Boss SY-1000 de handleiding

Type
de handleiding
Gebruikershandleiding
Lees zorgvuldig “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN” en “BELANGRIJKE OPMERKINGEN” (infoblad “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN” en de
Gebruikershandleiding (p. 21)), voordat u het apparaat gaat gebruiken.
© 2019 Roland Corporation
Gebruikershandleiding (dit document)
Lees dit eerst. Het bevat de basisinformatie die u moet weten
omde SY-1000 te gebruiken.
PDF-handleiding (downloaden vanaf het internet)
5 Referentiehandleiding
Hierin worden alle parameters van de SY-1000 uitgelegd.
5 Sound List
Dit is een lijst van de geluiden die zijn ingebouwd in de SY-1000.
5 MIDI Implementation
Dit is uitgebreide informatie over MIDI-berichten.
Zo verkrijgt u de PDF-handleiding
1. Typ de volgende URL op uw computer:
http://www.boss.info/manuals/
I
2. Kies “SY-1000” als productnaam.
2
Aan de slag .............................................. 3
De apparatuur aansluiten ................................. 3
Het apparaat in-/uitschakelen ............................. 3
Auto O-functie ......................................... 3
Paneelbeschrijvingen ..................................... 5
Het te gebruiken instrument (gitaar/basgitaar)
selecteren (MODE SETTING) ............................... 6
Het apparaat opgeven dat is aangesloten op
OUTPUT-aansluitingen (OUTPUT SELECT) .................. 6
Pickup-instellingen maken (GK SETTING) .................. 7
Het type pickup instellen ................................. 7
De mensuur van uw gitaar (basgitaar) opgeven ............ 8
De pickuppositie speciceren (alleen in de basmodus) ..... 8
De afstand vanaf de brug opgeven ........................ 9
De gevoeligheid van de pickup instellen .................. 9
De gitaar stemmen (TUNER) ............................... 9
Stemfunctie-instellingen maken .......................... 9
Basisbewerkingen ...................................... 10
Display (Play Screen) ...................................... 10
Over de pictogrammen .................................. 10
Schermbewerkingen ...................................... 11
Bedieningsvoorbeeld 1 (INST-scherm) ..................... 11
Bedieningsvoorbeeld 2 (INST-bewerkingsscherm) .......... 11
Bedieningsvoorbeeld 3 (EFFECT-bewerkingsscherm) ....... 11
Patches verwisselen (Klank) ............................ 12
De structuur en patches van de SY-1000 ................... 12
Soorten banken ......................................... 12
Soorten patches ......................................... 12
Een patch selecteren ...................................... 12
Een patch bewerken .................................... 13
De INST veranderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
De INST bewerken ........................................ 13
Alle parameters bekijken terwijl u bewerkt ................ 13
De bewerkte INST-instellingen opslaan (VARIATION) ....... 14
Een opgeslagen INST-variant oproepen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
De eecten bewerken .................................... 15
Basisbediening voor het bewerken vaneecten ........... 15
Bewerken terwijl alle parameters worden weergegeven .... 15
De volgorde van het eect wijzigen ....................... 15
De bewerkte eectinstellingen opslaan (VARIATION) ....... 16
Een opgeslagen eectvariant oproepen ................... 16
Functies toewijzen aan de voetschakelaars en het
expressiepedaal .......................................... 17
Toewijzingen maken vanaf het eectbewerkingsscherm
(Quick Assign) ........................................... 17
Een patch opslaan. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Instellingen voor de hele SY-1000
(Systeemparameters)
................................... 19
Instellingen voor de SY-1000 .............................. 19
De fabrieksinstellingen herstellen (Factory Reset) .......... 19
De Auto O-functie uitschakelen ......................... 19
Belangrijkste specicaties .............................. 20
HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN ..................... 21
BELANGRIJKE OPMERKINGEN .......................... 21
Inhoudsopgave
3
Aan de slag
De apparatuur aansluiten
* Zet het volume altijd op nul en schakel alle apparaten uit voordat u aansluitingen maakt om defecten en storingen van de apparatuur te
voorkomen.
DC IN-aansluiting
Sluit de meegeleverde
netstroomadapter hier aan.
* Plaats de netstroomadapter
zodat de kant met de
indicator naar boven wijst. De
indicator gaat branden als u
de netstroomadapter aansluit
op een stopcontact.
Het apparaat in-/uitschakelen
Met deze schakelaar schakelt u de stroom in/uit.
* Zet het volume altijd op nul voordat u het apparaat in- of uitschakelt. Zelfs als het
volume volledig op nul staat, kunt u nog geluid horen wanneer het apparaat wordt
in- of uitgeschakeld. Dit is normaal en wijst niet op een defect.
Auto O-functie
Dit apparaat wordt automatisch uitgeschakeld na een vooraf ingestelde tijdsspanne
sinds het apparaat voor het laatst werd gebruikt om muziek af te spelen of sinds de
knoppen of bedieningselementen van het apparaat voor het laatst werden gebruikt
(Auto O-functie). Als u niet wilt dat het apparaat automatisch wordt uitgeschakeld,
schakelt u de Auto O-functie uit.
* Instellingen die worden bewerkt op het moment dat het apparaat wordt
uitgeschakeld, gaan verloren. Als u instellingen hebt gemaakt die u wilt behouden,
moet u deze eerst opslaan.
* Schakel het apparaat opnieuw in om de stroomvoorziening te herstellen.
Voor meer informatie over de instellingen raadpleegt u de
“Referentiehandleiding (PDF).
(USB)-poort
Gebruik een in de handel verkrijgbare USB 2.0-
kabel om deze poort aan te sluiten op uw
computer. Deze kan worden gebruikt om USB
MIDI- en USB-audiogegevens over te dragen.
U moet het USB-stuurprogramma installeren
wanneer u het apparaat aansluit op uw
computer.
Download het USB-stuurprogramma van de
BOSS-website. Raadpleeg het bestand Readme.
htm dat bij de download wordt meegeleverd.
http://www.boss.info/support/
Voor meer informatie over de instellingen
raadpleegt u de “Referentiehandleiding”
(PDF).
SEND/RETURN-aansluitingen
Indicator
Sluit hier een externe
eectenprocessor aan.
GUITAR INPUT-aansluiting
Gebruik dit bedieningselement
als u een conventionele gitaar
rechtstreeks invoert.
* Als u een
1/4”-hoofdtelefoonaansluiting
gebruikt om aansluitingen
te maken, zullen andere
instrumenten dan DYNAMIC
SYNTH en de functie voor
alternatieve stemmingen niet
werken.
GK IN-aansluiting
Sluit een gitaar of basgitaar met de gesplitste pickup (Roland
GK-3/GK-3B) of een GK-compatibele gitaar, zoals de Roland
V-Guitar GC-1, aan op deze connector.
Naast het signaal van de gesplitste pickup wordt het
conventionele gitaarsignaal (normale pickup) ook ingevoerd
in de GK IN-connector.
* Sluit nooit iets anders aan dan de speciale GK-kabel.
Roland GK-3-gebruikers
Roland V-Guitar GC-1-
gebruikers
U moet dit instellen op de middelste positie (MIX).
Aan de slag
4
MIDI IN, MIDI OUT/THRU-aansluitingen
Sluit hier een extern MIDI-apparaat aan.
Voor meer informatie raadpleegt u de
“Referentiehandleiding (PDF).
MAIN OUTPUT-aansluiting/SUB OUTPUT-aansluiting
Sluit deze aansluitingen aan op uw gitaarversterker, hoofdtelefoon (apart
verkrijgbaar) of op PA (LINE).
* Sluit uw hoofdtelefoon aan op de MAIN OUTPUT L/PHONES-aansluiting.
* Als uw systeem een monosysteem is, gebruikt u alleen de R/MONO-aansluiting.
* Als u een hoofdtelefoon gebruikt, sluit u niets aan op de R/MONO-aansluiting.
CTL 3, 4/EXP 1, CTL 5, 6/EXP 2-aansluitingen
U kunt een expressiepedaal (EV-30, FV-500L, FV-500H of EV-5: apart verkrijgbaar) of voetschakelaar (FS-5U, FS-6, FS-7: apart verkrijgbaar)
aansluiten en gebruiken om verschillende functies bedienen.
Voor meer informatie over de instellingen raadpleegt u de “Referentiehandleiding” (PDF).
FS-5U x 1 FS-5U x 2 FS-7FS-6
Om deze als EXP 1-,
EXP 2-aansluitingen
te gebruiken
Sluit een
expressiepedaal aan.
Om deze als CTL 3,4- of CTL 5,6-aansluitingen te gebruiken
Sluit een voetschakelaar aan.
CTL 3
CTL 5
CTL 4
CTL 6
CTL 3
CTL 5
CTL 4
CTL 4
CTL 6
CTL 6
CTL 3
CTL 3
CTL 5
CTL 5
Stereo 1/4”-hoofdtele-
foonaansluiting
.
/
1/4”-jack x 2
1/4”-hoofdtelefoon-
aansluiting
.
/
1/4”-hoofdtelefoon-
aansluiting
* Gebruik alleen
het opgegeven
expressiepedaal
(EV-30, FV-500L,
FV-500H of EV-5:
apart verkrijgbaar).
Als u andere
expressiepedalen
aansluit, kunt u
defecten en/of schade
aan het apparaat
veroorzaken.
MODE/POLARITY-schakelaar
FS-5U FS-6 FS-7
Stereo 1/4”-hoofdtele-
foonaansluiting
.
/
Stereo 1/4”-hoofdtele-
foonaansluiting
Stereo 1/4”-hoofdtele-
foonaansluiting
.
/
Stereo 1/4”-hoofdtele-
foonaansluiting
Aardingsklem
Verbind deze indien nodig met een
externe aarding of grondaarding.
Aan de slag
5
Paneelbeschrijvingen
1
2
3
4 5 6
7 8 9
10
11 12
13
Nr. Naam Beschrijving Pagina
1
Display Diverse informatie over de SY-1000 is hier aangegeven. p. 10
2
[1]–[6]-regelaars
Gebruik deze om de waarde te bewerken van de parameter die op het display wordt
weergegeven.
p. 11
3
[OUTPUT LEVEL]-regelaar
Hiermee wordt het volumeniveau voor de MAIN OUTPUT-aansluiting aangepast.
* Afhankelijk van hoe u de instellingen wijzigt, kunt u ook de MAIN OUTPUT- en SUB
OUTPUT-volumes tegelijkertijd aanpassen.
[SYSTEM]-knop0HARDWARE-INSTELLING0-REGELAAR0OUTPUT LEVEL-REGELAAR
-
4
[INST]-knop Speciceert het geluid van de INST (sound engine). p. 13
5
[EFFECTS]-knop Geeft de eectinstellingen en de volgorde aan waarin de eecten worden aangesloten. p. 15
6
[CTL]-knop Opent het CTL-scherm, waar u functies kunt toewijzen aan de knoppen en schakelaars. p. 17
7
[EXIT]-knop
Wordt gebruikt om terug te keren naar vorige schermen en bewerkingen ongedaan
temaken.
-
8
[WRITE]-knop
Gebruik deze knop voor het opslaan van instellingen in patches en het uitvoeren van
bewerkingen.
p. 18
9
[SYSTEM]-knop
Wordt gebruikt voor het maken van instellingen met betrekking tot de werking van de
SY-1000.
p. 19
10
[K] [J] (PAGE)-knoppen
Hierdoor worden de schermen op het display verwisseld. p. 10
11
BANK [I], BANK [H]-schakelaars
Hiermee wisselt u van bank. p. 12
12
[CTL 1]- en [CTL 2]-schakelaars
De [CTL 1]- en [CTL 2]-pedalen worden standaard gebruikt om een functie te bedienen die
is toegewezen door elke patch.
-
13
[1]–[4]-schakelaars Hiermee wisselt u van patch. -
Aan de slag
6
Het te gebruiken instrument (gitaar/
basgitaar) selecteren (MODE SETTING)
Hier kunt u selecteren of u een gitaar of basgitaar aansluit op de
SY-1000.
Kies de gitaarmodus (GUITAR) als u een gitaar gebruikt of kies de
basmodus (BASS) als u een basgitaar gebruikt.
1. Druk op de [SYSTEM]-knop.
2. Gebruik de [K] [J] (PAGE)-knoppen om toegang te
krijgen tot het “MODE SETTING”-pictogram.
3. Druk op de [2]-regelaar.
Het bericht verschijnt.
4. Om de modus te wijzigen, drukt u op de
[6]-regelaar.
Als u wilt annuleren, drukt u op de [5]-regelaar. Als u op de
[6]-regelaar drukt, verschijnt er een bericht.
5. Schakel de SY-1000 uit en vervolgens weer aan.
Als u wilt annuleren, drukt u op de [EXIT]-knop. Controleer of de
SY-1000 is begonnen met de modus die u hebt opgegeven.
MEMO
5 Met de fabrieksinstellingen is dit ingesteld op “GUITAR”.
5 De SY-1000 begint met de opgegeven modus tot de volgende
keer dat u de modus wijzigt.
5 Sommige parameters worden verschillend weergegeven,
afhankelijk van de geselecteerde modus.
5 De patches worden apart opgeslagen voor gitaarmodus en
basmodus.
Het apparaat opgeven dat is aangesloten op
OUTPUT-aansluitingen (OUTPUT SELECT)
Gebruik deze procedure om het type apparaat in te stellen dat is
aangesloten op de uitgangen (MAIN OUT, SUB OUT).
Dit past de optimale aanpassingen toe voor het apparaat dat is
aangesloten.
1. Druk op de [SYSTEM]-knop.
2. Gebruik de [K] [J] (PAGE)-knoppen om toegang te
krijgen tot het “IN/OUT SETTING”-pictogram.
3. Druk op de [2]-regelaar.
Het IN/OUT SETTING-scherm verschijnt.
4. Druk op de [3]-regelaar of de [4]-regelaar.
Het MAIN OUT-scherm of SUB OUT-scherm verschijnt.
Druk op de [1]-regelaar.
Het OUTPUT SELECT-scherm verschijnt.
5. Draai aan de [1]-regelaar.
Selecteer het aangesloten apparaat (type versterker).
OUTPUT
SELECT
Beschrijving
LINE/PHONES
Kies deze instelling wanneer u een
hoofdtelefoon gebruikt of wanneer
de SY-1000 is aangesloten op een
keyboardversterker, mengpaneel of digitale
recorder.
JC-120 RETURN
Kies deze instelling als de SY-1000 is
aangesloten op de RETURN-aansluiting van de
Roland JC-120-gitaarversterker.
JC-120 INPUT
Kies deze instelling als de SY-1000 is
aangesloten op de aansluiting van de
gitaaringang van een JC-120-gitaarversterker.
Aan de slag
7
OUTPUT
SELECT
Beschrijving
COMBO AMP 1
RETURN
Kies deze instelling als de SY-1000 is
aangesloten op de RETURN-aansluiting van
een combo-versterker (met versterker en
luidspreker in een enkel apparaat) uitgerust
met één luidspreker.
COMBO AMP 1
INPUT
Kies deze instelling als de SY-1000 is
aangesloten op de aansluiting van de
gitaaringang van een combo-versterker
(met versterker en luidspreker in een enkel
apparaat) uitgerust met één luidspreker.
COMBO AMP 2
RETURN
Kies deze instelling als de SY-1000 is
aangesloten op de RETURN-aansluiting van
een combo-versterker (met versterker en
luidspreker in een enkel apparaat) uitgerust
met twee luidsprekers.
COMBO AMP 2
INPUT
Kies deze instelling als de SY-1000 is
aangesloten op de aansluiting van de
gitaaringang van een combo-versterker (een
versterker en luidspreker samen in een enkel
apparaat) uitgerust met twee luidsprekers.
STACK AMP
RETURN
Stel dit in bij het aansluiten op de RETURN-
aansluiting op een stack-versterker.
STACK AMP
INPUT
Stel dit in bij het aansluiten op de aansluiting
van de gitaaringang op een stack-versterker.
BASS AMP
WITH TWEETER
Gebruik deze instelling bij het aansluiten op
een basversterker die met tweeter is uitgerust.
BASS AMP NO
TWEETER
Gebruik deze instelling bij het aansluiting op
een basversterker zonder tweeter. De hoge
tonen worden aangepast.
6. Druk op de [EXIT]-knop.
U keert terug naar het afspeelscherm.
Pickup-instellingen maken (GK SETTING)
Maak instellingen voor de gesplitste pickup om ervoor te zorgen de
SY-1000 altijd in de optimale staat te bespelen.
De SY-1000 kan tien soorten van deze instellingen (GK SETTING)
opslaan.
Hier leggen we het voorbeeld uit van het opslaan van pickup-
instellingen in SETTING: [1].
MEMO
De GK SETTING wordt opgeslagen, zelfs wanneer de stroom is
uitgeschakeld. U hoeft deze instelling niet elke keer opnieuw uit te
voeren wanneer u speelt.
1. Druk op de [SYSTEM]-knop.
2. Gebruik de [K] [J] (PAGE)-knoppen om toegang te
krijgen tot het “IN/OUT SETTING”-pictogram.
3. Druk op de [2]-regelaar.
Het IN/OUT SETTING-scherm verschijnt.
4. Druk op de [1]-regelaar.
Het GK SETTING-scherm verschijnt.
5. Gebruik de [1]-regelaar om SETTING te
selecteren:[1].
De pickup-instellingen worden opgeslagen in SETTING: [1].
MEMO
Pickup-instellingen worden automatisch opgeslagen in het
nummer (SETTING: [1]–[10]) dat u geselecteerd hebt in stap 5.
Het type pickup instellen
Kies het type pickup dat op uw gitaar (basgitaar) is geïnstalleerd.
6. Als u de gitaarmodus gebruikt, draait u aan de
[5]-regelaar.
Als u de basmodus gebruikt, draait u aan de
[4]-regelaar.
Aan de slag
8
GK PU TYPE
(GUITAR MODE)
Beschrijving
GK-3 Kies dit als u een Roland GK-3 gebruikt.
GK-2A
Kies dit als u een Roland GK-2A gebruikt of als
u een (in de handel verkrijgbare) gitaar met
een ingebouwde gesplitste pickup gebruikt.
GC-1
Kies dit als u een Roland V-Guitar GC-1
gebruikt.
PIEZO
Piëzo-
pickup
(lage respons)
PIEZO F Fishman
PIEZO G Graph Tech
PIEZO L L.R. Baggs
PIEZO R RMC
GK PU TYPE
(BASS MODE)
Beschrijving
GK-3B Kies dit als u een GK-3 gebruikt.
GK-2B
Kies dit als u een Roland GK-2B gebruikt of als
u een (in de handel verkrijgbare) basgitaar
gebruikt met een ingebouwde gesplitste
pickup.
PIEZO
Piëzo-
pickup
(lage respons)
PIEZO G Graph Tech
PIEZO R RMC
MEMO
5 Een piëzo-pickup is een type pickup dat op de brug van de gitaar
wordt gemonteerd en een piëzo-elektrisch element gebruikt om
de vibraties van de snaar te detecteren.
5 Als u het type van uw piëzo-pickup niet kent, probeer dan
verschillende keuzes te selecteren terwijl u uw gitaar bespeelt en
kies de instelling die het meest natuurlijke geluid produceert.
5 Als u het piëzo-type hebt gekozen, kunt u verdere aanpassingen
maken aan de klankkwaliteit van het hoge bereik en het lage
bereik.
De mensuur van uw gitaar (basgitaar)
opgeven
Geef de mensuur (de afstand van de brug tot de kam) van uw gitaar
(basgitaar) op.
Gitaar
Basgitaar
7. Als u de gitaarmodus gebruikt, draait u aan de
[6]-regelaar.
Als u de basmodus gebruikt, draait u aan de
[5]-regelaar.
Geef de lengte op die geschikt is voor uw gitaar (basgitaar).
Als u de gitaarmodus gebruikt, kiest u “ST (648mm)” voor een
standaardtype van een Stratocaster of kiest u “LP (628mm)” voor
een Les Paul-type.
Als u de basmodus gebruikt, kiest u LONG JB/PB (864 mm) voor
een standaard Jazz Bass-type of Precision Bass-type.
MEMO
Deze parameter wordt niet getoond als GK PU TYPE is ingesteld op
“Roland V-Guitar GC-1”.
De pickuppositie speciceren (alleen in de
basmodus)
Speciceer de positie van de gesplitste pickup die op uw basgitaar is
geïnstalleerd.
MEMO
Als u een gesplitste pickup op uw gitaar hebt geïnstalleerd, gaat u
naar stap 9 “De afstand vanaf de brug opgeven (p. 9) (deze stap
is niet nodig).
8. Draai aan de [6]-regelaar
Geef de GK PU POSITION op volgens de positie van de gesplitste
pickup die is geïnstalleerd.
Voor een viersnarige basgitaar
4STR-1
1e snaar
3e snaar
2e snaar
4e snaar
4STR-2 4STR-3
GK PU
POSITION
Voor een vijfsnarige basgitaar
1e snaar
3e snaar
2e snaar
4e snaar
Lage B-snaar
5STR-Lo1
GK PU
POSITION
5STR-Hi15STR-Lo2 5STR-Hi2
1e snaar
3e snaar
2e snaar
4e snaar
Hoge C-
snaar
Voor een zessnarige basgitaar
1e snaar
3e snaar
2e snaar
4e snaar
Lage B-snaar
GK PU
POSITION
6STR
Hoge C-snaar
Aan de slag
9
De afstand vanaf de brug opgeven
Geef voor elke snaar de afstand vanaf de brug tot het midden van de
pickup op.
9. Gebruik de [K] [J] (PAGE)-knoppen om het
DISTANCE-scherm te openen.
10.
Draai aan de [1]–[6]-regelaars.
Geef de afstand vanaf de brug tot het midden van de pickup op.
MEMO
Deze instelling is niet nodig als GK PU TYPE “Roland V-Guitar GC-1” is
of als u een piëzo-pickup hebt geselecteerd.
De gevoeligheid van de pickup instellen
Het volume zal verschillen als de afstanden tussen elke snaar en de
gesplitste pickup anders zijn. Speciceer de gevoeligheid van de
pickup om dit volumeverschil te compenseren.
11.
Gebruik de [K] [J] (PAGE)-knoppen om het SENS-
scherm te openen.
12.
Terwijl u de snaren sterk bespeelt, draait u aan
de [1]-[6]-regelaars zodat de niveaumeters de
driehoekige markeringen bereiken.
MEMO
Afhankelijk van de gitaar (basgitaar) die u gebruikt, kan
de niveaumeter de volledige waarde aangeven ook als de
gevoeligheid op het minimum is ingesteld. Als dit het geval is,
past u de afstand tussen de gesplitste pickup en de snaar aan,
zodat deze iets groter is dan de aanbevolen waarde.
De gitaar stemmen (TUNER)
Stem de gitaar (basgitaar).
De SY-1000 is uitgerust met een conventionele monofone
stemfunctie waarmee u uw instrument snaar per snaar kunt
stemmen (SINGLE MODE) en een polyfone stemfunctie waarmee u
alle open snaren tegelijk kunt bespelen en stemmen (MULTI MODE).
1. Druk tegelijkertijd op de BANK [I]-schakelaar en de
BANK [H]-schakelaar.
Het TUNER-scherm verschijnt.
2. Gebruik de [K] [J] (PAGE)-knoppen om de
tunermodus te selecteren.
TUNER MODE Beschrijving
MULTI MODE
U kunt zes snaren tegelijkertijd spelen en
stemmen
SINGLE MODE
U kunt een enkele snaar spelen om die snaar
te stemmen.
3. Speel een open snaar en stem hem zodat alleen de
middenindicator op het display oplicht.
Stemfunctie-instellingen maken
Deze instellingen bepalen hoe de stemfunctie werkt.
Parameter Waarde Beschrijving
PITCH
435-445Hz
(standaard:
440Hz)
Geeft de referentietoonhoogte op.
OUTPUT
MUTE
Er wordt geen geluid uitgestuurd
tijdens het stemmen.
BYPASS
Tijdens het stemmen wordt het
geluid vanaf de GK IN-connector/
GUITAR INPUT-aansluiting
uitgevoerd zonder wijzigingen.
Alle modelingopties en eecten
zijn uitgeschakeld.
THRU
Hiermee kunt u stemmen terwijl u
het huidige eect-/modelinggeluid
beluistert.
10
Basisbewerkingen
Hier leggen we uit hoe u de knoppen en regelaars kunt gebruiken
om de SY-1000 te bedienen en hoe u van scherm wisselt.
Display (Play Screen)
Het scherm dat verschijnt na het inschakelen van de SY-1000 is het
“playscreen of afspeelscherm.
Scherm 1
Dit scherm toont het banknummer en patchnummer in bijzonder
grote karakters.
Banknummer
Patchnaam
Patchnummer
Scherm 2
Dit scherm toont het banknummer, patchnummer en de patchnaam.
Scherm 3
Dit scherm toont de functies die aan de pedaalschakelaars van het
apparaat zijn toegewezen.
Scherm 4
Dit scherm laat zien hoe de INST en eecten zijn aangesloten
(CHAIN).
Over de pictogrammen
Pictogram Beschrijvingen
Geeft het ingangsniveau van de GK
IN-connector aan.
* Bij gebruik van een normale patch
(p. 12), geeft dit het niveau van het
gitaarsignaal aan.
Geeft het uitgangsniveau van de
MAIN OUTPUT-aansluitingen en SUB
OUTPUT-aansluitingen aan.
Geeft het ingangsniveau van de
RETURN-aansluiting aan.
* Weergegeven in het EFFECTS-
bewerkingsscherm.
Geeft het uitgangsniveau van de
SEND-aansluiting aan.
* Weergegeven in het EFFECTS-
bewerkingsscherm.
Geeft het uitgangsniveau van het
geselecteerde eectblok aan.
* Weergegeven in het EFFECTS-
bewerkingsscherm.
Geeft BALANCER1-3 en MIXER
BALANCE aan.
* Weergegeven in het EFFECTS-
bewerkingsscherm.
Geeft de BPM aan.
Knippert in het tempo van de BPM.
Weergegeven wanneer een GK-patch
(p. 12) is geselecteerd.
Bij gebruik van een normale patch
(p. 12), wordt dit pictogram donker.
Als het scherm meerdere pagina's
bevat, geeft dit de positie van de
huidige pagina aan.
Geeft de pagina aan waarnaar u
navigeert met de [K] [J] (PAGE)-
knoppen (bewerkingsscherm).
Basisbewerkingen
11
Schermbewerkingen
In het afspeelscherm kunt u de [1]-[6]-regelaars draaien of indrukken
om de parameters aan te passen die in het onderste gedeelte van het
display worden weergegeven.
Bedieningsvoorbeeld 1 (INST-scherm)
Drukbediening
Draaibediening
Handeling Beschrijving
Draai aan de [1]-regelaar Verandert het INST TYPE van INST1.
Druk op de [1]-regelaar
Opent een scherm waar u de
INST TYPE-variatie van INST1 kunt
wijzigen.
Draai aan de [2]-regelaar
Schakelt INST1 in/uit.
Wanneer uitgeschakeld, wordt het
pictogram grijs weergegeven.
Druk op de [2]-regelaar
Opent het bewerkingsscherm voor
INST1.
MEMO
Wat INST1 betreft, kunt u INST2 bedienen met de [3]-regelaar en
[4]-regelaar en INST3 bedienen met de [5]-regelaar en [6]-regelaar.
Bedieningsvoorbeeld 2 (INST-bewerkingsscherm)
Drukbediening
Gebruik de [6]-regelaar om te selecteren
Gebruik de PAGE [K] [J]-
knoppen om te wisselen
Draaibediening
Handeling Beschrijving
Draai aan de
[1]-[5]-regelaars
Verandert de waarde van de
instelling voor de parameter
Draai aan de [6]-regelaar
Selecteert het blok dat moet worden
bewerkt.
Druk op de [6]-regelaar
Toont een lijst met alle parameters
van het geselecteerde blok.
Druk op de [K] [J]
(PAGE)-knoppen
Schakelt de parameters om te tonen.
Bedieningsvoorbeeld 3
(EFFECT-bewerkingsscherm)
Draaibediening
Handeling Beschrijving
Draai aan de
[1]-[5]-regelaars
Verandert de waarde van de
instelling voor de parameter
Draai aan de [6]-regelaar
Selecteert het blok dat moet
worden bewerkt.
Druk op de [6]-regelaar
Schakelt het geselecteerde blok
in/uit.
Druk lang op de [6]-regelaar
Toont een lijst met alle parameters
van het geselecteerde blok.
Draai aan de [6]-regelaar
terwijl u erop drukt
Verandert de positie van het
geselecteerde blok.
MEMO
Als u een waarde in grotere stappen wilt wijzigen, draait u aan een
[1]–[5]-regelaar terwijl u deze ingedrukt houdt.
12
Soorten banken
De SY-1000 heeft twee soorten banken.
Soorten banken Beschrijving
Vooraf ingestelde
bank (P01–P50)
Kan niet worden overschreven, maar u kunt
echter wel een patch naar de gebruikersbank
schrijven, de instellingen volgens uw
voorkeuren wijzigen en de gewijzigde versie
opslaan in de gebruikersbank.
Gebruikersbank
(U01–U50)
Kan worden overschreven.
Soorten patches
De SY-1000 heeft twee soorten patches.
Soorten patches Beschrijving
GK-patch
Patches voor een gitaar (basgitaar) die een
gesplitste pickup gebruikt.
Als deze patches zijn geselecteerd, wordt op het
display het GK-pictogram weergegeven
.
Normale patch
Patches voor een conventionele gitaar
(basgitaar) die is aangesloten op de GUITAR
INPUT. Deze kunnen worden gebruikt, zelfs als u
geen gesplitste pickup hebt.
U kunt deze patches ook gebruiken met het
conventionele gitaarsignaal (basgitaarsignaal)
(normale pickup) dat door de gesplitste pickup
wordt geleid.
Als u de normale patch gebruikt, wordt het GK-
pictogram donker.
* DYNAMIC SYNTH is het enige INST TYPE
dat kan worden geselecteerd voor normale
patches.
Een patch selecteren
Als u van patch wisselt, verandert het klankkarakter.
BANK [I] [H]-schakelaars
[1]–[4]-schakelaars
1. Gebruik de BANK [I] [H]-schakelaars om een bank
te selecteren.
2. Gebruik de [1]–[4]-schakelaars om een patch in de
geselecteerde bank te selecteren.
Banknummer
Patchnaam
Patchnummer
MEMO
U kunt patches ook wijzigen door aan de [1]-regelaar onder het
display te draaien.
Patches verwisselen (Klank)
De structuur en patches van de SY-1000
De SY-1000 bestaat uit drie sound engines (de INST-blokken) en eecten waarvan u de verbindingen vrij kunt wijzigen (het FX-blok).
INST1
INST2
INST3
NORMAL
FX1
EQ2 DLY1 SUB L/R
CMP DS AMP EQ1 NS FV1 DLY2
FX2
FX3
S/R
CHO
MST DLY REV FV2 DIV MIX MAIN L/R MST
De INST-instellingen samen met de combinatie van eecten worden gezamenlijk een “patch genoemd.
Een set van vier patches wordt een bank” genoemd.
Patches worden beheerd door hun bank (1-50) en nummer (1-4); de SY-1000 kan 200 patches opslaan.
Bank 50
Bank 3
Bank 2
Bank 1
Patch 1 Patch 3
Patch 2 Patch 4
[1]–[4]-schakelaar
BANK [I]-, BANK
[H]-schakelaar
13
Een patch bewerken
Hier ziet u hoe u een patch kunt creëren door de parameters van de
INST-blokken en het eectblok te bewerken en ze te combineren.
De INST veranderen
1. Druk op de [INST]-knop.
Het INST-scherm verschijnt.
2. Draai aan de [1]–[6]-regelaars.
Het INST-scherm toont het INST TYPE voor INST1-INST3.
Handeling Beschrijving
Draai aan de [1]-regelaar Verandert het INST TYPE van INST1.
Druk op de [1]-regelaar
Opent een scherm waar u de
INST TYPE-variatie van INST1 kunt
wijzigen.
Draai aan de [2]-regelaar
Schakelt INST1 in/uit.
Wanneer uitgeschakeld, wordt het
pictogram grijs weergegeven.
Druk op de [2]-regelaar
Opent het bewerkingsscherm voor
INST1.
MEMO
Wat INST1 betreft, kunt u INST2 bedienen met de [3]-regelaar en
[4]-regelaar en INST3 bedienen met de [5]-regelaar en [6]-regelaar.
De INST bewerken
U kunt elke INST in detail bewerken.
Hier leggen we uit met behulp van het voorbeeld van het DYNAMIC
SYNTH-scherm van INST1.
1. Druk in het INST-scherm op de [2]-regelaar.
Het INST1-scherm verschijnt.
* De pagina's verschillen afhankelijk van het INST TYPE.
2. Draai aan de [6]-regelaar om het blok te selecteren
dat u wilt bewerken.
Het geselecteerde blok wordt in het wit weergegeven.
3. Draai aan de [1]-[5]-regelaars om de instelling van
de parameter te bewerken.
MEMO
5 Als u een waarde in grotere stappen wilt wijzigen, draait u aan een
regelaar terwijl u deze ingedrukt houdt.
5 U kunt de PAGE [K] [J]-knoppen gebruiken om tussen de
parameters te wisselen.
5 Het aantal parameters en pagina's kan verschillen afhankelijk van
het eect.
5 In het bewerkingsscherm kunt u op de [INST]-knop drukken om
met een bewerkingsscherm van een andere INST te wisselen.
Alle parameters bekijken terwijl u bewerkt
U kunt ook bewerken terwijl u een lijst met alle parameters voor het
geselecteerde blok bekijkt.
1. Druk in het bewerkingsscherm op de [6]-regelaar.
Toont een lijst met alle parameters van het geselecteerde blok.
2. Draai aan de [1]-[6]-regelaars om de instelling van
de parameter te bewerken.
MEMO
U kunt de PAGE [K] [J]-knoppen gebruiken om tussen de parameters
te wisselen.
Een patch bewerken
14
De bewerkte INST-instellingen opslaan
(VARIATION)
U kunt uw voorkeursinstellingen voor elk instrument opslaan als een
“VARIATION” (variant). Omdat een variant ook uit een andere patch
kan worden gebruikt, is het handig voor geluidsontwerp.
1. Druk in het INST-scherm op de [1]-regelaar.
Het VARIATION-scherm verschijnt.
MEMO
Vanuit het INST-bewerkingsscherm kunt u ook het variantscherm
openen met behulp van de volgende methoden.
1. Selecteer het “COMMON”-blok in het bewerkingsscherm.
2. Gebruik de PAGE [J]-knoppen om naar de laatste pagina te gaan.
3. Druk op de [5]-regelaar.
4. Druk op de [2]-regelaar.
Het VARIATION WRITE-scherm verschijnt.
5. Draai de [1]-regelaar om het nummer van de
opslaglocatie te selecteren.
6. Gebruik de [3]–[6]-regelaars om de variantnaam op
te geven.
7. Druk op de [WRITE]-knop.
De variant wordt opgeslagen.
Druk op de [4]-regelaar om deze procedure te annuleren.
Een opgeslagen INST-variant oproepen
1. Druk in het INST-scherm op een van de [1] (INST1)-,
[3] (INST2)- of [5] (INST3)-regelaars.
Het VARIATION-scherm verschijnt.
2. Draai de [6]-regelaar om een variant te selecteren.
U kunt ook het geluid beluisteren terwijl u een variant selecteert.
3. Druk op de [5]-regelaar om de geselecteerde
variant op te roepen.
Een patch bewerken
15
De eecten bewerken
U kunt de eectinstellingen bewerken en de volgorde van blokken
wijzigen, zoals uitvoer en sturen/retourneren (de eectketen).
Basisbediening voor het bewerken
vaneecten
1. Druk op de [EFFECT]-knop.
Het bewerkingsscherm (eectketen) verschijnt.
2. Draai aan de [6]-regelaar om het blok te selecteren
dat u wilt bewerken.
Het geselecteerde blok is aangeduid met een dikke rand.
* Door op de [6]-regelaar te drukken, kunt u het geselecteerde
eect in- en uitschakelen. Eecten die zijn uitgeschakeld, worden
in het grijs weergegeven. Wanneer het eect is ingeschakeld,
wordt het in het wit weergegeven.
Uit Aan
3. Gebruik de [1]–[5]-regelaars om de parameters
te bewerken die onder het scherm worden
weergegeven.
Gebruik de PAGE [K][J]-knoppen om te wisselen tussen de
parameters die u wilt bewerken. De huidige pagina wordt
aangegeven in het midden onderaan het scherm.
* Als u een waarde in grotere stappen wilt wijzigen, draait u aan een
regelaar terwijl u deze ingedrukt houdt.
* Het aantal parameters en pagina's kan verschillen afhankelijk van
het eect.
Bewerken terwijl alle parameters worden
weergegeven
U kunt ook bewerken terwijl u een lijst met alle parameters voor het
geselecteerde blok bekijkt.
1. Druk in het bewerkingsscherm lang op de
[6]-regelaar.
Toont een lijst met alle parameters van het geselecteerde blok.
2. Draai aan de [1]-[6]-regelaars om de
parameterinstellingen te bewerken.
MEMO
U kunt de PAGE [K] [J]-knoppen gebruiken om tussen de
parameters te wisselen.
Gebruik de PAGE [K] [J]-
knoppen om te wisselen
De volgorde van het eect wijzigen
Door blokken zoals eecten, uitvoer en Send/Return te verplaatsen,
kunt u de volgorde waarin eecten worden geplaatst, vrij wijzigen of
kunt u deze parallel rangschikken.
MEMO
5 U kunt de volgorde van de INST1-3-blokken en het NORMALE blok
wijzigen.
5 Het MST (MASTER)-blok kan niet worden verplaatst.
1. Druk op de [EFFECT]-knop.
De eectketen wordt weergegeven.
2. Gebruik de [6]-regelaar om het blok te selecteren
dat u wilt verplaatsen.
3. Draai deze naar links of rechts terwijl u de
[6]-regelaar ingedrukt houdt.
Het geselecteerde blok wordt naar links of rechts verplaatst.
Een patch bewerken
16
De bewerkte eectinstellingen opslaan
(VARIATION)
U kunt uw voorkeursinstellingen voor elk eect opslaan als een
“VARIATION” (variant).
Omdat een variant ook uit een andere patch kan worden gebruikt, is
het handig voor geluidsontwerp.
1. Druk op de [EFFECT]-knop.
2. Gebruik de [6]-regelaar om het eect te kiezen dat
u wilt bewerken.
3. Gebruik de PAGE [K] [J]-knoppen om naar de
laatste pagina te gaan.
4. Druk op de [5]-regelaar.
Het VARIATION-scherm verschijnt.
5. Druk op de [2]-regelaar.
Het VARIATION WRITE-scherm verschijnt.
6. Draai de [1]-regelaar om het nummer van de
opslaglocatie te selecteren.
7. Gebruik [3]–[6]-regelaars om de VARIATION een
naam te geven.
8. Druk op de [WRITE]-knop.
De variant wordt opgeslagen.
Druk op de [4]-regelaar om deze procedure te annuleren.
Een opgeslagen eectvariant oproepen
1. Druk op de [EFFECT]-knop.
2. Gebruik de [6]-regelaar om het eect te kiezen dat
u wilt bewerken.
3. Gebruik de PAGE [K] [J]-knoppen om naar de
laatste pagina te gaan.
4. Druk op de [5]-regelaar.
Het VARIATION-scherm verschijnt.
5. Draai de [6]-regelaar om een variant te selecteren.
U kunt ook het geluid beluisteren terwijl u een variant selecteert.
6. Druk op de [5]-regelaar om de geselecteerde
variant op te roepen.
Een patch bewerken
17
Functies toewijzen aan de
voetschakelaars en het expressiepedaal
Diverse functies kunnen worden toegewezen aan elk van de
voetschakelaars van het bovenpaneel en de expressiepedalen of
voetschakelaars die op de CTL3, 4/EXP1-aansluiting en CTL5, 6/EXP2-
aansluiting op het achterpaneel zijn aangesloten (p. 4).
CTL3–CTL6
EXP1, EXP2
Ingebouwde voetschakelaars
1. Druk op de [CTL]-knop.
Het CONTROL/ASSIGN-scherm verschijnt.
2. Druk op de [1]-regelaar.
Het CONTROL FUNCTION-scherm verschijnt.
3. Draai aan de [1]-regelaar om het item te selecteren
dat u wilt instellen.
Door aan de regelaar te draaien, verplaatst u het geselecteerde
item verticaal.
U kunt nu de instellingen van het geselecteerde item bewerken.
4. Draai aan de [2]–[6]-regelaars om de waarde te
bewerken van het item dat voor elke schakelaar is
geselecteerd.
MEMO
5 U kunt de PAGE [K] [J]-knoppen gebruiken om tussen de
parameters te wisselen.
5 De functies voor de voetschakelaar en het expressiepedaal
moeten worden opgegeven voor elke patch. Als u echter
PREFERENCE instelt op SYSTEM, zullen deze functies door alle
patches gezamenlijk worden gebruikt.
Toewijzingen maken vanaf het
eectbewerkingsscherm (Quick Assign)
In het eectbewerkingsscherm (p. 15) kunt u een eectparameter
selecteren en deze parameter vervolgens toewijzen aan de gewenste
schakelaar.
1. Druk op de [EFFECT]-knop.
2. Draai aan de [6]-regelaar om het blok te selecteren
dat u wilt bewerken.
3. Houd de [1]–[5]-regelaars voor de parameter die u
wilt toewijzen, lang ingedrukt.
Het ASSIGN MATRIX-scherm verschijnt.
* U kunt ook het ASSIGN MATRIX-scherm voor de toewijzingsmatrix
op dezelfde manier openen vanaf het scherm met de lijst met
alle parameters (p. 13). U kunt dit ook openen door de [CTL]-
knop0 ASSIGN SETTING” te selecteren.
4. Druk op de [1]-regelaar om SW in te schakelen.
5. Draai aan de [2]–[6]-regelaars om parameters te
bewerken.
Gebruik indien nodig de PAGE [K] [J]-knoppen om te wisselen
tussen paginas met instellingen.
Gebruik SOURCE om het pedaal of het MIDI-bericht dat u wilt
bedienen, op te geven.
18
Een patch opslaan
De INST-instellingen en de combinatie van eecten kunnen in een
patch worden opgeslagen en op elk gewenst moment worden
opgeroepen.
Als u een andere patch selecteert of na het bewerken van de
instellingen de stroom uitschakelt, gaan de bewerkte instellingen
verloren. Als u de gegevens wilt behouden, moet u deze opslaan.
1. Druk op de [WRITE]-knop.
2. Druk op de [1]-regelaar om WRITE” (PATCH WRITE)
te selecteren.
3. Gebruik de [1]-regelaar om de opslaglocatie te
selecteren (U01-1–U50-4).
U kunt regelaars [3]–[6] gebruiken om de naam te bewerken.
Een naam bewerken
Als u de patchnaam wilt bewerken, gebruikt u de [6]-regelaar
om de cursor te verplaatsen en gebruikt u de [5]-regelaar om
het teken te wijzigen.
Handeling Beschrijving
Draai aan de
[3]-regelaar
Selecteert het type van de tekens
Druk op de [3]-regelaar Verwijdert één teken (verwijderen)
Draai aan de
[4]-regelaar
Wisselt tussen hoofdletters en
kleine letters
Druk op de [4]-regelaar Voegt één spatie in (invoegen)
Draai aan de
[5]-regelaar
Wijzigt het teken
Draai aan de
[6]-regelaar
Verplaatst de cursor
4. Druk op de [WRITE]-knop.
De patch wordt geschreven.
Druk op de [4]-regelaar om deze procedure te annuleren.
19
Instellingen voor de hele SY-1000 (Systeemparameters)
Instellingen voor de SY-1000
Hier kunt u instellingen maken die op de gehele SY-1000 van
toepassing zijn (systeemparameters).
Raadpleeg de “SY-1000-referentiehandleiding (PDF) voor meer informatie
over elke parameter.
1. Druk op de [SYSTEM]-knop.
MEMO
U kunt de PAGE [K][J]-knoppen gebruiken om aanvullende items
weer te geven.
2. Druk op een [1]–[6]-regelaar om het item te
selecteren dat u wilt bewerken.
Er verschijnt een submenu.
3. Druk opnieuw op een [1]–[6]-regelaar om het item
te selecteren dat u wilt bewerken.
4. Gebruik de [1]–[6]-regelaars om parameters te
selecteren of de waarden te bewerken.
MEMO
De methode voor het selecteren van parameters of het bewerken
van hun waarden verschilt afhankelijk van het item.
De fabrieksinstellingen herstellen (Factory Reset)
De instellingen van de SY-1000 herstellen naar de oorspronkelijke in
de fabriek ingestelde waarden wordt een “Factory Reset genoemd.
U kunt niet alleen alle instellingen terugzetten naar de waarden
waarmee de SY-1000 is geleverd vanaf de fabriek, maar u kunt ook
opgeven welke items u wilt terugzetten.
* Als u “Factory Reset uitvoert, gaan de door u gemaakte
instellingen verloren. Sla de gegevens die u nodig heeft op uw
computer op met de speciale software.
1. Druk op de [SYSTEM]-knop.
2. Gebruik de [K] [J] (PAGE)-knoppen om “FACTORY
RESET te selecteren.
3. Kies het type instellingen waarvoor u de
fabrieksinstellingen wilt herstellen met regelaars
[1] en [6].
Regelaar Beschrijving
[1] Speciceert FROM.
[6] Speciceert TO.
Waarde Beschrijving
SYSTEM Instellingen voor systeemparameters
U01-1–U50-4
Instellingen voor patchnummers
U01-1–U50-4
VARIATION Instellingen voor VARIATION
4. Druk op de [WRITE]-knop.
Druk op de [6]-regelaar om de fabrieksinstellingen te herstellen.
Druk op de [5]-regelaar om de Factory Reset te annuleren.
Nadat de Factory Reset is voltooid, keert u terug naar het
afspeelscherm.
De Auto O-functie uitschakelen
De SY-1000 kan zichzelf automatisch uitschakelen. Het apparaat
wordt automatisch uitgeschakeld als 10 uur zijn verstreken nadat het
apparaat voor het laatst werd bespeeld of bediend. Op het display
verschijnt een bericht ongeveer 15 minuten voorafgaand aan het
uitschakelen.
In de fabrieksinstellingen is deze functie ingeschakeld (uitschakelen
na 10 uur). Als u het apparaat continu aan wilt laten staan, schakelt u
de functie uit.
1. Druk op de [SYSTEM]-knop.
2. Kies “HARDWARE SETTING” 0OTHER”.
3. Gebruik de [1]-regelaar om “OFF” te selecteren.
4. Druk een aantal keer op de [EXIT]-knop om terug te
keren naar het afspeelscherm.
20
Belangrijkste specicaties
BOSS SY-1000: Guitar Synthesizer
Patchgeheugens
Gitaarmodus 200 (vooraf ingesteld) + 200 (gebruiker)
Basmodus 200 (vooraf ingesteld) + 200 (gebruiker)
AD-conversie
Gesplitste pickup 32 bits + AF-methode
* De AF-methode (Adaptive
Focus-methode) is een
methode die eigendom is van
Roland & BOSS die de signaal-
ruisverhouding (SN) van de
AD- en DA-converters drastisch
verbetert.
Normale pickup 32 bits + AF-methode
DA-conversie 32 bits
Samplefrequentie 48 kHz
Nominaal
ingangsniveau
GUITAR INPUT -10 dBu
RETURN -10 dBu
Maximaal
ingangsniveau
GUITAR INPUT +16 dBu
RETURN +8 dBu
Ingangsimpedantie
GUITAR INPUT 1 MΩ
RETURN 1 MΩ
Nominaal
uitgangsniveau
MAIN OUTPUT (L/PHONES, R/MONO) -10 dBu
SUB OUTPUT (L, R/MONO) -10 dBu
SEND -10 dBu
Uitgangsimpedantie
MAIN OUTPUT (L/PHONES, R/MONO) 44 Ω
SUB OUTPUT (L, R/MONO) 1 kΩ
SEND 1 kΩ
Aanbevolen
belastingsimpedantie
MAIN OUTPUT (L/PHONES, R/MONO)
10 kΩ of hoger (bij gebruik van een hoofdtelefoon: 44 Ω
of hoger)
SUB OUTPUT (L, R/MONO) 10 kΩ of hoger
SEND 10 kΩ of hoger
Display Grasche LCD (512 x 160 beeldpunten, verlicht LCD)
Aansluitingen
GK IN-aansluiting 13-pins DIN-type
GUITAR INPUT-aansluiting, SEND-aansluiting, RETURN-
aansluiting, MAIN OUTPUT (L/PHONES, R/MONO)-
aansluitingen, SUB OUTPUT (L, R/MONO)-aansluitingen
1/4”-hoofdtelefoonaansluiting
CTL3, 4/EXP1-aansluiting, CTL5, 6/EXP2-aansluiting 1/4” TRS-hoofdtelefoonaansluiting
USB COMPUTER-poort
USB B-type (ondersteunt High-Speed USB, USB-audio en
USB-MIDI)
MIDI (IN, OUT/THRU)-connectors
DC IN-aansluiting
Stroomtoevoer Netstroomadapter
Stroomverbruik 800 mA
Afmetingen 345 (B) x 245 (D) x 67 (H) mm
Gewicht (exclusief
netstroomadapter)
2,5 kg
Accessoires
Netstroomadapter
Gebruikershandleiding
Infoblad “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN”
Opties (apart
verkrijgbaar)
Gesplitste pickup: GK-3 (voor gitaar), GK-3B (voor basgitaar)
GK-kabel: GKC-5 (5 m), GKC-10 (10 m)
Voetschakelaar: FS-5U, FS-5L, FS-6, FS-7
Expressiepedaal: EV-30, FV-500L, FV-500H, Roland EV-5
Apparaatschakelaar: Roland US-20
* 0 dBu = 0,775 Vrms
* In dit document worden de specicaties van het product uitgelegd op het moment dat het document werd vrijgegeven. Raadpleeg de Roland-
website voor de meest recente informatie.
21
HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN
WAARSCHUWING
De Auto O-functie
Dit apparaat wordt automatisch
uitgeschakeld na een vooraf
ingestelde tijdsspanne sinds het
apparaat voor het laatst werd
gebruikt om muziek af te spelen of sinds de
knoppen of bedieningselementen van het
apparaat voor het laatst werden gebruikt
(Auto O-functie). Als u niet wilt dat het
apparaat automatisch wordt uitgeschakeld,
schakelt u de Auto O-functie uit (p. 3).
WAARSCHUWING
Gebruik alleen de meegeleverde netstroomadapter
en de juiste spanning
Gebruik alleen de
netstroomadapter die bij het
apparaat is geleverd. Zorg er
ook voor dat de netspanning
van de installatie overeenstemt met de
invoerspanning die op de netstroomadapter
is vermeld. Andere netstroomadapters
kunnen een andere polariteit hebben
of bedoeld zijn voor een ander voltage,
zodat deze schade, defecten of elektrische
schokken kunnen veroorzaken.
Gebruik alleen het meegeleverde netsnoer
Gebruik alleen het bevestigde
netsnoer. Sluit het meegeleverde
netsnoer ook niet aan op andere
apparaten.
OPGELET
Ga voorzichtig om met de aardingsklem
Als u de schroef van de
aardingsklem verwijdert, moet u
deze onmiddellijk vervangen. Laat
deze nergens liggen zodat er geen
risico bestaat dat deze per ongeluk wordt
ingeslikt door kleine kinderen. Wanneer u de
schroef opnieuw bevestigt, moet u ervoor
zorgen dat deze stevig vast zit en niet kan
loskomen.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Reparaties en gegevens
Maak voordat u het apparaat laat
repareren een back-up van de gegevens
die op het apparaat zijn opgeslagen of
noteer de nodige gegevens op papier
als u dat wilt. Tijdens de reparatie
doen wij uiteraard ons uiterste best
om de gegevens die op uw apparaat
zijn opgeslagen, te behouden, maar
er kunnen gevallen zijn waarbij de
opgeslagen inhoud niet kan worden
hersteld, bijvoorbeeld wanneer het
fysieke geheugen beschadigd is geraakt.
Roland kan niet verantwoordelijk worden
geacht voor het herstel van eventuele
opgeslagen inhoud die verloren is gegaan.
Extra voorzorgsmaatregelen
De gegevens die zijn opgeslagen op het
apparaat, kunnen verloren gaan door
storingen, onjuist gebruik enzovoort. Om
dergelijk onherstelbaar gegevensverlies te
voorkomen, moet u regelmatig back-ups
maken van de gegevens die u op het
apparaat hebt opgeslagen.
Roland kan niet verantwoordelijk worden
geacht voor het herstel van eventuele
opgeslagen inhoud die verloren is gegaan.
Voer nooit druk uit op het display en sla er
nooit tegen.
Gebruik geen verbindingskabels met een
ingebouwde weerstand.
Intellectueel eigendomsrecht
ASIO is een handelsmerk en software van
Steinberg Media Technologies GmbH.
Dit product bevat het geïntegreerde
eParts-softwareplatform van eSOL Co.,Ltd.
eParts is een handelsmerk van eSOL Co.,
Ltd. in Japan.
Dit product gebruikt de broncode van
μT-Kernel onder de T-License 2.0 verleend
door T-Engine Forum (www.tron.org).
Roland en BOSS zijn gedeponeerde
handelsmerken of handelsmerken van
Roland Corporation in de Verenigde
Staten en/of andere landen.
De bedrijfsnamen en productnamen
in dit document zijn gedeponeerde
handelsmerken of handelsmerken van
hun respectievelijke eigenaars.
In deze handleiding worden
bedrijfsnamen en productnamen van de
respectievelijke eigenaars gebruikt omdat
het de meest praktische manier is om de
geluiden te beschrijven die nagevolgd
worden met DSP-technologie.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22

Boss SY-1000 de handleiding

Type
de handleiding