Zender elektrisch aansluiten VT100WiFi
72
Zender bevestigen (afb. 5 1, pagina 5)
Ga bij de montage als volgt te werk:
➤ Houd de zender op de gekozen montageplaats en markeer de vier boorpunten.
➤ Boor op de eerder gemarkeerde punten telkens een gat van Ø 4 mm.
➤ Schroef de zender met de plaatschroeven M5 x 20 mm vast.
Antenne bevestigen (afb. 5 2, pagina 5)
Ga bij de montage als volgt te werk:
➤ Trek alle de plastic folie van de antenne.
➤ Plak de antennen op de gekozen montageplaats.
7 Zender elektrisch aansluiten
7.1 Algemene instructies voor het aanleggen van kabels
I
Neem daarom de volgende instructies in acht:
Leg de kabels indien mogelijk altijd binnen in het voertuig aan, want daar zijn ze beter
beschermd dan aan de buitenkant van het voertuig.
Indien u de kabels toch aan de buitenkant van het voertuig aanlegt, let dan op een
veilige bevestiging (door extra kabelverbinders, isolatieband e.d.).
Houd bij het aanleggen van de kabels altijd voldoende afstand tot hete en bewegende
voertuigonderdelen (uitlaatpijpen, aandrijfassen, dynamo, ventilatoren, verwarming
e.d.), om beschadigingen aan de kabel te voorkomen.
Schroef de steekverbindingen van de verbindingskabels ter bescherming tegen het
binnendringen van water vast (afb. 6, pagina 5).
Let er bij het leggen van de kabels op dat deze
– niet te sterk worden geknikt of verdraaid,
– niet langs randen schuren,
– niet zonder bescherming door doorvoeren met scherpe randen worden gelegd
(afb. 7, pagina 5).
INSTRUCTIE
Gebruik voor de doorvoer van de aansluitkabels indien mogelijk originele
doorvoeren of andere doorvoermogelijkheden, zoals bekledingsranden,
ventilatieroosters of blinde schakelaars.
Indien er geen doorvoeren aanwezig zijn, dient u voor de betreffende kabels
bijbehorende gaten te boren. Controleer van tevoren of er voldoende ruimte
is voor de boor aan de achterkant.
Het niet-vakkundig aanleggen of verbinden van kabels leidt steeds weer tot
storingen of beschadigingen van onderdelen. Het correct aanleggen en
verbinden van kabels is een voorwaarde voor een duurzame en storings-
vrije werking van de later aangebouwde componenten.