3
Veiligheidsvoorschriften en -informatie
VOORBEREIDING
(vervolg van vorige pagina)
6. Controleer het terrein dat gemaaid moet worden. Verwijder alle
voorwerpen zoals speelgoed, kabels, stenen, boomtakken en
andere voorwerpen die verwondingen kunnen veroorzaken als
ze door het mes worden weggeslingerd of het maaien hinderen.
7. Houd mensen en dieren op een veilige afstand van de machine.
Indien iemand het terrein betreedt, moet u onmiddellijk de
messen stoppen, de motor stoppen en de machine stoppen.
8. Controleer de beschermkappen, deflectors, schakelaars, mes-
regelaars en andere veiligheidsvoorzieningen regelmatig op hun
goede werking en plaatsing.
9. Zorg dat alle veiligheidslabels duidelijk leesbaar zijn. Vervang ze
als ze beschadigd zijn.
10. Bescherm uzelf tijdens het maaien. Draag een veiligheidsbril,
een lange broek en stevig schoeisel.
11. Zorg dat u weet hoe u het mes en de motor snel kunt uitschake-
len, zodat u voorbereid bent op noodsituaties.
12. Wees bijzonder voorzichtig wanneer u de machine op een aan-
hangwagen of vrachtwagen laadt of lost.
13. Controleer de onderdelen van de grasbak regelmatig op sporen
van slijtage of beschadiging. Vervang ze indien nodig, om ver-
wondingen te voorkomen als gevolg van weggeslingerde voorw-
erpen die door zwakke of versleten plaatsen zouden scheuren.
VEILIG OMGAAN MET BENZINE
Om lichamelijke letsels of schade aan eigendommen te voorkomen,
moet u uiterst voorzichtig met benzine omgaan. Benzine is zeer
brandbaar en de dampen kunnen ontploffen.
1. Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere bronnen van vuur.
2. Gebruik uitsluitend goedgekeurde brandstofreservoirs.
3. Verwijder de stop van de benzinetank NIET en tank NIET terwijl
de motor draait. Laat de motor afkoelen voor u tankt.
4. Tank NIET binnenshuis.
5. Bewaar de machine of brandstofreservoirs NIET in ruimten waar
open vuur aanwezig is, vonken kunnen ontstaan of een
waakvlam brand, bijvoorbeeld van een waterverwarmer of
andere toestellen.
6. Vul brandstofreservoirs NIET in een voertuig of op een vrachtwa-
gen of een oplegger met plastic bekleding. Plaats het reservoir
altijd op de grond, uit de buurt van het voertuig, voor u tankt.
7. Verwijder toestellen die met benzine werken uit het voertuig of
de aanhangwagen en vul hun tank op de grond. Als dit onmo-
gelijk is, moet u voor het tanken een draagbaar reservoir
gebruiken in plaats van een slang.
8. Start benzinemotoren NIET in een afgesloten voertuig of een
aanhangwagen.
9. Houd de spuit altijd tegen de rand van de opening van de brand-
stoftank of het reservoir, tot u klaar bent met tanken. Gebruik
GEEN spuit met vergrendeling in open stand.
10. Als u brandstof morst op kleding, moet u onmiddellijk andere
kleren aantrekken.
11. Overvul de brandstoftank niet. Plaats de stop terug op de tank en
draai hem goed vast.
BEDIENING
1. Stap aan de linkerkant op en af de machine.
2. Ga op de bestuurdersstoel zitten voor u de motor start. Zorg dat
de messen UIT staan en de handrem ingeschakeld is.
3. Laat de machine NOOIT achter terwijl de motor draait. Schakel
de messen en de motor uit, schakel de handrem in en verwijder
de sleutel wanneer u de machine verlaat.
4. Gebruik de machine ALLEEN terwijl u behoorlijk op de stoel zit,
met uw voeten op de voetsteunen of de pedaal/pedalen.
5. SCHAKEL DE MESSEN EN DE MOTOR UIT en wacht tot de
messen stilstaan vóór u de grasbak verwijdert of de maaier
deblokkeert. Het negeren van deze voorzorgsmaatregel kan u
vingers of een hand kosten.
6. De messen moeten altijd UITGESCHAKELD zijn wanneer u niet
aan het maaien bent. Plaats ze in de hoogste stand wanneer u
over ruw terrein rijdt.
7. Houd uw handen en voeten uit de buurt van de draaiende
messen onder het maaihuis. Plaats uw voet NOOIT op de grond
terwijl de messen ingeschakeld zijn of de machine beweegt.
8. Gebruik de maaier NIET zonder een deflector of een volledige
grasbak. Richt de uitwerpopening nooit op mensen, voorbijrij-
dende auto's, vensters of deuren.
9. Vertraag voor u draait.
10. Kijk uit voor verkeer in de omgeving of bij het oversteken van
wegen.
11. Schakel de motor onmiddellijk UIT als u een hindernis raakt.
Inspecteer de machine en herstel eventuele schade voor u
verder maait.
12. Maai uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht.
13. Beweeg de besturingshendel (indien aanwezig) LANGZAAM,
zodat u de machine tijdens het veranderen van snelheid of richt-
ing onder controle houdt.
14. Wees VOORZICHTIG bij het slepen van lasten. Beperk de last tot
een gewicht dat u veilig kunt beheersen en bevestig hem aan de
sleepkoppeling, volgens de instructies van het toebehoren.
15. Op hellingen kan het gewicht van machines die u sleept de ban-
den doen slippen, zodat de machine onbestuurbaar wordt. Rijd
langzaam als u machines sleept en houd rekening met de extra
remafstand.
16. Laat de motor NIET draaien in besloten ruimten. De uitlaat-
gassen bevatten koolstofmonoxide, een dodelijk vergif.
17. Werp GEEN materiaal uit tegen een muur of hindernis. Het kan
terugkaatsen en de bestuurder raken.
18. Gebruik uitsluitend door de fabrikant goedgekeurde accessoires.
Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor het juiste gebruik
en de correcte installatie van accessoires.
UITLAATGASSEN
1. De uitlaatgassen van dit product bevatten stoffen waarvan bekend is dat
zij in bepaalde hoeveelheden kanker, geboorteafwijkingen en andere
afwijkingen van de voortplanting veroorzaken.
2. Het emissielabel op de motor vermeldt de relevante informatie over de
Emissions Durability Period en de Air Index.
ONTSTEKING
1. De vonkontsteking is conform met Canadian ICES-002.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
! !