Casio EX-P505 Handleiding

Categorie
Tv's
Type
Handleiding
D
Digitale Camera
EX-P505
Gebruiksaanwijzing
Gefeliciteerd met de aanschaf van dit
CASIO product.
Voordat u het in gebruik neemt dient u
eerst de voorzorgsmaatregelen in deze
gebruiksaanwijzing aandachtig door te
lezen.
Houd de gebruiksaanwijzing daarna op
een veilige plaats voor latere naslag.
Bezoek de officiële EXILIM website
http://www.exilim.com/ voor de meest
recentelijke informatie voor dit product.
K831PCM1DMX
INLEIDING
2
INLEIDING
Oplaadbare lithium-ion Accu
(NP-40)
Camera
Uitpakken
Controleer dat alle hier getoonde items inderdaad meegeleverd zijn met de camera. Mocht er iets missen, neem dan zo snel
mogelijk contact op met de dealer.
Snelle oplaadeenheid (BC-30L)
(type met netsnoer)
Netsnoer
*
* De vorm van de netstekker
hangt af van het land waar de
camera wordt aangeschaft.
Merk op dat de vorm van de snelle oplaadeenheid afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft.
Snelle oplaadeenheid (BC-30L)
(Insteek type)
O
N
/
O
F
F
Lensdop/dophouder
CD-ROM’s (2) USB kabel BasisreferentieAV kabel
Zonnekap
Polsriem
INLEIDING
3
Inhoudsopgave
2 INLEIDING
Uitpakken ..................................................................... 2
Kenmerken ................................................................... 9
Voorzorgsmaatregelen ............................................... 12
Algemene voorzorgsmaatregelen 12
16 SNELSTARTGIDS
Laad de accu eerst op! .............................................. 16
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen ........................................................... 18
Opnemen van een beeld ............................................ 19
Bekijken van een opgenomen beeld.......................... 20
Wissen van een beeld ................................................ 20
Uitschakelen van de camera ...................................... 21
22 VOORBEREIDINGEN
Betreffende deze gebruiksaanwijzing ........................ 22
Algemene gids ........................................................... 23
Gebruik van het beeldscherm .................................... 26
Inhoud van het beeldscherm ..................................... 28
Opnamefuncties (REC) 28
Weergavefunctie (PLAY) 33
Veranderen van de inhoud van het beeldscherm 34
Vastmaken van de polsriem ....................................... 36
Gebruik van de lensdop ............................................. 37
Spanningsvereisten .................................................... 37
Gebruik van de snelle oplaadeenheid 37
Inleggen van de accu 42
Vervangen van de accu 46
Voorzorgsmaatregelen voor de stroomvoorziening 46
Werking op netspanning 49
In- en uitschakelen van de camera 51
Configureren van de stroomspaarinstellingen 52
Gebruik van de in-beeld menus ................................ 53
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen ........................................................... 56
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen 57
INLEIDING
4
59 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Opnemen van een beeld ............................................ 59
Specificeren van de opnamefunctie 59
Richten van de camera 61
Opnemen van een beeld 62
Gebruiken van de zoom ............................................. 66
Optische zoom 66
Digitale zoom 67
Gebruiken van de flitser ............................................. 69
Flitsereenheid status 72
Veranderen van de flitssterkte instelling 72
Gebruik van de flitserassistent
(Flash Assist) 73
Gebruiken van de zelfontspanner .............................. 75
Specificeren van de beeldgrootte .............................. 77
Specificeren van de beeldkwaliteit ............................ 79
80 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Selecteren van de scherpstelfunctie ......................... 80
Gebruik van autofocus 81
Gebruik van de macrofunctie 84
Het gebruik van panfocus 85
Gebruik van de oneindig-functie 85
Gebruik van handmatig scherpstellen 86
Gebruik van de scherpstelvergrendeling 87
Belichtingscompensatie (EV verschuiving) ............... 88
Gebruik het ingebouwde ND filter .............................. 90
Om het ND filter in en uit te schakelen 90
Bijstellen van de witbalans ......................................... 91
Handmatig configureren van de witbalans 92
Specificeren van de belichtingsfunctie ...................... 94
Gebruik van lensopening prioriteit AE 94
Gebruiken van sluitersnelheid prioriteit AE 96
Met de hand instellen van de belichtingsinstellingen 97
Gebruiken van de Manual Assist (handbedieninghulp)
in-beeld aanwijzingen 99
Voorzorgsmaatregelen voor opname met de
belichtingsfunctie 100
Gebruiken van de BEST SHOT functie ................... 100
Creëren van uw eigen BEST SHOT instelling 102
Wissen van een BEST SHOT functie
gebruikersinstelling 104
Opnemen van een film ............................................. 104
Specificeren van de kwaliteit van het filmbeeld 105
Opnemen van een standaard film (filmfunctie) 106
Opnemen van voorafgaande actie (voorafgaande
filmfunctie) 107
Opnemen van een korte film (korte filmfunctie) 108
Directe filminstellingen
(MOVIE BEST SHOT functie) .................................. 111
Creëren van uw eigen MOVIE BEST SHOT
instellingen 112
Opnemen van audio ................................................. 114
Toevoegen van geluid aan een snapshot 114
Gebruiken van het histogram ................................... 116
INLEIDING
5
Camera instellingen van de REC (opname) functie . 118
Specificeren van de ISO gevoeligheid 119
Selecteren van de meetfunctie 120
Gebruiken van de filterfunctie 121
Speciferen van de contourscherpte 121
Specificeren van kleurverzadiging 122
Specificeren van het contrast 122
In- en uitschakelen van het in-beeld raster 123
In- en uitschakelen van beeldcontrole 123
Gebruik van icoonhulp 124
Toewijzen van functies aan de [] en [] toetsen 125
Specificeren van de default instellingen bij
inschakelen van de spanning 125
Terugstellen (reset) van de camera 127
Gebruiken van het snelkoppelmenu
(Ex Menu) ................................................................. 128
Monteren van de zonnekap en een lensfilter .......... 129
130 WEERGAVE
Elementaire weergavebediening ............................. 130
Weergave van een audio snapshot 131
Inzoomen op het weergegeven beeld ...................... 132
Afmetingen van een beeld heraanpassen ............... 133
Trimmen van een beeld ............................................ 135
Weergeven en bewerken van een film .................... 136
Weergeven van een film 136
Montage van een film 138
Vastleggen van een stilbeeld van een film
(MOTION PRINT) 141
Tonen van een 9-beelden scherm ........................... 143
Spelen van een Slideshow (diashow) ..................... 144
Roteren van het displaybeeld .................................. 146
Toevoegen van audio aan een snapshot ................. 147
Heropnemen van het geluid 148
Tonen van camerabeelden op een televisiescherm ... 149
Selecteren van het video-ingangssysteem 151
152 WISSEN VAN BESTANDEN
Wissen van een enkel bestand ................................ 152
Wissen van alle bestanden ...................................... 153
154 BEHEER VAN BESTANDEN
Mappen ..................................................................... 154
Geheugenmappen en -bestanden 154
Beschermen van bestanden .................................... 155
Beveiligen van een enkel bestand 155
Beveiligen van alle bestanden 156
INLEIDING
6
157 ANDERE INSTELLINGEN
Configureren van de geluidsinstellingen ................. 157
Configureren van de geluidsinstellingen 157
Instellen van het geluidsniveau van de
bevestigingstoon 158
Instellen van het geluidsniveau voor de weergave
van films en audio snapshots 158
Specificeren van de bestandsnaam serienummer
generatiemethode .................................................... 159
Instellen van de klok ................................................ 159
Selecteren van uw thuistijdzone 160
Instellen van de huidige tijd en datum 161
Veranderen van de datumopmaak 161
Gebruiken van wereldtijd ......................................... 162
Tonen van het wereldtijdscherm 162
Configureren van wereldtijdinstellingen 162
Veranderen van de displaytaal ................................. 163
Veranderen van het protocol van de USB poort ...... 164
Formatteren van het ingebouwde geheugen ........... 165
166 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
Gebruiken van een geheugenkaart ......................... 167
Insteken van een geheugenkaart in de camera 167
Vervangen van de geheugenkaart 168
Formatteren van een geheugenkaart 169
Kopiëren van bestanden .......................................... 170
Kopiëren van alle bestanden in het ingebouwde
geheugen naar een geheugenkaart 171
Kopiëren van een specifiek bestand van een
geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen 171
173 AFDRUKKEN VAN BEELDEN
DPOF ........................................................................ 174
Configureren van de afdrukinstellingen voor
een enkel beeld 175
Configureren van de afdrukinstellingen voor
alle beelden 176
Gebruiken van PictBridge ........................................ 177
Datumafdruk 181
PRINT Image Matching III ............................................ 182
Exif Print ................................................................... 182
183 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN
COMPUTER
Gebruik van de camera met een
Windows computer ................................................... 183
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer ................................................. 191
Gebruiken van een geheugenkaart om
beelden over te schrijven naar een computer ......... 196
INLEIDING
7
Geheugendata ......................................................... 197
DCF protocol 197
Geheugenmapstructuur 197
Door de camera ondersteunde beeldbestanden 199
200 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN
COMPUTER
Gebruik van de camera met een Windows computer
200
Aangaande de gebundelde CD-ROM 200
Systeemvereisten voor uw computer 202
Beheren van beelden op een PC 204
Retoucheren, oriënteren en afdrukken van fotos 207
Weergeven van een film 209
Monteren van films 212
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden) 213
Gebruikersregistratie 214
Verlaten van de menu applicatie 214
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer ................................................. 215
Aangaande de gebundelde CD-ROM 215
Systeemvereisten voor uw computer 216
Beheren van beelden op een Macintosh 217
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden) 218
Registreren als cameragebruiker 218
219 APPENDIX
Menureferentie ......................................................... 219
Indicator referentie ................................................... 221
Gids voor het oplossen van moeilijkheden .............. 224
Mocht u problemen ondervinden bij het installeren
van de USB driver 228
Tonen van boodschappen 229
Technische gegevens ............................................... 231
INLEIDING
8
BELANGRIJK!
The inhoud van deze gebruiksaanwijzing is onder
voorbehoud en kan zonder voorafgaande
mededeling worden veranderd.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies
voortvloeiend uit het gebruik van deze
gebruiksaanwijzing.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor verlies of eisen tot
schadevergoeding door derden die voortvloeien uit
het gebruik van de EX-P505.
CASIO COMPUTER CO., LTD. zal niet aansprakelijk
gesteld worden voor schade of verlies door u of door
derden door het gebruik van Photo Loader en/of
Photohands.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies door het
wissen van data als gevolg van een defect,
reparaties of het vervangen van de accu. Zorg er
altijd voor een reservekopie te maken van
belangrijke data op andere media om u in te dekken
tegen verlies.
Merk op dat de voorbeeldschermen en
productafbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing
ietwat kunnen afwijken van de schermen en
configuratie van de camera in werkelijkheid.
Het SD logo is een geregistreerd handelsmerk.
Windows, Internet Explorer, Windows Media en
DirectX zijn geregistreerde handelsmerken van
Microsoft Corporation.
Macintosh is een geregistreerd handelsmerk van
Apple Computer, Inc.
MultiMediaCard is een handelsmerk van Infineon
Technologies AG van Duitsland en onder licentie bij
MultiMediaCard Association (MMCA).
Adobe en Reader zijn ofwel geregistreerde
handelsmerken of handelsmerken van Adobe
Systems Incorporated in the US en/of andere landen.
Ulead is een handelsmerk van Ulead Systems, Inc.
Namen van andere fabrikanten, producten en
diensten die gebruikt worden in deze
gebruiksaanwijzing kunnen ook handelsmerken of
dienst merken zijn van anderen.
Photo Loader en Photohands zijn eigendom van
CASIO COMPUTER CO., LTD. Met uitzondering van
het bovengenoemde, vallen alle auteursrechten en
andere gerelateerde rechten van deze applicaties
aan CASIO COMPUTER CO., LTD.
INLEIDING
9
LCD paneel
Het LCD paneel is een product van de nieuwste LCD
fabrikagetechnologie die een beeldpundeffecttiviteit van
99,99% behaalt. Dat betekent dat minder dat 0,01% van
het totaal aan beeldpunten defect is (d.w.z. ze gaan niet
branden of ze blijven juist altijd branden.
Door auteursrechten opgelegde beperkingen
Behalve met als doeleinde uw eigen persoonlijke genoegen
is het kopiëren van snapshotbestanden, filmbestanden en
audiobestanden zonder toestemming in overtreding met
auteursrechten en internationale verdragen. Het tegen
vergoeding of gratis distribueren van dergelijke bestanden
aan derden via het internet zonder toestemming van de
eigenaar van de auteursrechten is in overtreding met de
wetgeving ten aanzien van auteursrechten en
internationale verdragen.
Kenmerken
5,0 miljoen effectieve beeldpunten
De CCD voorziet in het totaal in 5,25 miljoen beeldpunten
voor een bijzonder hoge resolutie voor heldere, duidelijke
beelden en afdrukken.
2,0-inch TFT kleuren LCD draaibaar beeldscherm
40X naadloze zoom (pagina 66)
5X optische zoom, 8X digitale zoom
Hoge resolutie opname van films met geluid (pagina 104)
op VGA grootte, met 30 beelden/seconde in MPEG-4 AVI
formaat
Een grote keus aan filmfuncties (pagina 104)
De filmfuncties omvatten o.a. standaard filmfunctie, een
voorafgaande filmfunctie (de film begint vijf seconden
voordat de sluitertoets wordt ingedrukt) en de korte
filmfunctie (de film heeft een vaste lengte die begint
voordat de sluitertoets wordt ingedrukt en doorloopt nadat
deze wordt losgelaten) en een MOVIE BEST SHOT
functie (onmiddellijke camera instelling gebaseerd op
MOVIE BEST SHOT voorbeelddècors).
Bewegende afdrukfunctie (MOTION PRINT) (pagina 141)
Met deze functie worden bewegende beelden van een
film in het geheugen opgeslagen waarvan stilbeelden
worden gemaakt die geschikt zijn om te worden
afgedrukt.
INLEIDING
10
7,5 MB flash-geheugen
Beelden kunnen opgenomen worden zonder gebruik van
een geheugenkaart.
Ex-Finder zoeker (pagina 32)
De Ex-Finder zoeker geeft u een schat aan gegevens via
het beeldscherm terwijl u beelden aan het samenstellen
bent.
Ex menu (pagina 128)
Het snelkoppelmenu geeft toegang tot vier vaak gebruikte
instellingen.
Multi autofocus (pagina 83)
Wanneer de instelling Multi (meervoudig) wordt ingesteld
voor het autofocus kader, neemt de camera zeven
metingen op verschillende punten en kiest automatisch
de beste.
Verplaatsbaar automatisch scherpstelkader (pagina 82)
U kunt het scherpstelkader verplaatsen naar de gewenste
plaats.
Manual Assist (handbedieninghulp) (pagina 99)
Volg de in-beeld aanwijzingen bij het maken van de
handmatige belichtingsinstellingen.
Ondersteuning voor SD geheugenkaarten en MMC
(MultiMediaCard = multimedia kaart) voor
geheugenuitbreiding (pagina 166)
Beste shot (BEST SHOT) (pagina 100)
Selecteer eenvoudigweg het voorbeelddécor dat
overeenkomt met het type beeld dat u probeert op te
nemen en de camera voert ingewikkelde instellingen
geheel automatisch uit om elke keer opnieuw mooie
beelden te maken.
Drievoudige zelfontspanner (pagina 75)
De zelfontspanner kan ingesteld worden om drie maal
automatisch te werken.
Real-time RGB histogram (pagina 116)
Een in-beeld histogram laat u de belichting bijstellen
terwijl u bekijkt hoe dit de algehele beeldhelderheid
beïnvloedt, hetgeen het maken van shots bij moeilijke
belichtingsomstandigheden nu makkelijker maakt dan ooit
te voren.
Wereldtijd (pagina 162)
Door een eenvoudige bediening wordt de huidige tijd
ingesteld voor de huidige plaats. U kunt uit 162 steden in
32 tijdzones kiezen.
Audio Snapshot functie (pagina 114)
Gebruik deze functie om snapshots op te nemen die
audio bevatten.
Na opname (pagina 147)
Gebruik deze functie om audio toe te voegen aan
snapshots nadat u die heeft opgenomen.
INLEIDING
11
Selecteerbare geluidsinstellingen (pagina 157)
U kunt verschillende geluiden configureren die dan
gespeeld worden telkens wanneer u de camera
inschakelt, de sluitertoets halverwege of geheel indrukt of
een toetsbewerking uitvoert.
DCF data opslag (pagina 197)
Het DCF (Design rule for Camera File system) data
opslagprotocol voorziet in beeld compatibiliteit tussen
camera en printers.
Digital Print Order Format (DPOF) (pagina 174)
Beelden kunnen gemakkelijk afgedrukt worden in de
gewenste volgorde door gebruik te maken van een
DPOF-compatibele printer. DPOF kan ook gebruikt
worden voor het specificeren van beelden en
hoeveelheden door professionele
afdrukdienstverleningen.
PRINT Image Matching III Compatibel (pagina 182)
Beelden omvatten PRINT Image Matching III data (functie
instelling en andere camera instelinformatie). Een printer
die PRINT Image Matching III ondersteunt, leest deze
data en stemt het afgedrukte beeld daarop af zodat de
beelden er uit komen zoals u bedoeld had toen u ze
opnam.
PictBridge ondersteuning (pagina 177)
Sluit direct aan op een printer die compatibel is met
PictBridge en u kunt beelden afdrukken zonder dit via de
computer te doen.
Stuur beelden over naar een computer door gewoonweg
de camera met een USB kabel te verbinden (paginas
183, 200).
Ondersteuning voor het USB 2.0 Hi-Speed protocol
(paginas 184, 192)
Deze camera ondersteunt het USB 2.0 Hi-Speed protocol.
Hoewel deze camera gebruikt kan worden met een
computer die enkel het USB 1.1 protocol ondersteunt,
kunnen data sneller worden overgebracht wanneer het
USB 2.0 Hi-Speed protocol ondersteund wordt.
Sluit de camera m.b.v. de AV kabel aan op een TV en
gebruik dan het beeld op het televisiescherm voor het
opnemen en bekijken van beelden (pagina 149).
Ulead Movie Wizard SE VCD (pagina 212)
Met het meegeleverde Ulead Movie Wizard SE VCD
software kunt u filmbestanden op uw computer bewerken
en Video CDs aanmaken.
Het software kan worden opgewaardeerd om bestanden
om te zetten zodat ze met een DVD speler kunnen
worden afgespeeld.
Bijgesloten met Photo Loader en Photohands (paginas
204, 207, 216)
Uw camera wordt geleverd met Photo Loader, de
populaire applicatie die automatisch beelden laadt van uw
camera naar uw PC. Ook is Photohands bijgesloten, een
applicatie die het retoucheren van beelden versnelt en
vergemakkelijkt.
INLEIDING
12
Voorzorgsmaatregelen
Algemene voorzorgsmaatregelen
Let erop altijd de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen
na te leven wanneer u de EX-P505 gebruikt.
Alle verwijzingen in deze gebruiksaanwijzing naar camera
verwijzen naar de CASIO EX-P505 digitale camera.
Probeer nooit beelden op te nemen of het ingebouwde
display te gebruiken terwijl u een motorvoertuig aan het
besturen bent of terwijl u aan het lopen bent. Dit creëert
namelijk het gevaar op een ernstig ongeluk.
Probeer nooit de behuizing van de camera te openen of
zelf reparaties uit te voeren. Als de interne
hoogspanningscomponenten ontbloot worden, creëert dit
gevaar op elektrische schok. Laat onderhoud en
reparatiewerkzaamheden altijd over aan door een CASIO
erkende onderhoudswerkplaats.
Houd de kleine onderdelen en accesoires van deze
camera buiten het bereik van kleine kinderen. Mocht een
klein onderdeel per ongeluk ingeslikt worden, neem dan
onmiddellijk contact op met uw arts.
Richt de flitser nooit op een persoon die een
motorvoertuig aan het besturen is. Dit kan hinderlijk zijn
en het gevaar op een ongeluk met zich meebrengen.
Gebruik de flitser nooit als deze te dicht bij de ogen van
het onderwerp is. Intens licht kan schade toebrengen aan
het gezichtsvermogen als de flitser op te korte afstand
wordt gebruikt, in het bijzonder geldt dit voor kinderen. Bij
gebruik van de flitser dient de camera minstens één
meter van de ogen van het onderwerp gehouden te
worden.
Houd de camera uit de buurt van water en andere
vloeistoffen en laat hem nooit nat worden. Vocht brengt
het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee.
Gebruik de camera nooit buiten in de regen of sneeuw, bij
de kust of op het strand, in de badkamer, enz.
Mocht een vreemd voorwerp of water de camera
binnendringen, schakel deze dan onmiddellijk uit.
Verwijder daarna de accu uit de camera en/of het
netsnoer van de netadapter uit het stopcontact en neem
contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende
CASIO onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de
camera onder deze omstandigheden wordt voortgezet,
brengt dit het gevaar op elektrische schok en brand met
zich mee.
INLEIDING
13
Mocht de behuizing van de camera ooit breken doordat
de camera gevallen is of op andere manier blootgesteld is
aan een ruwe behandeling, schakel dan onmiddellijk de
spanning uit. Verwijder daarna de accu van de camera
en/of haal de stekker van het netadaptersnoer uit het
stopcontact en neem contact op met de dichtstbijzijnde
CASIO erkende onderhoudswerkplaats.
Gebruik de camera nooit in een vliegtuig of een andere
plaats waar het gebruik ervan verboden is. Dit kan
namelijk het gevaar op een ongeluk met zich
meebrengen.
Materiële schade en defecten van deze camera kunnen
er toe leiden dat de in het geheugen opgeslagen data
gewist wordt. Maak altijd reservekopieën van data door
ze over te sturen naar het geheugen van een PC.
Open nooit het accudeksel, verbreek nooit de aansluiting
van de netadapter met de camera en trek deze nooit uit
het stopcontact terwijl een beeld wordt opgenomen. Niet
alleen maakt dit het onmogelijk de huidige beelden op te
nemen, het kan ook de andere beelddata beschadigen
die reeds opgeslagen waren in het bestandgeheugen
van de camera.
Mocht u ooit rook of een vreemde geur bespeuren bij de
camera, schakel de camera onmiddellijk uit. Er daarbij op
lettend dat u uw vingers niet brandt, verwijder daarna de
accu uit de camera en/of het netsnoer van de netadapter
uit het stopcontact en neem contact op met uw dealer of
de dichtstbijzijnde erkende CASIO onderhoudswerkplaats.
Als het gebruik van de camera onder deze
omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit het gevaar op
elektrische schok en brand met zich mee. Overtuig u er
eerst van dat er geen rook meer uit de camera komt en
neem de camera dan ter reparatie mee naar de
dichtstbijzijnde erkende CASIO onderhoudswerkplaats.
Probeer onderhoud en reparaties nooit zelf uit te voeren.
Gebruik de netadapter nooit om andere apparatuur dan
deze camera van spanning te voorzien. Gebruik ook nooit
een andere netadapter dan de meegeleverde om deze
camera van spanning te voorzien.
Bedek de netadapter nooit met een plaid, een deken of
een andere afdekking terwijl hij gebruikt wordt en gebruik
de adapter ook niet bij een kachel.
Trek de stekker van het netadaptersnoer minstens eens
per jaar uit het stopcontact en reinig het gedeelte bij de
stekers van de stekker. Stof kan zich ophopen rond de
stekers en gevaar op brand met zich meebrengen.
INLEIDING
14
Elk van de bovengenoemde omstandigheden kan er toe
leiden dat een foutlezing op het scherm verschijnt (pagina
229). Volg de aanwijzingen in de melding om de oorzaak
van de foutlezing te elimineren.
Voorwaarden voor juiste werking
Deze camera is ontworpen voor gebruik bij temperaturen
tussen 0°C en 40°C.
Gebruik de camera niet en berg hem niet op de volgende
plaatsen op.
Op plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht.
Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of
veel stof.
In de omgeving van airconditionings, kachels of
andere plaatsen die blootstaan aan extreme
temperaturen.
Binnenin een gesloten voertuig, in het bijzonder
wanneer deze in de zon geparkeerd staat.
Op plaatsen die blootstaan aan sterke trillingen.
Test voor het gebruik dat de camera goed
werkt!
Voordat u de camera gebruikt voor het maken van
belangrijke opnemen dient u eerst een aantal testbeelden
op te nemen om u zich er eerst van te overtuigen dat de
resultaten naar wens zijn en de camera juist
geconfigureerd is en u hem op de juiste wijze bediend.
Voorzorgsmaatregelen bij data foutlezingen
Uw digitale camera is vervaardigd met digitale precisie-
onderdelen. Bij elk van de volgende omstandigheden
bestaat het gevaar op de beschadiging van data in het
bestandgeheugen.
Het verwijderen van de accu of de geheugenkaart
terwijl de camera zojuist bezig is met het opnemen
van een beeld of toegang heeft tot het geheugen
Het verwijderen van de accu of het verwijderen van de
geheugenkaart terwijl de bedrijfsindicator nog aan het
knipperen is nadat u de camera uitgeschakeld heeft
Het verbreken van de aansluiting van de USB kabel
terwijl het versturen van data plaatsvindt
Lage batterijspanning
Andere abnormale omstandigheden
INLEIDING
15
Condens
Wanneer u de camera binnen brengt op een koude dag of op
een andere manier blootstelt aan plotselinge veranderingen
in temperatuur, bestaat de mogelijkheid dat condens zich kan
gaan vormen op de buitenkant of op de inwendige
componenten. Condens kan defectieve werking veroorzaken
zodat u moet vermijden dat de camera blootstaat aan
omstandigheden die condens kunnen veroorzaken.
Om te voorkomen dat condens überhaupt gevormd wordt,
dient u de camera in een plastic tas te plaatsen voordat u
hem naar een plaats brengt die veel warmer of kouder is
dan de huidige plaats. Laat de camera in de plastic tas
totdat de lucht in de tas de kans heeft gekregen om
dezelfde temperatuur als die van de nieuwe plaats heeft
bereikt. Mocht condens zich toch gevormd hebben,
verwijder dan de accu van de camera en laat het
accudeksel voor enkele uren open.
Stroomvoorziening
Gebruik enkel de speciale oplaadbare lithium-ion accu
NP-40 om deze camera van stroom te voorzien. Het
gebruik van een ander type accu wordt niet ondersteund.
Deze camera heeft geen gescheiden batterij voor de klok.
De instellingen van de datum en de tijd worden geheel
uitgewist wanneer in het geheel geen stroom wordt
toegevoerd (van zowel de accu als de netadapter). Zorg
er voor deze instellingen opnieuw te configureren als de
stroom wordt onderbroken (pagina 56).
Lens
Oefen nooit te veel kracht uit bij het reinigen van het
oppervlak van de lens. Word dit toch gedaan, dan kan de
lens bekrast raken en defecten worden veroorzaakt.
Vingerafdrukken, stof en anderszins bevuilen van de lens
kan op de juiste manier opnemen belemmeren. Raak de
lens nooit met de vingers aan. U kunt stofdeeltjes van de
lens verwijderen met een lensblazer. Veeg vervolgens het
oppervlak van de lens af met een zachte lensdoek.
U kunt mogelijk af en toe vervorming waarnemen in
bepaalde soorten beelden waarbij er een kleine buiging
optreedt bij lijnen die recht zouden moeten zijn. Dit komt
door de karakteristieken van de lens/het objectief en duidt
niet op een defect van de camera.
Overige
Tijdens het gebruik kan de camera ietwat warm worden.
Dit duidt niet op een defect.
Als de buitenkant van de camera gereinigd dient te
worden, veeg deze dan af met een zachte, droge doek.
SNELSTARTGIDS
16
SNELSTARTGIDS
Insteektype
[CHARGE] indicator licht
rood op tijdens het
opladen.
[CHARGE] indicator wordt
groen nadat het opladen is
voltooid.
[CHARGE] indicator
licht rood op tijdens
het opladen.
[CHARGE] indicator
wordt groen nadat het
opladen is voltooid.
1
2
2
1
Type met netsnoer
1.
Laad de oplaadbare lithium-ion accu (NP-40) op die
meegeleverd wordt met de camera (pagina 37).
Merk op dat de vorm van de snelle oplaadeenheid afhangt
van het gebied waar de camera wordt aangeschaft.
Het kost ongeveer twee uur om de batterijen volledig op te
laden.
Laad de accu eerst op!
SNELSTARTGIDS
17
2.
Leg de accu in de camera (pagina 42).
2
3
Stopnok
1
SNELSTARTGIDS
18
1.
Open het beeldscherm om de camera in te schakelen.
U kunt de camera ook inschakelen door op de spanningstoets
te drukken.
2.
Druk op [] om de gewenste taal te selecteren.
3.
Druk op [SET] om de taalinstelling te registreren.
4.
Selecteer het gewenste geografische gebied m.b.v. [],
[], [] en [] en druk vervolgens op [SET].
5.
Selecteer de gewenste stad m.b.v. [] en [] en druk
vervolgens op [SET].
6.
Selecteer de gewenste zomertijdinstelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
7.
Selecteer de gewenste datumformaatinstelling m.b.v.
[] en [] en druk vervolgens op [SET].
8.
Stel de datum en de tijd in.
9.
Druk op [SET] om de klokinstellingen te registreren en
het instelscherm te verlaten.
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen
Let erop det volgende instellingen te
configureren voordat u de camera gebruikt
voor het opnemen van beelden.
Zie pagina 56 voor details.
1
1
2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
SNELSTARTGIDS
19
1.
Verwijder de lenskap van de lens.
2.
Open het beeldscherm om de camera in te
schakelen.
U kunt de camera ook inschakelen door op de
spanningstoets te drukken.
3.
Zet de functiedraairegelaar op “ ” (snapshot
functie).
Hierdoor verschijnt “ ” (Snapshot mode =
snapshotfunctie) op het beeldscherm.
4.
Richt de camera op het onderwerp, voer de
compositie van het beeld uit op het beeldscherm en
druk vervolgens de sluitertoets tot halverwege in.
Nadat de camera klaar is met het automatische
scherpstellen wordt het scherpstelkader groen en gaat de
bedrijfsindicator groen branden.
5.
Houd de camera stil en druk de sluitertoets
voorzichtig geheel in.
Opnemen van een beeld
Zie pagina 59 voor details.
2
2
4,5
3
1920N
1920N
2560
2560
3
05/
05/
12
12
/24
24
12
12
:
38
38
+
0.0
0.0
+
Snapshotfunctie icoon
Scherpstelkader
Bedrijfsindictator
1
Vergeet niet voordat u een in de handel verkrijgbare
geheugenkaart in gebruikt neemt, de kaart eerst te
formatteren met de formatteerprocedure van de camera. Zie
pagina 169 voor het formatteren van een geheugenkaart.
B
SNELSTARTGIDS
20
1.
Open het beeldscherm om de camera in te schakelen.
U kunt de camera ook inschakelen door op de spanningstoets te
drukken.
2.
Zet de functiedraairegelaar op (weergavefunctie
(PLAY)).
3.
Druk op [] ( ).
4.
Laat het beeld zien dat u wilt uitwissen m.b.v. [] en [].
5.
Selecteer Delete (wissen) m.b.v. [] en [].
Selecteer “Cancel” (annuleren) om de beeldwisfunctie te verlaten
zonder iets uit te wissen.
6.
Druk op [SET] om het beeld te wissen.
Wissen van een beeld
Zie pagina 152 voor details.
1.
Open het beeldscherm om de
camera in te schakelen.
U kunt de camera ook inschakelen
door op de spanningstoets te
drukken.
2.
Zet de functiedraairegelaar op
(weergavefunctie (PLAY)).
3.
Blader m.b.v. [] and [] door
de beelden.
Bekijken van een opgenomen beeld
Zie pagina 130 voor details.
1
2
3, 4, 5, 6
1
1
2
3
1
SNELSTARTGIDS
21
1.
Klap het beeldscherm dicht om de camera uit
te schakelen.
U kunt de camera ook uitschakelen door op de
spanningstoets te drukken.
Uitschakelen van de camera
Zie pagina 51 voor details.
1
1
VOORBEREIDINGEN
22
VOORBEREIDINGEN
Dit hoofdstuk bevat informatie die u dient te weten
aangaande het gebruik van de camera en wat u dient te
doen voordat u daaraan gaat beginnen.
Betreffende deze gebruiksaanwijzing
Dit hoofdstuk bevat informatie over de afspraken die in
deze gebruiksaanwijzing worden gebruikt.
Terminologie
De volgende tabel definiëert de terminologie die in deze
gebruiksaanwijzing wordt gebruikt.
Toetsbediening
De bediening van toetsen wordt aangegeven door de
toetsnaam binnen haakjes ([ ]).
In-beeld tekst
De in-beeld tekst wordt altijd door dubbele
aanhalingstekens ( ) omsloten.
Deze term wordt in deze
gebruiksaanwijzing gebruikt:
camera
bestandgeheugen
accu
snelle oplaadeenheid
Betekenis:
De CASIO EX-P505 digitale
camera
De plaats waar de camera
op het ogenblik beelden
opslaat die u opneemt
(pagina 62)
De NP-40 oplaadbare
lithium-ion accu
De CASIO BC-30L snelle
oplaadeenheid
Deze term wordt in deze
gebruiksaanwijzing gebruikt:
een opnamefunctie (REC)
digitale ruis
Betekenis:
De op dat moment
geselecteerde
opnamefunctie (Snapshot,
BEST SHOT, Lensopening
prioriteit AE, Sluitersnelheid
prioriteit AE, Handmatige
belichting, Film, Korte film,
Voorafgaande film, MOVIE
BEST SHOT)
Kleine spikkels of sneeuw
in het opgenomen beeld of
op het beeldscherm
waardoor het beeld er
korrelig uitziet.
VOORBEREIDINGEN
23
Aanvullende informatie
BELANGRIJK! geeft belangrijke informatie aan
die u dient te weten om de camera op de juiste manier te
gebruiken.
LET OP geeft informatie aan die handig is bij het
bedienen van de camera.
Bestandgeheugen
De term bestandgeheugen in deze gebruiksaanwijzing is
een algemene term die slaat op de huidige plaats waar uw
camera de beelden die u opneemt aan het opslaan is. Dit
kan één van de volgende drie lokaties betreffen.
Het ingebouwde flash-geheugen van de camera
Een SD geheugenkaart die in de camera geladen is
Een MultiMediaCard die in de camera geladen is
Zie pagina 197 voor meer informatie aangaande hoe de
camera beelden opslaat.
Algemene gids
De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk
component, elke toets en elke schakelaar op de camera.
Voorkant
ON/OFF
7
1
623 54
1 Zoomregelaar
2 Sluitertoets
3 Spanningstoets
4 Zelfontspannerindicator
5 Luidspreker
6 Stereo microfoons
7 Lens
VOORBEREIDINGEN
24
Achterkant
8 Bedrijfsindicator
9 Functiedraairegelaar
: Weergavefunctie (PLAY)
: Snapshotfunctie
: BEST SHOT functie
: Lensopening prioriteit AE functie
: Sluitersnelheid prioriteit AE functie
: Handmatige belichtingfunctie
: Voorafgaande film
: Korte filmfunctie
: MOVIE BEST SHOT functie
: Filmfunctie
0 Riemring
A [MENU] toets
B [SET] insteltoets
C [DISP] displaytoets
D [][][][]
E Beeldscherm
Opnamefuncties
(REC)
O
N
/O
F
F
D
I
S
P
SET
8
B
A
C
D
E
9
0
VOORBEREIDINGEN
25
O
P Q
NM
M Accudeksel
N Statiefschroefgat
Gebruik dit gat bij montage van een statief.
Onderkant
O Stopnok
P Accucompartiment
Q Geheugenkaartsleuf
Zijkant
G
F
H
J
K
L
I
O
N/OFF
F [ ] scherpsteltoets
G [EX] -toets
H [ ] flitsertoets
I Flitser
J Gelijkspanningsingang
[DC IN 4,5V]
(netadapteraansluiting)
K [USB/AV]
aansluitingspoort
L Deksel van het
aansluitingspaneel
Open het deksel van het
aansluitingspaneel
VOORBEREIDINGEN
26
180˚
180˚
90˚
Gebruik van het beeldscherm
U kunt de positie van het beeldscherm veranderen voor
aanpassing aan de omstandigheden en condities tijdens
het filmen of bekijken.
Door het beeldscherm te openen wordt de camera
automatisch ingeschakeld.
BELANGRIJK!
Pak het beeldscherm aan de boven- en onderkant
beet wanneer u de stand van het beeldscherm
verandert. Let er op dat u het LCD paneel niet met
uw vingers aanraakt. Let er ook op dat u het
beeldscherm niet met geweld voorbij het normale
bereik drukt. Dit kan namelijk schade toebrengen
aan het beeldscherm.
1 180 graden links en rechts
3 90 graden achterwaarts
2 180 graden voorwaarts
VOORBEREIDINGEN
27
Door het beeldscherm in een dergelijke stand te zetten
dat deze in dezelfde richting wijst als de lens wordt het
opgenomen beeld automatisch gespiegeld weergegeven.
Hierdoor wordt het bijvoorbeeld mogelijk om een
zelfportret te maken met het beeldscherm uitgeklapt.
Klap het beeldscherm naar buiten om het te gebruiken
voor het componeren van beelden.
Klap het beeldscherm naar binnen om de camera uit te
schakelen.
LET OP
U kunt de camera ook in- en uitschakelen met de
spanningstoets (pagina 51).
BELANGRIJK!
Nadat u klaar bent met het beeldscherm dient u altijd
het LCD paneel in te klappen. Als u het beeldscherm
open laat staan bestaat de kans op ongelukken
waarbij het scherm kan breken of zelfs kan afbreken.
VOORBEREIDINGEN
28
Inhoud van het beeldscherm
Het beeldscherm houdt u via verschillende indicatoren en iconen op de hoogte van de status van uw camera.
Merk op dat de voorbeeldschermen in dit hoofdstuk enkel dienen ter illustratie. Ze komen niet precies overeen met de inhoud
van het scherm dat geproduceerd wordt door de camera.
Opnamefuncties (REC)
1 Flitserfunctie indicator
(pagina 69)
Geen Automatisch
Flitser uit
Flitser aan
Vermindering van het
rode ogen effect
Als de camera signaleert dat
de flitser gebruikt moet
worden terwijl automatisch
flitsen geselecteerd is,
verschijnt de Flitser aan
indicator wanneer de
sluitertoets halverwege
wordt ingedrukt.
2 Scherpstelfunctie
indicator (pagina 80)
Geen Autofocus
Macro
Panfocus
Oneindig
Handmatig
scherpstellen
verschijnt enkel tijdens
het opnemen van films.
5 Opnamefunctie (REC)
(pagina 59)
Snapshot
BEST SHOT
Lensopening prioriteit AE
Sluitersnelheid prioriteit
AE
Handmatige belichting
Film
Voorafgaande film
Korte film
MOVIE BEST SHOT
6 Meetfunctie indicator
(pagina 120)
Multi-patroon meten
Centrum-georiënteerd
meten
Puntmeten
3 Witbalansindicator
(pagina 91)
Geen Automatisch
Daglicht
Bewolkt
Schaduw
1
TL-verlichting 1
2
TL-verlichting 2
Gloeilamp
Flitser
Handmatig
4 Zelfontspanner functie
(pagina 75)
Geen 1 opname
10
s
10-seconden
zelfontspanner
2
s
2-seconden
zelfontspanner
x3
Drievoudige
zelfontspanner
0
9
B
C
A
78
12
3
4
6
5
VOORBEREIDINGEN
29
7 Snapshots: Beeldformaat
(pagina 77)
2560
×
1920 beeldpunten
2560
×
1712 (3:2) beeldpunten
2048
×
1536 beeldpunten
1600
×
1200 beeldpunten
1280
×
960 beeldpunten
640
×
480 beeldpunten
Films: Opnametijd (pagina 106)
8 Snapshots: Resterende
geheugencapaciteit
(paginas 63, 231)
(Resterend aantal beelden dat
kan worden opgeslagen)
Films: Resterende opnametijd
(pagina 106)
9 Beeldkwaliteit
Snapshots (pagina 79)
F : Fijn
N : Normaal
E : Economisch
Films (pagina 105)
HQ : Hoge kwaliteit
NORMAL : Normaal
LP : Langzame snelheid
0 Datum en tijd
(pagina 159)
A Accucapaciteit
(pagina 45)
B Histogram (pagina 116)
C Scherpstelkader
(pagina 81)
Scherpgesteld: Groen
Niet scherpgesteld: Rood
LET OP
Als de instelling van één van de volgende functies
veranderd wordt, verschijnt een icoongids
hulpboodschap op het beeldscherm.
U kunt icoonhulp uitschakelen (pagina 124) als u dat
wilt.
Opnamefuncties (REC), flitserfunctie,
scherpstelfunctie, witbalans, zelfontspanner,
meetfunctie.
VOORBEREIDINGEN
30
1 ND filter (pagina 90)
Schakelt het ND filter in en uit.
Het belichtingspaneel verschijnt op
het beeldscherm wanneer A
(lensopening prioriteit AE) of M
(handmatige belichting)
geselecteerd wordt met de
functiedraairegelaar.
D Digitale zoomindicator (pagina 67)
E ISO gevoeligheid (pagina 119)
F ND filter (pagina 90)
G Lensopeningwaarde (paginas 63, 94)
H Sluitersnelheidwaarde (paginas 63, 96)
I Zoomindicator (pagina 67)
De linkerkant geeft optische zoom aan.
De rechterkant geeft digitale zoom aan.
LET OP
Bij een ISO gevoeligheid, lensopening of
sluitersnelheid die buiten het bereik ligt, wordt de
corresponderende waarde in het beeldscherm
oranje.
De volgende uitleg betreft de items die verschijnen op het
belichtingspaneel. Merk op dat de huidige opnamefunctie
(REC) bepaalt welke items verschijnen.
Belichtingspaneel
Het belichtingspaneel is een gebied in de rechter
benedenhoek van het beeldscherm tijdens de
opnamefuncties (REC) dat verschillende instelbare
parameters aangeeft. U kunt het belichtingspaneel ook
gebruiken om belichtingsinstellingen bij te stellen.
E
F
D
H
G
I
Belichtingspaneel
ND filter
VOORBEREIDINGEN
31
4 EV verschuiving
(belichtingscompensatiewaarde)
(pagina 88)
Gebruik dit item om de waarde van de
belichtingscompensatie (EV
verschuiving) in te stellen.
De EV verschuivingswaarde verschijnt
in het belichtingspaneel wanneer de
functiedraairegelaar ingesteld wordt op
A (lensopening prioriteit AE) of S
(sluitersnelheid prioriteit AE). De EV
verschuivingswaarde verschijnt ook
wanneer de functiedraairegelaar
ingesteld wordt op een andere instelling
dan M (handmatige belichting),
wanneer EV Shift (EV verschuiving)
toegewezen is als de L/R Key (L/R
toets) functie (pagina 125).
5 Handmatige scherpstellingsinstelling
(MF) (pagina 86)
Stel handmatig scherp m.b.v. dit
item.
Het handmatige scherpstel
instelitem wordt aangegeven in
het belichtingspaneel wanneer
handmatige scherpstelling is
geselecteerd (aangegeven door
m.b.v. ) [ ].
2 Lensopeningwaarde (paginas 63, 94)
Stel de lensopening bij m.b.v. dit
item.
De lensopeningwaarde wordt
aangegeven in het
belichtingspaneel wanneer de
functiedraairegelaar ingesteld staat
op A (lensopening prioriteit AE)
of op M (handmatige belichting).
3 Sluitersnelheid (paginas 63, 96)
Stel de sluitersnelheid bij m.b.v. dit item.
De sluitersnelheidwaarde wordt
aangegeven in het belichtingspaneel
wanneer de functiedraairegelaar
ingesteld staat op S (sluitersnelheid
prioriteit AE) of op M (handmatige
belichting).
Lensopeningwaarde
Sluitersnelheid
EV verschuiving
Handmatige
scherpstellingsinstelling
(MF)
VOORBEREIDINGEN
32
EX Finder zoeker
1 Scherpstelafstand schaal
Deze schaal geeft de scherpstelafstand aan. Merk op
dat deze schaal niet dient als een precies
meetinstrument. De schaal dient enkel als een
algemene leidraad.
Deze schaal verschijnt wanneer u de sluitertoets
halverwege indrukt.
2 Brandpuntafstand
3 Witbalansindicator (pagina 91)
4 Flitserfunctie indicator (pagina 69)
5 Scherpstelfunctie indicator (pagina 80)
6 ISO gevoeligheid (pagina 119)
7 Handmatige scherpstelicoon
Deze icoon wordt enkel aangegeven wanneer MF
(handmatig scherpstellen) geselecteerd wordt als de
scherpstelfunctie.
Als u [] en [] gebruikt om de cursor naar te
verplaatsen en vervolgens op [] of [] drukt,
verdwijnt het Ex-Finder zoekerbeeld en verschijnt de
handmatige scherpstelinficator (pagina 86). Na enkele
ogenblikken verschijnt de Ex-Finder zoeker opnieuw.
8 Kleurverandericoon
U kunt [] en [] gebruiken om de cursor naar te
verplaatsen en vervolgens op [] of [] drukken om
de kleur van het Ex-Finder zoekerbeeld te veranderen.
9 ND filter (pagina 90)
0 Lensopeningwaarde (paginas 63, 94)
A Sluitersnelheid (paginas 63, 96)
De waarden van de ISO gevoeligheid, de
sluitersnelheid en de lensopening in het beeldscherm
worden oranje wanneer u de sluitertoets halverwege
indrukt als het beeld over- of onderbelicht is.
B EV verschuiving (belichtingscompensatiewaarde)
(pagina 88)
C Histogram (pagina 116)
B
1
4
3
5
6
8
9
A
C
2
@
7
VOORBEREIDINGEN
33
Weergavefunctie (PLAY)
1 Weergavefunctie
(PLAY) bestand type
Snapshot
Film
Voorafgaande film
Korte film
MOVIE BEST SHOT
Audio Snapshot
2 Beeldbeveiligingindicator
(pagina 155)
3 Mapnaam/bestandnaam
(pagina 154)
Voorbeeld: Wanneer een bestand
dat CIMG0023.JPG heet
opgeslagen is in een map die
100CASIO heet
100-0023
Mapnaam Bestandnaam
4 Snapshots: Beeldkwaliteit
(pagina 79)
F : Fijn
N : Normaal
E : Economisch
5 Snapshots: Beeldformaat
(pagina 77)
2560
×
1920 beeldpunten
2560
×
1712 (3:2) beeldpunten
2048
×
1536 beeldpunten
1600
×
1200 beeldpunten
1280
×
960 beeldpunten
640
×
480 beeldpunten
Films: Beeldkwaliteit
(pagina 105)
HQ : Hoge kwaliteit
NORMAL: Normaal
LP : Langzame snelheid
6 ISO gevoeligheid
(pagina 119)
7 Lensopeningwaarde
(pagina’s 63, 94)
8 Sluitersnelheidwaarde
(pagina’s 63, 96)
9 Datum en tijd
(pagina 159)
0 Witbalansindicator
(pagina 91)
AWB
Automatisch
Daglicht
Bewolkt
Schaduw
1
TL-verlichting 1
2
TL-verlichting 2
Gloeilamp
Flitser
Handmatig
A Flitserfunctie indicator
(pagina 69)
Flitser aan
Flitser uit
Vermindering van het
rode ogen effect
C
12 3
E
F
C
7
9
8
5
6
4
0AB
D
VOORBEREIDINGEN
34
Indicators aan Ex-finder zoeker
ingeschakeld
Indicators uit
Veranderen van de inhoud van het
beeldscherm
Telkens bij indrukken van de [DISP] toets verandert de
inhoud van het beeldscherm zoals hieronder aangegeven.
Opnamefuncties (REC)
Histogram aan
C
B Opnamefunctie (pagina 59)
Snapshot
BEST SHOT
Lensopening prioriteit AE
Sluitersnelheid prioriteit AE
Handmatige belichting
C Accucapaciteit
(pagina 45)
D Meetfunctie indicator
(pagina 120)
E Histogram (pagina 116)
F EV waarde (pagina 88)
VOORBEREIDINGEN
35
Indicators aan Histogram/details aan
Indicators uit
Weergavefunctie (PLAY)
BELANGRIJK!
De Ex-finder zoeker kan tijdens de volgende functies
niet worden aangegeven: Weergave (PLAY), Movie
(film), Past Movie (voorafgaande film), Short Movie
(korte film), MOVIE BEST SHOT (BEST SHOT film).
Door indrukken van [DISP] zal de inhoud van het
beeldscherm niet veranderen tijdens het opnemen
van een film, of tijdens standby of opname van een
audio snapshot.
C
VOORBEREIDINGEN
36
Vastmaken van de polsriem
Maak de polsriem vast aan de polsriemring zoals
aangegeven in de afbeelding.
BELANGRIJK!
Om te voorkomen dat de camera valt terwijl u hem
aan het bedienen bent, is het verstandig om de riem
om uw pols te houden. Gebruik de gesp om er
verzekerd van te zijn dat de riem goed om uw pols
past.
De meegeleverde polsriem is enkel bedoeld voor
gebruik met deze camera. Gebruik de polsriem niet
voor andere toepassingen.
Gebruik de polsriem nooit om de camera mee rond
te zwaaien.
Polsriemring
Gesp
VOORBEREIDINGEN
37
Bevestig de lensdophouder aan de ring van de riem. Dit
beschermt tegen onverhoeds verlies van de lensdop.
Gebruik van de lensdop
Houd de lensdop altijd op de lens wanneer u de camera
niet gebruikt.
Spanningsvereisten
Uw camera kan werken op ofwel accuspanning of
netspanning.
Accu
Eén NP-40 oplaadbare lithium-ion accu
De accu is niet volledig opgeladen wanneer u de
camera na aanschaf voor de eerste maal in gebruik
neemt. U dient dus de accu eerst op te laden voordat
u de camera voor de eerste maal in gebruik neemt.
Netspanning
Netadapter: AD-C40 (los verkrijgbaar)
Gebruik van de snelle oplaadeenheid
Contactpunten
[CHARGE] indicator
Lange lus
Dophouder Korte lus
B
VOORBEREIDINGEN
38
Monteren van de accu op de snelle
oplaadeenheid
Zorg ervoor dat de positieve en negatieve contactpunten in
de juiste richting wijzen en monteer dan de accu op de
oplaadeenheid. Merk op dat de accu niet goed opgeladen
wordt als hij niet correct aangebracht is op de snelle
oplaadeenheid.
Opladen van de accu
1.
Zet de accu met de positieve en negatieve
aansluitingen op de juiste wijze op hun plaats
en plaats dan de accu op de oplaadeenheid.
InsteektypeType met netsnoer
+
-
T
VOORBEREIDINGEN
39
2.
Steek de stekker van de snelle oplaadeenheid
in het stopcontact.
Hierdoor gaat de [CHARGE] (oplaad) indicator rood
oplichten.
Het opladen duurt ongeveer twee uur.
Merk op dat de vorm van de snelle oplaadeenheid
afhangt van het land waar de camera wordt
aangeschaft.
LET OP
De meegeleverde snelle oplaadeenheid van het type
met netsnoer is ontworpen voor gebruik met elke
voedingsbron van 100V tot 240V wisselspanning.
Merk echter op dat de vorm van de stekker van het
netsnoer kan verschillen afhankelijk van het land van
aanschaf. Mocht u van plan zijn de snelle
oplaadeenheid te gebruiken op een plaats waar het
stopcontact afwijkt van dat in uw eigen land, vervang
dan het netsnoer door een geschikt netsnoer dat
meegeleverd werd met de camera of door een los
verkrijgbaar netsnoer dat geschikt is voor het
stopcontact van dat land.
[CHARGE] (oplaad)
indicator
Snelle oplaadeenheid
Netsnoer
VOORBEREIDINGEN
40
LET OP
De meegeleverde snelle oplaadeenheid van het
insteektype is ontworpen voor gebruik met elke
voedingsbron van 100V tot 240V wisselspanning.
Merk echter op dat de vorm van de stekker van het
netsnoer kan verschillen afhankelijk van het land van
aanschaf. Reist u in het buitenland dan is het uw
eigen verantwoordelijkheid om na te gaan of de vorm
van de stekker van de snelle oplaadeenheid past bij
de plaatselijke stopcontacten en om eventueel een
verloopstekker aan te schaffen.
3.
De [CHARGE] indicator wordt groen wanneer
het opladen voltooid is.
4.
Trek de snelle oplaadeenheid uit het
stopcontact en verwijder de oplaadbare accu
nadat het opladen voltooid is.
Trek de snelle oplaadeenheid altijd uit het
stopcontact en verwijder de oplaadbare accu
wanneer u de eenheid niet gebruikt voor het
opladen.
[CHARGE] (oplaad)
indicator
Stekker
Snelle
oplaadeenheid
VOORBEREIDINGEN
41
BELANGRIJK!
Als de accu of de snelle oplaadeenheid bijzonder
heet of koud wordt wanneer u begint met opladen of
als deze heet worden tijdens het opladen, dan zal de
snelle oplaadeenheid in standby gaan staan hetgeen
aangegeven wordt wanneer de oplaadindicator
[CHARGE] oranje oplicht. Het opladen wordt
voortgezet wanneer de temperatuur terugkeert
binnen het toelaatbare temperatuurbereik hetgeen
aangegeven wordt wanneer de oplaadindicator
[CHARGE] rood oplicht.
Wanneer een accu opgeladen wordt terwijl ze nog
steeds warm is juist na afnemen van de camera kan
er toe leiden dat deze slechts gedeeltelijk wordt
opgeladen. Geef de accu tijd om af te koelen voordat
u deze gaat opladen.
Accus lopen langzamerhand leeg zelfs als u ze in de
camera laat zitten zonder ze op te laden. Hierom
wordt het aanbevolen dat u accus oplaadt juist
voordat u ze nodig heeft.
De accu die met deze camera gebruikt wordt is
speciaal ontworpen voor gebruik met digitale
cameras. Als u deze wilt gebruiken om een ander
type toestel van spanning te voorzien dient u eerst
de gebruiksaanwijzing te lezen van dat toestel om te
zien of ze elkaar niet bijten.
Hoewel de feitelijke levensduur van accus afhangt
van de omgeving waarin ze worden gebruikt, kunt u
de verwachting koesteren dat ze ongeveer 500 maal
kunnen worden opgeladen voordat ze aan
vervanging toe zijn.
Het opladen van de camera accu kan storing
veroorzaken bij de ontvangst van televisie en radio.
Is dit het geval steek de stekker van de
oplaadeenheid dan in een stopcontact dat zich
verder weg bevindt van de televisie of de radio.
Vuile contactpunten van de oplader en/of accu
aansluitingen kunnen opladen in het geheel
onmogelijk maken. Veeg de contactpunten en
aansluitingen van tijd tot tijd af met een droge doek
om ze schoon te houden.
VOORBEREIDINGEN
42
Druk tegen de onderkant van de accu en let er op
dat de stopnok stevig op zijn plaats vergrendelt.
Inleggen van de accu
1.
Schuif het accudeksel aan de onderkant van
de camera, in de door de pijl aangegeven
richting en open het dan.
2.
Zet de () merktekens op de camera en de
accu tegenover elkaar zoals aangegeven in de
afbeelding en druk op de stopnok in de
richting die wordt aangegeven door de pijl en
schuif de accu zo in de camera.
NP-40
Stopnok
(
)-markering
VOORBEREIDINGEN
43
3.
Sluit het accudeksel en schuif het vervolgens
in de door de pijl aangegeven richting.
BELANGRIJK!
Gebruik alleen de speciale oplaadbare lithium-ion
accu NP-40 om deze camera van stroom te
voorzien. Het gebruik van een ander type accu wordt
niet ondersteund.
Als de camera niet normaal werkt
Dat kan betekenen dat er een probleem is met de manier
waarop de accu ingelegd is. Verwijder de accu uit de
camera en controleer of de contactpunten van de accu-
aansluitingen vuil zijn. Mocht dit het geval zijn, veeg deze
dan af met een droge doek.
VOORBEREIDINGEN
44
Richtlijnen voor de levensduur van de accu
De waarden in de richtlijnen t.a.v. de gebruiksduur van de
accu die hieronder worden gegeven, geven de hoeveelheid
tijd aan bij de voorwaarden die vermeld staan onder de
tabel totdat de spanning automatisch uitgeschakeld wordt
doordat de accu leeg is. Deze waarden zijn echter geen
garantie dat de accu inderdaad de aangegeven
gebruiksduur zal verstrekken. Een lage temperatuur en
ononderbroken gebruik zullen de gebruiksduur van de accu
verkorten.
Bewerking
Aantal fotos (CIPA standaard)*
1
(werkingstijd)
Aantal fotos, doorlopende opname*
2
(werkingstijd)
Doorlopende weergave van
Snapshots*
3
Doorlopende filmopname*
4
Gebruiksduur van accu
(benadering)
220 fotos
(110 minuten)
550 fotos
(110 minuten)
200 minuten
120 minuten
Ondersteunde accu: NP-40
Opslagmedium : SD geheugenkaart
*1 Aantal fotos (CIPA standaard)
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Zoomen van de volledige groothoek- tot de volledige
telefotostand elke 30 seconden, waarbij telkens twee
beelden worden opgenomen, waarvan één met flits;
de spanning wordt na elke 10 opgenomen beelden uit-
en weer ingeschakeld.
*2 Omstandigheden bij doorlopende opname
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Flitser: Uitgeschakeld
Beeld opgenomen na elke 12 seconden, wisselend
tussen volledige groothoek en volledige telefoto.
*3 Omstandigheden bij doorlopende snapshot weergave
Temperatuur: 23°C
Bladeren naar het volgende beeld na elke 10
seconden
*4 Geschatte tijd voor doorlopende filmopname zonder te
zoomen.
VOORBEREIDINGEN
45
De bovenstaande waarden zijn gebaseerd op een nieuwe
accu die volledig opgeladen is. De levensduur van de
accu loopt terug naarmate hij vaker wordt opgeladen.
De gebruiksduur van de accu wordt voor een grote mate
bepaalt door hoevaak en hoe lang u de flitser, de
zoonfunctie en de automatische scherpstelfunctie
(autofocus) gebruikte en hoe lang u de spanning
ingeschakeld laat.
Tips om de lading van de accu langer te
laten meegaan
Mocht u de flitser niet hoeven gebruiken tijdens het
opnemen, selecteer dan (flitser uit - flash off) als de
flitserfunctie. Zie pagina 69 voor meer informatie.
Schakel de automatische spanningsuitschakelfunctie
(Auto Power Off) en de sluimerfunctie (Sleep) (pagina 52)
in om u te beschermen tegen het onnodig verkwisten van
stroom als u vergeet de spanning van de camera uit te
schakelen.
Door tijdens het opnemen van een film handmatig scherp
te stellen (pagina 86) of panfocus (pagina 85) te
gebruiken kunt u de gebruiksduur van de accu verlengen.
Accuniveau Hoog Laag
Indicator
Lege accu indicator
Hieronder wordt aangegeven hoe de
accucapaciteitsindicator op het beeldscherm verandert
naarmate meer accustroom wordt gebruikt. De
indicator geeft aan dat de accu vrijwel leeg is. Merk op dat
u beelden mogelijk niet kan opnemen terwijl de indicator
aangeeft. Laad de accu onmiddellijk op wanneer een
van deze indicators verschijnt.
B
VOORBEREIDINGEN
46
Voorzorgsmaatregelen voor de
stroomvoorziening
Merk de volgende voorzorgsmaatregelen op bij het
hanteren of gebruik van de accu en de snelle
oplaadeenheid.
Voorzorgsmaatregelen voor de accu
VEILIGHEIDSVOORZORGSMAATREGELEN
Zorg ervoor de volgende voorzorgsmaatregelen te lezen
voordat u de accu voor de eerste maal in gebruik neemt.
LET OP
De term accu in deze gebruiksaanwijzing slaat op
de CASIO NP-40 oplaadbare lithium-ion accu.
Gebruik enkel de snelle oplaadeenheid (BC-30L) om
de oplaadbare lithium-ion accu NP-40 op te laden.
Gebruik nooit andere oplaadtoestellen.
Vervangen van de accu
1.
Open het accudeksel.
2.
Druk op de stopnok in de richting die wordt
aangegeven door de pijl.
Hierdoor zal de accu gedeeltelijk uit de sleuf komen.
3.
Laat de stopnok los en trek de accu uit de
camera.
Let erop dat u de accu niet laat vallen.
4.
Leg een nieuwe accu in de camera (pagina 42).
Stopnok
B
VOORBEREIDINGEN
47
Mocht u ooit één van de volgende omstandigheden
opmerken tijdens het gebruik, het laden of het opslaan
van een accu, koppel hem dan onmiddellijk van de
camera of oplader en houd hem uit de buurt van open
vuur:
Lekken van vloeistof
Afgeven van een vreemde geur
Afgeven van hitte
Verkleuren van de accu
Vervormen van de accu
Andere abnormale omstandigheden bij de accu
Mocht de accu niet volledig opladen binnen de normale
oplaadtijd, stop dan met opladen. Verder opladen kan
het gevaar op oververhitting en brand of explosie in de
hand werken.
Mocht accuvloeistof onverhoeds in uw ogen komen,
dan kan dit ernstige schade toebrengen aan de ogen.
Spoel onmiddellijk uw ogen uit met schoon leidingwater
en raadpleeg daarna uw arts.
Mocht de accu gebruikt worden door jonge kinderen,
zie er dan op toe dat een verantwoordelijke volwassene
de kinderen attent maakt op de voorzorgsmaatregelen
en op de juiste behandelingsaanwijzingen zoals
beschreven in de gebruiksaanwijzing en let erop dat ze
de accu inderdaad op de juiste manier behandelen.
Mocht accuvloeistof onverhoeds op uw kleding of op
uw huid komen, was dan onmiddellijk af met schoon
leidingwater. Langdurig lichamelijk contact met
accuvloeistof kan leiden tot huidirritatie.
Het negeren van de volgende voorzorgsmaatregelen
tijdens het gebruik van de accu kan het gevaar op
oververhitting, brand en ontploffing met zich mee
brengen.
Probeer de accu nooit te gebruiken om een ander
toestel van stroom te voorzien dan deze camera.
Gebruik de accu nooit of laat hem nooit achter bij
open vuur.
Plaats de accu nooit in een magnetron, gooi hem
nooit in het vuur en stel hem niet anderszins bloot
aan hoge temperaturen.
Let erop dat de accu op de juiste wijze (+ en
polen) ingelegd is wanneer u hem in de camera legt
of aan de snelle oplaadeenheid koppelt.
Draag of leg de accu nooit bij voorwerpen die
elektriciteit kunnen geleiden (halskettingen, potlood,
enz.).
Haal de accu nooit uit elkaar, knutsel er niet aan en
stel hem niet bloot aan harde stoten.
Dompel de accu nooit onder in water.
Gebruik de accu nooit en laat hem nooit achter in
het directe zonlicht, in een auto die in de zon
geparkeerd staat of op een andere plaats waar de
temperatuur hoog is.
VOORBEREIDINGEN
48
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET
OPBERGEN
Bent u niet van plan de camera binnen afzienbare tijd
te gebruiken, verwijder dan de accu. Mocht de accu in
de camera blijven zitten dan zal hij kleine
hoeveelheden stroom afgeven zelfs als de camera is
uitgeschakeld, hetgeen kan leiden tot een lege accu of
de mogelijkheid dat het laden voor het volgende
gebruik langer duurt.
Berg de accu op een koele, droge plaats (20°C of
lager).
GEBRUIK VAN DE ACCU
Bij vervoer van een accu, dient u die ofwel in
opgeladen toestand in de digitale camera te houden of
op te bergen in de doos.
VOORZORGSMAATREGELEN TIJDENS HET
GEBRUIK
Laad de accu op een plaats op waar de temperatuur
tussen 5°C en 35°C is. Opladen buiten dit
temperatuurbereik kan er de oorzaak van zijn dat het
opladen langer dan gebruikelijk duurt en kan het zelfs
onmogelijk blijken om de accu (volledig) op te laden.
Mocht de accu na volledig opladen maar korte tijd
werken en daarna weer uitgeput zijn, dan heeft de accu
het einde van zijn levensduur bereikt. Vervang hem
door een nieuwe.
Veeg de accu nooit af met verdunner, benzeen, alcohol
of andere vluchtige chemicaliën of chemisch bewerkte
doeken. Dit kan namelijk vervorming van de accu
veroorzaken en leiden tot defecten.
Let er op dat de snelle oplaadeenheid zich altijd op een
vlakke en stabiele ondergrond bevindt wanneer u hem
gebruikt voor het opladen.
VOORBEREIDINGEN
49
Voorzorgsmaatregelen voor de snelle
oplaadeenheid
Steek de stekker van de snelle oplaadeenheid nooit in
een stopcontact waarvan het voltage verschilt van het op
de oplaadeenheid aangegeven voltage. Dit kan namelijk
gevaar op brand, defecten en elektrische schok met zich
meebrengen.
Steek de snelle oplaadeenheid nooit in het stopcontact of
haal hem er nooit uit met natte handen Dit kan namelijk
gevaar op elektrische schok met zich meebrengen.
Steek de snelle oplaadeenheid niet in een stopcontact of
verlengsnoer dat gedeeld wordt met andere apparaten.
Dit kan namelijk gevaar op brand, defecten en elektrische
schok met zich meebrengen.
Tijdens het gebruik kan de snelle oplaadeenheid ietwat
warm worden. Dit is normaal en duidt niet op een defect.
Trek de snelle oplaadeenheid uit het stopcontact wanneer
u hem niet gebruikt.
Gebruik de snelle oplaadeenheid nooit met een
transformator voor het omzetten van verschillende
voltages. Dit kan namelijk schade veroorzaken bij de
oplaadeenheid. De snelle oplaadeenheid kan gebruikt
worden wanneer de voeding tussen de 100 V en 240 V
wisselspanning is.
Werking op netspanning
U dient de los verkrijgbare netadapter (AD-C40) aan te
schaffen om de camera op netspanning te laten werken.
1.
Sluit het netsnoer aan op de netadapter.
2.
Open het deksel van het aansluitingspaneel
en sluit de netadapter aan op de aansluiting
die aangeduid wordt als [DC IN 4.5V]
(gelijkspanningsingang).
VOORBEREIDINGEN
50
3.
Steek de netstekker in het stopcontact.
Gebruik van een netadapter in een ander
land
De netadapter kan gebruikt worden met elke
voedingsbron van 100V tot 240V wisselstroom. Bent u
van plan de netadapter in het buitenland te gebruiken dan
wordt het aan u overgelaten om het geschikte netsnoer
aan te schaffen dat past bij het stopcontact van dat land.
Stekker
Deksel van het
aansluitingspaneel
[DC IN 4.5V]
(4.5V gelijkspanningsingang)
Netsnoer
Netadapter
VOORBEREIDINGEN
51
In- en uitschakelen van de camera
Druk op de spanningstoets om de camera in te schakelen
waardoor de groene bedrijfsindicator kortstondig gaat
branden. Druk nogmaals op de spanningstoets om de
camera uit te schakelen. U kunt de camera ook
inschakelen door het beeldscherm open te klappen of
uitschakelen door het scherm dicht te klappen.
Voorzorgsmaatregelen voor de netadapter
Schakel altijd de spanning van de camera uit voordat u
de aansluiting met de netadapter tot stand brengt of
verbreekt.
Schakel altijd de spanning van de camera uit voordat u
de aansluiting met de netadapter verbreekt zelfs als er
een accu geïnstalleerd is in de camera. Doet u dat niet
dan zal de camera zichzelf automatisch uitschakelen
wanneer u de aansluiting met de netadapter verbreekt.
Daarnaast loopt u ook gevaar dat de camera beschadigd
raakt als u de aansluiting van de netadapter verbreekt
zonder eerst de spanning uitgeschakeld te hebben.
Na lang gebruik kan de netadapter warm worden. Dit is
normaal en geen reden tot ongerustheid.
Schakel de camera uit en trek de netadapter uit het
stopcontact na gebruik van de camera.
De camera schakelt automatisch over naar werking op
netspanning wanneer de netadapter op de camera
aangesloten wordt.
Het wordt aanbevolen een netadapter te gebruiken om de
camera van spanning te voorzien wanneer deze
aangesloten is op een computer.
Bedek de netadapter nooit met een deken of een andere
afdekking. Dit breng namelijk het gevaar op brand met
zich mee.
Beeldscherm
Bedrijfsindicator
Spanningstoets
BELANGRIJK!
Mocht de spanning uitgeschakeld worden door de
automatische stroomonderbreker druk dan op de
spanningstoets om de spanning opnieuw in te
schakelen.
VOORBEREIDINGEN
52
Configureren van de
stroomspaarinstellingen
U kunt de hieronder beschreven instellingen configureren
om accustroom te besparen.
Sluimer (Sleep) :
Schakelt automatisch het beeldscherm uit als als u
geen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd tijdens
een opnamefunctie (REC). Het beeldscherm wordt
opnieuw ingeschakeld als u op willekeurig welke toets
drukt.
Automatische stroomonderbreker (Auto Power Off) :
Schakelt de spanning uit als u geen bediening uitvoert
voor een bepaalde tijd.
1.
Schakel de camera in.
2.
Druk op [MENU].
3.
Gebruik [] en [] om de Set Up (instelling)
tab te selecteren.
4.
Gebruik [] en [] om de functie te selecteren
waarvan u de instelling wilt configureren en
druk daarna op [].
5.
Verander m.b.v. [] en [] de momenteel
geselecteerde instelling en druk daarna op
[SET].
Er zijn vier sluimer instellingen beschikbaar: 30
sec, 1 min, 2 min en Off (uit).
Beschikbare instellingen voor de automatische
stroomonderbreker zijn: 2 min en 5 min.
Merk op dat de sluimerfunctie niet werkt tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
Het beeldscherm wordt onmiddellijk weer
ingeschakeld als op een willekeurige toets wordt
gedrukt terwijl de sluimerfunctie ingeschakeld is.
Zie Gebruik van de in-beeld menus (pagina 53)
voor informatie hoe de menus worden gebruikt.
Configureren van deze functie:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
Selecteer deze instelling:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
VOORBEREIDINGEN
53
De automatisch stroomonderbreker en ded
sluimerfunctie werken niet in de volgende gevallen.
Terwijl de camera aangesloten is op een
computer of televisietoestel via de USB/AV poort.
Terwijl een slideshow aan de gang is
Terwijl een film opgenomen wordt
Tijdens het weergeven van een film
Tijdens standby van de korte filmfunctie
Tijdens standby van de voorafgaande filmfunctie
Gebruik van de in-beeld menus
Bij indrukken van de [MENU] toets worden menus
verkregen op het beeldscherm die u kunt gebruiken voor
het uitvoeren van verschillende bedieningshandelingen.
Het menu dat verschijnt hangt af van of een opnamefunctie
(REC) of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is. Het
volgende toont een voorbeeld van een menuprocedure
tijdens de snapshotfunctie.
1.
Schakel de spanning
in en zet de
functiedraairegelaar
op .
Wilt u in plaats daarvan
de weergavefunctie
(PLAY) inschakelen, zet
de functiedraairegelaar
op .
Functiedraairegelaar
VOORBEREIDINGEN
54
Instellingen
Tab
SET
[MENU]
[SET]
[
][
][
][
]
Selectiecursor (toont het
momenteel ingestelde item)
2.
Druk op [MENU].
Bediening van het menubeeldscherm
Wanneer u dit wilt doen:
Beweeg heen en weer tussen
tabs
Beweeg van de tab naar de
instellingen
Beweeg van de instellingen
naar de tab
Beweeg heen en weer tussen
instellingen
Toon de opties die
beschikbaar zijn voor de
instelling
Selecteer een optie
Voer de instelling uit en verlaat
het menuscherm
Voer de instelling uit en ga
terug naar de tabselectie
Verlaat het menubeeldscherm.
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [].
Druk op [].
Druk op [] en [].
Druk op [] of druk op
[SET].
Druk op [] en [].
Druk op [SET].
Druk op [].
Druk op [MENU].
VOORBEREIDINGEN
55
3.
Druk op [] of [] om de gewenste tab te
selecteren en druk daarna op [SET] om de
selectiecursor van de tab naar de instellingen
te verplaatsen.
4.
Gebruik [] en []
om de functie te
selecteren waarvan u
de instelling wilt
configureren en druk
daarna op [].
In plaats van [] kunt u
ook op [SET] drukken.
5.
Gebruik [] en [] om de momenteel
geselecteerde instelling te veranderen.
Voorbeeld: om het Self-
timer item
(zelfontspanner)
te selecteren.
6.
Voer één van de volgende handelingen uit om
de geconfigureerde instellingen toe te passen.
Om dit te doen:
Pas de instelling toe en
verlaat het menuscherm.
Pas de instelling toe en ga
terug naar de
functieselectie in stap 4.
Pas de instelling toe en ga
terug naar de tabselectie
in stap 3.
Voer deze toetsbediening uit:
Druk op [SET].
Druk op [].
1.
Druk op [
].
2. Gebruik [
] om terug te
gaan naar de tabselectie.
Zie Menureferentie op pagina 219 voor meer
informatie aangaande menus.
VOORBEREIDINGEN
56
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
Zorg ervoor de volgende instellingen te configureren
voordat u de camera gebruikt om beelden mee op te
nemen.
Displaytaal
Thuisstad
Datumstijl
Datum en tijd
Merk op dat de huidige datum- en tijdinstellingen door de
camera gebruikt worden om de datum en tijd te genereren
die opgeslagen worden samen met de beelddata, enz.
BELANGRIJK!
Worden beelden opgenomen zonder eerst de
klokinstellingen te hebben geconfigureerd dan zal
incorrecte tijdinformatie worden geregistreerd. Zorg
ervoor de klokinstellingen te configureren voordat u
de camera gebruikt.
Een ingebouwde ondersteuningsaccu houdt de
camera instellingen voor de datum en tijd bij voor
ongeveer twee dagen als de camera niet van stroom
wordt voorzien. De instellingen voor de datum en tijd
worden gewist wanneer de ondersteuningsaccu leeg
raakt. Hieronder volgen de condities wanneer geen
stroom wordt toegevoerd aan de camera.
Wanneer de oplaadbare accu leeg is of van de
camera verwijderd is
Verwijder de netadapter wanneer u de netadapter
gebruikt om de camera van stroom te voorzien.
Het instelscherm voor de datum en de tijd verschijnt
op het beeldscherm de volgende maal dat u de
camera inschakelt nadat de instellingen voor de
datum en tijd gewist zijn.
Mocht dit het geval zijn, configuur dan de instellingen
voor de datum en tijd opnieuw.
Maakt u een fout tijdens het instellen van de taal of
de klok met de volgende procedure, dan dient u het
menu van de camera te gebruiken om instellingen
van de taal (pagina 163) of de klok (pagina 159)
afzonderlijk te veranderen.
Het is niet mogelijk tijddata te monteren die
opgeslagen is met de beelden die opgenomen werden
terwijl de tijdinstelling fout ingesteld was bij de camera.
Zelfs als u de instellingen voor de datum en de tijd
configureert, worden de datum en de tijd niet in de
beelden zelf gestempeld. Merk echter op dat u voor
het afdrukken kunt specificeren of de datum binnen
het beeld moet worden afgedrukt (pagina 181).
VOORBEREIDINGEN
57
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
1.
Open het beeldscherm om de camera in te
schakelen.
U kunt de camera ook inschakelen door op de
spanningstoets te drukken.
2.
Gebruik [], [], [],
en [] om de gewenste
taal te selecteren en
druk dan op [SET].
: Japans
English : Engels
Français : Frans
Deutsch : Duits
Español : Spaans
Italiano : Italiaans
Português : Portugees
: Chinees (complex)
: Chinees (vereenvoudigd)
: Koreaans
3.
Gebruik [], [], [],
en [] om het
geografische gebied
te selecteren waar u
woont en druk daarna
op [SET].
4.
Gebruik [] en []om
de naam van stad
waar u woont te
selecteren en druk
dan op [SET].
5.
Gebruik [] en [] om de gewenste
zomertijdinstelling (DST) te selecteren en
druk dan op [SET].
Wanneer u dit wilt doen:
Houd de tijd bij d.m.v. de zomertijd
(DST = Daylight Saving Time)
Houd de tijd bij d.m.v. de standaard tijd
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
VOORBEREIDINGEN
58
6.
Gebruik [] en []
om de gewenste
instelling voor het
datumformaat en druk
daarna op [SET].
Voorbeeld: 24 december, 2005
Selecteer deze opmaak:
YY/MM/DD
DD/MM/YY
MM/DD/YY
Om de datum zo te tonen:
05/12/24
24/12/05
12/24/05
8.
Druk op [SET] om de instellingen te
registreren en verlaat daarna het
instelbeeldscherm.
7.
Stel de huidige datum
en tijd in.
Om dit te doen:
Verander de instelling bij de huidige
plaats van de cursor
Verplaatsen van de cursor tussen
instellingen
Overschakelen tussen de 12-uur en
de 24-uur tijdaanduiding.
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [] en [].
Druk op [DISP].
59
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Dit hoofdstuk beschrijft de basisprocedure voor het
opnemen van een beeld.
Opnemen van een beeld
Specificeren van de opnamefunctie
Uw CASIO digitale camera heeft 9 opnamefuncties die
hieronder elk aan bod komen. Gebruik voordat u een beeld
opneemt de functiedraairegelaar om de opnamefunctie te
selecteren die past bij het type beeld dat u probeert op te
nemen.
Snapshotfunctie
BEST SHOT functie
Lensopening prioriteit AE
functie
Sluitersnelheid prioriteit AE
functie
Handmatige belichting
Voorafgaande filmfunctie
Korte filmfunctie
MOVIE BEST SHOT functie
Fimfunctie
Weergavefunctie (PLAY)
(Snapshot Mode = snapshotfunctie)
Neem stilbeelden op met deze functie. Dit is de functie die
u gewoonlijk zult gebruiken voor het opnemen van beelden.
(BEST SHOT Mode = beste shotfunctie)
Deze functie maakt het maken van de basisinstelling van
de camera net zo gemakkelijk als het selecteren van het
van toepassing zijnde voorbeelddécor. Selecteer
eenvoudigweg één van de 22 voorbeelddécors en de
camera zal automatisch geconfigureerd worden met de
instellingen die nodig zijn om een gelijksoortig beeld
(pagina 100) op te nemen.
(lensopening prioriteit AE functie)
Bij deze functie selecteert u de lensopening en worden de
andere instellingen daarna aangepast en automatisch
ingesteld (pagina 94).
(sluitersnelheid prioriteit AE functie)
Bij deze functie selecteert u de sluitersnelheid en worden
de andere instellingen daarna aangepast en automatisch
ingesteld (pagina 96).
(handmatige belichtingsfunctie)
Met deze functie heeft u volledige vrijheid in het instellen
van de lensopening en de sluitersnelheid (pagina 97).
Functiedraairegelaar
60
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
(voorafgaande filmfunctie)
Bij indrukken van de sluitertoets wordt het opnemen vijf
seconden eerder gestart dan toen u de toets indrukte.
Gebruik deze functie wanneer u er zeker van wilt zijn dat
u snelle actie niet mist (pagina 107).
(korte filmfunctie)
Telkens bij indrukken van de sluitertoets tijdens deze
functie wordt een korte film opgenomen die begint
voordat de toets in wordt gedrukt en eindigt nadat de
toets ingedrukt is (pagina 108).
(MOVIE BEST SHOT functie)
Deze functie maakt het maken van de camera instellingen
zo gemakkelijk als het selecteren van de van toepassing
zijnde voorbeeldscène. Selecteer één van de zes MOVIE
BEST SHOT scènes waarna de camera zichzelf
configureert voor de instelling voor die scène (pagina
111).
(Movie Mode = filmfunctie)
Gebruik deze functie voor algemeen opnemen van films
(pagina 106).
LET OP
De icoon voor de
huidige opnamefunctie
(zoals voor de
snapshotfunctie) wordt
aangegeven op het
beeldscherm.
Snapshotfunctie icoon
1920N
1920N
2560
2560
3
05/
05/
12
12
/24
24
12
12
:
38
38
0.0
0.0
+
B
61
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Horizontaal Houd de camera
met beide
handen stil met
uw armen stevig
tegen uw linker-
en rechterzijde
gedrukt.
Verticaal
Richten van de camera
Gebruik beide handen om de camera stil te houden
wanneer u een beeld aan het opnemen bent. Als u de
camera met slechts één hand vasthoudt, verhoogt dat de
kans op bewegen waardoor u vlekkerig opnamen krijgt.
BELANGRIJK!
Let erop dat uw vingers en de riem niet in de weg
zitten van de flitser, stereo microfoons of de lens.
LET OP
Als u de camera beweegt terwijl u op de sluitertoets
drukt of terwijl autofocus uitgevoerd wordt (wanneer
u de sluiter half indrukt) kan dit leiden tot een beeld
dat onscherp is. Druk zorgvuldig op de sluitertoets.
Het is in het bijzonder van belang wanneer de
belichting laag is waardoor de sluitersnelheid
langzamer wordt.
Flitser Stereo microfoons
Lens
62
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Opnemen van een beeld
Uw camera stelt automatisch de sluitersnelheid in
overeenkomstig de helderheid van het onderwerp. Het
beeld dat u opneemt wordt in het ingebouwde geheugen
van de camera opgeslagen of op een geheugenkaart als
die zich in de camera bevindt.
Beelden worden opgeslagen op de kaart (pagina 166)
wanneer een los verkrijgbare SD geheugenkaart of een
MultiMediaCard (MMC) in de camera is geladen.
Na het aanschaffen van een geheugenkaart dient u
niet te vergeten deze eerst in de camera te steken en
daarna te formatteren voordat u probeert hem te
gebruiken (pagina 169).
1.
Verwijder de lensdop van de lens.
2.
Open het beeldscherm of druk op de
spanningstoets om de camera in te schakelen.
Hierdoor verschijnt een beeld of een boodschap op
het beeldscherm.
3.
Zet de
functiedraairegelaar
op (Snapshot
functie).
Hierdoor wordt de
Snapshotfunctie
ingeschakeld voor het
opnemen van beelden.
Spanningstoets
Beeldscherm
Functiedraairegelaar
Lensdop
B
63
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
4.
Zet het beeld op het
beeldscherm zo op dat
het hoofdonderwerp
zich binnen het
scherpstelkader
bevindt.
Het scherpstelbereik van
de camera hangt af van
de scherpstelfunctie die u
gebruikt (pagina 80).
5.
Druk de sluitertoets
halverwege in om op het
beeld scherp te stellen.
Bij halverwege indrukken van de
sluitertoets stelt de autofocus
functie van de camera
automatisch scherp op het beeld
en worden de sluitersnelheid- en
lensopeningwaarden getoond.
U kunt controleren
of scherpgesteld is
op het beeld door
naar het scherpstel-
kader en de
bedrijfsindicator te
kijken.
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op het
beeld.
Er is niet scherpgesteld op
het beeld.
Wanneer u dit ziet:
Groen scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
Rood scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator knippert
Werking van de bedrijfsindicator en het
scherpstelkader
Het beeldscherm gebruikt verschillende indicators en
iconen om u op de hoogte te houden van de status van
de camera.
1920N
1920N
2560
2560
3
05/
05/
12
12
/24
24
12
12
:
38
38
0.0
0.0
+
Scherpstelkader
Bedrijfsindicator
Sluitertoets
Geheugencapaciteit
Beeldkwaliteit
Beeldgrootte
Datum en tijd
Flitserfunctie
Scherpstelfunctie
Witbalans
Zelfontspanner
Opnamefunctie
Meetfunctie indicator
EV verschuiving
ISO gevoeligheid
Lensopeningwaarde
*
1
Sluitersnelheidwaarde
*
2
C
64
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
*1 De grootte van de opening (lensopening) om licht door
te laten die dan de CCD kan bereiken. Een grotere
waarde voor de lensopening geeft een kleinere opening
aan waardoor licht kan komen.
*2 De hoeveelheid tijd dat de sluiter open blijft om licht
door te laten die dan de CCD kan bereiken. Een grotere
waarde voor de snelheid geeft aan de sluiter langer
opent blijft staan wat inhoudt dat de CCD door meer
licht wordt bereikt.
6.
Na u ervan te hebben
overtuigd dat scherp is
afgesteld op het beeld, drukt
u de sluitertoets geheel in om
te gaan opnemen.
Het aantal beelden dat u kunt
opnemen hangt af van de
instellingen die u gebruikt voor de
beeldgrootte en de beeldkwaliteit
(paginas 77, 79, 231).
Sluitertoets
Opname voorzorgsmaatregelen
Open het batterijdeksel niet en trek de stekker van de
netadapter niet uit het stopcontact terwijl de
bedrijfsindicator groen aan het knipperen is. Doet u dit
toch dan zal niet enkel het huidige beeld verloren gaan
maar kunnen de reeds in het camerageheugen
opgeslagen beelden ook beschadigd raken en kan de
camera zelf defect raken.
Verwijder de geheugenkaart nooit terwijl een beeld
opgenomen wordt op de geheugenkaart.
TL-verlichting knippert met een frequentie die niet
waargenomen kan worden door het menselijk oog. Bij
gebruik van de camera binnenshuis terwijl TL-verlichting
aanstaat, kunt u bepaalde problemen ondervinden met de
helderheid of kleuren van de opgenomen beelden.
De camera stelt haar gevoeligheid automatisch bij aan de
hand van de helderheid van het onderwerp als Auto
(automatisch) is geselecteerd als de ISO
gevoeligheidsinstelling (pagina 119). Dit kan de oorzaak
vormen van digitale storing (korreligheid) bij beelden van
relatief slecht belichte voorwerpen.
De camera verhoogt haar gevoeligheid en gebruikt een
snellere sluitersnelheid bij het opnemen van een slecht
belicht onderwerp terwijl Auto (automatisch) is
geselecteerd als de ISO gevoeligheidsinstelling (pagina
119). Daarom dient u zich voor per ongeluk bewegen van
de camera te behoeden als u de flitser uitgeschakeld
heeft (pagina 69).
B
65
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Helder licht dat op de lens valt kan er de oorzaak van zijn
dat beelden er flets uitzien. Dit komt vooral voor wanneer
beelden buiten in helder zonlicht worden opgenomen. Om
dit te voorkomen kunt u de lens met uw hand afschermen
tegen het felle licht.
Aangaande autofocus
Bij het volgende types onderwerpen kan het moeilijk of
zelfs onmogelijk zijn om scherp te stellen.
Effen kleuren of onderwerpen met weinig contrast
Onderwerpen met sterk tegenlicht
Bijzonder glimmende onderwerpen
Jaloezieën (luxaflex) of andere patronen die zich
horizontaal repeteren.
Meervoudige onderwerpen die zich op verschillende
afstanden van de camera bevinden
Onderwerpen op slecht verlichte plaatsen
Bewegende onderwerpen
Onderwerpen buiten het bereik van de camera
Merk op dat een groene bedrijfsindicator en het
scherpstelkader niet garanderen dat het resulterende
beeld scherp zal zijn.
Als de autofocus om één of andere reden de gewenste
resultaten niet produceert, probeer dan
scherpstelvergrendeling (pagina 87) of handmatige
scherpstelling (pagina 86).
Aangaande het beeldscherm van de
opnamefunctie
Het tijdens een opnamefunctie (REC) op het beeldscherm
getoonde beeld is een vereenvoudigd beeld voor het
maken van een compositie. Het daadwerkelijke beeld
wordt opgenomen overeenkomstig de
beeldkwaliteitinstellingen die op dat moment geselecteerd
zijn bij uw camera. Het beeld dat in het bestandgeheugen
opgeslagen wordt heeft een veel betere resolutie en beter
detail dan het beeld van het schermbeeld tijdens de
opnamefunctie (REC).
Bepaalde niveaus van helderheid van het onderwerp
kunnen de respons van het beeldscherm tijdens de
opnamefunctie (REC) doen vertragen hetgeen digitale
ruis (korreligheid) veroorzaakt op het beeldscherm.
Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van
zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm
verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD
technologie dat bekend staat als verticale veeg en duidt
niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze
verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het
een snapshot betreft maar wel bij een filmpje (pagina
104).
66
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Gebruiken van de zoom
Uw camera is uitgevoerd met twee types zoom: optische zoom
en digitale zoom. Gewoonlijk schakelt de camera automatisch
over naar digitale zoom nadat u de maximum grens voor
optische zoom overschrijdt. U kunt echter de camera
configureren om digitale zoom zonodig uit te schakelen.
Optische zoom
Het optische zoombereik is 1X tot 5X
Het optische zoombereik is 1X 2,25X wanneer de
macrofunctie (Macro) geselecteerd is als de
scherpstelfunctie (pagina 84).
1.
Beweeg tijdens de
opnamefunctie (REC) de
zoomregelaar naar links of
rechts om de zoomfactor
te veranderen.
Door de zoomregelaar zover
mogelijk naar een van beide
richtingen te bewegen, kunt u
de zoomfactor snel veranderen.
2.
Voer beeldcompositie uit en druk dan op de
sluitertoets.
LET OP
De optische zoomfactor heeft ook invloed op de
lensopening.
Het wordt aanbevolen een statief te gebruiken om te
behoeden voor handbewegingen bij het gebruiken
van de telefotostand (inzoomen).
Wanneer u tijdens opname een optische
zoombewerking uitvoert, verschijnt een waarde op
het beeldscherm om u het scherpstelbereik mee te
delen (paginas 82, 84, 87).
InzoomenUitzoomen
Beweeg de zoomregelaar in deze richting:
(Groothoek)
(Telefoto)
Om dit te doen:
Uitzoomen
Inzoomen
Zoomregelaar
67
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Opnemen van een beeld d.m.v. digitale zoom
1.
Houd tijdens een
opnamefunctie (REC)
de zoomregelaar in de
richting van de
(telefoto) / kant
gedrukt.
Hierdoor verschijnt de
zoomindicator in de
display.
2.
Bij het bereiken van het optische/digitale
overschakelpunt stopt de zoomaanwijzer.
Het bovenstaande toont hoe de zoomindicator er uit
ziet wanneer de digitale zoomfunctie ingeschakeld is
(pagina 68). Het digitale zoomindicator wordt niet
getoond wanneer de digitale zoomfunctie is
uitgeschakeld.
Digitale zoom
De digitale zoomfunctie vergroot op digitale wijze het deel
van het beeld dat zich in het midden van het beeldscherm
bevindt. Het bereik van de digitale zoom is 5X 40X
(in combinatie met optische zoom).
BELANGRIJK!
Bij uitvoeren van een digitale zoombewerking
manipuleert de camera de beelddata om het midden
van het beeld te vergroten. In tegenstelling tot
optische zoom, ziet een beeld dat vergroot is met
digitale zoom er groffer uit dan het origineel.
1X 5X 40X
Optisch
zoombereik
D
igitaal
zoombereik
Zoomaanwijzer
Optisch/digitaal overschakelpunt
Digitale zoomindicator
Zoomindicator
C
68
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
3.
Laat de zoomregelaar even los en schuif hem
in de richting van de (telefoto) / kant
om de zoomaanwijzer tot binnen het digitale
zoombereik te verplaatsen.
De zoomaanwijzer stopt ook wanneer u de aanwijzer
terugverplaatst naar het overschakelpunt om weer
terug te gaan naar het digitale zoombereik. Laat de
zoomregelaar even los en schuif hem opnieuw in de
richting van (groothoek) / kant om de
zoomaanwijzer tot binnen het digitale zoombereik te
verplaatsen.
4.
Voer compositie uit van het beeld en druk op
de sluitertoets.
In- en uitschakelen van de digitale
zoomfunctie
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab m.b.v. []
en [].
3.
Selecteer Digital Zoom m.b.v. [] en [] en
druk daarna op [].
4.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk op [SET].
Alleen het optische zoombereik wordt aangegeven
door de zoomniveau indicator wanneer de digitale
zoomfunctie uitgeschakeld is.
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Inschakelen van de digitale
zoomfunctie
Uitschakelen van de digitale
zoomfunctie
69
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Gebruiken van de flitser
Voer de volgende stappen uit om de flitserfunctie te
selecteren die u wilt gebruiken.
Het geschatte effectieve bereik van de flitser is hieronder
gegeven.
0,4 meter 3,0 meter
(ISO gevoeligheid: Auto (automatisch))
* Hangt af van de zoomfactor.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [ ].
Telkens bij indrukken van [ ] wordt naar de volgende
instelling van de flitserfunctie doorgegaan zoals
aangegeven in het beeldscherm hieronder.
Om dit te doen:
Laat de flitser automatisch flitsen wanneer
dit nodig is (Auto Flash - automatisch
flitsen).*
Schakel de flitser uit (Flash Off - Flitser uit).
Altijd flitsen (Flash On - flitser aan).
Voer een voorflits uit gevolgd door
beeldopname met flits, hetgeen het gevaar
op rode ogen in het beeld reduceert (rode
ogen-effect vermindering).
In dit geval flitst de flitser automatisch
wanneer dat nodig is.
Selecteer
deze instelling:
None (geen)
* Selecteer Auto Flash wanneer u icoonhulp
(pagina 124) gebruikt.
Flitserfunctie indicator[
]
C
70
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
2.
Neem het beeld op.
Als de camera
waarneemt dat flitsen
nodig is, zal de
flitseenheid automatisch
te voorschijn komen als
u de sluitertoets
halverwege of geheel
indrukt.
Merk op dat de
flitseenheid niet
automatisch sluit. Nadat
u klaar bent met het
gebruiken van de flitser
dient u deze met de
hand te sluiten.
BELANGRIJK!
De flitsereenheid van deze camera flists een aantal
malen bij het opnemen van een beeld. De
aanvankelijke flitsen zijn voorflitsen waarbij de
camera informatie inwint die nodig is voor de
belichtingsinstellingen. De laatste flits is voor het
opnemen. Zorg ervoor dat u de camera stil houdt
totdat de camera de sluiter ontspant.
Door de flitser te gebruiken terwijl Auto
(automatisch) geselecteerd is als de ISO
gevoeligheidsinstelling wordt de gevoeiligheid
verhoogd waardoor grote hoeveelheden digitale ruis
in beeld kunnen verschijnen. U kunt de digitale ruis
reduceren door een lagere instelling voor de ISO
gevoeligheid te reduceren. Merk echter op dat dit
ook als nevenwerking het verkorten van het
flitserbereik (het bereik dat bestreken wordt door de
flitser) heeft (pagina 119).
Flitseenheid
B
71
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Flitser aan (Flash On)
Selecteer (flitser aan) als de flitserfunctie wanneer het
onderwerp er donker uitziet ten opzichte van de
achtergrond zelfs als er genoeg licht aanwezig is zodat de
flitser niet automatisch gaat flitsen. Hierdoor gaat de flitser
flitsen en zal het onderwerp belichten telkens wanneer u op
de sluitertoets drukt (daglicht synchroon flitsen).
Aangaande vermindering van het rode ogen
-effect
Wanneer u gebruik maakt van de flitser om s nachts of in
een slecht verlichte kamer op te nemen, kan dit rode
vlekken veroorzaken in de ogen van de mensen in beeld.
Dit gebeurt doordat het licht van de flitser weerkaatst tegen
het netvlies van de ogen.
BELANGRIJK!
Merk de volgende punten op voor rode ogen-effect
vermindering.
De functie voor de rode ogen-effect vermindering
werkt niet tenzij de mensen in beeld direct naar de
camera kijken tijdens de voorflits. Roep voordat u op
de sluitertoets drukt naar de onderwerpen zodat ze
allen naar de camera kijken terwijl het voorflitsen
wordt uitgevoerd.
De rode ogen-effect vermindering werkt niet goed als
de onderwerpen zich ver van de camera bevinden.
72
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Flitsereenheid status
U kunt de huidige flitsereenheid status opzoeken door de
sluitertoets halverwege in te drukken en het beeldscherm
en de bedrijfsindicator te checken.
* Bedrijfsindicator
Betekent dat:
Dat de flitseenheid aan het opladen is
Dat de flitseenheid klaar is om te flitsen
Wanneer de
bedrijfsindicator:
Rood knippert
Rood oplicht
BELANGRIJK!
De flitsintensiteit verandert mogelijk niet wanneer het
onderwerp zich te ver van of te dicht bij de camera
bevindt.
Veranderen van de flitssterkte instelling
Voer de volgende stappen uit om de flitssterkte instelling te
veranderen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab m.b.v. []
en [].
3.
Selecteer de Flash Intensity (flitsintensiteit)
m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instellingen
te selecteren en druk daarna op [SET].
Om de flitsintensiteit op
deze manier te veranderen:
Sterker
Normaal
Zwakker
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
1
2
Bedrijfsindicator
*
De indicator wordt ook in het
beeldscherm getoond wanneer de
flitser klaar is om te flitsen.
73
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
disp
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab m.b.v. []
en [].
disp
Flitserassistent wordt
niet gebruikt
Flitserassistent wordt
wel gebruikt
Gebruik van de flitserassistent
(Flash Assist)
Wanneer een onderwerp opgenomen wordt dat zich buiten
het bereik van de flitser bevindt, kan dat onderwerp er
donker uitzien op het resulterende beeld omdat niet
genoeg licht van de flitser het onderwerp belichtte. Mocht
dit gebeuren dan kunt de flitserassistent gebruiken om de
helderheid van het opgenomen onderwerp te corrigeren
zodat het lijkt alsof de belichting door de flitser voldoende
was.
3.
Selecteer Flash Assist (flitserassistent)
m.b.v. [] en [] en druk op [].
4.
Selecteer Auto (automatisch) m.b.v. [] en
[] en druk op [SET].
Door van Off (uit) te selecteren wordt de
flitserassistent uitgeschakeld.
BELANGRIJK!
De flitserassistent kan bij bepaalde types
onderwerpen niet de gewenste resultaten opleveren.
De flitserassistent kan mogelijk weinig effect hebben
op uw beeld als u één van de volgende instellingen
veranderde terwijl u aan het opnemen was.
Flitssterkte (pagina 72)
Belichtingscompensatie (EV verschuiving)
(pagina 88)
ISO gevoeligheid (pagina 119)
Contrast (pagina 122)
Bij het gebruik van de flitserhulp bestaat de kans op
een verhoging in digitale storing in het opgenomen
beeld.
74
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Voorzorgsmaatregelen voor de flitser
Let erop dat uw vingers de
flitser niet blokkeren terwijl u
de camera vasthoudt.
Afdekken van de flitser zal
het effect grotendeels teniet
doen.
Let er op dat uw vingers niet
in de weg zitten bij de flitser.
Als u bijvoorbeeld uw vinger
over de flitseenheid houdt,
kan deze niet open gaan
waardoor de flitseenheid niet
kan werken.
U kunt de gewenste resultaten mogelijk niet verkrijgen
met de flitser als het onderwerp zich te ver weg of juist te
dichtbij bevindt.
De flitser heeft ergens tussen enkele seconden en 12
seconden nodig om zich volledig op te laden nadat hij
geflitst heeft. De werkelijke tijd hangt af van het
accuniveau, de temperatuur en andere omstandigheden.
De flitser flitst niet onder de volgende omstandigheden.
De (flitser uit) icoon op het beeldscherm geeft aan dat
de flitser uitgeschakeld is.
Filmfunctie, voorafgaande filmfunctie, korte filmfunctie,
MOVIE BEST SHOT functie
Flitser
De flitsseenheid kan zich mogelijk niet opladen als de
accuspanning van de camera laag is. Als dit het geval is,
kan de flitser mogelijk niet goed flitsen waardoor u niet de
gewenste belichting krijgt. Zorg er dus voor de accu van
de camera zo spoedig mogelijk op te laden wanneer de
spanning naar beneden gaat.
Als de flitser uitgeschakeld is ( ), bevestig dan de
camera op een statief om beelden op te nemen op een
plaats waar de hoeveelheid beschikbare belichting aan
de lage kant is. Het opnemen van beelden bij weinig
belichting zonder flits kan leiden tot digitale ruis waardoor
de beelden er groffer uitzien.
Bij selectie van de rode ogen-effect verminderingsfunctie
( ) wordt de flitsintensiteit automatisch bijgesteld in
overeenstemming met de belichting. De flitser kan
mogelijk in het geheel niet flitsen wanneer het onderwerp
reeds helder verlicht is.
Het gebruik van de flitser in combinatie met een andere
lichtbron (daglicht, TL verlichting, enz.) kan leiden tot
abnormale kleuren van het beeld.
75
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Gebruiken van de zelfontspanner
Met de zelfontspanner kunt u een vertraging van 2
seconden of 10 seconden selecteren voordat de
sluiterontspanning plaatsvindt nadat u de sluitertoets
indrukt. Met de drievoudige zelfontspanner kunt u de
zelfontspanner drie maal achtereenvolgens laten werken
om drie beelden op te nemen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de REC (opname) tab
te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om de Self-timer
(zelfontspanner) te selecteren en druk
vervolgens op [].
4.
Selecteer het type zelfontspanner dat u wilt
gebruiken m.b.v. [] en [] en druk daarna op
[SET].
Als Off (uit) in stap 4 wordt geselecteerd, is de
zelfontspanner uitgeschakeld.
Om dit te doen:
Specificeer een 10 seconden
zelfontspanner
Specificeer een 2 seconden
zelfontspanner
Specificeer een drievoudige
zelfontspanner
Schakel de zelfontspanner uit
Selecteer deze
instelling:
10
s
10 sec
2
s
2 sec
x3
X3
Off (uit)
Hierdoor verschijnt de
indicator op het
beeldscherm die het
geselecteerde type
zelfonspanner
identificeert.
Met de drievoudige
zelfontspanner neemt de
camera een serie van
drie beelden op in de
hieronder beschreven
volgorde.
C
76
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
1. De camera telt voor 10 seconden af en neemt
dan het eerste beeld op.
2. De camera bereidt zich voor om het volgende
beeld op te nemen. De hoeveelheid tijd benodigd
voor die voorbereiding hangt af van de huidige
Size (afmetingen) en Quality (kwaliteit)
instellingen, het type geheugen (ingebouwd of
een geheugenkaart) dat u gebruikt voor het
opslaan van het beeld en of de flitser al dan niet
opgeladen dient te worden.
3. Nadat de voorbereiding voltooid is, verschijnt
1sec op het beeldscherm en het volgende beeld
wordt dan 1 seconde later opgenomen.
4. De stappen 2 en 3 herhalen zich nogmaals om
het derde beeld op te nemen.
5.
Neem het beeld op.
Bij indrukken van de
sluiterfunctie gaat de
zelfontspannerindicator
knipperen en de sluiter
ontspant nadat de
zelfontspanner het
einde van de afteltijd
heeft bereikt (ongeveer
10 seconden of 2
seconden).
U kunt een lopende afteltijd van de zelfontspanner
tussentijds onderbreken door de sluitertoets
halverwege in te drukken terwijl de
zelfontspannerindicator aan het knipperen is. Door
de sluitertoets geheel in te drukken wordt het aftellen
opnieuw vanaf het begin begonnen.
Zelfontspannerindicator
77
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
LET OP
De 2 sec instelling voor de zelfontspanner is het
beste voor het opnemen met een langzame
sluitersnelheid omdat het helpt bij het voorkomen
van vlekkerige beelden doordat de camera wordt
bewogen.
De volgende functies zijn niet beschikbaar voor
gebruik in combinatie met de zelfontspanner:
Voorafgaande filmfunctie, korte filmfunctie.
De volgende functies zijn niet beschikbaar voor
gebruik samen met de drievoudige zelfontspanner:
Filmfunctie, voorafgaande filmfunctie, korte
filmfunctie, MOVIE BEST SHOT functie
Specificeren van de beeldgrootte
Beeldgrootte is de grootte van het beeld uitgedrukt als het
aantal verticale en horizontale beeldpunten. Een
beeldpunt is één van de vele kleine puntjes die samen het
beeld vormen. Meer beeldpunten geven meer details
wanneer een beeld wordt afgedrukt maar een groter aantal
beeldpunten is er ook de oorzaak van dat het beeldbestand
groter is en meer geheugen in beslag neemt. U kunt een
beeldgrootte selecteren die voldoet aan uw behoefte voor
een gedetailleerder beeld of een kleiner bestandformaat.
Merk dat deze instelling enkel van toepassing is voor
fotos. Zie pagina 105 voor informatie aangaande het
formaat van het filmbeeld.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de REC (opname) tab
te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om Size (afmetingen) te
selecteren en druk vervolgens op [].
B
78
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Afdrukformaat
A3 Print
A3 Print (3:2 horizontaal-
verticaal verhouding)
A4 Print
3.5˝
×
5˝ Print
• Meer detail dan bij 1280
×
960
3.5˝
×
5˝ Print
E-mail (optimaal formaat bij
toevoegen van een beeld
bijlage aan E-mail
Groter
Kleiner
Beeldgrootte/
beeldformaat
2560
×
1920
2560
×
1712
(3:2)
2048
×
1536
1600
×
1200
1280
×
960
640
×
480
De bovenstaande papierformaten geven alle
benaderingen van waarden bij het afdrukken bij een
resolutie van 200dpi (dots per inch = punten per inch).
Gebruik een hogere instelling als u met een hogere
resolutie wilt afdrukken of wanneer u een groter formaat
afdruk wilt maken.
Door de “2560
×
1712 (3:2)” beeldgrootte te selecteren
worden beelden opgenomen met een 3:2 (horizontaal :
verticaal) breedte-hoogte verhouding, die optimaal is voor
het afdrukken op papier met een 3:2 breedte-hoogte
verhouding.
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Bij het selecteren van de beeldgrootte (het
beeldformaat), zullen de beeldgroottewaarde (aantal
beeldpunten) en het corresponderende
afdrukformaat beurtelings worden weergegeven. Het
afdrukformaat geeft het optimale papierformaat aan
waarop u een beeld kunt afdrukken voor het door u
geselecteerde beeldformaat.
B
79
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Specificeren van de beeldkwaliteit
Door een beeld te comprimeren voordat u het opslaat kan
dit de kwaliteit aantasten. Hoe meer een beeld wordt
gecomprimeerd des te groter het verlies in kwaliteit. De
beeldkwaliteitinstelling specificeert de
compressieverhouding die gebruikt wordt wanneer een
beeld in het geheugen wordt opgeslagen. U kunt een
beeldkwaliteitinstelling selecteren die aan uw behoefte voor
een hogere kwaliteit of een kleiner bestandformaat voldoet.
Merk dat deze instelling enkel van toepassing is voor
foto’s. Zie pagina 105 voor informatie aangaande de
kwaliteit van het filmbeeld.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de REC (opname) tab
te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om Quality (kwaliteit)
te selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
BELANGRIJK!
De werkelijke bestandsgrootte hangt af van het type
beeld dat u opneemt. Dat betekent dat de resterende
beeldcapaciteit die in het beeldscherm aangegeven
wordt niet precies klopt (pagina’s 29, 231).
Fine (fijn)
Normal
(normaal)
Economy
(economisch)
Om dit te verkrijgen:
Hogere
kwaliteit
Lagere
kwaliteit
Selecteer deze instelling:
Hoge kwaliteit, groot
bestandformaat
Normale beeldkwaliteit en
normal bestandformaat
Lage beeldkwaliteit, klein
bestandformaat
80
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Selecteren van de scherpstelfunctie
U kunt vijf verschillende scherpstelfuncties selecteren: Auto
Focus (autofocus = automatisch scherpstellen), Macro
(groothoek), Pan Focus (panfocus), Infinity (oneindig) en
Manual Focus (handmatig scherpstellen).
1.
Druk [ ] in tijdens een
opnamefunctie (REC).
Telkens bij indrukken van [ ]
wordt naar de volgende
instelling van de
scherpstelfunctie doorgegaan
in een oneindige lus zoals
hieronder aangegeven.
Selecteer deze
instelling:
Geen
Om de camera in te stellen om dit te
doen:
Automatisch scherpstellen (Autofocus)*
1
Close-up scherpstelling uitvoeren (Macro)
Stel de brandpuntsafstand vast in
(Pan Focus)*
2
Scherpstellen op oneindig (oneindig)
Met de hand scherpstellen
(handmatig scherpstellen)
*1 Selecteer Auto Focus wanneer u icoonhulp
(pagina 124) gebruikt.
*2 (panfocus) kan alleen geselecteerd worden
tijdens een filmfunctie (film, voorafgaande film, korte
film, MOVIE BEST SHOT (BEST SHOT film)).
[ ]
Scherpstelfunctie indicator
C
81
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van autofocus
In het Engels betekent het woord focus scherpstellen, dus
Auto Focus betekent automatisch scherpstellen - we zullen
in deze gebruiksaanwijzing echter de technische term
autofocus aanhouden. Werking van autofocus begint
wanneer u de sluitertoets halverwege indrukt. Het bereik
van autofocus is als volgt.
Bereik: Fotos : 40 cm
Films : 10 cm
Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier
boven aangegeven waarden.
1.
Druk op [ ] om door de instellingen van de
scherpstelfunctie te gaan totdat er geen
indicator van de scherpstelfunctie meer op
het display is.
Selecteer Auto Focus wanneer u icoonhulp
(pagina 124) gebruikt.
2.
Voer compositie van het beeld zodanig uit dat
hoofdonderwerp zich binnen het
scherpstelkader bevindt en druk vervolgens
de sluitertoets halverwege in.
U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is
door het scherpstelkader en de bedrijfsindicator te
bekijken.
Wanneer u dit ziet:
Groen scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
Rood scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator knippert
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op
het beeld.
Er is niet scherpgesteld
op het beeld.
3.
Druk de sluitertoets nu geheel in om het beeld
op te nemen.
Scherpstelkader
Bedrijfsindicator
82
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
LET OP
De camera schakelt automatisch over naar het
bereik van de macrofunctie (pagina 84) wanneer het
niet mogelijk is goed scherp te stellen omdat het
onderwerp zich dichter bij bevindt dan mag voor het
autofocusbereik (automatische scherpstelling).
Telkens bij het bedienen van de optische zoom
(pagina 66) terwijl u met de autofocus aan het
opnemen bent, verschijnt een waarde op het
beeldscherm zoals hieronder aangegeven om u het
scherpstelbereik mede te delen.
Voorbeeld: AF 40 cm
Specificeren van het bereik van autofocus
U kunt de volgende procedure gebruiken om het
autofocusbereik te veranderen tijdens de autofocusfunctie
en de macrofunctie. Merk op dat de configuratie van het
scherpstelkader verandert in overeenstemming met het
door u geselecteerde autofocusbereik.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer AF Area (autofocusbereik) op de
REC (opname) tab en druk vervolgens op
[].
3.
Gebruik [] en [] om het gewenste
autofocusbereik te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
83
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Voor dit type autofocusbereik:
Bijzonder beperkt bereik in het midden
van het scherm.
De instellingen werken goed met
scherpstelvergrendeling (pagina 87).
Automatische keuze van het
scherpstelbereik waar het onderwerp zich
het dichtst bij de camera bevindt.
Bij deze stand verschijnt er op het
beeldscherm eerst een scherpstelkader
met zeven scherpstelpunten. Wanneer u
de sluitertoets halverwege indrukt, kiest
de camera automatisch het
scherpstelpunt waar het onderwerp zich
het dichtst bij de camera bevindt en op
dat punt verschijnt ook een
scherpstelkader.
Deze instelling werkt goed voor het
maken van groepfotos.
Vrije verplaatsing van het scherpstelpunt
Door deze instelling te selecteren wordt
het scherpstelpunt aanvankelijk in het
midden van het beeldscherm getoond.
Daarna kunt u het naar de gewenste
plaats verplaatsen d.m.v. de [], [], []
en [] toetsen. Druk vervolgens op
[SET] om het scherpstelkader op dat
moment weer te geven.
Selecteer deze
instelling:
Spot
(puntmeten)
Multi
(multi-patroon
meten)
Free (Vrij)
Spot (puntmeten)
Multi (multi-patroon meten)
ScherpstelkaderScherpstelkader
Free (Vrij)
Scherpstelpunt
[SET]
Scherpstelkader
84
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van de macrofunctie
Gebruik de macrofunctie wanneer u scherp wilt stellen op
close-up onderwerpen. Hieronder volgt het
scherpstelbereik van de macrofunctie.
Bereik: Ca. 1 cm 50 cm
Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier
boven aangegeven waarden.
1.
Druk op [ ] om door de instellingen van de
scherpstelfunctie te circuleren totdat
aangegeven wordt als de indicator van de
scherpstelfunctie.
2.
Neem het beeld op.
Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
LET OP
Wanneer de macrofunctie niet goed kan
scherpstellen omdat het onderwerp te ver weg is, zal
de camera automatisch overschakelen naar het
scherpstelbereik van de autofocus (pagina 81).
Wanneer u tijdens het opnemen met de macrofunctie
een optische zoombewerking (pagina 66) uitvoert,
verschijnt een waarde op het beeldscherm zoals
hieronder is aangegeven om het scherpstelbereik
mee te delen.
Voorbeeld: 1 cm 50 cm
BELANGRIJK!
Het gebruik van de flitser samen met de
macrofunctie kan er de oorzaak van zijn dat het licht
van de flitser geblokkeerd raakt hetgeen ongewenste
schaduwen kan produceren in het resulterende
beeld.
B
85
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Het gebruik van panfocus
Panfocus kan worden gebruikt tijdens een filmfunctie (film,
voorafgaande film, korte film, MOVIE BEST SHOT (BEST
SHOT film)) om scherp te stellen op een bepaald
onderwerp en op te nemen zonder autofocus. Panfocus
kan handig zijn bij het opnemen onder omstandigheden
waarbij het om de een of andere reden moeilijk is om
autofocus te gebruiken of wanneer het geluid van de
autofocus functie te hard zou worden opgenomen tijdens
het maken van een film met geluid.
1.
Schakel een filmfunctie in (pagina 59).
U kunt deze procedure tijdens de filmfunctie,
voorafgaande film, korte film en MOVIE BEST SHOT
(BEST SHOT film) uitvoeren.
2.
Druk op [ ] om door de instellingen te
bladeren totdat wordt aangegeven.
3.
Druk op de sluitertoets om de film op te
nemen met panfocus.
BELANGRIJK!
Panfocus kan enkel gebruikt worden tijdens een
filmfunctie (film, voorafgaande film, korte film,
MOVIE BEST SHOT (BEST SHOT film)). Bij andere
functies werkt panfocus niet.
LET OP
Telkens wanneer u een optische zoombewerking
(pagina 66) uitvoert tijdens het opnemen met
panfocus, verschijnt een waarde op het beeldscherm
zoals hieronder te zien is om u het scherpstelbereik
mee te delen.
Voorbeeld: PF0.4m -
Gebruik van de oneindig-functie
De oneindig functie zet de scherpstelling vast op oneindig
(). Gebruik deze functie voor het opnemen van
landschappen en van andere beelden die zich op grote
afstand bevinden.
1.
Druk op [ ] om door de instellingen van de
scherpstelfunctie te circuleren totdat
aangegeven wordt als de indicator van de
scherpstelfunctie.
2.
Neem het beeld op.
C
86
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van handmatig scherpstellen
Met de handmatige scherpstelfunctie kunt u met de hand
op een beeld scherpstellen. Hieronder volgen het
scherpstelbereik tijdens de handmatige scherpstelfunctie.
Bereik: 1 cm oneindig ()
Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier
boven aangegeven waarden.
1.
Druk op [ ] om door
de instellingen van de
scherpstelfunctie te
circuleren totdat
aangegeven wordt als
de indicator van de
scherpstelfunctie.
Op dit ogenblik verschijnt
er ook een kader in de
display om het gedeelte
van het beeld aan te
geven dat gebruikt wordt
voor handmatig
scherpstellen.
Kader
2.
Terwijl u het beeld via
het beeldscherm
bekijkt, gebruikt u []
en [] om scherp te
stellen.
Door op [] of [] te drukken zal het gedeelte binnen
het kader in stap 1 het beeldscherm tijdelijk geheel
vullen om het scherpstellen te vergemakkelijken.
Enkele ogenblikken later zal het normale beeld
opnieuw verkregen worden.
3.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
BELANGRIJK!
Tijdens de handmatige scherpstelfunctie stellen de
[] en [] toetsen scherp zelfs als u toetsaanpassing
gebruikt om andere functie aan deze toetsen toe te
wijzen (pagina 125).
Om dit te doen:
Stel scherp op het voorwerp
Stel scherp van het onderwerp weg
Doe dit:
Druk op [].
Druk op [].
Handmatige scherpstelstand
87
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
LET OP
Wanneer u tijdens het opnemen met handmatige
scherpstelling een optische zoombewerking (pagina
66) uitvoert, verschijnt een waarde op het
beeldscherm zoals hieronder is aangegeven om het
scherpstelbereik mee te delen.
Voorbeeld: MF 1 cm
Gebruik van de scherpstelvergrendeling
Scherpstelvergrendeling is een techniek die u kunt
gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp dat zich
niet binnen het scherpstelkader bevindt terwijl u een beeld
aan het opnemen bent. U kunt scherpstelvergrendeling
gebruiken tijdens de autofocus functie en tijdens de
macrofunctie ( ).
1.
Voer de compositie
van het beeld op het
beeldscherm zodanig
uit dat het
hoofdonderwerp zich
binnen het scherp-
stelkader bevindt en
druk vervolgens de
sluitertoets
halverwege in.
Hierdoor wordt het scherpstellen vergrendeld op het
onderwerp dat zich op dat moment in het
scherpstelkader bevindt.
1920N
1920N
2560
2560
3
05/
05/
12
12
/24
24
12
12
:
38
38
0.0
0.0
+
Scherpstelkader
Hoofdonderwerp
C
88
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
2.
Houd de sluitertoets
halverwege ingedrukt
en voer
hercompositie van
het beeld uit zoals u
dat schikt.
3.
Wanneer u nu hercompositie van het beeld
naar wens uitgevoerd heeft, druk de
sluitertoets geheel in om het op te nemen.
Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
LET OP
Door de scherpstelling te vergrendelen wordt de
belichting ook vergrendeld.
ISO 50
ISO 50
F3.3
F3.3
1/1000
1/1000
Hoofdonderwerp
Belichtingscompensatie (EV verschuiving)
De belichtingscompensatie laat u de belichtingsinstelling
(EV waarde) met de hand veranderen voor aanpassing aan
de belichting van het onderwerp. Deze functie helpt u bij
het verkrijgen van betere resultaten bij het opnemen van
onderwerpen met tegenlicht, een sterk verlicht onderwerp
binnenshuis of een onderwerp tegen een donkere
achtergrond.
Belichtingscompensatiebereik: 2,0EV + 2,0EV
Stappen: 1/3EV
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC
(opname) tab,
selecteer EV Shift
(EV verschuiving) en
druk dan op [].
Belichtingscompensatiewaarde
89
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3.
Gebruik [] en [] om
de belichtingscom-
pensatiewaarde te
veranderen en druk
vervolgens op [SET].
Door op [SET] te drukken
wordt de aangegeven
waarde geregistreerd.
[] : Verhoogt de EV waarde. Een hogere EV waarde
wordt het beste gebruikt voor lichtgekleurde
onderwerpen en onderwerpen met tegenlicht.
[] : Verlaagt de EV waarde. Een lagere EV waarde
wordt het beste gebruikt voor donkergekleurde
onderwerpen en voor het opnemen buiten op een
heldere dag.
EV waarde
Om de belichtingscompensatie te annuleren dient u
de waarde bij te stellen tot 0.0.
4.
Neem het beeld op.
BELANGRIJK!
Bij het opnemen onder bijzonder donkere of juist
lichte omstandigheden kunt u mogelijk geen
bevredigende resultaten verkrijgen ook al gebruikt u
belichtingscompensatie.
LET OP
Bij uitvoeren van een EV verschuiving bewerking
tijdens multi-patroon meten (pagina 120) zal de
functie automatisch overschakelen naar centrum-
georiënteerd meten. Terugstellen van de EV
verschuivingswaarde naar 0.0 zal de meetfunctie
terugschakelen naar multi-patroon meten.
U kunt toetsaanpassing (pagina 125) gebruiken om
de camera te configureren om
belichtingscompensatie uit te voeren telkens
wanneer u op [] of [] drukt tijdens een
opnamefunctie (REC). Dit is handig tijdens het
bijstellen van de belichtingscompansatie tijdens het
bekijken van het in-beeld histogram (pagina 116).
C
90
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik het ingebouwde ND filter
Een ND filter vermindert de hoeveelheid licht die de lens
binnenkomt. Het ingebouwde ND filter vermindert het licht
met 2.0 belichtingswaarden (EV). Het ND filter is
beschikbaar bij de volgende functies.
A functie: Belichtingsprioriteit AE (pagina 94)
Het gebruik van het ND filter bij deze functie
vermeerdert de sluitersnelheidwaarde met
twee stappen (waardoor de sluitersnelheid
langzamer wordt). Gebruik het ND filter bij
deze functie wanneer de belichting helder is en
u een grote lensopening wilt gebruiken om de
achtergrond wazig te maken, enz.
M functie: Handmatige belichting (pagina 97)
Het gebruik van het ND filter bij deze functie
resulteert in een belichting die 2.0 EV
donkerder is dan de ongefilterde instelling.
Daarom dient de de lensopening en de
sluitersnelheid opnieuw in te stellen om een
geschikte belichting te verkrijgen.
Om het ND filter in en uit te schakelen
Voorbeeld: M functtie (handmatige belichting)
1.
Selecteer de waarde
van het ND filter
d.m.v. [] en [] in
het belichtingspaneel
en verander de
instelling daarna
d.m.v. [] en [].
LET OP
Het ND filter wordt automatisch in- of uitgeschakeld
bij de volgende functies.
Snapshot (Automatisch), S functie
(sluitersnelheidprioriteit AE), BEST SHOT functie,
Movie (film), Short Movie (korte film), Past Movie
(voorafgaande film), MOVIE BEST SHOT (BEST
SHOT film)
Door de sluitertoets
halverwege in te drukken
terwijl het ND filter
ingeschakeld is, verschijnt
de ND indicator in het
display.
Geeft aan dat het ND
filter ingeschakeld is.
91
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Bijstellen van de witbalans
De golflengte van het licht dat geproduceerd wordt door de
verschillende lichtbronnen (daglicht, gloeilamp, enz.) kan
de kleur beïnvloeden van het onderwerp dat wordt
opgenomen. Met de witbalans kunt u kunt u bijstellingen
maken om te compenseren voor de verschillende types
verlichting om zo de kleuren van een beeld natuurlijker te
maken.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC
(opname) tab,
selecteer White
Balance (witbalans)
en druk op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Tijdens opnemen onder deze
omstandigheden:
Normale omstandigheden
Buiten met daglicht op een heldere
dag
Buiten met daglicht op een bewolkte
of regenachtige dag, in de schaduw
van een boom, enz.
In de schaduw van een gebouw of op
een andere plaats waar de
kleurtemperatuur hoog is.
Onder witte of daglicht witte TL
verlichting (onderdrukt kleurmist)
Onder daglicht TL verlichting
(onderdrukt kleurmist)
Bij licht van gloeilampen
Andere meervoudige lichtbronnen
die een blauwachtige tint doen
verschijnen op de plaatsen die door
de flitser worden bestreken
Moeilijke verlichting die handmatige
bediening vereist (Zie Handmatig
configureren van de witbalans
(pagina 92)).
Selecteer deze
instelling:
Auto (automatisch)
1
2
Manual (handmatig)
92
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
LET OP
Wanneer Auto (automatisch) geselecteerd is als de
instelling van de witbalans bepaalt de camera
automatisch het witpunt van het onderwerp.
Bepaalde kleuren van de onderwerp en bepaalde
belichtingsomstandigheden kunnen echter
problemen veroorzaken wanneer de camera dit
witpunt probeert vast te stellen, hetgeen het dan
moeilijk maakt om een goede afregeling van de
witbalans te krijgen. Mocht dit gebeuren gebruik dan
daglicht, bewolkt of één van de andere vaste
instellingen voor de witbalans om het type belichting
te specificeren dat wel beschikbaar is.
U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 125)
gebruiken om de camera zodanig te configureren
zodat de witbalansinstelling verandert wanneer u op
[] of [] drukt terwijl een opnamefunctie (REC)
ingeschakeld is.
Selecteer
AWB
Auto WB om de witbalansfunctie in
te schakelen voor automatische werking als u
icoonhulp (pagina 124) ingeschakeld heeft en de
toetsaanpassing heeft geconfigureerd om de
witbalans te bedienen.
Handmatig configureren van de
witbalans
Bepaalde complexe lichtbronnen en andere condities in de
omgeving kunnen het onmogelijk maken om goede
resultaten te verkrijgen wanneer de Auto stand of één van
de andere vast lichtbroninstellingen wordt gebruikt voor de
witbalans. U kunt dan de witbalans met de hand bijregelen
voor een bepaalde lichtbron en/of andere condities in de
omgeving.
Merk op dat u handmatige witbalans dient uit te voeren
onder dezelfde omstandigheden als wanneer u
daadwerkelijk aan het opnemen bent. Houd een vel wit
papier bij de hand voordat u begint met de volgende
procedure.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer een REC (opname) tab, selecteer
vervolgens White Balance (witbalans) en
druk daarna op [].
B
93
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3.
Gebruik [] en [] om
Manual (handmatig)
te selecteren.
Hierdoor verschijnt het
voorwerp dat u het laatst
gebruikte voor het
instellen van de
handmatige witbalans op
het beeldscherm. Als u dezelfde instellingen wilt
gebruiken die u configureerde tijdens een eerdere
met de hand gemaakte witbalansinstelling, sla dan
stap 4 over en voer stap 5 uit.
4.
Richt de camera op wit papier of een
soortgelijk voorwerp onder dezelfde
lichtomstandigheden waarvoor u de witbalans
in wilt stellen en druk vervolgens op de
sluitertoets.
Wit papier
Hierdoor wordt de procedure voor het bijstellen van
de witbalans gestart. Als deze procedure voltooid is,
verschijnt de boodschap Complete op het
beeldscherm.
5.
Druk op [SET].
Dit registreert de witbalansinstellingen en keert terug
naar de op dat moment geselecteerde
opnamefunctie.
LET OP
Nadat u de witbalans met de hand ingesteld heeft,
blijft deze instelling van kracht totdat u de instelling
verandert of wanneer u de camera uitschakelt.
94
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Specificeren van de belichtingsfunctie
U kunt de functiedraairegelaar gebruiken om de
belichtingsfunctie te selecteren die de instellingen voor de
lensopening en de sluitersnelheid bedient tijdens het
opnemen van beelden.
A functie : lensopening prioriteit AE
S functie : sluitersnelheid prioriteit AE
M functie: handmatige belichting
Gebruik van lensopening prioriteit AE
Als de A functie (lensopening prioriteit AE) geselecteerd is
als de belichtingsfunctie, stelt de camera de sluitersnelheid
automatisch in overeenstemming met een vaste
lensopeningwaarde in die u zelf heeft gespecificeerd. Een
grotere lensopening (een lagere lensopeningwaarde) geeft
een kleiner diepteveld terwijl een kleinere lensopening (een
grotere lensopeningwaarde) een groter diepteveld geeft.
Het bereik van de sluitersnelheid van deze functie loopt
van 1/2000ste tot en met 1/8ste seconde.
1.
Zet tijdens de
opnamefunctie (REC)
de
functiedraairegelaar
op A (lensopening
prioriteit).
Grotere lensopening Kleinere lensopening
EV verschuiving
Lensopeningwaarde
ND filter
95
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
2.
Selecteer de lensopeningwaarde (pagina 31)
in het belichtingspaneel d.m.v. [] en [] en
verander dan de instelling m.b.v. [] en [].
Lensopeningwaarde*
Diepteveld
Groot Klein
F3.3 3.7 4.4 5.2 6.2 7.4
Ondiep
Diep
* De bovenstaande waarden zijn voor maximale
optische zoom met het groothoek objectief. De
lensopeningswaarden wijken af van de andere
optische zoominstellingen.
Selecteer ND d.m.v. [] en [] en schakel dan het
ND filter (paginas 30, 90) in of uit d.m.v. [] en [].
U kunt EV Shift (EV verschuiving) hier ook
selecteren d.m.v. [] en [] en vervolgens een
belichtingscompensatiewaarde (paginas 31, 88)
specificeren m.b.v. [] en [].
Als u met de hand scherpstelt (paginas 31, 86) kunt
u FOCUS (handmatig scherpstellen) ook selecteren
d.m.v. [] en [] en vervolgens met de hand
scherpstellen m.b.v. [] en [].
3.
Druk de sluitertoets halverwege in.
Hierdoor zal de camera automatisch de
sluitersnelheid instellen a.h.v. de lensopeningwaarde
die u selecteerde. Daarna wordt scherpgesteld op
het beeld.
De waarden van de sluitersnelheid en de
lensopeningswaarde in het beeldscherm zullen
oranje worden als u de sluitertoets halverwege
indrukt terwijl het beeld onder- of juist overbelicht is.
4.
Druk als goed is scherpgesteld op het beeld
de sluitertoets geheel in om het beeld op te
nemen.
96
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van sluitersnelheid prioriteit AE
Als de S functie (sluitersnelheid prioriteit AE) geselecteerd
is als de belichtingsfunctie, stelt de camera de lensopening
automatisch in overeenstemming met een vaste
sluitersnelheid in die u zelf heeft gespecificeerd. U dient
een sluitersnelheid te specificeren aan de hand van hoe
snel het onderwerp beweegt.
Snel
Langzaam
1.
Zet de
functiedraairegelaar
op S (sluitersnelheid
prioriteit).
2.
Selecteer de sluitersnelheidwaarde (pagina 31)
in het belichtingspaneel d.m.v. [] en [] en
verander dan de instelling m.b.v. [] en [].
U kunt EV Shift (EV verschuiving) hier ook
selecteren d.m.v. [] en [] en vervolgens een
belichtingscompensatiewaarde (paginas 31, 88)
specificeren m.b.v. [] en [].
Als u met de hand scherpstelt (paginas 31, 86) kunt
u FOCUS (handmatig scherpstellen) ook selecteren
d.m.v. [] en [] en vervolgens met de hand
scherpstellen m.b.v. [] en [].
Langzaam Snel
60 seconden 1/2000ste seconde
Wazig
Gestopt
Sluitersnelheid
Beweging
EV verschuiving
Sluitersnelheid
C
97
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3.
Druk de sluitertoets halverwege in.
Hierdoor zal de camera automatisch de waarde van
de lensopening instellen a.h.v. de sluitersnelheid die
u selecteerde. Daarna wordt scherpgesteld op het
beeld.
De waarden van de sluitersnelheid en de
lensopeningswaarde in het beeldscherm zullen
oranje worden als u de sluitertoets halverwege
indrukt terwijl het beeld onder- of juist overbelicht is.
4.
Druk als goed is scherpgesteld op het beeld
de sluitertoets geheel in om het beeld op te
nemen.
Met de hand instellen van de
belichtingsinstellingen
Tijdens de M functie (handmatige belichting) kunt u de
sluitersnelheid en de lensopening met de hand instellen.
1.
Zet de
functiedraairegelaar
op M (handmatige
instelling).
2.
Selecteer ND d.m.v. [] en [] en schakel
dan het ND filter (paginas 31, 90) in of uit
d.m.v. [] en [], indien u dat wenst.
Sluitersnelheid
Lensopeningwaarde
ND filter
98
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3.
Selecteer de lensopeningwaarde (pagina 31) in
het belichtingspaneel d.m.v. [] en [] en
verander dan de instelling m.b.v. [] en [].
* De bovenstaande waarde zijn voor maximale
optische zoom met de groothoek objectief . De
lensopeningswaarden wijken af van de andere
optische zoominstellingen.
4.
Selecteer de sluitersnelheidwaarde (pagina 31)
in het belichtingspaneel d.m.v. [] en [] en
verander dan de instelling m.b.v. [] en [].
Lensopeningwaarde*
Diepteveld
Groot Klein
F3.3 3.7 4.4 5.2 6.2 7.4
Ondiep
Diep
Langzaam Snel
60 seconden 1/2000ste seconde
Wazig
Gestopt
Sluitersnelheid
Beweging
Als u met de hand scherpstelt (paginas 31, 86) kunt
u FOCUS (handmatig scherpstellen) ook selecteren
d.m.v. []en [] en vervolgens met de hand
scherpstellen m.b.v. [] en [].
5.
Druk de sluitertoets halverwege in.
Hierdoor zal de camera automatisch scherpstellen.
6.
Druk als goed is scherpgesteld op het beeld
de sluitertoets geheel in om het beeld op te
nemen.
99
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de Manual Assist
(handbedieninghulp) in-beeld
aanwijzingen
Door indrukken van [SET] tijdens de A functie (lensopening
prioriteit AE), S functie (sluitersnelheid prioriteit AE), of M
functie (handmatige belichting) verschijnen in-beeld
aanwijzingen en belichtingsindicators (lensopening en
sluitersnelheid) in de display.
Tijdens de A functie kunt u de instelling van de
lensopeningswaarde veranderen d.m.v. [] en []. Door
indrukken van een toets verdwijnen de
aanwijzingsbeelden uit de display.
Tijdens de S functie kunt u de instelling van de
sluitersnelheid veranderen d.m.v. [] en []. Door
indrukken van een toets verdwijnen de
aanwijzingsbeelden uit de display.
Aanwijzingsbeelden
Lensopeningindicator
Sluitersnelheidindicator
Tijdens de M functie kunt u heen en weer schakelen
tussen de aanwijzingsbeelden voor de instellingen voor
de lensopeningswaarde en van de sluitersnelheid d.m.v.
[] en []. Nadat u het gewenste scherm verkregen heeft
kunt u de instelling veranderen d.m.v. [] en [].
Mochten de aanwijzingsbeelden van het beeldscherm
verdwijnen dan kunt u ze opnieuw verkrijgen door op
[DISP] te drukken.
BELANGRIJK!
De sluitersnelheid die aangegeven wordt tijdens de A
functie en de lensopeningswaarde die aangegeven
wordt tijdens de S functie zijn enkel ruwe
benaderingen. Daarom kan het gebeuren dat deze
instellingen ietwat afwijken van de instellingen die
verschijnen wanneer u de sluitersnelheid halverwege
indrukt (die nauwkeuriger zijn).
100
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Voorzorgsmaatregelen voor opname met
de belichtingsfunctie
U kunt mogelijk niet de helderheid verkrijgen die u wilt
wanneer u een beeld aan het opnemen bent dat bijzonder
donker of juist erg helder is. Mocht dit het geval zijn,
gebruik dan de M functie (handmatige belichting) om de
lensopening en de sluitersnelheid met de hand bij te
stellen.
Bij gebruik van een langzame sluitersnelheid kan digitale
ruis (korreligheid) verschijnen in het beeld. Om dit effect
te reduceren voert de camera automatisch
ruisonderdrukking uit wanneer de sluitersnelheid 1/8ste
seconde of langzamer is. Hoe langzamer de
sluitersnelheid des te groter de kans op digitale ruis in het
beeld. Mocht u bij heel langzame sluitersnelheden digitale
ruis bespeuren in het beeld probeer dan een instelling te
gebruiken voor de sluitersnelheid die in ieder geval
sneller dan vier seconden is. Merk ook op dat de
procedure voor ruisonderdrukking het opnemen van een
beeld vertraagd (het duurt twee keer zo lang of langer
dan de instelling van de sluitersnelheid).
Bij een sluitersnelheid langzamer dan 1 seconde kan de
helderheid van het opgenomen mogelijk afwijken van de
helderheid van het beeld dat verschijnt in het
beeldscherm.
Gebruiken van de BEST SHOT functie
Door één van de 22 BEST SHOT achtergronden te
selecteren wordt de camera automatisch klaar gemaakt
voor het opnemen van een soortgelijk beeld.
Décor nummer
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Décor naam
Portrait
Scenery
Portrait With Scenery
Children
Sports
Candlelight Portrait
Party
Pet
Flower
Natural Green
Soft Flowing Water
Splashing Water
Sundown
Night Scene
Night Scene Portrait
Fireworks
Food
Text
Collection
Monochrome
101
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Décor nummer
21
22
1.
Zet de
functiedraairegelaar
op en druk daarna
op [SET].
Hierdoor wordt de
BEST SHOT functie
ingeschakeld en wordt
een voorbeelddécor
getoond.
2.
Gebruik [] en [] om de gewenste voorbeeld
achtergrond te selecteren en druk vervolgens
op [SET].
Als u wilt checken welk voorbeelddécor op het
moment geselecteerd is of als u naar een ander
décor wilt overstappen, druk dan nogmaals op [SET].
3.
Neem het beeld op.
Décor naam
Retro
Twilight
Register User Scene (pagina 102)
BELANGRIJK!
BEST SHOT achtegronden werden niet met deze
camera opgenomen. Ze dienen enkel als voorbeeld.
Door opname omstandigheden en andere factoren,
kan een beeld opgenomen met de instellingen van
het BEST SHOT décor niet precies het verwachte
resultaat produceren.
U kunt de instellingen veranderen die u bij de
camera maakte om een BEST SHOT dècor te
selecteren. Merk echter op dat de BEST SHOT
instellingen terug worden gesteld op hun
oorspronkelijke (default) instellingen wanneer u een
andere BEST SHOT dècor selecteert of de camera
uitschakelt. Als u de instellingen wilt opslaan voor
gebruik later, dan kunt u dat doen via de BEST
SHOT gebruikersinstelling.
Digitale ruisonderdrukking vindt automatisch plaats
wanneer u een nachtscène, vuurwerk of een ander
beeld opneemt dat een langzame sluitertijd vereist.
Dat is de reden waarom het langer duurt om beelden
op te nemen bij een langzame sluitersnelheid. Zorg
er voor dat u geen cameratoetsen bedient totdat het
uitvoeren van beeldopname voltooid is.
Bij het opnemen van een beeld van een nachtdécor,
vuurwerk of een ander beeld waarbij u een langzame
sluitersnelheid nodig heeft wordt het gebruik van een
statief aanbevolen om handbewegingen te
voorkomen.
102
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
LET OP
Aanwijzingen voor het gebruik en het op dat moment
geselecteerde BEST SHOT décor verschijnen
gedurende ongeveer twee seconden in de display
als de BEST SHOT functie reeds ingeschakeld is op
het moment dat u de camera inschakelt.
Creëren van uw eigen BEST SHOT
instelling
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om een
basisinstelling op te slaan van een beeld dat u opnam als
een BEST SHOT décor. Daarna kunt u de basisinstelling
oproepen telkens wanneer u deze wilt gebruiken.
1.
Zet de functiedraairegelaar op en druk
daarna op [SET].
Hierdoor wordt de BEST SHOT functie ingeschakeld
en wordt een voorbeelddécor getoond.
2.
Gebruik [] en [] om
Register User Scene
(gebruikersdécor
registeren) te
selecteren.
3.
Druk op [SET].
103
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
4.
Gebruik [] en []
om het beeld te tonen
dat u wilt registreren
als een BEST SHOT
achtergrond.
5.
Gebruik [] en [] om Save (opslaan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de instelling geregistreerd. Nu kunt u
de procedure op pagina 101 gebruiken om uw
gebruikersinstelling te selecteren voor het maken
van een opname.
BELANGRIJK!
Gebruikersinstellingen in de BEST SHOT functie
bevinden zich in het geheugen na de ingebouwde
voorbeelddécors.
Merk op dat het formatteren van het ingebouwde
geheugen (pagina 165) alle BEST SHOT
gebruikersinstellingen uitwist.
LET OP
Hieronder volgen de instellingen die zich bevinden
onder de BEST SHOT gebruikersinstellingen.
scherpstelfunctie, EV verschuivingswaarde, filter,
meetfunctie, witbalansfunctie, flitsintensiteit,
scherpte, verzadiging, contrast, flitsfunctie, ISO
gevoeligheid, flitserhulp, lensopening, sluitersnelheid
en ND filter.
Merk op dat enkel beelden die opgenomen worden
met deze camera kunnen worden gebruikt om een
BEST SHOT gebruikersinstelling te creëren.
U kunt op hetzelfde moment maximaal 999 BEST
SHOT gebruikersinstellingen hebben in het
ingebouwde geheugen van de camera.
U kunt de huidige instelling van een achtergrond
controleren door verschillende instelmenus te tonen.
Wanneer u een BEST SHOT
gebruikersbasisinstelling wilt registreren dan wordt
deze automatisch een bestandnaam toegewezen
volgens het hieronder aangegeven formaat waarna
het opgeslagen wordt in de SCENE map.
UP505nnn.JPE (n = 0 9)
104
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Wissen van een BEST SHOT functie
gebruikersinstelling
1.
Zet de functiedraairegelaar op en druk
daarna op [SET].
2.
Gebruik [] en [] om de gebruikersinstelling
te tonen die u wilt uitwissen.
3.
Druk op [] ( ) om de gebruikersinstelling te
wissen.
4.
Selecteer Delete (wissen) m.b.v. [] en [].
5.
Druk op [SET] om het bestand te wissen.
6.
Druk op [MENU].
Opnemen van een film
U kunt hoge resolutie films opnemen met stereogeluid. De
enige beperking die geldt voor de lengte van de film is de
hoeveelheid van het geheugen die beschikbaar is voor
opslag. U kunt een gewenste instelling voor de resolutie
selecteren met een verscheidenheid aan filmfuncties die u
meer dan voldoende veelzijdigheid bieden voor het maken
van films.
Bestandformaat: MPEG-4 AVI formaat
Maximale filmlengte
De enige beperking die geldt voor de lengte van de
film is de hoeveelheid van het geheugen die
beschikbaar is voor opslag.
105
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Veelzijdige filmopnamefunctie
filmfunctie
Gebruik deze functie voor normaal opnemen van een
film (pagina 106).
voorafgaande filmfunctie
Deze functie maakt gebruik van een buffer van 5
seconden die doorlopende wordt ge-update. Bij
indrukken van de sluitertoets wordt het opnemen vijf
seconden eerder gestart dan toen u de toets indrukte.
Gebruik deze functie wanneer u er zeker van wilt zijn
dat u snelle actie niet mist (pagina 107).
korte filmfunctie
Telkens bij indrukken van de sluitertoets wordt een
kort filmpje opgenomen dat begint voor indrukken van
de toets en eindigt nadat de toets is ingedrukt (pagina
108).
MOVIE BEST SHOT functie
Deze functie maakt het maken van de camera
instellingen zo gemakkelijk als het selecteren van de
van toepassing zijnde voorbeeldscène. Selecteer één
van de MOVIE BEST SHOT scènes waarna de
camera zichzelf automatisch configureert voor de
instelling voor die scène (pagina 111).
LET OP
U kunt filmbestanden weergeven op uw computer
m.b.v. Windows Media Player 9.
Specificeren van de kwaliteit van het
filmbeeld
De instelling voor de beeldkwaliteit bepaalt hoe ver de
camera de filmbeelden comprimeert voordat zij ze opslaat
in het geheugen. De beeldkwaliteit wordt uitgedrukt als
beeldgrootte in beeldpunten. Een beeldpunt is één van de
vele kleine punten die het beeld vormen. Een groter aantal
beeldpunten (meer beeldgrootte) gaat gepaard met een
betere detaillering en een hogere beeldkwaliteit wanneer
een film wordt afgespeeld.
Selecteer voordat u begint met het opnemen van een film
eerst de instelling voor de beeldkwaliteit die u geschikt
acht.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de REC (opname) tab
te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om Quality (kwaliteit)
te selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [] en
[] en druk daarna op [SET].
B
106
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
HQ (640
×
480
beeldpunten)
Normal (640
×
480
beeldpunten)
LP (320
×
240
beeldpunten)
Instelling
Hogere
kwaliteit
Lagere
kwaliteit
Datasnelheid
(benadering)
4,2 megabits
per seconde
2,2 megabits
per seconde
790 kilobits
per seconde
Beeldsnelheid
30 beelden/
seconde
30 beelden/
seconde
15 beelden/
seconde
Opnemen van een standaard film
(filmfunctie)
Gebruik de filmfunctie wanneer u een standaard film
opneemt.
1.
Zet de
functiedraairegelaar op
”.
Hierdoor wordt de
filmfunctie ingeschakeld
en verschijnt de
indicator op het
beeldscherm.
2.
Richt de camera op het
onderwerp en druk
daarna op de
sluitertoets.
De filmopname duurt
zolang de beschikbare
geheugencapaciteit dit
toelaat.
Resterende opnametijd
C
Opnametijd
107
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3.
Druk nogmaals op de sluitertoets om het
opnemen van een film te stoppen.
Het filmbestand wordt in het geheugen opgeslagen
wanneer een filmopname voltooid is.
Opnemen van voorafgaande actie
(voorafgaande filmfunctie)
Deze functie maakt gebruik van een buffer van 5 seconden
die doorlopende wordt ge-update. Bij indrukken van de
sluitertoets wordt het opnemen vijf seconden eerder gestart
dan toen u de toets indrukte. Gebruik deze functie wanneer
u er zeker van wilt zijn dat u snelle actie niet mist.
Opnemen Opslaan
Neemt de
voorafgaande
5 seconden
op.
Handeling
Het opnemen van
het toekomstige
gedeelte begint.
Het opnemen
wordt
beëindigd.
Opslag
voltooid.
Werking
Ontspannen
van de sluiter
Ontspannen
van de sluiter
1.
Zet de functiedraairegelaar op .
Hierdoor wordt de voorafgaande filmfunctie
ingeschakeld en verschijnt de op het
beeldscherm.
108
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
2.
Richt de camera op het onderwerp en druk
daarna op de sluitertoets.
Hierdoor wordt alles dat zich afspeelde voor de
camera tijdens de voorafgaande vijf seconden
opgenomen waarna de opname voortgezet wordt
vanaf het moment dat de sluitertoets ingedrukt wordt.
De opname kan zolang voortgezet worden als er
geheugen beschikbaar is om data op te slaan.
3.
Druk nogmaals op de sluitertoets om de
opname te stoppen.
Opnemen van een korte film
(korte filmfunctie)
De korte filmfunctie neemt een film op van een van te
voren ingestelde lengte telkens wanneer u op de
sluitertoets drukt.
Een filmpje dat opgenomen wordt met de korte filmfunctie
bestaat in principe uit twee onderdelen als aangegeven in
de afbeelding hieronder.
Wanneer een tijd van 4 seconden is gespecificeerd voor
het voorafgaande gedeelte en 4 seconden voor het
toekomstige gedeelte
Vastleggen
Legt de
voorafgaande
4 seconden
vast.
Handeling
Het opnemen
van het
toekomstige
gedeelte
begint.
Het opnemen stopt
automatisch 4 seconden
nadat de sluitertoets
wordt ingedrukt.
Opslag
voltooid.
Werking
Ontspannen
van de sluiter
Opnemen
U kunt de lengte van het voorafgaande gedeelte en het
toekomstige gedeelte onafhankelijk instellen. De totale
lengte van het korte filmfunctie kan tussen de twee en acht
seconden zijn. Met de MOTION PRINT functie (pagina
141) kunt u stilbeelden opnemen van een kort filmfunctie
terwijl u het opslaat.
109
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Opnemen van een filmpje met de korte filmfunctie
1.
Zet de functiedraairegelaar op .
Hierdoor wordt de korte filmfunctie ingeschakeld en
verschijnt op het beeldscherm.
2.
Druk op [SET].
3.
Specificeer de lengte
van het voorafgaande
gedeelte (het
onderdeel voordat de
sluitertoets ingedrukt
wordt) d.m.v. [] en
[] en druk
vervolgens op [].
Tijden kunnen
gespecificeerd worden
in eenheden van één
seconde.
De totale lengte van een korte film (voorafgaande
gedeelte + toekomstige gedeelte) kan lopen van
twee tot acht seconden.
U kunt voor het voorafgaande gedeelte of het
toekomstige gedeelte zonodig 0 seconden
specificeren.
De lengte van het voorafgaande gedeelte kan lopen
van 0 tot vijf seconden.
Voorafgaande
gedeelte
Toekomstige
gedeelte
MOTION PRINT
Selecteren van
deze instelling:
9 frames
(9 beelden)
1 frame
(1 beeld)
Off (uit)
Om dit te doen:
Sla een beeld op van
het moment dat de
sluitertoets ingedrukt
wordt om een korte
filmopname te
starten en heef dan
dat beeld weer op
een achtergrond van acht filmbeelden
Sla een beeld op van
het moment dat de
sluitertoets ingedrukt
wordt om het
opnemen met de
korte filmfunctie te
starten
Schakel de MOTION PRINT (bewegende
afdrukfunctie) uit (er wordt geen snapshot
opgeslagen)
4.
Specificeer de lengte van het toekomstige
gedeelte (het onderdeel nadat de sluitertoets
ingedrukt wordt) d.m.v. [] en [] en druk
vervolgens op [].
5.
Selecteer het gewenste layout formaat voor
de MOTION PRINT d.m.v. [] en [] en druk
op [SET].
B
110
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
6.
Richt de camera op het voorwerp en druk op
de sluitertoets.
Hierdoor wordt een film opgenomen van een lengte
die gespecificeerd wordt door de tijdwaarden die u
vastlegde in de stappen 3 en 4. Het opnemen wordt
automatisch gestopt.
Druk nogmaals op de sluitertoets om de opname
halverwege te stoppen.
BELANGRIJK!
Merk op dat bij de korte filmfunctie filmdata
doorlopend opgenomen en vastgelegd wordt in een
buffer voordat u op de sluitertoets drukt. Houd de
camera stil en voor enige tijd op het onderwerp
gericht voordat u de sluitertoets indrukt om het
opnemen te starten.
Wanneer een opnamewerking uitgevoerd wordt door
de korte filmfunctie en de opname van het
toekomstige gedeelte begint, telt het beeldscherm de
resterende opnametijd af.
De opname wordt voortgezet totdat afgeteld is tot
nul.
Voorzorgsmaatregelen voor het opnemen
van films
De flitser flitst niet tijdens de filmfunctie.
Deze camera neemt ook geluid op. Merk de volgende
punten op bij opname van een film.
Let er op dat u de
stereo microfoons
niet met uw vingers
blokkeert.
Goede
opnameresultaten
zijn niet mogelijk
wanneer de camera
te ver van het
onderwerp weg is.
Wanneer toetsen op
de camera worden
bediend kan het geluid er van mogelijk ook
opgenomen worden.
Het filmgeluid wordt opgenomen in stereo.
Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van
zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm
verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD
technologie dat bekend staat als verticale veeg en duidt
niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze
verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het
een snapshot betreft maar wel bij een filmpje.
Stereo microfoons
111
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Bepaalde types geheugenkaarten hebben meer tijd nodig
om data op te nemen waardoor filmbeelden verloren
kunnen gaan. De indicaties en
REC
knipperen tijdens
het opnemen op het beeldscherm om u te laten weten dat
er een filmbeeld verloren is gegaan.
Mocht de camera bewogen worden dan wordt het effect
daarvan in het beeld nog verder verergerd wanneer u
close-up opnames aan het opnemen bent of aan het
opnemen bent met een grote zoomfactor. Daarom wordt
het gebruik van een statief aanbevolen bij het opnemen
van close-ups en het opnemen met een grote zoomfactor.
Beelden kunnen onscherp zijn als het onderwerp zich
buiten het filmbereik bevindt.
Het kan moeilijk zijn om op bepaalde onderwerpen scherp
stellen (pagina 65) waardoor wazige opnames ontstaan.
Mocht dit het geval zijn, probeer dan of omschakelen
naar de handmatige scherpstelfunctie (pagina 86) of
panfocusfunctie (pagina 85) helpt.
Mochten de beelden onscherp zijn bij het gebruik van
autofocus, dan kunt u mogelijk een betere scherpstelling
verkrijgen door de camera even op een ander onderwerp
te richten.
Wanneer bedieningshandelingen zoals zoomen en
autofocus worden uitgevoerd dan kan het geluid daarvan
opgenomen worden tijdens het maken van opnames met
geluid. Het geluid van de autofocusfunctie kan worden
geëlimineerd door de handmatige scherpstelfunctie
(pagina 86) of panfocusfunctie (pagina 85) te selecteren
omdat autofocus niet gebruikt wordt tijdens deze functies.
Directe filminstellingen
(MOVIE BEST SHOT functie)
Door één van de MOVIE BEST SHOT voorbeelddècors te
selecteren wordt de camera automatisch ingesteld voor het
opnemen van een soortgelijk type film.
1.
Zet de functiedraairegelaar op .
Hierdoor wordt de MOVIE BEST SHOT functie
ingeschakeld en verschijnt op het beeldscherm.
2.
Gebruik [] en [] om de gewenste voorbeeld
achtergrond te selecteren en druk vervolgens
op [SET].
Druk nogmaals op [SET] als u op dat moment over
wilt schakelen naar een andere voorbeeldscène.
Door [SET] in te drukken wordt de huidige
geselecteerde scène ook weergegeven.
3.
Richt de camera op het onderwerp en druk op
de sluitertoets.
4.
Druk nogmaals op de sluitertoets om het
opnemen van de film tussentijds te stoppen.
112
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Creëren van uw eigen MOVIE BEST
SHOT instellingen
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om de
instellingen op te slaan van een film die u opnam als een
MOVIE BEST SHOT scène. Daarna kunt u de instellingen
oproepen telkens wanneer u deze wilt gebruiken.
1.
Zet de functiedraairegelaar op en druk
daarna op [SET].
Hierdoor wordt de MOVIE BEST SHOT functie
ingeschakeld en verschijnt een voorbeeldscène.
2.
Gebruik [] en [] om Register User Scene
(gebruikersdécor registeren) te selecteren.
3.
Druk op [SET].
4.
Toon d.m.v. [] en [] de film waarvan u de
instellingen wilt opslaan.
5.
Gebruik [] en [] om Save (opslaan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
De normale MOVIE BEST SHOT beeld verschijnt
opnieuw nadat de bewerking voor het opslaan van
de instellingen voltooid is. U kunt nu de procedure op
pagina 111 gebruiken om uw gebruikersinstelling
voor opname te selecteren.
BELANGRIJK!
MOVIE BEST SHOT scènes zijn niet opgenomen
met deze camera. Ze dienen enkel als voorbeeld.
Beelden die opgenomen zijn met een MOVIE BEST
SHOT scène kunnen mogelijk door de
filmomstandigheden en andere factoren niet de
verwachte resultaten geven.
U kunt de instellingen van de camera instellen die
gemaakt werden door het selecteren van een MOVIE
BEST SHOT scène. Merk echter op dat de MOVIE
BEST SHOT instellingen terugkeren naar hun
oorspronkelijke waarden (default) telkens wanneer u
een andere MOVIE BEST SHOT scène selecteert,
van opnamefunctie verandert of de camera
uitschakelt. Als u de instellingen wilt opslaan voor
gebruik later, dan kunt u dat doen via de MOVIE
BEST SHOT gebruikersinstelling.
LET OP
Bij inschakelen van de camera terwijl de MOVIE
BEST SHOT functie ingeschakeld is zullen de
gebruiksaanwijzing en de op dat moment
geselecteerde voorbeeldscène voor ongeveer twee
seconden op het beeldscherm verschijnen.
113
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Blader voor het selecteren van een
gebruikersinstelling naar het eind van de
ingebouwde MOVIE BEST SHOT scènes totdat
Recall User Scene (gebruikersscène oproepen) op
het display verschijnt. Blader dan door om de
gebruikersinstelscènes te zien.
Alle MOVIE BEST SHOT gebruikersinstellingen
worden gewist als het ingebouwde geheugen
(pagina 165) van de camera geformatteerd wordt.
Hieronder volgen de instellingen die onderdeel
uitmaken van de MOVIE BEST SHOT
gebruikersinstellingen.
Scherpstelfunctie, witbalansfunctie, scherpte,
verzadiging, contrast, filter, EV verschuiving
Alleen de instellingen van een film die opgenomen is
met deze camera kan als een MOVIE BEST SHOT
instelling worden opgeslagen.
U kunt tot maximaal 999 MOVIE BEST SHOT
gebruikersinstellingen registreren.
U kunt de instellingen van de op dat moment
geselecteerde MOVIE BEST SHOT scène controleren
door de verschillende instelmenus te tonen.
MOVIE BEST SHOT gebruikersinstellingen worden
in het ingebouwde geheugen van de camera
opgeslagen in een map die MSCENE heet.
Bestandsnamen worden automatisch toegewezen
volgens het onderstaande formaat.
UP505nnn.JPE (n = 0 tot en met 9)
Wissen van een MOVIE BEST SHOT
gebruikersinstelling
1.
Druk tijdens de MOVIE BEST SHOT functie op
[SET].
2.
Blader d.m.v. [] en [] door de
gebruikersinstellingen totdat de instelling die
u wilt wissen wordt aangegeven.
3.
Druk op [] ( ).
4.
Selecteer Delete (wissen) d.m.v. [] en []
en druk vervolgens op [SET].
5.
Druk op [MENU].
114
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Audio Snap (audio snapshotfunctie) en
druk vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om On (aan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de audio snapshotfunctie
ingeschakeld.
De normale snapshotfunctie (zonder geluid) wordt
verkregen door Off (uit) te selecteren.
4.
Druk op de
sluitertoets om het
beeld op te nemen.
Na opname van het beeld
wordt de audio
opnamestandby functie
ingeschakeld met het zo
juist opgenomen beeld en
de indicator op het
beeldscherm.
U kunt de audio opnamestandby functie annuleren
door op de [MENU] toets te drukken.
Opnemen van audio
Toevoegen van geluid aan een snapshot
U kunt geluid toevoegen aan een snapshot nadat u deze
opgenomen heeft.
Beeldformaat: JPEG
JPEG heeft een beeldformaat met een efficiënte
datacompressie.
De bestandsextensie van een JPEG bestand is .JPG.
Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
.WAV.
Opnametijd:
Maximaal 30 seconden per beeld
Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 120KB (30-seconde opnamen van circa 4KB
per seconde.)
LET OP
U kunt een audiobestand weergeven dat opgenomen
was met de Audio Snapshot functie op uw computer
m.b.v. de Windows Media Player.
Resterende opnametijd
115
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
5.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
De bedrijfsindicator knippert groen terwijl het
opnemen plaatsvindt.
6.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
BELANGRIJK!
De audio snapshotfunctie kan niet tijdens
beeldopnamen worden gebruikt m.b.v. de
drievoudige zelfontspanner.
Voorzorgsmaatregelen bij audio opname
Let er op dat u de
stereo microfoons niet
met uw vingers
blokkeert.
Goede opnameresultaten zijn niet mogelijk wanneer de
camera te ver van het onderwerp weg is.
Door op de spanningstoets te drukken of aan de
draairegelaar te draaien wordt de opname gestopt en
wordt eventueel geluid opgeslagen dat tot op dat moment
werd opgenomen.
U kunt ook post-opname uitvoeren om audio toe te
voegen aan een snapshot nadat deze werd genomen of
om de bij een beeld opgenomen audio te veranderen. Zie
pagina 147 voor meer informatie.
Stereo microfoons
C
116
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van het histogram
U kunt de [DISP] toets gebruiken voor het tonen van een
histogram op het beeldscherm. Het histogram stelt u in staat de
belichtingsomstandigheden te controleren tijdens het opnemen
van beelden (pagina 34).U kunt ook het histogram van een
opgenomen beeld tonen tijdens de weergavefunctie (PLAY).
Een histogram is een grafiek die de helderheid van een
beeld voorstelt uitgedrukt in het aantal beeldpunten. De
verticale as stelt het aantal beeldpunten voor terwijl de
horizontale as de helderheid aangeeft. U kunt het
histogram gebruiken om te bepalen of een beeld
schaduwen (linker kant), middenbereik tonen (midden) en
verlichting (rechts) omvat om voldoende beelddetail tot
uitdrukking te brengen. Mocht het histogram er om de één
of andere reden te éénzijdig uit zien, dan kunt u de EV
verschuiving (belichtingscompensatie) gebruiken om de
balans naar links of rechts te bewegen en zo een betere
balans te verkrijgen. Optimale belichting kan worden
verkregen door de belichting te corrigeren zodat de grafiek
zo veel mogelijk rond het midden is geconcentreerd.
Histogram
Een RGB histogram wordt ook weergegeven dat de
verdeling van R (rood), G (groen) en B (blauw) aangeeft.
Dit histogram kan gebruikt worden om te bepalen of er te
veel of te weinig van elk van de kleurcomponenten in het
beeld is.
LET OP
U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 125) gebruiken
om de camera te configureren om
belichtingscompensatie uit te voeren telkens
wanneer u op [] of [] drukt tijdens een
opnamefunctie (REC). Doet u dit dan kunt u de
belichtingscompansatie bijstellen tijdens het bekijken
van het in-beeld histogram (pagina 88).
Neigt het histogram te veel
naar links, dan betekent dit
dat er te veel donkere
beeldpunten zijn. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat in het algemeen
te donker is. De donkere
gedeelten van het beeld
kunnen zelfs geheel
verduisterd worden als het
histogram te ver naar links toe
neigt.
C
117
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Neigt het histogram te veel
naar rechts, dan betekent dit
dat er te veel lichte
beeldpunten zijn. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat in het algemeen
te licht is. De lichte gedeelten
van het beeld kunnen zelfs
geheel wit worden als het
histogram te ver naar rechts
toe neigt.
Een histogram dat in het
midden geconcentreerd is
duidt op een goede verdeling
van lichte en donkere
beeldpunten. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat over het geheel
genomen een optimale
helderheid heeft.
BELANGRIJK!
Merk op dat het bovenstaande histogram enkel als
toelichting wordt verstrekt. Het is mogelijk is dat u
voor een bepaald onderwerp niet precies deze
vormen kunt verkrijgen.
Een op het midden geconcentreerd histogram is
geen garantie voor optimale belichting. Het
opgenomen beeld kan overbelicht of onderbelicht
zijn zelfs als het histogram rond het midden is
geconcenteerd.
U kunt mogelijk geen optimale histogramconfiguratie
verkrijgen door de beperkingen van de
belichtingscompensatie.
Het gebruik van de flitser alsmede bepaalde opname
omstandigheden kunnen er de oorzaak van zijn dat
het histogram een belichting aangeeft die afwijkt van
de feitelijke belichting van het beeld ten tijde van de
opname.
Het RGB (kleurcomponenten) histogram wordt enkel
voor snapshots (fotos ) aangegeven. Tijdens de
volgende functies verschijnt enkel de histogram voor
de luminantieverdeling op het beeldscherm.
Filmfunctie, voorafgaande filmfunctie, korte
filmfunctie, MOVIE BEST SHOT functie
118
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Camera instellingen van de REC (opname)
functie
Volgend zijn de instellingen die u kunt configureren voordat
u een beeld opneemt m.b.v. een opnamefunctie (REC).
ISO gevoeligheid
Meten
Kleurfilter
Scherpte
Verzadiging
Contrast
Raster aan/uit
Beeldcontrole aan/uit
Icoonhulp aan/uit
L/R toetsinstelling
Default instelling bij inschakelen van de spanning
Terugstellen van de camera (reset)
LET OP
U kunt ook de hieronder beschreven instellingen
configureren. Zie de referentiepaginas voor nadere
informatie.
Grootte (pagina 77)
Kwaliteit (Fotos) (pagina 79)
Kwaliteit (films) (pagina 105)
Witbalans (pagina 91)
Digitale zoom (pagina 68)
Autofocusbereik (pagina 82)
Audio foto (pagina 114)
Flitsintensiteit (pagina 72)
Flitserassistent (pagina 73)
119
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Onder bepaalde omstandigheden kan een hoge
sluitersnelheid in combinatie met een hoge ISO
gevoeligheid leiden tot digitale ruis (korreligheid)
waardoor het beeld er grof uitziet. Voor het maken
van mooie beelden van goede kwaliteit kunt u het
beste de laagst mogelijke ISO gevoeligheidsinstelling
gebruiken.
Het gebruik van een hoge ISO gevoeligheid in
combinatie met de flitser kan er bij het opnemen van
een onderwerp dichtbij toe leiden dat het onderwerp
onjuist belicht wordt.
LET OP
U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 125)
gebruiken om de camera zodanig te configureren dat
de instelling voor de ISO gevoeligheid verandert
telkens wanneer u tijdens een opnamefunctie (REC)
op [] of [] drukt.
Specificeren van de ISO gevoeligheid
U kunt de ISO gevoeligheidsinstelling veranderen voor
betere beelden op plaatsen waar de belichting laag is of
wanneer u een snelle sluitersnelheid wilt gebruiken.
De ISO gevoeligheid wordt uitgedrukt door waarden die
oorspronkelijk de lichtgevoeligheid uitdrukte van normale
fotografische film. Een hogere waarde geeft een grotere
gevoeligheid aan hetgeen beter is voor het maken van
opnamen wanneer de hoeveelheid beschikbaar licht
weinig is.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
ISO en druk daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Automatische
gevoeligheidsselectie
Lagere gevoeligheid
Hogere gevoeligheid
Selecteer deze instelling:
Auto
ISO 50
ISO 100
ISO 200
ISO 400
120
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Center Weighted (Centrum-georiënteerd meten)
Centrum-georiënteerd meten
concentreert zich op het midden van het
scherpstelkader en meet het licht daar.
Gebruik deze meetmethode als u wat
controle wilt uitoefenen over de belichting zonder de
instellingen geheel over te laten aan de camera.
Spot (Puntmeten)
Puntmeten neemt aflezingen van een
bijzonder beperkt gebied. Gebruik deze
meetmethode wanneer u de belichting
ingesteld wilt hebben op de helderheid
van een bepaald onderwerp zonder te worden
beïnvloed door omringende omstandigheden.
BELANGRIJK!
Als Multi (multi-patroon meten) als meetmethode
wordt geselecteerd, kunnen bepaalde procedures de
instelling voor de meetfunctie automatisch
veranderen zoals hieronder beschreven.
Door de belichtingscompensatie instelling (pagina
88) te veranderen naar een waarde anders dan 0.0
verandert de meetfunctie naar Center Weighted
(centrum-georiënteerd meten). Als u de
belichtingscompensatie instelling terugverandert
naar 0.0 zal de meetfunctie ook terugveranderen
naar Multi (multi-patroon meten).
Selecteren van de meetfunctie
De meetfunctie bepaalt welk gedeelte van het onderwerp
gemeten wordt voor de belichting. U kunt de volgende
procedure gebruiken om de meetfunctie van de camera te
veranderen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Metering (meten) en druk op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk daarna op [SET].
Multi (Multi-patroon meten)
Multi-patroon meten verdeelt het beeld
in raster onderdelen en meet het licht bij
elke sectie voor een gebalanceerde
belichtingaflezing. De camera bepaalt
automatisch de opname omstandigheden in
overeenkomst met de gemeten lichtpatronen en stelt
de belichtingsinstelling daarmee in overeenkomst af.
Dit type meten voorziet u van foutvrije
belichtingsinstellingen voor een groot bereik aan
opname omstandigheden.
121
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de filterfunctie
Met de filterfunctie van de camera kunt u de kleurtoon van
een beeld veranderen tijdens het opnemen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC tab, selecteer Filter en
druk daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
De volgende filterinstelling staan tot de beschikking:
Off (Uit), B/W (zwart/wit), Sepia (sepia), Red (rood),
Green (groen), Blue (blauw), Yellow (geel), Pink
(roze), Purple (paars)
BELANGRIJK!
Door de filterfunctie van de camera te gebruiken
wordt hetzelfde resultaat geproduceerd als het
monteren van een kleurfilter op de lens.
Om dit te verkrijgen:
Uitmuntende scherpte
Normale scherpte
Weinig scherpte
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
1
2
Speciferen van de contourscherpte
Gebruik de volgende procedure om de scherpte van de
contouren in het beeld te regelen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC tab, selecteer
Sharpness (scherpte) en druk daarna op
[].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
122
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Specificeren van kleurverzadiging
Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheid te
regelen van het beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC tab, selecteer
Saturation (verzadiging) en druk daarna op
[].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Hoge kleurverzadiging (intensiteit)
Normale kleurverzadiging (intensiteit)
Lage kleurverzadiging (intensiteit)
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
1
2
Specificeren van het contrast
Gebruik de volgende procedure om het relatieve verschil
tussen de lichte delen en de donkere delen te regelen van
het beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC tab, selecteer Contrast
en druk daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Hoog contrast
Normaal contrast
Laag contrast
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
1
2
123
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
In- en uitschakelen van het in-beeld
raster
U kunt rasterlijnen op het beeldscherm verkrijgen om u te
helpen bij de compositie van beelden en om er zeker van
te zijn dat de camera tijdens het opnemen recht gehouden
wordt.
Om dit te doen:
Toon het raster
Verberg het raster
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Grid (raster) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Toon beelden op het beeldscherm
voor ongeveer een seconde
onmiddellijk nadat ze opgenomen zijn
Toon geen beelden onmiddellijk nadat
ze opgenomen zijn
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
In- en uitschakelen van beeldcontrole
Beeldcontrole laat de door u opgenomen beelden zien op
het beeldscherm zodra u ze opneemt. Gebruik de volgende
procedure om beeldcontrole in en uit te schakelen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op de
[MENU] toets.
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Review (controleren) en druk vervolgens op
[].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
C
124
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van icoonhulp
Icoonhulp toont begeleidende tekst over een icoon
wanneer u deze selecteert op het beeldscherm tijdens een
opnamefunctie (REC) (pagina 29).
De icoonhulptekst wordt aangegeven voor de volgende
functies: Huidige opnamefunctie (REC), flitserfunctie,
scherpstelfunctie, witbalans, zelfontspanner, en
meetfunctie.
Merk op dat de icoonhulp tekst voor de witbalans, de
zelftimer en de meetfunctie ankel verschijnen wanneer
Witbalans, Zelftimer of Meetfunctie toegewezen is aan
de [] en [] toetsen met de toetsaanpassingsfunctie
(pagina 125).
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Icon Help (icoonhulp) en druk vervolgens
op [].
BELANGRIJK!
Door één van de volgende instellingen te selecteren
verschijnen de icoon en de betreffende icoontekst
tijdelijk op het beeldscherm. Na enige tijd verdwijnen
de icoon en de tekst.
Flitserfunctie Auto Flash (automatische flits)
icoon (pagina 69)
Scherpstelfunctie Auto Focus (automatische
scherpstelling) icoon (pagina 81)
Witbalans
AWB
Auto WB (automatische WB)
icoon (pagina 91)
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Toon begeleidende tekst wanneer u
een icoon selecteert op het
beeldscherm
Schakel icoonhulp uit
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk op [SET].
125
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Toewijzen van functies aan de [] en []
toetsen
Een functie voor toetsaanpassing stelt u in staat de [] en
[] toetsen te configureren zodat deze de camera
instellingen veranderen wanneer ze ingedrukt worden tijdens
een opnamefunctie (REC). Na het configureren van de []
en [] toetsen kunt u de instellingen veranderen die er aan
zijn toegewezen zonder door het menuscherm te lopen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
L/R Key (linker/rechter toets) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Nadat u een functie toegewezen heeft kunt u de
instelling ervan eenvoudigweg veranderen door op
de [] of [] toetsen te drukken.
EV verschuiving (pagina 88)
Witbalans (pagina 91)
ISO (pagina 119)
Metering (Meten) (pagina 120)
Zelfonspanner (pagina 75)
Uit (off) : geen functie toegewezen
Specificeren van de default instellingen
bij inschakelen van de spanning
Met het functiegeheugen van deze camera kunt u de
default instellingen bij inschakelen van de spanning
afzonderlijk instellen voor de opnamefunctie, de
flitserfunctie, de scherpstelfunctie, de witbalansfunctie, de
ISO gevoeligheid, AF kader, zelfontspanner, flitsintensiteit,
de digitale zoomfunctie, de handmatige scherpstelstand en
de zoompositie. Het inschakelen van het functiegeheugen
voor een bepaalde functie is een boodschap aan de
camera om de status te onthouden van die functie wanneer
u de camera uitschakelt om dezelfde status opnieuw te
verkrijgen wanneer de camera weer ingeschakeld wordt.
Wanneer het functiegeheugen uitgeschakeld is, stelt de
camera automatisch de oorspronkelijke defaultinstellingen
voor de betreffende functie in die ingesteld waren in de
fabriek.
De volgende tabel toont wat er gebeurt als u het
functiegeheugen voor elke functie in- of uitschakelt.
126
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Functie
Flash (Flitser)
Focus (Scherpstellen)
White Balance (Witbalans)
ISO
AF Area (autofocusbereik)
Metering (Meten)
Self-timer (Zelfontspanner)
Flash Intensity
(Flitsintensiteit)
Digital Zoom
(Digitale zoom)
MF Position (MF stand)
Zoomposition*
(Zoompositie)
On (Aan)
Instelling
wanneer de
camera
uitgeschakeld
is
Off (Uit)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Spot (Puntmeten)
Multi
(Multi-patroon meten)
Off (Uit)
0
On (Aan)
Laatste autofocus stand
die van kracht was
voordat u
overschakelde op
handmatig scherpstellen
Wide (Groothoek)
* Alleen de optische zoompositie wordt onthouden.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Memory (geheugen) tab m.b.v.
[] en [].
3.
Selecteer het item dat u wilt veranderen
m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Schakel het functiegeheugen in
zodat de instellingen worden
herkregen bij inschakelen van
de spanning
Schakel het functiegeheugen
uit zodat de instellingen worden
teruggesteld bij inschakelen
van de spanning
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
127
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Merk op dat de instellingen van de BEST SHOT
functie voorrang krijgen over de instellingen van het
geheugen. Als u de camera dus uitschakelt tijdens
de BEST SHOT functie, dan zullen alle instellingen
behalve die voor REC Mode (opnamefunctie) en
Zoom Position (zoompositie) geconfigureerd
worden voor het BEST SHOT voorbeelddécor
wanneer u de camera opnieuw inschakelt, ongeacht
de aan/uit instellingen van het functiegeheugen.
Tijdens de volgende functies wordt (flitser uit)
altijd geselecteerd als de flitserfunctie ongeacht de
aan/uit instelling van het functiegeheugen.
Filmfunctie, voorafgaande filmfunctie, korte
filmfunctie, MOVIE BEST SHOT functie
Terugstellen (reset) van de camera
Gebruik de volgende procedure om alle instellingen van de
camera terug te stellen (reset) tot hun oorspronkelijke
defaultwaarden zoals aangegeven bij Menureferentie op
pagina 219.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Reset (resetten) en druk daarna
op [].
3.
Gebruik [] en [] om Reset (resetten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) en druk op [SET] als
u deze procedure wilt annuleren zonder de camera
terug te stellen.
128
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van het snelkoppelmenu
(Ex Menu)
Door indrukken van [EX] wordt een snelkoppelmenu
verkregen dat u kunt gebruiken om de instellingen voor de
witbalans, de ISO gevoeligheid, meten en het AF gebied te
configureren.
1.
Druk tijdens een
opnamefunctie (REC)
op [EX].
2.
Selecteer het gewenste item d.m.v. [] en []
en gebruik dan [] en [] om door de
geschikbare instellingen te bladeren.
Zie de volgende paginas voor details aangaande elk
van de instellingen.
Bijstellen van de witbalans (pagina 91)
Specificeren van de ISO gevoeligheid (pagina 119)
Specificeren van de meetfunctie (pagina 120)
Specificeren van het bereik van autofocus (pagina
82)
3.
Druk na het configureren van de gewenste
instellingen op [SET] om het snelkoppelmenu
te verlaten.
129
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Monteren van de zonnekap en een
lensfilter
Er wordt een zonnekap met uw camera meegeleverd die u
op de lens kunt monteren wanneer dat nodig is. De
zonnekap (ook wel zonnekap genoemd) houdt ongewenst
licht van de zon uit de lens wanneer u aan het filmen bent
bij scherp zonlicht of wanneer er sterk licht in de
achtergrond is om te helpen tegen dubbele beelden en
vlammen.
U kunt ook in de handel verkrijgbare 43 mm filters
monteren op het objectief van de camera.
BELANGRIJK!
Hoe effectief de zonnekap werkt hangt af van de
hoek van het licht en andere omstandigheden.
Als u de flitser gebruikt terwijl de zonnekap
gemonteerd is, kan dat leiden tot vignetting, d.w.z.
de hoekjes van het beeld worden donker. Het is dus
een goed idee om de zonnekap te verwijderen
voordat u opneemt met de flitser.
Lees de gebruiksaanwijzing van de filters aandachtig
door voor informatie hoe u ze op de juiste wijze
gebruikt.
Houd de volgende punten in gedachten bij de
aankoop van een filter.
Het gebruik van een filter kan donkere randen
veroorzaken in het beeld.
Het gebruik van een filter kan storing veroorzaken
bij de werking van de automatische scherpstelling
en de flitser.
Filters kunnen mogelijk niet dezelfde resultaten
opleveren als die bij cameras met film.
Gebruik niet meerdere filters op elkaar.
Het gebruik van een los verkrijgbare lenskap kan
donkere randen veroorzaken langs de randen van
het beeld.
Zonnekap Filter
130
WEERGAVE
2.
Zet de
functiedraairegelaar
op
(weergavefunctie
(PLAY)).
Hierdoor wordt de
weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld.
WEERGAVE
U kunt het ingebouwde monitorscherm van de camera
gebruiken om beelden te bekijken nadat u ze heeft
opgenomen.
Elementaire weergavebediening
Gebruik de volgende procedure om door bestanden te
bladeren die in het geheugen van de camera opgeslagen
zijn.
1.
Open het beeldscherm of druk op de
spanningstoets om de camera in te
schakelen.
Hierdoor verschijnt een beeld of een boodschap
(melding) op het beeldscherm.
SpanningstoetsBeeldscherm
Functiedraairegelaar
Weergavefunctie
(PLAY) bestand type
Mapnaam/
bestandnaam
Kwaliteit
Beeldformaat
Datum en tijd
131
WEERGAVE
3.
Gebruik [] (voorwaarts) of [] (achterwaarts)
om door de bestanden te bladeren op het
beeldscherm.
LET OP
Door [] of [] ingedrukt te houden wordt versneld
door de beelden gebladerd.
Om sneller bladeren door de weergavebeelden
mogelijk te maken is het beeld dat aanvankelijk
verschijnt een controlebeeld met een ietwat lagere
kwaliteit dan het werkelijke weergavebeeld. Het
werkelijke weergavebeeld verschijnt even later na
het controlebeeld. Dit is niet van toepassing bij
beelden die gekopiëerd zijn van een andere digitale
camera.
Weergave van een audio snapshot
Voer de onderstaande stappen uit om een audio snapshot
te tonen (aangegeven door ) en de audio (het geluid) af
te spelen.
1.
Gebruik [] en [] tijdens de weergavefunctie
(PLAY) totdat het gewenste beeld wordt
weergegeven.
2.
Druk op [SET].
Dit geeft de audio weer
die het getoonde beeld
vergezelt.
U kunt tijdens afspelen
van het geluid de
volgende bediening
uitvoeren.
C
132
WEERGAVE
BELANGRIJK!
Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en
tijdens het pauzeren worden bijgesteld.
Doe dit:
Houd [] of [] ingedrukt.
Druk op [SET].
Druk op [] of [].
Druk op [MENU].
On dit te doen:
Versneld afspelen van de
audio in voorwaartse of
achterwaarts richting.
Pauzeren en hervatten van
de audio weergave.
Het geluidsvolume
bijstellen.
De weergave annuleren.
Inzoomen op het weergegeven beeld
Voer de volgende procedure uit om in te zoomen op het
beeld op het beeldscherm. Inzoomen kan tot maximaal
acht maal de oorspronkelijke grootte worden uitgevoerd.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[] en [] om het gewenste beeld te tonen.
2.
Verschuif de
zoomregelaar in de
richting van .
Hierdoor wordt
ingezoomd op de
beelden.
Er verschijnt een
grafische indicator in de
rechter onderhoek om
het gebied aan te geven
van het originele beeld
waarop ingezoomd
wordt op het
beeldscherm.
U kunt d.m.v. de [DISP] toets heen en weer
schakelen tussen weergeven en niet weergeven van
de zoomfactor.
Huidige zoomfactor
Zoomgebied
133
WEERGAVE
3.
Verschuif het beeld d.m.v. [], [], [] en []
naar boven, naar beneden, naar links of naar
rechts.
4.
Druk op [MENU] om het beeld terug te
brengen naar de oorspronkelijke grootte.
BELANGRIJK!
Afhankelijk van de oorspronkelijke grootte van het
opgenomen beeld is het niet mogelijk om tot acht
maal de oorspronkelijke grootte in te zoomen op een
beeld in de display.
Afmetingen van een beeld heraanpassen
U kunt het formaat van het opgenomen beeld
heraanpassen tot één van de volgende drie formaten.
1600
×
1200 beeldpunten (UXGA) : optimaal voor het
afdrukken van afdrukformaten 3.5˝
×
5˝ of kleiner (Meer
detail dan bij 1280
×
960).
1280
×
960 beeldpunten (SXGA) : optimaal voor het
afdrukken van afdrukformaten 3.5˝
×
5˝ of kleiner.
640
×
480 beeldpunten (VGA) : meest geschikt als bijlage
bij e-mail boodschappen of als onderdeel van
webpaginas.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Resize
(afmetingen
heraanpassen) en druk
daarna op [].
Merk op dat deze
bewerking alleen mogelijk
is wanneer een snapshot
beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
134
WEERGAVE
3.
Gebruik [] of [] om door de beelden te
bladeren en dat beeld te tonen waarvan de
afmetingen heraangepast dienen te worden.
4.
Gebruik [] of [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) om het
heraanpassen van de afmetingen te annuleren.
BELANGRIJK!
Door de afmetingen van een beeld her aan te
passen wordt een nieuw bestand gecreëerd dat het
beeld bevat in de afmetingsgrootte die u selecteert.
Het bestand met het oorspronkelijke beeld blijft ook
in het geheugen.
Merk op dat u de afmetingen van de volgende
beeldtypen niet kunt heraanpassen.
Beelden met 640
×
480 beeldpunten en kleinere
beelden
Beelden met 2560
×
1712 beeldpunten (3:2)
Filmbeelden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden opgenomen met een andere camera
De afmetingen kunnen niet worden aangepast
wanneer er niet genoeg geheugen is om het
heraangepaste beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld waarvan de afmetingen zijn
heraangepast weergeeft via het beeldscherm van de
camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het
beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer
de afmetingen van het beeld heraangepast werden.
135
WEERGAVE
Trimmen van een beeld
U kunt de volgende procedure volgen om een gedeelte van
een vergroot beeld te trimmen.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[] en [] om door de beelden te bladeren en
het beeld te tonen dat u wilt tonen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Trimming
(trimmen) en druk
daarna op [].
Hierdoor wordt een
trimkader verkregen.
Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is
wanneer een snapshot beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
4.
Gebruik de zoomregelaar om het trimkader te
vergroten of te verkleinen.
Hoe kleiner het beeld des te beperkter de maat van
het trimkader.
5.
Gebruik om het trimkader te verplaatsen [],
[], [] en [] totdat het gebied van het beeld
dat u wilt extraheren zich binnen het kader
bevindt.
6.
Druk op [SET] om het deel van het beeld te
extraheren dat zich binnen het trimkader
bevindt.
Druk op [MENU] als u de procedure op een gegeven
moment toch wilt annuleren.
136
WEERGAVE
BELANGRIJK!
Door een beeld te trimmen wordt een nieuw bestand
gecreëerd dat het getrimde beeld bevat. Het bestand
met het oorspronkelijke beeld blijft ook in het
geheugen.
Merk op dat u de volgende beeldtypes niet kunt
trimmen.
Beelden met 2560
×
1712 beeldpunten (3:2)
Filmbeelden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden opgenomen met een andere camera
De trimbewerking kan niet worden uitgevoerd
wanneer er niet genoeg geheugen is om het
getrimde beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld dat getrimd werd weergeeft via
het beeldscherm van de camera, geven de datum en
de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk
opgenomen was, niet wanneer het beeld getrimd
werd.
Weergeven en bewerken van een film
Weergeven van een film
Gebruik de volgende procedure om een film weer te geven
die u opgenomen heeft met deze camera.
1.
Blader tijdens de PLAY
(weergavefunctie)
m.b.v [] en [] door
films op het
beeldscherm en toon
de gewenste film.
2.
Druk op [SET].
Hierdoor wordt weergave van de film gestart.
U kunt de volgende bewerkingen uitvoeren terwijl de
film wordt weergegeven.
Filmicoon
Verstreken opnametijd
Beeldkwaliteit
137
WEERGAVE
Om dit te doen:
Versnelde voorwaartse of
achterwaartse weergave
De snelheid wordt steeds bij elk
maal indrukken met één stap
verhoogd.
Laat de versnelde voorwaartse of
achterwaartse weergave
terugkeren tot de normale
snelheid.
Pauzeren van de filmweergave
Gepauzeerde weergave per
beeld bladeren.
Filmweergave stoppen.
Bijstellen van het geluidsvolume
van de film.
In- en uitschakelen van de
beeldscherm indicators.
Inzoomen op het filmbeeld.
Bladeren door een ingezoomd
beeld op het scherm.
Doe dit:
Druk op [] of [].
Druk op [SET].
Druk op [SET].
Druk op [] of [].
Druk op [MENU]
Druk op [] of [].
Druk op [DISP].
Beweeg de
zoomschuifregelaar in de
richting van .
Gebruik [], [], [], [].
BELANGRIJK!
U kunt het geluidsniveau van het filmgeluid alleen
bijstellen tijdens het weergeven van een film.
138
WEERGAVE
Montage van een film
Gebruik deze procedure van dit hoofdstuk om films te
monteren en te wissen. Met de montagebewerkingen kunt
u alles voor of na een specifiek beeld of alles tussen twee
bepaalde beelden in knippen.
BELANGRIJK!
Geknipte beelden kunnen niet meer worden
opgeroepen ze zijn echt weg. Zorg er dus voor dat
u een gedeelte van een film echt wilt wegknippen
voordat u specificeert dat een knipbewerking moet
worden uitgevoerd.
Er kan geen montage worden uitgevoerd bij een film
die korter dan 5 seconden is.
Het monteren van twee verschillende films tot een
enkele film en het opsplitsen van één film in
meerdere onderdelen wordt niet ondersteund door
de functies van de camera. U kunt echter wel films
aan elkaar plakken en films in meerdere stukken
opsplitsen op uw computer door gebruik te nemen
van de meegeleverde Ulead Movie Wizard SE VCD
applicatie.
Knippen van alles voor of na een specifiek
beeld
1.
Druk op [SET] terwijl
de film die u wilt
monteren weergegeven
wordt.
Hierdoor wordt de
weergave van een film
gepauzeerd.
2.
Druk op [].
U kunt hetzelfde beeld ook weergeven terwijl de
weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is door op
[MENU] te drukken, de PLAY (weergave) tab te
selecteren, Movie Editing (filmmontage) te
selecteren en vervolgens op [] te drukken.
3.
Selecteer de bewerking die u wilt uitvoeren
m.b.v. [] en [].
Om dit te doen:
Alles voor een gespecificeerd
beeld knippen
Alles na een gespecificeerd
beeld knippen
Knipfunctie verlaten
Doe dit:
Cut (knippen)
Cut (knippen)
Cancel (annuleren)
139
WEERGAVE
4.
Toon het beeld waar de film moet worden
geknipt.
Om dit te doen:
Versnelde voorwaartse of
achterwaartse weergave
Filmweergave pauzeren en
voortzetten
Gepauzeerde weergave per
beeld doorbladeren.
Annuleren van de
knipbewerking
Bijstellen van het
geluidsniveau van een film
Doe dit:
Druk op [] of [] drukken.
Druk op [SET].
Druk op [] of [] drukken.
Druk op [MENU].
Druk op [] of [] drukken.
Het rode gedeelte van de
indicatorstaafindicator
geeft aan welk gedeelte
wordt geknipt.
5.
Druk [] wanneer het
gewenste beeld wordt
getoond.
6.
Selecteer Yes (Ja) d.m.v. [] en [] en druk
op [SET].
De boodschap Busy.... Please wait…” blijft op de
display terwijl de knipbewerking wordt uitgevoerd.
Het knippen is voltooid als de boodschap verdwijnt.
Selecteer No (Nee) om de knipbewerking te
verlaten.
140
WEERGAVE
Alles tussen twee specifieke beelden in
knippen
1.
Druk op [SET] terwijl
de film die u wilt
monteren weergegeven
wordt.
Hierdoor wordt de
weergave van een film
gepauzeerd.
2.
Druk op [].
U kunt hetzelfde beeld ook weergeven terwijl de
weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is door op
[MENU] te drukken, de PLAY (weergave) tab te
selecteren, Movie Editing (filmmontage) te
selecteren en vervolgens op [] te drukken.
3.
Selecteer Cut (knippen) d.m.v. []
en [] en druk op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) om de snijfunctie te
verlaten.
4.
Toon het startbeeld waar de eerste
knipbewerking moet worden uitgevoerd.
Om dit te doen:
Versnelde voorwaartse of
achterwaartse weergave
Filmweergave pauzeren en
voortzetten
Gepauzeerde weergave per
beeld doorbladeren.
Annuleren van de
knipbewerking
Bijstellen van het
geluidsniveau van een film
Doe dit:
Druk op [] of [] drukken.
Druk op [SET].
Druk op [] of [] drukken.
Druk op [MENU].
Druk op [] of [] drukken.
5.
Druk op [] wanneer
het gewenste beeld
wordt getoond.
141
WEERGAVE
6.
Herhaal stap 4 om het
eindbeeld te tonen
waar u de tweede
knipbewerking wilt
uitvoeren.
Het rode gedeelte van de
indicatorstaafindicator
geeft aan welk gedeelte
wordt geknipt.
7.
Selecteer Yes (Ja) d.m.v. [] en [] en druk
op [SET].
De boodschap Busy.... Please wait…” blijft op de
display terwijl de knipbewerking wordt uitgevoerd.
Het knippen is voltooid als de boodschap verdwijnt.
Selecteer No (Nee) om de knipbewerking te
verlaten.
Vastleggen van een stilbeeld van een
film (MOTION PRINT)
Met de MOTION PRINT functie kunt u een beeld
vastleggen van een bestaande film en een stilbeeld
creëren dat geschikt is om af te drukken. Er zijn twee lay-
outs die u kunt gebruiken om een beeld vast te leggen en
de geselecteerde lay-out bepaalt de uiteindelijke
beeldgrootte.
9 frames (1600
×
1200
beeldpunten uiteindelijke
beeldgrootte)
1 frame (640
×
480
beeldpunten uiteindelijke
beeldgrootte)
Geselecteerd hoofdbeeld
Achtergrondbeelden
Geselecteerd hoofdbeeld
142
WEERGAVE
Een stilbeeld van een film vastleggen
1.
Blader tijdens de weergave functie PLAY
d.m.v. [] en [] door de films op het
beeldscherm en toon de film die de gewenste
beelden bevat.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
MOTION PRINT en druk vervolgens op [].
4.
Selecteer d.m.v. [] en
[] de layout (1
frame (1 beeld) of 9
frames (9 beelden))
die u wlt gebruiken.
Selecteer Cancel
(annuleren) om de
MOTION PRINT functie
te verlaten.
5.
Toon d.m.v. [] en [] het beeld dat u wilt
gebruiken als het hoofdbeeld.
Door één van beide toetsen ingedrukt te houden
wordt het bladeren versneld uitgevoerd.
6.
Druk op [SET] na eerst
het gewenste beeld te
hebben geselecteerd.
Hierdoor wordt het
stilbeeld dat het resultaat
is getoond.
Als u 9 frames (9
beelden) voor de lay-out
selecteerde, zal het beeld
dat u selecteerde in stap
4 het hoofdbeeld zijn
terwijl de beelden aan
beide zijden zullen
dienen als
achtergrondbeelden.
Als u 1 frame (1 beeld) selecteerde in stap 4
verschijnt hier het beeld dat u selecteerde in stap 6.
143
WEERGAVE
Tonen van een 9-beelden scherm
Met de volgende procedure verkrijgt u negen beelden
tegelijkertijd op het beeldscherm.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
zoomregelaar in de richting van ( ).
Dit toont het 9-beelden scherm met een
selectiekader er om heen met in het midden het
beeld dat zich op het beeldscherm bevond in stap 2.
Zijn er minder dan negen beelden in het geheugen
dan worden ze weergegeven te beginnen vanaf de
linker bovenhoek. Het selectiekader bevindt zich bij
het beeld dat weergegeven werd voordat u
overschakelde naar het 9-beelden scherm.
2 3
17 18 19
20 1 2
345
678
91011
12 13 14
15 16 17
18 19 20
1
3.
Door op een willekeurige toets anders dan
[], [], [] en [] te drukken wordt een
volledige versie van het beeld op ware grootte
getoond van het beeld waar het selectiekader
zich bevindt.
2.
Gebruik [], [], []
en [] om het
selectiekader te
verplaatsen naar het
gewenste beeld. Door
op [] te drukken
terwijl het
selectiekader zich in
de rechterkolom
bevindt of op [] te drukken terwijl het
selectiekader zich in de linkerkolom bevindt,
wordt doorgebladerd naar het volgende
scherm met 9-beelden.
Voorbeeld: Wanneer er zich 20 beelden in het
geheugen bevinden en beeld 1 eerst wordt
weergegeven.
Selectiekader
144
WEERGAVE
Spelen van een Slideshow (diashow)
De Slideshow (diashow) speelt beelden automatisch af in
volgorde en met vaste tussenpauzes.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Slideshow (diashow) en druk vervolgens op
[].
3.
Configureer m.b.v. het scherm dat verschijnt
de instellingen voor het beeld, de tijd en de
tussenpauzes.
Images
(Beelden)
Time
(Tijd)
Interval
(Tussenpauze)
All Images (Alle beelden)
Toont alle beelden in het geheugen van
de camera.
Only (alleen)
Deze icoon verschijnt enkel bij
snapshots en audio snapshots.
Only (alleen)
Deze icoon verschijnt enkel bij films.
One Image (Eén beeld)
Toont een bepaald beeld
Specificeer de gewenste weergavetijd (1
tot en met 5 minuten of 10, 15, 30 of 60
minuten) m.b.v. [] en [].
Specificeer de gewenste tussenpauze
(MAX. of 1 tot 30 seconden) m.b.v. [] en
[].
Wanneer de weergave een filmbestand
aantreft terwijl MAX is geselecteerd als
de tussenpauze wordt enkel het eerste
beeld van het filmpje getoond.
145
WEERGAVE
4.
Gebruik [] en [] om Start (starten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de slideshow (diashow) gestart.
5.
Druk op [SET] om de slideshow (diashow) te
stoppen.
De diashow stopt ook automatisch nadat de
hoeveelheid tijd verstreken is die u specificeerde
voor Time (tijd).
BELANGRIJK!
Merk op dat alle toetsen onbedienbaar zijn terwijl
een beeldverandering aan de gang is. Wacht totdat
een beeld stilstaat op het beeldscherm voordat u een
toets probeert te bedienen of houd de toets ingedrukt
totdat het beeld stil gaat staan.
Door tijdens de slideshow op [] te drukken wordt
teruggegaan naar het vorige beeld terwijl door
indrukken van [] doorgegaan wordt naar het
volgende beeld.
Wanneer de slideshow bij een filmbestand komt,
wordt de film en de begeleidende audio eenmaal
weergegeven.
Wanneer de slideshow bij een audio snapshot komt,
wordt dit eenmaal weergegeven.
Het geluid van films en van audio snapshots wordt
niet gespeeld wanneer MAX (maximaal)
gespecificeerd is voor de Interval (tussenpauze)
instelling van de slideshow. Bij alle Interval
(tussenpauze) instellingen worden films en alle
andere audio (films en audio snapshots)
weergegeven ongeacht de lengte.
Terwijl het geluid weergegeven wordt, kunt u de[]
en [] toetsen gebruiken om het volumeniveau in te
stellen.
146
WEERGAVE
Bij beelden die u van een andere digitale camera of
van een computer heeft gekopiëerd kan het ietwat
langer duren dan de gespecificeerde tussenpauzetijd
voordat ze verschijnen.
Als er indicators in de display zijn dan kunt u deze
uitzetten door op [DISP] te drukken (pagina 34).
Wanneer de diashow een film bereikt terwijl One
Image (één beeld) geselecteerd is voor Images
(beelden), zal de film de weergave herhalen voor de
door Time (tijd) gespecificeerde tijdsduur.
Roteren van het displaybeeld
Gebruik de volgende procedure om het beeld 90 graden te
roteren en de rotatie informatie samen met het beeld te
registreren. Nadat u dit gedaan heeft, zal het beeld altijd
getoond worden in de geroteerde oriëntatie.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Rotation (rotatie) en druk vervolgens op
[].
Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is
wanneer een snapshot beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
3.
Gebruik [] en [] om door de beelden te
bladeren totdat het beeld dat u wilt roteren op
het beeldscherm te zien is.
147
WEERGAVE
4.
Gebruik [] en [] om
Rotate (roteren) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Elke keer indrukken van
[SET] draait het beeld
met 90°.
5.
Druk nadat u klaar bent met het configureren
van de instellingen op [MENU] om het
instelscherm te verlaten.
BELANGRIJK!
U kunt een beeld dat beveiligd is niet roteren. Wilt u
toch een dergelijk beeld roteren dan dient u het eerst
onbeveiligd te maken.
U kunt mogelijk een digitaal beeld niet roteren als het
opgenomen was met een ander type digitale camera.
U kunt beelden van het volgende type niet roteren:
Filmbeelden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Het roteren van beelden wordt alleen ondersteund
voor een enkel beeld.
U kunt geen beeldscherm van 9-beelden roteren.
Toevoegen van audio aan een snapshot
De post-opname functie laat u geluid toevoegen aan
snapshots nadat deze zijn opgenomen. U kunt het
audiogedeelte van een audio snapshot (die met een
icoon er op) ook heropnemen.
Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
.WAV.
Opnametijd:
Maximaal 30 seconden per beeld
Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 120KB (30-seconde opnamen van circa 4KB
per seconde.)
148
WEERGAVE
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
[] en [] toetsen om door de snapshots te
bladeren totdat de gewenste getoond wordt
waaraan u audio wilt toevoegen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Dubbing
(geluidsdubben) en
druk vervolgens op
[].
4.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
5.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
Heropnemen van het geluid
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
[] en [] toetsen om door de snapshots te
bladeren totdat de gewenste getoond wordt
waarvan u het geluid opnieuw wilt opnemen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Dubbing (geluidsdubben) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om Delete (wissen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Als u enkel het geluid op deze manier wilt wissen,
druk dan op [MENU] om de procedure te voltooien.
5.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
6.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
Hierdoor wordt de bestaande opname gewist en
vervangen door de nieuwe.
149
WEERGAVE
BELANGRIJK!
Let er op dat u de stereo microfoons niet met uw
vingers blokkeert.
Goede opnameresultaten zijn niet mogelijk wanneer
de camera te ver van het onderwerp weg is.
Nadat de geluidsopname voltooid is verschijnt de
icoon op het beeldscherm.
U kunt mogelijk geen geluid opnemen wanneer de
resterende geheugencapaciteit laag is.
U kunt geen geluid toevoegen aan beelden van het
volgende type:
Filmbeelden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beveiligde fotos (pagina 155)
Audio die heropgenomen of gewist wordt, kan niet
worden herkregen. Let er dus op dat u het geluid niet
langer nodig heeft voordat u heropname uitvoert of
het geluid wist.
Stereo microfoons
Tonen van camerabeelden op een
televisiescherm
U kunt opgenomen beelden via een televisiescherm tonen
en zelfs een televisiescherm gebruiken om beelden naar
wens samen te stellen voordat u het beeld dan opneemt.
Om camerabeelden via een televisiescherm te tonen dient
u de beschikking te hebben over een televisie met een
video-ingangsaansluiting en de AV kabel die meegeleverd
is met de camera.
1.
Sluit één uiteinde van de AV kabel die
meegeleverd is met de camera aan op de
[USB/AV] aansluiting van de camera en het
andere uiteinde op de video-
ingangsaansluiting van het televisietoestel.
Sluit de gele stekker van de AV kabel aan op de gele
video-aansluiting van het televisietoestel. Sluit de
witte stekker (linker kanaal) aan op de witte
audiostekker en de rode stekker (rechter kanaal) aan
op de rode audiostekker van het televisietoestel.
Bij het maken van de aansluiting van de USB kabel
op de camera dient u er op te letten dat het
symbool op de [USB/AV] poort van de camera recht
tegenover het symbool op de USB kabelstekker
staat.
150
WEERGAVE
2.
Schakel de televisie in en selecteer de video-
ingangsfunctie.
3.
Wanneer u normale bediening voor
beeldweergave en opname uitvoert bij de
camera zal het betreffende beeld op het
televisiescherm verschijnen.
BELANGRIJK!
Alle iconen en indicators die op het beeldscherm van
de camera te zien zijn zullen ook op het
televisiescherm verschijnen.
Stereo weergave is mogelijk als u een aansluiting
maakt op een televisietoestel dat een stereo
ingangssignaal ondersteunt.
Afhankelijk van het formaat van het scherm zullen de
opgenomen beelden en de beelden tijdens de
opname mogelijk niet het gehele scherm vullen.
Voor het video uitgangssignaal is het geluidsvolume
aanvankelijk ingesteld op maximum. Voer bijstelling
in het geluidsvolume uit d.m.v. de TV regelaars.
Merk op dat het videobeeld verticaal omgeklapt is bij
weergave via het beeldscherm. Daarom zal het
beeldscherm het beeld niet juist weergeven wanneer
het beeldscherm naar buiten geplaatst is tegen de
achterkant van de camera zoals aangegeven op
pagina 27.
Rood
(rechter
kanaal)
Geel
(video)
Wit
(linker
kanaal)
Geel Wit Rood
USB/AV
AV kabel
[USB/AV] (USB/AV poort)Video ingangsaansluiting
TV
Symbolen
D
151
WEERGAVE
Selecteren van het video-ingangssysteem
U kunt kiezen uit het PAL of het NTSC systeem als het
video-uitgangssysteem voor aanpassing aan het systeem
van de TV die u gebruikt.
1.
Druk tijdens een opname- (REC) of
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instel) tab, selecteer
Video Out (video-uitgang) en druk
vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Als u een TV gebruikt die bedoeld is
voor gebruik in dit gebied:
U.S., Japan en andere gebieden met het
NTSC systeem
Europa en andere gebieden met het
PAL systeem
Selecteer deze
instelling:
NTSC
PAL
BELANGRIJK!
Beelden zullen niet op de juiste wijze worden
weergegeven als een verkeerd video
ingangsgsysteem wordt geselecteerd.
Deze camera ondersteunt enkel de NTSC en PAL
video ingangssystemen. Beelden worden niet juist
weergegeven als u een televisietoestel (monitor)
gebruikt die ontworpen is voor een ander video
ingangsgsysteem.
WISSEN VAN BESTANDEN
152
WISSEN VAN BESTANDEN
U kunt een enkel bestand wissen of u kunt alle bestanden
wissen die zich op dat ogenblik in het geheugen bevinden.
BELANGRIJK!
Merk op dat het wissen van bestanden niet
ongedaan gemaakt kan worden. Als u een bestand
eenmaal gewist heeft, is hij voorgoed verdwenen. Let
er dus goed op dat u een bestand echt niet meer
nodig heeft voordat u het wist. In het bijzonder geldt
dit voor het wissen van alle bestanden - controleer
eerst alle bestanden voordat u deze handeling
uitvoert.
Een beveiligd bestand kan niet worden uitgewist. Om
een bestand te wissen dient u het eerst onbeveiligd
te maken (pagina 155).
Het wissen kan niet worden uitgevoerd wanneer alle
bestanden in het geheugen beveiligd zijn (pagina
156).
Als een audio snapshot gewist wordt, zal dit zowel
het beeldbestand als het audiobestand wissen dat er
aan vast zit.
Wissen van een enkel bestand
1.
Druk tijdens de
weergavefunctie
(PLAY) op [] ( ).
2.
Gebruik [] of [] om door de bestanden te
bladeren totdat het te wissen bestand wordt
getoond.
3.
Gebruik [] of [] om Delete (wissen) te
selecteren.
Selecteer Cancel (annuleren) om de
bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen.
4.
Druk op [SET] om het bestand te wissen.
Herhaal de stappen 2 tot en met 4 om andere
bestanden te wissen, indien gewenst.
5.
Druk op [MENU] om het menuscherm te
verlaten.
WISSEN VAN BESTANDEN
153
Wissen van alle bestanden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[] ( ).
2.
Gebruik [] of [] om All Files Delete (alle
bestanden wissen) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
3.
Gebruik [] of [] om Yes (ja) te selecteren.
Selecteer No (nee) om de wisfunctie te verlaten
zonder een bestand uit te wissen.
4.
Druk op [SET] om alle bestanden uit te
wissen.
De boodschap There are no files. (er zijn geen
bestanden) verschijnt op het scherm nadat alle
bestanden gewist zijn.
BEHEER VAN BESTANDEN
154
BEHEER VAN BESTANDEN
Dankzij de mogelijkheden van de camera voor
bestandsbeheer kunt u makkelijk uw beelden in het oog
houden. U kunt bestanden beveiligen tegen onverhoeds
wissen en de gewenste bestanden opslaan in het
ingebouwde geheugen van de camera.
Mappen
Uw camera creëert automatisch mappen in het ingebouwde
flash-geheugen of op de geheugenkaart.
Geheugenmappen en -bestanden
Een beeld dat u opneemt wordt automatisch opgeslagen in
een map waarvan de naam een serienummer is. U kunt
maximaal 900 mappen op hetzelfde moment in het
geheugen houden. Mapnamen worden als volgt
gegenereerd.
Voorbeeld: Naam van de 100ste map
Elke map kan maximaal 9999 bestanden bevatten.
Als u probeert het 10000ste bestand op te slaan in een
map, wordt automatisch de volgende map met het
volgende serienummer gecreëerd. Bestandsnamen worden
als volgt gegenereerd.
Voorbeeld: Naam van het 26ste bestand
Extensie
CIMG0026.JPG
Serienummer (4 cijfers)
De map- en bestandnamen die hier worden beschreven
verschijnen wanneer u mappen en bestanden via uw
computer bekijkt. Zie pagina 33 voor informatie
betreffende informatie over hoe de camera map- en
bestandnamen aangeeft.
Het feitelijke aantal bestanden dat u op een
geheugenkaart kunt opslaan hangt af van de instellingen
voor de beeldkwaliteit, de beeldgrootte, de
kaartcapaciteit, enz.
Zie voor details aangaande de mapstructuur
Geheugenmapstructuur op pagina 197.
100CASIO
Serienummer (3 cijfers)
BEHEER VAN BESTANDEN
155
Beschermen van bestanden
Als u een bestand eenmaal beveiligd heeft kan hij niet
worden gewist (pagina 152). U kunt bestanden afzonderlijk
beveiligen of u kunt alle bestanden in het geheugen
beveiligen door een enkele bedieningshandeling.
Beveiligen van een enkel bestand
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de
[MENU] toets.
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Protect
(beveiligen) en druk
daarna op [].
3.
Gebruik [] of [] om door de bestanden de
bladeren en dat beeld te tonen dat u wilt
beveiligen.
4.
Gebruik [] of [] om
On (aan) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Een beveiligd bestand
wordt aangegeven door
het teken.
Om een bestand onbeveiligd te maken, selecteert u
Off (uit) in stap 4 en druk vervolgens op [SET].
5.
Druk op de [MENU] toets om het menuscherm
te verlaten.
BEHEER VAN BESTANDEN
156
Beveiligen van alle bestanden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de
[MENU] toets.
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Protect (beveiligen) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] of [] om All Files : On (Alle
bestanden : aan) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Om alle bestanden onbeveiligd te maken, klik op
[SET] in stap 3 zodat de instelling All Files : Off
(alle bestanden uit) laat zien.
4.
Druk op de [MENU] toets om het menuscherm
te verlaten.
ANDERE INSTELLINGEN
157
ANDERE INSTELLINGEN
Configureren van de geluidsinstellingen
U kunt verschillende geluiden configureren die dan
gespeeld worden telkens wanneer u de camera inschakelt,
de sluitertoets halverwege of geheel indrukt of een
toetsbewerking uitvoert.
Configureren van de geluidsinstellingen
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Sounds (geluiden) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om het geluid te selecteren
waarvan u de instelling wilt configureren en
druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze instelling:
Sound 1 Sound 5
(geluid 1 5)
Off (uit)
Om dit te doen:
Selecteer een ingebouwd
geluid
Schakel het geluid uit
ANDERE INSTELLINGEN
158
Instellen van het geluidsniveau van de
bevestigingstoon
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Sounds (geluiden) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om Operation
(bediening) te selecteren.
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
voor het volume te specificeren en druk
vervolgens op [SET].
U kunt het volume instellen binnen het bereik lopend
van 0 (geen geluid) tot en met 7 (luidst).
BELANGRIJK!
De instelling voor het volume die u hier maakt heeft
ook invloed op het geluidsvolumeniveau voor het
video uitgangssignaal (pagina 149).
Instellen van het geluidsniveau voor de
weergave van films en audio snapshots
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Sounds (geluiden) en druk
vervolgens op [].
3.
Selecteer Play (
weergave
) d.m.v. [] en
[].
4.
Specificeer d.m.v. [] en [] de gewenste
instelling voor het weergavevolume en druk
op [SET].
U kunt het weergavevolume instellen binnen het
bereik tussen 0 (geen geluid) en 7 (luidst).
BELANGRIJK!
De instelling voor het volume die u hier maakt heeft
geen invloed op het geluidsvolumeniveau voor het
video uitgangssignaal (pagina 149).
ANDERE INSTELLINGEN
159
Specificeren van de bestandsnaam
serienummer generatiemethode
Gebruik de volgende procedure om de methode te
specificeren voor het genereren van het serienummer dat
gebruikt wordt voor bestandsnaam (pagina 154).
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer File No. (bestandsnaam) en druk
vervolgens op [].
3.
Verander de instelling m.b.v. [] en [] en
druk daarna op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Continue
(voortzetten)
Reset
(terugstellen)
Om dit te doen voor een juist
opgeslagen bestand:
Sla het laatste gebruikte
bestandnummer op en verhoog dit
met één ongeacht of bestanden
uitgewist zijn of de geheugenkaart
door een nieuwe werd vervangen.
Zoek het hoogste bestandnummer in
de huidige map op en verhoog het
met één.
Instellen van de klok
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om een
thuistijdzone te selecteren en om de instellingen voor de
datum en de tijd te veranderen. Als u enkel de tijd- en
datuminstellingen wilt veranderen zonder de thuistijdzone
te veranderen, voer dan alleen de procedures uit onder
Instellen van de huidige tijd en datum op pagina 161.
BELANGRIJK!
Let erop dat u de thuistijdzone (de zone waar u zich
op het moment bevindt) selecteert voordat u de
instellingen verandert voor de tijd en de datum.
Anders zullen de instellingen voor de tijd en de
datum automatisch veranderen wanneer u een
andere tijdzone selecteert.
ANDERE INSTELLINGEN
160
6.
Gebruik [] en [] om de gewenste stad te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
7.
Druk na het selecteren van de gewenste stad
op [SET] om de bijbehorende zone als uw
thuistijdzone te registreren.
Selecteren van uw thuistijdzone
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer World Time (wereldtijd) en druk
vervolgens op [].
Hierdoor wordt de huidige wereldtijdzone
aangegeven.
3.
Gebruik [] en [] om Home (thuistijd) te
selecteren en druk daarna op [].
4.
Gebruik [] en [] om City (stad) te
selecteren en druk vervolgens op [].
5.
Gebruik [], [], [] en [] om de het
geografische gebied te selecteren dat de
plaats bevat die u wenst voor de thuistijdzone
en druk vervolgens op [SET].
ANDERE INSTELLINGEN
161
Instellen van de huidige tijd en datum
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Adjust (bijstellen) en druk
vervolgens op [].
3.
Stel de huidige tijd en de tijd in.
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [] en [].
Druk op [DISP].
Om dit te doen:
Veranderen van de instelling op de
plaats waar de cursor zich bevindt
Verplaatsen van de cursor tussen
instellingen
Overschakelen tussen de 12-uur en
de 24-uur tijdaanduiding.
4.
Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op
[SET] om ze te registreren en het
instelscherm te verlaten.
Veranderen van de datumopmaak
U kunt een selectie maken uit drie verschillende opmaken
van het tonen van de datum.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Date Style (datumstijl) en druk
vervolgens op [].
3.
Druk op [] en [] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
Voorbeeld: 24 december, 2005
Selecteer deze opmaak:
YY/MM/DD
DD/MM/YY
MM/DD/YY
Om de datum zo te tonen:
05/12/24
24/12/05
12/24/05
ANDERE INSTELLINGEN
162
Gebruiken van wereldtijd
U kunt het wereldtijdscherm gebruiken om een tijdzone te
selecteren en de tijdinstelling van de klok van de camera in
een handomdraai veranderen wanneer u op reis gaat, enz.
Deze wereldtijdfunctie laat u één van de ingestelde 162
steden in 32 tijdzones selecteren.
Tonen van het wereldtijdscherm
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer World Time (wereldtijd) en druk
vervolgens op [].
3.
Druk op [] en [] om World (wereld) te
selecteren.
4.
Druk nogmaals op [SET] om het instelscherm
te verlaten.
Selecteer dit:
Home (thuistijd)
World (wereldtijd)
Om dit te doen:
Toon de tijd in uw thuistijdzone
Toon de tijd in de zone die op dat
moment geselecteerd is op het
wereldtijdscherm.
Configureren van wereldtijdinstellingen
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer World Time (wereldtijd) en druk
vervolgens op [].
3.
Druk op [] en [] om World (wereld) te
selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Druk op [] en [] om
City (stad) te
selecteren en druk
vervolgens op [].
Om de zomertijdinstelling
te configureren,
selecteert u DST en
vervolgens ofwel On
(aan) of Off (uit).
Zomertijd wordt gebruikt in bepaalde gebieden om
de huidige instelling van de tijd één uur vooruit te
zetten tijdens de zomermaanden.
Het gebruik van zomertijd hangt samen met
plaatselijke gebruiken en de wetgeving.
ANDERE INSTELLINGEN
163
5.
Selecteer m.b.v. [],
[], [] en [] het
gewenste geografische
gebied en druk
vervolgens op [SET].
6.
Druk op [] en [] om de gewenste stad te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
7.
Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op
[SET] om de instellingen toe te passen en het
instelscherm te verlaten.
Veranderen van de displaytaal
U kunt de volgende procedure gebruiken om één van de
onderstaande tien talen te selecteren als de displaytaal.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Language (taal) en druk
vervolgens op [].
3.
Druk op [], [], [] en [] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
ANDERE INSTELLINGEN
164
Veranderen van het protocol van de USB
poort
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om het
communicatieprotocol te veranderen van de USB poort van
de camera wanneer u aansluit op een computer, een
printer of op een ander toestel. Selecteer het protocol dat
past bij het toestel waarop u aansluit.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Mass Storage
(massageheugen)
PTP (PictBridge)*
Bij aansluiten op dit type toestel:
Computer
Printer compatibel met PictBridge
(pagina 177)
* PTP is de afkorting van Picture Transfer Protocol
(Protocol voor het overzenden van beelden).
Mass Storage (massageheugen) zorgt er voor dat de
camera de computer beschouwt als een extern
opslagmedium. Gebruik deze instelling voor het
allerdaagse oversturen van beelden van de camera
naar de computer (waarbij u dan de meegeleverde
Photo Loader applicatie kunt gebruiken).
PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van
beelddata naar het aangesloten toestel.
ANDERE INSTELLINGEN
165
1.
Controleer dat er geen geheugenkaart in de
camera geladen is.
Mocht er een geheugenkaart geladen zijn in de
camera, verwijder deze dan (pagina 168).
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Format (formaat) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om Format (formatteren)
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Wordt de weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld na het formetteren van het
ingebouwde geheugen, dan zal de boodschap
There are no files. (er zijn geen bestanden
aanwezig) doodleuk verschijnen.
Selecteer Cancel (annuleren) om de
formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren.
Formatteren van het ingebouwde geheugen
Mocht u het ingebouwde geheugen formatteren dan wordt
alle opgeslagen data uitgewist.
BELANGRIJK!
Merk op dat data die gewist is door formatteren niet
meer kan worden herkregen. Controleer dus dat u
geen enkele data in het geheugen nodig heeft
voordat u het gaat formatteren.
Bij formatteren van het ingebouwde geheugen wordt
de volgende items gewist.
Beveiligde beelden
Gebruikersinstellingen voor de BEST SHOT
functie
MOVIE BEST SHOT gebruikersinstellingen
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
166
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
U kunt de opslagmogelijkheden van
uw camera uitbreiden door een los
verkrijgbare geheugenkaart (SD
geheugenkaart of MultiMediaCard)
te gebruiken. U kunt ook bestanden
kopiëren van het ingebouwde flash-
geheugen naar een geheugenkaart
en van een geheugenkaart naar
flashgeheugen.
Gewoonlijk worden bestanden opgeslagen in het flash-
geheugen. Wanneer u echter een geheugenkaart
insteekt, zal de camera automatisch bestanden op de
kaart opslaan.
Merk op dat u geen bestanden kunt opslaan in het
ingebouwde geheugen terwijl een geheugenkaart in de
camera gestoken is.
BELANGRIJK!
Gebruik bij deze camera enkel een SD
geheugenkaart of een MultiMediaCard (MMC). Voor
andere types kaarten wordt een juiste werking niet
gegarandeerd.
Zie de gebruiksaanwijzing van de geheugenkaart
voor informatie hoe u deze kunt gebruiken.
Bepaalde types kaarten kunnen de
verwerkingssnelheid afremmen. Gebruikt u een
langzame geheugenkaart, dan kan het voorkomen
dat u een film niet kunt opnemen met de HQ
beeldkwaliteitinstelling. Hierom dient u een snelle
(high-speed) SD geheugenkaart te gebruiken
wanneer dat enigszins mogelijk is.
Bepaalde types geheugenkaarten hebben meer tijd
nodig om data op te nemen waardoor filmbeelden
verloren kunnen gaan. De indicaties en
REC
knipperen tijdens het opnemen op het beeldscherm
om u te laten weten dat er een filmbeeld verloren is
gegaan.
SD geheugenkaarten hebben een
schrijfbeveiligingsschakelaar die u kunt gebruiken
voor beveiliging tegen onverhoeds uitwissen van
beelddata. Merk echter op dat als u een SD
geheugenkaart beveiligt, u de schrijfbeveiliging dient
te verwijderen telkens wanneer u op de kaart wilt
opnemen, hem wilt formatteren of eventueel
bestanden wilt uitwissen.
Elektrostatische lading, digitale storing en andere
fenomenen kunnen er de oorzaak van zijn dat data
beschadigd wordt en zelfs verloren gaat. Zorg er
altijd voor op welke wijze dan ook belangrijke data
op andere media te backuppen (CD-R, CD-RW, MO
disk, harde schijf van een computer, enz.)
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
167
2.
Houd de
geheugenkaart zodanig
dat de voorkant in
dezelfde richting wijst
als de lens van de
camera en schuif de
kaart dan voorzichtig
in de kaartgleuf.
Schuif de kaart
geheel in totdat deze
met een klikgeluid
stevig op zijn plaats
zit.
3.
Sluit het accudeksel en
schuif het vervolgens
in de door de pijl
aangegeven richting.
Gebruiken van een geheugenkaart
BELANGRIJK!
Zorg ervoor dat u de camera uitschakelt voordat u
een geheugenkaart insteekt of verwijdert.
Let er op dat u de camera in de juiste richting
insteekt. Probeer nooit een geheugenkaart in de
sleuf te drukken terwijl u weerstand voelt.
Insteken van een geheugenkaart in de
camera
1.
Schuif het accudeksel
in de door de pijl
aangegeven richting en
open het dan.
AchterkantVoorkant
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
168
Vervangen van de geheugenkaart
1.
Druk de geheugenkaart
in de richting van de
camera en laat hem
dan los. Hierdoor komt
de kaart gedeeltelijk uit
de camera.
2.
Trek de geheugenkaart uit de sleuf.
3.
Leg een andere geheugenkaart in.
BELANGRIJK!
Steek nooit een ander voorwerp dan een
geheugenkaart in de kaartsleuf van de camera. Dit
kan namelijk schade toebrengen aan zowel de
camera als de kaart.
Mocht water of een ongepast voorwerp ooit de
kaartsleuf binnendringen, schakel dan onmiddellijk
de camera uit, verwijder de accu en neem contact op
met de dealer of met de dichtstbijzijnde erkende
CASIO onderhoudswerkplaats.
Verwijder de kaart nooit uit de camera terwijl de
bedrijfsindicator groen aan het knipperen is. Hierdoor
kan het opslaan van een bestand namelijk mislukken
en zelfs schade toegebracht worden aan de
geheugenkaart.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
169
Formatteren van een geheugenkaart
Mocht u een geheugenkaart formatteren dan wordt alle
data uitgewist die is opgeslagen op de kaart.
BELANGRIJK!
Gebruik voor het formatteren van een geheugenkaart
altijd de camera. Formatteren van een
geheugenkaart kan ook met een computer worden
uitgevoerd maar dat zal dataverwerking door de
camera vertragen. Bij een SD kaart, als u deze op
een computer geformatteerd wordt, kan dit er toe
leiden dat de kaart niet meer voldoet aan het SD
formaat, problemen veroorzaken met de
compatibiliteit en andere problemen met de werking.
Merk op dat data die gewist is door formatteren van
een geheugenkaart niet meer kan worden herkregen.
Controleer dus dat u geen enkele data op de
geheugenkaart nodig heeft voordat u deze gaat
formatteren.
Het formatteren van een geheugenkaart wist alle
bestanden, inclusief bestanden die beveiligd zijn
(pagina 155).
Formatteren van een geheugenkaart
1.
Steek een geheugenkaart in de camera.
2.
Schakel de camera in en druk op [MENU].
3.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Format (formatteren) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] of [] om Format (formatteren)
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Wordt de weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld na het formetteren van een
geheugenkaart, dan zal de boodschap There
are no files. (er zijn geen bestanden
aanwezig) doodleuk verschijnen.
Selecteer Cancel (annuleren) om de
formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
170
Voorzorgsmaatregelen voor de
geheugenkaart
Mocht een geheugenkaart zich abnormaal gedragen, dan
zal hij waarschijnlijk weer normaal werken als hij opnieuw
gerformatteerd wordt. Het wordt echter aanbevolen meer
dan één geheugenkaart mee te nemen wanneer u de
camera op een plaats ver van uw huis of kantoor
gebruikt.
Het wordt aanbevolen een geheugenkaart te formatteren
voordat u hem voor de eerste maal in gebruik neemt of
wanneer de door u gebruikte kaart de oorzaak lijkt te zijn
van abnormale beelden.
Naarmate u meer data opneemt op en wist van een SD
geheugenkaart, verliest deze langzamerhand het
vermogen om data te behouden. Het wordt daarom
aanbevolen om SD geheugenkaarten geregeld te
formatteren.
Voordat u de formaatfunctie gebruikt, dient u eerst te
controleren dat de accu geheel opgeladen. Mocht de
stroom namelijk uitvallen tijdens het formatteren dan kan
dit onjuist formatteren van de disk tot gevolg hebben
maar bovendien de geheugenkaart beschadigen en
onbruikbaar maken.
Kopiëren van bestanden
Gebruik de onderstaande procedures om bestanden
tussen het ingebouwde geheugen en een geheugenkaart
te kopiëren.
BELANGRIJK!
Enkel snapshots, filmbestanden en audio snapshot
bestanden die met deze camera zijn opgenomen
kunnen worden gekopiëerd. Andere bestanden
kunnen niet worden gekopiëerd.
Bij het kopiëren van een audio snapshot, worden
zowel het betreffende beeldbestand als het
geluidsbestand gekopieerd.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
171
Kopiëren van alle bestanden in het
ingebouwde geheugen naar een
geheugenkaart
1.
Steek een geheugenkaart in de camera.
2.
Schakel de camera in. Schakel de
weergavefunctie (PLAY) in en druk op
[MENU].
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Copy
(kopiëren) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] of [] om Built-in Card
(ingebouwd geheugen geheugenkaart) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de
boodschap Busy.... Please Wait…” (bezig
wachten a.u.b) getoond.
Nadat het kopiëren voltooid is toont het beeldscherm
het laatste bestand in de map.
Kopiëren van een specifiek bestand van
een geheugenkaart naar het ingebouwde
geheugen
1.
Voer de stappen 1 tot en met 3 van de
procedure onder Kopiëren van alle
bestanden in het ingebouwde geheugen naar
een geheugenkaart uit.
2.
Gebruik [] of [] om Card Built-in
(geheugenkaart ingebouwd geheugen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
3.
Gebruik [] of [] om het bestand te
selecteren dat u wilt kopiëren.
4.
Gebruik [] of [] om Copy (kopiëren) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de
boodschap Busy.... Please Wait…” (bezig
wachten a.u.b) getoond.
Het bestand verschijnt opnieuw op het beeldscherm
nadat het kopiëren voltooid is.
Herhaal de stappen 3 tot en met 4 om eventueel
andere beelden te kopiëren, indien dit gewenst is.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
172
5.
Druk op [MENU] om de kopieerfunctie te
verlaten.
LET OP
Bestanden worden gekopieerd naar de map in het
ingebouwde geheugen waarvan de naam het
grootste nummer heeft.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
173
Een digitale camera geeft u een aantal verschillende
methoden voor het afdrukken van de beelden die hij heeft
opgenomen. De drie belangrijkste afdrukmethoden worden
hieronder beschreven. Gebruik de methode die het beste
past bij uw behoefte.
Professionele afdrukdienst
Met de DPOF functie van de camera kunt u specificeren
welke beelden u wilt afdrukken en hoeveel afdrukken u wilt
hebben. Zie DPOF (pagina 174) voor nadere details.
LET OP
Sommige afdrukdiensten ondersteunen mogelijk niet
DPOF of kunnen mogelijk andere drukprotocollen
ondersteunen. Gebruik in dit geval een protocol dat
ondersteund wordt door de afdrukdienst om de
beelden te specificeren die u afgedrukt wilt hebben.
Direct afdrukken met een printer die
uitgerust is met een kaartgleuf of die
PictBridge ondersteunt
Gebruik de DPOF functie van de camera op de beelden te
specificeren die u wilt afdrukken en om te specificeren
hoeveel kopieën u wilt laten afdrukken. Om de beelden
vervolgens af te drukken kunt u de geheugenkaart in de
printer steken die voorzien is van een kaartgleuf of u kunt
de camera aansluiten op een printer die PictBridge
ondersteunt. Zie DPOF (pagina 174) en Gebruiken van
PictBridge (pagina 177) voor nadere details.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
174
Afdrukken met een computer
Windows gebruikers
De camera wordt geleverd met de Photo Loader en
Photohands applicaties die op een Windows computer
geïnstalleerd kunnen worden voor het oversturen, het
beheren en het afdrukken van beelden. Zie Gebruik van
de camera met een Windows computer (paginas 183,
200) voor nadere details.
Macintosh gebruikers
De camera wordt geleverd met Photo Loader voor
Macintosh die geïnstalleerd kan worden voor het
oversturen en het beheren van beelden maar niet voor het
afdrukken ervan. Gebruik los in de handel verkrijgbare
software voor het afdrukken van de beelden met een
Macintosh. Zie Gebruik van de camera met een Macintosh
computer (paginas 191, 215) voor nadere details.
DPOF
De letters DPOF zijn de afkorting van Digital
Print Order Format hetgeen een formaat is
voor opnemen op een geheugenkaart of een
ander medium met informatie welke digitale
camerabeelden afgedrukt dienen te worden
en hoeveel kopieën.
Daarna kunt u op een DPOF-compatibele
printer of bij een professionele drukkerij
afdrukken maken overeenkomstig de
instellingen voor de bestandsnaam en het
aantal kopieën zoals opgeslagen is op de
kaart.
Met deze camera kunt u beelden selecteren door ze te
bekijken via het beeldscherm zonder dat het nodig is dat u
de bestandnamen en hun locatie in het geheugen, enz.
dient te onthouden.
DPOF instellingen
Bestandsnaam,
aantal kopieën,
datum
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
175
5.
Specificeer het aantal kopieën m.b.v. [] en
[].
U kunt maximaal 99 specificeren voor het aantal
kopieën. Specificeer 00 als u het beeld niet afgedrukt
wilt hebben.
6.
Druk op [DISP] zodat
12
12
1
wordt getoond om
datumafstempeling
voor de afdrukken in te
schakelen.
12
12
1
geeft aan dat
tijdsvastlegging (date
stamping) ingeschakeld
is.
Druk op [DISP] zodat
12
12
1
niet wordt getoond om de
datumafstempeling uit te schakelen.
Herhaal de stappen 4 tot en met 6 als u andere
beelden wilt configureren voor het afdrukken.
7.
Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle
instellingen zijn zoals u wilt.
Configureren van de afdrukinstellingen
voor een enkel beeld
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer DPOF en
druk vervolgens op
[].
3.
Selecteer Select images (selecteer beelden)
m.b.v. [] en [] en druk daarna op [].
4.
Toon het te gewenste
beeld m.b.v. [] en [].
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
176
5.
Druk op [DISP] zodat
12
12
1
wordt getoond om
datumafstempeling voor de afdrukken in te
schakelen.
12
12
1
geeft aan dat datumafstempeling (date stamping)
ingeschakeld is.
Druk op [DISP] zodat
12
12
1
niet wordt getoond om de
datumafstempeling uit te schakelen.
6.
Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle
instellingen zijn zoals u wilt.
Configureren van de afdrukinstellingen
voor alle beelden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
DPOF en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer All images (alle beelden) m.b.v.
[] en [] en druk daarna op [].
4.
Specificeer het aantal
kopieën m.b.v. [] en
[].
U kunt maximaal 99
specificeren voor het
aantal kopieën.
Specificeer 00 als u het
beeld niet afgedrukt wilt
hebben.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
177
BELANGRIJK!
De DPOF instellingen worden niet automatisch
gewist nadat het afdrukken voltooid is. Dit houdt in
dat als u een andere afdrukbediening uitvoert zonder
eerst de DPOF instellingen te wissen, het afdrukken
zal plaatsvinden in overeenstemming met de laatste
instellingen die u configureerde. Wilt u voorkomen
dat dit gebeurt, voer dan de procedure uit onder
Configureren van de afdrukinstellingen voor alle
beelden (pagina 176) en verander het aantal
afdrukken naar 00. Daarna kunt u de nieuwe DPOF
instellingen configureren zoals u wenst.
Brengt u een geheugenkaart naar een professionele
afdrukdienst vergeet dan niet te vertellen dat de
kaart DPOF instellingen bevat met informatie over
het aantal afdrukken. Als u dit niet doet kan het
bedrijf (fotozaak) dat afdrukdiensten verleent
mogelijk alle beelden afdrukken zonder acht te slaan
op de DPOF instellingen of kunnen datumafdrukken
mogelijk niet worden uitgevoerd.
Merk op dat sommige professionele afdrukdiensten
DPOF drukken niet ondersteunen. Controleer dit
voordat u een bestelling plaatst bij die afdrukdienst.
Sommige printers kunnen instellingen hebben die de
datumafstempeling (date stamp) en/of het DPOF
afdrukken uitschakelen. Zie de gebruiksaanwijzing
van de printer voor details aangaande het
inschakelen van deze functies.
Gebruiken van PictBridge
U kunt de camera direct op een
printer aansluiten die PictBridge
ondersteunt waarna u beelden kunt
selecteren en afdrukken m.b.v. het
beeldscherm en de
bedieningsorganen van de camera.
Met de DPOF ondersteuning
(pagina 174) kunt u ook
specificeren welke beelden u wilt
afdrukken en hoeveel afdrukken u
wilt hebben.
PictBridge is een standaard die
samengesteld werd door de
Camera en Imaging Products
Association (CIPA).
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
178
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Mass Storage (massageheugen) zorgt er voor dat de
camera de computer beschouwt als een extern
opslagmedium. Gebruik deze instelling voor het
allerdaagse oversturen van beelden van de camera
naar de computer (waarbij u dan de meegeleverde
Photo Loader applicatie kunt gebruiken).
PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van
beelddata naar het aangesloten toestel.
4.
Controleer de accuniveaumeter om te
controleren dat de accu voldoende opgeladen
is en druk vervolgens op de spanningstoets
om de camera uit te schakelen.
Selecteer deze
instelling:
Mass Storage
(massageheugen)
PTP (PictBridge)
Bij aansluiten op dit type toestel:
Computer
Printer compatibel met PictBridge
Mocht de accuspanning laag zijn, laad dan de accu
op of schakel over op netspanning.
Om de camera te voorzien van netstroom (via het
stopcontact) dient u een los verkrijgbare netadapter
aan te schaffen.
De camera krijgt geen spanning via de USB kabel.
5.
Gebruik de met de camera meegeleverde USB
kabel om de camera aan te sluiten op een
printer.
Bij het maken van de aansluiting van de USB kabel op
de camera dient u er op te letten dat het symbool
op de [USB/AV] poort van de camera recht tegenover
het symbool op de USB kabelstekker staat.
USB
USB/AV
Symbolen
C
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
179
6.
Schakel de printer in.
7.
Leg papier in de printer voor het afdrukken
van beelden.
8.
Druk op de
spanningstoets van de
camera.
Dit toont het afdrukmenu
op het beeldscherm van
de camera.
9.
Selecteer Paper Size (papierformaat) m.b.v.
[] en [] en druk op [].
10
.
Selecteer het papierformaat dat u wilt
gebruiken om af te drukken m.b.v. [] en []
en druk op [SET].
Hieronder volgen de afdrukformaten die beschikbaar zijn.
3.5˝
×
5˝
5˝
×
7˝
4˝
×
6˝
A4
8.5˝
×
11˝
By Printer (door de printer)
Door selecteren van By Printer (door de printer)
wordt afgedrukt op het papierformaat dat op de
printer wordt geselecteerd.
Welke papierformaatinstellingen beschikbaar zijn
hangt af van de aangesloten printer. Zie de
gebruiksaanwijzing die met de printer wordt mee
geleverd
voor volledige details.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
180
11
.
Specificeer de
gewenste
afdrukmogelijkheid
m.b.v. [] , [].
Om een enkel beeld af te
drukken: Selecteer 1
Image (1 beeld) en druk
daarna op [SET].
Selecteer vervolgens het
beeld dat u wilt afdrukken
m.b.v. [] en [].
Om meerdere of alle beelden af te drukken:
Selecteer DPOF en druk daarna op [SET]. Door
deze optie te selecteren worden alle beelden
afgedrukt die geselecteerd zijn met de DPOF
instellingen. Zie pagina 176 voor meer informatie.
U kunt datumafstempeling (time stamp) van het
beeld in- en uitschakelen door op [DISP] te drukken.
De
12
12
1
icoon geeft aan dat datumafstempeling
ingeschakeld is.
12.
Gebruik [] en [] op het beeldscherm van de
camera om Print (afdrukken) te selecteren
en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het afdrukken gestart en verschijnt de
boodschap Busy. Please wait…” (wachten aub)
op het beeldscherm. De boodschap zal na korte tijd
verdwijnen zelfs als het afdrukken nog steeds
plaatsvindt. Als op een cameratoets gedrukt wordt
terwijl het afdrukken nog plaats vindt, verschijnt de
boodschap opnieuw.
Het afdrukmenu verschijnt nadat het afdrukken is
voltooid.
Als u 1 Image (1 beeld) selecteerde in stap 11, dan
kunt u een ander beeld selecteren en deze stap
herhalen om af te drukken.
13.
Schakel madat het afdrukken voltooid is de
camera uit en verbreek de aansluiting van de
USB kabel op de camera.
B
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
181
Datumafdruk
Eén van de hier onder beschreven procedures kan worden
gebruikt om opnamedata af te drukken bij de
beeldafdrukken. Voor een correcte datumafdruk dient de
huidige datum bij de camera ingesteld te zijn voordat het
beeld wordt opgenomen.
Specificeren van de datumafdruk met DPOF instellingen
(pagina 174)
Sommige printers hebben mogelijk instellingen die
afdrukken met tijdafstempeling en/of DPOF kunnen
uitschakelen. Zie ook de gebruiksaanwijzingen die met
de printer meegeleverd is voor details aangaande deze
functies en kenmerken.
Merk op dat sommige professionele
afdrukdienstverleningen het maken van DPOF
afdrukken niet ondersteunen. Vraag dit na bij de winkel
voordat u afdrukken laat maken.
Specificeren van het afdrukken van de datum met de
Photohands software die met de camera meegeleverd
wordt.
Zie pagina 24 van de gebruiksaanwijzingen van
Photohands voor details. De gebruiksaanwijzingen van
Photohands is meegeleverd als een PDF bestand op de
CD-ROM die met de camera meegeleverd wordt.
Specificeren van het afdrukken van de datum wanneer
het afdrukken wordt uitgevoerd door een
afdrukdienstverleningsbedrijf.
Sommige afdrukdienstverleningsbedrijven
ondersteunen het afdrukken van de datum niet. Vraag
bij de winkel om meer informatie voordat u afdrukken
laat maken.
Voorzorgsmaatregelen voor het afdrukken
Zie de documentatie niet met uw printer wordt
meegeleverd voor informatie aangaande de drukkwaliteit
en de papierinstellingen.
Neem contact op met de fabrikant van de printer voor
nadere informatie aangaande modellen die PictBridge en
opwaarderingen (upgrade), enz. ondersteunen.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel en
bedien de camera nooit tijdens het afdrukken. Hierdoor
zal namelijk een foutlezing optreden bij de printer.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
182
PRINT Image Matching III
Beelden bevatten PRINT Image
Matching III data (functie instelling en
andere camera instelinformatie). Een
printer die Print Image Matching III
ondersteunt leest deze data en stelt het
afgedrukte beeld automatisch bij zodat
de beelden worden afgedrukt op de
manier die u in gedachten had toen u
de beelden opnam.
* Seiko Epson Corporation heeft de
auteursrechten voor PRINT Image
Matching en PRINT Image Matching III.
Exif Print
Exif Print is een
internationaal ondersteund,
open standaard
bestandformaat waarmee
het mogelijk is om
levendige digitale beelden
met getrouwe kleuren weer
te geven. Bij Exif 2.2
bevatten bestanden een
groot aantal data
aangaande de opname
omstandigheden die door
een Exif Print printer
kunnen worden
geïnterpreteerd om
afdrukken te produceren die
er beter uit zien.
BELANGRIJK!
Informatie aangaande de beschikbaarheid van Exif
Print compatibele printermodellen kan verkregen
worden bij elke fabrikant van printers.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
183
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
Na de USB kabel te hebben gebruikt om een USB
aansluiting te maken tussen de camera en de computer,
kunt u de computer gebruiken om beelden in het
bestandsgeheugen te bekijken en een kopie op te slaan op
de harde schijf van de computer of een ander
opslagmedium. Teneinde een USB aansluiting te maken
met een computer die onder Windows draait dient u eerst
op uw computer de USB driver te installeren die zich
bevindt op de CD-ROM die meegeleverd wordt met de
camera.
Merk op dat de procedure die u dient te volgen afhangt van
of u een computer gebruikt die onder Windows (zie
hieronder) of onder Macintosh (zie pagina 191) draait.
Gebruik van de camera met een Windows
computer
Hieronder volgende de algemene stappen voor het
bekijken en kopiëren van bestanden van een computer die
draait onder Windows. U kunt details aangaande elke
bedieningshandeling vinden in de procedures die hieronder
uiteen gezet worden. Merk op dat u tevens dient te
verwijzen naar de documentatie die meegeleverd wordt
met uw computer voor overige informatie aangaande de
USB aansluitingen, enz.
1. Leg een volledig opgeladen accu in de camera en
sluit de camera aan op de computer. Configureer
daarn de gewenste instellingen bij de camera voor het
maken van een USB aansluiting met een computer.
2. Installeer het USB aanstuurprogramma op uw
computer.
U hoeft deze stap slechts eenmaal uit te voeren,
nameljk de eerste maal dat u op uw computer aansluit.
3. Gebruik de USB kabel om een aansluiting tot stand te
brengen tussen de camera en de computer.
4. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
184
BELANGRIJK!
Bij een lage accuspanning kan de camera plotseling
uitgeschakeld worden tijdens het uitvoeren van
datacommunicatie. Het wordt aanbevolen de
speciale netadapter te gebruiken om de camera van
stroom te voorzien tijdens datacommunicatie.
Als u bestanden wilt overzetten van het ingebouwde
geheugen van de camera naar een computer, let er
dan op dat er zich geen geheugenkaart bevindt in de
camera voordat de USB kabel aansluit.
Deze camera ondersteunt het USB 2.0 Hi-Speed
protocol.
Hoewel deze camera gebruikt kan worden met een
computer die enkel het USB 1.1 protocol
ondersteunt, kunnen data sneller worden
overgebracht wanneer het USB 2.0 Hi-Speed
protocol ondersteund wordt. Merk op dat bij
bepaalde modellen computers, het aansluiten op een
hub en andere omstandigheden van het systeem er
toe kunnen leiden dat het overbrengen van data
wordt vertraagd en dat er mogelijke problemen met
de werking kunnen ontstaan.
Breng geen aansluiting tot stand tussen de camera
en de computer voordat u de USB driver installeert
bij de computer. Doet u dat wel dan zal de computer
niet in staat zijn de camera te herkennen.
B
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
185
2.
Schakel de camera in en druk daarna op
[MENU].
Het maakt geen verschil of de opnamefunctie (REC)
of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is.
3.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [].
4.
Selecteer de Mass Storage
(massageheugen) m.b.v. [] en [] en druk
vervolgens op [SET].
5.
Leg de gebundelde CD-ROM in de CD-ROM
drive van uw computer.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de
inhoud USB driver (USB aansturingsprogramma)
toont.
1.
Let er op dat de accu van de camera
voldoende opgeladen is.
Om de camera te voorzien van netstroom (via het
stopcontact) dient u een los verkrijgbare netadapter
aan te schaffen.
Stekker
Deksel van het
aansluitingspaneel
[DC IN 4.5V] (4.5V
gelijkspanningsingang)
Netsnoer
Netadapter
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
186
6.
Klik op “Nederlands” in het menuscherm dat
verschijnt.
7.
Klik [USB driver C] en vervolgens [Installeer].
Hierdoor wordt het installeren gestart.
Volg de aanwijzingen die op het beeldscherm
verschijnen om de installatie te voltooien.
De volgende stappen laten zien hoe het installeren in
zijn werk gaat bij de Engelse versie van Windows.
8.
Klik wanneer het laatste instelscherm
verschijnt op de [Uitgang] toets op het CD-
ROM menu om het menu te verlaten en
verwijder dan de CD-ROM uit uw computer.
Bij sommige besturingssystemen verschijnt een
boodschap om u te vertellen dat u de computer
opnieuw moet starten. Mocht dit het geval zijn, start
dan uw computer opnieuw. Het CD-ROM menu
verschijnt opnieuw nadat de computer opnieuw
gestart is. Klik op de [Uitgang] toets op het CD-ROM
menu om het menu te verlaten en verwijder dan de
CD-ROM uit uw computer.
9.
Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel
die met de camera gebundeld is aan op de
[USB/AV] poort van de camera en op de USB
poort van uw computer.
Bij het maken van de aansluiting van de USB kabel
op de camera dient u er op te letten dat het
symbool op de [USB/AV] poort van de camera recht
tegenover het symbool op de USB kabelstekker
staat.
USB/AV
USB poort
Stekker (A) USB kabel (gebundeld)
[USB/AV]
Symbolen
C
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
187
Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de
camera en uw computer. USB poorten en
kabelstekkers hebben een speciale vorm die maar
op één manier past.
Steek de USB kabelstekkers stevig en zover
mogelijk in de poorten. Als de aansluitingen niet
goed tot stand zijn gebracht, zal een juiste werking
niet plaats kunnen vinden.
10.
Schakel de camera in.
Als uw computer onder Windows 98, 98SE, Me of
2000 draait, herkent het systeem automatisch de
geheugenkaart in de camera of het geheugen van de
camera.
Als uw computer onder Windows XP draait,
verschijnt het “Wizard Nieuwe hardware gevonden”
venster. Selecteer “De software automatisch
installeren (aanbevolen)” en klik dan op [Volgende].
Tijdens het installeren verschijnt de boodschap
“Casio Digital Camera C voldoet niet aan de eisen
van de Windows Logo-test, die op compatibiliteit met
Windows XP controleert”. Maar CASIO heeft de
camera wel gecontroleerd op compatibeliteit, dus klik
op [Toch doorgaan] om het installeren voort te
zetten.
Als uw computer onder Windows XP-Sp2 draait,
verschijnt het “Wizard Nieuwe hardware gevonden”
venster. Selecteer in dit geval “Nee, nu niet” en klik
daarna op [Volgende]. Selecteer “De software
automatisch installeren [aanbevolen]” en klik dan op
[Volgende]. Tijdens het installeren verschijnt de
boodschap “Casio Digital Camera C voldoet niet aan
de eisen van de Windows Logo-test, die op
compatibiliteit met Windows XP controleert”. Maar
CASIO heeft de camera wel gecontroleerd op
compatibeliteit, dus klik op [Toch doorgaan] om het
installeren voort te zetten.
Dit zal er voor zorgen dat de computer een hardware
profiel creëert voor het ingebouwde geheugen van
de camera of voor de geheugenkaart die in de
camera geladen is. U hoeft het USB
aansturingsprogramma (ook wel driver genoemd)
niet elke keer opnieuw te installeren. Nadat het
programma eenmaal geïnstalleerd kan de computer
zowaar het ingebouwde geheugen van de camera of
voor de geheugenkaart herkennen wanneer u de
camera via de USB kabel aansluit.
Hierdoor gaat de bedrijfsindicator van de camera
groen branden.
C
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
188
Op dit moment zullen bepaalde besturingssystemen
(OS) het Removable Disk (verwisselbare schijf)
dialoogvenster geven. Sluit het dialoogvenster als uw
computer dat doet.
11.
Dubbelklik Mijn computer op uw computer.
Als uw computer onder Windows XP draait, klik dan
op [Start] en vervolgens op [Deze computer].
12.
Dubbelklik Verwisselbare schijf.
Uw computer ziet het bestandsgeheugen als een
uitneembare disk.
13.
Dubbelklik de Dcim map.
14.
Dubbelklik de map die het gewenste beeld
bevat.
15.
Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat
dat u wilt bekijken.
Zie Geheugenmapstructuur op pagina 197 voor
informatie aangaande bestandnamen.
LET OP
Als u een geroteerd beeld op uw computer opent,
verschijnt de originele niet-geroteerde versie (pagina
146). Dit is het zelfde voor een geroteerd beeld dat
geopend wordt vanuit het geheugen van de camera
en voor een geroteerd beeld dat gekopieerd is naar
de harde schijf van uw computer.
16.
Voer afhankelijk van het besturingssysteem
één van de volgende procedures uit om de
bestanden op te slaan, indien u dat wilt.
Bedrijfsindicator
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
189
Windows 98, 2000, Me
1. Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf)
van de camera bij de Dcim map op de rechtertoets
van de muis.
2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt.
3. Dubbelklik op [Mijn Documenten] om dit te openen.
4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn Documenten
op [Plakken].
Hierdoor wordt de Dcim map (die de
beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de Mijn
Documenten map.
Windows XP
1. Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf)
van de camera bij de Dcim map op de rechtertoets
van de muis.
2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt.
3. Klik op [Start] en daarna op [Mijn Documenten].
4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn Documenten
op [Plakken].
Hierdoor wordt de Dcim map (die de
beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de Mijn
Documenten map.
BELANGRIJK!
Gebruik uw computer nooit om beelden die
opgeslagen zijn in het bestandgeheugen van de
camera of op de geheugenkaart te bewerken, wissen,
verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk problemen
veroorzaken bij de beeldbeheerdata die door de
camera gebruikt wordt waardoor het onmogelijk kan
worden om beelden via de camera weer te geven of er
kan een foutlezing verkregen worden bij de waarde die
getoond wordt door de camera voor het aantal
beelden. Kopiëer de beelden eerst naar uw computer
voordat u ze bewerkt, wist, verplaatst of hernoemt.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
190
17.
Gebruik afhankelijk van de versie van
Windows die u gebruikt één van de volgende
procedures om de USB aansluiting tot een
einde te brengen.
Windows 98/XP gebruikers
Druk op de spanningstoets van de camera. Na u er
zich eerst te hebben overtuigd van dat de groene
bedrijfsindicator van de camera niet brandt, kunt u
de aansluiting tussen de camera en de computer
verbreken.
Windows Me/2000 gebruikers
Klik kaartonderhoud in de taaklade en schakel de
stationsletter uit dat toegewezen is aan de camera.
Verbreek vervolgens de aansluiting van de USB kabel
en de camera en schakel de camera pas daarna uit.
Voorzorgsmaatregelen voor de USB
aansluiting
Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het
beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het
beeld inbranden op het scherm.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera nooit terwijl data communicatie aan de gang
is. Hierdoor kan data beschadigd raken.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
191
1. Leg een volledig opgeladen accu in de camera en
configureer de gewenste instellingen bij de camera
voor het maken van een USB aansluiting met een
computer.
2. Gebruik de USB kabel om een aansluiting tot stand te
brengen tussen de camera en uw Macintosh.
3. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden.
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer
Hieronder volgend de algemene stappen voor het bekijken
en kopiëren van bestanden van een computer die draait
onder Macintosh.
U kunt details aangaande elke bedieningshandeling vinden
in de procedures die hieronder uiteen gezet worden. Merk
op dat u tevens dient te verwijzen naar de documentatie
die meegeleverd wordt met uw Macintosh voor overige
informatie aangaande de USB aansluiting, enz.
BELANGRIJK!
Filmbestanden kunnen niet op een Macintosh
computer worden weergegeven.
Deze camera ondersteunt bediening niet met een
computer die draait onder Mac OS 8.6 of eerder, of
Mac OS X 10.0. Als u een Macintosh computer
gebruikt die draait onder Mac OS 9 of OS X (10.1,
10.2 of 10.3), gebruik dan de standaard USB driver
die meegeleverd wordt met uw besturingssysteem
(OS).
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
192
1.
Let er op dat de accu van de camera
voldoende opgeladen is.
Om de camera te voorzien van netstroom (via het
stopcontact) dient u een los verkrijgbare netadapter
aan te schaffen.
Stekker
Deksel van het
aansluitingspaneel
[DC IN 4.5V]
(4.5V gelijkspanningsingang)
Netsnoer
Netadapter
BELANGRIJK!
Bij een lage accuspanning kan de camera plotseling
zichzelf beginnen uit te schakelen tijdens
datacommunicatie. Het wordt aanbevolen de los
verkrijgbare netadapter te gebruiken tijdens
datacommunicatie met een computer.
Als u bestanden wilt overzetten van het ingebouwde
geheugen van de camera naar een computer, let er
dan op dat er zich geen geheugenkaart bevindt in de
camera voordat u de USB kabel aansluit.
Deze camera ondersteunt het USB 2.0 Hi-Speed
protocol.
Hoewel deze camera gebruikt kan worden met een
computer die enkel het USB 1.1 protocol
ondersteunt, kunnen data sneller worden
overgebracht wanneer het USB 2.0 Hi-Speed
protocol ondersteund wordt. Merk op dat bij
bepaalde modellen computers, het aansluiten op een
hub en andere omstandigheden van het systeem er
toe kunnen leiden dat het overbrengen van data
wordt vertraagd en dat er mogelijke problemen met
de werking kunnen ontstaan.
B
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
193
5.
Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel
die met de camera gebundeld is aan op de
[USB/AV] poort van de camera en op de USB
poort van uw computer.
Bij het maken van de aansluiting van de USB kabel
op de camera dient u er op te letten dat het
symbool op de [USB/AV] poort van de camera recht
tegenover het symbool op de USB kabelstekker
staat.
2.
Schakel de camera in en druk daarna op
[MENU].
Het maakt geen verschil of de opnamefunctie (REC)
of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is.
3.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [].
4.
Selecteer de Mass Storage
(massageheugen) m.b.v. [] en [] en druk
vervolgens op [SET].
USB/AV
USB poort
Stekker (A) USB kabel (gebundeld)
[USB/AV]
Symbolen
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
194
8.
Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat
dat u wilt bekijken.
Zie Geheugenmapstructuur op pagina 197 voor
informatie aangaande bestandnamen.
LET OP
Als u een geroteerd beeld op uw Macintosh opent,
verschijnt de originele niet-geroteerde versie (pagina
146). Dit is het zelfde voor een geroteerd beeld dat
geopend wordt vanuit het geheugen van de camera
en voor een geroteerd beeld dat gekopieerd is naar
de harde schijf van uw Macintosh.
9.
Sleep de DCIM map naar de gewenste map
op uw computer om alle bestanden in het
bestandsgeheugen te kopiëren naar de harde
schijf van uw Macintosh.
Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de
camera en uw computer. USB poorten en
kabelstekkers hebben een speciale vorm die maar
op één manier past.
Steek de USB kabel stevig en zover mogelijk in de
poorten. Als de aansluitingen niet goed tot stand zijn
gebracht, zal een juiste werking niet plaats kunnen
vinden.
6.
Schakel de camera in.
Uw Macintosh ziet het bestandsgeheugen als een
drive.
Het uiterlijk van de drive-icoon hangt af van de Mac
OS versie die u in gebruik heeft.
Uw Macintosh zat het bestandgeheugen zien als een
drive telkens wanneer u een USB aansluiting tot
stand brengt tussen de camera en uw Macintosh.
7.
Dubbelklik de drive-icoon voor het
bestandsgeheugen, de DCIM map en dan de
map die het gewenste beeld bevat.
B
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
195
Voorzorgsmaatregelen voor de USB
aansluiting
Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het
beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het
beeld inbranden op het scherm.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera nooit terwijl datacommunicatie aan de gang is.
Hierdoor kan data beschadigd raken.
BELANGRIJK!
Gebruik uw computer nooit om beelden die
opgeslagen zijn in het ingebouwde geheugen van de
camera of op de geheugenkaart te bewerken,
wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk
problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die
door de camera gebruikt wordt waardoor het
onmogelijk kan worden om beelden via de camera
weer te geven of er kan een grote afwijking
verkregen worden in de waarde die getoond wordt
door de camera voor het aantal beelden. Kopiëer de
beelden eerst naar uw computer voordat u ze
bewerkt, wist, verplaatst of hernoemt.
10.
Sleep de drive-icoon die de camera voorstelt
naar de vuilnisbak om de USB aansluiting tot
een einde te brengen. Verbreek vervolgens de
aansluiting van de USB kabel en de camera
en schakel de camera pas daarna uit.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
196
Gebruiken van een geheugenkaart om
beelden over te schrijven naar een computer
De procedures in dit hoofdstuk beschrijven hoe beelden
van de camera m.b.v. een geheugenkaart kunnen worden
overgeschreven naar uw computer.
Gebruiken van een computer met een ingebouwde SD
geheugenkaartsleuf
Steek de SD geheugenkaart direct in de sleuf.
Gebruiken van een computer met een ingebouwde PC
kaartsleuf
Gebruik een los verkrijgbare PC kaartadapter (voor een SD
geheugenkaart of MMC). Zie voor volledige details de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC
kaartadapter en die van de computer.
Gebruiken van een los verkrijgbare SD geheugenkaart
lezer/schrijver
Zie voor details aangaande het gebruik de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de SD
geheugenkaart lezer/schrijver.
Gebruiken van een los verkrijgbare PC kaart lezer/
schrijver en de PC kaartadapter (voor een SD
geheugenkaart of MMC)
Zie voor details aangaande het gebruik de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC
kaart lezer/schrijver en de PC kaartadapter.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
197
Geheugendata
Met deze camera opgenomen beelden en andere data
worden in het geheugen opgeslagen m.b.v. het DCF
(Design rule for Camera File system) protocol. Het DCF
protocol is ontworpen om het gemakkelijker te maken om
beelden en andere data uit te wisselen tussen digitale
cameras en andere apparaten.
DCF protocol
DCF apparaten (digitale cameras, printers, enz.) kunnen
beelden uitwisselen met elkaar. Het DCF protocol definiëert
een formaat voor beeldbestanddata en de mapstructuur
voor het camerageheugen zodat beelden bekeken kunnen
worden met een DCF camera van een andere fabrikant of
afgedrukt kunnen worden met een DCF printer.
. . .
. . .
. . .
Geheugenmapstructuur
Mapstructuur
DCIM (DCIM map)
100CASIO (Opslagmap)
CIMG0001.JPG (Beeldbestand)
CIMG0002.AVI (Filmbestand)
CIMG0004.JPG (Audio snapshot beeldbestand)
CIMG0004.WAV (Audio snapshot audiobestand)
101CASIO (Opslagmap)
102CASIO (Opslagmap)
MISC (DPOF file folder)
AUTPRINT.MRK (DPOF bestand)
SCENE
*
(BEST SHOT map)
UP505001.JPE (BEST SHOT
gebruikersinstellingsbestand)
UP505002.JPE (BEST SHOT
gebruikersinstellingsbestand)
MSCENE
*
(MOVIE BEST SHOT map)
UP505001.JPE (MOVIE BEST SHOT
gebruikersinstellingenbestand)
UP505002.JPE (MOVIE BEST SHOT
gebruikersinstellingenbestand)
* Deze mappen worden enkel in het ingebouwde geheugen gecreëerd.
. . .
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
198
Inhoud van mappen en bestanden
DCIM map
Map die alle digitale camerabestanden opslaat
Opslagmap
Map voor het opslaan van bestanden die zijn gecreëerd
met de digitale camera
Beeldbestand
Bestand dat een beeld bevat dat opgenomen is met de
digitale camera (Bestandnaam extensie: JPG)
Filmbestand
Bestand dat een film bevat die opgenomen is met de
digitale camera (Bestandnaam extensie: AVI)
Audio snapshot beeldbestand
Bestand dat het beeldgedeelte bevat van een audio
snapshot (bestandnaam extensie: JPG)
Audio snapshot audiobestand
Bestand dat het audiogedeelte bevat van een audio
snapshot (bestandnaam extensie: WAV)
DPOF bestandmap
Map die DPOF bestanden bevat
BEST SHOT map (alleen voor het ingebouwde
geheugen)
Map die de BEST SHOT gebruikersinstellingsbestanden
bevat
BEST SHOT gebruikersinstellingsbestand
(alleen voor het ingebouwde geheugen)
Bestanden die BEST SHOT gebruikersinstellingen
bevatten
MOVIE BEST SHOT map (alleen in het ingebouwde
geheugen)
Map die MOVIE BEST SHOT
gebruikersinstellingenbestanden bevat.
MOVIE BEST SHOT gebruikersinstellingenbestanden
(alleen in het ingebouwde geheugen)
Bestanden die MOVIE BEST SHOT
gebruikersinstellingen bevatten.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
199
Voorzorgsmaatregelen voor het ingebouwde
geheugen en de geheugenkaart
Merk op dat de map die DCIM heet, de bovenliggende
(bovenste) map is van alle bestanden in het geheugen.
Bij het oversturen van de inhoud van het geheugen naar
een harde schijf, een CD-R een MO disk of andere
externe opslagapparatuur, dient u de inhoud van de
DCIM map altijd als één geheel te behandelen en altijd bij
elkaar te houden. U kunt de naam van de DCIM map op
uw computer veranderen. Het veranderen van de naam
naar een datum is een goede manier om op de hoogte te
blijven van meerdere DCIM mappen. Zorg er echter altijd
voor de naam van de DCIM map altijd terug te
veranderen naar DCIM voordat u deze terug kopiëert
naar het geheugen voor weergave via de camera. De
camera herkent geen andere mapnaam dan DCIM.
Mappen en bestanden moeten overeenstemmng met de
mapstructuur op pagina 197 worden opgeslagen om
correct te worden herkend door de camera.
Door de camera ondersteunde
beeldbestanden
Beeldbestanden die opgenomen zijn met deze camera
Beeldbestanden die compatibel zijn met het DCF protocol
Bepaalde DCF functies worden mogelijk niet ondersteund.
Het tonen van een beeld dat opgenomen was met een
ander cameramodel kan lang op zich laten wachten
voordat het op het beeldscherm verschijnt.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
200
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
Dit hoofdstuk geeft uitleg aangaande het software en de applicaties op de CD-ROM die met de camera meegeleverd is en
geeft een overzicht van wat u er mee kunt doen.
Merk op dat de procedure die u dient uit te voeren afhangt van of een Macintosh (pagina 215) gebruikt of u een computer die
draait onder Windows (zie hieronder).
Gebruik van de camera met een Windows computer
Uw digitale camera wordt geleverd met allerlei handige applicaties zodat de camera gebruikt kan worden in combinatie met uw
computer. Installeer de applicaties die u nodig heeft vervolgens op uw computer.
Aangaande de gebundelde CD-ROM
De CD-ROM die met de camera gebundeld is, bevat de volgende applicaties. Het installeren van deze applicaties is naar keus
en u dient alleen maar die applicaties te installeren die u inderdaad gaat gebruiken.
Doel
USB aansluiting op een computer
voor het overdragen van beelden
Beheer van beelden die
overgedragen zijn naar een
computer
Retoucheren, oriënteren en
afdrukken van fotos
Naam software
USB driver Type C
Photo Loader 2.3
* DirectX 9.0c
Photohands 1.0
Ondersteunde versies van Windows
XP/2000/Me/98SE/98
XP/2000/Me/98SE/98
XP/2000/Me/98SE/98
Vereiste bedieningshandeling
Installeer de USB driver (pagina
183).
Installeer Photo Loader 2.3
* Als DirectX 9.0 of hoger niet
geïnstalleerd in bij de computer,
installer dan DirectX 9.0c
(pagina 204)
Installeer Photohands 1.0 (pagina
207).
CD-ROM software
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
201
Doel
Weergave van films
Monteren van films
Bekijken van
gebruikers-
documentatiebestanden
(PDF)
Naam software
Windows Media Player 9
* DirectX 9.0c
Windows 98
WMP6.4 codec
Ulead Movie Wizard SE
VCD
Adobe Reader 6.0
Ondersteunde versies van Windows
XP/2000/Me/98SE
98
XP/2000
Me/98SE/98
XP/2000/Me/98SE
98
Vereiste bedieningshandeling
Als u kunt aansluiten op Internet
Sluit aan op Internet voor het automatisch installeren
van de van toepassing zijnde codec (pagina 209).
Als u niet kunt aansluiten op Internet
Installeer dan Windows Media Player 9 (pagina 210)
* Installeer DirectX 9.0c (pagina 206) wanneer u op
Windows 2000 of 98SE draait met een DirectX
versie die lager is dan 9.0c.
Als u kunt aansluiten op Internet
Sluit aan op Internet voor het automatisch installeren
van de van toepassing zijnde codec (pagina 209).
Installeer Windows 98 WMP6.4 codec (pagina 211)
als u niet op het Internet kunt aansluiten.
Installeer Ulead Movie Wizard SE VCD (pagina 212).
Installeer Adobe Reader 6.0 (pagina 213) als Adobe
Reader of Adobe Acrobat Reader nog niet reeds
geïnstalleerd is op uw computer.
Als Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader nog niet
reeds geïnstalleerd is op uw computer, ga dan naar
de Adobe Systems Incorporated website en installeer
Acrobat Reader 5.0.5.
CD-ROM software
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
202
Systeemvereisten voor uw computer
De systeemvereisten voor uw computer verschillen
allemaal afhankelijk van de applicatie. Let er dus op de
vereisten te checken voor die bepaalde applicatie die u
probeert te gebruiken. Merk op dat de hier gegeven
waarden minimale vereisten zijn voor het draaien van elke
applicatie. De feitelijke vereisten zijn zwaarder afhankelijk
van het aantal beelden en de grootte van de beelden die
worden gehanteerd.
USB driver Type C
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98
Bij het gebruik van Windows 2000, XP, of Me kunt u een
databestand installeren die het mogelijk maakt de
standaard USB driver van het besturingssysteem te
gebruiken. U hoeft dan geen een speciale USB driver te
installeren. Een juiste bediening wordt niet gegarandeerd
bij een computer die opgewaardeerd is van Windows 95 of
3.1 of een andere versie van Windows.
Photo Loader 2.3
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98
Geheugen: Minstens 16MB
Harde schijf: Minstens 7MB
Overige: Internet Explorer 5.5 of hoger; DirectX 9.0 of hoger
Dit zijn de minimale systeemvereisten zijn voor het draaien
van deze applicatie. De feitelijke vereisten zijn zwaarder
afhankelijk van het aantal beelden en de grootte van de
beelden die worden gehanteerd.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
203
Photohands 1.0
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98
Geheugen: Minstens 64MB
Harde schijf: Minstens 10MB
DirectX 9.0c
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98
Harde schijf (HD): Minstens 65 MB vrije ruimte tijdens het
installeren, 18MB nadat het installeren
voltooid is.
Adobe Reader 6.0
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE
CPU: Pentium
Geheugen: Minstens 32MB
Harde schijf: Minstens 60MB
Overige: Internet Explorer 5.01 of hoger
Windows Media Player 9
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE
CPU: 233 MHz Intel Pentium II, AMD, enz.
Geheugen: Minstens 64MB
Harde schijf: 100MB
Overige: Geluidskaart; 800
×
600 of betere
displayresolutie; Internet Explorer 5.01 of hoger
Als uw computer onder Windows 98 draait, installeer dan
Windows 98 WMP6.4 codec van de CD-ROM.
Ulead Movie Wizard SE VCD
Besturingssysteem (OS): XP/2000
CPU: Pentium III 800MHz
Geheugen: Minstens 256MB
Harde schijf: 250MB
Overige: 1024
×
768 of betere displayresolutie
BELANGRIJK!
Zie het Lees mij bestand op de CD-ROM die
meegeleverd wordt met de camera voor details
aangaande de minimale systeemvereisten voor
Windows.
B
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
204
Beheren van beelden op een PC
Om beelden op een PC te beheren dient u de Photo
Loader applicatie van de CD-ROM te installeren die met de
camera wordt meegeleverd.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud
Photo Loader toont.
LET OP
Is Photo Loader reeds op uw computer geïnstalleer,
controleer dan de versie. Is de gebundelde versie
nieuwer dan de versie die geïnstalleerd is,
oninstalleer de oude versie van Photo Loader dan en
installeer vervolgens de nieuwe versie.
De CD-ROM bevat software en gebruikersdocumentatie
voor verschillende talen. Controleer het CD-ROM
menuscherm om te zien of applicaties en
gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een
bepaalde taal.
Voorbereidingen
Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM
drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een
menuscherm op uw computer toont.
Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk
niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CD-
ROM en dubbelklik op menu.exe om de menu applicatie
te starten.
Selecteren van een taal
Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software
pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.
1.
Op het menuscherm klik de tab voor de
gewenste taal.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
205
Bekijken van het Lees mij bestand
U dient altijd eerst het Lees mij bestand te lezen voordat
u Photo Loader installeert. Het Lees mij bestand bevat
informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het
installeren van de applicatie.
1.
Klik op de Lees mij toets voor Photo
Loader dat u gaat installeren.
BELANGRIJK!
Lees altijd eerst het Lees mij bestand voor
informatie aangaande het behouden van bestaande
bibliotheken (libraries) voordat u Photo Loader gaat
upgraden of opnieuw gaat installeren bij een andere
computer.
Installeren van Photo Loader
1.
Klik op de Installeer toets voor Photo
Loader.
2.
Volg de aanwijzingen die op het
computerscherm verschijnen.
BELANGRIJK!
Volg de aanwijzingen zorgvuldig en geheel. Als u
een fout maakt tijdens het installeren van Photo
Loader dan is het mogelijk dat u reeds bestaande
bibliotheekinformatie en HTML bestanden niet meer
kunt browsen die automatisch gecreëerd worden
door Photo Loader. In sommige gevallen kunnen
beeldbestanden zelfs verloren gaan.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
206
Controleren van de juiste versie van DirectX
Om beelden te beheren m.b.v. Photo Loader is het nodig
dat er DirectX 9.0 or hoger geïnstalleerd is bij uw
computer. Met de DirectX Diagnostic Tool van uw
computer kunt u de geïnstalleerde versie van DirectX
controleren.
1.
Klik bij uw computer op [Start], [Alle
programmas], [bureau-accessories],
[Systeemwerkset] en daarna op
[Systeeminfo].
2.
Selecteer [Diagnostisch hulpprogramma voor
DirectX] in het [Hulpprogrammas] menu van
het venster dat verschijnt
3.
Controleer bij de [Systeem] tab om er zeker
van te zijn dat de versie voor het DirectX-
versie item 9.0 of hoger is.
4.
Klik op [Afsluiten] of Diagnostisch
hulpprogramma vcoor DirectX.
Is er reeds DirectX 9.0 of hoger geïnstalleerd bij uw
computer dan is het niet nodig om DirectX 9.0c van
de meegeleverde CD-ROM te installeren.
Is DirectX 9.0 of hoger nog niet bij uw computer
geïnstalleerd dan is het nodig om DirectX 9.0c van
de meegeleverde CD-ROM te installeren.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
207
Retoucheren, oriënteren en afdrukken
van fotos
Om fotos op uw PC te retoucheren, te oriënteren of af te
drukken dient u eerst Phothands van de CD-ROM die
meeglevered wordt met de camera te installeren.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud
Photohands toont.
LET OP
Is Photohands reeds op uw computer geïnstalleer,
controleer dan de versie. Is de gebundelde versie
nieuwer dan de versie die geïnstalleerd is,
oninstalleer de oude versie van Photohands dan en
installeer vervolgens de nieuwe versie.
De CD-ROM bevat software en gebruikersdocumentatie
voor verschillende talen. Controleer het CD-ROM
menuscherm om te zien of applicaties en
gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een
bepaalde taal.
Voorbereidingen
Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM
drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een
menuscherm op uw computer toont.
Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk
niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CD-
ROM en dubbelklik op menu.exe om de menu applicatie
te starten.
Selecteren van een taal
Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software
pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.
1.
Op het menuscherm klik de tab voor de
gewenste taal.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
208
Bekijken van het Lees mij bestand
U dient altijd eerst het Lees mij bestand te lezen voordat
u Photohands installeert. Het Lees mij bestand bevat
informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het
installeren van de applicatie.
1.
Klik op de Lees mij toets voor
Photohands dat u gaat installeren.
Installeren van Photohands
1.
Klik op de Installeer toets voor
Photohands.
2.
Volg de aanwijzingen die op het
computerscherm verschijnen.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
209
Weergeven van een film
Om een met deze camera opgenomen film weer te geven
op uw PC m.b.v. Windows Media Player, dient u de MPEG-
4 codec te installeren.
Om de codec te installeren op een PC die
toegang heeft tot Internet
1.
Sluit de PC aan op Internet.
2.
Klik op het filmbestand dat opgenomen was
met de camera.
3.
Als de MPEG-4 codec niet geïnstalleerd is bij
de PC, zal deze automatisch een aansluiting
maken met de Microsoft website en de codec
downloaden.
4.
Installeer de MPEG-4 codec die zojuist is
downgeload.
5.
Hierdoor wordt het filmbestand weergegeven
dat opgenomen is met de camera.
LET OP
Als de MPEG-4 codec reeds geïnstalleerd is bij de
PC, wordt het filmbestand weergegeven zodra u het
aanklikt.
Voer bij gebruik van Windows Media Player 8 of 9 de
volgende stappen uit om een stabiele weergave van
de film te verkrijgen.
1. Op het Windows Media Player [Extra] menu,
selecteer [Opties]. Open de [Prestaties] tab in het
dialoogvenster dat verschijnt.
2. Klik in het Videoversnelling venster op
[Geavanceerd].
3. Wis in het Videoversnelling venster het
Videomixing-renderer gebruiken selectievakje.
4. Wis in het Verouderde videorenderer venster het
YUV-spiegeling gebruiken selectievakje.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
210
Om de codec te installeren op een PC die
geen toegang heeft tot Internet
Als uw PC geen toegang heeft tot Internet, installeer dan
Windows Media Player 9 van de met de camera
meegeleverde CD-ROM.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud
Windows Media Player 9 toont.
Voorbereidingen
Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM
drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een
menuscherm op uw computer toont.
Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk
niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CD-
ROM en dubbelklik op menu.exe om de menu applicatie
te starten.
Selecteren van een taal
Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software
pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.
1.
Op het menuscherm klik de tab voor de
gewenste taal.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
211
Bekijken van het Lees mij bestand
U dient altijd eerst het Lees mij bestand te lezen voordat
u Windows Media Player 9 installeert. Het Lees mij
bestand bevat informatie waarvan op de hoogte moet zijn
bij het installeren van de applicatie.
1.
Klik op de Lees mij toets voor Windows
Media Player 9 dat u gaat installeren.
Installeren van Windows Media Player 9
1.
Klik op de Installeer toets voor Windows
Media Player 9.
2.
Volg de aanwijzingen die op het
computerscherm verschijnen.
BELANGRIJK!
Installeer de Windows 98 WMP6.4 codec in plaats
van Windows Media Player 9 als uw PC onder
Windows 98 draait.
Bij gebruik van Windows 2000 of 98SE dient u
DirectX 9.0c. Zie pagina 206 voor informatie over
hoe u kunt bepalen welke versie van DirectX u nodig
heeft op uw PC.
Als Windows Media Player 9 op uw computer
geïnstalleerd is, voer dan de volgende stappen uit
om verzekerd te zijn van een stabiele weergave van
het filmbeeld.
1. Op het Windows Media Player [Extra] menu,
selecteer [Opties]. Open de [Prestaties] tab in het
dialoogvenster dat verschijnt.
2. Klik in het Videoversnelling venster op
[Geavanceerd].
3. Wis in het Videoversnelling venster het
Videomixing-renderer gebruiken selectievakje.
4. Wis in het Verouderde videorenderer venster het
YUV-spiegeling gebruiken selectievakje.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
212
Monteren van films
Om films op uw PC te monteren, dient u Ulead Movie
Wizard SE VCD te installeren vanaf de met de camera
meegeleverde CD-ROM.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud
Ulead Movie Wizard SE VCD toont.
BELANGRIJK!
De werking van Ulead Movie Wizard SE VCD wordt
niet ondersteund onder Windows Me, 98SE of 98.
LET OP
Met de Ulead Movie Wizard SE VCD applicatie die
meegeleverd wordt op de gebundelde CD-ROM kunt
u Video-CDs creëren maar geen DVDs. Wilt u in
staat zijn om DVDs te creëren dan dient u een
upgrade van de commerciële versie aan te schaffen.
Zie het Lees mij bestand op de CD-ROM voor
informatie aangaande de Ulead Movie Wizard SE
VCD en wat u moet doen om een upgrade van de
commerciële versie te verkrijgen.
Voorbereidingen
Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM
drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een
menuscherm op uw computer toont.
Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk
niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CD-
ROM en dubbelklik op menu.exe om de menu applicatie
te starten.
Selecteren van een taal
Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software
pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.
1.
Op het menuscherm klik de tab voor de
gewenste taal.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
213
Bekijken van het Lees mij bestand
U dient altijd eerst het Lees mij bestand te lezen voordat
u Ulead Movie Wizard SE VCD installeert. Het Lees mij
bestand bevat informatie waarvan op de hoogte moet zijn
bij het installeren van de applicatie.
1.
Klik op de Lees mij toets voor Ulead Movie
Wizard SE VCD dat u gaat installeren.
Installeren van Ulead Movie Wizard SE VCD
1.
Klik op de Installeren toets voor Ulead
Movie Wizard SE VCD.
2.
Volg de aanwijzingen die op het
computerscherm verschijnen.
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden)
1.
Klik in het Handleiding gebied de naam aan
van de gebruiksaanwijzing die u wilt lezen.
BELANGRIJK!
Om de inhoud van een PDF bestand te kunnen
bekijken dient Adobe Reader of Adobe Acrobat
Reader op uw computer geïnstalleerd te zijn. Als u
Adobe Reader niet reeds geïnstalleerd heeft dan
kunt u deze software installeren vanaf de
gebundelde CD-ROM.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
214
Gebruikersregistratie
Het registreren via het internet wordt alleen ondersteund.
Bezoek de volgende CASIO website om te registreren:
http://world.casio.com/qv/register/
Verlaten van de menu applicatie
1.
Klik op het menuscherm op “Uitgang” om het
menu te verlaten.
C
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
215
Doeleinde
USB aansluiting op een Macintosh
voor het overdragen van beelden
Beheren van beelden op een
Macintosh
Bekijken van
gebruikersdocumentatiebestanden
(PDF)
Voor de Macintosh
Photo Loader 1.1
Mac OS versies
OS 9/OS X
OS 9
OS X
OS 9/OS X
Vereiste bediening
Gebruik de USB kabel om de
camera aan te sluiten op uw
Macintosh. USB driver is niet nodig
(pagina 191).
Installeer Photo Loader 1.1
(pagina 217).
Gebruik iPhoto die meegeleverd
wordt met het besturingssysteem
(pagina 217).
Gebruik Adobe Reader of Adobe
Acrobat Reader die met uw
besturingssysteem meegeleverd
worden (pagina 218).
CD-ROM Software
Gebruik van de camera met een
Macintosh
computer
Uw digitale camera wordt geleverd met allerlei handige applicaties zodat de camera gebruikt kan worden in combinatie met uw
computer. Installeer de applicaties die u nodig heeft vervolgens op uw computer.
Aangaande de gebundelde CD-ROM
De CD-ROM die met de camera gebundeld is, bevat de volgende applicaties. Het installeren van deze applicaties is naar keus
en u dient alleen maar die applicaties te installeren die u inderdaad gaat gebruiken.
BELANGRIJK!
Filmbestanden kunnen niet op een Macintosh computer worden weergegeven.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
216
Systeemvereisten voor uw computer
De systeemvereisten voor uw computer verschillen
allemaal afhankelijk van de applicatie. Let er dus op de
vereisten te checken voor die bepaalde applicatie die u
probeert te gebruiken. Merk op dat de hier gegeven
waarden minimale vereisten zijn voor het draaien van elke
applicatie. De feitelijke vereisten zijn zwaarder afhankelijk
van het aantal beelden en de grootte van de beelden die
worden gehanteerd.
Photo Loader 1.1
Besturingssysteem (OS): 9
Geheugen: Minstens 32MB
Harde schijf: Minstens 3MB
De USB aansluiting wordt ondersteund op een Macintosh
die draait onder besturingssysteem 9 of X. Bediening
wordt ondersteund m.b.v. de standaard USB driver die
meegeleverd wordt met het systeem zodat het enige dat
u moet doen het aansluiten is van de camera op uw
Macintosh m.b.v. de USB kabel.
BELANGRIJK!
Zie het Readme (leesmij) bestand op de CD-ROM
die meegeleverd wordt met de camera voor details
aangaande de minimale systeemvereisten voor
Macintosh.
De software op de CD-ROM die meegeleverd wordt
met de camera ondersteund werking onder Mac OS
X niet.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
217
Beheren van beelden op een Macintosh
Beheren van beelden op een Macintosh die
draait onder OS 9
Installeer de Photo Loader applicatie vanaf de CD-ROM die
meegeleverd wordt met de camera.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud
Photo Loader toont.
Installeren van Photo Loader
1.
Open de folder die Photo Loader heet.
2.
Open de map die English (Engels) heet en
open vervolgens het bestand dat Important
(belangrijk) heet.
3.
Open de map die Installer (installeerder)
heet en open het bestand dat readme
(leesme) heet.
4.
Volg de aanwijzingen in het readme (leesme)
bestand om Photo Loader te installeren.
BELANGRIJK!
Als u gaat upgraden van een eerdere versie naar de
nieuwe versie van Photo Loader en u wilt
bibliotheekbeheer (library management) data en
HTML bestanden gebruiken die gecreëerd werden
met de oude versie van Photo Loader, lees dan het
Important (belangrijk) bestand in de Photo Loader
map. Volg de aanwijzingen in dit bestand om de
bestaande bibliotheekbeheer bestanden te
gebruiken. Volgt u deze procedure niet correct dan
kan dit resulteren in het verlies van of schade aan
uw bestaande bestanden.
Filmbestanden kunnen niet op een Macintosh
computer worden weergegeven.
Beheren van beelden op een Macintosh die
draait onder OS X
Gebruik iPhoto dat meegeleverd Met iPhoto kunt u fotos
beheren.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
218
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden)
Om de inhoud van een PDF bestand te kunnen bekijken
dient Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader op uw
computer geïnstalleerd te zijn.
Als ze niet reeds geïnstalleerd zijn, ga dan naar de Adobe
Systems Incorporated website en installeer Acrobat
Reader.
Bekijken van de gebruiksaanwijzing van de
camera
1.
Open op de CD-ROM het Manual
(handleiding) bestand.
2.
Open de Digital Camera map en open dan
de map voor de taal waarvan u de
gebruiksaanwijzing wilt bekijken.
3.
Open het bestand dat camera_xx.pdf heet.
•“xx is de taalcode (voorbeeld: camera_e.pdf is voor
Engels).
Om de gebruiksaanwijzing van de Photo
Loader te bekijken
1.
Open de Manual (handleiding) map op de
CD-ROM.
2.
Open de Photo Loader folder en open
vervolgens de English map.
3.
Open PhotoLoader_english.
Registreren als cameragebruiker
Het registreren via het internet wordt alleen ondersteund.
Bezoek de volgende CASIO website om te registreren:
http://world.casio.com/qv/register/
APPENDIX
219
AF Area
(autofocusbereik)
Metering (meten)
Audio Snap
(Snapshot-met-geluid)
Filter
Sharpness
(scherpte)
Saturation
(verzadiging)
Contrast
Flash Intensity
(flitsintensiteit)
Flash Assist
(Flitserassistent)
Grid (raster)
Digital Zoom
(digitale zoom)
Review
(beeldcontrole)
Icon Help (icoonhulp)
L/R Key
(L/R toets)
Spot (puntmeten) / Multi (multipatroon
meting) / Free (vrij)
Multi (multi-patroon meten) / Center weighted
(centrum-georiënteerd meten) / Spot (puntmeten)
On (aan) / Off (uit)
Off (uit) / B/W (zwart/wit) / Sepia (sepia) /
Red (rood) / Green (groen) / Blue (blauw) /
Yellow (geel) / Pink (roze) / Purple (paars)
+2 / +1 /
0 / 1 / 2
+2 / +1 / 0 / 1 / 2
+2 / +1 / 0 / 1 / 2
+2 / +1 /
0 / 1 / 2
Auto (automatisch) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
EV Shift (EV verschuiving) / White Balance
(witbalans) / ISO / Metering (meten) / Self-
timer (zelfontspanner) / Off (uit)
APPENDIX
Menureferentie
De volgende tabellen tonen de items die verschijnen
tijdens de opnamefuncties (REC) en de weergavefunctie
(PLAY) samen met hun instellingen.
Onderstreepte items in de onderstaande tabellen zijn
fabrieksinstellingen (default).
Opnamefuncties (REC)
REC (opname) tabmenu
10 sec / 2 sec / X3 / Off
2560
×
1920 / 2560
×
1712 (3:2) / 2048
×
1536 /
1600
×
1200 / 1280
×
960 / 640
×
480
Fine (fijn) / Normal (normaal) /
Economy (economisch)
HQ (hoge kwaliteit) / Normal (normaal) /
LP (langzame snelheid)
2.0 / 1.7 / 1.3 / 1.0 / 0.7 / 0.3 /
0.0 /
+0.3 / +0.7 / +1.0 / +1.3 / +1.7 / +2.0
Auto (automatisch) / (daglicht) /
(bewolkt) / (schaduw) /
1
(TL-verlichting 1) /
2
(TL-verlichting 2)
/
(gloeilamp) / (flitser) /
Manual (handmatig)
Auto (automatisch) / ISO 50 / ISO 100 /
ISO 200 / ISO 400
Self-timer
(zelfontspanner)
Size (afmetingen/
grootte)
Quality
(kwaliteit) (Snapshots)
Quality
(kwaliteit) (Films)
EV Shift
(EV verschuiving)
White Balance
(witbalans)
ISO
APPENDIX
220
Flash (flits)
Focus
(scherpstellen)
White Balance
(witbalans)
ISO
AF Area
(autofocusgebied)
Metering (meten)
Self-timer
(zelfontspanner)
Flash Intensity
(Flitsintensiteit)
Digital Zoom
(digitale zoom)
MF Position
(handmatige
scherpstelstand)
Zoom position
(zoompositie)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) /
Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
Geheugen tabmenu
Sounds (geluiden)
File No.
(bestandnummer)
World Time
(wereldtijd)
Date Style
(datumopmaak)
Adjust (bijstellen)
Language (taal)
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreking)
USB
Video Out
(video uitgang)
Format
(formatteren)
Reset (terugstellen)
Startup (start) / Half Shutter (sluiter halverwege) /
Shutter (sluiter) / Operation (bediening) /
Operation (bediening) / Play (weergave)
Continue (doorgaan) / Reset (resetten)
Home (thuis) / World (wereld)
Thuistijd instelling (stad, DST, enz.)
Wereldtijd instelling (stad, DST, enz.)
YY/MM/DD / DD/MM/YY / MM/DD/YY
Tijdinstelling
(Japans) / English (Engels) /
Français (Frans) / Deutsch (Duits) /
Español (Spaans) / Italiano (Italiaans) /
Português (Portugees) /
(Chinees
(complex)) /
(Chinees
(vereenvoudigd)) / (Koreaans)
30 sec / 1 min / 2 min / Off (uit)
2 min / 5 min
Mass Storage(Massageheugen) /
PTP (PictBridge)
NTSC / PAL
Format (formatteren) / Cancel (annuleren)
Reset (terugstellen) / Cancel (annuleren)
Instellingen tabmenu
APPENDIX
221
Weergavefunctie (PLAY)
PLAY (weergave) tabmenu
* Er zijn drie indicatorflitspatronen. Patroon 1 knippert eens per
seconde, patroon 2 knippert tweemaal per seconde en patroon 3
knippert 4 maal per seconde. De onderstaande tabel geeft een
verklaring van de diepere betekenis van elk flitspatroon.
Indicator referentie
De camera heeft twee indicators: een bedrijfsindicator en
een zelfontspannerindicator. Deze indicators gaan branden
en knipperen om de huidige status van de camera te tonen.
ZelfontspannerindicatorBedrijfsindicator
Start (starten) / Images (beelden) / Time (tijd) /
Interval (tussenpauze) / Cancel (annuleren)
9 frames (9 beelden) / 1 frame (1 beeld) /
Cancel (annuleren)
Cut (knippen) (voor) /
Cut (knippen) (tussenin) /
Cut (knippen) (na) /
Cancel (annuleren)
Select images (beelden selecteren) / All
images (alle beelden) / Cancel (annuleren)
On (aan) / All Files : On (alle bestanden : aan)
/ Cancel (annuleren)
Rotate (roteren) / Cancel (annuleren)
1600
×
1200 / 1280
×
960 / 640
×
480 /
Cancel (annuleren)
Built-in (ingebouwd)
Card (kaart) /
Card (kaart)
Built-in (ingebouwd) /
Cancel (annuleren)
Slideshow
(diashow)
MOTION PRINT
(Bwegende afdruk)
Movie Editing
(Filmbeheer)
DPOF
Protect
(beveiligen)
Rotation (rotatie)
Resize (afmetingen
heraanpassen)
Trimming
(trimmen)
Dubbing (dubben)
Copy (kopiëren)
Instellingen tabmenu
De inhoud van het insteltabmenu van de weergavefunctie
(PLAY) is identiek aan de inhoud van het insteltabmenu
van de opnamefunctie (REC).
B
APPENDIX
222
Opnamefuncties (REC)
Bedrijfsindicator
Betekenis
Zelfontspan-
nerindicator
Groen
Brandt
Brandt
Patroon 3
Brandt
Patroon 2
Patroon 1
Rood
Patroon 3
Brandt
Patroon 2
Rood
Patroon 1
Patroon 2
Werking (spanning aan, opname
mogelijk)
Flitser is aan het opladen.
Opladen van flitser is voltooid.
Autofocus werkt goed.
Autofocus kan niet worden
uitgevoerd.
Sluimertoestand
Opslaan van beeld
Opslaan van filmdata/verwerken
van beelddata
Aftellen van zelfontspanner
(10 - 3 seconden)
Aftellen van zelfontspanner
(3 - 0 seconden)
Opladen van flitser is onmogelijk
Groen Rood Rood
Patroon 3
Patroon 3
BELANGRIJK!
Bij gebruik van de geheugenkaart mag u de kaart
nooit uit de camera verwijderen wanneer de groene
bedrijfsindicator aan het knipperen is. Hierdoor
kunnen namelijk alle opgenomen beelden verloren
gaan.
Geheugenkaart problemen /
Geheugenkaart is niet geformatteerd.
/ BEST SHOT instelling kan niet
worden geregistreerd.
Geheugenkaart is geblokkeerd. /
map kan niet worden gecreëerd. /
Geheugen is vol. / Schrijf foutlezing
Lege accu waarschuwing
Kaart formatteren
Spanning wordt (langzaam)
uitgeschakeld
Patroon 2
Brandt
Patroon 3
Bedrijfsindicator
Betekenis
Zelfontspan-
nerindicator
APPENDIX
223
Weergavefunctie (PLAY)
Groen
Brandt
Patroon 3
Rood
Patroon 2
Brandt
Patroon 3
Rood
Werking (spanning aan, opname
mogelijk)
Eén van de volgende bewerkingen
wordt uitgevoerd: wissen, DPOF,
beeldbeveiliging, kopiëren,
formatteren, stapsgewijs
uitschakelen van de spanning,
herformatteren van het beeld, beeld
trimmen, na-opname, MOTION
PRINT (bewegend beeld
afdrukken), filmmontage
.
Geheugenkaart problemen /
Geheugenkaart is niet geformatteerd.
Geheugenkaart is geblokkeerd. /
Map kan niet worden gecreëerd. /
Geheugen is vol.
Lege accu waarschuwing
Bedrijfsindicator
Betekenis
Zelfontspan-
nerindicator
Snelle oplaadeenheid
De snelle oplaadeenheid heeft een [CHARGE] indicator die
gaat branden of knipperen in overeenstemming met de
werking van de snelle oplaadeenheid.
[CHARGE]
indicator
Betekenis
Kleur
Rood
Groen
Rood
Oranje
Status
Brandt
Brandt
Knippert
Brandt
Opladen
Opladen voltooid
Abnormaliteit van de snelle oplaadeenheid of
de accu
Oplaad standby toestand (omringende
temperatuur is te hoog of te laag).
[CHARGE] indicator [CHARGE] indicator
APPENDIX
224
Spanning gaat niet aan.
De camera begint zichzelf
ineens uit te schakelen.
Het beeld wordt niet
opgenomen bij indrukken
van de sluitertoets.
Autofocus stelt niet goed
scherp.
1) De accu is onjuist ingelegd.
2) De accu is leeg.
1) De automatische stroomonderbreker is
geactiveerd (pagina 52).
2) De accu is leeg.
1) De weergavefunctie (PLAY) van de camera is
ingeschakeld.
2) De flitsereenheid wordt opgeladen.
3) Het geheugen is vol.
1) De lens is vuil.
2) Het onderwerp bevindt zich niet in het midden
van het scherpstelkader tijdens de compositie
van het beeld.
3) Het onderwerp dat u aan het opnemen bent is
van een type dat niet past bij de
autofocusfunctie (pagina 65).
4) De camera wordt bewogen.
1) Plaats de accu in de juiste richting (pagina 42).
2)
Laad de accu op (pagina 37). Als de accu na het
opladen weer snel leeg raakt, betekent dat dat de
accu het einde van zijn levensduur heeft bereikt en
te worden vervangen. Schaf een los verkrijgbare
oplaadbare lithium-ion accu NP-40 aan.
1) Schakel de spanning opnieuw in.
2) Laad de accu op (pagina 37).
1) Selecteer m.b.v. de functiedraairegelaar de op
dat moment geselecteerde opnamefunctie
(pagina 59).
2) Wacht totdat de flitsereenheid stopt met
knipperen.
3) Schrijf bestanden die u wilt houden naar uw
computer en wis daarna de bestanden van het
camerageheugen of gebruik een andere
geheugenkaart.
1) Reinig de lens.
2) Let er op dat het onderwerp zich binnen het
scherpstelkader bevindt tijdens de compositie
van het beeld.
3) Stel met de hand scherp (pagina 86).
4) Zet de camera op een statief.
Stoomvoorziening
Beeldopname
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Gids voor het oplossen van moeilijkheden
APPENDIX
225
Het onderwerp is niet
scherp bij het opgenomen
beeld.
De flitser flitst niet.
De camera schakelt
zichzelf langzaam uit
tijdens het aftellen van de
zelfontspanner.
Het beeld op het
beeldscherm is niet scherp.
Opgenomen beelden
worden niet in het
geheugen opgeslagen.
Er was niet scherpgesteld op het beeld.
1) (flitser uit) is geselecteerd als de flitsfunctie.
2) De accu is leeg.
3) Een filmfunctie (filmfunctie, voorafgaande
filmfunctie, korte filmfunctie, MOVIE BEST
SHOT functie) is ingeschakeld bij de camera.
4) Een scène die
(flitser uit) selecteert als de
flitsfunctie is geselecteerd bij de BEST SHOT
functie.
De accu is leeg.
1) U gebruikt de handmatige scherpstelfunctie en
u heeft niet scherpgesteld op het beeld.
2) U probeert de macrofunctie (
) te gebruiken
tijdens het opnemen van een landschap of
tijdens het maken van een portret.
3) U probeert autofocus of de oneindig-functie
( ) te gebruiken bij het opnemen van een
close-up shot.
1) De camera schakelt zichzelf uit voordat het
opslaan van beelden naar het geheugen
voltooid is.
2) Verwijderen van de geheugenkaart voordat het
opslaan voltooid is.
Bij het maken van de compositie van het beeld
dient u er op te letten dat.
1) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 69).
2) Laad de accu op (pagina 37).
3) Selecteer een andere opnamefunctie (pagina
59).
4) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 69)
of een andere BEST SHOT scène (pagina 100).
Vervang de accu (pagina 37).
1) Stel scherp op het beeld (pagina 86).
2) Gebruik autofocus voor het opnemen van
landschappen en voor het maken van
portretten.
3) Gebruik de macrofunctie (
) voor close-ups.
1) Als de accu indicator toont, dient u de
accu zo snel mogelijk op te laden (pagina 37).
2) Verwijder de geheugenkaart nooit voordat het
opslaan voltooid is.
Beeldopname
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
APPENDIX
226
Dit is een CCD fenomeen dat bekend staat als
verticale vegen en duidt niet op defecten bij de
camera. Merk op dat verticale vegen niet samen
met een foto opgenomen wordt maar wel bij het
maken van een film.
Schakel over naar handmatig scherpstellen of
panfocus hetgeen het geluid van de werking van
de autofocus zal elimineren (paginas 85, 86).
1) Neem op binnen het toegelaten bereik.
2) Schakel over naar handmatig scherpstellen
(pagina 86) of panfocus (pagina 85).
3) U kunt de camera even op een ander
onderwerp proberen te richten. Dit kan het
probleem soms oplossen.
Verlicht het onderwerp door een licht of
schijnwerper o.i.d.
Verticale lijnen op het
beeldscherm
Ruis in het geluid
Beelden die niet scherp
zijn
Digitale ruis in beeld
Bij opnamen van een bijzonder licht onderwerp
kan een verticale gordel verschijnen over het
beeld op het beeldscherm.
Geluid van de werking van autofocus, de zoom en
de lensopening.
1) Het onderwerp bevindt zich buiten het bereik
van de camera.
2) Het onderwerp is van een type waarop het
moeilijk is om scherp te stellen.
3) Het onderwerp is niet geschikt voor autofocus.
De gevoeligheid wordt automatisch verhoogd voor
donkere onderwerpen. Een grotere gevoeligheid
verhoogt tevens de kans op digitale ruis.
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Films
APPENDIX
227
Overige
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Weergave
Plaats de camera zodanig dat zonlicht niet direct
in de lens kan schijnen.
Deze camera kan niet-DCF beelden niet tonen die
met een andere digitale camera op een
geheugenkaart zijn opgenomen.
Verwijder de accu uit de camera, leg hem opnieuw
in en probeer opnieuw.
Ontkoppel de USB kabel na eerst te hebben
bevestigd dat de computer geen toegang aan het
verkrijgen is tot het geheugen van de camera.
1) Controleer alle aansluitingen.
2) Installeer de USB driver op uw computer
(pagina 183).
3) Schakel de camera in.
Zonlicht of licht van een andere lichtbron schijnt
tijdens het opnemen direct in de lens.
Een geheugenkaart met niet-DCF beelden die
opgenomen zijn met een andere camera bevindt
zich in de camera.
Problemen met het elektronische circuit hetgeen
veroorzaakt wordt door elektrostatische lading,
een harde stoot, enz. terwijl de camera
aangesloten was op een ander apparaat.
USB communicatie vindt plaats.
1) De USB kabel is niet juist aangesloten.
2) De USB driver is niet geïnstalleerd.
3) De camera is uitgeschakeld.
De kleur van het
weergavebeeld verschilt
van het beeld op het
beeldscherm tijdens het
opnemen.
Beelden worden niet
getoond.
Geen van de toetsen en
schakelaars werkt.
Het beeldscherm is
uitgeschakeld.
Het is niet mogelijk
bestanden via een USB
aansluiting over te
schrijven.
APPENDIX
228
Mocht u problemen ondervinden bij het installeren van de USB driver
U kunt de USB driver mogelijk niet correct installeren als u de USB kabel gebruikt om de camera op een computer aan te
sluiten die draait onder Windows voordat u de USB driver geïnstalleerd heeft van de CD-ROM die meegeleverd wordt met de
camera, of als reeds een ander type driver geïnstalleerd is. Hierdoor wordt het voor de computer onmogelijk om de digitale
camera te herkennen wanneer deze wordt aangesloten. Mocht dit het geval zijn dan dient u de USB driver van de camera
opnieuw te installeren. Zie het Lees mij bestand van de USB driver op de CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera
voor informatie aangaande het opnieuw installeren van de USB driver.
APPENDIX
229
Tonen van boodschappen
Battery is low.
Can not find the file.
Cannot register any
more files.
Card ERROR
De accu is leeg.
De camera kan een beeld niet vinden dat
gespecificeerd wordt in de “Images” (beelden)
instelling. Specificeer een ander beeld (pagina 144).
• U probeert een BEST SHOT dècor op te slaan
terwijl er reeds 999 dècors opgeslagen zijn in de
“SCENE” map of een MOVIE BEST SHOT terwijl
er reeds 999 dècors opgeslagen zijn in de
“MSCENE” map.
Er trad een probleem op bij de geheugenkaart.
Schakel de camera uit, verwijder de kaart en steek
hem opnieuw is. Mocht dezelfde boodschap
verschijnen, formatteer dan de geheugenkaart
(pagina 169).
BELANGRIJK!
Het formatteren van de geheugenkaart wist alle
bestanden op de geheugenkaart uit. Probeer
eerst eventuele werkbare bestanden naar een
computer of een ander opslagmedium over te
schrijven voordat u de geheugenkaart formatteert.
• U probeert de camera aan te sluiten op een
printer terwijl de USB aansluitingen van de
camera niet compatibel zijn met de USB van de
printer (pagina 177).
U probeert aan te sluiten op een computer waarbij
geen USB driver geïnstalleerd is (pagina 183).
De accu is leeg zodat het opgenomen beeld niet
kon worden opgeslagen.
Deze boodschap verschijnt wanneer u een beeld
probeert op te slaan terwijl er 9999 bestanden
opgeslagen zijn in de 999ste map. Wis bestanden
die u niet langer nodig heeft als u meer bestanden
wilt opnemen (pagina 152).
Er is iets fout met de lensmodule. Neem contact op
met de winkel of met een door CASIO erkende
onderhoudswerkplaats.
Tijdens de printerfunctie van de camera als het
papier bij printer op is.
Het geheugen is vol. Wis bestanden die u niet
langer nodig heeft als u meer bestanden wilt
opnemen (pagina 152).
Eén van de volgende problemen trad op tijdens het
afdrukken.
• De spanning van de printer is uitgeschakeld.
• Interne fout bij printer
Check Connections!
File could not be
saved because
battery is low.
Folder cannot be
created
LENS ERROR
Load Paper!
Memory Full
Printing Error
-
C
APPENDIX
230
Record Error
Replenish Ink!
SYSTEM ERROR
The card is locked.
There are no files.
There are no printing
images.
Set up DPOF.
There is no image to
register.
Tijdens het opslaan van beelddata kon om de één of
andere reden de beelddata niet gecomprimeerd
worden.Voer de opname van het beeld nogmaals uit.
Tijdens de printerfunctie van de camera als de inkt bij
de printer bijna of geheel op is.
Uw camerasysteem is beschadigd. Neem contact
op met een CASIO onderhoudswerkplaats.
De LOCK schakelaar van de SD geheugenkaart is
vergrendeld. U kunt beelden niet opslaan op of
wissen van een geheugenkaart die vergrendeld is.
Er bevinden zich geen bestanden in het
ingebouwde geheugen of in de geheugenkaart.
Er zijn geen DPOF instellingen die de beelden en
het aantal kopiën ervan specificeren voor elke
drukklus.
Configureer de vereiste DPOF instellingen (zie
pagina 175).
Het beeld of de film waarvan u de instellingen
probeert op te slaan, wordt niet ondersteund door
BEST SHOT of MOVIE BEST SHOT.
This card is not
formatted.
This file cannot be
played.
This function cannot
be used.
This function is not
supported for this
file.
De geheugenkaart in de camera is niet
geformatteerd. Formatteer de geheugenkaart
(pagina 169).
Het beeldbestand of het audiobestand is
beschadigd of is van een type dat niet door deze
camera kan worden getoond.
U probeerde bestanden te kopiëren van het
ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart in
de camera terwijl er zich geen geheugenkaart
bevindt in de camera (pagina 170).
De functie die u probeert uit te voeren wordt niet
ondersteund voor het bestand waarop u de functie
probeert uit te voeren.
APPENDIX
231
Dataformaat
Snapshots
Kwaliteit
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Beeldbestandsgrootte
(naar schatting)
2,1MB
1,7MB
1,3MB
2,0MB
1,6MB
1,1MB
1,64MB
1,23MB
630KB
1,05MB
710KB
370KB
680KB
460KB
250KB
190KB
140KB
90KB
Ingebouwd
flash-geheugen
7,5 MB
3 opnamen
3 opnamen
5 opnamen
3 opnamen
4 opnamen
6 opnamen
4 opnamen
5 opnamen
10 opnamen
6 opnamen
9 opnamen
18 opnamen
10 opnamen
15 opnamen
28 opnamen
36 opnamen
47 opnamen
75 opnamen
SD
geheugenkaart*
256 MB
116 opnamen
131 opnamen
178 opnamen
118 opnamen
146 opnamen
207 opnamen
143
opnamen
184
opnamen
356
opnamen
215
opnamen
319
opnamen
623
opnamen
332
opnamen
509
opnamen
924
opnamen
1188
opnamen
1559
opnamen
2495
opnamen
Bestandsgrootte
(beeldpunten)
2560
×
1920
2560
×
1712
(3:2)
2048
×
1536
1600
×
1200
(UXGA)
1280
×
960
(SXGA)
640
×
480
(VGA)
Technische gegevens
Product ............................... Digitale camera
Model .................................. EX-P505
Camerafunctie
Beeldbestandformaat
Snapshots ....................... JPEG (Exif Ver. 2.2); DCF (Design rule
for Camera File system)
1.0 standaard; voldoet aan DPOF
Films ................................ AVI (MPEG-4)
Audio (geluid) .................. WAV
Opnamemedia .................... 7,5MB ingebouwd flash-geheugen
SD geheugenkaart
MultiMediaCard (MMC)
APPENDIX
232
Films
Beeld-
formaat
HQ
640
×
480
Normal
640
×
480
LP
320
×
240
Maximale
opnametijd
per
bestand
Totdat het
geheugen
vol is
Totdat het
geheugen
vol is
Totdat het
geheugen
vol is
Geschatte
datasnelheid
(beeldsnelheid)
4,2 megabits
per seconde
(30 beelden/
seconde)
2,2 megabits
per seconde
(30 beelden/
seconde)
790 kilobits
per seconde
(15 beelden/
seconde)
Geschatte
opnametijd voor
het ingebouwde
flash-geheugen
7,5 MB
14 seconden
28 seconden
77 seconden
Geschatte
opnametijd
voor SD
geheugenkaart
256 MB
8 minuten
en
10 seconden
15 minuten
en
34 seconden
42 minuten
en
46 seconden
* Gebaseerd op Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. producten.
De capaciteit hangt af van de het merk van de geheugenkaart.
* Vermenigvuldig de capaciteit in de tabel met de geschatte
waarde om het aantal beelden te verkrijgen dat op een
geheugenkaart van een andere capaciteit kan worden
opgeslagen.
Wissen ................................ Enkel bestand, alle bestanden (met
beveiliging)
Effectieve beeldpunten ..... 5,0 miljoen
Beeldelement ..................... 1/2,5-inch vierkante beeldpunten
kleuren CCD
(totaal aantal beeldpunten: 5,25
miljoen)
Lens/brandpuntsafstand
Lenzen ............................. F3,3 (groothoek) 3,6 (telelens);
f=6,3 (groothoek) 31,5 mm
(telelens) (gelijkwaardig aan ca. 38
(groothoek) 190 mm (telelens) voor
35 mm film)
10 lenzen in 8 groepen met asferische
(niet ronde) lens
Zoom ................................... 5X optische zoom, 8X digitale zoom
(40X in combinatie met optische zoom)
Scherpstellen ..................... Contrast detectie autofocus
Scherpstelfuncties: autofocus,
macrofunctie, oneindigfunctie,
handmatige scherpstelling
AF gebied: Spot (puntmeten),
panfocus (alleen films), multi
(meervoudig meten), free (vrij meten)
APPENDIX
233
Lensopening ...................... F3.3, 3.7, 4.4, 5.2, 6.2, 7.4
Door gebruik van de optische zoom
verandert de lensopening.
Witbalans ............................ Automatisch, vast ingesteld
(7 functies), handmatig overschakelen
Gevoeligheid ...................... Fotos: Auto, ISO 50, ISO 100,
ISO 200, ISO 400
Films: Auto (gelijkwaardig aan
ISO 100 ISO 1600)
Zelfontspanner .................. 10 seconden, 2 seconden, drievoudige
zelfontspanner
Ingebouwde flitser
Flitserfuncties .................. AUTO (automatisch), ON (aan), OFF
(uit), rode ogenreductie
Flitsbereik ........................ 0,4 3,0 meter
(ISO gevoeligheid: Auto (automatisch))
* Hangt af van de zoomfactor.
Opnamefuncties ................ Foto; foto met geluid; macrofunctie;
zelfontspanner; BEST SHOT; film met
geluid (film, voorafgaande film, korte
film, MOVIE BEST SHOT)
Het geluid van films is in stereo.
Overige audio is in mono.
Geschat scherpstelbereik (van het oppervlak van de lens)
Autofocus ........................ Fotos: 40 cm
Films: 10 cm
Macro .............................. 1 cm 50 cm
Oneindigfunctie ...............
Handmatig ....................... 1 cm
Bij het gebruik van de digitale zoom
veranderen de hier boven
aangegeven waarden.
Belichtingsregeling
Lichtmeting ...................... Multi-patroon meten, centrum-
georiënteerd meten, puntmeten door
de CCD
Belichting ......................... Programma AE
Belichtingscompensatie ... 2EV +2EV (1/3EV eenheden)
Sluiter .................................. CCD elektronische sluiter, mechanische
sluiter
Fotofunctie (automatisch)/
lensopeningprioriteit AE: 1/8ste 1/
2000ste seconde
Sluitersnelheidprioriteit AE/
handmatige belichting: 60 1/2000ste
seconde
De bovenstaande snelheden zijn niet
van toepassing bij gebruik van een
BEST SHOT dècor.
B
APPENDIX
234
Audio opnametijd
Audio snapshot ............... Circa max. 30 seconden per beeld
Post-opname ................... Circa max. 30 seconden per beeld
Beeldscherm ...................... 2,0-inch TFT kleuren LCD
84.960 beeldpunten (354
×
240)
Zoeker ................................. Beeldscherm
Tijdbijhoud functies .......... Ingebouwde digitale kwartsklok
Datum en tijd .................... Opgenomen met beelddata
Automatisch kalender ...... Tot 2049
Wereldtijd ......................... City (stad), Date (datum), Time (tijd),
Summer time (zomertijd), 162 steden
in 32 tijdzones
Ingangs/
uitgangsaansluitingen ...... Netadapter (DC IN 4,5V); USB/AV
poort (NTSC/PAL, stereo geluid)
USB ..................................... Compatibel met USB 2.0 Hi-Speed
(snelle USB verbinding)
Microfoons ......................... Stereo
Luidspreker ........................ Mono
Spanningsvereisten
Spanningsvereisten .......... Oplaadbare lithium-ion accu
(NP-40)
×
1
Levensduur accu (naar schatting):
De bovenstaande waarden geven de hoeveelheid tijd aan bij de voorwaarden
die hieronder vermeld staan totdat de spanning automatisch uitgeschakeld
wordt doordat de accu leeg is. Deze waarden zijn echter geen garantie dat de
accu inderdaad de aangegeven gebruiksduur zal verstrekken. Een lage
temperatuur zal de gebruiksduur van de accu verkorten.
Gebruiksduur van accu (benadering)
220 fotos (110 minuten)
550 fotos (110 minuten)
200 minuten
120 minuten
Bewerking
Aantal fotos (CIPA standaard)*
1
(werkingstijd)
Aantal fotos, doorlopende
opname*
2
(werkingstijd)
Doorlopende weergave van
Snapshots
*
3
Doorlopende filmopname *
4
Ondersteunde accu: NP-40 (nominale capaciteit: 1230mAh)
Opslagmedium: SD geheugenkaart
*1 Aantal fotos (CIPA standaard)
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Zoomen van de volledige groothoek- tot de volledige telefotostand elke
30 seconden, waarbij telkens twee beelden worden opgenomen,
waarvan één met flits; de spanning wordt na elke 10 opgenomen
beelden uit- en weer ingeschakeld.
APPENDIX
235
*2 Omstandigheden bij doorlopende opname
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Flitser: Uitgeschakeld
Beeld opgenomen na elke 12 seconden, wisselend tussen volledige
groothoek en volledige telefoto.
*3 Omstandigheden bij doorlopende snapshot weergave
Temperatuur: 23°C
Bladeren naar het volgende beeld na elke 10 seconden
*4 Geschatte tijd voor doorlopende filmopname zonder te zoomen.
Stroomverbruik .................. 4,5 V gelijkstroom, ca. 4,6 W
Afmetingen ......................... 98,5 (B)
×
55,5 (H)
×
73,5 (D) mm
(exclusief uitsteeksels
Gewicht ............................... Ca. 215 g
(exclusief accu en accessoires)
Gebundelde accessoires .. Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40);
snelle oplaadeenheid (BC-30L),
netsnoer; USB kabel; AV kabel;
polsriem; lensdop; dophouder;
Zonnekap; CD-ROMs (2);
basisreferentie
Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40)
Nominale spanning ........... 3,7 V
Nominale capaciteit .......... 1230 mAh
Bedrijfstemperatuur
bereik .................................. 0°C 40°C
Afmetingen ......................... 38,5 (B)
×
38,0 (H)
×
9,3 (D) mm
Gewicht ............................... Ca. 34 g
Snelle oplaadeenheid (BC-30L): Type met netsnoer
Spanningsvereisten .......... 100 V 240 V wisselstroom, 0,13 A,
50/60 Hz
Uitgangsspanning ............. 4,2 V gelijkspanning, 900 mA
Oplaadtemperatuur ........... 5°C 35°C
Oplaadbaar batterijtype .... Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40)
Tijd tot volledig opladen .... Ca. 2 uur
Afmetingen ......................... 80 (B)
×
55 (H)
×
30 (D) mm
(exclusief uitsteeksels)
Gewicht ............................... Ca. 60 g
APPENDIX
236
Snelle oplaadeenheid (BC-30L) : Insteektype
Spanningsvereisten .......... 100 V 240 V wisselstroom, 0,13 A,
50/60 Hz
Uitgangsspanning ............. 4,2 V gelijkstroom, 900 mA
Oplaadtemperatuur ........... 5°C 35°C
Oplaadbaar batterijtype .... Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40)
Tijd tot volledig opladen .... Ca. 2 uur
Afmetingen ......................... 80 (B)
×
55 (H)
×
25 (D) mm
(exclusief uitsteeksels)
Gewicht ............................... Ca. 63 g
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236

Casio EX-P505 Handleiding

Categorie
Tv's
Type
Handleiding