Documenttranscriptie
Inhoud
Productoverzicht .......................................................................................... 3
Bovenkant .................................................................................................................................... 3
Achterkant ................................................................................................................................... 4
Wandmontage ............................................................................................................................. 5
Installatie ......................................................................................................... 6
Installatie en configuratie ....................................................................................................... 6
VDSL-installatie ......................................................................................................................... 9
Uw modem-router als router instellen............................................................................. 12
Geavanceerde configuratie ................................................................... 14
Het hulpprogramma in de browser openen ................................................................... 14
Het hulpprogramma in de browser gebruiken .............................................................. 15
Problemen oplossen ................................................................................. 26
Uw computer kan geen verbinding maken met het Internet. .................................. 26
Als u dubbelklikt op de webbrowser, wordt u gevraagd uw gebruikersnaam en
wachtwoord in te voeren...................................................................................................... 26
Als u een statisch IP-adres gebruikt, krijgt u automatisch een IP-adres
toegewezen............................................................................................................................... 26
De computer kan geen draadloze verbinding met het netwerk tot stand
brengen. ..................................................................................................................................... 27
U wilt instellingen op het apparaat wijzigen.................................................................. 27
U kunt de DSL-service niet gebruiken om verbinding te maken met het Internet.
....................................................................................................................................................... 27
Wanneer u de webbrowser opent, verschijnt het inlogscherm, ook al hoeft u niet
in te loggen. ............................................................................................................................... 27
De router heeft geen coaxiale poort voor de kabelverbinding. .............................. 28
In Windows XP ziet u de router niet in het 'My Network Places'-scherm. ........... 28
Specificaties ............................................................................................... 29
Linksys X6200 ........................................................................................................................ 29
Omgevingsspecificaties....................................................................................................... 29
2
Productoverzicht
Bovenkant
Ethernet-lampje: Als het lampje ononderbroken brandt, is de modem-router via de
betreffende poort met een apparaat verbonden.
Wi-Fi Protected Setup™-lampje: het lampje blijft branden als er een Wi-Fi Protected
Setup™-verbinding tot stand is gebracht. Het lampje knippert langzaam tijdens het tot
stand brengen van de Wi-Fi Protected Setup™-verbinding en knippert snel als er een fout is
opgetreden. Het lampje is uit als Wi-Fi Protected Setup niet gebruikt wordt.
Wi-Fi-lampje: Het lampje brandt wanneer de draadloze functie is ingeschakeld. Het
knippert als de modem-router gegevens via het netwerk aan het verzenden of ontvangen
is.
DSL-lampje: Het lampje wordt groen als de modem-router rechtstreeks met de DSL-lijn
verbonden is. Het wordt blauw als de modem-router alleen als router gebruikt wordt en via
een ander modem met het Internet verbinding heeft gemaakt.
Internetlampje: Het lampje wordt groen als de modem-router een Internetverbinding
heeft. Het knippert groen als de modem-router bezig is met het tot stand brengen van een
Internetverbinding. Het wordt rood als de modem-router geen IP-adres kan verkrijgen.
3
Voedingslampje: Het lampje wordt groen als de modem-router aan staat. Wanneer de
modem-router, tijdens het opstarten, de zelfdiagnose uitvoert, knippert dit lampje.
Wanneer de diagnose is voltooid, blijft het lampje ononderbroken branden. Het lampje
wordt rood als er een fout is opgetreden.
Achterkant
1. DSL-poort: Maakt verbinding met de DSL-lijn.
2. Kabelpoort: Als u de modem-router alleen als router wilt gebruiken, verbindt u
deze met een apart modem door een netwerkkabel aan te sluiten tussen deze
poort en de LAN/Ethernet-poort van het modem in kwestie.
3. USB 2.0-poort: Sluit op deze poort een USB-station aan om dit te delen binnen uw
netwerk of op het Internet.
4. WPS-knop: Druk op deze knop om Wi-Fi Protected Setup™ te laten zoeken naar
apparaten die Wi-Fi Protected Setup™ ondersteunen.
5. Voedingsaansluiting: Hierop wordt de meegeleverde voedingsadapter
aangesloten.
6. Ethernet-poorten: Via deze poorten kunt u met behulp van Ethernet-kabels (ook
wel netwerkkabels genoemd) de modem-router verbinden met computers en
andere Ethernet-netwerkapparaten.
7. Resetknop: Met deze knop kunt u de fabrieksinstellingen van de router herstellen.
Druk de resetknop in en houd hem gedurende ongeveer vijf seconden ingedrukt.
8. Aan/uit-knop: Druk op | (aan) om de modem-router in te schakelen.
4
Wandmontage
De router is aan de onderkant voorzien van twee openingen voor wandmontage. De
afstand tussen de openingen is 75,6. U heeft twee schroeven nodig om de router te
bevestigen.
Opmerking: Linksys is niet verantwoordelijk voor schade die het gevolg is van
ondeugdelijke wandmontagematerialen.
Ga als volgt te werk om de router aan de wand te bevestigen:
1. Bepaal waar u de router wilt ophangen. De wand die u gebruikt moet glad, plat,
droog en stevig zijn. Er moet tevens een stopcontact in de buurt zijn.
2. Boor twee gaten in de muur. Zorg ervoor dat de afstand tussen de gaten 75,6 mm
is.
3. Draai een schroef in elk van de gaten en zorg dat deze 3 mm uit blijven steken.
4. Houd de router zo dat de wandmontage-openingen zich ter hoogte van de twee
schroeven bevinden.
5. Beweeg de wandmontage-openingen over de schroeven en schuif de router naar
beneden totdat de schroeven netjes in de wandmontage-openingen passen.
Sjabloon voor wandmontage
Print deze pagina op 100%.
Knip langs de stippellijn en houd het sjabloon tegen de muur zodat u zeker weet dat u de
gaten op de juiste afstand van elkaar boort.
5
Installatie
Installatie en configuratie
1. Sluit de meegeleverde telefoonkabel aan op de DSL-poort van de modem-router en
de wandaansluiting.
Opmerking: Als er sprake is van storing op de telefoonlijn, heeft u mogelijk een
microfilter of splitter nodig. (In het Verenigd Koninkrijk is deze vereist. Andere
gebruikers dienen contact op te nemen met hun internetprovider voor meer
informatie. Als u ISDN gebruikt, heeft u geen microfilter nodig.) Als u een
microfilter nodige heeft, dan moet u er een aansluiten voor elke telefoon of fax die
u gebruikt. Een microfilter sluit u aan op de telefoonstekker van de ADSL-service
en een uiteinde van de geleverde telefoonkabel sluit u aan op de DSL-poort van
het microfilter.
2. Sluit de voedingsadapter aan op het modem-router en op een stopcontact.
6
3. Maak op een computer verbinding met het beveiligde netwerk waarvan de naam op
het etiket vermeld staat. (De naam kunt u later wijzigen.) Selecteer de optie die
voor zorgt dat later automatisch verbinding wordt gemaakt met dit netwerk. U
heeft geen internettoegang voordat de installatie van de router is voltooid.
∗
Voor een configuratie met kabels sluit u het ene uiteinde van de
meegeleverde Ethernet-kabel aan op de Ethernet-adapter van uw
computer en het andere uiteinde op de Ethernet-poort op de achterkant
van de modem-router.
Herhaal stap 2 voor elke extra computer of ander apparaat dat u wilt
aansluiten op de modem-router.
Opmerking: Als de Ethernet-adapter van uw computer niet is
geconfigureerd, raadpleegt u dan de gebruikershandleiding van de
Ethernet-adapter voor meer informatie
4. Open een webbrowser en typ http://192.168.1.1 in de adresbalk in.
7
5. Voer als gebruikersnaam en wachtwoord 'admin' in en klik vervolgens op Log in
(Aanmelden).
6. De installatiepagina van uw modem-router zal in uw browser verschijnen. Klik op
het tabblad Quick Start (Snel starten).
7. Klik op Launch (Starten) om de installatiewizard te starten. Gebruik van de wizard
wordt aangeraden bij de eerste installatie omdat deze ervoor zorgt dat u uw
modem-router op de meest efficiënte manier configureert.
∗
Voor handmatige installatie klikt u op het tabblad Setup (Installatie) en
gebruikt u het hulpprogramma in de browser.
8
8. De lampjes voor Voeding, Wireless en Ethernet zouden moeten gaan branden (één
lampje voor elk(e) aangesloten computer/apparaat). Als dit niet het geval is,
controleer dan of de modem-router is ingeschakeld en of de kabels goed zijn
aangesloten.
VDSL-installatie
Als u gebruik maakt van een VDSL-verbinding (dat wil zeggen via de telefoonlijn, maar met
een downloadsnelheid die hoger is dan 24 Mbps), dan moet u de modem-router handmatig
configureren. Uw Internetprovider gebruikt mogelijk de term 'glasvezel': i.p.v. VDSL. Als u
de juiste gegevens van uw internetprovider heeft gekregen, dan is installatie snel en
eenvoudig uit te voeren.
1. Klik onder Setup (Installatie) op het tabblad Basic Setup (Basisinstellingen).
Selecteer onder Physical Setting (Fysieke instelling) DSL als Physical Type (Fysiek
type) en PTM als DSL Mode (DSL-modus).
9
2. Indien uw Internetprovider VLAN vereist, selecteert u 'Enable VLAN' (VLAN
inschakelen) en voer het door uw Internetprovider vereiste VLAN-ID in. Neem
contact op met de helpdesk van uw provider als u niet zeker weet wat u moet
gebruiken.
10
3. Onder Internet Setup > Internet Connection Type (Internetinstellingen > Type
Internetverbinding) selecteert u PPPoE of IPoE (dynamisch of statisch IP-adres) al
naar gelang de vereisten van uw Internetprovider. (Neem contact op met uw
provider als u niet zeker weet wat u moet gebruiken.) Selecteer Bridge Mode
(Bridge-modus) om het apparaat alleen als modem te gebruiken (dus met de
routerfunctie uitgeschakeld), bijvoorbeeld zonder Wi-Fi en andere
netwerkfuncties.
•
Als u PPPoE gebruikt, voert u de gebruikersnaam en het wachtwoord in dat
u van uw Internetprovider heeft gekregen.
•
Als uw verbindingstype Dynamic (Dynamisch) is, selecteert u IPoE bij
Internet Connection Type (Type Internetverbinding) en Automatically
obtain an IP address (Automatisch een IP-adres laten toewijzen) bij IP
Settings (IP-instellingen).
•
Als uw Internetprovider wil dat u IPoE met een statisch IP-adres gebruikt,
selecteert u IPoE bij Internet Connection Type (Type Internetverbinding).
Vervolgens selecteert u Use the Following IP Address (Gebruik het
volgende IP-adres) en voert u de IP-adresinstellingen (verkregen van uw
Internetprovider) in de verschillende velden in.
4. Klik onderaan de pagina op Save Settings (Instellingen opslaan) en voltooi de
installatie.
11
Uw modem-router als router instellen
1. Sluit het ene uiteinde van de meegeleverde Ethernet-kabel aan op de Ethernetadapter van uw computer en het andere uiteinde op de Ethernet-poort op de
achterkant van de modem-router.
2. Sluit het ene uiteinde van een Ethernet-kabel aan op de kabelpoort op de
achterkant van de modem-router en sluit het andere uiteinde aan op een vrije
Ethernet-poort op uw modem.
12
3. Sluit de voedingsadapter aan op de voedingsaansluiting en een stopcontact.
4. Zet de computer aan die u wilt gebruiken voor de configuratie van de modemrouter.
5. De lampjes voor Voeding, Wireless en Ethernet zouden moeten gaan branden (één
lampje voor elk(e) aangesloten computer/apparaat). Als dit niet het geval is,
controleer dan of de modem-router is ingeschakeld en of de kabels goed zijn
aangesloten.
13
Geavanceerde configuratie
Als u de geavanceerde instellingen van de router wilt wijzigen, maak dan gebruik van het
hulpprogramma in de browser. U kunt het hulpprogramma openen via een webbrowser op
een computer met een internetverbinding. Voor ondersteuning bij het gebruiken van het
hulpprogramma klikt u rechts in het scherm op Help of gaat u naar onze website.
Het hulpprogramma in de browser openen
1. Voor toegang tot het hulpprogramma in de browser, opent u een webbrowser op
uw computer en voert u het standaard Internet Protocol-adres (IP-adres)
192.168.1.1 in de adresbalk in. Druk vervolgens op Enter.
Opmerking: Op Windows-computers kunt u het hulpprogramma in de browser ook
openen door de apparaatnaam in de adresbalk in te typen.
Er verschijnt een inlogscherm.
2. Voer als 'Username' (Gebruikersnaam) 'admin' in.
3. Voer bij Password (Wachtwoord) het wachtwoord in dat u tijdens de installatie
heeft gekozen. Als u het wachtwoord niet heeft gewijzigd tijdens de installatie, dan
voert u het standaardwachtwoord 'admin' in.
4. Klik op OK om door te gaan.
14
Het hulpprogramma in de browser gebruiken
Gebruik de tabbladen bovenin elk scherm om binnen het hulpprogramma te navigeren. De
tabbladen zijn ingedeeld op twee niveaus: de bovenste tabbladen (niveau 1) voor algemene
functies en de onderste tabbladen (niveau 2) voor de corresponderende specifieke
functies.
Opmerking: Binnen deze gebruikershandleiding gebruiken we de namen van de bovenste
en onderste tabbladen om aan te geven over welke scherm we het hebben. Bijvoorbeeld:
'Setup > Basic Setup' (Installatie > Basisinstellingen) is het scherm wat u bereikt via het
tabblad van niveau 1 genaamd Setup (Installatie) en het tabblad op niveau twee genaamd
Basic Setup (Basisinstellingen).
Als u op een bepaald scherm instellingen wijzigt, moet klikken op Save Settings
(Instellingen opslaan) om de wijzigingen toe te passen. Als u klikt op Cancel Changes
(Wijzigingen annuleren), dan worden de wijzigingen ongedaan gemaakt. Deze knoppen
vindt u onderin het scherm.
Opmerking: Voor meer informatie over de getoonde velden, klikt u rechts in het scherm op
Help.
Setup > Basic Setup (Installatie > Basisinstellingen)
Het eerste scherm dat verschijnt, is het scherm "Basic Setup" (Basisinstellingen). Hier kunt
u de algemene instellingen van de router wijzigen.
DSL-modus (ATM/ADSL)
Language (Taal): Selecteer uw taal. Als u een andere taal wilt instellen, selecteert u deze
via het dropdown-menu. De taal van het hulpprogramma in de browser wordt vijf seconden
nadat u een taal hebt gekozen, gewijzigd.
Internet Setup (Internetinstellingen): Bij Internet Setup (Internetinstellingen) kunt u de
router configureren voor uw internetverbinding. De meeste gegevens kunt u opvragen bij
uw Internetprovider.
•
Internet Connection Type (Type Internetverbinding)
15
Selecteer in het dropdownmenu het type Internetverbinding dat uw
Internetprovider biedt. De mogelijkheden zijn:
1. Bridged Mode Only (Alleen Bridge-modus): In deze modus is alleen de
DSL-modemfunctie beschikbaar. Alle gatewayfuncties zijn uitgeschakeld.
Als deze optie is geselecteerd, hoeft u alleen de VC-instellingen op te
geven.
2. IPoE RFC 2684 Bridged: Voer de juiste gegevens voor de IP-instellingen in
als deze optie is geselecteerd. Selecteer Obtain an IP address
automatically (Automatisch een IP-adres laten toewijzen) als uw
internetprovider een IP-adres toewijst bij het tot stand brengen van de
verbinding. Is dit niet het geval, selecteer dan Use the following IP address
(Het volgende IP-adres gebruiken).
3. IPoA RFC 2684 Routed (Gerouteerd): Bij deze methode moet u een
permanent IP-adres gebruiken om verbinding te maken met het Internet.
4. RFC 2516 PPPoE: Sommige DSL-aanbieders maken gebruik van PPPoE
(Point-to-Point Protocol over Ethernet) om Internetverbindingen tot stand
te brengen. Als u PPPoE gebruikt, krijgt u automatisch een IP-adres
toegewezen.
5. RFC 2364 PPPoA: Sommige DSL-aanbieders maken gebruik van PPPoA
(Point-to-Point Protocol over ATM) om Internetverbindingen tot stand te
brengen. Als u PPPoA gebruikt, krijgt u automatisch een IP-adres
toegewezen.
Network Setup (Netwerkinstallatie): Bij Network Setup (Netwerkinstallatie) configureert
u de IP-instellingen voor uw lokale netwerk.
DSL-modus (PTM/VDSL)
VDSL2 Profiles (VDSL2-profielen): Selecteer de VDSL2-profielen die door uw
Internetprovider worden ondersteund. De standaardinstelling is 'Auto (recommended)'
(Automatisch (aanbevolen)).
Enable VLAN (VLAN inschakelen): De modem-router zal al het uitgaande verkeer via de
WAN-interface voorzien van een specifiek VLAN-nummer. Neem contact op met uw
Internetprovider voor de gegevens.
VLAN-ID: Zodra VLAN is ingeschakeld moet u een VLAN-ID invoeren. Het ID-bereik loopt
van 10 tot 4095. Neem contact op met uw Internetprovider voor de instellingen die u
moet gebruiken.
Internet Setup (Internetinstellingen): Bij Internet Setup (Internetinstellingen) kunt u de
router configureren voor uw Internetverbinding. De meeste gegevens kunt u opvragen via
uw Internetprovider.
•
Internet Connection Type (Type Internetverbinding)
16
Selecteer uit het dropdownmenu het type Internetverbinding dat uw
Internetprovider biedt. De mogelijkheden zijn:
1. Bridged Mode Only (Alleen Bridge-modus): In deze modus is alleen de DSLmodemfunctie beschikbaar. Alle gatewayfuncties zijn uitgeschakeld.
2. IPoE: Voer de juiste IP-instellingen in als IPoE is geselecteerd. Selecteer
'Obtain an IP address automatically' (Automatisch een IP-adres laten
toewijzen) als uw Internetprovider een IP-adres toewijst bij het tot stand
brengen van de verbinding. Is dit niet het geval, selecteer dan 'Use the
following IP address' (Het volgende IP-adres gebruiken).
3. PPPoE: Sommige DSL-aanbieders maken gebruik van PPPoE (Point-toPoint Protocol over Ethernet) om Internetverbindingen tot stand te
brengen. Als u PPPoE gebruikt, krijgt u automatisch een IP-adres
toegewezen.
Ethernet-modus
Language (Taal): Selecteer uw taal. U kunt een andere taal instellen via het dropdownmenu. De taal van het hulpprogramma in de browser wordt vijf seconden nadat u een taal
hebt gekozen, gewijzigd.
Internet Setup (Internetinstellingen): Bij Internet Setup (Internetinstellingen) kunt u de
router configureren voor uw Internetverbinding. De meeste gegevens kunt u opvragen via
uw Internetprovider.
•
Internet Connection Type (Type Internetverbinding)
Selecteer uit het dropdownmenu het type Internetverbinding dat uw
Internetprovider biedt. De mogelijkheden zijn:
1. Automatic Configuration – DHCP (Automatische configuratie – DHCP):
Het Type Internetverbinding dat standaard is ingesteld, is 'Automatic
Configuration - DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol)
(Automatische configuratie --- DHCP (Dynamic Host Configuration
Protocol)). Behoud de standaardinstelling uitsluitend als uw
Internetprovider DHCP ondersteunt of als u verbinding maakt met een
dynamisch IP-adres. (Deze optie is meestal van toepassing op
kabelverbindingen.)
2. Static IP (Statisch IP): Dit selecteert u als u een vast IP-adres nodig heeft
om verbinding te maken met het Internet.
3. PPPoE: Als u een DSL-verbinding heeft, controleer dan of uw
Internetprovider gebruikmaakt van PPPoE (Point-to-Point Protocol over
Ethernet). Zo ja, selecteer dan PPPoE.
17
- Connect on Demand (Verbinden op verzoek) of Keep Alive (Continu
verbinding houden) : Met deze opties kunt u instellen of de router
alleen indien nodig verbinding maakt met het Internet (handig als
uw provider de verbonden tijd in rekening brengt) of dat de router
altijd verbonden is. Selecteer de gewenste optie.
4. PPTP: Point-to-Point Tunneling Protocol (PPTP) is een service die over het
algemeen van toepassing is op verbindingen binnen Europa. Als uw PPTPverbinding DHCP of een dynamisch IP-adres ondersteunt, selecteer dan
Obtain an IP Address Automatically (Automatisch een IP-adres laten
toewijzen). Als u een vast IP-adres nodig hebt om verbinding te maken met
het internet, selecteert u Specify an IP Address (Een IP-adres opgeven) en
configureert u de onderstaande opties.
- Connect on Demand (Verbinden op verzoek) of Keep Alive(Continu
verbinding houden) : Met deze opties kunt u instellen of de router
alleen indien nodig verbinding maakt met het Internet (handig als
uw provider de verbonden tijd in rekening brengt) of dat de router
altijd verbonden is. Selecteer de gewenste optie.
5. L2TP: Layer 2 Tunneling Protocol (L2TP) is een service die over het
algemeen van toepassing is op verbindingen in Israël.
- Connect on Demand (Verbinden op verzoek) of Keep Alive-----(Continu verbinding houden) : Met deze opties kunt u instellen of de
router alleen indien nodig verbinding maakt met het Internet
(handig als uw provider de verbonden tijd in rekening brengt) of dat
de router altijd verbonden is. Selecteer de gewenste optie.
6. Telstra Cable: is een service die over het algemeen van toepassing is op
verbindingen in Australië.
Network Setup (Netwerkinstallatie): Bij Network Setup (Netwerkinstallatie) configureert
u de IP-instellingen voor uw lokale netwerk.
Wireless > Basic Wireless Settings (Draadloos > Basisinstellingen WLAN)
Opmerking: : Voor meer informatie over de getoonde velden, klikt u rechts in het scherm
op Help.
Er zijn twee manieren om de instellingen van het draadloos netwerk van de router te
configureren: handmatig en met Wi-Fi Protected Setup.
Wi-Fi Protected Setup is een functie waarmee u uw draadloze netwerk op eenvoudige
wijze kunt instellen. Als u client-apparaten, zoals draadloze printers, heeft die Wi-Fi
Protected Setup ondersteunen, dan kunt u Wi-Fi Protected Setup gebruiken.
18
Handmatig instellen
Opmerking: Stel na het instellen van een draadloos netwerk de draadloze beveilging in.
Ga naar Wireless > Basic Wireless Settings > Security Modes (Draadloos >
Basisinstellingen WLAN > Beveiligingsmodus) (pagina 21).
Draadloze instellingen 2,4 GHz
•
Network Mode (Netwerkmodus): (In de meeste netwerksituaties dient u de
standaardinstelling Mixed (Gemengd) te behouden.
-
Mixed (Gemengd): Als u binnen het netwerk beschikt over Wireless-N-,
Wireless-G- en Wireless-B-apparatuur, gebruikt u de standaardinstelling.
-
Wireless-B/G Only (Alleen Wireless-B/G): Als u zowel Wireless-B- als
Wireless-G-apparaten in uw netwerk heeft, selecteert u "Wireless-B/G
Only" (Alleen Wireless-B/G).
-
Wireless-B Only (Alleen Wireless-B): Als u uitsluitend Wireless-B-apparaten
heeft, selecteert u "Wireless-B Only" (Alleen Wireless-B).
-
Wireless-G Only (Alleen Wireless-G): Als u uitsluitend Wireless-Gapparaten heeft, selecteert u "Wireless-G Only" (Alleen Wireless-G).
-
Wireless-N Only (Alleen Wireless-N): Als u uitsluitend Wireless-N-apparaten
heeft, selecteert u "Wireless-N Only" (Alleen Wireless-N).
-
Disabled (Uitgeschakeld): Als u geen Wireless-B-, Wireless-G- of WirelessN-apparaten in uw netwerk heeft, selecteert u 'Disabled' (Uitgeschakeld).
Opmerking: Als u niet zeker weet welke modus u moet gebruiken, gebruik
dan de standaardinstelling 'Mixed' (Gemengd).
•
Network Name (SSID) (Netwerknaam (SSID): De Service Set Identifier (SSID) is de
netwerknaam die door alle apparaten in een draadloos netwerk wordt gedeeld.
Deze naam is hoofdlettergevoelig en mag uit maximaal 32 toetsenbordtekens
bestaan. De standaardnaam is Linksys gevolgd door de laatste 5 cijfers van het
serienummer van de router, dat op de onderkant van de router staat. Als u de
installatiesoftware voor de installatie hebt gebruikt, dan is de standaard
netwerknaam gewijzigd in een makkelijker te onthouden naam.
Opermerking: Als u de fabrieksinstellingen van uw router herstelt (via het
indrukken van de resetknop of via Administration > Factory Defaults (Beheer >
Fabrieksinstellingen)), dan wordt de netwerknaam teruggezet naar de
standaardwaarde en moet er voor alle apparaten in uw netwerk opnieuw een
verbinding tot stand worden gebracht.
•
Security Mode (Beveiligingsmodus): Zie Security Modes (Beveiligingsmodi)
(pagina 21).
19
•
Channel Width (Kanaalbreedte): Voor optimale prestaties in een netwerk met
Wireless-B-, Wireless-G- en Wireless-N-apparaten selecteert u Auto (Automatisch)
(20 MHz of 40 MHz). Voor een kanaalbreedte van 20 MHz selecteert u 20 MHz
only (Alleen 20 MHz).
•
Standard Channel (Standaardkanaal): Selecteer het kanaal in de dropdown-lijst
voor Wireless-B-, Wireless-G- en Wireless-N-netwerken. Als u niet zeker weet welk
kanaal u moet selecteren, houdt u de standaardinstelling Auto (Automatisch) aan.
•
SSID Broadcast (SSID-broadcast): Wanneer draadloze clients zoeken naar
draadloze netwerken in de buurt om verbinding mee te maken, zullen ze de SSIDbroadcast van uw router detecteren. Om de SSID van de router uit te zenden,
gebruikt u de standaardinstelling Enabled (Ingeschakeld). Als u de SSID van de
router niet wilt uitzenden, selecteert u Disabled (Uitgeschakeld).
Draadloze instellingen 5 GHz
•
Network Mode (Netwerkmodus): Selecteer de draadloze standaarden die uw
netwerk zal ondersteunen.
-
Mixed (Gemengd): Als u binnen het netwerk Wireless-A-, Wireless-AC- en
Wireless-N (5GHz)-apparatuur opneemt, gebruikt u de standaardinstelling
Mixed (Gemengd).
-
Wireless-A Only (Alleen Wireless-A): Als u uitsluitend Wireless-A-apparaten
heeft, selecteert u "Wireless-A Only" (Alleen Wireless-A).
-
Wireless-N Only (Alleen Wireless-N): Als u uitsluitend Wireless-N-apparaten
(5 GHz) heeft, selecteert u "Wireless-N Only" (Alleen Wireless-N).
-
Wireless-AC Only (Alleen Wireless-AC): Als u uitsluitend Wireless-ACapparaten (5 GHz) heeft, selecteert u "Wireless-AC Only" (Alleen WirelessAC).
-
Wireless-A/N Only (Alleen Wireless-A/N): Als u zowel Wireless-A- als
Wireless-N-apparaten in uw netwerk heeft, selecteert u "Wireless-A/N
Only" (Alleen Wireless-A/N).
-
Wireless-N/AC Only (Alleen Wireless-N/AC): Als u zowel Wireless-N- als
Wireless-AC-apparaten in uw netwerk heeft, selecteert u "Wireless-N/AC
Only" (Alleen Wireless-N/AC).
-
Disabled (Uitgeschakeld): Als u geen Wireless-A, Wireless-AC en WirelessN (5 GHz)-apparaten in uw netwerk heeft, selecteert u Disabled
(Uitgeschakeld).
Opmerking: Als u niet zeker weet welke modus u moet gebruiken, gebruik
dan de standaardinstelling 'Mixed' (Gemengd).
20
•
Network Name (SSID) (Netwerknaam (SSID): De Service Set Identifier (SSID) is de
netwerknaam die door alle apparaten in een draadloos netwerk wordt gedeeld.
Deze naam is hoofdlettergevoelig en mag uit maximaal 32 toetsenbordtekens
bestaan. De standaardnaam is Linksys gevolgd door de laatste 5 cijfers van het
serienummer van de router, dat op de onderkant van de router staat. Als u de
installatiesoftware voor de installatie hebt gebruikt, dan is de standaard
netwerknaam gewijzigd in een makkelijker te onthouden naam.
Opermerking: Als u de fabrieksinstellingen van uw router herstelt (via het
indrukken van de resetknop of via Administration > Factory Defaults (Beheer >
Fabrieksinstellingen)), dan wordt de netwerknaam teruggezet naar de
standaardwaarde en moet er voor alle apparaten in uw netwerk opnieuw een
verbinding tot stand worden gebracht.
•
Security Mode (Beveiligingsmodus): Zie Security Modes (Beveiligingsmodi)
hieronder.
•
Channel Width (Kanaalbreedte): Voor optimale prestaties in een netwerk met
Wireless-A-, Wireless-AC- en Wireless-N-apparaten selecteert u Auto
(Automatisch) (20 MHz of 40 MHz of 80 MHz). Voor een kanaalbreedte van 20
MHz selecteert u 20 MHz only (Alleen 20 MHz). Voor een kanaalbreedte van 20 of
40 MHz selecteert u Auto (Automatisch) (20 MHz of 40 MHz).
•
Standard Channel (Standaardkanaal): Selecteer het kanaal in de dropdown-lijst
voor Wireless-B-, Wireless-G- en Wireless-N-netwerken. Als u niet zeker weet welk
kanaal u moet selecteren, houdt u de standaardinstelling Auto (Automatisch) aan.
•
SSID Broadcast (SSID-broadcast): Wanneer draadloze clients zoeken naar
draadloze netwerken in de buurt om verbinding mee te maken, zullen ze de SSIDbroadcast van uw router detecteren. Om de SSID van de router uit te zenden,
gebruikt u de standaardinstelling Enabled (Ingeschakeld). Als u de SSID van de
router niet wilt uitzenden, selecteert u Disabled (Uitgeschakeld).
Beveiligingsmodi:
Beveiligingsoptie
Sterkte
WPA2 Personal/Enterprise
Het sterkst
WPA2/WPA Mixed Mode (Gemengd)
WPA2: Het sterkst
WPA: Sterk
WPA Personal/Enterprise
Sterk
WEP
Basis
Opmerkingen
• Welke modus u ook kiest, elk apparaat in uw draadloze netwerk MOET dezelfde
modus gebruiken en dezelfde passphrase (wachtzin), of shared key in het geval
van een RADIUS-server.
21
•
Indien u gebruik maakt van WEP (niet aanbevolen), selecteert u een WEPversleutelingsniveau, 40/64-bit (10 hexadecimale tekens) of 104/128-bit (26
hexadecimale tekens). De standaardinstelling is 40/64-bit (10 hexadecimale
tekens).
WPA2/WPA Mixed Mode (WPA2/WPA Gemengd), WPA2 Personal en WPA Personal
•
Voer een passphrase (wachtzin) in van 8 tot 63 tekens. De standaardwaarde is
password. Als u de installatiesoftware voor de installatie heeft gebruikt, dan is de
standaardwaarde veranderd in een unieke passphrase (wachtzin).
WPA Enterprise, WPA2 Enterprise en WPA2/WPA Enterprise Mixed (Gemengd)
•
Gebruikt in combinatie met een RADIUS-server. (U kunt deze optie dan ook alleen
gebruiken als een RADIUS-server met de router is verbonden.)
•
Voer het IP-adres van de RADIUS-server in.
•
Voer het poortnummer van de RADIUS-server in. De standaardinstelling is 1812.
•
Voer de door de router en RADIUS-server gedeelde sleutel in.
WEP
•
WEP is een standaard versleutelingsmethode die minder veilig is dan WPA.
•
Encryption (Versleuteling): Selecteer het WEP-versleutelingsniveau dat u wilt
gebruiken, 40/64 bits (10 hexadecimale tekens) of 104/128 bits (26
hexadecimale tekens). De standaardinstelling is 40/64-bit (10 hexadecimale
tekens).
•
Passphrase (Wachtzin): Voer een wachtzin in om automatisch de WEP-sleutel te
genereren. Klik vervolgens op Generate (Genereren).
•
Key 1 (Sleutel 1): Als u geen wachtzin heeft ingevoerd, kunt u de WEP-sleutel
handmatig invoeren.
•
.
Disabled (Uitgeschakeld)
Als u ervoor kiest draadloze beveiliging uit te schakelen, krijgt u bij de eerste keer dat u
het Internet op wilt gaan, een melding dat draadloze beveiliging is uitgeschakeld. U krijgt
de mogelijkheid om draadloze beveiliging in te schakelen of om te bevestigen dat u bekend
bent met de risico's, maar dat u verder wilt gaan zonder draadloze beveiliging.
Opmerking: Als draadloze beveiliging is uitgeschakeld, kan iedereen op elk moment
toegang verkrijgen tot uw draadloze netwerk.
22
Wi-Fi Protected Setup
Er zijn drie Wi-Fi Protected Setup-methoden beschikbaar. Gebruik de juiste methode voor
de client die u aan het configureren bent.
Opmerking: Wi-Fi Protected Setup configureert één client-apparaat tegelijk. Herhaal de
instructies voor elk client-apparaat dat Wi-Fi Protected Setup ondersteunt.
Indicatielampjes Wi-Fi Protected Setup
•
Het
logo op het bovenkant van de router fungeert als Wi-Fi Protected Setup-
lampje.
•
Als het Wi-Fi Protected Setup™-proces wordt doorlopen, knippert het lampje
langzaam. Als het Wi-Fi Protected Setup-proces met succes is afgerond, blijft het
lampje branden.
•
AIs er een fout is opgetreden, dan knippert het lampje gedurende twee minuten
snel. Wacht dan even en probeer het opnieuw.
•
Wacht tot het lampje blijft branden voordat u de volgende Wi-Fi Protected Setupsessie start.
Wi-Fi Protected Setup-knop
Gebruik deze methode als uw client-apparaat over een "Wi-Fi Protected Setup"-knop
beschikt.
23
Opmerking: Configureer maar één client-apparaat tegelijk.
1. Klik of druk op de Wi-Fi Protected Setup-knop op het client-apparaat.
2. Klik op de Wi-Fi Protected Setup-knop op het Wi-Fi Protected Setup-scherm van
de router OF houd de Wi-Fi Protected Setup-knop op de achterkant van de router
één seconde ingedrukt.
3. Klik nadat het client-apparaat is geconfigureerd binnen twee minuten op OK op het
Wi-Fi Protected Setup-scherm van de router.
Voer de PIN-code van het client-apparaat in op de router
Gebruik deze methode als uw client-apparaat een Wi-Fi Protected Setup-PIN-code heeft.
1. Geef de PIN-code van het client-apparaat op in het daarvoor bestemde veld in het
Wi-Fi Protected Setup-scherm van de router.
2. Klik op de knop Register (Registeren) in het Wi-Fi Protected Setup-scherm van de
router.
3. Klik nadat het client-apparaat is geconfigureerd binnen twee minuten op OK op het
Wi-Fi Protected Setup-scherm van de router.
Voer de PIN-code van de router in op uw client-apparaat
Gebruik deze methode als uw client-apparaat om de PIN-code van de router vraagt.
1. Geef op het client-apparaat de PIN-code op die in het Wi-Fi Protected Setupscherm van de router wordt weergegeven. (De code staat ook op de onderkant van
de router.)
2. Klik nadat het client-apparaat is geconfigureerd binnen twee minuten op OK op het
Wi-Fi Protected Setup-scherm van de router.
Voor elk draadloze netwerk wordt onderin het scherm de Network Name (SSID)
(Netwerknaam (SSID)), Security (Beveiliging) en Passphrase (Wachtzin) weergegeven.
Opmerking: Als u client-apparaten gebruikt die Wi-Fi Protected Setup niet ondersteunen,
noteer dan de draadloze instellingen en configureer deze client-apparaten handmatig.
Wireless > Guest Access (Draadloos > Gasttoegang)
De functie 'Gasttoegang' kunt u gebruiken om gasten in uw woning toegang tot het
Internet te geven. Het gastnetwerk is een draadloos netwerk dat gescheiden is van uw
lokale netwerk. 'Gasttoegang' biedt geen toegang tot het lokale netwerk, wat betekent
dat uw gasten geen toegang hebben tot uw computers en persoonlijke gegevens. De
gastcomputer kan bijvoorbeeld geen afdrukopdrachten naar de printer in uw lokale
netwerk versturen of bestanden naar een netwerkcomputer kopiëren. Zo voorkomt u
blootstelling aan gevaren van buitenaf.
24
Gasttoegang
Allow Guest Access (Gasttoegang toestaan): Behoud de standaardinstelling Yes (Ja) om
Internettoegang via een gastnetwerk mogelijk te maken. Selecteer anders No (Nee).
Guest Network Name (Naam gastnetwerk): De standaardnaam is de naam van uw
draadloze netwerk gevolgd door '---guest'.
Guest Password (Wachtwoord gast): De standaardinstelling is 'guest'. Als u de
installatiesoftware voor de installatie heeft gebruikt, dan is de standaardwaarde
veranderd in een uniek wachtwoord.
Change (Wijzigen): Selecteer deze optie om het wachtwoord van de gast te wijzigen. Het
scherm Change Guest Password (Gastwachtwoord wijzigen) verschijnt. Voer een
wachtwoord in dat bestaat uit 4 tot 32 tekens. Klik op Change (Wijzigen) om het nieuwe
wachtwoord op te slaan en terug te keren naar het scherm Guest Access (Gasttoegang).
Total Guests Allowed (Aantal toegestane gasten): De standaardinstelling verleent 5
gasten toegang tot het Internet via het gastnetwerk. Selecteer het aantal gasten dat u
toegang wilt geven tot uw gastnetwerk.
SSID Broadcast (SSID-broadcast): Wanneer draadloze apparaten zoeken naar draadloze
netwerken in de buurt om verbinding mee te maken, detecteren zij de SSID (naam van het
draadloze netwerk) die de router uitzendt. Gebruik de standaardinstelling Enabled
(Ingeschakeld) om de SSID van het gastnetwerk uit te zenden. Als u de SSID van het
gastnetwerk niet wilt uitzenden, selecteert u Disabled (Uitgeschakeld).
Instructies voor de gast
Geef gasten die Internettoegang in uw woning willen de volgende instructies:
1. Maak op de gastcomputer verbinding met het draadloze gastnetwerk waarvan de
naam op het scherm Guest Access (Gasttoegang) staat vermeld.
2. Open een webbrowser.
3. Voer in het inlogscherm het wachtwoord in dat wordt weergegeven op het scherm
Guest Access (Gasttoegang).
4. Klik op Log in (Aanmelden).
25
Problemen oplossen
Uw computer kan geen verbinding maken met het
Internet.
Volg de instructies tot uw computer verbinding kan maken met het Internet.
•
Zorg ervoor dat de modem-router is ingeschakeld. Het voedingslampje zou groen
moeten branden en niet knipperen.
•
Als het voedingslampje knippert, schakel dan al uw netwerkapparaten uit, inclusief
de modem-router en computers. Zet de apparaten vervolgens weer aan in de
volgende volgorde:
1. Modem-router
2. Computer
•
Controleer de lampjes op de voorkant van het apparaat. De lampjes voor voeding
en DSL en ten minste een van de genummerde Ethernet-lampjes zouden moeten
branden. Als dit niet zo is, controleert u of de kabels goed zijn aangesloten. De
computer moet zijn aangesloten op een van de vier genummerde Ethernet-poorten
van het apparaat en de DSL-poort van het apparaat moet verbonden zijn met de
ADSL-lijn.
Als u dubbelklikt op de webbrowser, wordt u gevraagd
uw gebruikersnaam en wachtwoord in te voeren.
Om dit te voorkomen volgt u onderstaande instructies.
Open de webbrowser en neem de volgende stappen (deze zijn specifiek voor Internet
Explorer maar zijn vergelijkbaar met die van andere browsers):
1. Selecteer Tools > Internet Options (Extra > Internetopties).
2. Klik op het tabblad Connections (Verbindingen).
3. Selecteer Never dial a connection (Nooit een verbinding kiezen).
4. Klik op OK.
Als u een statisch IP-adres gebruikt, krijgt u
automatisch een IP-adres toegewezen.
Raadpleeg Windows Help en verander de Properties (Eigenschappen) van uw Internet
Protocol (TCP/IP) in Obtain an IP address automatically (Automatisch een IP-adres laten
toewijzen).
26
De computer kan geen draadloze verbinding met het
netwerk tot stand brengen.
Zorg ervoor dat de naam van het draadloze netwerk (SSID) hetzelfde is op de computer en
het apparaat. Als u draadloze beveiliging heeft ingeschakeld, zorg er dan voor dat de
beveiligingsmethode en de sleutel die zijn ingesteld op de computer gelijk zijn aan die van
het apparaat.
U wilt instellingen op het apparaat wijzigen.
Open de webbrowser (bijvoorbeeld Internet Explorer of Firefox) en voer het IP-adres van
het apparaat in in het daarvoor bestemde veld (het standaard IP-adres is 192.168.1.1).
Als u daarom gevraagd wordt, voert u de gebruikersnaam en het wachtwoord in de
betreffende velden in (de standaardinstelling voor gebruikersnaam en wachtwoord is
'admin'). Klik op het juiste tabblad om de wijzigingen te doen.
U kunt de DSL-service niet gebruiken om verbinding te
maken met het Internet.
Nadat u de router heeft geïnstalleerd zal deze automatisch verbinding maken met uw
Internetserviceprovider (ISP) zodat u niet langer handmatig verbinding hoeft te maken.
Wanneer u de webbrowser opent, verschijnt het
inlogscherm, ook al hoeft u niet in te loggen.
De volgende stappen zijn specifiek voor Internet Explorer, maar in andere browsers zijn ze
vergelijkbaar:
1. Open de webbrowser.
2. Ga naar Tools > Internet Options (Extra > Internetopties).
3. Klik op het tabblad Connections (Verbindingen).
4. Selecteer Never dial a connection (Nooit een verbinding kiezen).
5. Klik op OK.
27
De router heeft geen coaxiale poort voor de
kabelverbinding.
Een coaxkabel kan alleen verbinding maken met een kabelmodem. Uw modem-router
werkt als een modem met uw ADSL-Internet, maar als u kabelinternet heeft, dan moet uw
modem-router verbonden worden met een apart kabelmodem. Zie pagina 9.
In Windows XP ziet u de router niet in het 'My Network
Places'-scherm.
Klik in Network Tasks (Netwerktaken) op Show icons for networked UPnP devices (Toon
pictogrammen voor netwerk-UPnP-apparaten). Als de router niet verschijnt, volgt u deze
instructies:
Ga naar Start > Control Panel (Configuratiescherm) > Firewall.
Klik op het tabblad Exceptions (Uitzonderingen).
Selecteer UPnP Framework.
Klik op OK.
Als uw vragen hier niet beantwoord worden, verwijzen wij u naar onze website:
linksys.nl/support.
28
Specificaties
Linksys X6200
Productnaam
Linksys AC750 ADSL/VDSL dual-band Wi-Fimodem-router
Artikelnummer
X6200
Poortsnelheid van switch
10/100/1000 Mbps (Gigabit Ethernet)
Radiofrequentie
2,4 GHz en 5 GHz
Aantal antennes
4
Poorten
Kabel, DSL, voeding, USB 2.0, Ethernet (1-4)
Knoppen
Resetknop, Wi-Fi Protected Setup-knop,
aan/uit-schakelaar
Statuslampjes
Ethernet, Wi-Fi Protected Setup™, Wi-Fi, DSL,
Internet, voeding
UPnP
Ondersteund
Beveiliging
WEP, WPA, WPA2, RADIUS
Beveiligingssleutel
Maximaal 128-bits versleuteling
Ondersteunde bestandssystemen
voor opslag
FAT, NTFS en HFS+
Ondersteunde browsers
De nieuwste versies van Google ChromeTM,
Firefox®, Safari® (voor Mac® en iPad®),
Microsoft Edge en Internet Explorer® versie 8
en hoger werken met Linksys Smart Wi-Fi.
Omgevingsspecificaties
Afmetingen
215 x 40 x 200 mm
Gewicht apparaat
415 g
Voeding
12 V, 1,5 A
Certificering
FCC, CE, K .21, Telepermit,
Wi-Fi (IEEE 802 .11ac/a/b/g/n), WPA2™, WMM®,
Wi-Fi Protected Setup, Windows 7, 8
ADSL-standaarden
T1 .413i2, G .992 .1 (G .DMT), G .992 .2 (G.
Lite), G .992 .3 (ADSL2), G .992 .5 (ADSL2+),
G.993.1 (VDSL), G.993.2 (VDSL2) Annex A, M, L
Gebruikstemperatuur
0 tot 40 °C
Opslagtemperatuur
-20 tot 60 °C
Luchtvochtigheid tijdens gebruik
10 tot 80% relatieve vochtigheid, nietcondenserend
Luchtvochtigheid tijdens opslag
5% tot 90% niet-condenserend
29
OPMERKINGEN
Raadpleeg de met uw modem-router meegeleverde cd voor wettelijk verplichte informatie,
garantie en veiligheidsvoorschriften of ga naar Linksys.nl/support.
De specificaties kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd. De maximale prestaties
zijn gebaseerd op de specificaties van de IEEE 802.11-standaard. De werkelijke
prestaties kunnen variëren, met een lagere capaciteit van het draadloze netwerk, lagere
gegevensdoorvoersnelheden en een bereik en dekking die kleiner zijn. De prestaties
hangen af van talrijke factoren, omstandigheden en variabelen, waaronder de afstand tot
het accesspoint, het volume van het netwerkverkeer, bouwmaterialen en constructie,
gebruikt besturingssysteem, mix van gebruikte draadloze producten, interferentie en
andere ongunstige omstandigheden.
Ga naar linksys.nl/support/ voor onze bekroonde technische ondersteuning.
BELKIN, LINKSYS en veel andere productnamen en logo's zijn handelsmerken van de
Belkin groep van bedrijven. Vermelde handelsmerken van derden zijn eigendom van hun
respectieve eigenaars.
© 2016 Belkin International, Inc. en/of diens dochterondernemingen. Alle rechten
voorbehouden.
30