Programmering
70 Bedieningshandleiding 911-211 - 05.0 - 08/2019
Optionele uitrusting
Reduced clamp pressure (Verminderde klemdruk):
optionele uitrusting om bij het plaatsen slechts weinig klemdruk uit te
oefenen voor een betere uitlijning.
Laser marking lamps (Lasermarkeringslampen):
Optionele uitrusting om bij het plaatsen oriënteringslijnen beschikbaar
te hebben voor eenvoudigere uitlijning. U kunt dan bij elk programma
maximaal vier lasermarkeringslampen inschakelen. De optie wordt hier
ingeschakeld, maar de controle vindt plaats in de programmaparameters
(zie Laser marking lamps (Lasermarkeringslampen)) ( P. 6 4).
Bar code reader (Streepjescodelezer):
Optionele uitrusting voor de veiligheidscontrole vóór het naaien.
U kunt voor elk programma een streepjescode opslaan. Er wordt
gecontroleerd of de streepjescode overeenkomt met de streepjescode op
de klem
. Alleen als de streepjescodes overeenkomen, wordt het naaien
gestart. De streepjescode-ID voert u in de programmaparameters in
(zie Clamp ID Code (ID-code klem)) ( P. 6 4).
Proper seam start (Zuiver naadbegin):
niet beschikbaar
Residual-thread monitor (Restdraadbewaking):
Optionele uitrusting die de restdraad op de spoel bewaakt. Geeft een
melding kort voordat de draad op is.
Thread burner (Draadbrander):
Uitrusting voor het doorbranden van de draad. In plaats van afsnijden met
een draadafsnijder.
Clamp type (Klemtype)
De volgende klemtypen zijn beschikbaar:
One-piece clamp for L-shape adaptation (Enkele klem): eendelige
parallelle klem met hoeksteunopname
One-piece clamp for bow adaptation (Enkele klem met beugel) (def.):
eendelige parallelle klem met beugelopname
Split clamp for L-shape adaptation (Dubbele klem): tweedelige parallelle
klem met hoeksteunopname
Exchangeable clamp (Verwisselbare klem): verwijderbare klem
Special clamp (Speciale klem): speciale klem
Clamp limitation (Klemgrenzen)
Preset limitation (Standaardgrenzen) (def.)
Er wordt geen rekening gehouden met aanvullende constructies.
Special limitation (Speciale grenzen)
Er wordt rekening gehouden met individuele grenzen.
Pedal mode (Pedaalmodus)
De volgende opties zijn beschikbaar:
Mode 1 (Modus 1): de huidige stand van de pedaal wordt geanalyseerd.
Mode 2 (Modus 2) (def.): de pedaal moet telkens nadat het is ingetrapt terug
naar de basispositie voordat een nieuwe intrapping wordt geregistreerd.
Mode 3 (Modus 3): De huidige stand van de pedaal wordt geanalyseerd.
Ook wordt de snelstartmodus vrijgegeven (zie Load mode
(Plaatsingsmodus)) ( P. 6 5 ).
Voor het inschakelen van de snelstartmodus moet de machine één keer
worden uit- en ingeschakeld.
Hand switch (Handtaster): In de handtastermodus wordt één sensor
uitsluitend gebruikt voor de besturing van de klembeweging (omhoog en
omlaag). De andere sensor dient om het naaien te starten.
Bar code mode (Streepjescodemodus)
De volgende opties zijn beschikbaar:
Manually (Handmatig): De machine controleert of de juiste klem is
geplaatst voor het ingevoerde naadprogramma. Bij de juiste klem is de
machine gereed om te naaien. Bij een onjuiste klem wordt er een
foutmelding weergegeven en moet de klem worden verwisseld.
Automatic (Automatisch): De machine zoekt naar het geschikte
naadprogramma voor de geplaatste klem. Nadat het naadprogramma is
geselecteerd, is de machine gereed om te naaien.
Symbool Betekenis