8
18. SLA HET APPARAAT, WANNEER HET NIET
WORDT GEBRUIKT, OP EEN AFGESLOTEN
PLEK OP, BUITEN HET BEREIK VAN KINDEREN.
19. GEBRUIK UITSLUITEND DE
GEAUTORISEERDE ACCU.
Gebruik alleen het accu-type MAX JPL91430A.
Het aansluiten van het apparaat aan een
andere voedingsbron zoals een oplaadbare
batterij, een droge batterij of een autoaccu kan
het apparaat beschadigen of defect maken,
oververhitten of zelfs vlam doen vatten. Sluit dit
apparaat niet aan op een andere voedingsbron
dan de MAX JPL91430A -accu.
20. LAAD VOOR DE BESTE PRESTATIES DE
ACCU VOOR GEBRUIK VOLLEDIG OP.
Door zelfontlading kan een nieuwe accu of een
accu die langere tijd is gebruikt, leeg zijn. Deze
dient volledig opgeladen te worden. Laad voor
gebruik van het apparaat de accu op met de
bijbehorende acculader MAX JC925.
21. VOORZORGSMAATREGELEN VOOR
OPLADEN.
• Gebruik uitsluitend de gespecificeerde
acculaders en accu's.
Door gebruik van andere opladers/accu's
kan oververhitting of brand ontstaan, met
ernstig letsel als mogelijk gevolg.
• Laad de accu op met de
gespecificeerde spanning.
Gebruik van een ander voltage kan leiden
tot oververhitting of een onvolledig
geladen accu, met ernstig letsel als
mogelijk gevolg.
• Gebruik nooit een transformator.
• Sluit de acculader nooit aan op een
gelijkstroom-motorgenerator.
De oplader kan defect of beschadigd
raken door oververhitting.
•
Laad de accu niet op in de regen, bij
spattend water of op een vochtige plaats.
Het opladen van een vochtige of natte accu
kan leiden tot stroomschokken of kortsluiting,
met brandschade als mogelijk resultaat.
•
Raak het stroomsnoer of de steker niet aan
met een natte hand of handschoen.
Dit kan leiden tot stroomschokken met
letsel als mogelijk resultaat.
•
Plaats geen doek of andere afdekking op de
acculader tijdens het opladen van de accu.
Dit leidt tot oververhitting van de oplader,
met brandschade als mogelijk resultaat.
• Houd de accu en de acculader uit de
buurt van hittebronnen en vlammen.
• Laad de accu niet op in de buurt van
brandbare stoffen.
• Voer het opladen uit op een plaats met
goede ventilatie.
Plaats de oplader tijdens het opladen niet
in direct zonlicht.
• Laad de accu op bij een
omgevingstemperatuur tussen 5
°
C
(41
°
F) tot 40
°
C (104
°
F).
• Gebruik de oplader niet continu.
Geef de oplader tussen oplaadbeurten
15 minuten pauze; dit voorkomt
functionele storingen.
•
Laat niets de ventilatiegaten of de
accuhouder blokkeren; dit kan leiden tot
stroomschokken of functionele storingen.
Zorg ervoor dat de oplader tijdens het gebruik
vrij is van stof of andere voorwerpen.
•
Ga voorzichtig met het stroomsnoer om.
Draag de oplader niet aan het stroomsnoer.
Trek niet aan het stroomsnoer om de steker
uit een stopcontact te trekken: hierdoor
kunnen de stroomaders breken of kan
kortsluiting ontstaan. Laat het stroomsnoer
niet in contact komen met scherpe
gereedschappen, hete stoffen, olie of vet.
Zorg ervoor dat een beschadigd stroomsnoer
wordt gerepareerd of vervangen.
•
Probeer geen niet-oplaadbare accu's of
batterijen op te laden met deze oplader.
• Deze oplader is niet bedoeld voor
gebruik zonder toezicht door kinderen
of personen met een beperking.
• Zorg ervoor dat kinderen niet met de
oplader spelen: houd toezicht op hen.
• Plaats een beschermkap op de
contactpunten van de accu.
Plaats een beschermkap op de
contactpunten van de accu als deze niet
wordt gebruikt; dit voorkomt kortsluiting.
Houd de accu verwijderd van metalen
voorwerpen zoals clips, munten, spijkers,
schroeven of andere kleine metalen
voorwerpen die een verbinding tussen
accupolen tot stand kunnen brengen.
• Bewaar het apparaat tijdens de zomer
niet in een voertuig of in direct
zonlicht. Opslag bij hoge temperaturen
kan de accu beschadigen.
• Sla niet een volledig ontladen accu op.
Als u een volledig ontladen accu van
het apparaat verwijdert en langere tijd
niet gebruikt, kan dit de accu
beschadigen. Laad de accu direct na
het ontladen weer op.