17
Nederlands
een stemming is met de Europese richtlijn
2014 / 53 / EU. De EU-conformiteitsverklaring is
beschikbaar op het internet:
www.img-stageline.com
Het gebruik van de radiomicrofoon is algemeen
toegelaten in de lidstaten van de EU en de
EFTA, en is vrij van registratie en van taksen.
4 Voedingsspanning
•
Gebruik enkel batterijen van hetzelfde type
en vervang steeds alle batterijen.
•
Indien u het apparaat voor een langere peri-
ode niet gebruikt, dient u de batterijen eruit
te nemen. Zo blijft het apparaat onbescha-
digd bij eventueel uitlopen van de batterijen.
1) Schroef het microfoonkapsel (1) eraf.
2) Om de batterijhouder (7) te ontgrendelen,
drukt u de vergrendeling (6) achteruit in de
richting van de pijl.
3) Trek de batterijhouder tot aan de aanslag er-
uit (figuur 4) en plaats twee mignonbatterij-
en van 1,5 V (R6, AA), met de positieve en
negatieve polen zoals voorgedrukt in het vak.
4) Schuif de batterijhouder opnieuw in de
handgreep, tot hij vast klikt.
5) Plaats het microfoonkapsel op de hand-
greep, zodat de 4-polige stekkercontacten
(5) van kapsel en handgreep in elkaar grijpen.
Schroef het kapsel op de handgreep vast.
Geef lege batterijen niet met het ge-
wone huisvuil mee, maar verwijder ze
als KGA (bijvoorbeeld de inzamelbox in
de gespecialiseerde elektrozaak).
5 Ingebruikneming
1) Om de microfoon in te schakelen, schuift u
de schakelaar POWER (4) aan het uiteinde
van de microfoon in de stand ON. Op het
display (2) verschijnt de ingestelde zendfre-
quentie evenals een batterijsymbool dat de
huidige laadtoestand van de batterijen in
meerdere niveaus aanduidt:
vol leeg
2) Om de kunststofkap (3) eraf te nemen,
drukt u de geribbelde grendellip op de ach-
terzijde van de kap voorzichtig in en trekt u
de kap eraf. Het bedieningsgedeelte met de
drie insteltoetsen (8, 9, 10) is dan bereikbaar
(zie figuur 5). Om de toetsen in te drukken,
gebruikt u eventueel een smal, puntig voor-
werp, b.v. een kleine schroevendraaier.
3) Stel de radiofrequentie voor de microfoon
in:
☞
hoofdstuk 5.1. Schakel de ontvanger
in en stel hem in op dezelfde frequentie:
☞
gebruiksaanwijzing van de ontvanger.
Schakel het audioapparaat (mengpaneel
of versterker) in dat op de ontvanger is aan-
gesloten.
4) Spreek / zing in de microfoon. Door de ge-
voelig heid te wijzigen, kunt u het volume-
niveau van de microfoon corrigeren:
☞
hoofdstuk 5.2.
5) De microfoon kan worden vergrendeld, om
een onbedoelde wijziging van de instel-
lingen of het uitschakelen te verhinderen:
☞
hoofdstuk 5.3.
6) Nadat alle instellingen zijn doorgevoerd,
plaatst u de kap (3) terug. De kap kan ook
vervangen worden door de bijgeleverde ge-
kleurde kappen. Zo kunt u diverse systemen
met verschillende radiofrequenties met kleur
markeren.
7) Om de microfoon uit te schakelen, plaatst u
de POWER-schakelaar (4) na gebruik in de
stand OFF. Het display geeft even de melding
weer en gaat dan uit.
5.1 De zenderfrequentie instellen
1) Houd de toets SET (8) 2 seconden ingedrukt.
Het display geeft even weer en wis-
selt dan terug naar de vorige weergave. In
het display knippert MHZ.
Opmerking: Om de instelmodus zonder instel-
ling te verlaten, drukt u verschillende keren op
de toets SET tot op het display de melding
verschijnt. Het apparaat schakelt daarna terug
naar normaal bedrijf.
2) Stel met de pijltoetsen de frequentie in: bij
elke keer drukken op de toets (9), vermin-
dert de frequentie met 125 kHz, bij elke keer
drukken op de toets (10), neemt de fre-
quentie toe met 125 kHz.
Opmerking: Bij gelijktijdig gebruik van verschil-
lende radiosystemen moeten de radiofrequenties
van de afzonderlijke systemen zorgvuldig op elkaar
worden afgestemd om storingen te vermijden.