
De richtafstand wordt direct berekend en weerge-
geven in de resultaatregel.
7.6.3 Metingen aan het plafond (2 hoeken, 2
afstanden)
AANWIJZING
Let er vooral op dat de meetpunten en het meetuitgangs-
punt in een verticaal vlak liggen.
Deze functie is bijzonder geschikt om de afstand tot een
plafond te meten. Volg de grafische weergave die de
te meten afstanden aangeeft. Als de noodzakelijke twee
afstanden en hellingshoeken zijn gemeten, wordt het
resultaat berekend en in de resultaatregel weergegeven.
1. Selecteer de functie voor de indirecte meting tot het
plafond in de toepassingsgroep Indirecte metingen.
2. Richt het apparaat op het richtpunt.
3. Druk op de meettoets.
De eerste afstand en de hellingshoek worden ge-
meten en weergegeven in de regel voor de tussen-
resultaten.
Hierna wordt in het display automatisch gevraagd
de tweede afstand te meten.
4. Richt het apparaat op het volgende richtpunt.
5. Druk op de meettoets.
De afstand en de hellingshoek worden gemeten en
weergegeven in de regel voor de tussenresultaten.
De richtafstand wordt direct berekend en weerge-
geven in de resultaatregel.
7.7 Speciale functies
7.7.1 Hellingfunctie
AANWIJZING
De referentie voor de hellingsensor is de achterzijde van
het apparaat (batterijvak).
In de hellingfunctie wordt de actuele hellingshoek gra-
fisch en numeriek weergegeven. Afhankelijk van welke
hoekeenheid in de instellingen is vastgelegd, wordt de
actuele hellingshoek in graden, procenten of in mm/m
nl
121
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5138783 / 000 / 00
weergegeven. Als in deze functie op de meettoets wordt
gedrukt, wordt de actuele hellingshoek opgeslagen.
7.7.2 Schilderoppervlakken
Het schilderoppervlak wordt gebruikt voor het bepalen
van bijv. de oppervlakte van muren in een vertrek. Hiertoe
wordt de som van alle wandlengtes bepaald en verme-
nigvuldigd met de hoogte van het vertrek.
1. Selecteer de functie Schilderoppervlak in de toe-
passingsgroep Speciale functies.
2. Richt het apparaat op het richtpunt voor de eerste
lengte van het vertrek.
3. Druk op de meettoets.
De eerste afstand wordt gemeten en weergegeven
in de regel voor de tussenresultaten.
4. Richthetapparaatuitvoordevolgendelengtevan
het vertrek en voer de meting uit met de meettoets.
De tweede afstand wordt gemeten en weergegeven
in de regel voor de tussenresultaten. Het vetge-
drukte tussenresultaat is de som van de lengtes van
het vertrek.
5. Herhaal deze procedure tot alle lengtes van het
vertrek gemeten zijn.
6. Wanneer alle lengtes van het vertrek gemeten zijn,
druk dan op de rechts-toets voor omschakelen naar
de hoogte van het vertrek.
7. Bevestig dit met de meettoets.
8. Richt het apparaat uit voor de hoogte van het vertrek
en voer de meting uit met de meettoets. De hoogte
vanhetvertrekwordtgemetenenweergegevenin
de regel voor de tussenresultaten. Het schilderop-
pervlak wordt direct berekend en weergegeven in
de resultaatregel.
AANWIJZING Bij het berekende schilderoppervlak
kunt u oppervlakken optellen of ervan aftrekken. Se-
lecteer de plus of min met behulp van de rechts-
resp. links-toets. Bevestig dit met de meettoets.
Meet nu de lengte en breedte van het oppervlak. Het
oppervlak wordt direct berekend en bij het schilder-
oppervlak opgeteld resp. ervan afgetrokken. In het
beeldscherm ziet u het resultaat van het oorspron-
kelijke schilderoppervlak, de lengte en breedte van
de laatste meting met het oppervlak, evenals het
schilderoppervlak na toevoeging resp. na aftrek van
het nieuw berekende oppervlak.
7.7.3 Uitzetfunctie
Met het apparaat kunnen bepaalde massa's, bijv. voor de
inbouw van rails bij de droogbouw, worden geregistreerd
en gemarkeerd.
1. Selecteer de functie Uitzetfunctie in de toepassings-
groep Speciale functies.
2. Voer de afstand handmatig in.
3. Selecteer het toetsenbord-symbool met behulp van
de links- resp. rechts-toets om de afstand handma-
tig in te voeren.
4. Bevestig dit met de meettoets.
5. Selecteer de betreffende getallen met behulp van
de links- resp. rechts-toets.
6. Bevestig de getallen telkens met de meettoets.
7. Selecteer het vinkje in de rechterbenedenhoek om
de waarde te bevestigen.
8. Selecteer nu met behulp van de links- resp. rechts-
toets het symbool met de vlag.
AANWIJZING De door u geselecteerde afstand
wordt nu weergegeven binnen twee vlaggen.
9. Druk op de meettoets om met de meting te be-
ginnen. De pijlen in het beeldscherm geven aan in
welke richting het apparaat moet worden verplaatst.
Als de richtafstand is bereikt, verschijnen zwarte
pijlen boven en onder de afstand.
10. Om de afstand te vermenigvuldigen, het apparaat
verder weg plaatsen.
Aan de rechterkant wordt aangegeven hoe vaak de
gewenste afstand al is geregistreerd.
11. Druk op de meettoets om de meting te beëindigen.
AANWIJZING Bij het bereiken van de uitzetafstand
verschijnt de actuele referentie op het display om
de markering te vergemakkelijken.
AANWIJZING In plaats van handmatig invoeren kan
de benodigde afstand ook worden gemeten. Selec-
teer hiertoe het symbool voor de afzonderlijke me-
ting en bevestig dit met de meettoets. U kunt nu de
gewenste uitzetafstand meten.
7.7.4 Functie Min/Max Delta
De maximum meting dient in principe voor het bepalen
van diagonalen, de minimum meting voor het bepalen
of instellen van parallelle objecten of voor metingen op
ontoegankelijke plaatsen.
Bij de maximum meting wordt het continu meten ge-
bruikt en wordt de weergave altijd bijgewerkt wanneer de
gemeten afstand groter is geworden.
Bij de minimum meting wordt het continu meten ge-
bruikt en wordt de weergave altijd bijgewerkt wanneer de
gemeten afstand kleiner wordt.
Met behulp van de combinatie van maximum- en mini-
mumafstand is het mogelijk afstandsverschillen op een
zeer eenvoudige en snelle manier precies te bepalen.
Hierdoor kunnen afstanden tussen leidingen onder pla-
fonds of afstanden tussen twee objecten ook op on-
toegankelijke plaatsen eenvoudig en nauwkeurig worden
bepaald.
1. Selecteer de functie Min/Max Delta in de toepas-
singsgroep Speciale functies.
2. Richt het apparaat op het richtpunt.
nl
122
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5138783 / 000 / 00
3. Druk op de meettoets.
Het continu meten wordt gestart.
In het weergaveveld MIN en MAX wordt de weer-
gave bij vergroting of verkleining van de afstand
bijgewerkt
In het veld Delta wordt het verschil tussen Min en
Max berekend.
4. Druk op de meettoets om de meting te stoppen.
De laatst gemeten afstanden worden weergegeven
in de resultaatregel
7.7.5 Timer
De timerfunctie werkt op dezelfde wijze als bij een ca-
mera. Als de timerfunctie wordt geopend en op de meet-
toets wordt gedrukt, wordt de meting met 2 seconden
vertraging gestart. Om de timer op 5 of 10 seconden in te
stellen, met de rechts-toets naar het symbool bewegen
dat de seconden aangeeft. Met de meettoets kan nu het
tijdsbestek voor de timer worden geselecteerd. Met de
rechts- resp. links-toets weer terug naar het meetsym-
bool gaan om de vertraagde meting te starten. Met de
C-toets kan de timer worden afgebroken.
7.7.6 Offset functie
In de Offset-functie wordt automatisch een bepaalde
waarde bij alle metingen opgeteld of afgetrokken. Deze
waarde kan handmatig worden ingevoerd of worden
overgenomen.
1. Selecteer de functie Offset in de toepassingsgroep
Speciale functies.
2. Selecteer het toetsenbord-symbool met behulp van
de links- resp. rechts-toets om de afstand handma-
tig in te voeren.
3. Bevestig dit met de meettoets.
4. Selecteer de betreffende getallen met behulp van
de links- resp. rechts-toets.
5. Bevestig de getallen telkens met de meettoets.
6. Selecteer het vinkje in de rechterbenedenhoek om
de waarde te bevestigen.
7. Selecteer nu met behulp van de links- resp. rechts-
toets het Offset-symbool. De door u geselecteerde
Offset wordt nu weergegeven aan de bovenzijde van
het display. Elke afstandsmeting die nu wordt uitge-
voerd wordt opgeteld bij de geselecteerde offset of
ervan afgetrokken (afhankelijk van het toestandste-
ken van de ingevoerde offset).
AANWIJZING In plaats van handmatig invoeren kan
de benodigde offset ook worden gemeten. Selecteer
hiertoe het symbool voor de afzonderlijke meting
en bevestig dit met de meettoets. U kunt nu de
gewenste offset afstand meten.
7.7.7 Gegevensgeheugen
Het apparaat slaat tijdens het meten voortdurend meet-
waarden en functieresultaten op. Afhankelijk van de func-
tieomvang worden op deze wijze maximaal 30 aandui-
dingen incl. de grafische symbolen opgeslagen.
Indien het geheugen reeds met 30 aanduidingen is gevuld
en een nieuwe aanduiding in het geheugen wordt opge-
slagen, wordt de "oudste" aanduiding uit het geheugen
gewist.
Het volledige gegevensgeheugen wordt gewist indien de
C-toets bij de geheugenaanduiding gedurende circa 2
seconden wordt ingedrukt.
8 Verzorging en onderhoud
8.1Reinigenendrogen
1. Stof van de lenzen wegblazen.
2. De lens niet met de vingers aanraken.
3. Alleen met schone en zachte doeken reinigen; zo
nodig met zuivere alcohol of wat water bevochtigen.
AANWIJZING Geen andere vloeistoffen gebruiken
omdatdezedekunststofdelenkunnenaantasten.
4. Neem bij de opslag van uw uitrusting de tempera-
tuurlimieten in acht, speciaal in de winter / zomer.
8.2 Opslaan
Apparaten die nat zijn geworden, dienen te worden uit-
gepakt. Apparaten, transportcontainers en accessoires
moeten worden gedroogd (bij hoogstens 40 °C) en ge-
reinigd. De uitrusting mag pas weer worden ingepakt als
deze volledig droog is.
Voer wanneer uw uitrusting gedurende langere tijd is op-
geslagen of op transport is geweest een controlemeting
uit.
Neem de batterijen uit het apparaat wanneer dit voor lan-
gere tijd opgeslagen worden. Lekkende batterijen kunnen
het apparaat beschadigen.
8.3 Transporteren
Gebruik voor het transport of de verzending van uw uit-
rusting de originele Hilti verpakking of een gelijkwaardige
verpakking.
nl
123
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5138783 / 000 / 00
8.4 Kalibreren en afstellen van de laser
8.4.1 Kalibreren van de laser
Meetmiddelbewaking van het apparaat voor gebruikers
die volgens ISO 900X gecertificeerd zijn: U kunt zelf zor-
gen voor de in het kader van de ISO 900X vereiste meet-
instrumentcontrole van het PD‑E laserafstandsmeetap-
paraat (zie ISO 17123-4 procedures voor het beproeven
van geodetische meetkundige instrumenten: Deel 4, af-
standsmetervoordekorteafstand).
1. Hiervoor kiest u een voor lange tijd onveranderlijk
en gemakkelijk toegankelijk meettraject van een be-
kende lengte van circa 1 tot 5 m (instelafstand) en
voert u 10 metingen uit op dezelfde afstand.
2. Bepaal de gemiddelde waarde van de afwijkingen
ten opzichte van de ingestelde afstand. Deze waarde
dient binnen de specifieke nauwkeurigheid van het
apparaat te liggen.
3. Noteer deze waarde en leg het tijdstip van de vol-
gende controle vast.
AANWIJZING Herhaal deze controlemeting regel-
matig, alsmede voor en na belangrijke meettaken.
AANWIJZING Voorzie de PD‑E van een etiket voor
de meetinstrumentcontrole en documenteer het vol-
ledige controleproces, de testprocedure en de re-
sultaten.
AANWIJZING Neem de technische gegevens in de
handleiding en de toelichting over de meetnauw-
keurigheid in acht.
8.4.2 Afstellen van de laser
Om te zorgen voor een optimale instelling van de laseraf-
standsmeter het apparaat door een Hilti-werkplaats laten
afstellen, waar men de precieze instelling graag met een
kalibratiecertificaat bevestigt.
8.4.3 Hilti Kalibratieservice
Wij raden aan uw apparatuur regelmatig te laten controle-
ren door de Hilti Kalibratieservice om de betrouwbaarheid
conform de normen en wettelijke eisen te kunnen garan-
deren.
De Hilti Kalibratieservice staat te allen tijde tot uw be-
schikking; het wordt echter aanbevolen om de Kalibratie
minstens eenmaal per jaar uit te voeren.
In het kader van de Hilti Kalibratieservice wordt bevestigd
dat de specificaties van het gecontroleerde apparaat op
de dag van keuring overeenkomen met de technische
gegevens van de handleiding.
Bij afwijkingen van de fabrieksgegevens worden de ge-
bruikte meetapparaten weer opnieuw ingesteld. Na ijking
en keuring wordt een kalibratieplaatje op het apparaat
aangebracht en met een kalibratiecertificaat schriftelijk
bevestigd dat het apparaat conform de fabrieksgege-
vens werkt.
Kalibratiecertificaten zijn altijd vereist bij ondernemingen
die volgens ISO 900X gecertificeerd zijn.
Uw meest nabije Hilti contact geeft u graag meer infor-
matie.
9 Foutopsporing
Fout Mogelijke oorzaak
Oplossing
Het apparaat kan niet worden
ingeschakeld
Batterij leeg Batterijen verwisselen
Verkeerde polariteit van de batterijen De batterijen correct aanbrengen en
het batterijvak sluiten
Toets defect Het apparaat bij Hilti ter reparatie
aanbieden
Het apparaat geeft geen afstan-
den aan
Meettoets niet ingedrukt Meettoets indrukken
Display defect Het apparaat bij Hilti ter reparatie
aanbieden
Vaak optredende foutmeldingen
of geen meting
Meetoppervlak te licht door zonlicht Doelplaat PDA 50/PDA 51/PDA 52
gebruiken
Het meetoppervlak spiegelt Op niet spiegelende oppervlakken
meten
Meetoppervlak te donker Richttableau PDA 50/PDA 51/PDA 52
gebruiken
Sterk zonlicht van voren Meetrichting veranderen zon van
achteren
Symbool temperatuurweergave
in het display
Temperatuur te hoog of te laag Apparaat laten afkoelen of opwarmen
Algemene hardwarestoring -
symbool in display
Hardwarestoring Het apparaat uit- en inschakelen en
wanneer de storing niet is opgehe-
ven contact opnemen met het Hilti-
servicestation.
nl
124
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5138783 / 000 / 00
10 Afval voor hergebruik recyclen
WAARSCHUWING
Wanneer de uitrusting op ondeskundige wijze wordt afgevoerd kan dit tot het volgende leiden:
bij het verbranden van kunststofonderdelen ontstaan giftige verbrandingsgassen, waardoor er personen ziek kunnen
worden.
Batterijen kunnen ontploffen en daarbij, wanneer ze beschadigd of sterk verwarmd worden, vergiftigingen, brandwon-
den (door brandend zuur) of milieuvervuiling veroorzaken.
Wanneer het apparaat niet zorgvuldig wordt afgevoerd, bestaat de kans dat onbevoegde personen de uitrusting op
ondeskundige wijze gebruiken. Hierbij kunnen zij zichzelf en derden ernstig letsel toebrengen en het milieu vervuilen.
Hilti-apparaten zijn voor een groot deel vervaardigd van materiaal dat kan worden gerecycled. Voor hergebruik is een
juiste materiaalscheiding noodzakelijk. In veel landen is Hilti er al op ingesteld om uw oude apparaat voor recycling
terug te nemen. Vraag hierover informatie bij de klantenservice van Hilti of bij uw verkoopadviseur.
Alleen voor EU-landen
Geef elektrische apparaten niet met het huisvuil mee!
Overeenkomstig de Europese richtlijn inzake oude elektrische en elektronische apparaten en de toe-
passing daarvan binnen de nationale wetgeving, dienen gebruikte elektrische apparaten en accu-packs
gescheiden te worden ingezameld en te worden afgevoerd naar een recyclingbedrijf dat voldoet aan de
geldende milieu-eisen.
Voer de batterijen af volgens de nationale voorschriften.
11 Fabrieksgarantie op de apparatuur
Hilti garandeert dat het geleverde apparaat geen
materiaal- of fabricagefouten heeft. Deze garantie
geldt onder de voorwaarde dat het apparaat in
overeenstemming met de handleiding van Hilti gebruikt,
bediend, verzorgd en schoongemaakt wordt, en dat
de technische uniformiteit gehandhaafd is, d.w.z. dat
er alleen origineel Hilti-verbruiksmateriaal en originele
Hilti-toebehoren en -reserveonderdelen voor het
apparaat zijn gebruikt.
Deze garantie omvat de gratis reparatie of de gratis
vervanging van de defecte onderdelen tijdens de gehele
levensduur van het apparaat. Onderdelen die aan normale
slijtage onderhevig zijn, vallen niet onder deze garantie.
Verdergaande aanspraak is uitgesloten voor zover er
geen dwingende nationale voorschriften zijn die hier-
van afwijken. Hilti is met name niet aansprakelijk voor
directe of indirecte schade als gevolg van gebreken,
verliezen of kosten in samenhang met het gebruik
of de onmogelijkheid van het gebruik van het appa-
raat voor welk doel dan ook. Stilzwijgende garantie
voor gebruik of geschiktheid voor een bepaald doel
is nadrukkelijk uitgesloten.
Voor reparatie of vervanging moeten het toestel of de be-
treffende onderdelen onmiddellijk na vaststelling van het
defect naar de verantwoordelijke Hilti-marktorganisatie
worden gezonden.
Deze garantie omvat alle garantieverplichtingen van de
kant van Hilti en vervangt alle vroegere of gelijktijdige,
schriftelijke of mondelinge verklaringen betreffende ga-
ranties.
nl
125
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5138783 / 000 / 00
12 EG-conformiteitsverklaring (origineel)
Omschrijving: Laserafstandsmeetappa-
raat
Type: PD-I
Generatie: 01
Bouwjaar: 2012
Als de uitsluitend verantwoordelijken voor dit product
verklaren wij dat het voldoet aan de volgende voorschrif-
ten en normen: 2006/95/EG, 2006/66/EG, 2004/108/EG,
2011/65/EU, EN ISO 12100.
Hilti Corporation, Feldkircherstrasse 100,
FL‑9494 Schaan
Paolo Luccini Edward Przybylowicz
Head of BA Quality and Process Mana-
gement
Head of BU Measuring Systems
Business Area Electric Tools & Acces-
sories
BU Measuring Systems
06/2013 06/2013
Technische documentatie bij:
Hilti Entwicklungsgesellschaft mbH
Zulassung Elektrowerkzeuge
Hiltistrasse 6
86916 Kaufering
Deutschland
nl
126
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5138783 / 000 / 00
*2068385*
20683885
Hilti Corporation
LI-9494 Schaan
Tel.: +423/234 21 11
Fax: +423/234 29 65
www.hilti.com
Hilti = registered trademark of Hilti Corp., Schaan
W 4276 | 0513 | 00-Pos. 2 | 1
Printed in Liechtenstein © 2013
Right of technical and programme changes reserved S. E. & O.
2068385 / A1
Printed: 07.07.2013 | Doc-Nr: PUB / 5138783 / 000 / 00
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23

Hilti PD-I Handleiding

Type
Handleiding