Gebruik
(vervolg van vorige kolom)
14. Werp het maaisel NIET uit tegen een muur of een versperring.
Het maaisel kan dan terugslaan in de richting van de bestuurder.
15. Vertraag voor u draait.
16. Kijk uit voor verkeer in de omgeving of bij het oversteken van
wegen.
17. Laat de motor NIET draaien in een gesloten ruimte.
Uitlaatgassen bevatten koolmonoxide, een dodelijk vergif.
18. Gebruik uitsluitend door de fabrikant goedgekeurde acces-
soires. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor de juiste
installatie en bediening van de accessoires.
Onderhoud en opslag
1. Bewaar de machine of een brandstofcontainer NOOIT in een
gesloten ruimte waar brandstofdampen in contact zouden kunnen
komen met een open vlam, een vonk of een waakvlam, zoals van
een boiler, oven, droger of een ander gastoestel. Laat de motor
afkoelen voor u de machine in een gesloten ruimte plaatst. Bewaar
de brandstofcontainer buiten het bereik van kinderen, in een goed
geventileerd, onbewoond gebouw.
2. Zorg dat de motor vrij blijft van gras, bladeren of overtollig vet,
om het gevaar op brand of oververhitting van de motor te
beperken.
3. Wanneer u de brandstoftank laat leeglopen, vangt u de brand-
stof op in een goedgekeurde container, buitenshuis en uit de buurt
van elke open vlam.
4. Zorg dat alle bouten, moeren en schroeven stevig vastzitten.
Controleer of alle splitpennen goed zijn aangebracht.
5. Zorg altijd voor voldoende verluchting als u de motor binnen-
shuis laat draaien. Uitlaatgassen bevatten koolmonoxide, een reuk-
loos en dodelijk vergif.
6. Voer onderhoud en afstellingen uitsluitend uit nadat de motor
gestopt is. Koppel de bougiekabel af en bevestig hem uit de buurt
van de bougie, om toevallig starten te voorkomen.
7. Wijzig NOOIT de afstelling van de toerenregelaar en laat de
motor niet tegen een te hoog toerental draaien.
8. Controleer de graszak regelmatig op slijtage en beschadiging,
om te voorkomen dat voorwerpen zouden worden weggeslingerd
of bewegende onderdelen bereikbaar zouden zijn. Vervang de gli-
jder of de adapter van de zak als hij gebroken of gebarsten is.
9. Messen zijn scherp en kunnen snijden. Wanneer u ze hanteert,
moet u ze inpakken of dikke leren handschoenen dragen. Wees
altijd VOORZICHTIG.
10. Test de vonk NOOIT door de bougie naast het bougiegat tegen
de massa te houden: de vonk zou brandstofdampen die uit de
motor ontsnappen kunnen doen ontploffen.
11. Laat de machine minstens één keer per jaar nakijken door een
bevoegde SNAPPER distributeur. Laat de distributeur eventuele
nieuwe veiligheidsvoorzieningen installeren.
12. Gebruik uitsluitend originele SNAPPER onderdelen, als
garantie voor uw veiligheid en de kwaliteit van het resultaat.
Veilig omgaan met benzine
(vervolg van vorige kolom)
6. Vul een brandstofcontainer NOOIT in een voertuig of op een
vrachtwagen of aanhangwagen met plastic vloer. Zet de containers
altijd op de grond, weg van het voertuig, voor u ze vult.
7. Verwijder gasmotoren uit het voertuig of de aanhangwagen en
vul ze op de grond. Als dat onmogelijk is, vult u ze met behulp van
een draagbare container en niet via een benzinepomp.
8. Start een benzinemotor NOOIT in een besloten voertuig of aan-
hangwagen.
9. Houd het mondstuk altijd in contact met de rand van de tank of
container tot u klaar bent met het vullen. GEBRUIK GEEN systeem
dat de vergrendeling van het mondstuk openhoudt.
10. Als u benzine op uw kleding morst, moet u onmiddellijk
andere kleren aantrekken.
11. De brandstoftank NOOIT overvullen. Plaats de stop terug en
draai hem stevig vast.
Gebruik
1. Houd uw handen en voeten UIT DE BUURT van draaiende
onderdelen. Blijf uit de buurt van de uitworp wanneer de motor
draait.
2. STOP de motor als u grindpaden, wandelpaden of wegen over-
steekt en in alle situaties waarin weggeslingerde voorwerpen
gevaar kunnen opleveren.
3. Maai alleen overdag of bij goed kunstlicht.
4. GEBRUIK DE MAAIER niet onder de invloed van alcohol of
drugs.
5. Als u een vreemd voorwerp raakt of als de maaier abnormaal
vibreert, STOPT u de motor, koppelt u de bougiekabel af en beves-
tigt u hem uit de buurt van de bougie. Inspecteer de maaier op
schade en herstel de schade voor u opnieuw start.
6. MAAI NIET in de buurt van abrupte niveauverschillen, grachten
of dijken. U zou kunnen uitglijden en vallen.
7. KIJK UIT voor kuilen en andere verborgen gevaren. Hoog gras
kan obstakels verbergen. Blijf uit de buurt van grachten, wegge-
spoelde grond, duikers, omheiningen en uitspringende objecten.
8. MAAI NIET op nat gras. Wees altijd op uw hoede voor uitglij-
den. Houd de duwboom stevig vast. Stap rustig in plaats van te
lopen. Uitglijden kan verwondingen veroorzaken.
9. Blijf ALTIJD achter de duwboom wanneer de motor draait
10. Laat de maaier NIET met draaiende motor achter. STOP DE
MESSEN en STOP DE MOTOR voor u om gelijk welke reden de
gebruikersplaats verlaat.
11. Voor u de maaier reinigt, herstelt of inspecteert, moet u zorgen
dat de motor, de messen en alle bewegende delen GESTOPT ZIJN.
Koppel de bougiekabel af en bevestig hem uit de buurt van de
bougie, om toevallig starten te voorkomen.
12. STOP de motor en wacht tot de messen volledig STILSTAAN
voor u de graszak verwijdert en/of gras opruimt
13. Gebruik de machine NIET als de grasvanger of de beveiligin-
gen niet volledig geïnstalleerd zijn en niet operationeel zijn. Richt
de uitwerpopening nooit op mensen, voorbijrijdende auto's, ven-
sters of deuren.
Belangrijke veiligheidsinstructies voor de operator (vervolg)
Veiligheid van de operator
3
!!