C.Scope CXL4 Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

CXL4 Pijp- en kabeldetector
DXL4 Pijp- en kabeldetector, dieptemeting
SGA4 Signaalgenerator
SGV4 Signaalgenerator
MXL4 Precisie pijp- en kabeldetector
MXT4 Signaalgenerator
HANDLEIDING
Algemene waarschuwingen 1
Kenmerken
CXL4 Kabeldetector 2
DXL4 Kabeldetector, dieptemeting 2
MXL4 Precisie pijp- en kabeldetector 2
SGA4 Signaalgenerator 3-4
SGV4 Signaalgenerator 3-4
MXT4 Signaalgenerator 3,5
Zoekstanden
Power 6
Radio 7
All Scan 8-9
Signaalgenerator 10
Gebruik van de Kabeldetector
Batterijen 11
Automatische dagelijkse zelftest 12-13
Het vasthouden van de Kabeldetector 14
Zoeken 15
Pinpointen 16
Diepte-alarm 17
Traceren 18
Gebruik van de Signaalgenerator 19
Uitgangsvermogen met pulserend en continu signaal 20
Frequentie-keuze 21
Batterijen 22-23
Dagelijkse automatische zelftest 24-25
Directe aansluiting 26-27
Openbare verlichting 28
Signaal toevoegen 29
Signaaltang 30
Netvoedingsinjector 31
Zoeken 32
Traceren 33
Indirecte aansluiting (inductie) 34
Zoeken 35-36
Meerdere leidingen 37
Mobiel gebruik 38
Niet-metalen leiding lokaliseren 39
Batterijen, standaard sondes 40
Batterij, kabelgoot sonde 41
Traceren 42-43
Signaalhaspels 44-45
Dieptemeting
Metalen leidingen 46-47
Niet-metalen leidingen
- Sonde / Signaalhaspel 48
Signaalstroomsterktemeting 49-52
Functietesten
Kabeldetector functietesten 53-54
Signaalgenerator functietesten 55
Dieptemeting functietest 56
Data Logging
Kabeldetectors 57
Signaalgenerators 58
GPS en Bluetooth™ 59
Algemene Symbolen 60
Technische Specificaties
CXL4 Kabeldetector 61
DXL4 Kabeldetector, dieptemeting 61
MXL4 Precisie pijp- en kabeldetector 62
SGA4 Signaalgenerator 63
SGV4 Signaalgenerator 63
MXT4 Signaalgenerator 64
Onderhoud
Gebruik / Reinigen / Opslag 65
Service
Training / Kalibratie / Service / Reparaties 65
We raden u aan regelmatig de PC Toolkit met uw Kabeldetector te gebruiken
om de nieuwste functies en verbeteringen van C.Scope te verkrijgen.
De PC Toolkit controleert en update automatisch de firmware op uw
Kabeldetector, telkens wanneer u deze gebruikt.
Download de PC Toolkit van cscopelocators.com/toolkit.
Inhoudsopgave
GA BIJ GRAAFWERKZAAMHEDEN ALTIJD UITERST VOORZICHTIG TE WERK
• Kabeldetectors van C.Scope dienen voor het opsporen van ondergrondse kabels, pijpen en leidingen die een detecteerbaar veld uitstralen.
Sommige leidingen stralen geen veld uit en kunnen daarom niet worden opgespoord.
• Gebruik de apparatuur niet buiten het aangegeven temperatuurbereik van -10°C tot +50°C omdat de batterijen dan mogelijk niet goed
meer functioneren.
• De Kabeldetector detecteert alleen geleidende leidingen. Plastic pijpen en glasvezelkabels zonder detectiedraden kunnen niet worden
gevonden.
• Geografische omstandigheden zoals heuvels en bergen kunnen radiosignalen afschermen waardoor deze ook niet gemeten kunnen worden.
• De Kabeldetector kan niet altijd elke geleider detecteren, gebruik zo nodig een Signaalgenerator.
• Raak de metalen delen van de krokodillenklem en de signaalhaspel niet aan als deze in gebruik zijn.
• De kabels van de Signaalgenerator mogen nooit rechtstreeks op stroomvoerende leidingen worden aangesloten.
• Controleer, voordat u met de apparatuur gaat werken, of de apparatuur volledig operationeel is.
• Let op de aanwezigheid van meerdere leidingen. De Kabeldetector detecteert niet altijd onder-, boven- of naastgelegen leidingen.
• Gebruik de apparatuur niet op plaatsen waar gevaarlijke gassen aanwezig kunnen zijn.
• Controleer de ondergrond alvorens de aardpen te gebruiken.
• Zorg ervoor dat de Kabeldetector en de Signaalgenerator op dezelfde frequentie ingesteld zijn.
• Resultaten kunnen door ongebruikelijk sterke magnetische velden beïnvloed worden.
• Houd de afneembare luidspreker niet voor langere tijd tegen uw oor.
Het is raadzaam om de Kabeldetector en Signaalgenerator regelmatig op juiste werking te controleren (zie pagina 53-56).
ALGEMENE WAARSCHUWINGEN
1
CXL4, DXL4 en MXL4 Kabeldetector
De C.Scope CXL4, DXL4 en MXL4 Kabeldetectors geven nauwkeurige informatie omtrent de locatie van ondergrondse geleiders ;
de DXL4 en MXL4 geven tevens de diepte aan. Met de verschillende zoekstanden kunnen deze geleiders snel en betrouwbaar
worden gelokaliseerd.
Signaalsterkte-aanduiding
Diepte-aanduiding
(alleen DXL4 en MXL4)
Zoekstand:
P Power
R Radio
G Signaalgenerator
(CXL4 / DXL4 frequentie)
T Signaalgenerator (MXL4 geselecteerde frequentie)
A AllScan
Batterij conditie indicator
Zelftestfunctie
GPS
Bluetooth™
2
Aan/uit drukknop
Dieptemeting drukknop (alleen DXL4 en MXL4)
Digitaal display
Uitneembare luidspreker
Gevoeligheidsinstelling
Keuzeschakelaar, 4 standen
P : Power
R : Radio
G : Signaalgenerator / T : Signaalgenerator
A : All Scan
Batterijcompartiment
en USB-aansluiting
Vervangbare voet
SGA4 / SGV4 en MXT4 Signaalgenerators
Bedieningspaneel
Digitaal display
(alleen SGV4 / MXT4)
Directe aansluiting
Aarddraad-aansluiting
Aarddraad, lengte 10 meter
Kabels directe aansluiting
Krokodillenklemmen
Connectie-magneten
Batterijen
Aardpen
Opbergvak
Sluiting opbergvak
3
Signaalsterkte-indicator
Uitgangsvermogen
Signaalgenerator-frequentie
Directe aansluiting indicator
Indirecte aansluiting indicator
Batterij conditie indicator
Geluidssterkte-indicator
Zelftest waarschuwing
SGA4 en SGV4 Signaalgenerator
4
De SGA4 kan gebruikt worden in combinatie met de Kabeldetectors
CXL4 en DXL4.
Hoog- (1W) en laagvermogen instelling.
Continu - of pulserend signaal.
Geluidssterkte instelbaar.
De SGV4 kan gebruikt worden in combinatie met de Kabeldetectors
CXL4 en DXL4.
Automatische dagelijkse zelftest.
Data Logging van de Signaalgenerator activiteiten.
Automatische achtergrondverlichting.
Vier selecteerbare uitgangsvermogens tot max. 1W.
Pulserend - of continu uitgang.
Geluidssterkte instelbaar tot stil.
Gecombineerde frequentie (CF) van 33kHz en 131kHz voor directe -
en inductieve aansluitmethode.
MXT4 Signaalgenerator
5
De MXT4 Signaalgenerator kan gebruikt worden in combinatie met
de Kabeldetector MXL4.
Automatische dagelijkse zelftest.
Data Logging van de Signaalgenerator activiteiten.
Automatische achtergrondverlichting.
Vier selecteerbare uitgangsvermogens tot max. 1W.
Pulserend - of continu uitgang.
Geluidssterkte instelbaar tot stil.
Zes frequentie-instellingen : 512Hz, 640Hz, 8kHz, 33kHz,
CF (33kHz en 131kHz gecombineerd), 131kHz (HF).
Alle frequenties zijn bruikbaar in de directe aansluitmethode.
De frequenties 8kHz, 33kHz, CF (33kHz en 131kHz gecombineerd),
131kHz (HF) zijn bruikbaar in de inductieve aansluitmethode.
In de Power (P) zoekstand detecteert de Kabeldetector het elektromagnetische veld dat door stroomvoerende, belaste kabels wordt
uitgestraald. Echter, niet alle kabels kunnen worden gedetecteerd. Power velden verplaatsen zich vaak over op andere leidingen,
zoals metalen gas- en waterleidingen, metalen hekken, spoorlijnen en telecomkabels.
Beperkingen van de Power zoekstand
Niet alle elektrische kabels kunnen worden gevonden in de Power zoekstand ; de meest voorkomende uitzonderingen zijn :
l Straatverlichting kabels ; wanneer de verlichting uit is, is er geen stroom.
l Kabels naar gebouwen of bedrijven die weinig stroom afnemen.
l Afgedopte kabels ; hier zal nooit stroom doorheen lopen, maar er kan wel spanning op staan.
l Kabels die niet meer als zodanig in gebruik zijn of niet-aangesloten (loze) kabels.
l Bepaalde hoogspanningskabels ; deze kunnen zodanig in balans zijn, dat geen veld wordt opgewekt.
l Elektriciteitskabels zoals die bijv. in gebruik zijn bij de Nederlandse Spoorwegen ; deze wekken geen eigen Power veld op.
l Alle kabels dieper dan 3 meter in de grond.
Kabeldetector zoekstanden : Power zoekstand
OPMERKING In de Power zoekstand kunnen alleen stroomvoerende, belaste kabels gedetecteerd worden ;
als de kabel onvoldoende stroom voert is deze niet detecteerbaar in de Power stand.
OPMERKING De afwezigheid van een Power veld, hoeft niet te betekenen dat deze kabel geen spanning voert.
WAARSCHUWING
Over het algemeen kunnen deze kabels gedetecteerd worden in de Radio - of Signaalgenerator zoekstand.
6
In de Radio (R) zoekstand, detecteert de Kabeldetector langegolf radiosignalen. Deze signalen hebben de eigenschap om de weg
van de minste weerstand te volgen en verplaatsen zich daarom in elk geleidend medium, zoals in een metalen pijp of kabel met
een lagere weerstand dan de grond. Als dit gebeurt wordt een veld opgewekt dat in de Radio stand kan worden gedetecteerd.
Beperkingen van de Radio zoekstand
Niet alle geleiders zijn detecteerbaar in de Radio zoekstand.
l Een sterk radiosignaal op een geleider, kan een zwakker radiosignaal op een andere in de buurt liggende geleider, ongedaan maken.
l Het is niet mogelijk te zien wat voor een geleider gedetecteerd wordt, alleen de positie kan worden vastgesteld.
l Radiosignalen hebben geen voorkeur voor welke geleider dan ook.
l De diepte van een geleider kan in de Radio zoekstand NIET worden vastgesteld.
l Geleiders worden normaliter gedetecteerd tot een diepte van 2 meter.
l Een korte geleider kan onvoldoende signaal bevatten om gedetecteerd te worden.
Kabeldetector zoekstanden : Radio zoekstand
OPMERKING Kabeldetectors kunnen alleen geleiders met een elektromagnetisch signaal detecteren.
Er kunnen geleiders voorkomen die deze signalen niet uitzenden.
7
WAARSCHUWING De meeste geleiders die niet worden teruggevonden in de Radio zoekstand, zouden gedetecteerd
moeten kunnen worden in de Signaalgenerator zoekstand, in combinatie met een Signaalgenerator.
In de All Scan zoekstand detecteert de Kabeldetector alle frequenties in een breed frequentiespectrum. Soms kunnen er frequenties
op een geleider aanwezig zijn die niet in de frequentierange van de Power -, Radio - of Signaalgenerator zoekstand vallen ; deze
kunnen dan in de All Scan zoekstand wel worden gemeten. De All Scan zoekstand kan een aanvulling zijn op de andere zoekstanden,
waarbij deze extra frequenties wel gemeten worden, alsmede de Power -, Radio - en Signaalgenerator signalen.
Het gebruik van de All Scan zoekstand biedt een goede manier om eerdere zoekresultaten die in de andere zoekstanden bereikt zijn,
te controleren.
Kabeldetector zoekstanden : All Scan zoekstand
8
P
R
G/T
A
P
R
G/T
A
P
R
G/T
A
P
R
G/T
A
P
R
G/T
A
Beperkingen van de AllScan zoekstand
l Kabels van straatverlichting (met de verlichting uitgeschakeld), kabels naar gebouwen of bedrijven waarbij weinig stroom wordt
afgenomen, uiteinden van kabels of kabels met onderbrekingen, bepaalde hoogspanningskabels (stabiel, zonder veld) en kabels
zoals bijv. in gebruik bij de Nederlandse Spoorwegen.
l Een sterk All Scan signaal op een geleider, kan een zwakker All Scan signaal op een andere in de buurt liggende geleider,
ongedaan maken.
l Het is niet mogelijk te zien wat voor een geleider gedetecteerd wordt, alleen de positie kan worden vastgelegd.
l All Scan signalen hebben geen voorkeur voor welke geleider dan ook.
l De diepte van een geleider kan in de All Scan zoekstand NIET worden vastgesteld.
l In de All Scan zoekstand kunnen normaliter geleiders worden gedetecteerd tot op een diepte van 2 meter.
l Een korte geleider kan onvoldoende signaal bevatten om gedetecteerd te worden.
Kabeldetector zoekstanden : AllScan zoekstand
9
WAARSCHUWING Het gebruik van de Power - en Radio zoekstanden kan effectiever zijn op plaatsen waar veel
geleiders voorkomen die een All Scan signaal bevatten.
10
Kabeldetector zoekstanden : Signaalgenerator zoekstand
In de Signaalgenerator zoekstand detecteert de Kabeldetector geleiders
met een signaal, afkomstig van de Signaalgenerator of uitgezonden door
een sonde.
De Signaalgenerator brengt een signaal voort, dat door de Kabeldetector
herkend en gedetecteerd kan worden.
Door dit signaal te detecteren is het mogelijk om geleiders te lokaliseren,
te traceren en te identificeren.
Door de Signaalgenerator kan op twee manieren het signaal op geleiders
worden overgebracht :
l Directe aansluiting ; hierbij wordt de Signaalgenerator direct aangesloten
op een geleider middels aansluitkabels of met één van de toebehoren
zoals de signaaltang of de netvoedingsinjector.
l Indirecte aansluiting ; hierbij kan de Signaalgenerator een signaal op
een geleider overbrengen zonder dat er fysiek contact tussen beide is.
Beperkingen van de zoekstand Signaalgenerator worden beschreven
in ‘Gebruik van de Signaalgenerator’ verderop in deze handleiding.
WAARSCHUWING Kabeldetectors kunnen alleen geleiders detecteren die een elektromagnetisch signaal bevatten.
Er kunnen geleiders voorkomen die deze signalen niet uitzenden.
Directe aansluiting
Indirecte aansluiting
11
Gebruik van de Kabeldetector : Batterijen
OPMERKING In het batterijcompartiment is een reserve batterijhouder voorzien.
OPMERKING Gebruik alleen Alkaline AA of NiMH (LR6) batterijen.
OPMERKING Behandel oude batterijen als Klein Chemisch Afval.
WAARSCHUWING Vervang de batterijen niet in ruimten waar gas aanwezig kan zijn.
WAARSCHUWING Gebruik geen oude - en nieuwe of verschillende typen batterijen door elkaar heen.
OPMERKING De Kabeldetector zal elke dag, de eerste keer dat de Kabeldetector wordt ingeschakeld,
een zelftest uitvoeren (zie pagina 12-13 voor nadere informatie).
C.Scope Kabeldetectors kunnen worden voorzien van 8 standaard Alkaline batterijen of 8 oplaadbare NiMH AA (LR6) batterijen.
Kabeldetector batterijcontrole
Schakel de Kabeldetector in door de drukknop aan de onderzijde van het handvat
in te knijpen. De Kabeldetector zal een duidelijke toon gedurende ongeveer één
seconde voortbrengen en het display zal oplichten.
Controleer de batterij-aanduiding in de linkerbenedenhoek van het display.
Indien geen of slechts één segment zwart is, dan zijn de batterijen leeg
of aan vervanging toe.
Het vervangen van de batterijen van de Kabeldetector
l Druk de twee clips iets uit elkaar om het batterijcompartiment te openen.
l Vervang ALLE ACHT batterijen ; zorg ervoor dat de batterijen op de juiste manier in de houder worden geplaatst.
l Plaats de batterijhouder terug, zodanig dat de aansluitingen van de batterijhouder contact maken met de contacten
in het compartiment.
l Sluit het compartiment door deze aan te drukken.
Vervang – of laad batterijen op
Batterijen goed
Gebruik van de Kabeldetector : Automatische dagelijkse zelftest
OPMERKING Als de Kabeldetector voor de eerste keer wordt ingeschakeld is het belangrijk dat er binnen een straal
van 5 meter geen Signaalgenerators, zenders of sondes ingeschakeld zijn en dat er binnen 30 centimeter geen andere
Kabeldetector ingeschakeld is.
OPMERKING Als de Kabeldetector voor de eerste keer wordt ingeschakeld doe dit dan niet op plaatsen waar
ongebruikelijk grote elektromagnetische velden aanwezig kunnen zijn, zoals bijv. bij transformatoren.
De CXL4, DXL4 en MXL4 Kabeldetectors zijn voorzien van een automatische dagelijkse zelftest ;
hierbij worden de juiste werking van de elektronica en van de spoelen van de Kabeldetector getest.
Deze zelftest wordt automatisch uitgevoerd, elke dag, de eerste keer dat de Kabeldetector gebruikt
wordt ; dit neemt enkele seconden in beslag.
De zelftest wordt aangegeven met ‘TEST’ in het display ; linksboven in het display
geeft een afteltimer de voortgang van de zelftest weer.
OPMERKING De kabeldetector slaat elke dagelijkse zelftest op. De testresultaten kunnen worden gedownload,
waarna een product validatie certificaat kan worden geprint m.b.v. de PC Toolkit (zie pagina 57).
12
Nadat de Kabeldetector de zelftest succesvol heeft afgerond,
is de Kabeldetector klaar voor gebruik ; er zal die dag geen
zelftest meer volgen.
Mocht de zelftest niet geslaagd zijn, dan wordt dit aangegeven
door een waarschuwing in het display.
Als de foutcode OVER’ wordt aangegeven dan is er teveel
interferentie die de zelftest verstoord, aanwezig.
De verstoring kan veroorzaakt worden door een
Signaalgenerator, sonde, Kabeldetector, transformator of een
andere stoorbron die een sterk Power signaal uitstuurt.
Schakel, waar mogelijk, deze apparatuur uit of probeer de
zelftest op een andere plaats uit te voeren. De Kabeldetector
zal steeds opnieuw een zelftest proberen uit te voeren totdat
dit gelukt is.
Als de zelftest niet succesvol kan worden uitgevoerd,
dan is er sprake van een storing in de Kabeldetector
en dient deze voor service te worden aangeboden
bij GELAN Detectiesystemen B.V. of bij uw dealer.
13
Gebruik van de Kabeldetector : Automatische dagelijkse zelftest
14
De Kabeldetector dient verticaal gebruikt te worden ;
zwaai de Kabeldetector nooit dusdanig, dat deze niet meer
in verticale stand is. De Kabeldetector zal een audiosignaal
afgeven bij zwaaibewegingen.
Gebruik van de Kabeldetector : Het vasthouden van de Kabeldetector
Goed Fout
90º
Uw middel- of ringvinger kunt u gebruiken om de
drukknop te bedienen. Uw wijsvinger kunt u gebruiken
om de gevoeligheid draaiknop te bedienen.
15
Er zijn drie fases bij het zoeken naar geleiders ; zoeken, pinpointen
en traceren.
1. Zet de functieschakelaar in de gewenste stand.
2. Knijp de aan/uit drukknop in. De Kabeldetector geeft nu een
duidelijk audiosignaal en het display licht op. Controleer de conditie
van de batterijen middels de batterij-indicator op het display.
3. Draai de gevoeligheid draaiknop met de wijzers van de klok mee
naar de maximale waarde zoals aangegeven door de pijl op de
draaiknop.
4. Begin met zoeken volgens het patroon op de afbeelding ; loop
langzaam en houd de Kabeldetector altijd verticaal.
5. Als u in de buurt bent van een geleider, zal de Kabeldetector een
geluidssignaal voortbrengen en een meter-uitslag laten zien op het
display.
6. Loop door, totdat zowel het geluidssignaal als de meter-uitslag
verdwijnt.
Gebruik van de Kabeldetector : Zoeken
OPMERKING Deze zoekmethode wordt alleen gebruikt in de Power - Radio - en All Scan zoekstanden.
Zie ‘Gebruik van de Signaalgenerator’ voor de zoekmethode in de Signaalgenerator zoekstand.
OPMERKING Soms geeft de Kabeldetector een geluidssignaal en een volledige meter-uitslag op het gehele afgezochte
gebied. Verlaag in dat geval de gevoeligheid middels de draaiknop, en zoek nogmaals hetzelfde gebied af.
Zoekmethode patroon
16
Gebruik van de Kabeldetector : Pinpointen
OPMERKING De te gebruiken gevoeligheidsinstelling bij het pinpointen is afhankelijk van de gebruikte zoekstand,
de signaalsterkte en de diepte waarop de geleider zich bevindt.
OPMERKING In het display zal ‘OVER’ verschijnen als een signaal te sterk is ; dit kan in alle zoekstanden zijn en kan ook
veroorzaakt worden door een Signaalgenerator met een te hoog ingesteld vermogen in de buurt van de Kabeldetector.
OPMERKING Indien zich andere signalen in de directe omgeving van de maximale meter-uitslag bevinden, kan het zijn dat
bij het draaien van de Kabeldetector geen goed minimum signaal gevonden kan worden.
OPMERKING Elke maximale meter-uitslag van de Kabeldetector zal 2 seconden worden weergegeven d.m.v. een streep
om zodoende gemakkelijker de locatie van deze maximale uitslag terug te kunnen vinden.
Nadat u de geleider heeft gevonden, is de volgende stap de geleider
te pinpointen. Hoe dichter de Kabeldetector zich bij de geleider bevindt,
des te groter zal de meter-uitslag zijn.
Pinpointen van een signaal
1. Houd de Kabeldetector verticaal en loop over het gebied waar
u het signaal heeft doorgekregen ; als de meter-uitslag maximaal is,
stop dan en verminder de gevoeligheid van de Kabeldetector
enigszins alvorens verder te gaan.
2. Het gebied waarin het signaal is doorgekomen zal kleiner worden
bij het verminderen van de gevoeligheid. Als de gevoeligheid
voldoende is verminderd, zal er slechts een korte (piek) meter-uitslag
zijn bij het passeren van de geleider ; de Kabeldetector bevindt zich
direct boven de geleider als de meter-uitslag maximaal is.
3. Draai de Kabeldetector rond zijn verticale as, totdat de meter-uitslag minimaal is ; de Kabeldetector is nu IN LIJN met de
geleider in de grond.
4. Markeer de positie van de geleider.
De CXL4, DXL4 en MXL4 Kabeldetectors zijn uitgerust met een alarm-indicatie om
de gebruiker te attenderen op ongebruikelijk ondiep liggende kabels en leidingen.
Deze alarm-indicatie zal geactiveerd worden als de Kabeldetector signalen meet
in de Power -, Signaalgenerator - of AllScan zoekstand op een diepte van minder
dan 0,3 meter. Daarbij zal een audiosignaal hoorbaar, en een knipperende indicatie
zichtbaar zijn in het display.
De alarm-indicatie diepte-instelling wordt elke keer getoond bij inschakeling van de
Kabeldetector.
De alarm-indicatie staat standaard ingesteld op een diepte van 0,3 meter ; deze afstand kan worden
aangepast middels de PC Toolkit.
De alarm-indicatie kan worden uitgeschakeld door 3 keer snel heen en weer te schakelen tussen
de zoekstanden Signaalgenerator en AllScan. Als de alarm-indicatie is uitgeschakeld dan wordt
dit in het display weergegeven door ‘OFF’, iedere keer als de Kabeldetector wordt ingeschakeld.
De alarm-indicatie wordt na 30 minuten weer automatisch geactiveerd.
O
P
M
E
R
K
I
N
G
D
e
K
a
b
e
l
d
e
t
e
c
t
o
r
m
e
e
t
v
a
n
a
f
d
e
o
n
d
e
r
z
i
j
d
e
t
o
t
a
a
n
d
e
k
a
b
e
l
o
f
l
e
i
d
i
n
g
.
I
n
d
i
e
n
d
e
K
a
b
e
l
d
e
t
e
c
t
o
r
h
o
g
e
r
v
a
n
d
e
g
r
o
n
d
w
o
r
d
t
g
e
h
o
u
d
e
n
d
a
n
k
a
n
d
e
a
l
a
r
m
-
i
n
d
i
c
a
t
i
e
n
i
e
t
w
o
r
d
e
n
g
e
a
c
t
i
v
e
e
r
d
o
m
d
a
t
d
e
a
f
s
t
a
n
d
t
e
g
r
o
o
t
w
o
r
d
t
.
17
Gebruik van de Kabeldetector : Diepte-alarm
WAARSCHUWING Het is mogelijk dat de alarm-indicatie niet wordt geactiveerd, terwijl er wel kabels en leidingen aanwezig
zijn. Ga er NOOIT van uit dat er geen ondiep gelegen kabels en leidingen aanwezig kunnen zijn omdat de alarm-indicatie niet
geactiveerd is.
18
Gebruik van de Kabeldetector : Traceren
Na een geleider gepinpoint te hebben, zou het nu mogelijk moeten zijn de loop van
de kabel vast te stellen.
1. Volg nauwkeurig de richting van het signaal waarbij u de detector haaks op
de geleider houdt. Het is noodzakelijk de Kabeldetector hierbij steeds van links
naar rechts te bewegen, om er zeker van te zijn dat u nog steeds het sterkste
signaal volgt.
2. Stop en markeer de positie van het signaal op steeds dezelfde afstand ; hoe meer
markeringen, hoe nauwkeuriger de loop van de kabel wordt weergegeven.
Het verliezen van signalen
Dit kan het geval zijn door bijvoorbeeld een bocht of buiging in de route, verandering
van diepte van de geleider, een T-splitsing of het eindpunt van de geleider.
Het terugvinden van verloren signalen
1. Zoek in een cirkel op minstens één meter van het punt waar u het signaal niet
meer kon volgen. Hiermee zou u de geleider weer moeten kunnen traceren als deze
simpelweg scherp van richting veranderd is, of overgegaan is op een andere geleider.
2. Vindt u de geleider niet, verhoog dan de gevoeligheid en zoek opnieuw in hetzelfde
cirkelvormige vlak. Mocht de geleider verder lopen op een grotere diepte, dan zou u
deze zo weer terug kunnen vinden.
OPMERKING Het kan nodig zijn de gevoeligheid bij te stellen om een optimaal signaal te behouden.
OPMERKING Na de geleider getraceerd te hebben, kunt u op zoek gaan naar andere geleiders.
WAARSCHUWING Overhaast het zoeken nooit ; kleine en/of onverwachte richtingsveranderingen in de geleider
kunnen anders over het hoofd worden gezien.
19
Gebruik van de Signaalgenerator
Bij gebruik van de Kabeldetector in de Power - of Radio zoekstand is het mogelijk om ondergrondse geleiders die een Power-
of Radiosignaal bevatten te lokaliseren.
Bij gebruik van de Signaalgenerator is het mogelijk om (bijna) alle andere ondergrondse geleiders te detecteren en te lokaliseren.
Hierna is beschreven op welke manier de Signaalgenerator kan worden gebruikt en tevens wordt uitgelegd hoe diverse accessoires
kunnen worden toegepast in combinatie met de Signaalgenerator.
Directe aansluiting
Directe aansluiting van de Signaalgenerator op een geleider is de meest effectieve en nauwkeurige manier van signaaloverdracht
bij het lokaliseren van een geleider.
Signaaltang
De signaaltang is een accessoire waarmee een signaal op een geleider kan worden overgebracht zonder daarmee daadwerkelijk
contact te maken. Ondanks dat er geen daadwerkelijk contact is tussen de signaaltang en de geleider wordt dit toch gezien als
directe aansluiting omdat de Signaalgenerator hiervoor gebruikt wordt.
Netvoedingsinjector
Deze kan gebruikt worden om het signaal van de Signaalgenerator toe te voegen aan een (woning) wandcontactdoos.
Dit signaal zal vervolgens buitenshuis traceerbaar zijn.
Inductie
Op deze manier vindt signaaloverdracht plaats zonder dat er een daadwerkelijke verbinding wordt gemaakt.
OPMERKING De Kabeldetector dient altijd gebruikt te worden volgens de instructies die beschreven worden in het
hoofdstuk ‘Gebruik van de Kabeldetector’, tenzij specifiek anders beschreven wordt in dit hoofdstuk.
OPMERKING De SGA4 Signaalgenerator start automatisch op in een hoogvermogen -, continu signaal met een luid
audiosignaal.
OPMERKING De laatst gebruikte stand van de SGV4 en MXT4 Signaalgenerator wordt in het geheugen opgeslagen.
OPMERKING Het display van de SGV4 en MXT4 Signaalgenerator is voorzien van achtergrondverlichting die geactiveerd
wordt wanneer een druktoets wordt ingedrukt ; deze achtergrondverlichting zal na 15 seconden uitschakelen.
Gebruik van de Signaalgenerator :
Uitgangsvermogen met pulserend en continu signaal
OPMERKING Bij het gebruik van een signaaltang, netvoedingsinjector of signaalhaspel, is het raadzaam op het maximale
uitgangsvermogen in te stellen.
20
Uitgangsvermogen
Zowel de SGV4 als de MXT4 Signaalgenerator heeft 4 uitgangsvermogens waaruit gekozen kan worden. De SGA4 Signaalgenerator
heeft 2 uitgangsvermogens.
Voor geleiders met een grotere lengte of voor dieper gelegen geleiders is het aan te bevelen om het hoogste uitgangsvermogen
te kiezen. Een hoger vermogen zal wel meer energie van de batterijen vragen.
Voor nauwkeurige metingen, vooral dicht in de buurt van de Signaalgenerator, en in de indirecte aansluitmethode, zal een lager
uitgangsvermogen beter zijn.
Puls - / continu uitgang
Vaak zullen de beste resultaten met een continu signaal bereikt worden. Een continu signaal MOET gebruikt worden bij dieptemeting
of signaalstroomsterktemeting.
Een pulserend signaal kan gebruikt worden om het signaal te kunnen onderscheiden van interferentie (stoor-) signalen, bijvoorbeeld
bij metingen over een grotere lengte of op grotere diepte.
Gebruik van de Signaalgenerator : Frequentie-keuze (alleen MXT4 Signaalgenerator)
Selecteer de frequentie op de MXT4 Signaalgenerator en MXL4 Kabeldetector door de frequentie ( f ) drukknoppen in te drukken.
Door herhaald in te drukken zullen de aanwezige frequenties worden doorlopen.
Over het algemeen kan het beste worden gekozen voor de gecombineerde frequentie (CF) omdat deze goed presteert in veel toepassingen.
CF is een combinatie van 33kHz en 131kHz.
De lagere frequenties, 512Hz, 640Hz en 8kHz zullen een grotere afstand op een geleider kunnen overbruggen, maar het signaal zal
moeilijker overdraagbaar zijn op de geleider. De signaaloverdracht op naastgelegen geleiders (overspringen van signaal) zal minder zijn.
De hoogste frequentie, 131kHz (HF) is bruikbaar in combinatie met een korte geleider of als geen goede aardaansluiting mogelijk is.
Op bovenstaande kunnen uitzonderingen zijn ; het is zinvol diverse frequenties voor verschillende toepassingen uit te proberen.
Dit is onafhankelijk van de gekozen methode - directe aansluiting, signaaltang, signaalinjector of inductieve methode - en de geleider die
wordt gevolgd.
OPMERKING De frequenties 512Hz en 640Hz kunnen alleen in de directe aansluitmethode worden toegepast.
WAARSCHUWING De gekozen frequenties dienen op de Signaalgenerator en Kabeldetector hetzelfde te zijn.
21
C.Scope Signaalgenerators kunnen worden voorzien van 4 standaard Alkaline batterijen of 4 oplaadbare NiMH D (LR20) batterijen.
Signaalgenerator batterij controle
SGA4 Signaalgenerator
Schakel de Signaalgenerator in door de aan/uit - drukknop in te drukken. De Signaalgenerator zal nu een luide heldere toon
voortbrengen. Als de batterijen vervangen dienen te worden, zal een pulserende toon te horen zijn.
Gedurende het gebruik zal de Signaalgenerator de gebruiker attenderen op een te lage batterijspanning door het onderbreken
van de uitgangstoon, en in plaats hiervan een duidelijke onderbroken toon uit te sturen.
SGV4 en MXT4 Signaalgenerator
Schakel de SGV4/MXT4 in door de aan/uit - drukknop in te drukken.
Controleer de batterij-indicator linksonder in het display.
Indien geen of slechts één segment oplicht, dienen de batterijen vervangen of opgeladen
te worden.
Als ‘FLAT’ in het display verschijnt zal de Signaalgenerator uitschakelen en dienen
de batterijen vervangen of opgeladen te worden.
Vervang – of laad batterijen op
22
Gebruik van de Signaalgenerator : Batterijen
Batterijen goed
OPMERKING De Signaalgenerator zal een dagelijkse automatische zelftest uitvoeren wanneer deze die dag voor het eerst
ingeschakeld wordt (zie pag. 24-25 voor meer informatie).
23
Gebruik van de Signaalgenerator : Batterijen
l Verwijder de onderbak.
l Draai de twee kartelschroeven los en verwijder het deksel van het batterijcompartiment.
l Vervang ALLE VIER de batterijen.
l Let erop, dat u de batterijen op de juiste wijze plaatst ; dit is op het batterijcompartiment aangegeven.
l Plaats het deksel terug en draai hierbij de schroeven niet te strak aan.
l Plaats de onderbak terug.
WAARSCHUWING Vervang de batterijen niet op plaatsen waar gas aanwezig kan zijn.
WAARSCHUWING Gebruik geen nieuwe - en gebruikte batterijen door elkaar heen.
OPMERKING Gebruik alleen Alkaline of NiMH D (LR20) batterijen.
OPMERKING Behandel oude batterijen als Klein Chemisch Afval.
OPMERKING De zelftest kan handmatig worden opgestart door de puls / continu drukknop ingedrukt te houden terwijl
de Signaalgenerator is ingeschakeld.
OPMERKING De SGV4 en MXT4 slaan elke uitgevoerde zelftest op in het geheugen. Hiervan kan een controle certificaat
worden geprint m.b.v. de PC Toolkit.
24
Gebruik van de Signaalgenerator :
Dagelijkse automatische zelftest (alleen SGV4 en MXT)
De SGV4 en MXT4 zijn voorzien van een dagelijkse automatische zelftest.
De zelftest controleert diverse functies en zendspoelen op hun juiste werking.
De automatische zelftest wordt dagelijks, de eerste keer dat de Signaalgenerator wordt
ingeschakeld uitgevoerd en duurt ca. 12 seconden.
Gedurende de zelftest zal ‘TEST’ in het display verschijnen.
Als de Signaalgenerator de zelftest goed afgerond heeft zal ‘PASS’
in het display verschijnen ; de Signaalgenerator is klaar voor
gebruik. Er zal die dag geen automatische zelftest meer worden
uitgevoerd.
Als de zelftest niet goed is verlopen, zal het woord ‘FAILin het
display verschijnen, tezamen met een waarschuwingssymbool.
Dit symbool zal in het display blijven staan.
Na een niet goed verlopen zelftest zal deze wederom worden
uitgevoerd wanneer de Signaalgenerator opnieuw wordt
ingeschakeld.
Als de zelftest niet goed doorlopen wordt, dient de
Signaalgenerator voor reparatie te worden aangeboden.
Neem hiertoe contact op met GELAN Detectiesystemen B.V.
of met uw dealer.
25
Gebruik van de Signaalgenerator :
Dagelijkse automatische zelftest (alleen SGV4 en MXT)
26
Gebruik van de Signaalgenerator : Directe aansluiting
De met de Signaalgenerator meegeleverde aansluitdraden en aardpen worden
gebruikt om een signaal toe te voegen aan een metalen geleider op een toegankelijk
punt zoals een ontluchting, een kraan, een aftapkraan of de blootgelegde geleider.
1. Sluit de 3-polige stekker op de voorzijde van de Signaalgenerator aan.
2. Sluit de rode kabel d.m.v. de krokodillenklem op de leiding aan ; zorg hierbij voor
een zo goed mogelijke verbinding.
3. Schakel de Signaalgenerator in.
Alleen MXT4 Signaalgenerator : selecteer de frequentie die u wilt gebruiken ;
512Hz, 640Hz, 8kHz, 33kHz, CF, 131kHz (HF).
4. Steek de aardpen in de grond (controleer eerst met de Kabeldetector of hier
kabels liggen).
De ideale positie van de aardpen is haaks op de waarschijnlijke route van de
geleider, en een zo groot mogelijke afstand tot de rode aansluiting.
WAARSCHUWING Sluit de Signaalgenerator nooit rechtstreeks aan op stroomvoerende kabels.
WAARSCHUWING Vraag toestemming aan de eigenaar van de leidingen voordat u de Signaalgenerator hierop aansluit.
OPMERKING De materiaalsoort van de leiding bepaalt onder meer welk effect deze heeft op het signaal van de
Signaalgenerator.
OPMERKING Als het niet mogelijk is de krokodillenklem te gebruiken, gebruik dan de magneet die zich aan de achterzijde
van de krokodillenklem bevindt.
OPMERKING De SGV4 en MXT4 Signaalgenerators zullen op de laatst ingestelde zoekstand inschakelen.
1.
2.
5. Sluit de zwarte kabel aan op de aardpen (of op een alternatief
aardpunt) d.m.v. de krokodillenklem. Indien het aardpunt zich te
ver van de geleider bevindt, gebruik dan de gele - in plaats van
de zwarte kabel.
6. Als de aarddraad is aangesloten op de aardpen, zal het
audiosignaal veranderen. Hoe groter het toonhoogteverschil,
des te beter zal het signaal op de geleider zijn.
Indien er geen verandering van toonhoogte is, kan dit
veroorzaakt worden door vuil, roest of verf waardoor een goed
contact niet mogelijk is. Het kan ook zijn dat het aardpunt niet
goed werkt ; verplaats de aardpen, of kies een ander aardpunt.
Alleen SGV4 en MXT4 Signaalgenerators : de Signaalgenerator
geeft tevens een visuele controle van de kwaliteit van de
aansluiting weer, als aanvulling op de audiotoon die verandert.
Hoe lager de toon, des te beter is het signaal dat aan de geleider
wordt toegevoegd.
7. Stel het uitgangsvermogen in.
Gebruik van de Signaalgenerator : Directe aansluiting
OPMERKING Als het niet mogelijk is, de aardpen te gebruiken, gebruik dan een staander van een hekwerk, een mangat,
of een putdeksel. Gebruik niet iets, dat reeds een andere toegevoegde functie heeft, zoals een lantaarnpaal.
OPMERKING Indien de aardpen niet in de grond gestoken kan worden, leg deze dan plat op de grond. Soms is zo ook
een aardverbinding te verkrijgen (zeker als de ondergrond nat is).
OPMERKING Indien de toon van de Signaalgenerator niet verandert, is er geen goede signaaloverdracht op de geleider.
27
Gebruik van de Signaalgenerator : Directe aansluiting op openbare verlichting
Directe aansluiting op een lantaarnpaal
De ligging van de bekabeling van lantaarnpalen
en van parkeerplaatsverlichting, kan worden bepaald
met gebruik van de Signaalgenerator en de directe
aansluitmethode.
Volg dezelfde procedure als bij de aansluiting van de
Signaalgenerator op een metalen geleider echter, sluit
de rode kabel rechtstreeks aan op de buitenzijde van
de lantaarnpaal.
WAARSCHUWING Open de lantaarnpaal NOOIT om een aansluiting tot stand te brengen, dit is gevaarlijk en ook niet
noodzakelijk.
OPMERKING Zorg ervoor dat de krokodillenklem niet geïsoleerd wordt door de verf op de lantaarnpaal.
OPMERKING Indien er op de lantaarnpaal geen aansluiting te maken is, bevestig de krokodillenklem dan aan
de toegangsklep van de lantaarnpaal.
28
OPMERKING Indien de aardpen niet in de grond gestoken kan worden leg deze dan plat op de grond.
Soms is zo ook een aardverbinding te verkrijgen.
29
Gebruik van de Signaalgenerator : Signaal toevoegen (alleen SGV4 / MXT4)
Signaal toevoegen door middel van de aansluitdraden
Is het moeilijk of ongemakkelijk om de directe
aansluitmethode toe te passen dan is er een
alternatieve techniek om het signaal toch succesvol
over te dragen op de bekabeling van een lantaarnpaal
of van parkeerplaatsverlichting.
Wikkel de rode kabel 2 of 3 keer rondom de lantaarnpaal.
Dit werkt vooral goed als het moeilijk is een goede
verbinding te maken tussen krokodillenklem en/of
magneet met de buitenzijde van de lantaarnpaal.
De zwarte directe aansluitdraad wordt aangesloten
middels de aardpen die verder weg van de lantaarnpaal
wordt geplaatst.
Alleen voor de MXT4 Signaalgenerator : zorg ervoor dat
131kHz (HF) of CF-frequentie is geselecteerd.
30
Gebruik van de Signaalgenerator : Signaaltang
Signaaltang
1. Sluit de signaaltang aan op het aansluitpunt van de Signaalgenerator.
2. Schakel de Signaalgenerator in.
Alleen MXT4 : selecteer 8kHz, 33kHz of de CF-frequentie.
3. Controleer of de uiteinden van de signaaltang schoon zijn.
Plaats de signaaltang rondom de kabel, waarbij de klemmen volledig
moeten kunnen sluiten. De toon van het geluidssignaal van de
Signaalgenerator zou moeten dalen, ter indicatie dat de klemmen
goed gesloten zijn.
WAARSCHUWING Probeer NOOIT de signaaltang op elektriciteitskabels waaraan gewerkt wordt, aan te sluiten.
Deze zouden niet geïsoleerd of onbeveiligd kunnen zijn.
OPMERKING De signaaltang kan geen signaal overbrengen op kabels die niet aan beide zijden geaard zijn, zoals een
kabel die niet in gebruik is, doorgeknipt is en boven de grond uitsteekt, of dunne kabels die bedoeld zijn om niet-
geaarde apparatuur op aan te sluiten.
31
Gebruik van de Signaalgenerator : Netvoedingsinjector
Netvoedingsinjector
1. Sluit de netvoedingsinjector aan op het aansluitpunt van de
Signaalgenerator, en het andere uiteinde op een wandcontactdoos.
2. Schakel de Signaalgenerator in.
Alleen MXT4 : selecteer 8kHz, 33kHz of de CF-frequentie.
3. Steek de stekker in de wandcontactdoos ; de toon van het
geluidssignaal van de Signaalgenerator zal dalen ter indicatie
dat de aansluiting met succes gemaakt is.
OPMERKING Bij een 2-draads PME-systeem kan het noodzakelijk zijn een extra aard-aansluiting toe te voegen middels
de meegeleverde gele kabel (10 meter).
OPMERKING Gebruik van de netvoedingsinjector kan tot gevolg hebben, dat automaten worden aangesproken.
OPMERKING Informeer van tevoren bij de eigenaar of het toegestaan is de stroomtoevoer te onderbreken, voordat de
netvoedingsinjector wordt aangesloten.
WAARSCHUWING Gebruik de netvoedingsinjector NIET op installaties met een hogere spanning dan 240V ;
de in Nederland gangbare spanning is lager (230V).
32
Gebruik van de Signaalgenerator : Zoeken naar het direct aangesloten signaal
Het zoekpatroon dat bij de directe aansluiting kan worden toegepast
(directe aansluitdraden, signaaltang of netvoedingsinjector), wijkt
enigszins af van dat in de Power -, Radio - of All Scan zoekstand.
1. Houd een paar stappen afstand van waar de Signaalgenerator
is aangesloten op een geleider. Stel de Kabeldetector in op G / T
(Signaalgenerator). De platte zijde van de Kabeldetector dient
richting de Signaalgenerator te wijzen.
Alleen MXT4, zorg ervoor dat de Signaalgenerator en de Kabeldetector
op dezelfde frequentie zijn ingesteld.
2. Stel de gevoeligheid zo in, dat de Kabeldetector een minimale
meter-uitslag geeft en het audiosignaal maar net te horen is.
3. Indien mogelijk, loop dan in een cirkel rond het aansluitpunt,
waarbij u steeds een gelijke afstand tot het aansluitpunt houdt.
Wanneer een signaal is gedetecteerd, pinpoint dit signaal dan zoals
eerder beschreven in het hoofdstuk ‘Gebruik van de Kabeldetector’.
4. Stel na het pinpointen van het eerste signaal de gevoeligheid niet
opnieuw in, maar loop verder in cirkelvorm, om na te gaan of er andere
signalen gedetecteerd worden. Indien meerdere signalen worden
gedetecteerd, vergelijk dan de sterkte van de signalen d.m.v.
de uitlezing. Het sterkste signaal komt meestal van de geleider
die is aangesloten op de Signaalgenerator.
33
Gebruik van de Signaalgenerator : Het direct aangesloten signaal traceren
De techniek om het signaal van de
Signaalgenerator te traceren, waarbij gebruik
gemaakt wordt van de directe aansluitmethode
(directe aansluitkabels, signaaltang, of
netvoedingsinjector), is bijna gelijk aan de
methode die gebruikt wordt in de Power -, Radio
of AllScan zoekstand, maar met het volgende
verschil : het signaal van de Kabeldetector zal
zwakker worden, naarmate u verder verwijderd
bent van de Signaalgenerator. Daarom zal de
gevoeligheid van de Kabeldetector regelmatig
verhoogd moeten worden om dit te
compenseren.
Alleen MXT4 Signaalgenerator : heeft u een signaal
getraceerd, dan kunt u de Signaalgenerator op een
andere frequentie instellen om te kijken of deze een
sterker signaal afgeeft. Selecteer de frequentie met
het beste signaal en ga verder met zoeken.
OPMERKING Het is niet mogelijk naar een signaal te zoeken direct boven aansluitkabels van de Signaalgenerator
die op een geleider aangesloten zijn, of boven de aarddraad waarmee de aardpen is aangesloten.
21
Gebruik van de Signaalgenerator : Indirecte aansluiting (inductie)
Dit is de standaardmethode om een signaal op ondergrondse geleiders
over te brengen. Direct onder de Signaalgenerator zal een sterk signaal
ontwikkeld worden ; naar de zijkant toe zal het signaal echter snel
minder worden.
1. Controleer of er niets is aangesloten op de uitgang van de
Signaalgenerator. De Signaalgenerator zal automatisch inductief
functioneren, als er niets op de uitgang is aangesloten.
2. Plaats de Signaalgenerator daar op de grond waar zich vermoedelijk
een ondergrondse geleider bevindt. Zorg ervoor dat de Signaalgenerator
IN LIJN met de vermoedelijke loop van de geleider staat.
3. Schakel de Signaalgenerator in en controleer of de batterijen goed zijn.
Alleen MXT4 : selecteer 8kHz, 33kHz, CF of 131kHz (HF). Het is niet mogelijk
om 512Hz of 640Hz, inductief te gebruiken.
4. Het signaal zal zich in de grond verplaatsen ; ca. 3 meter direct onder
de Signaalgenerator en ca. 3 meter aan beide zijden van de
Signaalgenerator.
OPMERKING Hoe dichter de Signaalgenerator zich bij de geleider bevindt, des te sterker zal het signaal op deze
geleider zijn.
OPMERKING Signaaloverdracht zal alleen op ondergrondse geleiders die ongeveer in lijn zijn met de Signaalgenerator,
plaatsvinden. Geleiders die haaks kruisen zullen het signaal niet overnemen.
34
35
Gebruik van de Signaalgenerator : Zoeken naar een inductiesignaal
De zoekmethode die kan worden toegepast bij inductie, is enigszins
anders dan die in de andere zoekstanden.
1. Blijf met de Kabeldetector minimaal 10 meter verwijderd van de
Signaalgenerator. Dit, om te voorkomen dat de Kabeldetector het
signaal van de Signaalgenerator via de lucht ontvangt, in plaats
van via de ondergrondse geleider.
2. Zorg ervoor dat u in lijn staat met een uiteinde (korte zijde) van de
Signaalgenerator. Houdt de Kabeldetector dusdanig dat de zijkant
haaks op dit uiteinde van de Signaalgenerator staat.
3. Selecteer de Signaalgenerator zoekstand.
De MXL4 Kabeldetector dient op dezelfde frequentie ingesteld te
worden als de MXT4 Signaalgenerator.
4. Stel de gevoeligheid zo in, dat de Kabeldetector een minimale
meter-uitslag geeft en het audiosignaal maar net te horen is.
OPMERKING Een Signaalgenerator zal een aanzienlijk signaal door de lucht geven, in vergelijking tot het signaal in de
grond. Let op dat u de Kabeldetector steeds verticaal houdt, om te voorkomen dat u de signalen via de lucht ontvangt.
10m
5. Loop in een rechte lijn, haaks op het uiteinde van de
Signaalgenerator. Wanneer u een signaal detecteert, pinpoint dat
signaal dan zoals beschreven in het hoofdstuk ’Gebruik van de
Kabeldetector’.
Indien u geen signaal ontvangt, verplaats de Signaalgenerator dan
5 meter en probeer het opnieuw. Herhaal deze procedure volgens
een rasterpatroon, net zolang totdat u wel een signaal ontvangt.
6. Door de positie van de Signaalgenerator te veranderen, kan de
sterkte van het signaal mogelijk verbeterd worden. Als de geleider
eenmaal gepinpoint is, zal het veranderen van de positie van de
Signaalgenerator leiden tot een toe- of afnemend signaal op de
Kabeldetector. Let wel : hoe dichter de Signaalgenerator zich bij de
geleider bevindt, des te sterker zal het signaal op deze geleider zijn.
OPMERKING Het signaal van de Signaalgenerator dat wordt gedetecteerd door de Kabeldetector, zal zwakker worden
naarmate u verder van de Signaalgenerator verwijderd bent. Daarom zal de gevoeligheid van de Kabeldetector bijgesteld
moeten worden om dit te compenseren.
Gebruik van de Signaalgenerator : Zoeken naar een inductiesignaal
36
Gebruik van de Signaalgenerator : Inductie, het detecteren van meerdere leidingen
O
PMERKING
Het si
gnaal zal
ca. 3 m
eter
aan beide zijkanten van de Signaalgenerator worden uitgestraald,
maar
NI
ET di
r
ect
on
d
er
d
e Signaal
gen
er
at
or als deze met de zijkant op de grond ligt.
Beperkingen van de inductiemethode - Er zijn beperkingen van de inductiemethode in vergelijking tot de directe aansluitmethode.
Het is normaliter niet mogelijk om de soort geleider, die gedetecteerd is d.m.v. een inductiesignaal, vast te stellen. Als het signaal
over langere afstand gevolgd kan worden en bijvoorbeeld in de richting van een putdeksel gaat, kan men op voorhand de
vermoedelijke soort geleider vaststellen.
Kabels met een dunne ader kunnen onvoldoende signaal bevatten om deze te detecteren. Het is vaak niet mogelijk om een
inductiesignaal op slechts één geleider te zetten, met het doel alleen deze geleider te traceren, daar de geleider te dicht bij
andere geleiders kan liggen.
OPMERKING Een inductiesignaal kan niet worden toegepast bij in de grond liggende geleiders die zich onder gewapend
beton bevinden. De ijzeren bewapening zal al het signaal opnemen en verspreiden, zodanig dat de onderliggende geleiders
niet meer gevonden kunnen worden.
Het is belangrijk om te controleren of er andere geleiders in de nabijheid
of parallel aan de gevonden geleider liggen.
1. Er mag geen connector in het aansluitcontact steken.
2. Schakel de Signaalgenerator in en controleer de batterijen.
3. Plaats de Signaalgenerator met de zijkant op de grond bovenop de
eerder gevonden geleider. De Signaalgenerator zal nu een minder sterk
signaal op de geleider overbrengen.
4. Zoek opnieuw naar een eventuele andere geleider in de directe
omgeving van waar u het eerdere signaal vond. Dit dient u te herhalen,
totdat u ervan bent overtuigd dat zich geen andere geleiders in de grond bevinden.
37
Gebruik van de Signaalgenerator : Mobiel gebruik
Als de geleiders de zijkanten van een langgerekt stuk grond kruisen
kan met onderstaande methode de positie worden bepaald.
Deze methode moet door 2 personen worden uitgevoerd ; één bedient
de ontvanger en één bedient de Signaalgenerator.
1. Ga ca. 10 meter van elkaar af staan.
2. De eerste persoon loopt met de Signaalgenerator (korte zijde naar
zich toe) ingeschakeld en dichtbij de grond, terwijl de andere persoon
de Kabeldetector gebruikt in de Signaalgenerator zoekstand en op
dezelfde frequentie als de Signaalgenerator.
3. Stel de gevoeligheid zodanig in, dat de Kabeldetector net geen
meter-uitslag en net geen audiosignaal geeft.
4. Loop samen, langzaam met dezelfde onderlinge afstand in lijn met
elkaar, over het terrein. Indien de Signaalgenerator dichtbij een
ondergrondse geleider komt, zal het signaal zich hierin verplaatsen,
hetgeen een toenemende meter-uitslag op de Kabeldetector tot
gevolg zal hebben.
5. Vraag uw collega om direct te stoppen met lopen en plaats
de Signaalgenerator precies op die plek op de grond. Nu kunt
u de geleider pinpointen, en haar route traceren. Ga verder met
het doorzoeken over de lengte en de breedte van het af te
zoeken gebied.
OPMERKING Het is belangrijk steeds dezelfde afstand te houden tussen de Kabeldetector en de Signaalgenerator.
OPMERKING De signaaloverdracht zal uitsluitend plaatsvinden op ondergrondse geleiders die in lijn zijn met de
Signaalgenerator.
38
10m
39
Niet-metalen leidingen zoals rioolleidingen, drainageleidingen en kunststof leidingen zijn niet elektrisch geladen en kunnen daarom
niet gevonden worden met de Kabeldetector in de Power -, Radio - of AllScan zoekstand. Tevens is het niet mogelijk om een
detecteerbaar signaal toe te voegen aan deze leidingen of aan de inhoud ervan.
Als het mogelijk is om binnen in de leiding te komen dan kan, door het inbrengen van een sonde, signaalhaspel of Flexi Tracer,
de positie en loop van de leiding bepaald worden.
Sondes
De C.Scope 8kHz en 33kHz sondes zijn kleine, batterijgevoede - en waterdichte Signaalgenerators, die door een leiding
(rioolleiding, drainageleiding) gevoerd kunnen worden. De positie van de sonde kan worden gepinpoint en daarmee kan de
positie van de betreffende leiding worden bepaald. De Kabeldetector wordt hierbij in de Signaalgenerator zoekstand gebruikt.
De sonde wordt in de leiding gebracht tot aan de te bepalen positie. Dit kan gedaan worden door de sonde aan een hogedruk
waterslang te bevestigen (daarbij gebruikmakend van de meegeleverde aansluiting), of m.b.v. een hogedruk compressor of een
leidinginspectie-camera.
l De 33kHz sonde kan gebruikt worden bij leidingen met een diameter van max. 50 mm en een diepte tot 7 meter.
l De 33kHz kabelgoot sonde kan gebruikt worden bij leidingen met een diameter van max. 30 mm en een diepte tot 5 meter.
l De 512Hz en 640Hz metalen leidingen sondes kunnen een signaal uitsturen tot buiten een metalen leiding en kunnen gebruikt
worden bij leidingen met een diameter tot 50 mm. De maximaal te detecteren diepte is afhankelijk van de materiaalsoort en
wanddikte van de leiding.
Niet-metalen leidingen traceren
OPMERKING 33khz en 8kHz sondes zullen geen signaal vanuit een metalen leiding voortbrengen.
De standaard sondes zijn leverbaar in twee frequenties, t.w. 33kHz (oranje van
kleur) en 8kHz (groen van kleur) en worden gevoed door één Alkaline batterij
of één NiMH oplaadbare batterij, type AA (LR6).
De metalen leiding sonde (rood van kleur) is leverbaar in 2 frequenties,
t.w. 512Hz en 640Hz en wordt gevoed door één Alkaline batterij, type AA (LR6).
De frequentie van de sonde staat aangegeven op het label in het batterij compartiment.
De 8kHz, 512Hz en 640Hz sondes kunnen alleen gebruikt worden in combinatie met de MXL4
Kabeldetector.
1. Om de sonde in te schakelen, haalt u de 2 helften van de behuizing van elkaar.
Breng een nieuwe batterij aan in de behuizing ; let daarbij op de juiste polariteit.
2. Draai de twee behuizingen weer in elkaar en draai ze niet te strak aan.
De sonde is nu ingeschakeld en zendt een signaal uit.
3. Om de sonde uit te schakelen dient de batterij te worden verwijderd.
Niet-metalen leidingen traceren met een sonde : Batterijen, standaard sondes
40
OPMERKING Gebruik altijd een Alkaline of NiMH AA (LR6) batterij.
OPMERKING Behandel oude batterijen als Klein Chemisch Afval.
OPMERKING Gebruik een nieuwe batterij als de sonde een langere tijd achtereen gebruikt gaat worden.
WAARSCHUWING De frequentie van de Kabeldetector dient overeen te komen met die van de sonde.
Op de MXL4 Kabeldetector dient de juiste frequentie te worden geselecteerd.
+
-----
33 kHz Kabelgoot sonde
De kabelgoot sonde is uitsluitend leverbaar in 33kHz (geel van kleur)
en wordt gevoed door één Alkaline batterij, AAA (LR03). Oplaadbare
batterijen worden voor deze sonde niet geadviseerd.
1. Om de sonde in te schakelen draait u eerst de batterijdeksel aan het
uiteinde van de sonde met een schroevendraaier los. Plaats een nieuwe
batterij met de positieve kant naar beneden gericht.
2. Plaats de batterijdeksel terug en draai deze volledig aan met de
schroevendraaier. De sonde zendt nu een signaal uit.
3. Om de sonde uit te schakelen dient de batterij verwijderd te worden.
Niet-metalen leidingen traceren met een sonde : Batterij, kabelgoot sonde
41
OPMERKING Gebruik altijd een Alkaline batterij.
OPMERKING Behandel oude batterijen als Klein Chemisch Afval.
OPMERKING Gebruik een nieuwe batterij als de sonde een langere tijd achtereen gebruikt gaat worden.
WAARSCHUWING De frequentie van de Kabeldetector dient overeen te komen met die van de sonde.
Op de MXL4 Kabeldetector dient de juiste frequentie te worden geselecteerd.
+
-----
42
D
e
t
e
c
hnie
k
die
ge
br
uik
t
wor
dt
om
de
pos
it
ie
v
a
n e
e
n s
onde
t
e
be
pa
le
n
is
a
lt
ijd he
t
z
e
lf
de
,
onge
a
c
ht
w
e
lk
e
s
onde
w
or
dt
ge
br
uik
t
.
Alv
or
e
ns
de
s
onde
in de
le
iding t
e
br
e
nge
n,
is
he
t
r
a
a
dz
a
a
m
de
ge
v
oe
lighe
id v
a
n de
K
a
be
lde
t
e
c
t
or
a
a
n t
e
pa
s
s
e
n a
a
n de
die
pt
e
v
a
n
de
le
iding.
H
e
t
be
s
t
e
k
a
n dit
ge
da
a
n wor
de
n a
ls
de
s
onde
nog z
ic
ht
ba
a
r
is
op de
bode
m
v
a
n he
t
m
a
nga
t
,
in pla
a
t
s
v
a
n da
t
de
z
e
a
l in de
le
iding
is
inge
br
a
c
ht
.
D
e
K
a
be
lde
t
e
c
t
or
die
nt
a
lt
ijd IN
LIJ
N
m
e
t
de
s
onde
t
e
wor
de
n ge
houde
n.
1. Sele
cteer de Signaalge
n
e
rator zoekstand en schakel de
Kabelde
tector in.
O
p de M
XL
4
K
abeldetecto
r dien
t ook de juiste
frequentie te worden geselecteerd.
Controleer de batterij conditie
om er zeker van te zijn dat de ba
tterijen in orde zijn
; vervang
de batterijen indien noodzakelijk.
2. T
erwijl u de detector in lijn met de sonde houdt, beweegt u de Kabeldetector
achter- en voorwaa
rts over de sonde. Stel de gevoeligheid zo in, dat de meter
e
en du
ide
lijke uitslag geeft op het moment dat de Kabeldetector zich boven
de sonde bevindt.
Nog steeds in lijn met de sonde beweegt u de Kabeldetector zijdelings over
de sonde ; als nu dezelfde meter-uitslag is te zien, is de Kabeldetector goed
ingesteld om de sonde te traceren.
3. Breng de sonde in de pijp.
Ni
et-metalen l
eidin
gen
traceren
met een sonde : Traceren
van een
son
de
OPMERKING
Dit is 90º gedraaid ten opzichte van de meeste
andere toepassin
g
en
.
43
4. Volg de richting van de sonde terwijl de Kabeldetector
ingeschakeld is. Direct boven de sonde zal een sterk signaal
gedetecteerd worden, met 2 kleinere ‘spook’-signalen ;
1 ‘spook’-signaal vóór en 1 ‘spook’-signaal áchter de sonde.
Deze ‘spook’-signalen zijn altijd zwakker dan het hoofdsignaal
en mogen niet worden verward met het hoofdsignaal dat de
sonde afgeeft.
5. Pinpoint de sonde door de Kabeldetector van voor naar
achter en van links naar rechts te bewegen om zodoende
het sterkste signaal te vinden.
6. Breng de sonde verder in de leiding, en herhaal de pinpoint
procedure.
Zie pagina 48 voor ‘Dieptemeting bij het gebruik van een
sonde’.
Niet-metalen leidingen traceren met een sonde : Traceren van een sonde
‘spook’-signaal ‘spook’-signaal
hoofdsignaal
44
De signaalhaspels kunnen gebruikt worden in
niet-metalen buizen met een dermate kleine
diameter, dat sondes niet toepasbaar zijn.
Twee methodes van detecteren en lokaliseren
kunnen gebruikt worden, nl. lijn tracing en het
detecteren van het uiteinde.
Voor lijn tracing dient de kabel van de
‘Plastic Pipe Tracer’ in de leiding ingebracht te
zijn, alvorens deze van een signaal dat afkomstig
is van een Signaalgenerator, te voorzien. Door de
constructie van de ‘Flexi Tracer’ signaalhaspel
is het mogelijk dat de Signaalgenerator al
aangesloten is, voordat de kabel wordt ingebracht.
Het 33kHz, CF of HF-signaal van de Signaalgenerator wordt toegepast bij gebruik van de ‘directe aansluiting’ op een
metalen leiding methode. Sluit de rode aansluitkabel aan op het rode aansluitpunt van de signaalhaspel en sluit de
zwarte aansluitkabel aan op de aardpen. Het overgebleven aansluitpunt op de signaalhaspel wordt dan niet gebruikt.
Niet-metalen leidingen traceren : Signaalhaspels
OPMERKING Het is belangrijk dat het geluidssignaal verandert als de aansluiting gemaakt is ; dit is een teken dat een
detecteerbaar signaal op de signaalhaspel aanwezig is.
OPMERKING Het is niet aannemelijk dat het signaal van de Signaalgenerator zich over de gehele lengte van de kabel
van de signaalhaspel zal verplaatsen. Ga er niet te snel van uit dat u het einde van de kabel van de signaalhaspel heeft
gedetecteerd. Pas zonodig de methode ‘einde traceren’ toe.
OPMERKING Signaalhaspels kunnen gebruikt worden in metalen leidingen maar het signaal zal ook overgaan op
de metalen leiding zelf.
WAARSCHUWING Het kan nodig zijn toestemming te verkrijgen om gebruik te maken van signaalhaspels in sommige
leidingen of rioleringen.
45
Niet-metalen leidingen traceren : Signaalhaspels
OPMERKING Om zeker te zijn dat een detecteerbaar signaal op de kabel aanwezig is, is het belangrijk dat een verandering
in toon te horen is als de signaalhaspel wordt aangesloten.
OPMERKING Het detecteren van het uiteinde is de ideale methode om te bepalen waar het uiteinde van een pijpleiding zich
bevindt, maar geeft niet de loop van de pijpleiding aan.
OPMERKING Het detecteren van het uiteinde kan niet worden toegepast in een metalen leiding of - kabelgoot.
WAARSCHUWING Het kan nodig zijn toestemming te verkrijgen om gebruik te maken van signaalhaspels in sommige
leidingen of rioleringen.
Uiteinde traceren
Het is mogelijk om alleen het uiteinde van de
signaalhaspel, van een van de Signaalgenerator
afkomstig signaal, te voorzien. De eigenschappen
komen overeen met die van de sonde en bieden
een betrouwbare manier van pinpointen.
Leidingen en rioleringen kunnen tot een diepte
van 4 meter worden getraceerd.
Het 33kHz signaal van de Signaalgenerator wordt
toegevoerd door de rode aansluitkabel op één
van de aansluitpunten van de signaalhaspel
aan te sluiten en de zwarte draad op het andere
aansluitpunt. Op het moment dat de tweede
aansluiting wordt gemaakt, verandert de toon
van de Signaalgenerator, wat aangeeft dat
er een goede aansluiting is gemaakt.
Alleen MXT4 : selecteer de 33kHz of de CF frequentie.
Het uiteinde van de signaalhaspel kan nu worden gepinpoint door de Kabeldetector in lijn te houden met de kabel.
‘spook’-signaal ‘spook’-signaal
hoofdsignaal
46
Dieptemeting : Metalen leidingen (alleen DXL4 en MXL4 Kabeldetector)
De DXL4 en MXL4 Kabeldetectors kunnen in combinatie met de Signaalgenerator,
sonde, ‘Plastic Pipe Tracer’ of ‘Flexible Tracer’ worden gebruikt, om de diepte van
een ondergrondse geleider te bepalen.
De diepte kan niet worden gemeten in de Radio -, Power - en All Scan zoekstand.
Met de MXL4 Kabeldetector kan diepte worden gemeten met een 512Hz, 640Hz, 8kHz,
33kHz, CF of HF (131kHz) signaal.
1. De Signaalgenerator moet worden ingesteld op een continu - en niet op een
pulserend signaal.
2. Het is belangrijk dat het gemeten signaal van GOEDE KWALITEIT is. Dit kan bereikt
worden door de Signaalgenerator direct op de geleider aan te sluiten, in plaats van
gebruik te maken van de inductieve methode.
3. Stel de Kabeldetector in op de Signaalgenerator zoekstand en pinpoint het signaal
van de geleider. Zorg ervoor dat de Kabeldetector zich direct boven de geleider bevindt ;
plaats de Kabeldetector op de grond, in verticale positie en haaks op de geleider.
WAARSCHUWING De diepte-aanduiding KAN NIET worden gebruikt, om te
bepalen of er met een graafmachine boven de kabel gegraven kan worden.
WAARSCHUWING Indien de beschreven procedure voor het meten van diepte
niet wordt aangehouden, kan dit leiden tot een onnauwkeurige diepte-indicatie ;
dit kan kwalijker zijn dan helemaal geen diepte-aanduiding te hebben.
OPMERKING Een zwak signaal zal weergegeven worden door een instabiele meter-uitslag op de Kabeldetector ;
hierdoor zal ook de dieptemeting niet nauwkeurig zijn.
WAARSCHUWING Als het pinpointen van de geleider niet nauwkeurig wordt gedaan, zal de dieptemeting ook niet
nauwkeurig zijn.
4. Houd de diepte drukknop ingedrukt. De diepte zal op het display in meters worden aangegeven.
5. De diepte kan worden gecontroleerd door de Kabeldetector omhoog te bewegen, terwijl de diepte
drukknop ingedrukt blijft. De diepte-aanduiding zal evenredig aan de hoogteverplaatsing van de
Kabeldetector toenemen.
Beperkingen bij dieptemetingen
Er zijn sommige situaties waarbij het niet mogelijk is een nauwkeurige dieptemeting uit te voeren :
l Een bocht of buiging in de geleider.
l Vlakbij het punt waar de geleider van diepte verandert.
l Bij een T-splitsing in de geleider.
l Aan het uiteinde van de geleider.
l Daar waar het signaal zich in een naastgelegen geleider verplaatst heeft.
l Dichtbij grote metalen voorwerpen zoals hekwerken of voertuigen.
l Binnen een afstand van 25 meter van de Signaalgenerator, bij gebruik van de inductie methode.
l Onder gewapend beton.
l Indien het signaal van slechte kwaliteit is.
l Te dicht bij de Signaalgenerator of haar aansluitdraden bij gebruik van de directe aansluitmethode.
Dieptemeting : foutmelding bij geleiders
De Kabeldetector kan de volgende foutmeldingen bij het uitvoeren van een dieptemeting geven.
1. 000 - De geleider ligt te ondiep op minder dan 0,1 meter om de diepte nauwkeurig te kunnen vaststellen.
Het zou mogelijk moeten zijn de diepte te bepalen door de Kabeldetector omhoog te bewegen en vervolgens de diepte
opnieuw uit te lezen. De ‘000’-foutmelding zal tevens verschijnen als het signaal onvoldoende sterk is om de diepte te meten.
2. 888 - De geleider ligt te diep om de diepte te bepalen
óf er is geen signaal.
3. OVER - ‘Overload’ ; het signaal is te sterk voor de Kabeldetector om een betrouwbare uitlezing te krijgen.
47
Dieptemeting : Metalen leidingen (alleen DXL4 en MXL4 Kabeldetector)
OPMERKING De aangegeven diepte, betreft de diepte tot het hart van de geleider en niet tot de bovenzijde ervan.
Dit is van belang bij geleiders met een grote diameter. De uitlezing is tot op 0,01 meter nauwkeurig.
OPMERKING De alarmindicatie zal actief worden als de Kabeldetector zich te dicht bij de geleider bevindt. Om ondiepe
geleiders toch te kunnen meten kan de alarmindicatie tijdelijk worden uitgeschakeld zoals beschreven op pagina 17.
Afbeelding display MXL4
48
Dieptemeting : Niet-metalen leidingen met gebruik van de sonde / signaalhaspel
(alleen DXL4 en MXL4)
OPMERKING De volgende uitleg is van toepassing op alle sondes en signaalhaspels bij de uiteinde-meting.
OPM
ERKIN
G
De
aang
eg
even diepte
is
de
diepte van de sonde, NIET van de leiding.
1. Pinpoint de exacte plaats van de sonde zoals beschreven in het hoofdstuk ‘Niet-metalen geleiders’.
Let goed op dat de Kabeldetector zich direct boven de sonde bevindt en niet één van de twee ‘spook’-
signalen meet.
2. Houd de Kabeldetector verticaal op de grond, IN LIJN met de sonde of signaalhaspel.
3. BELANGRIJK - Druk de diepteknop tweemaal in en houd deze bij de tweede keer ingedrukt,
om zodoende de sonde diepte-instelling te selecteren. In het display zal het woord ‘SONDE’
knipperend worden aangegeven, evenals de diepte. Als het woord sonde niet in beeld
verschijnt zal de diepte-aanduiding niet nauwkeurig zijn.
Dieptemeting : foutaanduidingen van niet-metalen leidingen met gebruik van sondes en
signaalhaspels.
De Kabeldetector kan de volgende foutmeldingen geven indien een dieptemeting wordt uitgevoerd
op de sonde of signaalhaspel.
1. 000 - De sonde of signaalhaspel ligt te ondiep – op minder dan 0,1 meter om de diepte nauwkeurig
te kunnen vaststellen. Het zou mogelijk moeten zijn de diepte te bepalen door de Kabeldetector omhoog
te bewegen en vervolgens de diepte opnieuw uit te lezen. De ‘000’-foutmelding zal tevens verschijnen als het signaal onvoldoende
sterk is om de diepte te meten.
2. 888 - De sonde of signaalhaspel ligt te diep om de diepte te bepalen óf er is geen signaal.
3. OVER - ‘Overload’ ; het signaal van de sonde of signaalhaspel is voor de Kabeldetector te sterk om een betrouwbare
uitlezing te krijgen.
Afbeelding display MXL4
OPMERKING De alarmindicatie zal actief worden als de sonde of signaalhaspel zich te dicht bij de Kabeldetector bevindt.
Om ondiepe geleiders toch te kunnen meten kan de alarmindicatie tijdelijk worden uitgeschakeld zoals beschreven op pagina 17.
49
Alleen met de MXL4 Kabeldetector kan een stroom-
sterktemeting worden uitgevoerd ; hiermee is het
mogelijk om de werkelijke sterkte van het signaal
van de Signaalgenerator op een ondergrondse
geleider te meten, onafhankelijk van de diepte.
Dit kan zinvol zijn voor het correct lokaliseren van
specifieke geleiders en kan tevens van nut zijn bij het
in kaart brengen van de ligging en conditie van een
kabelnetwerk.
Als de Signaalgenerator is aangesloten op een
geleider, laat de Kabeldetector niet altijd het sterkste
signaal op die geleider zien. Als de geleider dieper
ligt dan andere geleiders die ook het signaal van
de Signaalgenerator overgenomen hebben, kunnen
deze geleiders voor de Kabeldetector hetzelfde lijken.
De signaalstroomsterktemeting zal echter het hoogste
zijn bij de aangesloten geleider, en daardoor correct
gelokaliseerd worden.
Signaalstroomsterktemeting (alleen MXL4 Kabeldetector)
50
Signaalstroomsterktemeting kan tevens nuttig zijn bij
het inzichtelijk maken van een netwerk van geleiders,
waarbij na een T-splitsing de hoofdgeleider de meeste
stroom zal voeren en de afgaande kortere geleiders
aanzienlijk minder. De signaalstroomsterkte zal
afnemen naarmate de afstand tot de Signaalgenerator
groter wordt. Een plotselinge vermindering van
signaalstroomsterkte over een kortere afstand,
geeft een verandering van de geleider aan zoals een
aftakking, een defecte lasverbinding of een breuk.
Signaalstroomsterktemeting (alleen MXL4 Kabeldetector)
63
65
56
50
6
6
15
33
21
57
51
Signaalstroomsterktemeting (alleen MXL4 Kabeldetector)
Voor een betrouwbare signaalstroomsterktemeting dient
consequent op dezelfde wijze gemeten te worden.
1. Sluit een signaal aan volgens een van de aansluitmethodes
(directe aansluiting, signaaltang of injector).
2. Het signaal van de Signaalgenerator dient continu te zijn,
NIET pulserend.
3. Stel de Kabeldetector in op de Signaalgenerator
zoekstand, selecteer de juiste frequentie en bepaal de exacte
plaats van de ondergrondse geleider. Zorg ervoor dat de
Kabeldetector zich direct boven de geleider bevindt ; plaats
de Kabeldetector op de grond, in verticale positie en haaks
op de geleider.
4. Druk de signaalstroomsterktemeting knop in en houd deze
ingedrukt. De signaalstroomsterkte zal nu op het display in
mA getoond worden.
Wacht tot de waarde constant is, na het indrukken.
OPMERKING Alleen een signaalstroomsterktemeting heeft weinig zin. Van belang is hoe de meting zich verhoudt tot
metingen op andere geleiders of op andere plaatsen op de geleider.
Signaalstroomsterkte drukknop
52
Signaalstroomsterktemeting (alleen MXL4 Kabeldetector)
Beperkingen van signaalstroomsterktemeting
Onder bepaalde omstandigheden kan geen nauwkeurige uitlezing van de signaalstroomsterktemeting worden verkregen :
l Bij een scherpe bocht of buiging in de geleider.
l Bij een T-splitsing in de geleider.
l Aan het uiteinde van de geleider.
l Dichtbij grote metalen voorwerpen zoals hekwerken of voertuigen.
l Binnen een afstand van 25 meter van de Signaalgenerator.
l Als het signaal van slechte kwaliteit is.
OPMERKING Deze testen zijn indicatief. Indien om welke reden dan ook - een afwijking in de prestaties wordt
vastgesteld, dan dient de Kabeldetector niet gebruikt te worden. Retourneer deze dan voor nader onderzoek naar
GELAN Detectiesystemen B.V. of naar uw dealer.
53
Kabeldetector : Functietesten
De CXL4, DXL4 en MXL4 Kabeldetectors hebben een ingebouwde zelftest, die automatisch, dagelijks de
zend- en ontvangspoelen controleert (zie pagina 12-13).
Als u buiten de dagelijkse zelftesten om, wilt testen op functionaliteiten dan kunt u dit als volgt doen :
Batterij conditie
Controleer deze door de knop aan de onderzijde van het handvat in te knijpen. Het display zal op zijn minst twee
segmenten van de batterij-indicator moeten weergeven. Tevens zal bij het bedienen van de knop een duidelijke,
heldere toon hoorbaar moeten zijn.
Power zoekstand
Stel de Power (P) zoekstand in.
Draai de gevoeligheid draaiknop volledig naar rechts (met de wijzers van de klok mee) en wijs met het uiteinde
van de Kabeldetector richting een TL-buis, op een afstand van 1 meter. Schakel de verlichting in. Er zou een
duidelijke toon hoorbaar moeten zijn en het display zou een meter-uitslag van minstens 50% moeten geven.
Vermindering van de gevoeligheid zal een vermindering van de meter-uitslag en het wegvallen van de toon tot
gevolg hebben.
Radio zoekstand
Stel de Radio zoekstand in. Draai de gevoeligheid draaiknop volledig naar rechts (met de wijzers van de klok
mee) en wijs met het uiteinde van de Kabeldetector, op een afstand van minder dan 25 centimeter, richting een
metalen geleider die een lengte heeft van minimaal 100 meter (bijvoorbeeld een metalen leiding of een kabel).
Een fluittoon zou hoorbaar moeten zijn en het display zou een meter-uitslag van minstens 50% moeten geven.
AllScan zoekstand
Stel de AllScan zoekstand in. Voer dezelfde testen uit als in de Power - en Radio zoekstand.
54
OPMERKING Deze testen zijn indicatief. Indien om welke reden dan ook - een afwijking in de prestaties wordt
vastgesteld, dan dient de Kabeldetector niet gebruikt te worden. Retourneer deze dan voor nader onderzoek naar
GELAN Detectiesystemen B.V. of naar uw dealer.
Kabeldetector : Functietesten
AFSTAND ZOEKSTAND AUDIO METER
6 meter Signaalgenerator Aanwezig Volledige uitslag
24 meter Signaalgenerator Minder dan op 6 meter Geen volledige uitslag
Signaalgenerator zoekstand controle
Signaalgenerator zoekstand
Zoek een testgebied buitenshuis zonder boven- of ondergrondse kabels. Het gebied mag ook niet in de buurt liggen
van hekwerken, gebouwen met staalconstructies of gewapend beton, omdat hierdoor de kwaliteit van het signaal wordt
verminderd. Plaats de Signaalgenerator op de grond en schakel het apparaat in, waarna er een toon hoorbaar moet zijn.
Kies de stand continu en stel deze op het laagste uitgangsniveau in. Voor de MXT4, schakel deze in op CF.
Houd de Kabeldetector in de op de afbeelding getoonde stand, en schakel deze in op de Signaalgenerator zoekstand.
Als de gevoeligheid met de draaiknop helemaal naar rechts wordt gedraaid (met de wijzers van de klok mee), zouden
de in de tabel getoonde resultaten moeten worden bereikt. Bij een verlaging van de gevoeligheid zal de signaalsterkte
op het display afnemen en er zal geen toon meer hoorbaar zijn.
Alleen MXL4 Kabeldetector : voer bovenstaande ook uit met zowel de Kabeldetector als Signaalgenerator ingesteld op 8kHz ;
het resultaat zou hetzelfde moeten zijn.
10m
Signaalgenerator : Functietesten
De SGV4 en MXT4 Signaalgenerators hebben een ingebouwde zelftest, die automatisch, dagelijks de zendspoelen
controleert (zie pagina 24-25).
Een zelftest kan ook handmatig uitgevoerd worden door de puls / continu drukknop in te drukken terwijl de
Signaalgenerator al ingeschakeld staat.
Als u buiten de dagelijkse zelftesten om, wilt testen op functionaliteiten dan kunt u dit als volgt doen :
Batterij conditie
Kies de zoekstand continu en controleer of de batterijen in een goede conditie zijn (zie pagina 22-23) ;
vervang de batterijen indien noodzakelijk.
Inductieve zoekstand
Dit kan alleen samen met een Kabeldetector worden gecontroleerd, zoals beschreven op de vorige pagina.
Als het apparaat niet de vereiste resultaten levert, herhaal de test dan met een andere Kabeldetector om te
bepalen of de Signaalgenerator al dan niet goed functioneert.
Direct aangesloten zoekstand
Stel het uitgangsniveau op het minimum in en sluit de aansluitkabel aan op de 10 meter lange aardingskabel
om kortsluiting te veroorzaken. Het geluidssignaal zou moeten veranderen in een lagere toon.
De kabels moeten dusdanig worden neergelegd dat ze een open ring op de grond vormen, met een diameter van
ongeveer 1 meter. Met de Kabeldetector in de Signaalgenerator zoekstand, kan nu een signaal worden ontvangen
door met de Kabeldetector van dichtbij naar de kabel te wijzen.
OPMERKING Deze testen zijn indicatief. Indien om welke reden dan ook - een afwijking in de prestaties wordt
vastgesteld, dan dient de Kabeldetector niet gebruikt te worden. Retourneer deze dan voor nader onderzoek naar
GELAN Detectiesystemen B.V. of naar uw dealer.
55
Kabeldetector : Dieptemeting functietest (alleen DXL4 en MXL4)
Kies een omgeving, vrij van kabels, leidingen, metalen constructies e.d. (let ook op bijv. parkeergarages met gewapend beton) ;
gebruik eventueel een DXL4 of MXL4 (elke zoekstand is mogelijk) om te controleren of er inderdaad geen andere geleiders aanwezig
zijn. Leg een geïsoleerde kabel van tenminste 20 meter lang (niet standaard meegeleverd) op de grond en sluit het verste uiteinde
aan op een in de grond gestoken aardpen. Sluit het andere uiteinde aan op de rode kabel.
Leg de aardingskabel (zwart) haaks op de 20 meter lange kabel, en aard de kabel op het verstgelegen uiteinde met een aardpen.
De stekker kan in de aansluiting van de Signaalgenerator worden gestoken.
Schakel de Signaalgenerator in op het laagste uitgangsvermogen, in de continu zoekstand. Houd vervolgens de Kabeldetector
verticaal, ongeveer in het midden, boven de langere geleider. De diepte kan nu worden afgelezen. Het is raadzaam om diverse
metingen op verschillende hoogten uit te voeren.
Alleen MXL4 Kabeldetector : Deze meting kan tevens worden uitgevoerd met de frequenties 512Hz, 640Hz of 8kHz.
OPMERKING Deze testen zijn indicatief. Indien om welke reden dan ook - een afwijking in de prestaties wordt
vastgesteld, dan dient de Signaalgenerator niet gebruikt te worden. Retourneer deze dan voor nader onderzoek
naar GELAN Detectiesystemen B.V. of naar uw dealer.
56
10m
10m
56
Data Logging : Kabeldetectors
Data Logging
De CXL4, DXL4 en MXL4 leggen automatisch vast hoe ze
gebruikt zijn ; bij normaal gebruik worden de gegevens voor
12 maanden opgeslagen, daarna worden ze overschreven.
Deze data bevat informatie over het gebruik van de detector,
wanneer en voor hoe lang.
De CXL4-DBG, DXL4-DBG en MXL4-DBG uitvoeringen houden
middels ingebouwde GPS ook de PLAATS waar de detector
gebruikt is bij.
Alle modellen slaan ook de dagelijkse zelftesten in hun
geheugen op.
Met deze tool kunnen zowel de activiteiten als de
functionaliteiten van de Kabeldetector gemonitord worden.
De data kan naar een PC voor analyse en opslag worden
overgezonden middels een USB A male naar mini B kabel,
die aangesloten wordt op de USB-connector in het batterij-
compartiment.
De CXL4-DBG, DXL4-DBG en MXL4-DBG zijn bovendien voorzien
van Bluetooth™ waardoor data ‘wireless’ doorgestuurd kan
worden naar een smartphone of tablet waarna deze voor analyse
naar een PC gemaild kan worden.
Meer informatie over Data Logging is te vinden op de website
van C.Scope (cscopelocators.com/data-logging/).
Data analyseren met de PC Toolkit
Met de PC Toolkit kan data van één of meerdere Kabeldetectors
opgeslagen en bekeken worden. De PC Toolkit maakt tabellen
van de data en zet deze vervolgens om in eenvoudige
overzichten van de activiteiten. Dit kan gebruikt worden
om te beoordelen of een detector op de juiste manier
gebruikt wordt of dat er wellicht extra training nodig is.
De PC Toolkit is gratis te downloaden van de website
van C.Scope, evenals een complete handleiding
(cscopelocators.com/toolkit).
C.Scope Android App om opgeslagen gegevens
over te sturen middels Bluetooth™ technologie.
Middels de App kan data van een Kabeldetector via een
smartphone of tablet direct naar een PC worden overgezonden.
Data kan meteen ‘realtime’ worden overgezet of na afronding van
de werkzaamheden. De App geeft inzicht in de data op kaarten
en ondersteunt de export naar Google Maps of Google Earth.
De Android app is gratis te downloaden in de Google playstore ;
zoek hierbij op ‘C.Scope Relay’.
Een handleiding van de C.Scope Android App
is beschikbaar op de website van C.Scope
(cscopelocators.com/technical-support/#documentation).
OPMERKING We raden u aan regelmatig de PC Toolkit met uw Kabeldetector te gebruiken om de nieuwste functies
en verbeteringen van C.Scope te verkrijgen. De PC Toolkit controleert en update automatisch de firmware
op uw Kabeldetector, telkens wanneer u deze gebruikt. Download de PC Toolkit van cscopelocators.com/toolkit.
57
Data Logging : Signaalgenerators
Data Logging
De SGV4 en MXT4 Signaalgenerators leggen automatisch vast
hoe ze gebruikt zijn ; bij normaal gebruik worden de gegevens
voor 12 maanden opgeslagen, daarna worden ze overschreven.
Deze data bevat informatie over het gebruik van de
Signaalgenerator, wanneer en voor hoe lang.
De SGV4 en MXT4 slaan ook de dagelijkse zelftesten, alsmede
de handmatige zelftesten in hun geheugen op.
Met deze tool kunnen zowel de activiteiten als de functionaliteiten
van de Signaalgenerator gemonitord worden.
De data kan naar een PC voor analyse en opslag worden
overgezonden middels een USB A male naar mini B kabel,
die aangesloten wordt op de USB-connector aan de onderkant
van de generator. De connector is gemakkelijk te bereiken door
de onderbak te verwijderen. Plaats na gebruik het beschermkapje
weer terug op de aansluiting.
Meer informatie over Data Logging is te vinden op de website
van C.Scope (cscopelocators.com/data-logging/).
Data analyseren met de PC Toolkit
Met de PC Toolkit kan data van één of meerdere
Signaalgenerators opgeslagen en bekeken worden.
De PC Toolkit maakt tabellen van de data en zet deze
vervolgens om in eenvoudige overzichten van de activiteiten.
Dit kan gebruikt worden om te beoordelen of een
Signaalgenerator op de juiste manier gebruikt wordt
of dat er wellicht extra training nodig is.
De PC Toolkit is gratis te downloaden van de website
van C.Scope, evenals een complete handleiding
(cscopelocators.com/toolkit).
58
59
GPS en Bluetooth™ : Kabeldetectors
De CXL4-DBG, DXL4-DBG en MXL4-DBG-detectors hebben inge-
bouwde GPS - en Bluetooth™-technologie.
Ingebouwde GPS
GPS maakt het mogelijk om een plaatsbepaling aan de metingen
toe te voegen ; hiervoor is satellietontvangst noodzakelijk. Na
inschakeling van de Kabeldetector kan dit enige tijd duren, maar
ondertussen kunnen al wel zoekacties met de Kabeldetector wor-
den gedaan.
Als het GPS-symbool nog niet zichtbaar is op het display van de
Kabeldetector, is deze nog bezig een GPS-verbinding op te
bouwen.
Pas als een GPS-verbinding tot stand is gekomen, wordt dit
aangegeven door een knipperend GPS-symbool in het display.
Externe GPS
Kabeldetectors, uitgerust met Bluetooth™, kunnen op een
externe GPS aangesloten worden. Raadpleeg de instructies
van de fabrikant van de externe GPS voor meer informatie.
Bluetooth™
Het Bluetooth™ symbool zal in het display zichtbaar zijn als er
Bluetooth™-verbinding is.
Uitgebreidere informatie over GPS is beschikbaar via de website
van C.Scope (cscopelocators.com/gps/).
OPMERKING GPS-informatie wordt opgeslagen in de Kabeldetector en kan naar een PC worden overgebracht via USB,
of naar een Android smartphone middels Bluetooth™.
OPMERKING Om een GPS-signaal te verkrijgen dient de Kabeldetector in de openlucht met vrij zicht gebruikt te worden
en ingeschakeld te blijven totdat het display het GPS-symbool weergeeft. Als de Kabeldetector voor het eerst gebruikt
wordt of ver verwijderd is van de plek waar het GPS-signaal voor het laatst ontvangen is, kan het langer duren voordat
een nauwkeurige plaatsbepaling mogelijk is.
Algemene Symbolen
WAARSCHUWING - Raadpleeg de handleiding.
Elektrische producten dienen volgens de plaatselijke
verordeningen afgevoerd te worden.
Voldoet aan de CE-richtlijnen.
Getest volgens algemene richtlijnen.
Overtuig u van de plaatselijke richtlijnen.
Dubbel geïsoleerd.
60
CXL4 en DXL4 Kabeldetectors : Technische Specificaties
61
Bedieningselementen Aan/uit drukknop aan onderzijde handvat, geactiveerd tijdens gebruik
Functiekeuzeschakelaar met vier standen : P - Power zoekstand, R - Radio zoekstand, G - Signaalgenerator zoekstand, A - AllScan zoekstand
Gevoeligheidsinstelling
Alleen DXL4 : Diepte drukknop voor directe weergave van de diepte
Audio Uitneembare - en vervangbare luidspreker
Visuele indicatie LCD-display met de volgende aanduidingen :
Signaalsterkte ; Zoekstand ; Alarmzone ; Batterij conditie ; Zelftestindicatie
Alleen CXL4-DBG en DXL4-DBG : GPS-signaal aanwezig, Bluetooth™ geactiveerd
Alleen DXL4 : In Signaalgenerator zoekstand, dieptemeting.
Data Logging Interne opslag voor 12 maanden (bij normaal gebruik), opslag per seconde
Data Logging bevat Datum/Tijd, Gevoeligheid, Ontvangen signaalsterkte, Frequentie, Diepte, Zelftestresultaten, Zwaai-indicator
Alleen CXL4-DBG en DXL4-DBG : GPS-positie
Bluetooth™ Bluetooth™ 2.1
GPS GPS / QZSS / GLONASS / SBAS
Data connector Standaard USB-mini B-aansluiting in batterijcompartiment. USB 2.0 compatible
Zelftest Automatische dagelijkse zelftest
Zwaai-indicator Audiosignaal bij onjuist gebruik van de Kabeldetector.
Signaalgenerator zoekstand frequenties Gecombineerd 131,072Hz en 32,768Hz
Behuizing Behuizing van slagvast kunststof. Valbestendig tot een hoogte van 1 meter op een harde ondergrond
Gewicht (inclusief batterijen) 2,65 kg
Afmetingen 720 mm x 280 mm x 65 mm
Prestaties Plaatsbepaling : beter dan 10% van de diepte
Diepte nauwkeurigheid : ±5% op 1 meter
Kabel / leiding dieptebereik : 0,1 meter tot 9,99 meter
Lijn diepteresolutie : 0,01 meter
Sonde dieptebereik : 0,1 meter tot 9,99 meter, afhankelijk van de toegepaste sonde
Sonde diepteresolutie : 0,01 meter
Batterijen 8 x AA (LR6) Alkaline (niet oplaadbaar) of NiMH (oplaadbaar)
Levensduur batterijen Tot 40 uur bij periodiek gebruik, bij 20°C en gebruik van Alkaline batterijen
IP waarde 65
Opmerkingen
Resultaten zijn afhankelijk van plaatselijke omstandigheden zoals grondconditie, temperatuur en sterke magnetische velden. Specificaties kunnen aan verandering onderhevig zijn.
Alle C.Scope Kabeldetectors voldoen aan de algemene richtlijnen 2014/30/EU (EMC).
Alle C.Scope Kabeldetectors voldoen aan de richtlijn 2011/65/EU (RoHS).
Bedieningselementen Aan/uit drukknop aan onderzijde handvat, geactiveerd tijdens gebruik
Functiekeuzeschakelaar met vier standen : P - Power zoekstand, R - Radiozoekstand, G - Signaalgenerator zoekstand, A - AllScan zoekstand
Gevoeligheidsinstelling
Diepte drukknop voor directe weergave van de diepte. Signaalstroomsterktemeting drukknop
Frequentieselectie drukknop. Drukknop voor Signaalgenerator frequentie-instelling
Audio Uitneembare - en vervangbare luidspreker
Visuele indicatie LCD-display met de volgende aanduidingen :
Signaalsterkte ; Zoekstand-aanduiding ; Alarmzone ; Batterij conditie ; Zelftestindicatie
In Signaalgenerator zoekstand : Dieptemeting ; Signaalstroomsterktemeting
Alleen MXL4-DBG : GPS-signaal aanwezig, Bluetooth™ geactiveerd
Data Logging Interne opslag voor 12 maanden (bij normaal gebruik), opslag per seconde
Data Logging bevat Datum/Tijd, Gevoeligheid, Ontvangen signaalsterkte, Frequentie, Diepte, Signaalstroomsterkte, Zelftestresultaten, Zwaai-indicator
Alleen MXL4-DBG : GPS-positie
Bluetooth™ Bluetooth™ 2.1
GPS GPS/ QZSS/GLONASS/ SBAS
Data connector Standaard USB-mini B-aansluiting in batterij-compartiment. USB2.0 compatible
Zelftest Automatische dagelijkse zelftest
Zwaai-indicator Audiosignaal bij onjuist gebruik van de Kabeldetector
Signaalgenerator zoekstand frequenties Tegelijkertijd 131,072Hz en 32,768Hz ; 131,072Hz, 32,768Hz ; 8,192Hz ; 640 en 512Hz
Behuizing Behuizing van slagvast kunststof. Valbestendig tot een hoogte van 1 meter op een harde ondergrond
Gewicht (inclusief batterijen) 2,65 kg
Afmetingen 720 mm x 280 mm x 65 mm
Prestaties Plaatsbepaling : beter dan 10% van de diepte
Diepte nauwkeurigheid : ±5% bij 1 meter
Kabel / leiding dieptebereik : 0,1m tot 9,99m
Lijn diepteresolutie : 0,1m
Sonde diep bereik : 0,1m tot 9,99m afhankelijk van het toegepaste sonde
Sonde diepteresolutie : 0,01m
Stroomsterktemeting : 0,01mA tot 100mA
Batterijen 8 x AA (LR6) Alkaline (niet oplaadbaar) of NiMH (oplaadbaar)
Batterijen levensduur Tot 40 uur bij periodiek gebruik, bij 20°C en met Alkaline batterijen
IP waarde 65
Opmerkingen
Resultaten zijn afhankelijk van plaatselijke omstandigheden zoals grondconditie, temperatuur en sterke magnetische velden. Specificaties kunnen aan verandering onderhevig zijn.
Alle C.Scope Kabeldetectors voldoen aan de algemene richtlijnen 2014/30/EU (EMC).
Alle C.Scope Kabeldetectors voldoen aan de richtlijn 2011/65/EU (RoHS).
MXL4 Kabeldetector : Technische Specificaties
62
SGA4/SGV4 Signaalgenerators : Technische Specificaties
63
Bedieningselementen De instellingen worden gemaakt m.b.v. van de volgende druktoetsen :
Aan/uit
Vermogen : voor SGA4 : 2 verschillende vermogens instelbaar d.m.v. +/- druktoetsen. Voor SGV4 : 4 verschillende vermogens instelbaar d.m.v. +/- drukknoppen
Pulserend / continu uitgang : d.m.v. één drukknop instelbaar
Volume : d.m.v. één drukknop instelbaar
Voor SG4 : audio : volume instelbaar d.m.v. één drukknop
Audio aanduidingen Audiomelding bij bedienen druktoetsen
Toonhoogte daalt bij het vergroten van het afgenomen vermogen in de directe aansluitmethode
Bij de inductieve aansluitmethode verandert het volume bij verandering van het uitgangsvermogen
Geluid zal pulserend zijn om de pulserende zoekstand aan te geven
Veranderende audio- en uitgangssignalen geven einde levensduur batterijen aan
Visuele indicatie (alleen SGV4) LCD-display met de volgende aanduidingen :
Frequentie ; Pulserende zoekstand ; Continu zoekstand ; Batterij conditie ; Uitgangsvermogen (segment indicatie) ; Speaker uit ; Zelftestresultaat
Data connector (alleen SGV4) Standaard USB-mini B-aansluiting. USB 2.0 compatible
Zelftest (alleen SGV4) Automatische dagelijkse zelftest- en handmatige zelftestfunctie
Uitgang Inductie : voor SGA4 : 32,768Hz. Voor SGV4 = 131,072Hz en 32,768Hz
Directe aansluiting : 131,072Hz en 32,768Hz
Pulsfrequentie : 7,5Hz (pulserende zoekstand)
Directe aansluitmethode Directe aansluitmethode wordt automatisch geselecteerd indien stekker in contactdoos geplaatst is
Maximale spanning (niet aangesloten uitgang) : 28V rms
Maximale stroom (aangesloten uitgang) : 65mA rms
Maximaal vermogen : 1Watt bij 400Ω belasting
Constructie Behuizing van slagvast kunststof. Valbestendig tot een hoogte van 1 meter op een harde ondergrond
Bevat een compartiment met snelsluitingen, voor accessoires
Gewicht (incl. batterijen, directe aansluitsnoer en aardpen) 3,4 kg
Afmetingen (incl. accessoires compartiment) 360 mm x 180 mm x 230 mm
Batterijen 4 x D-cel Alkaline (niet oplaadbaar) of NiMH (oplaadbaar) (LR20)
Levensduur batterijen Tot 40 uur bij periodiek gebruik, bij 20°C en met Alkaline batterijen
IP-waarde 65
Opmerkingen
Resultaten zijn afhankelijk van plaatselijke omstandigheden zoals grondconditie, temperatuur en sterke magnetische velden. Specificaties kunnen aan verandering onderhevig zijn.
Alle C.Scope Kabeldetectors voldoen aan de algemene richtlijnen 2014/53/EU (EMC).
Alle C.Scope Kabeldetectors voldoen aan de richtlijn 2011/65/EU (RoHS).
MXT4 Signaalgenerator : Technische Specificaties
64
Bedieningselementen De instellingen worden gemaakt m.b.v. de volgende druktoetsen :
Aan/uit
Vermogen : 4 verschillende vermogens instelbaar
Frequenties : 6 verschillende frequenties instelbaar
Pulserend / continu uitgang : d.m.v. één drukknop instelbaar
Volume : d.m.v. één drukknop instelbaar
Audio aanduidingen Audiomelding bij bedienen druktoetsen
Toonhoogte daalt bij het vergroten van het afgenomen vermogen in de directe aansluitmethode
Bij de inductieve aansluitmethode verandert het volume bij verandering van het uitgangsvermogen
Geluid zal pulserend zijn om de pulserende zoekstand aan te geven
Veranderende audio- en uitgangssignalen geven einde levensduur batterijen aan
Visuele indicatie LCD-display met de volgende aanduidingen :
Frequentie ; Pulserende zoekstand ; Continu zoekstand; Batterij conditie ; Uitgangsvermogen (segment indicatie) ; Speaker uit ; Zelftestresultaat
Data connector Standaard USB-mini B-aansluiting. USB 2.0 compatible
Zelftest Automatische dagelijkse zelftest- en handmatige zelftestfunctie
Uitgang Inductie : 131,072Hz en 32,768Hz ; 131,072Hz, 32,768Hz en 8,192Hz
Directe aansluiting : 131,072Hz en 32,768Hz ; 131,072Hz, 32,768Hz ; 8,192Hz ; 640 en 512Hz
Pulsfrequentie : 7,5Hz (pulserende zoekstand)
Directe aansluitmethode Directe aansluitmethode wordt automatisch geselecteerd indien stekker in contactdoos geplaatst is
Maximale spanning (niet aangesloten uitgang) : 30V rms
Maximale stroom (aangesloten uitgang) : 65mA rms
Maximaal vermogen : 1Watt bij 400Ω belasting
Constructie Behuizing van slagvast kunststof. Valbestendig tot een hoogte van 1 meter op een harde ondergrond.
Bevat een compartiment met snelsluitingen, voor accessoires
Gewicht 3,4 kg
Afmetingen (incl. accessoires compartiment) 360 mm x 180 mm x 230 mm
Batterijen 4 x D-cel Alkaline (niet oplaadbaar) of NiMH (oplaadbaar) (LR20)
Levensduur batterijen Tot 40 uur bij periodiek gebruik, bij 20°C en met Alkaline batterijen
IP-waarde 65
Opmerkingen
Resultaten zijn afhankelijk van plaatselijke omstandigheden zoals grondconditie, temperatuur en sterke magnetische velden. Specificaties kunnen aan verandering onderhevig zijn.
Alle C.Scope Kabeldetectors voldoen aan de algemene richtlijnen 2014/30/EU (EMC).
Alle C.Scope Kabeldetectors voldoen aan de richtlijn 2011/65/EU (RoHS).
65
Onderhoud
Gebruik / Reinigen / Opslag
Gebruik
De C.Scope Kabeldetectors en Signaalgenerators zijn robuust
uitgevoerde meetinstrumenten, ontworpen voor dagelijks gebruik.
Om de gespecificeerde nauwkeurigheid te behouden dient u de
instrumenten echter met de nodige voorzichtigheid te behandelen.
Vermijd daarom schokken, trillingen en extreme temperaturen.
De constructie van de C.Scope Kabeldetectors en Signaalgenerators
bevat onder meer weersbestendige afdichtingen, die echter niet
garanderen dat de electronica droog blijft bij onderdompeling
in water.
Reinigen
Voor een langere levensduur wordt aanbevolen om de apparatuur
regelmatig te reinigen met een met warm water bevochtigde spons.
Indien nodig kan een milde zeepoplossing worden gebruikt.
Vermijd het gebruik van oplos- of reinigingsmiddelen.
Zorg dat er geen vocht komt in de batterijcompartimenten
of in de buurt van de connectoren.
Opslag
Bewaar de apparatuur in een schone, droge ruimte binnen
het temperatuurbereik van -10°C tot +50°C. Vermijd grote
temperatuurschommelingen die condensatie tot gevolg kunnen
hebben. Verwijder de batterijen bij langdurige opslag.
Training
Deze handleiding is weliswaar gedetailleerd, maar vormt geen
vervanging voor een speciale training. GELAN Detectiesystemen B.V.
biedt uitstekende trainingsmogelijkheden op een door uzelf te bepalen
locatie. GELAN Detectiesystemen B.V. raadt aan om gebruikers altijd
een training te laten volgen voordat de apparatuur gebruikt gaat
worden.
Kalibratie
De CXL4, DXL4 en MXL4 en SGA4, SGV4 en MXT4 hebben geen
periodieke kalibratie nodig. Indien onafhankelijke validatie en
certificering een eis is, kan dit worden uitgevoerd bij
GELAN Detectiesystemen B.V..
Service
Periodiek onderhoud kan worden uitgevoerd bij
GELAN Detectiesystemen B.V..
Reparaties
Indien u de indruk heeft dat de apparatuur niet juist functioneert
voer dan eerst een controle uit met een nieuwe set batterijen.
Controleer de batterij-aansluitingen en draai de batterijen rond
in de houder. Raadpleeg het hoofdstuk over functietesten in deze
handleiding en gebruik ter vergelijking apparatuur waarvan u weet
dat deze goed functioneert.
Als het probleem zich blijft voordoen, neem dan contact op met
de dealer van de apparatuur, of met GELAN Detectiesystemen B.V.,
onder vermelding van plaats van aankoop en een korte beschrijving
van de aard van het probleem.
Ondersteunende diensten
Training / Kalibratie / Service / Reparaties
C.Scope International Ltd
Kingsnorth Technology Park
Wotton Road
Ashford
Kent TN23 6LN
United Kingdom
Telephone. +44(0)1233 629181
Fax. +44(0)1233 645897
email. info@cscope.co.uk
website. www.cscopelocators.com
C.SCOPE CXL4, CXL4-D, CXL4-DBG, DXL4-D, DXL4-DBG, SGA4, SGV4, MXL4-D, MXL4-DBG and MXT4
Handleiding - Part no. B1094D Issue 1
Copyright © 2017 C.Scope International Ltd.
GELAN Detectiesystemen B.V. doet al het mogelijke om te garanderen dat juiste informatie wordt verstrekt over haar producten en hun gebruik. Wij aanvaarden geen
aansprakelijkheid voor lichamelijk letsel, schade of gevolgschade die voortkomt uit het gebruik van onze producten. Lokale, nationale en internationale vereisten hebben
altijd prioriteit.
GELAN Detectiesystemen B.V.
Kievitsven 30
5249 JJ Rosmalen
Nederland
Telephone. +31(0)73 890 50 20
website. www.gelan.nl
We raden u aan regelmatig de PC Toolkit met uw Kabeldetector te gebruiken om de nieuwste functies en verbeteringen
van C.Scope te verkrijgen. De PC Toolkit controleert en update automatisch de firmware op uw Kabeldetector,
telkens wanneer u deze gebruikt.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68

C.Scope CXL4 Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor

Gerelateerde papieren