Roland DJ-1000 Handleiding

Categorie
DJ-controllers
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

dj-1000
professional dj mixer
Nederlandstalige handleiding
ON
MID
Hoofdkenmerken
* Dankzij de DSP-filter en de BPM-sturingsmogelijkheden, biedt deze DJ-mengtafel
nieuwe creatieve mogelijkheden. Terwijl u volkomen kan vertrouwen op de functionaliteit
van de mengtafel, liggen er nu ook tal van mogelijkheden tot klankmanipulatie binnen uw
handbereik.
* De DJ-1000 is voorzien van twee kanalen voor stereo-input (drie verwisselbare bron-
nen).
* De EQ levert een brede waaier boost en cut ( -20 tot +16 dB). Op elk kanaal zijn terug-
verende GRAB- schakelaars voorzien, zodat de EQ snel aan/uit kan worden gezet op de
maat van de slag.
* Door GAIN-knoppen met breed bereik kan u aanpassingen maken die geschikt zijn
voor een groot gamma bronnen en apparatuur.
* Door middel van een ingebouwde MIDI OUT-connector kan u BPM-synchronisatie
uitvoeren of start/stop controleren. Wanneer u de DJ-1000 aansluit op MIDI-apparatuur
zoals de Roland MC-505/303 of JX-305, kan u een echt gepersonaliseerd DJ-systeem
ontwerpen.
* Er is een ingangskanaal voorzien voor toewijzing aan een microfoon. U kan de DSP-fil-
ter op de microfooningang afstellen en uw stem gebruiken als een krachtig deel van uw
DJ-prestaties.
3
USING THE UNIT SAFELY
U
S
I
N
G
T
H
E
U
N
I
T
S
A
F
E
L
Y
¥ Gelieve onderstaande instructies en de gebruikers-
handleiding te lezen vooraleer u dit toestel
gebruikt.
..........................................................................................................
¥ Maak het toestel niet open en wijzig niets aan de
interne onderdelen. (De enige uitzondering hierop
zijn de specifieke instructies in dit handboek die
moeten worden gevolgd voor het plaatsen van
door de gebruiker te installeren opties ; zie pg. 24.)
..........................................................................................................
¥ Het toestel moet steeds op een waterpas en stabiel
oppervlak worden geplaatst. Plaats het nooit op
een wiebelende standaard , of op een hellend oppervlak.
..........................................................................................................
¥ Beschadig het elektrische snoer niet. Buig het niet
overmatig, ga er niet op staan, plaats er geen
zware voorwerpen op, enz. Een beschadigd snoer
vormt een risico op schokken of brand. Een be-
schadigd snoer nooit meer gebruiken.
..........................................................................................................
¥ In gezinnen met kleine kinderen moet een
volwassene toezicht houden tot het kind in staat is
de noodzakelijke regels te volgen voor een veilig
gebruik van het toestel
.
..........................................................................................................
¥ Bescherm het toestel tegen grote schokken.
(Laat het niet vallen!)
¥ Probeer het stroomsnoer van het toestel niet aan
een onredelijk aantal andere toestellen te
koppelen. Wees vooral voorzichtig met verleng-
snoeren -de totale stroom die wordt verbruikt
door alle toestellen die aan de verleng-
snoeruitgang is gekoppeld, mag het stroomver-
mogen (watt/amp•re) van het verlengsnoer niet
overschrijden. Overdreven belasting kan het
opwarmen en het eventueel doorbranden van de
isolatie van het snoer veroorzaken.
..........................................................................................................
¥ Zet het toestel steeds uit en maak het stroomsnoer
los vooraleer de printkaart te installeren (model
nr. CFX-1; pg. 24).
¥ Gelieve uw leverancier, het dichtstbij gelegen
Roland Service Center, of een erkende Roland
verdeler, vermeld op de ÒInformatieÓ pagina, te
raadplegen vooraleer u het toestel in het
buitenland gebruikt.
..........................................................................................................
¥ Neem steeds uitsluitend de fiche van het stroom-
snoer vast wanneer u het in een connector van dit
toeste
l
steekt of het eruit trekt.
..........................................................................................................
¥ Probeer ervoor te zorgen dat snoeren en kabels
niet in de war raken. Alle snoeren en kabels
moeten ook buiten het bereik van kinderen
worden gelegd.
..........................................................................................................
¥ Ga nooit op het toestel staan en plaats er geen
zware voorwerpen op.
..........................................................................................................
¥ Raak het stroomsnoer of de fiches nooit met natte
handen aan wanneer u ze in een connector van dit
toeste
l
steekt of ze eruit trekt.
¥ Vooraleer u het toestel verplaatst, moet het
stroomsnoer van de uitgang ontkoppeld worden
en alle snoeren uit de externe toestellen worden
getrokken .
..........................................................................................................
¥ Zet de stroom uit en ontkoppel het stroomsnoer
van de uitgang vooraleer u het toestel
schoonmaakt (pg . 9).
..........................................................................................................
¥ Wanneer het in de buurt bliksemt, moet men het
stroomsnoer van de uitgang loskoppelen.
¥ Installeer uitsluitend de beschreven printkaarten
(model nr. CFX-1). Verwijder alleen de beschreven
schroeven (pg. 24).
..........................................................................................................
Used for instructions intended to alert
the user to the risk of injury or material
damage should the unit be used
improperly. -
-
* Material damage refers to damage or
other adverse effects caused with
respect to the home and all its
furnishings, as well to domestic
animals or pets. -
Used for instructions intended to alert
the user to the risk of death or severe
injury should the unit be used
improperly. -
The symbol alerts the user to things that must be
carried out. The specific thing that must be done is
indicated by the design contained within the circle. In
the case of the symbol at left, it means that the power-
cord plug must be unplugged from the outlet. -
-
The symbol alerts the user to important instructions
or warnings.The specific meaning of the symbol is
determined by the design contained within the
triangle. In the case of the symbol at left, it is used for
general cautions, warnings, or alerts to danger. -
The symbol alerts the user to items that must never
be carried out (are forbidden). The specific thing that
must not be done is indicated by the design contained
within the circle. In the case of the symbol at left, it
means that the unit must never be disassembled. -
Dit symbool maakt de gebruiker attent op zaken die nooit mogen
worden uitgevoerd (verboden zijn). De bepaalde zaak die nooit mag
worden gedaan wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het
hier links getoonde symbool wordt gebruikt om aan te geven dat het
toestel nooit uit elkaar mag worden g
ehaald.
VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL
INSTRUCTIES TER VOORKOMING VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN OF VERWONDINGEN
Wordt gebruikt voor instructies die de
gebruiker wijzen op het risico op verwon-
dingen of materi‘le schade bij onjuist gebruikt
van het toestel.
.Materi‘le schade verwijst naar schade of
andere ongunstige effecten die aan het
huis en de hele inboedel, huisdieren inbe-
grepen, worden aangebracht
Dit symbool maakt de gebruiker attent op belangrijke
instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het
symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het
hier links getoonde symbool wordt gebruikt voor algemene
verwittigingen, waarschuwingen of om de aandacht te richten
op gevaar.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op zaken die moeten worden
uitgevoerd. De bepaalde zaak die moet worden gedaan wordt aange-
geven door de tekening in de cirkel. Het hier links getoonde symbool
betekent dat de stekker van het stroomsnoer van de uitgang moet
worden losgekoppeld.
Over waarschuwing en opgepast Over de symbolen
Wordt gebruikt voor instructies die de
gebruiker wijzen op levensgevaar of ernstige
verwondingen bij onjuist gebruik van het
toestel
.
SCHUWING
OPGEPAST
WAAR-
NEEM STEEDS HET VOLGENDE IN ACHT
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
OPGEPAST
VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL
4
Inhoud
VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL ..................................................3
BELANGRIJKE OPMERKINGEN............................................................5
Benamingen/Waarvoor dient wat / Voor- en achterpaneel ................6
Kanaal/Master-gedeelte............................................................................................................................ 6
Achterpaneel ............................................................................................................................................... 9
Voorbeelden van het DJ-Systeem ......................................................10
Blanco kaart ..........................................................................................11
De klank veranderen in Real Time (DSP Filter)..................................12
DSP Filter-gedeelteÑbenamingen/waarvoor dient wat.................................................................... 12
Werken met elk blok van de DSP-filter................................................................................................. 14
De klank karakter geven (FILTER-blok).................................................................................... 14
Synchroon met de BPM moduleren (MODULATOR 1-blok)................................................. 15
De klank nog meer wijzigen (MODULATOR 2-blok) ............................................................. 16
Voorbeelden van effici‘nte DSP-filterinstellingen .............................................................................. 18
Blanco kaart voor de DSP-filter.................................................................................................. 19
Een LP of CD synchroniseren met een MIDI-toestel (BPM Control) 20
BPM instellen ........................................................................................................................................... 20
1. De pad aanslaan in het gewenste tempo (TAP).................................................................... 20
2. Manuele instellingen (BPM ADJ)............................................................................................ 20
3. Automatische detectie (BPM COUNT).................................................................................. 22
Een MIDI-toestel aan de gespecifieerde BPM spelen (BPM en MIDI-toestel synchroniseren)..... 23
De cross-fader vervangen....................................................................24
Problemen oplossen.............................................................................25
Er is geen klank ............................................................................................................................. 25
Men hoort geluid........................................................................................................................... 25
De klank is vervormd ................................................................................................................... 25
De DSP-filter werkt niet ............................................................................................................... 25
Men hoort een ander bereik dan het geselecteerde frequentiebereik (FREQ RANGE)...... 25
BPM kan niet automatisch worden gedetecteerd..................................................................... 25
Een aangesloten MIDI-instrument start niet............................................................................. 25
Specificaties/Ingang- en uitgangstandaarden ...................................26
Specificaties ............................................................................................................................................... 26
Ingang- en uitgangstandaard ................................................................................................................. 26
Blokdiagram..........................................................................................27
MIDI-implementatie...............................................................................28
MIDI-implementatiekaart ......................................................................29
Index.......................................................................................................30
5
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Gelieve naast de onderwerpen beschreven in “BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN” en “VEILIG GEBRUIK
VAN HET TOESTEL” op pagina 2 en 3, eveneens volgende zaken te lezen en in acht te nemen:
Stroomtoevoer
¥ Dit toestel mag niet worden gebruikt op hetzelfde
stroomcircuit van eender welk toestel dat lijnruis
genereert (zoals een elektrische motor of een variabel
verlichtingssysteem).
¥ Zet de stroom van alle toestellen uit vooraleer dit toestel
aan andere toestellen aan te sluiten. Op deze manier
voorkomt men het slecht functioneren en/of bescha-
diging van luidsprekers of andere apparatuur.
Plaatsing
¥ Het gebruik van dit toestel in de buurt van stroomver-
sterkers (of andere apparatuur met sterke stroomtransfor-
matoren) kan gebrom veroorzaken. Om dit probleem op
te lossen, moet u de richting van het toestel veranderen,
of het toestel verder van de interferentiebron verwij-
deren.
¥ Dit apparaat kan interfereren met radio- en televisie-
ontvangst. Gebruik dit apparaat niet in de buurt van
zulke ontvangers.
¥ Het toestel niet blootstellen aan direct zonlicht, niet in de
buurt plaatsen van apparaten die warmte afgeven, laat
het niet achter in een afgesloten voertuig of stel het niet
bloot aan extreme temperaturen. Overmatige hitte kan
het toestel vervormen of ontkleuren.
¥ Gebruik het toestel niet op natte plaatsen (waar het is
blootgesteld aan regen of ander vocht) om een mogelijke
panne te vermijden.
Onderhoud
¥ Voor het alledaags schoonmaken reinigt men het toestel
met een zachte, droge doek of met een doek die met een
beetje water is bevochtigd. Voor het verwijderen van
hardnekkig vuil wordt een doek gebruikt die in een
zachte, niet-bijtende detergent is gedrenkt. Daarna het
toestel afdrogen met een zachte, droge doek.
¥ Om ontkleuring en/of vervorming te voorkomen mogen
nooit benzine, verdunners, alcohol of oplosmiddelen van
om het even welke soort gebruikt worden.
Bijkomende voorzorgsmaatregelen
¥ Behandel de knoppen, schuiven en andere controlefunc-
ties, eveneens als de jacks en de aansluitingen van het
toestel met de nodige voorzichtigheid. Een ruwe behan-
deling kan aanleiding geven tot slecht functioneren.
¥ Nooit op de display slaan of er sterke druk op uitoefenen
¥ Wanneer het toestel normaal werkt, is het mogelijk dat er
een beetje geluid uit de display komt.
¥ Bij het aansluiten of afkoppelen van de kabels moet de
connector zelf vastgenomen worden - nooit aan de kabel
trekken. Op deze manier wordt kortsluiting en bescha-
diging van de interne elementen van de kabel
voorkomen.
¥ Wanneer het toestel normaal werkt, zal het een klein
beetje warmte afgeven.
¥ Probeer het volume van het toestel binnen redelijke
perken te houden zodat de buren niet gestoord worden.
Misschien verkiest u het gebruik van een hoofdtelefoon,
waardoor u zich geen zorgen moet maken over degenen
die u omringen (vooral Ôs avonds laat).
¥ Wanneer u het toestel moet vervoeren, moet het indien
mogelijk in de oorspronkelijke verpakking (samen met de
pads) worden ingepakt. Is dit niet mogelijk, dan moet u
gelijkaardige verpakkingsmaterialen gebruiken.
6
Benamingen/Waarvoor dient wat /Voor-en achterpaneel
Kanaal/Master-gedeelte
fig.1-1-e
1.
INPUT-keuzeschakelaars
Deze schakelaars selecteren het toestel dat op elk kanaal zal worden aangesloten.
- Kanaal 1: PHONO 1
LINE 1
LINE 2
- Kanaal 2: PHONO 2
LINE 3
LINE 4
2.
GAIN-knoppen
Gebruik deze knoppen om het niveau zodanig aan te passen dat het ingangsignaal op
een optimaal niveau komt. Probeer het zo af te stellen dat de "0" positie op de
niveaumeter nauwelijks oplicht wanneer de kanaalschuif (5) op maximum staat (op 10).
3.
EQ (Equalizer-knoppen)
Deze knoppen drijven het niveau op (boost) in elk frequentiebereik of snijden het af
(cut).
Elke knop snijdt het bereik met maximum 20 dB af wanneer hij volledig naar links wordt
gedraaid en drijft het met maximum 16 dB op wanneer hij naar rechts wordt gedraaid.
- HIGH: Aanpassen van het niveau van het hoge frequentiebereik.
voor cymbalen en
instrumenten met hoge toonhoogten
- MID: Aanpassen van het niveau van het midden frequentiebereik.
voor stemmen
- LOW: Aanpassen van het niveau van het lage frequentiebereik.
voor bas, bas drum, enz..
1
6
2
3
4
5
7
8
9
10 11
12
7
Benamingen/Waarvoor dient wat /Voor-en achterpaneel
4.
GRAB-schakelaar
Deze schakelaar zet de EQ aan/uit. Staat deze op ON, dan staat de EQ altijd aan.
Verplaatst men de schakelaar naar de GRAB-stand, dan staat de EQ alleen aan als de
schakelaar zich in deze stand bevindt.
Door de Grab-schakelaar kan men in de maat van het ritme, een ÒsteppedÓ effect verkrijgen.
Gebruikt men de knoppen samen met de GRAB-schakelaar, dan is het mogelijk een meer
dynamische DJ-prestatie neer te zetten.
5.
Kanaalschuiven (channel faders)
De schuiven regelen het uitgaande niveau van elk kanaal.
6.
Kanaal-LEVEL-knop van de toegewezen Mic-ingang
Deze knop regelt het volume van de aangesloten microfoon.
Dit kanaal is uitsluitend geschikt voor gebruik met een microfoon. Er mag alleen een microfoon
en geen ander toestel op aangesloten worden.
7.
MASTER/BOOTH-knoppen
- MASTER -knop
Deze knop regelt het mengniveau van het signaal dat vanuit de OUTPUT-MASTER
jacks wordt verzonden.
- BOOTH-knop
Deze knop regelt het mengniveau van het signaal dat vanuit de OUTPUT-BOOTH jacks
wordt verzonden.
Men kan tegelijkertijd twee systemen aansluiten. Men kan de MASTER-jacks gebruiken als
uitgang naar het hoofd PA-systeem, en de BOOTH-jacks gebruiken als uitgang naar het
monitorsysteem. Zie
"Voorbeelden van het DJ-Systeem" (Pg.10)
8.
MONITOR
- BALANCE-knop
Deze knop regelt de volumebalans (CUE
MASTER) van de hoofdtelefoon. Wanneer
deze knop volledig naar links is gedraaid, zal men alleen de CUE-klank horen. Wanneer
de knop volledig naar rechts is gedraaid, zal men alleen de MASTER uitgangsklank
horen. Staat de knop in het midden (MIX), zullen de CUE-klank en de MASTER-
uitgangsklank aan hetzelfde volume worden verzonden. De CUE-klank wordt
geselecteerd met de CUE SELECTOR-schakelaar.
- LEVEL-knop
Deze knop regelt het volume van de hoofdtelefoon.
- CUE SELECTOR-schakelaar
Met deze schakelaar kan men het kanaal kiezen van de CUE-klank die in de
hoofdtelefoon wordt gehoord.
*De kanaalschuiven, de cross-fader en de MASTER/BOOTH-knop, hebben geen invloed op het
volume van de CUE-klank.
*De MASTER/BOOTH-knop heeft geen invloed op het volume van de MASTER-klank.
Zie "Block-diagram" (Pg.27)
9.
Level-meters
De linkse indicator geeft het niveau van kanaal 1 aan, de rechtse indicator geeft het
niveau van kanaal 2 aan.
Het niveau wordt gecontroleerd door de kanaalschuif (POST FADER).
NOTE
OPMERKING
MEMO
NOTE
OPMERKING
8
Benamingen/Waarvoor dient wat /Voor-en achterpaneel
10.
Cross-Fader
Wanneer deze schuif naar links wordt verplaatst, zal kanaal 1 worden uitgezonden.
Wordt hij naar rechts verplaatst, dan zal kanaal 2worden uitgezonden. Staat de schuif in
het midden, dan worden beide kanalen uitgezonden.
Men kan de cross-fader vervangen. Indien men geluid begint te horen wanneer de schuif wordt
verplaatst of indien de schuif niet langer naar behoren werkt, is het nodig dat u de cross- fader
vervangt. Gelieve de vervangende CFX-1 cross-fader te gebruiken die speciaal geschikt is voor
de DJ-1000. Voor het vervangen van de cross-fader, zie pg. 24.
11.
Jack van de hoofdtelefoon
Hierop kan een hoofdtelefoon aangesloten worden.
Een hoofdtelefoon die op dit systeem is aangesloten kan geluidsvolumes produceren die blijvende
gehoorschade kunnen veroorzaken. Gebruik geen hoofdtelefoon bij hoge volumes of gedurende
een langere periode. Indien u gehoorverlies of fluiten van de oren gewaar wordt, moet u
onmiddellijk met het gebruik van dit toestel stoppen en een gehoorspecialist raadplegen.
12.
DSP Filter-gedeelte (pg. 12)
NOTE
OPMERKING
NOTE
OPMERKING
9
Benamingen/Waarvoor dient wat /Voor-en achterpaneel
Achterpaneel
1.
Stroomschakelaar
Vooraleer de stroom aan of uit te zetten, moet u de schuiven/volume van het toestel, van het
aangesloten versterkingssysteem, enz., naar beneden zetten.
2.
AC-Ingang
Sluit hier de meegeleverde stroomkabel aan. Prik de kabel stevig in, zodat hij niet per
ongeluk kan loskomen.
3.
Output-jacks
- MASTER (L/R)
Dit zijn uitgangsjacks. Het volume wordt geregeld met de MASTER-knop.
- BOOTH (L/R)
Dit zijn uitgangsjacks. Het volume wordt geregeld met de BOOTH-knop.
Aangezien beide systemen gelijktijdig kunnen worden aangesloten, kan u de MASTER-
jacks gebruiken als een uitgang naar het hoofd PA-systeem, en de BOOTH-jacks als een
uitgang naar het monitorsysteem.
Zie ÒVoorbeelden van het DJ-Systeem Ó (pg. 10).
4.
Input-jacks
- Kanaal 1: PHONO 1/LINE 1/LINE 2
- Kanaal 2: PHONO 2/LINE 3/LINE 4
5.
Mic Ingangsjack
Hierop kan een microfoon worden aangesloten.
*Dit kanaal is uitsluitend geschikt voor gebruik met een microfoon. Er mag alleen een microfoon
en geen ander toestel op aangesloten worden.
6.
MIDI OUT-connector
Dit is een uitgangsconnector voor MIDI-gegevens. Verbind deze aan de MIDI IN-
connector van een extern MIDI-toestel (ritmetoestel of sequencer).
Zie ÒVoorbeelden van het DJ-Systeem Ó (pg. 10).
7.
GND -terminal
Deze moet u verbinden met de aardingskabel van uw platenspeler.
¥Om slecht functioneren en/of beschadiging van de luidsprekers of andere toestellen te voorkomen, moet men vooraleer
men aansluitingen maakt steeds het volume omlaag draaien en de stroom van alle apparaten uitzetten.
¥Eens dat de aansluitingen gemaakt zijn, moet men de stroom van de verschillende toestellen in de aangegeven volgorde
aanzetten. Wanneer men de toestellen in de verkeerde volgorde aanzet, is het mogelijk dat de luidsprekers en andere
toestellen slecht functioneren en/of beschadigd worden.
Aangesloten toestellen DJ-1000 stroomversterker enz..
(Bij het uitzetten van de stroom, de omgekeerde volgorde volgen)
¥Dit toestel is uitgerust met een beveiligingscircuit. Er verloopt een korte tijdspanne (enkele seconden) tussen het
aanzetten van het toestel en het normaal functioneren van het toestel.
¥Al naargelang de plaatsing van de microfoons ten opzichte van de luidsprekers, is het mogelijk dat men een fluittoon
hoort. Dit kan verholpen worden door:
- De richting van de microfoon te veranderen.
- De microfoon op een grotere afstand van de luidsprekers te plaatsen.
- De volumeniveaus te verlagen.
1
2
3 45
6
7
NOTE
OPMERKING
MEMO
10
Voorbeelden van het DJ-Systeem
fg.2-1-e
MIDI device (MC-505, DR-202,etc.)
CD Player
Sampler (SP-808,etc.)
Headphones for monitor
(RH-120,etc.)
Microphone
(DR-10/20,etc.)
* Connect the ground wire
to GND terminal
Power Amp
(SRA-200E,etc)
Power outlet
Power cord
MASTER
OUTPUT
BOOTH
OUTPUT
INPUT (BTL)INPUT (BTL)INPUT
SSM-151 SSM-151
MIDI OUT
MIC
LINE 1/2LINE 3LINE 4 PHONO 1
Record Player
PHONO 2
OUTPUT
OUTPUT
OUTPUT
MIDI IN
(To headphone Jack)
SST-251
SSW-351
SST-251
SSW-351
Power Amp
(SRA-540,etc.)
For Monitor
Main PA
11
Blanco kaart
U kan deze pagina fotocopi‘ren en daarna gebruiken om uw instellingen op te noteren.
12
De klank veranderen in Real Time (DSP-filter)
DSP-filtergedeelte-Benamingen/Waarvoor dient wat
1.
CH SELECT (Selecteer kanaal)-knop
Deze knop selecteert het kanaal waarop de filter zal worden toegepast (pg. 14,15,16).
2. FREQ RANGE (Frequentiebereik)-knop
Deze knop selecteert het frequentiebereik waarop de filter zal worden toegepast (pg. 14,15,16).
Druk op de knop om door de selecties te lopen die voor het frequentiebereik beschikbaar zijn:
HIGH, MID, LOW en FULL.
Wanneer u tegelijkertijd [TAP (SHIFT)] ingedrukt houdt, kan u in omgedraaide volgorde door de
selecties van het frequentiebereik lopen.
-
HIGH (hoog frequentiebereik)
--de filter wordt alleen toegepast op het hoge
frequentiebereik: v.b., cymbalen.
-
MID (midden frequentiebereik)
-----de filter wordt alleen toegepast op het midden
frequentiebereik: v.b., stemmen.
-
LOW (laag frequentiebereik )
-----de filter wordt alleen toegepast op het lage
frequentiebereik: v.b., bas, basdrum.
-
FULL (volledig bereik)
------------------de filter wordt toegepast op elk frequentiebreik.
3. FILTER-blok
Zie ÒHet karakter van de klank veranderen (FILTER block)Ó (pg. 14).
4. MODULATOR 1-blok
Zie ÒDe klank synchroon met de BPM moduleren (MODULATOR 1-blok)Ó (pg. 15).
5. MODULATOR 2-blok
Zie ÒBijkomende wijzigingen toepassen op de klank (MODULATOR 2-blok)Ó (pg. 16).
1
7
6
5
43
2
8 9 10 11
13
De klank veranderen in Real Time (DSP-filter)
6. GRAB-schakelaar
Dit is de aan/uit-schakelaar van de filter. Staat deze op ON , dan staat de filter altijd aan.
Verplaatst men de schakelaar naar de GRAB-stand, dan staat de filter alleen aan wanneer de
schakelaar zich in deze stand bevindt.
De golfvorm die naar BPM wordt gesynchroniseerd, begint op het moment dat de
GRAB-schakelaar op ON wordt gezet of wanneer de schakelaar naar de GRAB-stand
wordt verschoven.
Indien men [TAP(SHIFT)] ingedrukt houdt en deze schakelaar naar ON of de GRAB-
stand verplaatst, kan men verdergaan zonder de golfvorm opnieuw in te stellen.
7. BPM-display
Duidt de gespeelde BPM (tempo) aan. (pg. 20)
Het decimale punt flikkert om de slag aan te geven.
Het fractionele deel van de BPM-waarde wordt niet weergegeven. Toch kan men de BPM met een
precisie van ŽŽn decimaal getal instellen. Zie pg. 21 voor details omtrent het tonen en instellen van
fractionele waarden.
8. BPM ADJ , -knoppen
Met deze knoppen kan men de BPM (tempo) instellen. (pg. 20,21,22)
9. TAP-pad (slagbord)
Men kan de BPM (tempo) op dezelfde timing instellen als degene die gebruikt wordt om de pad
aan te slaan (pg. 20).
Als men de volgende instellingen maakt, kan deze pad ook als SHIFT-knop worden gebruikt:
- De [FREQ RANGE] in de omgekeerde volgorde zetten (pg. 12)
- Starten zonder de golfvorm opnieuw in te stellen wanneer GRAB wordt aangezet (zie
opmerking hierboven).
- De [LFO WAVE] in de omgekeerde richting zetten (pg. 15)
- MODULATOR 2 op AMP-modus instellen (pg. 16)
- De BPM in eenheden van 0.1 instellen (pg. 21)
- Het fijn afregelen van de playback-timing van een MIDI-toestel (pg. 21)
- De start van een MIDI-toestel synchroniseren naar vierde noten (pg. 23)
10. MIDI CONTROL-knop
Deze knop wordt gebruikt voor het starten en stoppen van een extern MIDI-toestel. (pg. 23)
11. EFFECT BAL (Effect Balance)-knop
Deze knop regelt de balans tussen het direct signaal (ongefilterde klank) en het effect-signaal
(gefilterde klank) van het kanaal dat door CH SELECT (selecteer kanaal) geselecteerd werd.
Wanneer de knop volledig naar links is gedraaid, zal alleen het direct signaal worden verstuurd.
Wanneer de knop volledig naar rechts is gedraaid, zal alleen het effect-signaal worden verstuurd.
De instelling van [FREQ RANGE] (frequentiebereik) heeft geen invloed op het direct signaal.
MEMO
NOTE
OPMERKING
14
De klank veranderen in Real Time (DSP-filter)
Werken met elk blok van de DSP-filter
EenÒfilterÓ is een soort van effect.
Hierdoor kan men drastische veranderingen doorvoeren in de frequentieresponsie van het
ingangssignaal, waardoor de klank helderder of donkerder wordt of de klank een uitgesproken
karakter krijgt.
De DSP-filter van de DJ-1000 is een laagdoorlatende filter (een soort filter waardoor het
frequentiebereik onder de afsnijfrequentie kan worden doorgelaten).
Men kan instellingen maken in de volgende drie blokken.
FILTER-blok
MODULATOR 1-blok
MODULATOR 2-blok
De klank karakter geven (FILTER-blok)
Werkwijze
1. Gebruik [CH SELECT] om het kanaal te selecteren waarop u het effect
wil toepassen.
2. Gebruik [FREQ RANGE] om het frequentiebereik te selecteren dat u
wenst te veranderen.
3. Draai aan de knoppen om het effect aan te passen.
fig.4-2-e
CUTOFF
Deze knop verandert de afsnijfrequentie.
Hoe dieper (verder naar links) deze knop wordt gezet, hoe meer het hoge bereik wordt
afgesneden, waardoor men een meer donkere klank verkrijgt. Het bereik van deze knop van MIN
tot MAX omvat 100% van de instelling die u met [FREQ RANGE] bepaalt.
Deze instelling heeft invloed op MODULATOR 1 (Pg.15) en MODULATOR 2 (Pg.16).
RESONANCE
Bepaalt de mate waarin de versterking wordt verhoogd in het gebied van de afsnijfrequentie. Als
men deze waarde verhoogt (de knop naar rechts draaien) verkrijgt men een uitgesproken klank.
1
2
3
NOTE
OPMERKING
15
De klank veranderen in Real Time (DSP-filter)
Synchroon met de BPM moduleren (MODULATOR 1-blok)
Werkwijze
1. Gebruik [CH SELECT] om het kanaal te selecteren waarop u het effect
wil toepassen.
2. Gebruik [FREQ RANGE] om het frequentiebereik te selecteren dat u
wenst te veranderen
3. Bepaal de FILTER-blok (Pg.14)
4. Stel [LFO WAVE] in om de golfvorm te selecteren.
5. Stel [SYNC TYPE] in om de slag te selecteren (nootwaarde).
6. Draai aan [LFO DEPTH] om het effect aan te passen.
fig.4-3-e
LFO WAVE
Selecteert de vorm van de golf (LFO - golfvorm) die de
klank zal moduleren.
Druk op de knop om door de selecties te lopen die voor de
golfvorm beschikbaar zijn: driehoekig, zaagtand,
omgekeerde zaagtand en blokgolf.
Wanneer u tegelijkertijd [TAP (SHIFT)] ingedrukt houdt, kan
u in omgekeerde volgorde door de golfvorm-selecties lopen.
fig.4-4-e
SYNC TYPE
Selecteert de snelheid waaraan de klank gemoduleerd zal worden in slagen (nootwaarde). De
slagen zijn gebaseerd op de instelling van de BPM.
Indien [SYNC TYPE] in de OFF-stand staat, zullen de instellingen van LFO WAVE en
LFO DEPTH genegeerd worden. Gebruik deze instelling wanneer u manueel wil
draaien [CUTOFF] om het effect te veranderen.
LFO DEPTH
Bepaalt de diepte van de modulatie die door de in [LFO WAVE] geselecteerde golfvorm zal
gecre‘erd worden. Als men deze waarde verhoogt (de knop naar rechts draaien) zal men een
diepere modulatie verkrijgen.
1
2
4 56 3
driehoekige golf
zaagtand-golf
omgekeerde zaagtand-
golf
blokgolf
16
De klank veranderen in Real Time (DSP-filter)
De klank nog meer wijzigen (MODULATOR 2-blok)
In het MODULATOR 2-blok kan men een golfvorm naar keuze cre‘ren en nog meer buitensporige
filtereffecten maken die aan de effecten van FILTER en MODULATOR 1 zullen worden
toegevoegd.
Werkwijze
1. Gebruik [CH SELECT] om het kanaal te selecteren waarop u het effect
wil toepassen.
2. Gebruik [FREQ RANGE] om het frequentiebereik te selecteren waarop
het effect moet worden toegepast.
3. Bepaal de FILTER-blok (Pg.14)
4. Selecteer de Sync-modus.
Om de CUTOFF-modus te selecteren
----Op [MOD 2 SYNC] drukken (het lampje gaat
branden).
Om AMP-modus te selecteren
--------------[TAP (SHIFT)] ingedrukt houden en op [MOD 2
SYNC] drukken (het lampje gaat flikkeren).
Wanneer de Sync-modus op OFF staat (het lampje is uitgedoofd), zal de MODULATOR 2-blok
zelf uitstaan. De instellingen van de verschillende knoppen in het blok zullen genegeerd worden.
5. Stel [SYNC TYPE] in om de slag te selecteren (nootwaarde).
6. Draai aan [T1], [T2] en [LEVEL] om de golfvorm te bepalen.
fig.4-5-e
MOD 2 SYNC
Dit bepaalt de bestemming waarop MODULATOR 2 zal worden toegepast.
CUTOFF-modus (lampje brandt)
--------De afsnijfrequentie wordt gemoduleerd.
AMP-modus (lampje flikkert)
-----Het volume (AMP; versterker) wordt gemoduleerd.
SYNC TYPE
Selecteert de snelheid van de golfvorm van MODULATOR 2 in slagen (nootwaarde). De slagen
zijn gebaseerd op de instelling van de BPM.
NOTE
OPMERKING
1
2
456
3
17
De klank veranderen in Real Time (DSP-filter)
<Wanneer de CUTOFF-modus geselecteerd is>
T1
Bepaalt de tijd vanaf het moment dat de
golfvorm begint tot deze de afsnij-
frequentie bereikt die in het FILTER-blok
gespecifieerd is. Draait men de knop naar
rechts dan wordt de tijdspanne verlengd.
T2
Bepaalt de tijdspanne waarin de golfvorm
zal veranderen van de afsnijfrequentie in
de frequentie die door [LEVEL]
gespecifieerd is. Draait men de knop naar
rechts dan wordt de tijdspanne verlengd.
LEVEL
Bepaalt de frequentie die zal worden
bereikt nadat T2 verstreken is.
<Wanneer de AMP-modus geselecteerd is>
Bepaalt de tijdspanne waarin het volume
toeneemt van 0 tot het maximum.Draait men
de knop naar rechts dan wordt de tijdspanne
verlengd.
Bepaalt de tijdspanne waarin het volume
afneemt van het maximum tot het volume
dat door [LEVEL] is gespecifieerd. Draait
men de knop naar rechts dan wordt de
tijdspanne verlengd.
Bepaalt het volume dat zal worden bereikt
nadat T2 verstreken is.
fig.4-6-e
fig.4-7-e
CUTOFF
or
AMPLIFIER
T1 T2
LEVEL
T1 T2 LEVEL
T1 T2 LEVEL
T1 T2 LEVEL
T1 T2 LEVEL
T1 T2 LEVEL
T1 T2 LEVEL
any kind of value
(T2 and LEVEL are not controlled
while T1 is Max.)
Voorbeeld van een
golfvorm-creatie
om het even welke waarde
(T2 en LEVEL worden niet
gestuurd aangezien T1 Max.
is)
18
De klank veranderen in Real Time (DSP-filter)
Voorbeelden van efficiënte DSP Filter-instellingen
fig.4-8-e
MODULATOR 2
OFF
MODULATOR 2
OFF
MODULATOR 2
OFF
button lit
(CUTOFF mode)
Turn the knob between 0 and 10.
MODULATOR 1
OFF
button lit
(CUTOFF mode)
button lit
(CUTOFF mode)
lampje brandt
(CUTOFF-modus)
lampje brandt
(CUTOFF-modus)
lampje brandt
(CUTOFF-modus)
Draai aan de knop tussen 0 en 10
19
De klank veranderen in Real Time (DSP-filter)
fig.4-9-e
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Blanco kaart voor de DSP-filter
Deze pagina kan u copi‘ren en gebruiken om uw DSP-effectinstellingen op te noteren.
fig.4-10-e
MODULATOR 1 MODULATOR 2
MODULATOR 1 MODULATOR 2
button lit
(CUTOFF mode)
button blinking
(AMP mode )
lampje flikkert
(AMP-modus)
lampje flikkert
(CUTOFF-modus)
20
Een plaat of CD synchroniseren met een MIDI-toestel(BPM-sturing)
BPM staat voor Beats Per Minute [slagen per minuut], en duidt het aantal vierde noten
in een minuut aan. Op de DJ-1000 kan men vertrekkend van het signaal van een
aangesloten plaat of CD en met behulp van de functies ÒBPM-instellingÓ en
ÒSynchronisatie BPM en MIDI-toestelÓ de BPM instellen en hierop een aangesloten
MIDI-toestel synchroniseren.
Wanneer de stroom aangezet wordt, is de BPM-waarde op 120.0 ingesteld.
De BPM-waarde ka De BPM-waarde kan binnen een bereik van 40.0–240.0 worden afgesteld. (Het bereik van
automatische detectie is 90.0–180.0.)
BPM instellen
BPM kan op een van volgende drie manieren worden ingesteld.
1. De pad aanslaan in het gewenste tempo (TAP)
2. Manuele instellingen (BPM ADJ)
3. Automatische detectie (BPM COUNT)
1. De pad aanslaan in het gewenste tempo (TAP)
Indien men [TAP] vier maal of meer aanslaat in het gewenste tempo (vierde noot-basis),
dan zal de BPM automatisch worden berekend. De waarde zal worden aangeduid in de
BPM-display.
fig.5-1-e
2. Manuele instellingen (BPM ADJ)
Indien men de gewenste BPM-waarde kent of een nauwkeurige aanpassing wil maken,
kan de BPM manueel worden ingesteld. Telkens men [BPM ADJ ] of [BPM ADJ ]
drukt, zal de waarde met eenheden van 1 BPM veranderen.
fig.5-2-e
NOTE
OPMERKING
21
Een plaat of CD synchroniseren met een MIDI-toestel(BPM-sturing)
Wanneer men tegelijkertijd [TAP (SHIFT)] ingedrukt houdt, kan de BPM getoond en
ingesteld worden in eenheden van 0,1 BPM. In dit geval zal de BPM-display een plaats
naar links verschuiven en zal het decimale punt en ŽŽn decimaal cijfer in de display
verschijnen.
Precisie-afregeling van de Playback Timing van het MIDI-toestel
Wanneer men een BPM-waarde gebruikt die van een CD-speler of platenspeler werd
gedetecteerd om een MIDI-toestel voor een langere periode te synchroniseren, is het
mogelijk dat er lichte timing-afwijkingen voorkomen omwille van de precisie-
beperkingen van de BPM-instelling, of omwille van de ÒwowÓ of ÒflutterÓ van de
platenspeler. In deze gevallen kan men aanpassingen maken in de playback timing van
het MIDI-toestel zonder de ingestelde BPM te veranderen.
1. Terwijl men [TAP (SHIFT) ingedrukt houdt, moet men tegelijkertijd op [BPM ADJ ]
en [BPM ADJ ] drukken. (Op de display verschijnt ÒP - -.Ó)
2. Wanneer men [TAP (SHIFT)] ingedrukt houdt, kan men onderstaande handelingen
uitvoeren om de timing van de noten aan te passen die op een MIDI-toestel worden
gespeeld:
Houd [TAP (SHIFT)] ingedrukt en druk op [BPM ADJ ]: De playback timing van het
MIDI-toestel wordt achteruit geschoven. (Op de display verschijnt ÒP _ _Ó)
Houd [TAP (SHIFT)] en druk op [BPM ADJ ]: De playback timing van het MIDI-
toestel wordt vooruit geschoven. (Op de display verschijnt ÒP ø øÓ)
fig.5-5-e
ex. BPM = 120.1
22
Een plaat of CD synchroniseren met een MIDI-toestel(BPM-sturing)
3. Automatische detectie (BPM COUNT)
De BPM kan automatisch gedetecteerd worden vanuit de lage frequentiecomponenten
van een nummer dat op een extern toestel wordt gespeeld (platenspeler, CD-speler,
enz.).
1. Druk tegelijkertijd op [BPM ADJ ] en [BPM ADJ ].
De BPM zal automatisch gedetecteerd worden voor het signaal dat door Channel Select
geselecteerd werd.
fig.5-6-e
Tijdens dit proces, verschijnt het volgende in de BPM-display.
2.Wanneer de berekening voltooid is, zal de BPM-waarde in de BPM-display
verschijnen:
De detectie is gelukt: in de BPM-display zal, na enkele malen flikkeren,
de correcte waarde verschijnen.
De detectie is mislukt: in de BPM-display zal, zonder flikkeren,
dezelfde waarde als voor de detectie verschijnen.
Voor accurate detectie
Indien het ingangsniveau van het geselecteerde kanaal niet juist is, zal de volgende
display verschijnen:
fig.5-8-e
Gebruik [GAIN] om het niveau juist af te stellen, en voer de automatische detectie
nogmaals uit. Probeer de "0" positie op de niveaumeter zo af te stellen dat deze
nauwelijks oplicht wanneer de kanaalschuif op het maximum niveau staat (op 10).
BPM-waarden in het bereik van 90.0–180.0 kunnen automatisch gedetecteerd worden.
Voor sommige soorten signalen of muziekstijlen is het onmogelijk om de BPM nauwkeurig te
bepalen.
NOTE
OPMERKING
The input level is too high.
The input level is too low.
Het ingangsniveau is te hoog Het ingangsniveau is te laag
NOTE
OPMERKING
NOTE
OPMERKING
23
Een plaat of CD synchroniseren met een MIDI-toestel(BPM-sturing)
Een MIDI-toestel aan de gespecifieerde BPM spelen
(BPM en een MIDI-toestel synchroniseren)
Hier wordt beschreven hoe men een aangesloten MIDI-toestel aan de gespecifieerde
BPM kan laten spelen
Door zijn MIDI OUT-connector verzendt de DJ-1000 timing clock-commandoÕs (realtime
systeemcommandoÕs) die naar de BPM-waarde worden gesynchroniseerd.
Daarenboven kan men [MIDI CONTROL] gebruiken om start/stop (realtime
systeemcommandoÕs) te verzenden.
Wanneer men de MIDI OUT van de DJ-1000 verbindt aan een MIDI-toestel dat in staat
is realtime systeemcommandoÕs te ontvangen, dan kan het MIDI-toestel
gesynchroniseerd worden op de BPM-instelling van de DJ-1000 en kan het van op
afstand gestart en gestopt worden.
1. Sluit de MIDI OUT van de DJ-1000 aan op de MIDI IN van uw sequencer,
ritmetoestel, enz.
Stel de Sync-modus van het aangesloten MIDI-toestel in op SLAVE.
Een MIDI-toestel dat geen realtime systeemcommando’s ontvangt, kan niet gesynchroniseerd
worden.
2. Druk op [MIDI CONTROL] omhet MIDI-toestel te starten/stoppen.
Wanneer het lampje van de knop uitgedoofd is, zal het MIDI-toestel starten wanneer
men op [MIDI CONTROL] drukt; het lampje gaat dan branden. Wanneer het lampje
brandt, zal het MIDI-toestel stoppen wanneer men op de knop drukt; het lampje dooft
dan uit.
fig.5-9-e
Het MIDI-toestel starten op de timing van een vierde noot.
Het MIDI-toestel kan gestart worden op een nauwkeurige vierde noot timing.
1. Houd [TAP (SHIFT)] ingedrukt en druk op [MIDI CONTROL].
2. Het MIDI-toestel zal starten op de vierde noot die volgt nadat u [MIDI CONTROL]
heeft ingedrukt.
NOTE
OPMERKING
NOTE
OPMERKING
24
De cross-fader vervangen
De cross-fader kan vervangen worden. Wanneer u geluid hoort wanneer de schuif
wordt verplaatst, indien de schuif niet langer naar behoren werkt of wanneer de
werking ervan onvoorspelbaar wordt, moet u de cross-fader vervangen door de DJ-1000
(CFX-1) vervangcross-fader.
Tijdens het vervangen mag men uitsluitend de twee buitenste schroeven verwijderen
die de cross-fader op zijn plaats houden.
Zorg er voor dat de stroom uit staat en trek het stroomsnoer uit de uitgang vooraleer u
aan de vervanging begint.
Om risico op beschadiging van interne onderdelen door statische elektriciteit te vermijden, moet
u onderstaande richtlijnen zorgvuldig in acht nemen wanneer u met het paneel werkt.
Men mag het paneel van de cross-fader uitsluitend aan de zijkanten vastnemen. Raak de
elektronische componenten, de banen van de printkaart of de schakelterminals niet aan.
Gebruik nooit overmatige kracht bij het installeren van een connector. Indien de connector bij de
eerste poging niet goed past, moet u hem verwijderen en opnieuw beginnen.
Om verwondingen te vermijden, moet u zeer voorzichtig zijn in de buurt van de randen van de
opening en in de buurt van de printkaart.
ig.6-1-e
Werkwijze
1. Schakel de stroom uit en trek het snoer uit de uitgang.
2. Maak de twee buitenste schroeven los die de cross-fader op zijn plaats
houden en verwijder ze.
3. Maak de connector van de cross-fader-eenheid los.
4. Prik de connector in de nieuwe cross-fader-eenheid.
5. Plaats de eenheid en bevestig ze zoals tervoren.
Controleer uw werk wanneer de installatie van de printkaart voltooid is.
Gelieve uw leverancier te raadplegen wanneer u de vervangcross-fader voor de DJ-1000 (CFX-
1) wenst te kopen.
NOTE
OPMERKING
NOTE
OPMERKING
NOTE
OPMERKING
Unscrew
and
remove
only
the
two
o
u
ter
screws
.
Alleen de twee buitenste schroeven losschroeven en verwijderen
NOTE
OPMERKING
25
Problemen oplossen
Gelieve onderstaande punten te controleren indien men geen geluid hoort of indien het toestel niet functioneert
zoals verwacht. Raakt het probleem niet opgelost, gelieve het dichtstbij gelegen Roland service center of een
erkende Roland verdeler te contacteren.
Er is geen klank
- Controleer de standen van de kanaalschuiven, cross-fader en de verschillende
volumesturingen.
- Zorg er voor dat de INPUT select-schakelaar het aangesloten toestel selecteert (INPUT select
schakelaar
pg. 6).
- Zorg er voor dat geen enkele van de MODULATOR 2-parametersÑ[T1], [T2], en [LEVEL]Ñop
0 staat (MODULATOR 2pg. 16).
Men hoort geluid
- Men kan geluid horen wanneer men onmiddellijk (binnen ca. 10 seconden) nadat het is
aangezet met het toestel werkt; dit is echter geen storing.
De klank is vervormd
- Gebruik [GAIN] om het ingangsniveau opnieuw af te stellen. Probeer de instelling zodanig te
maken dat de "0" positie op de niveau meter nauwelijks oplicht terwijl de kanaalschuif op het
maximum niveau staat (op 10) ([GAIN]pg. 6).
De DSP-filter werkt niet
- De DSP-filter be•nvloedt het kanaal dat door [CH SELECT] werd geselecteerd. Zorg er voor dat
u het kanaal selecteert dat u wenst te veranderen ([CH SELECT]pg. 12).
- Zorg er voor dat [EFFECT BAL] niet uiterst links staat (DIRECT: geen effecten op de klank)
([EFFECT BAL]pg. 13).
- Zorg er voor dat de [GRAB-schakelaar van de DSP-filter op ON staat of in de GRAB-stand
wordt gehouden ([GRAB]-schakelaarpg. 13).
- Zorg er voor dat de MODULATOR 1-parameter SYNC TYPE niet op OFF staat (MODULATOR
1 parameter SYNC TYPEpg. 15).
- Zorg er voor dat de MODULATOR 1-knop LFO DEPTH niet op MIN staat (uiterst links)
(MODULATOR 1-knop LFO DEPTHpg. 15).
- Zorg er voor dat de MODULATOR 2-modus niet op OFF staat.
Voor [MOD2 SYNC], moet u of CUTOFF of AMP-modus selecteren ([MOD2 SYNC]pg. 16).
- De MODULATOR 2-knop T2 en LEVEL worden niet gestuurd wanneer T1 op Max (10) staat
(T1,T2,LEVEL-knoppg. 17).
Men hoort een ander bereik dan het geselecteerde frequentiebereik (FREQ RANGE)
- De instelling van het frequentiebereik heeft geen invloed op het direct signaal.
Zelfs wanneer [FREQ RANGE] op een ander bereik is ingesteld dan FULL (volledig bereik)Ñ
d.w.z., zelfs wanneer het op HIGH/MID/LOW is ingesteld, zal de directe klank van FULL
(volledig bereik) uitgestuurd worden als [EFFECT BAL] naar links is gedraaid (DIRECT).
BPM kan niet automatisch gedetecteerd worden
- Automatische BPM--detectie wordt uitgevoerd op het kanaal dat door [CH SELECT]
geselecteerd is. Zorg er voor dat u het juiste kanaal hebt geselecteerd ([CH SELECT]pg. 12).
- Detectie kan onmogelijk zijn als het ingangsniveau van het kanaal onjuist is ingesteld. Gebruik
[GAIN] om het ingangsniveau af te stellen en probeer de automatische detectie opnieuw.
Probeer de instelling zodanig te maken dat de "0" positie op de niveaumeter nauwelijks
oplicht terwijl de kanaalschuif op het maximum niveau staat (op 10) ([GAIN]pg. 6) (Voor
accurate detectiepg. 22).
- Van sommige soorten signalen of muziekstijlen is het onmogelijk om de BPM nauwkeurig te
bepalen.
Een aangesloten MIDI-instrument start niet
- Zorg er voor dat de MIDI OUT van de DJ-1000 correct is aangesloten op de MIDI IN van het
andere MIDI-toestel.
- Indien u [MIDI CONTROL] gebruikt om het andere MIDI-toestel te starten/stoppen, moet u
zijn Sync-modus op Slave instellen.
- Het is niet mogelijk om een MIDI-toestel te synchroniseren dat geen realtime
systeemcommandoÕs ondersteunt.
26
Specificaties/In- en uitgangsstandaarden
Specificaties
Frequentieresponsie
20 Hz tot 20 kHz -1/+1 dB (versterking: min)
Totale harmonische vervorming
0.28 % of minder
(versterking: min, 20 Hz tot 20 kHz aan nominale uitvoer)
S/N Ratio
73 dB (ingang kortgesloten met 150 ohms, IHF-A, typ.)
Overspraak
-70 dB of minder (1 kHz, tussen kanalen)
-64 dB of minder (1 kHz, tussen L en R)
Equalizer
HIGH: -20 tot +16 dB (10 kHz, piek type)
MID: -20 tot +16 dB (1 kHz, piek type)
LOW: -20 tot +16 dB (25 Hz, piek type)
Stroomtoevoer
AC 117 V, AC 230 V of AC 240 V
Stroomverbruik
25 W
Afmetingen
244.0 (B) x 415.4 (D) x 92.0 (H) mm
9-5/8 (B) x 16-3/8 (D) x 3-5/8 (H) inches
Gewicht
5.3 kg/11 lbs-11oz
Toebehoren
Stroomsnoer
Gebruikershandleiding
* In het belang van productverbetering zijn de specificaties en/of het uitzicht van dit toestel onderhevig aan niet aangekondigde wijzigingen.
Ingangs- en uitgangsstandaard
1/4" TRS PHONE (UNBAL)MIC -10 dBm (245 mV) 2.8 k ohms-50 dBm (2.45 mV)
LINE 1 - 4
-20 dBm (77.5 mV)
(GAIN = max)
0 dBm (775 mV)
(GAIN = max)
33 k ohms
+ 4 dBm (1.23 V)
(GAIN = min)
+20 dBm (77.5 mV)
(GAIN = min)
PHONO 1 - 2
-55 dBm (1.38 mV)
(GAIN = max)
-35 dBm (13.8 mV)
(GAIN = max)
50 k ohms
-31 dBm (22 mV)
(GAIN = min)
-15 dBm (138 mV)
(GAIN = min)
RCA
RCA
RCAMASTER OUT +20 dBm (7.75 V) 300 ohms 0 dBm (0.775 V)
BOOTH OUT
---------- 1W + 1W *1
0 dBm (0.775 V) 300 ohms
PHONES 10 ohms 1/4" STEREO PHONE
RCA+20 dBm (7.75 V)
Rated Input Level Non-Clip Max, Input Input Impedance Type of Connectors
Rated Output Level Non-Clip Max, Output Output Impedance Type of Connectors
Input Standard
Output Standard
Output Socket
Input Socket
0dBm = 0.775 Vrms
*1 : Both Channels 33 ohms Loaded
Ingangstandaard
Uitgangsstandaard
Ingangsstekker Nom. ingangsniveau Non-clip max ingang Ingangsimpedantie Soort connector
Uitgangsstekker Nom. uitgangsniveau Non-clip max uitgang Uitgangsimpedantie Soort connector
27
Blokdiagram
fig.9-1-e
PHONO 1 L / R
LINE 3 L / R
LINE 1 L / R
LINE 2 L / R
CH FADER
MIC
LEVEL
PHONO EQ
DSP
CH SELECT
EQ
H
M
L
PHONO 2 L / R
LINE 4 L / R
GAIN
PHONO EQ
DSP
FILTER
MIDI OUT
PHONES
MASTER BUS L / R
to DSP L/R
from DSP L/R
MIC
CH 2
DSP
CH SELECT
EQ
ON/OFF/GRAB
ON
GRAB
CH
SELECT
INPUT
LEVEL
METER
CH FADER
DSP
CH SELECT
EQ
H
M
L
GAIN
EQ
ON/OFF/GRAB
ON
GRAB
INPUT
LEVEL
METER
CROSS
FADER
DSP
CH SELECT
MASTER
LEVEL
MASTER OUT L/R
BOOTH
LEVEL
BOOTH OUT L/R
MONITOR
LEVEL
MONITOR
BALANCE
CUE SELECT
CH 1
28
MIDI-implementatie
Model: DJ-1000 (Professionele DJ-mengtafel) Datum: Dec.26.1998 Versie: 1.00
1. Verzendgegevens
1.1 Gecreëerde commando’s
Realtime systeemcommandoÕs
Actieve sensing
Status
FEH
* Wordt voortdurend verzonden in intervallen van ca. 240 ms.
1.2 Gecreëerde commando’s voor synchronisatie
Realtime systeemcommandoÕs
Timing Clock
Status
F8H
* Wordt voortdurend verzonden in intervallen van het gespecifieerde BPM.
Start
Status
FAH
* Verzonden bij het indrukken van de [MIDI CONTROL]-knop wanneer het lampje gedoofd is.
Stop
Status
FCH
* Verzonden bij het indrukken van de [MIDI CONTROL]-knop wanneer het lampje brandt.
29
MIDI -implementatiekaart
fig.11-1-e
Function...
Basic
Channel
Mode
Note
Number :
Velocity
After
Touch
Pitch Bend
Control
Change
Prog
Change
System Exclusive
System
Common
System
Real Time
Aux
Message
Notes
Transmitted Recognized Remarks
Default
Changed
Default
Messages
Altered
True Voice
Note ON
Note OFF
Key's
Ch's
: True #
: Quarter Frame
: Song Position
: Song Select
: Tune
: Clock
: Commands
: All sound off
:
Reset all controllers
: Local ON/OFF
: All Notes OFF
: Active Sense
: System Reset
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
xx
x
**************
x
x
x
x
x
O
O
x
x
x
x
O
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
**************
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Professional DJ Mixer
Model DJ-1000
Date : Dec. 26, 1998
Version : 1.00
MIDI Implementation Chart
**************
**************
Mode 1 : OMNI ON, POLY
Mode 3 : OMNI OFF, POLY
Mode 2 : OMNI ON, MONO
Mode 4 : OMNI OFF, MONO
O : Yes
X : No
30
Index
A
Achterpaneel .....................................................................9
AC-ingang .........................................................................9
AMP-modus ....................................................................16
Automatische detectie (BPM COUNT) .......................22
B
BALANCE-knop (MONITOR) .......................................7
Blanco kaart .....................................................................11
Blanco kaart voor DSP-effect ........................................19
Blokdiagram ....................................................................27
BOOTH (L/R) ...................................................................9
BOOTH-knop ....................................................................7
BPM ..................................................................................20
BPM ADJ .........................................................................20
BPM ADJ-knoppen ............................................13, 20Ð22
BPM-display ....................................................................13
BPM instellen ..................................................................20
C
CH SELECT ...............................................................14Ð16
CH SELECT (selecteer kanaal)-knop ...........................12
Channel Faders .................................................................7
Cross-fader ........................................................................8
Cross-fader vervangen ...................................................24
Channel LEVEL-knop voor toegewezen microfoon ....7
CUE SELECTOR-schakelaar (MONITOR) ...................7
CUTOFF ...........................................................................14
CUTOFF-modus .............................................................16
D
DJ -systeemvoorbeelden ...............................................10
DSP-filtergedeelte ..........................................................12
E
EFFECT BAL (Effect Balance)-knop ............................13
EQ (Equalizer-knoppen) .................................................6
F
FILTER-blok.....................................................................14
FREQ RANGE ...........................................................14Ð15
FREQ RANGE (frequentiebereik)-knop .....................12
Frequentiebereik .............................................................12
G
GAIN ............................................................................6, 22
GND-terminal ...................................................................9
GRAB-schakelaar (DSP-filtergedeelte) .......................13
GRAB-schakelaar (EQ) ....................................................7
H
Hoofdtelefoon-jack ...........................................................8
I
Ingang- en uitgangstandaarden....................................26
Ingangsjacks ......................................................................9
INPUT Select-schakelaars ...............................................6
J
Jack van de hoofdtelefoon ...............................................8
Jack van de microfooningang .......................................9
Jacks van de uitgangen.....................................................9
K
Kanaalschuiven .................................................................7
L
LEVEL-knop (MODULATOR 2) ..................................17
LEVEL-knop (MONITOR) ..............................................7
Level-meters ......................................................................7
LFO DEPTH ....................................................................15
LFO WAVE ......................................................................15
M
Manuele instellingen (BPM ADJ) .................................20
MASTER (L/R) .................................................................9
MASTER/BOOTH-knoppen ..........................................7
Mic -ingang .....................................................................9
MIDI CONTROL ............................................................23
MIDI CONTROL-knop ............................................13, 23
MIDI-implementatie .......................................................28
MIDI-implementatiekaart .............................................29
MIDI OUT-connector .......................................................9
MOD 2 SYNC ..................................................................16
MODULATOR 1-blok.....................................................15
MODULATOR 2-blok ....................................................16
O
Output Jacks ......................................................................9
R
RESONANCE .................................................................14
S
Selecteer kanaal ..............................................................12
SHIFT-knop .......................................12Ð13, 15Ð16, 21, 23
Slagbord ...........................................................................13
Specificaties .....................................................................26
Stroomschakelaar .............................................................9
SYNC-modus ..................................................................16
SYNC TYPE ...............................................................15Ð16
Synchroniseren van BPM en MIDI-toestel .................23
Systeemvoorbeelden ......................................................10
T
T1-knop ............................................................................17
T2-knop ............................................................................17
TAP ...................................................................................20
TAP Pad ...........................................................................13
TAP Pad (SHIFT) ............................................................13
V
Vervangen van de cross-fader ......................................24
Voorbeelden van effici‘nte DSP-filterinstellingen ....18
Voorbeelden van het DJ-systeem .................................10
Wijzigingen van de specificaties en het uiterlijk zonder voorafgaande kennisgeving voorbehouden.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32

Roland DJ-1000 Handleiding

Categorie
DJ-controllers
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor