Nederlands
47
○ Wanneer het controlelampje snel knippert (vijfmaal per
sekonde), neem de batterij dan uit het oplaadapparaat
en controleer op de aanwezigheid van een voorwerp
dat er niet hoort. Is er geen voorwerp in de opening
aanwezig, dan is de storing waarschijnlijk te wijten aan de
oplaadbare batterij of het oplaadapparaat. Laat deze dan
controleren door een bevoegde onderhoudsinstantie.
○ Aangezien de ingebouwde microprocessor ongeveer 3
seconden nodig heeft om vast te stellen dat de accu die
met de UC18YKSL of UC18YFSL wordt opgeladen is
losgekoppeld, dient u minimaal 3 seconden te wachten
voordat u de accu weer aansluit om het opladen te
vervolgen. Als de accu binnen 3 seconden opnieuw
wordt ingestoken, bestaat de kans dat deze niet goed
wordt opgeladen.
VOOR HET GEBRUIK
Gereedmaken en kontroleren van de werkplaats
Kontroleer of de werkplaats geschikt is door nauwkeurig de
genormde voorzorgsmaatregelen op te volgen.
BEDIENING
1. Controleer de stand van de koppelingsinstelling
(Zie Afb. 4)
De drie functies, schroevendraaier, boor en klopboor
kunnen worden ingesteld via de stand van de
koppelingsinstelling van de machine.
(1) Bij gebruik van deze machine als schroevendraaier
plaatst u één van de nummers “1, 3, 5 ... 22” op de
koppelingsinstelling, of een stip, tegenover het driehoekje
op de machine.
(2) Bij gebruik van deze machine als boor plaatst u de boor-
markering “
” op de koppelingsinstelling tegenover het
driehoekje.
(3) Voor gebruik als klopboormoet u de “
” hamer
markering op de koppelingsinstelling in lijn brengen met
het driehoekje op de behuizing van de machine.
LET OP
○ De koppelingsinstelling mag niet in een stand worden
gezet tussen de nummers “1, 3, 5 ... 22” of de stippen in.
○ Gebruik de machine niet met de koppelingsinstelling
tussen “22” en het streepje in het midden van de boor-
markering. Dit kan resulteren in beschadiging (Zie
Afb. 5).
2. Afstelling van het aantrekkoppel
(1) Aantrekkoppel
Instelling van het aantrekkoppel van de boor dient te
gebeuren op basis van de schroefdiameter. Wan neer
teveel kracht bij het aandraaien gebruikt wordt, zal de
schroef beschadigd en misschien onbruikbaar worden.
Plaats de koppelingsinstelling in een stand die geschikt
is voor de diameter van het soort schroef in gebruik.
(2) Aanduiding van het aantrekkoppel
Het aantrekkoppel verschilt afhankelijk van het type
schroef en het soort materiaal dat wordt vastgezet. De
machine geeft het aantrekkoppel aan met nummers “1,
3, 5 ... 22” op de koppelingsinstelling en stippen. Het
aantrekkoppel bij stand “1” is het kleinst en het koppel
wordt groter naarmate het nummer oploopt (Zie Afb. 4).
(3) Instellen van het aantrekkoppel
Draai de koppelingsinstelling rond en plaats de nummers
“1, 3, 5 ... 22” op de kap, of de stippen, tegenover het
driehoekje op de machine. Draai de koppelingsinstelling
in de richting van een zwakker of sterker aantrekkoppel
overeenkomstig het koppel dat u nodig heeft.
LET OP
○ Het kan voorkomen dat de motor stopt wanneer het
apparaat als een dril gebruikt wordt. Zorg ervoor dat de
slagboor-schroefmachine niet vast loopt tijdens gebruik.
○ Wanneer te lang gedraaid wordt kan de schroef breken.
3. Wisseling van rotatie naar impakt en uitsluitend
rotatie (Zie Afb. 4)
U kunt van “Rotation (uitsluitend rotatie)” naar
“Impact (impakt + rotatie)” schakelen door de
boormarkering “
” of de hamermarkering “ ” in lijn te
brengen met de driehoek markering op de machine.
○ Voor het boren van gaten in metaal, hout of plastic, moet
u “Rotation (uitsluitend rotatie)” gebruiken.
○ Voor het boren van gaten in steen of beton, moet u
“Impact (impakt + rotatie)” gebruiken.
VOORZICHTIG
○ Indien “Impact” is ingesteld voor het boren dat normaliter
met “Rotation” wordt uitgevoerd, zal de kracht van het
boren sterker zijn maar wordt het boorstuk of andere
delen mogelijk beschadigd.
○ Als de koppelingsinstelling moeilijk op de
hamermarkering “
” stand kan worden gezet, draait
u de boorkop een weinig naar links of rechts, waarna u
de koppelingsinstelling opnieuw op de hamermarkering
“
” stand probeert te zetten.
4. Veranderen van de draaisnelheid
Gebruik de toerenschakelaar om de draaisnelheid te
veranderen. Druk op de vergrendeltoets en schuif de
toerenschakelaar in de richting van de pijl (Zie Afb. 6 en
7).
Door de toerenschakelaar op “LOW’’ te zetten, draait de
boor met lage snelheid. Wanneer de toets “HIGH’’ gezet
wordt, draait de boor op hoge snelheid.
LET OP
○ Controleer of de hoofdschakelaar inderdaad uit staat
voor u de instelling voor het toerental verandert.
De motor wordt beschadigd wanneer de draais nelheid
veranderd wordt tijdens het draaien van de motor.
○ Als u de toerenschakelaar op “HIGH” (hoog toerental)
zet, terwijl de koppelingsinstelling tussen “15” en “22”
staat, kan het gebeuren dat de koppeling doorslipt en
dat de motor vast komt te staan. Zet in dat geval de
toerenschakelaar op “LOW” (laag toerental).
○ Schakel de netspanning onmiddelijk uit wanneer de
motor vast loopt. Dit om te voorkomen dat de motor of
accu beschadigd wordt.
○ De lithium-ion batterij is voorzien van een
beschermingsfunctie die volledige ontlading van
de batterij voorkomt waardoor de levensduur wordt
verlengd. Wanneer het gereedschap overbelast raaktkan
de motor tot stilstand komen. Dit geeft geen probleem
met het product aan maar wordt veroorzaakt door de
beschermingsfunctie. Laat de schakelaar onmiddelijk los
en zoek naar de oorzaak van de overbelasting.
5. Manieren en suggesties voor gebruik
Tabel 4 geeft een overzicht van de diverse
werkzaamheden die met dit apparaat kunnen worden
uitgevoerd op basis van de mechanische eigenschappen
van dit gereedschap.