Page 40
Cameras uit de 3X-serie Installatie-instructies
VOORZORGSMAATREGELEN
LET O
Om schade aan uw camera te vermijden dient u de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht te nemen.
1) De camera heeft een schroefdraadbevestiging aan de boven- en onderzijde van
de behuizing. Gebruik alleen een standaard schroefbout met een draadtap van
1/4" BSW of -20 UNC.
2) Zorg er bij het bevestigen van de lens voor dat de achterkant niet in aanraking
komt met de CCD-sensor of daarmee verwante onderdelen.
3) Raak het beeldoppervlak van de sensor niet aan. Als dit per ongeluk toch gebeurt
alleen schoonmaken met isopropanol.
4) Stel de sensor niet bloot aan direct zonlicht omdat de prestatie van de camera
hierdoor negatief wordt beïnvloed.
STROOMVOORZIENING
De cameras van de 3X-serie zijn verkrijgbaar als AC-model of als gecombineerd AC- en DC-
laagspanningsmodel. Op het paneel aan de achterkant van de camera staat duidelijk
aangegeven op welke spanning de camera werkt. Het groene POWER-lampje op het
achterpaneel geeft aan of de stroomvoorziening is ingeschakeld. Zorg ervoor dat de
laagspanningscameras alleen op een geïsoleerde stroomvoorziening (klasse 2)
worden aangesloten. Het stroomverbruik van een 3X-camera bedraagt minder dan 5 Watt.
Hoofdstroomvoorziening
Cameras die rechtsreeks op het elektriciteitsnet worden aangesloten, zijn uitgerust met een
niet-afneembare stroomkabel. Het werkingsvoltage staat duidelijk aangegeven op het paneel
aan de achterkant van de camera. Over het algemeen is dit 98 - 260V AC bij 50Hz. ZIE HET
BEDRADINGSLABEL DAT AAN DE STROOMKABEL IS BEVESTIGD en bevestig een gezekerde
stekker (3 ampère) aan de kabel. DE CAMERAS DIE RECHTSREEKS OP HET STROOMNET
WORDEN AANGESLOTEN MOETEN ZIJN GEAARD. Zorg ervoor dat de camera op de juiste
wijze wordt geïsoleerd, overeenkomstig de in het land van installatie geldende richtlijnen.
Automatisch schakelende stroomvoorziening
Cameras die met een automatisch schakelende stroomvoorziening zijn uitgerust, werken op
een spanning van tussen de 11-40V DC en 12-30V AC. De verbindingen en polariteit staan
aangegeven op de schroefterminals op het achterpaneel. De cameras dienen alleen op
een geïsoleerde stroomvoorziening te worden aangesloten (klasse 2).
VIDEOAANSLUITING
Voor video-output sluit u een coaxiale kabel met een 75W BNC-connector aan op de BNC-
uitgang VIDEO OUT aan de achterkant van de camera.
Sommige cameras hebben een externe synchronisatiefunctie (zie tabel 1 voor meer informatie).
Sluit voor externe synchronisatie een coaxiale videokabel met een 75W BNC-connector aan op
de GENLOCK-uitgang aan de achterkant van de camera. De GENLOCK-functie synchroniseert
naar een 1 Volts top-topvideosignaal of een standaard synchronisatie- en
onderdrukkingssignaal. Een signaal dat is aangesloten op de GENLOCK-input krijgt automatisch
voorrang op alle andere synchronisatie-instellingen.
De genlock-functie laat de lijnen synchroon lopen, niet de secondaire draaggolven (alleen
kleurencameras).