WSP 3010

AEG WSP 3010 Handleiding

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de AEG WSP 3010 Handleiding. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
2
Inhaltsverzeichnis
1. Gebrauchsanweisung
Für den Benutzer
1.1 Gerätebeschreibung ____________________
6
1.2 Bedienung ___________________________
6
1.3 Sicherheitshinweise ____________________
7
1.4 Pflege und Wartung ____________________
7
1.5 Wichtiger Hinweis _____________________
8
Was tun wenn . . . ? ____________________
8
2. Montageanweisung
Für den Installateur
2.1 Technische Daten ______________________
9
2.2 Gerätebeschreibung ___________________
10
2.3 Vorschriften und Bestimmungen ________
11
2.4 Montageort _________________________12
2.5 Gerätemontage ______________________12
2.6 Erstinbetriebnahme ___________________
16
2.7 Instandsetzung, Umbau des Gerätes ______
16
2.8 Übergabe ___________________________
16
3. Kundendienst und Garantie ______________
19
3.1 Umwelt und Recycling _________________20
Deutsch
Table of Contents
1. _____________________Operating instructions
For the user
1.1 Technical description __________________ 21
1.2 Operation __________________________ 21
1.3 Safety instructions ___________________
22
1.4 Care and maintenance ________________
22
1.5 Important note ______________________23
What to do when . . ? ________________23
2. Installation instructions
For the fitter
2.1 Technical data _______________________24
2.2 Technical description __________________25
2.3 Rules and regulations _________________26
2.4 Installation __________________________27
2.5 Unit installation ______________________27
2.6 First-time operation ___________________
31
2.7 Repair, conversion of unit ______________
31
2.8 Transfer ____________________________
31
3. Guarantee______________________________31
3.1 Environment and recycling ______________ 31
English
Contenu
1. Notice d’utilisation
A l’intention de l’utilisateur
1.1 Description de l’appareil _______________
35
1.2 Commande __________________________
35
1.3 Consignes de sécurité _________________
36
1.4 Entretien et maintenance ______________
36
1.5 Remarque importante _________________
37
Que faire si … ? ______________________
37
2. Notice de montage
A l’intention de l’installateur
2.1 Caractéristiques techniques _____________
38
2.2 Description de l’appareil _______________
39
2.3 Consignes et réglementations ___________
40
2.4 Site de montage ______________________
41
2.5 Montage de l’appareil _________________
41
2.6 Première mise en service _______________
45
2.7 Réparation, modification de l’appareil _____
45
2.8 Remise à l’utilisateur __________________
45
3. Garantie ______________________________
48
3.1 Environnement et recyclage ____________
48
Français
Inhoudsoverzicht
1. Gebruiksaanwijzing
Voor de gebruiker
1.1 Beschrijving van het apparaat ___________
49
1.2 Bediening __________________________
49
1.3 Veiligheidsvoorschriften _______________
50
1.4 Verzorging en onderhoud ______________
50
1.5 Belangrijke aanwijzing ________________
51
Wat te doen wanneer . . . ? _____________
51
2. Montageaanwijzing
Voor de installateur
2.1 Technische gegevens __________________52
2.2 Beschrijving van het apparaat ___________
53
2.3 Voorschriften en bepalingen ____________
54
2.4 Montageplaats _______________________
55
2.5 Montage van apparaat
_________________55
2.6 Eerste inbedrijfstelling _________________
59
2.7 Reparatie, ombouwen van het apparaat ___
59
2.8 Aflevering __________________________
59
3. Garantie ______________________________
62
3.1 Milieu en recycling ___________________62
Nederlands
268301 - 34573 - 0738.indd 2 19.09.2007 15:39:30
49
Nederlands
1 Gebruiksaanwijzing
1.1 Omschrijving van het apparaat
Met warmteaccumulatoren wordt tijdens de laag tarief periode (afhankelijk van het nutsbedrijf,
meestal nachtstroom) elektrisch opgewekte warmte opgeslagen. Deze wordt overeenkomstig de
temperatuur in de ruimte via een ventilator als warme lucht, en voor een gering deel ook als uit-
stralingswarmte van het oppervlak van het apparaat, weer afgegeven.
1.2 Bediening
De bediening van het apparaat gebeurt op het bedieningspaneel (1) op de rechter zijwand (afb. 1).
1.2.1 Warmteaccumulatie
Met de keuzeschakelaar (afb. 17) wordt accumulatiegraad (opladen) bepaald.
Hierbij moet een onderscheid worden gemaakt tussen de werking van de warmteaccumulator met
of zonder centrale, weersafhankelijke oplaadbesturing (zit in de onderverdeling).
Wanneer geen centrale, weersafhankelijke oplaadbesturing beschikbaar is (handmatige werking, afb.
18), dan moet de keuzeschakelaar als volgt worden ingesteld:
= Er wordt niet opgeladen
1 = Overgangstijd (voorjaar/herfst) – komt overeen met ca. 1/3 van de volledige lading
2 = Milde winterdagen – komt overeen met ca. 2/3 van de volledige lading
3 = Komt overeen met de volledige lading
Na een korte gewenningsperiode zult u de nodige ervaring hebben opgedaan om de op dat moment
juiste instelling te vinden.
Wanneer een centrale, weersafhankelijke oplaadbesturing beschikbaar (automatische werking),
moet de keuzeschakelaar op stand 3 staan. Het weersafhankelijke opladen zorgt er dan voor dat de
warmteaccumulator op de juiste wijze wordt opgeladen.
Ook bij een beschikbare oplaadbesturing kan de op te laden hoeveelheid van de afzonderlijke warm-
teaccumulatoren handmatig met de keuzeschakelaar worden aangepast.
1.2.2 Warmteafgifte
De warmteafgifte (ontladen) wordt met een aan de wand gemonteerde of in het apparaat inte-
greerbare AEG-thermostaat (speciale accessoires) geregeld.
De gewenste temperatuur in de ruimte kan daarbij op de thermostaat worden ingesteld, die
dan automatisch de warmteafgifte via de ventilator regeld, zo dat de ruimte op een constante
temperatuur kan worden gehouden.
Op zeer koude dagen wordt het aanbevolen de thermostaat bij afwezigheid meerdere dagen
ingeschakeld te laten, om de temperatuur in de ruimte op bijv. ca. 10 °C te houden, zodat het
gebouw c.q. de ruimte niet afkoelt (bescherming tegen bevriezing).
Voor de gebruiker
268301 - 34573 - 0738.indd 49 19.09.2007 15:39:52
50
Voor de gebruiker
1.3 Veiligheidsvoorschriften
Het apparaat mag niet
– in ruimten worden gebruikt die brand- of explosiegevaarlijk zijn door de aanwezigheid van che
-
micaliën, stof, gassen of dampen;
– in de onmiddellijke nabijheid van leidingen of reservoirs worden gebruikt, die brandbare of explo
-
sieve stoffen bevatten;
– worden gebruikt wanneer de minimale afstand tot aangrenzende objecten niet in acht wordt ge
-
nomen.
Montage (elektrische installatie) alsmede de eerste inbedrijfstelling en het onderhoud van dit ap-
paraat mogen alleen door een daartoe bevoegde vakman en overeenkomstig deze aanwijzingen
worden uitgevoerd.
In geen geval mag het apparaat worden gebruikt wanneer in de opstellingsruimte werkzaamhe-
den zoals verleggen, slijpen, verzegelen, reinigen met benzine en onderhoud (spray, vloerwas) van
vloeren en dergelijke worden uitgevoerd.
Bovendien moet de ruimte voor het opladen in voldoende mate worden geventileerd.
• Mochten kinderen of personen met beperkte fysieke, sensorische of psychische vaardigheden het
apparaat bedienen, dan dient ervoor te worden gezorgd dat dit uitsluitend onder toezicht of na
dienovereenkomstige instructie door een voor de veiligheid verantwoordelijke persoon geschiedt.
Op kinderen dient toezicht te worden uitgeoefend om er zeker van te zijn dat ze niet met het ap-
paraat spelen.
Het oppervlak van de behuizing van het apparaat en het luchtafvoerrooster kunnen tot een tem-
peratuur van meer dan 80 °C worden verwarmd. Daarom mogen op het apparaat of in de onmid-
dellijke nabijheid daarvan geen brandbare, ontvlambare of warmte-isolerende stoffen, als was-
goed, dekens, tijdschriften, reservoirs met boenwas of benzine, spuitdozen en dergelijke worden
geplaatst. Ook mag geen wasgoed over het apparaat worden gehangen om dit te drogen. Gevaar
voor brand!
Apparaat niet afdekken!
Voor alle soorten voorwerpen, zoals bijv. meubels, gordijnen, vitrage en textiel of andere brand-
baar of niet brandbaar materiaal, moet de volgende minimale tussenruimte, in het bijzonder ten
opzichte van luchtafvoerroosters, ten opzicht van het apparaat worden aangehouden (afb. 2):
t.o.v. luchtafvoerrooster
500 mm
t.o.v. de rechter zijwand (voor montageruimte)
100 mm
t.o.v. linker zijwand
70 mm
t.o.v. linker zijwand bij 2 warmteaccumulatoren naast elkaar
100 mm
t.o.v. deksel (bijv. vensterbank)
50 mm
t.o.v. deksel (vitrage, gordijnen, brandbaar materiaal)
100 mm
De warme lucht moet ongehinderd uit het apparaat kunnen stromen (afb. 19)!
De bij deze gebruiks- en montagehandleiding meegeleverde verwijzingsstickers „Geen voorwerpen
op of tegen het apparaat zetten“ moeten in zakelijk gebruikte ruimten, zoals bijv. in hotels vakan-
tiehuisjes, scholen enz., goed zichtbaar op het deksel van het apparaat worden geplakt.
1.4 Verzorging en onderhoud
Wanneer op de behuizing van het apparaat lichte bruine verkleuringen optreden, moeten deze waar
mogelijk onmiddellijk met een vochtige doek (met heet water en afwasmiddel) worden verwijderd.
Het apparaat moet in koude toestand met de gebruikelijke onderhoudsmiddelen worden
schoongemaakt.
Het gebruik van schurende en bijtende onderhoudsmiddelen moet worden vermeden.
Geen reinigingsspray in de ventilatiegleuvel spuiten.
het ventilatiekanaal achter het luchtafvoerrooster (5) moet iedere twee jaar door een vakman
worden gecontroleerd. Hier kan in lichte mate vuilafzettingen voorkomen.
Geadviseerd wordt om tijdens regelmatig onderhoud ook de controle- en regelorganen te laten
controleren. Op z’n laatst 10 jaar na de eerste ingebruikstelling moeten veiligheids-, controle- en
regelorganen alsmede het gehele op- en ontlaadsysteem door een vakman worden gecontroleerd.
1.4.1 Reiniging van het pluizenfilter (afb. 3)
Het in het luchttoevoerrooster (6) aangebrachte pluizenfilter (7) moet regelmatig worden
schoongemaakt, zodat het storingsvrije ontladen van de warmteaccumulator is gewaarborgd.
Bij een dichtgeslibd pluizenfilter worden de ventilatoren uitgeschakeld.
Het pluizenfilter als volgt schoonmaken:
– Luchtinlaatrooster (
6) aan de onderzijde naar voren van de snapveren aftrekken en door op te
tillen uit de bovenste vergrendeling losmaken;
268301 - 34573 - 0738.indd 50 19.09.2007 15:39:52
51
Nederlands
Voor de gebruiker en de installateur
– Het pluizenfilter met bijv. een schroevendraaier uit het rooster drukken en met borstel, stofzuiger
of vergelijkbare hulpmiddelen schoonmaken;
Het pluizenfilter weer in het rooster plaatsen en over de noppen vast laten klikken;
– Bovenkant van het luchtinlaatrooster in de vastzetschroeven op de luchtgeleidingsmodelue han
-
gen en daarna over de snapveren drukken (afb. 16).
1.5 Belangrijke aanwijzing
Deze aanwijzing zorgvuldig bewaren, bij eventuele verkoop van het apparaat aan de nieuwe
eigenaar overhandigen.
Tijdens eventuele reparatiewerkzaamheden ter inzage aan de vakman geven.
Wat te doen wanneer . . . ?
Voor de gebruiker
controleer of . . .
. . . de keuzeschakelaar
op stand 3 staat.
. . . in uw zekeringenkast de bijbe-
horende zekeringen defect zijn
of de aardlek-
schakelaar is geactiveerd.
Oorzaak verhelpen!
Wanneer de warmteaccumula
-
tor op de daaropvolgende dag
nog niet is opgewarmd moet u
contact opnemen met een vak-
man.
Voor de vakman
controleer of . . .
. . . de aansturing van de verwar
-
mingselementbeveiliging in
orde is.
. . . spanning op de klemmen
L1/L2/L3 staat.
. . . of de veiligheidstemperatuur-
begrenzer (F1) is geactiveerd.
de warmte-
accumulator niet
warm wordt
de warmte-
accumulator ook bij
milde weersom-
standigheden een bui-
tengewoon hoge be-
huizingstemperatuur
laat zien.

controleer of . . .
. . . de ventilator met de thermo-
staat kan worden ingeschakeld.
Wanneer dit niet het geval
contact opnemen met de vak-
man.
. . . het pluizenfilter in het lucht-
toevoerrooster verstopt is.
De oorzaak overeenkomst
punt 1.4.1 verhelpen!
controleer of . . .
. . . de thermostaat is ingeschakeld
en er spanning op de klem LE
staat.
. . . of de ventilatoren draaien.
. . . de veiligheidstemperatuur-
regelaar (N5, zie pagina 3,
afb. 1) in de luchtafvoer is uit-
geschakeld.
. . . het besturingssignaal Z1 van de
oplaadbesturing op klem A1/Z1
in de warmteaccumulator is in-
geschakeld.
"CLIC"
268301 - 34573 - 0738.indd 51 19.09.2007 15:39:53
52










2 Montagehandleiding
2.1 Technische specificaties
Het plaatsen en de elektrische aansluiting moeten, met in acht neming van de montagehandleiding,
door een vakman worden uitgevoerd.
Breedte „B" mm
Gewicht (met stenen) kg
Afstand „X" mm
Aansluiting
Vermogen kW
Berekend opladen kWh
max. opladen P
H
kWh
Accumulatiestenen
Aantal pakken (stenen) st.
Gewicht kg
Stuurweerstand k
Aanvullende verwarming (speciale accessoires)
Vermogen kW
3/N/PE ~ 50 Hz 400 V
* 3 x 230 V + T / 40 Hz
230 nono ~ 50 Hz
WSP 3010
780
169
590
3,0
24,0
25,5
9 (18)
128
3,4
0,5 / 0,8
WSP 4010
955
220
765
4,0
32,0
35,0
12 (24)
170
3,4
0,8 / 1,0
WSP 5010
1130
271
940
5,0
40,0
42,0
15 (30)
213
3,4
1,0 / 1,2
WSP 6010
1305
322
1115
6,0
48,0
51,0
18 (36)
256
3,4
1,2 / 1,5
WSP 7010
1480
373
1290
7,0
56,0
61,5
21 (42)
298
3,4
1,5 / 1,7
WSP 2010
605
118
415
*
2,0
16,0
17,0
6 (12)
85
3,4
0,35 / 0.5
Voor de installateur
268301 - 34573 - 0738.indd 52 19.09.2007 15:39:53
53
Nederlands
2.2 Beschrijving van het apparaat (pagina 3, afb. 1)
1 Bedieningspaneel
2 Deksel
3 Zijwand rechts
4 Voorwand
5 Luchtafvoerrooster
6 Luchttoevoerrooster
7 Pluizenfilter
8 Binnenste voorwand
9 Accumulatorentenen
10 Afdekplaat
11 Warmte-isolatie
12 Vloerwarmte-isolatie
13 Mengluchtklep
14 Luchtkanaal
15 Kabeldoorvoer
16 Luchtgeleidingscomponent
17 Verwarmingselement
18 Ventilator
19 Veiligheidstemperatuurregelaar voor ontladen (N5)
20 Veiligheidstemperatuurregelaar voor opladen (N4)
21 Veiligheidstemperatuurbegrenzer (F1)
2.2.1 Werkingswijze
De accumulatiestenen worden middels de tussen de rijen accumulatiestenen liggende verwarmings-
elementen verwarmd. Met de oplaadregelaar (keuzeschakelaar afb. 17) wordt het opladen traploos
ingesteld.
Begin en duur van het opladen worden bepaald door de verantwoordelijke energieleverancier (nuts-
bedrijf).
Twee ingebouwde veiligheidsthermostaten (19, 20) alsmede een veiligheidstemperatuurbegrenzer
(21) voorkomen dat het apparaat oververhit raakt. Terwijl de veiligheidsthermostaten automa-
tisch opnieuw inschakelen, moet de veiligheidstemperatuurbegrenzer door de vakman, door het
indrukken van de in het midden van de begrenzer aangebrachte knop, na het verhelpen van de sto
-
ring opnieuw worden ingeschakeld.
De op deze manier opgeslagen warmte wordt dan met behulp van een ventilator, deels ook via het
oppervlak van het apparaat, afgegeven. Hierbij wordt de lucht in de ruimte door de ventilator (18)
door het luchttoevoerrooster (6) aangezogen en door de luchtkanalen van de accumulatiestenen (9)
geblazen, waarbij de lucht wordt verwarmd.
Voordat de aldus verwarmde lucht via het luchtafvoerrooster (5) de ruimte instroomt, wordt zy via
twee mengluchtkleppen met koude lucht uit de ruimte gemengd, zodat de lucht die de ruimte in-
stroomt de toelaatbare maximum temperatuur niet overschrijdt. De stand van de mengluchtkleppen
en zodoende de mengverhouding van de lucht, wordt met een bimetaalregelaar geregeld.
Voor de installateur
268301 - 34573 - 0738.indd 53 19.09.2007 15:39:53
54
2.2.2 Aansluitvermogen reduceren
Door het omleggen c.q. verwijderen van bruggen op de aansluitklemmen kan het aansluitvermogen,
dat af fabriek op 100 % is ingesteld, in combinatie met een oplaadgraadreductie op de oplaadrege-
laar 3 vermogenstrappen (zie pagina 12) worden gereduceerd.
De afmetingen van de leidingdiameters en de beveiliging moeten overeenkomstig het maximaal
mogelijke vermogen van het apparaat worden uitgevoerd.









































100 %
2,0
100 %
2,7
4,1
5,5
6,5
8,1
9,0
Model
WSP 2010
WSP 3010
WSP 4010
WSP 5010
WSP 6010
WSP 7010
83,3 %
1,67
2,50
3,33
4,16
5,00
5,83
75 %
1,50
2,25
3,00
3,75
4,50
5,25
83,3 %
2,25
3,42
4,58
5,42
6,75
7,5
75 %
2,03
3,07
4,13
4,88
6,08
6,75
100 %
2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
7,0
91,6 %
1,83
2,75
3,66
4,58
5,50
6,42
6h-verwarmingselement
(speciaal accessoire)
91,6 %
2,47
3,75
5,04
5,96
7,42
8,24
8h-verwarmingselement
(standaard)
Vermogens-
varianten kW
Aansluit-
varianten
2.3 Voorschriften en bepalingen
Let op de bijverpakte onderdelen in de verpakking van het apparaat!
De bouwvoorschriften van het desbetreffende land moeten in acht worden genomen.
De plaats waar het apparaat wordt geplaatst moet voldoende draagkracht hebben.
In geval van twijfel moet een bouwdeskundige om advies worden gevraagd (Zie de
„Technische
gegevens„ voor het gewicht van de accumulatoren).
De minimale afstand tot aangrenzende objecten moet worden aangehouden (afb. 2 en 2a).
Alle elektrische aansluit- en installatiewerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd conform de
VDE-bepalingen 0100, de voorschriften van de verantwoordelijke elektriciteitsbedrijven en de be-
treffende nationale en regionale voorschriften.
Het apparaat moet met een aanvullende voorziening met een scheidingstraject van minimaal
3 mm over alle polen van het net kunnen worden gescheiden. Hiervoor kunnen beveiligingen, ze
-
keringen en dergelijke worden geïnstalleerd.
Een latere verhoging van het aansluitvermogen moet door de verantwoordelijke energieleveran-
cier worden goedgekeurd. Wanneer de latere verhoging van het vermogen niet aan de energiele-
verancier wordt gemeld, betekent het dat u contractbreuk pleegt.
De bedrijfsmiddelen moeten geconstrueerd zijn voor het nominale verbruik van het apparaat.
De gegevens op het typeplaatje van het apparaat moeten in acht worden genomen!
De aangegeven spanning moet overeenstemmen met de netspanning.
Om de standveiligheid overeenkomstig VDE te kunnen garanderen moet de warmteaccumulator
worden bevestigd.
75 % P
nom.
100 % P
nom.
(standaard bedrading)
91,6 % P
nom.
83,3 % P
nom.
100 % P
nom.
Voor de installateur
268301 - 34573 - 0738.indd 54 19.09.2007 15:39:53
55
Nederlands
2.4 Montageplaats
Het apparaat mag niet
– in ruimten worden gebruikt die brand- of explosiegevaarlijk zijn door de aanwezigheid van che
-
micaliën, stof, gassen of dampen;
– in de onmiddellijke nabijheid van leidingen of reservoirs worden gebruikt, die brandbare of explo
-
sieve stoffen bevatten;
– worden gebruikt wanneer de minimale afstand tot aangrenzende objecten niet in acht wordt ge
-
nomen.
In ruimten waarin uitlaatgassen, olie- en benzine, vluchtige stoffen enz. te ruiken zyn, kan
langdurige stank en eventueel verontreinigingen ontstaan.
Plaatsingswand
Er moet worden gecontroleerd of een voldoende sterke wand voor de bevestiging van het apparaat
beschikbaar is.
Wanneer geen geschikte bevestigingswand beschikbaar is, moet het apparaat op de vloer worden
bevestigd (rechtstreeks op de vloer of met een vloerbeugel [speciaal accessoire]).
Vloer
De vloer waarop het apparaat wordt geplaatst moet vlak zijn en voldoende draagkracht hebben,
zodat de behuizing niet krom trekt.
De temperatuurbestendigheid van de bevestigingswand moet minimaal 85 °C bedragen, die van de
vloer minimaal 80 °C. De warmteaccumulatoren kunnen op iedere gewone vloer worden neergezet,
maar bij de onderstukken kunnen bij PVC- en parketvloeren en ook bij tapijten met lange haren
door de druk en de inwerking van de warmte veranderingen optreden. In deze gevallen moeten
warmtebestendige onderplaten worden gebruikt (ter plaatse aan te schaffen).
2.5 Montage van het apparaat (afb. 3-14)
Om de standveiligheid overeenkomstig VDE te kunnen garanderen moet de warmteaccumulator met
een wand- of vloerbevestiging (afb. 8) worden beveiligd.
De noodzakelijke schroeven en pluggen voor de bevestiging van het apparaat worden niet
meegeleverd. Deze moeten, afhankelijk van het materiaal waaruit de desbetreffende wand is
samengesteld, door de vakman worden gekozen en geleverd.
Wandbevestiging
In de achterwand van het apparaat is in de buurt van de schakelruimte een gat aangebracht,
waardoor het apparaat met een geschikte schroef aan een voldoende sterke wand kan worden
bevestigd (afb. 8)
Voordat het apparaat wordt bevestigd moet erop worden gelet dat de toegestane minimale afstand
tot aangrenzende objecten wordt aangehouden.
Vloerbevestiging
De vloerbevestiging gebeurt door de bodem van het apparaat aan de vloer vast te schroeven
middels de vier gaten met een diameter van 9 mm (zie voor de afmetingen „Technische gegevens“,
pagina 9).
Deze bevestiging kan alleen bij gedemonteerde luchtafvoer- en luchttoevoerroosters alsmede
verwijderde ventilatorenchuiflade worden uitgevoerd.
Voor de installateur
268301 - 34573 - 0738.indd 55 19.09.2007 15:39:53
56
2.5.1 Plaatsing van het apparaat (afb. 3-6)
Luchtinlaatrooster (6) aan de onderzijde naar voren van de snapveren aftrekken en door op te
tillen uit de bovenste vergrendeling losmaken.
Luchtafvoerrooster (5) met de beide ¼-draaisluitingen losmaken en rooster erafhalen (afb. 3).
De voorwand (4) met 2 schroeven aan de onderkant losdraaien (inwendige schroefdraadgaten), de
voorwand aan de onderkant lichtjes optillen en verwijderen (afb. 4). De binnenste voorwand met 2
schroeven aan de onderkant losdraaien, lichtjes optillen en verwijderen (afb. 5).
Demontage van de rechter zijwand (3): De draaiknop (a) verwijderen, schroeven (b1 en b2) aan
de zijwand (3) losdraaien, de zijwand aan de achterkant een beetje aan de kant trekken (c), naar
voren drukken (d), optillen en verwijderen (afb. 6).
Netaansluitleidingen alsmede aansluitleidingen voor op- en ontlaadregelaar door de opening in
de achterwand van het apparaat (15) in het apparaat steken en, met inachtneming van punt 2.5.2
aansluiten (aansluitleiding ca. 260 mm invoeren en naar behoefte inkorten, zodat deze niet in de
buurt van de ventilatiegleuvel in de zijwand kan komen te liggen);
Het apparaat op de gewenste plaats neer zetten en aan de bevestigingswand (bij noodzakelijke
vloerbevestiging op de vloer) vastzetten.
Afdekplaat (10), karton en bedieningsknop uit het interieur verwijderen (afb. 9). Het interieur
moet volledig ontdaan zijn van vreemde voorwerpen zoals verpakkingsresten e.d.
Warmte-isolatie op transportbeschadigingen controleren, eventueel vervangen.
Accumulatiestenen plaatsen (afb. 10 en 11)
De accumulatiestenen worden afzonderlijk verpakt geleverd.
Accumulatiestenen met lichte transportbeschadigingen mogen worden gebruikt. De werking van
het apparaat wordt daardoor niet beïnvloed.
Voor de bevestiging van de accumulatiestenen (9) moeten de verwarmingselementen (17) een klein
stukje worden opgetild (afb. 10).
De eerste accumulatorentenen met de kom voor het verwarmingselement naar boven toe op enige
afstand tot de rechter warmte-isolatie onder het verwarmingselement plaatsen en tegen zowel de
rechter als de achterste warmte-isolatie schuiven. De slobgaten vormen de verwarmingskanalen.
Er tijdens het optillen van de verwarmingselementen op letten dat de doorlopende gaten in de
warmte-isolatie aan de zijkant niet groter worden.
Als afsluiting de uit het interieur verwijderde afdekplaat (10) over de bovenste accumulatiestenen
schuiven (afb. 12).
2.5.2 Elektrische aansluiting
De verwarmingselementen worden met 3/N/PE ~ 50 Hz 400 V of 3/N/A ~ 50 Hz 400 V met 1/N/A ~
50 Hz 230 V aangesloten, 3 x 230 V + A, 3 x 230 + T of 2 x 230 + T.
Een rechtstreekse aansluiting met NYM is ook mogelijk. Het aantal voedingsleidingen en leidinga-
ders alsmede de leidingdiameter zijn afhankelijk van de aansluitwaarde van het apparaat en de
wijze waarop het apparaat op het net is aangesloten, alsmede van de bijzondere voorschriften van
de energieleverancier. Hierbij de bijbehorende schakelschema's in acht nemen.
Bij het aansluiten van het apparaat op een automatische oplaadbesturing kan er ook spanning op
de klemmen A1/Z1 - A2/Z1 staan wanneer de zekeringen zijn verwijderd!
Aansluiting
Bij de elektrische aansluitleidingen eventueel zorgen voor een trekontlasting en overeenkomstig het
schakelschema in het apparaat (op de binnenkant van de rechter zijwand) of het aansluitschema
aansluiten.
Wanneer de in de schakelruimte geplaatste beugel voor het bevestigen van de netaansluitklemmen
slecht toegankelijk is doordat aan de zijkant te weinig ruimte is overgelaten, dan kan, de beugel
– nadat de schroef in de achterwand is losgedraaid (niet helemaal uitdraaien), de beugel tijdens de
aansluitwerkzaamheden naar voren worden gezwenkt.
Voor de installateur
268301 - 34573 - 0738.indd 56 19.09.2007 15:39:53
57
Nederlands

























  
Voor de werking met "enkeldraadsbesturing" ** moet een brug tussen "N" en "A2/Z2" worden ge-
maakt.
Aanpassing van het vermogen overeenkomstig de nominale oplaadduur
Door het omleggen c.q. verwijderen van bruggen op de aansluitklemmen kan het aansluitvermogen
op de door de nutsbedrijf bepaalde nominale oplaadduur worden aangepast.
Typeplaatje van het apparaat
De markering op het typeplaatje en het schakelschema in acht nemen!
Na de elektrische aansluiting moet het bij het aansluitvermogen en de nominale oplaadduur van
het apparaat horende vierkantje met een wisbestendige ballpoint worden gemarkeerd.
2.5.3 Apparaat bedrijfsklaar
Het apparaat schoonmaken (afb. 13 en 14)
Het open apparaat moet na het opstellen en de bevestiging van de accumulatiestenen worden
schoongemaakt.
Hiervoor moeten de ventilatoren en het luchtgeleidingscomponent worden gedemonteerd.
Het luchtgeleidingscomponent (16) losschroeven en naar buiten trekken.
De ventilator (18) na het losdraaien (niet volledig uitdraaien) van de voor aan de bevestigingsbeu-
gels zittende schroeven opttillen en uittrekken (let op de kabels!).
bij enkele apparaten moet hiervoor de temperatuurregelaar – ontlading (19) iclusief de bevesti-
gingsplaat worden losgeschroefd.
Bij het neerleggen van de gedemonteerde onderdelen moet erop worden gelet dat de draden
niet beschadigd worden .
Bodemplaat en ventilator schoonmaken (de lamellen niet beschadigen!). Daarna de ventilator,
eventueel de temperatuurbegrenzer alsmede het luchtgeleidingscomponent weer monteren (let er
op dat de kabels verlegd worden!).
Het apparaat sluiten (afb. 15 en 16)
De binnenste voorwand met warmte-isolatie iets schuin naar voren gedraaid aan de bovenkant
inhangen en met 2 schroeven aan de onderkant vastschroeven;
De rechter zijwand aan de onderkant inhangen en naar boven Tuimelen, aan de bovenkant
inhangen en met de schroeven (b1 en b2) bevestigen; (zie voor omgekeerde volgorde
2.5.1 – Demontage rechter zijwand afb. 6)
De voorwand aan de bovenkant inhangen, onder tegen het apparaat zwenken en met 12 schroe-
ven bevestigen (hierbij steeds de inwendige schroefdraadgaten gebruiken) (afb. 15);
Luchtafvoerrooster (5) met de beide ¼-draaisluitingen aantrekken (afb. 16).
Bovenkant van het luchtinlaatrooster in de vastzetschroeven op de luchtgeleidingsmodelue han-
gen en daarna over de snapveren drukken (afb. 16).
Uitvoering van de warm-
teaccumulator
Nominale oplaadduur
Aansluitvarianten (kW)
Model
WSP 2010
WSP 3010
WSP 4010
WSP 5010
WSP 6010
WSP 7010
8h
2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
7,0
8h (standaard)
9h
1,83
2,75
3,66
4,58
5,5
6,42
10h
1,67
2,5
3,33
4,16
5,0
5,83
6h (verwarmingselement)
6h
2,47
3,76
5,04
5,96
7,42
8,24
7h
2,25
3,42
4,58
5,42
6,75
7,5
5h
2,7
4,1
5,5
6,5
8,1
9,0
100% P
nom.
(standaard bedrading)
91,6% P
nom.
83,3% P
nom.
Voor de installateur
268301 - 34573 - 0738.indd 57 19.09.2007 15:39:54
59
Nederlands
WSP 7010
Nr.: 956042710 - 8234 - 000000
Typ: 373
Made in Germany
26 W
kW
h5 6 7 8 9 10
5,83
6,42
7,00
6,75
7,50 8,24
9,00
3/N/PE ~ 400V 50 HZ
1/N/PE ~ 230V 50 HZ
247611 -34511
2kW 1,7kW
5,25
*95604271082340000008*
2.6 Eerste inbedrijfstelling
2.6.1 Werkingscontrole
De werking van de ventilator voor het accumulatordeel door het inschakelen van de thermostaat
controleren.
2.6.2 Opladen
De apparaten kunnen na een succesvolle werkingscontrole zonder eerste opwarming in gebruik
worden genomen. Het opladen gebeurt hetzij met de hand met de instelling van de elektronische
oplaadregelaar of automatisch met de beschikbare Elfamatic-oplaadbesturing.
Tijdens het voor de eerste keer opladen moet het opladen in kWh worden vastgesteld en met de in
de "Technische gegevens" aangegeven maximaal toelaatbare waarde in koude toestand worden ver-
geleken. Deze vastgestelde waarde mag de maximaal toelaatbare waarden van het opladen in koude
toestand niet overschrijden.
Tijdens de eerste keer opladen kan een vreemde geur optreden. Op grond daarvan moet de ruimte in
voldoende mate worden geventileerd (1,5-voudige luchtverversing, bijv. met gekantelde ramen). Het
voor de eerste keer opladen mag in een slaapkamer niet ‚s nachts worden uitgevoerd.
2.7 Reparatie, ombouwen van het apparaat
Wanneer een apparaat na tijdens een reparatie gedemonteerd te zijn geweest, of wanneer deze
reeds op een andere plaats in gebruik is geweest, moet net als bij de eerste inbedrijfstelling en over-
eenkomstig deze montagehandleiding tewerk worden gegaan.
In deze gevallen moet in het bijzonder worden gelet op het onderstaande: Delen van de warmte-
isolatie, waaraan schade of wijzigingen zijn te herkennen, die van invloed zijn op de veiligheid,
moeten door nieuwe worden vervangen. Voor de inbedrijfstelling moet de isolatiecontrole en het
meten van het nominale verbruik worden gemeten.
2.1.1 Ombouwen van het apparaat
voor ombouw-, aanbouw- en inbouwwerkzaamheden is de met het desbetreffende component
meegeleverde handleiding maatgevend.
2.8 Aflevering
Leg de gebruiker de functies van het apparaat uit. Maak hem of haar in het bijzonder attent op de
veiligheidsvoorschriften.
Geef de gebruiker de gebruiks- en montagehandleiding.
Symbolen op het typeplaatje
(voorbeeld WSP 7010)
Totaal gewicht
Opladen
Ontladen
Aanvullende verwarming
Ventilator
Voor de installateur
Voorbeeld
268301 - 34573 - 0738.indd 59 19.09.2007 15:39:54
60
Serieschakeling

























Schakelschema WSP 2010 - 7010
E1 - E6: Verwarmingselement (accumulator)
E7: Verwarmingsweerstand
F1: Veiligheidstemperatuurbegrenzer
M1 - M3: Ventilator
N1: Temperatuurbegrenzer - opladen
N5: Temperatuurbegrenzer - ventilatorenchuiflade
N4: Temperatuurbegrenzer - opladen
X1: Netaansluitklemmen
X2: Aansluitklemmen
Geïntegr. thermostaat
E9: Verwarmingsweerstand
N6: Temperatuurregelaar - ontladen
S2: Tuimelschakelaar - ontladen
Z1: Ontstoringscondensator
Aanvullende verwarming
E8: Aanvullende verwarming
N2: Temperatuurregelaar – aanvullende
verwarming
N3: Temperatuurregelaar – aanvullende
verwarming
S1: Tuimelschakelaar – aanvullende verwarming
75 % P
nom.
100 % P
nom.
91,6 % P
nom.
83,3 % P
nom.
100 % P
nom.
*
3/N/PE ~ 50 Hz 400 VBesturingscircuit
1/N/PE ~ 50 Hz 230 V
* bij aansluiting van een externe RT
N L3 L2 L1 N L3 L2 L1 N L3 L2 L1 L3 L2 L1 N L1
Voor de installateur
AC-signaal 230 V
Besturingssignaal opladen
268301 - 34573 - 0738.indd 60 19.09.2007 15:39:54
61
Nederlands
Attentie! Bij 3/PE AC 50 Hz 230 V netvoeding
Het is noodzakelijk dat de originele bedrading van de accumulator wordt omgezet!
Elektrisch schema voor 3/PE AC 50 Hz 230 V
Het is noodzakelijk dat de originele bedrading wordt omgezet!
E1 - E6: Verwarmingselement
F1: Veiligheidstemperatuurbegrenzer
N1: Temperatuurbegrenzer – verwarming
X1: Aansluitklem netvoeding
N4: Temperatuurbegrenzer – verwarming
Bruggen moeten ter plaatse worden gemaakt
xxx Draad vi van E2 lostrekken en op E6 aansluiten
xx Draad br van E6 lostrekken en op E4 aansluiten
x Draad ws van E4 lostrekken en op E2 aansluiten
Voor de installateur
268301 - 34573 - 0738.indd 61 19.09.2007 15:39:55
62
Milieu en recycling
3 Garantie
Aanspraak op garantie bestaat uitsluitend in het land waar het materiaal gekocht is.
U dient zich te wenden tot de vestiging van AEG of de importeur hiervan in het betreffende land.
De montage, de elektrische installatie, het onderhoud en de eerste inbedrijfname mag uitsluitend
worden uitgevoerd door een gekwalificeerd persoon.
De fabrikant is niet aansprakelijk voor defecte toestellen, welke niet volgens de bijgeleverde gebruiks-
en montageaanwijzing zijn aangesloten of worden gebruikt.
3.1 Milieu en recycling
Wij verzoeken u ons bij de bescherming van het milieu behulpzaam te zijn. Verwijder de verpakking daarom
overeenkomstig de voor de afvalverwerking geldende nationale voorschriften.
Verwijderen van transportverpakkingen en oude apparaten
Het verwijderen van oude apparaten dient correct an adequaat volgens de plaatselijk geldende voorschriften
en wetten te geschieden. De recycling van oude toestellen moet steeds vakkundig en volgens de ter plaatse
geldende voorschriften en wetgeving plaats vinden.
268301 - 34573 - 0738.indd 62 19.09.2007 15:39:55
1/64