Toro 20781 - 53 cm Super Recycler de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruikershandleiding
Nederlands (NL)
Form No. 3327-180
53 cm Super Recycler
Loopmaaimachine
Modelnr. 20781—Serienr. 220000001 en hoger
2
Alle rechten voorbehouden
Gedrukt in de VS
2001 - The Toro Company
8111 Lyndale Avenue South
Bloomington, MN 55420-1196
Dit vonkontstekingssysteem is in overeenstemming met de
Canadese ICES-002.
Inhoud
Blz.
Inleiding 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheid 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Algemene veiligheidsregels i.v.m.
de maaimachine 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Geluidsdruk 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Geluidsniveau 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Trillingsniveau 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheids- en instructiestickers 6. . . . . . . . . . . . .
Montage 6. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De handgreep bevestigen 6. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Het startkoord plaatsen 7. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De afsluiter van de afvoertunnel monteren 7. . . . .
Voor ingebruikname 8. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Carter met olie vullen 8. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De brandstoftank vullen met benzine 8. . . . . . . . . .
Onderhoudsschema raadplegen 9. . . . . . . . . . . . . .
Gebruiksaanwijzing 9. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bedieningsorganen 9. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Motor starten 9. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Motor afzetten 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Zelfaandrijving gebruiken 10. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maaihoogte instellen 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De graszak gebruiken 11. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Tips voor bediening en gebruik 12. . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud 14. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Aanbevolen onderhoudsschema 14. . . . . . . . . . . . . .
Motoroliepeil controleren 15. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderkant van de maaikast reinigen 15. . . . . . . . . .
De afvoertunnel en de afsluiter reinigen 16. . . . . . .
Luchtfilter vervangen 16. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de bougie 17. . . . . . . . . . . . . . . . . .
De kabel van de zelfaandrijving afstellen 17. . . . . . .
De wielen smeren 18. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Motorolie verversen 18. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van het maaimes 19. . . . . . . . . . . . . . . .
Ruimte onder de drijfriemkap reinigen 20. . . . . . . .
Het koelsysteem reinigen 20. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Benzine aftappen uit de brandstoftank 20. . . . . . . . .
Stalling 21. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Het brandstofsysteem gebruiksklaar maken 21. . . . .
De motor gebruiksklaar maken 21. . . . . . . . . . . . . .
Algemene informatie 21. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Na de stalling 22. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Blz.
Accessoires 22. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Storingen, oorzaak en remedie 23. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht letsel
tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften
niet in acht worden genomen.
Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt
om u op belangrijke informatie te wijzen. Belangrijk
attendeert u op bijzondere technische informatie en
Opmerking: duidt algemene informatie aan die uw
bijzondere aandacht verdient.
Veiligheid
Onjuist gebruik of onderhoud van de maaimachine kan
letsel veroorzaken. Om het risico van letsel te
verminderen, moet u zich aan de veiligheidsinstructies
houden.
Toro heeft deze maaimachine ontwikkeld en getest om een
redelijke mate van gebruiksveiligheid te bieden; maar
indien de volgende instructies niet worden nageleefd, kan
dit leiden tot lichamelijk letsel.
De uitlaatgassen van de motor bevatten
koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif.
Laat de motor niet binnenshuis of in een afgesloten
ruimte draaien.
Waarschuwing
Het is van essentieel belang dat u of elke andere
gebruiker van de maaimachine eerst de handleiding
leest en begrijpt alvorens de motor te starten. Hierdoor
wordt maximale veiligheid, de beste maairesultaten en
inzicht in het product verkregen. Let in het bijzonder
op het veiligheidssymbool dat betekent Voorzichtig,
Waarschuwing of Gevaar — “instructie voor
persoonlijke veiligheid.” Lees die instructie en zorg dat
u die begrijpt omdat deze betrekking heeft op de
veiligheid. Niet-naleving van de instructie kan leiden tot
lichamelijk letsel.
Algemene veiligheidsregels
i.v.m. de maaimachine
Navolgende instructies zijn afgeleid van ANSI/OPEI-norm
B71.1—1998 en ISO-norm 5395:1990(E). Informatie of
terminologie die specifiek voor Toro-maaimachines geldt,
staat tussen haakjes.
Deze maaimachine kan handen en voeten afsnijden en
voorwerpen uitwerpen. Als u de hierna beschreven
veiligheidsinstructies niet opvolgt, kan dat ernstig letsel of
de dood tot gevolg hebben.
3
Instructie
Lees deze handleiding aandachtig door. Zorg ervoor dat
u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en weet
hoe u ze moet gebruiken, voordat u de maaimachine
start.
Laat kinderen nooit de maaimachine gebruiken.
Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen
aan de leeftijd van de degene die met de machine werkt.
Laat volwassen personen die niet bekend zijn met deze
instructies, nooit de maaimachine gebruiken.
Houd iedereen weg uit het gebied waar u de machine
gebruikt, (vooral kinderen) en huisdieren. Stop de
maaimachine als iemand het maaigebied binnenkomt.
Er kunnen noodlottige ongelukken gebeuren als de
bestuurder van de maaimachine niet alert is op de
aanwezigheid van kinderen. Kinderen worden vaak
aangetrokken door een maaimachine en maai-
activiteiten. Ga er nooit van uit dat kinderen op de
plaats blijven waar u ze het laatst heeft gezien.
Houd kinderen weg van de plaats waar gemaaid wordt
en plaats ze onder toezicht van een verantwoordelijke
volwassene.
Let goed op en zet de maaimachine af als kinderen het
maaigebied binnenkomen.
Wees extra voorzichtig bij het naderen van blinde
hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die het
zicht kunnen belemmeren.
Onthoud dat de bestuurder verantwoordelijk is voor
ongevallen of schade aan andere personen of hun
eigendommen.
Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor de juiste
bediening en installatie van accessoires. Gebruik
uitsluitend accessoires die de fabrikant heeft
goedgekeurd.
Voor ingebruikname
Inspecteer grondig het terrein waar u de maaimachine
wilt gebruiken, en verwijder alle stenen, stokken,
draden, botten en andere vreemde voorwerpen.
Draag tijdens het maaien altijd een lange broek en
stevige schoenen.
Draag geen schoenen met open tenen en loop niet
blootsvoets.
Draag altijd oogbescherming of een veiligheidsbril die
de ogen geheel afsluit, als u de maaimachine gebruikt.
Waarschuwing: Benzine is uiterst ontvlambaar. Neem
de volgende voorzorgsmaatregelen:
Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of blikken die
speciaal daarvoor bedoeld zijn.
Vul de brandstoftank nooit binnenshuis; tijdens het
bijvullen niet roken.
Vul zo nodig brandstof bij voordat u de motor
aanzet. Verwijder nooit de dop van de brandstoftank
of vul nooit benzine bij wanneer de motor loopt of
heet is.
Probeer de machine niet te starten als er benzine is
gemorst. Verwijder de machine van de plek waar is
gemorst, en voorkom elke vorm van open vuur of
vonken totdat de benzinedampen volledig zijn
verdwenen.
Doe steeds de dop weer zorgvuldig op brandstof-
tanks en -containers.
Als u brandstof moet aftappen uit de brandstoftank,
doe dit dan in de open lucht.
Vervang defecte geluiddempers.
Controleer voor gebruik de messen, bevestigingsbouten
en het maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of
beschadiging. Vervang versleten of beschadigde messen
en bouten altijd als complete set om een goede balans te
behouden.
Let erop dat bij machines met meerdere bladen andere
messen kunnen gaan draaien als u een mes draait.
Gebruiksaanwijzing
Laat de motor niet in een afgesloten ruimte lopen,
omdat zich giftige koolmonoxidedampen kunnen
verzamelen.
Alleen bij daglicht of goed kunstlicht maaien.
Zorg dat u op hellingen altijd stevig staat.
Loop stapvoets; nooit rennen.
Houd de handgreep stevig omklemd.
Met een zitmaaier dwars op hellingen maaien, nooit
heuvel op en af.
Ga zeer voorzichtig te werk als u op een heuvel van
richting verandert.
Maai niet op al te steile hellingen.
Ga zeer voorzichtig te werk als u de maaimachine
omkeert of naar u toetrekt.
Kijk achter u en omlaag, om te zien of er geen kleine
kinderen zijn, voordat u achteruitgaat met de
maaimachine, en ook tijdens die beweging.
4
Zorg ervoor dat het mes (of de messen) stilstaat als u de
maaimachine schuin moet houden om oppervlakken
over te steken die niet met gras zijn begroeid, en als u
de machine naar het terrein brengt waar u moet maaien
of daar weer weghaalt.
Gebruik de maaimachine nooit met defecte bescherm-
of afdekplaten of zonder dat de beveiligingen, (zoals
veiligheidsschermen en graszakken), op hun plaats
zitten.
Verander nooit de snelheidsinstellingen van de motor.
Schakel de mes- en aandrijfkoppelingen uit voordat u
de motor start.
Neem bij het starten van de motor zorgvuldig de
instructies in acht en houd uw voeten uit de buurt van
het mes (de messen).
Houd de maaimachine niet schuin als u de motor
aanzet, behalve als u de machine schuin moet houden
om te starten. Houd de machine in dat geval niet
schuiner dan nodig is, en til alleen de zijde op die het
verst van u verwijderd is.
Zorg ervoor dat u niet voor de afvoeropening staat als u
de motor start.
Houd uw handen en voeten uit de buurt van draaiende
delen. Blijf altijd uit de buurt van de afvoeropening.
U mag een maaimachine nooit optillen of dragen terwijl
de motor loopt.
Zet de motor af en maakt de bougiekabel los:
voordat u verstoppingen verwijdert of de
afvoertunnel ontstopt;
voordat u de maaimachine controleert, reinigt of
daaraan werkzaamheden verricht;
als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de
maaimachine op beschadiging en voer reparaties uit
voordat u de machine opnieuw start en weer in
gebruik neemt; en
als de maaimachine abnormaal begint te trillen
(onmiddellijk nakijken).
Zet de motor af:
als u de maaimachine achterlaat; en
voordat u de brandstoftank bijvult.
Neem gas terug terwijl de motor uitloopt, en als de
motor is uitgerust met een benzineafsluitklep sluit dan
de brandstoftoevoer af nadat u klaar bent met maaien.
Stop het maaimes (de maaimessen) bij het oversteken
van een grindpad, voetpad, of weg.
Zet de motor af en wacht totdat het mes volledig stil
staat voordat u de graszak verwijdert.
Gebruik de maaimachine niet als u onder invloed van
alcohol of drugs verkeert.
Als de maaimachine abnormaal begint te trillen, moet u
de motor afzetten en onmiddellijk nagaan wat de
oorzaak daarvan is. Trillingen duiden meestal op
problemen.
Hellingen zijn een hoofdfactor bij ongelukken in verband
met wegglijden en omvallen, waarbij ernstig letsel kan
ontstaan. Als u zich bij een helling ongemakkelijk voelt,
maai die dan liever niet.
Kijk uit voor gaten, geulen, sporen en hobbels. In hoog
gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar.
Maai niet in de buurt van steile hellingen, greppels of
dijken. U loopt dan de kans weg te glijden of uw
evenwicht te verliezen.
Maai niet op nat gras. Dit geeft weinig steun, zodat er
kans op wegglijden is.
Onderhoud en stalling
Zorg dat alle moeren, bouten (in het bijzonder de
bevestigingsbouten van het mes) en schroeven goed zijn
vastgedraaid zodat er veilig met de maaimachine kan
worden gewerkt.
Parkeer de machine nooit in een gebouw waar de
dampen in contact kunnen komen met open vuur of
vonken, terwijl er nog benzine in de tank zit.
Last de motor afkoelen voordat u de maaimachine in
een afgesloten ruimte stalt.
Om brandgevaar te verminderen moet de motor, de
geluiddemper, het accucompartiment, en de brandstof-
opslagplaats vrij zijn van gras, bladeren en overtollig
smeervet.
Controleer de graszak regelmatig op slijtage en
mankementen.
Vervang versleten of beschadigde onderdelen.
Wees extra voorzichtig als u met benzine omgaat;
benzinedampen zijn explosief.
Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen.
Controleer regelmatig of ze goed werken.
Houd de machine vrij van gras, bladeren of andere
aangekoekt vuil. Neem gemorste olie of brandstof op.
Als u een voorwerp raakt, moet u de maaimachine
stoppen en inspecteren. Indien nodig moet u de machine
repareren voordat u de motor start.
5
Probeer nooit de hoogte van de wielen af te stellen,
terwijl de motor loopt.
Componenten van de graszak zijn onderhevig aan
slijtage, beschadiging en achteruitgang, waardoor
bewegende delen bloot zouden kunnen komen te liggen,
of voorwerpen kunnen worden weggeslingerd.
Controleer veelvuldig de onderdelen en vervang deze
indien nodig door onderdelen die de fabrikant heeft
aanbevolen.
De maaimessen zijn scherp en kunnen snijwonden
veroorzaken. Omwikkel het maaimes (de maaimessen)
of draag handschoenen, en wees extra voorzichtig bij
onderhoud aan de maaimessen.
Verander nooit de snelheidsinstellingen van de motor.
Als u brandstof moet aftappen uit de brandstoftank, doe
dit dan in de open lucht.
Om de beste prestaties en een veilig gebruik te
verzekeren, uitsluitend originele Toro-onderdelen en
accessoires gebruiken.
Zorg ervoor dat de veiligheids- en instructiestickers in
goede staat zijn en vervang ze indien nodig.
Geluidsdruk
Deze machine oefent een A-gewogen equivalente continue
geluidsdruk uit op het gehoor van de bestuurder. De
geluidsdruk bedraagt 84 dB(A), gebaseerd op metingen bij
identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in
Richtlijn 98/37/EG (Machinerichtlijn).
Geluidsniveau
Deze machine heeft een geluidsniveau van 97 Lwa,
gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens
procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 2000/14/EG
(Geluidrichtlijn) en de wijzigingen daarvan.
Trillingsniveau
Deze machine heeft een maximale trillingsniveau van
6,6 m/s op de handen en armen, gebaseerd op metingen bij
identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in
Richtlijn 98/37/EG (Machinerichtlijn).
6
Veiligheids- en instructiestickers
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en
bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen
stickers.
93-6655
1. Waarschuwing—lees de
gebruikershandleiding en
zorg ervoor dat u die
begrijpt.
2. Machine kan voorwerpen
uitwerpen—houd
omstanders op een afstand.
3. Maaimachine kan voor-
werpen uitwerpen—zorg
ervoor dat het veiligheids-
scherm op zijn plaats zit.
4. Handen of voeten kunnen
worden gesneden/ge-
amputeerd—blijf uit de buurt
van draaiende messen en
bewegende onderdelen.
5. Waarschuwing—zet de
motor af en wacht totdat alle
bewegende delen tot
stilstand gekomen zijn,
voordat u de maaimaschine
onbeheerd achterlaat.
Montage
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van het voertuig.
De handgreep bevestigen
Onjuist in- of uitklappen van de handgreep kan
bekneld raken, uitrekken of andere beschadiging
van een of meer kabels veroorzaken. Geknikte,
uitgerekte of beschadigde kabels kunnen storingen
veroorzaken, waardoor een onveilige situatie
ontstaat.
Bekneld raken, uitrekken of andere
beschadiging van de kabels voorkomen.
Let goed op de kabels bij het in- of uitklappen
van de handgreep.
De maaimachine niet gebruiken als één of meer
kabels geknikt, uitgerekt of beschadigd zijn.
Neem contact op met een erkende Service
Dealer.
Waarschuwing
1. Leg het bovenste deel van de handgreep op de grond
achter de maaimachine. Het label op de handgreep moet
naar boven zijn gericht en de bedieningskabels moeten
lopen tussen de bevestigingsbeugels van de handgreep.
2. Verwijder de vier handgreepbouten (twee bouten
hebben een platte kop en de andere twee hebben een
geprofileerde kop die past in de handgreep) en de
knoppen uit het onderste deel van handgreep (Fig. 1).
m-4272
4
2
3
1
Figuur 1
1. Knop (2)
2. Onderste deel van
handgreep
3. Platte handgreepbout (2)
4. Steunbeugel
3. Zwenk het onderste deel van de handgreep naar
achteren en de steunbeugels omhoog en houd de
beugels recht voor de gaten in het onderste deel van de
handgreep (Fig. 1).
4. Bevestig het onderste deel van de handgreep aan de
steunbeugels met de twee platte handgreepbouten en
twee knoppen. Gebruik hierbij de gaten voor de
hoogte-instelling op de beugel om de handgreep in te
stellen op de hoogte die u het meest comfortabel vindt
(Fig. 1).
Opmerking: U kunt de hoogte van de handgreep instellen
door elke handgreepbout en knop in een van de andere
gaten in de steunbeugel te plaatsen.
7
5. Schuif de uiteinden van het bovenste deel van de
handgreep op het onderste deel van de handgreep zodat
beide delen in elkaar vallen (Fig. 2).
1
m-4204
3
4
2
5
Figuur 2
1. Knoppen
2. Geprofileerde
handgreepbout (2)
3. Bovenste deel van
handgreep
4. Onderste deel van
handgreep
5. Kabels
6. Zorg ervoor dat de kabels onder en achter het onderste
deel van de handgreep lopen, zoals wordt getoond in
Figuur 2.
7. Bevestig het bovenste deel van de handgreep aan het
onderste deel van de handgreep met behulp van de twee
geprofileerde handgreepbouten en de twee knoppen
(Fig. 2).
Het startkoord plaatsen
Trek het startkoord door de koordgeleider op de handgreep
(Fig. 3).
210
2
1
Figuur 3
1. Koordgeleider 2. Startkoord
De afsluiter van de
afvoertunnel monteren
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Open het afvoerdeurtje door dit naar achteren te
bewegen (Fig. 4).
1914
1
2
Figuur 4
1. Handgreep afvoerdeurtje 2. Afsluiter van afvoertunnel
3. Houd de handgreep van het afvoerdeurtje vast om te
voorkomen dat het veerdeurtje dichtslaat terwijl u de
afsluiter van de afvoertunnel monteert.
4. Draai de afsluiter een stukje naar rechts als u deze
monteert (Fig. 4).
Opmerking: Let erop dat de pijl op de sticker van de
afsluiter omhoog wijst.
5. Druk de afsluiter helemaal naar binnen totdat de
veerklem op de onderkant van de afsluiter vastklikt op
zijn plaats (Fig. 5).
1915
1
Figuur 5
1. Veerklem
6. Laat de handgreep van het afvoerdeurtje los om de
bovenkant van de afsluiter vast te zetten.
8
Voor ingebruikname
Carter met olie vullen
Het carter kan 0,59 liter olie bevatten. Gebruik uitsluitend
hoogwaardige reinigingsolie, type SAE 30, met onder-
houdsclassificatie SF, SG, SH of SJ van het American
Petroleum Institute (API).
Controleer voor elk gebruik of het oliepeil tussen de
markeringen Add (bijvullen) en Full (vol) op de peilstok
staat (Fig. 6).
1626
3
2
1
4
5
Figuur 6
1. Peilstok
2.
Bijvullen
markering
3.
Vol
markering
4. Dop van brandstoftank
5. Bougiekabel
Olie bijvullen gaat als volgt:
1. Zet de maaimachine op een horizontaal oppervlak.
2. Maak de omgeving van de peilstok schoon (Fig. 6).
3. Verwijder de peilstok door de dop linksom te draaien en
eruit te trekken.
4. Veeg de peilstok met een schone doek schoon.
5. Steek de peilstok helemaal in de vulbuis, en haal hem er
weer uit.
Opmerking: Voor een correcte aflezing van het oliepeil is
het belangrijk dat de stok helemaal omlaag in de buis gaat.
6. Lees het oliepeil af van de peilstok (Fig. 6).
7. Als het peil onder de Add (bijvullen)-markering op de
peilstok staat, giet dan langzaam net genoeg olie in de
vulopening zodat het peil de Full (vol)-markering op de
peilstok bereikt.
Belangrijk Giet niet te veel olie in het carter; als de
motor daarna gaat lopen, ontstaat schade aan de motor. Tap
de overtollige olie af totdat het oliepeil weer op de Full
(vol)-markering staat.
8. Steek de peilstok in de vulbuis en draai de dop rechtsom
totdat deze goed vast zit.
De brandstoftank vullen met
benzine
Gebruik voor de beste resultaten schone, verse, loodvrije
benzine, eventueel ook geoxygeneerde of geherformuleerde
benzine, met een octaangetal van 87 of hoger. Om te zorgen
dat de benzine voldoende vers is, moet u niet meer benzine
aanschaffen dan u naar verwachting in 30 dagen zult
gebruiken. Loodvrije benzine verbrandt schoner, verlengt
de levensduur van de motor en zorgt ervoor dat de motor
goed start. U mag ook gelode benzine gebruiken als er geen
loodvrije benzine verkrijgbaar is.
Belangrijk Meng nooit olie door de benzine.
Belangrijk Nooit methanol, benzine die methanol
bevat, gasohol met meer dan 10% ethanol, superbenzine of
wasbenzine gebruiken, omdat deze het brandstofsysteem
van de motor kunnen beschadigen.
Belangrijk Gebruik nooit benzine die ouder is dan
30 dagen.
Gevaar
In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst
ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie
van benzine kan brandwonden bij u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
Vul de benzinetank in de open lucht wanneer de
motor koud is. Eventueel gemorste benzine
opnemen.
Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de
brandstoftank tot maximaal 6 mm tot 13 mm
vanaf de onderkant van de vulbuis. Deze ruimte
is nodig voor het uitzetten van de benzine.
Als u werkt met benzine, mag u nooit roken en
moet u uit de buurt blijven van open vuur of
plaatsen waar benzinedampen door een vonk tot
ontbranding kunnen komen.
Benzine in een goedgekeurd benzinevat en
buiten bereik van kinderen bewaren.
Koop nooit meer benzine dan u in 30 dagen
kunt opmaken.
9
Gevaar
Tijdens het bijvullen van benzine kan in bepaalde
omstandigheden een statische lading ontstaan die
de benzine tot ontbranding kan brengen. Brand of
explosie van benzine kan letsel van u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
Benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt
van de tractor zetten alvorens de brandstoftank
bij te vullen.
Benzinevaten niet in een vrachtwagen of
aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof
beplating het vat kunnen isoleren wat de afvoer
van statische lading kan bemoeilijken.
Als het praktisch mogelijk is, kunt u het beste
een machine met een benzinemotor eerst van de
vrachtwagen of aanhanger halen en bijtanken
als de machine met de wielen op de grond staat.
Als dit niet mogelijk is, moet u dergelijke
machines op een truck of een aanhanger bij
voorkeur uit een draagbaar vat bijvullen, niet
met behulp van een vulpistool van een pomp.
Als een vulpistool moet worden gebruikt, de
vulpijp voortdurend in contact met de rand van
de brandstoftank of de opening van het vat
houden, totdat het bijvullen voltooid is.
Gebruik regelmatig een brandstofstabilisator/conditioner
tijdens gebruik en stalling. Een stabilisator/conditioner
houdt tijdens het gebruik de motor schoon en voorkomt dat
er tijdens de stalling harsachtige afzettingen in de motor
worden gevormd.
Belangrijk Gebruik nooit andere brandstofadditieven
dan een brandstofstabilisator/conditioner. Gebruik geen
stabilizers op basis van alcohol zoals ethanol, methanol, of
isopropanol.
1. Maak de omgeving van de dop de brandstoftank schoon
(Fig. 6).
2. Verwijder de dop van de tank.
3. Vul de brandstoftank met loodvrije benzine tot 6 tot
13 mm van de bovenrand van de tank. Niet tot in de
vulbuis bijvullen.
4. Doe de dop weer op de tank en veeg eventueel gemorste
benzine weg.
Onderhoudsschema
raadplegen
Raadpleeg het Aanbevolen Onderhoudsschema, blz. 14.
Het kan nodig zijn een of meer extra procedures uit te
voeren voordat u de maaimachine in gebruik neemt, of
spoedig daarna.
Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van het voertuig.
Telkens voordat u gaat maaien, moet u erop letten dat de
zelfaandrijving (uitsluitend model met zelfaandrijving) en
de bedieningsstang van het maaimes naar behoren werken.
Als u de bedieningsstang loslaat moeten motor en zelf-
aandrijving stoppen. Doen ze dat niet, dan moet u contact
opnemen met een erkende Service Dealer.
Bedieningsorganen
De handgreep van het startkoord en de bedieningsstang van
het maaimes zitten aan het bovenste deel van de handgreep,
zoals te zien in Figuur 7.
m-4207
3
2
1
Figuur 7
1. Bedieningsstang
maaimes
2. Bovenste handgreep
3. Handgreep startkoord
Motor starten
1. Sluit de bougiekabel aan op de bougie (Fig. 6).
2. Druk de hulpstartknop driemaal in, steeds met een
seconde wachttijd daartussen (Fig. 8).
13441
Figuur 8
1. Hulpstartknop
Opmerking: Als de temperatuur 13C of lager is, druk dan
de hulpstartknop vijf maal in, met steeds een seconde
daartussen.
Opmerking: Gebruik de hulpstartknop niet om een warme
motor die maar kort heeft uitgestaan weer te starten. Bij
koud weer kan echter gebruik van de hulpstartknop ook in
die situatie nodig zijn.
10
3. Houd de bedieningsstang van het maaimes tegen het
bovenste handgreep (Fig. 7).
m-4207
3
2
1
Figuur 9
1. Bedieningsstang
maaimes
2. Bovenste handgreep
3. Handgreep startkoord
4. Trek de handgreep van het startkoord langzaam uit
totdat u weerstand voelt, daarna krachtig uittrekken
(Fig. 7). Laat het koord langzaam naar de handgreep
terugkeren.
Opmerking: Laat de motor tenminste één minuut
warmdraaien; langer bij lagere temperaturen.
Opmerking: Wil de motor na drie pogingen niet starten,
herhaal dan de stappen 2 tot en met 4.
Motor afzetten
Laat de bedieningsstang van het maaimes los. Zowel de
motor als het mes moet nu stoppen. Doen ze dat niet, neem
dan contact op met een erkende Service Dealer.
Zelfaandrijving gebruiken
Om de zelfaandrijving te activeren, loopt u eenvoudig
vooruit met uw handen op het bovenste deel van de hand-
greep en uw ellebogen naast uw lichaam en de maai-
machine richt zich automatisch naar uw loopsnelheid. Hoe
harder u loopt, hoe verder de handgreep schuift, en hoe
sneller de maaimachine rijdt (Fig. 10).
m–4206
Figuur 10
Voor een lagere snelheid gaat u gewoon langzamer lopen;
als u stopt, stopt ook de aandrijving (Fig. 10).
Opmerking: Soms kan het gebeuren dat de maaimachine
niet meer gemakkelijk achteruit wil rollen nadat u de
zelfaandrijving heeft gebruikt. Om dat te verhelpen, duwt u
de maaimachine een paar centimeter vooruit zonder de
zelfaandrijving te activeren, en trekt u deze daarna weer
achteruit.
Maaihoogte instellen
Het SmartWheel heeft twee schalen: dun/normaal en dik,
om de beste maaihoogte-instelling voor elke situatie te
bepalen (Fig. 11). Gebruik normaal gesproken de schaal
dun/normaal tijdens de warme zomermaanden. De schaal
dik is voor het dikke, malse gras dat voornamelijk in de
lente groeit.
1
2
Figuur 11
1. Maaischaal voor
dun/normaal gras
2. Maaischaal voor dik gras
Toro adviseert het volgende:
Maai met instelling D, E of F, of houd het gras op een
lengte van ongeveer 5 tot 7,5 cm.
Maai niet met een stand lager dan D, tenzij de grasmat
dun is, of als het laat in het najaar is wanneer het gras
langzamer begint te groeien. Maai lang gras eerst met
een hogere maaihoogtestand en loop langzamer; maai
daarna nogmaals met een normale maaihoogte. Als u te
hoog gras maait, kan de maaimachine verstopt raken en
de motor afslaan.
Opmerking: Met het SmartWheel berekent u de juiste
instelling om zeker te zijn dat niet meer dan 1/3 van de
grassprieten wordt afgesneden.
11
Gevaar
Bij het afstellen van de maaihoogtehendels kunnen
uw handen in aanraking komen met een bewegend
mes. Dit kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.
Zet de motor af en wacht tot alle bewegende
delen tot stilstand gekomen zijn voordat u de
maaihoogte instelt.
Geen vingers onder de maaikast steken bij het
instellen van de maaihoogte.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Rijd de maaimachine op het gras, stop zodra het
SmartWheel symbool op één van de achterwielen
rechtop staat (Fig. 11).
3. Vergelijk de punten van de grassprieten met de letter op
het SmartWheel. De letter op het SmartWheel die
overeenkomt met de punten van de grassprieten geeft de
juiste maaihoogte aan.
4. Druk de maaihoogtehendel tegen het wiel en zet deze in
de instelling met de corresponderende letter op de
maaikast (Fig. 12).
A
B
D
EC
1
A = 25 mm
B = 38 mm
C = 51 mm
D = 64 mm
E = 76 mm
788
Figuur 12
1. Maaihoogtehendel
Opmerking: Om de instelling te vergemakkelijken, kunt u
de maaikast optillen, zodat het wiel vrij van de grond komt.
Plaats uw vingers niet onder de maaikast als u de machine
optilt.
5. Controleer of de pen op de maaihoogtehendel in de
sleuf in de maaikast zit.
6. Zorg ervoor dat alle wielen dezelfde instelling (letter)
hebben.
Opmerking: De voorwielen kunnen worden ingesteld tot
13 mm. Zet de maaihoogtehendel voorbij stand A en laat de
pen in de sleuf in de behuizing vallen.
De graszak gebruiken
U zult soms de graszak willen gebruiken om lang gras, dik
gras of bladeren in op te vangen.
De graszak monteren
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Zorg ervoor dat de handgreep van het afvoerdeurtje
helemaal naar voren staat en de pen vastzit in de
grendel (Fig. 13).
1912
1
2
3
Figuur 13
1. Zakframe op steunstang
2. Pen vast in grendel
3. Handgreep helemaal naar
voren en afvoerdeurtje
gesloten
3. Schuif de opening in het zakframe op de steunstang op
de maaikast (Fig. 13).
4. Plaats de achterkant van het graszakframe op het
onderste deel van de handgreep.
12
5. Trek de handgreep van het afvoerdeurtje naar voren en
beweeg de handgreep dan naar achteren totdat de pen is
vergrendeld in de uitsparing voor de zak (Fig. 14).
1913
1
Figuur 14
1. Pen vergrendeld in uitsparing voor zak
Opmerking: Het afvoerdeurtje in de maaikast staat nu
open.
Maaien met de graszak
Door een versleten graszak kunnen steentjes en
andere voorwerpen worden uitgeworpen in de
richting van de bestuurder of de omstanders.
Uitgeworpen voorwerpen kunnen ernstig
lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen aan de
bestuurder of omstanders.
Controleer de graszak regelmatig. Plaats een
nieuwe Toro-graszak als de oude is beschadigd.
Waarschuwing
Maai het gras totdat de zak vol is.
Belangrijk Laat de zak niet te vol worden.
De graszak verwijderen
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Breng de handgreep van het afvoerdeurtje omhoog en
beweeg deze naar voren totdat de veiligheidspen vastzit
in de vergrendeling (Fig. 13).
3. Pak de handgreep aan de voorkant en de achterkant van
de zak vast en til de zak uit de maaimachine.
4. Kantel de zak langzaam naar voren om het maaisel uit
de zak te storten.
5. Om de zak te monteren, zie stappen 3 tot en met 5 van
het hoofdstuk De graszak monteren hierboven.
Gevaar
Als het afvoerdeurtje niet geheel is gesloten, kan de
maaimachine voorwerpen uitwerpen. Deze kunnen
ernstig lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
Als het afvoerdeurtje niet geheel kan worden
gesloten omdat het maaisel de afvoer heeft
verstopt, zet u de motor af, wacht u tot alle
bewegende delen tot stilstand zijn gekomen, en
beweegt u de handgreep van het afvoerdeurtje
voorzichtig heen en weer totdat u het deurtje
geheel kunt sluiten. Als u het deurtje nog niet kunt
sluiten, verwijder dan de verstopping met een stok,
niet met de hand.
Tips voor bediening en gebruik
Neem de veiligheidsinstructies goed door en lees deze
handleiding zorgvuldig, voordat u met de maaimachine
gaat werken.
Verwijder uit het werkgebied stokken, stenen, draden,
takken en andere rommel die het mes kan raken en
wegslingeren.
Houd iedereen, met name kinderen en huisdieren, weg
uit het werkgebied.
Voorkom contact met bomen, muren, hoekstenen en
andere vaste voorwerpen. Maai nooit met opzet over
een willekeurig voorwerp.
Als de maaimachine toch een voorwerp raakt of begint
te trillen, moet u meteen de motor afzetten, de bougie-
kabel losmaken en de maaimachine op beschadiging
controleren.
Zorg dat u gedurende het hele seizoen steeds met een
scherp maaimes maait. Vijl regelmatig kerven en
inkepingen in het mes weg.
Vervang indien nodig het maaimes door een origineel
Toro-mes.
Maai uitsluitend droog gras of droge bladeren. Nat gras
en natte bladeren gaan aankoeken en kunnen
verstopping van de maaimachine of afslaan van de
motor veroorzaken.
Als u nat gras en natte bladeren maait, kunt u
wegslippen, in aanraking komen met het mes en
ernstig letsel oplopen.
Maai uitsluitend in droge omstandigheden.
Waarschuwing
13
Reinig de onderkant van de maaikast telkens nadat u
hebt gemaaid. Zie Onderkant van de maaikast reinigen,
blz. 15.
Houd de motor steeds in goede conditie.
Zet het motortoerental in de hoogste stand om de beste
maairesultaten te verkrijgen.
Als de motor van de maaimachine tijdens het
maaien sneller loopt dan de fabrieksinstelling, kan
de machine een stuk van het mes of een motor-
onderdeel uitwerpen in de richting van de
gebruiker of de omstanders. Dit kan ernstig
lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
Nooit het ingestelde maximumtoerental van de
motor veranderen.
Als u denkt dat het motortoerental hoger is dan
normaal, moet u contact opnemen met een
erkende Service Dealer.
Waarschuwing
Reinig regelmatig het luchtfilter. Tijdens het fijnmaken
zal meer maaisel en stof ontstaan, waardoor het
luchtfilter verstopt raakt en de prestaties van de motor
minder worden.
Gras maaien
Het tempo waarmee het gras groeit, varieert per jaar-
getijde. Bij warm zomerweer kunt u het gras het beste
maaien bij maaihoogtestanden C, D of E. U moet
telkens niet meer dan ongeveer eenderde van de
grassprieten afmaaien. Maai niet met een stand lager
dan 51 mm, tenzij de grasmat dun is, of als het laat in
het najaar is wanneer het gras langzamer begint te
groeien.
Als u gras maait dat langer dan 15 cm is, kunt u beter
eerst maaien in de maximale maaihoogtestand, waarbij
u langzaam loopt. Vervolgens gaat u maaien bij een
lagere stand om het gazon een zo fraai mogelijk
uiterlijk te geven. Als het gras te lang is en in hoopjes
achterblijft op het gazon, kan de maaimachine
geblokkeerd raken, waardoor de motor afslaat.
Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor wordt
het maaisel beter over het gazon verstrooid, zodat het
gazon gelijkmatig wordt bemest.
Als u met het uiterlijk van het voltooide gazon niet
tevreden bent, probeer dan een of meer van de volgende
stappen:
Slijp het mes.
Loop langzamer tijdens het maaien.
Stel de maaimachine af op een hogere maaihoogte.
Maai het gras vaker.
Laat de maaibanen overlappen in plaats van steeds een
volledig nieuwe baan te maaien.
Stel de maaihoogte bij de voorwielen één stand lager in
dan bij de achterwielen. Bijvoorbeeld: zet de
voorwielen op maaistand C en de achterwielen op
maaistand D.
Bladeren fijnmaken
Na het maaien moet altijd 50 % van het gazon zichtbaar
blijven door de bladerlaag. Dit kan een of meerdere
rondgangen over de bladeren vereisen.
Als u het gazon met een lichte laag bladeren wilt
bedekken, moet u alle wielen afstellen op dezelfde
maaihoogte.
Als er een laag bladeren van meer dan 13 cm op het
gazon ligt, moet u de voorwielen een of twee uit-
sparingen hoger afstellen dan de achterwielen. Hierdoor
kunnen de bladeren gemakkelijker onder het maaidek
worden ingevoerd.
Als de maaimachine de bladeren niet fijn genoeg maakt,
is het beter om wat langzamer te maaien.
Als u veel eikenbladeren fijnmaakt, kunt u in het
voorjaar kalk op het gazon strooien. Dit vermindert de
zuurgraad van de eikenbladeren.
14
Onderhoud
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig.
Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure
Voor elk gebruik
Het motoroliepeil controleren. Zie Motoroliepeil controleren, blz. 15.
De stoptijd van de mesrem controleren. Het mes moet stoppen binnen drie
seconden nadat de beugel is vrij gezet; als dit niet het geval is, moet u contact
opnemen met een erkende Service Dealer om de mesrem te laten repareren.
Maaisel en vuil van de onderkant van de maaikast verwijderen. Zie Onderkant
van de maaikast reinigen, blz. 15.
De afvoertunnel en de afsluiter reinigen. Zie De afvoertunnel en de afsluiter
reinigen, blz. 16.
Om de 5 uur
Bevestigingen van maaimes en motor controleren. Draai deze aan als ze los
zitten.
Om de 25 uur
Het luchtfilter vervangen (vaker als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile
omstandigheden). Zie Luchtfilter vervangen, blz. 16.
Bougie controleren en indien nodig vervangen. Zie Onderhoud van de bougie,
blz. 17.
Kabel van zelfaandrijving afstellen en smeervet in nippels van achteras spuiten.
Zie Afstellen van de kabel van de zelfaandrijving, blz. 17 en De wielen smeren,
blz. 18.
Om de 50 uur
Ververs de motorolie.
1,2
Zie Motorolie verversen, blz. 18.
Het mes slijpen of vervangen; zorg ervoor dat het mes scherp blijft als de
snijrand als gevolg van zware en zanderige omstandigheden snel bot wordt. Zie
Onderhoud van het maaimes, blz. 19.
Controleren of het brandstofsysteem lekt en/of de brandstofslang sporen van
slijtage vertoont. Indien nodig onderdelen vervangen.
Maaisel en rommel van de onderkant van de drijfriemkap verwijderen. Zie
Ruimte onder de drijfriemkap reinigen, blz. 20.
Om de 100 uur Koelsysteem reinigen. Zie Het koelsysteem reinigen, blz. 20.
Stalling
Laat de benzine uit de brandstoftank lopen voordat u vereiste reparaties uitvoert
of de machine stalt. Zie Benzine aftappen uit de brandstoftank, blz. 20.
1
Ververs de motorolie na de eerste 5 bedrijfsuren.
2
Bij gebruik onder zware omstandigheden of hoge temperaturen de olie om de 25 uur verversen.
Belangrijk Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
Voorzichtig
Als u de kabel op de bougie laat zitten, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start
waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
Verwijder de bougiekabel van de bougie alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie.
15
Motoroliepeil controleren
Controleer voordat u de maaimachine gaat gebruiken eerst
of het oliepeil tussen de Add (bijvullen)- en Full (vol)-
markeringen op de peilstok staat (Fig. 6). Als de olie lager
staat dan Add (bijvullen), moet u olie bijvullen. Zie Carter
vullen met olie, blz. 8.
Onderkant van de maaikast
reinigen
Houd de onderkant van de maaikast goed schoon. Let
vooral op dat er geen vuil of rommel aan de uitstoters zit
(Fig. 15).
979
1
Figuur 15
1. Uitstootplaten
Wassen
1. Plaats de maaimachine op een vlakke ondergrond in de
buurt van een waterslang.
2. Bevestig een snelkoppeling (los verkrijgbaar) aan het
uiteinde van de slang.
3. Bevestig de snelkoppeling aan de wasaansluiting van de
maaimachine (Fig. 16).
1
2
m-3044
Figuur 16
1. Wasaansluiting 2. Slang
4. Draai de waterkraan helemaal open.
5. Start de motor.
6. Laat de maaimachine twee minuten lang draaien.
7. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
8. Draai de kraan weer dicht.
9. Verwijder de snelkoppeling van de wasaansluiting.
10.Breng de maaimachine naar een droge plek en laat de
motor een minuut draaien om de maaimachine en
componenten te laten opdrogen.
11. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
Als er buitensporig veel gras is aangekoekt of opeenge-
hoopt aan de onderkant van het maaikast, moet u
30 minuten wachten en bovengenoemde stappen 2 tot en
met 11 herhalen.
Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting kan
de bestuurder of andere personen blootstellen aan
uitgeworpen voorwerpen of het mes. Dit kan
ernstig lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting
direct vervangen alvorens de maaimachine
opnieuw te gebruiken.
Eventuele gaten in de maaimachine dichtmaken
met bouten en moeren.
Nooit handen of voeten onder de maaimachine
of door openingen in de maaimachine steken.
Waarschuwing
16
Schrapen
Als de maaimachine wordt gekanteld, kan er
benzine uit de carburateur of benzinetank lekken.
Benzine is uitermate ontvlambaar en explosief en
kan onder bepaalde omstandigheden lichamelijk
letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Voorkom dat er benzine wordt gemorst door
tevoren de tank te laten drooglopen of door
benzine te verwijderen met een handpomp.
Gebruik nooit een hevel.
Waarschuwing
Als u niet al het vuil aan de onderkant van de maaikast kunt
wegwassen, kantelt u de maaimachine en schraapt u deze
schoon.
1. Verwijder de graszak.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 6).
3. Tap de benzine uit de brandstoftank af. Zie
stappen 3 en 4 Benzine aftappen uit de brandstoftank op
blz. 20.
4. Als de graszak op de maaimachine zit, moet u het
deurtje van de maaikast sluiten en de graszak
verwijderen.
5. Kantel de maaimachine op zijn linkerkant (Fig. 15).
6. Verwijder vuil en maaisel met een hardhouten of plastic
schraper. Vermijd bramen en scherpe randen.
Belangrijk Verdraai het maaimes zo min mogelijk om
later problemen met het starten te voorkomen.
7. Zet de maaimachine weer rechtop.
8. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
De afvoertunnel en de afsluiter
reinigen
Voor de beste resultaten moet u de afsluiter en de afvoer-
tunnel na elk gebruik reinigen. Als het gras dik en sappig is,
kan het maaisel zich opeenhopen op en rond de afsluiter.
Dit kan verwijdering van de afsluiter bemoeilijken.
Het deurtje van de afvoertunnel moet altijd goed gesloten
zijn als de handgreep wordt losgezet. Indien het afvoer-
deurtje niet goed kan worden gesloten als gevolg van
rommel, moet de binnenzijde van de afvoertunnel en het
deurtje grondig worden gereinigd.
Luchtfilter vervangen
Vervang het filter om de 25 bedrijfsuren; dit moet vaker
gebeuren als de maaimachine wordt gebruikt in stoffige of
vuile omstandigheden.
Belangrijk Zet de motor niet aan zonder luchtfilter,
hierdoor wordt ernstige motorschade veroorzaakt.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 6).
3. De schroef waarmee het luchtfilterdeksel aan de motor
is bevestigd, losdraaien (Fig. 17).
1003
2
1
3
Figuur 17
1. Luchtfilter
2. Schroef
3. Deksel
4. Luchtfilterdeksel omlaag klappen en grondig
schoonmaken.
5. Het oude papieren luchtfilterelement uitnemen en
weggooien (Fig. 17).
Belangrijk Papieren filterelement nooit schoonmaken.
6. Plaats een nieuw luchtfilterelement.
7. Monteer het luchtfilterdeksel.
8. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
17
Onderhoud van de bougie
Controleer de bougie om de 25 bedrijfsuren. Gebruik een
Champion RJ19LM bougie of gelijkwaardig type.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 6).
3. Reinig de omgeving van de bougie en verwijder de
bougie uit de cilinderkop
Belangrijk Als de bougie gebarsten of vuil is, moet
deze worden vervangen. U mag de elektroden niet reinigen
omdat hierdoor gruis in de cilinder terecht kan komen. Dit
kan leiden tot beschadiging van de motor.
4. Stel de elektrodenafstand in op 0,76 mm (Fig. 18).
986
1
Figuur 18
1. 0,76 mm
5. Plaats de bougie en de pakkingafdichting.
6. Draai de bougie vast met een torsie van 20 Nm.
7. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
De kabel van de zelfaandrijving
afstellen
Wanneer u de hoogte van de handgreep verandert, moet u
de kabel van de zelfaandrijving vervangen of als de
tractiedrijfriem slipt, moet u deze kabel afstellen.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Verwijder de kap.
3. Draai de moer van de kabelsteun los (Fig. 19).
m-4205
1
2
3
4
Figuur 19
1. Kabelmantel
2. Kabelbeugel
3. Moer
4. Bovenste deel van
handgreep
4. Duw de beugel van de aandrijving omlaag totdat deze
tegen de maaimachine aankomt en houd hem in die
stand (Fig. 20).
m-4273
1
2
Figuur 20
1. Beugel van aandrijving 2. Hier duwen
5. Houd het bovenste deel van de handgreep zo ver
mogelijk naar achteren getrokken en de beugel van de
aandrijving omlaag, en trek dan de kabelmantel omlaag
(naar de maaimachine toe) om alle speling uit de kabel
te halen (Fig. 19).
6. Draai de moer van de kabelsteun vast (Fig. 19).
7. Laat de beugel van de aandrijving los.
8. De drijfriemkap terugplaatsen.
18
De wielen smeren
Om de 25 bedrijfsuren of aan het einde van het seizoen
moeten de voor- en achterwielen worden gesmeerd.
1. Smeer twee à drie druppels dunvloeibare olie op de
binnenkant van de voorwielen en op de buitenkant van
alle wielbouten.
2. Draai de wielen rond om de olie in de lagerbussen te
verdelen.
3. Neem overtollige olie op.
4. Zet de maaihoogtehendels van de achterwielen in
stand C.
5. Veeg de smeernippels af met een schone doek (Fig. 21).
1
276
Figuur 21
1. Smeernippel
6. Zet een vetspuit op elke smeernippel en pomp er
voorzichtig twee à drie slagen Nr. 2 smeervet op
lithiumbasis voor algemene doeleinden in.
Belangrijk Inpompen van vet met te hoge druk kan
schade aan de afdichtingen veroorzaken.
Motorolie verversen
Ververs de olie na de eerste vijf bedrijfsuren en daarna om
de 50 bedrijfsuren of elk seizoen. Laat de motor voor het
verversen even draaien zodat de olie wordt opgewarmd.
Warme olie is vloeibaarder en voert vervuilingen beter mee.
Opmerking: Bij gebruik onder zware belasting of bij hoge
temperaturen moet u de olie om de 25 bedrijfsuren
verversen.
1. Verwijder de graszak.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 6).
3. Als de graszak op de maaimachine zit, moet u het
deurtje van de maaikast sluiten en de graszak
verwijderen.
4. Tap de benzine af uit de brandstoftank; zie stappen 3
en 4 van Benzine aftappen uit de brandstoftank, blz. 20.
5. Haal de peilstok uit de olievulbuis en zet een opvangbak
links naast de maaimachine.
6. Kantel de maaimachine op de linkerkant, zodat de olie
in de opvangbak loopt (Fig. 22).
m-1782
1
Figuur 22
1. Olievulbuis
7. Zet de maaimachine weer rechtop.
8. Vul het carter met nieuwe olie, totdat het peil de Vol-
markering op de peilstok bereikt. Zie Carter vullen met
olie, blz. 8.
9. Plaats de peilstok.
10.Neem eventueel gemorste olie op.
11. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
12.Voer de oude olie af volgens de plaatselijk geldende
voorschriften.
19
Onderhoud van het maaimes
Een recht, scherp mes levert de beste maaiprestaties.
Controleer en slijp het mes regelmatig.
Het maaimes is scherp; contact met het maaimes
kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.
Draag handschoenen of wikkel een lap om de
scherpe kanten van het mes.
Waarschuwing
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 6).
Als de maaimachine wordt gekanteld, kan er
benzine uit de carburateur of benzinetank lekken.
Benzine is uitermate ontvlambaar en explosief en
kan onder bepaalde omstandigheden lichamelijk
letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.
Voorkom dat er benzine wordt gemorst door
tevoren de tank te laten drooglopen of door
benzine te verwijderen met een handpomp.
Gebruik nooit een hevel.
Waarschuwing
3. Tap de benzine af uit de brandstoftank; zie stappen 3 en
4 van Benzine aftappen uit de brandstoftank, blz. 20.
4. Kantel de maaimachine op de linkerkant (luchtfilter
omhoog) (Fig. 23).
973
2
1
3
Figuur 23
1. Mes
2. Versneller
3. Mesbout
Belangrijk Verdraai het maaimes zo min mogelijk om
later problemen met het starten te voorkomen.
Het mes controleren
Controleer voorzichtig het maaimes op scherpte en slijtage,
in het bijzonder op de plaats waar het platte en het
gekromde deel samenkomen (Fig. 24A). Omdat het metaal
dat het platte en gekromde deel van het mes verbindt, kan
wegslijten door zand en ander schurend materiaal, moet u
dit steeds controleren voordat u gaat maaien. Als u een
gleuf of slijtplek ziet (Fig. 24B en 24C), moet u het mes
vervangen; zie Het maaimes verwijderen, blz. 19.
270
1
1
1
2
3
4
A
B
C
Figuur 24
1. Wiek
2. Platte deel van het mes
3. Slijtage
4. Groefvorming
Opmerking: De beste resultaten krijgt u door een nieuw
mes te monteren voordat het maaiseizoen begint. In de loop
van het jaar vijlt u dan kleine inkepingen of deuken weg,
zodat u een goede snijkant blijft houden.
Gevaar
Een versleten of beschadigd mes kan breken en een
stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de
richting van de bestuurder of omstanders en
ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
Controleer op gezette tijden het maaimes op
slijtage of beschadigingen.
Vervang een versleten of beschadigd mes.
Het maaimes verwijderen
1. Pak het uiteinde van het mes vast met een lap of een
dikke handschoen.
2. Verwijder de mesbout, de klemring, de versneller en het
mes (Fig. 23).
20
Het maaimes slijpen
Vijl de bovenkant van het mes bij, zodat de oorspronkelijke
snijhoek (Fig. 25A) en binnenste snijkantradius (Fig. 25B)
gehandhaafd blijven. Het mes blijft in balans als u evenveel
materiaal weghaalt van beide snijkanten.
153
1
m4783
2
AB
Figuur 25
1. Slijp alleen onder deze
hoek
2. Behoud hier de
oorspronkelijke radius
Balanceren van het mes
1. Controleer de balans van het mes door het gat in het
midden van het mes boven een spijker of de steel van
een schroevendraaier te houden, die horizontaal in een
bankschroef is geklemd (Fig. 26).
1007
Figuur 26
Opmerking: U kunt de balans ook controleren met behulp
van een voor handelsdoeleinden vervaardigde mesbalans.
2. Als één van de uiteinden van het mes omlaag draait,
vijlt u nog wat materiaal aan die kant weg (niet van de
snijrand of het uiteinde bij de snijrand). Het mes is in
balans als geen van beide uiteinden omlaag beweegt.
Het maaimes monteren
1. Monteer een scherp, uitgebalanceerd Toro-mes, de
versneller, een klemring en een mesbout.
Opmerking: Het wiekdeel van het mes moet omhoog
wijzen (naar de bovenkant van de maaikast).
2. Draai de mesbout vast met een torsie van 68 Nm.
3. Zet de maaimachine weer rechtop.
4. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
Ruimte onder de drijfriemkap
reinigen
Zorg dat de ruimte onder de drijfriemkap vrij blijft van
rommel of vuil.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Haal de bouten los waarmee de drijfriemkap aan de
maaikast bevestigd is (Fig. 27).
281
1
2
Figuur 27
1. Drijfriemkap 2. Bouten
3. De kap eraf tillen en alle vuil bij de drijfriem wegborstelen.
4. De drijfriemkap terugplaatsen.
Het koelsysteem reinigen
Om de 100 bedrijfsuren of aan het begin van het seizoen
moeten vuil en haksel dat aan de cilinder, de koelvinnen
van de cilinderkop, en rond de carburateur en de verbinding
is blijven zitten, worden verwijderd. Haal vuil weg van de
luchtinlaatsleuven op het terugslaghuis. Hierdoor blijft
goede koeling gewaarborgd, zodat de motor optimaal
presteert.
Benzine aftappen uit de
brandstoftank
1. Zet de motor af en laat deze afkoelen.
Belangrijk U mag uitsluitend benzine aftappen als de
motor koud is.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 6).
3. Verwijder de dop van de brandstoftank (Fig. 6).
4. Laat de benzine met behulp van een handpomp in een
schone, goedgekeurd benzinevat lopen.
5. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
6. Laat de motor draaien totdat deze afslaat.
7. Start de motor opnieuw om er zeker van te zijn dat er
geen benzine meer in de carburateur is.
21
Stalling
Om de maaimachine klaar te maken voor de stalling buiten
het maaiseizoen moeten de aanbevolen onderhouds-
procedures worden uitgevoerd. Zie Onderhoud, blz. 14.
Stal de maaimachine op een koele, schone en droge plaats.
Bedek de maaimachine om deze te beschermen en schoon
te houden.
Het brandstofsysteem
gebruiksklaar maken
Benzine kan bij langdurige opslag verdampen en
de benzinedampen kunnen ontploffen als zij in
contact komen met een open vuur.
Bewaar benzine niet voor langere tijd.
Stal de maaimachine niet met benzine in de
brandstoftank of de carburateur in een
afgesloten ruimte waar open vuur is.
(bijvoorbeeld een oven of de waakvlam van een
boiler).
Laat de motor afkoelen voordat u de
maaimachine in een afgesloten ruimte stalt.
Waarschuwing
Maak de brandstoftank leeg nadat u de machine voor de
laatste keer hebt gebruikt voordat deze de stalling in gaat.
1. Laat de motor lopen totdat hij afslaat door gebrek aan
benzine.
2. Gebruik de hulpstarter en start de motor nogmaals.
3. Laat de motor lopen totdat deze afslaat. Als de motor
niet meer wil starten, is de benzine voldoende verbruikt.
De motor gebruiksklaar maken
1. Terwijl de motor nog warm is, ververst u de olie in het
carter. Zie Motorolie verversen op blz. 18.
2. Verwijder de bougie (Fig. 6).
3. Giet met behulp van een olieblik ongeveer een eetlepel
olie in het bougiegat.
4. Draai de motor langzaam een paar maal rond met
behulp van het startkoord om de olie te verspreiden.
5. Monteer de bougie, maar sluit de kabel niet aan op de
bougie.
Algemene informatie
1. Reinig de maaikast. Zie Onderkant van de maaikast
reinigen, blz. 15.
2. Haal eventueel vuil en maaisel van de cilinder, de
koelribben van de cilinderkop en de behuizing van de
blazer.
3. Verwijder maaisel, vuil en roet van de buitenste motor-
onderdelen, de uitlaatring, en de bovenkant van de
maaikast.
4. Controleer de conditie van het maaimes. Zie Onderhoud
van het maaimes, blz. 19.
5. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie Luchtfilter
vervangen, blz. 16.
6. Smeer de zelfaandrijving; zie De wielen smeren,
blz. 18.
7. Draai alle moeren, bouten en schroeven goed aan.
8. Werk alle geroeste of afgebladderde verfoppervlakken
bij met lak die verkrijgbaar is bij een erkende Service
Dealer.
22
Na de stalling
Onjuist in- of uitklappen van de handgreep kan
bekneld raken, uitrekken of andere beschadiging
van ëen of meer kabels veroorzaken. Geknikte,
uitgerekte of beschadigde kabels kunnen storingen
veroorzaken, waardoor een onveilige situatie
ontstaat.
Zorg ervoor dat de kabels niet bekneld raken,
uitrekken of schade oplopen.
Let goed op de kabels als u de handgreep in- of
uitklapt.
De maaimachine niet gebruiken als één of meer
kabels geknikt, uitgerekt of beschadigd zijn.
Neem contact op met een erkende Service
Dealer.
Waarschuwing
1. Klap voorzichtig het bovenste deel van de handgreep
weer uit totdat het in het onderdeel valt, en zet dan de
knoppen vast.
2. Alle bevestigingen controleren en vastdraaien.
3. Haal de bougie eruit (Fig. 6) en draai de motor snel
rond met behulp van het startkoord om overtollige olie
uit de cilinder te verwijderen.
4. Maak de bougie schoon, of monteer een nieuwe als de
oude bougie gebarsten of gebroken is, of als de
elektroden versleten zijn.
5. Monteer de bougie en draai deze vast met een torsie van
20 Nm.
6. Voer de voorgeschreven onderhoudsprocedures uit; zie
Onderhoud, blz. 14.
7. Vul de brandstoftank met verse, schone benzine.
8. Controleer het motoroliepeil. Zie Motoroliepeil
controleren, blz. 15.
9. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
Accessoires
De volgende accessoires zijn verkrijgbaar bij een erkende
Service Dealer:
Riet-eenheid
Zijafvoerset
Vonkenvanger
23
Storingen, oorzaak en remedie
Uw maaimachine is ontworpen en gefabriceerd voor een probleemloze werking. Controleer zorgvuldig de volgende
onderdelen en artikelen, en zie Onderhoud, blz. 14 voor meer informatie. Indien een probleem zich blijft voordoen, moet u
contact opnemen met een erkende Service Dealer.
Probleem Mogelijke oorzaken Remedie
Motor start niet
1. Brandstoftank leeg of oude
benzine in het brandstof-
systeem.
1. Brandstoftank aftappen en/of
vullen met verse benzine.
Neem contact op met een
erkende Service Dealer, als het
probleem blijft voortduren.
2. Hulpstartknop is niet ingedrukt. 2. Hulpstartknop drie maal
indrukken.
3. De kabel is niet aangesloten op
de bougie.
3. Sluit de bougiekabel aan op de
bougie.
4. De bougie is aangetast, vuil, of
de elektrodenafstand is niet
correct afgesteld.
4. Controleer de bougie en stel de
elektrodenafstand af indien
nodig. Vervang de bougie als
deze aangetast, vuil of
gebarsten is.
Motor start moeilijk of verliest
vermogen
1. De brandstoftank bevat oude
benzine.
1. Tap de brandstoftank af en vul
die weer met verse benzine.
g
2. De ventilatie-opening in de
brandstoftankdop is verstopt.
2. Reinig de ventilatie-opening
van de brandstoftankdop of
vervang de dop.
3. Het luchtfilterelement is vuil en
belemmert de luchtstroom.
3. Reinig het schuimfilterelement
en/of vervang het papieren
luchtfilterelement.
4. De onderkant van de maaikast
is bedekt met maaisel en
rommel.
4. Reinig de onderkant van de
maaikast.
5. De bougie is aangetast, vuil, of
de elektrodenafstand is niet
correct afgesteld.
5. Controleer de bougie en stel de
elektrodenafstand af indien
nodig. Vervang de bougie als
deze aangetast, vuil of
gebarsten is.
6. Het motoroliepeil is te laag of
de olie is vuil.
6. Het motoroliepeil controleren.
Olie verversen als deze vuil is
of olie bijvullen als het oliepeil
te laag is.
De motor loopt onregelmatig
1. De kabel is niet aangesloten op
de bougie.
1. Sluit de bougiekabel aan op de
bougie.
2. De bougie is aangetast, vuil, of
de elektrodenafstand is niet
correct afgesteld.
2. Controleer de bougie en stel de
elektrodenafstand af indien
nodig. Vervang de bougie als
deze aangetast, vuil of
gebarsten is.
3. Het luchtfilterelement is vuil en
belemmert de luchtstroom.
3. Reinig het schuimfilterelement
en/of vervang het papieren
luchtfilterelement.
24
Probleem RemedieMogelijke oorzaken
De maaimachine of de motor trilt
abnormaal
1. Het mes is verbogen of uit
balans.
1. Balanceer het mes. Vervang
het mes als het is verbogen.
2. De mesbout zit los. 2. Draai de mesbout vast.
3. De onderkant van de maaikast
is bedekt met maaisel en
rommel.
3. Reinig de onderkant van de
maaikast.
4. De bevestigingsbouten van de
motor zitten los.
4. Draai de bevestigingsbouten
van de motor vast.
Ongelijkmatig maaipatroon
1. Alle vier wielen staan niet op
dezelfde hoogte.
1. Stel alle vier de wielen in op
dezelfde hoogte.
2. Het mes is bot. 2. Slijp en balanceer het mes.
3. U maait steeds in hetzelfde
patroon.
3. Maai in een ander patroon.
4. De onderkant van de maaikast
is bedekt met maaisel en
rommel.
4. Reinig de onderkant van de
maaikast.
Afvoertunnel verstopt
1. De maaihoogte is te laag. 1. Stel in op een hogere
maaistand.
2. U maait te snel. 2. Verminder uw snelheid.
3. Het gras is nat. 3. Laat het gras eerst drogen
voordat u gaat maaien.
4. De onderkant van de maaikast
is bedekt met maaisel en
rommel.
4. Reinig de onderkant van de
maaikast.
De zelfaandrijving van de
maaimachine werkt niet
1. De kabel van de zelfaandrijving
is ontsteld of beschadigd.
1. Stel de kabel van de zelfaan-
drijving af. Vervang de kabel
indien nodig.
2. Er zit rommel onder de
drijfriemkap.
2. Verwijder de rommel onder de
drijfriemkap.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24

Toro 20781 - 53 cm Super Recycler de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor