Toro 51cm Recycler Mower Handleiding

Type
Handleiding
Gebruikershandleiding
Nederlands (NL)
Form No. 3323-781
Recycler
Zelfaangedreven Grasmaaier
Modelnummers 20651—200000001 en hoger
E1999 The T
oro Company
All Rights Reserved
Gedrukt in de VS
2
Inhoud
Biz.
Inleiding 2.
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
V
eiligheid
3
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Algemene veiligheidsregels i.v
.m. de grasmaaier
3
.
Geluidsdruk 5
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Geluidsvermogen 5
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Trillingsniveau 5
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Overzicht van veiligheidssymbolen
5
. . . . . . . . . . . .
Montage-instructies 8
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De handgreep bevestigen
8
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Hoogte van handgreep instellen
8
. . . . . . . . . . . . . . .
V
oor ingebruikname
9
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Het carter vullen met olie
9
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De brandstoftank vullen met benzine
9
. . . . . . . . . . .
Gebruiksaanwijzing 10
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bedieningsorganen 10
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Motor starten
11
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Motor stoppen
11
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Rijaandrijving gebruiken
11
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maaihoogte instellen
12
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
T
ips voor bediening en gebruik
12
. . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud 14
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoudsschema 14
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Oliepeil van de motor controleren
15
. . . . . . . . . . . . .
Olie verversen
15
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderkant van de grasmaaier reinigen
16
. . . . . . . . . .
Luchtfilter vervangen
17
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van het maaimes
17
. . . . . . . . . . . . . . . . .
Rijaandrijving smeren
19
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Kabel van de zelfaandrijving afstellen
20
. . . . . . . . . .
Ruimte onder de drijfriemkap reinigen
20
. . . . . . . . .
Bougie vervangen
20
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De brandstoftank leegmaken
21
. . . . . . . . . . . . . . . . .
V
erhelpen van storingen
21
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Stalling 22
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
V
oorbereiden van het startsysteem
22
. . . . . . . . . . . . .
V
oorbereiden van de motor
22
. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Algemene informatie
22
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Handgreep inklappen
23
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Uit de stalling halen
23
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Accessoires 24
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Grasvanger aan de achterzijde
24
. . . . . . . . . . . . . . . .
Zijafvoerset 26
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
T
unnelafsluiter gebruiken
27
. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding
W
ij zijn u er dankbaar voor dat u gekozen hebt voor een
product van T
oro. W
e willen graag dat u volkomen
tevreden bent met u nieuwe aankoop.
Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u het
apparaat goed kunt gebruiken en onderhouden. De
informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen
om letsel en schade te voorkomen. Hoewel T
oro veilige
producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk
voor de juiste en veilige toepassing van het apparaat.
Zor
g dat u het modelnummer en serienummer van het
product bij de hand hebt wanneer u de hulp inroept van
een geautoriseerde Service Dealer of van de fabrikant, in
verband met onderhoud, originele T
oro-onderdelen of
aanvullende informatie. Het modelnummer en
serienummer is aangebracht op het apparaat zelf, op de
plaats die is aangeduid in Afbeelding 1.
1064
1
Figuur
1
1. Typeplaatje
met modelnummer en serienummer
Noteer
het modelnummer en serienummer van het
apparaat ook in de ruimte hieronder:
Modelnr.:
Serienr.:
In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke
gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere
aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk fataal) letsel van u
en anderen te voorkomen. De woorden GEV
AAR,
W
AARSCHUWING en VOORZICHTIG geven de ernst
van het gevaar aan.
GEVAAR
waarschuwt u voor zeer gevaarlijke situaties,
die kunnen resulteren in ernstig lichamelijk letsel of zelfs
overlijden, die kunnen ontstaan als u niet de vereiste
voorzor
gsmaatregelen neemt.
WAARSCHUWING
waarschuwt u voor een gevaarlijke
situatie die kan resulteren in ernstig lichamelijk letsel of
zelfs overlijden, die kan ontstaan als u niet de vereiste
voorzor
gsmaatregelen neemt.
3
VOORZICHTIG
duidt een risico aan waarbij licht tot
beperkt letsel zou kunnen ontstaan als u niet de vereiste
voorzor
gsmaatregelen neemt.
Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt
om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen.
Belangrijk
attendeert u op bijzondere technische
informatie en
N.B.
geeft algemene informatie aan die
bijzondere aandacht verdient.
Veiligheid
Het
is van essentieel belang dat u, en ieder ander die
met de grasmaaier werkt, eerst de handleiding leest en
begrijpt, nog voordat de motor ooit gestart wordt. Dit
is nodig om het maximum aan veiligheid te ber
eiken,
voor de beste maair
esultaten en om de benodigde
kennis van het pr
oduct te verkrijgen. Schenk vooral
bijzonder
e aandacht het veiligheidsattentie- symbool
, wat betekent V
OORZICHTIG,
W
AARSCHUWING of GEV
AAR — “instructie
betr
effende persoonlijke veiligheid”. Lees die instructie
en zorg dat u die begrijpt, want het gaat om veiligheid.
Door een aanwijzing niet op te volgen zou persoonlijk
letsel kunnen ontstaan.
Algemene
veiligheidsregels
i.v
.m. de grasmaaier
Navolgende
instructies zijn afgeleid van ANSI/OPEI
-norm B71.1—1998 en ISO-norm 5395:1990(E).
Informatie of terminologie die specifiek voor T
oro-
grasmaaiers geldt staat tussen haakjes.
Deze machine bevat een maaimes, dat in staat is handen
of voeten te amputeren, en dat voorwerpen kan
wegslingeren. Als u de hierna beschreven
veiligheidsinstructies niet opvolgt kan dat ernstig letsel of
de dood tot gevolg hebben.
Training
Lees de instructies zor
gvuldig. Maak u voordat u de
maaier start eerst vertrouwd met de bedieningsor
ganen
en met het juiste gebruik van het apparaat.
Lees voor het juiste gebruik en de juiste installatie van
toebehoren de instructies van de fabrikant. Gebruik
alleen door de fabrikant goedgekeurde accessoires.
Laat nooit kinderen of personen die de instructies niet
kennen de maaier gebruiken. Plaatselijke voorschriften
kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van de
degene die met de machine werkt.
Maai nooit terwijl mensen, in het bijzonder kinderen,
in de buurt zijn. Zet de maaier stil zodra iemand op het
te maaien terrein komt.
Er kunnen tragische ongelukken gebeuren als de
bestuurder van de maaimachine niet alert is op de
aanwezigheid van kinderen. Kinderen voelen zich vaak
aangetrokken door een maaimachine en door de
maaiwerkzaamheden. Neem
nooit
aan dat kinderen zullen
blijven op de plek waar u ze voor het laatst zag.
Houd kinderen weg van de plaats waar gemaaid wordt,
en onder het toeziend oog van een verantwoordelijke
volwassene.
W
ees alert en zet de maaier af zodra kinderen in het
grasveld op komen.
W
ees extra voorzichtig bij het naderen van blinde
hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die het
zicht kunnen belemmeren.
Onthoud dat de bestuurder verantwoordelijk is voor
ongevallen of schade aan andere personen of hun
eigendommen.
Voorbereiding
Draag bij het maaien altijd stevige schoenen en een
lange broek.
W
erk niet met de maaier op blote voeten of met open
sandalen.
Draag bij het werken met de maaier altijd een
beschermende veiligheidsbril, die ook aan de zijkant
afschermt.
Inspecteer eerst grondig het terrein waar de apparatuur
gebruikt zal gaan worden, en verwijder alle stenen,
takken, draden, botten, of andere vreemde
voorwerpen.
W
aarschuwing: Benzine is uiterst brandbaar.
Neem
de volgende voorzor
gsmaatregelen:
Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of blikken
die daar speciaal voor bedoeld zijn.
–V
ul de brandstoftank nooit binnenshuis; tijdens het
bijvullen niet roken.
–V
ul zo nodig brandstof bij voordat u de motor
aanzet. V
erwijder nooit de dop van de
brandstoftank en vul nooit benzine bij wanneer de
motor loopt of nog heet is.
Als er brandstof gemorst is de motor niet
aanzetten, maar eerst de maaier verplaatsen. Zor
g
ervoor dat er geen ontstekingsbronnen in de buurt
van de gemorste brandstof komen totdat alle
benzinedampen verdwenen zijn.
Doe steeds de dop weer zor
gvuldig op brandstof-
tanks en voorraadblikken met brandstof.
Als het nodig is de brandstoftank af te tappen, doe
dat dan buitenshuis.
4
V
ervang defecte geluiddempers.
Controleer de messen, bevestigingsbouten en het
maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of
beschadiging voor het gebruik. V
ervang versleten of
beschadigde messen en bouten altijd als complete set
om een goede balans te behouden.
Pas op bij machines met meervoudige maaimessen:
door het verdraaien van één snijblad kan ook ander
mes gaan draaien.
Gebruik en bediening
Laat
de motor niet in een afgesloten ruimte lopen,
omdat zich giftige koolmonoxidedampen kunnen
verzamelen.
Alleen bij daglicht of goed kunstlicht maaien.
Zor
g dat u op hellingen altijd stevig staat.
Loop stapvoets; niet rennen.
Houd de handgreep stevig omklemd.
Met een zitmaaier dwars op hellingen maaien, nooit
heuvel op en af.
Ga zeer zor
gvuldig te werk wanneer u van richting
verandert op een helling.
Maai niet op al te steile hellingen.
Ga zeer zorgvuldig te werk bij het omkeren van de
maaier
, of als u de maaier naar u toe trekt.
Kijk achter u en omlaag, om te zien of er geen kleine
kinderen zijn, voordat u achteruitgaat met de maaier
,
en ook tijdens die beweging.
Zet het maaimes of de maaimessen eerst stil voordat
de maaier schuin gehouden wordt bijvoorbeeld voor
transport, bij het oversteken van een oppervlak zonder
gras, en bij het vervoer van en naar het te maaien
terrein.
Gebruik de maaier nooit als beschermers of
veiligheidsschermen beschadigd zijn of ontbreken, of
zonder de veiligheidsvoorzieningen; bijvoorbeeld
deflectors en/of grasvangers op hun plaats.
V
erander de instellingen van de motor niet en voorkom
overbelasting van de motor
.
Ontkoppel de mesaandrijving of aandrijfkoppeling
voordat u de motor start.
Houd u bij het starten of aanzetten van de motor
zor
gvuldig aan de voorschriften en houd uw voeten uit
de buurt van maaimes(sen).
Kantel de maaier niet bij het starten van de motor of
bij het inschakelen, tenzij kantelen nodig is om de
motor te starten. Houd hem in dat geval niet schuiner
dan nodig is, en til alleen de zijde op die het verst van
u verwijderd is.
Zor
g ervoor dat u niet voor de afvoeropening staat als
u de motor start.
Houd handen en voeten uit de buurt van draaiende
delen. Blijf altijd uit de buurt van de afvoeropening
Een maaier mag nooit worden opgetild of gedragen
terwijl de motor nog loopt.
Stop de motor en haal de bougiekabel los
voordat u verstoppingen verwijdert of de
afvoertunnel ontstopt;
voordat u de maaier gaat controleren,
schoonmaken, of eraan gaan werken;
nadat u met de maaier een voorwerp geraakt hebt.
Inspecteer de maaier op beschadigingen en voer
reparaties uit voordat u weer start en verder maait;
als de maaier abnormaal begint te trillen (direct
controleren).
Zet de motor af:
steeds wanneer u van de maaier weggaat;
voordat u de brandstoftank bijvult.
Zet de gasklep lager tijdens het uitlopen van de motor
,
en als de motor voorzien is van een afsluitkraan, sluit
dan daarmee aan het eind van het maaien de brandstof
af.
Stop de maaimes(sen) bij het oversteken van een
grindpad, voetpad, of weg.
Zet de motor af en wacht tot het maaimes geheel tot
stilstand komt, voordat u de grasvanger eraf haalt.
Gebruik de grasmaaier niet terwijl u onder de invloed
van alcohol of drugs bent.
Als de maaier abnormaal begint te trillen, de motor
stoppen en direct de oorzaak opsporen. T
rillingen
duiden meestal op problemen.
Hellingen zijn een hoofdfactor bij ongelukken in verband
met wegglijden en omvallen, waarbij ernstig letsel kan
ontstaan. Elke helling vraagt extra oplettendheid. Als u
zich bij een helling ongemakkelijk voelt, maai die dan
liever niet.
Kijk uit voor gaten, geulen, sporen en hobbels. In hoog
gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar
.
Maai
niet bij een steil aflopend gedeelte, een sloot, of
een dijk of wal. U zou dan uw evenwicht kunnen
verliezen of niet meer stevig kunnen staan.
5
Maai
geen nat gras. Het heeft weinig steun, zodat er
kans op wegglijden is.
Onderhoud en stalling
Zorg
dat alle moeren en bouten (in het bijzonder de
bouten voor bevestiging van maaimessen) en
schroeven steeds goed vastgedraaid zijn, zodat de
apparatuur veilig is om mee te werken.
Als er zich brandstof in de tank bevindt de maaier niet
opber
gen in een afgesloten ruimte waar benzine-
dampen in contact met open vuur of vonken kunnen
komen.
Laat de motor afkoelen voordat u de maaimachine in
een afgesloten ruimte opber
gt.
Om brandgevaar te voorkomen moet de motor
, de
geluiddemper
, het accucompartiment, en de brandstof-
tank vrij zijn van gras, bladeren en overtollig
smeervet.
Controleer de grasvangzak regelmatig op slijtage en
beschadigingen.
V
ervang versleten of beschadigde onderdelen ten
behoeve van een veilig gebruik.
W
ees extra voorzichtig bij het omgaan met benzine; de
damp kan ontplof
fen.
Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen.
Controleer regelmatig hun goede werking.
Houd de maaier vrij van gras, bladeren, of andere
opgehoopte rommel. Ruim gemorste olie of benzine
meteen op.
Als u een voorwerp raakt, direct de maaier stoppen en
controleren. Indien nodig repareren alvorens de maaier
opnieuw te starten.
Probeer nooit de wielhoogte af te stellen terwijl de
motor nog loopt.
Haal bij maaiers op netvoeding altijd de elektrische
voeding los, voordat u gaat reinigen, repareren, of
afstellen.
Componenten van de grasvanger zijn onderhevig aan
slijtage, beschadiging en achteruitgang, waardoor
bewegende delen bloot zouden kunnen komen te
liggen, of voorwerpen weggeslingerd. Controleer
regelmatig componenten, en vervang ze zo nodig door
onderdelen zoals door de fabrikant aanbevolen.
Maaimessen zijn scherp en kunnen snijden. Omwikkel
het maaimes of draag handschoenen, en wees extra
voorzichtig bij onderhoud aan de maaimessen.
V
erander niet de stand van de toerenregelaar van de
motor
, en laat de motor niet te snel draaien.
Om de beste prestaties en een veilig gebruik te
verzekeren, uitsluitend originele Toro onderdelen en
accessoires gebruiken.
Nooit “universele” onderdelen
en accessoir
es gebruiken; deze kunnen de veiligheid
in gevaar br
engen.
Geluidsdruk
Deze machine produceert een continu-geluidsdruk volgens
A-norm bij het oor van de bestuurder van 85 dB(A), op
basis van metingen uitgevoerd op identieke machines
volgens ANSI B71.5-1984 procedures.
Geluidsvermogen
Deze machine produceert een geluidsvermogenniveau van
100 LwA, op basis van metingen uitgevoerd op identieke
machines volgens Richtlijn 84/538/EEG en wijzigingen
daarvan.
Trillingsniveau
Deze machine produceert een maximum hand-arm
trillingsniveau van: 8,0 m/s
@
, op basis van metingen
uitgevoerd op identieke machines volgens ISO 5349
procedures.
Overzicht
van veiligheidssymbolen
Veiligheidsalarm
symbool in de driehoek
geeft het gevaar aan
V
eiligheidsschermen niet
openen of verwijderen
terwijl de motor loopt
Veiligheidsattentie —
symbool
Een roterend maaimes
kan tenen of vingers
afsnijden. Blijf uit de
buurt van het maaimes
terwijl de motor draait
6
Lees de
bedieningshandleiding
Om beschadiging van
mes bij fijnmaken te
voorkomen versneller
gebruiken als maaier is
uitgerust met een
fijnmaakhulpstuk
Raadpleeg technische
handleiding voor juiste
onderhoudsprocedures
Transmissie
Blijf op veilige afstand van
de machine
Olie
Blijf op veilige afstand van
de maaimachine
Aan/In werking
Uitgeworpen voorwerpen —
Gevaar voor alle
lichaamsdelen
Koppeling ingeschakeld
Uitgeworpen voorwerpen —
Maaier met zijafvoer
. Zorg
dat het veiligheidsscherm
altijd aangebracht is
Koppeling in vrijstand
Zet motor af alvorens
bedieningspositie te
verlaten
Ladingstoestand van de
accu
Bedrijfsurenteller Brandstof
Snel
Neutraal (vrijstand)
7
Langzaam
Eerste versnelling
Toename/afname T
weede versnelling
Smeerpunt
Derde versnelling
Motor starten
Maaimes —
Basissymbool
Motor afzetten
Maaimes — Afstelling
maaihoogte
Choke
Draai sleutel om in
contactslot
Starthulpknop Hendel bewegen
Hulpstartknop driemaal
indrukken
Koord uittrekken
Accu’
s op verantwoorde
wijze afvoeren
Wiel
Steek sleutel in contactslot Wielaandrijving
8
Montage-instructies
N.B.:
De aanduidingen links en rechts zijn steeds gezien vanuit de positie van degene die de maaier bedient.
De
handgreep bevestigen
WAARSCHUWING
MOGELIJK
GEV
AAR
Onjuist in- of uitklappen van de handgr
eep kan
bekneld raken, uitrekken of ander
e
beschadiging van de kabels ver
oorzaken.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Geknikte, uitger
ekte of beschadigde kabels
kunnen storingen ver
oorzaken, waardoor een
onveilige situatie ontstaat.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Bekneld raken, uitr
ekken of ander
e
beschadiging van de kabels voorkomen.
Let goed op de kabels bij in- of uitklappen van
de handgr
eep.
De maaier niet gebruiken als één of meer
kabels geknikt, uitger
ekt of beschadigd is.
Neem contact op met een erkende Service
Dealer.
1.
Draai de handgreepknoppen los en til het bovenste
deel van de handgreep op, totdat het bovenste en
onderste deel evenwijdig zijn en in elkaar passen.
2.
Draai één van de handgreepknoppen iets vast.
3.
Plaats het linker uiteinde van het onderste deel van de
handgreep en de kabelgeleider op de pen aan de linker
bevestigingsbeugel (Fig. 2).
m–4357
1
1
2
Figuur
2
1. Bevestigingsbeugel 2. Kabelgeleider
4. Plaats
het rechter uiteinde van het onderste deel van de
handgreep op de pen aan de rechter bevestigingsbeugel
(Fig. 2).
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat de kabels langs de
binnenkant van de handgr
eep lopen en het startkoord
langs de buitenkant (Fig. 3).
m–4359
2
1
Figuur
3
1. Kabels 2. Startkoord
5. Draai
beide handgreepknoppen goed vast.
6.
Monteer de tractiekabelveer aan de transmissiebeugel,
als dat nog niet gebeurd is (Fig. 4).
m–4356
1
2
Figuur
4
1. Tractiekabelveer 2. Transmissiebeugel
Hoogte
van handgreep
instellen
De
handgreep kan op twee hoogten worden ingesteld:
hoog en laag (Fig. 5). Kies de hoogte die voor u het meest
comfortabel is.
1026
1
2
3
Figuur
5
1. Lage
stand
2.
Hoge stand
3. Kabelgeleider
1. Druk
beide zijden van het onderste deel van de
handgreep naar binnen toe en van de pennen af.
2.
Plaats de handgreep en kabelgeleider op de gewenste
hoogte over de pennen.
N.B.:
Mogelijk moet u de drijfriemkap losmaken en iets
bewegen.
9
3.
Stel de kabel af. Zie
Afstellen van kabel van
rijaandrijving
, pagina 20.
Voor
ingebruikname
Het
carter vullen met olie
Het
carter kan 0,59 l (20 oz.) olie bevatten. Gebruik alleen
reinigende olie van hoge kwaliteit, type SAE 30 of
10W30, die voorzien is van de “service classification” SF
,
SG, SH of SJ van het American Petroleum Institute (API).
Controleer voor elk gebruik of het oliepeil tussen de
merktekens
Add
(bijvullen) en
Full
(vol) op de peilstok
staat (Fig. 6).
1626
1
Figuur
6
1. Peilstok
Olie
bijvullen gaat als volgt:
1.
Zet de maaimachine op een horizontaal oppervlak.
2.
Maak de omgeving van de peilstok schoon (Fig. 6).
3. V
erwijder de peilstok door de dop 1/4 slag linksom te
draaien en eruit te trekken.
4. V
eeg de peilstok met een schone doek schoon.
5.
Steek de peilstok helemaal in de vulbuis, en haal hem
er weer uit.
N.B.:
V
oor een correcte aflezing van het oliepeil is het
belangrijk dat de stok helemaal omlaag in de buis gaat.
6.
Lees het oliepeil af van de peilstok (Fig. 6).
7.
Als het peil onder het merkteken
Add
(bijvullen) op de
peilstok staat, giet dan
langzaam
net genoeg olie in de
vulopening zodat het peil het merkteken
Full
(vol) op
de peilstok bereikt.
BELANGRIJK: Doe niet te veel olie in het carter; als
de motor daarna gaat lopen ontstaat schade aan de
motor
. T
ap de overtollige olie af totdat het oliepeil weer
op het merkteken
Full
(vol) staat.
8.
Steek de peilstok in de vulhals en draai de dop een
kwartslag rechtsom.
De
brandstoftank vullen met
benzine
Gebruik
voor de beste resultaten schone, verse, loodvrije
benzine, eventueel ook
geoxygeneerde of
geherformuleerde
benzine, met een octaangetal van 87 of
hoger
. Om te zor
gen dat de benzine voldoende vers is,
kunt u beter niet meer aanschaf
fen dan u verwacht in
30 dagen op te zullen maken. Door ongelode benzine
zullen zich minder verbrandingsproducten in de motor
afzetten en heeft de motor een langere levensduur
. U mag
ook gelode benzine gebruiken als loodvrije benzine niet te
krijgen mocht zijn.
BELANGRIJK: Meng nooit olie door de benzine.
BELANGRIJK: Gebruik nooit methanol, benzine die
methanol bevat, gasohol die meer dan 10% ethanol
bevat, superbenzine, of witte benzine omdat het
brandstofsysteem van de motor hierdoor beschadigd
kan raken.
BELANGRIJK: Gebruik geen benzine die nog is
overbleven van een vorig maaiseizoen of die zelfs nog
ouder is.
GEVAAR
MOGELIJK GEV
AAR
Onder bepaalde omstandigheden is benzine
uiterst brandbaar en zeer explosief.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Brand of explosie van benzine kan letsel van u
of ander
en en schade aan eigendommen
veroorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Gebruik een tr
echter en vul de tank buiten
wanneer de motor koud is. Gemorste benzine
opvegen.
V
ul de tank niet helemaal, maar slechts
tot 6-13 mm (1/4-1/2”) vanaf de onderkant van
de vulbuis. Deze ruimte in de tank is nodig voor
het uitzetten van de brandstof.
Bij werken met benzine nooit r
oken en uit de
buurt blijven van open vuur of waar
benzinedampen door een vonk aangestoken
kunnen worden.
Benzine in een goedgekeurd vat en buiten
ber
eik van kinder
en bewar
en.
Nooit meer benzine dan voor 30 dagen in
voorraad houden.
10
GEVAAR
MOGELIJK GEV
AAR
T
ijdens het bijvullen van benzine kan onder
bepaalde omstandigheden een statische lading
ontstaan, die de benzine kan ontsteken.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Brand of explosie van benzine kan letsel van u
of ander
en en schade aan eigendommen
veroorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Benzinevaten altijd op de gr
ond en uit de buurt
van de maaier zetten alvor
ens de tank bij te
vullen.
Benzinevaten nooit in een vrachtwagen of
aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof
beplating het vat kan isoler
en en de afvoer van
statische lading kan bemoeilijken.
Als het praktisch mogelijk is, is het verstandig
om machines met benzinemotor
en eerst van de
vrachtwagen of aanhanger te halen en de
machine bij te tanken terwijl hij met de wielen
op de gr
ond staat.
Als dit niet mogelijk is, dergelijke machines op
een vrachtwagen of aanhanger bij voorkeur uit
een draagbaar vat bijvullen, niet met behulp
van een vulpistool van een pomp.
Als een vulpistool moet worden gebruikt, de
vulpijp voortdur
end in contact met de rand van
de brandstoftank of de opening van het vat
houden, totdat het bijvullen voltooid is.
Gebruik regelmatig een brandstofstabilisator/conditioner
tijdens gebruik en stalling. Een stabilisator/ conditioner
houdt tijdens het gebruik de motor schoon en zor
gt ervoor
dat er tijdens de stalling geen rubberachtige harsresten in
de motor worden afgezet.
BELANGRIJK: Gebruik geen ander
e toevoegingen
dan de brandstofstabilisator/conditioner
. Gebruik geen
brandstofstabilisator op alcoholbasis zoals ethanol,
methanol of isopr
opanol.
1. V
erwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 7).
1002
1
Afbeelding
7
1. Bougiekabel
2. Zorg
dat rondom de dop de brandstoftank geen vuil zit.
(Fig. 6).
3.
Haal de dop van de tank (Fig. 6).
4. V
ul de brandstoftank met ongelode benzine tot op 6 tot
13 mm (1/4–1/2”) van de bovenrand van de tank.
De
vulbuis zelf mag niet vol komen te staan.
5.
Doe de dop weer op de tank, en veeg eventueel
gemorste benzine weg.
6.
Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
Gebruiksaanwijzing
Controleer elke keer dat u gaat maaien of de rijaandrijving
en de dodemansstang nog goed werken. Als u de
dodemansstang loslaat moeten motor en rijaandrijving
stoppen. Doen ze dat niet, dan moet u contact opnemen
met een erkende Service Dealer
.
Bedieningsorganen
De starterhandgreep, de bedieningsstang van de
rijaandrijving en de bedieningsstang van het maaimes
zitten aan het bovendeel van de handgreep, zoals getoond
in figuur 8.
11
m-3712
3
1 4
2
Figuur
8
1. Handgreep
startkoord
2. Bedieningsstang
rijaandrijving
3. Bedieningsstang
maaimes
4. Bovenste
deel handgreep
Motor
starten
1. Sluit
de bougiekabel aan op de bougie.
2.
Druk de hulpstartknop driemaal in, steeds met twee
seconden wachttijd ertussenin (Fig. 9).
m-3855
1
Figuur
9
1. Hulpstartknop
N.B.:
Als de temperatuur 13
_
C (55
_
F) of lager is, druk
dan de hulpstartknop vijf maal in, ook weer met steeds
twee seconden ertussen.
N.B.:
Gebruik de hulpstartknop niet om een warme motor
die maar kort heeft uitgestaan weer te starten. Bij koud
weer kan echter gebruik van de hulpstartknop ook in die
situatie nodig zijn.
3.
Houd de bedieningsstang van het maaimes tegen het
bovendeel van de handgreep (Fig. 8).
4. T
rek de starthandgreep langzaam uit totdat u
weerstand voelt, daarna krachtig uittrekken (Fig. 8).
Laat het koord langzaam naar de handgreep
terugkeren.
N.B.:
Laat de motor ten minste één minuut warmdraaien;
langer bij lagere temperaturen.
N.B.:
W
il de motor na drie pogingen niet starten, herhaal
dan de stappen 2 tot en met 4.
Motor
stoppen
Laat
de bedieningsstang van het maaimes los (Fig. 10).
Zowel de motor als het mes moeten nu stoppen. Doen ze
dat niet, neem dan contact op met een erkende Service
Dealer.
1060
1
Figuur
10
1. Bedieningsstang
maaimes
Rijaandrijving
gebruiken
1. Om
de rijaandrijving te bedienen, trekt u de
bedieningsstang voor de rijaandrijving tegen de
handgreep aan en houdt u hem in die positie (Fig. 1
1).
1017
1
Figuur
1
1
1. Bedieningsstang
rijaandrijving
N.B.:
De maximum rijsnelheid is vast ingesteld. Om
langzamer te rijden, ver
groot u de ruimte tussen de
bedieningsstang en de handgreep.
2.
Om de rijaandrijving uit te schakelen, laat u de
bedieningsstang los (Fig. 12). Duw de maaier daarna
met de hand 2,5 cm (1”) naar voren.
1016
1
Figuur
12
1. Bedieningsstang
rijaandrijving
12
Maaihoogte
instellen
Elk
wiel kan afzonderlijk worden ingesteld met een
maaihoogtehefboom. De instelbare maaihoogten zijn
25 mm (1”), 38 mm (1-1/2”), 51 mm (2”), 64 mm
(2-1/2”); 76 mm (3”) en 89 mm (3-1/2”).
GEVAAR
MOGELIJK GEV
AAR
Bij het instellen van de maaihoogte kunnen de
handen met het draaiende mes in aanraking
komen.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Aanraking van het draaiende mes kan ernstig
letsel ver
oorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Zet de motor af en wacht tot alle bewegende
delen stilstaan voordat u de maaihoogte instelt.
Geen vingers onder de maaikast steken bij het
instellen van de maaihoogte.
1.
Om de maaihoogte in te stellen, trekt u de hefboom
naar het wiel toe en zet u hem in de gewenste stand
(Fig. 13).
1021
1
Figuur
13
1. Hefboom
voor maaihoogte-instelling
2. Laat
de maaihoogtehefboom los en zor
g ervoor dat hij
goed in de gewenste uitsparing valt.
N.B.:
Stel alle vier wielen op dezelfde hoogte in.
Tips
voor bediening en gebruik
Algemene tips
Neem
de veiligheidsinstructies goed door en lees deze
handleiding zorgvuldig, voordat u met de grasmaaier
gaat werken.
V
erwijder stokken, stenen, draad, takken en andere
voorwerpen die door het maaimes kunnen worden
opgepakt en uitgeworpen uit het maaigebied.
Houd iedereen, en in het bijzonders kinderen en
huisdieren, weg van het werkgebied.
Kijk uit dat u bij het maaien geen bomen, muren,
stoepranden of andere harde voorwerpen raakt. Maai
nooit opzettelijk over een voorwerp heen.
Als de grasmaaier toch een voorwerp raakt en begint te
trillen, moet u meteen de motor stilzetten, de bougie-
kabel loshalen, en de maaier nakijken op
beschadiging.
Zor
g dat u steeds met een
scherp maaimes maai,
gedurende het hele seizoen. V
ijl regelmatig kerven en
inkepingen in het mes weg.
V
ervang zo nodig het maaimes door een origineel
vervangend mes van T
oro.
Maai alleen droog gras en bladeren. Nat gras en blad
gaat aankoeken en kan verstopping van de maaier of
afslaan van de motor veroorzaken.
WAARSCHUWING
MOGELIJK GEV
AAR
Door nat gras of natte blader
en zou u kunnen
uitglijden en daardoor met het maaimes in
aanraking komen.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Hierdoor kunt u ernstig verwond raken.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Maai daar
om alleen onder dr
oge
omstandigheden.
Maak de onderkant van de maaikast na ieder gebruik
schoon en verwijder maaisel en bladresten. Zie
Onderkant van de grasmaaier r
einigen
op pagina 16.
Houd de motor steeds in goede conditie.
WAARSCHUWING
MOGELIJK GEV
AAR
Door gebruik van de grasmaaier met een hoger
motortoer
ental dan zoals in de fabriek ingesteld
kan een onveilige situatie ontstaan.
WA
T ER KAN GEBEUREN
De grasmaaier kan een deel van het mes of de
motor naar de bestuurder of omstanders
uitwerpen en ernstig (mogelijk fataal) letsel
veroorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Nooit het ingestelde maximumtoer
ental van de
motor verander
en.
Als u vermoedt dat de motor sneller dan
normaal draait, neemt u contact op met een
erkende Service Dealer
.
13
Reinig regelmatig het luchtfilter
. Bij fijnmaken zal
meer maaisel en stof ontstaan, waardoor het luchtfilter
verstopt raakt en de prestaties van de motor minder
worden.
Om bij fijnmaken het beste resultaat te bereiken, stelt
u de maaihoogte zo in dat de maaier niet meer dan
éénderde of maximaal 25 mm (1”) van het gras
afmaait. Als u meer probeert af te maaien of het gras
zeer dicht is, wordt het niet goed fijngemaakt. Onder
der
gelijke omstandigheden gebruikt u de
zijafvoertunnel of grasvangzak. Monteer een paar
dagen later de fijnmaakplaat aan de grasmaaier om het
gras fijn te maken.
Gras maaien
Bij
warm zomerweer maait u het gras op maaihoogte
51, 64 of 76 mm (2, 2-1/2 of 3”). Maai niet meer dan
ca. éénderde van de lengte van het gras af. Maai nooit
onder de maaihoogte 51 mm (2”), tenzij het gras dun
is, of in het late najaar
, wanneer het gras langzamer
groeit.
Als u gras maait van meer dan zo’n 15 cm (6”) hoog,
kunt u beter eerst maaien op de hoogste maaistand,
waarbij u langzamer loopt; maai daarna nog een keer
op een lagere maaihoogte. Zo krijgt u het mooiste
gazon. Als het gras te hoog is en er klonten maaisel op
het gazon achterblijven, kan de maaimachine verstopt
raken en de motor afslaan.
Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor wordt
het gemaaide gras beter over het gazon verspreid en
vindt een betere bemesting plaats.
Als het gemaaide grasveld er niet goed uitziet, kunt u een
of meer van de volgende remedies proberen:
Slijp het mes.
Loop langzamer tijdens het maaien.
Stel de maaier op een hogere maaihoogte in.
Maai het gras vaker
.
Laat de maaibanen overlappen in plaats van steeds een
hele nieuwe baan te maaien.
Stel de maaihoogte bij de voorwielen één stand lager
in dan bij de achterwielen.
Fijnmaken van bladeren
Na
het maaien van het gazon moet nog minstens de
helft van het gras zichtbaar zijn boven de fijngemaakte
bladeren. Het kan nodig zijn nog een paar keer extra
over de bladeren heen te gaan.
Zijn er betrekkelijk weinig bladeren, dan is de beste
instelling die waarbij voor
- en achterwielen even hoog
staan.
Als er meer dan 12,7 cm (5”) bladeren op het gazon
ligt, zet u de voorwielen één of twee standen hoger
dan de achterwielen. Hierdoor kunnen de bladeren
gemakkelijker onder het maaivlak worden ingevoerd.
Als de grasmaaier de bladeren niet fijn genoeg maakt
is het beter om wat langzamer te maaien.
Als u veel eikenbladeren fijnmaakt, brengt u in het
voorjaar kalk op het gazon aan, om de hoge zuur
graad
van de eikenbladeren te compenseren.
14
Onderhoud
Onderhoudsschema
Item Werkzaamheden
Na
elk
gebruik
5 uur 25 uur 50 uur
100
uur
Controleer het oliepeil telkens voor
gebruik.
X
Motorolie
Motorcarter na de eerste vijf
bedrijfsuren aftappen en met nieuwe
olie vullen. Daarna elke 50 uur of
éénmaal per jaar olie verversen.
X
Maaikast
Maaisel en vuil verwijderen.
X
Bevestigingen
Bevestigingen van maaimes en motor
controleren. Alle moeren, bouten en
schroeven goed aandraaien, om de
maaier in veilige conditie te houden.
X
Luchtfilter
Elk maaiseizoen of elke 25 uur
vervangen. V
aker vervangen bij gebruik
onder stof
fige, vuile omstandigheden.
X
Mes
Slijpen of vervangen. Onderhoud is
vaker nodig als de snijrand snel bot
wordt onder ruwe of zanderige
omstandigheden.
X
Rem van het
maaimes
Stoptijd elke 50 uur of aan het begin van
elk maaiseizoen controleren. Het mes
moet binnen drie seconden na loslaten
van de bedieningsstang tot stilstand zijn
gekomen. Als dat niet het geval is,
contact opnemen met erkende T
oro
Service Dealer voor reparatie.
X
Rijaandrijving
Stel de kabel af en vet de instelbeugels
voor de achterhoogte elke 50 uur of
éénmaal per jaar in.
X
Brandstofsysteem
Op lekkage en/of achteruitgang van
brandstofslang controleren. Indien nodig
vervangen.
X
Drijfriem
Gras, maaisel en vuil onder het deksel
verwijderen.
X
Bougie
Controleren en schoonmaken. Indien
nodig vervangen.
X
Koelsysteem
Haal vuil en rommel weg van de
koelribben van motor en starter
. V
aker
schoonmaken kan nodig zijn als onder
vuile omstandigheden gemaaid wordt.
X
Brandstoftank
Maak eerst de brandstoftank leeg
voordat reparaties worden uitgevoerd en
voordat de machine in de stalling gaat.
15
VOORZICHTIG
MOGELIJK
GEV
AAR
Als u de bougiekabel op de bougie laat, zou iemand de motor kunnen starten.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Als iemand per ongeluk de motor start zou daardoor ernstig letsel, bij uzelf of bij
omstanders, kunnen ontstaan.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
V
erwijder de bougiekabel van de bougie alvorens onderhoud uit te voeren. Druk de kabel
opzij, zodat hij niet onbedoeld contact kan maken met de bougie.
Oliepeil
van de motor
controleren
Controleer
voordat u de grasmaaier gaat gebruiken eerst
of het oliepeil tussen de merktekens
Add
(bijvullen) en
Full
(vol) op de peilstok staat (Fig. 6). Als de olie lager
staat dan merkteken
Add
, dan moet u olie bijvullen. Lees
de instructies hiervoor onder
Het carter vullen met olie
op
pagina 9.
Olie verversen
Ververs
de olie na de eerste vijf gebruiksuren, of elk
seizoen. Laat de motor voor het verversen even draaien
zodat de olie wordt opgewarmd. W
arme olie is
vloeibaarder en voert vervuilingen beter mee.
N.B.:
Bij gebruik onder zware omstandigheden of hoge
temperaturen de olie na elke 25 uur vervangen.
WAARSCHUWING
MOGELIJK GEV
AAR
Bij kantelen van de maaier kan benzine uit de
carburateur of benzinetank lekken.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Benzine is onder bepaalde omstandigheden
uitermate brandbaar en explosief en kan
lichamelijk letsel of schade aan eigendommen
veroorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
V
oorkom dat benzine gemorst wordt door
tevor
en de tank te laten dr
ooglopen of door
benzine te verwijder
en met een handpomp.
Gebruik nooit een hevel.
Olie boven het maaidek aftappen
N.B.: T
oro adviseert de volgende methode voor het
aftappen van de motorolie te gebruiken.
1. V
erwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 7).
2. T
ap de benzine uit de brandstoftank af. Raadpleeg
daarvoor de stappen 1 tot en met 4 van
Brandstoftank
leegmaken
op pagina 21.
3.
Haal de peilstok uit de olievulbuis en zet een
olieopvangbak links naast de maaier
.
4.
Kantel de maaier op zijn
linkerzijkant
, zodat de olie
eruit loopt in de olieopvangbak (Fig. 14).
m–-1782
1
Figuur
14
1. Olievulbuis
5. Zet
de maaier weer rechtop.
6. V
ul het carter met nieuwe olie, tot aan het merkteken
Full
op de peilstok. Zie onder
Het carter vullen met
olie
op pagina 9 voor instructies
.
7.
Plaats de peilstok.
8. V
eeg eventueel gemorste olie weg.
9.
Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
10.V
oer de olie af voor verwerking of recycling, zodat dat
ter plaatse is voor
geschreven.
16
Olie onder het maaidek aftappen
N.B.:
Hiervoor hebt u een 9,5 mm (3/8”) dopsleutel
verlengstuk nodig.
WAARSCHUWING
MOGELIJK GEV
AAR
Het maaimes is scherp.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Contact met een scherp mes kan letsel
veroorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Draag handschoenen of wikkel een lap om de
scherpe kanten van het mes.
1. V
erwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 7).
2. T
ap de benzine uit de brandstoftank af. Raadpleeg
daarvoor de stappen 1 tot en met 4 van
Brandstoftank
leegmaken
op pagina 21.
3.
Kantel de maaier op zijn
linkerzijkant
en zor
g ervoor
dat hij niet kan omvallen.
4.
Plaats een opvangbak onder de maaier
.
5. V
erwijder de olieaftapplug, zet de maaier weer rechtop
en laat de olie in de opvangbak lopen (Fig. 15).
BELANGRIJK: Mogelijk moet u het maaimes draaien
om bij de aftapplug te komen. Draai het mes zo min
mogelijk, om startpr
oblemen te voorkomen.
1
1
2
Figuur
15
1. Olieaftapplug 2. 9,5
mm (3/8”) dopsleutel
verlengstuk
6. Kantel
de maaier op zijn
linkerzijkant
, en monteer de
aftapplug.
7. V
ul het carter met nieuwe olie, tot aan het merkteken
Full
op de peilstok. Zie onder
Het carter vullen met
olie
op pagina 9 voor instructies
.
8. V
eeg eventueel gemorste olie weg.
9.
Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
10.V
oer de olie af voor verwerking of recycling, zodat dat
ter plaatse is voor
geschreven.
Onderkant
van de grasmaaier
reinigen
Houd
de onderkant van de maaikast goed schoon. Let
vooral op dat er geen vuil of rommel aan de uitstoters zit
(Fig. 16).
757
1
Figuur
16
1. Uitstoters
Wassen
1. Zet
de grasmaaier op een vlak oppervlak van asfalt of
beton, dicht bij een tuinslang.
2.
Start de motor
.
3.
Houd de tuinslang ter hoogte van de handgreep en
richt de waterstraal op de grond, net vóór het rechter
achterwiel (Fig. 17).
Het maaimes zuigt het water in de maaier
, waardoor
maaisel wordt weggespoeld. Laat het water lopen
totdat er geen maaisel meer onder de maaikast
vandaan komt.
1093
1
Figuur
17
1. Rechter
achterwiel
4. Stop
de motor en wacht tot alle bewegende delen tot
stilstand gekomen zijn.
5.
Draai de waterkraan dicht.
6.
Start de maaier en laat hem enkele minuten lopen om
te drogen.
17
7.
Schakel terwijl de motor loopt enkele malen de
rijaandrijving in en weer uit, zodat ook die kan drogen.
Schrapen
Als door wassen niet al het vuil van onder de maaikast
verwijderd is, kantelt u de maaier en schraapt u hem
schoon.
1. V
erwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 7).
2. T
ap de benzine uit de brandstoftank af. Raadpleeg
daarvoor de stappen 1 tot en met 4 van
De
brandstoftank leegmaken
op pagina 21.
3.
Kantel de maaier op zijn
linkerzijkant
, met het
luchtfilter naar boven.
4. V
erwijder vuil en maaisel met een hardhouten
schraper
. V
ermijd bramen en scherpe randen.
BELANGRIJK: V
erdraai het maaimes zo min
mogelijk om later problemen met het starten te
voorkomen.
5.
Zet de maaimachine weer rechtop.
6. V
ul de brandstoftank.
7.
Sluit de bougiekabel op de bougie aan.
Luchtfilter
vervangen
Normaal
gesproken vervangt u het luchtfilter na elke 25
bedrijfsuren. V
ervang het filter vaker als de maaier in zeer
stof
fige of vuile omstandigheden wordt gebruikt.
Onderdelen zijn bij de erkende Service Dealer
verkrijgbaar.
1.
Stop de motor en wacht tot alle bewegende delen tot
stilstand gekomen zijn.
2. V
erwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 7).
3.
De schroef waarmee het luchtfilterdeksel aan de motor
bevestigd is losdraaien (Fig. 18).
1003
2
1
3
Figuur
18
1. Luchtfilter
2. Schroef
3. Luchtfilterdeksel
4. Luchtfilterdeksel
omlaag klappen en het deksel
grondig reinigen (Fig. 18).
5.
Papieren luchtfilterpatroon uitnemen en wegwerpen
(Fig. 18).
BELANGRIJK: Papier
en filterelement nooit
schoonmaken.
6.
Nieuw filterelement aanbrengen.
7.
Luchtfilterdeksel aanbrengen en met de schroef
bevestigen.
BELANGRIJK: Laat nooit de motor draaien zonder
dat het luchtfilter geïnstalleerd is; dit kan ernstige
slijtage en schade aan de motor ver
oorzaken.
Onderhoud
van het maaimes
Maai
altijd met een recht en scherp maaimes. Een scherp
mes snijdt de halmen netjes af, zonder rukken of scheuren,
zoals een bot mes wel zou doen.
WAARSCHUWING
MOGELIJK GEV
AAR
Het maaimes is scherp.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Contact met een scherp mes kan letsel
veroorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Draag handschoenen of wikkel een lap om de
scherpe kanten van het mes.
1.
Stop de motor en wacht tot alle bewegende delen tot
stilstand gekomen zijn.
2. V
erwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 7).
18
WAARSCHUWING
MOGELIJK GEV
AAR
Bij kantelen van de maaier kan benzine uit de
carburateur of benzinetank lekken.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Benzine is onder bepaalde omstandigheden
uitermate brandbaar en explosief en kan
lichamelijk letsel of schade aan eigendommen
veroorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
V
oorkom dat benzine gemorst wordt door
tevor
en de tank te laten dr
ooglopen of door
benzine te verwijder
en met een handpomp.
Gebruik nooit een hevel.
3. T
ap de benzine uit de brandstoftank af. Raadpleeg
daarvoor de stappen 1 tot en met 4 van
Brandstoftank
leegmaken
op pagina 21.
4.
Kantel de maaier op zijn linkerzijkant (Fig. 19).
757
Figuur
19
BELANGRIJK:
V
erdraai het maaimes zo min
mogelijk om later problemen met het starten te
voorkomen.
Het maaimes controleren
Controleer
voorzichtig het maaimes op scherpte en
slijtage, in het bijzonder daar waar het platte en het
gekromde deel samenkomen (Fig. 20A). Omdat het
metaal dat het platte en gekromde deel van het mes
verbindt kan wegslijten door zand en ander schurend
materiaal, moet u dit steeds controleren voordat u gaat
maaien. Als u een gleuf of slijtplek ziet (Fig. 20B en
20C), is het mes aan vervanging toe; zie hiervoor
Het
maaimes verwijder
en
op pagina 18.
270
1
1
1
2
3
4
A
B
C
Figuur
20
1. Wiek
2. Platte
deel van het mes
3. Slijtage
4.
Gevormde gleuf
N.B.:
De beste resultaten krijgt u door voor het
maaiseizoen begint een nieuw mes te monteren. In de loop
van het jaar vijlt u dan kleine inkepingen of deuken weg,
zodat er een goede snijkant blijft.
GEVAAR
MOGELIJK GEV
AAR
Een versleten of beschadigd mes kan br
eken en
in een dergelijk geval kan een stuk van het mes
worden uitgeworpen naar bestuurder of
omstanders.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Een uitgeworpen stukje mes kan bestuurder of
omstanders ernstig verwonden of zelfs doden.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Contr
oleer op gezette tijden het maaimes op
beschadigingen.
V
ervang een versleten of beschadigd mes.
Het maaimes verwijderen
Pak
het uiteinde van het mes vast met een lap of een
dikgevoerde handschoen. V
erwijder de mesbout, de
klemring, de versneller en het mes (Fig. 21).
19
1627
1
2
3
4
5
Figuur
21
1. Mesbout
2. Klemring
3. Versneller
4. Mes
5. Mesaandrijver
Het maaimes slijpen
Vijl
de bovenkant van het mes bij, zodat de
oorspronkelijke snijhoek gehandhaafd blijft (Fig. 22). Het
mes blijft in balans als u evenveel materiaal weghaalt van
beide snijkanten.
153
1
Figuur
22
1. Slijp
alleen onder deze
hoek
N.B.:
Het mes blijft in balans als u evenveel materiaal
weghaalt van beide snijkanten.
Balanceren van het mes
1. Controleer
de balans van het mes door het met het gat
in het midden over een spijker of schroevedraaier te
hangen, die horizontaal in een bankschroef geklemd is
(Fig. 23).
1007
Figuur
23
N.B.:
U kunt de balans ook controleren met behulp van
een mesbalans, die in elke ijzerwarenwinkel verkrijgbaar
is.
2.
Als één van de uiteinden van het mes omlaag draait,
vijlt u nog wat materiaal aan die kant weg (niet van de
snijrand of het uiteinde bij de snijrand). Het mes is in
balans als geen van beide uiteinden omlaag beweegt.
Het maaimes monteren
1. Plaats
het mes op de as en mesaandrijver
, met de
gebogen punten naar het maaidek toe. De
mesaandrijver moet in de uitsparing in het mes zitten
(Fig. 21).
2.
Monteer de versneller
, klemring en mesbout (Fig. 21).
3.
De mesbout aandraaien tot 68 N
m (50 ft-lbs).
WAARSCHUWING
MOGELIJK GEV
AAR
Bij gebruik van de maaier zonder
mesversneller kan het mes verbuigen of br
eken.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Een gebr
oken mes kan gebruiker of omstanders
ernstig verwonden of zelfs doden.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
De maaier niet gebruiken als de versneller niet
gemonteerd is.
Rijaandrijving
smeren
1. Veeg
de smeernippels aan de hoogte-instelbeugels van
de achterwielen met een doek schoon (Fig. 24).
1018
1
Figuur
24
1. Smeernippel
2. Zet
een vetspuit op de smeernippel en pomp
voorzichtig 1 à 2 slagen nr
. 2 lithiumverzeept
universeelvet in elke smeernippel.
20
BELANGRIJK: Door een teveel aan vet kan de
wielkoppeling niet meer goed functioner
en.
Kabel
van de zelfaandrijving
afstellen
Wanneer
u de hoogte van de handgreep verandert, moet u
een nieuwe rijaandrijvingkabel monteren, of als de
tractiedrijfriem slipt, moet u de rijaandrijvingkabel
afstellen.
Stel de rijaandrijvingkabel aan de handgreep af, door de
kabelmantel in de kabelbeugel te verstellen.
1.
De moer op de kabelbeugel losdraaien (Fig. 25).
1063
1
2
3
4
5
Figuur
25
1. 25
tot 38 mm (1-1
!/2”)
2. Bedieningsstang
rijaandrijving
3. Kabelmantel
4. Kabelbeugel
5. Moer
2. De
bedieningsstang van de rijaandrijving 25 tot 38 mm
(1-1!/2
”) van de handgreep verwijderd houden
(Fig. 25).
3.
Kabelmantel omlaag trekken (van de bedieningsstang
af).
4.
De moer op de kabelbeugel aandraaien.
5.
Bedieningsstang loslaten en controleren of de kabel
ontspannen is.
N.B.:
De kabel moet ontspannen zijn als de
bedieningsstang in de uitgeschakelde stand is, om te
voorkomen dat de maaier vooruit kruipt wanneer u de
stang loslaat.
Ruimte
onder de drijfriemkap
reinigen
Zorg
dat de ruimte onder de drijfriemkap vrij blijft van
rommel of vuil.
1.
Stop de motor en wacht tot alle bewegende delen tot
stilstand gekomen zijn.
2.
Haal de bouten los waarmee de drijfriemkap aan de
maaikast bevestigd is (Fig. 26).
1666
1
2
Figuur
26
1. Drijfriemkap 2. Bout
3. De
kap eraf tillen en alle vuil bij de drijfriem
wegborstelen.
4.
Plaats de drijfriemkap weer
.
Bougie
vervangen
Controleer
elke 25 bedrijfsuren de bougie. Gebruik een
Champion RJ19LM
bougie of gelijkwaardig type.
1.
Stop de motor en wacht tot alle bewegende delen tot
stilstand gekomen zijn.
2. V
erwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 7).
3.
Maak de omgeving van de bougie schoon.
4.
Haal de bougie uit de cilinderkop.
BELANGRIJK: Als de bougie gebarsten of vervuild is,
moet hij worden vervangen. Maak niet de elektr
oden
schoon, omdat door het gruis de motor beschadigd kan
raken.
5.
Stel de elektrodenafstand in op 0,76 mm (0.030”)
(Fig. 27).
986
0,76 mm
(0.030”)
Figuur
27
1. 0,76
mm (0.030”)
6. Plaats
de bougie en de pakkingafdichting.
7.
Bougie aandraaien met 20 N
m (15 ft-lbs).
8.
Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
21
De
brandstoftank leegmaken
1. Stop
de motor en laat die afkoelen.
2. V
erwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 7).
N.B.: T
ap altijd de benzine alleen af als de motor koud is.
3.
Haal de dop van de brandstoftank (Fig. 6).
4.
Gebruik een type hevel met een pomp, om daarmee de
brandstof in een schoon, goedgekeurd benzine-
opslagvat.
5.
Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
6.
Laat de motor draaien totdat hij stopt.
7.
Start de motor weer
, om zeker te zijn dat er geen
benzine meer in de carburator achter
gebleven is.
Verhelpen
van storingen
Uw
grasmaaier is ontworpen en gefabriceerd voor een probleemloze werking. Controleer zor
gvuldig onderstaande
componenten en aandachtspunten. Als het probleem daarmee niet verholpen is, raadpleeg dan een erkende Service Dealer
.
PROBLEEM REMEDIE
De
motor wil niet starten
1. V
ul de brandstoftank met verse benzine.
2.
Druk de starthulp driemaal in
3. Bougie
Druk de bougiekabel weer op de bougie.
Maak de bougie schoon, controleer de elektrodenafstand,
en vervang de bougie indien die beschadigd is.
De motor is moeilijk te starten of geeft
ii
1. T
ap de brandstoftank af, en vul die weer met verse benzine.
jg
weinig vermogen
2.
Maak het beluchtingsgat van de brandstoftankdop schoon.
3.
Reinig het luchtfilter
.
4.
Maak de afvoertunnel van de maaier schoon.
5.
Reinig de onderkant van het maaidek van de machine.
6.
Maak de bougie schoon, controleer de elektrodenafstand en
vervang de bougie indien die beschadigd is
7.
Controleer het motoroliepeil.
De motor loopt ruw
1.
Druk de bougiekabel weer op de bougie.
2.
Maak de bougie schoon, controleer de elektrodenafstand, en
vervang de bougie indien die beschadigd is.
3.
Reinig het luchtfilter
.
De maaier of de motor trilt abnormaal
1.
Balanceer het mes.
2.
Draai de mesmoer vast.
3.
Maak de afvoertunnel van de maaier schoon.
4.
Reinig de onderkant van het maaidek van de machine.
5.
Draai de bevestigingsbouten van de motor vast.
Ongelijkmatig maaipatroon
1.
Stel alle vier de wielen in op de zelfde hoogte.
2.
Slijp en balanceer het mes.
3.
Maai in een ander patroon.
4.
Reinig de onderkant van het maaidek van de machine
22
PROBLEEM REMEDIE
Afvoertunnel verstopt
1.
Stel in op een hogere maaistand.
2.
Laat het gras eerst drogen voordat u gaat maaien.
3.
Reinig de onderkant van het maaidek van de machine
De rijaandrijving van de maaier werkt
niet
1.
Stel de kabel van de rijaandrijving af.
2. V
erwijder vuil onder de drijfriemkap.
Stalling
Om
de grasmaaier klaar te maken voor de stalling buiten
het maaiseizoen moeten de aanbevolen
onderhoudsprocedures worden uitgevoerd. Zie
Onderhoud
op pagina 14.
Stal de grasmaaier op een koele, schone en droge plaats.
Bedek de grasmaaier zodat hij schoon en beschermd blijft.
Voorbereiden
van het
startsysteem
WAARSCHUWING
MOGELIJK
GEV
AAR
Benzine kan verdampen als u die gedur
ende
lange tijd bewaart.
WA
T ER KAN GEBEUREN
V
erdampte benzine kan exploder
en als die in
contact komt met een open vlam.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Bewaar benzine niet voor langer
e tijd.
De maaier niet met benzine in de tank of de
carburateur opbergen in een afgesloten ruimte
met een open vlam (bijvoorbeeld een waakvlam
van een verwarmingsketel of geiser).
Laat de motor afkoelen voordat u de maaier in
een afgesloten ruimte opbergt.
Maak de brandstoftank leeg de laatste keer dat u maait
voordat de grasmaaier de stalling in gaat.
1.
Laat de motor lopen totdat hij afslaat door gebrek aan
benzine.
2.
Gebruik de starthulp en start de motor weer
.
3.
Laat de motor lopen totdat hij afslaat door gebrek aan
benzine. Als de motor niet meer wil starten is hij
voldoende droog.
Voorbereiden
van de motor
1. Tap
de olie uit het carter af terwijl de motor nog warm
is. Zie
Olie verversen
op pagina 15.
2.
Haal de bougie eruit (Fig. 7).
3.
Giet uit een olieblik ongeveer een eetlepel olie in het
carter via het bougiegat (Fig. 28).
1009
Figuur
28
4. Draai
de motor langzaam een paar maal rond, met
behulp van het startkoord, om de olie te verspreiden.
5.
Breng de bougie weer aan, maar
laat
de bougiekabel
er af
.
Algemene
informatie
1. Reinig
de maaikast. Zie
De onderkant van de
grasmaaier r
einigen
op pagina 16.
2.
Haal eventueel vuil en haksel van de cilinder
, de
koelvinnen van de cilinderkop, en het huis van de
blazer.
3. V
erwijder maaisel, vuil en roet van de buitenste
motoronderdelen, de uitlaatring, en de bovenkant van
de maaikast.
4.
Controleer de toestand van het maaimes. Zie
Onder
houd van het maaimes
op pagina 17.
5.
Draai alle moeren, bouten en schroeven goed aan.
6.
Smeer de wielen. Zie
Smer
en van de rijaandrijving
op
pagina 19.
7. W
erk alle geroeste of afgebladderde verfoppervlakken
bij met verf die verkrijgbaar is bij een geautoriseerde
Service Dealer
.
23
Handgreep
inklappen
WAARSCHUWING
MOGELIJK
GEV
AAR
Onjuist in- of uitklappen van de handgr
eep kan
bekneld raken, uitrekken of ander
e
beschadiging van de kabels ver
oorzaken.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Geknikte, uitger
ekte of beschadigde kabels
kunnen storingen ver
oorzaken, waardoor een
onveilige situatie ontstaat.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Bekneld raken, uitr
ekken of ander
e
beschadiging van de kabels voorkomen.
Let goed op de kabels bij in- of uitklappen van
de handgr
eep.
De maaier niet gebruiken als één of meer
kabels geknikt, uitger
ekt of beschadigd is.
Neem contact op met een erkende Service
Dealer.
1.
Druk het rechter deel van het onderste deel van de
handgreep naar binnen, totdat de handgreep over de
aanslagen aan de handgreepbeugels heen glijdt
(Fig. 29).
1039
Figuur
29
2. Zwenk
de handgreep naar de voorkant van de maaier
toe (Fig. 30).
1679
Figuur
30
3. Draai
de knoppen los waarmee het bovenste deel aan
het onderste deel van de handgreep bevestigd is. Klap
het bovenste deel naar achteren, naar de achterkant
van de maaier toe, in de opber
gstand (Fig. 30).
N.B.:
V
oor kortdurende stalling de handgreep in de stand
zetten zoals weer
gegeven in figuur 31.
1684
Figuur
31
Uit
de stalling halen
WAARSCHUWING
MOGELIJK
GEV
AAR
Onjuist in- of uitklappen van de handgr
eep kan
bekneld raken, uitrekken of ander
e
beschadiging van de kabels ver
oorzaken.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Geknikte, uitger
ekte of beschadigde kabels
kunnen storingen ver
oorzaken, waardoor een
onveilige situatie ontstaat.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Bekneld raken, uitr
ekken of ander
e
beschadiging van de kabels voorkomen.
Let goed op de kabels bij in- of uitklappen van
de handgr
eep.
De maaier niet gebruiken als één of meer
kabels geknikt, uitger
ekt of beschadigd is.
Neem contact op met een erkende Service
Dealer.
1.
Klap voorzichtig het bovendeel van de handgreep weer
omhoog totdat het in het onderdeel valt, en zet dan de
knoppen vast.
2.
Controleer alle bevestigingen en draai ze vast.
3.
Haal de bougie eruit (Fig. 7) en draai de motor snel
rond met behulp van het startkoord, om overtollige
olie uit de cilinder te verwijderen.
4.
Maak de bougie schoon, of neem een nieuwe als de
oude bougie gebarsten of gebroken is, of als de
elektrodes versleten zijn.
5.
Plaats de bougie en draai hem vast met 20 N
m
(15 ft-lbs).
6. V
oer de aanbevolen onderhoudsprocedures uit; zie
Onderhoud
op pagina 14.
24
7. V
ul de brandstoftank (Fig. 6) met verse benzine.
8.
Controleer het motoroliepeil. Zie hiervoor
Oliepeil van
de motor contr
oleren
op pagina .
9.
Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
Accessoires
Bij uw maaier kunnen accessoires meegeleverd zijn, of u
kunt die bij uw erkende T
ORO Service dealer
aanschaf
fen. V
oor een correcte installatie gaat u als volgt
te werk.
Grasvanger
aan de achterzijde
Afvoertunnel monteren
1. Stop
de motor en wacht tot alle bewegende delen tot
stilstand gekomen zijn.
2. V
erwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 7).
3. V
erwijder de knop en klem van de klep aan de zijkant
(Fig. 32).
m–4275
1
2
3
Figuur
32
1. Knop
2. Klem
van klep aan zijkant
3.
Klep aan zijkant
4. Verwijder
de drie bouten waarmee de zijafvoerafsluiter
aan de maaier bevestigd is (Fig. 33). Bewaar de bouten
en afsluiter voor toekomstig gebruik.
m–4275
3
2
1
Figuur
33
1. Zijafvoerafsluiter
2. Bout
(3)
3.
Bout en moer
5. Verwijder
de bout en moer van de zijkant van de
maaier (Fig. 33). Bewaar ze voor toekomstig gebruik.
6.
Plaats de vier pluggen die bij de grasvanger zijn
geleverd in de vier vierkante gaten in de maaier
(Fig. 34).
2009
1
Figuur
34
1. Plug
(4)
7. Steek
de tong van de afvoertunnel in de maaier
(Fig. 35).
8.
Zet de gaten in de tunnel tegenover de pluggen in de
maaier (Fig. 35).
9.
Het gat in de tong moet tegenover het gat in de zijkant
van de maaier staan (Fig. 35).
25
2010
3
5
2
4
4
1
Figuur
35
1. Afvoertunnel
2. Tong
3. Zelftappende
schroef
4.
Bout (3)
5. Afvoertunneldeur
10.Draai
de zelftappende schroef die bij de grasvanger is
geleverd in het gat in de zijkant en de tong en draai de
schroef iets vast (Fig. 35).
11.
Bevestig de afvoertunnel aan de maaier met de drie bij
de grasvanger meegeleverde schroeven (Fig. 35).
12.
Bevestig de hoek rechtsvoor van de afvoertunnel en de
klep aan de zijkant met de klem die u eerder hebt
verwijderd en de lange knop die bij de grasvanger
meegeleverd is (Fig. 36)
m–4274
1
2
3
Figuur
36
1. Lange
knop
2.
Klem van klep aan zijkant
3.
Klep aan zijkant
GEVAAR
MOGELIJK
GEV
AAR
Als de klep aan de zijkant niet goed op zijn
plaats vastgeklemd is, kan de maaier via de
opening in de zijkant voorwerpen uitwerpen.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Uitgeworpen voorwerpen kunnen ernstig
(mogelijk fataal) letsel van de bestuurder of
omstanders ver
oorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Zorg er altijd voor dat ofwel de klep aan de
zijkant gesloten en goed bevestigd is met de
klem, of dat de zijafvoerset goed op zijn plaats
bevestigd is voordat u de maaier start.
13.
Alle vier bouten en de knop goed vastdraaien.
14.
Open en sluit de tunneldeur
, om te controleren of die
vrij kan bewegen (Fig. 35).
Montage van de grasvangzak
N.B.:
Om gras fijn te maken in plaats van op te vangen,
monteert u de grasvangzak niet. Zor
g ervoor dat het
deurtje van de afvoer gesloten en ver
grendeld is.
GEVAAR
MOGELIJK GEV
AAR
Als de kokerdeur niet helemaal goed dicht zit
kunnen daardoor voorwerpen uitgeworpen
worden.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Uitgeworpen voorwerpen kunnen persoonlijk
(fataal) letsel van de bestuurder of omstanders
veroorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Als het deurtje niet kan worden gesloten omdat
de afvoer door maaisel verstopt is, de motor af
zetten en de handgr
eep van de afvoerdeur
rustig heen en weer bewegen totdat het deurtje
volledig kan worden gesloten. Als het deurtje
nog niet kan worden gesloten, verstopping met
een stok verwijder
en, niet met de hand.
1.
Stop de motor en wacht tot alle bewegende delen tot
stilstand gekomen zijn.
2. Zor
g ervoor dat de handgreep van het afvoerdeurtje
helemaal naar voren staat (deurtje gesloten), zoals
getoond in figuur 37.
26
2022
3
2
1
4
Figuur
37
1. Handgreep
helemaal naar
voren
2. Zakdeur
3. Vergrendeling
4.
Haak van zakstang vóór
handgreepbeugel
3. Plaats
de deuropening van de grasvangzak over de
opening van de afvoertunnel, zoals getoond in
figuur 37.
De ver
grendelingen van de zakdeur moeten over de
handgreep heen zitten. De haak van de zakstang moet
vóór de handgreepbeugel zitten.
4.
Plaats de achterkant van het zakframe op het onderste
deel van de handgreep.
5. T
rek de handgreep naar achteren, totdat de
handgreepver
grendeling in de uitsparing in de
zakdeurver
grendeling vastgrijpt (Fig. 38).
Het afvoerdeurtje in het maaierhuis is nu geopend en
de zak is op zijn plaats bevestigd. De ver
grendeling
moet goed onder in de uitsparing zitten.
548
1
2
Figuur
38
1. Handgreepvergrendeling
vast
in uitsparing
2.
Uitsparing in
zakvergrendeling
GEVAAR
MOGELIJK
GEV
AAR
Maaisel en ander
e voorwerpen kunnen uit de
geopende afvoertunnel worden uitgeworpen.
WA
T ER KAN GEBEUREN
V
oorwerpen die met genoeg kracht worden
weggeslingerd kunnen de bestuurder of
omstanders ernstig verwonden, mogelijk zelfs
met fatale afloop.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Open nooit de deur van de afvoertunnel terwijl
de motor nog draait.
GEVAAR
MOGELIJK GEV
AAR
Door een versleten graszak kunnen steentjes en
ander
e voorwerpen naar de bestuurder of
omstanders worden uitgeworpen.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Zulke weggeslingerde voorwerpen kunnen de
oorzaak zijn van ernstig persoonlijk letsel of
zelf de dood van de bestuurder of van
omstanders.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Contr
oleer de graszak r
egelmatig. Als die
versleten is, vervangen door een nieuwe
originele TORO graszak waar
op deze of een
vergelijkbar
e waarschuwing is aangebracht.
Legen van de grasvangzak
1. Zet
de motor af en wacht tot alle bewegende delen
stilstaan.
2. T
il de deurver
grendeling op totdat die uit de uitsparing
van de zak komt en beweeg de handgreep van de
afvoertunnel naar voren (Fig. 37).
3.
Pak de handgreep van het zakframe en de achterkant
van de grasvangzak vast en til de grasvangzak van de
maaier af.
4.
Kiep de zak langzaam voorover om hem leeg te
maken.
Zijafvoerset
Zijafvoerset monteren
1. Stop
de motor en wacht tot alle bewegende delen tot
stilstand gekomen zijn.
2. V
erwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 7).
27
3. V
erwijder de knop en klem van de klep aan de zijkant.
Plaats de knop daarna weer in het gat en bewaar de
klem voor toekomstig gebruik (Fig. 32).
4. T
il de klep aan de zijkant op (Fig. 32).
5.
Schuif de zijafvoer over de opening, met de sleuven in
de afvoer tegenover de lippen onder de klep (Fig. 39).
m–4196
2
4
3
1
Figuur
39
1. Klep
aan zijkant
2. Zijafvoerset
3. Lip
4. Sleuf
6. Sluit
de klep.
Zijafvoerset verwijderen
1. Stop
de motor en wacht tot alle bewegende delen tot
stilstand gekomen zijn.
2. V
erwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 7).
3.
Open de klep aan de zijkant en verwijder de
zijafvoerset (Fig. 39).
4.
Sluit de klep.
5. V
erwijder de knop, plaats daarna de klem en knop en
bevestig hiermee de klep aan de zijkant
(Fig. 32 en 40).
m–4279
Figuur
40
GEVAAR
MOGELIJK
GEV
AAR
Als de klep aan de zijkant niet goed op zijn
plaats vastgeklemd is, kan de maaier via de
opening in de zijkant voorwerpen uitwerpen.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Uitgeworpen voorwerpen kunnen ernstig
(mogelijk fataal) letsel van de bestuurder of
omstanders ver
oorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Zorg er altijd voor dat ofwel de klep aan de
zijkant gesloten en goed bevestigd is met de
klem, of dat de zijafvoerset goed op zijn plaats
bevestigd is voordat u de maaier start.
Tunnelafsluiter
gebruiken
1. Stop
de motor en wacht tot alle bewegende delen tot
stilstand gekomen zijn.
2. V
erwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 7)
3.
Open de afvoerdeur door de handgreep naar achteren
te bewegen (Fig. 41) en houd hem geopend terwijl u
de afsluiter aanbrengt.
m–4360
1
2
Figuur
41
1. Tunnelafsluiter 2. Handgreep
afvoerdeur
4. Steek
de afsluiter in de opening van de afvoertunnel en
bevestig het onderste deel het eerst in de opening
(Fig. 42).
2012
1
Figuur
42
1. Deurvergrendeling
28
5. Til
de ver
grendeling van de deurhandgreep op
(Fig. 42) en druk de bovenkant van de afsluiter er
helemaal in terwijl u de deurhandgreep naar achteren
beweegt.
6.
Laat de deurver
grendeling los, zodat die over de lippen
aan de afsluiter haakt (Fig. 43).
m–4361
1
Figuur
43
1. Lip
(2)
7. Om
de afsluiter te verwijderen, trekt u de
deurver
grendeling omhoog en houdt u de afvoerdeur
helemaal geopend. Als de afsluiter ontgrendeld is,
trekt u hem uit de afvoertunnel.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28

Toro 51cm Recycler Mower Handleiding

Type
Handleiding

in andere talen