10
Elektronica - 4 … 20 mA/HART - tweedraads
Procesdruk
45078-NL-190306
8 Elektronica - 4 … 20 mA/HART - tweedraads
Opbouw van de elektronica
De steekbare elektronica is in de elektronicaruimte van het instrument
ingebouwd en kan in geval van service door de gebruiker worden vervan-
gen. Ter bescherming tegen trillingen en vocht is deze volledig ingegoten.
Aan de bovenzijde van de elektronica bevinden zich de aansluitklemmen
voor de voedingsspanning en contactpennen met I²C-interface voor
parametrering. Bij tweekamerbehuizingen zijn de aansluitklemmen in een
separate aansluitruimte ondergebracht.
Voedingsspanning
De voedingsspanning en het stroomsignaal worden via dezelfde
twee-aderige kabel overgedragen. De bedrijfsspanning kan afhankelijk
van de uitvoering van het instrument variëren.
De gegevens voor de voedingsspanning vindt u in hoofdstuk "Technische
gegevens" van de handleiding van het betreende instrument.
Zorg voor een veilige scheiding van het voedingscircuit van de netvoe-
dingscircuits conform DIN EN 61140 VDE 0140-1
Gegevens voedingsspanning:
•
Bedrijfsspanning
– 9,6 … 35 V DC
•
Toegestane restrimpelspanning - Niet-Ex- Ex-ia-instrument
– voor U
N
12 V DC: ≤ 0,7 V
e
(16 … 400 Hz)
– voor U
N
24 V DC: ≤ 1,0 V
e
(16 … 400 Hz)
•
Toegestane restrimpelspanning - Ex-d-ia-instrument
– voor U
N
24 V DC: ≤ 1,0 V
e
(16 … 400 Hz)
Houdt rekening met de volgende extra invloeden voor de voedingsspan-
ning:
•
Lagere uitgangsspanning van het voedingsapparaat onder nomi-
nale belasting (bijv. bij een sensorstroom van 20,5 mA of 22 mA bij
storingsmelding)
•
Invloed van andere instrumenten in het circuit (zie belastingswaarde
in hoofdstuk "Technische gegevens" van de handleiding van het
betreende instrument)
Verbindingskabel
Het instrument word met standaard 2-aderige kabel zonder afscherming
aangesloten. Indien elektromagnetische instrooiingen worden verwacht,
die boven de testwaarden van de EN 61326-1 voor industriële omgeving
liggen, moet afgeschermde kabel worden gebruikt.
In HART-Multidropbedrijf bevelen wij u aan, afgeschermde kabel te
gebruiken.
Kabelafscherming en aarding
Wanneer afgeschermde kabel noodzakelijk is, adviseren wij, de kabe-
lafscherming aan beide zijden op het aardpotentiaal aan te sluiten. In
de sensor moet de afscherming direct op de interne aardklem worden
aangesloten. De externe aardklem op de behuizing moet laagohmig met
het aardpotentiaal zijn verbonden.
Aansluiting
Eenkamerbehuizing
5
1
2
+
( )
(-)
678
4...20mA
3
4
1
Fig. 26: Elektronica- en aansluitruimte bij eenkamerbehuizing
1 Voedingsspanning/signaaluitgang
2 Voor display- en bedieningsmodule resp. interface-adapter
3 Voor externe display- en bedieningseenheid
4 Aardklem voor aansluiting van de kabelafscherming.
Tweekamerbehuizing
4...20mA
3
1
2
+
( )
(-)
1
Fig. 27: Aansluitruimte tweekamerbehuizing
1 Voedingsspanning/signaaluitgang
2 Voor display- en bedieningsmodule resp. interface-adapter
3 Aardklem voor aansluiting van de kabelafscherming.