Canon EF 24-70mm F4L IS USM Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Handleiding
NLD
EF24-70mm f/4L IS USM
NLD-1
Hartelijk dank voor de aanschaf van dit Canon-product.
De EF24-70mm f/4L IS USM van Canon is een
hoogwaardig standaard zoomobjectief voor gebruik
met EOS-camera’s. Het objectief wordt geïnstalleerd
met een beeldstabilisator en maakt close-upfotograe
met een maximale vergroting van 0,7x mogelijk
wanneer de zoomring is ingesteld op macro.
“IS” is de afkorting voor beeldstabilisator.
“USM” is de afkorting voor ultrasone motor.
Kenmerken
1. De beeldstabilisator geeft bij normaal
fotograferen het effect van een sluitertijd die
ongeveer vier stops korter is.*
Deze functie zorgt voor optimale stabilisatie
van het beeld overeenkomstig de opname-
omstandigheden (zoals bij opnamen van
stilstaande onderwerpen, het volgen van
onderwerpen en close-upopnamen).
2. Toepassing van een trillingsgyro en
acceleratiesensor voor een zeer effectieve
beeldstabilisatie, zelfs bij close-upfoto’s.
(Uitgerust met een Hybride IS)
3. Het gebruik van UD-objectiefelementen en twee
typen asferische objectieven zorgen voor een
superieure beeldscherpte.
4. Door de zoomring in te stellen op macro wordt
macrofotograe met een maximale vergroting
van 0,7x mogelijk gemaakt.
5. Met behulp van een uor coating op de
oppervlakken van het voorste en het achterste
objectief kan aangekoekt vuil gemakkelijk
verwijderd worden dan eerst.
6. Ultrasone motor (USM) voor snelle en stille
automatische scherpstelling.
7. Handmatige scherpstelling is mogelijk nadat op
het onderwerp is scherpgesteld in de autofocus-
modus (ONE SHOT AF).
8. Circulaire apertuur voor prachtige beelden met
soft-focus.
9. Bevat een duurzame stof- en vochtwerende
constructie.
* Gebaseerd op [1/brandpuntsafstand] seconde.
Over het algemeen is een sluitertijd van [1/
brandpuntsafstand] seconde of sneller vereist om
bewegingsonscherpte te voorkomen.
NLD-2
Veiligheidsmaatregelen
Veiligheidsmaatregelen
Kijk niet door de lens of de camera naar de zon
of een andere heldere lichtbron. Dit beschadigt uw
ogen. Het is vooral gevaarlijk wanneer u rechtstreeks
door de lens naar de zon kijkt.
Laat het objectief niet zonder lensdop in de zon
liggen, ongeacht of het objectief wel of niet op
de camera is bevestigd. Dit om te voorkomen dat
de lens de zonnestralen samenbundelt, hetgeen zou
kunnen resulteren in brand.
Voorzorgsmaatregelen betreffende
de behandeling
Als het objectief van een koude omgeving naar
een warme ruimte wordt gebracht, kan er condens
op de lens en de interne onderdelen ontstaan. Om
condens te voorkomen, raden wij u aan het objectief in
een luchtdichte plastic zak te doen voordat u het van
een koude omgeving naar een warme ruimte brengt.
Neem het objectief uit de zak nadat het geleidelijk is
opgewarmd. Ga op dezelfde wijze te werk wanneer u
het objectief van een warme omgeving naar een koude
omgeving verplaatst.
Stel het objectief niet aan grote hitte bloot door het
bijvoorbeeld in een auto te leggen die in de zon
geparkeerd staat. Hoge temperaturen kunnen
resulteren in een defect van het objectief.
Symbolen die in deze handleiding worden gebruikt
Waarschuwing om een storing of beschadiging
van het objectief of de camera te voorkomen.
Extra informatie over het gebruik van het
objectief en het maken van foto’s.
NLD-3
Benaming van de onderdelen
Zie voor verdere informatie de pagina’s die tussen haakjes zijn vermeld ( **).
Beeldstabilisatorschakelaar ( 12)
Zonnekapbevestiging
( 16)
Filterschroefdraad
( 17)
Scherpstelring ( 5)
Contactpunten ( 4)
Rubber ring
( 4)
Zoomringblokkeerhendel
(dient tevens als
macroschakelaar)
( 6, 7)
Zoomring ( 5)
Afstandsschaal ( 11)
Scherpstelmodusschakelaar ( 5)
Lensbevestigingsmarkering ( 4)
NLD-4
1. Het objectief bevestigen en verwijderen
Raadpleeg de handleiding van de camera
voor informatie betreffende het bevestigen
en verwijderen van het objectief.
De lensbevestiging is van een rubber ring voorzien
voor een optimale bescherming tegen stof en
water. De rubber ring kan lichte afslijting rondom
de lensbevestiging van de camera veroorzaken,
maar dit is niets ernstigs. Als de rubber ring
versleten is, kan deze tegen betaling bij een Canon
servicecentrum worden vervangen.
Na het verwijderen van het objectief plaatst u het
met de achterkant omhoog om te voorkomen dat
het lensoppervlak en de contactpunten beschadigd.
Als de contactpunten vuil of bekrast zijn of als
er vingerafdrukken op zitten, kan dit resulteren
in corrosie of een gebrekkige elektrische
verbinding. Dit kan een foutieve werking van de
camera en het objectief tot gevolg hebben.
Als de contactpunten vuil zijn of als er
vingerafdrukken op zitten, kunt u ze met een
zacht doekje schoonmaken.
Plaats de stofkap op het objectief wanneer u het
verwijdert. Om de stofkap juist aan te brengen,
lijnt u de lensbevestigingsmarkering uit met de
-markering van de stofkap, zoals aangegeven in
de afbeelding, vervolgens draait u de stofkap naar
rechts. Volg de aanwijzingen in de omgekeerde
volgorde om de stofkap te verwijderen.
NLD-5
2.
De scherpstelmodus
instellen
3. Zoomen
Na automatische scherpstelling in de ONE SHOT
AF-modus, kunt u handmatig scherpstellen door de
ontspanknop half in te drukken en de scherpstelring
te verdraaien. (Continue handmatige scherpstelling)
Zet de scherpstelmodusschakelaar op AF als u
wilt fotograferen in de autofocus (AF) modus.
Als u de modus handmatig scherpstellen
(MF) wilt gebruiken, zet u de
scherpstelmodusschakelaar op MF. U
kunt vervolgens scherpstellen door aan de
scherpstelring te draaien.
De scherpstelring werkt altijd, ongeacht de
scherpstelmodus.
Om te zoomen, draait u aan de zoomring.
Zorg dat u klaar bent met zoomen voordat u met
scherpstellen begint. Zoomen na het scherpstellen
kan van invloed zijn op de scherpstelling.
NLD-6
De zoomring kan alleen in de maximale groothoekstand vergrendeld
worden.
4. De zoomring vergrendelen
De zoomring kan vergrendeld worden met het objectief in de kortste stand. Deze functie is handig
wanneer u de camera aan een riem draagt, om te voorkomen dat het objectief uitschuift.
2 Schuif de
zoomringblokkeerhendel
in de richting aangegeven
door de pijl.
Om de zoomring vrij
te zetten, schuift u de
zoomringblokkeerhendel in
de tegenovergestelde richting
van de pijl.
1 Draai de zoomring in de
uiterste groothoekstand (24
mm).
NLD-7
5. Instellen voor close-upfotograe
Door de zoomring in te stellen op macro wordt close-upfotograe mogelijk gemaakt.
Nadat de zoomring op macro werd ingesteld, kan de zoomring alleen binnen het macrobereik
worden bediend (aangeduid door de gele streep).
Schuif, om de zoomring weer naar het normale zoombereik te zetten, de macroschakelaar
(zoomringblokkeerhendel) naar MACRO (net zoals in stap 1). Draai de zoomring naar de
groothoek, terwijl u de vinger op de hendel houdt. Laat de hendel los zodra de zoomring op het
normale zoombereik is ingesteld.
Vergroting verwijst naar de vergelijking van de grootte van een onderwerp ten opzichte van de grootte van
het beeld in het beeldgebied.
Door de zoomring op macro in te stellen worden close-upfotograe met een maximale vergroting van 0,7x mogelijk
gemaakt (minimale scherpstelafstand van 20 cm). De scherpstelafstand verwijst naar de afstand tussen het onderwerp
en beeldveld. Bovendien is de afstand tussen het objectiefeinde en het onderwerp (werkafstand) circa 3 cm.
2 Draai de zoomring voorbij
het einde van de telelens
(70 mm) in het macrobereik
dat wordt aangeduid door
de gele streep.
3 Laat de macroschakelaar
los.
1
Schuif de macroschakelaar
(zoomringblokkeerhendel)
naar MACRO.
Houd uw vinger op de hendel
zodat hij niet terugschuift
naar de normale positie.
NLD-8
6. Close-upfotograe
De gele streep op de afstandsschaal duidt het bereik aan waarin de beeldkwaliteit minimaal is tijdens
close-upfotograe.* De volgende procedure beschrijft hoe u binnen het bereik, dat wordt aangeduid
door de gele streep, kunt scherpstellen om foto’s in high denition vast te leggen.
* Maximale vergroting is echter 0,5x bij het fotograferen binnen het bereik dat wordt aangeduid door de gele
streep op de afstandsschaal.
Het is raadzaam een statief voor close-upopnamen (macro) te gebruiken.
2 Pas de zoomring aan en
positioneer de camera door
deze naar voren of achteren
te bewegen.
Stel de vergroting in en verkrijg
een eerste scherpstelling met
behulp van de zoomring om de
scherpstelafstand aan te passen.
Een eerste scherpstelling
wordt verkregen, zodat de
gebruiker kan scherpstellen
bij het fotograferen binnen het
bereik dat wordt aangeduid
door de gele streep op de
afstandsschaal.
3 Druk de ontspanknop half in
en stel scherp met behulp
van AF of MF voorafgaand
aan het fotograferen.
Voor een nauwkeurige
scherpstelling in handmatige
scherpstelling (MF) moet de
vergrote beeldfunctie* worden
gebruikt, die u aantreft in
camera’s met Live view opname.
*
Zie de instructiehandleiding van
de camera voor informatie over
deze functie.Lees bovendien de
paragraaf met waarschuwingen
voor Live view opname in de
instructiehandleiding van de
camera.
1
Plaats, na het instellen van
de zoomring naar macro, de
scherpstelring zodanig dat
de indicator in het midden
van de gele streep op de
afstandsschaal verschijnt.
Maximale vergroting is 0,5x
bij het fotograferen binnen het
bereik dat wordt aangeduid
door de gele streep op de
afstandsschaal. Beweeg, voor
het fotograferen bij een hogere
vergroting, buiten het bereik dat
wordt aangeduid door de gele
streep om scherp te stellen.
NLD-9
De vergroting van dit objectief wordt bepaald
door de combinatie van de volgende drie
factoren: de positie van de scherpstelring, positie
van de zoomring en de scherpstelafstand.
Daarom is het aantal combinaties voor
het tot stand brengen van een bepaald
vergrotingsniveau ontelbaar. De methode voor
close-upfotograe die hier wordt beschreven,
betreft het zo veel mogelijk behouden van
de scherpstelpositie binnen het bereik dat
is aangeduid door de gele streep op de
afstandsschaal. Houd er echter rekening mee
dat dit slechts één van de vele methoden is.
Gebruik de scherptedieptefunctie van de camera
om scherptediepte te controleren.
Raadpleeg pagina 15 voor informatie over het
maken van close-ups met de hand.
Stel voorzichtig scherp omdat de scherptediepte
bij close-ups ondiep is.
De afstandsschaal van de scherpstelring is
ontworpen voor het weergeven van afstanden
tijdens normaal fotograferen. Als gevolg hiervan
wordt de afstand niet weergegeven tijdens close-
upfotograe.
Wanneer de zoomring binnen het macrobereik
is ingesteld, zijn er camera’s die de informatie
voor de brandpuntsafstand in het beeld
registreren bij een waarde binnen het bereik
van meer dan 70 mm tot 80 mm als gevolg van
systeemproblemen.
Close-upfotograe
* De werkelijke brandpuntsafstand zal echter nooit
langer dan 70 mm zijn.
NLD-10
7. Belichting tijdens close-upfotograe
De juiste belichting voor een close-upfoto hangt
in belangrijke mate van het onderwerp af. Wij
raden u daarom aan enkele foto’s van hetzelfde
onderwerp met verschillende belichtingen te
maken.
Het verdient aanbeveling bij macrofotograe
de diafragma-prioriteit AE (Av) of Manual
(M) fotografeermodus te gebruiken, want de
scherptediepte en de belichting kunnen in die
modi gemakkelijk worden ingesteld.
De belichting instellen
Wanneer u foto’s maakt met de
TTL-lichtmeetmethode is er geen
belichtingscompensatie vereist om het licht
te meten dat door de lens komt. Bij de
TTL-lichtmeetmethode is AE (automatische
belichting) bij alle scherpstelafstanden mogelijk.
U hoeft alleen de gewenste fotografeermodus in
te stellen en dan de sluitertijd en het diafragma
te controleren voordat u de foto maakt.
Vergroting en effectief f-getal
Bij het diafragma dat de camera aangeeft,
wordt verondersteld dat er op oneindig is
scherpgesteld. Het feitelijke diafragma (het
effectieve f-getal) wordt donkerder (het
effectieve f-getal wordt hoger) naarmate de
scherpstelafstand korter is (de vergroting neemt
toe). Dit veroorzaakt geen belichtingsproblemen
bij normale fotograe. Bij close-upfotograe kunt
u de verandering in het effectieve f-getal echter
niet negeren.
Wanneer u een handbelichtingsmeter gebruikt
om de belichting in te stellen, dient u rekening
te houden met de belichtingsfactor die in de
volgende tabel is vermeld.
Vergroting 1 : 5 1 : 3 1 : 2 1 : 1,5
Effectief f-getal 4,71 5,06 5,66 5,66
Belichtingsfactor
(stops)*
+1/3 +2/3 +1 +1
+1/2 +1/2 +1 +1
* Bovenste waarden: 1/3 stops. Onderste waarden 1/2
stops.
NLD-11
8.
Symbool voor compensatie
oneindige afstand
Voor een nauwkeurige handmatige scherpstelling
van onderwerpen op oneindig kijkt u door de
zoeker of u kijkt naar het vergrote beeld* op het
LCD-scherm terwijl u de scherpstelring ronddraait.
Hiermee compenseert u voor de verschuiving
van het scherpstelpunt oneindig als gevolg van
veranderingen in de temperatuur. De positie
oneindig bij normale temperatuur is het punt
waarbij de verticale lijn van het L-merkteken
van de afstandsschaal op één lijn ligt met de
afstandsmarkering.
Afstandsmarkering
Symbool voor compensatie
oneindige afstand
* Voor camera’s met de opnamefunctie Live View.
9. Infraroodindex
De positie van de infraroodmarkering is
gebaseerd op een golengte van 800 nm.
De hoeveelheid compensatie verschilt
afhankelijk van de brandpuntsafstand. Gebruik
de aangegeven brandpuntsafstand als richtlijn bij
het instellen van de hoeveelheid compensatie.
Neem de instructies van de fabrikant in acht bij
gebruik van infraroodlm.
Gebruik een rood lter wanneer u de foto maakt.
Sommige EOS-camera’s zijn niet geschikt voor
infraroodlm. Raadpleeg de handleiding van uw
EOS-camera.
De infraroodmarkering corrigeert de
scherpstelling wanneer een zwart-wit
infraroodlm wordt gebruikt. Stel handmatig
scherp op het onderwerp en corrigeer dan de
afstandsinstelling door de scherpstelring naar
het bijbehorende infraroodmarkering te draaien.
NLD-12
10.
Beeldstabilisator
U kunt de beeldstabilisator in de AF- en de MF-modus gebruiken.
Deze functie zorgt voor optimale stabilisatie van het beeld
overeenkomstig de opname-omstandigheden (zoals bij opnamen
van stilstaande onderwerpen, het volgen van onderwerpen en
close-upopnamen).
OFF
ON
De beeldstabilisator van dit objectief is
geschikt voor het maken van foto’s met
de camera in de hand bij de volgende
omstandigheden.
Close-upfotograe
Omstandigheden met weinig licht,
zoals bij schemering of binnenshuis
Plaatsen zoals kunstgalerijen of
toneelpodia waar fotograferen met
een itser niet is toegestaan
Op plaatsen waar u niet stabiel staat
Als u achter elkaar opnamen maakt
van een bewegend onderwerp
In situaties waar geen korte
sluitertijden gebruikt kunnen worden
2
Wanneer u de
ontspanknop half indrukt,
begint de beeldstabilisator
te werken.
Controleer of het beeld in de
zoeker stabiel is en druk dan
de ontspanknop helemaal in
om de foto te maken.
1 Zet de STABILIZER-
schakelaar op ON.
De Hybride IS wordt
geactiveerd tijdens close-
upopnamen (zie pagina
8), die een zeer effectieve
beeldstabilisatie verschaft.
Als u de
beeldstabilisatorfunctie niet
wilt gebruiken, zet u de
schakelaar op OFF.
NLD-13
Bij het fotograferen van een stilstaand
onderwerp wordt gecompenseerd voor trillingen
van de camera in alle richtingen.
Bij opnamen waarbij onderwerpen in een
horizontale richting worden gevolgd, wordt
gecompenseerd voor verticale trillingen van de
camera; bij opnamen waarbij onderwerpen in
een verticale richting worden gevolgd, wordt
gecompenseerd voor horizontale trillingen van
de camera.
Als u een statief gebruikt, moet u de
beeldstabilisator uitschakelen, om de batterij te
sparen.
De stabilisator werkt even effectief bij het maken
van opnamen uit de hand en bij het maken van
opnamen vanaf een eenbeenstatief. Het effect
van de Beeldstabilisator kan echter minder zijn,
afhankelijk van de opname-omstandigheden.
De beeldstabilisatorfunctie werkt ook wanneer
het objectief met een EF12 II- of EF25
II-tussenstuk wordt gebruikt.
Afhankelijk van de camera kunnen de foto’s
vervormd lijken nadat ze genomen zijn, maar dit
heeft geen invloed op de opnamen.
Als u de Custom-functie van de camera
gebruikt voor het toewijzen van een andere
toets voor de bediening van de AF, zal de
beeldstabilisatorfunctie werken wanneer u op de
nieuw toegewezen AF-toets drukt.
Hoe dichter het onderwerp bij de camera is, hoe
kleiner het effect van de beeldstabilisator.
De beeldstabilisator kan een wazige foto die
wordt veroorzaakt door beweging van het
onderwerp niet compenseren.
Zet de STABILIZER-schakelaar op OFF wanneer
u foto’s neemt met de Bulb-instelling (lange
belichtingstijden). Als de STABILIZER-schakelaar
op ON staat, kan de beeldstabilisatorfunctie
fouten veroorzaken.
De beeldstabilisator werkt mogelijk niet goed bij
het maken van een foto vanuit een hard op en
neer schuddend voertuig.
Bij gebruik van de beeldstabilisator wordt meer
stroom verbruikt dan bij normaal fotograferen,
dus u kunt minder foto’s maken.
De beeldstabilisator werkt ongeveer twee
seconden, ook wanneer u uw vinger niet op
de ontspanknop houdt. Verwijder het objectief
niet wanneer de beeldstabilisator werkt. Dit kan
resulteren in een defect.
Bij de EOS-1V/HS, 3, ELAN 7E/ELAN 7/30/33,
ELAN 7NE/ELAN 7N/30V/33V, ELAN II/ELAN
IIE/50/50E, REBEL 2000/300, IX, en D30 zal
de beeldstabilisator niet werken wanneer de
zelfontspanner wordt gebruikt.
Beeldstabilisator
NLD-14
De vergroting verwijst naar de verhouding
tussen de grootte van het onderwerp en
het corresponderende beeldformaat op het
scherpstelvlak.
11.
Beeldstabilisatie tijdens close-upfotograe
Bij normale close-upfotograe dient bij een
sterkere vergroting een kortere sluitertijd te
worden gebruikt, om waas als gevolg van
camerabewegingen te voorkomen. Hoewel het
van de opnameomstandigheden afhangt, moet
de sluitertijd gewoonlijk minstens één of twee
stops korter zijn dan normaal.
De EF24-70mm f/4L IS USM is geïnstalleerd
met een beeldstabilisator die het gelijkwaardige
effect geeft van een sluitertijd van circa 3
stappen sneller voor fotograe bij een vergroting
van 0,5x en circa 2,5 stappen sneller voor
fotograe bij 0,7x.*
* Afhankelijk van de opnameomstandigheden.
NLD-15
12.
Close-upfoto’s maken met de camera in de hand
Bij het maken van close-upfoto’s bestaat er een
grotere kans op camerabewegingen dan bij
normale foto’s. De correctieve werking van de
beeldstabilisator is daarom minder bij close-upfoto’s
dan bij normale foto’s, zelfs bij dezelfde hoeveelheid
camerabeweging. De scherptediepte wordt ook
erg kort bij close-upfoto’s; wanneer slechts een
weinig naar voren of achteren wordt gegaan, zal
de foto al niet meer scherp zijn. Bij het maken van
close-upfoto’s met de camera in de hand kunt u
camerabewegingen en wazige foto’s verminderen
door de volgende technieken toe te passen:
Houd de camera stevig vast
Houd de camera stevig vast zodat deze niet
beweegt tijdens het fotograferen, zoals getoond
in de afbeelding rechts hiernaast.
Gebruik AI Servo AF
Voor close-upfoto’s zet u de AF-modus van
de camera op AI Servo AF. Het gebruik van
autofocus wordt aanbevolen. Met de AI Servo
AF-modus worden wazige opnamen bij close-
upfotograe verminderd. Zie de handleiding van
de camera voor verdere informatie.
Plaats beide ellebogen op een stevige ondergrond
zoals een tafel.
Gebruik uw knie om een
arm te ondersteunen die
de camera vasthoudt.
Leun tegen een muur
of andere stevige
wand.
NLD-16
13. Zonnekap
●Bevestigen
Om de zonnekap te bevestigen, lijnt u het
bevestigingspositieteken van de zonnekap
uit met het rode puntje op de voorkant van
het objectief en dan draait u de zonnekap
zoals aangegeven door de pijl totdat het rode
puntje op het objectief is uitgelijnd met het
stoppositieteken van de zonnekap.
●Verwijderen
Om de zonnekap te verwijderen, houdt u de
knop aan de zijkant ingedrukt en draait dan de
zonnekap in de richting van de pijl totdat het
positieteken op de zonnekap tegenover het rode
puntje staat. De zonnekap kan ook omgekeerd
op het objectief worden aangebracht wanneer
dit wordt opgeborgen.
Als de zonnekap niet juist is aangebracht, kan zich vignettering (donkere verkleuring van de omtrek van de
foto) voordoen.
Bij het bevestigen of losmaken van de zonnekap pakt u de voet van de zonnekap vast om deze te draaien. Pak niet
de voorrand van de zonnekap vast om deze te draaien, want dit kan resulteren in vervorming van de zonnekap.
De EW-83L zonnekap kan gebruikt worden om ongewenst licht uit de lens te houden en om de
voorkant van de lens te beschermen tegen regen, sneeuw en stof.
Knop
NLD-17
16. Verlengstuk
(los verkrijgbaar)
14. Filters
(los verkrijgbaar)
U kunt het verlengstuk EF12 II of EF25
II aanbrengen voor uitvergrote foto’s. De
scherpstelafstand en vergroting zijn hieronder
aangegeven.
Een verlengstuk kan niet worden gebruikt wanneer
de zoomring op macro is ingesteld.
Voor een nauwkeurige scherpstelling raden wij u de
MF-stand aan.
Scherpstelafstandsbereik (mm)
Vergrotingsfactor (×)
Korte afstand
Lange afstand
Korte afstand
Lange afstand
EF12 II
24mm
163 174 0,63 0,50
70mm
258 523 0,44 0,18
EF25 II
24mm Niet geschikt
70mm
226 332 0,72 0,4
U kunt een lter aanbrengen op de
lterschroefdraad aan de voorkant van de lens.
Als u een polarisatielter nodig hebt, gebruik
dan het Canon circulair polarisatielter PL-C B
(77 mm).
Verwijder eerst de zonnekap wanneer u het
polarisatielter wilt afstellen.
15. Close-uplenzen
(los verkrijgbaar)
Door een 500D (77 mm) close-uplens
te bevestigen, wordt close-upfotograe
ingeschakeld.
De vergroting zal 0,05x 0,29x zijn.
Binnen het macrobereik zal de vergroting 0,16x
– 0,74x zijn.
De close-uplens 250D kan niet gebruikt worden,
want deze is niet verkrijgbaar in een maat die op
het objectief past.
Voor een nauwkeurige scherpstelling raden wij u
de MF-stand aan.
NLD-18
Technische gegevens
De lengte van het objectief is de afstand vanaf het bevestigingsvlak tot aan de voorkant van de
lens. Tel hier 24,2 mm bij op voor de lensdop en de stofkap.
De opgegeven afmetingen en het gewicht zijn alleen voor het objectief, tenzij anders vermeld.
Verlengstukken kunnen niet met dit objectief worden gebruikt.
De diafragmainstellingen zijn aangegeven op de camera.
Alle vermelde gegevens zijn gemeten volgens de Canon-normen.
Wijzigingen in de technische gegevens en het ontwerp van het product voorbehouden, zonder
voorafgaande kennisgeving.
Brandpuntsafstand/diafragma 24-70mm f/4
Objectiefconstructie 12 groepen, 15 elementen
Minimaal diafragma f/22
Beeldhoek Diagonaal: 84° 34°, Verticaal: 53° – 19° 30′, Horizontaal: 74° 29°
Kortste scherpstelafstand
0,38 m (0,2 m in het macrobereik; werkafstand van ca. 3 cm)
Maximale vergrotingsfactor 0,21x (bij 70 mm); 0,7x in het macrobereik
Beeldveld Ong.
287 x 439
115 x 172,5 mm (
bij
0,38 m)
Filterdiameter 77 mm
Maximale diameter en lengte 83,4 x 93 mm
Gewicht Ong. 600 g
Zonnekap EW-83L
Lensdop E-77 II
Objectiefkoffer LP1219
CT1-8585-001 1012Ni © CANON INC. 2012
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20

Canon EF 24-70mm F4L IS USM Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor