Honeywell EKZ008200B Handleiding

Categorie
Beveiligingstoegangscontrolesystemen
Type
Handleiding
Gefeliciteerd met uw aankoop van een Honeywell
Domonial beveiligingssysteem.
Om het maximum uit uw systeem te halen raden
wij u aan deze handleiding aandachtig te lezen.
Dit beveiligingssysteem werkt op een toegelaten
radiofrequentie en houdt geen enkel gevaar in
voor de gebruiker.
- 81 -
N
E
D
E
R
L
A
N
D
S
1- INLEIDING TOT HET BEVEILIGINGSSYSTEEM 82
2- LICHTINDICATOREN 83
3- VERKLARING VAN DE SYSTEEMTONEN 84
4- ZO GEBRUIKT U HET DRAADLOZE BEDIENPANEEL MET DISPLAY 85
5- ZO GEBRUIKT U HET DRAADLOZE BEDIENPANEEL MET PROX LEZER 89
6- DE HANDZENDER MET 1 LED GEBRUIKEN 92
7- DE HANDZENDER MET 3 LEDS GEBRUIKEN 93
8- ZO BEDIENT U UW SYSTEEM PER TELEFOON 95
9- ONDERHOUD EN ADVIEZEN 96
Het kan bestaan uit de volgende elementen:
Een BEDIENPANEEL MET DISPLAY voor het in- of uitschakelen en het
bedienen van geavanceerde gebruikersfuncties zoals detectoroverbrugging en
eventlog.
• Een BEDIENPANEEL MET PROX LEZER voor alle in- en uitschakelingen van
de verschillende zones door de gebruiker
• Een HANDZENDER behorend bij één gebruiker voor in- en uitschakelingen
• Een PIR DETECTOR is een bewegingsdetector die reageert op de temperatuur-
verschillen die worden veroorzaakt door een bewegende persoon
Een DEURCONTACT is een magneetcontact bestaande uit twee delen, waar
van één is gemonteerd op een deurkozijn en het andere op de deur zelf.
Wanneer de deur of het venster openstaat, wordt de detector getriggerd.
Verzeker u er altijd van dat alle deuren en ramen zorgvuldig gesloten zijn voor
dat u het pand verlaat.
• Een GLASBREUKDETECTOR analyseert de verschillende frequenties die door
glasbreuk worden geproduceerd.
• Een ROOKDETECTOR gemonteerd aan het plafond bewaakt een oppervlakte
van ca. 50 vierkante meter. In de nabijheid van deze detector mag niet gerookt
worden.
Een SCHOKDETECTOR gemonteerd op deur- of raamkozijn, welke trillingen
detecteert die optreden indien de deur of het raam geforceerd worden.
N
E
D
E
R
L
A
N
D
S
Draadloos
• Smalbandfrequentiemodulatie.
• Identificatiecode voor elke component (geen
interferentie tussen aangrenzende systemen).
• Beveiliging tegen stoorsignalen.
• Radiobewaking van de systeemmodules.
Elektrisch
• Netvoeding met noodbatterij.
• Ingebouwde spanningspiekbeveiliging.
• Bewaking systeemvoeding.
Operationeel
• Maximaal 3 beveiligde zones: totale zone,
deelzone, naburige zone.
• Maximaal 30 detectoren.
• Alarmfuncties.
• Alle componenten beveiligd tegen sabotage.
Transmissie
• Ingebouwde telefoontransmissie.
• Detectie verlies telefoonlijn.
• Transmissiebewaking door regelmatige testen.
• Optionele gsm-zender.
1- Inleiding tot het beveiligingssysteem
Het Domonial beveiligingspaneel/communicator-unit is het brein van uw beveiligingssysteem. Het
wisselt informatie uit met de bijbehorende draadloze modules.
Het beveiligingspaneel centraliseert de gegevens die door de detectoren worden verzonden,
registreert de in- en uitschakelbewerkingen en communiceert met de alarmmeldkamer.
Het beveiligingspaneel omvat ook een luidspreker voor alarmsignalering en audioverificatie.
Uw beveiligingssysteem kan met maximaal 3 inschakel-instellingen werken : totale inschakeling,
deelinschakeling, inschakeling naburige zone.
- 82 -
N
E
D
E
R
L
A
N
D
S
- 83 -
2- Lichtindicatoren
Op de frontplaat van het beveiligingspaneel staan LED-indicatoren die de status van uw beveiligings-
systeem aangeven.
1- LED-INDICATOR “AC NETVOEDING
AAN: Het beveiligingspaneel wordt gevoed door het net.
UIT: Er is een storing in de netvoeding opgetreden – Het beveiligingspaneel wordt
gevoed door de ingebouwde batterij.
2- LED-INDICATOR SYSTEEM INGESCHAKELD
AAN: De totale zone van het systeem is ingeschakeld.
UIT: Het systeem is uitgeschakeld.
KNIPPEREND : De deelzone of naburige zone van het systeem is ingeschakeld.
3- LED-INDICATOR DETECTOR GEACTIVEERD”
KNIPPEREND: Dit betekent dat een van de door een magneetcontact beveiligde
vensters of deuren is geopend. De LED blijft knipperen totdat het venster of de
deur gesloten is.
4- LED-INDICATOR “ALARMGEHEUGEN
AAN: Dit betekent dat een inbraakalarm is afgegaan terwijl het systeem was
ingeschakeld.
KNIPPEREND: Dit betekent dat een alarm is afgegaan terwijl de deelzone of de
naburige zone was ingeschakeld.
De indicator blijft AAN tot aan de volgende inschakeling.
5- LED-INDICATOR TECHNISCHE STORING
AAN: Dit duidt op een storing op een technisch kanaal.
KNIPPEREND: Dit duidt op een storing in het systeem (batterijstoring, supervisie,
sabotage, telefoonlijn defect of radiostoring).
De indicator blijft AAN of KNIPPEREND totdat deze conditie is opgeheven.
N
E
D
E
R
L
A
N
D
S
3- Verklaring van de systeemtonen
SIRENES
Een sirene is een efficiënt afschrikmiddel omwille van zijn krachtige en
erg indringende toon. Het systeem beschikt over een ingebouwde sirene
in het beveiligingspaneel. Er kan een optionele externe sirene worden aan
toegevoegd.
Bovendien produceert de in het paneel ingebouwde sirene een hoorbare
bevestigingstoon wanneer het beveiligingssysteem wordt in- en uitgeschakeld en
een brandtoon wanneer een rookdetector wordt getriggerd. De volumeniveaus
kunnen door de installateur worden ingesteld.
SYSTEEMTONEN
- 84 -
INSCHAKELING
TOTALE ZONE
UITSCHAKELING
INSCHAKELING
DEELZONE
INSCHAKELING
NABURIGE ZONE
STORING
ALARM
INGANGSVERTRAGING
Sequentie van 3 gemoduleerde geluiden
Duur: 4 seconden
Bij de inschakeling van de totale zone bevestigt
deze toon dat het beveiligingspaneel een geldige
code of keytag heeft ontvangen en zich
gereedmaakt voor de inschakeling van de totale
zone.
Bij uitschakeling bevestigt deze toon dat het
beveiligingspaneel werkelijk is uitgeschakeld.
Bij de inschakeling van een deelzone bevestigt
deze toon dat het beveiligingspaneel een geldige
code of keytag heeft ontvangen en zich
gereedmaakt voor de inschakeling van de
deelzone.
Deze toon wijst op een storing in het systeem.
Bevestigt de transmissie van een alarmsignaal
naar de alarmmeldkamer.
Nadat u de toegangsdeur hebt geopend begint
de ingangstijd te lopen. U dient uw systeem
binnen deze periode uit te schakelen. De
pieptonen zijn te horen aan het einde van de
ingangstijd.
Lange en aanhoudende pieptoon
Duur: 2,5 seconden
Sequentie van 2 gemoduleerde
geluiden
Duur: 2,5 seconden
2 keer 7 snelle pieptonen
Pieptonen of sirenegeluid via de
sirene
Pieptonen via het bedienpaneel
Bij ingang…
één pieptoon per seconde
UITGANGSVERTRAGING
De pieptonen zijn te horen aan het einde
van de uitgangstijd totdat het systeem wordt
ingeschakeld.
Bij inschakeling…
één pieptoon per seconde
N
E
D
E
R
L
A
N
D
S
- 85 -
Het draadloze bedienpaneel met display biedt een hele reeks beheersinstrumenten
voor uw alarmsysteem, van normale werking tot specifieke gebruikersfuncties.
Het bedienpaneel wordt gebruikt om uw beveiligingssysteem in en uit te schakelen
met behulp van een geldige toegangscode of keytag. De mastercode of master-
keytag is vereist om de codes en keytags van andere gebruikers te wijzigen.
INSCHAKELING MET UW CODE OF KEYTAG
Als het bedienpaneel niet op zijn basis zit, dient u het daar terug te plaatsen (totale
zone of naburige zone).
Druk op een inschakeltoets op het bedienpaneel. Als het systeem een storing
vaststelt bij inschakeling, verschijnt een storingsbericht op het display. Druk op de
toets OK of op de inschakeltoets om de storingen te overbruggen en ga door met
het inschakelingsproces.
Voer een geldige code in of presenteer een geprogrammeerde keytag
De inschakeltoon wordt gegenereerd door het bedienpaneel en door de
paneelsirene (indien ingesteld).
Op het scherm loopt de aftelling van de resterende uitgangstijd.
Inschakeling wordt automatisch beëindigd na afloop van de vertraging
(afhankelijk van siteconfiguratie). De icoon bevestigt de voltooiing van
de inschakeling van de totale zone. Na enkele seconden wordt het
scherm gewist.
Voor de inschakeling van de totale zone, brandt de linker lichtindicator van het
bedienpaneel tijdens de uitgangsvertraging. Voor de inschakeling van de deelzone,
knippert de rechter lichtindicator van het bedienpaneel tijdens de gehele
ingeschakelde periode.
UITSCHAKELING MET UW CODE OF KEYTAG
Om naar het bedienpaneel te kunnen gaan zonder een alarm te laten afgaan, heeft
uw installateur een ingangsvertraging van 30 seconden geprogrammeerd
(afhankelijk van siteconfiguratie).
Voer een geldige code in of presenteer een geprogrammeerde keytag.
De uitschakeltoon wordt gegenereerd door het bedienpaneel en door de
paneelsirene (indien ingesteld).
Door de uitschakeling van het systeem worden ook de sirenes stilgelegd als er een
alarm afging. Door het stilleggen van de sirene wordt de transmissie van het alarm
naar de alarmmeldkamer niet onderbroken.
* Het systeem kan 0 tot 4 van deze bedienpaneelen omvatten.
Totale zone
inschakelen
Deelzone
inschakelen
TAG (keytag)
met code van 4 of 6
cijfers
TAG (keytag)
met code van 4 of 6
cijfers
4- Zo gebruikt u het draadloze bedienpaneel met display *
N
E
D
E
R
L
A
N
D
S
- 86 -
NB: Afhankelijk van de configuratie van uw bedienpaneel, wordt hierdoor de totale zone of het
gehele systeem uitgeschakeld. In het laatste geval is het mogelijk dat de naburige zone moet
worden heringeschakeld.
OVERVALCODE
U kunt een overvalcode gebruiken wanneer u uw beveiligingssysteem onder
dwang moet uitschakelen. Uw overvalcode is uw gewone code +1 (1234 => 1235,
6789 => 6780). Het systeem wordt dan uitgeschakeld zoals gewoonlijk maar er
wordt een stil alarmsignaal naar uw alarmmeldkamer gezonden.
BEVEILIGING VERKEERDE CODE
Als u 5 achtereenvolgende verkeerde codes invoert of 5 verkeerde keytags presenteert, wordt
het bedienpaneel gedurende 5 minuten geblokkeerd.
ZENDEN PANIEKSIGNAAL
U kunt een dringend paniekalarm uitzenden wanneer u zich thuis bedreigd voelt, zelfs wanneer uw
systeem niet is ingeschakeld.
Druk de “SOS”-toetsen tegelijk in
De sirene wordt getriggerd (afhankelijk van configuratie)
De alarmmeldkamer ontvangt een alarmsignaal.
BEDIENPANEELDISPLAY
Uw bedienpaneel is uitgerust met een display voor vlotte toegang tot geavanceerde
gebruikersfuncties en tal van mogelijkheden. De menufuncties zijn alleen toegankelijk wanneer het
systeem uitgeschakeld is.
De iconen op het display bieden een snel overzicht van de systeemstatus.
Totale zone ingeschakeld Indicatie in afwachting
Deelzone ingeschakeld Detector geactiveerd
Naburige zone ingeschakeld Storing door sabotage
Systeem uitgeschakeld Systeemstoring
Naburige zone uitgeschakeld
Overbrugde detector
Ontvanger 1 “aan”
Storing stroomvoorziening
Ontvanger 2 “aan”
Staat van bedienpaneelaccu
Radiotransmissie bezig
Knipperend = vervang accu
Stille modus
Code + 1
De navigatietoetsen worden gebruikt voor toegang tot het menu :
• Druk op de pijltoetsen om naar het hoofdmenu te gaan, te navigeren en de keuzemogelijkheden
weer te geven die herkenbaar zijn d.m.v. haakjes “< >”,
• Druk op de toets om uw keuze te bevestigen,
• Druk op de return-toets om uw keuze af te breken en terug te keren naar het hoofdmenu.
STATUSSCHERM
Wanneer het bedienpaneel is uitgeschakeld, kunt u de huidige status van het systeem weergeven
door te drukken op de toets OK. Op het display verschijnen dan iconen en eventuele foutberichten.
INSTELLINGENMENU
Wanneer het systeem is uitgeschakeld, kunt u in het menu gaan om de verschillende instellingen
van uw systeem te wijzigen.
Het systeem kan maximaal 10 gebruikers beheren. Gebruiker 1 heeft de
mastercode of master-keytag en is de enige gebruiker die gemachtigd is om
de CODES en TAGS van alle gebruikers te wijzigen. Alle codes moeten
verschillend zijn van elkaar en van de overvalcode (bestaande codes +1).
De inschakelprocedure kan worden vereenvoudigd door INSCH. MET CODE
zo te wijzigen dat het systeem wordt ingeschakeld zonder code of keytag.
U kunt een detector overbruggen voor één instelperiode als u een kamer moet
verlaten zonder beveiliging door naar het menu MANUEEL OVERBR. te gaan
en een detector te selecteren.
U kunt de pijltoetsen op uw bedienpaneel aanpassen om direct naar de
functies in het menu te kunnen gaan door KOPPELINGEN te wijzigen.
DATUM EN TIJD kunnen bij sommige systemen door de gebruiker worden
bijgewerkt.
GEBEURTENISSENMENU
U kunt door het systeem geregistreerde GEBEURTENISSEN weergeven op uw bedienpaneelscherm.
TESTMENU
SIRENES en FLITSERS kunnen worden getest om de prestaties van uw
systeem te controleren. U kunt ook mobiele bedienpanelen zoeken die uit hun
basis verwijderd zijn door naar ZOEKEN TCU te gaan.
Uw alarminstallateur kan vragen om van op afstand toegang te krijgen tot uw
systeem als hieraan onderhoudswerken moeten worden uitgevoerd: ga daarvoor
in de modus ONDERHOUD om onderhoudswerken op afstand toe te staan.
N
E
D
E
R
L
A
N
D
S
- 87 -
T E S T E N
1- SIRENES
2- FLITSERS
3- TRANSMISSIE
4- ONDERHOUD
5- ZOEKEN TCU
1 - SECTIE
2 - STILLE MODUS
3 - BELFUNCTIE
4 - BOODSCHAP
5 - GEBEURTENISSEN
6 - INSTELLINGEN
7 - TESTEN
8 - REMOTE CONTACT
SYSTEEM INSTEL.
1 - CODES
2 - TAGS
3 - MANUEEL OVERBR.
4 - INSCH. MET CODE
5 - DATUM EN TIJD
6 - KOPPELINGEN
7 - TAAL
N
E
D
E
R
L
A
N
D
S
- 88 -
WAARSCHUWING
Bij verkeerde plaatsing
van de batterij ontstaat er
explosiegevaar. Vervang
de batterij alleen met een
van hetzelfde of een
gelijkwaardig type, zoals
aanbevolen door de
fabrikant.
ANDERE FUNCTIES
U kunt de pieptonen die worden gegenereerd via de in het bedienpaneel
ingebouwde pieper deactiveren door de STILLE MODUS te selecteren.
U kunt de deurbel activeren die mogelijk aan sommige van de detectoren in uw
installatie gekoppeld is door naar het menu BELFUNCTIE te gaan.
Woningautomatiseringsfuncties staan in een specifiek menu REMOTE
CONTACT. Selecteer het elektrisch apparaat ** en schakel het in of uit. Bij
sommige systemen kan men de camera’s, waarmee de detectoren uitgerust
zijn, triggeren.
BATTERIJ VERVANGEN
De batterij-indicator op het bedienpaneeldisplay geeft aan wanneer de batterij
moet worden vervangen. Open het batterijvak aan de achterkant van het
bedienpaneel en plaats er een batterij CR123A 3V in, volgens de aangegeven
polariteit.
** Voor deze functie is een optionele uitbreiding X10 met modules X10 vereist.
N
E
D
E
R
L
A
N
D
S
- 89 -
Totale zone
inschakelen
Deelzone
inschakelen
TAG (keytag) met
code van 4 of 6
cijfers
TAG (keytag) met
code van 4 of 6
5- Zo gebruikt u het draadloze bedienpaneel met prox lezer*
Het bedienpaneel wordt gebruikt om uw beveiligingssysteem in en uit te
schakelen met behulp van een geldige toegangscode of keytag. Om alle functies
van het bedienpaneel te kunnen gebruiken hebt u ofwel de mastercode, die
gekozen is tijdens de installatie, ofwel de master-keytag nodig.
INSCHAKELING MET UW CODE OF KEYTAG
Druk op een inschakeltoets op het bedienpaneel.
Voer een geldige code in of presenteer een geprogrammeerde keytag**.
Een knipperend rood licht op het bedienpaneel bevestigt dat de code
geldig is.
De inschakeltoon wordt gegenereerd door de paneelsirene gevolgd door
de pieptonen van de uitgangsvertraging. Als het systeem een storing
vaststelt bij inschakeling, wordt de inschakeltoon gevolgd door een
storingstoon.
Inschakeling wordt automatisch beëindigd na afloop van de vertraging
(afhankelijk van siteconfiguratie).
Zorg er altijd voor dat uw inschakelverzoek wordt gevolgd door de inschakeltoon.
Als bij inschakeling een omtrekfout wordt gemeld, dient u het systeem uit te
schakelen en daarna de deuren en vensters die uitgerust zijn met contacten te
controleren.
UITSCHAKELING MET UW CODE OF KEYTAG
Om naar het bedienpaneel te kunnen gaan zonder een alarm te laten afgaan,
heeft uw installateur een ingangsvertraging van 30 seconden geprogrammeerd
(afhankelijk van siteconfiguratie).
Voer een geldige code in of presenteer een geprogrammeerde keytag.
Een groen licht op het bedienpaneel bevestigt dat de code geldig is.
De uitschakeltoon wordt gegenereerd door de paneelsirene.
Door de uitschakeling van het systeem worden ook de sirenes stilgelegd als er
een alarm afging. Door het stilleggen van de sirene wordt de transmissie van het
alarm naar de alarmmeldkamer niet onderbroken.
NB: Afhankelijk van de configuratie van uw bedienpaneel, wordt hierdoor de totale zone of
het gehele systeem uitgeschakeld. In het laatste geval is het mogelijk dat de naburige zone
moet worden heringeschakeld.
* Het systeem kan 0 tot 4 van deze bedienpanelen omvatten.
** Bij sommige bedienpaneelmodellen wordt het systeem ingeschakeld zonder dat op de inschakeltoets wordt gedrukt als de
keytag langer dan 2 seconden wordt gepresenteerd.
N
E
D
E
R
L
A
N
D
S
- 90 -
Code + 1
OVERVALCODE
U kunt een overvalcode gebruiken wanneer u uw beveiligingssysteem onder
dwang moet uitschakelen. Uw overvalcode is uw gewone code +1 (1234 => 1235,
6789 => 6780).
Het systeem wordt dan uitgeschakeld zoals gewoonlijk maar er wordt een stil
alarmsignaal naar uw alarmmeldkamer gezonden.
BEVEILIGING VERKEERDE CODE
Als u 5 achtereenvolgende verkeerde codes invoert, wordt het bedienpaneel gedurende 5
minuten geblokkeerd.
ZENDEN PANIEKSIGNAAL
U kunt een dringend paniekalarm uitzenden wanneer u zich thuis bedreigd voelt,
zelfs wanneer uw systeem niet is ingeschakeld.
Druk de “SOS”-toetsen tegelijk in.
De sirene wordt getriggerd (afhankelijk van configuratie)
De alarmmeldkamer ontvangt een alarmsignaal.
UW BEDIENPANEEL PROGRAMMEREN
Het bedienpaneel kan maximaal 10 gebruikers beheren. Gebruiker 1 heeft de
mastercode of master-keytag.
Om in programmeermodus te komen :
• Druk de in- en uitschakeltoetsen tegelijk in
Het rode licht gaat langzaam knipperen
• Voer de mastercode in of presenteer de master-keytag
Om gebruikerscodes te wijzigen of een nieuwe code toe te voegen :
• Selecteer en bevestig een bestaande of nieuwe gebruikersidentiteit van
1 cijfer (0-9)
• Voer de nieuwe code voor deze gebruiker in
Een dubbele pieptoon op het bedienpaneel bevestigt de invoer.
• Voer de nieuwe code nogmaals in om te bevestigen
Een dubbele pieptoon op het bedienpaneel bevestigt de invoer.
+
Om keytags te wijzigen of een nieuwe tag toe te voegen:
• Selecteer en bevestig een bestaande of nieuwe gebruikersidentiteit van
1 cijfer (0-9) (gebruiker 1 is altijd de master)
• Presenteer de nieuwe keytag
Een dubbele pieptoon op het bedienpaneel bevestigt dat de
nieuwe keytag is geprogrammeerd en vervangt de eventuele
vorige keytag
Om het niveau van de pieptoon aan te passen:
• Druk op de toets voor inschakeling van de totale zone
• Druk op de toets 8
• Voer pieptoonniveau van 1 tot 7 in
Een dubbele pieptoon op het bedienpaneel bevestigt de wijziging
Om de programmeermodus te verlaten:
• Druk op de verlichte uitschakeltoets
WAARSCHUWING: Als geen toetsen worden ingedrukt verlaat het systeem automatisch de
programmeermodus na 15 seconden en het rode licht dooft. Als dit gebeurt, moet u dit
proces van voor af aan beginnen.
N
E
D
E
R
L
A
N
D
S
- 91 -
Totale zone inschakelen + CODE of KEYTAG
Deelzone inschakelen + CODE of KEYTAG
Naburige zone inschakelen + CODE of KEYTAG
Uitschakelen Voer CODE in of presenteer KEYTAG
Uitschakelen onder dwang
Voer OVERVALCODE in = CODE + 1
Alarm
In programmeermode gaan
+
+ MASTERCODE of MASTER-KEYTAG
Gebruikerscode wijzigen Gebruikers-identiteit
0-9
+ voer nieuwe CODE in
+ voer nogmaals nieuwe CODE in
Keytag van gebruiker wijzigen Gebruikers-identiteit
0-9
+ presenteer nieuwe KEYTAG
Pieptoonniveau wijzigen + + voer pieptoonniveau 1-7 in
Programmeermodus verlaten
N
E
D
E
R
L
A
N
D
S
- 92 -
6- De handzender met 1 LED gebruiken*
INSCHAKELING
Druk op de toets voor inschakeling van de totale zone of de deelzone**:
De lichtindicator op de handzender licht kortstondig op wanneer u de knop
loslaat.
De inschakeltoon wordt gegenereerd door de paneelsirene gevolgd door de
pieptonen van de uitgangsvertraging. Als het systeem een storing vaststelt bij
inschakeling, wordt de inschakeltoon gevolgd door een storingstoon.
Zorg er altijd voor dat uw inschakelverzoek wordt gevolgd door de inschakeltoon.
Als bij inschakeling een omtrekfout wordt gemeld, dient u het systeem uit te schakelen
en daarna de deuren en vensters die uitgerust zijn met contacten te controleren.
UITSCHAKELING
Druk op de uitschakeltoets:
De lichtindicator op de handzender licht kortstondig op wanneer u de
knop loslaat.
De uitschakeltoon wordt gegenereerd door de paneelsirene.
Door uitschakeling wordt ook de sirene stilgelegd, maar de transmissie naar de alarmmeldkamer
wordt daardoor niet onderbroken.
PANIEKALARM
U kunt een dringend paniekalarm uitzenden wanneer u zich thuis bedreigd voelt,
zelfs wanneer uw systeem niet is ingeschakeld.
Druk de “SOS”- toetsen tegelijk in:.
De sirene wordt getriggerd (afhankelijk van configuratie).
De alarmmeldkamer ontvangt een alarmsignaal.
SPECIFIEKE TOETS
De werking van de specifieke toets is afhankelijk van uw configuratie.
Bij gebruik als assistentietoets kunt u hem gebruiken om bijstand te vragen.
Daarvoor drukt u op de toets, u pauzeert totdat de lichtindicator oplicht, en dan
drukt u nogmaals op de toets.
Bij gebruik als afstandsbediening voor elektrische apparatuur *** wordt de
apparatuur door een druk op deze toets achtereenvolgens in- en uitgeschakeld.
* Het systeem kan 0 tot 10 van deze handzenders omvatten.
** Op voorwaarde dat deze functie door de installateur is geprogrammeerd kunt u ervoor kiezen slechts een deel van uw pand te
beveiligen terwijl u in het andere deel aanwezig bent.
*** Voor deze functie is een optionele uitbreiding X10 met X10 modules vereist
Totale zone
inschakelen
Deelzone
inschakelen
+
- 93 -
N
E
D
E
R
L
A
N
D
S
6- De handzender met 3 LEDs gebruiken*
INSCHAKELING
Druk op de inschakelknop voor totale zone of deelzone**:
De bijbehorende LED knippert tijdens de communicatie met het paneel en
blijft 3 seconden branden om te bevestigen dat het systeem is ingeschakeld.
Als een deur of raam dat is uitgerust met contacten open wordt gelaten, kan het
systeem niet worden ingeschakeld.
De LED ‘disarm’ (uitgeschakeld) brandt stabiel.
Sluit alle deuren en ramen en probeer het opnieuw.
De inschakeltoon wordt gegenereerd door de paneelsirene.
Merk op dat de inschakeling met deze handzender onmiddellijk werkt.
Schakel het systeem enkel in zodra u zich buiten de beschermde zone bevindt.
UITSCHAKELING
Druk op de knop Uit:
De bijbehorende LED knippert tijdens de communicatie met het paneel en
blijft 3 seconden branden om de instructie te bevestigen.
De uitschakeltoon wordt gegenereerd door de paneelsirene. Door uit-
schakeling wordt ook de sirene stilgelegd, maar de transmissie naar de
alarmmeldkamer wordt daardoor niet onderbroken.
DE ANNEX ZONE INSCHAKELEN
Als het systeem is ingesteld op annexe zone:
Om de annexe zone in te schakelen, drukt u tegelijkertijd op de
knoppen Totaal en Controle.
Om deze uit te schakelen drukt u tegelijkertijd op de knop Uit en
op de knop Controle.
UITSCHAKELEN NA EEN ALARM
Indien er een alarm is geweest tijdens uw afwezigheid:
Zodra u op de uitschakelknop drukt, gaan alle drie de LED’s langzaam knipperen.
Het systeem zal niet uitschakelen om uitschakeltonen te voorkomen welke de aandacht
kunnen trekken van een inbreker.
Druk nogmaals op de uitschakelknop om het uitschakelen te bevestigen.
De bijbehorende LED knippert snel gedurende de communicatie met het panel en licht
daarna 3 seconden op om het uitschakelen te bevestigen.
Totale zone inschakelen
Deelzone inschakelen
Totaal
Controle
Uitschakelen
+
Controle
+
Uitschakelen
* Het systeem kan 0 tot 10 van deze handzenders omvatten.
** Op voorwaarde dat deze functie door de installateur is geprogrammeerd kunt u ervoor kiezen slechts een deel van uw pand te
beveiligen terwijl u in het andere deel aanwezig bent.
- 94 -
N
E
D
E
R
L
A
N
D
S
NOOD
U kunt een dringend paniekalarm uitzenden wanneer u zich thuis bedreigd voelt, zelfs wanneer uw
systeem niet is ingeschakeld.
Druk 2 seconden lang tegelijkertijd op beide SOS-knoppen (knoppen 1 en 3).
Afhankelijk van de configuratie kan de sirene worden ingeschakeld.
De alarmmeldkamer wordt gewaarschuwd.
BEDIENING OP AFSTAND VAN TOESTELLEN/APPARATUUR
Als dit is ingesteld door de installateur, kunt u tot 4 huishoudapparaten (lampen, enz.)*** bedienen.
De standaardwaarde echter is 2.***
Druk op de knop Controle om het eerste apparaat te bedienen (ontvanger 1).
De 3 LED’s knipperen tot het verzoek is geaccepteerd door het systeem en
blijven dan 3 seconden stabiel branden.
Met de knoppen Controle + Deelzone bedient u het volgende apparaat.
De LED’s 1 en 2 knipperen tot het verzoek is geaccepteerd door het
systeem en blijven dan 3 seconden stabiel branden.
DE STATUS VAN UW SYSTEEM CONTROLEREN
Druk één seconde op de knop Controle.
Alle LED’s lichten verschillende keren achtereenvolgens op en de LED voor
de huidige inschakelstatus blijft 3 seconden branden.
DE BATTERIJ VERVANGEN
Wanneer de accu langzaam opraakt, zullen de LED’s niet volop blijven
oplichten maar langzaam doven .
Gebruik een smalle schroevendraaier in de ruimte aan de achterkant
van de behuizing, zoals u ziet in de afbeelding. Oefen druk uit op
de schroevendraaier en duw deze omhoog zoals een hendel. De
voorkant van de behuizing laat los.
Gebruik de schroevendraaier om de oude batterij zachtjes uit de behuizing te duwen
en schuif de nieuwe batterij in de juiste positie.
Om de behuizing te sluiten, plaatst u het onderste deel van de voorkant in de achterste
behuizing en schuift u vervolgens de bovenkant in de juiste positie en drukt u stevig tot het klikt.
+
+
WAARSCHUWING:
Er bestaat ontploffingsgevaar
als u niet de correcte batterij
gebruikt. Vervang deze enkel
met batterijtype CR2032
(Panasonic of GP).
***Afhankelijk van uw behoeften zal uw installateur u advies geven over de verschillende mogelijkheden voor het besturen van
apparaten. Voor deze functie is een optionele uitbreiding X10 met X10-modules vereist.
7- ZO BEDIENT U UW SYSTEEM PER TELEFOON
Uw systeem kan telefonisch alleen worden bediend bij gebruik van een DTMF-
telefoon (toonkiezen) of via uw mobiele telefoon. Deze functie moet door de
installateur worden geconfigureerd. Het beveiligingspaneel Domonial vangt uw
oproep op na het aantal door uw installateur geconfigureerde beltonen of nadat
het tweemaal achter elkaar is opgebeld.
Om toegang tot uw systeem te verkrijgen:
• Toets het telefoonnummer van uw beveiligingssysteem.
Er is een 2 secondenlange pieptoon te horen, gevolgd door de “arpeggio”-melodie.
• Voer binnen de 30 seconden een geldige code in.
Een hoge pieptoon bevestigt dat de code geldig is.
Om uw systeem in te schakelen:
• Toets * 21 om de totale zone in te schakelen, *22 om de deelzone in te schakelen, * 23 om
de naburige zone in te schakelen.
De inschakeling is bevestigd zodra u een melodie hoort.
Om uw systeem uit te schakelen*:
• Toets * 31 om de totale zone uit te schakelen, *32 om de deelzone uit te schakelen, * 33 om
de naburige zone uit te schakelen.
Om een elektrisch apparaat te bedienen**:
• Toets *101 tot *112 naargelang van het nummer van het apparaat dat in uw alarmsysteem is
geprogrammeerd.
Eén korte pieptoon betekent dat uw apparaat geactiveerd is.
Twee pieptonen betekent dat uw apparaat niet geactiveerd is.
• Toets 1 om het apparaat in te schakelen en 0 om het uit te schakelen.
Om naar het pand te luisteren en te spreken via de microfoon van het beveiligingspaneel
(indien geconfigureerd):
• Toets *6.
• Toets 1 om te spreken, 0 om te luisteren.
Om de oproep te beëindigen:
Toets* en dan #.
Uw beveiligingssysteem beëindigt de oproep.
Toegang tot uw systeem Bel systeem op + voer CODE in
Totale zone inschakelen *21
Deelzone inschakelen *22
Naburige zone inschakelen *23
Apparatuur bedienen *101 - *112 1: AAN 0: UIT
Audioverificatie *6 1: SPREKEN0: LUISTEREN
De oproep beëindigen *#
* Deze functie is niet beschikbaar op alle versies en is afhankelijk van landgebonden voorschriften.
** Voor deze functie is een optionele uitbreiding X10 met modules X10 vereist.
N
E
D
E
R
L
A
N
D
S
- 95 -
N
E
D
E
R
L
A
N
D
S
- 96 -
8- Onderhoud en adviezen
Controleer geregeld uw systeem én keer per maand of
volgens de aanwijzingen van uw alarminstallateur).
Maak de componenten niet open of verplaats ze niet
Ze zijn beveiligd tegen sabotage en sommige kunnen gevaar
voor elektrische schokken opleveren.
De componenten van uw systeem, behalve de optionele externe
sirene, zijn alleen geschikt voor gebruik binnenshuis. Houd ze in
een schone en droge plaats op omgevingstemperatuur.
Vermijd schokken voor alle componenten en laat vooral de
handzender niet vallen.
Dompel niet in vloeistof.
Maak de componenten alleen schoon met een droge doek
(geen reinigingsmiddel).
Gooi oude batterijen in daartoe bestemde verzamelbakken.
Vermijd blootstelling van uzelf aan langdurig sirenegeloei.
Plaats bewegingsdetectoren niet achter gordijnen,
meubilair etc.
Beschilder of behang de componenten niet.

Documenttranscriptie

Gefeliciteerd met uw aankoop van een Honeywell Domonial beveiligingssysteem. Om het maximum uit uw systeem te halen raden wij u aan deze handleiding aandachtig te lezen. Dit beveiligingssysteem werkt op een toegelaten radiofrequentie en houdt geen enkel gevaar in voor de gebruiker. 1- INLEIDING TOT HET BEVEILIGINGSSYSTEEM 82 2- LICHTINDICATOREN 83 3- VERKLARING VAN DE SYSTEEMTONEN 84 4- ZO GEBRUIKT U HET DRAADLOZE BEDIENPANEEL MET DISPLAY 85 5- ZO GEBRUIKT U HET DRAADLOZE BEDIENPANEEL MET PROX LEZER 89 6- DE HANDZENDER MET 1 LED GEBRUIKEN 92 7- DE HANDZENDER MET 3 LED’S GEBRUIKEN 93 8- ZO BEDIENT U UW SYSTEEM PER TELEFOON 95 9- ONDERHOUD EN ADVIEZEN 96 - 81 - N E D E R L A N D S 1- Inleiding tot het beveiligingssysteem Het Domonial beveiligingspaneel/communicator-unit is het brein van uw beveiligingssysteem. Het wisselt informatie uit met de bijbehorende draadloze modules. Het beveiligingspaneel centraliseert de gegevens die door de detectoren worden verzonden, registreert de in- en uitschakelbewerkingen en communiceert met de alarmmeldkamer. Het beveiligingspaneel omvat ook een luidspreker voor alarmsignalering en audioverificatie. Uw beveiligingssysteem kan met maximaal 3 inschakel-instellingen werken : totale inschakeling, deelinschakeling, inschakeling naburige zone. Het kan bestaan uit de volgende elementen: • Een BEDIENPANEEL MET DISPLAY voor het in- of uitschakelen en het bedienen van geavanceerde gebruikersfuncties zoals detectoroverbrugging en eventlog. • Een BEDIENPANEEL MET PROX LEZER voor alle in- en uitschakelingen van de verschillende zones door de gebruiker • Een HANDZENDER behorend bij één gebruiker voor in- en uitschakelingen N E D E R L A N D S • Een PIR DETECTOR is een bewegingsdetector die reageert op de temperatuurverschillen die worden veroorzaakt door een bewegende persoon • Een DEURCONTACT is een magneetcontact bestaande uit twee delen, waar van één is gemonteerd op een deurkozijn en het andere op de deur zelf. Wanneer de deur of het venster openstaat, wordt de detector getriggerd. Verzeker u er altijd van dat alle deuren en ramen zorgvuldig gesloten zijn voor dat u het pand verlaat. • Een GLASBREUKDETECTOR analyseert de verschillende frequenties die door glasbreuk worden geproduceerd. • Een ROOKDETECTOR gemonteerd aan het plafond bewaakt een oppervlakte van ca. 50 vierkante meter. In de nabijheid van deze detector mag niet gerookt worden. • Een SCHOKDETECTOR gemonteerd op deur- of raamkozijn, welke trillingen detecteert die optreden indien de deur of het raam geforceerd worden. Draadloos • Smalbandfrequentiemodulatie. • Identificatiecode voor elke component (geen interferentie tussen aangrenzende systemen). • Beveiliging tegen stoorsignalen. • Radiobewaking van de systeemmodules. Operationeel • Maximaal 3 beveiligde zones: totale zone, deelzone, naburige zone. • Maximaal 30 detectoren. • Alarmfuncties. • Alle componenten beveiligd tegen sabotage. Elektrisch • Netvoeding met noodbatterij. • Ingebouwde spanningspiekbeveiliging. • Bewaking systeemvoeding. Transmissie • Ingebouwde telefoontransmissie. • Detectie verlies telefoonlijn. • Transmissiebewaking door regelmatige testen. • Optionele gsm-zender. - 82 - 2- Lichtindicatoren Op de frontplaat van het beveiligingspaneel staan LED-indicatoren die de status van uw beveiligingssysteem aangeven. 1- LED-INDICATOR “AC NETVOEDING” AAN: Het beveiligingspaneel wordt gevoed door het net. UIT: Er is een storing in de netvoeding opgetreden – Het beveiligingspaneel wordt gevoed door de ingebouwde batterij. 2- LED-INDICATOR “SYSTEEM INGESCHAKELD” AAN: De totale zone van het systeem is ingeschakeld. UIT: Het systeem is uitgeschakeld. KNIPPEREND : De deelzone of naburige zone van het systeem is ingeschakeld. 3- LED-INDICATOR “DETECTOR GEACTIVEERD” KNIPPEREND: Dit betekent dat een van de door een magneetcontact beveiligde vensters of deuren is geopend. De LED blijft knipperen totdat het venster of de deur gesloten is. 4- LED-INDICATOR “ALARMGEHEUGEN” AAN: Dit betekent dat een inbraakalarm is afgegaan terwijl het systeem was ingeschakeld. KNIPPEREND: Dit betekent dat een alarm is afgegaan terwijl de deelzone of de naburige zone was ingeschakeld. De indicator blijft AAN tot aan de volgende inschakeling. 5- LED-INDICATOR “TECHNISCHE STORING” AAN: Dit duidt op een storing op een technisch kanaal. KNIPPEREND: Dit duidt op een storing in het systeem (batterijstoring, supervisie, sabotage, telefoonlijn defect of radiostoring). De indicator blijft AAN of KNIPPEREND totdat deze conditie is opgeheven. - 83 - N E D E R L A N D S 3- Verklaring van de systeemtonen SIRENES Een sirene is een efficiënt afschrikmiddel omwille van zijn krachtige en erg indringende toon. Het systeem beschikt over een ingebouwde sirene in het beveiligingspaneel. Er kan een optionele externe sirene worden aan toegevoegd. Bovendien produceert de in het paneel ingebouwde sirene een hoorbare bevestigingstoon wanneer het beveiligingssysteem wordt in- en uitgeschakeld en een brandtoon wanneer een rookdetector wordt getriggerd. De volumeniveaus kunnen door de installateur worden ingesteld. SYSTEEMTONEN Sequentie van 3 gemoduleerde geluiden N E D E R L A N D S INSCHAKELING TOTALE ZONE Duur: 4 seconden INSCHAKELING DEELZONE INSCHAKELING NABURIGE ZONE Sequentie van 2 gemoduleerde geluiden Duur: 2,5 seconden Bij inschakeling… UITGANGSVERTRAGING één pieptoon per seconde Bij ingang… INGANGSVERTRAGING één pieptoon per seconde Lange en aanhoudende pieptoon UITSCHAKELING Bij de inschakeling van de totale zone bevestigt deze toon dat het beveiligingspaneel een geldige code of keytag heeft ontvangen en zich gereedmaakt voor de inschakeling van de totale zone. Bij de inschakeling van een deelzone bevestigt deze toon dat het beveiligingspaneel een geldige code of keytag heeft ontvangen en zich gereedmaakt voor de inschakeling van de deelzone. De pieptonen zijn te horen aan het einde van de uitgangstijd totdat het systeem wordt ingeschakeld. Nadat u de toegangsdeur hebt geopend begint de ingangstijd te lopen. U dient uw systeem binnen deze periode uit te schakelen. De pieptonen zijn te horen aan het einde van de ingangstijd. Bij uitschakeling bevestigt deze toon dat het beveiligingspaneel werkelijk is uitgeschakeld. Duur: 2,5 seconden STORING ALARM 2 keer 7 snelle pieptonen Pieptonen of sirenegeluid via de sirene Pieptonen via het bedienpaneel - 84 - Deze toon wijst op een storing in het systeem. Bevestigt de transmissie van een alarmsignaal naar de alarmmeldkamer. 4- Zo gebruikt u het draadloze bedienpaneel met display * Het draadloze bedienpaneel met display biedt een hele reeks beheersinstrumenten voor uw alarmsysteem, van normale werking tot specifieke gebruikersfuncties. Het bedienpaneel wordt gebruikt om uw beveiligingssysteem in en uit te schakelen met behulp van een geldige toegangscode of keytag. De mastercode of masterkeytag is vereist om de codes en keytags van andere gebruikers te wijzigen. INSCHAKELING MET UW CODE OF KEYTAG Als het bedienpaneel niet op zijn basis zit, dient u het daar terug te plaatsen (totale zone of naburige zone). Druk op een inschakeltoets op het bedienpaneel. Als het systeem een storing vaststelt bij inschakeling, verschijnt een storingsbericht op het display. Druk op de toets OK of op de inschakeltoets om de storingen te overbruggen en ga door met het inschakelingsproces. Voer een geldige code in of presenteer een geprogrammeerde keytag  De inschakeltoon wordt gegenereerd door het bedienpaneel en door de paneelsirene (indien ingesteld). Totale zone inschakelen Deelzone inschakelen  Op het scherm loopt de aftelling van de resterende uitgangstijd.  Inschakeling wordt automatisch beëindigd na afloop van de vertraging (afhankelijk van siteconfiguratie). De icoon bevestigt de voltooiing van de inschakeling van de totale zone. Na enkele seconden wordt het scherm gewist. TAG (keytag) met code van 4 of 6 cijfers Voor de inschakeling van de totale zone, brandt de linker lichtindicator van het bedienpaneel tijdens de uitgangsvertraging. Voor de inschakeling van de deelzone, knippert de rechter lichtindicator van het bedienpaneel tijdens de gehele ingeschakelde periode. UITSCHAKELING MET UW CODE OF KEYTAG Om naar het bedienpaneel te kunnen gaan zonder een alarm te laten afgaan, heeft uw installateur een ingangsvertraging van 30 seconden geprogrammeerd (afhankelijk van siteconfiguratie). Voer een geldige code in of presenteer een geprogrammeerde keytag.  De uitschakeltoon wordt gegenereerd door het bedienpaneel en door de paneelsirene (indien ingesteld). Door de uitschakeling van het systeem worden ook de sirenes stilgelegd als er een alarm afging. Door het stilleggen van de sirene wordt de transmissie van het alarm naar de alarmmeldkamer niet onderbroken. * Het systeem kan 0 tot 4 van deze bedienpaneelen omvatten. - 85 - TAG (keytag) met code van 4 of 6 cijfers N E D E R L A N D S NB: Afhankelijk van de configuratie van uw bedienpaneel, wordt hierdoor de totale zone of het gehele systeem uitgeschakeld. In het laatste geval is het mogelijk dat de naburige zone moet worden heringeschakeld. OVERVALCODE U kunt een overvalcode gebruiken wanneer u uw beveiligingssysteem onder dwang moet uitschakelen. Uw overvalcode is uw gewone code +1 (1234 => 1235, 6789 => 6780). Het systeem wordt dan uitgeschakeld zoals gewoonlijk maar er wordt een stil alarmsignaal naar uw alarmmeldkamer gezonden. Code + 1 BEVEILIGING VERKEERDE CODE Als u 5 achtereenvolgende verkeerde codes invoert of 5 verkeerde keytags presenteert, wordt het bedienpaneel gedurende 5 minuten geblokkeerd. ZENDEN PANIEKSIGNAAL N E D E R L A N D S U kunt een dringend paniekalarm uitzenden wanneer u zich thuis bedreigd voelt, zelfs wanneer uw systeem niet is ingeschakeld. Druk de “SOS”-toetsen tegelijk in  De sirene wordt getriggerd (afhankelijk van configuratie)  De alarmmeldkamer ontvangt een alarmsignaal. BEDIENPANEELDISPLAY Uw bedienpaneel is uitgerust met een display voor vlotte toegang tot geavanceerde gebruikersfuncties en tal van mogelijkheden. De menufuncties zijn alleen toegankelijk wanneer het systeem uitgeschakeld is. De iconen op het display bieden een snel overzicht van de systeemstatus. Totale zone ingeschakeld Indicatie in afwachting Deelzone ingeschakeld Detector geactiveerd Naburige zone ingeschakeld Storing door sabotage Systeem uitgeschakeld Systeemstoring Naburige zone uitgeschakeld Overbrugde detector Ontvanger 1 “aan” Storing stroomvoorziening Ontvanger 2 “aan” Staat van bedienpaneelaccu Radiotransmissie bezig Knipperend = vervang accu Stille modus - 86 - De navigatietoetsen worden gebruikt voor toegang tot het menu : • Druk op de pijltoetsen om naar het hoofdmenu te gaan, te navigeren en de keuzemogelijkheden weer te geven die herkenbaar zijn d.m.v. haakjes “< >”, • Druk op de toets om uw keuze te bevestigen, • Druk op de return-toets om uw keuze af te breken en terug te keren naar het hoofdmenu. STATUSSCHERM Wanneer het bedienpaneel is uitgeschakeld, kunt u de huidige status van het systeem weergeven door te drukken op de toets OK. Op het display verschijnen dan iconen en eventuele foutberichten. INSTELLINGENMENU Wanneer het systeem is uitgeschakeld, kunt u in het menu gaan om de verschillende instellingen van uw systeem te wijzigen. • Het systeem kan maximaal 10 gebruikers beheren. Gebruiker 1 heeft de mastercode of master-keytag en is de enige gebruiker die gemachtigd is om de CODES en TAGS van alle gebruikers te wijzigen. Alle codes moeten verschillend zijn van elkaar en van de overvalcode (bestaande codes +1). • De inschakelprocedure kan worden vereenvoudigd door INSCH. MET CODE zo te wijzigen dat het systeem wordt ingeschakeld zonder code of keytag. • U kunt een detector overbruggen voor één instelperiode als u een kamer moet verlaten zonder beveiliging door naar het menu MANUEEL OVERBR. te gaan en een detector te selecteren. • U kunt de pijltoetsen op uw bedienpaneel aanpassen om direct naar de functies in het menu te kunnen gaan door KOPPELINGEN te wijzigen. 1 - SECTIE 2 - STILLE MODUS 3 - BELFUNCTIE 4 - BOODSCHAP 5 - GEBEURTENISSEN 6 - INSTELLINGEN 7 - TESTEN 8 - REMOTE CONTACT 1 2 3 4 5 6 7 SYSTEEM INSTEL. - CODES - TAGS - MANUEEL OVERBR. - INSCH. MET CODE - DATUM EN TIJD - KOPPELINGEN - TAAL • DATUM EN TIJD kunnen bij sommige systemen door de gebruiker worden bijgewerkt. GEBEURTENISSENMENU U kunt door het systeem geregistreerde GEBEURTENISSEN weergeven op uw bedienpaneelscherm. TESTMENU SIRENES en FLITSERS kunnen worden getest om de prestaties van uw systeem te controleren. U kunt ook mobiele bedienpanelen zoeken die uit hun basis verwijderd zijn door naar ZOEKEN TCU te gaan. Uw alarminstallateur kan vragen om van op afstand toegang te krijgen tot uw systeem als hieraan onderhoudswerken moeten worden uitgevoerd: ga daarvoor in de modus ONDERHOUD om onderhoudswerken op afstand toe te staan. - 87 - 12345- T E S T E N SIRENES FLITSERS TRANSMISSIE ONDERHOUD ZOEKEN TCU N E D E R L A N D S ANDERE FUNCTIES U kunt de pieptonen die worden gegenereerd via de in het bedienpaneel ingebouwde pieper deactiveren door de STILLE MODUS te selecteren. U kunt de deurbel activeren die mogelijk aan sommige van de detectoren in uw installatie gekoppeld is door naar het menu BELFUNCTIE te gaan. Woningautomatiseringsfuncties staan in een specifiek menu REMOTE CONTACT. Selecteer het elektrisch apparaat ** en schakel het in of uit. Bij sommige systemen kan men de camera’s, waarmee de detectoren uitgerust zijn, triggeren. BATTERIJ VERVANGEN De batterij-indicator op het bedienpaneeldisplay geeft aan wanneer de batterij moet worden vervangen. Open het batterijvak aan de achterkant van het bedienpaneel en plaats er een batterij CR123A 3V in, volgens de aangegeven polariteit. N E D E R L A N D S ** Voor deze functie is een optionele uitbreiding X10 met modules X10 vereist. - 88 - WAARSCHUWING Bij verkeerde plaatsing van de batterij ontstaat er explosiegevaar. Vervang de batterij alleen met een van hetzelfde of een gelijkwaardig type, zoals aanbevolen door de fabrikant. 5- Zo gebruikt u het draadloze bedienpaneel met prox lezer* Het bedienpaneel wordt gebruikt om uw beveiligingssysteem in en uit te schakelen met behulp van een geldige toegangscode of keytag. Om alle functies van het bedienpaneel te kunnen gebruiken hebt u ofwel de mastercode, die gekozen is tijdens de installatie, ofwel de master-keytag nodig. INSCHAKELING MET UW CODE OF KEYTAG Druk op een inschakeltoets op het bedienpaneel. Voer een geldige code in of presenteer een geprogrammeerde keytag**.  Een knipperend rood licht op het bedienpaneel bevestigt dat de code geldig is.  De inschakeltoon wordt gegenereerd door de paneelsirene gevolgd door de pieptonen van de uitgangsvertraging. Als het systeem een storing vaststelt bij inschakeling, wordt de inschakeltoon gevolgd door een storingstoon. Totale zone inschakelen Deelzone inschakelen  Inschakeling wordt automatisch beëindigd na afloop van de vertraging (afhankelijk van siteconfiguratie). Zorg er altijd voor dat uw inschakelverzoek wordt gevolgd door de inschakeltoon. Als bij inschakeling een omtrekfout wordt gemeld, dient u het systeem uit te schakelen en daarna de deuren en vensters die uitgerust zijn met contacten te controleren. TAG (keytag) met code van 4 of 6 cijfers UITSCHAKELING MET UW CODE OF KEYTAG Om naar het bedienpaneel te kunnen gaan zonder een alarm te laten afgaan, heeft uw installateur een ingangsvertraging van 30 seconden geprogrammeerd (afhankelijk van siteconfiguratie). Voer een geldige code in of presenteer een geprogrammeerde keytag.  Een groen licht op het bedienpaneel bevestigt dat de code geldig is.  De uitschakeltoon wordt gegenereerd door de paneelsirene. TAG (keytag) met code van 4 of 6 Door de uitschakeling van het systeem worden ook de sirenes stilgelegd als er een alarm afging. Door het stilleggen van de sirene wordt de transmissie van het alarm naar de alarmmeldkamer niet onderbroken. NB: Afhankelijk van de configuratie van uw bedienpaneel, wordt hierdoor de totale zone of het gehele systeem uitgeschakeld. In het laatste geval is het mogelijk dat de naburige zone moet worden heringeschakeld. * Het systeem kan 0 tot 4 van deze bedienpanelen omvatten. ** Bij sommige bedienpaneelmodellen wordt het systeem ingeschakeld zonder dat op de inschakeltoets wordt gedrukt als de keytag langer dan 2 seconden wordt gepresenteerd. - 89 - N E D E R L A N D S OVERVALCODE U kunt een overvalcode gebruiken wanneer u uw beveiligingssysteem onder dwang moet uitschakelen. Uw overvalcode is uw gewone code +1 (1234 => 1235, 6789 => 6780). Het systeem wordt dan uitgeschakeld zoals gewoonlijk maar er wordt een stil alarmsignaal naar uw alarmmeldkamer gezonden. Code + 1 BEVEILIGING VERKEERDE CODE Als u 5 achtereenvolgende verkeerde codes invoert, wordt het bedienpaneel gedurende 5 minuten geblokkeerd. ZENDEN PANIEKSIGNAAL U kunt een dringend paniekalarm uitzenden wanneer u zich thuis bedreigd voelt, zelfs wanneer uw systeem niet is ingeschakeld. Druk de “SOS”-toetsen tegelijk in.  De sirene wordt getriggerd (afhankelijk van configuratie) N E D E R L A N D S  De alarmmeldkamer ontvangt een alarmsignaal. UW BEDIENPANEEL PROGRAMMEREN Het bedienpaneel kan maximaal 10 gebruikers beheren. Gebruiker 1 heeft de mastercode of master-keytag. Om in programmeermodus te komen : • Druk de in- en uitschakeltoetsen tegelijk in  Het rode licht gaat langzaam knipperen • Voer de mastercode in of presenteer de master-keytag Om gebruikerscodes te wijzigen of een nieuwe code toe te voegen : • Selecteer en bevestig een bestaande of nieuwe gebruikersidentiteit van 1 cijfer (0-9) • Voer de nieuwe code voor deze gebruiker in  Een dubbele pieptoon op het bedienpaneel bevestigt de invoer. • Voer de nieuwe code nogmaals in om te bevestigen  Een dubbele pieptoon op het bedienpaneel bevestigt de invoer. - 90 - + Om keytags te wijzigen of een nieuwe tag toe te voegen: • Selecteer en bevestig een bestaande of nieuwe gebruikersidentiteit van  1 cijfer (0-9) (gebruiker 1 is altijd de master) • Presenteer de nieuwe keytag  Een dubbele pieptoon op het bedienpaneel bevestigt dat de nieuwe keytag is geprogrammeerd en vervangt de eventuele vorige keytag Om het niveau van de pieptoon aan te passen: • Druk op de toets voor inschakeling van de totale zone • Druk op de toets 8 • Voer pieptoonniveau van 1 tot 7 in  Een dubbele pieptoon op het bedienpaneel bevestigt de wijziging Om de programmeermodus te verlaten: • Druk op de verlichte uitschakeltoets WAARSCHUWING: Als geen toetsen worden ingedrukt verlaat het systeem automatisch de programmeermodus na 15 seconden en het rode licht dooft. Als dit gebeurt, moet u dit proces van voor af aan beginnen. Totale zone inschakelen + CODE of KEYTAG Deelzone inschakelen + CODE of KEYTAG Naburige zone inschakelen + CODE of KEYTAG Uitschakelen Voer CODE in of presenteer KEYTAG Uitschakelen onder dwang Voer OVERVALCODE in = CODE + 1 Alarm In programmeermode gaan + MASTERCODE of MASTER-KEYTAG + Gebruikerscode wijzigen Gebruikers-identiteit + voer nieuwe CODE in 0-9 + voer nogmaals nieuwe CODE in Keytag van gebruiker wijzigen Gebruikers-identiteit + presenteer nieuwe KEYTAG 0-9 Pieptoonniveau wijzigen + + voer pieptoonniveau 1-7 in Programmeermodus verlaten - 91 - N E D E R L A N D S 6- De handzender met 1 LED gebruiken* INSCHAKELING Druk op de toets voor inschakeling van de totale zone of de deelzone**:  De lichtindicator op de handzender licht kortstondig op wanneer u de knop loslaat.  De inschakeltoon wordt gegenereerd door de paneelsirene gevolgd door de pieptonen van de uitgangsvertraging. Als het systeem een storing vaststelt bij Totale zone inschakelen inschakeling, wordt de inschakeltoon gevolgd door een storingstoon. Zorg er altijd voor dat uw inschakelverzoek wordt gevolgd door de inschakeltoon. Als bij inschakeling een omtrekfout wordt gemeld, dient u het systeem uit te schakelen en daarna de deuren en vensters die uitgerust zijn met contacten te controleren. Deelzone inschakelen UITSCHAKELING Druk op de uitschakeltoets: N E D E R L A N D S  De lichtindicator op de handzender licht kortstondig op wanneer u de knop loslaat.  De uitschakeltoon wordt gegenereerd door de paneelsirene. Door uitschakeling wordt ook de sirene stilgelegd, maar de transmissie naar de alarmmeldkamer wordt daardoor niet onderbroken. PANIEKALARM U kunt een dringend paniekalarm uitzenden wanneer u zich thuis bedreigd voelt, zelfs wanneer uw systeem niet is ingeschakeld. Druk de “SOS”- toetsen tegelijk in:.  De sirene wordt getriggerd (afhankelijk van configuratie). +  De alarmmeldkamer ontvangt een alarmsignaal. SPECIFIEKE TOETS De werking van de specifieke toets is afhankelijk van uw configuratie. Bij gebruik als assistentietoets kunt u hem gebruiken om bijstand te vragen. Daarvoor drukt u op de toets, u pauzeert totdat de lichtindicator oplicht, en dan drukt u nogmaals op de toets. Bij gebruik als afstandsbediening voor elektrische apparatuur *** wordt de apparatuur door een druk op deze toets achtereenvolgens in- en uitgeschakeld. * Het systeem kan 0 tot 10 van deze handzenders omvatten. ** Op voorwaarde dat deze functie door de installateur is geprogrammeerd kunt u ervoor kiezen slechts een deel van uw pand te beveiligen terwijl u in het andere deel aanwezig bent. *** Voor deze functie is een optionele uitbreiding X10 met X10 modules vereist - 92 - 6- De handzender met 3 LED’s gebruiken* INSCHAKELING Druk op de inschakelknop voor totale zone of deelzone**:  De bijbehorende LED knippert tijdens de communicatie met het paneel en blijft 3 seconden branden om te bevestigen dat het systeem is ingeschakeld. Als een deur of raam dat is uitgerust met contacten open wordt gelaten, kan het systeem niet worden ingeschakeld.  De LED ‘disarm’ (uitgeschakeld) brandt stabiel. • Sluit alle deuren en ramen en probeer het opnieuw. Totale zone inschakelen  De inschakeltoon wordt gegenereerd door de paneelsirene. Deelzone inschakelen Merk op dat de inschakeling met deze handzender onmiddellijk werkt. Schakel het systeem enkel in zodra u zich buiten de beschermde zone bevindt. UITSCHAKELING Druk op de knop Uit: N E D E R L A N D S  De bijbehorende LED knippert tijdens de communicatie met het paneel en blijft 3 seconden branden om de instructie te bevestigen. Uitschakelen  De uitschakeltoon wordt gegenereerd door de paneelsirene. Door uitschakeling wordt ook de sirene stilgelegd, maar de transmissie naar de alarmmeldkamer wordt daardoor niet onderbroken. DE ANNEX ZONE INSCHAKELEN Als het systeem is ingesteld op annexe zone: • Om de annexe zone in te schakelen, drukt u tegelijkertijd op de knoppen Totaal en Controle. • Om deze uit te schakelen drukt u tegelijkertijd op de knop Uit en op de knop Controle. + Totaal Controle + Uitschakelen Controle UITSCHAKELEN NA EEN ALARM Indien er een alarm is geweest tijdens uw afwezigheid: Zodra u op de uitschakelknop drukt, gaan alle drie de LED’s langzaam knipperen.  Het systeem zal niet uitschakelen om uitschakeltonen te voorkomen welke de aandacht kunnen trekken van een inbreker. Druk nogmaals op de uitschakelknop om het uitschakelen te bevestigen.  De bijbehorende LED knippert snel gedurende de communicatie met het panel en licht daarna 3 seconden op om het uitschakelen te bevestigen. * Het systeem kan 0 tot 10 van deze handzenders omvatten. ** Op voorwaarde dat deze functie door de installateur is geprogrammeerd kunt u ervoor kiezen slechts een deel van uw pand te beveiligen terwijl u in het andere deel aanwezig bent. - 93 - NOOD U kunt een dringend paniekalarm uitzenden wanneer u zich thuis bedreigd voelt, zelfs wanneer uw systeem niet is ingeschakeld. Druk 2 seconden lang tegelijkertijd op beide SOS-knoppen (knoppen 1 en 3).  Afhankelijk van de configuratie kan de sirene worden ingeschakeld. +  De alarmmeldkamer wordt gewaarschuwd. BEDIENING OP AFSTAND VAN TOESTELLEN/APPARATUUR Als dit is ingesteld door de installateur, kunt u tot 4 huishoudapparaten (lampen, enz.)*** bedienen. De standaardwaarde echter is 2.*** Druk op de knop Controle om het eerste apparaat te bedienen (ontvanger 1).  De 3 LED’s knipperen tot het verzoek is geaccepteerd door het systeem en blijven dan 3 seconden stabiel branden. Met de knoppen Controle + Deelzone bedient u het volgende apparaat.  De LED’s 1 en 2 knipperen tot het verzoek is geaccepteerd door het systeem en blijven dan 3 seconden stabiel branden. + DE STATUS VAN UW SYSTEEM CONTROLEREN Druk één seconde op de knop Controle.  Alle LED’s lichten verschillende keren achtereenvolgens op en de LED voor de huidige inschakelstatus blijft 3 seconden branden. DE BATTERIJ VERVANGEN WAARSCHUWING: • Wanneer de accu langzaam opraakt, zullen de LED’s niet volop blijven oplichten maar langzaam doven . • Gebruik een smalle schroevendraaier in de ruimte aan de achterkant van de behuizing, zoals u ziet in de afbeelding. Oefen druk uit op de schroevendraaier en duw deze omhoog zoals een hendel. De voorkant van de behuizing laat los. Er bestaat ontploffingsgevaar als u niet de correcte batterij gebruikt. Vervang deze enkel met batterijtype CR2032 (Panasonic of GP). • Gebruik de schroevendraaier om de oude batterij zachtjes uit de behuizing te duwen en schuif de nieuwe batterij in de juiste positie. • Om de behuizing te sluiten, plaatst u het onderste deel van de voorkant in de achterste behuizing en schuift u vervolgens de bovenkant in de juiste positie en drukt u stevig tot het klikt. ***Afhankelijk van uw behoeften zal uw installateur u advies geven over de verschillende mogelijkheden voor het besturen van apparaten. Voor deze functie is een optionele uitbreiding X10 met X10-modules vereist. - 94 - N E D E R L A N D S 7- ZO BEDIENT U UW SYSTEEM PER TELEFOON Uw systeem kan telefonisch alleen worden bediend bij gebruik van een DTMFtelefoon (toonkiezen) of via uw mobiele telefoon. Deze functie moet door de installateur worden geconfigureerd. Het beveiligingspaneel Domonial vangt uw oproep op na het aantal door uw installateur geconfigureerde beltonen of nadat het tweemaal achter elkaar is opgebeld. Om toegang tot uw systeem te verkrijgen: • Toets het telefoonnummer van uw beveiligingssysteem.  Er is een 2 secondenlange pieptoon te horen, gevolgd door de “arpeggio”-melodie. • Voer binnen de 30 seconden een geldige code in.  Een hoge pieptoon bevestigt dat de code geldig is. Om uw systeem in te schakelen: • Toets * 21 om de totale zone in te schakelen, *22 om de deelzone in te schakelen, * 23 om de naburige zone in te schakelen.  De inschakeling is bevestigd zodra u een melodie hoort. Om uw systeem uit te schakelen*: • Toets * 31 om de totale zone uit te schakelen, *32 om de deelzone uit te schakelen, * 33 om de naburige zone uit te schakelen. Om een elektrisch apparaat te bedienen**: • Toets *101 tot *112 naargelang van het nummer van het apparaat dat in uw alarmsysteem is geprogrammeerd.  Eén korte pieptoon betekent dat uw apparaat geactiveerd is.  Twee pieptonen betekent dat uw apparaat niet geactiveerd is. • Toets 1 om het apparaat in te schakelen en 0 om het uit te schakelen. Om naar het pand te luisteren en te spreken via de microfoon van het beveiligingspaneel (indien geconfigureerd): • Toets *6. • Toets 1 om te spreken, 0 om te luisteren. Om de oproep te beëindigen: • Toets* en dan #.  Uw beveiligingssysteem beëindigt de oproep. Toegang tot uw systeem Totale zone inschakelen Deelzone inschakelen Naburige zone inschakelen *21 *22 *23 Bel systeem op + voer CODE in Apparatuur bedienen Audioverificatie De oproep beëindigen *101 - *112 1: AAN 0: UIT *6 1: SPREKEN0: LUISTEREN *# * Deze functie is niet beschikbaar op alle versies en is afhankelijk van landgebonden voorschriften. ** Voor deze functie is een optionele uitbreiding X10 met modules X10 vereist. - 95 - N E D E R L A N D S 8- Onderhoud en adviezen • Controleer geregeld uw systeem (één keer per maand of volgens de aanwijzingen van uw alarminstallateur). • Maak de componenten niet open of verplaats ze niet Ze zijn beveiligd tegen sabotage en sommige kunnen gevaar voor elektrische schokken opleveren. • De componenten van uw systeem, behalve de optionele externe sirene, zijn alleen geschikt voor gebruik binnenshuis. Houd ze in een schone en droge plaats op omgevingstemperatuur. • Vermijd schokken voor alle componenten en laat vooral de handzender niet vallen. N E D E R L A N D S • Dompel niet in vloeistof. • Maak de componenten alleen schoon met een droge doek (geen reinigingsmiddel). • Gooi oude batterijen in daartoe bestemde verzamelbakken. • Vermijd blootstelling van uzelf aan langdurig sirenegeloei. • Plaats bewegingsdetectoren niet achter gordijnen, meubilair etc. • Beschilder of behang de componenten niet. - 96 -
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97

Honeywell EKZ008200B Handleiding

Categorie
Beveiligingstoegangscontrolesystemen
Type
Handleiding