Simplicity CHAMPION/350Z CE SERIES (DUTCH) Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Not for
Reproduction
GEBRUIKSINSTRUCTIES
Zero-Turn Riders
Artikelnr. Beschrijving
2690452 Simplicity Champion Zero-Turn Rider met 50” Maaier (EG)
22690485 Massey Ferguson ZT 2050 (EG)
5901166 Snapper EZT20501BV (EG)
5900735 Snapper 375ZB2050 (EG)
5900947 Simplicity 3000z Zero-Turn Rider met 52” Maaier (EG)
5901268 Simplicity 3000z Zero-Turn Rider met 52” Maaier (EG)
5102442
Rev E
Not for
Reproduction
6
www.simplicitymfg.com | www.snapper.com
Briggs & Stratton Power Products Group, LLC.
Copyright © 2013 Briggs & Stratton Corporation
Milwaukee, WI, USA. All rights reserved.
Het Simplicity embleem is een handelsmerk van
Briggs & Stratton Corporation Milwaukee, WI, USA.
De Informatie van het contact:
Simplicity Manufacturing, Inc.
P.O. Box 702
Milwaukee, WI 53201-0702
www.simplicitymfg.com
Zie Pagina 8 voor de plaats van Identificatienummers
Het Snapper embleem is een handelsmerk van Briggs
& Stratton Corporation Milwaukee, WI, USA.
De Informatie van het contact:
Snapper Products
535 Macon St.
McDonough, GA 30253
www.snapper.com
WAARSCHUWING
De motoruitlaatgassen van dit product bevatten
chemische stoffen waarvan bekend is in de staat
Californië dat ze kanker, geboorteafwijkingen of
een ander voortplantingsrisico veroorzaken.
DE GEGEVENS VAN DE VERWIJZING VAN HET
PRODUCT
Het Modelaantal van de eenheid Het Serienummer van de eenheid
Het Modelaantal van het Dek van de
maaimachine
Het Serienummer van het Dek van de
maaimachine
De Naam van de handelaar Gekochte datum
DE GEGEVENS VAN DE VERWIJZING VAN DE
MOTOR
De motor maakt Het Model van de motor
Het Type/de Specificatie van motor. De Code/het Serienummer van de
motor
WAARSCHUWING
Accucontactpennen, aansluitklemmen en
verwante accessoires bevatten lood en
loodverbindingen, wat chemische stoffen zijn
waarvan in de staat Californië bekend is dat
ze kanker en geboorteafwijkingen kunnen
veroorzaken of een ander voortplantingsrisico
veroorzaken. Was uw handen na gebruik.
Dank u voor het kopen van dit kwaliteit-gebouwde
product. We.re tevreden dat you.ve uw vertrouwen in
het de Simplicity en Snapper merk plaatste. Wanneer
in werking gesteld en gehandhaafd volgens de
instructies in dit handboek, uw product vele jaren van
de betrouwbare dienst zal verlenen.
Dit handboek bevat informatie om u van de
gevaren en de risico’s bewust te maken verbonden
aan deze machine en hoe te om hen te vermijden.
Deze machine wordt en bedoeld ontworpen volgens
het handboek voor afwerkingsknipsel van gevestigde
gazons worden gebruikt en worden gehandhaafd
en is niet voorgenomen voor een ander doel. Het is
belangrijk dat u en grondig deze instructies alvorens
leest begrijpt te proberen om dit materiaal te beginnen
of in werking te stellen.
Not for
Reproduction
Inhoud
Veiligheidsvoorschriften en -informatie ........... 2
Identificatienummers ...............................................8
Veiligheidslabels .....................................................9
Veiligheids-Vergrendeling .....................................11
Functies en regelingen .................................... 12
Regelfuncties ........................................................12
Gebruik .............................................................. 14
Algemene gebruiksveiligheid ................................14
Controles voor het starten .....................................14
De motor starten ...................................................15
De rider en de motor stoppen ...............................15
Maaien ..................................................................15
De rider met de hand duwen .................................15
Oefenen in het rijden met zero draaicirkel ............16
Een aanhangwagen trekken .................................18
De maaier verwijderen en installeren ....................19
De bandenspanning controleren ...........................20
De stoel afstellen ..................................................20
De snelheidshendels afstellen ..............................20
De maaihoogte afstellen .......................................21
De ophanging afstellen .........................................21
Specificaties ..................................................... 22
Informatie over de verzorging en het
maaien van gazons ....................................... LC-1
OPMERKING: “Links” en “rechts” gelden in deze handleiding
vanuit de positie van de bestuurder.
Not for
Reproduction
2
www.simplicitymfg.com | www.snapper.com
Veilig gebruik
Gefeliciteerd met de aankoop van een stuk tuingereedschap
van superieure kwaliteit. Onze producten zijn ontworpen en
vervaardigd om aan alle industrienormen te voldoen en deze zelfs
te overtreffen.
Gebruik deze machine niet zonder opleiding. Het lezen en
begrijpen van deze gebruikshandeling is een manier om uzelf op
te leiden.
Gemotoriseerde apparaten zijn enkel en alleen veilig als ze
op veilige wijze worden gebruikt. Als ze op de verkeerde wijze
worden gebruikt of niet behoorlijk worden onderhouden, kunnen
ze gevaarlijk zijn! Vergeet niet, u bent verantwoordelijk voor uw
eigen veiligheid en die van de personen rondom u.
Gebruik uw gezond verstand en denk goed na over waar u mee
bezig bent. Als u twijfelt of het karwei dat u gaat opknappen
veilig kan worden uitgevoerd met het gereedschap dat u hebt
gekozen, raadpleegt u best een vakman: neem contact op met uw
plaatselijke erkende verdeler.
Lees de handleiding
De gebruikershandleiding bevat belangrijke
veiligheidsinformatie die u zowel voor als TIJDENS het
gebruik van het gereedschap moet kennen.
Hierin vindt u veilige gebruiksaanwijzingen, een
beschrijving van de kenmerken en bedieningsknoppen
van het product en onderhoudsinformatie. Deze
informatie zal u helpen het meeste uit uw apparatuur te
halen.
Lees de Veiligheidsvoorschriften en -informatie op
de volgende bladzijden helemaal door. Lees ook het
hoofdstuk Bediening volledig.
Kinderen
Kinderen kunnen het slachtoffer worden van
tragische ongelukken. Houd ze uit de buurt
van de plaats waar u werkt. Kinderen voelen
zich vaak aangetrokken tot het apparaat
en het grasmaaien. Ga er nooit van uit dat
kinderen op de plaats zullen blijven waar u
ze het laatst hebt gezien. Als de kans bestaat
dat kinderen in de buurt kunnen komen van
de plaats waar u aan het maaien bent, zorg
er dan voor dat een andere verantwoordelijke
volwassene toezicht op hen houdt.
Veiligheidsvoorschriften en -informatie
Not for
Reproduction
3
Gebruik op een helling
Op hellingen werken kan gevaarlijk zijn. Wanneer u de machine
gebruikt op een te steile helling, waar de wielen weinig tractie
hebben en u de machine slecht kunt controleren, kunt u de controle
verliezen en kan de machine wegglijden en zelfs kantelen. Werk
niet op een helling van meer dan 15 graden (niveauverschil van 1.6
meter (5.4’) over 6 meter (20’) afstand).
Maai altijd dwars op een helling, niet op en neer (om de tractie
van de wielen te behouden). Vermijd abrupte bochten en
snelheidsveranderingen. Werk trager en wees uiterst voorzichtig op
ELKE helling.
Merk ook op dat het terrein een grote invloed kan hebben op uw
vermogen om de machine veilig te gebruiken. Nat gras of zachte
grond kunnen u doen uitglijden en de machine doen slippen. Werk
niet op hellingen die glad of nat zijn of een zachte bodem hebben.
Als u zich onzeker voelt over het gebruik van de maaier op
hellingen, doe het dan niet. Het is het risico niet waard.
Weggeslingerde voorwerpen
Dit apparaat heeft draaiende maaimessen. Deze messen kunnen
rondslingerende voorwerpen opnemen en wegslingeren, waardoor
omstanders ernstig gewond kunnen raken. Zorg ervoor dat u het te
maaien gebied opruimt VOORDAT u begint te maaien.
Het apparaat niet gebruiken zonder de opvangbak of
afvoerbeschermer (deflector).
Laat ook niemand in de buurt van de maaier komen terwijl de motor
draait! Als er toch iemand in de buurt komt, schakel de maaier dan
onmiddellijk uit en wacht tot hij/zij weer weg is.
Bewegende delen
Deze machine heeft veel bewegende onderdelen die u en
anderen kunnen verwonden. Als u op de bedieningsplaats
blijft (op de stoel blijft zitten) en de veiligheidsvoorschriften
van deze handleiding volgt, is de machine echter veilig in
het gebruik.
Het maaihuis heeft draaiende maaimessen die handen
en voeten kunnen amputeren. Laat niemand in de buurt
komen van de machine terwijl de motor draait! Zorg dat de
beveiligingen (beschermkappen, deksels, schakelaar) op
hun plaats zitten en goed werken.
Om u, de gebruiker, te helpen dit apparaat veilig te
gebruiken, is het uitgerust met een veiligheidssysteem
dat detecteert wanneer de gebruiker aanwezig is.
Probeer NIET het systeem te wijzigen of te omzeilen.
Raadpleeg onmiddellijk uw verdeler als het systeem niet
alle in deze handleiding vermelde veiligheidstests van de
vergrendelingssystemen doorstaat
Veiligheidsvoorschriften en -informatie
Not for
Reproduction
4
www.simplicitymfg.com | www.snapper.com
Gesloten ruimten
Gebruik de machine alleen buitenshuis en nooit in
ongeventileerde ruimten zoals garages of afgesloten
aanhangwagens. De motor produceert giftig
koolmonoxide. Een langdurige blootstelling aan dit
gas in een gesloten ruimte kan ernstige of dodelijke
gevolgen hebben.
Brandstof en onderhoud
Schakel alle aandrijvingen uit, zet de motor uit en
verwijder de sleutel voor u de machine reinigt, bijtankt of
onderhoudt.
Benzine en zijn dampen zijn licht ontvlambaar. Rook
niet terwijl u de machine gebruikt of terwijl u tankt. Voeg
geen brandstof toe terwijl de motor heet is of draait. Laat
de motor minstens 3 minuten afkoelen voor u brandstof
toevoegt.
Voeg geen brandstof toe in huis, in een gesloten
aanhangwagen, garage of andere slecht geventileerde
gesloten ruimte. Ruim gemorste benzine onmiddellijk op,
voor u de machine gebruikt.
Bewaar benzine uitsluitend in afgesloten containers die
goedgekeurd zijn voor brandstof.
Een goed onderhoud is essentieel voor de veiligheid
en de prestaties van uw machine. Verwijder gras,
bladeren en overtollige olie van de machine. Voer de
in deze handleiding vermelde onderhoudsprocedures
uit, op de eerste plaats de periodieke tests van het
veiligheidssysteem
Keermuren, steile hellingen en water
Keermuren, steile hellingen rond trappen en water zijn courante gevaren. Blijf op minstens tweemaal de breedte
van de maaier afstand van deze gevaren. Maai het gras in hun onmiddellijke omgeving met de hand, met een
loopmaaier of een draadtrimmer. Wanneer de wielen over een keermuur, een rand, een sloot, een dijk of in water
rijden, kan de machine kantelen, met ernstige of dodelijk verwondingen of verdrinking tot gevolg.
Veiligheidsvoorschriften en -informatie
Not for
Reproduction
5
ALGEMEEN GEBRUIK
1. Lees, begrijp en volg alle instructies in de handleiding en
op de machine voor u begint te werken.
2. Houd uw handen en voeten uit de buurt van draaiende
onderdelen en de onderzijde van de machine. Blijf altijd uit
de buurt van de uitwerpopening.
3. Laat de machine alleen gebruiken door verantwoordelijke
volwassenen die vertrouwd zijn met de instructies
(plaatselijke reglementeringen kunnen de leeftijd van de
gebruikers beperken).
4. Verwijder voorwerpen die de messen zouden kunnen
wegslingeren, zoals stenen, speelgoed en draad, uit de
zone die u gaat maaien.
5. Zorg dat de zone waar u gaat maaien verlaten is voor u
begint. Stop met maaien indien iemand de zone betreedt.
6. Vervoer nooit passagiers.
7. Rijd tijdens het maaien nooit achteruit, tenzij het
onvermijdelijk is. Kijk tijdens het achteruitrijden altijd naar
omlaag en achter u.
8. Werp nooit materiaal uit in de richting van personen, of
tegen een muur of een andere hindernis. Het materiaal
kan afketsen en u raken. Schakel het mes/de messen uit
wanneer u grind oversteekt.
9. Gebruik de machine nooit wanneer de volledige
grasvanger, deflector of andere beveiligingen niet
aangebracht en operationeel zijn.
10. Vertraag voor u draait.
11. Laat een draaiende machine nooit onbewaakt achter.
Schakel altijd de messen uit (PTO), zet de handrem aan,
stop de motor en verwijder de sleutels voor u de machine
verlaat.
12. Schakel de messen uit (PTO) wanneer u niet maait. Zet
de motor uit en wacht tot alle onderdelen volledig tot
stilstand zijn gekomen voor u de machine schoonmaakt,
de grasvanger verwijdert of de deflector vrijmaakt.
13. Maai uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht.
14. Gebruik de machine niet onder de invloed van alcohol of
drugs.
15 Let op het verkeer tijdens het werken in de omgeving van
of het oversteken van wegen.
16. Wees bijzonder voorzichtig wanneer u de machine op een
vrachtwagen of aanhangwagen laadt of ze weer lost.
17. Draag altijd oogbescherming wanneer u de machine
gebruikt.
18. Uit de gegevens blijkt dat gebruikers van 60 jaar en ouder
betrokken zijn bij een groot percentage verwondingen in
verband met motorwerktuigen. Deze gebruikers moeten
beoordelen of zij in staat zijn om de maaier voldoende
veilig te bedienen om zichzelf en anderen tegen ernstige
verwondingen te beschermen.
19. Volg de instructies van de fabrikant met betrekking tot
wielgewichten of tegengewichten.
20. Onthoud dat de bestuurder verantwoordelijk is voor
ongevallen met andere personen of met eigendommen.
21. Alle bestuurders moeten een professionele en praktische
opleiding krijgen.
22. Draag altijd stevige schoenen en een lange broek. Gebruik
de machine nooit op blote voeten of met sandalen aan.
23. Controleer voor het gebruik altijd of de messen en de
uitrusting van de messen aanwezig, intact en veilig zijn.
Vervang versleten of beschadigde delen.
24. Schakel hulpstukken uit voor u brandstof tankt, een
hulpstuk verwijdert of het afstelt (tenzij u dat laatste kunt
doen zonder de bestuurdersstoel te verlaten).
25. Wanneer u de machine parkeert, opslaat of onbewaakt
achterlaat, moet u de maaier laten zakken tenzij u een
positieve mechanische vergrendeling gebruikt.
26. Voor u om gelijk welke reden de bestuurdersstoel verlaat,
moet u de handrem inschakelen (indien de maaier een
handrem heeft), de messen uitschakelen (PTO), de motor
uitschakelen en de sleutel uit het contactslot nemen.
27. Beperk het gevaar op brand door gras, bladeren en
overtollige olie van de machine te verwijderen. Stop
of parkeer niet op droge bladeren, gras of brandbare
materialen.
28. Het is mogelijk dat de reglementen met betrekking tot
gezondheid, en veiligheid op het werk het gebruik van
gehoorbescherming verplichten bij blootstelling aan meer
dan 85 dBA gedurende 8 uur.
Lees deze veiligheidsvoorschriften en volg ze nauwlettend. Het verwaarlozen van deze voorschriften kan tot het
verlies van de controle over de machine leiden, tot ernstige of dodelijke verwondingen van uzelf of omstanders en tot
schade aan eigendommen of aan de machine. Deze maaier kan handen en voeten amputeren en voorwerpen
wegslingeren. De driehoek in de tekst wijst op een belangrijke waarschuwing die u moet naleven.
TRANSPORT EN BEWARING
1. Als u de machine op een open aanhangwagen vervoert,
moet u ze met de voorzijde in de rijrichting plaatsen. Als
de machine naar achter gericht is, kan de kracht van de
wind ze beschadigen.
2. Volg altijd veilige praktijken voor het bijtanken en de
omgang met brandstof wanneer u na transport of opslag
de brandstoftank van de machine vult.
3. Bewaar de machine nooit (met brandstof in de tank)
in een slecht verluchte ruimte. Brandstofdampen
kunnen een ontstekingsbron bereiken (bijvoorbeeld een
brander, boiler enz.) en een ontploffing veroorzaken.
Brandstofdampen zijn bovendien giftig voor mens en
dier.
4. Houd u altijd aan de instructies in de handleiding van de
motor voor de voorbereiding op de bewaring, voor u de
machine voor korte of lange tijd opslaat.
5. Houd u altijd aan de instructies in de handleiding van de
motor voor de juiste opstartprocedures wanneer u de
machine weer in gebruik neemt.
6. Bewaar de machine of een brandstofcontainer nooit
in een ruimte met open vuur of een waakvlam, zoals
van een boiler. Laat de machine afkoelen voor u ze
wegbergt.
Veiligheidsvoorschriften en -informatie
VOORZICHTIG
Deze machine veroorzaakt geluidsniveaus
van meer dan 85 dBA in het oor van
de gebruiker en kan door langdurige
blootstelling gehoorverlies veroorzaken.
Draag gehoorbescherming wanneer u deze machine
gebruikt.
WAARSCHUWING
Overeenkomstig de California Public Resource Code
Section 4442 is het verboden de motor te gebruiken
in of in de buurt van een bos-, kreupelhout- of
grasgebied tenzij het uitlaatsysteem is uitgerust met
een vonkenvanger, zoals gedefinieerd in Section
4442, die in goede staat wordt gehouden. In andere
deelstaten of landen gelden mogelijk vergelijkbare
wetten. Neem contact op met een erkende
servicedealer voor een vonkenvanger die ontworpen
is voor het uitlaatsysteem dat op uw motor is
geïnstalleerd.
Not for
Reproduction
6
www.simplicitymfg.com | www.snapper.com
1. Sleep uitsluitend met een machine die voorzien is van
een sleepkoppeling. Bevestig gesleepte uitrusting
uitsluitend aan de sleepkoppeling.
2. Volg de aanbevelingen van de fabrikant voor het
maximale sleepgewicht en het slepen op hellingen.
Zie GEBRUIK voor het aankoppelen van een
aanhangwagen.
3. Laat kinderen of andere personen nooit op de gesleepte
uitrusting zitten.
4. Op hellingen kan het gewicht van gesleepte apparatuur
de banden hun greep doen verliezen, zodat de machine
onbestuurbaar wordt.
5. Rijd bij het slepen langzaam en houd rekening met een
grotere remafstand.
6. Schakel niet in vrijloop om u van een helling te laten
rijden.
KINDEREN
Er kunnen tragische ongevallen gebeuren als de gebruiker
niet alert is voor de aanwezigheid van kinderen. Kinderen
worden vaak aangetrokken door de machine en het maaien.
Veronderstel nooit dat kinderen op de plaats zullen blijven
waar u hen het laatst hebt gezien.
1. Houd kinderen uit de buurt van de zone waar gemaaid
wordt. Zorg dat een verantwoordelijke volwassene
toezicht op hen houdt.
2. Wees waakzaam en schakel de maaier uit wanneer
kinderen in de buurt komen.
3. Kijk vóór en terwijl u achteruitrijdt achter u en naar
omlaag, zodat u kleine kinderen kunt zien.
4. Laat geen kinderen of andere passagiers meerijden op
de machine, ook niet met de messen uitgeschakeld. Ze
kunnen vallen en ernstig gekwetst worden of het veilige
gebruik van de machine hinderen. Kinderen die u hebt
laten meerijden kunnen onverwacht in de maaizone
komen om nog een keer mee te rijden, zodat u ze zou
kunnen aanrijden.
5. Laat de machine nooit door kinderen bedienen.
6. Wees bijzonder voorzichtig wanneer u blinde hoeken
nadert, struiken, bomen of andere objecten die het
gezicht belemmeren.
UITLAATGASSEN
1. De uitlaatgassen van dit product bevatten stoffen waarvan
bekend is dat zij in bepaalde hoeveelheden kanker,
geboorteafwijkingen en andere afwijkingen van de
voortplanting veroorzaken.
2. Het emissielabel op de motor vermeldt de relevante
informatie over de Emissions Durability Period en de Air
Index.
ONTSTEKING
1. De vonkontsteking is conform met Canadian ICES-002.
WERKEN OP HELLINGEN
Hellingen zijn een belangrijke risicofactor voor ongevallen
waarbij de maaier kantelt of onbestuurbaar wordt en die tot
ernstige of dodelijke verwondingen kunnen leiden. U moet op
alle hellingen bijzonder voorzichtig zijn. Als u niet achteruit
de helling op kunt rijden of als u zich onzeker voelt, maai de
helling dan niet.
U kunt een loop- of zitmaaier die op een helling slipt niet onder
controle krijgen door de rem te gebruiken. De belangrijkste
oorzaken van onbestuurbaarheid zijn: onvoldoende greep
van de banden op de grond, te hoge snelheid, te zwakke
remmen, een type van machine dat niet geschikt is voor de
toepassing, een slecht besef van de toestand van de bodem,
een verkeerde belasting of verdeling van de last.
1. Maai nooit heen en weer in de breedte van de helling.
Werk altijd op en neer.
2. Kijk uit voor kuilen, geulen en hobbels. Ongelijkmatig
terrein kan de machine doen kantelen. Hoog gras kan
obstakels verbergen.
3. Kies een lage snelheid, zodat u op de helling niet moet
stoppen of van snelheid veranderen.
4. Maai geen nat gras. De banden kunnen slippen.
5. Vermijd het starten, stoppen of keren op een helling. Als
de banden slippen, zodat de machine op een helling niet
verder kan), moet u de messen uitschakelen (PTO) en
langzaam de helling af rijden.
6. Rijd op een helling altijd langzaam en gelijkmatig.
Verander de snelheid of de richting nooit abrupt, de
machine zou kunnen kantelen.
7. Wees extra voorzichtig met grasvangers en andere
uitbreidingen: ze kunnen de stabiliteit van de machine
beïnvloeden. Gebruik ze niet op steile hellingen.
8. Probeer niet de machine te stabiliseren door uw voet op
de grond te zetten (zitmaaiers)
9. Maai niet vlakbij steile dalingen, sloten of oevers. Indien
een wiel van de maaier over de rand van een helling
of sloot zou komen of als de rand afbrokkelt, kan de
maaier kantelen.
10. Gebruik op steile hellingen geen grasvanger.
11. Maai niet op hellingen als u ze niet achteruit kunt
beklimmen.
12. Raadpleeg uw erkende dealer/verkopen met betrekking
tot wielgewichten of tegengewichten om de stabiliteit te
verbeteren.
13. Verwijder obstakels zoals stenen, boomtakken
enzovoort.
14. Werklangzaam. Zelfs wanneer de remmen goed
werken, kunnen de banden op een helling slippen.
15. Draai op hellingen alleen als het niet anders kan.
Doe het langzaam en liefst heuvelopwaarts. Maai op
hellingen nooit heuvelafwaarts.
SLEPEN (ZITMAAIERS)
WAARSCHUWING
Gebruik deze machine niet op hellingen van meer
dan 15 graden.*
Kies een lage rijsnelheid voor u de helling op rijdt.
Wees bijzonder voorzichtig wanneer u met een
achteraan gemonteerde grasvanger op een helling
werkt.
Maai altijd heel en weer, nooit op en neer, verander
voorzichtig van richting en START OF STOP NIET
OP EEN HELLING.
Veiligheidsvoorschriften en -informatie
*Deze grens is vastgesteld met behulp van CEN-norm EN 836:1997,
Sectie 5.2.2 en is gebaseerd op de testprocedure voor stabiliteit EN 836,
beschreven in Sectie 4.2.4.2. De “stabiliteitsgrens” van 15 graden komt
overeen met 50% van de hoek waarbij de machine van de grond los
kwam in statische testen. Werkelijke dynamische stabiliteit kan afwijken,
afhankelijk van de omstandigheden waaronder de machine gebruikt
wordt.
Not for
Reproduction
7
Veiligheidsvoorschriften en -informatie
SERVICE EN ONDERHOUD
Veilig omgaan met benzine
1. Doof sigaretten, sigaren, pijpen en andere
ontstekingsbronnen.
2. Gebruik uitsluitend goedgekeurde brandstofcontainers.
3. Verwijder de tankstop nooit en voeg nooit brandstof toe
terwijl de motor draait. Laat de motor afkoelen voor u
bijtankt.
4. Tank nooit binnenshuis.
5. Bewaar de machine of een brandstofcontainer nooit in
de buurt van een open vlam, vonk of waakvlam, zoals
een boiler of ander toestellen.
6. Vul een brandstofcontainer nooit in een voertuig of
op het platform van een vrachtwagen met een plastic
vloerzeil. Plaats containers altijd op de grond, weg van
uw voertuig, voor u ze vult.
7. Neem toestellen die met benzine werken uit de
vrachtwagen of aanhangwegen en vul hun brandstoftank
op de grond. Als dit niet kan, vult u ze op een
aanhangwagen met behulp van een draagbare container
in plaats van direct uit de pomp.
8. Houd de spuit van de slang tegen de rand van de
opening van de brandstoftank tot u klaar bent met
tanken. Gebruik geen voorziening die de spuit in open
stand vergrendelt.
9. Als u brandstof op kleding morst, moet u uw kleding
onmiddellijk vervangen.
10. Overvul de brandstoftank nooit. Plaats de stop terug en
draai hem stevig vast.
11. Wees bijzonder voorzichtig wanneer u met benzine en
andere brandstof omgaat. Ze zijn brandbaar en hun
dampen kunnen ontploffen.
12. Als u brandstof hebt gemorst, mag u niet proberen de
motor te starten maar moet u de machine verplaatsen en
elke ontstekingsbron vermijden tot de brandstofdampen
verdwenen zijn.
13. Draai alle tankstoppen en stoppen van
brandstofcontainers stevig vast.
Service en onderhoud
1. Laat de motor nooit draaien in een gesloten ruimte waar
koolmonoxide zich kan verzamelen.
2. Zorg dat moeren en bouten en vooral de montagebouten
van de messen goed vastgedraaid zijn. Zorg dat de
machine in goede staat blijft.
3. Wijzig niets aan de veiligheidsvoorzieningen. Kijk
regelmatig of ze zich op de juiste plaats bevinden en
repareer ze indien ze niet goed werken.
4. Verwijder gras, bladeren en ander vuil van de machine.
Verwijder gemorste olie of brandstof en alle met
brandstof doordrenkte resten. Laat de machine afkoelen
voor u ze wegbergt.
5. Als u een voorwerp raakt, moet u stoppen en de
machine nakijken. Repareer ze indien nodig voor u
verder werkt.
6. Voer nooit afstellingen of herstellingen uit terwijl de
motor draait.
7. Controleer de onderdelen van de grasvanger en de
uitwerpbeveiliging regelmatig en vervang ze indien nodig
met door de fabrikant aanbevolen onderdelen.
8. De messen van de maaier zijn scherp. Omwikkel ze
of draag handschoenen en wees bijzonder voorzichtig
wanneer u ze onderhoudt.
9. Controleer de werking van de rem regelmatig. Stel ze af
en onderhoud ze zoals nodig.
10. Onderhoud of vervang de veiligheids- en instructielabels
zoals nodig.
11. Verwijder de brandstoffilter niet wanneer de motor heet
is, aangezien gemorste brandstof vuur zou kunnen
vatten. Open de klemmen van de brandstofleiding
niet verder dan nodig. Zorg dat ze na de installatie de
slangen goed aan de filter vasthouden.
12. Gebruik geen benzine die METHANOL bevat,
alcoholbenzine met meer dan 10% ETHANOL,
additieven voor benzine of witte benzine. Deze
brandstoffen kunnen de motor en het brandstofsysteem
beschadigen.
13. Als u de brandstoftank moet leegmaken, moet dat buiten
gebeuren.
14. Vervang defecte geluiddempers/knalpotten.
15. Zorg dat veiligheids- en instructielabels niet worden
verwijderd en vervang ze indien nodig.
16. Gebruik uitsluitend door de fabriek erkende onderdelen
voor reparaties.
17. Houd u voor alle instellingen en regelingen altijd aan de
specificaties van de fabriek.
18. Ingrijpende reparaties en onderhoud mogen uitsluitend
door erkende servicecentra worden utgevoerd.
19. Tracht nooit grote reparaties aan deze machine uit te
voeren tenzij u een gepaste opleiding bezit. Foutieve
onderhoudsprocedures kunnen het gebruik onveilig
maken, de machine beschadigen en de waarborg van de
fabrikant ongeldig maken.
20. Bij maaiers met verscheidene messen moet u bijzonder
voorzichtig zijn, aangezien het draaien van een mes de
andere messen kan doen draaien.
21. Wijzig nooit de toerenregelaar van de motor en laat hem
niet tegen een te hoog toerental draaien. Het gebruik
van de motor tegen overdreven snelheid kan het gevaar
op persoonlijke letsels vergroten.
22. Voor u geblokkeerde hulpstukken of kokers
schoonmaakt en onderhoudswerk uitvoert en nadat u
een voorwerp hebt geraakt of merkt dat de machine
abnormaal trilt, moet u de hulpstukken uitschakelen, de
motor uitschakelen, de sleutel uit het contact nemen en
de bougiekabels afkoppelen. Nadat u een object hebt
geraakt, moet u de machine op schade inspecteren
en de nodige reparaties uitvoeren voor u de machine
opnieuw start en gebruikt.
23. Blijf met uw handen uit de buurt van bewegende
onderdelen, zoals de ventilator van de hydraulische
pomp, wanneer de motor draait. (De koelventilators van
hydraulische pompen bevinden zich meestal bovenaan
de transaxle).
24. Machines met hydraulische pompen, slangen of
motoren: WAARSCHUWING: Hydraulische vloeistof
die onder druk ontsnapt kan voldoende kracht hebben
om door de huid te dringen en ernstige letsels te
veroorzaken. Als een vreemde vloeistof het lichaam
binnendringt, moet ze binnen enkele uren worden
verwijderd door een dokter die vertrouwd is met dit type
van verwonding. Zoniet kan gangreen optreden. Blijf
met uw lichaam en handen uit de buurt van pengaten
of sproeiers die hydraulische vloeistof onder hoge druk
afgeven. Gebruik papier of karton, niet uw handen,
om lekken op te sporen. Zorg dat alle aansluitingen
van hydraulische vloeistoffen goed dicht zijn en dat
alle hydraulische slangen en leidingen in goede staat
zijn voor u het systeem onder druk brengt. Als lekken
optreden, moet u de machine onmiddellijk door uw
erkende dealer laten repareren.
25. WAARSCHUWING: Apparaat met opgeslagen energie.
Een verkeerde vrijgave van veren kan ernstige letsels
veroorzaken. Veren moeten door een bevoegde monteur
worden verwijderd.
26. Modellen met motorradiator: WAARSCHUWING:
Apparaat met opgeslagen energie. Om ernstige letsels
als gevolg van heet koelmiddel of stoom te voorkomen,
mag u nooit trachten de radiatorstop te openen terwijl
de motor draait. Schakel de motor uit en wacht tot hij
afkoelt. Wees ook dan uiterst voorzichtig wanneer u de
radiatorstop verwijdert.
Not for
Reproduction
8
www.simplicitymfg.com | www.snapper.com
Identificatieplaatje
machine
Identificatienummers
U MOET deze nummers kunnen opgeven wanneer
u contact opneemt met uw erkende dealer voor
reserveonderdelen.
Noteer de naam en het nummer van uw model, de
identificatienummers van de fabrikant en de serienummers
van de motor in de daartoe voorziene ruimte, zodat u
ze snel kunt terugvinden. U vindt deze nummer op de
aangeduide plaatsen.
OPMERKING: Raadpleeg de handleiding van de motor voor
de locatie van de identificatienummers van de motor.
EG-modellen: Bewaar het extra exemplaar van het
identificatieplaatje in de handleiding.
Model xxxxxxx
Serial xxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
20xx
kg:
kW:
xxxx
xxx
x.xx
max
XXX
BRIGGS & STRATTON CORP.
POWER PRODUCTS GROUP, LLC
MILWAUKEE, WI 53201 USA
VOORBEELD
VOORBEELD
Noord-
Amerikaanse/
EG-modellen
Alleen
EG-modellen
MARKERINGEN VAN HET
CE-IDENTIFICATIELABEL
A. Productidentificatienummer van de fabrikant
B. De Beschrijving van het product
C. Serienummer
D. Adres van de fabrikant
E. CE-logo (als bevestiging dat aan de CE-vereisten wordt
voldaan)
F. Jaar van fabricage
G. Maximale motorsnelheid in toeren per minuut
H. Nominaal vermogen in kilowatt
I. Gewicht van het toestel in kilogram
J. Geluidsniveau in decibel *
Deze machine voldoet aan de Europese geharmoniseerde
norm 836 voor grasmaaiers, de Europese machinerichtlijn
98/37/EC en de Europese richtlijn 89/336/EC inzake
elektromagnetische compatibiliteit.
* Getest volgens 2000/14/EC
Model xxxxxxx
Serial xxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
20xx
kg:
kW:
xxxx
xxx
x.xx
max
XXX
BRIGGS & STRATTON CORP.
POWER PRODUCTS GROUP, LLC
MILWAUKEE, WI 53201 USA
A
B
C
D
E
F
I
J
H
G
Not for
Reproduction
9
VEILIGHEIDSLABELS
Deze machine is ontworpen en gemaakt om u de veiligheid
en betrouwbaarheid te garanderen die u mag verwachten
van een leider in de sector van de motorwerktuigen voor
buitengebruik.
Hoewel het lezen van deze handleiding en haar
veiligheidsinstructies u de nodige basiskennis zal geven
om de machine veilig en effectief te gebruiken, hebben wij
diverse veiligheidslabels op de machine aangebracht om
u tijdens het gebruik van de machine aan deze belangrijke
informatie te herinneren.
U moet alle waarschuwingen GEVAAR, WAARSCHUWING,
Veiligheidslabels
1
2 , 3
3
1
4
2
3
4
Dit plaatje is alleen op de accu voor CE-modellen
aangebracht.
5
Waarschuwing: Brandgevaar
Houd kinderen, open vlammen en
vonken uit de buurt van de accu,
anders zouden de explosieve gassen
kunnen ontbranden.
War Waarschuwing: Zwavelzuur kan
blindheid of ernstige brandwonden
veroorzaken
Draag altijd een veiligheidsbril of een
gezichtsscherm als u aan of nabij een accu werkt.
Waarschuwing: Accu’s produceren
explosieve gassen
Lees en begrijp de
Gebruikershandleiding voor u deze
machine gebruikt.
Belangrijk: Gooi een accu niet met
het normale afval weg
Neem contact op met de plaatselijke
autoriteiten voor de afvoer en/of
recycling van accu’s.
VOORZICHTIG en alle instructies op de rider en de maaier
aandacht lezen en opvolgen. Het negeren van deze
instructies kan letsels veroorzaken. Deze informatie is er
voor uw veiligheid en is belangrijk! Op uw rider en maaier
zijn de onderstaande veiligheidslabels aangebracht.
Indien labels ontbreken of beschadigd zijn, moet u ze
onmiddellijk vervangen. Raadpleeg uw plaatselijke dealer
voor nieuwe labels.
De labels zijn gemakkelijk aan te brengen en vormen een
constante visuele herinnering voor u en andere gebruikers
van de machine aan de veiligheidsinstructies die nodig zijn
voor een veilig en effectief gebruik.
Not for
Reproduction
10
www.simplicitymfg.com | www.snapper.com
Veiligheidslabels
1. WAARSCHUWING: lees en begrijp de
gebruikershandleiding voordat u deze machine gebruikt.
Weet waar alle bedieningselementen zich bevinden en
hoe deze werken. Gebruik deze machine alleen als u
voldoende kennis hebt.
2. WAARSCHUWING: raadpleeg de technische
documentatie voordat u technische reparaties of
onderhoud verricht. Als u de machine verlaat, schakel
de motor dan uit, trek de handrem aan en verwijder de
contactsleutel.
3. GEVAAR - GEVAAR VOOR AMPUTATIE EN
AFSCHEUREN VAN LEDEMATEN: om letsel van
ronddraaiende snijmessen en bewegende delen te
voorkomen, moeten de veiligheidsvoorzieningen
(beschermplaten, schermen en schakelaars) aanwezig
zijn en goed werken.
4. GEVAAR - VERLIES VAN TRACTIE, STABILITEIT,
STUREN EN BEDIENEN OP HELLINGEN: als de
machine op een helling niet meer vooruit rijdt en begint
weg te glijden, stop dan de snijmessen en rijd langzaam
de helling af.
5. GEVAAR - AMPUTATIEGEVAAR: maai niet als
kinderen of andere personen in de buurt zijn. Laat
niemand meereden, met name kinderen, zelfs als de
snijmessen zijn uitgeschakeld. Maai niet achteruit, tenzij
absoluut noodzakelijk. Kijk omlaag en achter u, voordat
en terwijl u achteruitrijdt.
6. GEVAAR - GEVAAR VOOR KANTELEN EN
WEGGLIJDEN: maai hellingen horizontaal, nooit op en
neer. Maai niet op hellingen van meer dan 15°. Voorkom
plotselinge en scherpe (snelle) bochten op hellingen.
Deze grenswaarde is afkomstig uit de CEN-norm EN
836:1997, lid 5.2.2 en is gebaseerd op de stabiliteitstest
die in lid 4.2.4.2 van EN 836 is beschreven. De 15°
“stabiliteitsgrens” is gelijk aan 50% van de hoek
waarbij de machine bij statische tests werd gelanceerd.
De werkelijke dynamische stabiliteit kan verschillen
afhankelijk van de gebruiksomstandigheden.
7. GEVAAR - GEVAAR VAN WEGVLIEGENDE
VOORWERPEN: Houd omstanders en kinderen op
een veilige afstand. Verwijder voorwerpen die door het
snijmes weggeslingerd kunnen worden. Maai alleen met
aangebrachte afvoertrechter.
8. GEVAAR - GEVAAR VAN WEGVLIEGENDE
VOORWERPEN: Maai niet zonder dat de afvoertrechter
of de gehele grasopvangzak is aangebracht.
9. GEVAAR - GEVAAR VAN AMPUTATIE EN
WEGVLIEGENDE VOORWERPEN: Om letsel van
ronddraaiende snijmessen te voorkomen, mogen u en
anderen niet in de buurt van de rand van het maaidek
komen.
10. GEVAAR: BRANDGEVAAR: Zorg dat de machine vrij is
van gras, gebladerte en olieresten. Voeg geen brandstof
toe terwijl de motor draait of heet is. Stop de motor
en laat hem ten minste 3 minuten afkoelen alvorens
brandstof toe te voegen. Voeg nooit brandstof toe
binnenshuis of in een afgesloten trailer, garage of andere
afgesloten ruimtes. Neem gemorste brandstof op. Rook
niet als deze machine bedient.
10
9
8
1
4
6
2
5
7
3
Not for
Reproduction
11
VEILIGHEIDS-
VERGRENDELING
Deze machine is voorzien van veiligheidsvergrendelingen.
Deze beveiligingen dienen voor uw veiligheid, probeer ze
niet te omzeilen en wijzig ze nooit. Controleer regelmatig of
ze naar behoren werken.
CONTROLES voor een veilig gebruik
TEST 1 — DE MOTOR MAG NIET STARTEN ALS:
• De PTO-schakelaar ingeschakeld is OF
• De handrem niet ingeschakeld is OF
• De hendels voor de rijsnelheid niet in de stand
NEUTRAL staan.
TEST 2 — DE MOTOR MOET STARTEN ALS:
• De PTO-schakelaar NIET ingeschakeld is EN
• De handrem ingeschakeld is EN
• De hendels voor de rijsnelheid in de stand NEUTRAL
staan EN.
• De exploitant is in zetel.
TEST 3 — DE MOTOR MOET UITVALLEN ALS:
• De stijgingen van de exploitant van zetel op om het
even welke voorwaarde.
• De bestuurder de hendels voor de rijsnelheid uit
de neutrale positie verplaatst voor hij de handrem
uitschakelt.
TEST 4 — CONTROLE VAN DE MESREM
De maaimessen en de drijfriem van de maaier moeten
volledig tot stilstand komen binnen de vijf (5) seconden na
het uitschakelen van de elektrische PTO-schakelaar (of
nadat de bestuurder zijn stoel verlaat). Als de drijfriem van
de maaier niet binnen de vijf (5) seconden stopt, moet u uw
dealer raadplegen.
OPMERKING: Nadat de motor uitgeschakeld is, moet u
de PTO-schakelaar uitzetten, de handrem inschakelen
en de hendels voor de rijsnelheid in de stand NEUTRAL
vastzetten voor u terugkeer naar de bestuurdersplaats om
de motor te starten.
WAARSCHUWING
Als de machine niet slaagt in een veiligheidstest,
mag u ze niet gebruiken. Raadpleeg uw erkende
dealer. Probeer nooit de werking van een
veiligheidsvergrendeling te omzeilen.
Veiligheids-Vergrendeling
Not for
Reproduction
12
www.simplicitymfg.com | www.snapper.com
Hendels voor de rijsnelheid
Deze hendels regelen de rijsnelheid van de rider. De linker
hendel stuurt het linker aangedreven achterwiel en de rechter
hendel stuurt het rechter aangedreven achterwiel.
Wanneer u een hendel naar voor verplaatst, verhoogt u de
VOORWAARTSE snelheid van het overeenkomstige wiel.
Wanneer u een hendel naar achter verplaatst, verhoogt u de
ACHTERWAARTSE snelheid.
Hoe verder u een hendel uit de neutrale positie verplaatst, hoe
sneller het aangedreven wiel zal draaien.
Raadpleeg het gedeelte GEBRUIK voor instructies voor
de besturing.
Gasklep
De gasklep regelt het toerental van de motor. Verplaats
de hendel van de gasklep naar voor om het toerental te
verhogen en naar achter om het toerental te verlagen.
Gebruik tijdens het maaien altijd het HOOGSTE toerental.
Choke
Sluit de choke voor een koude start. Open de choke
wanneer de motor draait. Een warme motor heeft misschien
geen choke nodig. Verplaats de hendel naar voor om de
choke te sluiten. Verplaats hem naar achter om de choke te
openen.
Contactschakelaar
De contactschakelaar start en stopt de motor. Hij heeft drie
standen:
OFF Stopt de motor en sluit het elektrische
systeem af.
RUN Laat de motor draaien en schakelt het
elektrische systeem in.
START Start de motor.
OPMERKING: Laat de contactsleutel nooit in de stand RUN
staan wanneer de motor niet draait - dit ontlaadt de batterij.
REGELFUNCTIES
De onderstaande informatie geeft een korte beschrijving van de functies van de afzonderlijke regelingen. Om te starten, te
stoppen, te rijden en te maaien, moet u verscheidene regelingen tegelijk gebruiken, in een welbepaalde volgorde. Raadpleeg
het gedeelte GEBRUIK om te leren welke combinatie en volgorde van regelingen u voor verschillende taken moet gebruiken.
Functies en regelingen
Not for
Reproduction
13
Functies en regelingen
Urenmeter
De urenmeter meet het aantal uren dat de sleutel in de
stand RUN heeft gestaan.
OPMERKING: De urenmeter registreert de tijd terwijl de
sleutel in de stand RUN staat, ook als de motor niet draait.
De urenmeter heeft een eigen stroombron, zodat het totale
aantal uren altijd zichtbaar is.
PTO-schakelaar
De PTO-schakelaar (Power Take-Off) schakelt hulpstukken
die de PTO gebruiken in en uit. Om de PTO in te schakelen,
trekt u de schakelaar UIT. Duw de schakelaar IN om de
PTO uit te schakelen. Merk op dat de bestuurder op zijn
stoel moet zitten opdat de PTO zou werken.
Vulopening transmissieolie
De transmissieolie wordt bijgevuld via de expansiekamer
voor de transmissieolie. De expansiekamer dient ook als
extra reservoir voor de olie wanneer de transmissie warm
wordt en de olie uitzet. Raadpleeg HET PEIL VAN DE
TRANSMISSIEOLIE CONTROLEREN voor de controle van
het oliepeil en het bijvullen van olie.
Ontkoppelingsventielen van de
transmissie
De ontkoppelingsventielen van de transmissie schakelen de
transmissie uit, zodat de machine met de hand kan worden
geduwd. Raadpleeg DE MACHINE MET DE HAND DUWEN
voor informatie over het gebruik.
Stoelhendel
U kunt de stoel voor- en achterwaarts afstellen. Verplaats
de hendel naar links, schuif de stoel in de gewenste positie
en laat de hendel los.
Brandstoftank
Brandstofmeter
Draai de stop van de brandstoftank naar links om hem te
verwijderen. De brandstofmeter is op de brandstoftank
gemonteerd en geeft de hoeveelheid brandstof in de tank
aan.
Hendel voor de maaihoogte
en de maailift
Om de maaihoogte te regelen, trekt u de grote hendel
volledig naar achter, zodat het hulpstuk vergrendeld is in de
hoge transportstand. Plaats de pen voor de keuze van de
maaihoogte in het juiste gat om de gewenste maaihoogte te
krijgen. Trek de kleine vergrendelingshendel samen met de
grote hendel naar achter en laat de maaier in de maaipositie
zakken.
Om de maaier in de hoge transportstand te plaatsen, trekt u
de grote hefboom volledig naar achter tot hij vastklikt.
Handrem
UITSCHAKELEN Maakt de handrem los.
INSCHAKELEN Vergrendelt de handrem.
Trek de hendel van de handrem naar achter om de handrem
in te schakelen. Verplaats hem volledig naar voor om de
handrem uit te schakelen.
OPMERKING: De motor kan niet starten als de handrem
niet ingeschakeld is.
Not for
Reproduction
14
www.simplicitymfg.com | www.snapper.com
ALGEMENE GEBRUIKSVEILIGHEID
Voor het eerste gebruik:
• Lees alle informatie in de delen Veiligheid en Gebruik
voor u de rider en de maaier probeert te gebruiken.
• Maak uzelf vertrouwd met alle bedieningen en zorg dat
u weet hoe u de machine kunt stoppen.
• Rijd eerst op open terrein zonder te maaien, om u
vertrouwd te maken met de rem en de handrem van de
machine.
CONTROLES VOOR HET STARTEN
• Controleer of het carter gevuld is tot het merkteken “Full”
op de peilstok. Raadpleeg de handleiding van de motor
voor instructies en aanbevelingen voor de olie.
• Zorg dat alle moeren, bouten, schroeven en pennen
aanwezig en goed bevestigd zijn.
• Stel de stoel af en zorg dat u van op de stoel alle
bedieningen goed kunt bereiken.
• Vul de brandstoftank met verse brandstof. Raadpleeg
de handleiding van de motor voor aanbevelingen voor
de brandstof.
WAARSCHUWING
Vervoer nooit passagiers.
Zet de handrem aan, schakel de PTO uit, schakel
de motor uit en verwijder de sleutel voor u de
bestuurdersstoel om gelijk welke reden verlaat.
Beperk het gevaar op brand door gras, bladeren en
overtollige olie van de machine te verwijderen.
Stop of parkeer niet op droge bladeren, gras of
brandbare materialen.
Benzine is zeer brandbaar en moet voorzichtig worden
gebruikt. Vul de tank nooit wanneer de motor nog
warm is na het gebruik. Kom niet met open vuur,
brandende sigaretten of lucifers in de omgeving van
de machine.
Zorg dat de brandstoftank tijdens het vullen niet
overloopt en ruim gemorste brandstof op.
WAARSCHUWING
Gebruik deze machine niet op hellingen van meer
dan 15 graden.
Kies een lage rijsnelheid voor u de helling op rijdt.
Wees bijzonder voorzichtig wanneer u met een
achteraan gemonteerde grasvanger op een helling
werkt.
Maai altijd heel en weer, nooit op en neer, verander
voorzichtig van richting en START OF STOP NIET
OP EEN HELLING.
Laad deze rider met zero draaicirkel niet op een
aanhangwagen of truck met behulp van twee
afzonderlijke hellingen. Gebruik slechts één helling,
die minstens dertig centimeter breder is dan de
breedte van de achterwielen van de machine.
Deze machine heeft een zero draaicirkel en de
achterwielen zouden van de hellingen kunnen
rijden, of de machine zou kunnen kantelen en de
bestuurders of omstanders verwonden.
WAARSCHUWING
Figuur 1. Controles voor het starten
A. Stop van de brandstoftank
B. Vulopening carter
C. Stoelhendel
A
C
B
Gebruik
Not for
Reproduction
15
Gebruik
WAARSCHUWING
Als u de werking van een bepaalde bediening niet
begrijpt of het gedeelte REGELFUNCTIES nog niet
goed hebt gelezen, moet u dat nu doen.
Probeer NIET de machine te gebruiken zonder u
vooraf vertrouwd te maken met de plaats en functie
van ALLE bedieningen.
DE MOTOR STARTEN
1. Ga op de bestuurdersstoel zitten, schakel de handrem
in en zorg dat de PTO-schakelaar uitgeschakeld is en
de hendels voor de rijsnelheid in de stand NEUTRAL
vergrendeld zijn.
2. OPMERKING: Een warme motor heeft misschien
geen choke nodig.
Zet de hendel van de gasklep in de stand FAST. Sluit
de choke volledig door de chokeknop volledig UIT te
trekken.
3. Steek de sleutel in het contact en draai hem op START.
4. Nadat de motor start, opent u de choke langzaam (duw
de knop volledig in).
Laat de motor warm draaien door hem minstens een minuut
te laten werken voor u de PTO-schakelaar inschakelt of met
de machine rijdt.
5. Wanneer de motor warm is, moet u de machine
tijdens het maaien ALTIJD op het HOOGSTE
TOERENTAL gebruiken.
In een noodsituatie kunt u de motor stoppen door
de sleutel gewoon op STOP te draaien. Gebruik deze
methode alleen in noodgevallen. Om de motor normaal uit
te schakelen, volgt u de procedure in DE RIDER EN DE
MOTOR STOPPEN.
DE RIDER EN DE MOTOR STOPPEN
1. Plaats de hendels voor de rijsnelheid in de neutrale
positie om het rijden te stoppen. Duw de hendels naar
buiten en vergrendel ze in NEUTRAL.
2. Schakel de PTO uit door de PTO-schakelaar in te
drukken.
3. Zet de handrem aan door de hendel naar omhoog te
trekken tot hij vastklikt.
4. Zet de hendel van de gasklep in de middelste stand en
draai de contactsleutel op OFF. Verwijder de sleutel.
MAAIEN
1. Schakel de handrem in. Zorg dat de PTO-schakelaar
uitgeschakeld is, de hendels voor de rijsnelheid in
de stand NEUTRAL vergrendeld zijn en u op de
bestuurdersstoel zit.
2. Start de motor (zie DE MOTOR STARTEN).
3. Stel de maaihoogte in.
4. Zet de gasklep op FULL.
5. Schakel de PTO in door de PTO-schakelaar naar
omhoog te trekken.
6. Begin met het maaien. Zie deel LC voor tips over
maaipatronen, het onderhoud van het gazon en het
oplossen van problemen.
7. Schakel de PTO uit wanneer u klaar bent met maaien.
8. Stop de motor (zie DE RIDER EN DE MOTOR
STOPPEN).
DE RIDER MET DE HAND DUWEN
1. Schakel de PTO uit, schakel de handrem in, draai de
contactsleutel op OFF en verwijder de sleutel.
2. Hef de stoelzitting op om bij de hydraulische pompen
te kunnen.
3. Schakel de pompen uit (freewheel-positie) door de
hydraulische ontkoppelingsklemmen (A, Figuur 2) op de
pompen maximum 2 volle slagen naar LINKS te draaien.
4. Schakel de handrem uit. U kunt de machine nu met de
hand duwen.
5. Nadat u de machine hebt verplaatst, moet u de pompen
weer inschakelen (rijpositie) door de hydraulische
ontkoppelingsventielen naar RECHTS te draaien en vast
te draaien tot 80-120 in. lbs. koppel.
SLEEP DE MACHINE NIET
Het slepen van de machine beschadigt de
hydraulische pomp en de wielmotor. Gebruik
nooit een ander voertuig om de machine te
trekken of te duwen.
Figuur 2. Ontkoppelingsventielen
A. Hydraulische ontkoppelingsventiel (op elke pomp)
A
Not for
Reproduction
16
www.simplicitymfg.com | www.snapper.com
OEFENEN IN HET RIJDEN MET
ZERO DRAAICIRKEL
De besturingshendels van de machine zijn zeer gevoelig.
U hebt wat oefening nodig om vlot en efficiënt voor- en
achteruit te rijden en te draaien.
Om het maximum uit uw machine met zero draaicirkel
te halen, is het essentieel dat u de tijd neemt om de
onderstaande manoeuvres te oefenen en u vertrouwd te
maken met de manier waarop de machine versnelt, rijdt en
wordt bestuurd. Doe dit voor u begint te maaien.
Kies een effen, vlak stuk gazon — met voldoende ruimte
om te manoeuvreren. (Verwijder voorwerpen, mensen en
dieren voor u begint.) Rijd tijdens het oefenen met half gas
(tijdens het maaien moet u ALTIJD met vol gas werken).
Draai langzaam, opdat u niet zou slippen en uw gazon niet
zou beschadigen.
Wij raden aan dat u begint met de procedure om vlot te
rijden (rechts) en daarna de manoeuvres om voor- en
achteruit te rijden en te draaien oefent.
U moet de handrem afzetten voor u de snelheidshendels
naar voor verplaatst..
EENVOUDIG RIJDEN
Oefenen in het vooruitrijden
Beweeg de twee snelheidshendels langzaam en gelijkmatig
VOORUIT uit neutraal. Vertraag en herhaal.
OPMERKING: Recht vooruitrijden vraagt oefening. U kunt
indien nodig de balans van de topsnelheid afstellen - zie
De snelheidsbalans afstellen in het gedeelte Afstellingen
achterin deze handleiding.
Oefenen in het achteruitrijden
KIJK NAAR OM LAAG EN ACHTER U en verplaats
de twee besturingshendels gelijkmatig en langzaam
ACHTERWAARTS uit de neutrale stand. Vertraag en
herhaal.
OPMERKING: Oefen het achteruitrijden enkele minuten
voor u in de buurt van voorwerpen oefent. De machine
draait even kort in achteruit als in vooruit, en recht
achteruitrijden vraagt oefening.
Figuur 4. Vooruitrijden
Vooruitrijden
Figuur 5. Achteruitrijden
Achteruitrijden
Vlot rijden
De besturingshendels
van de machine met
zero draaicirkel zijn zeer
gevoelig.
De BESTE
methode om met de
besturingshendels om te
gaan is in drie stappen,
zoals geïllustreerd in
Figuur 3.
EEN: plaats uw handen
op de hendels zoals op
de illustratie.
TWEE: duw met uw
handpalmen de hendels
langzaam vooruit om
voorwaarts te rijden.
DRIE: duw de hendels
verder vooruit om sneller
te rijden. Om rustig te
vertragen, brengt u de
hendels langzaam terug
naar de neutrale positie.
Figuur 3. Verplaats de
besturingshendels langzaam
Gebruik
Not for
Reproduction
17
Gebruik
GEAVANCEERD RIJDEN
Op het einde van een doorgang
met zero draaicirkel keren
Dankzij het unieke vermogen van uw machine
om ter plekke te draaien, kunt u op het einde
van een doorgang 180° draaien in plaats van
te moeten stoppen en een Y-bocht te maken
voor u een nieuwe doorgang kunt beginnen.
Om bijvoorbeeld op het einde van doorgang
langs rechts met zero draaicirkel te keren:
1. Vertraag op het einde van de doorgang.
2. Breng de LINKSE snelheidshendel
lichtjes naar voor terwijl u de RECHTSE
snelheidshendel naar het middelpunt
verplaatst en daarna lichtjes naar achter.
3. Begin weer voorwaarts te maaien.
Deze techniek draait de rider naar RECHTS
en geeft een lichte overlapping met de strook
die u net hebt gemaaid, zodat u niet achteruit
moet rijden om gras dat u hebt gemist
opnieuw te maaien.
Naarmate u meer vertrouwd wordt en
meer ervaring krijgt met het gebruik van
de maaier met zero draaicirkel, zult u meer
manoeuvres leren die het maaien prettiger en
gemakkelijker maken.
Hoe meer u oefent, hoe beter uw controle
over de machine!
Oefenen in het maken van bochten
Terwijl u vooruitrijdt, laat u een hendel langzaam terugkeren
naar neutral. Oefen dit verscheidene keren.
OPMERKING: Om niet direct op het profiel van de band te
zwenken, is het beter dat u beide wielen enigszins vooruit
laat rijden.
Figuur 6. Een bocht maken
Figuur 7. Ter plekke draaien
Figuur 8. Keren op het einde van een doorgang
Oefenen in het ter plekke draaien
Om ter plekke te draaien (zero draaicirkel) verplaatst een
van de snelheidshendels langzaam van neutraal naar voor
en de andere tegelijkertijd van neutraal naar achter. Oefen
dit verscheidene keren.
OPMERKING: Wanneer u de mate verandert waarin u
elke hendel verplaatst - voor- of achteruit - verandert u het
“draaipunt” waarop u draait.
Bochten
maken
Ter plekke
draaien
Not for
Reproduction
18
www.simplicitymfg.com | www.snapper.com
Figuur 9. Aanbevelingen voor het gewicht van een
aanhangwagen
A. Trekijzer
B. Clip
A
B
EEN AANHANGWAGEN TREKKEN
Een gesleepte aanhangwagen mag niet meer wegen
dan 91kg (200 lbs). Bevestig de aanhangwagen met een
trekijzer van het juiste formaat (A, Figuur 9) en een clip (B).
Het slepen van te zware lasten kan de banden hun
greep doen verliezen en kan de machine op hellingen
onbestuurbaar maken. Verminder het gesleepte gewicht
wanneer u op een helling werkt. Het terrein waarop u rijdt
heeft een grote invloed op de tractie en de stabiliteit. Nat of
glad terrein kan de tractie sterk verminderen en het stoppen
en keren bemoeilijken. Bestudeer het terrein zorgvuldig voor
u de machine en de aanhangwagen gebruikt. Gebruik ze
nooit op hellingen van meer dan 10 graden. Zie WERKEN
OP HELLINGEN en SLEPEN in het gedeelte Veiligheid van
deze handleiding voor bijkomende veiligheidsinformatie.
Gebruik
Not for
Reproduction
19
Gebruik
DE MAAIER VERWIJDEREN
EN INSTALLEREN
OPMERKING: Voer de installatie en verwijdering van de
maaier op een hard, vlak oppervlak uit, bijvoorbeeld een
betonnen vloer.
Verwijderen
1. Schakel de PTO uit, schakel de handrem in, schakel
het contact uit, verwijder de sleutel en wacht tot alle
bewegende onderdelen tot stilstand komen.
2. Verwijder de regelpen voor de maaihoogte en laat
de hefinrichting van het maaihuis in de laagste stand
zakken.
3. Trek de hendel (A, Figuur 11) naar de achterzijde
van de machine om de drijfriem van de maaier te
ontspannen. Bevestig de hendel in de inkeping (B)
en verwijder de drijfriem van de maaier van de PTO-
riemschijf (C, Figuur 10).
4. Verwijder de haarspelden (C & D, Figuur 12) en maak
de stelschakels van het maaihuis links (I & J) los.
Verwijder de haarspeld en maak de verbindingsstaaf (M)
van de rollerstang los. Trek aan de staafgrendels (A, B,
E & F) en draai ze om de uiteinden van de staaf los te
maken.
5. Hef de voorzijde van het maaihuis op, met een regel van
2”x4” als hefboom. Trek de hendel (G) vooruit om de
voorste uiteinden van de hangstaven (H) los te maken.
Druk dan naar achter om de achterste uiteinden van de
staven los te maken.
6. Draai de voorwielen uit de weg en schuif het maaihuis
onder de rechterzijde van de machine uit.
Installeren
1. Schakel de PTO uit, schakel de handrem in, zet
het contact af, verwijder de sleutel en wacht tot alle
bewegende onderdelen tot stilstand komen.
2. Verwijder de regelpen voor de maaihoogte en laat
de hefinrichting van het maaihuis in de laagste stand
zakken.
3. Draai de voorwielen uit de weg en schuif de maaier
onder de machine.
4. Installeer de stelschakels en de haarpennen (I, J, C & D)
5. Hef de achterzijde van de maaier op en plaats de
achterste hefstaven (K en L). Bevestig ze met de
achterste staafgrendels (E & F).
6. Installeer de verbindingsstaaf en de haarspeld (M) van
de rollerstang.
7. Hef de voorzijde van het maaihuis op, met een regel
van 2”x4” als hefboom. Trek de hendel (G) vooruit om
de uiteinden van de voorste hangstaaf (H) uit te lijnen
met de openingen en bevestig met de twee voorste
staafgrendels (A & B).
8. Installeer de riem zoals getoond in Figuur 10.
9. Neem met de hendel voor de riemspanning (A, Figuur
11) de spanning van de spanrol weg en zorg dat de riem
goed over alle riemschijven loopt.
Figuur 11. De riemspanning opheffen
A. Hendel voor de riemspanning
B. Inkeping
A
B
Figuur 12. De maaier installeren en verwijderen
A. Staafgrendel links voor
B. Staafgrendel rechts voor
C. Haarspeld linkse stelschakel
D. Haarspeld rechtse stelschakel
E. Staafgrendel links achter
F. Staafgrendel rechts achter
G. Hendel
H. Uiteinden voorste hangstaaf
I. Linkse stelschakel
J. Rechtse stelschakel
K. Hefstaaf links achter
L. Hefstaaf rechts achter
M. Verbindingsstaaf rollerstang (bepaalde modellen)
B
F
J
D
L
H
A
E
C
G
H
I
K
M
Figuur 10. De drijfriem over de riemschijven leiden
A. Asriemschijven
B. Achterste leirollen
C. PTO-riemschijf
D. Hendel voor de riemspanning
A
A
A
C
D
B
VOORZIJDE
Not for
Reproduction
20
www.simplicitymfg.com | www.snapper.com
DE BANDENSPANNING
CONTROLEREN
De bandenspanning moet regelmatig worden nagekeken.
Ze moet overeenkomen met de waarden in de tabel.
Merk op dat deze bandenspanningen enigszins kunnen
verschillen van de op de zijkant van de banden gestempelde
waarde voor “Max Inflation” (maximale bandenspanning).
De aanbevolen bandenspanning geeft een goede tractie,
verbetert de kwaliteit van het maaien en verlengt de
levensduur van de banden.
Figuur 13. De bandenspanning controleren
Band Spanning
Voor
(S/N: 20131269510 en Hieronder
)
2,76 bar (40 psi)
Voor
(S/N: 20131269511 en Hierboven)
1,72 bar (25 psi)
Achter 1,03 bar (15 psi)
DE STOEL AFSTELLEN
De stoel en de snelheidshendels moeten zo worden
afgesteld dat de ellebogen van de bestuurder worden
gesteund door de armleuningen wanneer zijn/haar handen
op de hendels liggen, waarbij men de hendels over hun
volledige bereik moet kunnen verplaatsen zonder dat ze de
benen van de bestuurder raken.
De positie van de stoel afstellen
De stoel kan naar voor of naar achter worden verplaatst.
Breng de regelhendel (A, Figuur 14) naar de linkerkant van
de machine, schuif de stoel op de gewenste plaats en laat
de hendel los.
Figuur 15. De snelheidshendels afstellen
A. Stelbouten
B. Positiebouten
C. Snelheidshendel
B
C
A
Figuur 14. De stoel afstellen
A. Regelhendel
A
DE SNELHEIDSHENDELS
AFSTELLEN
De snelheidshendels kunnen op drie manieren worden
afgesteld. De uitlijning van de hendels, de plaatsing van de
hendels (de afstand tussen hun uiteinden) en de hoogte van
de hendels kunnen worden afgesteld.
De uitlijning van de hendels afstellen: Maak de
montagebouten (A, Figuur 15) los en draai de hendels(s) (C)
om ze in lijn te brengen met elkaar.
De plaats van de hendels afstellen: Maak de borgmoeren
los en draai de plaatsingsbout (B, Figuur 15) naar binnen
of naar buiten om de ruimte tussen de uiteinden van de
hendels correct af te stellen.
De hoogte van de hendels afstellen: Verwijder de
montagebouten en plaats de hendel hoger of lager
tegenover zijn oorspronkelijke positie. U moet daarna de
hendels uitlijnen zoals boven beschreven.
Gebruik
Not for
Reproduction
21
Gebruik
Figuur 16. De maaihoogte afstellen
A. Regelpen voor de maaihoogte
B. Hendel voor de maaihoogte/heffen van het maaihuis
C. Transportgrendel
B
C
A
DE MAAIHOOGTE AFSTELLEN
De regelpen voor de maaihoogte (A, Figuur 16) bepaald de
maaihoogte. De maaihoogte kan worden ingesteld tussen
3,8 cm (1-1/2”) en 11,4cm (4-1/2”). Wanneer de hendel
volledig naar achter wordt getrokken, is de maaier in de
transportstand vergrendeld.
De maaihoogte afstellen:
1. Trek de regelhendel (B, Figuur 16) volledig naar achter,
tot hij in de transportstand blokkeert.
2. Verwijder de regelpen voor de hoogte (A) en steek ze in
het gewenste gat.
3. Trek de regelhendel (B) achteruit, druk op de kleinere
grendel (C) en laat de hendel naar voor komen tot
hij door de regelpen voor de maaihoogte (A) wordt
tegengehouden.
DE OPHANGING AFSTELLEN
(BEPAALDE MODELLEN)
De vering kan worden afgesteld om de voorbelasting van de
veren te regelen. Op deze manier kan men de ophanging
aanpassen aan het gewicht van de bestuurder en aan de
gebruiksomstandigheden.
MINDER VOORBELASTING:
• Lichtere bestuurder
• Rijdt zachter en met meer vering
• Best voor relatief vlak terrein
MEER VOORBELASTING:
• Zwaardere bestuurder
• Rijdt stugger en harder
• Beter bestuurbaar en stabieler op heuvelachtig terrein
OM DE VOORBELASTING VAN DE VEER AF TE
STELLEN:
1. Parkeer de machine op een vlak, horizontaal terrein.
Schakel de PTO uit, schakel de motor uit en zet de
handrem aan.
2. Zie Figuur 17. Draai de stelring voor de voorbelasting
(1) NAAR RECHTS om de voorbelasting te verhogen
en NAAR LINKS om de voorbelasting te verlaten.
Zorg dat de twee voorste schokdempers met dezelfde
voorbelasting ingesteld zijn. Zorg dat de twee achterste
schokdempers eveneens dezelfde voorbelasting krijgen.
OPMERKING: Na het afstellen van de voorste
schokdempers, plaatst u de o-ring tegen de stelring, om te
voorkomen dat de stelring tijdens het gebruik loskomt.
Figuur 17. Afstelling van de ophanging
A. Stelring voorste schokdemper
B. Stelring achterste schokdemper
A
B
Not for
Reproduction
22
www.simplicitymfg.com | www.snapper.com
Specificaties
MOTOR:
20 Bruto PK* Briggs & Stratton
Fabrikant Briggs & Stratton
Model Vanguard
Uitslag 570 cc (34.75 Cu. in)
Elektrisch systeem 12 V, 16 V Alternator, Batterij: 340 CCA
Inhoud carter 1,7 L (1.8 qt.) met Filter
25 Bruto PK* Briggs & Stratton
Fabrikant Briggs & Stratton
Model 44T977-0006-G1
Uitslag 724 cc (44.2 Cu. in)
Elektrisch systeem 12 V, 16 V Alternator, Batterij: 340 CCA
Inhoud carter 1,9 L (2.0 qt.) met Filter
27 Bruto PK* Briggs & Stratton
Fabrikant Briggs & Stratton
Model 44Q777-0146-G1
Uitslag 724 cc (44.2 Cu. in)
Elektrisch systeem 12 V, 16 V Alternator, Batterij: 340 CCA
Inhoud carter 1,9 L (2.0 qt.) met Filter
Vermogenklasseringen: De bruto vermogenklassering voor
individuele benzinemotormodellen is ingedeeld conform SAE
(Society of Automotive Engineers)-code J1940 Vermogens- en
torsieklasseringsprocedure voor kleine motoren, en is geklasseerd
conform SAE J1995. Torsiewaarden worden afgeleid bij 2600
rpm voor motoren waar ‘rpm’ is aangegeven op het typeplaatje en
3060 voor alle andere motoren; paardenkrachtwaarden worden
afgeleid bij 3600 rpm. De grafieken van het brutovermogen
kunt u zien op www.BRIGGSandSTRATTON.COM. Het
nettovermogen wordt gemeten met geplaatste uitlaat en
luchtfilter maar het brutovermogen wordt gemeten zonder deze
onderdelen. Het werkelijke brutomotorvermogen zal hoger zijn
dan het nettomotorvermogen en wordt o.a. beïnvloed door
omgevingsomstandigheden en verschillen tussen de motoren.
Gezien de vele verschillende producten waarop onze motoren
worden aangebracht zal de benzinemotor mogelijk niet zijn
nominale brutovermogen ontwikkelen wanneer hij wordt gebruikt
in een door een motor aangedreven machine. Dit verschil wordt
veroorzaakt door diverse factoren waaronder, maar niet uitsluitend,
de verscheidenheid aan motoronderdelen (luchtfilter, uitlaat, turbo,
koelen, carburateur, brandstofpomp etc.), toepassingsbeperkingen,
omgevingsomstandigheden (temperatuur, vochtigheid,
hoogte) en verschillen tussen motoren. Vanwege productie- en
capaciteitsbeperkingen kan het zijn dat Briggs & Stratton een
motor met een hoger nominaal vermogen gebruikt in plaats van de
standaardmotor voor deze serie.
CHASSIS:
Brandstoftank
Inhoud: 24,6 L (6,5 Gallons)
Achterwielen
Bandenmaat: 20 x 8,00 -10
Bandenspanning:1,03 bar (15 psi)
Voorwielen
Bandenmaat: 11 x 4,00-5
Bandenspanning:
S/N: 20131269510 en Hieronder:
2,76 bar (40 psi)
S/N: 20131269511 en Hierboven:
1,72 bar (25 psi)
TRANSMISSIE:
HydroGear BDP-10A / HGM-12P
Type Pomp- en wiel motor
Hydraulische 20W-50 conventionele detergentolie
vloeistof
Snelheid Vooruit: 0-11,7 km/u (0-7 MPH)
@ 3400 t/m Achteruit: 0-8,05 km/u (0-5 MPH)
AFMETINGEN:
Totale lengte 190,5 cm (78”)
Totale breedte 152 cm (60”) (50”)
157 cm (62”) (52”)
Hoogte 107 cm (42”)
Gewicht (ong.)
Met 50” maaier 328 kg (723 lbs.)
Met 52” maaier 330 kg (727 lbs.)
OPMERKING: De specificaties zijn correct bij het ter perse gaan en kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd.
SPECIFICATIES
Not for
Reproduction
LC-1LC-1
Informatie over de verzorging en het maaien van gazons
WATER, VOEDING EN
VERLUCHTING: HOE EN
WANNEER?
De meeste gazons worden te vaak
maar met te weinig water gesproeid. Te
veel water kan echter de ontwikkeling van
grasziekten in de hand werken. Sproei
het gazon alleen wanneer het nodig is
en doe het langzaam, gelijkmatig en
in de diepte — als met een trage, fijne
regen.
WANNEER SPROEIT U UW GAZON?
Wanneer het gras begint te verwelken, het zijn kleur verliest
of voetafdrukken langer dan enkele seconden in het gras
achterblijven, is het gazon aan het uitdrogen en heeft het
water nodig. Het beste ogenblik om te sproeien is in de
vroege ochtend, zodat het water de tijd krijgt om diep in
de grond te dringen en niet te snel in de hete middagzon
verdampt.
HOE SPROEIT U UW GAZON?
De beste methode om het gazon
te sproeien is in een trage, goed
indringende regen, waarbij u
ongeveer 2,5 cm water toedient.
HOE VOEDT U UW GAZON?
Gebruik kunstmest met trage
vrijgave om het gras de
voedingsstoffen te geven die het
langzaam en gelijkmatig doen
groeien. Te veel voeding kan
schadelijk zijn. De meeste soorten
kunstmest moeten in de lente
worden aangebracht, zodat ze hun
voeding heel de zomer lang vrijgeven.
UW GAZON VERLUCHTEN
Het is aan te bevelen het gazon in de lente te verluchten.
Een verluchter maakt klonters in de bodem los, zodat
maaisel sneller ontbindt en de wortels van het gras beter en
dieper in de grond kunnen dringen. Hij verbetert de circulatie
van water, kunstmest en lucht in de bodem.
HOE HOOG MAAIT U HET GRAS?
Als u het gras te kort maait, krijgt u zwakke, schrale
plantjes die kwetsbaar zijn voor droogte en ongedierte.
Door het gras iets hoger te laten groeien, zeker
bij warm, droog weer, wordt er minder warmte
vastgehouden, bewaart het meer vocht en wordt het
beschermd tegen beschadiging door hitte en andere
problemen.
Te kort maaien verstoort het groeisysteem van het gras
en verzwakt het. Een goede vuistregel is 1/3: maai
niet meer dan een derde van de hoogte van het gras
en nooit meer dan 2,5 centimeter tegelijk.
Maai hier
tijdens de eerste
doorgang
Maai hier tijdens de
tweede doorgang
Maai hoog gras in verscheidene beurten
Voor zeer hoog gras moet u de maaihoogte eerst op het
maximum instellen. Stel ze daarna in op de gewenste
hoogte en maai een tweede of een derde keer.
Bedek het grasoppervlak niet met een dikke laag
maaisel.
Het optimale
maaipunt ligt op
minder dan 1/3
van de bovenzijde
van de grasspriet.
Als u lager maait,
kan het gazon
vervilten.
Maai
minder dan
1/3
Not for
Reproduction
LC-2
www.simplicitymfg.com | www.snapper.com
LC-2
Informatie over de verzorging en het maaien van gazons
WANNEER EN HOE VAAK MAAIEN
Het ogenblik van de dag en de toestand van het gras hebben een grote invloed op
het maairesultaat. Voor de beste resultaten gaat u als volgt te werk:
l Maai wanneer het gras 7,5 tot 10 cm (3”-4”) hoog is.
l Maai met scherpe messen. Kort maaisel van 2,5 centimeter of minder ontbindt
sneller dan lang maaisel. Scherpe messen snijden het gras zuiver en efficiënt
af, zonder gerafelde randen die het gras aantasten.
l U kunt op elk moment van de dag maaien, op voorwaarde dat het gras koel en
droog is. De late middag of de vroege avond zijn vaak de beste momenten.
l Maai niet als het net heeft geregend of bij zware dauw. Vermaal het gras nooit
wanneer het nat is (nat gras wordt niet goed vermalen en vormt klonters onder
het maaihuis).
OPMERKING: Laat de motor altijd op vol vermogen draaien terwijl u maait.
DE JUISTE MAAISNELHEID
MOTORSNELHEID EN RIJSNELHEID
Laat de motor altijd op vol vermogen draaien terwijl u maait.
Als u de motor hoort vertragen, maait u te snel — door
trager te rijden, verbetert u de efficiëntie van de messen en
voorkomt u veel courante maaiproblemen.
Kies een gepaste rijsnelheid voor de dikte en de hoogte van
het gras dat u maait (3e versnelling of lager voor modellen
met handbediende versnellingen, medium of langzaam voor
hydro-modellen). Als u de motor hoort vertragen, maait u te
snel en moet u de langzamer rijden.
HOEVEEL GRAS MAAIEN?
Maai het gras wanneer het 7,5-10cm (3”-4” inch) hoog is.
Maai in één doorgang niet meer dan 2.5 cm (1”) gras.
Not for
Reproduction
Notes
Not for
Reproduction
Notes
Not for
Reproduction
Not for
Reproduction
5410253C_NL Rev -
BRIGGS & STRATTON ENGINE / EQUIPMENT GARANTIEBELEID September 2012
BEPERKTE GARANTIE
Briggs & Stratton garandeert dat het gedurende de hieronder opgegeven garantieperiode alle onderdelen van het apparaat met materiaal- en/of fabricagefouten
gratis zal repareren en/of vervangen. Transportkosten voor producten die worden teruggestuurd ter reparatie of vervanging onder deze garantie komen voor rekening
van de koper. Deze garantie is geldig voor- en onderhavig aan de onderstaande periodes en voorwaarden Voor garantieservice kunt u de dichtstbijzijnde erkende
servicedealer vinden met behulp van de dealerzoekfunctie op WWW.SIMPLICITYMFG.COM. De koper moet contact opnemen met de erkende servicedealer en
v
er
volgens het product beschikbaar stellen aan de erkende servicedealer voor onderzoek en tests.
Er zijn geen andere expliciete garanties van toepassing. Impliciete garanties zoals verkoopbaarheid en geschiktheid voor een bepaald doel zijn beperkt
tot één jaar vanaf aankoop of tot mate die door de wet is toegestaan. Alle andere impliciete garanties zijn uitgesloten. Aansprakelijkheid voor incidentele
of gevolgschade wordt uitgesloten voorzover dit wettelijk toegestaan is. Bepaalde staten of landen staan geen beperkingen toe over hoe lang een impliciete
garantie geldig is en bepaalde staten of landen staan geen uitsluiting of beperking toe voor incidentele of gevolgschade, zodat de hoger vermelde beperking en
uitsluiting misschien niet op u van toepassing is. Deze garantie verleent u specifieke wettelijke rechten en het is mogelijk dat u ook andere rechten hebt die per staat of
per land verschillen.**
GARANTIEPERIODE
* Componenten die betrekking hebben op emissies vallen onder de Garantieverklaring Emissies.
** In Australië: onze goederen worden geleverd met garanties die onder de Australische consumentenwetgeving niet kunnen worden uitgesloten. U hebt recht op
vervanging of terugbetaling voor een grote storing en voor compensatie voor alle andere redelijk te voorziene verliezen of schade. U hebt ook het recht om de goederen
te laten repareren of vervangen als de goederen niet van een aanvaardbare kwaliteit zijn en de schade niet een belangrijke storing is. Zoek voor garantieservice naar de
dichtstbijzijnde erkende servicedealer met onze dealerzoekfunctie op BRIGGSandSTRATTON.COM, of door te bellen naar 1300 274 447, of door een e-mail of brief te
sturen naar [email protected], Briggs & Stratton Australia Pty Ltd, 1 Moorebank Avenue, NSW, Australia, 2170.
De garantieperiode gaat in op de datum van aankoop door de eerste klant of commerciële eindgebruiker en is van kracht gedurende de periode die in de bovenstaande
tabel is opgegeven. "Consumentengebruik" betekent persoonlijk huishoudelijk gebruik door een particuliere consument. "Commercieel gebruik" betekent ieder ander
gebruik, inclusief het gebruik voor commerciële huurdoeleinden of voor het genereren van inkomen. Zodra het product voor commerciële doelen is gebruikt, zal het hierna
worden beschouwd als commercieel gebruik voor doeleinden van deze garantie.
Er is geen garantieregistratie vereist om een garantie op Briggs & Stratton-producten te krijgen. Bewaar uw kwitantie als aankoopbewijs. Indien u geen
bewijs van de eerste aankoopdatum kunt overleggen op het moment dat om garantieservice verzocht wordt, dan zal de fabricagedatum van het product
gebruikt worden om de garantieperiode te bepalen.
OVER UW GARANTIE
U kunt altijd een beroep doen op onze reparatie onder garantie en we verontschuldigen ons voor het geleden ongemak. De garantieservice is uitsluitend beschikbaar via
erkende servicedealers van SIMPLICITY. De meeste reparaties onder garantie worden routinematig afgehandeld, maar aan bepaalde garantieverzoeken kan soms niet
worden voldaan. Deze garantie geldt alleen voor materiaal- en/of fabricagefouten. Het geldt niet voor schade die is veroorzaakt door verkeerd gebruik of misbruik, verkeerd
onderhoud of reparatie, normale slijtage of het gebruik van verschaalde of niet-goedgekeurde brandstof.
Verkeerd gebruik en misbruik - Het juiste, bedoelde gebruik van dit product wordt beschreven in de gebruikershandleiding. Als u het product gebruikt op een manier die
niet is beschreven in de gebruikershandleiding of als u het product gebruikt nadat het is beschadigd, vervalt uw garantie. Garantie is niet toegestaan als het serienummer
op het product is verwijderd of als het product op een of andere manier is gewijzigd of aangepast, of als het product blijkt te zijn mishandeld zoals herkenbaar is aan
inslagschade of beschadiging door water/chemische corrosie.
Verkeerd onderhoud of reparatie - Dit product moet worden onderhouden volgens de procedures en schema‘s in de gebruikershandleiding en voor service- en
reparatiewerkzaamheden moeten originele Briggs & Stratton-onderdelen worden gebruikt of het equivalent daarvan. Schade die is veroorzaakt door gebrekkig onderhoud
of het gebruik van niet-originele onderdelen valt niet onder de garantie.
Normale slijtage - Net zoals alle mechanische apparaten is ook uw apparaat onderhevig aan slijtage zelfs als het goed wordt onderhouden. Deze garantie dekt de
reparatie niet wanneer de levensduur van een onderdeel of het apparaat door normaal gebruik is verstreken. Onderdelen die moeten worden onderhouden en aan
slijtage onderhevig zijn zoals filters, riemen, snijbladen en remblokken (met uitzondering van motorremblokken) vallen niet onder de garantie als het uitsluitend om
slijtagekenmerken gaat, maar wel als er sprake is van materiaal- en/of fabricagefouten.
Verschaalde brandstof - Om goed te werken, heeft dit product brandstof nodig die voldoet aan de specificaties in de gebruikershandleiding. Schade die is veroorzaakt
door verschaalde brandstof (lekkage van de carburateur, verstopte brandstofslangen, vastzittende kleppen etc) valt niet onder de garantie.
Andere uitsluitingen - Deze garantie is niet op toepassing van schade als gevolg van ongelukken, misbruik, modificaties, veranderingen, onjuist onderhoud, bevriezen
of chemisch verval. Toevoegingen of toebehoren die oorspronkelijk niet met het product zijn meegeleverd, zijn eveneens uitgesloten. Er is geen garantiedekking voor
apparatuur gebruikt voor primair vermogen in plaats van een krachtinstallatie of op apparatuur die gebruikt wordt in toepassingen voor life support. Deze garantie sluit ook
storingen uit als gevolg van handelingen van God en andere force majeure gebeurtenissen die buiten controle van de fabrikant vallen.
Onderdeel Particulier gebruik Commercieel Gebruik
Uitrusting 3 jaar 90 dagen
Motor* Raadpleeg de handleiding van de motor
Accu (indien hiermee uitgerust) 1 jaar 1 jaar
Not for
Reproduction
California, U.S. EPA, and Briggs & Stratton Corporation Emissions Control Warranty Statement
Your Warranty Rights And Obligations
January 2012
The California Air Resources Board, U.S. EPA, and Briggs & Stratton (B&S) are pleased
to explain the emissions control system warranty on your Model Year 2012--2013
engine/equipment. In California, new small off-road engines and large spark ignited
engines less than or equal to 1.0 liter must be designed, built, and equipped to meet the
State’s stringent anti-smog standards. B&S must warrant the emissions control system
on your engine/equipment for the periods of time listed below provided there has been
no abuse, neglect, or improper maintenance of your engine or equipment.
Your emissions control system may include parts such as the carburetor or fuel injection
system, fuel tank, ignition system, and catalytic converter. Also included may be hoses,
belts, connectors, sensors, and other emissions-related assemblies.
Where a warrantable condition exists, B&S will repair your engine/equipment at no cost
to you including diagnosis, parts, and labor.
Manufacturers Warranty Coverage:
Small off-road engines and large spark ignited engines less than or equal to 1.0 liter are
warranted for two years. If any emissions-related part on your engine/equipment is
defective, the part will be repaired or replaced by B&S.
Owners Warranty Responsibilities:
As the engine/equipment owner, you are responsible for the performance of the
required maintenance listed in your owner’s manual. B&S recommends that you
retain all receipts covering maintenance on your engine/equipment, but B&S cannot
deny warranty solely for the lack of receipts or your failure to ensure the performance
of all scheduled maintenance.
As the engine/equipment owner, you should however be aware that B&S may deny
you warranty coverage if your engine/equipment or a part has failed due to abuse,
neglect, improper maintenance, or unapproved modifications.
You are responsible for presenting your engine/equipment to a B&S distribution
center, s ervicing dealer, or other equivalent entity, as applicable, as soon as a
problem exists. The warranty repairs should be completed in a reasonable amount of
time, not to exceed 30 days. If you have any questions regarding your warranty
rights and responsibilities, you should contact B&S at (414) 259-5262.
Briggs & Stratton Emissions Control Warranty Provisions
The following are specific provisions relative to your Emissions Control Warranty Coverage. It is in addition to the B&S engine warranty for non-regulated engines found in the
Operator’s Manual.
1. Warranted Emissions Parts
Coverage under this warranty extends only to the parts listed below (the emissions
control systems parts) to the extent these parts were present on the B&S engine
and/or B&S supplied fuel system.
a. Fuel Metering System
Cold start enrichment system (soft choke)
Carburetor and internal parts
Fuel pump
Fuel line, fuel line fittings, clamps
Fuel tank, cap and tether
Carbon canister
b. Air Induction System
Air cleaner
Intake manifold
Purge and vent line
c. Ignition System
Spark plug(s)
Magneto ignition system
d. Catalyst System
Catalytic converter
Exhaust manifold
Air injection system or pulse valve
e. Miscellaneous Items Used in Above Systems
Vacuum, temperature, position, time sensitive valves and switches
Connectors and assemblies
2. Length of Coverage
For a period of two years from date of original purchase, B&S warrants to the original
purchaser and each subsequent purchaser that the engine is designed, built, and
equipped so as to conform with all applicable regulations adopted by the Air
Resources Board; that it is free from defects in material and workmanship that could
cause the failure of a warranted part; and that it is identical in all material respects to
the engine described in the manufacturer’ s application for certification. The warranty
period begins on the date the engine is originally purchased.
The warranty on emissions-related parts is as follows:
Any warranted part that is not scheduled for replacement as required
maintenance in the owner’s manual supplied, is warranted for the warranty
period stated above. If any such part fails during the period of warranty
coverage, the part will be repaired or replaced by B&S at no charge to the
owner. Any such part repaired or replaced under the warranty will be warranted
for the remaining warranty period.
Any warranted part that is scheduled only for regular inspection in the owners
manual supplied, is warranted for the warranty period stated above. Any such
part repaired or replaced under warranty will be warranted for the remaining
warranty period.
Any warranted part that is scheduled for replacement as required maintenance
in the owner’s manual supplied, is warranted for the period of t ime prior to the
first scheduled replacement point for that part. If the part fails prior to the first
scheduled replacement, the part will be repaired or replaced by B&S at no
charge to the owner. Any such part repaired or replaced under warranty will be
warranted for the remainder of the period prior to the first scheduled
replacement point for the part.
Add on or modified parts that are not exempted by the Air Resources Board
may not be used. The use of any non exempted add on or modified parts by the
owner will be grounds for disallowing a warranty c laim. The manufacturer will
not be liable to warrant failures of warranted parts caused by the use of a non
exempted add on or modified part.
3. Consequential Coverage
Coverage shall extend to the failure of any engine components caused by the
failure of any warranted emissions parts.
4. Claims and Coverage Exclusions
Warranty claims shall be filed according to the provisions of the B&S engine
warranty policy. Warranty coverage does not apply to failures of emissions parts
that are not original equipment B&S parts or to parts that fail due to abuse, neglect,
or improper maintenance as s et forth in t he B&S engine warranty policy. B&S is not
liable for warranty coverage of failures of emissions parts caused by the use of
add-on or modified parts.
Look For Relevant Emissions Durability Period and Air Index Information
On Your Small Off-Road Engine Emissions Label
Engines that are certified to meet the California Air Resources Board (CARB) small
off-road Emissions Standard must display information regarding the Emissions Durability
Period and the Air Index. Briggs & Stratton makes this information available to the
consumer on our emissions labels. The engine emissions label will indicate certification
information.
The Emissions Durability Period describes the number of hours of actual running time
for which the engine is certified to be emissions compliant, assuming proper
maintenance in accordance with the Operating & Maintenance Instructions. The
following categories are used:
Moderate:
Engine is certified to be emissions compliant for 125 hours of actual engine running time.
Intermediate:
Engine is certified to be emissions compliant for 250 hours of actual engine running time.
Extended:
Engine is certified to be emissions compliant for 500 hours of actual engine running time.
For example, a typical walk-behind lawn mower is used 20 to 25 hours per year.
Therefore, the Emissions Durability Period of an engine with an intermediate rating
would equate to 10 to 12 years.
Briggs & Stratton engines are c ertified to meet the United States Environmental
Protection Agency (USEPA) Phase 2 or Phase 3 emissions standards. The Emissions
Compliance Period referred to on the Emissions Compliance label indicates the number
of operating hours for which the engine has been shown to meet Federal emissions
requirements.
For engines less than 225 cc displacement.
Category C = 125 hours, Category B = 250 hours, Category A = 500 hours
For engines of 225 cc or more displacement.
Category C = 250 hours, Category B = 500 hours, Category A = 1000 hours
Not for
Reproduction
MANUFACTURING, INC.
c/o Briggs & Stratton
Yard Power Products Group
PO Box 702
Milwaukee, WI, 53201-0702
www.simplicitymfg.com
PRODUCTS, INC.
535 Macon Street
McDonough, GA., 30253
www.snapper.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32

Simplicity CHAMPION/350Z CE SERIES (DUTCH) Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor