Casio EX-Z850 Handleiding

Type
Handleiding
D
Digitale Camera
EX-Z850
Gebruiksaanwijzing
Gefeliciteerd met de aanschaf van dit
CASIO product.
Voordat u het in gebruik neemt dient u
eerst de voorzorgsmaatregelen in deze
gebruiksaanwijzing aandachtig door te
lezen.
Houd de gebruiksaanwijzing daarna op
een veilige plaats voor latere naslag.
Bezoek de officiële EXILIM website
http://www.exilim.com/ voor de meest
recentelijke informatie voor dit product.
K844FCM1DMX
INLEIDING
2
INLEIDING
Uitpakken
Controleer dat alle hier getoonde items inderdaad meegeleverd zijn met de camera. Mocht er iets missen, neem dan zo snel
mogelijk contact op met de dealer.
Oplaadbare lithium-Ion Accu
(NP-40)
USB slede
(CA-31)
USB kabel Basisreferentie
Camera
Polsriem
Speciale netadapter (Inlaat type)
(AD-C52G)
Netsnoer
*
* De vorm van de
netstekker hangt af van
het land waar de
camera wordt
aangeschaft.
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft.
Speciale netadapter (Insteek type)
(AD-C52J)
CD-ROM AV kabel
INLEIDING
3
Inhoudsopgave
2 INLEIDING
Uitpakken ..................................................................... 2
Kenmerken ................................................................. 10
Voorzorgsmaatregelen ............................................... 14
19 SNELSTARTGIDS
Laad de accu eerst op! .............................................. 19
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen ........................................................... 20
Opnemen van een beeld ............................................ 21
Bekijken van een opgenomen beeld ......................... 22
Wissen van een beeld ................................................ 22
23 VOORBEREIDINGEN
Betreffende deze gebruiksaanwijzing ........................ 23
Algemene gids ........................................................... 24
Camera 24
USB slede 27
Inhoud van het beeldscherm ..................................... 28
Opnamefuncties (REC) 28
Weergavefunctie (PLAY) 32
Veranderen van de inhoud van het beeldscherm 33
Vastmaken van de polsriem ....................................... 35
Spanningsvereisten ................................................... 35
Inleggen van de oplaadbare accu 35
Opladen van de accu 37
Vervangen van de accu 41
Voorzorgsmaatregelen voor de stroomvoorziening 42
In- en uitschakelen van de camera 45
Configureren van de stroomspaarinstellingen 47
Gebruik van de in-beeld menus ................................ 48
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen ........................................................... 51
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen 52
54 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Opnemen van een beeld ............................................ 54
Specificeren van de opnamefunctie 54
Richten van de camera 55
Opnemen van een beeld 56
Gebruiken van de optische zoeker ............................ 62
Gebruiken van de zoom ............................................. 63
Optische zoom 63
Digitale zoom 65
INLEIDING
4
Gebruiken van de flitser ............................................. 67
Flitsereenheid status 70
Veranderen van de flitssterkte instelling 71
Gebruik van de flitserassistent (Flash Assist) 71
Gebruiken van de zelfontspanner .............................. 73
Specificeren van de beeldgrootte .............................. 76
Specificeren van de beeldkwaliteit ............................ 77
79 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Selecteren van de scherpstelfunctie ......................... 79
Gebruik van autofocus 80
Gebruik van de macrofunctie 83
Het gebruik van panfocus 84
Gebruik van de oneindig-functie 85
Gebruik van handmatig scherpstellen 85
Gebruik van de scherpstelvergrendeling 87
Belichtingscompensatie (EV verschuiving) ............... 88
Bijstellen van de witbalans ......................................... 89
Handmatig configureren van de witbalans 91
Specificeren van de belichtingsfunctie ...................... 92
Gebruik van lensopening prioriteit AE 92
Gebruiken van sluitersnelheid prioriteit AE 94
Met de hand instellen van de belichtingsinstellingen 96
Voorzorgsmaatregelen voor opname met de
belichtingsfunctie 97
Gebruik van de doorlopende sluiter .......................... 97
Gebruiken van de doorlopende sluiterfunctie
met normale snelheid 98
De doorlopende sluiterfunctie met hoge snelheid
gebruiken 99
De doorlopende sluiterfunctie met flits gebruiken 99
Gebruik van de zoom doorlopende sluiterfunctie 100
25-shot stop-actie beelden
(m.b.v. de meervoudige doorlopende sluiterfunctie) 101
Voorzorgsmaatregelen voor de doorlopende sluiter 102
Gebruiken van de BEST SHOT functie ................... 103
Afzonderlijk tonen van de voorbeelddecors 105
Creëren van uw eigen BEST SHOT instelling 106
Wissen van een BEST SHOT functie
gebruikersinstelling 108
Verminderen van de effecten van het bewegen
van uw hand of het bewegen van het onderwerp ... 108
Opnemen met een hogere gevoeligheid ..................110
Opnemen van beelden van naamkaartjes en
documenten (Business Shot) .................................... 111
Voordat u met Business Shot gaat opnemen 112
Gebruiken van de Business Shot instelling 112
Herstellen van een oude foto .................................... 113
Voordat u probeert een oude foto te herstellen 113
Opnemen van een oude foto 114
Opnemen van een ID foto ......................................... 116
Afdrukken van een ID foto 118
Opnemen van een film .............................................. 118
Specificeren van de kwaliteit van het filmbeeld 119
Opnemen van een standaard film (filmfunctie) 120
INLEIDING
5
Directe filminstellingen
(MOVIE BEST SHOT functie) .................................. 123
Het afzonderlijk tonen van MOVIE BEST SHOT
voorbeeldscenes 124
Creëren van uw eigen MOVIE BEST SHOT
instellingen 125
Opnemen van een korte film 126
Opnemen van een voorafgaande film 129
Opnemen met de opnamelamp (REC) .................... 130
Opnemen van audio ................................................. 131
Toevoegen van geluid aan een snapshot 131
Opnemen van spraak 133
Gebruiken van het histogram ................................... 134
Camera instellingen van de
REC (opname) functie ............................................. 137
Toewijzen van functies aan de [] en [] toetsen 137
In- en uitschakelen van het in-beeld raster 138
In- en uitschakelen van beeldcontrole 139
Gebruik van icoonhulp 139
Specificeren van de default instellingen bij
inschakelen van de spanning 140
Specificeren van de ISO gevoeligheid 142
Selecteren van de meetfunctie 143
Gebruiken van de filterfunctie 145
Speciferen van de contourscherpte 145
Specificeren van kleurverzadiging 146
Specificeren van het contrast 146
Fotos met datumafstempeling 147
Terugstellen (reset) van de camera 148
Gebruiken van het snelkoppelmenu (EX Menu) ..... 149
150 WEERGAVE
Elementaire weergavebediening ............................. 150
Weergave van een audio snapshot 151
Inzoomen op het weergegeven beeld ..................... 152
Afmetingen van een beeld heraanpassen ............... 153
Trimmen van een beeld ........................................... 154
Keystone correctie ................................................... 156
Het gebruiken van kleurherstelling om de
kleuren van een oude foto te corrigeren.................. 157
Bijstellen van de witbalans van een
opgenomen beeld .................................................... 159
Instellen van de helderheid van het beeld ............... 161
Weergeven en bewerken van een film .................... 162
Weergeven van een film 162
Weergave van een film met de anti-trilfunctie 164
Montage van een film 165
Vastleggen van een stilbeeld van een film
(MOTION PRINT) 168
Tonen van een 9-beelden scherm ........................... 170
Tonen van het kalenderscherm................................ 171
Spelen van een Slideshow (diashow) ..................... 172
Gebruik van de fotostandaardfunctie 174
Roteren van het displaybeeld .................................. 175
Toevoegen van audio aan een snapshot ................. 177
Heropnemen van het geluid 178
INLEIDING
6
Weergeven van een spraakopnamebestand ........... 179
Tonen van camerabeelden op een televisiescherm 180
Selecteren van het
video-uitgangssysteem 181
183 WISSEN VAN BESTANDEN
Wissen van een enkel bestand ................................ 183
Wissen van alle bestanden ...................................... 184
185 BEHEER VAN BESTANDEN
Mappen..................................................................... 185
Geheugenmappen en -bestanden 185
Beschermen van bestanden .................................... 186
Beveiligen van een enkel bestand 186
Beveiligen van alle bestanden 187
Gebruik van de FAVORITE folder ............................ 187
Kopiëren van een bestand naar de FAVORITE map 187
Tonen van een bestand in de FAVORITE map 189
Wissen van een bestand uit de FAVORITE map 190
Wissen van alle bestanden uit de FAVORITE map 190
191 ANDERE INSTELLINGEN
Configureren van de geluidsinstellingen ................. 191
Configureren van de geluidsinstellingen 191
Instellen van het geluidsniveau van de
bevestigingstoon 191
Instellen van het geluidsniveau voor de
weergave van films en audio snapshots 192
Specificeren van een beeld voor het
beginscherm ............................................................. 192
Specificeren van de bestandsnaam serienummer
generatiemethode .................................................... 193
Instellen van de klok ................................................ 194
Selecteren van uw thuistijdzone 194
Instellen van de huidige tijd en datum 195
Veranderen van de datumopmaak 195
Gebruiken van wereldtijd ......................................... 196
Tonen van het wereldtijdscherm 196
Configureren van wereldtijdinstellingen 196
Bewerken de datum en de tijd van een beeld ......... 197
Veranderen van de displaytaal ................................ 198
Veranderen van de helderheid van het
beeldscherm ............................................................. 199
Veranderen van het protocol van de USB poort ...... 200
Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY)
toets en spanning aan/uit functies ........................... 201
Formatteren van het ingebouwde geheugen........... 202
INLEIDING
7
203 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
Gebruiken van een geheugenkaart ......................... 204
Insteken van een geheugenkaart in de camera 204
Vervangen van de geheugenkaart 205
Formatteren van een geheugenkaart 206
Kopiëren van bestanden .......................................... 207
Kopiëren van alle bestanden in het
ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart 208
Kopiëren van een specifiek bestand van een
geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen 209
210 AFDRUKKEN VAN BEELDEN
DPOF .........................................................................211
Configureren van de afdrukinstellingen voor
een enkel beeld 212
Configureren van de afdrukinstellingen voor
alle beelden 213
Gebruiken van PictBridge en
USB DIRECT-PRINT ................................................ 214
Datumafdruk 218
PRINT Image Matching III ........................................... 219
Exif Print ................................................................... 219
220 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN
COMPUTER
Gebruik van de camera met een
Windows computer ................................................... 220
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer ................................................. 228
Gebruiken van een geheugenkaart om beelden
over te schrijven naar een computer ....................... 233
Geheugendata ......................................................... 234
DCF protocol 234
Geheugenmapstructuur 235
Door de camera ondersteunde beeldbestanden 236
INLEIDING
8
238 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN
COMPUTER
Gebruik van de camera met een
Windows computer ................................................... 238
Selecteren van het benodigde software 238
Systeemvereisten voor uw computer 240
Beheren van beelden op een PC 242
Retoucheren, oriënteren en afdrukken van fotos 245
Weergeven van een film 247
Monteren van films 250
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden) 252
Gebruikersregistratie 252
Verlaten van de menu applicatie 252
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer ................................................. 253
Selecteren van het benodigde software 253
Systeemvereisten voor uw computer 254
Beheren van beelden op een Macintosh 255
Weergave van een film op uw Macintosh 256
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden) 258
Registreren als cameragebruiker 258
259 APPENDIX
Menureferentie ......................................................... 259
Indicator referentie ................................................... 262
Gids voor het oplossen van moeilijkheden .............. 265
Mocht u problemen ondervinden bij het
installeren van de USB driver 270
Tonen van boodschappen 271
Technische gegevens .............................................. 273
INLEIDING
9
BELANGRIJK!
The inhoud van deze gebruiksaanwijzing is onder
voorbehoud en kan zonder voorafgaande
mededeling worden veranderd.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies
voortvloeiend uit het gebruik van deze
gebruiksaanwijzing.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor verlies of eisen tot
schadevergoeding door derden die voortvloeien uit
het gebruik van of defecten aan de EX-Z850.
CASIO COMPUTER CO., LTD. zal niet aansprakelijk
gesteld worden voor schade of verlies door u of door
derden door het gebruik van Photo Loader en/of
Photohands.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies door het
wissen van data als gevolg van een defect,
reparaties of het vervangen van de accu. Zorg er
altijd voor een reservekopie te maken van
belangrijke data op andere media om u in te dekken
tegen verlies.
Merk op dat de voorbeeldschermen en
productafbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing
ietwat kunnen afwijken van de schermen en
configuratie van de camera in werkelijkheid.
Het SD logo is een geregistreerd handelsmerk.
Windows, Internet Explorer, Windows Media en
DirectX zijn geregistreerde handelsmerken van
Microsoft Corporation.
Macintosh en QuickTime zijn handelsmerken van
Apple Computer, Inc.
MultiMediaCard is een handelsmerk van Infineon
Technologies AG van Duitsland en onder licentie bij
MultiMediaCard Association (MMCA).
Adobe en Reader zijn ofwel geregistreerde
handelsmerken of handelsmerken van Adobe
Systems Incorporated in the US en/of andere landen.
Ulead is een handelsmerk van Ulead Systems,Inc.
Namen van andere fabrikanten, producten en
diensten die gebruikt worden in deze
gebruiksaanwijzing kunnen ook handelsmerken of
dienst merken zijn van anderen.
Photo Loader en Photohands zijn eigendom van
CASIO COMPUTER CO., LTD. Met uitzondering van
het bovengenoemde, vallen alle auteursrechten en
andere gerelateerde rechten van deze applicaties
aan CASIO COMPUTER CO., LTD.
INLEIDING
10
LCD paneel
Het LCD paneel is een product van de nieuwste LCD
fabrikagetechnologie die een beeldpundeffecttiviteit van
99,99% behaalt. Dat betekent dat minder dat 0,01% van
het totaal aan beeldpunten defect is (d.w.z. ze gaan niet
branden of ze blijven juist altijd branden.
Door auteursrechten opgelegde beperkingen
Behalve met als doeleinde uw eigen persoonlijke genoegen
is het kopiëren van snapshotbestanden, filmbestanden en
audiobestanden zonder toestemming in overtreding met
auteursrechten en internationale verdragen. Het tegen
vergoeding of gratis distribueren van dergelijke bestanden
aan derden via het internet zonder toestemming van de
eigenaar van de auteursrechten is in overtreding met de
wetgeving ten aanzien van auteursrechten en
internationale verdragen.
Kenmerken
8,1 miljoen effectieve beeldpunten
De CCD voorziet in 8,32 miljoen beeldpunten voor
beelden met een uitstekende resolutie en detail.
2,5-inch TFT LCD kleurenscherm
8,0 MB ingebouwd geheugen
Beelden kunnen opgenomen worden zonder gebruik van
een geheugenkaart.
Meegeleverd met een USB slede
De meegeleverd USB slede kan gebruikt worden voor het
opladen van de accu van de camera (pagina 37) en om
beelden via een televisietoestel te bekijken (pagina 180)
en voor het oversturen van beelden naar een computer
(pagina 238). Met de fotostandaardfunctie kunt u beelden
bekijken terwijl de camera op staat te laden op de slede
(pagina 174).
Opnamefunctie (REC) of weergavefunctie (PLAY)
inschakelen (pagina 45)
Druk op de [ ] (REC) of op de [ ] (PLAY) om de
camera in te schakelen en de gewenste functie in te
schakelen.
AF hulpverlichting (pagina 59)
Verbetert de nauwkeurigheid van de autofocus bij het
maken van foto’s als er weinig licht is.
B
INLEIDING
11
24X naadloze zoom (pagina 63)
3X optische zoom, 8X digitale zoom
Flitshulp (pagina 71)
Dit attribuut compenseert wanneer de flitsintensiteit niet
sterk genoeg is zodat beelden beter belicht worden.
Drievoudige zelfontspanner (pagina 73)
De zelfontspanner kan ingesteld worden om drie maal
automatisch te werken.
Automatische macrofunctie (pagina’s 81, 83)
De automatische macrofunctie schakelt over naar de
macrofunctie wanneer de afstand tussen de camera en
het onderwerp korter is dan het automatische
scherpstelbereik.
Snelsluiter (pagina 81)
Wanneer u de sluitertoets in zijn geheel indrukt zonder te
pauzeren zal de camera onmiddellijk het beeld opnemen
zonder te wachten totdat het automatische scherpstellen
(Auto Focus) uitgevoerd is. Dit maakt het mogelijk voor u
die speciale momenten op te nemen zonder dat u hoeft te
wachten voor automatische scherpstellen (Auto Focus).
Selectie van het autofocusgebied (pagina 82)
Wanneer de instelling Multi (multi-patroon) wordt
ingesteld voor het autofocus kader, neemt de camera
negen metingen op verschillende punten en selecteert
automatisch de beste.
Drie belichtingsfuncties (pagina 92)
Er zijn drie belichtingsfuncties die de lensopening en de
sluitersnelheid bepalen: lensopeningsprioriteit AE (A
functie), sluitersnelheidprioriteit AE (S functie) en
handmatige belichting (M functie).
Vijf doorlopende sluiterfuncties (pagina 97)
Naast de sluiterfunctie met normale snelheid kunt u ook
de doorlopende sluiterfunctie met hoge snelheid, de
doorlopende sluiterfunctie met flits, de doorlopende
sluiterfunctie met zoom of de meervoudige doorlopende
sluiterfunctie selecteren.
Beste shot (BEST SHOT) (pagina 103)
Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde
voorbeeldscenes er één en de camera zal de instellingen
maken voor de scene die u selecteerde. Dit is de handige
manier om instellingen snel en gemakkelijk te maken voor
mooie fotos. Nieuwe BEST SHOT voorbeelddecors
omvatten o.a. instellingen voor hoge gevoeligheid en de
anti-trilfunctie.
Business Shot (pagina 111)
De Business Shot instelling corrigeert automatisch
rechthoekige vormen zoals de beelden van naamkaartjes,
documenten, een witbord of soortgelijke voorwerpen
wanneer deze vanuit een hoek worden opgenomen.
INLEIDING
12
Herstellen van een oude foto (pagina 113)
U kunt de procedure in dit hoofdstuk gebruiken om een
oude, verbleekte foto te herstellen met de kleuren die
worden verstrekt door de moderne digitale
cameratechnologie.
ID fotofunctie (pagina 116)
Na opname van een portret kunt u een pagina afdrukken
met een aantal verschillende versies met standaard
afmetingen voor foto voor identiteitsbewijzen (ID).
Filmopname met geluid (pagina 118)
VGA grootte, met 30 beelden/seconde in MPEG-4 formaat
Een keuze van filmopnamefunctie (pagina 118)
Naast een filmfunctie (Movie) voor normale filmopname
kunt u ook de MOVIE BEST SHOT functie gebruiken om
één van de ingebouwde voorbeeldfilmscenes te
selecteren voor het instellen van de scene die u
selecteerde. MOVIE BEST SHOT scenes omvatten
Short Movie (korte film - voor het opnemen van korte
filmpjes) en Past Movie (voorafgaande film - waarvan de
opname reeds vijf seconden begonnen is voordat u op de
sluitertoets heeft gedrukt).
Audio Snapshot functie (pagina 131)
Gebruik deze functie om snapshots op te nemen die
audio bevatten.
Spraakopname (pagina 133)
Snel en gemakkelijk opnemen van spraakdata.
Real-time RGB histogram (pagina 134)
Een in-beeld histogram laat u de belichting bijstellen
terwijl u bekijkt hoe dit de algehele beeldhelderheid
beïnvloedt, hetgeen het maken van shots bij moeilijke
belichtingsomstandigheden nu makkelijker maakt dan ooit
te voren.
EX menu (pagina 149)
Het EX menu geeft toegang tot vier vaak gebruikte
instellingen.
Keystone correctie (pagina 156)
Met een eenvoudige bedieningshandeling kunt u
keystone correctie aanbrengen, hetgeen nodig is
wanneer u het beeld van een (school) bord of een poster
vanuit een hoek opneemt.
Kleurcorrectie (pagina 157)
Neem gewoonweg het beeld van een oude foto op om de
kleuren ervan te herstellen.
Ingebouwde beeldbewerkingsfuncties
U kunt de witbalans (pagina 159) en helderheid (pagina
161) van beelden na opname met eenvoudige
bewerkingen veranderen.
Bewegende afdrukfunctie (MOTION PRINT)
(pagina 168)
Neem beelden van een film op en creëer stilbeelden die
geschikt zijn om te worden afgedrukt.
INLEIDING
13
Kalenderscherm (pagina 171)
Een simpele bedieningshandeling geeft een kalender met
een volledige maand weer op het beeldscherm van de
camera. Elk dag van de volledige maandkalender toont
een thumbnail van het eerste bestand dat op die datum
was opgenomen hetgeen het zoeken naar een bepaald
bestand gemakkelijker en sneller.
Wereldtijd (pagina 196)
Door een eenvoudige bediening wordt de huidige tijd
ingesteld voor de huidige plaats. U kunt uit 162 steden in
32 tijdzones kiezen.
Ondersteuning voor SD geheugenkaarten en MMC
(MultiMediaCard = multimedia kaart) voor
geheugenuitbreiding (pagina 203)
Digital Print Order Format (DPOF) (pagina 211)
Beelden kunnen gemakkelijk afgedrukt worden in de
gewenste volgorde door gebruik te maken van een
DPOF-compatibele printer. DPOF kan ook gebruikt
worden voor het specificeren van beelden en
hoeveelheden door professionele
afdrukdienstverleningen.
PictBridge en USB DIRECT-PRINT ondersteuning
(pagina 214)
Sluit direct aan op een printer die compatibel is met
PictBridge of USB DIRECT-PRINT en u kunt beelden
afdrukken zonder dit via de computer te doen.
PRINT Image Matching III Compatibel (pagina 219)
Beelden omvatten PRINT Image Matching III data (functie
instelling en andere camera instelinformatie). Een printer
die PRINT Image Matching III ondersteunt, leest deze
data en stemt het afgedrukte beeld daarop af zodat de
beelden er uit komen zoals u bedoeld had toen u ze
opnam.
DCF data opslag (pagina 234)
Het DCF (Design rule for Camera File system) data
opslagprotocol voorziet in beeld compatibiliteit tussen
camera en printers.
Bijgesloten met Photo Loader en Photohands
(pagina’s 242, 245, 255)
Uw camera wordt geleverd met Photo Loader, de
populaire applicatie die automatisch beelden laadt van uw
camera naar uw PC. Ook is Photohands bijgesloten, een
applicatie die het retoucheren van beelden versnelt en
vergemakkelijkt.
INLEIDING
14
Gebruik de flitser nooit als het te dicht bij de ogen van het
onderwerp is. Intens licht kan schade toebrengen aan het
gezichtsvermogen als de flitser op te korte afstand wordt
gebruikt, in het bijzonder geldt dit voor kinderen. Bij
gebruik van de flitser dient de camera minstens één
meter van de ogen van het onderwerp gehouden te
worden.
Houd de camera uit de buurt van water en andere
vloeistoffen en laat hem nooit nat worden. Vocht brengt
het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee.
Gebruik de camera nooit buiten in de regen of sneeuw, bij
de kust of op het strand, in de badkamer, enz.
Mocht een vreemd voorwerp of water de camera
binnendringen, schakel deze dan onmiddellijk uit.
Verwijder daarna de accu uit de camera en/of het
netsnoer van de netadapter uit het stopcontact en neem
contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende
CASIO onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de
camera onder deze omstandigheden wordt voortgezet,
brengt dit het gevaar op elektrische schok en brand met
zich mee.
Voorzorgsmaatregelen
Algemene voorzorgsmaatregelen
Let erop altijd de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen
na te leven wanneer u de EX-Z850 gebruikt.
Alle verwijzingen in deze gebruiksaanwijzing naar camera
verwijzen naar de CASIO EX-Z850 digitale camera.
Probeer nooit beelden op te nemen of het ingebouwde
display te gebruiken terwijl u een motorvoertuig aan het
besturen bent of terwijl u aan het lopen bent. Dit creëert
namelijk het gevaar op een ernstig ongeluk.
Probeer nooit de behuizing van de camera te openen of
zelf reparaties uit te voeren. Als de interne
hoogspanningscomponenten ontbloot worden, creëert dit
gevaar op elektrische schok. Laat onderhoud en
reparatiewerkzaamheden altijd over aan door een CASIO
erkende onderhoudswerkplaats.
Houd de kleine onderdelen en accesoires van deze
camera buiten het bereik van kleine kinderen. Mocht een
klein onderdeel per ongeluk ingeslikt worden, neem dan
onmiddellijk contact op met uw arts.
Richt de flitser nooit op een persoon die een
motorvoertuig aan het besturen is. Dit kan hinderlijk zijn
en het gevaar op een ongeluk met zich meebrengen.
INLEIDING
15
Mocht de behuizing van de camera ooit breken doordat
de camera gevallen is of op andere manier blootgesteld is
aan een ruwe behandeling, schakel dan onmiddellijk de
spanning uit. Verwijder daarna de accu van de camera
en/of haal de stekker van het netadaptersnoer uit het
stopcontact en neem contact op met de dichtstbijzijnde
CASIO erkende onderhoudswerkplaats.
Gebruik de camera nooit in een vliegtuig of een andere
plaats waar het gebruik ervan verboden is. Dit kan
namelijk het gevaar op een ongeluk met zich
meebrengen.
Materiële schade en defecten van deze camera kunnen
er toe leiden dat de in het geheugen opgeslagen data
gewist wordt. Maak altijd reservekopieën van data door
ze over te sturen naar het geheugen van een PC.
Open nooit het accudeksel, verbreek nooit de aansluiting
van de netadapter met de camera en trek deze nooit uit
het stopcontact terwijl een beeld wordt opgenomen. Niet
alleen maakt dit het onmogelijk de huidige beelden op te
nemen, het kan ook de andere beelddata beschadigen
die reeds opgeslagen waren in het bestandgeheugen van
de camera.
Mocht u ooit rook of een vreemde geur bespeuren bij de
camera, schakel de camera dan onmiddellijk uit. Er
daarbij op lettend dat u uw vingers niet brandt, verwijder
daarna de accu uit de camera en/of het netsnoer van de
netadapter uit het stopcontact en neem contact op met
uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende CASIO
onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de camera
onder deze omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit
het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee.
Overtuig u er eerst van dat er geen rook meer uit de
camera komt en neem de camera dan ter reparatie mee
naar de dichtstbijzijnde CASIO erkende
onderhoudswerkplaats. Probeer onderhoud en reparaties
nooit zelf uit te voeren.
Gebruik de netadapter nooit om andere apparatuur dan
deze camera van spanning te voorzien. Gebruik ook nooit
een andere netadapter dan de meegeleverde om deze
camera van spanning te voorzien.
Bedek de netadapter nooit met een plaid, een deken of
een andere afdekking terwijl hij gebruikt wordt en gebruik
de adapter ook niet bij een kachel.
Trek de stekker van het netadaptersnoer minstens eens
per jaar uit het stopcontact en reinig het gedeelte bij de
stekers van de stekker. Stof kan zich ophopen rond de
stekers en gevaar op brand met zich meebrengen.
INLEIDING
16
Voorzorgsmaatregelen bij data foutlezingen
Uw digitale camera is vervaardigd met digitale precisie-
onderdelen. Bij elk van de volgende omstandigheden
bestaat het gevaar op de beschadiging van data in het
bestandgeheugen.
Het verwijderen van de accu of de geheugenkaart of
het plaatsen van de camera op de USB slede terwijl
de camera zojuist bezig is met het opnemen van een
beeld of toegang heeft tot het geheugen
Het verwijderen van de accu, het verwijderen van de
geheugenkaart of het plaatsen van de camera in de
USB slede terwijl de groene bedrijfsindicator nog aan
het knipperen is nadat u de camera uitgeschakeld
heeft
Het verbreken van de aansluiting van de USB kabel of
het verwijderen van de camera uit de USB slede of het
loskoppelen van de netadapter van de USB slede
terwijl het versturen van data plaatsvindt
Lage batterijspanning
Andere abnormale omstandigheden
Elk van de bovengenoemde omstandigheden kan er toe
leiden dat een foutlezing op het scherm verschijnt (pagina
271). Volg de aanwijzingen in de melding om de oorzaak
van de foutlezing te elimineren.
Test voor het gebruik dat de camera goed
werkt!
Voordat u de camera gebruikt voor het maken van
belangrijke opnemen dient u eerst een aantal testbeelden
op te nemen om u zich er eerst van te overtuigen dat de
resultaten naar wens zijn en de camera juist
geconfigureerd is en u hem op de juiste wijze bediend.
INLEIDING
17
Condens
Wanneer u de camera binnen brengt op een koude dag of
op een andere manier blootstelt aan plotselinge
veranderingen in temperatuur, bestaat de mogelijkheid
dat condens zich kan gaan vormen op de buitenkant of op
de inwendige componenten. Condens kan defectieve
werking veroorzaken zodat u moet vermijden dat de
camera blootstaat aan omstandigheden die condens
kunnen veroorzaken.
Om te voorkomen dat condens überhaupt gevormd wordt,
dient u de camera in een plastic tas te plaatsen voordat u
hem naar een plaats brengt die veel warmer of kouder is
dan de huidige plaats. Laat de camera in de plastic tas
totdat de lucht in de tas de kans heeft gekregen om
dezelfde temperatuur als die van de nieuwe plaats heeft
bereikt. Mocht condens zich toch gevormd hebben,
verwijder dan de accu van de camera en laat het
accudeksel voor enkele uren open.
Voorwaarden voor juiste werking
Deze camera is ontworpen voor gebruik bij temperaturen
tussen 0°C en 40°C.
Gebruik de camera niet en berg hem niet op de volgende
plaatsen op.
Op plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht.
Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of
veel stof.
In de omgeving van airconditionings, kachels of
andere plaatsen die blootstaan aan extreme
temperaturen.
Binnenin een gesloten voertuig, in het bijzonder
wanneer deze in de zon geparkeerd staat.
Op plaatsen die blootstaan aan sterke trillingen.
INLEIDING
18
Onderhoud van uw camera
Vingerafdrukken, stof en anderszins bevuilen van de lens
kan op de juiste manier opnemen belemmeren. Raak de
lens nooit met de vingers aan. U kunt stofdeeltjes van de
lens verwijderen met een lensblazer. Veeg vervolgens het
oppervlak van de lens af met een zachte lensdoek.
Vingerafdrukken, vuil en andere ongewenste spullen op
de flitser kunnen storing veroorzaken bij een juiste
werking van de camera. Vermijd het aanraken van de
flitser. Mocht de flitser toch vuil worden, veeg hem dan af
met een zachte, droge doek.
Als de buitenkant van de camera gereinigd dient te
worden, veeg deze dan af met een zachte, droge doek.
Overige
Tijdens het gebruik kan de camera ietwat warm worden.
Dit duidt niet op een defect.
Stroomvoorziening
Gebruik enkel de speciale oplaadbare lithium-ion accu
NP-40 om deze camera van stroom te voorzien. Het
gebruik van een ander type accu wordt niet ondersteund.
Deze camera heeft geen gescheiden batterij voor de klok.
De instellingen voor de datum en de tijd worden
teruggesteld telkens wanneer via de accu en/of de USB
slede voor ongeveer 24 uur geen spanning wordt
toegevoerd aan de camera. Zorg er voor deze
instellingen opnieuw te configureren als de stroom wordt
onderbroken (pagina 194).
Lens
Oefen nooit te veel kracht uit bij het reinigen van het
oppervlak van de lens. Word dit toch gedaan, dan kan de
lens bekrast raken en defecten worden veroorzaakt.
U kunt mogelijk af en toe vervorming waarnemen in
bepaalde soorten beelden waarbij er een kleine buiging
optreedt bij lijnen die recht zouden moeten zijn. Dit komt
door de karakteristieken van de lens/het objectief en duidt
niet op een defect van de camera.
SNELSTARTGIDS
19
SNELSTARTGIDS
Laad de accu eerst op!
1.
Leg de accu in de camera
(pagina 35).
2.
Plaats de camera in de USB slede om de accu op te
laden (pagina 37).
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar
de camera wordt aangeschaft.
Het kost ongeveer 180 minuten voor de accu om volledig op te
laden.
1
2
3
21 Inlaat type
1 Insteek type
Oplaadindicator [CHARGE]
Opladen: licht rood op
Opladen voltooid: licht groen op
Stopnok
SNELSTARTGIDS
20
1.
Druk op de spanningstoets om de camera in te
schakelen.
2.
Gebruik [], [], [] en [] om de gewenste taal te
selecteren.
3.
Druk op [SET] om de taalinstelling te registreren.
4.
Selecteer het gewenste geografische gebied m.b.v.
[], [], [] en [] en druk vervolgens op [SET].
5.
Selecteer de gewenste stad m.b.v. [] en [] en
druk vervolgens op [SET].
6.
Selecteer de gewenste zomertijdinstelling m.b.v.
[] en [] en druk vervolgens op [SET].
7.
Selecteer de gewenste datumformaatinstelling
m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET].
8.
Stel de datum en de tijd in.
9.
Druk op [SET] om de klokinstellingen te registreren
en het instelscherm te verlaten.
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen
Let erop det volgende instellingen te configureren
voordat u de camera gebruikt voor het opnemen van
beelden.
Zie pagina 51 voor details.
Maakt u een fout tijdens het instellen van de taal of
de klok met de volgende procedure, dan dient u het
menu van de camera te gebruiken om instellingen
van de taal (pagina 198) of de klok (pagina 194)
afzonderlijk te veranderen.
1
2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
[]
[]
[][]
[SET]
C
SNELSTARTGIDS
21
Opnemen van een beeld
Zie pagina 54 voor details.
1.
Druk op [ ] (REC).
Hierdoor wordt de REC (opname) functie ingeschakeld.
2.
Zet de functiedraairegelaar op (snapshot
functie).
3.
Richt de camera op het onderwerp, gebruik het
beeldscherm of druk op de zoeker om het beeld
te componeren en druk daarna de sluitertoets
half in.
Nadat de camera klaar is met het automatische
scherpstellen wordt het scherpstelkader groen en gaat
de groene bedrijfsindicator branden.
4.
Houd de camera stil en druk de sluitertoets
voorzichtig geheel in.
Vergeet niet voordat u een in de handel verkrijgbare
geheugenkaart in gebruikt neemt, de kaart eerst te
formatteren met de formatteerprocedure van de camera.
Zie pagina 206 voor het formatteren van een
geheugenkaart.
3
4
1
2
Groene bedrijfsindictator
Scherpstelkader
Snapshotfunctie icoon
SNELSTARTGIDS
22
1
2
1
2, 3, 4, 5
1.
Druk op [ ] (PLAY).
2.
Druk op [] ( ).
3.
Laat het beeld zien dat u wilt uitwissen m.b.v. [] en
[].
4.
Selecteer Delete (wissen) m.b.v. [] en [].
Selecteer Cancel (annuleren) om de beeldwisfunctie te
verlaten zonder iets uit te wissen.
5.
Druk op [SET] om het beeld te wissen.
Wissen van een beeld
Zie pagina 183 voor details.
1.
Druk op [ ] (PLAY).
Hierdoor wordt de PLAY (weergave) functie
ingeschakeld.
2.
Blader m.b.v. [] en [] door de
beelden.
Bekijken van een opgenomen beeld
Zie pagina 150 voor details.
VOORBEREIDINGEN
23
VOORBEREIDINGEN
Toetsbediening
De bediening van toetsen wordt aangegeven door de
toetsnaam binnen haakjes ([ ]).
In-beeld tekst
De in-beeld tekst wordt altijd door dubbele
aanhalingstekens ( ) omsloten.
Dit hoofdstuk bevat informatie die u dient te weten
aangaande het gebruik van de camera en wat u dient te
doen voordat u daaraan gaat beginnen.
Betreffende deze gebruiksaanwijzing
Dit hoofdstuk bevat informatie over de afspraken die in
deze gebruiksaanwijzing worden gebruikt.
Terminologie
De volgende tabel definiëert de terminologie die in deze
gebruiksaanwijzing wordt gebruikt.
Deze term wordt in deze
gebruiksaanwijzing gebruikt:
camera
bestandgeheugen
accu
oplader
Betekenis:
De CASIO EX-Z850 digitale
camera
De plaats waar de camera
op het ogenblik beelden
opslaat die u opneemt
(pagina 56)
De NP-40 oplaadbare
lithium-ion accu
De los verkrijgbare CASIO
BC-30L
oplader
Deze term wordt in deze
gebruiksaanwijzing gebruikt:
Betekenis:
een opnamefunctie (REC)
digitale ruis
De op dat moment
geselecteerde
opnamefunctie (Snapshot,
BEST SHOT, filmopname,
MOVIE BEST SHOT,
spraakopname)
Kleine spikkels of sneeuw
in het opgenomen beeld of
op het beeldscherm
waardoor het beeld er
korrelig uitziet.
VOORBEREIDINGEN
24
Aanvullende informatie
BELANGRIJK! geeft belangrijke informatie aan
die u dient te weten om de camera op de juiste manier te
gebruiken.
LET OP geeft informatie aan die handig is bij het
bedienen van de camera.
Bestandgeheugen
De term bestandgeheugen in deze gebruiksaanwijzing is
een algemene term die slaat op de huidige plaats waar uw
camera de beelden die u opneemt aan het opslaan is. Dit
kan één van de volgende drie lokaties betreffen.
Het ingebouwde flash-geheugen van de camera
Een SD geheugenkaart die in de camera geladen is
Een MultiMediaCard die in de camera geladen is
Zie pagina 235 voor meer informatie aangaande hoe de
camera beelden opslaat.
Algemene gids
De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk
component, elke toets en elke schakelaar op de camera.
Camera
Voorkant
7
8
3 652
4
1
1 Zoomregelaar
2 Sluitertoets
3 Spanningstoets
4 Flitser
5 AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/
zelfontspanner indicator
6 Zoeker
7 Lens
8 Microfoon
VOORBEREIDINGEN
25
Achterkant Zijkant
A B C
D
I
E
H
F
G
09
[]
[]
[][]
[SET]
9 Zoeker
0 Bedrijfsindicator
A [ ]
(PLAY weergave)
toets
B [ ] (REC opname)
toets
C Functiedraairegelaar
D Polsriemring
E Insteltoets [SET]
F [][][][] toetsen
G Displaytoets [DISP]
H [MENU] toets
I Beeldscherm
J Luidspreker
K [ ] (doorlopende
sluiter) toets
L [EX] toets
K
L
J
VOORBEREIDINGEN
26
M
ONPQR
Onderkant
M Stopnok
N Geheugenkaartsleuf
O Accuvak
P Accudeksel
Q Aansluiting
R Statiefschroefgat
* Gebruik dit gat bij montage van een statief.
VOORBEREIDINGEN
27
Achterkant
Voorkant
USB slede
Door de CASIO digitale camera eenvoudigweg op de USB
slede te plaatsen wordt u in staat gesteld de volgende
taken te verrichten.
Opladen van de accu (pagina 37)
Bekijken van de beelden m.b.v. de Photo Stand diashow
functie (pagina 174).
Aansluitbaarheid op een televisie om beelden via het
beeldscherm van een televisietoestel te bekijken (pagina
180).
Direct aansluiten op een printer om afdrukken te maken
(pagina 215)
Automatisch oversturen van beelden naar een computer
(pagina 220)
BELANGRIJK!
Gebruik enkel de met de camera meegeleverde USB
slede (CA-31). Een slede van een ander type wordt
niet ondersteund.
7
8
6
1
2
3
5
4
1 Camera aansluiting
2 [USB] indicator
3 [USB] toets
4 Oplaadindicator
[CHARGE]
5 Fototoets [PHOTO]
6 [DC IN 5.3V]
gelijkspanningsingang
(netadapteraansluiting)
7 [ ] (USB poort)
8 AV uitgangsaansluiting
[AV OUT]
VOORBEREIDINGEN
28
Inhoud van het beeldscherm
Het beeldscherm houdt u via verschillende indicatoren en iconen op de hoogte van de status van uw camera.
Merk op dat de voorbeeldschermen in dit hoofdstuk enkel dienen ter illustratie. Ze komen niet precies overeen met de inhoud
van het scherm dat geproduceerd wordt door de camera.
Opnamefuncties (REC)
Indicators op het scherm
1 Flitserfunctie indicator
(pagina 67)
Geen Automatisch flitsen
Flitser uit
Flitser aan
Krachtflitser
Milde flits
Vermindering van het
rode ogen effect
Als de camera signaleert dat
de flitser gebruikt moet worden
terwijl automatisch flitsen
geselecteerd is, verschijnt de
flitser aan indicator wanneer
de sluitertoets halverwege
wordt ingedrukt.
2 Scherpstelfunctie
indicator (pagina 79)
Autofocus
Macro
Panfocus
Oneindig
Handmatig sherpstellen
verschijnt enkel tijdens
het opnemen van films.
verschijnt enkel kort en
verdwijnt dan uit het display
als u autofocus (automatisch
scherpstellen) selecteert met
de toetsaanpassingsfunctie
(pagina 137).
3 Witbalansindicator
(pagina 89)
AWB
Automatisch
Daglicht
Bewolkt
Schaduw
Daglichtwit
Daglicht
Gloeilamp
Handmatig
AWB
verschijnt enkel kort en
verdwijnt dan uit het display als
u Auto (automatisch) selecteert
met de toetsaanpassingsfunctie
(pagina 137).
4 Doorlopende
sluiterfunctie
(pagina 97)
Enkele snapshot
Doorlopende sluiter bij
normale snelheid
Doorlopende sluiter bij
hoge snelheid
Doorlopende sluiter
met flits
Z
Doorlopende sluiter
met zoom
Meervoudige
doorlopende sluiter
5 Zelfontspanner
(pagina 73)
Geen 1-beeld
10
s
Zelfontspanner 10 sec.
2
s
Zelfontspanner 2 sec.
x3
Drievoudige
zelfontspanner
81 35
C
9
B
2 467
0
F
E
D
A
VOORBEREIDINGEN
29
LET OP
Als de instelling van één van de volgende functies
veranderd wordt, verschijnt een icoongids
hulpboodschap (pagina 139) op het beeldscherm.
U kunt icoonhulp uitschakelen als u dat wilt.
Scherpstelfunctie, witbalans, zelfontspanner,
Metering (meten), opnamefuncties
Image size (beeldformaat), white balance
(witbalans), AF area (autofocusgebied) van het
EX menuscherm (pagina 149)
6 Opnamefuncties (REC)
(pagina 54)
Snapshot
BEST SHOT
Lensopeningsprioriteit AE
Sluitersnelheidsprioriteit
AE
Handmatige belichting
Film
MOVIE BEST SHOT
functie
Korte filmfunctie
Voorafgaande filmfunctie
Audio snapshot
Spraakopname
De en iconen
verschijnen wanneer u Short
Movie (korte film) of Past
Movie (voorafgaande film)
selecteert als MOVIE BEST
SHOT scene (pagina 123).
7 Meetfunctie indicator
(pagina 143)
Geen Multi-patroon meten
Centrum-georiënteerd
meten
Puntmeten
8 Snapshots: Beeldformaat
(pagina 76)
Films: Opnametijd (pagina 121)
9 Snapshots: Geheugencapaciteit
(paginas 58, 273)
Films: Resterende opnametijd
(pagina 120)
0 Snapshots: Beeldkwaliteit
(pagina 77)
F : Fijn
N : Normaal
E : Economisch
Films: Beeldkwaliteit
(pagina 119)
HQ : Hoge kwaliteit
NORMAL : Normaal
LP : Langzame snelheid
A Opnamelampindicator
(REC) (pagina 130)
Auto (automatisch)
On (aan)
Geen Off (uit)
B Datum en tijd
(pagina 194)
C Accucapaciteit
(pagina 40)
D Histogram (pagina 134)
E Anti-trilindicator
(pagina 108)
F Scherpstelkader
(pagina 57)
Scherpstellen voltooid: groen
Scherpstelstoring: rood
VOORBEREIDINGEN
30
G Digitale zoomindicator (pagina 65)
H ISO gevoeligheid (pagina 142)
I Lensopeningwaarde (paginas 31, 58, 93, 96)
J Sluitersnelheidwaarde (paginas 31, 58, 95, 96)
K Zoomindicator (pagina 65)
De linkerkant geeft optische zoom aan.
De rechterkant geeft digitale zoom aan.
LET OP
Bij een sluitersnelheid, lensopening of ISO
gevoeligheid die buiten het bereik ligt, wordt de
corresponderende waarde in het beeldscherm
oranje.
Belichtingspaneel
Het belichtingspaneel is een gebied in de rechter
benedenhoek van het beeldscherm tijdens de
opnamefuncties (REC) dat verschillende instelbare
parameters aangeeft. U kunt het belichtingspaneel ook
gebruiken om belichtingsinstellingen bij te stellen.
Belichtingspaneel
De volgende uitleg betreft de items die verschijnen op het
belichtingspaneel. Merk op dat de huidige opnamefunctie
(REC) bepaalt welke items verschijnen.
K
G
H
J
I
VOORBEREIDINGEN
31
1 Lensopeningwaarde (paginas 93, 96)
Stel de lensopening bij m.b.v. dit item.
De lensopeningwaarde wordt
aangegeven in het
belichtingspaneel wanneer de
functiedraairegelaar ingesteld staat
op A (lensopening prioriteit AE)
of op M (handmatige belichting).
2 Sluitersnelheid (paginas 95, 96)
Stel de sluitersnelheid bij m.b.v. dit item.
De sluitersnelheidwaarde wordt
aangegeven in het belichtingspaneel
wanneer de functiedraairegelaar
ingesteld staat op S (sluitersnelheid
prioriteit AE) of op M (handmatige
belichting).
3 EV verschuiving
(belichtingscompensatiewaarde)
(pagina 88)
Gebruik dit item om de waarde van de
belichtingscompensatie (EV
verschuiving) in te stellen.
De EV verschuivingswaarde verschijnt
in het belichtingspaneel wanneer de
functiedraairegelaar ingesteld wordt op
A (lensopening prioriteit AE) of S
(sluitersnelheid prioriteit AE). De EV
verschuivingswaarde verschijnt ook
wanneer de functiedraairegelaar
ingesteld wordt op een andere instelling
dan M (handmatige belichting),
wanneer EV Shift (EV verschuiving)
toegewezen is als de L/R Key (L/R
toets) functie (pagina 137).
4 Handmatige scherpstellingsinstelling
(MF) (pagina 85)
Stel handmatig scherp m.b.v. dit item.
Het handmatige scherpstel
instelitem wordt aangegeven in het
belichtingspaneel wanneer
handmatige scherpstelling is
geselecteerd (aangegeven door
m.b.v.) [] ( ).
Sluitersnelheid
Lensopeningwaarde
Handmatige
scherpstellingsinstelling
(MF)
EV verschuiving
VOORBEREIDINGEN
32
Weergavefunctie (PLAY)
1 Weergavefunctie (PLAY)
bestand type
Snapshot
Film
MOVIE BEST SHOT
functie
Korte filmfunctie
Voorafgaande filmfunctie
Audio snapshot
Spraakopname
2 Beeldbeveiligingindicator
(pagina 186)
3 Mapnaam/bestandnaam
(pagina 185)
Voorbeeld: Wanneer een bestand
dat CIMG0023.JPG heet
opgeslagen is in een map die
100CASIO heet
100-0023
Mapnaam Bestandnaam
4 Snapshots: Beeldkwaliteit
(pagina 77)
F : Fijn
N : Normaal
E : Economisch
Films: Opnametijd (pagina 121)
5 Snapshots: Beeldformaat
(pagina 76)
Films: Beeldkwaliteit
(pagina 119)
HQ : Hoge kwaliteit
NORMAL : Normaal
LP : Langzame snelheid
6 ISO gevoeligheid
(pagina 142)
7 Lensopeningwaarde
(paginas 58, 93, 96)
8 Sluitersnelheidwaarde
(paginas 58, 95, 96)
9 Datum en tijd
(pagina 194)
0 Meetfunctie indicator
(pagina 143)
Multi-patroon meten
Centrum-georiënteerd
meten
Puntmeten
A Witbalansindicator
(paginas 89, 159)
AWB
Automatisch
Daglicht
Bewolkt
Schaduw
Daglichtwit
Daglicht
Gloeilamp
Handmatig
B Flitserfunctie indicator
(pagina 67)
Flitser aan
Flitser uit
Krachtflitser
Milde flits
Vermindering van het
rode ogen effect
C Opnamefunctie (REC)
(pagina 54)
Snapshot
BEST SHOT
D Accucapaciteit (pagina 40)
E Histogram (pagina 134)
F EV waarde (pagina 88)
12 3
E
0AB
9
6
F
8
7
D C
4
5
VOORBEREIDINGEN
33
BELANGRIJK!
Sommige informatie wordt mogelijk niet juist getoond
als het een beeld betreft dat opgenomen was met
een ander model camera.
Veranderen van de inhoud van het
beeldscherm
Telkens bij indrukken van [DISP] verandert de inhoud van
het beeldscherm zoals hieronder aangegeven.
Opnamefuncties (REC)
Indicators uit
Indicators aan Histogram aan
Beeldscherm uit
VOORBEREIDINGEN
34
Weergavefunctie (PLAY)
Indicators aan Histogram/details aan
Indicators uit
BELANGRIJK!
Door indrukken van [DISP] zal de inhoud van het
beeldscherm niet veranderen tijdens standby of
opname van een audio snapshot.
De beeldschermen kunnen niet uitgeschakeld
worden terwijl de opnamefunctie van de camera een
BEST SHOT scene gebruikt of als de filmopname
gepauzeerd is.
Door indrukken van [DISP] tijdens de
spraakopnamefunctie (REC) wordt het beeldscherm
(indicators aan) in- en uitgeschakeld. Door
indrukken van [DISP] tijdens tonen van een
spraakopnamebestand van de weergavefunctie
(PLAY) wordt heen en weer geschakeld tussen
indicators aan en indicators uit.
Bij afspelen van de inhoud van een
spraakopnamebestand terwijl indicators uit
geselecteerd is (alleen spraakopnamebestandicoon
op het beeldscherm) zal het beeldscherm ongeveer
twee seconden nadat u op [SET] drukt om de
weergave te starten donker worden. De
spraakopnamebestandicoon (indicators uit) zal
opnieuw te voorschijn komen nadat de weergave
voltooid is.
VOORBEREIDINGEN
35
Vastmaken van de polsriem
Maak de polsriem vast aan de polsriemring zoals
aangegeven in de afbeelding.
BELANGRIJK!
Zorg ervoor de polsriem om uw pols te houden
wanneer u de camera aan het gebruiken bent om te
voorkomen dat hij onverhoeds valt.
De meegeleverde polsriem is enkel bedoeld voor
gebruik met deze camera. Gebruik de polsriem niet
voor andere toepassingen.
Gebruik de polsriem nooit om de camera mee rond
te zwaaien.
Polsriemring
Spanningsvereisten
Uw camera wordt door een oplaadbare lithium-ion accu
(NP-40) van stroom voorzien.
Inleggen van de oplaadbare accu
1.
Schuif het accudeksel in de door de pijl
aangegeven richting en open het dan.
VOORBEREIDINGEN
36
2.
Richt de accu met het merkteken in de
richting van het accucompartiment en duw de
stopnok uit de weg met de zijkant van de accu
terwijl u die in de camera aan het laden bent.
Druk tegen de onderkant van de accu en let er op
dat de stopnok stevig op zijn plaats vergrendelt.
3.
Sluit het accudeksel en schuif het vervolgens
in de door de pijl aangegeven richting.
BELANGRIJK!
Gebruik alleen de speciale oplaadbare lithium-ion
accu NP-40 om deze camera van stroom te
voorzien. Het gebruik van een ander type accu wordt
niet ondersteund.
De accu is niet volledig opgeladen wanneer u de
camera na aanschaf voor de eerste maal in gebruik
neemt. U dient de accu dus op te nemen voordat u de
camera voor de eerste maal in gebruik neemt.
NP-40
Stopnok
VOORBEREIDINGEN
37
Opladen van de accu
1.
Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang)
aansluiting van de USB slede en steek de
stekker in het stopcontact.
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van
het land waar de camera wordt aangeschaft.
LET OP
De meegeleverde netadapter is ontworpen voor
werking op elke voeding tussen 100V en 240V
wisselspanning. Merk echter op dat de vorm van de
stekker afhangt van het land waar de camera
aangeschaft wordt. Bent u van plan de netadapter te
gebruiken in een land waar de vorm van de
netstekker afwijkt van die in uw land, vervang dan
het netsnoer door een ander netsnoer dat
meegeleverd werd met de camera of schaf een los in
de handel verkrijgbaar netsnoer aan dat past bij de
stopcontacten in het desbetreffende land.
Gebruik de netadapter nooit met een transformator.
Netadapter
5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V]
USB slede
Netsnoer
USB slede
Netadapter
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
VOORBEREIDINGEN
38
LET OP
De netadapter is ontworpen voor werking op spanning
van 100 V tot 240 V wisselstroom. Merk echter op dat
de vorm van de netadapter afhangt van het land waar
de camera wordt aangeschaft. Het is uw eigen
verantwoordelijkheid of de stekker van de netadapter
past bij het stopcontact als u in het buitenland bent.
Gebruik de netadapter nooit met een transformator.
2.
Schakel de camera uit.
3.
Plaats de camera op
de USB slede met het
beeldscherm naar
voren gericht zoals
aangegeven in de
afbeelding.
Plaats de camera niet
op de USB slede
wanneer hij nog
ingeschakeld is.
De oplaadindicator [CHARGE] op de USB slede zou
rood moeten worden om aan te geven dat het
opladen gestart is. De oplaadindicator [CHARGE]
wordt groen wanneer het opladen voltooid is.
Het kost ongeveer 180 minuten voor de accu om
volledig op te laden. De werkelijke oplaadtijd hangt
af van de huidige accucapaciteit en de
oplaadomstandigheden.
4.
Neem na het opladen de camera uit de USB
slede.
Oplaadindicator
[CHARGE]
VOORBEREIDINGEN
39
BELANGRIJK!
Gebruik enkel de USB slede (CA-31) die met de
camera wordt meegeleverd of de los verkrijgbare
oplader (BC-30L) om de speciale oplaadbare lithium-
ion accu NP-40 op te laden. Gebruik nooit andere
oplaadtoestellen.
Gebruik enkel de meegeleverde netadapter. Gebruik
nooit een ander type netadapter. Gebruik de los
verkrijgbare AD-C30, AD-C40, AD-C620 en AD-C630
netadapters in geen geval met deze camera.
Let er op dat de camera aansluiting van de USB
slede stevig en zover mogelijk in de camera
aansluiting zit.
De oplaadindicator [CHARGE] kan oranje branden
en het opladen begint soms niet onmiddellijk als u de
camera net daarvoor nog gebruikte (waardoor de
accu warm wordt) of als u de accu probeert op te
laden terwijl de omgevingstemperatuur te hoog of
juist te laag is. Wacht in dit geval gewoon een poosje
totdat de accu de normale temperatuur bereikt heeft.
De [CHARGE] indicator wordt rood en het opladen
begint wanneer de accu zich binnen het toegestane
oplaadtemperatuurbereik bevindt.
Mocht de [CHARGE] oplaadindicator rood gaan
knipperen dan betekent dit dat er een probleem bij
het opladen optreedt. Een probleem kan op één van
de volgende condities wijzen: een probleem met de
slede, een probleem met de camera of een probleem
met de accu of hoe die ingelegd is. Neem de camera
van de USB slede af en monteer hem opnieuw om te
kijken of hij nu wel goed werkt.
De enige bewerkingen die uitgevoerd kunnen
worden terwijl de camera op de USB slede geplaatst
is, zijn: Opladen van de accu, fotostandaard,
beeldafgifte naar een televisietoestel en USB
datacommunicatie.
VOORBEREIDINGEN
40
Als de camera niet normaal werkt
Dat kan betekenen dat er een probleem is met de manier
waarop de accu ingelegd is. Voer de volgende stappen uit.
1.
Verwijder de accu uit de camera en controleer
of de contactpunten van de accu-
aansluitingen vuil zijn. Mocht dit het geval
zijn, veeg deze dan af met een droge doek.
2.
Controleer dat het netsnoer van de netadapter
stevig aangesloten is op het stopcontact en
op de USB slede.
Mochten dezelfde symptomen zich opnieuw
voordoen wanneer u de camera op de USB slede
plaatst nadat u de bovenstaande stappen heeft
ondernomen, neem dan contact op met een CASIO
erkende onderhoudswerkplaats.
Lege accu indicator
Hieronder wordt aangegeven hoe de
accucapaciteitsindicator op het beeldscherm verandert
naarmate meer accustroom wordt gebruikt. De indicator
geeft aan dat de accu vrijwel leeg is. Merk op dat u
beelden mogelijk niet kan opnemen terwijl de indicator
aangeeft. Laad de accu onmiddellijk op wanneer een van
deze indicators verschijnt.
BELANGRIJK!
Zie pagina 277 voor informatie betreffende de
levensduur van de batterijen.
Doordat er andere stroomvereisten zijn voor de
verschillende functies kan de
accucapaciteitsindicator een lager niveau aangeven
tijdens de weergavefunctie (PLAY) dan tijdens een
opnamefunctie (REC). Dit is normaal en duidt niet op
een defect.
Accuniveau Hoog Laag
Indicator
VOORBEREIDINGEN
41
Tips om de lading van de accu langer te
laten meegaan
Mocht u de flitser niet hoeven gebruiken tijdens het
opnemen, selecteer dan (flitser uit) als de
flitserfunctie. Zie pagina 67 voor meer informatie.
Schakel de automatische spanningsuitschakelfunctie
(Auto Power Off) en de sluimerfunctie (Sleep) (pagina 47)
in om u te beschermen tegen het onnodig verkwisten van
stroom als u vergeet de spanning van de camera uit te
schakelen.
Gebruik de 0 instelling voor de helderheid van het
beeldscherm om minder stroom te gebruiken (pagina
199).
Vervangen van de accu
1.
Open het accudeksel.
2.
Trek de stopnok in de door de pijl
aangegeven richting.
Hierdoor zal de accu gedeeltelijk uit de sleuf komen.
3.
Laat de stopnok los en trek de accu uit de
camera.
Let erop dat u de accu niet laat vallen.
4.
Leg een nieuwe accu in de camera (pagina 35).
Stopnok
VOORBEREIDINGEN
42
Voorzorgsmaatregelen voor de
stroomvoorziening
Merk de volgende voorzorgsmaatregelen op bij het
hanteren of gebruik van de accu en de los verkrijgbare
oplader.
Voorzorgsmaatregelen voor de accu
VEILIGHEIDSVOORZORGSMAATREGELEN
Zorg ervoor de volgende voorzorgsmaatregelen te lezen
voordat u de accu voor de eerste maal in gebruik neemt.
LET OP
De term accu in deze gebruiksaanwijzing slaat op
de CASIO NP-40 oplaadbare lithium-ion accu.
Gebruik enkel de USB slede (CA-31) die met de
camera wordt meegeleverd of de los verkrijgbare
oplader (BC-30L) om de speciale oplaadbare lithium-
ion accu NP-40 op te laden. Gebruik nooit andere
oplaadtoestellen.
Het negeren van de volgende voorzorgsmaatregelen
tijdens het gebruik van de accu kan het gevaar op
oververhitting, brand en ontploffing met zich mee
brengen.
Gebruik nooit een ander type oplader dan de los
verkrijgbare oplader die gespecificeerd is voor de
accu.
Probeer de accu nooit te gebruiken om een ander
toestel van stroom te voorzien dan deze camera.
Gebruik de accu nooit nooit of laat hem nooit achter
bij open vuur.
Plaats de accu nooit in een magnetron, gooi hem
nooit in het vuur en stel hem niet anderszins bloot
aan hoge temperaturen.
Let erop dat de accu op de juiste wijze (+ en
polen) ingelegd is wanneer u hem in de camera legt
of aan de los verkrijgbare oplader koppelt.
Draag of leg de accu nooit bij voorwerpen die
elektriciteit kunnen geleiden (halskettingen, potlood,
enz.).
Haal de accu nooit uit elkaar, knutsel er niet aan en
stel hem niet bloot aan harde stoten.
Dompel de accu nooit onder in water.
Gebruik de accu nooit en laat hem nooit achter in
het directe zonlicht, en een auto die in de zon
geparkeerd staat of op een andere laats waar de
temperatuur hoog is.
VOORBEREIDINGEN
43
Mocht u ooit één van de volgende omstandigheden
opmerken tijdens het gebruik, het laden of het opslaan
van een accu, koppel hem dan onmiddellijk van de
camera of oplader en houd hem uit de buurt van open
vuur:
Lekken van vloeistof
Afgeven van een vreemde geur
Afgeven van hitte
Verkleuren van de accu
Vervormen van de accu
Andere abnormale omstandigheden bij de accu
Mocht de accu niet volledig opladen binnen de normale
oplaadtijd, stop dan met opladen. Verder opladen kan
het gevaar op oververhitting en brand of explosie in de
hand werken.
Mocht accuvloeistof onverhoeds in uw ogen komen,
dan kan dit ernstige schade toebrengen aan de ogen.
Spoel onmiddellijk uw ogen uit met schoon leidingwater
en raadpleeg daarna uw arts.
Voordat u de accu gaat gebruiken of opladen, dient u
eerst pagina 37 van deze gebruiksaanwijzing en de
volledige gebruiksaanwijzing te lezen die met de
oplader meegeleverd is.
Mocht de accu gebruikt worden door jonge kinderen,
zie er dan op toe dat een verantwoordelijke volwassene
de kinderen attent maakt op de voorzorgsmaatregelen
en op de juiste behandelingsaanwijzingen zoals
beschreven in de gebruiksaanwijzing en let erop dat ze
de accu inderdaad op de juiste manier behandelen.
Mocht accuvloeistof onverhoeds op uw kleding of op
uw huid komen, was dan onmiddellijk af met schoon
leidingwater. Langdurig lichamelijk contact met
accuvloeistof kan leiden tot huidirritatie.
VOORZORGSMAATREGELEN TIJDENS HET
GEBRUIK
Deze accu is ontworpen voor exclusief gebruik met
deze CASIO digitale camera.
Gebruik enkel de USB slede die met de camera
meegeleverd wordt of de speciale oplader om de accu
op te laden. Gebruik nooit een ander type oplader voor
het opladen.
Wordt de accu gebruikt op een koude plaats, dan
verkort dit de gebruikstijd die u kunt verwachten van
een volledig opgeladen accu. Laad de accu op een
plaats op waar de temperatuur tussen 10°C en 35°C is.
Opladen buiten dit temperatuurbereik kan er de
oorzaak van zijn dat het opladen langer dan
gebruikelijk duurt en kan het zelfs onmogelijk zijn om
de accu (volledig) op te laden.
Mocht de accu na volledig opladen maar korte tijd
werken en daarna weer uitgeput zijn, dan heeft de accu
het einde van zijn levensduur bereikt. Vervang hem
door een nieuwe.
Veeg de accu nooit af met verdunner, benzeen, alcohol
of andere vluchtige chemicaliën of chemisch bewerkte
doeken. Dit kan namelijk vervorming van de accu
veroorzaken en leiden tot defecten.
VOORBEREIDINGEN
44
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET
OPBERGEN
Bent u niet van plan de camera binnen afzienbare tijd
te gebruiken, verwijder dan de accu. Mocht de accu in
de camera blijven zitten dan zal hij kleine
hoeveelheden stroom afgeven zelfs als de camera is
uitgeschakeld, hetgeen kan leiden tot een lege accu of
de mogelijkheid dat het laden voor het volgende
gebruik langer duurt.
Berg de accu op een koele, droge plaats (20°C of
lager).
GEBRUIK VAN DE ACCU
Zie pagina 37 van deze gebruiksaanwijzing of de
gebruiksaanwijzing die met de speciale oplader
meegeleverd worden voor informatie betreffende de
oplaadprocedures en de oplaadtijd.
Bij vervoer van een accu, dient u die ofwel in
opgeladen toestand in de digitale camera te houden of
op te bergen in de doos.
Voorzorgsmaatregelen voor de USB slede
en de netadapter
Gebruik nooit een stopcontact waarvan het
voltage verschilt van het op de netadapter
aangegeven voltage. Dit kan namelijk het
gevaar op elektrische schok met zich
meebrengen. Gebruik enkel de netadapter die
met deze camera meegeleverd is.
Laat onder geen omstandigheden toe dat het
netsnoer doorgesneden wordt of beschadigd
raakt, plaats er geen zware voorwerpen op en
houd het uit de buurt van hitte. Een
beschadigd netsnoer brengt namelijk het
gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
Knutsel nooit aan het netsnoer van de
netadapter, buig of draai het niet te veel en
trek er niet te hard aan. Dit brengt namelijk
het gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
Raak de netadapter nooit met natte handen
aan. Dit kan namelijk gevaar op elektrische
schok met zich meebrengen.
Stel verlengsnoeren en stopcontacten niet
bloot aan overlading. Dit brengt namelijk het
gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
Waarschuwing!
VOORBEREIDINGEN
45
Mocht het snoer van de netadapter
beschadigd raken (met een blootliggende
interne bedrading) neem dan contact op met
uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende
CASIO onderhoudswerkplaats. Een
beschadigd netadaptersnoer brengt namelijk
het gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
Gebruik de netadapter waar deze niet nat kan
worden. Water breng het risico op brand en
elektrische schok met zich mee.
Plaats geen vaas of andere bak met vloeistof
bovenop de netadapter. Water breng het risico
op brand en elektrische schok met zich mee.
Let er op dat u de camera altijd uit de USB slede haalt
voordat u de aansluiting van de netadapter maakt of
verbreekt.
Bij het opladen, het uitwisselen van USB data
communicatie en het gebruik van de Photo Stand functie
kan de netadapter warm worden. Dit is normaal en duidt
niet op een defect.
Trek de netstekker uit het stopcontact telkens wanneer u
hem niet gebruikt.
Plaats nooit een deken of een andere afdekking op de
netadapter. Dit kan namelijk het gevaar op brand met zich
meebrengen.
Waarschuwing!
In- en uitschakelen van de camera
Inschakelen van de camera
Druk op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de [ ]
(PLAY) toets. De groene bedrijfsindicator licht even op
waarna de spanning ingeschakeld wordt. De functie van de
camera hangt af van welke toets u indrukt om hem in te
schakelen.
Druk deze toets in om de camera in
te schakelen:
Spanningstoets of [
] (REC)
(opname) toets
[
] (PLAY) (weergave) toets
Om deze functie in te
schakelen bij het starten:
REC (opname)
PLAY (weergave)
Groene bedrijfsindicator
[ ] (REC) (opname)
[ ] (PLAY) (weergave)
Spanningstoets
VOORBEREIDINGEN
46
LET OP
Door op [ ] (REC) te drukken om de camera in te
schakelen wordt de opnamefunctie (REC)
ingeschakeld terwijl de weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld wordt bij indrukken van [ ] (PLAY).
Door tijdens een opnamefunctie (REC) op [ ]
(PLAY) te drukken wordt overgeschakeld naar de
weergavefunctie (PLAY). De lens wordt ongeveer
10 seconden na het overschakelen naar de andere
functie ingetrokken.
BELANGRIJK!
Als de spanning van de camera uitvalt door de
automatische stroomonderbrekingsfunctie, druk dan
op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de
[ ] (PLAY) toets om de spanning opnieuw in te
schakelen.
Door op de spanningstoets of op de [ ] (REC)
toets te drukken om de camera in te schakelen zal
de lens (het objectief) bewegen tot de uitgetrokken
toestand. Let er op dat er niets in de weg zit van de
lens (het objectief) zodat deze wordt geraakt terwijl
hij zich beweegt tot de uitgetrokken toestand.
Uitschakelen van de camera
Druk op de spanningstoets om de camera uit te schakelen.
LET OP
U kunt de camera zodanig instellen dat deze niet
ingeschakeld wordt wanneer u op de [ ] (REC) of
op de [ ] (PLAY) toets drukt of dat deze
uitgeschakeld wordt wordt wanneer u op de [ ]
(REC) of op de [ ] (PLAY) toets drukt. Zie
Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY)
toets en spanning aan/uit functies op pagina 201
voor details.
VOORBEREIDINGEN
47
Configureren van de
stroomspaarinstellingen
U kunt de hieronder beschreven instellingen configureren
om accustroom te besparen.
Sluimer (Sleep) :
Schakelt automatisch het beeldscherm uit als als u
geen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd tijdens
een opnamefunctie (REC). Het beeldscherm wordt
opnieuw ingeschakeld als u op willekeurig welke toets
drukt.
Automatische stroomonderbreker (Auto Power Off) :
Schakel de spanning uit als u geen bediening uitvoert
voor een bepaalde tijd.
1.
Schakel de camera in.
2.
Druk op [MENU].
3.
Gebruik [] en [] om de Set Up (instelling)
tab te selecteren.
4.
Gebruik [] en [] om de functie te selecteren
waarvan u de instelling wilt configureren en
druk daarna op [].
5.
Verander m.b.v. [] en [] de momenteel
geselecteerde instelling en druk daarna op
[SET].
Er zijn vier sluimer instellingen beschikbaar:
30 sec, 1 min, 2 min en Off (uit).
Er zijn drie automatisch stroomonderbreker
instellingen beschikbaar: 2 min en 5 min.
Merk op dat de sluimerfunctie niet werkt tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
Het beeldscherm wordt onmiddellijk weer
ingeschakeld als op een willekeurige toets wordt
gedrukt terwijl de sluimerfunctie ingeschakeld is.
Zie Gebruik van de in-beeld menus (pagina 48)
voor informatie hoe de menus worden gebruikt.
Configureren van deze functie:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
Selecteer deze instelling:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
VOORBEREIDINGEN
48
De automatisch stroomonderbreker en de
sluimerfunctie werken niet in de volgende gevallen.
Wanneer de camera aangesloten is op een
computer of een ander toestel via de USB slede
Terwijl een diashow aan de gang is
Tijdens het weergeven van een
stemopnamebestand
Terwijl een film opgenomen wordt
Tijdens het weergeven van een film
LET OP
U kunt ook accustroom besparen door 0 te
selecteren voor de instelling van de helderheid van
het beeldscherm (pagina 199).
Gebruik van de in-beeld menus
Bij indrukken van de [MENU] toets worden menus
verkregen op het beeldscherm die u kunt gebruiken voor
het uitvoeren van verschillende bedieningshandelingen.
Het menu dat verschijnt hangt af van of een opnamefunctie
(REC) of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is. Het
volgende toont een voorbeeld van bediening van een menu
dat gebruikt wordt tijdens een opnamefunctie (REC).
1.
Druk op de
spanningstoets of op
[ ] (REC).
Wilt in in plaats daarvan
de weergavefunctie
(PLAY) inschakelen,
druk dan op [ ]
(PLAY) (weergave).
Spanningstoets
[ ][ ]
VOORBEREIDINGEN
49
2.
Druk op [MENU].
Instellingen
Tab
Selectiecursor (toont het
momenteel ingestelde item)
[MENU]
[]
[SET
]
[]
[]
[]
Bediening van het menubeeldscherm
Wanneer u dit wilt doen:
Beweeg heen en weer tussen
tabs
Beweeg van de tab naar de
instellingen
Beweeg van de instellingen
naar de tab
Beweeg heen en weer tussen
instellingen
Toon de opties die
beschikbaar zijn voor de
instelling
Selecteer een optie
Voer de instelling uit en verlaat
het menuscherm
Voer de instelling uit en ga
terug naar de tabselectie
Verlaat het menubeeldscherm.
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [].
Druk op [].
Druk op [] en [].
Druk op [] of druk op
[SET].
Druk op [] en [].
Druk op [SET].
Druk op [].
Druk op [MENU].
VOORBEREIDINGEN
50
3.
Druk op [] of [] om de gewenste tab te
selecteren en druk daarna op [SET] om de
selectiecursor van de tab naar de instellingen
te verplaatsen.
4.
Gebruik [] en []
om de functie te
selecteren waarvan u
de instelling wilt
configureren en druk
daarna op [].
In plaats van [] kunt u
ook op [SET] drukken.
5.
Gebruik [] en [] om de momenteel
geselecteerde instelling te veranderen.
Voorbeeld: om het Self-
timer item
(zelfontspanner)
te selecteren.
6.
Voer één van de volgende handelingen uit om
de geconfigureerde instellingen toe te passen.
Om dit te doen:
Pas de instelling toe en
verlaat het menuscherm.
Pas de instelling toe en ga
terug naar de
functieselectie in stap 4.
Pas de instelling toe en ga
terug naar de tabselectie
in stap 3.
Voer deze toetsbediening uit:
Druk op [SET].
Druk op [].
1.
Druk op [
].
2. Gebruik [
] om terug te
gaan naar de tabselectie.
Zie Menureferentie op pagina 259 voor meer
informatie aangaande menus.
VOORBEREIDINGEN
51
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
Zorg ervoor de volgende instellingen te configureren
voordat u de camera gebruikt om beelden mee op te
nemen.
Displaytaal
Thuisstad
Datumstijl
Datum en tijd
Merk op dat de huidige datum- en tijdinstellingen door de
camera gebruikt worden om de datum en tijd te genereren
die opgeslagen worden samen met de beelddata, enz.
BELANGRIJK!
Worden beelden opgenomen zonder eerst de
klokinstellingen te hebben geconfigureerd dan zal
incorrecte tijdinformatie worden geregistreerd. Zorg
ervoor de klokinstellingen te configureren voordat u
de camera gebruikt.
Een ingebouwde ondersteuningsaccu houdt de
camera instellingen voor de datum en tijd bij voor
ongeveer 24 uur als de camera niet van stroom
wordt voorzien. De instellingen voor de datum en tijd
worden gewist wanneer de ondersteuningsaccu leeg
raakt. Hieronder volgen de condities wanneer geen
stroom wordt toegevoerd aan de camera.
Wanneer de oplaadbare accu leeg is of van de
camera verwijderd is
Wanneer geen stroom wordt afgegeven aan de
camera via de USB slede terwijl de oplaadbare
accu leeg is of van de camera verwijderd is
Het instelscherm voor de datum en de tijd verschijnt
op het beeldscherm de volgende maal dat u de
camera inschakelt nadat de instellingen voor de
datum en tijd gewist zijn.
Mocht dit het geval zijn, configuur dan de instellingen
voor de datum en tijd opnieuw.
Maakt u een fout tijdens het instellen van de taal of
de klok met de volgende procedure, dan dient u het
menu van de camera te gebruiken om instellingen
van de taal (pagina 198) of de klok (pagina 194)
afzonderlijk te veranderen.
VOORBEREIDINGEN
52
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
1.
Druk op de spanningstoets, op de [ ] (REC)
of [ ] (PLAY) toets om de camera in te
schakelen.
2.
Gebruik [], [], [],
en [] om de gewenste
taal te selecteren en
druk dan op [SET].
: Japans
English : Engels
Français : Frans
Deutsch : Duits
Español : Spaans
Italiano : Italiaans
Português : Portugees
: Chinees (complex)
: Chinees (vereenvoudigd)
: Koreaans
3.
Gebruik [], [], [],
en [] om het
geografische gebied
te selecteren waar u
woont en druk daarna
op [SET].
4.
Gebruik [] en []om
de naam van stad
waar u woont te
selecteren en druk
dan op [SET].
5.
Gebruik [] en [] om de gewenste
zomertijdinstelling (DST) te selecteren en
druk dan op [SET].
Wanneer u dit wilt doen:
Houd de tijd bij d.m.v. de zomertijd
(DST = Daylight Saving Time)
Houd de tijd bij d.m.v. de standaard tijd
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
VOORBEREIDINGEN
53
6.
Gebruik [] en []
om de gewenste
instelling voor het
datumformaat en druk
daarna op [SET].
Voorbeeld: 24 december, 2006
Selecteer deze opmaak:
YY/MM/DD
DD/MM/YY
MM/DD/YY
Om de datum zo te tonen:
06/12/24
24/12/06
12/24/06
8.
Druk op [SET] om de instellingen te
registreren en verlaat daarna het
instelbeeldscherm.
7.
Stel de huidige datum
en tijd in.
Om dit te doen:
Verander de instelling bij de huidige
plaats van de cursor
Verplaatsen van de cursor tussen
instellingen
Overschakelen tussen de 12-uur en
de 24-uur tijdaanduiding.
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [] en [].
Druk op [DISP].
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
54
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Dit hoofdstuk beschrijft de basisprocedure voor het
opnemen van een beeld.
Opnemen van een beeld
Specificeren van de opnamefunctie
Uw CASIO digitale camera heeft acht opnamefuncties die
hieronder elk aan bod komen. Gebruik voordat u een beeld
opneemt de functiedraairegelaar om de opnamefunctie te
selecteren die past bij het type beeld dat u probeert op te
nemen.
Snapshot
BEST SHOT
Lensopening prioriteit AE
Sluitersnelheid prioriteit AE
Handmatige belichting
Spraakopname
MOVIE BEST SHOT
Film
A
S
M
Functiedraairegelaar
(snapshot)
Neem stilbeelden op met deze functie. Dit is de functie die
u gewoonlijk zult gebruiken voor het opnemen van beelden.
(BEST SHOT)
Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde
voorbeeldscenes er één en de camera zal de instellingen
maken voor de scene die u selecteerde om zo elke keer
opnieuw mooie foto’s te maken (pagina 103).
A (lensopening prioriteit AE)
Bij deze functie selecteert u de lensopening en worden de
andere instellingen daarna aangepast en automatisch
ingesteld (pagina 92).
S (sluitersnelheid prioriteit AE)
Bij deze functie selecteert u de sluitersnelheid en worden
de andere instellingen daarna aangepast en automatisch
ingesteld (pagina 94).
M (handmatige belichting)
Met deze functie heeft u volledige vrijheid in het instellen
van de lensopening en de sluitersnelheid (pagina 96).
(spraakopname)
Om alleen geluid op te nemen gebruikt u deze functie
(pagina 133).
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
55
Richten van de camera
Gebruik beide handen om de camera stil te houden
wanneer u een beeld aan het opnemen bent. Als u de
camera met slechts één hand vasthoudt, verhoogt dat de
kans op bewegen waardoor u vlekkerig opnamen krijgt.
Horizontaal Houd de camera
met beide
handen stil met
uw armen stevig
tegen uw linker-
en rechterzijde
gedrukt.
Verticaal Gebruikt u de
camera verticaal,
houd hem dan
vast met de
flitser boven de
lens. Houd de
camera met
beide handen
stil.
(MOVIE BEST SHOT)
Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde
filmscenes er één en de camera zal de instellingen
maken voor de scene die u selecteerde om zo elke keer
opnieuw mooie filmopnames te maken (pagina 123).
(Film)
Neem filmpjes met geluid (pagina 120) op m.b.v. deze
functie.
LET OP
De icoon voor de
huidige opnamefunctie
(zoals voor de
snapshotfunctie) wordt
aangegeven op het
beeldscherm.
Snapshotfunctie icoon
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
56
BELANGRIJK!
Let erop dat uw vingers en de riem niet in de weg
zitten van de flitser, microfoon, AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/zelfontspanner indicator of de
lens.
LET OP
Als u de camera beweegt terwijl u op de sluitertoets
drukt of terwijl autofocus uitgevoerd wordt (wanneer
u de sluiter half indrukt) kan dit leiden tot een beeld
dat onscherp is. Druk zorgvuldig op de sluitertoets.
Het is in het bijzonder van belang wanneer de
belichting laag is waardoor de sluitersnelheid
langzamer wordt.
Opnemen van een beeld
Uw camera stelt automatisch de sluitersnelheid in
overeenkomstig de helderheid van het onderwerp. Het
beeld dat u opneemt wordt in het ingebouwde geheugen
van de camera opgeslagen of op een geheugenkaart als
die zich in de camera bevindt.
Beelden worden opgeslagen op de kaart (pagina 203)
wanneer een los verkrijgbare SD geheugenkaart of een
MultiMediaCard (MMC) in de camera is geladen.
Na het aanschaffen van een geheugenkaart dient u
niet te vergeten deze eerst in de camera te steken en
daarna te formatteren voordat u probeert hem te
gebruiken (pagina 206).
Flitser
Microfoon
Lens
AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/
zelfontspanner indicator
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
57
2.
Zet de
functiedraairegelaar op
” (snapshot
functie) (pagina 54)
De (snapshotfunctie)
icoon wordt aangegeven
in het beeldscherm terwijl
de snapshotfunctie
geselecteerd is.
3.
Zet het beeld op het beeldscherm zo op dat
het hoofdonderwerp zich binnen het scherp-
stelkader bevindt.
Het scherpstelbereik van de camera hangt af van de
scherpstelfunctie die u gebruikt (pagina 79).
U kunt beelden opzetten m.b.v. ofwel het
beeldscherm ofwel de optische zoeker (pagina 62).
U kunt bij het gebruik van de optische zoeker voor
het opzetten van beelden [DISP] gebruiken om het
beeldscherm uit te schakelen en op die manier
accustroom sparen.
1.
Druk op de spanningstoets of op de [ ]
(REC) toets om de camera in te schakelen.
Hierdoor verschijnt een beeld of een boodschap op
het beeldscherm en wordt de op dat moment
geselecteerde functie ingeschakeld.
Als de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is bij
inschakelen van de camera verschijnt de boodschap
“There are no files.” (er zijn geen bestanden) als u
nog geen beelden opgeslagen heeft liggen in het
geheugen. Daarnaast zal de icoon zichtbaar zijn
aan de bovenkant van de display. Mocht dit het geval
zijn druk dan op de [ ] (REC) toets om de op dat
moment geselecteerde opnamefunctie (REC) in te
schakelen.
[ ]Spanningstoets
Scherpstelkader
Snapshotfunctie icoon
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
58
Sluitertoets
4.
Druk de sluitertoets
halverwege in om op het
beeld scherp te stellen.
Bij halverwege indrukken van
de sluitertoets stelt de
autofocus functie van de
camera automatisch scherp
op het beeld en worden de
sluitersnelheidwaarde, de
lensopeningwaarde en de
ISO gevoeligheid getoond.
U kunt controleren of
scherpgesteld is op het beeld
door naar het
scherpstelkader en de
groene bedrijfsindicator te
kijken.
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op het
beeld.
Er is niet scherpgesteld op
het beeld.
Wanneer u dit ziet:
Groen scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
Rood scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator knippert
Werking van de
groene
bedrijfsindicator en het
scherpstelkader
Het beeldscherm gebruikt verschillende indicators en
iconen om u op de hoogte te houden van de status van
de camera.
ISO gevoeligheid
Sluitersnelheidwaarde
*
2
Lensopeningwaarde
*
1
Groene
bedrijfsindicator
Datum en tijd
Flitserfunctie
Scherpstelfunctie
Witbalans
Doorlopende sluiterfunctie
Opnamefunctie
Meetfunctie indicator
Zelfontspanner
Beeldkwaliteit
Beeldgrootte
Geheugencapaciteit
Opnamelampindicator
(REC)
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
59
*1 De grootte van de opening (lensopening) om licht door
te laten die dan de CCD kan bereiken. Een grotere
waarde voor de lensopening geeft een kleinere opening
aan waardoor licht kan komen. De camera stelt deze
instelling automatisch bij.
*2 De hoeveelheid tijd dat de sluiter open blijft om licht
door te laten die dan de CCD kan bereiken. Een grotere
waarde voor de snelheid geeft aan de sluiter langer
opent blijft staan wat inhoudt dat de CCD door meer
licht wordt bereikt. De camera stelt deze instelling
automatisch bij.
5.
Na u ervan te hebben
overtuigd dat scherp is
afgesteld op het beeld, drukt
u de sluitertoets geheel in om
te gaan opnemen.
Het aantal beelden dat u kunt
opnemen hangt af van de
instellingen die u gebruikt voor de
beeldgrootte en de beeldkwaliteit
(pagina’s 76, 77, 273).
BELANGRIJK!
Wanneer de “Quick Shutter” (snelsluiter) instelling
ingeschakeld is bij de opnametab (REC) (pagina 81),
neemt de camera onmiddellijk het beeld op zonder te
wachten totdat autofocus uitgevoerd wordt wanneer
u de sluitertoets geheel indrukt zonder tussentijds te
pauzeren. Dit helpt u er bij om een beeld op te
nemen op het precieze moment dat u dat wilt.
Betreffende het AF hulpverlichting
De AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/
zelfontspanner indicator werkt
automatisch om te helpen met
de werking van autofocus
wanneer u opnamen maakt
terwijl er weinig licht is.
Sluitertoets
AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/
zelfontspanner indicator
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
60
U kunt de AF hulpverlichting in- of uitschakelen. Het wordt
aanbevolen om het AF hulpverlichting uit te schakelen bij
het opnemen van beelden van mensen in de buurt, enz.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab d.m.v. []
en [].
3.
Selecteer “AF Assist Light” (AF
hulpverlichting) d.m.v. [] en [] en druk
daarna op [].
4.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Schakel de AF hulpverlichting in
Schakel de AF hulpverlichting uit
BELANGRIJK!
Kijk niet direct naar de AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/zelfontspanner indicator and
richt deze niet direct op de ogen van een onderwerp.
Opname voorzorgsmaatregelen
Open het accudeksel nooit en plaats de camera nooit op
de USB slede terwijl de groene bedrijfsindicator aan het
knipperen is. Doet u dit toch dan zal niet enkel het huidige
beeld verloren gaan maar kunnen de reeds in het
camerageheugen opgeslagen beelden ook beschadigd
raken en kan de camera zelf defect raken.
Verwijder de geheugenkaart nooit terwijl een beeld
opgenomen wordt op de geheugenkaart.
TL-verlichting knippert met een frequentie die niet
waargenomen kan worden door het menselijk oog. Bij
gebruik van de camera binnenshuis terwijl TL-verlichting
aanstaat, kunt u bepaalde problemen ondervinden met de
helderheid of kleuren van de opgenomen beelden.
De camera stelt haar gevoeligheid automatisch bij aan de
hand van de helderheid van het onderwerp als “Auto”
(automatisch) is geselecteerd als de ISO
gevoeligheidsinstelling (pagina 142). Dit kan de oorzaak
vormen van digitale storing (korreligheid) bij beelden van
relatief slecht belichte voorwerpen.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
61
De camera verhoogt haar gevoeligheid en gebruikt een
snellere sluitersnelheid bij het opnemen van een slecht
belicht onderwerp terwijl “Auto” (automatisch) is
geselecteerd als de ISO gevoeligheidsinstelling (pagina
142). Daarom dient u zich voor per ongeluk bewegen van
de camera te behoeden als u de flitser uitgeschakeld
heeft (pagina 67).
Helder licht dat op de lens valt kan er de oorzaak van zijn
dat beelden er flets uitzien. Dit komt vooral voor wanneer
beelden buiten in helder zonlicht worden opgenomen. Om
dit te voorkomen kunt u de lens met uw hand afschermen
tegen het felle licht.
Aangaande autofocus
Bij het volgende types onderwerpen kan het moeilijk of
zelfs onmogelijk zijn om scherp te stellen.
Effen kleuren of onderwerpen met weinig contrast
Onderwerpen met sterk tegenlicht
Bijzonder glimmende onderwerpen
Jaloezieën (luxaflex) of andere patronen die zich
horizontaal repeteren.
Meervoudige onderwerpen die zich op verschillende
afstanden van de camera bevinden
Onderwerpen op slecht verlichte plaatsen
Bewegende onderwerpen
Onderwerpen buiten het bereik van de camera
Het kan moeilijk of onmogelijk zijn om goed scherp te
stellen als de camera bewogen wordt.
Merk op dat een groene bedrijfsindicator en het
scherpstelkader niet garanderen dat het resulterende
beeld scherp zal zijn.
Als de autofocus om één of andere reden de gewenste
resultaten niet produceert, probeer dan
scherpstelvergrendeling (pagina 87) of handmatige
scherpstelling (pagina 85).
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
62
Aangaande het beeldscherm van de
opnamefunctie (REC)
Het tijdens een opnamefunctie (REC) op het beeldscherm
getoonde beeld is een vereenvoudigd beeld voor het
maken van een compositie. Het daadwerkelijke beeld
wordt opgenomen overeenkomstig de
beeldkwaliteitinstellingen die op dat moment geselecteerd
zijn bij uw camera. Het beeld dat in het bestandgeheugen
opgeslagen wordt heeft een veel betere resolutie en beter
detail dan het schermbeeld tijdens de opnamefuncties
(REC).
Bepaalde niveau’s van helderheid van het onderwerp
kunnen de respons van het beeldscherm tijdens de
opnamefunctie (REC) doen vertragen hetgeen digitale
ruis (korreligheid) veroorzaakt op het beeldscherm.
Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van
zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm
verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD
technologie dat bekend staat als “verticale veeg” en duidt
niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze
verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het
een snapshot betreft maar wel bij een filmpje (pagina
118).
Gebruiken van de optische zoeker
U kunt batterijstroom uitsparen door het monitorscherm van
de camera uit te schakelen (pagina 33) en de optische
zoeker te gebruiken voor het componeren van beelden.
De optische beeldzoeker is ook handig wanneer u opnamen
maakt op plaatsen waar het beeldscherm moeilijk te zien is
doordat niet genoeg belichting beschikbaar is, enz.
BELANGRIJK!
Het zichtbare kader dat door de zoeker wordt
getoond toont het beeld dat opgenomen zou worden
op een afstand van ongeveer 1 meter. Bij opnemen
van een onderwerp dat zich op een afstand van
minder dan 1 meter bevindt, zal het opgenomen
beeld lager zijn dan wat u kunt zien binnen het kader
van de zoeker.
Gebied dat
zichtbaar is in
de zoeker
Gebied dat opgenomen
wordt bij afstanden van
korter dan een meter
Optische zoeker
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
63
Gebruiken van de zoom
Uw camera is uitgevoerd met twee types zoom: optische
zoom en digitale zoom. Gewoonlijk schakelt de camera
automatisch over naar digitale zoom nadat u de maximum
grens voor optische zoom overschrijdt. U kunt echter de
camera configureren om digitale zoom zonodig uit te
schakelen.
Optische zoom
Het optische zoombereik is 1X tot 3X
1.
Beweeg tijdens een
opnamefunctie (REC) de
zoomregelaar naar links
of rechts om in en uit te
zoomen.
Door de zoomregelaar zover
mogelijk naar een van beide
richtingen te bewegen, kunt
u de zoomfactor snel
veranderen.
Daar het beeldscherm precies toont wat er
opgenomen wordt, kunt u dit het beste altijd
gebruiken wanneer u beelden samenstelt tijdens de
macro- en handmatige scherpstelfuncties.
Zoomregelaar
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
64
2.
Voer beeldcompositie uit en druk dan op de
sluitertoets.
InzoomenUitzoomen
LET OP
De optische zoomfactor heeft ook invloed op de
lensopening.
Het wordt aanbevolen een statief te gebruiken om te
behoeden voor handbewegingen bij het gebruiken
van de telefotostand (inzoomen).
Wanneer u tijdens opname met de autofocusfunctie,
de macrofunctie of handmatig scherpstellen een
optische zoombewerking uitvoert, verschijnt een
waarde op het beeldscherm om u het
scherpstelbereik mee te delen (pagina’s 80, 83, 85).
De optische zoom werkt niet tijdens een filmopname.
De digitale zoom is wel beschikbaar. Let erop dat u
de optische zoominstelling selecteert die u wilt
gebruiken voordat u op de sluitertoets drukt om de
filmopname te starten (pagina 120).
Beweeg de zoomregelaar
in deze richting:
(Groothoek)
(Telefoto)
Om dit te doen:
Zoom uit voor een breder beeld
(de hoofdonderwerpen worden
kleiner)
Zoom in voor een beeld dat
dichterbij is (de
hoofdonderwerpen worden
groter)
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
65
Opnemen van een beeld d.m.v. digitale zoom
1.
Houd tijdens een
opnamefunctie (REC)
de zoomregelaar in de
richting van de
(telefoto) kant gedrukt.
Hierdoor verschijnt de
zoomindicator in de
display.
2.
Bij het bereiken van het optische/digitale
overschakelpunt stopt de zoomaanwijzer.
Het bovenstaande toont hoe de zoomindicator er uit
ziet wanneer de digitale zoomfunctie ingeschakeld is
(pagina 66). Het digitale zoomindicator wordt niet
getoond wanneer de digitale zoomfunctie is
uitgeschakeld.
1X 3X 24X
Optisch
zoombereik
D
igitaal
zoombereik
Zoomaanwijzer
Optisch/digitaal overschakelpunt
Digitale zoom
De digitale zoomfunctie vergroot op digitale wijze het deel
van het beeld dat zich in het midden van het beeldscherm
bevindt. Het bereik van de digitale zoom is 3X – 24X
(in combinatie met optische zoom).
BELANGRIJK!
Bij uitvoeren van een digitale zoombewerking
manipuleert de camera de beelddata om het midden
van het beeld te vergroten. In tegenstelling tot
optische zoom, ziet een beeld dat vergroot is met
digitale zoom er groffer uit dan het origineel.
Digitaal zoomen wordt niet ondersteund terwijl
datumafstempeling (“Date” (datum) of “Date&Time”
(datum & tijd)) ingeschakeld is (pagina 147).
Digitale zoomindicator
Zoomindicator
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
66
In- en uitschakelen van de digitale
zoomfunctie
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab m.b.v. []
en [].
3.
Selecteer “Digital Zoom” (digitale
zoomfunctie) m.b.v. [] en [] en druk daarna
op [].
4.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk op [SET].
Alleen het optische zoombereik wordt aangegeven
door de zoom indicator wanneer de digitale
zoomfunctie uitgeschakeld is.
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Inschakelen van de digitale
zoomfunctie
Uitschakelen van de digitale
zoomfunctie
3.
Laat de zoomregelaar even los en schuif hem
in de richting van de (telefoto) kant om de
zoomaanwijzer tot binnen het digitale
zoombereik te verplaatsen.
De zoomaanwijzer stopt ook wanneer u de aanwijzer
terugverplaatst naar het overschakelpunt om weer
terug te gaan naar het digitale zoombereik. Laat de
zoomregelaar even los en schuif hem opnieuw in de
richting van (groothoek) kant om de
zoomaanwijzer tot binnen het digitale zoombereik te
verplaatsen.
4.
Voer compositie uit van het beeld en druk op
de sluitertoets.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
67
Gebruiken van de flitser
Voer de volgende stappen uit om de flitserfunctie te
selecteren die u wilt gebruiken.
Het geschatte effectieve bereik van de flitser is hieronder
gegeven.
Groothoek optische zoom
: Ca. 0,1 – 4,3 meter
(ISO gevoeligheid: Auto (automatisch))
Telefoto optische zoom
: Ca. 0,5 – 2,4 meter
(ISO gevoeligheid: Auto (automatisch))
* Hangt af van de zoomfactor.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[] ( ).
[
] ( )
2.
Selecteer de flitsfunctie d.m.v. [] en [] en
druk vervolgens op [SET].
Hierdoor verschijnt de flitsfunctie indictor in het
display.
B
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
68
Om dit te doen:
Laat de flitser automatisch flitsen wanneer
dit nodig is (Automatisch flitsen).
Schakel de flitser uit (Flitser uit).
Altijd flitsen (Flitser aan).
Altijd de krachtige flitser ongeacht de
belichting (Krachtflitser)
U kunt de gevoeligheid naar wens
verhogen waardoor de onderwerpen die
zich verder weg bevinden helderder
doorkomen.
Gebruik altijd milde flits ongeacht de
belichtingsomstandigheden (Milde flits)
Voer een voorflits uit gevolgd door
beeldopname met flits, hetgeen het
gevaar op rode ogen in het beeld
reduceert (rode ogen-effect vermindering).
In dit geval flitst de flitser automatisch
wanneer dat nodig is.
Selecteer deze
instelling:
3.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
BELANGRIJK!
De flitsereenheid van deze camera flists een aantal
malen bij het opnemen van een beeld. De
aanvankelijke flitsen zijn voorflitsen waarbij de
camera informatie inwint die nodig is voor de
belichtingsinstellingen. De laatste flits is voor het
opnemen. Zorg ervoor dat u de camera stil houdt
totdat de camera de sluiter ontspant.
Door de flitser te gebruiken terwijl “Auto” (automatisch)
geselecteerd is als de ISO gevoeligheidsinstelling
wordt de gevoeiligheid verhoogd waardoor grote
hoeveelheden digitale ruis in beeld kunnen verschijnen.
U kunt de digitale ruis reduceren door een lagere
instelling voor de ISO gevoeligheid te reduceren. Merk
echter op dat dit ook als nevenwerking het verkorten
van het flitserbereik (het bereik dat bestreken wordt
door de flitser) heeft (pagina 142).
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
69
Flitser aan
Selecteer (flitser aan) als de flitserfunctie wanneer het
onderwerp er donker uitziet ten opzichte van de
achtergrond zelfs als er genoeg licht aanwezig is zodat de
flitser niet automatisch gaat flitsen. Hierdoor gaat de flitser
flitsen en zal het onderwerp belichten telkens wanneer u op
de sluitertoets drukt (daglicht synchroon flitsen).
Krachtflitser
Selecteer (krachtflitser) als de flitserfunctie wanneer
het onderwerp relatief ver van de camera verwijderd is.
BELANGRIJK!
Het gebruik van de krachtflitser kan een stijging in
digitale ruis met zich meebrengen.
De krachtflitser is uitgeschakeld wanneer een andere
instelling dan “Auto” (automatisch) geselecteerd is
voor de ISO gevoeligheid instelling. Let er op dat de
ISO instelling op “Auto” (pagina 142) staat wanneer u
de krachtflitser wilt gebruiken.
Milde flits
Selecteer (milde flits) als de flitserfunctie om de
flitsintensiteit te onderdrukken en op te nemen met een
milder gevoel.
Aangaande vermindering van het rode ogen
-effect
Wanneer u gebruik maakt van de flitser om ’s nachts of in
een slecht verlichte kamer op te nemen, kan dit rode
vlekken veroorzaken in de ogen van de mensen in beeld.
De functie voor de rode-ogen-effect vermindering laat de
AF hulpverlichting/opnamelamp (REC)/zelfontspanner
indicator oplichten waardoor de irissen van de ogen van
alle mensen in beeld zich sluiten. Dit vermindert de kans op
rode-ogen in het beeld.
C
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
70
Flitsereenheid status
U kunt de huidige flitsereenheid status opzoeken door de
sluitertoets halverwege in te drukken en het beeldscherm
en de rode bedrijfsindicator te checken.
Rode bedrijfsindicator
*
De indicator wordt ook in het
beeldscherm getoond wanneer
de flitser klaar is om te flitsen.
* Rode bedrijfsindicator
Betekent dat:
Dat de flitseenheid aan het opladen is
Dat de flitseenheid klaar is om te flitsen
Wanneer de rode
bedrijfsindicator:
Knippert
Oplicht
BELANGRIJK!
Merk de volgende punten op voor rode ogen-effect
vermindering.
De functie voor de rode ogen-effect vermindering
werkt niet tenzij de mensen in beeld direct naar
de camera kijken tijdens de voorflits. Roep
voordat u op de sluitertoets drukt naar de
onderwerpen zodat ze allen naar de camera
kijken terwijl het voorflitsen wordt uitgevoerd.
De rode ogen-effect vermindering werkt niet goed
als de onderwerpen zich ver van de camera
bevinden.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
71
BELANGRIJK!
De flitsintensiteit verandert mogelijk niet wanneer het
onderwerp zich te ver van of te dicht bij de camera
bevindt.
Veranderen van de flitssterkte instelling
Voer de volgende stappen uit om de flitssterkte instelling te
veranderen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab m.b.v.
[] en [].
3.
Selecteer de “Flash Intensity” (flitsintensiteit)
m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instellingen
te selecteren en druk daarna op [SET].
Om de flitsintensiteit op
deze manier te veranderen:
Sterker
Normaal
Zwakker
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
–1
–2
Gebruik van de flitserassistent
(Flash Assist)
Wanneer een onderwerp opgenomen wordt dat zich buiten
het bereik van de flitser bevindt, kan dat onderwerp er
donker uitzien op het resulterende beeld omdat niet
genoeg licht van de flitser het onderwerp belichtte. Mocht
dit gebeuren dan kunt de flitserassistent gebruiken om de
helderheid van het opgenomen onderwerp te corrigeren
zodat het lijkt alsof de belichting door de flitser voldoende
was.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab m.b.v.
[] en [].
Flitserassistent wordt
niet gebruikt
Flitserassistent wordt
wel gebruikt
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
72
3.
Selecteer “Flash Assist” (flitserassistent)
m.b.v. [] en [] en druk op [].
4.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [] en
[] en druk op [SET].
Voorzorgsmaatregelen voor de flitser
Let erop dat uw vingers de
flitser niet blokkeren terwijl u
de camera vasthoudt.
Afdekken van de flitser zal
het effect grotendeels teniet
doen.
U kunt de gewenste
resultaten mogelijk niet
verkrijgen met de flitser als
het onderwerp zich te ver
weg of juist te dichtbij
bevindt.
De flitser heeft ergens tussen enkele seconden en 10
seconden nodig om zich volledig op te laden nadat hij
geflitst heeft. De werkelijke tijd hangt af van het
accuniveau, de temperatuur en andere omstandigheden.
De flitser flitst niet onder de volgende omstandigheden.
De (flitser uit) icoon op het beeldscherm geeft aan dat
de flitser uitgeschakeld is.
Filmfunctie, MOVIE BEST SHOT functie
Flitser
BELANGRIJK!
De flitserassistent kan bij bepaalde types
onderwerpen niet de gewenste resultaten opleveren.
De flitserassistent kan mogelijk weinig effect hebben
op uw beeld als u één van de volgende instellingen
veranderde terwijl u aan het opnemen was.
Flitssterkte (pagina 71)
Belichtingscompensatie (EV verschuiving)
(pagina 88)
ISO gevoeligheid (pagina 142)
Contrast (pagina 146)
Bij het gebruik van de flitserhulp bestaat de kans op
een verhoging in digitale storing in het opgenomen
beeld.
Selecteer deze instelling:
Auto (automatisch)
Off (uit)
Om dit te doen:
Schakel de flitserassistent in
Schakel de flitserassistent uit
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
73
De flitsseenheid kan zich mogelijk niet opladen als de
accuspanning van de camera laag is. Als dit het geval is,
kan de flitser mogelijk niet goed flitsen waardoor u niet de
gewenste belichting krijgt. Zorg er dus voor de accu van
de camera zo spoedig mogelijk op te laden wanneer de
spanning naar beneden gaat.
Als de flitser uitgeschakeld is ( ), bevestig dan de
camera op een statief om beelden op te nemen op een
plaats waar de hoeveelheid beschikbare belichting aan
de lage kant is. Het opnemen van beelden bij weinig
belichting zonder flits kan leiden tot digitale ruis waardoor
de beelden er groffer uitzien.
Bij selectie van de rode ogen-effect verminderingsfunctie
( ) wordt de flitsintensiteit automatisch bijgesteld in
overeenstemming met de belichting. De flitser kan
mogelijk in het geheel niet flitsen wanneer het onderwerp
reeds helder verlicht is.
Het gebruik van de flitser in combinatie met een andere
lichtbron (daglicht, TL verlichting, enz.) kan leiden tot
abnormale kleuren van het beeld.
Gebruiken van de zelfontspanner
Met de zelfontspanner kunt u een vertraging van 2
seconden of 10 seconden selecteren voordat de
sluiterontspanning plaatsvindt nadat u de sluitertoets
indrukt. Met de drievoudige zelfontspanner kunt u de
zelfontspanner drie maal achtereenvolgens laten werken
om drie beelden op te nemen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de “REC” (opname) tab
te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om de “Self-timer”
(zelfontspanner) te selecteren en druk
vervolgens op [].
4.
Selecteer het type zelfontspanner dat u wilt
gebruiken m.b.v. [] en [] en druk daarna op
[SET].
Als “Off” (uit) in stap 4 wordt geselecteerd, is de
zelfontspanner uitgeschakeld.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
74
Om dit te doen:
Specificeer een 10 seconden
zelfontspanner
Specificeer een 2 seconden
zelfontspanner
Specificeer een drievoudige
zelfontspanner
Schakel de zelfontspanner uit
Selecteer deze
instelling:
10
s
10 sec
2
s
2 sec
x3
X3
Off (uit)
Hierdoor verschijnt de
indicator op het
beeldscherm die het
geselecteerde type
zelfonspanner
identificeert.
Met de drievoudige
zelfontspanner neemt de
camera een serie van
drie beelden op in de
hieronder beschreven
volgorde.
1. De camera telt voor 10 seconden af en neemt
dan het eerste beeld op.
2. De camera bereidt zich voor om het volgende
beeld op te nemen. De hoeveelheid tijd benodigd
voor die voorbereiding hangt af van de huidige
“Size” (afmetingen) en “Quality” (kwaliteit)
instellingen, het type geheugen (ingebouwd of
een geheugenkaart) dat u gebruikt voor het
opslaan van het beeld en of de flitser al dan niet
opgeladen dient te worden.
3. Nadat de voorbereiding voltooid is, verschijnt
“1sec” op het beeldscherm en het volgende beeld
wordt dan 1 seconde later opgenomen.
4. De stappen 2 en 3 herhalen zich nogmaals om
het derde beeld op te nemen.
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
75
5.
Druk op de sluitertoets
om het beeld op te
nemen.
Wanneer u op de
sluitertoets drukt, gaat
de AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/
zelfontspanner indicator
knipperen en ontspant
de sluiter zich nadat de
zelfontspanner geheel
afgeteld heeft
(ongeveer 10 seconden
of 2 seconden).
U kunt het aftellen van de zelfontspanner op dat
moment stop zetten door op de sluitertoets te
drukken terwijl de AF hulpverlichting/opnamelamp
(REC)/zelfontspanner indicator aan het knipperen is.
AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/
zelfontspanner indicator
LET OP
De “2 sec” instelling voor de zelfontspanner is het
beste voor het opnemen met een langzame
sluitersnelheid omdat het helpt bij het voorkomen
van vlekkerige beelden doordat de camera wordt
bewogen.
De volgende functies zijn niet beschikbaar voor
gebruik in combinatie met de zelfontspanner:
Doorlopende sluiterfunctie bij normale snelheid, korte
filmfunctie, voorafgaande filmfunctie, spraakopname.
De volgende functies zijn niet beschikbaar voor
gebruik samen met de drievoudige zelfontspanner:
BEST SHOT opname (“Business Cards and
Documents” (visitekaartjes en documenten),
“Whiteboard, etc.” (witbord, enz.), “Old Photo” (oude
foto)), doorlopende sluiterfunctie bij hoge snelheid,
doorlopende sluiterfunctie met flits, filmfunctie,
MOVIE BEST SHOT functie
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
76
Specificeren van de beeldgrootte
“Beeldgrootte” is de grootte van het beeld uitgedrukt als het
aantal verticale en horizontale beeldpunten. Een
“beeldpunt” is één van de vele kleine puntjes die samen het
beeld vormen. Meer beeldpunten geven meer details
wanneer een beeld wordt afgedrukt maar een groter aantal
beeldpunten is er ook de oorzaak van dat het beeldbestand
groter is en meer geheugen in beslag neemt. U kunt een
beeldgrootte selecteren die voldoet aan uw behoefte voor
een gedetailleerder beeld of een kleiner bestandformaat.
Merk dat deze instelling enkel van toepassing is voor
foto’s. Zie pagina 119 voor informatie aangaande het
formaat van het filmbeeld.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de Quality (kwaliteit)
tab te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om Size (afmetingen) te
selecteren en druk vervolgens op [].
* “M” betekent “Mega”.
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Bij het selecteren van de beeldgrootte (het
beeldformaat), zullen de beeldgroottewaarde (aantal
beeldpunten) en het corresponderende
afdrukformaat beurtelings worden weergegeven. Het
afdrukformaat geeft het optimale papierformaat aan
waarop u een beeld kunt afdrukken voor het door u
geselecteerde beeldformaat.
Groter
Kleiner
Afdrukformaat
A3 Print
A3 Print (3:2 horizontaal-
verticaal verhouding)
A3 Print
A4 Print
3.5˝
×
5˝ Print
E-mail (optimaal formaat
bij toevoegen van een
beeld bijlage aan E-mail)
8M*
8M
(3:2)
6M
4M
2M
VGA
Beeldgrootte/
Beeldformaat
3264
×
2448
3264
×
2176
(3:2)
2816
×
2112
2304
×
1728
1600
×
1200
640
×
480
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
77
De bovenstaande papierformaten geven alle
benaderingen van waarden bij het afdrukken bij een
resolutie van 200dpi (dots per inch = punten per inch).
Gebruik een hogere instelling als u met een hogere
resolutie wilt afdrukken of wanneer u een groter formaat
afdruk wilt maken.
Om het resolutieniveau te verkrijgen waarvoor uw camera
ontworpen is, wordt het aanbevolen om de maximale
beeldgrootte (8M) te gebruiken. Gebruik een kleinere
beeldgrootte wanneer u geheugencapaciteit wilt sparen.
Door de “3264
×
2176 (3:2)” beeldgrootte te selecteren
worden beelden opgenomen met een 3:2
(horizontaal:verticaal) verhouding die optimaal is voor het
maken van afdrukken op fotografisch papier met een
lengte:breedte verhouding van 3:2.
Specificeren van de beeldkwaliteit
Door een beeld te comprimeren voordat u het opslaat kan
dit de kwaliteit aantasten. Hoe meer een beeld wordt
gecomprimeerd des te groter het verlies in kwaliteit. De
beeldkwaliteitinstelling specificeert de
compressieverhouding die gebruikt wordt wanneer een
beeld in het geheugen wordt opgeslagen. U kunt een
beeldkwaliteitinstelling selecteren die aan uw behoefte voor
een hogere kwaliteit of een kleiner bestandformaat voldoet.
Merk dat deze instelling enkel van toepassing is voor
foto’s. Zie pagina 119 voor informatie aangaande de
kwaliteit van het filmbeeld.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de Quality (kwaliteit)
tab te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om Quality (kwaliteit)
te selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
78
BELANGRIJK!
De werkelijke bestandsgrootte hangt af van het type
beeld dat u opneemt. Dat betekent dat de resterende
beeldcapaciteit die in het beeldscherm aangegeven
wordt niet precies klopt (pagina’s 29, 273).
Fine (fijn)
Normal
(normaal)
Economy
(economisch)
Om dit te verkrijgen:
Hogere
kwaliteit
Lagere
kwaliteit
Selecteer deze instelling:
Hoge kwaliteit, groot
bestandformaat
Normale beeldkwaliteit en
normal bestandformaat
Lage beeldkwaliteit, klein
bestandformaat
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
79
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Selecteren van de scherpstelfunctie
U kunt vijf verschillende scherpstelfuncties selecteren: Auto
Focus (autofocus = automatisch scherpstellen), Macro
(groothoek), Pan Focus (panfocus), Infinity (oneindig) en
Manual Focus (handmatig scherpstellen).
1.
Druk [] ( ) in tijdens
een opnamefunctie (REC).
Telkens bij indrukken van []
( ) wordt naar de
volgende instelling van de
scherpstelfunctie doorgegaan
in een oneindige lus zoals
hieronder aangegeven.
[
] ( )
Scherpstelfunctie indicator
Selecteer deze
instelling:
Om de camera in te stellen om dit te
doen:
Automatisch scherpstellen (Autofocus)
Close-up scherpstelling uitvoeren (Macro)
Stel de brandpuntsafstand vast in
(Pan Focus)*
Scherpstellen op oneindig (oneindig)
Met de hand scherpstellen
(handmatig scherpstellen)
* Panfocus kan alleen geselecteerd worden tijdens een
filmfunctie (film, MOVIE BEST SHOT (BEST SHOT
film)).
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
80
Gebruik van autofocus
In het Engels betekent het woord “focus” scherpstellen, dus
Auto Focus betekent automatisch scherpstellen - we zullen
in deze gebruiksaanwijzing echter de technische term
‘autofocus’ aanhouden. Werking van autofocus begint
wanneer u de sluitertoets halverwege indrukt. Het bereik
van autofocus is als volgt.
Bereik: 40 cm –
Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier
boven aangegeven waarden.
1.
Druk op [] ( ) om door de instellingen van
de scherpstelfunctie te gaan totdat “
aangegeven als de scherpstelfunctie
indicator.
2.
Voer compositie van het beeld zodanig uit dat
hoofdonderwerp zich binnen het
scherpstelkader bevindt en druk vervolgens
de sluitertoets halverwege in.
U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is
door het scherpstelkader en de groene
bedrijfsindicator te bekijken.
Wanneer u dit ziet:
Groen scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
Rood scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator knippert
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op
het beeld.
Er is niet scherpgesteld
op het beeld.
3.
Druk de sluitertoets nu geheel in om het beeld
op te nemen.
Scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
81
LET OP
De camera schakelt automatisch over naar het
bereik van de macrofunctie (pagina 83) wanneer het
niet mogelijk is goed scherp te stellen omdat het
onderwerp zich dichter bij bevindt dan mag voor het
autofocusbereik (automatische scherpstelling).
Telkens bij het bedienen van de optische zoom
(pagina 63) terwijl u met de autofocus aan het
opnemen bent, verschijnt een waarde op het
beeldscherm zoals hieronder aangegeven om u het
scherpstelbereik mede te delen.
Voorbeeld: AF 앪앪 cm –
* 앪앪 wordt vervangen door de werkelijke waarde
van het scherpstelbereik.
Snelsluiter
Wanneer de snelsluiterfunctie ingeschakeld is, begint de
camera onmiddellijk op te nemen zonder te wachten totdat
autofocus gaat werken als u de sluitertoets volledig indrukt.
Dit maakt het mogelijk voor u die speciale momenten op te
nemen zonder dat u hoeft te wachten voor automatisch
scherpstellen (Auto Focus).
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer “Quick Shutter”(snelsluiter) van de
“REC” (opname) tab en druk vervolgens op
[].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Schakel de snelsluiter in
Schakel de snelsluiter uit
Selecteer deze instelling
:
On (aan)
Off (uit)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
82
Specificeren van het bereik van autofocus
U kunt de volgende procedure gebruiken om het
autofocusbereik te veranderen tijdens de autofocusfunctie
en de macrofunctie. Merk op dat de configuratie van het
scherpstelkader verandert in overeenstemming met het
door u geselecteerde autofocusbereik.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer “AF Area” (autofocusbereik) op de
“REC” (opname) tab en druk vervolgens op
[].
3.
Gebruik [] en [] om het gewenste
autofocusbereik te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Voor dit type autofocusbereik:
Bijzonder beperkt bereik in het midden
van het scherm.
De instellingen werken goed met
scherpstelvergrendeling (pagina 87).
Automatische keuze van het
scherpstelbereik waar het onderwerp zich
het dichtst bij de camera bevindt.
Bij deze stand verschijnt er op het
beeldscherm eerst een scherpstelkader
met negen scherpstelpunten. Als de
sluitertoets halverwege ingedrukt wordt,
zullen alle scherpstelkaders van de
negen scherpstelpunten waarop
scherpgesteld is groen worden.
Deze instelling werkt goed voor het
maken van groepfoto’s.
Vrije verplaatsing van het scherpstelpunt
Door deze instelling te selecteren wordt
het scherpstelpunt aanvankelijk in het
midden van het beeldscherm getoond.
Daarna kunt u het naar de gewenste
plaats verplaatsen d.m.v. de [], [], []
en [] toetsen. Druk vervolgens op
[SET] om het scherpstelkader op dat
moment weer te geven.
Selecteer deze
instelling:
Spot
(puntmeten)
Multi
(multi-patroon
meten)
Free (Vrij)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
83
Spot (puntmeten)
Multi (multi-patroon meten)
Scherpstelkader
Free (Vrij)
Scherpstelpunt
[SET]
Scherpstelkader
Gebruik van de macrofunctie
Gebruik de macrofunctie wanneer u scherp wilt stellen op
close-up onderwerpen. Hieronder volgt het
scherpstelbereik van de macrofunctie.
Bereik: 10 cm – 50 cm
Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier
boven aangegeven waarden.
1.
Druk op [] ( ) om door de instellingen van
de scherpstelfunctie te circuleren totdat “
aangegeven wordt als de indicator van de
scherpstelfunctie.
2.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
Scherpstelkader
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
84
LET OP
Wanneer de macrofunctie niet goed kan
scherpstellen omdat het onderwerp te ver weg is, zal
de camera automatisch overschakelen naar het
scherpstelbereik van de autofocus (pagina 80).
Wanneer u tijdens het opnemen met de macrofunctie
een optische zoombewerking (pagina 63) uitvoert,
verschijnt een waarde op het beeldscherm zoals
hieronder is aangegeven om het scherpstelbereik
mee te delen.
Voorbeeld: 앪앪m - 앪앪m
* 앪앪 wordt vervangen door de werkelijke waarde
van het scherpstelbereik.
BELANGRIJK!
Het gebruik van de flitser samen met de
macrofunctie kan er de oorzaak van zijn dat het licht
van de flitser geblokkeerd raakt hetgeen ongewenste
schaduwen kan produceren in het resulterende
beeld.
Het gebruik van panfocus
Panfocus kan worden gebruikt tijdens een filmfunctie (film,
MOVIE BEST SHOT (BEST SHOT film)) om scherp te
stellen op een bepaald onderwerp en op te nemen zonder
autofocus. Panfocus kan handig zijn bij het opnemen onder
omstandigheden waarbij het om de een of andere reden
moeilijk is om autofocus te gebruiken of wanneer het geluid
van de autofocus functie te hard zou worden opgenomen
tijdens het maken van een film met geluid.
1.
Schakel tijdens de opnamefunctie (REC) een
filmfunctie in (pagina’s 120, 123).
U kunt deze procedure tijdens de filmfunctie en
MOVIE BEST SHOT (BEST SHOT film) uitvoeren.
2.
Druk op [] ( ) om door de instellingen te
bladeren totdat “ ” wordt aangegeven.
3.
Druk op de sluitertoets om de film op te
nemen met panfocus.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
85
BELANGRIJK!
Panfocus kan enkel gebruikt worden tijdens een
filmfunctie (film, MOVIE BEST SHOT (BEST SHOT
film)). Bij andere functies werkt panfocus niet.
Telkens wanneer u een optische zoombewerking
(pagina 63) uitvoert voorafgaand aan filmopname,
zal een waardebereik op het beeldscherm
verschijnen zoals hieronder om u het
scherpstelbereik mede te delen.
Voorbeeld: PF cm -
* 앪앪 wordt vervangen door de werkelijke waarde
van het scherpstelbereik.
Gebruik van de oneindig-functie
De oneindig functie zet de scherpstelling vast op oneindig
(). Gebruik deze functie voor het opnemen van
landschappen en van andere beelden die zich op grote
afstand bevinden.
1.
Druk op [] ( ) om door de instellingen van
de scherpstelfunctie te circuleren totdat “
aangegeven wordt als de indicator van de
scherpstelfunctie.
2.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
Gebruik van handmatig scherpstellen
Met de handmatige scherpstelfunctie kunt u met de hand
op een beeld scherpstellen. Hieronder volgen het
scherpstelbereik tijdens de handmatige scherpstelfunctie.
Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier
boven aangegeven waarden.
1.
Druk op [] ( ) om
door de instellingen
van de
scherpstelfunctie te
circuleren totdat “
aangegeven wordt als
de indicator van de
scherpstelfunctie.
Op dit ogenblik verschijnt
er ook een kader in de
display om het gedeelte
van het beeld aan te
geven dat gebruikt wordt
voor handmatig
scherpstellen.
Kader
Optische zoomfactor
1X
3X
Benadering van scherpstelbereik
10 cm tot oneindig ()
50 cm tot oneindig ()
C
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
86
2.
Terwijl u het beeld via
het beeldscherm
bekijkt, gebruikt u []
en [] om scherp te
stellen.
Door op [] of [] te drukken zal het gedeelte binnen
het kader in stap 1 het beeldscherm tijdelijk geheel
vullen om het scherpstellen te vergemakkelijken.
Enkele ogenblikken later zal het normale beeld
opnieuw verkregen worden.
3.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
BELANGRIJK!
Tijdens de handmatige scherpstelfunctie stellen de
[] en [] toetsen scherp zelfs als u toetsaanpassing
gebruikt om andere functie aan deze toetsen toe te
wijzen (pagina 137).
Om dit te doen:
Stel scherp op het voorwerp
Stel scherp van het onderwerp weg
Doe dit:
Druk op [].
Druk op [].
LET OP
Wanneer u tijdens het opnemen met handmatige
scherpstelling een optische zoombewerking (pagina
63) uitvoert, verschijnt een waarde op het
beeldscherm zoals hieronder is aangegeven om het
scherpstelbereik mee te delen.
Voorbeeld: MF 앪앪m -
* 앪앪 wordt vervangen door de werkelijke waarde
van het scherpstelbereik.
Handmatige scherpstelstand
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
87
2.
Houd de sluitertoets
halverwege ingedrukt
en voer
hercompositie van
het beeld uit zoals u
dat schikt.
3.
Wanneer u nu hercompositie van het beeld
naar wens uitgevoerd heeft, druk de
sluitertoets geheel in om het op te nemen.
Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
LET OP
Door de scherpstelling te vergrendelen wordt de
belichting ook vergrendeld.
Hoofdonderwerp
Gebruik van de scherpstelvergrendeling
Scherpstelvergrendeling is een techniek die u kunt
gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp dat zich
niet binnen het scherpstelkader bevindt terwijl u een beeld
aan het opnemen bent. U kunt scherpstelvergrendeling
gebruiken tijdens de autofocus functie en tijdens de
macrofunctie ( ).
1.
Voer de compositie
van het beeld op het
beeldscherm zodanig
uit dat het
hoofdonderwerp zich
binnen het scherp-
stelkader bevindt en
druk vervolgens de
sluitertoets
halverwege in.
Hierdoor wordt het
scherpstellen
vergrendeld op het
onderwerp dat zich op
dat moment in het
scherpstelkader
bevindt.
Scherpstelkader
Hoofdonderwerp
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
88
3.
Gebruik [] en [] om de belichtingscom-
pensatiewaarde te veranderen en druk
vervolgens op [SET].
Door op [SET] te drukken wordt de aangegeven
waarde geregistreerd.
[] : Verhoogt de EV waarde. Een hogere EV waarde
wordt het beste gebruikt voor lichtgekleurde
onderwerpen en onderwerpen met tegenlicht.
[] : Verlaagt de EV waarde. Een lagere EV waarde
wordt het beste gebruikt voor donkergekleurde
onderwerpen en voor het opnemen buiten op een
heldere dag.
Om de belichtingscompensatie te annuleren dient u
de waarde bij te stellen tot 0.0.
Belichtingscompensatie (EV verschuiving)
De belichtingscompensatie laat u de belichtingsinstelling
(EV waarde) met de hand veranderen voor aanpassing aan
de belichting van het onderwerp. Deze functie helpt u bij
het verkrijgen van betere resultaten bij het opnemen van
onderwerpen met tegenlicht, een sterk verlicht onderwerp
binnenshuis of een onderwerp tegen een donkere
achtergrond.
Belichtingscompensatiebereik: –2,0EV + 2,0EV
Stappen: 1/3EV
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de
“Quality” (kwaliteit)
tab, selecteer “EV
Shift” (EV
verschuiving) en druk
dan op [].
Belichtingscompensatiewaarde
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
89
Bijstellen van de witbalans
De golflengte van het licht dat geproduceerd wordt door de
verschillende lichtbronnen (daglicht, gloeilamp, enz.) kan
de kleur beïnvloeden van het onderwerp dat wordt
opgenomen. Met de witbalans kunt u kunt u bijstellingen
maken om te compenseren voor de verschillende types
verlichting om zo de kleuren van een beeld natuurlijker te
maken.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de
“Quality” (kwaliteit)
tab, selecteer “White
Balance” (witbalans)
en druk op [].
4.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
BELANGRIJK!
Bij het opnemen onder bijzonder donkere of juist
lichte omstandigheden kunt u mogelijk geen
bevredigende resultaten verkrijgen ook al gebruikt u
belichtingscompensatie.
LET OP
Bij uitvoeren van een EV verschuiving bewerking
tijdens multi-patroon meten (pagina 143) zal de
functie automatisch overschakelen naar centrum-
georiënteerd meten. Terugstellen van de EV
verschuivingswaarde naar 0.0 zal de meetfunctie
terugschakelen naar multi-patroon meten.
U kunt toetsaanpassing (pagina 137) gebruiken om
de camera te configureren om
belichtingscompensatie uit te voeren telkens
wanneer u op [] of [] drukt tijdens een
opnamefunctie (REC). Dit is handig tijdens het
bijstellen van de belichtingscompansatie tijdens het
bekijken van het in-beeld histogram (pagina 134).
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
90
LET OP
Wanneer “Auto” (automatisch) geselecteerd is als de
instelling van de witbalans bepaalt de camera
automatisch het witpunt van het onderwerp.
Bepaalde kleuren van de onderwerp en bepaalde
belichtingsomstandigheden kunnen echter
problemen veroorzaken wanneer de camera dit
witpunt probeert vast te stellen, hetgeen het dan
moeilijk maakt om een goede afregeling van de
witbalans te krijgen. Mocht dit gebeuren gebruik dan
daglicht, bewolkt of één van de andere vaste
instellingen voor de witbalans om het type belichting
te specificeren dat wel beschikbaar is.
U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 137)
gebruiken om de camera zodanig te configureren dat
de witbalansinstelling verandert wanneer u op [] of
[] drukt tijdens een opnamefunctie (REC)
ingeschakeld is.
Selecteer “
AWB
Auto WB” om de witbalansfunctie in
te schakelen voor automatische werking als u
icoonhulp (pagina 139) ingeschakeld heeft en de
toetsaanpassing heeft geconfigureerd om de
witbalans te bedienen.
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Tijdens opnemen onder deze
omstandigheden:
Normale omstandigheden
Buiten met daglicht op een heldere
dag
Buiten met daglicht op een
bewolkte of regenachtige dag, in de
schaduw van een boom, enz.
In de schaduw van een gebouw of
op een andere plaats waar de
kleurtemperatuur hoog is.
Onder witte of daglicht witte TL
verlichting (onderdrukt kleurmist)
Onder daglicht TL verlichting
(onderdrukt kleurmist)
Bij licht van gloeilampen
Moeilijke verlichting die handmatige
bediening vereist (Zie “Handmatig
configureren van de witbalans”
(pagina 91)).
Selecteer deze
instelling:
Auto (automatisch)
N
D
Manual (handmatig)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
91
Handmatig configureren van de
witbalans
Bepaalde complexe lichtbronnen en andere condities in de
omgeving kunnen het onmogelijk maken om goede
resultaten te verkrijgen wanneer de “Auto” stand of één van
de andere vast lichtbroninstellingen wordt gebruikt voor de
witbalans. U kunt dan de witbalans met de hand bijregelen
voor een bepaalde lichtbron en/of andere condities in de
omgeving.
Merk op dat u handmatige witbalans dient uit te voeren
onder dezelfde omstandigheden als wanneer u
daadwerkelijk aan het opnemen bent. Houd een vel wit
papier bij de hand voordat u begint met de volgende
procedure.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer een Quality (kwaliteit) tab,
selecteer vervolgens White Balance
(witbalans) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] en [] om
Manual (handmatig)
te selecteren.
Hierdoor verschijnt het
voorwerp dat u het laatst
gebruikte voor het
instellen van de
handmatige witbalans op
het beeldscherm. Als u dezelfde instellingen wilt
gebruiken die u configureerde tijdens een eerdere
met de hand gemaakte witbalansinstelling, sla dan
stap 4 over en voer stap 5 uit.
4.
Richt de camera op wit papier of een
soortgelijk voorwerp onder dezelfde
lichtomstandigheden waarvoor u de witbalans
in wilt stellen en druk vervolgens op de
sluitertoets.
Wit papier
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
92
Hierdoor wordt de procedure voor het bijstellen van
de witbalans gestart. Als deze procedure voltooid is,
verschijnt de boodschap “Complete” op het
beeldscherm.
5.
Druk op [SET].
Dit registreert de witbalansinstellingen en keert terug
naar de op dat moment geselecteerde
opnamefunctie.
LET OP
Nadat u de witbalans met de hand ingesteld heeft,
blijft deze instelling van kracht totdat u de instelling
verandert of wanneer u de camera uitschakelt.
Specificeren van de belichtingsfunctie
U kunt de functiedraairegelaar gebruiken om de
belichtingsfunctie te selecteren die de instellingen voor de
lensopening en de sluitersnelheid bedient tijdens het
opnemen van beelden.
A functie : lensopening prioriteit AE
S functie : sluitersnelheid prioriteit AE
M functie: handmatige belichting
Gebruik van lensopening prioriteit AE
Als de A functie (lensopening prioriteit AE) geselecteerd is
als de belichtingsfunctie, stelt de camera de sluitersnelheid
automatisch in overeenstemming met een vaste
lensopeningwaarde in die u zelf heeft gespecificeerd. Een
grotere lensopening (een lagere lensopeningwaarde) geeft
een kleiner diepteveld terwijl een kleinere lensopening (een
grotere lensopeningwaarde) een groter diepteveld geeft.
Het bereik van de sluitersnelheid van deze functie loopt
van 1/1600ste tot en met 1 seconde.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
93
1.
Zet tijdens een
opnamefunctie (REC)
de
functiedraairegelaar
op A (lensopening
prioriteit).
Grotere lensopening Kleinere lensopening
EV verschuiving
Lensopeningwaarde
2.
Druk op [SET] om de lensopeningwaarde in
het belichtingspaneel te selecteren en
verander dan de instelling m.b.v. [] en [].
Lensopeningwaarde*
Diepteveld
Groot Klein
F2,8‚ F4,0
Ondiep
Diep
* De bovenstaande waarden zijn voor maximale
optische zoom met het groothoek objectief. De
lensopeningswaarden wijken af van de andere
optische zoominstellingen.
U kunt “EV Shift” (EV verschuiving) hier ook
selecteren door op [SET] te drukken en vervolgens
een belichtingscompensatiewaarde (pagina’s 31, 88)
te specificeren m.b.v. [] en [].
Als u met de hand scherpstelt (pagina’s 31, 85) kunt
u “FOCUS” (handmatig scherpstellen) ook selecteren
door op [SET] te drukken en vervolgens met de hand
scherp te stellen m.b.v. [] en [].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
94
3.
Druk de sluitertoets halverwege in.
Hierdoor zal de camera automatisch de
sluitersnelheid instellen a.h.v. de lensopeningwaarde
die u selecteerde. Daarna wordt scherpgesteld op
het beeld.
De waarden van de sluitersnelheid en de
lensopeningswaarde in het beeldscherm zullen
oranje worden als u de sluitertoets halverwege
indrukt terwijl het beeld onder- of juist overbelicht is.
4.
Druk als goed is scherpgesteld op het beeld
de sluitertoets geheel in om het beeld op te
nemen.
Langzaam
Snel
Gebruiken van sluitersnelheid prioriteit AE
Als de S functie (sluitersnelheid prioriteit AE) geselecteerd
is als de belichtingsfunctie, stelt de camera de lensopening
automatisch in overeenstemming met een vaste
sluitersnelheid in die u zelf heeft gespecificeerd. U dient
een sluitersnelheid te specificeren aan de hand van hoe
snel het onderwerp beweegt.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
95
1.
Zet tijdens een
opnamefunctie (REC)
de
functiedraairegelaar
op S (sluitersnelheid
prioriteit).
2.
Druk op [SET] om de sluitersnelheidwaarde in
het belichtingspaneel te selecteren en
verander dan de instelling m.b.v. [] en [].
U kunt “EV Shift” (EV verschuiving) hier ook door op
[SET] te drukken en vervolgens een
belichtingscompensatiewaarde (pagina’s 31, 88) te
specificeren m.b.v. [] en [].
Als u met de hand scherpstelt (pagina’s 31, 85) kunt
u “FOCUS” (handmatig scherpstellen) ook selecteren
door op [SET] te drukken en vervolgens met de hand
scherp te stellen m.b.v. [] en [].
Langzaam Snel
60 seconden 1/1600ste seconde
Wazig
Gestopt
Sluitersnelheid
Beweging
EV verschuiving
Sluitersnelheid
3.
Druk de sluitertoets halverwege in.
Hierdoor zal de camera automatisch de waarde van
de lensopening instellen a.h.v. de sluitersnelheid die
u selecteerde. Daarna wordt scherpgesteld op het
beeld.
De waarden van de sluitersnelheid en de
lensopeningswaarde in het beeldscherm zullen
oranje worden als u de sluitertoets halverwege
indrukt terwijl het beeld onder- of juist overbelicht is.
4.
Druk als goed is scherpgesteld op het beeld
de sluitertoets geheel in om het beeld op te
nemen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
96
Met de hand instellen van de
belichtingsinstellingen
Tijdens de M functie (handmatige belichting) kunt u de
sluitersnelheid en de lensopening met de hand instellen.
1.
Zet tijdens een
opnamefunctie (REC)
de
functiedraairegelaar
op “M” (handmatige
instelling).
2.
Druk op [SET] om de lensopeningwaarde in
het belichtingspaneel te selecteren en
verander dan de instelling m.b.v. [] en [].
* De bovenstaande waarde zijn voor maximale
optische zoom met de groothoek objectief . De
lensopeningswaarden wijken af van de andere
optische zoominstellingen.
Sluitersnelheid
Lensopeningwaarde
ISO gevoeligheid
Lensopeningwaarde*
Diepteveld
Groot Klein
F2,8‚ F4,0
Ondiep
Diep
Langzaam Snel
60 seconden 1/1600ste seconde
Wazig
Gestopt
Sluitersnelheid
Beweging
3.
Druk op [SET] om de sluitersnelheidwaarde in
het belichtingspaneel te selecteren en
verander dan de instelling m.b.v. [] en [].
Als u met de hand scherpstelt (pagina’s 31, 85) kunt
u “FOCUS” (handmatig scherpstellen) ook selecteren
door op [SET] te drukken en vervolgens met de hand
scherp te stellen m.b.v. [] en [].
4.
Druk de sluitertoets halverwege in.
Hierdoor zal de camera automatisch scherpstellen.
5.
Druk als goed is scherpgesteld op het beeld
de sluitertoets geheel in om het beeld op te
nemen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
97
Voorzorgsmaatregelen voor opname met
de belichtingsfunctie
U kunt mogelijk niet de helderheid verkrijgen die u wilt
wanneer u een beeld aan het opnemen bent dat bijzonder
donker of juist erg helder is. Mocht dit het geval zijn,
gebruik dan de M functie (handmatige belichting) om de
lensopening en de sluitersnelheid met de hand bij te
stellen.
Bij gebruik van een langzame sluitersnelheid kan digitale
ruis (korreligheid) verschijnen in het beeld. Om dit effect
te reduceren voert de camera automatisch
ruisonderdrukking uit wanneer de sluitersnelheid 1/8ste
seconde of langzamer is. Hoe langzamer de
sluitersnelheid des te groter de kans op digitale ruis in het
beeld. Merk ook op dat de procedure voor
ruisonderdrukking het opnemen van een beeld vertraagt.
Bij een sluitersnelheid langzamer dan 1/8ste seconde kan
de helderheid van het opgenomen mogelijk afwijken van
de helderheid van het beeld dat verschijnt in het
beeldscherm.
Gebruik van de doorlopende sluiter
Naast de normale opname die een enkel beeld opneemt
telkens wanneer de sluitertoets ingedrukt wordt kunt u één
van de vijf doorlopende sluiterfuncties selecteren om
meerdere beelden op te nemen.
Doorlopende sluiterfunctie met normale snelheid
U kunt onafgebroken beelden opnemen totdat het
geheugen vol is.
Doorlopende sluiterfunctie bij hoge snelheid
Neem maximaal drie beelden met hoge snelheid achter
elkaar op.
Doorlopende sluiterfunctie met flits
Gebruik deze functie om drie beelden achter elkaar op te
nemen met elke een flits.
Doorlopende sluiterfunctie met zoom
Tijdens deze functie kunt u een gebied op het
beeldscherm selecteren met een selectiekader. Wanneer
u dan de sluitertoets indrukt, neemt de camera het beeld
op het beeldscherm op met het gebied binnen het door
het selectiekader afgebakende gebied ingezoomd op
tweemaal de normale afmetingen.
Meervoudige doorlopende sluiterfunctie
Deze functie neemt 25 doorlopende stop-actie beelden op
bij hoge snelheid en combineert ze tot een enkel beeld.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
98
BELANGRIJK!
De opnamesnelheid van de doorlopende sluiter
hangt af van het type geheugenkaart dat zich in de
camera bevindt. Bij opname naar het ingebouwde
geheugen is opname van de doorlopende sluiter
relatief langzaam.
LET OP
U kunt ook een doorlopende sluiterfunctie selecteren
door [ ] ingedrukt te houden, de gewenste functie
te selecteren d.m.v. [] en [] en vervolgens [ ]
los te laten.
Gebruiken van de doorlopende
sluiterfunctie met normale snelheid
Door de sluitertoets ingedrukt te houden worden
voortdurend beelden opgenomen zolang er geheugen
beschikbaar is om de beelden op te slaan.
1.
Druk tijdens een
opnamefunctie (REC)
op [ ].
2.
Selecteer Normal Speed Cont.
(doorlopende sluiter met normale snelheid)
d.m.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor verschijnt “ ” in het beeldscherm.
3.
Druk op de sluitertoets om op te nemen.
Het opnemen blijft doorgaan zolang u de sluitertoets
ingedrukt houdt. Laat de sluitertoets los om het
opnemen te stoppen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
99
De doorlopende sluiterfunctie met hoge
snelheid gebruiken
Houd de sluitertoets ingedrukt terwijl de doorlopende
sluiterfunctie met hoge snelheid geselecteerd is om
maximaal drie beelden met hoge snelheid op te nemen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[ ].
2.
Selecteer d.m.v. [] en [] High Speed
Cont. (doorlopende sluiter met hoge
snelheid) en druk daarna op [SET].
Hierdoor verschijnt de “ ” icoon op het
beeldscherm.
3.
Druk op de sluitertoets om op te nemen.
Het opnemen vindt plaats zolang de sluitertoets
ingedrukt gehouden wordt. Het filmen stopt als u de
sluitertoets loslaat voordat drie beelden opgenomen
zijn.
De doorlopende sluiterfunctie met flits
gebruiken
Houd de sluitertoets ingedrukt terwijl de doorlopende
sluiterfunctie met flits geselecteerd is om maximaal drie
beelden op te nemen waarbij de flitser bij elk beeld flitst.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[ ].
2.
Selecteer d.m.v. [] en [] to select Flash
Cont. (doorlopende sluiter met flits) en druk
daarna op [SET].
Hierdoor verschijnt de “ ” icoon op het
beeldscherm.
3.
Druk op de sluitertoets om op te nemen.
Het opnemen vindt plaats zolang de sluitertoets
ingedrukt gehouden wordt. Het filmen stopt als u de
sluitertoets loslaat voordat drie beelden opgenomen
zijn.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
100
Gebruik van de zoom doorlopende
sluiterfunctie
De zoom doorlopende sluiterfunctie geeft een selectiekader
weer dat u kunt gebruiken om een gebied in het beeldscherm
te selecteren. Dan als u op de sluitertoets drukt, zal de
camera het beeld op het beeldscherm opnemen met het
gebied dat omsloten wordt door het selectiekader digitaal tot
twee maal de normale grootte gezoomd.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op de
[ ].
2.
Selecteer de “
Z
Zoom Continuous
(doorlopende sluiter met zoom) d.m.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor verschijnt een selectiekader in het midden
van het beeldscherm.
3.
Verplaats het selectiekader m.b.v. [], [],
[], en [] naar het gewenste gedeelte van
het beeldscherm en druk op [SET].
Hierdoor verschijnt de “
Z
” icoon op het
beeldscherm.
4.
Druk daarna eenmaal op de sluitertoets om op
te nemen.
Hierdoor worden twee beelden opgenomen: het
beeld op het beelscherm en het beeld binnen het
selectiekader, digitaal tot twee maal de normale
grootte gezoomd.
BELANGRIJK!
Merk op dat het bij de bovenstaande procedure niet
nodig is om de sluitertoets ingedrukt te houden.
Merk op dat de zoom doorlopende sluiterfunctie niet
beschikbaar is bij een instelling voor het
beeldformaat van 3264
×
2176 (3:2) of 640
×
480.
Het formaat van de digitaal verwerkt beelden is
kleiner dan de huidige instelling voor het
beeldformaat van de camera.
Voorbeeld: Wanneer de huidige instelling voor het
beeldformaat 3264
×
2448 beeldpunten
is, dan zal het formaat van de digitaal
verwerkt beelden met de zoom
doorlopende sluiterfunctie 1600
×
1200
beeldpunten zijn.
Wanneer autofocus geselecteerd is als de
scherpstelfunctie, bevindt het autofocusgebied zich
automatisch in het midden van het selectiekader
voor de doorlopende sluiter met zoom (puntmeet
autofocusgebied, pagina’s 79, 82).
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
101
BELANGRIJK!
Merk op dat u bij de bovenstaande procedure de
sluitertoets niet ingedrukt hoeft te houden.
De grootte van het 25-shot beeld is 1600
×
1200
beeldpunten.
25-shot stop-actie beelden (m.b.v. de
meervoudige doorlopende sluiterfunctie)
Gebruik de volgende
procedure om 25
achtereenvolgende stop-actie
beelden op te nemen bij hoge
snelheid en ze daarna te
combineren tot één enkel
beeld.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[ ].
2.
Selecteer “ Multi Continuous”
(meervoudige doorlopende sluiter) d.m.v. []
en [] en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor verschijnt “ ” in het beeldscherm.
3.
Druk eenmaal op de sluitertoets om op te
nemen.
Nadat 25 shots opgenomen zijn worden ze tot een
enkel beeld gecombineerd dat dan in het geheugen
opgeslagen wordt.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
102
Voorzorgsmaatregelen voor de
doorlopende sluiter
Wanneer u werking van de doorlopende sluiter aanvangt
zullen de instellingen voor de belichting en de
scherpstelling vastgezet worden voor het eerste beeld.
Dezelfde instellingen zijn dan ook van toepassing bij de
navolgende beelden.
De doorlopende sluiterfunctie kan niet worden gebruikt in
combinatie bij één van de volgende attributen en functies.
BEST SHOT (“Business Cards and Documents
(visitekaartjes en documenten)”, “Whiteboard, etc.
(Witbord, enz.)”, “Old Photo (oude foto)”, “ID Photo (ID
foto)”, “Pastel (pastelkleur)”, “Illustration (illustratie)”,
“Cross (kruis)”), Movie (film) functie, MOVIE BEST SHOT
functie
Tijdens het gebruik van de doorlopende sluiterfunctie
moet u de camera stil houden totdat alle opnamen
voltooid zijn.
De werking van de doorlopende sluiter kan halverwege
stoppen als de geheugencapaciteit uitgeput dreigt te
raken.
Bij gebruik van een langzamere sluitersnelheidinstelling
wordt de tussenpauze tussen beelden verlengd.
De doorlopende sluitersnelheid hangt af van de huidige
instellingen voor de beeldgrootte en beeldkwaliteit.
Bij de doorlopende sluiterfunctie bij normale snelheid kunt
u de gewenste flitsfunctie selecteren.
Bij de doorlopende sluiterfunctie bij normale snelheid en
de meervoudige doorlopende sluiterfunctie wordt de
flitsfunctie automatisch (flitser uit).
Bij de doorlopende sluiterfunctie met flitser wordt de
flitsfunctie automatisch (flitser aan).
U kunt de zelfontspanner niet gebruiken in combinatie
met de doorlopende sluiterfunctie met normale snelheid
(pagina 73).
De drievoudige zelfontspanner (pagina 74) kan alleen
gebruikt worden in combinatie met de doorlopende
sluiterfunctie met zoom.
De langzaamste instelling van de sluitersnelheid bij
gebruik van de meervoudige doorlopende sluiterfunctie is
1/15ste seconde.
Merk op dat bij de doorlopende sluiterfunctie bij hoge
snelheid en de doorlopende sluiterfunctie met flitser de
resolutie van de opgenomen beelden ietwat lager is en
een grotere neiging heeft om digitale ruis te bevatten dan
bij beelden die opgenomen worden met de doorlopende
sluiterfunctie bij normale snelheid.
Bij de doorlopende sluiterfunctie bij hoge snelheid en de
doorlopende sluiterfunctie met flitser wordt altijd de “Auto”
(automatisch) instelling gebruikt ongeacht de huidige
instelling voor de ISO gevoeligheid.
Bij de doorlopende sluiterfunctie met flits is het flitsbereik
smaller dan normaal.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
103
Portrait (Portret) Scenery (Landschap)
Night Scene
(Nachtdecor)
Night Scene Portrait
(Avondportret)
1.
Zet de
functiedraairegelaar op
tijdens een
opnamefunctie (REC)
op en druk
daarna op [SET].
Hierdoor wordt de BEST
SHOT functie
ingeschakeld die alle 12
BEST SHOT decors toont.
De voorbeelddecors zijn in volgorde gearrangeerd, te
beginnen met de linker bovenhoek.
De op dat moment geselecteerde voorbeeldscene is
de scene met het selectiekader erom heen.
Gebruiken van de BEST SHOT functie
Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde
voorbeeldscenes er één en de camera zal de instellingen
maken voor de scene die u selecteerde om zo elke keer
opnieuw mooie foto’s te maken.
Voorbeeld achtergronden
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
104
2.
Gebruik [], [], [] en [] om de gewenste
voorbeeld achtergrond te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Verplaats het selectiekader in het display m.b.v. [],
[], [] en []. Door naar links te bladeren terwijl het
selectiekader zich in de linker bovenhoek bevindt of
naar rechts te bladeren terwijl het selectiekader zich
in de rechter onderhoek bevindt, bladert u door naar
het volgende scherm met 12 voorbeelddecors.
3.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
BELANGRIJK!
BEST SHOT achtegronden werden niet met deze
camera opgenomen. Ze dienen enkel als voorbeeld.
Door opname omstandigheden en andere factoren,
kan een beeld opgenomen met de instellingen van
het BEST SHOT decor niet precies het verwachte
resultaat produceren.
U kunt de camera instellingen veranderen die
geconfigureerd zijn bij het selecteren van een BEST
SHOT scene. De instellingen die u kunt veranderen
zijn dezelfde als die opgeslagen worden wanneer u
een BEST SHOT gebruikersinstelling (pagina 106)
opslaat. Merk echter op dat bepaalde BEST SHOT
scenes u niet toestaan om bepaalde instellingen te
veranderen. De BEST SHOT scene instellingen
worden teruggesteld tot hun oorspronkelijke
instellingen wanneer u een andere BEST SHOT
scene selecteert of de camera uitschakelt. Als u de
instellingen wilt opslaan om later te gebruiken, dient
u deze als een BEST SHOT gebruikersinstelling op
te slaan (pagina 106).
Digitale ruisonderdrukking vindt automatisch plaats
wanneer u een nachtscene, vuurwerk of een ander
beeld opneemt dat een langzame sluitertijd vereist.
Dat is de reden waarom het langer duurt om beelden
op te nemen bij een langzame sluitersnelheid. Zorg
er voor dat u geen cameratoetsen bedient totdat het
uitvoeren van beeldopname voltooid is.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
105
Bij het opnemen van een beeld van een nachtdecor,
vuurwerk of een ander beeld waarbij u een langzame
sluitersnelheid nodig heeft wordt het gebruik van een
statief aanbevolen om handbewegingen te
voorkomen.
LET OP
Aanwijzingen voor het gebruik en het op dat moment
geselecteerde BEST SHOT decor verschijnen
gedurende ongeveer twee seconden in de display
als de BEST SHOT functie reeds ingeschakeld is op
het moment dat u de camera inschakelt.
Afzonderlijk tonen van de
voorbeelddecors
U kunt de volgende procedure gebruiken om de BEST
SHOT voorbeelddecors afzonderlijk te tonen zodat u de
uitleg kunt bekijken van de instellingen van elk decor.
1.
Zet de functiedraairegelaar op tijdens een
opnamefunctie (REC) op en druk daarna
op [SET].
Hierdoor worden alle 12 van de BEST SHOT scenes
getoond.
2.
Beweeg de
zoomregelaar.
Hierdoor wordt het
voorbeelddecor
getoond dat
geselecteerd was op
het 12-decorscherm.
Beweeg de
zoomregelaar om terug
te keren naar het 12-
voorbeeldscene
scherm.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
106
3.
Selecteer het gewenste voorbeelddecor m.b.v.
[] en [] en druk vervolgens op [SET].
4.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
Creëren van uw eigen BEST SHOT
instelling
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om een
basisinstelling op te slaan van een snapshot die u opnam
als een BEST SHOT decor. Daarna kunt u de
basisinstelling oproepen telkens wanneer u deze wilt
gebruiken.
1.
Zet de functiedraairegelaar op tijdens een
opnamefunctie (REC) op en druk daarna
op [SET].
2.
Selecteer Register User Scene
(gebruikersdecor registereren) d.m.v. [], [],
[] en [] en druk op [SET].
3.
Geef d.m.v. [] en []
de snapshots weer
waarvan u de
instelling als BEST
SHOT decor wilt
registreren.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
107
4.
Gebruik [] en [] om Save (opslaan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de instelling geregistreerd. Nu kunt u
de procedure op pagina 103 gebruiken om uw
gebruikersinstelling te selecteren voor het maken
van een opname.
BELANGRIJK!
Gebruikersinstellingen in de BEST SHOT functie
bevinden zich in het geheugen na de ingebouwde
voorbeelddecors.
Door een gebruikerssnapshotinstelling te selecteren
verschijnt de “U” indicator in de rechter bovenhoek
van het beeldscherm gevolgd door een nummer (dat
het instelnummer aangeeft).
Merk op dat het formatteren van het ingebouwde
geheugen (pagina 202) alle BEST SHOT
gebruikersinstellingen uitwist.
LET OP
De volgende zijn de instellingen die onderdeel
uitmaken van de snapshotinstelling:
scherpstelfunctie, EV verschuivingswaarde,
witbalansfunctie, flitserfunctie, ISO gevoeligheid,
meetfunctie, flitsintensiteit, flitserassistent, filter,
scherpte, verzadiging en contrast.
Merk op dat enkel snapshots die opgenomen zijn
met deze camera kunnen worden gebruikt om een
BEST SHOT gebruikersinstelling te creëren.
U kunt op hetzelfde moment maximaal 999 BEST
SHOT gebruikersinstellingen hebben in het
ingebouwde geheugen van de camera.
U kunt de huidige instelling van een achtergrond
controleren door verschillende instelmenu’s te tonen.
BEST SHOT snapshotgebruikersinstellingen worden
opgeslagen in het ingebouwde geheugen van de
camera in de map die “SCENE” heet. Bestandnamen
worden automatisch toegewezen volgens het
formaat “UZ850nnn.JPE” waar “nnn” een waarde is
vallend tussen 000 en 999.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
108
Wissen van een BEST SHOT functie
gebruikersinstelling
1.
Zet de functiedraairegelaar op tijdens een
opnamefunctie (REC) op en druk daarna
op [SET].
2.
Beweeg de zoomregelaar om over te
schakelen van het 12-scene scherm naar het
voorbeeldscherm.
3.
Gebruik [] en [] om de gebruikersinstelling
te tonen die u wilt uitwissen.
4.
Druk op [] ( ) om de gebruikersinstelling
te wissen.
5.
Selecteer Delete (wissen) m.b.v. [] en [].
6.
Druk op [SET] om het bestand te wissen.
7.
Selecteer een andere scene en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de opnamestand opnieuw verkregen.
Verminderen van de effecten van het
bewegen van uw hand of het bewegen van
het onderwerp
U kunt de effecten verminderen van het bewegen van het
onderwerp of van handbewegingen die de neiging hebben
op te treden bij het opnemen van een onderwerp op grote
afstand met een telefoto of bij het opnemen van een snel
bewegend onderwerp of als als de plaats van opname
slecht verlicht is.
U kunt de anti-trilfunctie ook gebruiken om tijdens het
opnemen van een film van het effect van het bewegen
van uw handen verminderen. De effecten van het
bewegen van het onderwerp worden echter niet
verminderd (pagina 118).
1.
Voer één van de onderstaande procedures uit
om de anti-trilfunctie in te schakelen.
Gebruiken van de BEST SHOT functie
1. Zet de functiedraairegelaar op tijdens een
opnamefunctie (REC) op “ ” en druk daarna op
[SET].
2. Selecteer d.m.v. [], [], [] en [] het “Anti Shake”
(anti-tril) decor en druk vervolgens op [SET].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
109
Gebruiken van het menuscherm
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU].
2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Anti
Shake” (anti-tril) en druk daarna op [].
3. Selecteer de “Auto” (automatisch) instelling d.m.v.
[] en [] en druk daarna op [SET].
(Anti-trilindicator) wordt aangegeven in het
beeldscherm terwijl de anti-trilfunctie ingeschakeld is.
2.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen.
BELANGRIJK!
De anti-trilfunctie wordt uitgeschakeld bij andere
instellingen dan wanneer “Auto” (automatisch) wordt
geselecteerd voor de ISO gevoeligheid. Als u de
anti-trilfunctie ingeschakeld wilt hebben dat dient u
de ISO gevoeligheid te veranderen naar “Auto”
(automatisch) (pagina 142).
Door op te nemen met de anti-trilfunctie kan het
beeld er wat ruwer uitzien dan normaal met een
kleine verlaging van de beeldresolutie.
De anti-trilfunctie kan de effecten van
handbewegingen en bewegen van het onderwerp
mogelijk niet elimineren wanneer de bewegingen te
heftig zijn.
De anti-trilfunctie kan mogelijk niet werken bij
bijzonder lage sluitersnelheden. Mocht dit het geval
zijn, gebruik dan een statief om de camera te
stabiliseren.
Hoewel “ ” (anti-trilfunctie) aangegeven wordt op
het beeldscherm terwijl de flitsinstelling ingesteld is
op “Auto Flash” (automatisch flitsen), “Flash On”
(flitser aan) of “Soft Flash” (milde flitser) is de anti-
trilfunctie uitgeschakeld.
De maximale digitale zomfactor is 4X (pagina 65)
tijdens het opnemen met de anti-trilfunctie.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
110
Opnemen met een hogere gevoeligheid
Bij een hogere gevoeligheid kunnen helderder beelden
worden opgenomen zonder gebruik te maken van de flitser,
zelfs als er niet genoeg licht beschikbaar is voor een
normale belichting.
1.
Zet de functiedraairegelaar op tijdens een
opnamefunctie (REC) op en druk daarna
op [SET].
2.
Selecteer het High Sensitivity (hoge
gevoeligheid) decor d.m.v. [], [], [] en []
en druk daarna op [SET].
3.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
BELANGRIJK!
De hoge gevoeligheidsfunctie wordt uitgeschakeld bij
andere instellingen dan wanneer “Auto”
(automatisch) wordt geselecteerd voor de ISO
gevoeligheid. Als u de hoge gevoeligheidsfunctie
ingeschakeld wilt hebben dat dient u de ISO
gevoeligheid te veranderen naar “Auto”
(automatisch) (pagina 142).
Door op te nemen met hoge gevoeligheid kan het
beeld er wat ruwer uitzien dan normaal met een
kleine verlaging van de beeldresolutie.
Wanneer het te donker is kan het zijn dat een
gewenst niveau van beeldhelderheid niet verkregen
kan worden.
Gebruik bij het opnemen met lage sluitersnelheden
een statief om tegen de effecten van
handbewegingen te beschermen.
De hoge gevoeligheid is uitgeschakeld terwijl de
flitsinstelling ingesteld is op “Auto Flash”
(automatisch flitsen), “Flash On” (flitser aan) of “Soft
Flash” (milde flitser).
De maximale digitale zomfactor is 4X (pagina 65)
tijdens het opnemen met de hoge gevoeligheid.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
111
Opnemen van beelden van naamkaartjes
en documenten (Business Shot)
Wanneer beelden van naamkaartjes, documenten, een
witbord of soortgelijke voorwerpen vanuit een hoek worden
opgenomen kunnen deze onderwerpen er vervormd uitzien
in het beeld dat als resultaat is opgenomen. De Business
Shot instelling corrigeert rechthoekige vormen automatisch
zodat ze er uitzien alsof ze opgenomen zijn met de camera
recht voor het onderwerp.
Voor aanbrengen van
de keystone correctie
Na aanbrengen van
de keystone correctie
White board, etc.
(Witbord, enz.)
Business cards and
documents
(Naamkaartjes en
documenten)
Beelden van instelvoorbeelden
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
112
Voordat u met Business Shot gaat
opnemen
Voordat u begint met de opname dient u eerst de
compositie van het beeld zo in te richten zodat het
contour van het onderwerp dat u wilt opnemen zich in het
geheel op het beelscherm bevindt.
Let er op dat het onderwerp zich tegen een achtergrond
bevindt waardoor het contour afsteekt en dat het het
beeldscherm zoveel mogelijk vult.
LET OP
Wanneer de camera zich in een hoek bevindt t.o.v.
naamkaartje of document dat u aan het opnemen
bent, dan kan de vorm van het naamkaartje of het
document er vervormd uit zien als beeld. De
automatische Keystone (hoeksteen) correctiefunctie
komt dan in actie om die vervorming te corrigeren
waardoor de onderwerpen er normaal uitzien zelfs
als u vanuit een hoek opneemt.
Gebruiken van de Business Shot
instelling
1.
Zet de functiedraairegelaar op tijdens een
opnamefunctie (REC) op “ ” en druk daarna
op [SET].
2.
Selecteer het gewenste Business Shot beeld
m.b.v. [], [], [] en [] en druk vervolgens
op [SET].
3.
Druk op de sluitertoets
om het beeld op te
nemen.
Hierdoor wordt een
scherm verkregen dat
alle onderwerpen in het
beeld weergeeft die
kwalificeren als
kandidaten voor keystone
(hoeksteen) correctie.
Er verschijnt een foutlezing (pagina 271) als de
camera geen geschikte kandidaat in beeld kan
vinden voor de ‘keystone’ functie. Na enkele
ogenblikken zal het oorspronkelijke beeld zonder
aanpassingen opgeslagen worden in het geheugen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
113
4.
Selecteer m.b.v. [] en [] de kandidaat die u
wilt corrigeren.
5.
Selecteer “Correct”
(corrigeren) m.b.v. []
en [] en druk op [SET].
Door “Cancel” (annuleren)
te selecteren i.p.v.
“Correct” (corrigeren) wordt
het oorspronkelijke beeld
zonder aanpassingen opgeslagen in het geheugen.
BELANGRIJK!
Digitale zoom wordt uitgeschakeld terwijl u opneemt
met Business Shot. U kunt echter wel optische zoom
gebruiken.
De camera kan het onderwerp niet herkennen in de
volgende gevallen:
Wanneer het onderwerp gedeeltelijk buiten het
beeldscherm valt
Wanneer het onderwerp dezelfde kleur heeft als
de achtergrond waar het voor geplaatst is
Het maximal beeldformaat voor Business Shot
beelden is 1600
×
1200 beeldpunten zelfs als de
camera geconfigureerd is voor een groter
beeldformaat. Als de beeldformaatinstelling kleiner is
dan 1600
×
1200 beeldpunten worden beelden
opgenomen met het gespecificeerde formaat.
Herstellen van een oude foto
U kunt de procedure in dit hoofdstuk gebruiken om een
oude, verbleekte foto te herstellen met de kleuren die
worden verstrekt door de moderne digitale
cameratechnologie.
Voordat u probeert een oude foto te
herstellen
Let er op dat de gehele foto die u probeert te herstellen
zich binnen het beeldscherm bevindt.
Let er op dat het onderwerp zich tegen een achtergrond
bevindt waardoor het contour afsteekt en dat het het
beeldscherm zoveel mogelijk vult.
Let er op dat het licht niet weerkaatst van het oppervlak
van de oorspronkelijke foto.
Als de oude foto zich in de portret oriëntatie bevindt, let er
dan op dat u de compositie van het beeld met de camera
opstelt met de landschap oriëntatie (horizontaal).
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
114
LET OP
Wanneer de camera zich in een hoek bevindt ten
opzichte van de oude foto dan zal één zijde van het
opgenomen beeld er langer uitzien dan de zijde er
tegen over. Dit wordt ‘keystone’ genoemd hetgeen
veroorzaakt wordt door het verschil in afstand van de
cameralens tot beide zijden van de foto. De zijde van
de foto die zich het dichtst bij de camera bevindt ziet
er langer uit terwijl de zijde verder weg van de
camera er juist korter uit ziet. Automatische
‘keystone’ correctie compenseert automatisch voor
deze vervorming hetgeen betekent dat de foto er
normaal uit zal zien zelfs als u hem opneemt vanuit
een hoek.
Opnemen van een oude foto
1.
Zet de functiedraairegelaar op tijdens een
opnamefunctie (REC) op “ ” en druk daarna
op [SET].
2.
Selecteer “Old Photo” d.m.v. [], [], [] en
[] en drukt vervolgens op [SET].
3.
Druk op de
sluitertoets en neem
het beeld op.
Hierdoor wordt een
correctie
bevestigingsscherm
weergegeven en het
oorspronkelijk
opgenomen beeld
opgeslagen. Een
foutlezing verschijnt
(pagina 271) zonder
weergave van het
correctie
bevestigingsscherm als
de camera niet in staat
is het contour van de
foto te vinden.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
115
4.
Selecteer d.m.v. [] en [] het contour
waarvoor u correctie wilt uitvoeren.
5.
Selecteer “Trim”
d.m.v. [] en [] en
druk op [SET].
Hierdoor verschijnt het
trimkader op het
beeldscherm.
Selecteer “Cancel” om
het beeld op te slaan
als u het beeld niet wilt
trimmen.
6.
Maak het trimkader groter of kleiner d.m.v. de
zoomregelaar.
7.
Plaats het trimkader d.m.v. [], [], [] en []
naar de gewenste plek en drukt vervolgens op
[SET].
De camera zal de kleuren automatisch herstellen het
beeld opslaan.
Als u geen kader rondom het beeld wilt, configureer
dan het trimkader zodat dit zich binnen het kader van
het weergegeven beeld bevindt.
Druk op [MENU] om de trimbewerking te annuleren
op een gewenst moment en het beeld van dat
moment op te slaan.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
116
BELANGRIJK!
Digitaal zoomen is niet mogelijk bij het opnemen van
een oude foto. U kunt echter wel optische zoom
gebruiken.
De camera kan een foto niet herkennen in de
volgende gevallen:
Wanneer het onderwerp gedeeltelijk buiten het
beeldscherm valt
Wanneer het onderwerp dezelfde kleur heeft als
de achtergrond waar het voor geplaatst is
De maximale beeldgrootte voor het opnemen van
een oude foto is 1600
×
1200 beeldpunten zelfs
wanneer de camera geconfigureerd is voor een
grotere beeldgrootte. Bij een instelling voor een
beeldgrootte kleiner dan 1600
×
1200 beeldpunten
worden beelden opgenomen bij de op dat moment
gespecificeerde grootte.
Onder bepaalde omstandigheden kan het herstellen
van de kleuren niet tot de gewenste resultaten
leiden.
Opnemen van een ID foto
U kunt met deze procedure een portret opnemen en dan ID
foto’s afdrukken van een aantal verschillende standaard
formaten.
Door een ID foto af te drukken wordt een enkel vel
geproduceerd met vijf ID foto’s van de volgende
formaten.
30
×
24 mm, 40
×
30 mm, 45
×
35 mm, 50
×
40 mm,
55
×
45 mm
1.
Zet de functiedraairegelaar in een
opnamefunctie (REC) op “ ” en druk daarna
op [SET].
2.
Selecteer het “ID Photo” decor (ID foto) m.b.v.
[], [], [] en [] en druk vervolgens op
[SET].
3.
Maak op het
beeldscherm een
compositie van het
onderwerp binnen het
in-beeld kader en druk
op de sluitertoets om
een eerste tijdelijk
beeld op te nemen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
117
Het eerste tijdelijke beeld wordt niet opgeslagen in
het geheugen van de camera. Het uiteindelijke beeld
wordt opgeslagen in het geheugen van de camera
wanneer u stap 5 uitvoert.
4.
Stel de positie van het onderwerp in zoals
hieronder beschreven.
Om dit te doen:
Verplaats het onderwerp
omhoog of omlaag
Verplaats het onderwerp naar
links of naar rechts
Inzoomen op het onderwerp
(om het te vergroten)
Uitzoomen op het onderwerp
(om het te verkleinen)
Selecteer deze instelling:
Druk op [] of [].
Druk op [] of [].
Verplaats de
zoomregelaar in de
richting van de “
icoon.
Verplaats de
zoomregelaar in de
richting van de “
icoon.
Hoofdlijn
Kinlijn
Stel het beeld zodanig bij dat het hoofd van het
onderwerp op één lijn is met de hoofdlijn aan de
bovenkant van het kader en de kin van het
onderwerp op één lijn is met de kinlijn.
5.
Stel eerst de positie van het onderwerp in het
beeld en druk vervolgens op [SET].
Alleen het uiteindelijke beeld dat zich op het
beeldscherm bevindt wanneer u in stap 5 op [SET]
drukt, wordt opgeslagen in het geheugen van de
camera.
BELANGRIJK!
Het beeldformaat van een ID foto is altijd 3264
×
2448 beeldpunten ongeacht de huidige instelling bij
de camera voor het beeldformaat.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
118
Afdrukken van een ID foto
Door een ID foto af te drukken wordt een enkel vel
geproduceerd met vijf ID foto’s van de onderstaande
formaten. Daarna kunt u de beelden die u wilt gebruiken
uitknippen.
30
×
24 mm, 40
×
30 mm, 45
×
35 mm, 50
×
40 mm,
55
×
45 mm
BELANGRIJK!
De bovenstaande afmetingen zijn niet precies. De
werkelijke beeldformaten kunnen ietwat afwijken van
de bovengenoemde.
Bij het afdrukken van een ID foto moet u er op letten
op papier van het formaat 4˝
×
6˝ (pagina 216) af te
drukken. De beelden kunnen mogelijk op het juiste
formaat worden afgedrukt als papier van een
afwijkend formaat wordt gebruikt.
Opnemen van een film
U kunt hoge resolutie films opnemen met geluid. De enige
beperking die geldt voor de lengte van de film is de
hoeveelheid van het geheugen die beschikbaar is voor
opslag. U kunt een gewenste instelling voor de resolutie
selecteren met een verscheidenheid aan
filmopnamefuncties die u meer dan voldoende
veelzijdigheid bieden voor het maken van films.
Bestandformaat: MPEG-4 AVI formaat
Maximale filmlengte:
De enige beperking die geldt voor de lengte van de film is
de hoeveelheid van het geheugen die beschikbaar is voor
opslag.
Geschatte filmbestandgrootte (film van 1 minuut):
28,4 MB (kwaliteitinstelling: HQ (hoge kwaliteit))
14,9 MB (kwaliteitinstelling: Normal (normaal))
5,3 MB (kwaliteitinstelling: LP (langzame snelheid))
Filmopnamefuncties
filmfunctie
Gebruik deze functie voor normaal opnemen van een
film (pagina 120).
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
119
MOVIE BEST SHOT functie
Deze functie maakt het maken van de camera
instellingen zo gemakkelijk als het selecteren van de
van toepassing zijnde voorbeeldscene. Selecteer één
van de MOVIE BEST SHOT scenes waarna de
camera zichzelf automatisch configureert voor de
instelling voor die scene (pagina 123).
korte film
Telkens bij indrukken van de sluitertoets wordt een kort
filmpje opgenomen dat begint voor indrukken van de
toets en eindigt nadat de toets is ingedrukt (pagina 126).
voorafgaande film
Deze functie maakt gebruik van een buffer van 5
seconden die doorlopende wordt ge-update. Bij
indrukken van de sluitertoets wordt het opnemen vijf
seconden eerder gestart dan toen u de toets indrukte.
Gebruik deze functie wanneer u er zeker van wilt zijn
dat u snelle actie niet mist (pagina 129).
LET OP
Gebruik MOVIE BEST SHOT om “Short Movie” te
selecteren om korte film te gebruiken of “Past Movie”
om voorafgaande film te gebruiken.
U kunt filmbestanden weergeven op uw computer
m.b.v. Windows Media Player 9.
Door het CASIO AVI Importer component te
installeren op uw Macintosh computer kunt u
QuickTime gebruiken om films weer te geven die u
met de camera heeft opgenomen (pagina 256).
Specificeren van de kwaliteit van het
filmbeeld
De instelling voor de beeldkwaliteit bepaalt hoe ver de
camera de filmbeelden comprimeert voordat zij ze opslaat
in het geheugen. De beeldkwaliteit wordt uitgedrukt als
beeldgrootte in beeldpunten. Een “beeldpunt” is één van de
vele kleine punten die het beeld vormen. Een groter aantal
beeldpunten (meer beeldgrootte) gaat gepaard met een
betere detaillering en een hogere beeldkwaliteit wanneer
een film wordt afgespeeld.
Selecteer voordat u begint met het opnemen van een film
eerst de instelling voor de beeldkwaliteit die u geschikt
acht.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de “Quality” (kwaliteit)
tab te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om “ Quality” (kwaliteit)
te selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [] en
[] en druk daarna op [SET].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
120
HQ (640
×
480
beeldpunten)
Normal (640
×
480
beeldpunten)
LP (320
×
240
beeldpunten)
Instelling
Hogere
kwaliteit
Lagere
kwaliteit
Datasnelheid
(benadering)
4,0 megabits
per seconde
2,1 megabits
per seconde
745 kilobits
per seconde
Beeldsnelheid
30 beelden/
seconde
30 beelden/
seconde
15 beelden/
seconde
Opnemen van een standaard film
(filmfunctie)
Gebruik de filmfunctie wanneer u een standaard film
opneemt.
1.
Zet de
functiedraairegelaar
tijdens een
opnamefunctie (REC)
op “ ”.
Hierdoor wordt de
filmfunctie ingeschakeld
en verschijnt de
indicator op het
beeldscherm.
Resterende opnametijd
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
121
2.
Richt de camera op het
onderwerp en druk
daarna op de
sluitertoets.
Hierdoor wordt de
filmopname gestart,
hetgeen aangegeven
wordt door “
REC
” op het
beeldscherm.
De filmopname duurt
zolang de beschikbare
geheugencapaciteit dit
toelaat.
3.
Druk nogmaals op de sluitertoets om het
opnemen van een film te stoppen.
Het filmbestand wordt in het geheugen opgeslagen
wanneer een filmopname voltooid is.
Opnametijd
Voorzorgsmaatregelen voor het opnemen
van films
Deze camera neemt ook geluid op. Merk de volgende
punten op bij opname van een film.
Let er op dat u de
microfoon niet met uw
vingers blokkeert.
Goede
opnameresultaten zijn
niet mogelijk wanneer de
camera te ver van het
onderwerp weg is.
Wanneer toetsen op de
camera worden bediend kan het geluid er van mogelijk
ook opgenomen worden.
Het filmgeluid wordt opgenomen in mono.
De camera stelt automatisch scherp telkens wanneer
automatisch scherpstelling of de macrofunctie ( )
(pagina 79) geselecteerd is als de scherpstelfunctie.
Merk op dat de bevestigingstoon die klinkt tijdens de
werking van de automatisch scherpstelfunctie
opgenomen zal worden bij het andere geluid. Als u
geen bevestigingstonen opgenomen wilt hebben in het
audiogedeelte houdt dan de panfocus ( ) als de
scherpstelfunctie of selecteer handmatige
scherpstelling ( ) en stel met de hand scherp op het
beeld voordat u met het opnemen begint.
Microfoon
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
122
Automatisch scherpstelling kan niet wordne uitgevoerd
tijdens panfocus ( ), handmatige scherpstelling ( )
en scherpstellen op oneindig ( ) zodat geen
bevestigingstoon te horen zal zijn. Tijdens de
handmatige scherpstelfunctie kant u de
scherpstelinstellingen niet bijstellen tijdens het
opnemen zelf. Zorg er dus voor eventuele bijstellingen
reeds te hebben uitgevoerd voordat u begint met het
daadwerkelijke opnemen.
Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van
zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm
verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD
technologie dat bekend staat als “verticale veeg” en duidt
niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze
verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het
een snapshot betreft maar wel bij een filmpje.
De filmopname capaciteit van het ingebouwde geheugen
is heel klein. Voor het opnemen van films wordt het
gebruik van een geheugenkaart (pagina 203) aanbevolen.
Bepaalde types geheugenkaarten hebben meer tijd nodig
om data op te nemen waardoor filmbeelden verloren
kunnen gaan. De indicaties en
REC
knipperen tijdens
het opnemen op het beeldscherm om u te laten weten dat
er een filmbeeld verloren is gegaan.
De optische zoom is tijdens het opnemen van films
uitgeschakeld. Alleen digitaal zoomen is mogelijk. Let
erop dat u de optische zoominstelling die u wilt gebruiken
selecteert voordat u op de sluitertoets drukt om het
opnemen van een film te starten (pagina 63).
Mocht de camera bewogen worden dan wordt het effect
daarvan in het beeld nog verder verergerd wanneer u
close-up opnames aan het opnemen bent of aan het
opnemen bent met een grote zoomfactor. Daarom wordt
het gebruik van een statief aanbevolen bij het opnemen
van close-ups en het opnemen met een grote zoomfactor.
Beelden kunnen onscherp zijn als het onderwerp zich
buiten het filmbereik bevindt.
Door de filmfunctie of MOVIE BEST SHOT functie in te
schakelen wordt de scherpstelfunctie overgeschakeld
naar panfocus (pagina 84) ongeacht de huidige
scherpstelinstelling in het functiegeheugen (pagina 140).
Het kan moeilijk zijn om op bepaalde onderwerpen scherp
stellen (pagina 79) waardoor wazige opnames ontstaan.
Mocht dit het geval zijn, probeer dan of omschakelen
naar de handmatige scherpstelfunctie (pagina 85) of
panfocusfunctie (pagina 84) helpt.
Mochten de beelden onscherp zijn bij het gebruik van
autofocus, dan kunt u mogelijk een betere scherpstelling
verkrijgen door de camera even op een ander onderwerp
te richten.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
123
Directe filminstellingen
(MOVIE BEST SHOT functie)
Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde
voorbeeldfilmscenes er één en de camera zal de
instellingen maken voor de scene die u selecteerde.
1.
Zet de functiedraairegelaar tijdens een
opnamefunctie (REC) op “ ” en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de MOVIE BEST SHOT functie
ingeschakeld en het voorbeeldscene selectiescherm
aangegeven. Er bevindt zich een selectiekader bij de
scene die u het laatst gebruikte.
Voorbeeldscenes worden op volgorde gearrangeerd,
te beginnen met de linker bovenhoek.
De op dat moment geselecteerde voorbeeldscene is
de scene met het selectiekader erom heen.
2.
Gebruik [], [], [] en [] om de gewenste
voorbeeld achtergrond te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Mochten er meer dan 12 scenes zijn (omdat u enkele
aangepaste scenes toegevoegd heeft) dan zal het
scherm gaan bladeren (scrollen) om de resterende
scenes te tonen wanneer u op [], [], [] of []
drukt terwijl het selectiekader zich aan linker- of
rechterkant van het scherm bevindt.
3.
Richt de camera op het onderwerp en druk op
de sluitertoets.
4.
Druk nogmaals op de sluitertoets om het
opnemen van de film tussentijds te stoppen.
BELANGRIJK!
MOVIE BEST SHOT scenes zijn niet opgenomen
met deze camera. Ze dienen enkel als voorbeeld.
Beelden die opgenomen zijn met een MOVIE BEST
SHOT scene kunnen mogelijk door de
filmomstandigheden en andere factoren niet de
verwachte resultaten geven.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
124
U kunt de instellingen van de camera instellen die
gemaakt werden door het selecteren van een MOVIE
BEST SHOT scene. Merk echter op dat de MOVIE
BEST SHOT instellingen terugkeren naar hun
oorspronkelijke waarden (default) telkens wanneer u
een andere MOVIE BEST SHOT scene selecteert,
van opnamefunctie verandert of de camera
uitschakelt. Als u de instellingen wilt opslaan voor
gebruik later, dan kunt u dat doen via de MOVIE
BEST SHOT gebruikersinstelling.
Door “Night Scene” (nachtscene) te selecteren wordt
het aantal beelden per seconde gereduceerd voor
filmopname (pagina 120).
LET OP
Bij inschakelen van de camera terwijl de MOVIE
BEST SHOT functie ingeschakeld is zullen de
gebruiksaanwijzing en de op dat moment
geselecteerde voorbeeldscene voor ongeveer twee
seconden op het beeldscherm verschijnen.
Het afzonderlijk tonen van MOVIE BEST
SHOT voorbeeldscenes
U kunt met de volgende procedure de MOVIE BEST SHOT
voorbeeldscenes afzonderlijk tonen zodat u de uitleg voor
de instellingen van elke scene kunt bekijken.
1.
Zet de functiedraairegelaar in een
opnamefunctie (REC) op “ ” en druk daarna
op [SET].
Hierdoor wordt een voorbeeldscene selectiescherm
aangegeven. Er bevindt zich een selectiekader bij de
scene die u het laatst gebruikte.
2.
Beweeg de zoomschuifregelaar.
Dit toont het uitlegscherm voor de voorbeeldscene
waar het selectiekader zich op het selectiescherm
bevindt.
Beweeg de zoomregelaar nogmaals om terug te
keren naar het voorbeeldscene selectiescherm.
3.
Selecteer het gewenste voorbeelddecor m.b.v.
[] en [] en druk vervolgens op [SET].
4.
Druk op de sluitertoets om de film op te
nemen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
125
Creëren van uw eigen MOVIE BEST
SHOT instellingen
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om de
instellingen op te slaan van een film die u opnam als een
MOVIE BEST SHOT scene. Daarna kunt u de instellingen
oproepen telkens wanneer u deze wilt gebruiken.
1.
Zet de functiedraairegelaar tijdens een
opnamefunctie (REC) op “ ” en druk daarna
op [SET].
2.
Gebruik [], [], [] en [] om “Register User
Scene” (gebruikersdecor registeren) te
selecteren en druk daarna op [SET].
3.
Toon d.m.v. [] en [] de film waarvan u de
instellingen wilt opslaan.
4.
Gebruik [] en [] om “Save” (opslaan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
De normale MOVIE BEST SHOT beeld verschijnt
opnieuw nadat de bewerking voor het opslaan van
de instellingen voltooid is. U kunt nu de procedure op
pagina 123 gebruiken om uw gebruikersinstelling
voor opname te selecteren.
BELANGRIJK!
Blader voor het selecteren van een
gebruikersinstelling naar het eind van de
ingebouwde MOVIE BEST SHOT scenes totdat
“Recall User Scene” (gebruikersscene oproepen) op
het display verschijnt. Blader dan door om de
gebruikersinstelscenes te zien.
Alle MOVIE BEST SHOT gebruikersinstellingen
worden gewist als het ingebouwde geheugen
(pagina 202) van de camera geformatteerd wordt.
Hieronder volgen de instellingen die onderdeel
uitmaken van de MOVIE BEST SHOT
gebruikersinstellingen.
Scherpstelfunctie, witbalansfunctie, scherpte,
verzadiging, contrast, EV verschuiving.
Alleen de instellingen van een film die opgenomen is
met deze camera kan als een MOVIE BEST SHOT
instelling worden opgeslagen.
U kunt tot maximaal 999 MOVIE BEST SHOT
gebruikersinstellingen registreren.
U kunt de instellingen van de op dat moment
geselecteerde MOVIE BEST SHOT scene controleren
door de verschillende instelmenu’s te tonen.
MOVIE BEST SHOT gebruikersinstellingen worden
in het ingebouwde geheugen van de camera
opgeslagen in een map die “MSCENE” heet.
Bestandsnamen worden automatisch toegewezen
volgens het onderstaande formaat.
UZ850nnn.JPE (n = 0 – 9)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
126
Wissen van een MOVIE BEST SHOT
gebruikersinstelling
1.
Zet de functiedraairegelaar tijdens de
opnamefunctie (REC) op “ ” en druk daarna
op [SET].
2.
Beweeg de zoomregelaar om over te
schakelen van het 12-scenescherm naar de
voorbeeldscene.
3.
Geef d.m.v. [] en [] de gebruikersinstelling
weer die u wilt wissen.
4.
Druk op [] ( ).
5.
Selecteer “Delete” (wissen) d.m.v. [] en []
en druk vervolgens op [SET].
6.
Selecteer een andere scene en druk daarna
op [SET].
Hierdoor wordt teruggegaan naar de opnamestand.
Opnemen van een korte film
De korte filmfunctie neemt een film op van een van te
voren ingestelde lengte telkens wanneer u op de
sluitertoets drukt.
Een filmpje dat opgenomen wordt met de korte filmfunctie
bestaat in principe uit twee onderdelen als aangegeven in
de afbeelding hieronder.
Wanneer een tijd van 4 seconden is gespecificeerd voor
het voorafgaande gedeelte en 4 seconden voor het
toekomstige gedeelte
U kunt de lengte van het voorafgaande gedeelte en het
toekomstige gedeelte onafhankelijk instellen. De totale
lengte van het korte filmfunctie kan tussen de twee en acht
seconden zijn. Met de MOTION PRINT feature (pagina
168) kunt u stilbeelden opnemen van een kort filmfunctie
terwijl u het opslaat.
Opslaan
Legt de
voorafgaande
4 seconden
vast.
Handeling
Het opnemen
van het
toekomstige
gedeelte
begint.
Het opnemen stopt
automatisch 4 seconden
nadat de sluitertoets
wordt ingedrukt.
Opslag
voltooid.
Werking
Ontspannen
van de sluiter
Opnemen
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
127
Opnemen van een korte film
1.
Zet de functiedraairegelaar tijdens een
opnamefunctie (REC) op “ ”.
2.
Selecteer de “Short Movie” (korte film) scene
d.m.v. [], [], [] en [] en druk daarna op
[SET].
Door de “Short Movie” (korte film) scene te
selecteren verschijnt “ ” op het beeldscherm.
3.
Druk op [ ].
4.
Specificeer de lengte
van het voorafgaande
gedeelte (het
onderdeel voordat de
sluitertoets ingedrukt
wordt) d.m.v. [] en
[] en druk
vervolgens op [].
Tijden kunnen
gespecificeerd worden
in eenheden van één
seconde.
MOTION PRINT
Voorafgaande
gedeelte
Toekomstige
gedeelte
De totale lengte van een korte film (voorafgaande
gedeelte + toekomstige gedeelte) kan lopen van
twee tot acht seconden.
U kunt voor het voorafgaande gedeelte of het
toekomstige gedeelte zonodig 0 seconden
specificeren.
De lengte van het voorafgaande gedeelte kan lopen
van 0 tot vijf seconden.
5.
Specificeer de lengte van het toekomstige
gedeelte (het onderdeel nadat de sluitertoets
ingedrukt wordt) d.m.v. [] en [] en druk
vervolgens op [].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
128
Om dit te doen:
Sla een beeld op van
het moment dat de
sluitertoets ingedrukt
wordt om een korte
filmopname te starten
en heef dan dat beeld
weer op een
achtergrond van acht filmbeelden
Sla een beeld op van
het moment dat de
sluitertoets ingedrukt
wordt om een korte
filmopname te
starten.
Schakel de MOTION PRINT (bewegende
afdrukfunctie) uit (er wordt geen snapshot
opgeslagen)
Selecteren van
deze instelling:
9 frames
(9 beelden)
1 frame
(1 beeld)
Off (uit)
6.
Selecteer het gewenste layout formaat voor
de MOTION PRINT d.m.v. [] en [] en druk
op [SET].
7.
Richt de camera op het voorwerp en druk op
de sluitertoets.
Hierdoor wordt een film opgenomen van een lengte
die gespecificeerd wordt door de tijdwaarden die u
vastlegde in de stappen 3 en 4. Het opnemen wordt
automatisch gestopt.
Druk nogmaals op de sluitertoets om de opname
halverwege te stoppen.
BELANGRIJK!
Merk op dat bij de korte filmdata doorlopend
opgenomen en vastgelegd wordt in een buffer
voordat u op de sluitertoets drukt. Houd de camera
stil en voor enige tijd op het onderwerp gericht
voordat u de sluitertoets indrukt om het opnemen te
starten.
Wanneer een bewerking voor korte filmopname
uitgevoerd wordt en de opname van het toekomstige
gedeelte begint, telt het beeldscherm de resterende
opnametijd af.
De opname wordt voortgezet totdat afgeteld is tot
nul.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
129
Opnemen van een voorafgaande film
De voorafgaande filmfunctie maakt gebruik van een buffer
van 5 seconden die doorlopend wordt ge-update. Bij
indrukken van de sluitertoets wordt het opnemen vijf
seconden eerder gestart dan toen u de toets indrukte.
Gebruik deze functie wanneer u er zeker van wilt zijn dat u
snelle actie niet mist.
Opnemen Opslaan
Neemt de
voorafgaande
5 seconden
op.
Handeling
Het opnemen van
het toekomstige
gedeelte begint.
Het opnemen
wordt
beëindigd.
Opslag
voltooid.
Werking
Ontspannen
van de sluiter
Ontspannen
van de sluiter
1.
Zet de functiedraairegelaar tijdens een
opnamefunctie (REC) op “ ”.
2.
Selecteer de “Past Movie” (voorafgaande film)
scene d.m.v. [], [], [] en [] en druk
daarna op [SET].
Door de “Past Movie” (voorafgaande film) scene te
selecteren verschijnt de “ ” op het beeldscherm.
3.
Richt de camera op het onderwerp en druk
daarna op de sluitertoets.
Hierdoor wordt alles dat zich afspeelde voor de
camera tijdens de voorafgaande vijf seconden
opgenomen waarna de opname voortgezet wordt
vanaf het moment dat de sluitertoets ingedrukt wordt.
De opname kan zolang voortgezet worden als er
geheugen beschikbaar is om data op te slaan.
4.
Druk nogmaals op de sluitertoets om de
opname te stoppen.
BELANGRIJK!
Wanneer Past Movie (voorafgaande film)
geselecteerd is, zal de camera een interne buffer
doorlopend blijven updaten die ongeveer 5 seconden
van filmbeelden voor de lens van de camera in het
geheugen vasthoudt. Wanneer u op de sluitertoets
drukt, zal de film starten met de huidige inhoud van
de buffer en vanaf daar worden voortgezet. Let er op
dat u de camera voor enige tijd stil en in de richting
van het onderwerp houdt voordat u op de sluitertoets
drukt om de opname te beginnen.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
130
Opnemen met de opnamelamp (REC)
U kunt de opnamelamp (AF
hulpverlichting/opnamelamp
(REC)/zelfontspanner
indicator) van de camera
inschakelen terwijl u opneemt
en de belichting niet toereikend
is. U kunt de opnamelamp
(REC) inschakelen tijdens het
opnemen van foto’s om te
helpen bij het ‘inkaderen’. U
kunt de opnamelamp (REC)
inschakelen tijdens het
opnemen van films om uw
onderwerp te belichten.
1.
Zet de functiedraairegelaar tijdens de
opnamefunctie (REC) op “ ” of “ ”.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de “REC” opnametab, selecteer
daarna “REC Light” (opnamelamp) en druk
daarna op [].
4.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [] en
[] en druk daarna op [SET]
Het “ ” of “ ” icoon verschijnt op het
beeldscherm terwijl de opname indicator aan is.
5.
Druk op de sluitertoets om het beeld of de
film op te nemen.
Om de opnamelamp (REC) dit te laten
doen:
Alleen inschakelen wanneer de
beschikbare belichting te donker is
tijdens het opnemen
Altijd de opnamelamp (REC)
inschakelen tijdens het opnemen
De opnamelamp (REC) uitschakelen
tijdens het opnemen
Selecteer deze
instelling:
Auto
(automatisch)
On (aan)
Off (uit)
AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/
zelfontspanner indicator
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
131
BELANGRIJK!
U kunt door de instellingen (“Auto” (automatisch)
“On” (aan)
“Off” (uit)) van de opnamelamp gaan
m.b.v. [] ( ) terwijl de filmopname plaatsvindt.
Kijk nooit direct in de AF hulpverlichting/opnamelamp
(REC)/zelfontspanner indicator en richt hem nooit
direct op de ogen van anderen.
Schijn de AF hulpverlichting/opnamelamp (REC)/
zelfontspanner indicator nooit in de richting van een
persoon die een motorvoertuig aan het besturen is.
De opnamelamp verliest haar effectiviteit bij
onderwerpen die ver weg zijn.
Opnemen van audio
Toevoegen van geluid aan een snapshot
U kunt geluid toevoegen aan een snapshot nadat u deze
opgenomen heeft.
Beeldformaat: JPEG
JPEG heeft een beeldformaat met een efficiënte
datacompressie.
De bestandsextensie van een JPEG bestand is “.JPG”.
Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
“.WAV”.
Opnametijd:
Maximaal 30 seconden per beeld
Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB
per seconde.)
LET OP
U kunt een audiobestand weergeven dat opgenomen
was met de Audio Snapshot functie op uw computer
m.b.v. Windows Media Player.
C
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
132
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“Audio Snap” (audio snapshotfunctie) en
druk vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om “On” (aan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de audio snapshotfunctie
ingeschakeld.
De normale snapshotfunctie (zonder geluid) wordt
verkregen door “Off” (uit) te selecteren.
4.
Druk op de
sluitertoets om het
beeld op te nemen.
Na opname van het
beeld wordt de audio
opnamestandby functie
ingeschakeld met het
zo juist opgenomen
beeld en de
indicator op het
beeldscherm.
Resterende opnametijd
5.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
De groene bedrijfsindicator gaat knipperen terwijl het
opnemen plaatsvindt.
6.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
BELANGRIJK!
Het opnemen van snapshots met audio wordt niet
ondersteund (het geluid kan niet worden
opgenomen) voor “X3” opname met zelfontspanner
(drievoudige zelfontspanner).
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
133
Opnemen van spraak
Spraakopname maakt opnemen van uw stem snel en
eenvoudig.
Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
“.WAV”.
Opnametijd:
Circa 24 minuten met het ingebouwde geheugen
Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB
per seconde.)
LET OP
U kunt bestanden die opgenomen zijn met
spraakopname weergeven op uw computer m.b.v.
Windows Media Player.
1.
Zet de
functiedraairegelaar
tijdens een
opnamefunctie (REC)
op “ ”.
Bij selectie van het
“Voice Recording”
(spraakopname) decor
verschijnt “ ” op het
beeldscherm.
2.
Druk op de sluitertoets om spraakopname op
te nemen.
De resterende opnametijdwaarde wordt op het
beeldscherm afgeteld en de groene bedrijfsindicator
gaat knipperen terwijl het opnemen plaatsvindt.
Door tijdens spraakopname op de [DISP] te klikken
wordt het beeldscherm uitgeschakeld.
U kunt indextekens invoegen tijdens het opnemen
door op [SET] te drukken. Zie pagina 179 voor
informatie aangaande het doorspringen naar een
indexteken tijdens het weergeven.
3.
De opname stopt wanneer u op de sluitertoets
drukt, wanneer het geheugen vol is of
wanneer de accu leeg geraakt is.
Resterende opnametijd
Opnametijd
B
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
134
Voorzorgsmaatregelen bij audio opname
Let er op dat u de microfoon
niet met uw vingers
blokkeert.
Goede opnameresultaten zijn niet mogelijk wanneer de
camera te ver van het onderwerp weg is.
Door op de spanningstoets of op [ ] (PLAY) te drukken
wordt de opname gestopt en wordt eventueel geluid
opgeslagen dat tot op dat moment werd opgenomen.
U kunt ook “post-opname” uitvoeren om audio toe te
voegen aan een snapshot nadat deze werd genomen of
om de bij een beeld opgenomen audio te veranderen. Zie
pagina 177 voor meer informatie.
Microfoon
Gebruiken van het histogram
U kunt [DISP] gebruiken voor het tonen van een histogram op
het beeldscherm (pagina 33). Het histogram stelt u in staat de
belichtingsomstandigheden te controleren tijdens het opnemen
van beelden.U kunt ook het histogram van een opgenomen
beeld tonen tijdens de weergavefunctie (PLAY).
Een histogram is een grafiek die de helderheid van een
beeld voorstelt uitgedrukt in het aantal beeldpunten. De
verticale as stelt het aantal beeldpunten voor terwijl de
horizontale as de helderheid aangeeft. U kunt het
histogram gebruiken om te bepalen of een beeld
schaduwen (linker kant), middenbereik tonen (midden) en
verlichting (rechts) omvat om voldoende beelddetail tot
uitdrukking te brengen. Mocht het histogram er om de één
of andere reden te éénzijdig uit zien, dan kunt u de EV
verschuiving (belichtingscompensatie) gebruiken om de
balans naar links of rechts te bewegen en zo een betere
balans te verkrijgen. Optimale belichting kan worden
verkregen door de belichting te corrigeren zodat de grafiek
zo veel mogelijk rond het midden is geconcentreerd.
Histogram
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
135
Een RGB histogram wordt ook weergegeven dat de
verdeling van R (rood), G (groen) en B (blauw) aangeeft.
Dit histogram kan gebruikt worden om te bepalen of er te
veel of te weinig van elk van de kleurcomponenten in het
beeld is.
LET OP
U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 137) gebruiken
om de camera te configureren om
belichtingscompensatie uit te voeren telkens
wanneer u op [] of [] drukt tijdens een
opnamefunctie (REC). Doet u dit dan kunt u de
belichtingscompansatie bijstellen tijdens het bekijken
van het in-beeld histogram (pagina 88).
Neigt het histogram te veel
naar links, dan betekent dit
dat er te veel donkere
beeldpunten zijn. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat in het algemeen
te donker is. De donkere
gedeelten van het beeld
kunnen zelfs “geheel
verduisterd” worden als het
histogram te ver naar links toe
neigt.
Neigt het histogram te veel
naar rechts, dan betekent dit
dat er te veel lichte
beeldpunten zijn. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat in het algemeen
te licht is. De lichte gedeelten
van het beeld kunnen zelfs
“geheel wit” worden als het
histogram te ver naar rechts
toe neigt.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
136
Een histogram dat in het
midden geconcentreerd is
duidt op een goede verdeling
van lichte en donkere
beeldpunten. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat over het geheel
genomen een optimale
helderheid heeft.
BELANGRIJK!
Merk op dat het bovenstaande histogram enkel als
toelichting wordt verstrekt. Het is mogelijk is dat u
voor een bepaald onderwerp niet precies deze
vormen kunt verkrijgen.
Een op het midden geconcentreerd histogram is
geen garantie voor optimale belichting. Het
opgenomen beeld kan overbelicht of onderbelicht
zijn zelfs als het histogram rond het midden is
geconcenteerd.
U kunt mogelijk geen optimale histogramconfiguratie
verkrijgen door de beperkingen van de
belichtingscompensatie.
Het gebruik van de flitser alsmede bepaalde opname
omstandigheden kunnen er de oorzaak van zijn dat
het histogram een belichting aangeeft die afwijkt van
de feitelijke belichting van het beeld ten tijde van de
opname.
Het RGB (kleurcomponenten) histogram wordt enkel
voor snapshots (foto’s ) aangegeven.
Het RGB (kleurcomponenten) histogram wordt enkel
voor snapshots (foto’s ) aangegeven. Tijdens de
volgende functies verschijnt enkel de histogram voor
de luminantieverdeling op het beeldscherm.
Filmfunctie, MOVIE BEST SHOT functie
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
137
Camera instellingen van de REC (opname)
functie
Volgend zijn de instellingen die u kunt configureren voordat
u een beeld opneemt m.b.v. de opnamefunctie (REC).
L/R toetsinstelling (toetsaanpassing)
Raster aan/uit
Beeldcontrole aan/uit
Icoonhulp aan/uit
Default instelling bij inschakelen van de spanning
ISO gevoeligheid
Meten
Filter
Scherpte
Verzadiging
Contrast
Tijdafstempeling
Terugstellen van de camera (reset)
Toewijzen van functies aan de [] en []
toetsen
Een functie voor “toetsaanpassing” stelt u in staat de []
en [] toetsen te configureren zodat deze de camera
instellingen veranderen wanneer ze ingedrukt worden
tijdens een opnamefunctie (REC). Na het configureren van
de [] en [] toetsen kunt u de instellingen veranderen die
er aan zijn toegewezen zonder door het menuscherm te
lopen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“L/R Key” (linker/rechter toets) en druk
vervolgens op [].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
138
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Nadat u een functie toegewezen heeft kunt u de
instelling ervan eenvoudigweg veranderen door op
de [] of [] toetsen te drukken.
EV verschuiving (pagina 88)
Witbalans (pagina 89)
ISO (pagina 142)
Meten (pagina 143)
Zelfonspanner (pagina 73)
Uit (off) : geen functie toegewezen
BELANGRIJK!
Tijdens het opnemen van een snapshot of een film
kunt u [] en [] gebruiken om de functies in te
stellen die er aan toegewezen zijn. Tijdens het
opnemen van een film kunt u echter niet de
zelfontspanner inschakelen.
In- en uitschakelen van het in-beeld
raster
U kunt rasterlijnen op het beeldscherm verkrijgen om u te
helpen bij de compositie van beelden en om er zeker van
te zijn dat de camera tijdens het opnemen recht gehouden
wordt.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“Grid” (raster) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Toon het raster
Verberg het raster
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
139
In- en uitschakelen van beeldcontrole
Beeldcontrole laat de door u opgenomen beelden zien op
het beeldscherm zodra u ze opneemt. Gebruik de volgende
procedure om beeldcontrole in en uit te schakelen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“Review” (controleren) en druk vervolgens op
[].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Toon beelden op het beeldscherm
voor ongeveer een seconde
onmiddellijk nadat ze opgenomen zijn
Toon geen beelden onmiddellijk nadat
ze opgenomen zijn
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
Gebruik van icoonhulp
Icoonhulp toont begeleidende tekst over een icoon
wanneer u deze selecteert op het beeldscherm tijdens een
opnamefunctie (REC) (pagina 29).
De icoonhulptekst wordt aangegeven voor de volgende
functies:
Scherpstelfunctie, witbalans, zelfontspanner, metering
(meten), opnamefuncties.
Image size (beeldformaat), white balance (witbalans),
AF area (autofocusgebied) van het EX menuscherm
(pagina 149).
Merk echter op dat de icoonhulptekst voor meten,
witbalans en zelfontspanner enkel verschijnt wanneer de
“Metering” (meten), de “Self-timer” (zelfontspanner) en
“White Balance” (witbalans) toegewezen is aan de [] en
[] toetsen met de toetsaanpassingsfunctie (pagina 137).
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“Icon Help” (icoonhulp) en druk vervolgens
op [].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
140
BELANGRIJK!
De hieronder gegeven iconen verschijnen niet in het
display wanneer de icoon hulpfunctie (Icon Help)
uitgeschakeld is.
— Scherpstelicoon (pagina 79)
— Witbalansicoon
AWB
(pagina 89)
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Toon begeleidende tekst wanneer u
een icoon selecteert op het
beeldscherm
Schakel icoonhulp uit
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk op [SET].
Specificeren van de default instellingen
bij inschakelen van de spanning
Met het “functiegeheugen” van deze camera kunt u de
default instellingen bij inschakelen van de spanning
afzonderlijk instellen voor de flitserfunctie, de
scherpstelfunctie, de witbalansfunctie, de ISO
gevoeligheid, AF gebied, meten, zelfontspanner,
flitsintensiteit, de digitale zoomfunctie, de handmatige
scherpstelstand en de zoompositie. Het inschakelen van
het functiegeheugen voor een bepaalde functie is een
boodschap aan de camera om de status te onthouden van
die functie wanneer u de camera uitschakelt om dezelfde
status opnieuw te verkrijgen wanneer de camera weer
ingeschakeld wordt. Wanneer het functiegeheugen
uitgeschakeld is, stelt de camera automatisch de
oorspronkelijke defaultinstellingen voor de betreffende
functie in die ingesteld waren in de fabriek.
De volgende tabel toont wat er gebeurt als u het
functiegeheugen voor elke functie in- of uitschakelt.
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
141
* Alleen de optische zoompositie wordt onthouden.
Functie
Flash (Flitser)
Focus (Scherpstellen)
White Balance (Witbalans)
ISO
AF Area (autofocusbereik)
Metering (Meten)
Self-timer (Zelfontspanner)
Flash Intensity
(Flitsintensiteit)
Digital Zoom (Digitale zoom)
MF Position (MF stand)
Zoomposition*
(Zoompositie)
On (Aan)
Instelling
wanneer de
camera
uitgeschakeld
is
Off (Uit)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Spot (Puntmeten)
Multi
(Multi-patroon meten)
Off (Uit)
0
On (Aan)
Laatste autofocus stand
die van kracht was voordat
u overschakelde op
handmatig scherpstellen
Wide (Groothoek)
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“Memory” (geheugen) en druk vervolgens op
[].
3.
Selecteer het item dat u wilt veranderen
m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Schakel het functiegeheugen in
zodat de instellingen worden
herkregen bij inschakelen van
de spanning
Schakel het functiegeheugen
uit zodat de instellingen worden
teruggesteld bij inschakelen
van de spanning
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
142
BELANGRIJK!
Merk op dat de instellingen van de BEST SHOT
functie voorrang krijgen over de instellingen van het
geheugen. Als u de camera dus uitschakelt tijdens
de BEST SHOT functie, dan zullen alle instellingen
behalve die voor “Zoom Position” (zoompositie)
geconfigureerd worden voor het BEST SHOT
voorbeelddecor wanneer u de camera opnieuw
inschakelt, ongeacht de aan/uit instellingen van het
functiegeheugen.
Tijdens de volgende functies wordt “ ” (flitser uit)
altijd geselecteerd als de flitserfunctie ongeacht de
aan/uit instelling van het functiegeheugen.
Filmfunctie, MOVIE BEST SHOT functie
Specificeren van de ISO gevoeligheid
U kunt de ISO gevoeligheidsinstelling veranderen voor
betere beelden op plaatsen waar de belichting laag is of
wanneer u een snelle sluitersnelheid wilt gebruiken.
De ISO gevoeligheid wordt uitgedrukt door waarden die
oorspronkelijk de lichtgevoeligheid uitdrukte van normale
fotografische film. Een hogere waarde geeft een grotere
gevoeligheid aan hetgeen beter is voor het maken van
opnamen wanneer de hoeveelheid beschikbaar licht
weinig is.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab,
selecteer “ISO” en druk daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Automatische
gevoeligheidsselectie
Lagere gevoeligheid
Hogere gevoeligheid
Selecteer deze instelling:
Auto
ISO 50
ISO 100
ISO 200
ISO 400
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
143
BELANGRIJK!
Onder bepaalde omstandigheden kan een hoge
sluitersnelheid in combinatie met een hoge ISO
gevoeligheid leiden tot digitale ruis (korreligheid)
waardoor het beeld er grof uitziet. Voor het maken
van mooie beelden van goede kwaliteit kunt u het
beste de laagst mogelijke ISO gevoeligheidsinstelling
gebruiken.
Het gebruik van een hoge ISO gevoeligheid in
combinatie met de flitser kan er bij het opnemen van
een onderwerp dichtbij toe leiden dat het onderwerp
onjuist belicht wordt.
De “Auto” (automatisch) ISO gevoeligheid wordt altijd
gebruikt in de volgende gevallen ongeacht de
huidige instelling van de ISO gevoeligheid.
Filmfunctie, MOVIE BEST SHOT functie
LET OP
U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 137)
gebruiken om de camera zodanig te configureren dat
de instelling voor de ISO gevoeligheid verandert
telkens wanneer u tijdens een opnamefunctie (REC)
op [] of [] drukt.
Selecteren van de meetfunctie
De meetfunctie bepaalt welk gedeelte van het onderwerp
gemeten wordt voor de belichting. U kunt de volgende
procedure gebruiken om de meetfunctie van de camera te
veranderen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab,
selecteer “Metering” (meten) en druk op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk daarna op [SET].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
144
Multi (Multi-patroon meten)
Multi-patroon meten verdeelt het beeld
in raster onderdelen en meet het licht bij
elke sectie voor een gebalanceerde
belichtingaflezing. De camera bepaalt
automatisch de opname
omstandigheden in overeenkomst met
de gemeten lichtpatronen en stelt de
belichtingsinstelling daarmee in
overeenkomst af. Dit type meten
voorziet u van foutvrije
belichtingsinstellingen voor een groot
bereik aan opname omstandigheden.
Center Weighted (Centrum-georiënteerd meten)
Centrum-georiënteerd meten
concentreert zich op het midden van het
scherpstelkader en meet het licht daar.
Gebruik deze meetmethode als u wat
controle wilt uitoefenen over de
belichting zonder de instellingen geheel
over te laten aan de camera.
Spot (Puntmeten)
Puntmeten neemt aflezingen van een
bijzonder beperkt gebied. Gebruik deze
meetmethode wanneer u de belichting
ingesteld wilt hebben op de helderheid
van een bepaald onderwerp zonder te
worden beïnvloed door omringende
omstandigheden.
BELANGRIJK!
Als “Multi” (multi-patroon meten) als meetmethode
wordt geselecteerd, kunnen bepaalde procedures de
instelling voor de meetfunctie automatisch
veranderen zoals hieronder beschreven.
Door de belichtingscompensatie instelling (pagina
88) te veranderen naar een waarde anders dan 0.0
verandert de meetfunctie naar “Center Weighted”
(centrum-georiënteerd meten). Als u de
belichtingscompensatie instelling terugverandert
naar 0.0 zal de meetfunctie ook terugveranderen
naar “Multi” (multi-patroon meten).
Wanneer “Multi” (multi-patroon meten) geselecteerd
is, wordt de icoon niet aangegeven als u terugkeert
naar het informatiedisplay van de opnamefuncties
(REC) (pagina 29).
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
145
Gebruiken van de filterfunctie
Met de filterfunctie van de camera kunt u de kleurtoon van
een beeld veranderen tijdens het opnemen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab,
selecteer “Filter” (filter) en druk daarna op
[].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
De volgende filterinstelling staan tot de beschikking:
Off (Uit), B/W (zwart/wit), Sepia (sepia), Red (rood),
Green (groen), Blue (blauw), Yellow (geel), Pink
(roze), Purple (paars)
BELANGRIJK!
Door de filterfunctie van de camera te gebruiken
wordt hetzelfde resultaat geproduceerd als het
monteren van een kleurfilter op de lens.
Om dit te verkrijgen:
Uitmuntende scherpte
Normale scherpte
Weinig scherpte
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
–1
–2
Speciferen van de contourscherpte
Gebruik de volgende procedure om de scherpte van de
contouren in het beeld te regelen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab,
selecteer “Sharpness” (scherpte) en druk
daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
146
Specificeren van kleurverzadiging
Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheid te
regelen van het beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab,
selecteer “Saturation” (verzadiging) en druk
daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Hoge kleurverzadiging (intensiteit)
Normale kleurverzadiging (intensiteit)
Lage kleurverzadiging (intensiteit)
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
–1
–2
Specificeren van het contrast
Gebruik de volgende procedure om het relatieve verschil
tussen de lichte delen en de donkere delen te regelen van
het beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab,
selecteer “Contrast” en druk daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Hoog contrast
Normaal contrast
Laag contrast
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
–1
–2
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
147
Foto’s met datumafstempeling
U kunt bij foto’s kiezen uit een datumafstempeling of een
datum met tijd afstempeling in de rechter onderhoek van
het beeld.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Set Up (basisinstelling) tab en
selecteer Timestamp (tijdafstempeling) en
druk vervolgens op [].
3.
Selecteer d.m.v. [] en [] te gewenste
instelling en druk daarna op [SET].
Voorbeeld: 24 december, 2006, 1:25 ‘s middags (PM)
Om deze informatie voor de
datumafstempeling te registreren
:
Opnamedatum (2006/12/24)
Opnamedatum en –tijd
(2006/12/24 1:25pm)
Niets
Selecteer deze
instelling:
Date (datum)
Date&Time
(datum&tijd)
Off (uit)
BELANGRIJK!
Nadat de datuminformatie eenmaal op een foto
gestempeld is, kunt u de informatie niet meer
uitwissen.
Specificeer het formaat/opmaak van de datum d.m.v.
de “Date Style” (datumopmaak) instelling (pagina
195).
De opnamedatum en –tijd worden bepaald in
overeenstemming met de instellingen van de
cameraklok (pagina’s 51, 194) wanneer de foto
opgenomen werd.
Digitaal zoomen wordt niet ondersteund terwijl
datumafstempeling (“Date” (datum) of “Date&Time”
(datum & tijd)) ingeschakeld is (pagina 65).
Datumafstempeling wordt niet ondersteund voor de
volgende types beelden.
Beelden die met bepaalde BEST SHOT scenes
opgenomen zijn (“Business Cards and
Documents” (naamkaartjes en documenten),
“Whiteboard, etc.” (witbord, enz.), “Old Photo”
(oude foto), “ID Photo” (ID foto), “Pastel”
(pastelkleur)”, “Illustration” (illustratie), “Cross”
(kruis))
Beelden die opgenomen zijn met de doorlopende
sluiterfunctie met zoom en de meervoudige
doorlopende sluiter (pagina’s 100, 101)
B
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
148
Terugstellen (reset) van de camera
Gebruik de volgende procedure om alle instellingen van de
camera terug te stellen (reset) tot hun oorspronkelijke
defaultwaarden zoals aangegeven bij “Menureferentie” op
pagina 259.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer
“Reset” (resetten) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] en [] om “Reset” (resetten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer “Cancel” (annuleren) en druk op [SET] als
u deze procedure wilt annuleren zonder de camera
terug te stellen.
BELANGRIJK!
De volgende items worden niet teruggesteld
(geïnitialiseerd) wanneer u de camera terugsteld
(reset) (pagina 259).
Thuistijd instelling
Wereldtijd insteling
Tijdinstelling
Date Style (datumopmaak)
Language (taal)
Video Out (video uitgang)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
149
Gebruiken van het snelkoppelmenu
(EX Menu)
Door indrukken van [EX] wordt een snelkoppelmenu
verkregen dat u kunt gebruiken om de instellingen voor de
beeldformaat, witbalans, de ISO gevoeligheid en het AF
gebied te configureren.
1.
Druk tijdens een
opnamefunctie (REC)
op [EX].
2.
Selecteer het gewenste item d.m.v. [] en []
en gebruik dan [] en [] om door de
geschikbare instellingen te bladeren.
Zie de volgende pagina’s voor details aangaande elk
van de instellingen.
Specificeren van de beeldgrootte (pagina 76)
Bijstellen van de witbalans (pagina 89)
Specificeren van de ISO gevoeligheid (pagina 142)
Specificeren van het bereik van autofocus (pagina
82)
3.
Druk na het configureren van de gewenste
instellingen op [SET] om het snelkoppelmenu
te verlaten.
WEERGAVE
150
U kunt het ingebouwde monitorscherm van de camera
gebruiken om beelden te bekijken nadat u ze heeft
opgenomen.
Elementaire weergavebediening
Gebruik de volgende procedure om door bestanden te
bladeren die in het geheugen van de camera opgeslagen zijn.
1.
Druk op [ ] (PLAY) om
de camera in te schakelen.
Hierdoor wordt de
weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld en verschijnt
een beeld of een boodschap
op het beeldscherm.
2.
Gebruik [] (voorwaarts) of [] (achterwaarts)
om door de bestanden te bladeren op het
beeldscherm.
LET OP
Door [] of [] ingedrukt te houden wordt versneld
door de beelden gebladerd.
Om sneller bladeren door de weergavebeelden
mogelijk te maken is het beeld dat aanvankelijk
verschijnt een controlebeeld met een ietwat lagere
kwaliteit dan het werkelijke weergavebeeld. Het
werkelijke weergavebeeld verschijnt even later na
het controlebeeld. Dit is niet van toepassing bij
beelden die gekopiëerd zijn van een andere digitale
camera.
WEERGAVE
Weergavefunctie (PLAY)
bestand type
Mapnaam/bestandnaam
Beeldkwaliteit
Beeldformaat
Datum en tijd
[ ]
WEERGAVE
151
Weergave van een audio snapshot
Voer de onderstaande stappen uit om een audio snapshot
te tonen (aangegeven door ) en de audio (het geluid) af
te spelen.
1.
Gebruik [] en [] tijdens de weergavefunctie
(PLAY) totdat het gewenste beeld wordt
weergegeven.
2.
Druk op [SET].
Dit geeft de audio weer
die het getoonde beeld
vergezelt.
U kunt tijdens afspelen
van het geluid de
volgende bediening
uitvoeren.
BELANGRIJK!
Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en
tijdens het pauzeren worden bijgesteld.
Doe dit:
Houd [] of [] ingedrukt.
Druk op [SET].
Druk op [] en gebruik []
en [].
Druk op [DISP].
Druk op [MENU].
On dit te doen:
Versneld afspelen van de
audio in voorwaartse of
achterwaarts richting.
Pauzeren en hervatten van
de audio weergave.
Het geluidsvolume
bijstellen.
Veranderen van de inhoud
van het display.
De weergave annuleren.
WEERGAVE
152
Inzoomen op het weergegeven beeld
Voer de volgende procedure uit om in te zoomen op het
beeld op het beeldscherm. Inzoomen kan tot maximaal
acht maal de oorspronkelijke grootte worden uitgevoerd.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[] en [] om het gewenste beeld te tonen.
2.
Schuif de
zoomregelaar naar ( )
om het beeld te
vergroten.
Hierdoor wordt
ingezoomd op het
beeld.
Er verschijnt een
indicator in de linker
onderhoek die laat zien
welk deel van het
huidige beeld dat op dat
moment op het
beeldscherm wordt
getoond.
U kunt d.m.v. de [DISP] toets heen en weer
schakelen tussen weergeven en niet weergeven van
de zoomfactor.
3.
Verschuif het beeld d.m.v. [], [], [] en []
naar boven, naar beneden, naar links of naar
rechts.
4.
Druk op [MENU] om het beeld terug te
brengen naar de oorspronkelijke grootte.
BELANGRIJK!
Afhankelijk van de oorspronkelijke grootte van het
opgenomen beeld is het niet mogelijk om tot acht
maal de oorspronkelijke grootte in te zoomen op een
beeld in de display.
Huidige zoomfactor
Oorspronkelijk beeld
Getoond deel
WEERGAVE
153
Afmetingen van een beeld heraanpassen
U kunt de afmetingen van een opgenomen beeld
heraanpassen op één van drie afmetingen.
1.
Druk tijdens een weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Resize
(afmetingen
heraanpassen) en druk
daarna op [].
Merk op dat deze
bewerking alleen mogelijk
is wanneer een snapshot
beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
3.
Gebruik [] of [] om door de beelden te
bladeren en dat beeld te tonen waarvan de
afmetingen heraangepast dienen te worden.
4.
Gebruik [] of [] om de gewenste instelling
te selecteren druk varvolgens dan op [SET].
Bij het selecteren van de beeldgrootte (het
beeldformaat), zullen de beeldgroottewaarde (aantal
beeldpunten) en het corresponderende
afdrukformaat beurtelings worden weergegeven. Het
afdrukformaat geeft het optimale papierformaat aan
waarop u een beeld kunt afdrukken voor het door u
geselecteerde beeldformaat.
Groter
Kleiner
Beeldgrootte/
Beeldformaat
* M betekent Mega.
Selecteer Cancel (annuleren) om het
heraanpassen van de afmetingen te annuleren.
Afdrukformaat
A3 Print
A4 Print
E-mail (optimaal formaat bij
toevoegen van een beeld
bijlage aan E-mail
2816
×
2112
2304 × 1728
640
×
480
6M
4M
VGA
WEERGAVE
154
BELANGRIJK!
Door de afmetingen van een beeld her aan te
passen wordt een nieuw bestand gecreëerd dat het
beeld bevat in de afmetingsgrootte die u selecteert.
Het bestand met het oorspronkelijke beeld blijft ook
in het geheugen.
Merk op dat u de afmetingen van de volgende
beeldtypen niet kunt heraanpassen.
Beelden met 640
×
480 beeldpunten en kleinere
beelden
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden opgenomen met een andere camera
De afmetingen kunnen niet worden aangepast
wanneer er niet genoeg geheugen is om het
heraangepaste beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld waarvan de afmetingen zijn
heraangepast weergeeft via het beeldscherm van de
camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het
beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer
de afmetingen van het beeld heraangepast werden.
Wanneer een beeld waarvan de afmetingen
heraangepast zijn weergegeven wordt op het
kalenderscherm (pagina 171), verschijnt dit bij de
datum waarop het heraanpassen van de afmetingen
plaatsvond.
Trimmen van een beeld
U kunt de volgende procedure volgen om een gedeelte van
een vergroot beeld te trimmen.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[] en [] om door de beelden te bladeren en
het beeld te tonen dat u wilt tonen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Trimming
(trimmen) en druk
daarna op [].
Er verschijnt een
indicator in de linker
onderhoek die laat zien
welk deel van het
huidige beeld dat op dat
moment op het
beeldscherm wordt
getoond.
Huidige zoomfactor
Getoond deel
Oorspronkelijk beeld
WEERGAVE
155
4.
Beweeg de zoomregelaar naar links en rechts
om op het beeld in te zoomen.
Het gedeelte van het beeld dat op het beeldscherm
weergegeven wordt is het getrimde gedeelte.
5.
Beweeg het gedeelte dat getrimd moet
worden d.m.v. [], [], [], en [] naar
boven, naar beneden, naar en naar rechts.
6.
Druk op [SET] om het deel van het beeld te
extraheren dat zich binnen het trimkader
bevindt.
Druk op [MENU] als u de procedure op een gegeven
moment toch wilt annuleren.
BELANGRIJK!
Door het beeld te trimmen worden het originele beeld
(voor het trimmen) en de nieuwe (getrimde) versie
als gescheiden bestanden opgeslagen.
Merk op dat u de volgende beeldtypes niet kunt
trimmen.
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden opgenomen met een andere camera
De trimbewerking kan niet worden uitgevoerd
wanneer er niet genoeg geheugen is om het
getrimde beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld dat getrimd werd weergeeft via
het beeldscherm van de camera, geven de datum en
de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk
opgenomen was, niet wanneer het beeld getrimd
werd.
Wanneer een getrimd beeld weergegeven wordt op
het kalenderscherm (pagina 171), verschijnt dit bij de
datum waarop het trimmen plaatsvond.
WEERGAVE
156
Keystone correctie
Corrigeer m.b.v. deze procedure een snapshot (foto) van
een rechthoekig voorwerp zoals een (school)bord,
document, poster, of foto dat niet haaks is omdat het vanuit
een hoek genomen is.
Door keystone correctie uit te voeren bij een beeld wordt
een nieuwe (gecorrigeerde) versie (1600
×
1200
beeldpunten) opgeslagen als een afzonderlijk bestand.
1.
Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY)
d.m.v. [] en [] door de beelden op het
beeldscherm en geef het gewenste beeld weer
op het display.
2.
Selecteer PLAY (weergave) en daarna
Keystone (keystone correctie) en druk
daarna op [].
Hierdoor geeft het scherm alle voorwerpen in het
beeld weer die in aanmerking komen voor keystone
correctie.
Merk op dat de bovenstaande stap enkel mogelijk is
wanneer een snapshot (foto) op het beeldscherm
wordt weergegeven.
3.
Selecteer d.m.v. [] en
[] het voorwerp
waarbij u correctie wilt
uitvoeren.
4.
Selecteer Correct (corrigeren) d.m.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) om de procedure te
verlaten zonder keystone correctie uit te voeren.
WEERGAVE
157
Het gebruiken van kleurherstelling om de
kleuren van een oude foto te corrigeren
Door kleurherstelling te gebruiken kunt u de oude kleuren
corrigeren van een foto die opgenomen is met een digitale
camera. Deze functie is handig voor het corrigeren van
bestaande oude fotos, enz.
Door kleurherstelling uit te voeren bij een beeld wordt een
nieuwe (herstelde) versie (1600
×
1200 beeldpunten)
opgeslagen als een afzonderlijk bestand.
1.
Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY)
d.m.v. [] en [] door de beelden op het
beeldscherm en geef het te corrigeren beeld
weer op het display.
2.
Selecteer PLAY (weergave) en daarna
Color Correction (kleurcorrectie) en druk
daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste foto d.m.v. [] en []
en druk vervolgens op [SET].
BELANGRIJK!
Als het originele beeld kleiner is dan 1600
×
1200
beeldpunten dan zal de nieuwe (gecorrigeerde)
versie van hetzelfde formaat zijn als het origineel.
Keystone correctie kan niet bij de volgende types
bestanden wordt uitgevoerd.
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden die opgenomen zijn met een andere
camera
De keystone correctie bewerking kan niet worden
uitgevoerd als er niet genoeg geheugen is om het
gecorrigeerde geheugen op te slaan.
Bij weergave van een gecorrigeerd beeld op het
beeldscherm van de camera geven de datum en de
tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk
opgenomen was, dus niet wanneer het beeld
gecorrigeerd was.
Bij weergave van een gecorrigeerd beeld op het
maandelijkse kalenderscherm, wordt het beeld
aangegeven op de datum dat het gecorrigeerd was
(pagina 171).
WEERGAVE
158
4.
Selecteer Correct (corrigeren) d.m.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt een trimkader op het beeldscherm
weergegeven.
Selecteer Cancel (annuleren) om kleurherstelling te
verlaten zonder iets op te slaan.
5.
Verplaats de zoomregelaar naar links en
rechts om het trimkader in en uit te zoomen.
Pas de afmetingen van het trimkader aan zoals u wilt
om het gewenste gedeelte te trimmen.
6.
Verplaats d.m.v. [], [], [], en [] om het
trimkader naar de gewenste plek te
verplaatsen en druk vervolgens op [SET].
De camera zal de kleuren automatisch corrigeren en
het beeld opslaan.
Als u geen kader rondom het beeld wilt, configureer
het trimkader zodat het zich ietwat binnen het kader
bevindt van het weergegeven beeld.
Selecteer [MENU] om kleurherstelling te verlaten
zonder iets op te slaan.
BELANGRIJK!
Als het originele beeld kleiner is dan 1600
×
1200
beeldpunten dan zal de nieuwe (herstelde) versie
van hetzelfde formaat zijn als het origineel.
Merk op dat u geen correctie kan uitvoeren bij de
volgende types bestanden.
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden die opgenomen zijn met een andere
camera
De kleurcorrectie bewerking kan niet worden
uitgevoerd als er niet genoeg geheugen is om het
gecorrigeerde geheugen op te slaan.
Bij weergave van een hersteld beeld op het
beeldscherm van de camera geven de datum en de
tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk opgenomen
was, dus niet wanneer het beeld gecorrigeerd was.
Bij weergave van een gecorrigeerd beeld op het
maandelijkse kalenderscherm, wordt het beeld
aangegeven op de datum dat het gecorrigeerd was
(pagina 171).
OPMERKING
Zie Herstellen van een oude foto op pagina 113 als
u het beeld van een oude foto wilt opnemen met deze
camera en het beeld dat dit oplevert wilt herstellen.
WEERGAVE
159
Bijstellen van de witbalans van een
opgenomen beeld
U kunt de instelling van de witbalans gebruiken om een
type lichtbron te selecteren voor een opgenomen beeld,
hetgeen dan de kleuren van dat beeld beïnvloedt.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[] en [] om het beeld te verkrijgen waarvan
u de witbalansinstelling wilt veranderen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer White
Balance (witbalans)
en druk op [].
Merk op dat de
bovenstaande stap niet
mogelijk is wanneer er
een foto op het
beeldscherm wordt
getoond.
4.
Selecteer een witbalansinstelling m.b.v. []
en [] en druk daarna op [SET] om de
instelling uit te oefenen.
Wanneer u het beeld er wilt
laten uitzien alsof het onder
deze omstandigheden waren
opgenomen:
Buiten, goed weer
Buiten, bewolkt tot
regenachtig, in de schaduw
van een boom, enz.
Bij een licht met een bijzonder
hoge temperatuur zoals in de
schaduw van een gebouw,
enz.
Onder wit of daglichtwit FL
verlichting, zonder
onderdrukking van
kleurspectrum
Onder daglicht FL verlichting,
met onderdrukking van
kleurspectrum
Onder het licht van
gloeilampen met
onderdrukking van de kleuren
Annuleer de bijstelling van de
witbalans
Selecteer dan deze
instelling:
N
D
Cancel (annuleren)
WEERGAVE
160
Gewoonlijk is de witbalansinstelling die
oorspronkelijk geselecteerd was bij het
bovenstaande menu de instelling die gebruikt was
toen u het beeld opnam. Als u de Auto
(automatisch) of Manual (handmatig) instelling voor
de witbalans gebruikt wanneer u het beeld opname,
zal Cancel (annuleren) worden geselecteerd
(pagina 89).
Als u dezelfde witbalansinstelling selecteert als de
instelling die u selecteerde bij het opnemen van het
beeld kunt u het witbalans bijstelmenu verlaten
zonder het beeld te veranderen door op [SET] te
drukken.
BELANGRIJK!
Door de witbalans van een beeld bij te stellen wordt
een nieuw beeld gecreëerd met de nieuwe
balansinstelling. Het originele beeld blijft ook in het
geheugen behouden.
De witbalans van de volgende types beelden kan
niet worden bijgesteld.
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden opgenomen met een andere camera
U kunt de witbalans niet bijstellen wanneer er niet
genoeg vrij geheugen beschikbaar is om het
resulterende beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld waarvan de witbalans
bijgesteld is toont op het beeldscherm van de
camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het
beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer
de witbalans werd bijgesteld.
WEERGAVE
161
Instellen van de helderheid van het beeld
Gebruik de volgende procedure voor het bijstellen van de
helderheid van fotos.
1.
Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY)
m.b.v. [] en [] door de beelden waarvan u
de helderheid wilt bijregelen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Brightness
(helderheid) en druk
daarna op [].
Merk op dat de
bovenstaande stap alleen
mogelijk is wanneer een
foto op het beeldscherm
wordt weergegeven.
4.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Helderder
Donkerder
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
1
2
Druk op [] of [MENU] om de bediening voor het
bijstellen van de helderheid te annuleren.
WEERGAVE
162
BELANGRIJK!
Door de helderheid van het beeld bij te regelen wordt
een nieuw beeld gecreëerd bij het nieuwe
helderheidsniveau. Het oorspronkelijke beeld blijft
ook in het geheugen.
De helderheid van de volgende type beelden kan
niet worden bijgeregeld.
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beelden die met een andere camera zijn
opgenomen
U kunt de helderheid niet bijregelen wanneer er niet
genoeg vrij geheugen beschikbaar is om het
resulterende beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld met een bijgeregelde
helderheid weergeeft op het beeldscherm van de
camera, geven de datum en tijd aan wanneer het
beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer
de helderheid bijgeregeld was.
Weergeven en bewerken van een film
Weergeven van een film
Gebruik de volgende procedure om een film weer te geven
die u opgenomen heeft met deze camera.
1.
Blader tijdens de PLAY
(weergavefunctie)
m.b.v [] en [] door
films op het
beeldscherm en toon
de gewenste film.
2.
Druk op [SET].
Hierdoor wordt weergave van de film gestart.
U kunt de volgende bewerkingen uitvoeren terwijl de
film wordt weergegeven.
Filmicoon
Verstreken opnametijd
Beeldkwaliteit
WEERGAVE
163
Om dit te doen:
Versnelde voorwaartse of
achterwaartse weergave
De snelheid wordt steeds bij
elk maal indrukken met één
stap verhoogd.
Laat de versnelde voorwaartse
of achterwaartse weergave
terugkeren tot de normale
snelheid.
Pauzeren van de filmweergave
Gepauzeerde weergave per
beeld bladeren.
Filmweergave stoppen.
Bijstellen van het
geluidsvolume van de film.
In- en uitschakelen van de
beeldscherm indicators.
Inzoomen op het filmbeeld.
Bladeren door een ingezoomd
beeld op het scherm.
Doe dit:
Druk op [] of [].
Druk op [SET].
Druk op [SET].
Druk op [] of [].
Druk op [MENU]
Druk op [] en gebruik
[] en [].
Druk op [DISP].
Beweeg de zoomregelaar
in de richting van ( ).
Gebruik [], [], [], [].
BELANGRIJK!
U kunt het geluidsniveau van het filmgeluid alleen
bijstellen tijdens het weergeven van een film.
U kunt bij filmopname tot 8 maal van de normale
afmetingen inzoomen. Merk echter op dat de
maximale zoom in de volgende gevallen 4,5 maal is.
Wanneer de film opgenomen werd met de stand
voor LP kwaliteit (pagina 119)
Bij weergave van elke film via een
televisiescherm.
Films die niet met deze camera opgenomen zijn
kunnen mogelijk niet weergegeven worden.
WEERGAVE
164
LET OP
U kunt op [EX] drukken om de anti-trilfunctie in en uit
te schakelen terwijl de film gestopt of aan het spelen
is.
U kunt ook de volgende procedure volgen om de
anti-trilfunctie in en uit te schakelen.
1. Druk op [MENU] terwijl een film aan het spelen is.
2. Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
daarna Anti Shake (anti-tril) en druk
vervolgens op [].
3. Selecteer On (aan) d.m.v. [] en [] en druk
daarna op [SET].
Het gedeelte van het beeldscherm dat gebruikt wordt
voor de weergave is ietwat kleiner dan gewoonlijk
wanneer de anti-trilfunctie ingeschakeld is.
Weergave van een film met de anti-
trilfunctie
Gebruik de volgende procedure wanneer u een film met de
anti-trilfunctie wilt weergeven. De anti-trilfunctie is in het
bijzonder handig wanneer de camera voor het bekijken op
een televisie aangesloten is omdat eventuele bewegingen
van de camera beter te zien zijn op het grote scherm.
1.
Geef tijdens de weergavefunctie (PLAY)
d.m.v. [] en [] de film weer die u wilt
weergeven met de anti-trilfunctie.
2.
Druk op [EX] om de anti-trilfunctie in te
schakelen.
De anti-trilfunctie wordt beurtelings in- en
uitgeschakeld telkens bij indrukken van [EX].
De (anti-tril) indicator is te zien op het
beeldscherm terwijl de anti-trilfunctie ingeschakeld
is.
3.
Druk op [SET] nadat u klaar bent met het
maken van de instellingen.
WEERGAVE
165
Knippen van alles voor of na een specifiek
beeld
1.
Druk op [SET] terwijl
de film die u wilt
monteren weergegeven
wordt.
Hierdoor wordt de
weergave van een film
gepauzeerd.
2.
Druk op [].
U kunt hetzelfde beeld ook weergeven terwijl de
weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is door op
[MENU] te drukken, de PLAY (weergave) tab te
selecteren, Movie Editing (filmmontage) te
selecteren en vervolgens op [] te drukken.
3.
Selecteer de bewerking die u wilt uitvoeren
m.b.v. [] en [].
Om dit te doen:
Alles voor een gespecificeerd
beeld knippen
Alles na een gespecificeerd
beeld knippen
Knipfunctie verlaten
Doe dit:
Cut (knippen)
Cut (knippen)
Cancel (annuleren)
Montage van een film
Gebruik deze procedure van dit hoofdstuk om films te
monteren en te wissen. Met de montagebewerkingen kunt
u alles voor of na een specifiek beeld of alles tussen twee
bepaalde beelden in knippen.
BELANGRIJK!
Geknipte beelden kunnen niet meer worden
opgeroepen ze zijn echt weg. Zorg er dus voor dat
u een gedeelte van een film echt wilt wegknippen
voordat u specificeert dat een knipbewerking moet
worden uitgevoerd.
Montages kunnen niet uitgevoerd worden bij films die
niet met deze camera opgenomen zijn.
Er kan geen montage worden uitgevoerd bij een film
die korter dan 5 seconden is.
Bij bepaalde types geheugenkaarten kan de
knipbewerking een aanzienlijke tijd in beslag nemen.
Dit is normaal en duidt niet op een defect.
De knipbewerking kan mogelijk niet uitgevoerd
worden als de beschikbare hoeveelheid geheugen
minder is dan de grootte van het filmbestand dat u
probeert te knippen. Mocht dit het geval zijn, wis dan
bestanden die u niet langer meer nodig heeft om
geheugenruimte vrij te maken.
Het monteren van twee verschillende films tot een
enkele film en het opsplitsen van één film in
meerdere onderdelen wordt niet ondersteund door
de functies van de camera.
WEERGAVE
166
5.
Druk [] wanneer het
gewenste beeld wordt
getoond.
6.
Selecteer Yes (Ja) d.m.v. [] en [] en druk
op [SET].
De boodschap Busy.... Please wait…” blijft op de
display terwijl de knipbewerking wordt uitgevoerd.
Het knippen is voltooid als de boodschap verdwijnt.
Selecteer No (Nee) om de knipbewerking te
verlaten.
Om dit te doen:
Versnelde voorwaartse of
achterwaartse weergave
Filmweergave pauzeren en
voortzetten
Gepauzeerde weergave per
beeld doorbladeren
Annuleren van de
knipbewerking
Doe dit:
Druk op [] of [] drukken.
Druk op [SET].
Druk op [] of [] drukken.
Druk op [MENU].
4.
Toon het beeld waar de film moet worden
geknipt.
Het rode gedeelte van de
indicatorstaafindicator
geeft aan welk gedeelte
wordt geknipt.
WEERGAVE
167
Om dit te doen:
Versnelde voorwaartse of
achterwaartse weergave
Filmweergave pauzeren en
voortzetten
Gepauzeerde weergave per
beeld doorbladeren
Annuleren van de
knipbewerking
Doe dit:
Druk op [] of [] drukken.
Druk op [SET].
Druk op [] of [] drukken.
Druk op [MENU].
4.
Toon het startbeeld waar de eerste
knipbewerking moet worden uitgevoerd.
5.
Druk op [] wanneer
het gewenste beeld
wordt getoond.
Alles tussen twee specifieke beelden in
knippen
1.
Druk op [SET] terwijl
de film die u wilt
monteren weergegeven
wordt.
Hierdoor wordt de
weergave van een film
gepauzeerd.
2.
Druk op [].
U kunt hetzelfde beeld ook weergeven terwijl de
weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is door op
[MENU] te drukken, de PLAY (weergave) tab te
selecteren, Movie Editing (filmmontage) te
selecteren en vervolgens op [] te drukken.
3.
Selecteer Cut (knippen) d.m.v. []
en [] en druk op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) om de snijfunctie te
verlaten.
WEERGAVE
168
Vastleggen van een stilbeeld van een
film (MOTION PRINT)
Met de MOTION PRINT functie kunt u een beeld
vastleggen van een bestaande film en een stilbeeld
creëren dat geschikt is om af te drukken. Er zijn twee lay-
outs die u kunt gebruiken om een beeld vast te leggen en
de geselecteerde lay-out bepaalt de uiteindelijke
beeldgrootte.
9 frames (1600
×
1200
beeldpunten uiteindelijke
beeldgrootte)
1 frame (640
×
480
beeldpunten uiteindelijke
beeldgrootte)
Geselecteerd hoofdbeeld
Achtergrondbeelden
Geselecteerd hoofdbeeld
6.
Verwijs naar stap 4 en
zoek naar het het
knipeindescherm. Druk
op [] wanneer het
knipeindescherm
getoond wordt.
Het rode gedeelte van de
indicatorstaafindicator
geeft aan welk gedeelte
wordt geknipt.
7.
Selecteer Yes (Ja) d.m.v. [] en [] en druk
op [SET].
De boodschap Busy.... Please wait…” blijft op de
display terwijl de knipbewerking wordt uitgevoerd.
Het knippen is voltooid als de boodschap verdwijnt.
Selecteer No (Nee) om de knipbewerking te
verlaten.
WEERGAVE
169
5.
Toon d.m.v. [] en [] het beeld dat u wilt
gebruiken als het hoofdbeeld.
Door één van beide toetsen ingedrukt te houden
wordt het bladeren versneld uitgevoerd.
6.
Druk op [SET] na eerst
het gewenste beeld te
hebben geselecteerd.
Hierdoor wordt het
stilbeeld dat het resultaat
is getoond.
Als u 9 frames (9
beelden) voor de lay-out
selecteerde, zal het beeld
dat u selecteerde in stap
4 het hoofdbeeld zijn
terwijl de beelden aan
beide zijden zullen
dienen als
achtergrondbeelden.
Als u 1 frame (1 beeld) selecteerde in stap 4
verschijnt hier het beeld dat u selecteerde in stap 6.
BELANGRIJK!
MOTION PRINT kan niet uitgevoerd worden bij films
die niet met deze camera opgenomen zijn.
Een stilbeeld van een film vastleggen
1.
Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY)
d.m.v. [] en [] door de films op het
beeldscherm en toon de film die de gewenste
beelden bevat.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
MOTION PRINT (Bwegende afdruk) en druk
vervolgens op [].
4.
Selecteer d.m.v. [] en
[] de layout (1
frame (1 beeld) of 9
frames (9 beelden))
die u wlt gebruiken.
Selecteer Cancel
(annuleren) om de
MOTION PRINT functie
te verlaten.
WEERGAVE
170
2.
Gebruik [], [], [] en
[] om het
selectiekader te
verplaatsen naar het
gewenste beeld. Door
op [] te drukken
terwijl het selectiekader
zich in de rechterkolom
bevindt of op [] te
drukken terwijl het selectiekader zich in de
linkerkolom bevindt, wordt doorgebladerd
naar het volgende scherm met 9-beelden.
Voorbeeld: Wanneer er zich 20 beelden in het
geheugen bevinden en beeld 1 eerst wordt
weergegeven.
123
456
789
10 11 12
13 14 15
16 17 18
19 20
3.
Door op een willekeurige toets anders dan
[], [], [] en [] te drukken wordt een
volledige versie van het beeld op ware grootte
getoond van het beeld waar het selectiekader
zich bevindt.
Tonen van een 9-beelden scherm
Met de volgende procedure verkrijgt u negen beelden
tegelijkertijd op het beeldscherm.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
zoomregelaar in de richting van ( ).
Dit toont het 9-beelden scherm met een
selectiekader er om heen met in het midden het
beeld dat zich op het beeldscherm bevond in stap 2.
Zijn er minder dan negen beelden in het geheugen
dan worden ze weergegeven te beginnen vanaf de
linker bovenhoek. Het selectiekader bevindt zich bij
het beeld dat weergegeven werd voordat u
overschakelde naar het 9-beelden scherm.
Bij een filmbestand (pagina 162) wordt
weergegeven aan de boven- en aan de onderkant
van het beeldscherm.
Op het 9-beelden scherm geeft (microfoon) een
spraakopnamebestand aan (pagina 179).
verschijnt in plaats van het beeld wanneer de
datum data bevat die niet door deze camera kunnen
worden weergegeven.
Selectiekader
WEERGAVE
171
Op het kalenderscherm geeft (microfoon) een
spraakopnamebestand aan (pagina 179).
verschijnt in plaats van het beeld wanneer de
datum data bevat die niet kan worden getoond door
deze camera.
2.
Verplaats het selectiekader m.b.v. [], [], []
en [] naar de gewenste datum en druk
vervolgens op [SET].
Dit toont een beeld van het eerste bestand dat
genomen was op de geselecteerde datum.
Tonen van het kalenderscherm
Gebruik de volgende procedure om een kalender van 1
maand te tonen. Elke dag toont het eerste bestand dat op
die dag was opgenomen wat het gemakkelijker maakt om
het gewenste bestand te vinden.
1.
Druk tijdens de
weergavefunctie
(PLAY) op [] ( ).
Volg de procedure
onder Veranderen van
de datumopmaak op
pagina 195 om het
datumformaat te
specificeren.
Het op de kalender voor
elke dag getoonde
bestand is het eerste
bestand dat op die
datum was opgenomen.
Druk op [MENU] of op
[DISP] om het
kalenderscherm te
verlaten.
Datumselectiecursor
Jaar/Maand
WEERGAVE
172
3.
Configureer m.b.v. het scherm dat verschijnt
de instellingen voor het beeld, de tijd, de
tussenpauzes en de effecten.
Images
(Beelden)
Time
(Tijd)
Interval
(Tussenpauze)
All Images (Alle beelden)
Toont alle beelden in het geheugen van
de camera.
Only (alleen)
Deze icoon verschijnt enkel bij snapshots
en audio snapshots.
Only (alleen)
Deze icoon verschijnt enkel bij films.
One Image (Eén beeld)
Toont een bepaald beeld
Favorites (Favorieten)
Toont alle beelden in de FAVORITE map.
Specificeer de gewenste weergavetijd (1 tot
en met 5 minuten of 10, 15, 30 of 60
minuten) m.b.v. [] en [].
Specificeer de gewenste tussenpauze (MAX.
of 1 tot 30 seconden) m.b.v. [] en [].
Wanneer de weergave een filmbestand
aantreft terwijl MAX is geselecteerd als
de tussenpauze wordt enkel het eerste
beeld van het filmpje getoond.
Spelen van een Slideshow (diashow)
De Slideshow (diashow) speelt beelden automatisch af in
volgorde en met vaste tussenpauzes.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Slideshow (diashow) en druk vervolgens op
[].
WEERGAVE
173
BELANGRIJK!
Merk op dat alle toetsen onbedienbaar zijn terwijl
een beeldverandering aan de gang is. Wacht totdat
een beeld stilstaat op het beeldscherm voordat u een
toets probeert te bedienen of houd de toets ingedrukt
totdat het beeld stil gaat staan.
Door tijdens de slideshow op [] te drukken wordt
teruggegaan naar het vorige beeld terwijl door
indrukken van [] doorgegaan wordt naar het
volgende beeld.
Wanneer de slideshow bij een filmbestand komt, wordt
de film en de begeleidende audio eenmaal
weergegeven.
Wanneer de slideshow bij een
spraakopnamebestand of een audio snapshot komt,
wordt dit eenmaal weergegeven.
Het geluid van films, audio snapshots en
spraakopnamebestanden wordt niet gespeeld
wanneer MAX (maximaal) gespecificeerd is voor de
Interval (tussenpauze) instelling van de slideshow.
Bij alle Interval (tussenpauze) instellingen worden
films en alle andere audio (films, audio snapshots en
spraakopnamebestanden) weergegeven ongeacht
de lengte.
Tijdens audioweergave kunt u het volume regelen
door op [] te drukken en daarna [] en [] te
gebruiken.
4.
Gebruik [] en [] om Start (starten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de slideshow (diashow) gestart.
5.
Druk op [SET] om de slideshow (diashow) te
stoppen.
De diashow stopt ook automatisch nadat de
hoeveelheid tijd verstreken is die u specificeerde
voor Time (tijd).
Effect
Pattern 1, 2, 3 (patroon 1, 2, 3)
Oefent een vooringesteld effect uit wanneer
van het ene beeld naar het volgende beeld
wordt overgegaan.
Random (willekeurig)
Oefent de vooringestelde patronen (1, 2 en 3)
willekeurig uit.
OFF
Efecten zijn uitgeschakeld.
WEERGAVE
174
Gebruik van de fotostandaardfunctie
De fotostandaardfunctie stelt u in staat te specificeren wat
er dient te verschijnen op het beeldscherm van de camera
terwijl deze zich op de USB slede bevindt. U kunt een
Photo Stand diashow spelen zonder u zorgen te maken
over de stroom van de accu of u kunt het tonen van een
bepaald beeld tonen. De bediening van de
fotostandaardfunctie wordt uitgevoerd in overeenkomst met
de instellingen van de slideshow. Zie pagina 172 voor
informatie aangaande het configureren van slideshow
instellingen voor eventuele gewenste aanpassingen.
1.
Schakel de camera uit.
2.
Zet de camera op de USB slede.
3.
Druk op de [PHOTO]
(foto) toets van de USB
slede.
Dit start de Photo Stand
diashow of toont het
enkele beeld dat u
specificeerde.
[PHOTO]
Merk op dat de effectinstellingen niet van kracht zijn
wanneer de slideshow Images (beelden) instelling
Favorites (favorieten) is of Only (alleen ) of
wanneer de slideshow Interval instelling MAX
(maximaal), 1 sec of 2 sec is.
Bij beelden die u van een andere digitale camera of
van een computer heeft gekopiëerd kan het ietwat
langer duren dan de gespecificeerde tussenpauzetijd
voordat ze verschijnen.
Als er indicators in de display zijn dan kunt u deze
uitzetten door op [DISP] te drukken (pagina 33).
Wanneer de diashow een film bereikt terwijl One
Image (één beeld) geselecteerd is voor Images
(beelden), zal de film de weergave herhalen voor de
door Time (tijd) gespecificeerde tijdsduur.
WEERGAVE
175
Roteren van het displaybeeld
Gebruik de volgende procedure om het beeld 90 graden te
roteren en de rotatie informatie samen met het beeld te
registreren. Nadat u dit gedaan heeft, zal het beeld altijd
getoond worden in de geroteerde oriëntatie.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Rotation (rotatie) en druk vervolgens op [].
Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is
wanneer een snapshot beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
3.
Gebruik [] en [] om door de beelden te
bladeren totdat het beeld dat u wilt roteren op
het beeldscherm te zien is.
Door op [MENU] te drukken wordt een scherm
verkregen voor het configureren van diashow
instellingen. Druk op [MENU] terwijl het menuscherm
getoond wordt of selecteer Start en druk op [SET]
om de diashow te herstarten.
Tijdens audioweergave kunt u het volume regelen
door op [] te drukken en daarna [] en [] te
gebruiken.
4.
Druk nogmaals op de [PHOTO] (foto) toets om
de Photo Stand diashow te stoppen.
BELANGRIJK!
De accu wordt niet opgeladen terwijl een
fotostandaard diashow aan de gang is. Stop de
diashow als als u de accu wilt opladen.
WEERGAVE
176
BELANGRIJK!
U kunt een beeld dat beveiligd is niet roteren. Wilt u
toch een dergelijk beeld roteren dan dient u het eerst
onbeveiligd te maken.
U kunt mogelijk een digitaal beeld niet roteren als het
opgenomen was met een ander type digitale camera.
U kunt beelden van het volgende type niet roteren:
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden worden ingezoomd is
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Het roteren van beelden wordt alleen ondersteund
voor een enkel beeld. Het is niet mogelijk een
scherm van 9-beelden of een beeld op het
kalenderscherm te roteren.
4.
Gebruik [] en [] om
Rotate (roteren) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Elke keer indrukken van
[SET] draait het beeld
met 90°.
5.
Druk nadat u klaar bent met het configureren
van de instellingen op [MENU] om het
instelscherm te verlaten.
WEERGAVE
177
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
[] en [] toetsen om door de snapshots te
bladeren totdat de gewenste getoond wordt
waaraan u audio wilt toevoegen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Dubbing
(geluidsdubben) en
druk vervolgens op
[].
4.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
5.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
Toevoegen van audio aan een snapshot
De post-opname functie laat u geluid toevoegen aan
snapshots nadat deze zijn opgenomen. U kunt het
audiogedeelte van een audio snapshot (die met een
icoon er op) ook heropnemen.
Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
.WAV.
Opnametijd:
Maximaal 30 seconden per beeld
Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB
per seconde.)
WEERGAVE
178
BELANGRIJK!
Let er op dat u de
microfoon niet met uw
vingers blokkeert.
Goede
opnameresultaten zijn
niet mogelijk wanneer
de camera te ver van
het onderwerp weg is.
Nadat de
geluidsopname voltooid
is verschijnt de
icoon op het
beeldscherm.
U kunt mogelijk geen geluid opnemen wanneer de
resterende geheugencapaciteit laag is.
U kunt geen geluid toevoegen aan beelden van het
volgende type:
Filmbeelden
Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
Beveiligde fotos (pagina 186)
Audio die heropgenomen of gewist wordt, kan niet
worden herkregen. Let er dus op dat u het geluid niet
langer nodig heeft voordat u heropname uitvoert of
het geluid wist.
Microfoon
Heropnemen van het geluid
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
[] en [] toetsen om door de snapshots te
bladeren totdat de gewenste getoond wordt
waarvan u het geluid opnieuw wilt opnemen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Dubbing (geluidsdubben) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om Delete (wissen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Als u enkel het geluid op deze manier wilt wissen,
druk dan op [MENU] om de procedure te voltooien.
5.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
6.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
Hierdoor wordt de bestaande opname gewist en
vervangen door de nieuwe.
WEERGAVE
179
BELANGRIJK!
Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en
tijdens het pauzeren worden bijgesteld.
Wanneer uw opname voorzien is van indextekens
(pagina 133), kunt u naar het volgende indexteken
doorspringen door de weergave te pauzeren en
vervolgens op [] of [] te drukken. Druk vervolgens
op [SET] om de weergave te hervatten van de positie
van het indexteken.
Om dit te doen:
Snel vooruit- of
achteruitspoelen van het geluid.
Pauzeren en hervatten van de
film weergave.
Het geluidsvolume bijstellen.
In- en uitschakelen van het
beeldscherm.
Annuleren van de weergave.
Doe dit:
Houd [] of []
ingedrukt.
Druk op [SET].
Druk op [] en gebruik
[] en [].
Druk op [DISP].
Druk op [MENU].
Weergeven van een spraakopnamebestand
Voer de volgende stappen uit om een
spraakopnamebestand weer te geven.
1.
Gebruik [] en [] tijdens de weergavefunctie
(PLAY) om het gewenste
spraakopnamebestand (een bestand
aangegeven met ) weer te geven.
2.
Druk op [SET].
Hierdoor wordt de
weergave van het
spraakopnamebestand
gestart via de
luidspreker van de
camera.
U kunt de volgende
bediening uitvoeren
terwijl het geluid
weergegeven wordt.
WEERGAVE
180
2.
Schakel de camera uit.
3.
Zet de camera op de USB slede.
4.
Schakel de televisie in en selecteer de video-
ingangsfunctie.
5.
Druk op [ ] om de spanning van de camera
in te schakelen en voer daarna de vereiste
bewerking uit voor de weergave.
AV kabel
AV uitgangspoort [AV OUT]
Video ingangsaansluiting
TV
Tonen van camerabeelden op een
televisiescherm
U kunt opgenomen beelden via een televisiescherm tonen.
Om camerabeelden via een televisiescherm te tonen dient
u de beschikking te hebben over een televisie met een
video-ingangsaansluiting, de USB slede en de AV kabel die
meegeleverd zijn met de camera.
1.
Sluit één uiteinde van de AV kabel die
meegeleverd is met de camera aan op de
[AV OUT] aansluiting van de USB slede en het
andere uiteinde op de video-
ingangsaansluiting van het televisietoestel.
Sluit de gele stekker van de AV kabel aan op de
video-ingangsaansluiting (geel) van het
televisietoestel en de witte stekker op de audio
ingangsaansluiting (wit).
WEERGAVE
181
Selecteren van het
video-uitgangssysteem
U kunt kiezen uit het PAL of het NTSC systeem als het
voor aanpassing aan het systeem van de TV die u gebruikt.
1.
Druk tijdens een opname- (REC) of de
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Video Out (video-uitgang) en druk
vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Als u een TV gebruikt die bedoeld is
voor gebruik in dit gebied:
U.S., Japan en andere gebieden met het
NTSC systeem
Europa en andere gebieden met het
PAL systeem
Selecteer deze
instelling:
NTSC
PAL
BELANGRIJK!
U dient als de spanning aan/uit functie (pagina 201)
Power On (spanning aan) of Power On/Off
(spanning aan/uit) te selecteren als u de camera
aansluit op een televisietoestel voor het bekijken van
videobeelden.
Alle iconen en indicators die op het beeldscherm van
de camera te zien zijn zullen ook op het
televisiescherm verschijnen.
Merk op dat het geluid in mono is.
Door indrukken van de [PHOTO] toets op de USB
slede wordt de fotostandaardfunctie (pagina 174)
geactiveerd waarna beelden via het televisiescherm
worden weergegeven.
Afhankelijk van het formaat van het scherm zullen de
opgenomen beeld mogelijk niet het gehele scherm
vullen.
Voor het video uitgangssignaal is het geluidsvolume
aanvankelijk ingesteld op maximum. Voer bijstelling
in het geluidsvolume uit d.m.v. de TV regelaars.
Als u een los verkrijgbare AV kabel (EMC-3A)
gebruikt om de aansluiting van de cameras USB
slede direct te verbinden met de AUDIO IN
aansluiting van een televisietoestel (zonder de USB
kabel te gebruiken), kunt u opgenomen beelden op
het televisiescherm zien en het televisiescherm zelfs
gebruiken om beelden te componeren voordat u ze
gaat opgenemen.
WEERGAVE
182
BELANGRIJK!
Beelden zullen niet op de juiste wijze worden
weergegeven als een verkeerd videosysteem wordt
geselecteerd.
Deze camera ondersteunt enkel de NTSC en PAL
videosystemen. Beelden worden niet juist
weergegeven als u een televisietoestel (monitor)
gebruikt dat ontworpen is voor een ander
videosysteem.
WISSEN VAN BESTANDEN
183
WISSEN VAN BESTANDEN
U kunt een enkel bestand wissen of u kunt alle bestanden
wissen die zich op dat ogenblik in het geheugen bevinden.
BELANGRIJK!
Merk op dat het wissen van bestanden niet
ongedaan gemaakt kan worden. Als u een bestand
eenmaal gewist heeft, is hij voorgoed verdwenen. Let
er dus goed op dat u een bestand echt niet meer
nodig heeft voordat u het wist. In het bijzonder geldt
dit voor het wissen van alle bestanden - controleer
eerst alle bestanden voordat u deze handeling
uitvoert.
Een beveiligd bestand kan niet worden uitgewist. Om
een bestand te wissen dient u het eerst onbeveiligd
te maken (pagina 186).
Het wissen kan niet worden uitgevoerd wanneer alle
bestanden in het geheugen beveiligd zijn (pagina
187).
Als een audio snapshot gewist wordt, zal dit zowel
het beeldbestand als het audiobestand wissen dat er
aan vast zit.
U kunt de procedures in dit hoofdstuk niet gebruiken
om beelden te wissen uit de FAVORITE map. Zie de
procedures op pagina 190 voor details aangaande
het wissen van de inhoud van de FAVORITE map.
Wissen van een enkel bestand
1.
Druk tijdens de
weergavefunctie
(PLAY) op [] ( ).
2.
Gebruik [] of [] om door de bestanden te
bladeren totdat het te wissen bestand wordt
getoond.
3.
Gebruik [] of [] om Delete (wissen) te
selecteren.
Selecteer Cancel (annuleren) om de
bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen.
4.
Druk op [SET] om het bestand te wissen.
Herhaal de stappen 2 tot en met 4 om andere
bestanden te wissen, indien gewenst.
5.
Druk op [MENU] om het menuscherm te
verlaten.
WISSEN VAN BESTANDEN
184
Wissen van alle bestanden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[] ( ).
2.
Gebruik [] of [] om All Files Delete (alle
bestanden wissen) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
3.
Gebruik [] of [] om Yes (ja) te selecteren.
Selecteer No (nee) om de wisfunctie te verlaten
zonder een bestand uit te wissen.
4.
Druk op [SET] om alle bestanden uit te
wissen.
De boodschap There are no files. (er zijn geen
bestanden) verschijnt op het scherm nadat alle
bestanden gewist zijn.
BEHEER VAN BESTANDEN
185
BEHEER VAN BESTANDEN
Dankzij de mogelijkheden van de camera voor
bestandsbeheer kunt u makkelijk uw beelden in het oog
houden. U kunt bestanden beveiligen tegen onverhoeds
wissen en de gewenste bestanden opslaan in het
ingebouwde geheugen van de camera.
Mappen
Uw camera creëert automatisch mappen in het ingebouwde
geheugen of op de geheugenkaart.
Geheugenmappen en -bestanden
Een beeld dat u opneemt wordt automatisch opgeslagen in
een map waarvan de naam een serienummer is. U kunt
maximaal 900 mappen op hetzelfde moment in het
geheugen houden. Mapnamen worden als volgt
gegenereerd.
Voorbeeld: Naam van de 100ste map
Elke map kan maximaal 9999 bestanden bevatten.
Als u probeert het 10000ste bestand op te slaan in een
map, wordt automatisch de volgende map met het
volgende serienummer gecreëerd. Bestandsnamen worden
als volgt gegenereerd.
Voorbeeld: Naam van het 26ste bestand
Extensie
CIMG0026.JPG
Serienummer (4 cijfers)
De map- en bestandnamen die hier worden beschreven
verschijnen wanneer u mappen en bestanden via uw
computer bekijkt. Zie pagina 32 voor informatie
betreffende informatie over hoe de camera map- en
bestandnamen aangeeft.
Het feitelijke aantal bestanden dat u op een
geheugenkaart kunt opslaan hangt af van de instellingen
voor de beeldkwaliteit, de beeldgrootte, de
kaartcapaciteit, enz.
Zie voor details aangaande de mapstructuur
Geheugenmapstructuur op pagina 235.
100CASIO
Serienummer (3 cijfers)
BEHEER VAN BESTANDEN
186
Beschermen van bestanden
Als u een bestand eenmaal beveiligd heeft kan hij niet
worden gewist (pagina 183). U kunt bestanden afzonderlijk
beveiligen of u kunt alle bestanden in het geheugen
beveiligen door een enkele bedieningshandeling.
BELANGRIJK!
Zelfs als een bestand beveiligd is, wordt het
uitgewist wanneer een geheugenkaart wordt
geformatteerd (pagina 206) of als het ingebouwde
geheugen geformatteerd wordt (pagina 202)
Beveiligen van een enkel bestand
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Protect
(beveiligen) en druk
daarna op [].
3.
Gebruik [] of [] om door de bestanden de
bladeren en dat beeld te tonen dat u wilt
beveiligen.
4.
Gebruik [] of [] om
On (aan) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Een beveiligd bestand
wordt aangegeven door
het teken.
Om een bestand onbeveiligd te maken, selecteert u
Off (uit) in stap 4 en druk vervolgens op [SET].
5.
Druk op [MENU] om het menuscherm te
verlaten.
BEHEER VAN BESTANDEN
187
Beveiligen van alle bestanden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Protect (beveiligen) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] of [] om All Files : On (Alle
bestanden : aan) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Om alle bestanden onbeveiligd te maken, klik op
[SET] in stap 3 zodat de instelling All Files : Off
(alle bestanden uit) laat zien.
4.
Druk op [MENU] om het menuscherm te
verlaten.
Gebruik van de FAVORITE folder
U kunt fotos van uw familie of andere speciale beelden van
een bestandsopslagmap (pagina 235) kopiëren naar de
FAVORITE map in het ingebouwde geheugen. De naar de
FAVORITE map gekopieerde beelden worden automatisch
gereduceerd tot 320
×
240 beeldpunten. Beelden in de
FAVORITE map worden niet getoond tijdens normale
weergave om op die manier persoonlijke beelden privé te
houden terwijl u ze toch bij u kunt hebben. De beelden in
de FAVORITE map worden niet gewist wanneer u van
geheugenkaart wisselt zodat u de fotos altijd bij de hand
heeft.
Kopiëren van een bestand naar de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Favorites
(favorieten) en druk op
[].
BEHEER VAN BESTANDEN
188
3.
Gebruik [] of [] om
Save (opslaan) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor worden de
namen van de
bestanden in het
ingebouwde geheugen
of op de ingelegde
geheugenkaart
getoond.
4.
Gebruik [] of [] om het bestand te
selecteren dat u naar de FAVORITE map wilt
kopiëren.
5.
Gebruik [] of [] om Save (opslaan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor worden de getoonde bestanden naar de
FAVORITE map gelopieerd.
6.
Gebruik na het kopiëren van alle gewenste
bestanden [] en [] om Cancel
(annuleren) te selecteren en druk vervolgens
op [SET] om deze functie te verlaten.
LET OP
Door een beeldbestand volgens de bovenstaande
procedure te kopiëren wordt een beeld maat QVGA
van 320
×
240 beeldpunten naar de FAVORITE map
gekopieerd.
Een bestand dat naar de FAVORITE map wordt
gekopieerd krijgt automatisch een bestandnaam
toegewezen dat een serienummer is. Hoewel het
serienummer begint met 0001 en kan oplopen tot
9999, hangt de feitelijke bovengrens van het bereik
af van de capaciteit van het ingebouwde geheugen.
Denk eraan dat het maximale aantal beelden dat
opgeslagen kan worden in het ingebouwde
geheugen afhangt van de grootte van elk beeld en
van andere factoren.
BELANGRIJK!
Merk op dat een beeld dat naar de FAVORITE map
gekopieerd is en waar daarna de afmetingen van zijn
aangepast niet meer kan terugkeren naar het
oorspronkelijke formaat.
Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet naar
een geheugenkaart worden gekopieerd.
BEHEER VAN BESTANDEN
189
Tonen van een bestand in de FAVORITE
map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Favorites (favorieten) en druk op [].
3.
Gebruik [] of [] om Show (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
De boodschap No Favorites File! (geen favouriet
bestand) verschijnt als de FAVORITE map leeg is.
4.
Gebruik []
(voorwaarts) of []
(achterwaarts) om door
de bestanden in de
FAVORITE map te
bladeren.
5.
Druk nadat u klaar bent met het bekijken van
de bestanden tweemaal op [MENU] om deze
functie te verlaten.
Bestandsnaam
BELANGRIJK!
Merk op dat een FAVORITE map enkel gecreërd
wordt in het ingebouwde geheugen van de camera.
Er wordt geen FAVORITE map gecreëerd op een
geheugenkaart mocht u die gebruiken. Als u de
inhoud van de FAVORITE map op het beeldscherm
van een computer wilt bekijken dient u eerst de
geheugenkaart (als u die gebruikt) uit de camera te
verwijderen voordat u de camera op de USB slede
plaatst om het overbrengen van data te beginnen
(paginas 205, 220).
FAVORITE (favorite) mapicoon
BEHEER VAN BESTANDEN
190
Wissen van een bestand uit de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Favorites (favorieten) en druk op [].
3.
Gebruik [] of [] om Show (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
4.
Druk op [] ( ).
5.
Gebruik [] of [] om het bestand te
selecteren dat u uit de FAVORITE map wilt
wissen.
6.
Gebruik [] of [] om Delete (wissen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) om de
bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen.
7.
Gebruik na het wissen van alle gewenste
bestanden [] en [] om Cancel
(annuleren) te selecteren en druk vervolgens
op [SET] om deze functie te verlaten.
Wissen van alle bestanden uit de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Favorites (favorieten) en druk op [].
3.
Gebruik [] of [] om Show (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
4.
Druk op [] ( ).
5.
Gebruik [] en [] om All Files Delete (alle
bestanden wissen) te selecteren en druk dan
op [SET].
BELANGRIJK!
U kunt de bedieningshandelingen voor wissen op
pagina 183 niet gebruiken om beelden uit de
FAVORITE map te wissen. Echter door formatteren
van het geheugen (pagina 202) worden de
bestanden in de FAVORITE map gewist.
ANDERE INSTELLINGEN
191
ANDERE INSTELLINGEN
Configureren van de geluidsinstellingen
U kunt verschillende geluiden configureren die dan
gespeeld worden telkens wanneer u de camera inschakelt,
de sluitertoets halverwege of geheel indrukt of een
toetsbewerking uitvoert.
Configureren van de geluidsinstellingen
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Sounds (geluiden) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om het geluid te selecteren
waarvan u de instelling wilt configureren en
druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze instelling:
Sound 1 Sound 5
(geluid 1 5)
Off (uit)
Om dit te doen:
Selecteer een ingebouwd
geluid
Schakel het geluid uit
Instellen van het geluidsniveau van de
bevestigingstoon
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Sounds (geluiden) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om Operation
(bediening) te selecteren.
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
voor het volume te specificeren en druk
vervolgens op [SET].
U kunt het volume instellen binnen het bereik lopend
van 0 (geen geluid) tot en met 7 (luidst).
BELANGRIJK!
De instelling voor het volume die u hier maakt heeft
ook invloed op het geluidsvolumeniveau voor het
video uitgangssignaal (pagina 180).
ANDERE INSTELLINGEN
192
Instellen van het geluidsniveau voor de
weergave van films en audio snapshots
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Sounds (geluiden) en druk
vervolgens op [].
3.
Selecteer Play (weergave) d.m.v. [] en
[].
4.
Specificeer d.m.v. [] en [] de gewenste
instelling voor het weergavevolume en druk
op [SET].
U kunt het weergavevolume instellen binnen het
bereik tussen 0 (geen geluid) en 7 (luidst).
BELANGRIJK!
De instelling voor het volume die u hier maakt heeft
geen invloed op het geluidsvolumeniveau voor het
video uitgangssignaal (pagina 180).
Specificeren van een beeld voor het
beginscherm
U kunt een opgenomen beeld specificeren als het beeld voor
het beginscherm, waardoor dit op het beeldscherm
verschijnt telkens wanneer u de camera inschakelt door op
de spanningstoets of op [ ] (REC) te drukken. Het
beginscherm verschijnt niet wanneer u [ ] (PLAY) indrukt
om de camera in te schakelen.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Startup (start) en druk vervolgens
op [].
3.
Toon m.b.v. [] en [] het beeld dat u wilt
gebruiken voor het beginscherm.
4.
Verander de instelling m.b.v. [] en [] en
druk daarna op [SET].
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Gebruik het beeld dat op het
moment wordt getoond als het
beginschermbeeld
Schakel het beginscherm uit
ANDERE INSTELLINGEN
193
BELANGRIJK!
U kunt elk van de volgende types beelden selecteren
als het startbeeldscherm.
Het ingebouwde beeld van de camera
Een snapshot
Enkel het beeldgedeelte van een audio snapshot
Er kan per keer slechts één beeld opgeslagen zijn in
het beginschermbeeldgeheugen. Als een nieuw
beginschermbeeld wordt geselecteerd, zal dat
nieuwe beeld het eerdere beeld uit het
beginschermbeeldgeheugen verdringen. Daarom
dient u een gescheiden kopie van het beeld in het
standaard beeldopslaggeheugen van de camera te
hebben opgeslagen als u naar een eerder
beginschermbeeld wilt teruggaan.
Het beginschermbeeld wordt gewist als u het
ingebouwde geheugen formatteert (pagina 202).
Specificeren van de bestandsnaam
serienummer generatiemethode
Gebruik de volgende procedure om de methode te
specificeren voor het genereren van het serienummer dat
gebruikt wordt voor bestandsnaam (pagina 185).
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer File No. (bestandsnaam) en druk
vervolgens op [].
3.
Verander de instelling m.b.v. [] en [] en
druk daarna op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Continue
(voortzetten)
Reset
(terugstellen)
Om dit te doen voor een juist
opgeslagen bestand:
Sla het laatste gebruikte
bestandnummer op en verhoog dit
met één ongeacht of bestanden
uitgewist zijn of de geheugenkaart
door een nieuwe werd vervangen.
Start het serienummer opnieuw
vanaf 0001 wanneer alle bestanden
gewist zijn of de geheugenkaart
vervangen is.
ANDERE INSTELLINGEN
194
Instellen van de klok
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om een
thuistijdzone te selecteren en om de instellingen voor de
datum en de tijd te veranderen. Als u enkel de tijd- en
datuminstellingen wilt veranderen zonder de thuistijdzone
te veranderen, voer dan alleen de procedures uit onder
Instellen van de huidige tijd en datum op pagina 195.
BELANGRIJK!
Let erop dat u de thuistijdzone (de zone waar u zich
op het moment bevindt) selecteert voordat u de
instellingen verandert voor de tijd en de datum.
Anders zullen de instellingen voor de tijd en de
datum automatisch veranderen wanneer u een
andere tijdzone selecteert.
Selecteren van uw thuistijdzone
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer World Time (wereldtijd) en druk
vervolgens op [].
Hierdoor wordt de huidige wereldtijdzone
aangegeven.
3.
Gebruik [] en [] om Home (thuistijd) te
selecteren en druk daarna op [].
4.
Gebruik [] en [] om City (stad) te
selecteren en druk vervolgens op [].
5.
Gebruik [], [], [] en [] om de het
geografische gebied te selecteren dat de
plaats bevat die u wenst voor de thuistijdzone
en druk vervolgens op [SET].
6.
Gebruik [] en [] om de gewenste stad te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
7.
Druk na het selecteren van de gewenste stad
op [SET] om de bijbehorende zone als uw
thuistijdzone te registreren.
ANDERE INSTELLINGEN
195
Instellen van de huidige tijd en datum
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Adjust (bijstellen) en druk
vervolgens op [].
3.
Stel de huidige tijd en de tijd in.
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [] en [].
Druk op [DISP].
Om dit te doen:
Veranderen van de instelling op de
plaats waar de cursor zich bevindt
Verplaatsen van de cursor tussen
instellingen
Overschakelen tussen de 12-uur en
de 24-uur tijdaanduiding.
4.
Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op
[SET] om ze te registreren en het
instelscherm te verlaten.
Veranderen van de datumopmaak
U kunt een selectie maken uit drie verschillende opmaken
van het tonen van de datum.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Date Style (datumstijl) en druk
vervolgens op [].
3.
Druk op [] en [] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
Voorbeeld: 24 december, 2006
Selecteer deze opmaak:
YY/MM/DD
DD/MM/YY
MM/DD/YY
Om de datum zo te tonen:
06/12/24
24/12/06
12/24/06
ANDERE INSTELLINGEN
196
Gebruiken van wereldtijd
U kunt het wereldtijdscherm gebruiken om een tijdzone te
selecteren en de tijdinstelling van de klok van de camera in
een handomdraai veranderen wanneer u op reis gaat, enz.
Deze wereldtijdfunctie laat u één van de ingestelde 162
steden in 32 tijdzones selecteren.
Tonen van het wereldtijdscherm
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer World Time (wereldtijd) en druk
vervolgens op [].
3.
Druk op [] en [] om World (wereld) te
selecteren.
4.
Druk nogmaals op [SET] om het instelscherm
te verlaten.
Selecteer dit:
Home (thuistijd)
World (wereldtijd)
Om dit te doen:
Toon de tijd in uw thuistijdzone
Toon de tijd in de zone die op dat
moment geselecteerd is op het
wereldtijdscherm.
Configureren van wereldtijdinstellingen
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer World Time (wereldtijd) en druk
vervolgens op [].
3.
Druk op [] en [] om World (wereld) te
selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Druk op [] en [] om
City (stad) te
selecteren en druk
vervolgens op [].
Om de zomertijdinstelling
te configureren,
selecteert u DST en
vervolgens ofwel On
(aan) of Off (uit).
Zomertijd wordt gebruikt in bepaalde gebieden om
de huidige instelling van de tijd één uur vooruit te
zetten tijdens de zomermaanden.
Het gebruik van zomertijd hangt samen met
plaatselijke gebruiken en de wetgeving.
ANDERE INSTELLINGEN
197
5.
Selecteer m.b.v. [],
[], [] en [] het
gewenste geografische
gebied en druk
vervolgens op [SET].
6.
Druk op [] en [] om de gewenste stad te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
7.
Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op
[SET] om de instellingen toe te passen en het
instelscherm te verlaten.
Bewerken de datum en de tijd van een
beeld
Volg de procedure in dit hoofdstuk om de datum en de tijd
van een eerder opgenomen beeld te veranderen. Dit is
handig wanneer de huidige datum en tijd verkeerd zijn om
de volgende redenen.
Omdat de instellingen van de cameras klok niet juist
geconfigureerd waren tijdens het opnemen van het beeld
(pagina 51)
Omdat het beeld opgenomen was in de verkeerde
wereldtijdzone (pagina 196)
1.
Tijdens de weergavefunctie (PLAY) geef
d.m.v. [] en [] het beeld weer waarvan u de
datum en de tijd wilt bewerken.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Date/Time (datum/tijd) en druk vervolgens
op [].
4.
Stel de datum en de tijd naar wens in.
ANDERE INSTELLINGEN
198
Veranderen van de displaytaal
U kunt de volgende procedure gebruiken om één van de
onderstaande tien talen te selecteren als de displaytaal.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Language (taal) en druk
vervolgens op [].
3.
Druk op [], [], [] en [] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
5.
Wanneer alle instellingen naar wens zijn, druk
dan op de [SET] toets om ze toe te passen.
Geef na het bewerken van de tijd en de datum het
beeld weer om te bevestigen dat de datum en de tijd
correct zijn.
BELANGRIJK!
Het is niet mogelijk de datum van de volgende types
bestanden te veranderen.
Opnamen van films en spraak
Beelden gecreëerd met MOTION PRINT
De datum en tijd die op een beeld gestempeld zijn
m.b.v. de tijdafstempelingfunctie kunnen niet worden
veranderd (pagina 147).
Het is niet mogelijk de datum en de tijd van een
beeld te bewerken van een beeld dat beveiligd is.
Maak het beeld eerst onbeveiligd en bewerk daarna
de datum en de tijd.
U kunt een datum instellen van 1 januari 1980 tot en
met 31 december 2049.
Doe dit:
Druk op [] of [].
Druk op [] of [].
Druk op [DISP].
Om dit te doen:
Verander de waarde bij de plaats van
de cursor
Verplaats de cursor tussen instellingen
Schakel heen en weer tussen 12-uur
en 24-uur aanduiding
ANDERE INSTELLINGEN
199
Veranderen van de helderheid van het
beeldscherm
U kunt d.m.v. de volgende procedure de helderheid van het
beeldscherm veranderen.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Screen (scherm) en druk
vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Auto 1
(automatisch 1)
of
Auto 2
(automatisch 2)
+2
+1
0
Wanneer u dit wilt:
Automatisch bijstellen van de helderheid
van het beeldscherm in overeenstemming
met de belichtingsomstandigheden
Auto 2 stelt sneller bij op een lichtere
instelling dan Auto 1.
Tijdens de weergavefunctie (PLAY) is de
helderheid van het beeldscherm vast
afgesteld ongeacht de
belichtingsomstandigheden op dat
moment.
Een grotere helderheid van het
beeldscherm dan de +1 instelling
Bij deze instelling wordt meer stroom
verbruikt.
Een relatief grotere helderheid van het
beeldscherm dan de 0 instelling (voor
buitenshuis)
Bij deze instelling wordt meer stroom
verbruikt.
Normale helderheid van het beeldscherm
(voor binnenshuis)
ANDERE INSTELLINGEN
200
Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-
PRINT) zorgt er voor dat de camera de computer
beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik
deze instelling voor het allerdaagse oversturen van
beelden van de camera naar de computer (waarbij u
dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt
gebruiken).
PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van
beelddata naar het aangesloten toestel.
Veranderen van het protocol van de USB
poort
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om het
communicatieprotocol te veranderen van de USB poort van
de camera wanneer u aansluit op een computer, een
printer of op een ander toestel. Selecteer het protocol dat
past bij het toestel waarop u aansluit.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Mass Storage
(massageheugen)
(USB DIRECT-PRINT)
PTP (PictBridge)*
Bij aansluiten op dit type toestel:
Computer of printer die
compatibel is met USB DIRECT-
PRINT (pagina 214)
Printer compatibel met PictBridge
(pagina 214)
* PTP is de afkorting van Picture Transfer Protocol
(Protocol voor het overzenden van beelden).
ANDERE INSTELLINGEN
201
BELANGRIJK!
Wanneer de stand Power On/Off (spanning aan/uit)
geselecteerd is, wordt de camera uitgeschakeld bij
indrukken van [ ] (REC) tijdens een opnamefunctie
(REC) of bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
Bij indrukken van [ ] (REC) tijdens de
weergavefunctie (PLAY) wordt overgeschakeld naar
de op dat moment geselecteerde opnamefunctie
(REC) terwijl bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens
een opnamefunctie (REC) naar de weergavefunctie
(PLAY) wordt geschakeld.
Als u de camera aansluit op een televisietoestel voor
het bekijken van videobeelden, dient u als de
spanning aan/uit functie Power On (spanning aan)
of Power On/Off (spanning aan/uit) te selecteren.
LET OP
De oorspronkelijke defaultinstelling is Power On
(spanning aan).
Configureren van de [ ] (REC) en [ ]
(PLAY) toets en spanning aan/uit functies
U kunt de volgende procedure gebruiken om de spanning
van de [ ] (REC) en de [ ] (PLAY) toetsen te
configureren zodat de spanning in- of uitgeschakeld wordt
telkens bij indrukken van deze toetsen.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer REC/PLAY (opname/weergave) en
druk daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Power On
(spanning aan)
Power On/Off
(spanning aan/uit)
Disable
(niet geactiveerd)
Om deze bewerking te configureren:
De spanning wordt ingeschakeld bij
indrukken van [ ] (REC) of [ ]
(PLAY) (maar wordt niet uitgeschakeld)
De spanning wordt in- of uitgeschakeld
bij indrukken van [
] (REC) of bij
indrukken van [ ] (PLAY)
De spanning wordt niet in- of
uitgeschakeld bij indrukken van [
]
(REC) of [
] (PLAY)
ANDERE INSTELLINGEN
202
1.
Controleer dat er geen geheugenkaart in de
camera geladen is.
Mocht er een geheugenkaart geladen zijn in de
camera, verwijder deze dan (pagina 205).
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Format (formaat) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om Format (formatteren)
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Wordt de weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld na het formetteren van het
ingebouwde geheugen, dan zal de boodschap
There are no files. (er zijn geen bestanden
aanwezig) doodleuk verschijnen.
Selecteer Cancel (annuleren) om de
formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren.
Formatteren van het ingebouwde geheugen
Mocht u het ingebouwde geheugen formatteren dan wordt
alle opgeslagen data uitgewist.
BELANGRIJK!
Merk op dat data die gewist is door formatteren niet
meer kan worden herkregen. Controleer dus dat u
geen enkele data in het geheugen nodig heeft
voordat u het gaat formatteren.
Bij formatteren van het ingebouwde geheugen wordt
de volgende items gewist.
Beveiligde beelden
Beelden in de FAVORITE map
Gebruikersinstellingen voor de BEST SHOT
functie
Startschermbeeld
Controleer voordat u begint met het formatteren dat
de spanning van de cameras accu niet te laag is. Als
de accuspanning te laag wordt tijdens het uitvoeren
van het formatteren brengt het risico met zich mee
dat het formatteren niet goed wordt uitgevoerd en dat
de camera niet goed functioneert.
U mag het accudeksel nooit openen terwijl het
formatteren uitgevoerd wordt. Dit brengt het risico
met zich mee dat de camera niet goed functioneert.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
203
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
U kunt de opslagmogelijkheden van
uw camera uitbreiden door een los
verkrijgbare geheugenkaart (SD
geheugenkaart of MultiMediaCard)
te gebruiken. U kunt ook bestanden
kopiëren van het ingebouwde
geheugen naar een geheugenkaart
en van een geheugenkaart naar het
ingebouwde geheugen.
Gewoonlijk worden bestanden opgeslagen in het
ingebouwde geheugen. Wanneer u echter een
geheugenkaart insteekt, zal de camera automatisch
bestanden op de kaart opslaan.
Merk op dat u geen bestanden kunt opslaan in het
ingebouwde geheugen terwijl een geheugenkaart in de
camera gestoken is.
BELANGRIJK!
Gebruik bij deze camera enkel een SD
geheugenkaart of een MultiMediaCard (MMC). Voor
andere types kaarten wordt een juiste werking niet
gegarandeerd.
Zie de gebruiksaanwijzing van de geheugenkaart
voor informatie hoe u deze kunt gebruiken.
Bepaalde types kaarten kunnen de verwerkingssnelheid
afremmen. Gebruikt u een langzame geheugenkaart,
dan kan het voorkomen dat u een film niet kunt
opnemen met de HQ beeldkwaliteitinstelling. Daarom
wordt het gebruik van een SD geheugenkaart met een
maximale overdrachtsnelheid van minstens 10MB per
seconde aanbevolen.
Bepaalde types geheugenkaarten hebben meer tijd
nodig om data op te nemen waardoor filmbeelden
verloren kunnen gaan. De indicaties en
REC
knipperen tijdens het opnemen op het beeldscherm
om u te laten weten dat er een filmbeeld verloren is
gegaan. Het wordt aanbevolen een SD
geheugenkaart te gebruiken met een maximale
overdrachtsnelheid van minstens 10MB per seconde.
SD geheugenkaarten hebben een
schrijfbeveiligingsschakelaar die u kunt gebruiken
voor beveiliging tegen onverhoeds uitwissen van
beelddata. Merk echter op dat als u een SD
geheugenkaart beveiligt, u de schrijfbeveiliging dient
te verwijderen telkens wanneer u op de kaart wilt
opnemen, hem wilt formatteren of eventueel
bestanden wilt uitwissen.
Elektrostatische lading, digitale storing en andere
fenomenen kunnen er de oorzaak van zijn dat data
beschadigd wordt en zelfs verloren gaat. Zorg er
altijd voor op welke wijze dan ook belangrijke data
op andere media te backuppen (CD-R, CD-RW, MO
disk, harde schijf van een computer, enz.)
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
204
2.
Houd de geheugenkaart
zodanig dat de voorkant
ervan in dezelfde
richting wijst als het
beeldscherm van de
camera en schuif de
kaart dan voorzichtig
in de kaartgleuf.
Schuif de kaart
geheel in totdat deze
met een klikgeluid
stevig op
zijn plaats zit.
3.
Sluit het accudeksel en
schuif het vervolgens in
de door de pijl
aangegeven richting.
Gebruiken van een geheugenkaart
BELANGRIJK!
Zorg ervoor dat u de camera uitschakelt voordat u
een geheugenkaart insteekt of verwijdert.
Let er op dat u de camera in de juiste richting
insteekt. Probeer nooit een geheugenkaart in de
sleuf te drukken terwijl u weerstand voelt.
Insteken van een geheugenkaart in de
camera
1.
Schuif het accudeksel in
de door de pijl
aangegeven richting en
open het dan.
AchterkantVoorkant
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
205
Vervangen van de geheugenkaart
1.
Druk de
geheugenkaart in
de richting van de
camera en laat hem
dan los. Hierdoor
komt de kaart
gedeeltelijk uit de
camera.
2.
Trek de geheugenkaart uit de sleuf.
3.
Leg een andere geheugenkaart in.
BELANGRIJK!
Probeer nooit iets in de geheugenkaartgleuf van de
camera te steken dat geen SD geheugenkaart of
MMC (MultiMediaCard) kaart is. Dit kan namelijk tot
defecten bij de camera leiden.
Mocht water of een ongepast voorwerp ooit de
kaartsleuf binnendringen, schakel dan onmiddellijk
de camera uit, verwijder de accu en neem contact op
met de dealer of met de dichtstbijzijnde erkende
CASIO onderhoudswerkplaats.
Verwijder de kaart nooit uit de camera terwijl de
groene bedrijfsindicator aan het knipperen is.
Hierdoor kan het opslaan van een bestand namelijk
mislukken en zelfs schade toegebracht worden aan
de geheugenkaart.
Bij bepaalde types geheugenkaarten of camera
condities kan de formatteerbewerking een
aanzienlijke tijd in beslag nemen.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
206
Formatteren van een geheugenkaart
1.
Steek een geheugenkaart in de camera.
2.
Schakel de camera in en druk op [MENU].
3.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Format (formatteren) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] of [] om Format (formatteren)
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Wordt de weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld na het formetteren van een
geheugenkaart, dan zal de boodschap There
are no files. (er zijn geen bestanden
aanwezig) doodleuk verschijnen.
Selecteer Cancel (annuleren) om de
formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren.
Formatteren van een geheugenkaart
Mocht u een geheugenkaart formatteren dan wordt alle
data uitgewist die is opgeslagen op de kaart.
BELANGRIJK!
Gebruik voor het formatteren van een geheugenkaart
altijd de camera. Formatteren van een
geheugenkaart kan ook met een computer worden
uitgevoerd maar dat zal dataverwerking door de
camera vertragen. Bij een SD kaart, als u deze op
een computer geformatteerd wordt, kan dit er toe
leiden dat de kaart niet meer voldoet aan het SD
formaat, problemen veroorzaken met de
compatibiliteit en andere problemen met de werking.
Merk op dat data die gewist is door formatteren van
een geheugenkaart niet meer kan worden herkregen.
Controleer dus dat u geen enkele data op de
geheugenkaart nodig heeft voordat u deze gaat
formatteren.
Het formatteren van een geheugenkaart wist alle
bestanden, inclusief bestanden die beveiligd zijn
(pagina 186).
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
207
Kopiëren van bestanden
Gebruik de onderstaande procedures om bestanden tussen
het ingebouwde geheugen en een geheugenkaart te
kopiëren.
BELANGRIJK!
Enkel snapshots-, film-, audio snapshot- en
spraakopnamebestanden die met deze camera zijn
opgenomen kunnen worden gekopiëerd. Andere
bestanden kunnen niet worden gekopiëerd.
Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet
worden gekopieerd.
Bij het kopiëren van een audio snapshot, worden
zowel het betreffende beeldbestand als het
geluidsbestand gekopieerd.
Voorzorgsmaatregelen voor de
geheugenkaart
Mocht een geheugenkaart zich abnormaal gedragen, dan
zal hij waarschijnlijk weer normaal werken als hij opnieuw
gerformatteerd wordt. Het wordt echter aanbevolen meer
dan één geheugenkaart mee te nemen wanneer u de
camera op een plaats ver van uw huis of kantoor
gebruikt.
Het wordt aanbevolen een geheugenkaart te formatteren
voordat u hem voor de eerste maal in gebruik neemt of
wanneer de door u gebruikte kaart de oorzaak lijkt te zijn
van abnormale beelden.
Naarmate u meer data opneemt op en wist van een SD
geheugenkaart, verliest deze langzamerhand het
vermogen om data te behouden. Het wordt daarom
aanbevolen om SD geheugenkaarten geregeld te
formatteren.
Controleer voordat u begint met het formatteren dat de
spanning van de cameras accu niet te laag is. Als de
accuspanning te laag wordt tijdens het uitvoeren van het
formatteren brengt dit het risico met zich mee dat het
formatteren niet goed wordt uitgevoerd en dat de
geheugenkaart niet goed functioneert.
U mag het accudeksel nooit openen terwijl het
formatteren uitgevoerd wordt. Dit brengt het risico met
zich mee dat de geheugenkaart niet goed functioneert.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
208
Kopiëren van alle bestanden in het
ingebouwde geheugen naar een
geheugenkaart
1.
Steek een geheugenkaart in de camera.
2.
Schakel de camera in. Schakel de
weergavefunctie (PLAY) in en druk op
[MENU].
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Copy
(kopiëren) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] of [] om Built-in Card
(ingebouwd geheugen geheugenkaart) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de
boodschap Busy.... Please Wait…” (bezig
wachten a.u.b) getoond.
Nadat het kopiëren voltooid is toont het beeldscherm
het laatste bestand in de map.
BELANGRIJK!
Het is niet mogelijk te kopiëren als er niet genoeg
capaciteit is om alle beelden die u wilt kopiëren in
het geheugen te houden.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
209
Kopiëren van een specifiek bestand van
een geheugenkaart naar het ingebouwde
geheugen
1.
Voer de stappen 1 tot en met 3 van de
procedure onder Kopiëren van alle
bestanden in het ingebouwde geheugen naar
een geheugenkaart uit.
2.
Gebruik [] of [] om Card Built-in
(geheugenkaart ingebouwd geheugen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
3.
Gebruik [] of [] om het bestand te
selecteren dat u wilt kopiëren.
4.
Gebruik [] of [] om Copy (kopiëren) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de
boodschap Busy.... Please Wait…” (bezig
wachten a.u.b) getoond.
Het bestand verschijnt opnieuw op het beeldscherm
nadat het kopiëren voltooid is.
Herhaal de stappen 3 tot en met 4 om eventueel
andere beelden te kopiëren, indien dit gewenst is.
5.
Druk op [MENU] om de kopieerfunctie te
verlaten.
LET OP
Bestanden worden gekopieerd naar de map in het
ingebouwde geheugen waarvan de naam het
grootste nummer heeft.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
210
Een digitale camera geeft u een aantal verschillende
methoden voor het afdrukken van de beelden die hij heeft
opgenomen. De drie belangrijkste afdrukmethoden worden
hieronder beschreven. Gebruik de methode die het beste
past bij uw behoefte.
Professionele afdrukdienst
Met de DPOF functie van de camera kunt u specificeren
welke beelden u wilt afdrukken en hoeveel afdrukken u wilt
hebben. Zie DPOF (pagina 211) voor nadere details.
LET OP
Sommige afdrukdiensten ondersteunen mogelijk niet
DPOF of kunnen mogelijk andere drukprotocollen
ondersteunen. Gebruik in dit geval een protocol dat
ondersteund wordt door de afdrukdienst om de
beelden te specificeren die u afgedrukt wilt hebben.
Direct afdrukken met een printer die
uitgerust is met een kaartgleuf of die USB
DIRECT-PRINT of PictBridge ondersteunt
Gebruik de DPOF functie van de camera op de beelden te
specificeren die u wilt afdrukken en om te specificeren
hoeveel kopieën u wilt laten afdrukken. Om de beelden
vervolgens af te drukken kunt u de geheugenkaart in de
printer steken die voorzien is van een kaartgleuf of u kunt
de camera aansluiten op een printer die USB DIRECT-
PRINT of PictBridge ondersteunt. Zie DPOF (pagina 211)
en Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT
(pagina 214) voor nadere details.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
211
Afdrukken met een computer
Windows gebruikers
De camera wordt geleverd met de Photo Loader en
Photohands applicaties die op een Windows computer
geïnstalleerd kunnen worden voor het oversturen, het
beheren en het afdrukken van beelden. Zie Gebruik van
de camera met een Windows computer (paginas 220,
238) voor nadere details.
Macintosh gebruikers
De camera wordt geleverd met Photo Loader voor
Macintosh die geïnstalleerd kan worden voor het
oversturen en het beheren van beelden maar niet voor het
afdrukken ervan. Gebruik los in de handel verkrijgbare
software voor het afdrukken van de beelden met een
Macintosh. Zie Gebruik van de camera met een Macintosh
computer (paginas 228, 253) voor nadere details.
DPOF
De letters DPOF zijn de afkorting van Digital
Print Order Format hetgeen een formaat is
voor opnemen op een geheugenkaart of een
ander medium met informatie welke digitale
camerabeelden afgedrukt dienen te worden
en hoeveel kopieën.
Daarna kunt u op een DPOF-compatibele
printer of bij een professionele drukkerij
afdrukken maken overeenkomstig de
instellingen voor de bestandsnaam en het
aantal kopieën zoals opgeslagen is op de
kaart.
Met deze camera kunt u beelden selecteren door ze te
bekijken via het beeldscherm zonder dat het nodig is dat u
de bestandnamen en hun locatie in het geheugen, enz.
dient te onthouden.
DPOF instellingen
Bestandsnaam,
aantal kopieën,
datum
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
212
5.
Specificeer het aantal kopieën m.b.v. [] en [].
U kunt maximaal 99 specificeren voor het aantal
kopieën. Specificeer 00 als u het beeld niet afgedrukt
wilt hebben.
6.
Druk op [DISP] zodat
On (aan) wordt
getoond om
datumafstempeling
voor de afdrukken in
te schakelen.
•“On (aan) geeft aan dat
tijdsvastlegging (date
stamping) ingeschakeld is.
Door de datumafstempeling in te schakelen terwijl
00 gespecificeerd is voor het aantal kopiesën zal
het aantal kopieën naar 01 veranderen. Bij
instelling van een ander aantal kopieën dan 00 zal
deze instelling niet veranderen wanneer de
datumafstempeling ingeschakeld wordt.
Druk op [DISP] zodat Off (uit) getoond wordt om
datumafstempeling voor de afdrukken uit te schakelen.
Herhaal de stappen 4 tot en met 6 als u andere
beelden wilt configureren voor het afdrukken.
7.
Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle
instellingen zijn zoals u wilt.
Configureren van de afdrukinstellingen
voor een enkel beeld
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer DPOF en
druk vervolgens op
[].
3.
Selecteer Select images (selecteer beelden)
m.b.v. [] en [] en druk daarna op [].
4.
Toon het te gewenste
beeld m.b.v. [] en [].
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
213
Configureren van de afdrukinstellingen
voor alle beelden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
DPOF en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer All images (alle beelden) m.b.v.
[] en [] en druk daarna op [].
4.
Specificeer het aantal
kopieën m.b.v. [] en
[].
U kunt maximaal 99
specificeren voor het
aantal kopieën. Specificeer
00 als u het beeld niet
afgedrukt wilt hebben.
5.
Druk op [DISP] zodat On (aan) wordt
getoond om datumafstempeling voor de
afdrukken in te schakelen.
•“On (aan) geeft aan dat datumafstempeling (date
stamping) ingeschakeld is.
Door de datumafstempeling in te schakelen terwijl
00 gespecificeerd is voor het aantal kopiesën zal
het aantal kopieën naar 01 veranderen. Bij
instelling van een ander aantal kopieën dan 00 zal
deze instelling niet veranderen wanneer de
datumafstempeling ingeschakeld wordt.
Druk op [DISP] zodat Off (uit) getoond wordt om
datumafstempeling voor de afdrukken uit te
schakelen.
6.
Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle
instellingen zijn zoals u wilt.
BELANGRIJK!
De DPOF instellingen worden niet automatisch
gewist nadat het afdrukken voltooid is. Dit houdt in
dat als u een andere afdrukbediening uitvoert zonder
eerst de DPOF instellingen te wissen, het afdrukken
zal plaatsvinden in overeenstemming met de laatste
instellingen die u configureerde. Wilt u voorkomen
dat dit gebeurt, voer dan de procedure uit onder
Configureren van de afdrukinstellingen voor alle
beelden en verander het aantal afdrukken naar 00.
Daarna kunt u de nieuwe DPOF instellingen
configureren zoals u wenst.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
214
Gebruiken van PictBridge en USB
DIRECT-PRINT
U kunt de camera direct op een
printer aansluiten die PictBridge of
USB DIRECT-PRINT ondersteunt
waarna u beelden kunt selecteren
en afdrukken m.b.v. het
beeldscherm en de
bedieningsorganen van de camera.
Met de DPOF ondersteuning
(pagina 211) kunt u ook
specificeren welke beelden u wilt
afdrukken en hoeveel afdrukken u
wilt hebben.
PictBridge is een standaard die
samengesteld werd door de
Camera en Imaging Products
Association (CIPA).
USB DIRECT-PRINT is een
standaard die voorgesteld werd
door de Seiko Epson
maatschappij.
Brengt u een geheugenkaart naar een professionele
afdrukdienst vergeet dan niet te vertellen dat de
kaart DPOF instellingen bevat met informatie over
het aantal afdrukken. Als u dit niet doet kan het
bedrijf (fotozaak) dat afdrukdiensten verleent
mogelijk alle beelden afdrukken zonder acht te slaan
op de DPOF instellingen of kunnen datumafdrukken
mogelijk niet worden uitgevoerd.
Merk op dat sommige professionele afdrukdiensten
DPOF drukken niet ondersteunen. Controleer dit
voordat u een bestelling plaatst bij die afdrukdienst.
Sommige printers kunnen instellingen hebben die de
datumafstempeling (date stamp) en/of het DPOF
afdrukken uitschakelen. Zie de gebruiksaanwijzing
van de printer voor details aangaande het
inschakelen van deze functies.
Als u de DPOF instelling gebruikt om de
datumafstempeling in te schakelen om te worden
afgedrukt op een beeld dat reeds voorzien is van een
afgestelde datum-/tijdafstempelingdata (pagina 147)
dan zullen de twee afstempelingen er over heen
worden aangebracht. Daarom dient u de DPOF
datumafstempeling niet in te schakelen als een beeld
reeds voorzien is van een afgestelde datum-/
tijdafstempeling.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
215
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-
PRINT) zorgt er voor dat de camera de computer
beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik
deze instelling voor het allerdaagse oversturen van
beelden van de camera naar de computer (waarbij u
dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt
gebruiken).
PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van
beelddata naar het aangesloten toestel.
Selecteer deze
instelling:
Mass Storage
(massageheugen)
(USB DIRECT-PRINT)
PTP (PictBridge)
Bij aansluiten op dit type toestel:
Computer of printer die
compatibel is met USB DIRECT-
PRINT
Printer compatibel met PictBridge
4.
Sluit de USB kabel die met de camera
gebundeld is aan op de USB slede en op een
printer.
Sluit tevens de netadapter aan op de USB slede en
steek de netadapter aan op een stopcontact.
Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
Er verschijnt niets op het beeldscherm van de
camera als de camera zich op de USB slede bevindt
terwijl de gebundelde AV kabel aangesloten is op de
slede. Let erop dat u aansluiting van de AV kabel
met de slede verbreekt als u het beeldscherm van de
camera wilt gebruiken om beelden te bekijken.
USB poort
Aansluiting A
USB kabel
(gebundeld)
Aansluiting B
[ ] (USB poort)
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
216
9.
Selecteer Paper Size (papierformaat) m.b.v.
[] en [] en druk op [].
10
.
Selecteer het papierformaat dat u wilt
gebruiken om af te drukken m.b.v. [] en []
en druk op [SET].
Hieronder volgen de afdrukformaten die beschikbaar
zijn.
3.5˝
×
5˝
5˝
×
7˝
4˝
×
6˝
A4
8.5˝
×
11˝
By Printer (door de printer)
Door selecteren van By Printer (door de printer)
wordt afgedrukt op het papierformaat dat op de
printer wordt geselecteerd.
Welke papierformaatinstellingen beschikbaar zijn
hangt af van de aangesloten printer. Zie de
gebruiksaanwijzing die met de printer wordt mee
geleverd voor volledige details.
5.
Schakel de camera uit en zet daarna de
camera op de USB slede.
6.
Schakel de printer in.
7.
Leg papier in de printer voor het afdrukken
van beelden.
8.
Druk op de [USB] toets
van de USB slede.
Dit toont het afdrukmenu
op het beeldscherm van
de camera.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
217
12.
Gebruik [] en [] op het beeldscherm van de
camera om Print (afdrukken) te selecteren
en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het afdrukken gestart en verschijnt de
boodschap Busy. Please wait…” (wachten aub)
op het beeldscherm. De boodschap zal na korte tijd
verdwijnen zelfs als het afdrukken nog steeds
plaatsvindt. Als op een cameratoets gedrukt wordt
terwijl het afdrukken nog plaats vindt, verschijnt de
boodschap opnieuw.
Het afdrukmenu verschijnt nadat het afdrukken is
voltooid.
Als u 1 Image (1 beeld) selecteerde in stap 11, dan
kunt u een ander beeld selecteren en deze stap
herhalen om af te drukken.
13.
Druk nadat u klaar bent met het afdrukken op
de [USB] toets van de USB slede en schakel
vervolgens de camera uit.
11
.
Specificeer de
gewenste
afdrukmogelijkheid
m.b.v. [] , [].
Om een enkel beeld af te
drukken: Selecteer 1
Image (1 beeld) en druk
daarna op [SET].
Selecteer vervolgens het
beeld dat u wilt afdrukken
m.b.v. [] en [].
Om meerdere of alle beelden af te drukken:
Selecteer DPOF Printing en druk daarna op [SET].
Door deze optie te selecteren worden alle beelden
afgedrukt die geselecteerd zijn met de DPOF
instellingen. Zie pagina 212 voor meer informatie.
U kunt datumafstempeling beurtelings in- en
uitschakelen door op [DISP] te drukken. De
datumafstempeling wordt afgedrukt als On (aan) op
het beeldscherm wordt getoond. On (aan) geeft
aan dat de datumafstempeling ingeschakeld is.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
218
Specificeren van het afdrukken van de datum met de
Photohands software die met de camera meegeleverd
wordt.
Zie pagina 24 van de gebruiksaanwijzingen van
Photohands voor details. De gebruiksaanwijzingen van
Photohands is meegeleverd als een PDF bestand op
de CD-ROM die met de camera meegeleverd wordt.
Specificeren van het afdrukken van de datum wanneer
het afdrukken wordt uitgevoerd door een
afdrukdienstverleningsbedrijf.
Sommige afdrukdienstverleningsbedrijven
ondersteunen het afdrukken van de datum niet. Vraag
bij de winkel om meer informatie voordat u afdrukken
laat maken.
Voorzorgsmaatregelen voor het afdrukken
Zie de documentatie niet met uw printer wordt
meegeleverd voor informatie aangaande de drukkwaliteit
en de papierinstellingen.
Neem contact op met de fabrikant van de printer voor
nadere informatie aangaande modellen die PictBridge en
USB DIRECT-PRINT en opwaarderingen (upgrade), enz.
ondersteunen.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera of de USB slede nooit tijdens het afdrukken.
Hierdoor zal namelijk een foutlezing optreden bij de
printer.
Datumafdruk
Eén van de hier onder beschreven procedures kan worden
gebruikt om opnamedata af te drukken bij de
beeldafdrukken. Voor een correcte datumafdruk dient de
huidige datum bij de camera ingesteld te zijn voordat het
beeld wordt opgenomen.
Schakel de datumafstempeling (“Date” (datum) of
“Date&Time” (datum & tijd)) in voordat u begint met het
opnemen van het beeld (pagina 147).
Specificeren van de datumafdruk met DPOF instellingen
(pagina 212)
Als u de DPOF instelling gebruikt om de
datumafstempeling in te schakelen om te worden
afgedrukt op een beeld dat reeds voorzien is van een
afgestelde datum-/tijdafstempelingdata (pagina 147)
dan zullen de twee afstempelingen er over heen
worden aangebracht. Daarom dient u de DPOF
datumafstempeling niet in te schakelen als een beeld
reeds voorzien is van een afgestelde datum-/
tijdafstempeling.
Sommige printers hebben mogelijk instellingen die
afdrukken met tijdafstempeling en/of DPOF kunnen
uitschakelen. Zie ook de gebruiksaanwijzingen die met
de printer meegeleverd is voor details aangaande
deze functies en kenmerken.
Merk op dat sommige professionele
afdrukdienstverleningen het maken van DPOF
afdrukken niet ondersteunen. Vraag dit na bij de
winkel voordat u afdrukken laat maken.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
219
Exif Print
Exif Print is een
internationaal ondersteund,
open standaard
bestandformaat waarmee
het mogelijk is om
levendige digitale beelden
met getrouwe kleuren weer
te geven. Bij Exif 2.2
bevatten bestanden een
groot aantal data
aangaande de opname
omstandigheden die door
een Exif Print printer
kunnen worden
geïnterpreteerd om
afdrukken te produceren die
er beter uit zien.
BELANGRIJK!
Informatie aangaande de beschikbaarheid van Exif
Print compatibele printermodellen kan verkregen
worden bij elke fabrikant van printers.
PRINT Image Matching III
Beelden bevatten PRINT Image
Matching III data (functie instelling en
andere camera instelinformatie). Een
printer die Print Image Matching III
ondersteunt leest deze data en stelt het
afgedrukte beeld automatisch bij zodat
de beelden worden afgedrukt op de
manier die u in gedachten had toen u
de beelden opnam.
* Seiko Epson Corporation heeft de
auteursrechten voor PRINT Image
Matching en PRINT Image Matching III.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
220
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
Na de USB slede te hebben gebruikt om een USB
aansluiting te maken tussen de camera en de computer,
kunt u de computer gebruiken om beelden in het
bestandsgeheugen te bekijken en een kopie op te slaan op
de harde schijf van de computer of een ander
opslagmedium. Om dit te bewerkstelligen dient u eerst de
USB driver te installeren op de computer vanaf de CD-
ROM die meegeleverd wordt met de camera.
Merk op dat de procedure die u dient te volgen afhangt van
of u een computer gebruikt die onder Windows (zie
hieronder) of onder Macintosh (zie pagina 228) draait.
Gebruik van de camera met een Windows
computer
Hieronder volgende de algemene stappen voor het
bekijken en kopiëren van bestanden van een computer die
draait onder Windows. U kunt details aangaande elke
bedieningshandeling vinden in de procedures die hieronder
uiteen gezet worden. Merk op dat u tevens dient te
verwijzen naar de documentatie die meegeleverd wordt
met uw computer voor overige informatie aangaande de
USB aansluitingen, enz.
1. Als uw computer onder Windows 98SE of 98 draait,
installeer dan het USB aanstuurprogramma op uw
computer.
U hoeft deze stap slechts eenmaal uit te voeren,
nameljk de eerste maal dat u op uw computer aansluit.
Als u Windows XP, 2000, of Me gebruikt is het
overbodig om het USB aanstuurprogramma te
installeren.
2. Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand te
brengen tussen de camera en de computer.
3. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
221
BELANGRIJK!
Bij een lage accuspanning kan de camera plotseling
uitgeschakeld worden tijdens het uitvoeren van
datacommunicatie. Het wordt aanbevolen de
speciale netadapter te gebruiken om de camera van
stroom te voorzien tijdens datacommunicatie.
Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
Als u bestanden wilt overzetten van het ingebouwde
geheugen van de camera naar een computer, let er
dan op dat er zich geen geheugenkaart bevindt in de
camera voordat u de camera op de USB slede plaatst.
Deze camera ondersteunt het USB 2.0 Hi-Speed
protocol.
Hoewel deze camera gebruikt kan worden met een
computer die enkel het USB 1.1 protocol
ondersteunt, kunnen data sneller worden
overgebracht wanneer het USB 2.0 Hi-Speed
protocol ondersteund wordt. Merk op dat bij
bepaalde modellen computers, het aansluiten op een
hub en andere omstandigheden van het systeem er
toe kunnen leiden dat het overbrengen van data
wordt vertraagd en dat er mogelijke problemen met
de werking kunnen ontstaan.
Breng geen aansluiting tot stand tussen de camera
en de computer voordat u de USB driver installeert
bij de computer. Doet u dat wel dan zal de computer
niet in staat zijn de camera te herkennen.
Bij het gebruik van Windows 98SE en 98 is het nodig
om de USB driver te installeren. Sluit de camera niet
aan op een computer die onder één van de
bovengenoemde besturingssystemen draait zonder de
USB driver eerst te installeren.
Wanneer u Windows XP, 2000 en Me gebruikt is het
niet nodig om de USB driver te installeren.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
222
2.
Leg de gebundelde CD-ROM in de CD-ROM
drive van uw computer.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de
inhoud USB driver (USB aansturingsprogramma)
toont.
3.
Click op een menuscherm dat verschijnt op
Nedelands.
4.
Klik [USB driver B] en vervolgens [Installeer].
Hierdoor wordt het installeren gestart.
Volg de aanwijzingen die op het beeldscherm
verschijnen om de installatie te voltooien.
De volgende stappen laten zien hoe het installeren in
zijn werk gaat bij de Engelse versie van Windows.
1.
Wat u het eerst dient te doen hangt af van of
uw computer draait onder Windows XP, 2000,
Me, 98SE en 98.
Windows 98SE/98 gebruikers
Start vanaf stap 2 om het USB aanstuurprogramma
te installeren.
Merk op dat de voorbeeldinstallatie die hier wordt
gepresenteerd Windows 98 gebruikt.
Windows XP/2000/Me gebruikers
Het installeren van het USB aanstuurprogramma is
overbodig zodat u meteen door kunt gaan naar stap 6.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
223
5.
Klik wanneer het laatste instelscherm
verschijnt op de [Uitgang] toets van het CD-
ROM menu om het menu te verlaten en
verwijder de CD-ROM uit uw computer.
Bij bepaalde computer besturingssystemen
verschijnt een boodschap om u er toe aan te sporen
uw computer te herstarten. Het CD-ROM menu
verschijnt opnieuw nadat uw computer opnieuw
gestart is. Klik op de [Uitgang] toets van het CD-
ROM menu om het menu te verlaten en verwijder de
CD-ROM uit uw computer.
6.
Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang)
aansluiting van de USB slede en steek de
stekker in het stopcontact.
Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van
het land waar de camera wordt aangeschaft.
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
224
8.
Druk eerst op de spanningstoets van de
camera en druk vervolgens op de [MENU]
toets.
9.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [].
10.
Selecteer de Mass Storage (USB DIRECT-
PRINT) (massageheugen) m.b.v. [] en []
en druk vervolgens op [SET].
11.
Schakel de camera uit.
7.
Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel
die met de camera gebundeld is aan op de
USB slede en op de USB poort van uw
computer.
Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de
USB slede dat uw computer. USB poorten en
kabelstekkers een speciale vorm hebben die maar
op één manier past.
Steek de USB kabelstekkers stevig en zover
mogelijk in de poorten. Als de aansluitingen niet
goed tot stand zijn gebracht, zal een juiste werking
niet plaats kunnen vinden.
USB poort
Aansluiting A
USB kabel
(gebundeld)
[ ] (USB poort)
Aansluiting B
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
225
Door indrukken van de [USB] toets wordt de USB
functie ingeschakeld waardoor de [USB] indicator
van de USB slede groen gaat branden (pagina 264).
Op dat moment zullen sommige besturingssystemen
een Verwisselbare schijf dialoogvenster
weergegeven. Als uw besturingssysteem dat doet,
sluit het dialoogvenster dan.
12.
Plaats de camera in de USB slede.
Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij
nog ingeschakeld is.
13.
Druk op de [USB] toets van de USB slede.
Dit zal er voor zorgen dat de computer een hardware
profiel creëert voor het ingebouwde geheugen van de
camera of voor de geheugenkaart die in de camera
geladen is. U hoeft het USB aansturingsprogramma
(ook wel driver genoemd) niet elke keer opnieuw te
installeren. Nadat het programma eenmaal
geïnstalleerd kan de computer zowaar het
ingebouwde geheugen van de camera of de
geheugenkaart erin herkennen wanneer u een USB
aansluiting aanbrengt tussen de camera en uw
computer.
[USB] toets
[USB] indicator
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
226
19.
Voer afhankelijk van het besturingssysteem
één van de volgende procedures uit om de
bestanden op te slaan, indien u dat wilt.
Windows 2000, Me, 98SE, 98
1. Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf)
van de camera bij de DCIM map op de rechtertoets
van de muis.
2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt.
3. Dubbelklik op [Mijn documenten] om dit te openen.
4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn documenten op
[Plakken].
Hierdoor wordt de DCIM map (die de
beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de Mijn
documenten map.
14.
Dubbelklik Deze computer op uw computer.
Als uw computer onder Windows XP draait, klik dan
op [Start] en vervolgens op [Deze computer].
15.
Dubbelklik Verwisselbare schijf.
Uw computer ziet het bestandengeheugen als een
uitneembare disk.
16.
Dubbelklik de DCIM map.
17.
Dubbelklik de map die het gewenste beeld
bevat.
18.
Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat
dat u wilt bekijken.
Zie Geheugenmapstructuur op pagina 235 voor
informatie aangaande bestandnamen.
LET OP
Als u een geroteerd beeld op uw computer opent,
verschijnt de originele niet-geroteerde versie (pagina
175). Dit is het zelfde voor een geroteerd beeld dat
geopend wordt vanuit het geheugen van de camera
en voor een geroteerd beeld dat gekopieerd is naar
de harde schijf van uw computer.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
227
BELANGRIJK!
Gebruik uw computer nooit om beelden die
opgeslagen zijn in het bestandgeheugen van de
camera of op de geheugenkaart te bewerken,
wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk
problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die
door de camera gebruikt wordt waardoor het
onmogelijk kan worden om beelden via de camera
weer te geven of er kan een foutlezing verkregen
worden bij de waarde die getoond wordt door de
camera voor het aantal beelden. Kopiëer de beelden
eerst naar uw computer voordat u ze bewerkt, wist,
verplaatst of hernoemt.
20.
Gebruik afhankelijk van de versie van
Windows die u gebruikt één van de volgende
procedures om de USB aansluiting tot een
einde te brengen.
Windows XP/98SE/98 gebruikers
Na op de [USB] toets op de USB slede te hebben
gedrukt en te hebben gecontroleerd dat de [USB]
indicator niet langer brandt, verwijder pas daarna de
camera van de USB slede.
Windows XP
1. Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf)
van de camera bij de DCIM map op de rechtertoets
van de muis.
2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt.
3. Klik op [Start] en daarna op [Mijn documenten].
4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn documenten op
[Plakken].
Hierdoor wordt de DCIM map (die de
beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de Mijn
documenten map.
LET OP
Mocht u reeds een map met de naam DCIM
hebben in de Mijn documenten map van uw
computer, dan kunt u de procedure in stap 19
hierboven volgen om de bestaande DCIM map uit
te wissen en te vervangen door de nieuw
opgeslagen map. Wilt u de inhoud van de bestaande
DCIM map behouden, verander de naam van de
map of zet de map op een andere plaats voordat u
de nieuwe DCIM map opslaat.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
228
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer
Hieronder volgend de algemene stappen voor het bekijken
en kopiëren van bestanden van een computer die draait
onder Macintosh.
U kunt details aangaande elke bedieningshandeling vinden
in de procedures die hieronder uiteen gezet worden. Merk
op dat u tevens dient te verwijzen naar de documentatie
die meegeleverd wordt met uw Macintosh voor overige
informatie aangaande de USB aansluiting, enz.
BELANGRIJK!
Deze camera ondersteunt bediening niet met een
computer die draait onder Mac OS 8.6 of eerder, of
Mac OS X 10.0. Als u een Macintosh computer
gebruikt v Mac OS 9 of OS X (10.1, 10.2, 10.3 of
10.4), gebruik dan de standaard USB driver die
meegeleverd wordt met uw besturingssysteem (OS).
1. Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand te
brengen tussen de camera en uw Macintosh.
2. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden.
Windows 2000/Me gebruikers
Klik kaartonderhoud in de taaklade en schakel de
stationsletter uit dat toegewezen is aan de camera.
Na op de [USB] toets op de USB slede te hebben
gedrukt en te hebben gecontroleerd dat de [USB]
indicator niet langer brandt, verwijder pas daarna de
camera van de USB slede.
Voorzorgsmaatregelen voor de USB
aansluiting
Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het
beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het
beeld inbranden op het scherm.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera of de USB slede nooit terwijl data
communicatie aan de gang is. Hierdoor kan data
beschadigd raken.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
229
BELANGRIJK!
Als u bestanden wilt overzetten van het ingebouwde
geheugen van de camera naar een computer, let er
dan op dat er zich geen geheugenkaart bevindt in de
camera voordat u de camera op de USB slede
plaatst.
Deze camera ondersteunt het USB 2.0 Hi-Speed
protocol.
Hoewel deze camera gebruikt kan worden met een
computer die enkel het USB 1.1 protocol
ondersteunt, kunnen data sneller worden
overgebracht wanneer het USB 2.0 Hi-Speed
protocol ondersteund wordt. Merk op dat bij
bepaalde modellen computers, het aansluiten op een
hub en andere omstandigheden van het systeem er
toe kunnen leiden dat het overbrengen van data
wordt vertraagd en dat er mogelijke problemen met
de werking kunnen ontstaan.
1.
Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang)
aansluiting van de USB slede en steek de
stekker in het stopcontact.
Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van
het land waar de camera wordt aangeschaft.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
230
2.
Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel
die met de camera gebundeld is aan op de
USB slede en op de USB poort van uw
computer.
Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de
USB slede dat uw computer. USB poorten en
kabelstekkers een speciale vorm hebben die maar
op één manier past.
Steek de USB kabel stevig en zover mogelijk in de
poorten. Als de aansluitingen niet goed tot stand zijn
gebracht, zal een juiste werking niet plaats kunnen
vinden.
USB poort
Aansluiting A
USB kabel
(gebundeld)
[ ] (USB poort)
Aansluiting B
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
231
8.
Druk op de [USB] toets van de USB slede.
Door indrukken van de [USB] toets wordt de USB
functie ingeschakeld waardoor de USB indicator van
de USB slede groen gaat branden (pagina 264).
9.
Uw Macintosh ziet het bestandengeheugen
als een uitneembare disk.
Het uiterlijk van de drive icoon hangt af van de Mac
OS versie die u in gebruik heeft.
Uw Macintosh zat het bestandgeheugen zien als een
drive telkens wanneer u een USB aansluiting tot
stand brengt tussen de camera en uw Macintosh.
10
.
Dubbelklik de drive icoon voor het
bestandengeheugen, de DCIM map en dan
de map die het gewenste beeld bevat.
3.
Druk eerst op de spanningstoets van de
camera en druk vervolgens op de [MENU]
toets.
4.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [].
5.
Selecteer de Mass Storage (USB DIRECT-
PRINT) (massageheugen) m.b.v. [] en []
en druk vervolgens op [SET].
6.
Schakel de camera uit.
7.
Plaats de camera in de USB slede.
Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij
nog ingeschakeld is.
[USB] toets
[USB] indicator
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
232
BELANGRIJK!
Gebruik uw computer nooit om beelden die
opgeslagen zijn in het ingebouwde geheugen van de
camera of op de geheugenkaart te bewerken,
wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk
problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die
door de camera gebruikt wordt waardoor het
onmogelijk kan worden om beelden via de camera
weer te geven of er kan een grote afwijking
verkregen worden in de waarde die getoond wordt
door de camera voor het aantal beelden. Kopiëer de
beelden eerst naar uw computer voordat u ze
bewerkt, wist, verplaatst of hernoemt.
13.
Sleep de drive icoon die de camera voorstelt
naar de vuilnisbak om de USB aansluiting tot
een einde te brengen.
14.
Druk op de [USB] toets van de USB slede.
Verwijder de camera van de USB slede na
eerst gecontroleerd te hebben dat de [USB]
indicator niet langer brandt.
11.
Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat
dat u wilt bekijken.
Zie Geheugenmapstructuur op pagina 235 voor
informatie aangaande bestandnamen.
LET OP
Als u een geroteerd beeld op uw Macintosh opent,
verschijnt de originele niet-geroteerde versie (pagina
175). Dit is het zelfde voor een geroteerd beeld dat
geopend wordt vanuit het geheugen van de camera
en voor een geroteerd beeld dat gekopieerd is naar
de harde schijf van uw Macintosh.
12.
Sleep de DCIM map naar de gewenste map
op uw Macintosh om alle bestanden in het
bestandengeheugen te kopiëren naar de
harde schijf van uw Macintosh.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
233
Gebruiken van een geheugenkaart om
beelden over te schrijven naar een computer
De procedures in dit hoofdstuk beschrijven hoe beelden
van de camera m.b.v. een geheugenkaart kunnen worden
overgeschreven naar uw computer.
Gebruiken van een computer met een ingebouwde SD
geheugenkaartsleuf
Steek de SD geheugenkaart direct in de sleuf.
Gebruiken van een computer met een ingebouwde PC
kaartsleuf
Gebruik een los verkrijgbare PC kaartadapter (voor een SD
geheugenkaart of MMC). Zie voor volledige details de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC
kaartadapter en die van de computer.
Voorzorgsmaatregelen voor de USB
aansluiting
Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het
beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het
beeld “inbranden” op het scherm.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera of de USB slede nooit terwijl data
communicatie aan de gang is. Hierdoor kan data
beschadigd raken.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
234
Geheugendata
Met deze camera opgenomen beelden en andere data
worden in het geheugen opgeslagen m.b.v. het DCF
(Design rule for Camera File system) protocol. Het DCF
protocol is ontworpen om het gemakkelijker te maken om
beelden en andere data uit te wisselen tussen digitale
camera’s en andere apparaten.
DCF protocol
DCF apparaten (digitale camera’s, printers, enz.) kunnen
beelden uitwisselen met elkaar. Het DCF protocol definiëert
een formaat voor beeldbestanddata en de mapstructuur
voor het camerageheugen zodat beelden bekeken kunnen
worden met een DCF camera van een andere fabrikant of
afgedrukt kunnen worden met een DCF printer.
Gebruiken van een los verkrijgbare SD geheugenkaart
lezer/schrijver
Zie voor details aangaande het gebruik de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de SD
geheugenkaart lezer/schrijver.
Gebruiken van een los verkrijgbare PC kaart lezer/
schrijver en de PC kaartadapter (voor een SD
geheugenkaart of MMC)
Zie voor details aangaande het gebruik de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC
kaart lezer/schrijver en de PC kaartadapter.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
235
Inhoud van mappen en bestanden
DCIM map
Map die alle digitale camerabestanden opslaat
Opslagmap
Map voor het opslaan van bestanden die zijn gecreëerd
met de digitale camera
Beeldbestand
Bestand dat een beeld bevat dat opgenomen is met de
digitale camera (Bestandnaam extensie: JPG)
Filmbestand
Bestand dat een film bevat die opgenomen is met de
digitale camera (Bestandnaam extensie: AVI)
Audiobestand
Bestand dat een geluidsopname bevat (bestandnaam
extensie: WAV)
Audio snapshot beeldbestand
Bestand dat het beeldgedeelte bevat van een audio
snapshot (bestandnaam extensie: JPG)
Audio snapshot audiobestand
Bestand dat het audiogedeelte bevat van een audio
snapshot (bestandnaam extensie: WAV)
. . .
. . .
. . .
. . . . . .
Geheugenmapstructuur
Mapstructuur
DCIM (DCIM map)
100CASIO (Opslagmap)
CIMG0001.JPG (Beeldbestand)
CIMG0002.AVI (Filmbestand)
CIMG0003.WAV (Audiobestand)
CIMG0004.JPG (Audio snapshot beeldbestand)
CIMG0004.WAV (Audio snapshot audiobestand)
101CASIO (Opslagmap)
102CASIO (Opslagmap)
FAVORITE
*
(FAVORITE map)
CIMG0001.JPG (Opslagbestand)
CIMG0002.JPG (Opslagbestand)
MISC (DPOF file folder)
AUTPRINT.MRK (DPOF bestand)
SCENE (BEST SHOT map)
UZ850001.JPE (Gebruikersinstellingenbestand)
UZ850002.JPE (Gebruikersinstellingenbestand)
MSCENE
*
(MOVIE BEST SHOT map)
UZ850001.JPE (MOVIE BEST SHOT
gebruikersinstellingenbestand)
UZ850002.JPE (MOVIE BEST SHOT
gebruikersinstellingenbestand)
* Deze mappen worden enkel in het ingebouwde geheugen gecreëerd.
. . .
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
236
Door de camera ondersteunde
beeldbestanden
Beeldbestanden die opgenomen zijn met deze camera
Beeldbestanden die compatibel zijn met het DCF protocol
Bepaalde DCF functies worden mogelijk niet ondersteund.
Het tonen van een beeld dat opgenomen was met een
ander cameramodel kan lang op zich laten wachten
voordat het op het beeldscherm verschijnt.
FAVORITE folder (alleen voor het ingebouwde geheugen)
Map die favoriete beeld bestanden bevat
(Beeldgrootte: 320
×
240 beeldpunten)
DPOF bestandmap
Map die DPOF bestanden bevat
BEST SHOT map (alleen voor het ingebouwde
geheugen)
Map die BEST SHOT gebruikersinstellingenbestanden
bevat
Snapshot gebruikersinstellingsbestand
(alleen voor het ingebouwde geheugen)
Bestanden die BEST SHOT gebruikersinstellingen
bevatten
MOVIE BEST SHOT map (alleen in het ingebouwde
geheugen)
Map die MOVIE BEST SHOT
gebruikersinstellingenbestanden bevat.
MOVIE BEST SHOT gebruikersinstellingenbestanden
(alleen in het ingebouwde geheugen)
Bestanden die MOVIE BEST SHOT
gebruikersinstellingen bevatten.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
237
Voorzorgsmaatregelen voor het ingebouwde
geheugen en de geheugenkaart
Merk op dat de map die DCIM heet, de bovenliggende
(bovenste) map is van alle bestanden in het geheugen.
Bij het oversturen van de inhoud van het geheugen naar
een harde schijf, een CD-R een MO disk of andere
externe opslagapparatuur, dient u de inhoud van de
DCIM map altijd als één geheel te behandelen en altijd bij
elkaar te houden. U kunt de naam van de DCIM map op
uw computer veranderen. Het veranderen van de naam
naar een datum is een goede manier om op de hoogte te
blijven van meerdere DCIM mappen. Zorg er echter altijd
voor de naam van de DCIM map altijd terug te
veranderen naar DCIM voordat u deze terug kopiëert
naar het geheugen voor weergave via de camera. De
camera herkent geen andere mapnaam dan DCIM.
Mappen en bestanden moeten overeenstemmng met de
Geheugenmapstructuur op pagina 235 worden
opgeslagen om correct te worden herkend door de
camera.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
238
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
Dit hoofdstuk geeft uitleg aangaande het software en de applicaties op de CD-ROM die met de camera meegeleverd is en
geeft een overzicht van wat u er mee kunt doen.
Merk op dat de procedure die u dient uit te voeren afhangt van of een Macintosh (pagina 253) gebruikt of u een computer die
draait onder Windows (zie hieronder).
Gebruik van de camera met een Windows computer
Uw digitale camera wordt geleverd met allerlei handige applicaties zodat de camera gebruikt kan worden in combinatie met uw
computer. Installeer de applicaties die u nodig heeft vervolgens op uw computer.
Selecteren van het benodigde software
Installeer het software op uw computer waarmee u het gewenste type bewerkingen kunt uitvoeren.
Doeleinde
USB aansluiting op een
computer voor het
overdragen van beelden
Beheer van beelden die
overgedragen zijn naar
een computer
Naam van software
USB driver Type B
Photo Loader 2.3
* DirectX 9.0c
Ondersteunde versies van Windows
XP/2000/Me
98SE/98
XP/2000/Me/98SE/98
Vereiste bedieningshandeling
Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand
te brengen tussen de camera en de computer. Het is
niet nodig de USB driver (pagina 220) te installeren.
Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand
te brengen tussen de camera en de computer.
Installeer de USB driver Type B (pagina 220).
Installeer Photo Loader 2.3 (pagina 242).
* Als DirectX 9.0 of hoger niet geïnstalleerd in bij de
computer, installer dan DirectX 9.0c (pagina 244)
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
239
Doeleinde
Retoucheren, oriënteren
en afdrukken van fotos
Weergave van films
Monteren van films
Bekijken van gebruikers-
documentatiebestanden
(PDF)
Naam van software
Photohands 1.0
Windows Media Player 9
* DirectX 9.0c
Windows 98
WMP6.4 codec
Ulead Movie Wizard SE
VCD
Adobe Reader 6.0
Ondersteunde versies van Windows
XP/2000/Me/98SE/98
XP/2000/Me/98SE
98
XP/2000
Me/98SE/98
XP/2000/Me/98SE
98
Vereiste bedieningshandeling
Installeer Photohands 1.0 (pagina 245).
Als u kunt aansluiten op Internet, sluit dan aan op
Internet, voor het automatisch installeren van de van
toepassing zijnde codec (pagina 247).
Als u niet kunt aansluiten op Internet, installeer dan
Windows Media Player 9 (pagina 248).
* Installeer DirectX 9.0c (pagina 244) wanneer u op
Windows 2000 of 98SE draait met een DirectX
versie die lager is dan 9.0.
Als u kunt aansluiten op Internet, sluit dan aan op
Internet, voor het automatisch installeren van de van
toepassing zijnde codec (pagina 247).
Installeer Windows 98 WMP6.4 codec (pagina 249)
als u niet op het Internet kunt aansluiten.
Installeer Ulead Movie Wizard SE VCD (pagina 250).
Installeer Adobe Reader 6.0 (pagina 252) als Adobe
Reader of Adobe Acrobat Reader nog niet reeds
geïnstalleerd is op uw computer.
Als Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader nog niet
reeds geïnstalleerd is op uw computer, ga dan naar
de Adobe Systems Incorporated website en installeer
Acrobat Reader 5.0.5.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
240
Systeemvereisten voor uw computer
De systeemvereisten voor uw computer verschillen
allemaal afhankelijk van de applicatie. Let er dus op de
vereisten te checken voor die bepaalde applicatie die u
probeert te gebruiken. Merk op dat de hier gegeven
waarden minimale vereisten zijn voor het draaien van elke
applicatie. De feitelijke vereisten zijn zwaarder afhankelijk
van het aantal beelden en de grootte van de beelden die
worden gehanteerd.
USB driver Type B
Besturingssysteem (OS): 98SE/98
Breng m.b.v. de meegeleverde USB slede een aansluiting
tot stand tussen de camera en de computer wanneer de
computer draait onder Windows XP, 2000 of Me. Het is
niet nodig de USB driver van de meegeleverde CD-ROM
te installeren.
Een juiste werking wordt niet gegarandeerd voor een
computer die draait onder Windows 95 of 3.1.
Photo Loader 2.3
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98
Geheugen: Minstens 16 MB
Harde schijf: Minstens 7 MB
Overige: Internet Explorer 5.5 of hoger; DirectX 9.0 of hoger
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
241
Photohands 1.0
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98
Geheugen: Minstens 64 MB
Harde schijf: Minstens 10 MB
DirectX 9.0c
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98
Harde schijf (HD): Minstens 65 MB vrije ruimte tijdens het
installeren, 18 MB nadat het installeren
voltooid is.
Adobe Reader 6.0
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE
CPU: Pentium
Geheugen: Minstens 32 MB
Harde schijf: Minstens 60 MB
Overige: Internet Explorer 5.01 of hoger
Windows Media Player 9
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE
CPU: 233 MHz Intel Pentium II, AMD, enz.
Geheugen: Minstens 64 MB
Harde schijf: 100 MB
Overige: Geluidskaart; 800
×
600 of betere
displayresolutie; Internet Explorer 5.01 of hoger
Als uw computer onder Windows 98 draait, installeer dan
Windows 98 WMP6.4 codec van de CD-ROM.
Ulead Movie Wizard SE VCD
Besturingssysteem (OS): XP/2000
CPU: Pentium III 800 MHz
Geheugen: Minstens 256 MB
Harde schijf: 250 MB
Overige: 1024
×
768 of betere displayresolutie
BELANGRIJK!
Zie het Lees mij bestand op de CD-ROM die
meegeleverd wordt met de camera voor details
aangaande de minimale systeemvereisten voor
Windows.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
242
Beheren van beelden op een PC
Om beelden op een PC te beheren dient u de Photo
Loader applicatie van de CD-ROM te installeren die met de
camera wordt meegeleverd.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud
Photo Loader toont.
LET OP
Is Photo Loader reeds op uw computer geïnstalleer,
controleer dan de versie. Is de gebundelde versie
nieuwer dan de versie die geïnstalleerd is,
oninstalleer de oude versie van Photo Loader dan en
installeer vervolgens de nieuwe versie.
De CD-ROM bevat software en gebruikersdocumentatie
voor verschillende talen. Controleer het CD-ROM
menuscherm om te zien of applicaties en
gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een
bepaalde taal.
Voorbereidingen
Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM
drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een
menuscherm op uw computer toont.
Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk
niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CD-
ROM en dubbelklik op menu.exe om de menu applicatie
te starten.
Selecteren van een taal
Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software
pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.
1.
Op het menuscherm klik de tab voor de
gewenste taal.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
243
Bekijken van het Lees mij bestand
U dient altijd eerst het Lees mij bestand te lezen voordat
u Photo Loader installeert. Het Lees mij bestand bevat
informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het
installeren van de applicatie.
1.
Klik op de Lees mij toets voor Photo
Loader dat u gaat installeren.
BELANGRIJK!
Lees altijd eerst het Lees mij bestand voor
informatie aangaande het behouden van bestaande
bibliotheken (libraries) voordat u Photo Loader gaat
upgraden of opnieuw gaat installeren bij een andere
computer.
Installeren van Photo Loader
1.
Klik op de Installeer toets voor Photo
Loader.
2.
Volg de aanwijzingen die op het
computerscherm verschijnen.
BELANGRIJK!
Volg de aanwijzingen zorgvuldig en geheel. Als u
een fout maakt tijdens het installeren van Photo
Loader dan is het mogelijk dat u reeds bestaande
bibliotheekinformatie en HTML bestanden niet meer
kunt browsen die automatisch gecreëerd worden
door Photo Loader. In sommige gevallen kunnen
beeldbestanden zelfs verloren gaan.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
244
Controleren van de juiste versie van DirectX
Om beelden te beheren m.b.v. Photo Loader is het nodig
dat er DirectX 9.0 of hoger geïnstalleerd is bij uw computer.
Met de DirectX Diagnostic Tool van uw computer kunt u de
geïnstalleerde versie van DirectX controleren.
1.
Klik bij uw computer op [Start], [Alle
programmas], [bureau-accessories],
[Systeemwerkset] en daarna op
[Systeeminfo].
2.
Selecteer [Diagnostisch hulpprogramma voor
DirectX] in het [Hulpprogrammas] menu van
het venster dat verschijnt
3.
Controleer bij de [Systeem] tab om er zeker
van te zijn dat de versie voor het DirectX-
versie item 9.0 of hoger is.
4.
Klik op [Afsluiten] of Diagnostisch
hulpprogramma vcoor DirectX.
Is er reeds DirectX 9.0 of hoger geïnstalleerd bij uw
computer dan is het niet nodig om DirectX 9.0c van
de meegeleverde CD-ROM te installeren.
Is DirectX 9.0 of hoger nog niet bij uw computer
geïnstalleerd dan is het nodig om DirectX 9.0c van
de meegeleverde CD-ROM te installeren.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
245
Retoucheren, oriënteren en afdrukken
van fotos
Om fotos op uw PC te retoucheren, te oriënteren of af te
drukken dient u eerst Phothands van de CD-ROM die
meeglevered wordt met de camera te installeren.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud
Photohands toont.
LET OP
Is Photohands reeds op uw computer geïnstalleer,
controleer dan de versie. Is de gebundelde versie
nieuwer dan de versie die geïnstalleerd is,
oninstalleer de oude versie van Photohands dan en
installeer vervolgens de nieuwe versie.
De CD-ROM bevat software en gebruikersdocumentatie
voor verschillende talen. Controleer het CD-ROM
menuscherm om te zien of applicaties en
gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een
bepaalde taal.
Voorbereidingen
Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM
drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een
menuscherm op uw computer toont.
Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk
niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CD-
ROM en dubbelklik op menu.exe om de menu applicatie
te starten.
Selecteren van een taal
Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software
pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.
1.
Op het menuscherm klik de tab voor de
gewenste taal.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
246
Bekijken van het Lees mij bestand
U dient altijd eerst het Lees mij bestand te lezen voordat
u Photohands installeert. Het Lees mij bestand bevat
informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het
installeren van de applicatie.
1.
Klik op de Lees mij toets voor
Photohands dat u gaat installeren.
Installeren van Photohands
1.
Klik op de Installeer toets voor
Photohands.
2.
Volg de aanwijzingen die op het
computerscherm verschijnen.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
247
Weergeven van een film
Om een met deze camera opgenomen film weer te geven
op uw PC m.b.v. Windows Media Player, dient u de MPEG-
4 codec te installeren.
Om de codec te installeren op een PC die
toegang heeft tot Internet
1.
Sluit de PC aan op Internet.
2.
Klik op het filmbestand dat opgenomen was
met de camera.
3.
Als de MPEG-4 codec niet geïnstalleerd is bij
de PC, zal deze automatisch een aansluiting
maken met de Microsoft website en de codec
downloaden.
4.
Installeer de MPEG-4 codec die zojuist is
downgeload.
5.
Hierdoor wordt het filmbestand weergegeven
dat opgenomen is met de camera.
LET OP
Als de MPEG-4 codec reeds geïnstalleerd is bij de
PC, wordt het filmbestand weergegeven zodra u het
aanklikt.
Merk de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen
op bij het weergeven van een film m.b.v. Windows
Media Player 9.
Bij gebruik van een SD geheugenkaart van een
snel type.
Gebruik Windows Media Player zonder meer,
zonder dus de basisinstellingen te veranderen.
Bij gebruik van een SD geheugenkaart dat niet van
een snel type is.
Verander de instellingen van Windows Media Player
zoals hieronder beschreven. Deze instellingen
zorgen voor een stabielere filmweergave.
1. Op het Windows Media Player [Extra] menu,
selecteer [Opties]. Open de [Prestaties] tab in het
dialoogvenster dat verschijnt.
2. Klik in het Videoversnelling venster op
[Geavanceerd].
3. Wis in het Videoversnelling venster het
Videomixing-renderer gebruiken selectievakje.
4. Wis in het Verouderde videorenderer venster
het YUV-spiegeling gebruiken selectievakje.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
248
Zorg ervoor de filmdata eerst naar de harde schijf
van uw PC over te zetten voordat u de data weer
probeert te geven. Een juiste filmweergave kan
onmogelijk blijken voor data waartoe toegang
verschaft is via een netwerk of vanaf een
geheugenkaart, enz.
Om de codec te installeren op een PC die
geen toegang heeft tot Internet
Als uw PC geen toegang heeft tot Internet, installeer dan
Windows Media Player 9 van de met de camera
meegeleverde CD-ROM.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud
Windows Media Player toont.
Voorbereidingen
Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM
drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een
menuscherm op uw computer toont.
Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk
niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CD-
ROM en dubbelklik op menu.exe om de menu applicatie
te starten.
Selecteren van een taal
Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software
pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.
1.
Op het menuscherm klik de tab voor de
gewenste taal.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
249
Bekijken van het Lees mij bestand
U dient altijd eerst het Lees mij bestand te lezen voordat
u Windows Media Player 9 installeert. Het Lees mij
bestand bevat informatie waarvan op de hoogte moet zijn
bij het installeren van de applicatie.
1.
Klik op de Lees mij toets voor Windows
Media Player 9 dat u gaat installeren.
Installeren van Windows Media Player 9
1.
Klik op de Installeer toets voor Windows
Media Player 9.
2.
Volg de aanwijzingen die op het
computerscherm verschijnen.
BELANGRIJK!
Installeer de Windows 98 WMP6.4 codec in plaats
van Windows Media Player 9 als uw PC onder
Windows 98 draait.
Bij gebruik van Windows 2000 of 98SE dient u
DirectX 9.0c. Zie pagina 244 voor informatie over
hoe u kunt bepalen welke versie van DirectX u nodig
heeft op uw PC.
Merk de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen
op bij het weergeven van een film m.b.v. Windows
Media Player 9.
Bij gebruik van een SD geheugenkaart van een
snel type.
Gebruik Windows Media Player zonder meer,
zonder dus de basisinstellingen te veranderen.
Bij gebruik van een SD geheugenkaart dat niet
van een snel type is.
Verander de instellingen van Windows Media
Player zoals hieronder beschreven. Deze
instellingen zorgen voor een stabielere
filmweergave.
1. Op het Windows Media Player [Extra] menu,
selecteer [Opties]. Open de [Prestaties] tab in het
dialoogvenster dat verschijnt.
2. Klik in het Videoversnelling venster op
[Geavanceerd].
3. Wis in het Videoversnelling venster het
Videomixing-renderer gebruiken selectievakje.
4. Wis in het Verouderde videorenderer venster
het YUV-spiegeling gebruiken selectievakje.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
250
Voorzorgsmaatregelen bij filmweergave
De hieronder beschreven aanbevolen systeemvereisten
zijn nodig om uw computer te gebruiken voor het
weergeven van films die met deze camera zijn opgenomen.
Besturingssysteem (OS): XP
CPU: Pentium M 1 GHz of hoger
Pentium 4 2 GHz of hoger
Systeemvereisten: Windows Media Player 9 (meegeleverd
met camera)
DirectX 9.0c (meegeleverd met
camera)
BELANGRIJK!
De bovenstaande omgeving wordt aanbevolen. Bij
configureren van deze omgeving wordt geen juiste
werking gegarandeerd.
Zelfs als uw computer voldoet aan de bovenstaande
vereisten kunnen bepaalde instellingen en andere
geïnstalleerde software storing veroorzaken bij een
juiste weergave van films.
Monteren van films
Om films op uw PC te monteren, dient u Ulead Movie
Wizard SE VCD te installeren vanaf de met de camera
meegeleverde CD-ROM.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud
Ulead Movie Wizard SE VCD toont.
BELANGRIJK!
De werking van Ulead Movie Wizard SE VCD wordt
niet ondersteund onder Windows Me, 98SE of 98.
LET OP
Met de Ulead Movie Wizard SE VCD applicatie die
meegeleverd wordt op de gebundelde CD-ROM kunt
u Video-CDs creëren maar geen DVDs. Wilt u in
staat zijn om DVDs te creëren dan dient u een
upgrade van de commerciële versie aan te schaffen.
Zie het Lees mij bestand op de CD-ROM voor
informatie aangaande de Ulead Movie Wizard SE
VCD en wat u moet doen om een upgrade van de
commerciële versie te verkrijgen.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
251
Voorbereidingen
Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM
drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een
menuscherm op uw computer toont.
Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk
niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CD-
ROM en dubbelklik op menu.exe om de menu applicatie
te starten.
Selecteren van een taal
Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software
pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.
1.
Op het menuscherm klik de tab voor de
gewenste taal.
Bekijken van het Lees mij bestand
U dient altijd eerst het Lees mij bestand te lezen voordat
u Ulead Movie Wizard SE VCD installeert. Het Lees mij
bestand bevat informatie waarvan op de hoogte moet zijn
bij het installeren van de applicatie.
1.
Klik op de Lees mij toets voor Ulead Movie
Wizard SE VCD dat u gaat installeren.
Installeren van Ulead Movie Wizard SE VCD
1.
Klik op de Installeren toets voor Ulead
Movie Wizard SE VCD.
2.
Volg de aanwijzingen die op het
computerscherm verschijnen.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
252
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden)
1.
Klik in het Handleiding gebied de naam aan
van de gebruiksaanwijzing die u wilt lezen.
BELANGRIJK!
Om de inhoud van een PDF bestand te kunnen
bekijken dient Adobe Reader of Adobe Acrobat
Reader op uw computer geïnstalleerd te zijn. Als u
Adobe Reader niet reeds geïnstalleerd heeft dan
kunt u deze software installeren vanaf de
gebundelde CD-ROM.
Gebruikersregistratie
Het registreren via het internet wordt alleen ondersteund.
Bezoek de volgende CASIO website om te registreren:
http://world.casio.com/qv/register/
Verlaten van de menu applicatie
1.
Klik op het menuscherm op Uitgang om het
menu te verlaten.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
253
Doeleinde
USB aansluiting op een Macintosh
voor het overdragen van beelden
Beheren van beelden op een
Macintosh
Filmweergave
Bekijken van
gebruikersdocumentatiebestanden
(PDF)
Naam van software
Photo Loader 1.1
CASIO AVI Importer
component 1.0
Mac OS versies
OS 9/OS X
OS 9
OS X
OS X
OS 9/OS X
Vereiste bediening
Gebruik de USB slede om een
aansluiting tot stand te brengen
tussen de camera en uw
Macintosh. USB driver is niet nodig
(pagina 228).
Installeer Photo Loader 1.1
(pagina 255).
Gebruik iPhoto die meegeleverd
wordt met het besturingssysteem
(pagina 255).
Door het CASIO AVI Importer
component 1.0 te installeren kunt u
films weergeven met de QuickTime
applicatie die meegeleverd is met
uw besturingssysteem (pagina 256).
Gebruik Adobe Reader of Adobe
Acrobat Reader die met uw
besturingssysteem meegeleverd
worden (pagina 258).
Gebruik van de camera met een
Macintosh
computer
Uw digitale camera wordt geleverd met allerlei handige applicaties zodat de camera gebruikt kan worden in combinatie met uw
computer. Installeer de applicaties die u nodig heeft vervolgens op uw computer.
Selecteren van het benodigde software
Installeer het software op uw Macintosh waarmee u het gewenste type bewerkingen kunt uitvoeren.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
254
Systeemvereisten voor uw computer
De systeemvereisten voor uw computer verschillen
allemaal afhankelijk van de applicatie. Let er dus op de
vereisten te checken voor die bepaalde applicatie die u
probeert te gebruiken. Merk op dat de hier gegeven
waarden minimale vereisten zijn voor het draaien van elke
applicatie. De feitelijke vereisten zijn zwaarder afhankelijk
van het aantal beelden en de grootte van de beelden die
worden gehanteerd.
Photo Loader 1.1
Besturingssysteem (OS): OS 9
Geheugen: Minstens 32 MB
Harde schijf: Minstens 3 MB
De USB aansluiting wordt ondersteund op een Macintosh
die draait onder besturingssysteem 9 of X. Bediening
wordt ondersteund m.b.v. de standaard USB driver die
meegeleverd wordt met het systeem zodat het enige dat
u moet doen het aansluiten is van de camera op uw
Macintosh m.b.v. de USB kabel.
CASIO AVI Importer component 1.0
Besturingssysteem: OS X 10.2.8 of hoger
QuickTime: QuickTime 6.5.2. of hoger
BELANGRIJK!
Zie het Readme (leesmij) bestand op de CD-ROM
die meegeleverd wordt met de camera voor details
aangaande de minimale systeemvereisten voor
Macintosh.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
255
Beheren van beelden op een Macintosh
Beheren van beelden op een Macintosh die
draait onder OS 9
Installeer de Photo Loader applicatie vanaf de CD-ROM die
meegeleverd wordt met de camera.
Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud
Photo Loader toont.
Installeren van Photo Loader
1.
Open de folder die Photo Loader heet.
2.
Open de map die English (Engels) heet en
open vervolgens het bestand dat Important
(belangrijk) heet.
3.
Open de map die Installer (installeerder)
heet en open het bestand dat readme
(leesme) heet.
4.
Volg de aanwijzingen in het readme (leesme)
bestand om Photo Loader te installeren.
BELANGRIJK!
Als u gaat upgraden van een eerdere versie naar de
nieuwe versie van Photo Loader en u wilt
bibliotheekbeheer (library management) data en
HTML bestanden gebruiken die gecreëerd werden
met de oude versie van Photo Loader, lees dan het
Important (belangrijk) bestand in de Photo Loader
map. Volg de aanwijzingen in dit bestand om de
bestaande bibliotheekbeheer bestanden te
gebruiken. Volgt u deze procedure niet correct dan
kan dit resulteren in het verlies van of schade aan
uw bestaande bestanden.
Beheren van beelden op een Macintosh die
draait onder OS X
Gebruik iPhoto dat meegeleverd Met iPhoto kunt u fotos
beheren.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
256
Weergave van een film op uw Macintosh
Om films op uw Macintosh weer te geven met QuickTime,
dient u CASIO AVI Importer component te installeren van
de CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera.
Door CASIO AVI Importer component te installeren wordt
het mogelijk om filmdata van het AVI formaat (MPEG-4
standaard) die opgenomen was met een High Quality
digitale filmcamera weer te geven via een Macintosh
m.b.v. de QuickTime applicatie die meegeleverd wordt
met het Macintosh besturingssysteem.
Om CASIO AVI Importer component te installeren
1.
Plaats de CD-ROM die meegeleverd wordt met
de camera in de CD-ROM drive van uw
Macintosh.
2.
Open op de CD-ROM de map die Movie
Component (filmcomponent) heet. Daar zult
u dan een bestand aantreffen dat CASIO AVI
Importer. component heet.
3.
Dubbelklik bij de Library map op de
startdisk.
4.
Dubbelklik bij de Library folder op
QuickTime.
5.
Sleep CASIO AVI Importer. component naar
de QuickTime map.
Hierdoor wordt CASIO AVI Importer. component
geïnstalleerd in de QuickTime map.
De aanwezigheid van andere AVI componenten in de
[QuickTime] map kan een juiste filmweergave
onmogelijk maken. Plaats de andere AVI
componenten naar een andere plaats buiten de
[QuickTime] map.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
257
6.
Start uw Macintosh opnieuw en controleer dat
QuickTime de films op de juiste wijze kan
weergeven.
BELANGRIJK!
Zorg ervoor de filmdata eerst naar de harde schijf
van uw Macintosh over te zetten voordat u de data
weer probeert te geven. Een juiste filmweergave kan
onmogelijk blijken voor data waartoe toegang
verschaft is via een netwerk of vanaf een
geheugenkaart, enz.
Voorzorgsmaatregelen voor filmweergave
De hieronder beschreven minimale systeemvereisten zijn
noodzakelijk om uw Macintosh te gebruiken voor het
weergeven van films die opgenomen zijn met deze camera.
Besturingssysteem: OS X 10.2.8 of hoger
Vereiste software: QuickTime 6.5.2. of hoger
BELANGRIJK!
Hierboven is de aanbevolen omgeving vermeld.
Echter deze configuratie is geen garantie voor een
juiste werking.
Zelfs als uw computer voldoet aan de hierboven
vermelde minimale vereisten, kunnen bepaalde
instellingen en andere geïnstalleerde software een
juiste weergave van films belemmeren.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
258
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden)
Om de inhoud van een PDF bestand te kunnen bekijken
dient Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader op uw
computer geïnstalleerd te zijn.
Als ze niet reeds geïnstalleerd zijn, ga dan naar de Adobe
Systems Incorporated website en installeer Acrobat
Reader.
Bekijken van de gebruiksaanwijzing van de
camera
1.
Open op de CD-ROM het Manual
(handleiding) bestand.
2.
Open de Digital Camera map en open dan
de map voor de taal waarvan u de
gebruiksaanwijzing wilt bekijken.
3.
Open het bestand dat camera_xx.pdf heet.
•“xx is de taalcode (voorbeeld: camera_e.pdf is voor
Engels).
Om de gebruiksaanwijzing van de Photo
Loader te bekijken
1.
Open de Manual (handleiding) map op de
CD-ROM.
2.
Open de Photo Loader folder en open
vervolgens de English map.
3.
Open PhotoLoader_english.
Registreren als cameragebruiker
Het registreren via het internet wordt alleen ondersteund.
Bezoek de volgende CASIO website om te registreren:
http://world.casio.com/qv/register/
APPENDIX
259
APPENDIX
Menureferentie
De volgende tabellen tonen de items die verschijnen tijdens
een opnamefunctie (REC) en de weergavefunctie (PLAY)
samen met hun instellingen.
Onderstreepte items in de onderstaande tabellen zijn
fabrieksinstellingen (default).
Opnamefuncties (REC)
REC (opname) tabmenu
10 sec / 2 sec / X3 / Off (uit)
Auto (Automatisch) / Off (uit)
Auto (Automatisch) / On (aan) / Off (uit)
Spot (puntmeten) / Multi
(multi-patroon meten) / Free (vrij)
On (aan) / Off (uit)
EV shift (EV verschuiving) / White Balance
(witbalans) / ISO / Metering (meten) /
Self-timer (zelfontspanner) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
Self-timer
(zelfontspanner)
Anti Shake (anti-tril)
REC Light
(opname indicator)
AF Area
(autofocus gebied)
AF Assist Light
(AF hulpverlichting)
L/R Key
(links/rechts toets)
Quick Shutter
(snelsluiter)
Audio Snap
(foto met geluid)
Grid (rooster)
Digital Zoom
(digitale zoomfunctie)
Review
(controlefunctie)
Icon Help
(icoonhulp)
Memory
(geheugen)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
Flash (Flits): On (aan) / Off (uit)
Focus (Scherpstellen): On (aan) / Off (uit)
White Balance (witbalans): On (aan) /
Off (uit)
ISO: On (aan) /
Off (uit)
AF Area (Autofocuskader): On (aan) / Off (uit)
Metering (meten): On (aan) /
Off (uit)
Self-timer (Zelfontspanner): On (aan) /
Off (uit)
Flash Intensity (Flitsintensiteit):
On (aan) /
Off (uit)
Digital Zoom (Digitale zoom): On (aan) / Off (uit)
MF Position (Handmatige scherpstelstand):
On (aan) /
Off (uit)
Zoom Position (Zoomstand): On (aan) / Off (uit)
Quality (kwaliteit) tabmenu
Size (formaat)
Quality
(kwaliteit)
(Snapshots)
8M (3264
×
2448) /
8M (3:2) (3264
×
2176 (3:2)) /
6M (2816
×
2112) / 4M (2304
×
1728) /
2M (1600
×
1200) / VGA (640
×
480)
Fine (fijn) / Normal (normaal) /
Economy (economisch)
APPENDIX
260
Instellingen tabmenu
Screen (Scherm)
Sounds (geluiden)
Startup (startscherm)
File No.
(bestandnummer)
World Time
(wereldtijd)
Timestamp
(tijdafstempeling)
Adjust (bijstellen)
Date Style
(datumopmaak)
Language (taal)
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreking)
Auto 2 (automatisch 2) /
Auto 1 (automatisch 1) / +2 / +1 / 0
Startup (start) / Half Shutter
(sluiter halverwege) / Shutter (sluiter) /
Operation (bediening) /
Operation
(bediening) / Play (weergave)
On (aan) (instelbaar beeld) / Off (uit)
Continue (doorgaan) / Reset (resetten)
Home (thuis) / World (wereld)
Thuistijd instelling (stad, DST, enz.)
Wereldtijd instelling (stad, DST, enz.)
Date (datum) / Date&Time (datum&tijd) /
Off (uit)
Tijdinstelling
YY/MM/DD / DD/MM/YY / MM/DD/YY
(Japans) / English (Engels) / Français
(Frans) / Deutsch (Duits) / Español (Spaans) /
Italiano (Italiaans) / Português (Portugees) /
(Chinees (complex)) /
(Chinees (vereenvoudigd)) /
(Koreaans)
30 sec / 1 min / 2 min / Off (uit)
2 min / 5 min
Quality
(kwaliteit) (Films)
EV Shift
(EV verschuiving)
White Balance
(witbalans)
ISO
Metering (meten)
Filter
Sharpness
(scherpte)
Saturation
(verzadiging)
Contrast
Flash Intensity
(flitssterkte)
Flash Assist
(flitserhulp)
HQ (hoge kwaliteit) / Normal (normaal) /
LP (langzame snelheid)
–2.0 / –1.7 / –1.3 / –1.0 / –0.7 / –0.3 / 0.0 /
+0.3 / +0.7 / +1.0 / +1.3 / +1.7 / +2.0
Auto (automatisch) / (daglicht) /
(bewolkt) / (schaduw) /
N
(daglichtwit) /
D
(daglicht) /
(gloeilamp) / Manual (handmatig)
Auto (automatisch) / ISO 50 / ISO 100 /
ISO 200 / ISO 400
Multi (multi-patroon meten) / Center
weighted (centrum-georiënteerd meten) /
Spot (puntmeten)
Off (uit) / B/W (zwart/wit) / Sepia (sepia) /
Red (rood) / Green (groen) / Blue (blauw) /
Yellow (geel) / Pink (roze) / Purple (paars)
+2 / +1 /
0 / –1 / –2
+2 / +1 / 0 / –1 / –2
+2 / +1 / 0 / –1 / –2
+2 / +1 / 0 / –1 / –2
Auto (automatisch) / Off (uit)
APPENDIX
261
Instellingen tabmenu
De inhoud van het insteltabmenu van de weergavefunctie
(PLAY) is identiek aan de inhoud van het insteltabmenu
van de opnamefuncties (REC).
+2 / +1 / 0 / –1 / –2
Show (weergeven) / Save (opslaan) /
Cancel (annuleren)
Select images (beelden selecteren) /
All images (alle beelden) / Cancel (annuleren)
On (aan) / All Files : On (alle bestanden :
aan) / Cancel (annuleren)
Rotate (roteren) / Cancel (annuleren)
6M / 4M / VGA / Cancel (annuleren)
Built-in (ingebouwd) Card (kaart) /
Card (kaart)
Built-in (ingebouwd) /
Cancel (annuleren)
Brightness
(helderheid)
Keystone
(keystone correctie)
Color Correction
(kleurcorrectie)
Favorites
(favoriet)
DPOF
Protect
(beveiligen)
Date/Time
(Datum/tijd )
Rotation (rotatie)
Resize (afmetingen
heraanpassen)
Trimming (trimmen)
Dubbing (dubben)
Copy (kopiëren)
REC/PLAY
(opname/weergave)
USB
Video Out
(video uitgang)
Format
(formatteren)
Reset (terugstellen)
Power On (spanning aan) / Power On/Off
(spanning aan/uit) / Disable (gedeactiveerd)
Mass Storage(Massageheugen) (USB
DIRECT-PRINT) / PTP (PictBridge)
NTSC / PAL
Format (formatteren) / Cancel (annuleren)
Reset (terugstellen) / Cancel (annuleren)
Weergavefunctie (PLAY)
PLAY (weergave) tabmenu
Slideshow
(diashow)
MOTION PRINT
(Bwegende afdruk)
Movie Editing
(Filmbeheer)
Anti Shake
(Anti-trilin)
White Balance
(witbalans)
Start (starten) / Images (beelden) / Time (tijd) /
Interval (tussenpauze) / Effect (Effecten) /
Cancel (annuleren)
9 frames (9 beelden) / 1 frame (1 beeld) /
Cancel (annuleren)
Cut (knippen) (voor) / Cut
(knippen) (tussenin) /
Cut (knippen)
(na) / Cancel (annuleren)
On (aan) / Off (uit)
(daglicht) / (bewolkt) /
(schaduw) /
N
(daglichtwit) /
D
(daglicht) / (gloeilamp) / Cancel
(annuleren)
APPENDIX
262
AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/
zelfontspanner indicator
Bedrijfsindicator
Groen
Rood
* Er zijn drie indicatorflitspatronen. Patroon 1 knippert eens per
seconde, patroon 2 knippert tweemaal per seconde en patroon 3
knippert 4 maal per seconde. De onderstaande tabel geeft een
verklaring van de diepere betekenis van elk flitspatroon.
Indicator referentie
De camera heeft drie indicators: Een groene
bedrijfsindicator, een rode bedrijfsindicator en een AF
hulpverlichting/opnamelamp (REC)/zelfontspanner
indicator. Deze indicators gaan branden en knipperen om de
huidige status van de camera te tonen.
Opnamefuncties (REC)
Bedrijfsindicator
AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/
zelfontspanner
indicator
Betekenis
Green
Brandt
Brandt
Patroon 3
Brandt
Patroon 2
Patroon 1
Rood
Patroon 3
Brandt
Patroon 1
Wit
Patroon 1
Patroon 2
Werking (spanning aan,
opname mogelijk)
Flitser is aan het opladen.
Opladen van flitser is
voltooid.
Autofocus werkt goed.
Autofocus werkt niet.
Beeldscherm is uit. /
Sluimertoestand
Opslaan van beeld
Opslaan van filmdata /
verwerken van beelddata
Aftellen van zelfontspanner
(10 - 3 seconden)
Aftellen van zelfontspanner
(3 - 0 seconden)
Opladen van flitser is
onmogelijk.
C
APPENDIX
263
BELANGRIJK!
Bij gebruik van de geheugenkaart mag u de kaart
nooit uit de camera verwijderen wanneer de groene
bedrijfsindicator aan het knipperen is. Hierdoor
kunnen namelijk alle opgenomen beelden verloren
gaan.
Bedrijfsindicator
AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/
zelfontspanner
indicator
Betekenis
Green
Patroon 3
Patroon 3
Rood
Patroon 2
Brandt
Patroon 3
Wit
Geheugenkaart problemen /
Geheugenkaart is niet
geformatteerd. / BEST SHOT
instelling kan niet worden
geregistreerd.
Geheugenkaart is
geblokkeerd. / Map kan niet
worden gecreëerd. /
Geheugen is vol. / Schrijf
foutlezing
Lege accu waarschuwing
Kaart formatteren
Spanning wordt (langzaam)
uitgeschakeld
C
APPENDIX
264
Weergavefunctie (PLAY) USB slede indicators
De USB slede is voorzien van twee indicators: een
[CHARGE] (oplaad) indicator en een [USB] indicator. Deze
indicators gaan branden en knipperen om de huidige status
van de slede en de camera te tonen.
[CHARGE]
(oplaad) indicator
[USB] indicator
Kleur
Rood
Groen
Oranje
Rood
Status
Brandt
Brandt
Brandt
Knippert
Kleur
Groen
Groen
Status
Brandt
Knippert
Opladen
Opladen voltooid
Opladen standby
Opladen foutlezing
USB aansluiting
Toegang tot computer
Betekenis
[USB] indicator
[CHARGE]
(oplaad) indicator
Groen
Brandt
Patroon 3
Rood
Patroon 2
Brandt
Patroon 3
Wit
Werking (spanning aan,
opname mogelijk)
Eén van de volgende
bewerkingen wordt uitgevoerd:
wissen, DPOF, beeldbeveiliging,
kopiëren, formatteren,
stapsgewijs uitschakelen van de
spanning, herformatteren van
het beeld, beeld trimmen, post-
opname, keystone correctie,
kleurcorrectie, MOTION PRINT
(bewegend beeld afdrukken),
filmmontage.
Geheugenkaart problemen /
Geheugenkaart is niet
geformatteerd.
Geheugenkaart is geblokkeerd. /
Map kan niet worden gecreëerd. /
Geheugen is vol.
Lege accu waarschuwing
Bedrijfsindicator
Betekenis
AF hulpverlich-
ting/opnamelamp
(REC)/
zelfontspanner
indicator
C
APPENDIX
265
Spanning gaat niet aan.
De camera begint zichzelf
ineens uit te schakelen.
Het beeld wordt niet
opgenomen bij indrukken
van de sluitertoets.
Autofocus stelt niet goed
scherp.
1) De accu is onjuist ingelegd.
2) De accu is leeg.
1) De automatische stroomonderbreker is
geactiveerd (pagina 47).
2) De accu is leeg.
1) De weergavefunctie (PLAY) van de camera is
ingeschakeld.
2) De flitsereenheid wordt opgeladen.
3) Het geheugen is vol.
1) De lens is vuil.
2) Het onderwerp bevindt zich niet in het midden
van het scherpstelkader tijdens de compositie
van het beeld.
3) Het onderwerp dat u aan het opnemen bent is
van een type dat niet past bij de
autofocusfunctie (pagina 61).
4) De camera wordt bewogen.
1) Plaats de accu in de juiste richting (pagina 35).
2)
Laad de accu op (pagina 37). Als de accu na het
opladen weer snel leeg raakt, betekent dat dat de
accu het einde van zijn levensduur heeft bereikt en
te worden vervangen. Schaf een los verkrijgbare
oplaadbare lithium-ion accu NP-40 aan.
1) Schakel de spanning opnieuw in.
2) Laad de accu op (pagina 37).
1) Druk op [ ] (REC) om de opnamefunctie
(REC) in te schakelen.
2)
Wacht totdat de flitsereenheid stopt met knipperen.
3) Schrijf bestanden die u wilt houden naar uw
computer en wis daarna de bestanden van het
camerageheugen of gebruik een andere
geheugenkaart.
1) Reinig de lens.
2) Let er op dat het onderwerp zich binnen het
scherpstelkader bevindt tijdens de compositie
van het beeld.
3) Stel met de hand scherp (pagina 85).
4) Schakel de anti-trilfunctie in of zet de camera
op een statief (pagina 108).
Stroomvoorziening
Beeldopname
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Gids voor het oplossen van moeilijkheden
APPENDIX
266
Het onderwerp is niet
scherp bij het opgenomen
beeld.
Opnamen van
landschappen zijn
onscherp.
De flitser flitst niet.
De camera schakelt
zichzelf langzaam uit
tijdens het aftellen van de
zelfontspanner.
Er was niet scherpgesteld op het beeld.
1) Er is niet goed scherpgesteld op het beeld.
2) Een verkeerde scherpstelfunctie is
geselecteerd.
3) Een verkeerd BEST SHOT decor is
geselecteerd.
1)
” (flitser uit) is geselecteerd als de
flitsfunctie.
2) De accu is leeg.
3) Een scene die “
” (flitser uit) selecteert als de
flitsfunctie is geselecteerd bij de BEST SHOT
functie.
De accu is leeg.
Bij het maken van de compositie van het beeld
dient u er op te letten dat het onderwerp waarop u
wilt scherpstellen zich binnen het scherpstelkader
bevindt (pagina 57).
1) Let er bij het samenstellen van het beeld op dat
het onderwerp waarop u wilt scherpstellen zich
binnen het scherpstelkader bevindt (pagina 57).
2) Verander de scherpstelfunctie naar “
(autofocus, pagina 80) of “
” (oneindig,
pagina 85).
3) Verander het BEST SHOT decor naar
“Scenery” (landschap) (pagina 103).
1) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 67).
2) Laad de accu op (pagina 37).
3) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 67)
of een andere BEST SHOT scene (pagina 103).
Vervang de accu (pagina 37).
Beeldopname
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
APPENDIX
267
Beeldopname
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Het beeld op het
beeldscherm is niet scherp.
Opgenomen beelden
worden niet in het
geheugen opgeslagen.
Hoewel de beschikbare
verlichting helder is, zijn de
gezichten van de
menselijke onderwerpen
toch donker.
De onderwerpen zijn te
donker bij het opnemen
van beelden op het strand
of bij een ski oord.
1) U gebruikt de handmatige scherpstelfunctie en
u heeft niet scherpgesteld op het beeld.
2) U probeert de macrofunctie (
) te gebruiken
tijdens het opnemen van een landschap of
tijdens het maken van een portret.
3) U probeert autofocus of de oneindig-functie
(
) te gebruiken bij het opnemen van een
close-up shot.
1) De camera schakelt zichzelf uit voordat het
opslaan van beelden naar het geheugen
voltooid is.
2) Verwijderen van de geheugenkaart voordat het
opslaan voltooid is.
Niet genoeg licht bereikt de onderwerpen.
Als het zonlicht door het water, het zand of de
sneeuw wordt gereflecteerd kan dit er toe leiden
dat de onderwerpen worden onderbelicht.
1) Stel scherp op het beeld (pagina 86).
2) Gebruik autofocus voor het opnemen van
landschappen en voor het maken van
portretten.
3) Gebruik de macrofunctie (
) voor close-ups.
1) Als de accu indicator “
” toont, dient u de
accu zo snel mogelijk op te laden (pagina 37).
2) Verwijder de geheugenkaart nooit voordat het
opslaan voltooid is.
Schakel de instelling van de flitserfunctie over
naar “
” (flitser aan) voor daglicht synchroon
flitsen (pagina 69).
Verhoog de EV verschuivingswaarde (pagina
88).
Schakel de instelling van de flitserfunctie over
naar “
” (flitser aan) voor daglicht synchroon
flitsen (pagina 69).
Verhoog de EV verschuivingswaarde (pagina
88).
APPENDIX
268
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Verticale lijnen op het
beeldscherm
Beelden die niet scherp
zijn
Digitale ruis in beeld
De kleur van het
weergavebeeld verschilt
van het beeld op het
beeldscherm tijdens het
opnemen.
Beelden worden niet
getoond.
Bij opnamen van een bijzonder licht onderwerp
kan een verticale gordel verschijnen over het
beeld op het beeldscherm.
Het onderwerp bevindt zich buiten het bereik van
de camera.
De gevoeligheid wordt automatisch verhoogd voor
donkere onderwerpen. Een grotere gevoeligheid
verhoogt tevens de kans op digitale ruis.
Zonlicht of licht van een andere lichtbron schijnt
tijdens het opnemen direct in de lens.
Een geheugenkaart met niet-DCF beelden die
opgenomen zijn met een andere camera bevindt
zich in de camera.
Dit is een CCD fenomeen dat bekend staat als
“verticale vegen” en duidt niet op defecten bij de
camera. Merk op dat verticale vegen niet samen
met een foto opgenomen wordt maar wel bij het
maken van een film.
Neem op binnen het toegelaten bereik.
Verlicht het onderwerp door een licht of
schijnwerper o.i.d.
Plaats de camera zodanig dat zonlicht niet direct
in de lens kan schijnen.
Deze camera kan niet-DCF beelden niet tonen die
met een andere digitale camera op een
geheugenkaart zijn opgenomen.
Films
Weergave
APPENDIX
269
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Geen van de toetsen en
schakelaars werkt.
Het beeldscherm is
uitgeschakeld.
Het is niet mogelijk
bestanden via een USB
aansluiting over te
schrijven.
Problemen met het elektronische circuit hetgeen
veroorzaakt wordt door elektrostatische lading,
een harde stoot, enz. terwijl de camera
aangesloten was op een ander apparaat.
USB communicatie vindt plaats.
1) De camera is niet stevig op de USB slede
geplaatst.
2) De USB kabel is niet juist aangesloten.
3) De USB driver is niet geïnstalleerd.
4) De camera is uitgeschakeld.
Verwijder de accu uit de camera, leg hem opnieuw
in en probeer opnieuw.
Ontkoppel de USB kabel na eerst te hebben
bevestigd dat de computer geen toegang aan het
verkrijgen is tot het geheugen van de camera.
1) Controleer de aansluiting tussen de camera en
de USB slede.
2) Controleer alle aansluitingen.
3) Installeer de USB driver op uw computer
(pagina 220).
4) Druk op de [USB] toets van de USB slede.
Overige
APPENDIX
270
Mocht u problemen ondervinden bij het installeren van de USB driver…
U kunt de USB driver mogelijk niet correct installeren als u de USB kabel gebruikt om de camera op een computer aan te
sluiten die draait onder Windows 98SE/98 voordat u de USB driver geïnstalleerd heeft van de CD-ROM die meegeleverd wordt
met de camera, of als reeds een ander type driver geïnstalleerd is. Hierdoor wordt het voor de computer onmogelijk om de
digitale camera te herkennen wanneer deze wordt aangesloten. Mocht dit het geval zijn dan dient u de USB driver van de
camera opnieuw te installeren. Zie het “Lees mij” bestand van de USB driver op de CD-ROM die meegeleverd wordt met de
camera voor informatie aangaande het opnieuw installeren van de USB driver.
APPENDIX
271
Tonen van boodschappen
Battery is low.
Cannot correct
image!
Can not find the file.
Cannot register any
more files.
Card ERROR
De accu is leeg.
Keystone correctie kan om de een of andere reden
niet plaatsvinden. Het beeld wordt opgenomen
zoals het is zonder correctie (pagina’s 112, 114).
De camera kan een beeld niet vinden dat
gespecificeerd wordt in de “Images” (beelden)
instelling. Specificeer een ander beeld (pagina
172).
• U probeert een BEST SHOT decor op te slaan
terwijl er reeds 999 decors opgeslagen zijn in de
“SCENE” map of een MOVIE BEST SHOT terwijl
er reeds 999 decors opgeslagen zijn in de
“MSCENE” map (pagina’s 107, 125).
• U probeert een “FAVORITE” (favoriet) bestand te
kopiëren terwijl de “FAVORITE” map reeds 9999
bestanden bevat (pagina 188).
Er trad een probleem op bij de geheugenkaart.
Schakel de camera uit, verwijder de kaart en steek
hem opnieuw is. Mocht dezelfde boodschap
verschijnen, formatteer dan de geheugenkaart
(pagina 206).
BELANGRIJK!
Het formatteren van de geheugenkaart wist alle
bestanden op de geheugenkaart uit. Probeer
eerst eventuele werkbare bestanden naar een
computer of een ander opslagmedium over te
schrijven voordat u de geheugenkaart
formatteert.
• U probeert de camera aan te sluiten op een
printer terwijl de USB aansluitingen van de
camera niet compatibel zijn met de USB van de
printer (pagina 200).
• U probeert aan te sluiten op een computer
waarbij geen USB driver geïnstalleerd is (pagina
220).
De accu is leeg zodat het opgenomen beeld niet
kon worden opgeslagen.
Deze boodschap verschijnt wanneer u een beeld
probeert op te slaan terwijl er 9999 bestanden
opgeslagen zijn in de 999ste map. Wis bestanden
die u niet langer nodig heeft als u meer bestanden
wilt opnemen (pagina 183).
Deze boodschap verschijnt en de camera schakelt
zichzelf uit wanneer het objectief op een
onverwachte manier werkt. Mocht dezelfde
boodschap verschijnen nadat u de spanning weer
inschakelt, neem dan contact op met een CASIO
onderhoudswerkplaats.
Tijdens de printerfunctie van de camera als het
papier bij printer op is.
Het geheugen is vol. Wis bestanden die u niet
langer nodig heeft als u meer bestanden wilt
opnemen (pagina 183).
Er is geen FAVORITE bestand aanwezig.
Check Connections!
File could not be
saved because
battery is low.
Folder cannot be
created
LENS ERROR
Load Paper!
Memory Full
No Favorites file!
APPENDIX
272
Printing Error
-
Record Error
-
Replenish Ink!
-
RETRY POWER ON
-
SYSTEM ERROR
-
The card is locked.
-
There are no files.
-
Eén van de volgende problemen trad op tijdens het
afdrukken.
• De spanning van de printer is uitgeschakeld.
• Interne fout bij printer
Tijdens het opslaan van beelddata kon om de één of
andere reden de beelddata niet gecomprimeerd
worden.Voer de opname van het beeld nogmaals uit.
Tijdens de printerfunctie van de camera als de inkt bij
de printer bijna of geheel op is.
Mocht het objectief tegen een obstakel aankomen,
dan verschijnt deze boodschap en schakelt de
camera zichzelf uit. Verwijder het obstakel en
schakel de spanning van de camera opnieuw in.
Uw camerasysteem is beschadigd. Neem contact
op met een CASIO onderhoudswerkplaats.
De LOCK schakelaar van de SD geheugenkaart is
vergrendeld. U kunt beelden niet opslaan op of
wissen van een geheugenkaart die vergrendeld is.
• Er bevinden zich geen bestanden in het
ingebouwde geheugen of in de geheugenkaart.
• Deze boodschap verschijnt als u de bestanden of
mappen in het geheugen van de camera een
andere naam geeft of als u op een andere plaats
zet. Mocht dit het geval zijn, zet de bestanden of
mappen dan terug op hun oorspronkelijke plaats in
het camerageheugen en zet ze terug tot hun
oorspronkelijke voorkeuzenamen (pagina’s 235,
237).
-
There are no printing
images.
Set up DPOF.
There is no image to
register.
The card is not
formatted.
This file cannot be
played.
This function cannot
be used.
This function is not
supported for this
file.
Er zijn geen DPOF instellingen die de beelden en
het aantal kopiën ervan specificeren voor elke
drukklus.
Configureer de vereiste DPOF instellingen (pagina
211).
Het beeld of de film waarvan u de instellingen
probeert op te slaan, wordt niet ondersteund door
BEST SHOT.
De geheugenkaart in de camera is niet
geformatteerd. Formatteer de geheugenkaart
(pagina 206).
Het beeldbestand of het audiobestand is
beschadigd of is van een type dat niet door deze
camera kan worden getoond.
U probeerde bestanden te kopiëren van het
ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart in
de camera terwijl er zich geen geheugenkaart
bevindt in de camera (pagina 207).
De functie die u probeert uit te voeren wordt niet
ondersteund voor het bestand waarop u de functie
probeert uit te voeren.
APPENDIX
273
Dataformaat
• Snapshot
Kwaliteit
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Beeldbestandsgrootte
(naar schatting)
4,8 MB
3,18 MB
1,63 MB
4,34 MB
2,89 MB
1,45 MB
3,63 MB
2,3 MB
1,21 MB
2,43 MB
1,62 MB
810 KB
1,17 MB
780 KB
390 KB
360 KB
240 KB
120 KB
Ingebouwd
geheugen
8,0 MB
1 opname
2 opnamen
4 opnamen
1 opname
2 opnamen
5 opnamen
2 opnamen
3 opnamen
6 opnamen
3 opnamen
4 opnamen
8 opnamen
6 opnamen
9 opnamen
17 opnamen
20 opnamen
30 opnamen
57 opnamen
SD
geheugenkaart*
256 MB
48 opnamen
72 opnamen
140 opnamen
54 opnamen
81 opnamen
157 opnamen
65 opnamen
101 opnamen
186 opnamen
97 opnamen
143 opnamen
271 opnamen
196 opnamen
286 opnamen
530 opnamen
625 opnamen
938 opnamen
1742 opnamen
Bestandsgrootte
(beeldpunten)
8M
3264
×
2448
8M (3:2)
3264
×
2176 (3:2)
6M
2816
×
2112
4M
2304
×
1728
2M
1600
×
1200
VGA
640
×
480
Technische gegevens
Product ............................... Digitale camera
Model .................................. EX-Z850
Camerafunctie
Beeldbestandformaat
Snapshots ....................... JPEG (Exif Ver. 2.2); DCF (Design rule
for Camera File system)
1.0 standaard; voldoet aan DPOF
Films ................................ AVI (MPEG-4)
Audio (geluid) .................. WAV
Opnamemedia .................... 8,0 MB ingebouwd geheugen
SD geheugenkaart
MultiMediaCard (MMC)
B
APPENDIX
274
* Gebaseerd op Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. producten.
De capaciteit hangt af van de het merk van de geheugenkaart.
* Vermenigvuldig de capaciteit in de tabel met de geschatte
waarde om het aantal beelden te verkrijgen dat op een
geheugenkaart van een andere capaciteit kan worden
opgeslagen.
Wissen ................................ Enkel bestand, alle bestanden
(met beveiliging)
Effectieve beeldpunten ..... 8,1 miljoen
Films
Beeld-
formaat
(beeld-
punten)
HQ
640
×
480
Normal
640
×
480
LP
320
×
240
Maximale
opnametijd
per
bestand
Totdat het
geheugen
vol is
Totdat het
geheugen
vol is
Totdat het
geheugen
vol is
Geschatte
datasnelheid
(beeldsnelheid)
4,0 megabits
per seconde
(30 beelden/
seconde)
2,1 megabits
per seconde
(30 beelden/
seconde)
745 kilobits
per seconde
(15 beelden/
seconde)
Geschatte
opnametijd voor
het ingebouwde
geheugen
8,0 MB
16 seconden
31 seconden
1 minuut en 27
seconden
Geschatte
opnametijd
voor SD
geheugenkaart
256 MB
8 minuten
en
21 seconden
15 minuten
en
52 seconden
44 minuten
en
17 seconden
Beeldelement ..................... 1/1,8-inch vierkante beeldpunten
kleuren CCD
(totaal aantal beeldpunten: 8,32 miljoen)
Lens/brandpuntsafstand
Lenzen ............................. F2,8 (W) tot 5,1 (T); f = 7,9 (W) tot
23,7 mm (T) (gelijkwaardig met
ongeveer 38 (W) tot 114 mm (T) voor
35 mm film)
(W = groothoek, T = telefoto)
7 lenzen in 5 groepen, met asferische
lens
Zoom ................................... 3X optische zoom, 8X digitale zoom
(24X in combinatie met optische zoom)
Scherpstellen ..................... Contrast detectie autofocus
Scherpstelfuncties: autofocus,
macrofunctie, panfocuss,
oneindigfunctie, handmatige
scherpstelling
AF gebied: Spot (puntmeten), multi
(multi-patroon), free (vrij); AF
hulpverlichting
Geschat scherpstelbereik (van het oppervlak van de lens)
Autofocus ........................ 40 cm –
Macro .............................. 10 cm – 50 cm
Oneindigfunctie ...............
Handmatig ....................... 10 cm –
Bij het gebruik van de optische zoom
veranderen de hier boven
aangegeven waarden.
B
APPENDIX
275
Belichtingsregeling
Lichtmeting ...................... Multi-patroon, centrum-georiënteerd
meten, puntmeten via de CCD
Belichting ......................... Programma AE, sluitersnelheidprioriteit
AE, lensopeningprioriteit AE,
handmatige belichting
Belichtingscompensatie ... –2EV – +2EV (1/3EV eenheden)
Sluiter .................................. CCD elektronische sluiter,
mechanische sluiter
Programma AE: 1/2 – 1/1600ste
seconde
Handmatige belichting/sluitersnelheid
prioriteit AE: 60 – 1/1600ste seconde
Lensopening prioriteit AE: 1 – 1/1600ste
seconde
De bovenstaande snelheden zijn niet
van toepassing bij gebruik van een
BEST SHOT decor.
Lensopening ....................... Programma AE/snelheidprioriteit AE;
F2,8 tot en met 8,0*, automatische
overschakeling
* Helderheid omgezet
Handmatige belichting/
lensopeningprioriteit AE; F2,8/4,0,
automatische overschakeling
Door gebruik van de optische zoom
verandert de lensopening.
Witbalans ............................ Automatische witbalans, vast ingesteld
(6 functies), handmatig overschakelen
Gevoeligheid ...................... Foto’s: Auto, ISO 50, ISO 100,
ISO 200, ISO 400
Films: Auto
Zelfontspanner .................. 10 seconden, 2 seconden, drievoudige
zelfontspanner
Ingebouwde flitser
Flitserfuncties .................. Automatische flitser, ON (aan), OFF
(uit), krachtflits, milde flits, rode
ogenreductie
Flitsbereik ........................ Groothoek optische zoom
0,1 – 4,3 meter
Telefoto optische zoom:
0,5 – 2,4 meter
Doorlopende sluiter met flits
Groothoek optische zoom:
0,4 – 3,3 meter
Telefoto optische zoom:
0,5 – 1,8 meter
* ISO gevoeligheid: “Auto”
(automatisch)
* Hangt af van de zoomfactor.
Opnamefuncties ................ Foto; audio snapshot; macrofunctie,
zelfontspanner; doorlopende sluiter
(doorlopende sluiter bij normale
snelheid, doorlopende sluiter bij hoge
snelheid, doorlopende sluiter met flits,
doorlopende sluiter met zoom,
meervoudige doorlopende sluiter),
BEST SHOT; film met geluid (film,
MOVIE BEST SHOT film, korte film,
voorafgaande film); spraakopname.
• Audio opname is in mono.
B
APPENDIX
276
Spanningsvereisten
Spanningsvereisten .......... Oplaadbare lithium-ion accu
(NP-40)
×
1
Levensduur accu (naar schatting):
De bovenstaande waarden geven de hoeveelheid tijd aan bij de voorwaarden
die hieronder vermeld staan totdat de spanning automatisch uitgeschakeld
wordt doordat de accu leeg is. Deze waarden zijn echter geen garantie dat de
accu inderdaad de aangegeven gebruiksduur zal verstrekken. Een lage
temperatuur zal de gebruiksduur van de accu verkorten.
Gebruiksduur van accu (benadering)
440 foto’s (220 minuten)
950 foto’s (245 minuten)
420 minuten
200 minuten
500 minuten
Bewerking
Aantal foto’s (CIPA standaard)*
1
(opname)
Aantal foto’s, doorlopende
opname*
2
(opname)
Doorlopende weergave van
Snapshots*
3
Doorlopende filmopname*
4
Doorlopende spraakopname*
5
Ondersteunde accu: NP-40 (nominale capaciteit: 1230mAh)
Opslagmedium: SD geheugenkaart
*1 Aantal foto’s (CIPA standaard)
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Zoomen van de volledige groothoek- tot de volledige telefotostand elke
30 seconden, waarbij telkens twee beelden worden opgenomen,
waarvan één met flits; de spanning wordt na elke 10 opgenomen
beelden uit- en weer ingeschakeld.
Audio opnametijd
Audio snapshot ............... Circa max. 30 seconden per beeld
Spraakopname ................ Circa 24 minuten met ingebouwd
geheugen
Post-opname ................... Circa max. 30 seconden per beeld
Beeldscherm ...................... 2,5-inch TFT kleuren LCD
115.200 beeldpunten (480
×
240)
Zoeker ................................. Beeldscherm en optische zoeker
Tijdbijhoud functies .......... Ingebouwde digitale kwartsklok
Datum en tijd .................... Opgenomen met beelddata
Automatisch kalender ...... Tot 2049
Wereldtijd ......................... City (stad), Date (datum), Time (tijd),
Summer time (zomertijd), 162 steden
in 32 tijdzones
Ingangs/
uitgangsaansluitingen ...... Slede aansluiting
USB ..................................... Compatibel met snelle USB 2.0
Microfoon ........................... Mono
Luidspreker ........................ Mono
B
APPENDIX
277
*2 Omstandigheden bij doorlopende opname
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Flitser: Uitgeschakeld
Beeld opgenomen na elke 15 seconden, wisselend tussen volledige
groothoek en volledige telefoto.
*3 Omstandigheden bij doorlopende snapshot weergave
Temperatuur: 23°C
Bladeren naar het volgende beeld na elke 10 seconden
*4 Geschatte tijd voor doorlopende filmopname zonder te zoomen.
*5 De tijden voor stemopname zijn gebaseerd op doorlopende opname.
Stroomverbruik .................. 3,7 V gelijkstroom, ca. 3,7 W
Afmetingen ......................... 89 (B)
×
58,5 (H)
×
23,7 (D) mm
(exclusief uitsteeksels; 19,9 mm bij het
dunste deel),
Gewicht ............................... ca. 130 g
(exclusief accu en accessoires)
Gebundelde accessoires .. Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40);
USB slede (CA-31); Speciale
netadapter; Netsnoer; USB kabel; AV
kabel; Polsriem; CD-ROM;
Basisreferentie
Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40)
Nominale spanning ........... 3,7 V
Nominale capaciteit .......... 1230 mAh
Bedrijfstemperatuur
Bereik .................................. 0°C – 40°C
Afmetingen ......................... 38,5 (B)
×
38,0 (H)
×
9,3 (D) mm
Gewicht ............................... ca. 34 g
USB slede (CA-31)
Ingangs-/
uitgangsaansluitingen ...... Camera aansluiting, USB poort,
netadapteraansluiting (DC IN 5,3 V) /
AV uitgangspoort (speciale minipoort,
NTSC/PAL)
Stroomverbruik .................. 5,3 V gelijkstroom, ca. 3,2 W
Afmetingen ......................... 107 (B)
×
33 (H)
×
66 (D) mm
(exclusief uitsteeksels)
Gewicht ............................... ca. 67 g
APPENDIX
278
Speciale netadapter (Inlaat type) (AD-C52G)
Spanningsvereisten .......... 100 – 240 V wisselspanning,
50/60 Hz, 83 mA
Uitgangsvermogen ............ 5,3 V gelijkstroom, 650 mA
Afmetingen ......................... 50 (B)
×
20 (H)
×
70 (D) mm
(exclusief uitstekende delen en kabel)
Gewicht ............................... ca. 90 g
Speciale netadapter (Insteek type) (AD-C52J)
Spanningsvereisten .......... 100 – 240 V wisselspanning,
50/60 Hz, 83 mA
Uitgangsvermogen ............ 5,3 V gelijkstroom, 650 mA
Afmetingen ......................... 50 (B)
×
18 (H)
×
70 (D) mm
(exclusief uitstekende delen en kabel)
Gewicht ............................... ca. 90 g
CASIO COMPUTER CO.,LTD.
6-2, Hon-machi 1-chome
Shibuya-ku, Tokyo 151-8543, Japan
MA0604-C

Documenttranscriptie

D Digitale Camera EX-Z850 Gebruiksaanwijzing Gefeliciteerd met de aanschaf van dit CASIO product. • Voordat u het in gebruik neemt dient u eerst de voorzorgsmaatregelen in deze gebruiksaanwijzing aandachtig door te lezen. • Houd de gebruiksaanwijzing daarna op een veilige plaats voor latere naslag. • Bezoek de officiële EXILIM website http://www.exilim.com/ voor de meest recentelijke informatie voor dit product. K844FCM1DMX INLEIDING INLEIDING Uitpakken Controleer dat alle hier getoonde items inderdaad meegeleverd zijn met de camera. Mocht er iets missen, neem dan zo snel mogelijk contact op met de dealer. Camera Oplaadbare lithium-Ion Accu (NP-40) USB slede (CA-31) Polsriem CD-ROM USB kabel AV kabel Basisreferentie * De vorm van de netstekker hangt af van het land waar de camera wordt aangeschaft. Speciale netadapter (Inlaat type) (AD-C52G) Netsnoer * 2 ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ • Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft. Speciale netadapter (Insteek type) (AD-C52J) INLEIDING Inhoud van het beeldscherm ..................................... 28 Inhoudsopgave 2 Opnamefuncties (REC) Weergavefunctie (PLAY) Veranderen van de inhoud van het beeldscherm INLEIDING Vastmaken van de polsriem ....................................... 35 Spanningsvereisten ................................................... 35 Uitpakken ..................................................................... 2 Inleggen van de oplaadbare accu Opladen van de accu Vervangen van de accu Voorzorgsmaatregelen voor de stroomvoorziening In- en uitschakelen van de camera Configureren van de stroomspaarinstellingen Kenmerken ................................................................. 10 Voorzorgsmaatregelen ............................................... 14 19 28 32 33 SNELSTARTGIDS 35 37 41 42 45 47 Gebruik van de in-beeld menu’s ................................ 48 Laad de accu eerst op! .............................................. 19 Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen ........................................................... 51 Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen ........................................................... 20 Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen 52 Opnemen van een beeld ............................................ 21 Bekijken van een opgenomen beeld ......................... 22 54 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Wissen van een beeld ................................................ 22 Opnemen van een beeld ............................................ 54 23 Specificeren van de opnamefunctie Richten van de camera Opnemen van een beeld VOORBEREIDINGEN 54 55 56 Betreffende deze gebruiksaanwijzing ........................ 23 Gebruiken van de optische zoeker ............................ 62 Algemene gids ........................................................... 24 Gebruiken van de zoom ............................................. 63 Camera USB slede 24 27 Optische zoom Digitale zoom 3 63 65 INLEIDING Gebruiken van de flitser ............................................. 67 Flitsereenheid status Veranderen van de flitssterkte instelling Gebruik van de flitserassistent (Flash Assist) Gebruik van de doorlopende sluiter .......................... 97 70 71 71 Gebruiken van de doorlopende sluiterfunctie met normale snelheid 98 De doorlopende sluiterfunctie met hoge snelheid gebruiken 99 De doorlopende sluiterfunctie met flits gebruiken 99 Gebruik van de zoom doorlopende sluiterfunctie 100 25-shot stop-actie beelden (m.b.v. de meervoudige doorlopende sluiterfunctie) 101 Voorzorgsmaatregelen voor de doorlopende sluiter 102 Gebruiken van de zelfontspanner .............................. 73 Specificeren van de beeldgrootte .............................. 76 Specificeren van de beeldkwaliteit ............................ 77 79 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Gebruiken van de BEST SHOT functie ................... 103 Afzonderlijk tonen van de voorbeelddecors Creëren van uw eigen BEST SHOT instelling Wissen van een BEST SHOT functie gebruikersinstelling Selecteren van de scherpstelfunctie ......................... 79 Gebruik van autofocus Gebruik van de macrofunctie Het gebruik van panfocus Gebruik van de oneindig-functie Gebruik van handmatig scherpstellen Gebruik van de scherpstelvergrendeling 80 83 84 85 85 87 Opnemen met een hogere gevoeligheid .................. 110 Opnemen van beelden van naamkaartjes en documenten (Business Shot) .................................... 111 Bijstellen van de witbalans ......................................... 89 Voordat u met Business Shot gaat opnemen Gebruiken van de Business Shot instelling 91 Specificeren van de belichtingsfunctie ...................... 92 Gebruik van lensopening prioriteit AE Gebruiken van sluitersnelheid prioriteit AE Met de hand instellen van de belichtingsinstellingen Voorzorgsmaatregelen voor opname met de belichtingsfunctie 108 Verminderen van de effecten van het bewegen van uw hand of het bewegen van het onderwerp ... 108 Belichtingscompensatie (EV verschuiving) ............... 88 Handmatig configureren van de witbalans 105 106 112 112 Herstellen van een oude foto .................................... 113 92 94 96 Voordat u probeert een oude foto te herstellen Opnemen van een oude foto 113 114 Opnemen van een ID foto ......................................... 116 97 Afdrukken van een ID foto 118 Opnemen van een film .............................................. 118 Specificeren van de kwaliteit van het filmbeeld Opnemen van een standaard film (filmfunctie) 4 119 120 INLEIDING Directe filminstellingen (MOVIE BEST SHOT functie) .................................. 123 Het afzonderlijk tonen van MOVIE BEST SHOT voorbeeldscenes Creëren van uw eigen MOVIE BEST SHOT instellingen Opnemen van een korte film Opnemen van een voorafgaande film 150 WEERGAVE Elementaire weergavebediening ............................. 150 124 Weergave van een audio snapshot 151 Inzoomen op het weergegeven beeld ..................... 152 125 126 129 Afmetingen van een beeld heraanpassen ............... 153 Trimmen van een beeld ........................................... 154 Opnemen met de opnamelamp (REC) .................... 130 Keystone correctie ................................................... 156 Opnemen van audio ................................................. 131 131 133 Het gebruiken van kleurherstelling om de kleuren van een oude foto te corrigeren .................. 157 Gebruiken van het histogram ................................... 134 Bijstellen van de witbalans van een opgenomen beeld .................................................... 159 Toevoegen van geluid aan een snapshot Opnemen van spraak Camera instellingen van de REC (opname) functie ............................................. 137 Toewijzen van functies aan de [왗] en [왘] toetsen In- en uitschakelen van het in-beeld raster In- en uitschakelen van beeldcontrole Gebruik van icoonhulp Specificeren van de default instellingen bij inschakelen van de spanning Specificeren van de ISO gevoeligheid Selecteren van de meetfunctie Gebruiken van de filterfunctie Speciferen van de contourscherpte Specificeren van kleurverzadiging Specificeren van het contrast Foto’s met datumafstempeling Terugstellen (reset) van de camera Instellen van de helderheid van het beeld ............... 161 137 138 139 139 Weergeven en bewerken van een film .................... 162 Weergeven van een film Weergave van een film met de anti-trilfunctie Montage van een film Vastleggen van een stilbeeld van een film (MOTION PRINT) 140 142 143 145 145 146 146 147 148 162 164 165 168 Tonen van een 9-beelden scherm ........................... 170 Tonen van het kalenderscherm ................................ 171 Spelen van een Slideshow (diashow) ..................... 172 Gebruik van de fotostandaardfunctie 174 Roteren van het displaybeeld .................................. 175 Toevoegen van audio aan een snapshot ................. 177 Gebruiken van het snelkoppelmenu (EX Menu) ..... 149 Heropnemen van het geluid 5 178 INLEIDING Weergeven van een spraakopnamebestand ........... 179 191 ANDERE INSTELLINGEN Tonen van camerabeelden op een televisiescherm 180 Selecteren van het video-uitgangssysteem 183 Configureren van de geluidsinstellingen ................. 191 Configureren van de geluidsinstellingen Instellen van het geluidsniveau van de bevestigingstoon Instellen van het geluidsniveau voor de weergave van films en audio snapshots 181 WISSEN VAN BESTANDEN Wissen van een enkel bestand ................................ 183 191 192 Specificeren van een beeld voor het beginscherm ............................................................. 192 Wissen van alle bestanden ...................................... 184 185 191 Specificeren van de bestandsnaam serienummer generatiemethode .................................................... 193 BEHEER VAN BESTANDEN Instellen van de klok ................................................ 194 Mappen ..................................................................... 185 Geheugenmappen en -bestanden Selecteren van uw thuistijdzone Instellen van de huidige tijd en datum Veranderen van de datumopmaak 185 Beschermen van bestanden .................................... 186 Beveiligen van een enkel bestand Beveiligen van alle bestanden Gebruiken van wereldtijd ......................................... 196 186 187 Tonen van het wereldtijdscherm Configureren van wereldtijdinstellingen Gebruik van de FAVORITE folder ............................ 187 Kopiëren van een bestand naar de FAVORITE map Tonen van een bestand in de FAVORITE map Wissen van een bestand uit de FAVORITE map Wissen van alle bestanden uit de FAVORITE map 194 195 195 196 196 Bewerken de datum en de tijd van een beeld ......... 197 187 189 190 190 Veranderen van de displaytaal ................................ 198 Veranderen van de helderheid van het beeldscherm ............................................................. 199 Veranderen van het protocol van de USB poort ...... 200 ] (REC) en [ ] (PLAY) Configureren van de [ toets en spanning aan/uit functies ........................... 201 Formatteren van het ingebouwde geheugen ........... 202 6 INLEIDING 203 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART 220 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER Gebruiken van een geheugenkaart ......................... 204 Insteken van een geheugenkaart in de camera Vervangen van de geheugenkaart Formatteren van een geheugenkaart 204 205 206 Gebruik van de camera met een Windows computer ................................................... 220 Gebruik van de camera met een Macintosh computer ................................................. 228 Kopiëren van bestanden .......................................... 207 Kopiëren van alle bestanden in het ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart Kopiëren van een specifiek bestand van een geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen 210 Gebruiken van een geheugenkaart om beelden over te schrijven naar een computer ....................... 233 208 209 Geheugendata ......................................................... 234 DCF protocol Geheugenmapstructuur Door de camera ondersteunde beeldbestanden AFDRUKKEN VAN BEELDEN DPOF ......................................................................... 211 Configureren van de afdrukinstellingen voor een enkel beeld Configureren van de afdrukinstellingen voor alle beelden 212 213 Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT ................................................ 214 Datumafdruk 218 PRINT Image Matching III ........................................... 219 Exif Print ................................................................... 219 7 234 235 236 INLEIDING 238 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER 259 APPENDIX Menureferentie ......................................................... 259 Gebruik van de camera met een Windows computer ................................................... 238 Selecteren van het benodigde software Systeemvereisten voor uw computer Beheren van beelden op een PC Retoucheren, oriënteren en afdrukken van foto’s Weergeven van een film Monteren van films Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) Gebruikersregistratie Verlaten van de menu applicatie Indicator referentie ................................................... 262 Gids voor het oplossen van moeilijkheden .............. 265 238 240 242 245 247 250 Mocht u problemen ondervinden bij het installeren van de USB driver… Tonen van boodschappen Technische gegevens .............................................. 273 252 252 252 Gebruik van de camera met een Macintosh computer ................................................. 253 Selecteren van het benodigde software Systeemvereisten voor uw computer Beheren van beelden op een Macintosh Weergave van een film op uw Macintosh Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) Registreren als cameragebruiker 270 271 253 254 255 256 258 258 8 INLEIDING • Het SD logo is een geregistreerd handelsmerk. • Windows, Internet Explorer, Windows Media en DirectX zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation. • Macintosh en QuickTime zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc. • MultiMediaCard is een handelsmerk van Infineon Technologies AG van Duitsland en onder licentie bij MultiMediaCard Association (MMCA). • Adobe en Reader zijn ofwel geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in the US en/of andere landen. • Ulead is een handelsmerk van Ulead Systems,Inc. • Namen van andere fabrikanten, producten en diensten die gebruikt worden in deze gebruiksaanwijzing kunnen ook handelsmerken of dienst merken zijn van anderen. • Photo Loader en Photohands zijn eigendom van CASIO COMPUTER CO., LTD. Met uitzondering van het bovengenoemde, vallen alle auteursrechten en andere gerelateerde rechten van deze applicaties aan CASIO COMPUTER CO., LTD. BELANGRIJK! • The inhoud van deze gebruiksaanwijzing is onder voorbehoud en kan zonder voorafgaande mededeling worden veranderd. • CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor schade of verlies voortvloeiend uit het gebruik van deze gebruiksaanwijzing. • CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor verlies of eisen tot schadevergoeding door derden die voortvloeien uit het gebruik van of defecten aan de EX-Z850. • CASIO COMPUTER CO., LTD. zal niet aansprakelijk gesteld worden voor schade of verlies door u of door derden door het gebruik van Photo Loader en/of Photohands. • CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor schade of verlies door het wissen van data als gevolg van een defect, reparaties of het vervangen van de accu. Zorg er altijd voor een reservekopie te maken van belangrijke data op andere media om u in te dekken tegen verlies. • Merk op dat de voorbeeldschermen en productafbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing ietwat kunnen afwijken van de schermen en configuratie van de camera in werkelijkheid. 9 INLEIDING ■ LCD paneel Het LCD paneel is een product van de nieuwste LCD fabrikagetechnologie die een beeldpundeffecttiviteit van 99,99% behaalt. Dat betekent dat minder dat 0,01% van het totaal aan beeldpunten defect is (d.w.z. ze gaan niet branden of ze blijven juist altijd branden. Kenmerken • 8,1 miljoen effectieve beeldpunten De CCD voorziet in 8,32 miljoen beeldpunten voor beelden met een uitstekende resolutie en detail. • 2,5-inch TFT LCD kleurenscherm • 8,0 MB ingebouwd geheugen Beelden kunnen opgenomen worden zonder gebruik van een geheugenkaart. ■ Door auteursrechten opgelegde beperkingen Behalve met als doeleinde uw eigen persoonlijke genoegen is het kopiëren van snapshotbestanden, filmbestanden en audiobestanden zonder toestemming in overtreding met auteursrechten en internationale verdragen. Het tegen vergoeding of gratis distribueren van dergelijke bestanden aan derden via het internet zonder toestemming van de eigenaar van de auteursrechten is in overtreding met de wetgeving ten aanzien van auteursrechten en internationale verdragen. • Meegeleverd met een USB slede De meegeleverd USB slede kan gebruikt worden voor het opladen van de accu van de camera (pagina 37) en om beelden via een televisietoestel te bekijken (pagina 180) en voor het oversturen van beelden naar een computer (pagina 238). Met de fotostandaardfunctie kunt u beelden bekijken terwijl de camera op staat te laden op de slede (pagina 174). • Opnamefunctie (REC) of weergavefunctie (PLAY) inschakelen (pagina 45) Druk op de [ ] (REC) of op de [ ] (PLAY) om de camera in te schakelen en de gewenste functie in te schakelen. • AF hulpverlichting (pagina 59) Verbetert de nauwkeurigheid van de autofocus bij het maken van foto’s als er weinig licht is. 10 B INLEIDING • 24X naadloze zoom (pagina 63) 3X optische zoom, 8X digitale zoom • Drie belichtingsfuncties (pagina 92) Er zijn drie belichtingsfuncties die de lensopening en de sluitersnelheid bepalen: lensopeningsprioriteit AE (A functie), sluitersnelheidprioriteit AE (S functie) en handmatige belichting (M functie). • Flitshulp (pagina 71) Dit attribuut compenseert wanneer de flitsintensiteit niet sterk genoeg is zodat beelden beter belicht worden. • Vijf doorlopende sluiterfuncties (pagina 97) Naast de sluiterfunctie met normale snelheid kunt u ook de doorlopende sluiterfunctie met hoge snelheid, de doorlopende sluiterfunctie met flits, de doorlopende sluiterfunctie met zoom of de meervoudige doorlopende sluiterfunctie selecteren. • Drievoudige zelfontspanner (pagina 73) De zelfontspanner kan ingesteld worden om drie maal automatisch te werken. • Automatische macrofunctie (pagina’s 81, 83) De automatische macrofunctie schakelt over naar de macrofunctie wanneer de afstand tussen de camera en het onderwerp korter is dan het automatische scherpstelbereik. • Beste shot (BEST SHOT) (pagina 103) Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde voorbeeldscenes er één en de camera zal de instellingen maken voor de scene die u selecteerde. Dit is de handige manier om instellingen snel en gemakkelijk te maken voor mooie foto’s. Nieuwe BEST SHOT voorbeelddecors omvatten o.a. instellingen voor hoge gevoeligheid en de anti-trilfunctie. • Snelsluiter (pagina 81) Wanneer u de sluitertoets in zijn geheel indrukt zonder te pauzeren zal de camera onmiddellijk het beeld opnemen zonder te wachten totdat het automatische scherpstellen (Auto Focus) uitgevoerd is. Dit maakt het mogelijk voor u die speciale momenten op te nemen zonder dat u hoeft te wachten voor automatische scherpstellen (Auto Focus). • Business Shot (pagina 111) De Business Shot instelling corrigeert automatisch rechthoekige vormen zoals de beelden van naamkaartjes, documenten, een witbord of soortgelijke voorwerpen wanneer deze vanuit een hoek worden opgenomen. • Selectie van het autofocusgebied (pagina 82) Wanneer de instelling “ Multi” (multi-patroon) wordt ingesteld voor het autofocus kader, neemt de camera negen metingen op verschillende punten en selecteert automatisch de beste. 11 INLEIDING • Real-time RGB histogram (pagina 134) Een in-beeld histogram laat u de belichting bijstellen terwijl u bekijkt hoe dit de algehele beeldhelderheid beïnvloedt, hetgeen het maken van shots bij moeilijke belichtingsomstandigheden nu makkelijker maakt dan ooit te voren. • Herstellen van een oude foto (pagina 113) U kunt de procedure in dit hoofdstuk gebruiken om een oude, verbleekte foto te herstellen met de kleuren die worden verstrekt door de moderne digitale cameratechnologie. • ID fotofunctie (pagina 116) Na opname van een portret kunt u een pagina afdrukken met een aantal verschillende versies met standaard afmetingen voor foto voor identiteitsbewijzen (ID). • EX menu (pagina 149) Het EX menu geeft toegang tot vier vaak gebruikte instellingen. • Keystone correctie (pagina 156) Met een eenvoudige bedieningshandeling kunt u keystone correctie aanbrengen, hetgeen nodig is wanneer u het beeld van een (school) bord of een poster vanuit een hoek opneemt. • Filmopname met geluid (pagina 118) VGA grootte, met 30 beelden/seconde in MPEG-4 formaat • Een keuze van filmopnamefunctie (pagina 118) Naast een filmfunctie (Movie) voor normale filmopname kunt u ook de MOVIE BEST SHOT functie gebruiken om één van de ingebouwde voorbeeldfilmscenes te selecteren voor het instellen van de scene die u selecteerde. MOVIE BEST SHOT scenes omvatten “Short Movie” (korte film - voor het opnemen van korte filmpjes) en “Past Movie” (voorafgaande film - waarvan de opname reeds vijf seconden begonnen is voordat u op de sluitertoets heeft gedrukt). • Kleurcorrectie (pagina 157) Neem gewoonweg het beeld van een oude foto op om de kleuren ervan te herstellen. • Ingebouwde beeldbewerkingsfuncties U kunt de witbalans (pagina 159) en helderheid (pagina 161) van beelden na opname met eenvoudige bewerkingen veranderen. • Audio Snapshot functie (pagina 131) Gebruik deze functie om snapshots op te nemen die audio bevatten. • Bewegende afdrukfunctie (MOTION PRINT) (pagina 168) Neem beelden van een film op en creëer stilbeelden die geschikt zijn om te worden afgedrukt. • Spraakopname (pagina 133) Snel en gemakkelijk opnemen van spraakdata. 12 INLEIDING • Kalenderscherm (pagina 171) Een simpele bedieningshandeling geeft een kalender met een volledige maand weer op het beeldscherm van de camera. Elk dag van de volledige maandkalender toont een thumbnail van het eerste bestand dat op die datum was opgenomen hetgeen het zoeken naar een bepaald bestand gemakkelijker en sneller. • PRINT Image Matching III Compatibel (pagina 219) Beelden omvatten PRINT Image Matching III data (functie instelling en andere camera instelinformatie). Een printer die PRINT Image Matching III ondersteunt, leest deze data en stemt het afgedrukte beeld daarop af zodat de beelden er uit komen zoals u bedoeld had toen u ze opnam. • Wereldtijd (pagina 196) Door een eenvoudige bediening wordt de huidige tijd ingesteld voor de huidige plaats. U kunt uit 162 steden in 32 tijdzones kiezen. • DCF data opslag (pagina 234) Het DCF (Design rule for Camera File system) data opslagprotocol voorziet in beeld compatibiliteit tussen camera en printers. • Ondersteuning voor SD geheugenkaarten en MMC (MultiMediaCard = multimedia kaart) voor geheugenuitbreiding (pagina 203) • Bijgesloten met Photo Loader en Photohands (pagina’s 242, 245, 255) Uw camera wordt geleverd met Photo Loader, de populaire applicatie die automatisch beelden laadt van uw camera naar uw PC. Ook is Photohands bijgesloten, een applicatie die het retoucheren van beelden versnelt en vergemakkelijkt. • Digital Print Order Format (DPOF) (pagina 211) Beelden kunnen gemakkelijk afgedrukt worden in de gewenste volgorde door gebruik te maken van een DPOF-compatibele printer. DPOF kan ook gebruikt worden voor het specificeren van beelden en hoeveelheden door professionele afdrukdienstverleningen. • PictBridge en USB DIRECT-PRINT ondersteuning (pagina 214) Sluit direct aan op een printer die compatibel is met PictBridge of USB DIRECT-PRINT en u kunt beelden afdrukken zonder dit via de computer te doen. 13 INLEIDING • Gebruik de flitser nooit als het te dicht bij de ogen van het onderwerp is. Intens licht kan schade toebrengen aan het gezichtsvermogen als de flitser op te korte afstand wordt gebruikt, in het bijzonder geldt dit voor kinderen. Bij gebruik van de flitser dient de camera minstens één meter van de ogen van het onderwerp gehouden te worden. • Houd de camera uit de buurt van water en andere vloeistoffen en laat hem nooit nat worden. Vocht brengt het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee. Gebruik de camera nooit buiten in de regen of sneeuw, bij de kust of op het strand, in de badkamer, enz. • Mocht een vreemd voorwerp of water de camera binnendringen, schakel deze dan onmiddellijk uit. Verwijder daarna de accu uit de camera en/of het netsnoer van de netadapter uit het stopcontact en neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende CASIO onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de camera onder deze omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee. Voorzorgsmaatregelen ■ Algemene voorzorgsmaatregelen Let erop altijd de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen na te leven wanneer u de EX-Z850 gebruikt. Alle verwijzingen in deze gebruiksaanwijzing naar “camera” verwijzen naar de CASIO EX-Z850 digitale camera. • Probeer nooit beelden op te nemen of het ingebouwde display te gebruiken terwijl u een motorvoertuig aan het besturen bent of terwijl u aan het lopen bent. Dit creëert namelijk het gevaar op een ernstig ongeluk. • Probeer nooit de behuizing van de camera te openen of zelf reparaties uit te voeren. Als de interne hoogspanningscomponenten ontbloot worden, creëert dit gevaar op elektrische schok. Laat onderhoud en reparatiewerkzaamheden altijd over aan door een CASIO erkende onderhoudswerkplaats. • Houd de kleine onderdelen en accesoires van deze camera buiten het bereik van kleine kinderen. Mocht een klein onderdeel per ongeluk ingeslikt worden, neem dan onmiddellijk contact op met uw arts. • Richt de flitser nooit op een persoon die een motorvoertuig aan het besturen is. Dit kan hinderlijk zijn en het gevaar op een ongeluk met zich meebrengen. 14 INLEIDING • Mocht u ooit rook of een vreemde geur bespeuren bij de camera, schakel de camera dan onmiddellijk uit. Er daarbij op lettend dat u uw vingers niet brandt, verwijder daarna de accu uit de camera en/of het netsnoer van de netadapter uit het stopcontact en neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende CASIO onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de camera onder deze omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee. Overtuig u er eerst van dat er geen rook meer uit de camera komt en neem de camera dan ter reparatie mee naar de dichtstbijzijnde CASIO erkende onderhoudswerkplaats. Probeer onderhoud en reparaties nooit zelf uit te voeren. • Gebruik de netadapter nooit om andere apparatuur dan deze camera van spanning te voorzien. Gebruik ook nooit een andere netadapter dan de meegeleverde om deze camera van spanning te voorzien. • Bedek de netadapter nooit met een plaid, een deken of een andere afdekking terwijl hij gebruikt wordt en gebruik de adapter ook niet bij een kachel. • Trek de stekker van het netadaptersnoer minstens eens per jaar uit het stopcontact en reinig het gedeelte bij de stekers van de stekker. Stof kan zich ophopen rond de stekers en gevaar op brand met zich meebrengen. • Mocht de behuizing van de camera ooit breken doordat de camera gevallen is of op andere manier blootgesteld is aan een ruwe behandeling, schakel dan onmiddellijk de spanning uit. Verwijder daarna de accu van de camera en/of haal de stekker van het netadaptersnoer uit het stopcontact en neem contact op met de dichtstbijzijnde CASIO erkende onderhoudswerkplaats. • Gebruik de camera nooit in een vliegtuig of een andere plaats waar het gebruik ervan verboden is. Dit kan namelijk het gevaar op een ongeluk met zich meebrengen. • Materiële schade en defecten van deze camera kunnen er toe leiden dat de in het geheugen opgeslagen data gewist wordt. Maak altijd reservekopieën van data door ze over te sturen naar het geheugen van een PC. • Open nooit het accudeksel, verbreek nooit de aansluiting van de netadapter met de camera en trek deze nooit uit het stopcontact terwijl een beeld wordt opgenomen. Niet alleen maakt dit het onmogelijk de huidige beelden op te nemen, het kan ook de andere beelddata beschadigen die reeds opgeslagen waren in het bestandgeheugen van de camera. 15 INLEIDING ■ Test voor het gebruik dat de camera goed werkt! ■ Voorzorgsmaatregelen bij data foutlezingen • Uw digitale camera is vervaardigd met digitale precisieonderdelen. Bij elk van de volgende omstandigheden bestaat het gevaar op de beschadiging van data in het bestandgeheugen. Voordat u de camera gebruikt voor het maken van belangrijke opnemen dient u eerst een aantal testbeelden op te nemen om u zich er eerst van te overtuigen dat de resultaten naar wens zijn en de camera juist geconfigureerd is en u hem op de juiste wijze bediend. — Het verwijderen van de accu of de geheugenkaart of het plaatsen van de camera op de USB slede terwijl de camera zojuist bezig is met het opnemen van een beeld of toegang heeft tot het geheugen — Het verwijderen van de accu, het verwijderen van de geheugenkaart of het plaatsen van de camera in de USB slede terwijl de groene bedrijfsindicator nog aan het knipperen is nadat u de camera uitgeschakeld heeft — Het verbreken van de aansluiting van de USB kabel of het verwijderen van de camera uit de USB slede of het loskoppelen van de netadapter van de USB slede terwijl het versturen van data plaatsvindt — Lage batterijspanning — Andere abnormale omstandigheden Elk van de bovengenoemde omstandigheden kan er toe leiden dat een foutlezing op het scherm verschijnt (pagina 271). Volg de aanwijzingen in de melding om de oorzaak van de foutlezing te elimineren. 16 INLEIDING ■ Voorwaarden voor juiste werking ■ Condens • Deze camera is ontworpen voor gebruik bij temperaturen tussen 0°C en 40°C. • Gebruik de camera niet en berg hem niet op de volgende plaatsen op. • Wanneer u de camera binnen brengt op een koude dag of op een andere manier blootstelt aan plotselinge veranderingen in temperatuur, bestaat de mogelijkheid dat condens zich kan gaan vormen op de buitenkant of op de inwendige componenten. Condens kan defectieve werking veroorzaken zodat u moet vermijden dat de camera blootstaat aan omstandigheden die condens kunnen veroorzaken. • Om te voorkomen dat condens überhaupt gevormd wordt, dient u de camera in een plastic tas te plaatsen voordat u hem naar een plaats brengt die veel warmer of kouder is dan de huidige plaats. Laat de camera in de plastic tas totdat de lucht in de tas de kans heeft gekregen om dezelfde temperatuur als die van de nieuwe plaats heeft bereikt. Mocht condens zich toch gevormd hebben, verwijder dan de accu van de camera en laat het accudeksel voor enkele uren open. — Op plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht. — Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of veel stof. — In de omgeving van airconditionings, kachels of andere plaatsen die blootstaan aan extreme temperaturen. — Binnenin een gesloten voertuig, in het bijzonder wanneer deze in de zon geparkeerd staat. — Op plaatsen die blootstaan aan sterke trillingen. 17 INLEIDING ■ Stroomvoorziening ■ Onderhoud van uw camera • Gebruik enkel de speciale oplaadbare lithium-ion accu NP-40 om deze camera van stroom te voorzien. Het gebruik van een ander type accu wordt niet ondersteund. • Deze camera heeft geen gescheiden batterij voor de klok. De instellingen voor de datum en de tijd worden teruggesteld telkens wanneer via de accu en/of de USB slede voor ongeveer 24 uur geen spanning wordt toegevoerd aan de camera. Zorg er voor deze instellingen opnieuw te configureren als de stroom wordt onderbroken (pagina 194). • Vingerafdrukken, stof en anderszins bevuilen van de lens kan op de juiste manier opnemen belemmeren. Raak de lens nooit met de vingers aan. U kunt stofdeeltjes van de lens verwijderen met een lensblazer. Veeg vervolgens het oppervlak van de lens af met een zachte lensdoek. • Vingerafdrukken, vuil en andere ongewenste spullen op de flitser kunnen storing veroorzaken bij een juiste werking van de camera. Vermijd het aanraken van de flitser. Mocht de flitser toch vuil worden, veeg hem dan af met een zachte, droge doek. • Als de buitenkant van de camera gereinigd dient te worden, veeg deze dan af met een zachte, droge doek. ■ Lens • Oefen nooit te veel kracht uit bij het reinigen van het oppervlak van de lens. Word dit toch gedaan, dan kan de lens bekrast raken en defecten worden veroorzaakt. • U kunt mogelijk af en toe vervorming waarnemen in bepaalde soorten beelden waarbij er een kleine buiging optreedt bij lijnen die recht zouden moeten zijn. Dit komt door de karakteristieken van de lens/het objectief en duidt niet op een defect van de camera. ■ Overige • Tijdens het gebruik kan de camera ietwat warm worden. Dit duidt niet op een defect. 18 SNELSTARTGIDS SNELSTARTGIDS Laad de accu eerst op! 1. Leg de accu in de camera 2. Plaats de camera in de USB slede om de accu op te (pagina 35). laden (pagina 37). • Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft. • Het kost ongeveer 180 minuten voor de accu om volledig op te laden. 1 1 Inlaat type 2 2 Stopnok ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ 1 Insteek type 3 19 Oplaadindicator [CHARGE] Opladen: licht rood op Opladen voltooid: licht groen op SNELSTARTGIDS Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen • Let erop det volgende instellingen te configureren voordat u de camera gebruikt voor het opnemen van beelden. Zie pagina 51 voor details. • Maakt u een fout tijdens het instellen van de taal of de klok met de volgende procedure, dan dient u het menu van de camera te gebruiken om instellingen van de taal (pagina 198) of de klok (pagina 194) afzonderlijk te veranderen. 1. Druk op de spanningstoets om de camera in te schakelen. 2. Gebruik [왖], [왔], [왗] en [왘] om de gewenste taal te selecteren. 3. Druk op [SET] om de taalinstelling te registreren. 4. Selecteer het gewenste geografische gebied m.b.v. 1 [왖], [왔], [왗] en [왘] en druk vervolgens op [SET]. 5. Selecteer de gewenste stad m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. 6. Selecteer de gewenste zomertijdinstelling m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. 7. Selecteer de gewenste datumformaatinstelling 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. 8. Stel de datum en de tijd in. [왖] [왗] [왘] [왔] [SET] 9. Druk op [SET] om de klokinstellingen te registreren en het instelscherm te verlaten. 20 C SNELSTARTGIDS Opnemen van een beeld Zie pagina 54 voor details. Vergeet niet voordat u een in de handel verkrijgbare geheugenkaart in gebruikt neemt, de kaart eerst te formatteren met de formatteerprocedure van de camera. Zie pagina 206 voor het formatteren van een geheugenkaart. Snapshotfunctie icoon Groene bedrijfsindictator 1 1. Druk op [ 3 4 Scherpstelkader ] (REC). • Hierdoor wordt de REC (opname) functie ingeschakeld. 2. Zet de functiedraairegelaar op “ ” (snapshot functie). 3. Richt de camera op het onderwerp, gebruik het beeldscherm of druk op de zoeker om het beeld te componeren en druk daarna de sluitertoets half in. • Nadat de camera klaar is met het automatische scherpstellen wordt het scherpstelkader groen en gaat de groene bedrijfsindicator branden. 2 4. Houd de camera stil en druk de sluitertoets voorzichtig geheel in. 21 SNELSTARTGIDS Bekijken van een opgenomen beeld Wissen van een beeld Zie pagina 150 voor details. 1. Druk op [ 1 1 2 2, 3, 4, 5 ] (PLAY). • Hierdoor wordt de PLAY (weergave) functie ingeschakeld. 2. Blader m.b.v. [왗] en [왘] door de beelden. Zie pagina 183 voor details. 1. Druk op [ ] (PLAY). 2. Druk op [왔] ( ). 3. Laat het beeld zien dat u wilt uitwissen m.b.v. [왗] en [왘]. 4. Selecteer “Delete” (wissen) m.b.v. [왖] en [왔]. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de beeldwisfunctie te verlaten zonder iets uit te wissen. 5. Druk op [SET] om het beeld te wissen. 22 VOORBEREIDINGEN VOORBEREIDINGEN Dit hoofdstuk bevat informatie die u dient te weten aangaande het gebruik van de camera en wat u dient te doen voordat u daaraan gaat beginnen. Deze term wordt in deze gebruiksaanwijzing gebruikt: De op dat moment geselecteerde opnamefunctie (Snapshot, BEST SHOT, filmopname, MOVIE BEST SHOT, spraakopname) “digitale ruis” Kleine spikkels of “sneeuw” in het opgenomen beeld of op het beeldscherm waardoor het beeld er korrelig uitziet. Betreffende deze gebruiksaanwijzing Dit hoofdstuk bevat informatie over de afspraken die in deze gebruiksaanwijzing worden gebruikt. Betekenis: “een opnamefunctie (REC)” ■ Terminologie De volgende tabel definiëert de terminologie die in deze gebruiksaanwijzing wordt gebruikt. ■ Toetsbediening Deze term wordt in deze gebruiksaanwijzing gebruikt: De bediening van toetsen wordt aangegeven door de toetsnaam binnen haakjes ([ ]). Betekenis: “camera” De CASIO EX-Z850 digitale camera “bestandgeheugen” De plaats waar de camera op het ogenblik beelden opslaat die u opneemt (pagina 56) “accu” De NP-40 oplaadbare lithium-ion accu “oplader” De los verkrijgbare CASIO BC-30L oplader ■ In-beeld tekst De in-beeld tekst wordt altijd door dubbele aanhalingstekens (“ ”) omsloten. 23 VOORBEREIDINGEN ■ Aanvullende informatie Algemene gids • BELANGRIJK! geeft belangrijke informatie aan die u dient te weten om de camera op de juiste manier te gebruiken. • LET OP geeft informatie aan die handig is bij het bedienen van de camera. De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk component, elke toets en elke schakelaar op de camera. Camera ■ Voorkant ■ Bestandgeheugen De term ‘bestandgeheugen’ in deze gebruiksaanwijzing is een algemene term die slaat op de huidige plaats waar uw camera de beelden die u opneemt aan het opslaan is. Dit kan één van de volgende drie lokaties betreffen. 2 3 4 56 • Het ingebouwde flash-geheugen van de camera • Een SD geheugenkaart die in de camera geladen is • Een MultiMediaCard die in de camera geladen is 1 Zie pagina 235 voor meer informatie aangaande hoe de camera beelden opslaat. 8 7 1 Zoomregelaar 2 Sluitertoets 3 Spanningstoets 4 Flitser 24 5 AF hulpverlichting/ opnamelamp (REC)/ zelfontspanner indicator 6 Zoeker 7 Lens 8 Microfoon VOORBEREIDINGEN ■ Achterkant 90 AB ■ Zijkant J Luidspreker K[ ] (doorlopende C J K L D [왖] I E HG F 9 Zoeker 0 Bedrijfsindicator A [ ] (PLAY – weergave) toets ] (REC – opname) toets C Functiedraairegelaar D Polsriemring E Insteltoets [SET] [왗] [왘] [왔] [SET] F [왖][왔][왗][왘] toetsen G Displaytoets [DISP] H [MENU] toets I Beeldscherm B[ 25 sluiter) toets L [EX] toets VOORBEREIDINGEN ■ Onderkant M Stopnok N Geheugenkaartsleuf O Accuvak P Accudeksel Q Aansluiting R Statiefschroefgat * Gebruik dit gat bij montage van een statief. M R Q P ON 26 VOORBEREIDINGEN ■ Voorkant USB slede Door de CASIO digitale camera eenvoudigweg op de USB slede te plaatsen wordt u in staat gesteld de volgende taken te verrichten. 1 • Opladen van de accu (pagina 37) • Bekijken van de beelden m.b.v. de Photo Stand diashow functie (pagina 174). • Aansluitbaarheid op een televisie om beelden via het beeldscherm van een televisietoestel te bekijken (pagina 180). • Direct aansluiten op een printer om afdrukken te maken (pagina 215) • Automatisch oversturen van beelden naar een computer (pagina 220) 2 3 1 Camera aansluiting 2 [USB] indicator 3 [USB] toets 4 Oplaadindicator [CHARGE] 5 Fototoets [PHOTO] 5 4 ■ Achterkant BELANGRIJK! 6 [DC IN 5.3V] • Gebruik enkel de met de camera meegeleverde USB slede (CA-31). Een slede van een ander type wordt niet ondersteund. 6 gelijkspanningsingang (netadapteraansluiting) 7 [ ] (USB poort) 8 AV uitgangsaansluiting [AV OUT] 7 8 27 VOORBEREIDINGEN Inhoud van het beeldscherm Het beeldscherm houdt u via verschillende indicatoren en iconen op de hoogte van de status van uw camera. • Merk op dat de voorbeeldschermen in dit hoofdstuk enkel dienen ter illustratie. Ze komen niet precies overeen met de inhoud van het scherm dat geproduceerd wordt door de camera. Opnamefuncties (REC) ■ Indicators op het scherm 1 2 3 4567 1 Flitserfunctie indicator (pagina 67) 89 Geen Automatisch flitsen Flitser uit 0 A F E D B C Flitser aan Krachtflitser Milde flits Vermindering van het rode ogen effect • Als de camera signaleert dat de flitser gebruikt moet worden terwijl automatisch flitsen geselecteerd is, verschijnt de flitser aan indicator wanneer de sluitertoets halverwege wordt ingedrukt. 2 Scherpstelfunctie indicator (pagina 79) Autofocus • verschijnt enkel tijdens het opnemen van films. • verschijnt enkel kort en verdwijnt dan uit het display als u autofocus (automatisch scherpstellen) selecteert met de toetsaanpassingsfunctie (pagina 137). Panfocus Oneindig Handmatig sherpstellen 28 sluiterfunctie (pagina 97) Enkele snapshot Doorlopende sluiter bij normale snelheid Doorlopende sluiter bij hoge snelheid 3 Witbalansindicator (pagina 89) AWB Doorlopende sluiter met flits Automatisch Daglicht Z Bewolkt Daglichtwit Daglicht Gloeilamp • AWB verschijnt enkel kort en verdwijnt dan uit het display als u Auto (automatisch) selecteert met de toetsaanpassingsfunctie (pagina 137). Doorlopende sluiter met zoom Meervoudige doorlopende sluiter Schaduw Handmatig Macro 4 Doorlopende 5 Zelfontspanner (pagina 73) Geen 10s 2s x3 1-beeld Zelfontspanner 10 sec. Zelfontspanner 2 sec. Drievoudige zelfontspanner VOORBEREIDINGEN 6 Opnamefuncties (REC) (pagina 54) Snapshot BEST SHOT Lensopeningsprioriteit AE Sluitersnelheidsprioriteit AE Handmatige belichting Film MOVIE BEST SHOT functie Korte filmfunctie Voorafgaande filmfunctie Audio snapshot 9• 7 Meetfunctie indicator (pagina 143) Geen 8• Snapshots: Beeldkwaliteit (pagina 77) F : Fijn N : Normaal E : Economisch • Films: Beeldkwaliteit (pagina 119) HQ : Hoge kwaliteit NORMAL : Normaal LP : Langzame snelheid A Opnamelampindicator (REC) (pagina 130) Auto (automatisch) On (aan) Geen Off (uit) B Datum en tijd (pagina 194) C Accucapaciteit (pagina 40) Multi-patroon meten D Histogram (pagina 134) Centrum-georiënteerd meten Puntmeten E Anti-trilindicator Snapshots: Beeldformaat (pagina 76) • Films: Opnametijd (pagina 121) • Als de instelling van één van de volgende functies veranderd wordt, verschijnt een icoongids hulpboodschap (pagina 139) op het beeldscherm. U kunt icoonhulp uitschakelen als u dat wilt. — Scherpstelfunctie, witbalans, zelfontspanner, Metering (meten), opnamefuncties — Image size (beeldformaat), white balance (witbalans), AF area (autofocusgebied) van het EX menuscherm (pagina 149) 0• Spraakopname • De en iconen verschijnen wanneer u “Short Movie” (korte film) of “Past Movie” (voorafgaande film) selecteert als MOVIE BEST SHOT scene (pagina 123). LET OP Snapshots: Geheugencapaciteit (pagina’s 58, 273) • Films: Resterende opnametijd (pagina 120) (pagina 108) F Scherpstelkader (pagina 57) • Scherpstellen voltooid: groen • Scherpstelstoring: rood 29 VOORBEREIDINGEN ■ Belichtingspaneel G Het belichtingspaneel is een gebied in de rechter benedenhoek van het beeldscherm tijdens de opnamefuncties (REC) dat verschillende instelbare parameters aangeeft. U kunt het belichtingspaneel ook gebruiken om belichtingsinstellingen bij te stellen. H I J K Belichtingspaneel G Digitale zoomindicator (pagina 65) • De volgende uitleg betreft de items die verschijnen op het belichtingspaneel. Merk op dat de huidige opnamefunctie (REC) bepaalt welke items verschijnen. H ISO gevoeligheid (pagina 142) I Lensopeningwaarde (pagina’s 31, 58, 93, 96) J Sluitersnelheidwaarde (pagina’s 31, 58, 95, 96) K Zoomindicator (pagina 65) • De linkerkant geeft optische zoom aan. • De rechterkant geeft digitale zoom aan. LET OP • Bij een sluitersnelheid, lensopening of ISO gevoeligheid die buiten het bereik ligt, wordt de corresponderende waarde in het beeldscherm oranje. 30 VOORBEREIDINGEN 1 Lensopeningwaarde (pagina’s 93, 96) 3 EV verschuiving Stel de lensopening bij m.b.v. dit item. • De lensopeningwaarde wordt aangegeven in het Lensopeningwaarde belichtingspaneel wanneer de functiedraairegelaar ingesteld staat op “A” (lensopening prioriteit AE) of op “M” (handmatige belichting). (belichtingscompensatiewaarde) (pagina 88) Gebruik dit item om de waarde van de belichtingscompensatie (EV EV verschuiving verschuiving) in te stellen. • De EV verschuivingswaarde verschijnt in het belichtingspaneel wanneer de functiedraairegelaar ingesteld wordt op “A” (lensopening prioriteit AE) of “S” (sluitersnelheid prioriteit AE). De EV verschuivingswaarde verschijnt ook wanneer de functiedraairegelaar ingesteld wordt op een andere instelling dan “M” (handmatige belichting), wanneer “EV Shift” (EV verschuiving) toegewezen is als de “L/R Key” (L/R toets) functie (pagina 137). 2 Sluitersnelheid (pagina’s 95, 96) Stel de sluitersnelheid bij m.b.v. dit item. • De sluitersnelheidwaarde wordt aangegeven in het belichtingspaneel Sluitersnelheid wanneer de functiedraairegelaar ingesteld staat op “S” (sluitersnelheid prioriteit AE) of op “M” (handmatige belichting). 4 Handmatige scherpstellingsinstelling (MF) (pagina 85) Stel handmatig scherp m.b.v. dit item. • Het handmatige scherpstel instelitem wordt aangegeven in het Handmatige belichtingspaneel wanneer scherpstellingsinstelling handmatige scherpstelling is (MF) geselecteerd (aangegeven door “ ” m.b.v.) [왖] ( ). 31 VOORBEREIDINGEN 5 • Snapshots: Beeldformaat Weergavefunctie (PLAY) 12 (pagina 76) • Films: Beeldkwaliteit (pagina 119) HQ : Hoge kwaliteit NORMAL : Normaal LP : Langzame snelheid 3 4 5 6 7 8 9 F E 6 ISO gevoeligheid (pagina 142) 7 Lensopeningwaarde (pagina’s 58, 93, 96) 8 Sluitersnelheidwaarde (pagina’s 58, 95, 96) D CB A 0 1 Weergavefunctie (PLAY) bestand type Snapshot Film MOVIE BEST SHOT functie Audio snapshot Spraakopname 2 Beeldbeveiligingindicator (pagina 186) (pagina 194) 3 Mapnaam/bestandnaam 0 Meetfunctie indicator (pagina 185) (pagina 143) Voorbeeld: Wanneer een bestand dat CIMG0023.JPG heet opgeslagen is in een map die 100CASIO heet Multi-patroon meten Centrum-georiënteerd meten 100-0023 Korte filmfunctie Voorafgaande filmfunctie 9 Datum en tijd Mapnaam Puntmeten Bestandnaam A Witbalansindicator 4• Snapshots: Beeldkwaliteit (pagina 77) F : Fijn N : Normaal E : Economisch • Films: Opnametijd (pagina 121) (pagina’s 89, 159) AWB Automatisch Daglicht Bewolkt Schaduw 32 Daglichtwit Daglicht Gloeilamp Handmatig B Flitserfunctie indicator (pagina 67) Flitser aan Flitser uit Krachtflitser Milde flits Vermindering van het rode ogen effect C Opnamefunctie (REC) (pagina 54) Snapshot BEST SHOT D Accucapaciteit (pagina 40) E Histogram (pagina 134) F EV waarde (pagina 88) VOORBEREIDINGEN BELANGRIJK! Veranderen van de inhoud van het beeldscherm • Sommige informatie wordt mogelijk niet juist getoond als het een beeld betreft dat opgenomen was met een ander model camera. Telkens bij indrukken van [DISP] verandert de inhoud van het beeldscherm zoals hieronder aangegeven. ■ Opnamefuncties (REC) 33 Indicators aan Histogram aan Beeldscherm uit Indicators uit VOORBEREIDINGEN ■ Weergavefunctie (PLAY) Indicators aan BELANGRIJK! • Door indrukken van [DISP] zal de inhoud van het beeldscherm niet veranderen tijdens standby of opname van een audio snapshot. • De beeldschermen kunnen niet uitgeschakeld worden terwijl de opnamefunctie van de camera een BEST SHOT scene gebruikt of als de filmopname gepauzeerd is. • Door indrukken van [DISP] tijdens de spraakopnamefunctie (REC) wordt het beeldscherm (“indicators aan”) in- en uitgeschakeld. Door indrukken van [DISP] tijdens tonen van een spraakopnamebestand van de weergavefunctie (PLAY) wordt heen en weer geschakeld tussen “indicators aan” en “indicators uit”. • Bij afspelen van de inhoud van een spraakopnamebestand terwijl “indicators uit” geselecteerd is (alleen spraakopnamebestandicoon op het beeldscherm) zal het beeldscherm ongeveer twee seconden nadat u op [SET] drukt om de weergave te starten donker worden. De spraakopnamebestandicoon (indicators uit) zal opnieuw te voorschijn komen nadat de weergave voltooid is. Histogram/details aan Indicators uit 34 VOORBEREIDINGEN Vastmaken van de polsriem Spanningsvereisten Maak de polsriem vast aan de polsriemring zoals aangegeven in de afbeelding. Uw camera wordt door een oplaadbare lithium-ion accu (NP-40) van stroom voorzien. Inleggen van de oplaadbare accu 1. Schuif het accudeksel in de door de pijl aangegeven richting en open het dan. Polsriemring BELANGRIJK! • Zorg ervoor de polsriem om uw pols te houden wanneer u de camera aan het gebruiken bent om te voorkomen dat hij onverhoeds valt. • De meegeleverde polsriem is enkel bedoeld voor gebruik met deze camera. Gebruik de polsriem niet voor andere toepassingen. • Gebruik de polsriem nooit om de camera mee rond te zwaaien. 35 VOORBEREIDINGEN 2. Richt de accu met het 왖 merkteken in de 3. Sluit het accudeksel en schuif het vervolgens richting van het accucompartiment en duw de stopnok uit de weg met de zijkant van de accu terwijl u die in de camera aan het laden bent. in de door de pijl aangegeven richting. Stopnok NP-40 BELANGRIJK! • Gebruik alleen de speciale oplaadbare lithium-ion accu NP-40 om deze camera van stroom te voorzien. Het gebruik van een ander type accu wordt niet ondersteund. • Druk tegen de onderkant van de accu en let er op dat de stopnok stevig op zijn plaats vergrendelt. De accu is niet volledig opgeladen wanneer u de camera na aanschaf voor de eerste maal in gebruik neemt. U dient de accu dus op te nemen voordat u de camera voor de eerste maal in gebruik neemt. 36 VOORBEREIDINGEN LET OP Opladen van de accu • De meegeleverde netadapter is ontworpen voor werking op elke voeding tussen 100V en 240V wisselspanning. Merk echter op dat de vorm van de stekker afhangt van het land waar de camera aangeschaft wordt. Bent u van plan de netadapter te gebruiken in een land waar de vorm van de netstekker afwijkt van die in uw land, vervang dan het netsnoer door een ander netsnoer dat meegeleverd werd met de camera of schaf een los in de handel verkrijgbaar netsnoer aan dat past bij de stopcontacten in het desbetreffende land. • Gebruik de netadapter nooit met een transformator. 1. Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang) aansluiting van de USB slede en steek de stekker in het stopcontact. • Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft. USB slede 5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V] ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Netadapter USB slede Netadapter 5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V] Netsnoer 37 VOORBEREIDINGEN LET OP • De oplaadindicator [CHARGE] op de USB slede zou rood moeten worden om aan te geven dat het opladen gestart is. De oplaadindicator [CHARGE] wordt groen wanneer het opladen voltooid is. • Het kost ongeveer 180 minuten voor de accu om volledig op te laden. De werkelijke oplaadtijd hangt af van de huidige accucapaciteit en de oplaadomstandigheden. • De netadapter is ontworpen voor werking op spanning van 100 V tot 240 V wisselstroom. Merk echter op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft. Het is uw eigen verantwoordelijkheid of de stekker van de netadapter past bij het stopcontact als u in het buitenland bent. • Gebruik de netadapter nooit met een transformator. 4. Neem na het opladen de camera uit de USB 2. Schakel de camera uit. slede. 3. Plaats de camera op de USB slede met het beeldscherm naar voren gericht zoals aangegeven in de afbeelding. • Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij nog ingeschakeld is. Oplaadindicator [CHARGE] 38 VOORBEREIDINGEN • Mocht de [CHARGE] oplaadindicator rood gaan knipperen dan betekent dit dat er een probleem bij het opladen optreedt. Een probleem kan op één van de volgende condities wijzen: een probleem met de slede, een probleem met de camera of een probleem met de accu of hoe die ingelegd is. Neem de camera van de USB slede af en monteer hem opnieuw om te kijken of hij nu wel goed werkt. • De enige bewerkingen die uitgevoerd kunnen worden terwijl de camera op de USB slede geplaatst is, zijn: Opladen van de accu, fotostandaard, beeldafgifte naar een televisietoestel en USB datacommunicatie. BELANGRIJK! • Gebruik enkel de USB slede (CA-31) die met de camera wordt meegeleverd of de los verkrijgbare oplader (BC-30L) om de speciale oplaadbare lithiumion accu NP-40 op te laden. Gebruik nooit andere oplaadtoestellen. • Gebruik enkel de meegeleverde netadapter. Gebruik nooit een ander type netadapter. Gebruik de los verkrijgbare AD-C30, AD-C40, AD-C620 en AD-C630 netadapters in geen geval met deze camera. • Let er op dat de camera aansluiting van de USB slede stevig en zover mogelijk in de camera aansluiting zit. • De oplaadindicator [CHARGE] kan oranje branden en het opladen begint soms niet onmiddellijk als u de camera net daarvoor nog gebruikte (waardoor de accu warm wordt) of als u de accu probeert op te laden terwijl de omgevingstemperatuur te hoog of juist te laag is. Wacht in dit geval gewoon een poosje totdat de accu de normale temperatuur bereikt heeft. De [CHARGE] indicator wordt rood en het opladen begint wanneer de accu zich binnen het toegestane oplaadtemperatuurbereik bevindt. 39 VOORBEREIDINGEN ■ Als de camera niet normaal werkt ■ Lege accu indicator Dat kan betekenen dat er een probleem is met de manier waarop de accu ingelegd is. Voer de volgende stappen uit. Hieronder wordt aangegeven hoe de accucapaciteitsindicator op het beeldscherm verandert naarmate meer accustroom wordt gebruikt. De indicator geeft aan dat de accu vrijwel leeg is. Merk op dat u beelden mogelijk niet kan opnemen terwijl de indicator aangeeft. Laad de accu onmiddellijk op wanneer een van deze indicators verschijnt. 1. Verwijder de accu uit de camera en controleer of de contactpunten van de accuaansluitingen vuil zijn. Mocht dit het geval zijn, veeg deze dan af met een droge doek. Accuniveau 2. Controleer dat het netsnoer van de netadapter stevig aangesloten is op het stopcontact en op de USB slede. Hoog Laag Indicator • Mochten dezelfde symptomen zich opnieuw voordoen wanneer u de camera op de USB slede plaatst nadat u de bovenstaande stappen heeft ondernomen, neem dan contact op met een CASIO erkende onderhoudswerkplaats. BELANGRIJK! • Zie pagina 277 voor informatie betreffende de levensduur van de batterijen. • Doordat er andere stroomvereisten zijn voor de verschillende functies kan de accucapaciteitsindicator een lager niveau aangeven tijdens de weergavefunctie (PLAY) dan tijdens een opnamefunctie (REC). Dit is normaal en duidt niet op een defect. 40 VOORBEREIDINGEN ■ Tips om de lading van de accu langer te laten meegaan Vervangen van de accu • Mocht u de flitser niet hoeven gebruiken tijdens het opnemen, selecteer dan (flitser uit) als de flitserfunctie. Zie pagina 67 voor meer informatie. • Schakel de automatische spanningsuitschakelfunctie (Auto Power Off) en de sluimerfunctie (Sleep) (pagina 47) in om u te beschermen tegen het onnodig verkwisten van stroom als u vergeet de spanning van de camera uit te schakelen. • Gebruik de “0” instelling voor de helderheid van het beeldscherm om minder stroom te gebruiken (pagina 199). 1. Open het accudeksel. 2. Trek de stopnok in de door de pijl aangegeven richting. • Hierdoor zal de accu gedeeltelijk uit de sleuf komen. Stopnok 3. Laat de stopnok los en trek de accu uit de camera. • Let erop dat u de accu niet laat vallen. 4. Leg een nieuwe accu in de camera (pagina 35). 41 VOORBEREIDINGEN • Het negeren van de volgende voorzorgsmaatregelen tijdens het gebruik van de accu kan het gevaar op oververhitting, brand en ontploffing met zich mee brengen. — Gebruik nooit een ander type oplader dan de los verkrijgbare oplader die gespecificeerd is voor de accu. — Probeer de accu nooit te gebruiken om een ander toestel van stroom te voorzien dan deze camera. — Gebruik de accu nooit nooit of laat hem nooit achter bij open vuur. — Plaats de accu nooit in een magnetron, gooi hem nooit in het vuur en stel hem niet anderszins bloot aan hoge temperaturen. — Let erop dat de accu op de juiste wijze (+ en – polen) ingelegd is wanneer u hem in de camera legt of aan de los verkrijgbare oplader koppelt. — Draag of leg de accu nooit bij voorwerpen die elektriciteit kunnen geleiden (halskettingen, potlood, enz.). — Haal de accu nooit uit elkaar, knutsel er niet aan en stel hem niet bloot aan harde stoten. — Dompel de accu nooit onder in water. — Gebruik de accu nooit en laat hem nooit achter in het directe zonlicht, en een auto die in de zon geparkeerd staat of op een andere laats waar de temperatuur hoog is. Voorzorgsmaatregelen voor de stroomvoorziening Merk de volgende voorzorgsmaatregelen op bij het hanteren of gebruik van de accu en de los verkrijgbare oplader. ■ Voorzorgsmaatregelen voor de accu ● VEILIGHEIDSVOORZORGSMAATREGELEN Zorg ervoor de volgende voorzorgsmaatregelen te lezen voordat u de accu voor de eerste maal in gebruik neemt. LET OP • De term “accu” in deze gebruiksaanwijzing slaat op de CASIO NP-40 oplaadbare lithium-ion accu. • Gebruik enkel de USB slede (CA-31) die met de camera wordt meegeleverd of de los verkrijgbare oplader (BC-30L) om de speciale oplaadbare lithiumion accu NP-40 op te laden. Gebruik nooit andere oplaadtoestellen. 42 VOORBEREIDINGEN • Mocht accuvloeistof onverhoeds op uw kleding of op uw huid komen, was dan onmiddellijk af met schoon leidingwater. Langdurig lichamelijk contact met accuvloeistof kan leiden tot huidirritatie. • Mocht u ooit één van de volgende omstandigheden opmerken tijdens het gebruik, het laden of het opslaan van een accu, koppel hem dan onmiddellijk van de camera of oplader en houd hem uit de buurt van open vuur: — Lekken van vloeistof — Afgeven van een vreemde geur — Afgeven van hitte — Verkleuren van de accu — Vervormen van de accu — Andere abnormale omstandigheden bij de accu • Mocht de accu niet volledig opladen binnen de normale oplaadtijd, stop dan met opladen. Verder opladen kan het gevaar op oververhitting en brand of explosie in de hand werken. • Mocht accuvloeistof onverhoeds in uw ogen komen, dan kan dit ernstige schade toebrengen aan de ogen. Spoel onmiddellijk uw ogen uit met schoon leidingwater en raadpleeg daarna uw arts. • Voordat u de accu gaat gebruiken of opladen, dient u eerst pagina 37 van deze gebruiksaanwijzing en de volledige gebruiksaanwijzing te lezen die met de oplader meegeleverd is. • Mocht de accu gebruikt worden door jonge kinderen, zie er dan op toe dat een verantwoordelijke volwassene de kinderen attent maakt op de voorzorgsmaatregelen en op de juiste behandelingsaanwijzingen zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing en let erop dat ze de accu inderdaad op de juiste manier behandelen. ● VOORZORGSMAATREGELEN TIJDENS HET GEBRUIK • Deze accu is ontworpen voor exclusief gebruik met deze CASIO digitale camera. • Gebruik enkel de USB slede die met de camera meegeleverd wordt of de speciale oplader om de accu op te laden. Gebruik nooit een ander type oplader voor het opladen. • Wordt de accu gebruikt op een koude plaats, dan verkort dit de gebruikstijd die u kunt verwachten van een volledig opgeladen accu. Laad de accu op een plaats op waar de temperatuur tussen 10°C en 35°C is. Opladen buiten dit temperatuurbereik kan er de oorzaak van zijn dat het opladen langer dan gebruikelijk duurt en kan het zelfs onmogelijk zijn om de accu (volledig) op te laden. • Mocht de accu na volledig opladen maar korte tijd werken en daarna weer uitgeput zijn, dan heeft de accu het einde van zijn levensduur bereikt. Vervang hem door een nieuwe. • Veeg de accu nooit af met verdunner, benzeen, alcohol of andere vluchtige chemicaliën of chemisch bewerkte doeken. Dit kan namelijk vervorming van de accu veroorzaken en leiden tot defecten. 43 VOORBEREIDINGEN ■ Voorzorgsmaatregelen voor de USB slede en de netadapter ● VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET OPBERGEN • Bent u niet van plan de camera binnen afzienbare tijd te gebruiken, verwijder dan de accu. Mocht de accu in de camera blijven zitten dan zal hij kleine hoeveelheden stroom afgeven zelfs als de camera is uitgeschakeld, hetgeen kan leiden tot een lege accu of de mogelijkheid dat het laden voor het volgende gebruik langer duurt. • Berg de accu op een koele, droge plaats (20°C of lager). ● GEBRUIK VAN DE ACCU • Zie pagina 37 van deze gebruiksaanwijzing of de gebruiksaanwijzing die met de speciale oplader meegeleverd worden voor informatie betreffende de oplaadprocedures en de oplaadtijd. • Bij vervoer van een accu, dient u die ofwel in opgeladen toestand in de digitale camera te houden of op te bergen in de doos. Waarschuwing! 44 • Gebruik nooit een stopcontact waarvan het voltage verschilt van het op de netadapter aangegeven voltage. Dit kan namelijk het gevaar op elektrische schok met zich meebrengen. Gebruik enkel de netadapter die met deze camera meegeleverd is. • Laat onder geen omstandigheden toe dat het netsnoer doorgesneden wordt of beschadigd raakt, plaats er geen zware voorwerpen op en houd het uit de buurt van hitte. Een beschadigd netsnoer brengt namelijk het gevaar op brand en elektrische schok met zich mee. • Knutsel nooit aan het netsnoer van de netadapter, buig of draai het niet te veel en trek er niet te hard aan. Dit brengt namelijk het gevaar op brand en elektrische schok met zich mee. • Raak de netadapter nooit met natte handen aan. Dit kan namelijk gevaar op elektrische schok met zich meebrengen. • Stel verlengsnoeren en stopcontacten niet bloot aan overlading. Dit brengt namelijk het gevaar op brand en elektrische schok met zich mee. VOORBEREIDINGEN Waarschuwing! • Mocht het snoer van de netadapter beschadigd raken (met een blootliggende interne bedrading) neem dan contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende CASIO onderhoudswerkplaats. Een beschadigd netadaptersnoer brengt namelijk het gevaar op brand en elektrische schok met zich mee. • Gebruik de netadapter waar deze niet nat kan worden. Water breng het risico op brand en elektrische schok met zich mee. • Plaats geen vaas of andere bak met vloeistof bovenop de netadapter. Water breng het risico op brand en elektrische schok met zich mee. In- en uitschakelen van de camera ■ Inschakelen van de camera Druk op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de [ ] (PLAY) toets. De groene bedrijfsindicator licht even op waarna de spanning ingeschakeld wordt. De functie van de camera hangt af van welke toets u indrukt om hem in te schakelen. • Let er op dat u de camera altijd uit de USB slede haalt voordat u de aansluiting van de netadapter maakt of verbreekt. • Bij het opladen, het uitwisselen van USB data communicatie en het gebruik van de Photo Stand functie kan de netadapter warm worden. Dit is normaal en duidt niet op een defect. • Trek de netstekker uit het stopcontact telkens wanneer u hem niet gebruikt. • Plaats nooit een deken of een andere afdekking op de netadapter. Dit kan namelijk het gevaar op brand met zich meebrengen. Om deze functie in te schakelen bij het starten: Druk deze toets in om de camera in te schakelen: REC (opname) Spanningstoets of [ (opname) toets PLAY (weergave) [ ] (PLAY) (weergave) toets Spanningstoets Groene bedrijfsindicator [ ] (PLAY) (weergave) [ 45 ] (REC) ] (REC) (opname) VOORBEREIDINGEN ■ Uitschakelen van de camera LET OP • Door op [ ] (REC) te drukken om de camera in te schakelen wordt de opnamefunctie (REC) ingeschakeld terwijl de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld wordt bij indrukken van [ ] (PLAY). • Door tijdens een opnamefunctie (REC) op [ ] (PLAY) te drukken wordt overgeschakeld naar de weergavefunctie (PLAY). De lens wordt ongeveer 10 seconden na het overschakelen naar de andere functie ingetrokken. Druk op de spanningstoets om de camera uit te schakelen. LET OP • U kunt de camera zodanig instellen dat deze niet ingeschakeld wordt wanneer u op de [ ] (REC) of op de [ ] (PLAY) toets drukt of dat deze uitgeschakeld wordt wordt wanneer u op de [ ] (REC) of op de [ ] (PLAY) toets drukt. Zie “Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY) toets en spanning aan/uit functies” op pagina 201 voor details. BELANGRIJK! • Als de spanning van de camera uitvalt door de automatische stroomonderbrekingsfunctie, druk dan op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de [ ] (PLAY) toets om de spanning opnieuw in te schakelen. • Door op de spanningstoets of op de [ ] (REC) toets te drukken om de camera in te schakelen zal de lens (het objectief) bewegen tot de uitgetrokken toestand. Let er op dat er niets in de weg zit van de lens (het objectief) zodat deze wordt geraakt terwijl hij zich beweegt tot de uitgetrokken toestand. 46 VOORBEREIDINGEN ● Zie “Gebruik van de in-beeld menu’s” (pagina 48) voor informatie hoe de menu’s worden gebruikt. Configureren van de stroomspaarinstellingen U kunt de hieronder beschreven instellingen configureren om accustroom te besparen. Sluimer (Sleep) : Schakelt automatisch het beeldscherm uit als als u geen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd tijdens een opnamefunctie (REC). Het beeldscherm wordt opnieuw ingeschakeld als u op willekeurig welke toets drukt. Automatische stroomonderbreker (Auto Power Off) : Schakel de spanning uit als u geen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd. Configureren van deze functie: Selecteer deze instelling: Sleep (sluimer) Sleep (sluimer) Auto Power Off (automatische stroomonderbreker) Auto Power Off (automatische stroomonderbreker) 5. Verander m.b.v. [왖] en [왔] de momenteel geselecteerde instelling en druk daarna op [SET]. • Er zijn vier sluimer instellingen beschikbaar: “30 sec”, “1 min”, “2 min” en “Off” (uit). 1. Schakel de camera in. • Er zijn drie automatisch stroomonderbreker instellingen beschikbaar: “2 min” en “5 min”. 2. Druk op [MENU]. • Merk op dat de sluimerfunctie niet werkt tijdens de weergavefunctie (PLAY). • Het beeldscherm wordt onmiddellijk weer ingeschakeld als op een willekeurige toets wordt gedrukt terwijl de sluimerfunctie ingeschakeld is. 3. Gebruik [왗] en [왘] om de “Set Up” (instelling) tab te selecteren. 4. Gebruik [왖] en [왔] om de functie te selecteren waarvan u de instelling wilt configureren en druk daarna op [왘]. 47 VOORBEREIDINGEN • De automatisch stroomonderbreker en de sluimerfunctie werken niet in de volgende gevallen. Gebruik van de in-beeld menu’s Bij indrukken van de [MENU] toets worden menu’s verkregen op het beeldscherm die u kunt gebruiken voor het uitvoeren van verschillende bedieningshandelingen. Het menu dat verschijnt hangt af van of een opnamefunctie (REC) of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is. Het volgende toont een voorbeeld van bediening van een menu dat gebruikt wordt tijdens een opnamefunctie (REC). — Wanneer de camera aangesloten is op een computer of een ander toestel via de USB slede — Terwijl een diashow aan de gang is — Tijdens het weergeven van een stemopnamebestand — Terwijl een film opgenomen wordt — Tijdens het weergeven van een film 1. Druk op de Spanningstoets spanningstoets of op [ ] (REC). LET OP • U kunt ook accustroom besparen door “0” te selecteren voor de instelling van de helderheid van het beeldscherm (pagina 199). • Wilt in in plaats daarvan de weergavefunctie (PLAY) inschakelen, druk dan op [ ] (PLAY) (weergave). 48 [ ][ ] VOORBEREIDINGEN 2. Druk op [MENU]. Selectiecursor (toont het momenteel ingestelde item) [MENU] Tab ● Bediening van het menubeeldscherm [왖] [왘] [왗] [왔] [SET ] Instellingen 49 Wanneer u dit wilt doen: Doe dit: Beweeg heen en weer tussen tabs Druk op [왗] en [왘]. Beweeg van de tab naar de instellingen Druk op [왔]. Beweeg van de instellingen naar de tab Druk op [왖]. Beweeg heen en weer tussen instellingen Druk op [왖] en [왔]. Toon de opties die beschikbaar zijn voor de instelling Druk op [왘] of druk op [SET]. Selecteer een optie Druk op [왖] en [왔]. Voer de instelling uit en verlaat het menuscherm Druk op [SET]. Voer de instelling uit en ga terug naar de tabselectie Druk op [왗]. Verlaat het menubeeldscherm. Druk op [MENU]. VOORBEREIDINGEN 3. Druk op [왗] of [왘] om de gewenste tab te 6. Voer één van de volgende handelingen uit om selecteren en druk daarna op [SET] om de selectiecursor van de tab naar de instellingen te verplaatsen. de geconfigureerde instellingen toe te passen. 4. Gebruik [왖] en [왔] om de functie te selecteren waarvan u de instelling wilt configureren en druk daarna op [왘]. • In plaats van [왘] kunt u ook op [SET] drukken. Voorbeeld: om het “Selftimer” item (zelfontspanner) te selecteren. Om dit te doen: Voer deze toetsbediening uit: Pas de instelling toe en verlaat het menuscherm. Druk op [SET]. Pas de instelling toe en ga terug naar de functieselectie in stap 4. Druk op [왗]. Pas de instelling toe en ga terug naar de tabselectie in stap 3. 1. Druk op [왗]. 2. Gebruik [왖] om terug te gaan naar de tabselectie. • Zie “Menureferentie” op pagina 259 voor meer informatie aangaande menu’s. 5. Gebruik [왖] en [왔] om de momenteel geselecteerde instelling te veranderen. 50 VOORBEREIDINGEN • Een ingebouwde ondersteuningsaccu houdt de camera instellingen voor de datum en tijd bij voor ongeveer 24 uur als de camera niet van stroom wordt voorzien. De instellingen voor de datum en tijd worden gewist wanneer de ondersteuningsaccu leeg raakt. Hieronder volgen de condities wanneer geen stroom wordt toegevoerd aan de camera. — Wanneer de oplaadbare accu leeg is of van de camera verwijderd is — Wanneer geen stroom wordt afgegeven aan de camera via de USB slede terwijl de oplaadbare accu leeg is of van de camera verwijderd is • Het instelscherm voor de datum en de tijd verschijnt op het beeldscherm de volgende maal dat u de camera inschakelt nadat de instellingen voor de datum en tijd gewist zijn. Mocht dit het geval zijn, configuur dan de instellingen voor de datum en tijd opnieuw. • Maakt u een fout tijdens het instellen van de taal of de klok met de volgende procedure, dan dient u het menu van de camera te gebruiken om instellingen van de taal (pagina 198) of de klok (pagina 194) afzonderlijk te veranderen. Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen Zorg ervoor de volgende instellingen te configureren voordat u de camera gebruikt om beelden mee op te nemen. • • • • Displaytaal Thuisstad Datumstijl Datum en tijd Merk op dat de huidige datum- en tijdinstellingen door de camera gebruikt worden om de datum en tijd te genereren die opgeslagen worden samen met de beelddata, enz. BELANGRIJK! • Worden beelden opgenomen zonder eerst de klokinstellingen te hebben geconfigureerd dan zal incorrecte tijdinformatie worden geregistreerd. Zorg ervoor de klokinstellingen te configureren voordat u de camera gebruikt. 51 VOORBEREIDINGEN 3. Gebruik [왖], [왔], [왗], Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen en [왘] om het geografische gebied te selecteren waar u woont en druk daarna op [SET]. 1. Druk op de spanningstoets, op de [ ] (REC) of [ ] (PLAY) toets om de camera in te schakelen. 2. Gebruik [왖], [왔], [왗], 4. Gebruik [왖] en [왔]om en [왘] om de gewenste taal te selecteren en druk dan op [SET]. de naam van stad waar u woont te selecteren en druk dan op [SET]. : Japans English : Engels Français : Frans Deutsch : Duits Español : Spaans Italiano : Italiaans 5. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste zomertijdinstelling (DST) te selecteren en druk dan op [SET]. Wanneer u dit wilt doen: Selecteer deze instelling: : Chinees (vereenvoudigd) Houd de tijd bij d.m.v. de zomertijd (DST = Daylight Saving Time) On (aan) : Koreaans Houd de tijd bij d.m.v. de standaard tijd Off (uit) Português : Portugees : Chinees (complex) 52 VOORBEREIDINGEN 6. Gebruik [왖] en [왔] 7. Stel de huidige datum om de gewenste instelling voor het datumformaat en druk daarna op [SET]. en tijd in. Voorbeeld: 24 december, 2006 Om de datum zo te tonen: Selecteer deze opmaak: 06/12/24 YY/MM/DD 24/12/06 DD/MM/YY 12/24/06 MM/DD/YY Om dit te doen: Doe dit: Verander de instelling bij de huidige plaats van de cursor Druk op [왖] en [왔]. Verplaatsen van de cursor tussen instellingen Druk op [왗] en [왘]. Overschakelen tussen de 12-uur en de 24-uur tijdaanduiding. Druk op [DISP]. 8. Druk op [SET] om de instellingen te registreren en verlaat daarna het instelbeeldscherm. 53 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Dit hoofdstuk beschrijft de basisprocedure voor het opnemen van een beeld. Opnemen van een beeld • (snapshot) Neem stilbeelden op met deze functie. Dit is de functie die u gewoonlijk zult gebruiken voor het opnemen van beelden. • (BEST SHOT) Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde voorbeeldscenes er één en de camera zal de instellingen maken voor de scene die u selecteerde om zo elke keer opnieuw mooie foto’s te maken (pagina 103). Specificeren van de opnamefunctie Uw CASIO digitale camera heeft acht opnamefuncties die hieronder elk aan bod komen. Gebruik voordat u een beeld opneemt de functiedraairegelaar om de opnamefunctie te selecteren die past bij het type beeld dat u probeert op te nemen. • A (lensopening prioriteit AE) Bij deze functie selecteert u de lensopening en worden de andere instellingen daarna aangepast en automatisch ingesteld (pagina 92). • S (sluitersnelheid prioriteit AE) Bij deze functie selecteert u de sluitersnelheid en worden de andere instellingen daarna aangepast en automatisch ingesteld (pagina 94). Snapshot BEST SHOT A S M Lensopening prioriteit AE Sluitersnelheid prioriteit AE • M (handmatige belichting) Met deze functie heeft u volledige vrijheid in het instellen van de lensopening en de sluitersnelheid (pagina 96). Handmatige belichting Spraakopname Functiedraairegelaar MOVIE BEST SHOT • Film 54 (spraakopname) Om alleen geluid op te nemen gebruikt u deze functie (pagina 133). ELEMENTAIRE BEELDOPNAME • • (MOVIE BEST SHOT) Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde filmscenes er één en de camera zal de instellingen maken voor de scene die u selecteerde om zo elke keer opnieuw mooie filmopnames te maken (pagina 123). Richten van de camera Gebruik beide handen om de camera stil te houden wanneer u een beeld aan het opnemen bent. Als u de camera met slechts één hand vasthoudt, verhoogt dat de kans op bewegen waardoor u vlekkerig opnamen krijgt. (Film) Neem filmpjes met geluid (pagina 120) op m.b.v. deze functie. • Horizontaal Houd de camera met beide handen stil met uw armen stevig tegen uw linkeren rechterzijde gedrukt. • Verticaal Gebruikt u de camera verticaal, houd hem dan vast met de flitser boven de lens. Houd de camera met beide handen stil. LET OP • De icoon voor de huidige opnamefunctie (zoals voor de snapshotfunctie) wordt aangegeven op het beeldscherm. Snapshotfunctie icoon 55 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME BELANGRIJK! Opnemen van een beeld • Let erop dat uw vingers en de riem niet in de weg zitten van de flitser, microfoon, AF hulpverlichting/ opnamelamp (REC)/zelfontspanner indicator of de lens. Flitser Uw camera stelt automatisch de sluitersnelheid in overeenkomstig de helderheid van het onderwerp. Het beeld dat u opneemt wordt in het ingebouwde geheugen van de camera opgeslagen of op een geheugenkaart als die zich in de camera bevindt. • Beelden worden opgeslagen op de kaart (pagina 203) wanneer een los verkrijgbare SD geheugenkaart of een MultiMediaCard (MMC) in de camera is geladen. AF hulpverlichting/ opnamelamp (REC)/ zelfontspanner indicator Na het aanschaffen van een geheugenkaart dient u niet te vergeten deze eerst in de camera te steken en daarna te formatteren voordat u probeert hem te gebruiken (pagina 206). Lens Microfoon LET OP • Als u de camera beweegt terwijl u op de sluitertoets drukt of terwijl autofocus uitgevoerd wordt (wanneer u de sluiter half indrukt) kan dit leiden tot een beeld dat onscherp is. Druk zorgvuldig op de sluitertoets. Het is in het bijzonder van belang wanneer de belichting laag is waardoor de sluitersnelheid langzamer wordt. 56 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME 1. Druk op de spanningstoets of op de [ 2. Zet de ] (REC) toets om de camera in te schakelen. Spanningstoets [ Snapshotfunctie icoon functiedraairegelaar op “ ” (snapshot functie) (pagina 54) ] • De (snapshotfunctie) icoon wordt aangegeven in het beeldscherm terwijl de snapshotfunctie geselecteerd is. Scherpstelkader 3. Zet het beeld op het beeldscherm zo op dat • Hierdoor verschijnt een beeld of een boodschap op het beeldscherm en wordt de op dat moment geselecteerde functie ingeschakeld. het hoofdonderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt. • Het scherpstelbereik van de camera hangt af van de scherpstelfunctie die u gebruikt (pagina 79). • Als de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is bij inschakelen van de camera verschijnt de boodschap “There are no files.” (er zijn geen bestanden) als u nog geen beelden opgeslagen heeft liggen in het geheugen. Daarnaast zal de icoon zichtbaar zijn aan de bovenkant van de display. Mocht dit het geval zijn druk dan op de [ ] (REC) toets om de op dat moment geselecteerde opnamefunctie (REC) in te schakelen. • U kunt beelden opzetten m.b.v. ofwel het beeldscherm ofwel de optische zoeker (pagina 62). • U kunt bij het gebruik van de optische zoeker voor het opzetten van beelden [DISP] gebruiken om het beeldscherm uit te schakelen en op die manier accustroom sparen. 57 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ● Werking van de groene bedrijfsindicator en het scherpstelkader 4. Druk de sluitertoets halverwege in om op het beeld scherp te stellen. • Bij halverwege indrukken van de sluitertoets stelt de autofocus functie van de camera automatisch scherp op het beeld en worden de sluitersnelheidwaarde, de lensopeningwaarde en de ISO gevoeligheid getoond. • U kunt controleren of scherpgesteld is op het beeld door naar het scherpstelkader en de groene bedrijfsindicator te kijken. Sluitertoets Wanneer u dit ziet: Dat betekent dit: Groen scherpstelkader Groene bedrijfsindicator Er is scherpgesteld op het beeld. Rood scherpstelkader Groene bedrijfsindicator knippert Er is niet scherpgesteld op het beeld. • Het beeldscherm gebruikt verschillende indicators en iconen om u op de hoogte te houden van de status van de camera. Groene bedrijfsindicator Zelfontspanner Doorlopende sluiterfunctie Opnamefunctie Witbalans Meetfunctie indicator Scherpstelfunctie Geheugencapaciteit Flitserfunctie Beeldkwaliteit Opnamelampindicator (REC) Beeldgrootte Datum en tijd ISO gevoeligheid Lensopeningwaarde*1 Sluitersnelheidwaarde*2 58 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME *1 De grootte van de opening (lensopening) om licht door te laten die dan de CCD kan bereiken. Een grotere waarde voor de lensopening geeft een kleinere opening aan waardoor licht kan komen. De camera stelt deze instelling automatisch bij. *2 De hoeveelheid tijd dat de sluiter open blijft om licht door te laten die dan de CCD kan bereiken. Een grotere waarde voor de snelheid geeft aan de sluiter langer opent blijft staan wat inhoudt dat de CCD door meer licht wordt bereikt. De camera stelt deze instelling automatisch bij. BELANGRIJK! • Wanneer de “Quick Shutter” (snelsluiter) instelling ingeschakeld is bij de opnametab (REC) (pagina 81), neemt de camera onmiddellijk het beeld op zonder te wachten totdat autofocus uitgevoerd wordt wanneer u de sluitertoets geheel indrukt zonder tussentijds te pauzeren. Dit helpt u er bij om een beeld op te nemen op het precieze moment dat u dat wilt. ■ Betreffende het AF hulpverlichting De AF hulpverlichting/ opnamelamp (REC)/ zelfontspanner indicator werkt automatisch om te helpen met de werking van autofocus wanneer u opnamen maakt terwijl er weinig licht is. 5. Na u ervan te hebben overtuigd dat scherp is afgesteld op het beeld, drukt u de sluitertoets geheel in om te gaan opnemen. • Het aantal beelden dat u kunt opnemen hangt af van de instellingen die u gebruikt voor de beeldgrootte en de beeldkwaliteit (pagina’s 76, 77, 273). Sluitertoets 59 AF hulpverlichting/ opnamelamp (REC)/ zelfontspanner indicator ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ Opname voorzorgsmaatregelen U kunt de AF hulpverlichting in- of uitschakelen. Het wordt aanbevolen om het AF hulpverlichting uit te schakelen bij het opnemen van beelden van mensen in de buurt, enz. • Open het accudeksel nooit en plaats de camera nooit op de USB slede terwijl de groene bedrijfsindicator aan het knipperen is. Doet u dit toch dan zal niet enkel het huidige beeld verloren gaan maar kunnen de reeds in het camerageheugen opgeslagen beelden ook beschadigd raken en kan de camera zelf defect raken. • Verwijder de geheugenkaart nooit terwijl een beeld opgenomen wordt op de geheugenkaart. • TL-verlichting knippert met een frequentie die niet waargenomen kan worden door het menselijk oog. Bij gebruik van de camera binnenshuis terwijl TL-verlichting aanstaat, kunt u bepaalde problemen ondervinden met de helderheid of kleuren van de opgenomen beelden. • De camera stelt haar gevoeligheid automatisch bij aan de hand van de helderheid van het onderwerp als “Auto” (automatisch) is geselecteerd als de ISO gevoeligheidsinstelling (pagina 142). Dit kan de oorzaak vormen van digitale storing (korreligheid) bij beelden van relatief slecht belichte voorwerpen. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab d.m.v. [왗] en [왘]. 3. Selecteer “AF Assist Light” (AF hulpverlichting) d.m.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [왘]. 4. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Schakel de AF hulpverlichting in On (aan) Schakel de AF hulpverlichting uit Off (uit) BELANGRIJK! • Kijk niet direct naar de AF hulpverlichting/ opnamelamp (REC)/zelfontspanner indicator and richt deze niet direct op de ogen van een onderwerp. 60 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ Aangaande autofocus • De camera verhoogt haar gevoeligheid en gebruikt een snellere sluitersnelheid bij het opnemen van een slecht belicht onderwerp terwijl “Auto” (automatisch) is geselecteerd als de ISO gevoeligheidsinstelling (pagina 142). Daarom dient u zich voor per ongeluk bewegen van de camera te behoeden als u de flitser uitgeschakeld heeft (pagina 67). • Helder licht dat op de lens valt kan er de oorzaak van zijn dat beelden er flets uitzien. Dit komt vooral voor wanneer beelden buiten in helder zonlicht worden opgenomen. Om dit te voorkomen kunt u de lens met uw hand afschermen tegen het felle licht. • Bij het volgende types onderwerpen kan het moeilijk of zelfs onmogelijk zijn om scherp te stellen. — Effen kleuren of onderwerpen met weinig contrast — Onderwerpen met sterk tegenlicht — Bijzonder glimmende onderwerpen — Jaloezieën (luxaflex) of andere patronen die zich horizontaal repeteren. — Meervoudige onderwerpen die zich op verschillende afstanden van de camera bevinden — Onderwerpen op slecht verlichte plaatsen — Bewegende onderwerpen — Onderwerpen buiten het bereik van de camera • Het kan moeilijk of onmogelijk zijn om goed scherp te stellen als de camera bewogen wordt. • Merk op dat een groene bedrijfsindicator en het scherpstelkader niet garanderen dat het resulterende beeld scherp zal zijn. • Als de autofocus om één of andere reden de gewenste resultaten niet produceert, probeer dan scherpstelvergrendeling (pagina 87) of handmatige scherpstelling (pagina 85). 61 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ Aangaande het beeldscherm van de opnamefunctie (REC) Gebruiken van de optische zoeker U kunt batterijstroom uitsparen door het monitorscherm van de camera uit te schakelen (pagina 33) en de optische zoeker te gebruiken voor het componeren van beelden. De optische beeldzoeker is ook handig wanneer u opnamen maakt op plaatsen waar het beeldscherm moeilijk te zien is doordat niet genoeg belichting beschikbaar is, enz. • Het tijdens een opnamefunctie (REC) op het beeldscherm getoonde beeld is een vereenvoudigd beeld voor het maken van een compositie. Het daadwerkelijke beeld wordt opgenomen overeenkomstig de beeldkwaliteitinstellingen die op dat moment geselecteerd zijn bij uw camera. Het beeld dat in het bestandgeheugen opgeslagen wordt heeft een veel betere resolutie en beter detail dan het schermbeeld tijdens de opnamefuncties (REC). • Bepaalde niveau’s van helderheid van het onderwerp kunnen de respons van het beeldscherm tijdens de opnamefunctie (REC) doen vertragen hetgeen digitale ruis (korreligheid) veroorzaakt op het beeldscherm. • Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD technologie dat bekend staat als “verticale veeg” en duidt niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het een snapshot betreft maar wel bij een filmpje (pagina 118). BELANGRIJK! • Het zichtbare kader dat door de zoeker wordt getoond toont het beeld dat opgenomen zou worden op een afstand van ongeveer 1 meter. Bij opnemen van een onderwerp dat zich op een afstand van minder dan 1 meter bevindt, zal het opgenomen beeld lager zijn dan wat u kunt zien binnen het kader van de zoeker. Optische zoeker Gebied dat opgenomen Gebied dat wordt bij afstanden van zichtbaar is in korter dan een meter de zoeker 62 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME • Daar het beeldscherm precies toont wat er opgenomen wordt, kunt u dit het beste altijd gebruiken wanneer u beelden samenstelt tijdens de macro- en handmatige scherpstelfuncties. Gebruiken van de zoom Uw camera is uitgevoerd met twee types zoom: optische zoom en digitale zoom. Gewoonlijk schakelt de camera automatisch over naar digitale zoom nadat u de maximum grens voor optische zoom overschrijdt. U kunt echter de camera configureren om digitale zoom zonodig uit te schakelen. Optische zoom Het optische zoombereik is 1X tot 3X 1. Beweeg tijdens een opnamefunctie (REC) de zoomregelaar naar links of rechts om in en uit te zoomen. • Door de zoomregelaar zover mogelijk naar een van beide richtingen te bewegen, kunt u de zoomfactor snel veranderen. 63 Zoomregelaar ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Om dit te doen: Zoom uit voor een breder beeld (de hoofdonderwerpen worden kleiner) (Groothoek) Zoom in voor een beeld dat dichterbij is (de hoofdonderwerpen worden groter) (Telefoto) Uitzoomen LET OP Beweeg de zoomregelaar in deze richting: • De optische zoomfactor heeft ook invloed op de lensopening. • Het wordt aanbevolen een statief te gebruiken om te behoeden voor handbewegingen bij het gebruiken van de telefotostand (inzoomen). • Wanneer u tijdens opname met de autofocusfunctie, de macrofunctie of handmatig scherpstellen een optische zoombewerking uitvoert, verschijnt een waarde op het beeldscherm om u het scherpstelbereik mee te delen (pagina’s 80, 83, 85). • De optische zoom werkt niet tijdens een filmopname. De digitale zoom is wel beschikbaar. Let erop dat u de optische zoominstelling selecteert die u wilt gebruiken voordat u op de sluitertoets drukt om de filmopname te starten (pagina 120). Inzoomen 2. Voer beeldcompositie uit en druk dan op de sluitertoets. 64 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ Opnemen van een beeld d.m.v. digitale zoom Digitale zoom De digitale zoomfunctie vergroot op digitale wijze het deel van het beeld dat zich in het midden van het beeldscherm bevindt. Het bereik van de digitale zoom is 3X – 24X (in combinatie met optische zoom). 1. Houd tijdens een Digitale zoomindicator opnamefunctie (REC) de zoomregelaar in de richting van de (telefoto) kant gedrukt. BELANGRIJK! • Bij uitvoeren van een digitale zoombewerking manipuleert de camera de beelddata om het midden van het beeld te vergroten. In tegenstelling tot optische zoom, ziet een beeld dat vergroot is met digitale zoom er groffer uit dan het origineel. • Digitaal zoomen wordt niet ondersteund terwijl datumafstempeling (“Date” (datum) of “Date&Time” (datum & tijd)) ingeschakeld is (pagina 147). • Hierdoor verschijnt de zoomindicator in de display. Zoomindicator 2. Bij het bereiken van het optische/digitale overschakelpunt stopt de zoomaanwijzer. Optisch zoombereik 1X Digitaal zoombereik 3X 24X Zoomaanwijzer Optisch/digitaal overschakelpunt • Het bovenstaande toont hoe de zoomindicator er uit ziet wanneer de digitale zoomfunctie ingeschakeld is (pagina 66). Het digitale zoomindicator wordt niet getoond wanneer de digitale zoomfunctie is uitgeschakeld. 65 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ In- en uitschakelen van de digitale zoomfunctie 3. Laat de zoomregelaar even los en schuif hem (telefoto) kant om de in de richting van de zoomaanwijzer tot binnen het digitale zoombereik te verplaatsen. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. • De zoomaanwijzer stopt ook wanneer u de aanwijzer terugverplaatst naar het overschakelpunt om weer terug te gaan naar het digitale zoombereik. Laat de zoomregelaar even los en schuif hem opnieuw in de (groothoek) kant om de richting van zoomaanwijzer tot binnen het digitale zoombereik te verplaatsen. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab m.b.v. [왗] en [왘]. 3. Selecteer “Digital Zoom” (digitale zoomfunctie) m.b.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [왘]. 4. Voer compositie uit van het beeld en druk op de sluitertoets. 4. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Inschakelen van de digitale zoomfunctie On (aan) Uitschakelen van de digitale zoomfunctie Off (uit) • Alleen het optische zoombereik wordt aangegeven door de zoom indicator wanneer de digitale zoomfunctie uitgeschakeld is. 66 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME 2. Selecteer de flitsfunctie d.m.v. [왖] en [왔] en Gebruiken van de flitser druk vervolgens op [SET]. Voer de volgende stappen uit om de flitserfunctie te selecteren die u wilt gebruiken. • Het geschatte effectieve bereik van de flitser is hieronder gegeven. Groothoek optische zoom : Ca. 0,1 – 4,3 meter (ISO gevoeligheid: Auto (automatisch)) Telefoto optische zoom : Ca. 0,5 – 2,4 meter (ISO gevoeligheid: Auto (automatisch)) * Hangt af van de zoomfactor. • Hierdoor verschijnt de flitsfunctie indictor in het display. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [왔] ( ). [ 왔] ( ) 67 B ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Om dit te doen: 3. Druk op de sluitertoets om het beeld op te Selecteer deze instelling: nemen. Laat de flitser automatisch flitsen wanneer dit nodig is (Automatisch flitsen). BELANGRIJK! Schakel de flitser uit (Flitser uit). • De flitsereenheid van deze camera flists een aantal malen bij het opnemen van een beeld. De aanvankelijke flitsen zijn voorflitsen waarbij de camera informatie inwint die nodig is voor de belichtingsinstellingen. De laatste flits is voor het opnemen. Zorg ervoor dat u de camera stil houdt totdat de camera de sluiter ontspant. • Door de flitser te gebruiken terwijl “Auto” (automatisch) geselecteerd is als de ISO gevoeligheidsinstelling wordt de gevoeiligheid verhoogd waardoor grote hoeveelheden digitale ruis in beeld kunnen verschijnen. U kunt de digitale ruis reduceren door een lagere instelling voor de ISO gevoeligheid te reduceren. Merk echter op dat dit ook als nevenwerking het verkorten van het flitserbereik (het bereik dat bestreken wordt door de flitser) heeft (pagina 142). Altijd flitsen (Flitser aan). Altijd de krachtige flitser ongeacht de belichting (Krachtflitser) • U kunt de gevoeligheid naar wens verhogen waardoor de onderwerpen die zich verder weg bevinden helderder doorkomen. Gebruik altijd milde flits ongeacht de belichtingsomstandigheden (Milde flits) Voer een voorflits uit gevolgd door beeldopname met flits, hetgeen het gevaar op rode ogen in het beeld reduceert (rode ogen-effect vermindering). In dit geval flitst de flitser automatisch wanneer dat nodig is. 68 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ Flitser aan ■ Milde flits Selecteer (flitser aan) als de flitserfunctie wanneer het onderwerp er donker uitziet ten opzichte van de achtergrond zelfs als er genoeg licht aanwezig is zodat de flitser niet automatisch gaat flitsen. Hierdoor gaat de flitser flitsen en zal het onderwerp belichten telkens wanneer u op de sluitertoets drukt (daglicht synchroon flitsen). Selecteer (milde flits) als de flitserfunctie om de flitsintensiteit te onderdrukken en op te nemen met een milder gevoel. ■ Krachtflitser Wanneer u gebruik maakt van de flitser om ’s nachts of in een slecht verlichte kamer op te nemen, kan dit rode vlekken veroorzaken in de ogen van de mensen in beeld. De functie voor de rode-ogen-effect vermindering laat de AF hulpverlichting/opnamelamp (REC)/zelfontspanner indicator oplichten waardoor de irissen van de ogen van alle mensen in beeld zich sluiten. Dit vermindert de kans op rode-ogen in het beeld. ■ Aangaande vermindering van het rode ogen -effect Selecteer (krachtflitser) als de flitserfunctie wanneer het onderwerp relatief ver van de camera verwijderd is. BELANGRIJK! • Het gebruik van de krachtflitser kan een stijging in digitale ruis met zich meebrengen. • De krachtflitser is uitgeschakeld wanneer een andere instelling dan “Auto” (automatisch) geselecteerd is voor de ISO gevoeligheid instelling. Let er op dat de ISO instelling op “Auto” (pagina 142) staat wanneer u de krachtflitser wilt gebruiken. 69 C ELEMENTAIRE BEELDOPNAME BELANGRIJK! Flitsereenheid status • Merk de volgende punten op voor rode ogen-effect vermindering. — De functie voor de rode ogen-effect vermindering werkt niet tenzij de mensen in beeld direct naar de camera kijken tijdens de voorflits. Roep voordat u op de sluitertoets drukt naar de onderwerpen zodat ze allen naar de camera kijken terwijl het voorflitsen wordt uitgevoerd. — De rode ogen-effect vermindering werkt niet goed als de onderwerpen zich ver van de camera bevinden. U kunt de huidige flitsereenheid status opzoeken door de sluitertoets halverwege in te drukken en het beeldscherm en de rode bedrijfsindicator te checken. Rode bedrijfsindicator * De indicator wordt ook in het beeldscherm getoond wanneer de flitser klaar is om te flitsen. * Rode bedrijfsindicator 70 Wanneer de rode bedrijfsindicator: Betekent dat: Knippert Dat de flitseenheid aan het opladen is Oplicht Dat de flitseenheid klaar is om te flitsen ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Veranderen van de flitssterkte instelling Gebruik van de flitserassistent (Flash Assist) Voer de volgende stappen uit om de flitssterkte instelling te veranderen. Wanneer een onderwerp opgenomen wordt dat zich buiten het bereik van de flitser bevindt, kan dat onderwerp er donker uitzien op het resulterende beeld omdat niet genoeg licht van de flitser het onderwerp belichtte. Mocht dit gebeuren dan kunt de flitserassistent gebruiken om de helderheid van het opgenomen onderwerp te corrigeren zodat het lijkt alsof de belichting door de flitser voldoende was. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab m.b.v. [왗] en [왘]. 3. Selecteer de “Flash Intensity” (flitsintensiteit) m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [왘]. 4. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instellingen te selecteren en druk daarna op [SET]. Om de flitsintensiteit op deze manier te veranderen: Selecteer deze instelling: Sterker +2 Flitserassistent wordt wel gebruikt +1 Normaal 0 –1 Zwakker Flitserassistent wordt niet gebruikt 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op –2 [MENU]. BELANGRIJK! 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab m.b.v. • De flitsintensiteit verandert mogelijk niet wanneer het onderwerp zich te ver van of te dicht bij de camera bevindt. [왗] en [왘]. 71 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME ■ Voorzorgsmaatregelen voor de flitser 3. Selecteer “Flash Assist” (flitserassistent) m.b.v. [왖] en [왔] en druk op [왘]. Flitser • Let erop dat uw vingers de flitser niet blokkeren terwijl u de camera vasthoudt. Afdekken van de flitser zal het effect grotendeels teniet doen. • U kunt de gewenste resultaten mogelijk niet verkrijgen met de flitser als het onderwerp zich te ver weg of juist te dichtbij bevindt. • De flitser heeft ergens tussen enkele seconden en 10 seconden nodig om zich volledig op te laden nadat hij geflitst heeft. De werkelijke tijd hangt af van het accuniveau, de temperatuur en andere omstandigheden. • De flitser flitst niet onder de volgende omstandigheden. De (flitser uit) icoon op het beeldscherm geeft aan dat de flitser uitgeschakeld is. Filmfunctie, MOVIE BEST SHOT functie 4. Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Schakel de flitserassistent in Auto (automatisch) Schakel de flitserassistent uit Off (uit) BELANGRIJK! • De flitserassistent kan bij bepaalde types onderwerpen niet de gewenste resultaten opleveren. • De flitserassistent kan mogelijk weinig effect hebben op uw beeld als u één van de volgende instellingen veranderde terwijl u aan het opnemen was. — Flitssterkte (pagina 71) — Belichtingscompensatie (EV verschuiving) (pagina 88) — ISO gevoeligheid (pagina 142) — Contrast (pagina 146) • Bij het gebruik van de flitserhulp bestaat de kans op een verhoging in digitale storing in het opgenomen beeld. 72 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME • De flitsseenheid kan zich mogelijk niet opladen als de accuspanning van de camera laag is. Als dit het geval is, kan de flitser mogelijk niet goed flitsen waardoor u niet de gewenste belichting krijgt. Zorg er dus voor de accu van de camera zo spoedig mogelijk op te laden wanneer de spanning naar beneden gaat. • Als de flitser uitgeschakeld is ( ), bevestig dan de camera op een statief om beelden op te nemen op een plaats waar de hoeveelheid beschikbare belichting aan de lage kant is. Het opnemen van beelden bij weinig belichting zonder flits kan leiden tot digitale ruis waardoor de beelden er groffer uitzien. • Bij selectie van de rode ogen-effect verminderingsfunctie ( ) wordt de flitsintensiteit automatisch bijgesteld in overeenstemming met de belichting. De flitser kan mogelijk in het geheel niet flitsen wanneer het onderwerp reeds helder verlicht is. • Het gebruik van de flitser in combinatie met een andere lichtbron (daglicht, TL verlichting, enz.) kan leiden tot abnormale kleuren van het beeld. Gebruiken van de zelfontspanner Met de zelfontspanner kunt u een vertraging van 2 seconden of 10 seconden selecteren voordat de sluiterontspanning plaatsvindt nadat u de sluitertoets indrukt. Met de drievoudige zelfontspanner kunt u de zelfontspanner drie maal achtereenvolgens laten werken om drie beelden op te nemen. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Gebruik [왗] en [왘] om de “REC” (opname) tab te selecteren. 3. Gebruik [왖] en [왔] om de “Self-timer” (zelfontspanner) te selecteren en druk vervolgens op [왘]. 4. Selecteer het type zelfontspanner dat u wilt gebruiken m.b.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [SET]. • Als “Off” (uit) in stap 4 wordt geselecteerd, is de zelfontspanner uitgeschakeld. 73 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Om dit te doen: Specificeer een 10 seconden zelfontspanner 10s Specificeer een 2 seconden zelfontspanner 2s Specificeer een drievoudige zelfontspanner x3 Schakel de zelfontspanner uit 1. De camera telt voor 10 seconden af en neemt dan het eerste beeld op. 2. De camera bereidt zich voor om het volgende beeld op te nemen. De hoeveelheid tijd benodigd voor die voorbereiding hangt af van de huidige “Size” (afmetingen) en “Quality” (kwaliteit) instellingen, het type geheugen (ingebouwd of een geheugenkaart) dat u gebruikt voor het opslaan van het beeld en of de flitser al dan niet opgeladen dient te worden. 3. Nadat de voorbereiding voltooid is, verschijnt “1sec” op het beeldscherm en het volgende beeld wordt dan 1 seconde later opgenomen. 4. De stappen 2 en 3 herhalen zich nogmaals om het derde beeld op te nemen. Selecteer deze instelling: 10 sec 2 sec X3 Off (uit) • Hierdoor verschijnt de indicator op het beeldscherm die het geselecteerde type zelfonspanner identificeert. • Met de drievoudige zelfontspanner neemt de camera een serie van drie beelden op in de hieronder beschreven volgorde. 74 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME 5. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. AF hulpverlichting/ opnamelamp (REC)/ zelfontspanner indicator LET OP • De “2 sec” instelling voor de zelfontspanner is het beste voor het opnemen met een langzame sluitersnelheid omdat het helpt bij het voorkomen van vlekkerige beelden doordat de camera wordt bewogen. • De volgende functies zijn niet beschikbaar voor gebruik in combinatie met de zelfontspanner: Doorlopende sluiterfunctie bij normale snelheid, korte filmfunctie, voorafgaande filmfunctie, spraakopname. • De volgende functies zijn niet beschikbaar voor gebruik samen met de drievoudige zelfontspanner: BEST SHOT opname (“Business Cards and Documents” (visitekaartjes en documenten), “Whiteboard, etc.” (witbord, enz.), “Old Photo” (oude foto)), doorlopende sluiterfunctie bij hoge snelheid, doorlopende sluiterfunctie met flits, filmfunctie, MOVIE BEST SHOT functie • Wanneer u op de sluitertoets drukt, gaat de AF hulpverlichting/ opnamelamp (REC)/ zelfontspanner indicator knipperen en ontspant de sluiter zich nadat de zelfontspanner geheel afgeteld heeft (ongeveer 10 seconden of 2 seconden). • U kunt het aftellen van de zelfontspanner op dat moment stop zetten door op de sluitertoets te drukken terwijl de AF hulpverlichting/opnamelamp (REC)/zelfontspanner indicator aan het knipperen is. 75 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME 4. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling Specificeren van de beeldgrootte te selecteren en druk vervolgens op [SET]. “Beeldgrootte” is de grootte van het beeld uitgedrukt als het aantal verticale en horizontale beeldpunten. Een “beeldpunt” is één van de vele kleine puntjes die samen het beeld vormen. Meer beeldpunten geven meer details wanneer een beeld wordt afgedrukt maar een groter aantal beeldpunten is er ook de oorzaak van dat het beeldbestand groter is en meer geheugen in beslag neemt. U kunt een beeldgrootte selecteren die voldoet aan uw behoefte voor een gedetailleerder beeld of een kleiner bestandformaat. • Merk dat deze instelling enkel van toepassing is voor foto’s. Zie pagina 119 voor informatie aangaande het formaat van het filmbeeld. • Bij het selecteren van de beeldgrootte (het beeldformaat), zullen de beeldgroottewaarde (aantal beeldpunten) en het corresponderende afdrukformaat beurtelings worden weergegeven. Het afdrukformaat geeft het optimale papierformaat aan waarop u een beeld kunt afdrukken voor het door u geselecteerde beeldformaat. Beeldgrootte/ Beeldformaat A3 Print 2816 × 2112 2304 × 1728 A3 Print 4M 2M 1600 × 1200 VGA 640 × 480 8M* 8M (3:2) 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op 6M [MENU]. 2. Gebruik [왗] en [왘] om de “Quality” (kwaliteit) tab te selecteren. 3. Gebruik [왖] en [왔] om “Size” (afmetingen) te * “M” betekent “Mega”. selecteren en druk vervolgens op [왘]. 76 Afdrukformaat 3264 × 2448 3264 × 2176 (3:2) Groter A3 Print (3:2 horizontaalverticaal verhouding) A4 Print 3.5˝ × 5˝ Print E-mail (optimaal formaat bij toevoegen van een beeld bijlage aan E-mail) Kleiner ELEMENTAIRE BEELDOPNAME • De bovenstaande papierformaten geven alle benaderingen van waarden bij het afdrukken bij een resolutie van 200dpi (dots per inch = punten per inch). Gebruik een hogere instelling als u met een hogere resolutie wilt afdrukken of wanneer u een groter formaat afdruk wilt maken. • Om het resolutieniveau te verkrijgen waarvoor uw camera ontworpen is, wordt het aanbevolen om de maximale beeldgrootte (8M) te gebruiken. Gebruik een kleinere beeldgrootte wanneer u geheugencapaciteit wilt sparen. • Door de “3264 × 2176 (3:2)” beeldgrootte te selecteren worden beelden opgenomen met een 3:2 (horizontaal:verticaal) verhouding die optimaal is voor het maken van afdrukken op fotografisch papier met een lengte:breedte verhouding van 3:2. Specificeren van de beeldkwaliteit Door een beeld te comprimeren voordat u het opslaat kan dit de kwaliteit aantasten. Hoe meer een beeld wordt gecomprimeerd des te groter het verlies in kwaliteit. De beeldkwaliteitinstelling specificeert de compressieverhouding die gebruikt wordt wanneer een beeld in het geheugen wordt opgeslagen. U kunt een beeldkwaliteitinstelling selecteren die aan uw behoefte voor een hogere kwaliteit of een kleiner bestandformaat voldoet. • Merk dat deze instelling enkel van toepassing is voor foto’s. Zie pagina 119 voor informatie aangaande de kwaliteit van het filmbeeld. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Gebruik [왗] en [왘] om de “Quality” (kwaliteit) tab te selecteren. 3. Gebruik [왖] en [왔] om “ Quality” (kwaliteit) te selecteren en druk vervolgens op [왘]. 4. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 77 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME Om dit te verkrijgen: Selecteer deze instelling: Hoge kwaliteit, groot bestandformaat Fine (fijn) Normale beeldkwaliteit en normal bestandformaat Normal (normaal) Lage beeldkwaliteit, klein bestandformaat Economy (economisch) Hogere kwaliteit Lagere kwaliteit BELANGRIJK! • De werkelijke bestandsgrootte hangt af van het type beeld dat u opneemt. Dat betekent dat de resterende beeldcapaciteit die in het beeldscherm aangegeven wordt niet precies klopt (pagina’s 29, 273). 78 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Om de camera in te stellen om dit te doen: Selecteren van de scherpstelfunctie U kunt vijf verschillende scherpstelfuncties selecteren: Auto Focus (autofocus = automatisch scherpstellen), Macro (groothoek), Pan Focus (panfocus), Infinity (oneindig) en Manual Focus (handmatig scherpstellen). 1. Druk [왖] ( ) in tijdens een opnamefunctie (REC). [왖 ] ( Selecteer deze instelling: Automatisch scherpstellen (Autofocus) Close-up scherpstelling uitvoeren (Macro) Stel de brandpuntsafstand vast in (Pan Focus)* Scherpstellen op oneindig (oneindig) ) Met de hand scherpstellen (handmatig scherpstellen) • Telkens bij indrukken van [왖] ( ) wordt naar de volgende instelling van de scherpstelfunctie doorgegaan in een oneindige lus zoals hieronder aangegeven. * Panfocus kan alleen geselecteerd worden tijdens een filmfunctie (film, MOVIE BEST SHOT (BEST SHOT film)). Scherpstelfunctie indicator 79 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Groene bedrijfsindicator Gebruik van autofocus In het Engels betekent het woord “focus” scherpstellen, dus Auto Focus betekent automatisch scherpstellen - we zullen in deze gebruiksaanwijzing echter de technische term ‘autofocus’ aanhouden. Werking van autofocus begint wanneer u de sluitertoets halverwege indrukt. Het bereik van autofocus is als volgt. Scherpstelkader Bereik: 40 cm – ∞ • Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier boven aangegeven waarden. 1. Druk op [왖] ( ) om door de instellingen van de scherpstelfunctie te gaan totdat “ ” aangegeven als de scherpstelfunctie indicator. Wanneer u dit ziet: Dat betekent dit: Groen scherpstelkader Groene bedrijfsindicator Er is scherpgesteld op het beeld. Rood scherpstelkader Groene bedrijfsindicator knippert Er is niet scherpgesteld op het beeld. 3. Druk de sluitertoets nu geheel in om het beeld op te nemen. 2. Voer compositie van het beeld zodanig uit dat hoofdonderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt en druk vervolgens de sluitertoets halverwege in. • U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is door het scherpstelkader en de groene bedrijfsindicator te bekijken. 80 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES ■ Snelsluiter LET OP • De camera schakelt automatisch over naar het bereik van de macrofunctie (pagina 83) wanneer het niet mogelijk is goed scherp te stellen omdat het onderwerp zich dichter bij bevindt dan mag voor het autofocusbereik (automatische scherpstelling). • Telkens bij het bedienen van de optische zoom (pagina 63) terwijl u met de autofocus aan het opnemen bent, verschijnt een waarde op het beeldscherm zoals hieronder aangegeven om u het scherpstelbereik mede te delen. Voorbeeld: AF 앪앪 cm – ∞ * 앪앪 wordt vervangen door de werkelijke waarde van het scherpstelbereik. Wanneer de snelsluiterfunctie ingeschakeld is, begint de camera onmiddellijk op te nemen zonder te wachten totdat autofocus gaat werken als u de sluitertoets volledig indrukt. Dit maakt het mogelijk voor u die speciale momenten op te nemen zonder dat u hoeft te wachten voor automatisch scherpstellen (Auto Focus). 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer “Quick Shutter”(snelsluiter) van de “REC” (opname) tab en druk vervolgens op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. 81 Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Schakel de snelsluiter in On (aan) Schakel de snelsluiter uit Off (uit) OVERIGE OPNAMEFUNCTIES ■ Specificeren van het bereik van autofocus U kunt de volgende procedure gebruiken om het autofocusbereik te veranderen tijdens de autofocusfunctie en de macrofunctie. Merk op dat de configuratie van het scherpstelkader verandert in overeenstemming met het door u geselecteerde autofocusbereik. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer “AF Area” (autofocusbereik) op de “REC” (opname) tab en druk vervolgens op [왘]. 3. Gebruik [왖] en [왔] om het gewenste autofocusbereik te selecteren en druk vervolgens op [SET]. Voor dit type autofocusbereik: Selecteer deze instelling: Bijzonder beperkt bereik in het midden van het scherm. • De instellingen werken goed met scherpstelvergrendeling (pagina 87). Spot (puntmeten) Automatische keuze van het scherpstelbereik waar het onderwerp zich het dichtst bij de camera bevindt. • Bij deze stand verschijnt er op het beeldscherm eerst een scherpstelkader met negen scherpstelpunten. Als de sluitertoets halverwege ingedrukt wordt, zullen alle scherpstelkaders van de negen scherpstelpunten waarop scherpgesteld is groen worden. • Deze instelling werkt goed voor het maken van groepfoto’s. Multi (multi-patroon meten) Vrije verplaatsing van het scherpstelpunt • Door deze instelling te selecteren wordt het scherpstelpunt aanvankelijk in het midden van het beeldscherm getoond. Daarna kunt u het naar de gewenste plaats verplaatsen d.m.v. de [왖], [왔], [왗] en [왘] toetsen. Druk vervolgens op [SET] om het scherpstelkader op dat moment weer te geven. 82 Free (Vrij) OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Spot (puntmeten) • Multi (multi-patroon meten) Gebruik van de macrofunctie Gebruik de macrofunctie wanneer u scherp wilt stellen op close-up onderwerpen. Hieronder volgt het scherpstelbereik van de macrofunctie. Bereik: 10 cm – 50 cm • Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier boven aangegeven waarden. Scherpstelkader • Scherpstelkader 1. Druk op [왖] ( ) om door de instellingen van de scherpstelfunctie te circuleren totdat “ ” aangegeven wordt als de indicator van de scherpstelfunctie. Free (Vrij) 2. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. [SET] • Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie. Scherpstelpunt Scherpstelkader 83 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES LET OP Het gebruik van panfocus • Wanneer de macrofunctie niet goed kan scherpstellen omdat het onderwerp te ver weg is, zal de camera automatisch overschakelen naar het scherpstelbereik van de autofocus (pagina 80). • Wanneer u tijdens het opnemen met de macrofunctie een optische zoombewerking (pagina 63) uitvoert, verschijnt een waarde op het beeldscherm zoals hieronder is aangegeven om het scherpstelbereik mee te delen. Voorbeeld: 앪앪m - 앪앪m * 앪앪 wordt vervangen door de werkelijke waarde van het scherpstelbereik. Panfocus kan worden gebruikt tijdens een filmfunctie (film, MOVIE BEST SHOT (BEST SHOT film)) om scherp te stellen op een bepaald onderwerp en op te nemen zonder autofocus. Panfocus kan handig zijn bij het opnemen onder omstandigheden waarbij het om de een of andere reden moeilijk is om autofocus te gebruiken of wanneer het geluid van de autofocus functie te hard zou worden opgenomen tijdens het maken van een film met geluid. 1. Schakel tijdens de opnamefunctie (REC) een filmfunctie in (pagina’s 120, 123). • U kunt deze procedure tijdens de filmfunctie en MOVIE BEST SHOT (BEST SHOT film) uitvoeren. BELANGRIJK! • Het gebruik van de flitser samen met de macrofunctie kan er de oorzaak van zijn dat het licht van de flitser geblokkeerd raakt hetgeen ongewenste schaduwen kan produceren in het resulterende beeld. 2. Druk op [왖] ( bladeren totdat “ ) om door de instellingen te ” wordt aangegeven. 3. Druk op de sluitertoets om de film op te nemen met panfocus. 84 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! Gebruik van handmatig scherpstellen • Panfocus kan enkel gebruikt worden tijdens een filmfunctie (film, MOVIE BEST SHOT (BEST SHOT film)). Bij andere functies werkt panfocus niet. • Telkens wanneer u een optische zoombewerking (pagina 63) uitvoert voorafgaand aan filmopname, zal een waardebereik op het beeldscherm verschijnen zoals hieronder om u het scherpstelbereik mede te delen. Voorbeeld: PF 앪앪cm - ∞ * 앪앪 wordt vervangen door de werkelijke waarde van het scherpstelbereik. Met de handmatige scherpstelfunctie kunt u met de hand op een beeld scherpstellen. Hieronder volgen het scherpstelbereik tijdens de handmatige scherpstelfunctie. Optische zoomfactor Benadering van scherpstelbereik 1X 10 cm tot oneindig (∞) 3X 50 cm tot oneindig (∞) • Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier boven aangegeven waarden. 1. Druk op [왖] ( ) om door de instellingen van de scherpstelfunctie te circuleren totdat “ ” aangegeven wordt als de indicator van de scherpstelfunctie. Gebruik van de oneindig-functie De oneindig functie zet de scherpstelling vast op oneindig (∞). Gebruik deze functie voor het opnemen van landschappen en van andere beelden die zich op grote afstand bevinden. 1. Druk op [왖] ( ) om door de instellingen van de scherpstelfunctie te circuleren totdat “ ” aangegeven wordt als de indicator van de scherpstelfunctie. • Op dit ogenblik verschijnt er ook een kader in de display om het gedeelte van het beeld aan te geven dat gebruikt wordt voor handmatig scherpstellen. 2. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. 85 Kader C OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 2. Terwijl u het beeld via LET OP het beeldscherm bekijkt, gebruikt u [왗] en [왘] om scherp te stellen. • Wanneer u tijdens het opnemen met handmatige scherpstelling een optische zoombewerking (pagina 63) uitvoert, verschijnt een waarde op het beeldscherm zoals hieronder is aangegeven om het scherpstelbereik mee te delen. Voorbeeld: MF 앪앪m - ∞ * 앪앪 wordt vervangen door de werkelijke waarde van het scherpstelbereik. Handmatige scherpstelstand Om dit te doen: Doe dit: Stel scherp op het voorwerp Druk op [왗]. Stel scherp van het onderwerp weg Druk op [왘]. • Door op [왗] of [왘] te drukken zal het gedeelte binnen het kader in stap 1 het beeldscherm tijdelijk geheel vullen om het scherpstellen te vergemakkelijken. Enkele ogenblikken later zal het normale beeld opnieuw verkregen worden. 3. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. BELANGRIJK! • Tijdens de handmatige scherpstelfunctie stellen de [왗] en [왘] toetsen scherp zelfs als u toetsaanpassing gebruikt om andere functie aan deze toetsen toe te wijzen (pagina 137). 86 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 2. Houd de sluitertoets Gebruik van de scherpstelvergrendeling halverwege ingedrukt en voer hercompositie van het beeld uit zoals u dat schikt. Scherpstelvergrendeling is een techniek die u kunt gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp dat zich niet binnen het scherpstelkader bevindt terwijl u een beeld aan het opnemen bent. U kunt scherpstelvergrendeling gebruiken tijdens de autofocus functie en tijdens de macrofunctie ( ). Hoofdonderwerp 1. Voer de compositie van het beeld op het beeldscherm zodanig uit dat het hoofdonderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt en druk vervolgens de sluitertoets halverwege in. Hoofdonderwerp 3. Wanneer u nu hercompositie van het beeld naar wens uitgevoerd heeft, druk de sluitertoets geheel in om het op te nemen. • Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie. LET OP • Door de scherpstelling te vergrendelen wordt de belichting ook vergrendeld. Scherpstelkader • Hierdoor wordt het scherpstellen vergrendeld op het onderwerp dat zich op dat moment in het scherpstelkader bevindt. 87 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Gebruik [왖] en [왔] om de belichtingscom- Belichtingscompensatie (EV verschuiving) pensatiewaarde te veranderen en druk vervolgens op [SET]. De belichtingscompensatie laat u de belichtingsinstelling (EV waarde) met de hand veranderen voor aanpassing aan de belichting van het onderwerp. Deze functie helpt u bij het verkrijgen van betere resultaten bij het opnemen van onderwerpen met tegenlicht, een sterk verlicht onderwerp binnenshuis of een onderwerp tegen een donkere achtergrond. • Door op [SET] te drukken wordt de aangegeven waarde geregistreerd. [왖] : Verhoogt de EV waarde. Een hogere EV waarde wordt het beste gebruikt voor lichtgekleurde onderwerpen en onderwerpen met tegenlicht. Belichtingscompensatiebereik: –2,0EV – + 2,0EV Stappen: 1/3EV 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de [왔] : Verlaagt de EV waarde. Een lagere EV waarde wordt het beste gebruikt voor donkergekleurde onderwerpen en voor het opnemen buiten op een heldere dag. “Quality” (kwaliteit) tab, selecteer “EV Shift” (EV verschuiving) en druk dan op [왘]. Belichtingscompensatiewaarde • Om de belichtingscompensatie te annuleren dient u de waarde bij te stellen tot 0.0. 88 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 4. Druk op de sluitertoets om het beeld op te Bijstellen van de witbalans nemen. De golflengte van het licht dat geproduceerd wordt door de verschillende lichtbronnen (daglicht, gloeilamp, enz.) kan de kleur beïnvloeden van het onderwerp dat wordt opgenomen. Met de witbalans kunt u kunt u bijstellingen maken om te compenseren voor de verschillende types verlichting om zo de kleuren van een beeld natuurlijker te maken. BELANGRIJK! • Bij het opnemen onder bijzonder donkere of juist lichte omstandigheden kunt u mogelijk geen bevredigende resultaten verkrijgen ook al gebruikt u belichtingscompensatie. LET OP 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op • Bij uitvoeren van een EV verschuiving bewerking tijdens multi-patroon meten (pagina 143) zal de functie automatisch overschakelen naar centrumgeoriënteerd meten. Terugstellen van de EV verschuivingswaarde naar 0.0 zal de meetfunctie terugschakelen naar multi-patroon meten. • U kunt toetsaanpassing (pagina 137) gebruiken om de camera te configureren om belichtingscompensatie uit te voeren telkens wanneer u op [왗] of [왘] drukt tijdens een opnamefunctie (REC). Dit is handig tijdens het bijstellen van de belichtingscompansatie tijdens het bekijken van het in-beeld histogram (pagina 134). [MENU]. 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab, selecteer “White Balance” (witbalans) en druk op [왘]. 89 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling LET OP te selecteren en druk vervolgens op [SET]. Tijdens opnemen onder deze omstandigheden: Normale omstandigheden • Wanneer “Auto” (automatisch) geselecteerd is als de instelling van de witbalans bepaalt de camera automatisch het witpunt van het onderwerp. Bepaalde kleuren van de onderwerp en bepaalde belichtingsomstandigheden kunnen echter problemen veroorzaken wanneer de camera dit witpunt probeert vast te stellen, hetgeen het dan moeilijk maakt om een goede afregeling van de witbalans te krijgen. Mocht dit gebeuren gebruik dan daglicht, bewolkt of één van de andere vaste instellingen voor de witbalans om het type belichting te specificeren dat wel beschikbaar is. • U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 137) gebruiken om de camera zodanig te configureren dat de witbalansinstelling verandert wanneer u op [왗] of [왘] drukt tijdens een opnamefunctie (REC) ingeschakeld is. • Selecteer “ AWB Auto WB” om de witbalansfunctie in te schakelen voor automatische werking als u icoonhulp (pagina 139) ingeschakeld heeft en de toetsaanpassing heeft geconfigureerd om de witbalans te bedienen. Selecteer deze instelling: Auto (automatisch) Buiten met daglicht op een heldere dag Buiten met daglicht op een bewolkte of regenachtige dag, in de schaduw van een boom, enz. In de schaduw van een gebouw of op een andere plaats waar de kleurtemperatuur hoog is. Onder witte of daglicht witte TL verlichting (onderdrukt kleurmist) N Onder daglicht TL verlichting (onderdrukt kleurmist) D Bij licht van gloeilampen Moeilijke verlichting die handmatige bediening vereist (Zie “Handmatig configureren van de witbalans” (pagina 91)). Manual (handmatig) 90 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Gebruik [왖] en [왔] om Handmatig configureren van de witbalans “Manual” (handmatig) te selecteren. Bepaalde complexe lichtbronnen en andere condities in de omgeving kunnen het onmogelijk maken om goede resultaten te verkrijgen wanneer de “Auto” stand of één van de andere vast lichtbroninstellingen wordt gebruikt voor de witbalans. U kunt dan de witbalans met de hand bijregelen voor een bepaalde lichtbron en/of andere condities in de omgeving. Merk op dat u handmatige witbalans dient uit te voeren onder dezelfde omstandigheden als wanneer u daadwerkelijk aan het opnemen bent. Houd een vel wit papier bij de hand voordat u begint met de volgende procedure. • Hierdoor verschijnt het voorwerp dat u het laatst gebruikte voor het instellen van de handmatige witbalans op het beeldscherm. Als u dezelfde instellingen wilt gebruiken die u configureerde tijdens een eerdere met de hand gemaakte witbalansinstelling, sla dan stap 4 over en voer stap 5 uit. 4. Richt de camera op wit papier of een soortgelijk voorwerp onder dezelfde lichtomstandigheden waarvoor u de witbalans in wilt stellen en druk vervolgens op de sluitertoets. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer een “Quality” (kwaliteit) tab, selecteer vervolgens “White Balance” (witbalans) en druk daarna op [왘]. Wit papier 91 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Hierdoor wordt de procedure voor het bijstellen van de witbalans gestart. Als deze procedure voltooid is, verschijnt de boodschap “Complete” op het beeldscherm. Specificeren van de belichtingsfunctie U kunt de functiedraairegelaar gebruiken om de belichtingsfunctie te selecteren die de instellingen voor de lensopening en de sluitersnelheid bedient tijdens het opnemen van beelden. 5. Druk op [SET]. • Dit registreert de witbalansinstellingen en keert terug naar de op dat moment geselecteerde opnamefunctie. A functie : lensopening prioriteit AE S functie : sluitersnelheid prioriteit AE M functie : handmatige belichting LET OP Gebruik van lensopening prioriteit AE • Nadat u de witbalans met de hand ingesteld heeft, blijft deze instelling van kracht totdat u de instelling verandert of wanneer u de camera uitschakelt. Als de A functie (lensopening prioriteit AE) geselecteerd is als de belichtingsfunctie, stelt de camera de sluitersnelheid automatisch in overeenstemming met een vaste lensopeningwaarde in die u zelf heeft gespecificeerd. Een grotere lensopening (een lagere lensopeningwaarde) geeft een kleiner diepteveld terwijl een kleinere lensopening (een grotere lensopeningwaarde) een groter diepteveld geeft. Het bereik van de sluitersnelheid van deze functie loopt van 1/1600ste tot en met 1 seconde. 92 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Grotere lensopening 2. Druk op [SET] om de lensopeningwaarde in Kleinere lensopening het belichtingspaneel te selecteren en verander dan de instelling m.b.v. [왗] en [왘]. Lensopeningwaarde* Diepteveld 1. Zet tijdens een Groot Klein F2,8‚ F4,0 Ondiep Diep * De bovenstaande waarden zijn voor maximale optische zoom met het groothoek objectief. De lensopeningswaarden wijken af van de andere optische zoominstellingen. opnamefunctie (REC) de functiedraairegelaar op “A” (lensopening prioriteit). • U kunt “EV Shift” (EV verschuiving) hier ook selecteren door op [SET] te drukken en vervolgens een belichtingscompensatiewaarde (pagina’s 31, 88) te specificeren m.b.v. [왗] en [왘]. EV verschuiving Lensopeningwaarde • Als u met de hand scherpstelt (pagina’s 31, 85) kunt u “FOCUS” (handmatig scherpstellen) ook selecteren door op [SET] te drukken en vervolgens met de hand scherp te stellen m.b.v. [왗] en [왘]. 93 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Druk de sluitertoets halverwege in. Gebruiken van sluitersnelheid prioriteit AE • Hierdoor zal de camera automatisch de sluitersnelheid instellen a.h.v. de lensopeningwaarde die u selecteerde. Daarna wordt scherpgesteld op het beeld. Als de S functie (sluitersnelheid prioriteit AE) geselecteerd is als de belichtingsfunctie, stelt de camera de lensopening automatisch in overeenstemming met een vaste sluitersnelheid in die u zelf heeft gespecificeerd. U dient een sluitersnelheid te specificeren aan de hand van hoe snel het onderwerp beweegt. • De waarden van de sluitersnelheid en de lensopeningswaarde in het beeldscherm zullen oranje worden als u de sluitertoets halverwege indrukt terwijl het beeld onder- of juist overbelicht is. Langzaam 4. Druk als goed is scherpgesteld op het beeld de sluitertoets geheel in om het beeld op te nemen. 94 Snel OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 1. Zet tijdens een 3. Druk de sluitertoets halverwege in. opnamefunctie (REC) de functiedraairegelaar op “S” (sluitersnelheid prioriteit). • Hierdoor zal de camera automatisch de waarde van de lensopening instellen a.h.v. de sluitersnelheid die u selecteerde. Daarna wordt scherpgesteld op het beeld. • De waarden van de sluitersnelheid en de lensopeningswaarde in het beeldscherm zullen oranje worden als u de sluitertoets halverwege indrukt terwijl het beeld onder- of juist overbelicht is. EV verschuiving Sluitersnelheid 4. Druk als goed is scherpgesteld op het beeld 2. Druk op [SET] om de sluitersnelheidwaarde in de sluitertoets geheel in om het beeld op te nemen. het belichtingspaneel te selecteren en verander dan de instelling m.b.v. [왗] en [왘]. Sluitersnelheid Beweging Langzaam 60 seconden Wazig Snel 1/1600ste seconde Gestopt • U kunt “EV Shift” (EV verschuiving) hier ook door op [SET] te drukken en vervolgens een belichtingscompensatiewaarde (pagina’s 31, 88) te specificeren m.b.v. [왗] en [왘]. • Als u met de hand scherpstelt (pagina’s 31, 85) kunt u “FOCUS” (handmatig scherpstellen) ook selecteren door op [SET] te drukken en vervolgens met de hand scherp te stellen m.b.v. [왗] en [왘]. 95 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Druk op [SET] om de sluitersnelheidwaarde in Met de hand instellen van de belichtingsinstellingen het belichtingspaneel te selecteren en verander dan de instelling m.b.v. [왗] en [왘]. Tijdens de M functie (handmatige belichting) kunt u de sluitersnelheid en de lensopening met de hand instellen. Sluitersnelheid 1. Zet tijdens een Beweging opnamefunctie (REC) de functiedraairegelaar op “M” (handmatige instelling). 1/1600ste seconde Gestopt 4. Druk de sluitertoets halverwege in. Sluitersnelheid Lensopeningwaarde • Hierdoor zal de camera automatisch scherpstellen. 5. Druk als goed is scherpgesteld op het beeld 2. Druk op [SET] om de lensopeningwaarde in de sluitertoets geheel in om het beeld op te nemen. het belichtingspaneel te selecteren en verander dan de instelling m.b.v. [왗] en [왘]. Diepteveld Wazig Snel • Als u met de hand scherpstelt (pagina’s 31, 85) kunt u “FOCUS” (handmatig scherpstellen) ook selecteren door op [SET] te drukken en vervolgens met de hand scherp te stellen m.b.v. [왗] en [왘]. ISO gevoeligheid Lensopeningwaarde* Langzaam 60 seconden Groot Klein F2,8‚ F4,0 Ondiep Diep * De bovenstaande waarde zijn voor maximale optische zoom met de groothoek objectief . De lensopeningswaarden wijken af van de andere optische zoominstellingen. 96 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Voorzorgsmaatregelen voor opname met de belichtingsfunctie Gebruik van de doorlopende sluiter Naast de normale opname die een enkel beeld opneemt telkens wanneer de sluitertoets ingedrukt wordt kunt u één van de vijf doorlopende sluiterfuncties selecteren om meerdere beelden op te nemen. • U kunt mogelijk niet de helderheid verkrijgen die u wilt wanneer u een beeld aan het opnemen bent dat bijzonder donker of juist erg helder is. Mocht dit het geval zijn, gebruik dan de M functie (handmatige belichting) om de lensopening en de sluitersnelheid met de hand bij te stellen. • Bij gebruik van een langzame sluitersnelheid kan digitale ruis (korreligheid) verschijnen in het beeld. Om dit effect te reduceren voert de camera automatisch ruisonderdrukking uit wanneer de sluitersnelheid 1/8ste seconde of langzamer is. Hoe langzamer de sluitersnelheid des te groter de kans op digitale ruis in het beeld. Merk ook op dat de procedure voor ruisonderdrukking het opnemen van een beeld vertraagt. • Bij een sluitersnelheid langzamer dan 1/8ste seconde kan de helderheid van het opgenomen mogelijk afwijken van de helderheid van het beeld dat verschijnt in het beeldscherm. • Doorlopende sluiterfunctie met normale snelheid U kunt onafgebroken beelden opnemen totdat het geheugen vol is. • Doorlopende sluiterfunctie bij hoge snelheid Neem maximaal drie beelden met hoge snelheid achter elkaar op. • Doorlopende sluiterfunctie met flits Gebruik deze functie om drie beelden achter elkaar op te nemen met elke een flits. • Doorlopende sluiterfunctie met zoom Tijdens deze functie kunt u een gebied op het beeldscherm selecteren met een selectiekader. Wanneer u dan de sluitertoets indrukt, neemt de camera het beeld op het beeldscherm op met het gebied binnen het door het selectiekader afgebakende gebied ingezoomd op tweemaal de normale afmetingen. • Meervoudige doorlopende sluiterfunctie Deze functie neemt 25 doorlopende stop-actie beelden op bij hoge snelheid en combineert ze tot een enkel beeld. 97 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! Gebruiken van de doorlopende sluiterfunctie met normale snelheid • De opnamesnelheid van de doorlopende sluiter hangt af van het type geheugenkaart dat zich in de camera bevindt. Bij opname naar het ingebouwde geheugen is opname van de doorlopende sluiter relatief langzaam. Door de sluitertoets ingedrukt te houden worden voortdurend beelden opgenomen zolang er geheugen beschikbaar is om de beelden op te slaan. LET OP 1. Druk tijdens een • U kunt ook een doorlopende sluiterfunctie selecteren door [ ] ingedrukt te houden, de gewenste functie te selecteren d.m.v. [왖] en [왔] en vervolgens [ ] los te laten. opnamefunctie (REC) op [ ]. 2. Selecteer “ Normal Speed Cont.” (doorlopende sluiter met normale snelheid) d.m.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor verschijnt “ ” in het beeldscherm. 3. Druk op de sluitertoets om op te nemen. • Het opnemen blijft doorgaan zolang u de sluitertoets ingedrukt houdt. Laat de sluitertoets los om het opnemen te stoppen. 98 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES De doorlopende sluiterfunctie met hoge snelheid gebruiken De doorlopende sluiterfunctie met flits gebruiken Houd de sluitertoets ingedrukt terwijl de doorlopende sluiterfunctie met hoge snelheid geselecteerd is om maximaal drie beelden met hoge snelheid op te nemen. Houd de sluitertoets ingedrukt terwijl de doorlopende sluiterfunctie met flits geselecteerd is om maximaal drie beelden op te nemen waarbij de flitser bij elk beeld flitst. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [ [ ]. 2. Selecteer d.m.v. [왖] en [왔] to select “ 2. Selecteer d.m.v. [왖] en [왔] “ Flash Cont.” (doorlopende sluiter met flits) en druk daarna op [SET]. High Speed Cont.” (doorlopende sluiter met hoge snelheid) en druk daarna op [SET]. • Hierdoor verschijnt de “ beeldscherm. ]. • Hierdoor verschijnt de “ beeldscherm. ” icoon op het ” icoon op het 3. Druk op de sluitertoets om op te nemen. 3. Druk op de sluitertoets om op te nemen. • Het opnemen vindt plaats zolang de sluitertoets ingedrukt gehouden wordt. Het filmen stopt als u de sluitertoets loslaat voordat drie beelden opgenomen zijn. • Het opnemen vindt plaats zolang de sluitertoets ingedrukt gehouden wordt. Het filmen stopt als u de sluitertoets loslaat voordat drie beelden opgenomen zijn. 99 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 4. Druk daarna eenmaal op de sluitertoets om op Gebruik van de zoom doorlopende sluiterfunctie te nemen. • Hierdoor worden twee beelden opgenomen: het beeld op het beelscherm en het beeld binnen het selectiekader, digitaal tot twee maal de normale grootte gezoomd. De zoom doorlopende sluiterfunctie geeft een selectiekader weer dat u kunt gebruiken om een gebied in het beeldscherm te selecteren. Dan als u op de sluitertoets drukt, zal de camera het beeld op het beeldscherm opnemen met het gebied dat omsloten wordt door het selectiekader digitaal tot twee maal de normale grootte gezoomd. BELANGRIJK! • Merk op dat het bij de bovenstaande procedure niet nodig is om de sluitertoets ingedrukt te houden. • Merk op dat de zoom doorlopende sluiterfunctie niet beschikbaar is bij een instelling voor het beeldformaat van 3264 × 2176 (3:2) of 640 × 480. • Het formaat van de digitaal verwerkt beelden is kleiner dan de huidige instelling voor het beeldformaat van de camera. Voorbeeld: Wanneer de huidige instelling voor het beeldformaat 3264 × 2448 beeldpunten is, dan zal het formaat van de digitaal verwerkt beelden met de zoom doorlopende sluiterfunctie 1600 × 1200 beeldpunten zijn. • Wanneer autofocus geselecteerd is als de scherpstelfunctie, bevindt het autofocusgebied zich automatisch in het midden van het selectiekader voor de doorlopende sluiter met zoom (puntmeet autofocusgebied, pagina’s 79, 82). 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op de [ ]. 2. Selecteer de “ Z Zoom Continuous” (doorlopende sluiter met zoom) d.m.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor verschijnt een selectiekader in het midden van het beeldscherm. 3. Verplaats het selectiekader m.b.v. [왖], [왔], [왗], en [왘] naar het gewenste gedeelte van het beeldscherm en druk op [SET]. • Hierdoor verschijnt de “ beeldscherm. Z ” icoon op het 100 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! 25-shot stop-actie beelden (m.b.v. de meervoudige doorlopende sluiterfunctie) • Merk op dat u bij de bovenstaande procedure de sluitertoets niet ingedrukt hoeft te houden. • De grootte van het 25-shot beeld is 1600 × 1200 beeldpunten. Gebruik de volgende procedure om 25 achtereenvolgende stop-actie beelden op te nemen bij hoge snelheid en ze daarna te combineren tot één enkel beeld. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [ ]. 2. Selecteer “ Multi Continuous” (meervoudige doorlopende sluiter) d.m.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor verschijnt “ ” in het beeldscherm. 3. Druk eenmaal op de sluitertoets om op te nemen. • Nadat 25 shots opgenomen zijn worden ze tot een enkel beeld gecombineerd dat dan in het geheugen opgeslagen wordt. 101 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Bij de doorlopende sluiterfunctie bij normale snelheid en de meervoudige doorlopende sluiterfunctie wordt de flitsfunctie automatisch (flitser uit). • Bij de doorlopende sluiterfunctie met flitser wordt de flitsfunctie automatisch (flitser aan). • U kunt de zelfontspanner niet gebruiken in combinatie met de doorlopende sluiterfunctie met normale snelheid (pagina 73). • De drievoudige zelfontspanner (pagina 74) kan alleen gebruikt worden in combinatie met de doorlopende sluiterfunctie met zoom. • De langzaamste instelling van de sluitersnelheid bij gebruik van de meervoudige doorlopende sluiterfunctie is 1/15ste seconde. • Merk op dat bij de doorlopende sluiterfunctie bij hoge snelheid en de doorlopende sluiterfunctie met flitser de resolutie van de opgenomen beelden ietwat lager is en een grotere neiging heeft om digitale ruis te bevatten dan bij beelden die opgenomen worden met de doorlopende sluiterfunctie bij normale snelheid. • Bij de doorlopende sluiterfunctie bij hoge snelheid en de doorlopende sluiterfunctie met flitser wordt altijd de “Auto” (automatisch) instelling gebruikt ongeacht de huidige instelling voor de ISO gevoeligheid. • Bij de doorlopende sluiterfunctie met flits is het flitsbereik smaller dan normaal. Voorzorgsmaatregelen voor de doorlopende sluiter • Wanneer u werking van de doorlopende sluiter aanvangt zullen de instellingen voor de belichting en de scherpstelling vastgezet worden voor het eerste beeld. Dezelfde instellingen zijn dan ook van toepassing bij de navolgende beelden. • De doorlopende sluiterfunctie kan niet worden gebruikt in combinatie bij één van de volgende attributen en functies. BEST SHOT (“Business Cards and Documents (visitekaartjes en documenten)”, “Whiteboard, etc. (Witbord, enz.)”, “Old Photo (oude foto)”, “ID Photo (ID foto)”, “Pastel (pastelkleur)”, “Illustration (illustratie)”, “Cross (kruis)”), Movie (film) functie, MOVIE BEST SHOT functie • Tijdens het gebruik van de doorlopende sluiterfunctie moet u de camera stil houden totdat alle opnamen voltooid zijn. • De werking van de doorlopende sluiter kan halverwege stoppen als de geheugencapaciteit uitgeput dreigt te raken. • Bij gebruik van een langzamere sluitersnelheidinstelling wordt de tussenpauze tussen beelden verlengd. • De doorlopende sluitersnelheid hangt af van de huidige instellingen voor de beeldgrootte en beeldkwaliteit. • Bij de doorlopende sluiterfunctie bij normale snelheid kunt u de gewenste flitsfunctie selecteren. 102 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 1. Zet de Gebruiken van de BEST SHOT functie functiedraairegelaar op tijdens een opnamefunctie (REC) op “ ” en druk daarna op [SET]. Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde voorbeeldscenes er één en de camera zal de instellingen maken voor de scene die u selecteerde om zo elke keer opnieuw mooie foto’s te maken. • Hierdoor wordt de BEST SHOT functie ingeschakeld die alle 12 BEST SHOT decors toont. ■ Voorbeeld achtergronden • Portrait (Portret) • Scenery (Landschap) • De voorbeelddecors zijn in volgorde gearrangeerd, te beginnen met de linker bovenhoek. • De op dat moment geselecteerde voorbeeldscene is de scene met het selectiekader erom heen. • Night Scene (Nachtdecor) • Night Scene Portrait (Avondportret) 103 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 2. Gebruik [왖], [왔], [왗] en [왘] om de gewenste BELANGRIJK! voorbeeld achtergrond te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • BEST SHOT achtegronden werden niet met deze camera opgenomen. Ze dienen enkel als voorbeeld. • Door opname omstandigheden en andere factoren, kan een beeld opgenomen met de instellingen van het BEST SHOT decor niet precies het verwachte resultaat produceren. • U kunt de camera instellingen veranderen die geconfigureerd zijn bij het selecteren van een BEST SHOT scene. De instellingen die u kunt veranderen zijn dezelfde als die opgeslagen worden wanneer u een BEST SHOT gebruikersinstelling (pagina 106) opslaat. Merk echter op dat bepaalde BEST SHOT scenes u niet toestaan om bepaalde instellingen te veranderen. De BEST SHOT scene instellingen worden teruggesteld tot hun oorspronkelijke instellingen wanneer u een andere BEST SHOT scene selecteert of de camera uitschakelt. Als u de instellingen wilt opslaan om later te gebruiken, dient u deze als een BEST SHOT gebruikersinstelling op te slaan (pagina 106). • Digitale ruisonderdrukking vindt automatisch plaats wanneer u een nachtscene, vuurwerk of een ander beeld opneemt dat een langzame sluitertijd vereist. Dat is de reden waarom het langer duurt om beelden op te nemen bij een langzame sluitersnelheid. Zorg er voor dat u geen cameratoetsen bedient totdat het uitvoeren van beeldopname voltooid is. • Verplaats het selectiekader in het display m.b.v. [왖], [왔], [왗] en [왘]. Door naar links te bladeren terwijl het selectiekader zich in de linker bovenhoek bevindt of naar rechts te bladeren terwijl het selectiekader zich in de rechter onderhoek bevindt, bladert u door naar het volgende scherm met 12 voorbeelddecors. 3. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. 104 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Bij het opnemen van een beeld van een nachtdecor, vuurwerk of een ander beeld waarbij u een langzame sluitersnelheid nodig heeft wordt het gebruik van een statief aanbevolen om handbewegingen te voorkomen. Afzonderlijk tonen van de voorbeelddecors U kunt de volgende procedure gebruiken om de BEST SHOT voorbeelddecors afzonderlijk te tonen zodat u de uitleg kunt bekijken van de instellingen van elk decor. LET OP 1. Zet de functiedraairegelaar op tijdens een • Aanwijzingen voor het gebruik en het op dat moment geselecteerde BEST SHOT decor verschijnen gedurende ongeveer twee seconden in de display als de BEST SHOT functie reeds ingeschakeld is op het moment dat u de camera inschakelt. opnamefunctie (REC) op “ op [SET]. ” en druk daarna • Hierdoor worden alle 12 van de BEST SHOT scenes getoond. 2. Beweeg de zoomregelaar. • Hierdoor wordt het voorbeelddecor getoond dat geselecteerd was op het 12-decorscherm. • Beweeg de zoomregelaar om terug te keren naar het 12voorbeeldscene scherm. 105 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Selecteer het gewenste voorbeelddecor m.b.v. Creëren van uw eigen BEST SHOT instelling [왗] en [왘] en druk vervolgens op [SET]. 4. Druk op de sluitertoets om het beeld op te U kunt de onderstaande procedure gebruiken om een basisinstelling op te slaan van een snapshot die u opnam als een BEST SHOT decor. Daarna kunt u de basisinstelling oproepen telkens wanneer u deze wilt gebruiken. nemen. 1. Zet de functiedraairegelaar op tijdens een opnamefunctie (REC) op “ op [SET]. ” en druk daarna 2. Selecteer “Register User Scene” (gebruikersdecor registereren) d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] en druk op [SET]. 3. Geef d.m.v. [왗] en [왘] de snapshots weer waarvan u de instelling als BEST SHOT decor wilt registreren. 106 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 4. Gebruik [왖] en [왔] om “Save” (opslaan) te LET OP selecteren en druk vervolgens op [SET]. • De volgende zijn de instellingen die onderdeel uitmaken van de snapshotinstelling: scherpstelfunctie, EV verschuivingswaarde, witbalansfunctie, flitserfunctie, ISO gevoeligheid, meetfunctie, flitsintensiteit, flitserassistent, filter, scherpte, verzadiging en contrast. • Merk op dat enkel snapshots die opgenomen zijn met deze camera kunnen worden gebruikt om een BEST SHOT gebruikersinstelling te creëren. • U kunt op hetzelfde moment maximaal 999 BEST SHOT gebruikersinstellingen hebben in het ingebouwde geheugen van de camera. • U kunt de huidige instelling van een achtergrond controleren door verschillende instelmenu’s te tonen. • BEST SHOT snapshotgebruikersinstellingen worden opgeslagen in het ingebouwde geheugen van de camera in de map die “SCENE” heet. Bestandnamen worden automatisch toegewezen volgens het formaat “UZ850nnn.JPE” waar “nnn” een waarde is vallend tussen 000 en 999. • Hierdoor wordt de instelling geregistreerd. Nu kunt u de procedure op pagina 103 gebruiken om uw gebruikersinstelling te selecteren voor het maken van een opname. BELANGRIJK! • Gebruikersinstellingen in de BEST SHOT functie bevinden zich in het geheugen na de ingebouwde voorbeelddecors. • Door een gebruikerssnapshotinstelling te selecteren verschijnt de “U” indicator in de rechter bovenhoek van het beeldscherm gevolgd door een nummer (dat het instelnummer aangeeft). • Merk op dat het formatteren van het ingebouwde geheugen (pagina 202) alle BEST SHOT gebruikersinstellingen uitwist. 107 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Wissen van een BEST SHOT functie gebruikersinstelling Verminderen van de effecten van het bewegen van uw hand of het bewegen van het onderwerp 1. Zet de functiedraairegelaar op tijdens een opnamefunctie (REC) op “ op [SET]. U kunt de effecten verminderen van het bewegen van het onderwerp of van handbewegingen die de neiging hebben op te treden bij het opnemen van een onderwerp op grote afstand met een telefoto of bij het opnemen van een snel bewegend onderwerp of als als de plaats van opname slecht verlicht is. • U kunt de anti-trilfunctie ook gebruiken om tijdens het opnemen van een film van het effect van het bewegen van uw handen verminderen. De effecten van het bewegen van het onderwerp worden echter niet verminderd (pagina 118). ” en druk daarna 2. Beweeg de zoomregelaar om over te schakelen van het 12-scene scherm naar het voorbeeldscherm. 3. Gebruik [왗] en [왘] om de gebruikersinstelling te tonen die u wilt uitwissen. 4. Druk op [왔] ( ) om de gebruikersinstelling 1. Voer één van de onderstaande procedures uit te wissen. om de anti-trilfunctie in te schakelen. 5. Selecteer “Delete” (wissen) m.b.v. [왖] en [왔]. Gebruiken van de BEST SHOT functie 6. Druk op [SET] om het bestand te wissen. 1. Zet de functiedraairegelaar op tijdens een opnamefunctie (REC) op “ ” en druk daarna op [SET]. 7. Selecteer een andere scene en druk vervolgens op [SET]. 2. Selecteer d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] het “Anti Shake” (anti-tril) decor en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor wordt de opnamestand opnieuw verkregen. 108 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Gebruiken van het menuscherm BELANGRIJK! 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. • De anti-trilfunctie wordt uitgeschakeld bij andere instellingen dan wanneer “Auto” (automatisch) wordt geselecteerd voor de ISO gevoeligheid. Als u de anti-trilfunctie ingeschakeld wilt hebben dat dient u de ISO gevoeligheid te veranderen naar “Auto” (automatisch) (pagina 142). • Door op te nemen met de anti-trilfunctie kan het beeld er wat ruwer uitzien dan normaal met een kleine verlaging van de beeldresolutie. • De anti-trilfunctie kan de effecten van handbewegingen en bewegen van het onderwerp mogelijk niet elimineren wanneer de bewegingen te heftig zijn. • De anti-trilfunctie kan mogelijk niet werken bij bijzonder lage sluitersnelheden. Mocht dit het geval zijn, gebruik dan een statief om de camera te stabiliseren. • Hoewel “ ” (anti-trilfunctie) aangegeven wordt op het beeldscherm terwijl de flitsinstelling ingesteld is op “Auto Flash” (automatisch flitsen), “Flash On” (flitser aan) of “Soft Flash” (milde flitser) is de antitrilfunctie uitgeschakeld. • De maximale digitale zomfactor is 4X (pagina 65) tijdens het opnemen met de anti-trilfunctie. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Anti Shake” (anti-tril) en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer de “Auto” (automatisch) instelling d.m.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [SET]. • (Anti-trilindicator) wordt aangegeven in het beeldscherm terwijl de anti-trilfunctie ingeschakeld is. 2. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. 109 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! Opnemen met een hogere gevoeligheid • De hoge gevoeligheidsfunctie wordt uitgeschakeld bij andere instellingen dan wanneer “Auto” (automatisch) wordt geselecteerd voor de ISO gevoeligheid. Als u de hoge gevoeligheidsfunctie ingeschakeld wilt hebben dat dient u de ISO gevoeligheid te veranderen naar “Auto” (automatisch) (pagina 142). • Door op te nemen met hoge gevoeligheid kan het beeld er wat ruwer uitzien dan normaal met een kleine verlaging van de beeldresolutie. • Wanneer het te donker is kan het zijn dat een gewenst niveau van beeldhelderheid niet verkregen kan worden. • Gebruik bij het opnemen met lage sluitersnelheden een statief om tegen de effecten van handbewegingen te beschermen. • De hoge gevoeligheid is uitgeschakeld terwijl de flitsinstelling ingesteld is op “Auto Flash” (automatisch flitsen), “Flash On” (flitser aan) of “Soft Flash” (milde flitser). • De maximale digitale zomfactor is 4X (pagina 65) tijdens het opnemen met de hoge gevoeligheid. Bij een hogere gevoeligheid kunnen helderder beelden worden opgenomen zonder gebruik te maken van de flitser, zelfs als er niet genoeg licht beschikbaar is voor een normale belichting. 1. Zet de functiedraairegelaar op tijdens een opnamefunctie (REC) op “ op [SET]. ” en druk daarna 2. Selecteer het “High Sensitivity” (hoge gevoeligheid) decor d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] en druk daarna op [SET]. 3. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. 110 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES ■ Beelden van instelvoorbeelden Opnemen van beelden van naamkaartjes en documenten (Business Shot) • Business cards and documents (Naamkaartjes en documenten) Wanneer beelden van naamkaartjes, documenten, een witbord of soortgelijke voorwerpen vanuit een hoek worden opgenomen kunnen deze onderwerpen er vervormd uitzien in het beeld dat als resultaat is opgenomen. De Business Shot instelling corrigeert rechthoekige vormen automatisch zodat ze er uitzien alsof ze opgenomen zijn met de camera recht voor het onderwerp. Voor aanbrengen van de keystone correctie Na aanbrengen van de keystone correctie 111 • White board, etc. (Witbord, enz.) OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Voordat u met Business Shot gaat opnemen Gebruiken van de Business Shot instelling • Voordat u begint met de opname dient u eerst de compositie van het beeld zo in te richten zodat het contour van het onderwerp dat u wilt opnemen zich in het geheel op het beelscherm bevindt. • Let er op dat het onderwerp zich tegen een achtergrond bevindt waardoor het contour afsteekt en dat het het beeldscherm zoveel mogelijk vult. 1. Zet de functiedraairegelaar op tijdens een opnamefunctie (REC) op “ op [SET]. ” en druk daarna 2. Selecteer het gewenste Business Shot beeld m.b.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] en druk vervolgens op [SET]. LET OP 3. Druk op de sluitertoets • Wanneer de camera zich in een hoek bevindt t.o.v. naamkaartje of document dat u aan het opnemen bent, dan kan de vorm van het naamkaartje of het document er vervormd uit zien als beeld. De automatische Keystone (hoeksteen) correctiefunctie komt dan in actie om die vervorming te corrigeren waardoor de onderwerpen er normaal uitzien zelfs als u vanuit een hoek opneemt. om het beeld op te nemen. • Hierdoor wordt een scherm verkregen dat alle onderwerpen in het beeld weergeeft die kwalificeren als kandidaten voor keystone (hoeksteen) correctie. Er verschijnt een foutlezing (pagina 271) als de camera geen geschikte kandidaat in beeld kan vinden voor de ‘keystone’ functie. Na enkele ogenblikken zal het oorspronkelijke beeld zonder aanpassingen opgeslagen worden in het geheugen. 112 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 4. Selecteer m.b.v. [왗] en [왘] de kandidaat die u Herstellen van een oude foto wilt corrigeren. U kunt de procedure in dit hoofdstuk gebruiken om een oude, verbleekte foto te herstellen met de kleuren die worden verstrekt door de moderne digitale cameratechnologie. 5. Selecteer “Correct” (corrigeren) m.b.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. • Door “Cancel” (annuleren) te selecteren i.p.v. “Correct” (corrigeren) wordt het oorspronkelijke beeld zonder aanpassingen opgeslagen in het geheugen. Voordat u probeert een oude foto te herstellen • Let er op dat de gehele foto die u probeert te herstellen zich binnen het beeldscherm bevindt. • Let er op dat het onderwerp zich tegen een achtergrond bevindt waardoor het contour afsteekt en dat het het beeldscherm zoveel mogelijk vult. • Let er op dat het licht niet weerkaatst van het oppervlak van de oorspronkelijke foto. • Als de oude foto zich in de portret oriëntatie bevindt, let er dan op dat u de compositie van het beeld met de camera opstelt met de landschap oriëntatie (horizontaal). BELANGRIJK! • Digitale zoom wordt uitgeschakeld terwijl u opneemt met Business Shot. U kunt echter wel optische zoom gebruiken. • De camera kan het onderwerp niet herkennen in de volgende gevallen: — Wanneer het onderwerp gedeeltelijk buiten het beeldscherm valt — Wanneer het onderwerp dezelfde kleur heeft als de achtergrond waar het voor geplaatst is • Het maximal beeldformaat voor Business Shot beelden is 1600 × 1200 beeldpunten zelfs als de camera geconfigureerd is voor een groter beeldformaat. Als de beeldformaatinstelling kleiner is dan 1600 × 1200 beeldpunten worden beelden opgenomen met het gespecificeerde formaat. 113 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES LET OP Opnemen van een oude foto • Wanneer de camera zich in een hoek bevindt ten opzichte van de oude foto dan zal één zijde van het opgenomen beeld er langer uitzien dan de zijde er tegen over. Dit wordt ‘keystone’ genoemd hetgeen veroorzaakt wordt door het verschil in afstand van de cameralens tot beide zijden van de foto. De zijde van de foto die zich het dichtst bij de camera bevindt ziet er langer uit terwijl de zijde verder weg van de camera er juist korter uit ziet. Automatische ‘keystone’ correctie compenseert automatisch voor deze vervorming hetgeen betekent dat de foto er normaal uit zal zien zelfs als u hem opneemt vanuit een hoek. 1. Zet de functiedraairegelaar op tijdens een opnamefunctie (REC) op “ op [SET]. ” en druk daarna 2. Selecteer “Old Photo” d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] en drukt vervolgens op [SET]. 3. Druk op de sluitertoets en neem het beeld op. • Hierdoor wordt een correctie bevestigingsscherm weergegeven en het oorspronkelijk opgenomen beeld opgeslagen. Een foutlezing verschijnt (pagina 271) zonder weergave van het correctie bevestigingsscherm als de camera niet in staat is het contour van de foto te vinden. 114 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 4. Selecteer d.m.v. [왗] en [왘] het contour 7. Plaats het trimkader d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] waarvoor u correctie wilt uitvoeren. naar de gewenste plek en drukt vervolgens op [SET]. 5. Selecteer “Trim” • De camera zal de kleuren automatisch herstellen het beeld opslaan. d.m.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. • Als u geen kader rondom het beeld wilt, configureer dan het trimkader zodat dit zich binnen het kader van het weergegeven beeld bevindt. • Hierdoor verschijnt het trimkader op het beeldscherm. • Druk op [MENU] om de trimbewerking te annuleren op een gewenst moment en het beeld van dat moment op te slaan. • Selecteer “Cancel” om het beeld op te slaan als u het beeld niet wilt trimmen. 6. Maak het trimkader groter of kleiner d.m.v. de zoomregelaar. 115 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! Opnemen van een ID foto • Digitaal zoomen is niet mogelijk bij het opnemen van een oude foto. U kunt echter wel optische zoom gebruiken. • De camera kan een foto niet herkennen in de volgende gevallen: — Wanneer het onderwerp gedeeltelijk buiten het beeldscherm valt — Wanneer het onderwerp dezelfde kleur heeft als de achtergrond waar het voor geplaatst is • De maximale beeldgrootte voor het opnemen van een oude foto is 1600 × 1200 beeldpunten zelfs wanneer de camera geconfigureerd is voor een grotere beeldgrootte. Bij een instelling voor een beeldgrootte kleiner dan 1600 × 1200 beeldpunten worden beelden opgenomen bij de op dat moment gespecificeerde grootte. • Onder bepaalde omstandigheden kan het herstellen van de kleuren niet tot de gewenste resultaten leiden. U kunt met deze procedure een portret opnemen en dan ID foto’s afdrukken van een aantal verschillende standaard formaten. • Door een ID foto af te drukken wordt een enkel vel geproduceerd met vijf ID foto’s van de volgende formaten. 30 × 24 mm, 40 × 30 mm, 45 × 35 mm, 50 × 40 mm, 55 × 45 mm 1. Zet de functiedraairegelaar in een opnamefunctie (REC) op “ op [SET]. ” en druk daarna 2. Selecteer het “ID Photo” decor (ID foto) m.b.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] en druk vervolgens op [SET]. 3. Maak op het beeldscherm een compositie van het onderwerp binnen het in-beeld kader en druk op de sluitertoets om een eerste tijdelijk beeld op te nemen. 116 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Stel het beeld zodanig bij dat het hoofd van het onderwerp op één lijn is met de hoofdlijn aan de bovenkant van het kader en de kin van het onderwerp op één lijn is met de kinlijn. • Het eerste tijdelijke beeld wordt niet opgeslagen in het geheugen van de camera. Het uiteindelijke beeld wordt opgeslagen in het geheugen van de camera wanneer u stap 5 uitvoert. 5. Stel eerst de positie van het onderwerp in het 4. Stel de positie van het onderwerp in zoals beeld en druk vervolgens op [SET]. hieronder beschreven. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Verplaats het onderwerp omhoog of omlaag Druk op [왖] of [왔]. Verplaats het onderwerp naar links of naar rechts Druk op [왗] of [왘]. Inzoomen op het onderwerp (om het te vergroten) Verplaats de zoomregelaar in de richting van de “ ” icoon. Uitzoomen op het onderwerp (om het te verkleinen) Verplaats de zoomregelaar in de richting van de “ ” icoon. • Alleen het uiteindelijke beeld dat zich op het beeldscherm bevindt wanneer u in stap 5 op [SET] drukt, wordt opgeslagen in het geheugen van de camera. BELANGRIJK! • Het beeldformaat van een ID foto is altijd 3264 × 2448 beeldpunten ongeacht de huidige instelling bij de camera voor het beeldformaat. Hoofdlijn Kinlijn 117 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Afdrukken van een ID foto Opnemen van een film Door een ID foto af te drukken wordt een enkel vel geproduceerd met vijf ID foto’s van de onderstaande formaten. Daarna kunt u de beelden die u wilt gebruiken uitknippen. 30 × 24 mm, 40 × 30 mm, 45 × 35 mm, 50 × 40 mm, 55 × 45 mm U kunt hoge resolutie films opnemen met geluid. De enige beperking die geldt voor de lengte van de film is de hoeveelheid van het geheugen die beschikbaar is voor opslag. U kunt een gewenste instelling voor de resolutie selecteren met een verscheidenheid aan filmopnamefuncties die u meer dan voldoende veelzijdigheid bieden voor het maken van films. BELANGRIJK! • Bestandformaat: MPEG-4 AVI formaat • De bovenstaande afmetingen zijn niet precies. De werkelijke beeldformaten kunnen ietwat afwijken van de bovengenoemde. • Bij het afdrukken van een ID foto moet u er op letten op papier van het formaat 4˝ × 6˝ (pagina 216) af te drukken. De beelden kunnen mogelijk op het juiste formaat worden afgedrukt als papier van een afwijkend formaat wordt gebruikt. • Maximale filmlengte: De enige beperking die geldt voor de lengte van de film is de hoeveelheid van het geheugen die beschikbaar is voor opslag. • Geschatte filmbestandgrootte (film van 1 minuut): 28,4 MB (kwaliteitinstelling: HQ (hoge kwaliteit)) 14,9 MB (kwaliteitinstelling: Normal (normaal)) 5,3 MB (kwaliteitinstelling: LP (langzame snelheid)) • Filmopnamefuncties — filmfunctie Gebruik deze functie voor normaal opnemen van een film (pagina 120). 118 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES — MOVIE BEST SHOT functie Deze functie maakt het maken van de camera instellingen zo gemakkelijk als het selecteren van de van toepassing zijnde voorbeeldscene. Selecteer één van de MOVIE BEST SHOT scenes waarna de camera zichzelf automatisch configureert voor de instelling voor die scene (pagina 123). — korte film Telkens bij indrukken van de sluitertoets wordt een kort filmpje opgenomen dat begint voor indrukken van de toets en eindigt nadat de toets is ingedrukt (pagina 126). — voorafgaande film Deze functie maakt gebruik van een buffer van 5 seconden die doorlopende wordt ge-update. Bij indrukken van de sluitertoets wordt het opnemen vijf seconden eerder gestart dan toen u de toets indrukte. Gebruik deze functie wanneer u er zeker van wilt zijn dat u snelle actie niet mist (pagina 129). Specificeren van de kwaliteit van het filmbeeld De instelling voor de beeldkwaliteit bepaalt hoe ver de camera de filmbeelden comprimeert voordat zij ze opslaat in het geheugen. De beeldkwaliteit wordt uitgedrukt als beeldgrootte in beeldpunten. Een “beeldpunt” is één van de vele kleine punten die het beeld vormen. Een groter aantal beeldpunten (meer beeldgrootte) gaat gepaard met een betere detaillering en een hogere beeldkwaliteit wanneer een film wordt afgespeeld. Selecteer voordat u begint met het opnemen van een film eerst de instelling voor de beeldkwaliteit die u geschikt acht. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Gebruik [왗] en [왘] om de “Quality” (kwaliteit) LET OP tab te selecteren. • Gebruik MOVIE BEST SHOT om “Short Movie” te selecteren om korte film te gebruiken of “Past Movie” om voorafgaande film te gebruiken. • U kunt filmbestanden weergeven op uw computer m.b.v. Windows Media Player 9. • Door het CASIO AVI Importer component te installeren op uw Macintosh computer kunt u QuickTime gebruiken om films weer te geven die u met de camera heeft opgenomen (pagina 256). 3. Gebruik [왖] en [왔] om “ Quality” (kwaliteit) te selecteren en druk vervolgens op [왘]. 4. Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [SET]. 119 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Datasnelheid (benadering) Beeldsnelheid HQ (640 × 480 beeldpunten) Normal (640 × 480 beeldpunten) 4,0 megabits per seconde 30 beelden/ seconde 2,1 megabits per seconde 30 beelden/ seconde LP (320 × 240 beeldpunten) 745 kilobits per seconde 15 beelden/ seconde Instelling Hogere kwaliteit Lagere kwaliteit Opnemen van een standaard film (filmfunctie) Gebruik de filmfunctie wanneer u een standaard film opneemt. 1. Zet de functiedraairegelaar tijdens een opnamefunctie (REC) op “ ”. • Hierdoor wordt de filmfunctie ingeschakeld en verschijnt de “ ” indicator op het beeldscherm. 120 Resterende opnametijd OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 2. Richt de camera op het ■ Voorzorgsmaatregelen voor het opnemen van films Opnametijd onderwerp en druk daarna op de sluitertoets. • Deze camera neemt ook geluid op. Merk de volgende punten op bij opname van een film. — Let er op dat u de microfoon niet met uw vingers blokkeert. — Goede opnameresultaten zijn niet mogelijk wanneer de camera te ver van het Microfoon onderwerp weg is. — Wanneer toetsen op de camera worden bediend kan het geluid er van mogelijk ook opgenomen worden. — Het filmgeluid wordt opgenomen in mono. — De camera stelt automatisch scherp telkens wanneer automatisch scherpstelling of de macrofunctie ( ) (pagina 79) geselecteerd is als de scherpstelfunctie. Merk op dat de bevestigingstoon die klinkt tijdens de werking van de automatisch scherpstelfunctie opgenomen zal worden bij het andere geluid. Als u geen bevestigingstonen opgenomen wilt hebben in het audiogedeelte houdt dan de panfocus ( ) als de scherpstelfunctie of selecteer handmatige scherpstelling ( ) en stel met de hand scherp op het beeld voordat u met het opnemen begint. • Hierdoor wordt de filmopname gestart, hetgeen aangegeven wordt door “ REC ” op het beeldscherm. • De filmopname duurt zolang de beschikbare geheugencapaciteit dit toelaat. 3. Druk nogmaals op de sluitertoets om het opnemen van een film te stoppen. • Het filmbestand wordt in het geheugen opgeslagen wanneer een filmopname voltooid is. 121 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • • • • — Automatisch scherpstelling kan niet wordne uitgevoerd tijdens panfocus ( ), handmatige scherpstelling ( ) en scherpstellen op oneindig ( ) zodat geen bevestigingstoon te horen zal zijn. Tijdens de handmatige scherpstelfunctie kant u de scherpstelinstellingen niet bijstellen tijdens het opnemen zelf. Zorg er dus voor eventuele bijstellingen reeds te hebben uitgevoerd voordat u begint met het daadwerkelijke opnemen. Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD technologie dat bekend staat als “verticale veeg” en duidt niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het een snapshot betreft maar wel bij een filmpje. De filmopname capaciteit van het ingebouwde geheugen is heel klein. Voor het opnemen van films wordt het gebruik van een geheugenkaart (pagina 203) aanbevolen. Bepaalde types geheugenkaarten hebben meer tijd nodig om data op te nemen waardoor filmbeelden verloren kunnen gaan. De indicaties en REC knipperen tijdens het opnemen op het beeldscherm om u te laten weten dat er een filmbeeld verloren is gegaan. De optische zoom is tijdens het opnemen van films uitgeschakeld. Alleen digitaal zoomen is mogelijk. Let erop dat u de optische zoominstelling die u wilt gebruiken selecteert voordat u op de sluitertoets drukt om het opnemen van een film te starten (pagina 63). • Mocht de camera bewogen worden dan wordt het effect daarvan in het beeld nog verder verergerd wanneer u close-up opnames aan het opnemen bent of aan het opnemen bent met een grote zoomfactor. Daarom wordt het gebruik van een statief aanbevolen bij het opnemen van close-ups en het opnemen met een grote zoomfactor. • Beelden kunnen onscherp zijn als het onderwerp zich buiten het filmbereik bevindt. • Door de filmfunctie of MOVIE BEST SHOT functie in te schakelen wordt de scherpstelfunctie overgeschakeld naar panfocus (pagina 84) ongeacht de huidige scherpstelinstelling in het functiegeheugen (pagina 140). • Het kan moeilijk zijn om op bepaalde onderwerpen scherp stellen (pagina 79) waardoor wazige opnames ontstaan. Mocht dit het geval zijn, probeer dan of omschakelen naar de handmatige scherpstelfunctie (pagina 85) of panfocusfunctie (pagina 84) helpt. • Mochten de beelden onscherp zijn bij het gebruik van autofocus, dan kunt u mogelijk een betere scherpstelling verkrijgen door de camera even op een ander onderwerp te richten. 122 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Mochten er meer dan 12 scenes zijn (omdat u enkele aangepaste scenes toegevoegd heeft) dan zal het scherm gaan bladeren (scrollen) om de resterende scenes te tonen wanneer u op [왖], [왔], [왗] of [왘] drukt terwijl het selectiekader zich aan linker- of rechterkant van het scherm bevindt. Directe filminstellingen (MOVIE BEST SHOT functie) Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde voorbeeldfilmscenes er één en de camera zal de instellingen maken voor de scene die u selecteerde. 3. Richt de camera op het onderwerp en druk op 1. Zet de functiedraairegelaar tijdens een opnamefunctie (REC) op “ vervolgens op [SET]. de sluitertoets. ” en druk 4. Druk nogmaals op de sluitertoets om het • Hierdoor wordt de MOVIE BEST SHOT functie ingeschakeld en het voorbeeldscene selectiescherm aangegeven. Er bevindt zich een selectiekader bij de scene die u het laatst gebruikte. opnemen van de film tussentijds te stoppen. BELANGRIJK! • MOVIE BEST SHOT scenes zijn niet opgenomen met deze camera. Ze dienen enkel als voorbeeld. • Beelden die opgenomen zijn met een MOVIE BEST SHOT scene kunnen mogelijk door de filmomstandigheden en andere factoren niet de verwachte resultaten geven. • Voorbeeldscenes worden op volgorde gearrangeerd, te beginnen met de linker bovenhoek. • De op dat moment geselecteerde voorbeeldscene is de scene met het selectiekader erom heen. 2. Gebruik [왖], [왔], [왗] en [왘] om de gewenste voorbeeld achtergrond te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 123 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • U kunt de instellingen van de camera instellen die gemaakt werden door het selecteren van een MOVIE BEST SHOT scene. Merk echter op dat de MOVIE BEST SHOT instellingen terugkeren naar hun oorspronkelijke waarden (default) telkens wanneer u een andere MOVIE BEST SHOT scene selecteert, van opnamefunctie verandert of de camera uitschakelt. Als u de instellingen wilt opslaan voor gebruik later, dan kunt u dat doen via de MOVIE BEST SHOT gebruikersinstelling. • Door “Night Scene” (nachtscene) te selecteren wordt het aantal beelden per seconde gereduceerd voor filmopname (pagina 120). Het afzonderlijk tonen van MOVIE BEST SHOT voorbeeldscenes U kunt met de volgende procedure de MOVIE BEST SHOT voorbeeldscenes afzonderlijk tonen zodat u de uitleg voor de instellingen van elke scene kunt bekijken. 1. Zet de functiedraairegelaar in een opnamefunctie (REC) op “ op [SET]. ” en druk daarna • Hierdoor wordt een voorbeeldscene selectiescherm aangegeven. Er bevindt zich een selectiekader bij de scene die u het laatst gebruikte. LET OP 2. Beweeg de zoomschuifregelaar. • Bij inschakelen van de camera terwijl de MOVIE BEST SHOT functie ingeschakeld is zullen de gebruiksaanwijzing en de op dat moment geselecteerde voorbeeldscene voor ongeveer twee seconden op het beeldscherm verschijnen. • Dit toont het uitlegscherm voor de voorbeeldscene waar het selectiekader zich op het selectiescherm bevindt. • Beweeg de zoomregelaar nogmaals om terug te keren naar het voorbeeldscene selectiescherm. 3. Selecteer het gewenste voorbeelddecor m.b.v. [왗] en [왘] en druk vervolgens op [SET]. 4. Druk op de sluitertoets om de film op te nemen. 124 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! Creëren van uw eigen MOVIE BEST SHOT instellingen • Blader voor het selecteren van een gebruikersinstelling naar het eind van de ingebouwde MOVIE BEST SHOT scenes totdat “Recall User Scene” (gebruikersscene oproepen) op het display verschijnt. Blader dan door om de gebruikersinstelscenes te zien. • Alle MOVIE BEST SHOT gebruikersinstellingen worden gewist als het ingebouwde geheugen (pagina 202) van de camera geformatteerd wordt. • Hieronder volgen de instellingen die onderdeel uitmaken van de MOVIE BEST SHOT gebruikersinstellingen. Scherpstelfunctie, witbalansfunctie, scherpte, verzadiging, contrast, EV verschuiving. • Alleen de instellingen van een film die opgenomen is met deze camera kan als een MOVIE BEST SHOT instelling worden opgeslagen. • U kunt tot maximaal 999 MOVIE BEST SHOT gebruikersinstellingen registreren. • U kunt de instellingen van de op dat moment geselecteerde MOVIE BEST SHOT scene controleren door de verschillende instelmenu’s te tonen. • MOVIE BEST SHOT gebruikersinstellingen worden in het ingebouwde geheugen van de camera opgeslagen in een map die “MSCENE” heet. Bestandsnamen worden automatisch toegewezen volgens het onderstaande formaat. UZ850nnn.JPE (n = 0 – 9) U kunt de onderstaande procedure gebruiken om de instellingen op te slaan van een film die u opnam als een MOVIE BEST SHOT scene. Daarna kunt u de instellingen oproepen telkens wanneer u deze wilt gebruiken. 1. Zet de functiedraairegelaar tijdens een opnamefunctie (REC) op “ op [SET]. ” en druk daarna 2. Gebruik [왖], [왔], [왗] en [왘] om “Register User Scene” (gebruikersdecor registeren) te selecteren en druk daarna op [SET]. 3. Toon d.m.v. [왗] en [왘] de film waarvan u de instellingen wilt opslaan. 4. Gebruik [왖] en [왔] om “Save” (opslaan) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • De normale MOVIE BEST SHOT beeld verschijnt opnieuw nadat de bewerking voor het opslaan van de instellingen voltooid is. U kunt nu de procedure op pagina 123 gebruiken om uw gebruikersinstelling voor opname te selecteren. 125 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES ■ Wissen van een MOVIE BEST SHOT gebruikersinstelling Opnemen van een korte film De korte filmfunctie neemt een film op van een van te voren ingestelde lengte telkens wanneer u op de sluitertoets drukt. Een filmpje dat opgenomen wordt met de korte filmfunctie bestaat in principe uit twee onderdelen als aangegeven in de afbeelding hieronder. 1. Zet de functiedraairegelaar tijdens de opnamefunctie (REC) op “ op [SET]. ” en druk daarna 2. Beweeg de zoomregelaar om over te • Wanneer een tijd van 4 seconden is gespecificeerd voor het voorafgaande gedeelte en 4 seconden voor het toekomstige gedeelte schakelen van het 12-scenescherm naar de voorbeeldscene. 3. Geef d.m.v. [왗] en [왘] de gebruikersinstelling Werking ➝ weer die u wilt wissen. 4. Druk op [왔] ( Ontspannen van de sluiter Opnemen ). Handeling ➝ Legt de voorafgaande 4 seconden vast. 5. Selecteer “Delete” (wissen) d.m.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. 6. Selecteer een andere scene en druk daarna op [SET]. Het opnemen van het toekomstige gedeelte begint. Opslaan Opslag voltooid. Het opnemen stopt automatisch 4 seconden nadat de sluitertoets wordt ingedrukt. U kunt de lengte van het voorafgaande gedeelte en het toekomstige gedeelte onafhankelijk instellen. De totale lengte van het korte filmfunctie kan tussen de twee en acht seconden zijn. Met de MOTION PRINT feature (pagina 168) kunt u stilbeelden opnemen van een kort filmfunctie terwijl u het opslaat. • Hierdoor wordt teruggegaan naar de opnamestand. 126 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES ■ Opnemen van een korte film • De totale lengte van een korte film (voorafgaande gedeelte + toekomstige gedeelte) kan lopen van twee tot acht seconden. 1. Zet de functiedraairegelaar tijdens een opnamefunctie (REC) op “ • U kunt voor het voorafgaande gedeelte of het toekomstige gedeelte zonodig 0 seconden specificeren. ”. 2. Selecteer de “Short Movie” (korte film) scene • De lengte van het voorafgaande gedeelte kan lopen van 0 tot vijf seconden. d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] en druk daarna op [SET]. • Door de “Short Movie” (korte film) scene te selecteren verschijnt “ ” op het beeldscherm. 3. Druk op [ 5. Specificeer de lengte van het toekomstige gedeelte (het onderdeel nadat de sluitertoets ingedrukt wordt) d.m.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [왘]. ]. 4. Specificeer de lengte van het voorafgaande gedeelte (het onderdeel voordat de sluitertoets ingedrukt wordt) d.m.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [왘]. • Tijden kunnen gespecificeerd worden in eenheden van één seconde. Voorafgaande Toekomstige gedeelte gedeelte MOTION PRINT 127 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 6. Selecteer het gewenste layout formaat voor 7. Richt de camera op het voorwerp en druk op de MOTION PRINT d.m.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. Om dit te doen: de sluitertoets. • Hierdoor wordt een film opgenomen van een lengte die gespecificeerd wordt door de tijdwaarden die u vastlegde in de stappen 3 en 4. Het opnemen wordt automatisch gestopt. Selecteren van deze instelling: Sla een beeld op van het moment dat de sluitertoets ingedrukt wordt om een korte filmopname te starten en heef dan dat beeld weer op een achtergrond van acht filmbeelden 9 frames (9 beelden) Sla een beeld op van het moment dat de sluitertoets ingedrukt wordt om een korte filmopname te starten. 1 frame (1 beeld) Schakel de MOTION PRINT (bewegende afdrukfunctie) uit (er wordt geen snapshot opgeslagen) Off (uit) • Druk nogmaals op de sluitertoets om de opname halverwege te stoppen. BELANGRIJK! • Merk op dat bij de korte filmdata doorlopend opgenomen en vastgelegd wordt in een buffer voordat u op de sluitertoets drukt. Houd de camera stil en voor enige tijd op het onderwerp gericht voordat u de sluitertoets indrukt om het opnemen te starten. • Wanneer een bewerking voor korte filmopname uitgevoerd wordt en de opname van het toekomstige gedeelte begint, telt het beeldscherm de resterende opnametijd af. De opname wordt voortgezet totdat afgeteld is tot nul. 128 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Richt de camera op het onderwerp en druk Opnemen van een voorafgaande film daarna op de sluitertoets. De voorafgaande filmfunctie maakt gebruik van een buffer van 5 seconden die doorlopend wordt ge-update. Bij indrukken van de sluitertoets wordt het opnemen vijf seconden eerder gestart dan toen u de toets indrukte. Gebruik deze functie wanneer u er zeker van wilt zijn dat u snelle actie niet mist. Werking ➝ Ontspannen van de sluiter • Hierdoor wordt alles dat zich afspeelde voor de camera tijdens de voorafgaande vijf seconden opgenomen waarna de opname voortgezet wordt vanaf het moment dat de sluitertoets ingedrukt wordt. De opname kan zolang voortgezet worden als er geheugen beschikbaar is om data op te slaan. Ontspannen van de sluiter Opnemen 4. Druk nogmaals op de sluitertoets om de opname te stoppen. Opslaan Het opnemen van Handeling ➝ Neemt de voorafgaande het toekomstige 5 seconden gedeelte begint. op. Het opnemen wordt beëindigd. Opslag voltooid. BELANGRIJK! • Wanneer Past Movie (voorafgaande film) geselecteerd is, zal de camera een interne buffer doorlopend blijven updaten die ongeveer 5 seconden van filmbeelden voor de lens van de camera in het geheugen vasthoudt. Wanneer u op de sluitertoets drukt, zal de film starten met de huidige inhoud van de buffer en vanaf daar worden voortgezet. Let er op dat u de camera voor enige tijd stil en in de richting van het onderwerp houdt voordat u op de sluitertoets drukt om de opname te beginnen. 1. Zet de functiedraairegelaar tijdens een opnamefunctie (REC) op “ ”. 2. Selecteer de “Past Movie” (voorafgaande film) scene d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] en druk daarna op [SET]. • Door de “Past Movie” (voorafgaande film) scene te selecteren verschijnt de “ ” op het beeldscherm. 129 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 4. Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [왖] en Opnemen met de opnamelamp (REC) U kunt de opnamelamp (AF hulpverlichting/opnamelamp (REC)/zelfontspanner indicator) van de camera inschakelen terwijl u opneemt en de belichting niet toereikend is. U kunt de opnamelamp (REC) inschakelen tijdens het opnemen van foto’s om te helpen bij het ‘inkaderen’. U kunt de opnamelamp (REC) inschakelen tijdens het opnemen van films om uw onderwerp te belichten. [왔] en druk daarna op [SET] AF hulpverlichting/ opnamelamp (REC)/ zelfontspanner indicator Selecteer deze instelling: Alleen inschakelen wanneer de beschikbare belichting te donker is tijdens het opnemen Auto (automatisch) Altijd de opnamelamp (REC) inschakelen tijdens het opnemen On (aan) De opnamelamp (REC) uitschakelen tijdens het opnemen Off (uit) • Het “ ” of “ ” icoon verschijnt op het beeldscherm terwijl de opname indicator aan is. 5. Druk op de sluitertoets om het beeld of de film op te nemen. 1. Zet de functiedraairegelaar tijdens de opnamefunctie (REC) op “ Om de opnamelamp (REC) dit te laten doen: ” of “ ”. 2. Druk op [MENU]. 3. Selecteer de “REC” opnametab, selecteer daarna “REC Light” (opnamelamp) en druk daarna op [왘]. 130 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! Opnemen van audio • U kunt door de instellingen (“Auto” (automatisch) “Off” (uit)) van de opnamelamp gaan “On” (aan) m.b.v. [왔] ( ) terwijl de filmopname plaatsvindt. • Kijk nooit direct in de AF hulpverlichting/opnamelamp (REC)/zelfontspanner indicator en richt hem nooit direct op de ogen van anderen. • Schijn de AF hulpverlichting/opnamelamp (REC)/ zelfontspanner indicator nooit in de richting van een persoon die een motorvoertuig aan het besturen is. • De opnamelamp verliest haar effectiviteit bij onderwerpen die ver weg zijn. Toevoegen van geluid aan een snapshot U kunt geluid toevoegen aan een snapshot nadat u deze opgenomen heeft. • Beeldformaat: JPEG JPEG heeft een beeldformaat met een efficiënte datacompressie. De bestandsextensie van een JPEG bestand is “.JPG”. • Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat Dit is het Windows standaardformaat voor het audioformaat. De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is “.WAV”. • Opnametijd: Maximaal 30 seconden per beeld • Geluidsbestandsgrootte: Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB per seconde.) LET OP • U kunt een audiobestand weergeven dat opgenomen was met de Audio Snapshot functie op uw computer m.b.v. Windows Media Player. 131 C OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op 5. Druk op de sluitertoets om audio opname te [MENU]. starten. • De groene bedrijfsindicator gaat knipperen terwijl het opnemen plaatsvindt. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Audio Snap” (audio snapshotfunctie) en druk vervolgens op [왘]. 6. Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden of wanneer u op de sluitertoets drukt. 3. Gebruik [왖] en [왔] om “On” (aan) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. BELANGRIJK! • Hierdoor wordt de audio snapshotfunctie ingeschakeld. • Het opnemen van snapshots met audio wordt niet ondersteund (het geluid kan niet worden opgenomen) voor “X3” opname met zelfontspanner (drievoudige zelfontspanner). • De normale snapshotfunctie (zonder geluid) wordt verkregen door “Off” (uit) te selecteren. 4. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen. • Na opname van het beeld wordt de audio opnamestandby functie ingeschakeld met het zo juist opgenomen beeld en de indicator op het beeldscherm. Resterende opnametijd 132 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 1. Zet de Opnemen van spraak Opnametijd functiedraairegelaar tijdens een opnamefunctie (REC) op “ ”. Spraakopname maakt opnemen van uw stem snel en eenvoudig. • Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat Dit is het Windows standaardformaat voor het audioformaat. De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is “.WAV”. • Bij selectie van het “Voice Recording” (spraakopname) decor verschijnt “ ” op het beeldscherm. • Opnametijd: Circa 24 minuten met het ingebouwde geheugen Resterende opnametijd 2. Druk op de sluitertoets om spraakopname op • Geluidsbestandsgrootte: Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB per seconde.) te nemen. • De resterende opnametijdwaarde wordt op het beeldscherm afgeteld en de groene bedrijfsindicator gaat knipperen terwijl het opnemen plaatsvindt. LET OP • Door tijdens spraakopname op de [DISP] te klikken wordt het beeldscherm uitgeschakeld. • U kunt bestanden die opgenomen zijn met spraakopname weergeven op uw computer m.b.v. Windows Media Player. • U kunt indextekens invoegen tijdens het opnemen door op [SET] te drukken. Zie pagina 179 voor informatie aangaande het doorspringen naar een indexteken tijdens het weergeven. 3. De opname stopt wanneer u op de sluitertoets drukt, wanneer het geheugen vol is of wanneer de accu leeg geraakt is. 133 B OVERIGE OPNAMEFUNCTIES ■ Voorzorgsmaatregelen bij audio opname Gebruiken van het histogram • Let er op dat u de microfoon niet met uw vingers blokkeert. U kunt [DISP] gebruiken voor het tonen van een histogram op het beeldscherm (pagina 33). Het histogram stelt u in staat de belichtingsomstandigheden te controleren tijdens het opnemen van beelden.U kunt ook het histogram van een opgenomen beeld tonen tijdens de weergavefunctie (PLAY). Microfoon • Goede opnameresultaten zijn niet mogelijk wanneer de camera te ver van het onderwerp weg is. ] (PLAY) te drukken • Door op de spanningstoets of op [ wordt de opname gestopt en wordt eventueel geluid opgeslagen dat tot op dat moment werd opgenomen. • U kunt ook “post-opname” uitvoeren om audio toe te voegen aan een snapshot nadat deze werd genomen of om de bij een beeld opgenomen audio te veranderen. Zie pagina 177 voor meer informatie. Histogram • Een histogram is een grafiek die de helderheid van een beeld voorstelt uitgedrukt in het aantal beeldpunten. De verticale as stelt het aantal beeldpunten voor terwijl de horizontale as de helderheid aangeeft. U kunt het histogram gebruiken om te bepalen of een beeld schaduwen (linker kant), middenbereik tonen (midden) en verlichting (rechts) omvat om voldoende beelddetail tot uitdrukking te brengen. Mocht het histogram er om de één of andere reden te éénzijdig uit zien, dan kunt u de EV verschuiving (belichtingscompensatie) gebruiken om de balans naar links of rechts te bewegen en zo een betere balans te verkrijgen. Optimale belichting kan worden verkregen door de belichting te corrigeren zodat de grafiek zo veel mogelijk rond het midden is geconcentreerd. 134 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Een RGB histogram wordt ook weergegeven dat de verdeling van R (rood), G (groen) en B (blauw) aangeeft. Dit histogram kan gebruikt worden om te bepalen of er te veel of te weinig van elk van de kleurcomponenten in het beeld is. • Neigt het histogram te veel naar links, dan betekent dit dat er te veel donkere beeldpunten zijn. Dit type histogram is het resultaat van een beeld dat in het algemeen te donker is. De donkere gedeelten van het beeld kunnen zelfs “geheel verduisterd” worden als het histogram te ver naar links toe neigt. LET OP • U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 137) gebruiken om de camera te configureren om belichtingscompensatie uit te voeren telkens wanneer u op [왗] of [왘] drukt tijdens een opnamefunctie (REC). Doet u dit dan kunt u de belichtingscompansatie bijstellen tijdens het bekijken van het in-beeld histogram (pagina 88). • Neigt het histogram te veel naar rechts, dan betekent dit dat er te veel lichte beeldpunten zijn. Dit type histogram is het resultaat van een beeld dat in het algemeen te licht is. De lichte gedeelten van het beeld kunnen zelfs “geheel wit” worden als het histogram te ver naar rechts toe neigt. 135 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES • Een histogram dat in het midden geconcentreerd is duidt op een goede verdeling van lichte en donkere beeldpunten. Dit type histogram is het resultaat van een beeld dat over het geheel genomen een optimale helderheid heeft. BELANGRIJK! • Merk op dat het bovenstaande histogram enkel als toelichting wordt verstrekt. Het is mogelijk is dat u voor een bepaald onderwerp niet precies deze vormen kunt verkrijgen. • Een op het midden geconcentreerd histogram is geen garantie voor optimale belichting. Het opgenomen beeld kan overbelicht of onderbelicht zijn zelfs als het histogram rond het midden is geconcenteerd. • U kunt mogelijk geen optimale histogramconfiguratie verkrijgen door de beperkingen van de belichtingscompensatie. • Het gebruik van de flitser alsmede bepaalde opname omstandigheden kunnen er de oorzaak van zijn dat het histogram een belichting aangeeft die afwijkt van de feitelijke belichting van het beeld ten tijde van de opname. • Het RGB (kleurcomponenten) histogram wordt enkel voor snapshots (foto’s ) aangegeven. • Het RGB (kleurcomponenten) histogram wordt enkel voor snapshots (foto’s ) aangegeven. Tijdens de volgende functies verschijnt enkel de histogram voor de luminantieverdeling op het beeldscherm. Filmfunctie, MOVIE BEST SHOT functie 136 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Camera instellingen van de REC (opname) functie Toewijzen van functies aan de [왗] en [왘] toetsen Volgend zijn de instellingen die u kunt configureren voordat u een beeld opneemt m.b.v. de opnamefunctie (REC). Een functie voor “toetsaanpassing” stelt u in staat de [왗] en [왘] toetsen te configureren zodat deze de camera instellingen veranderen wanneer ze ingedrukt worden tijdens een opnamefunctie (REC). Na het configureren van de [왗] en [왘] toetsen kunt u de instellingen veranderen die er aan zijn toegewezen zonder door het menuscherm te lopen. • • • • • • • • • • • • • L/R toetsinstelling (toetsaanpassing) Raster aan/uit Beeldcontrole aan/uit Icoonhulp aan/uit Default instelling bij inschakelen van de spanning ISO gevoeligheid Meten Filter Scherpte Verzadiging Contrast Tijdafstempeling Terugstellen van de camera (reset) 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “L/R Key” (linker/rechter toets) en druk vervolgens op [왘]. 137 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling In- en uitschakelen van het in-beeld raster te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Nadat u een functie toegewezen heeft kunt u de instelling ervan eenvoudigweg veranderen door op de [왗] of [왘] toetsen te drukken. — EV verschuiving (pagina 88) — Witbalans (pagina 89) — ISO (pagina 142) — Meten (pagina 143) — Zelfonspanner (pagina 73) — Uit (off) : geen functie toegewezen U kunt rasterlijnen op het beeldscherm verkrijgen om u te helpen bij de compositie van beelden en om er zeker van te zijn dat de camera tijdens het opnemen recht gehouden wordt. BELANGRIJK! • Tijdens het opnemen van een snapshot of een film kunt u [왗] en [왘] gebruiken om de functies in te stellen die er aan toegewezen zijn. Tijdens het opnemen van een film kunt u echter niet de zelfontspanner inschakelen. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Grid” (raster) en druk daarna op [왘]. 3. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 138 Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Toon het raster On (aan) Verberg het raster Off (uit) OVERIGE OPNAMEFUNCTIES In- en uitschakelen van beeldcontrole Gebruik van icoonhulp Beeldcontrole laat de door u opgenomen beelden zien op het beeldscherm zodra u ze opneemt. Gebruik de volgende procedure om beeldcontrole in en uit te schakelen. Icoonhulp toont begeleidende tekst over een icoon wanneer u deze selecteert op het beeldscherm tijdens een opnamefunctie (REC) (pagina 29). • De icoonhulptekst wordt aangegeven voor de volgende functies: — Scherpstelfunctie, witbalans, zelfontspanner, metering (meten), opnamefuncties. — Image size (beeldformaat), white balance (witbalans), AF area (autofocusgebied) van het EX menuscherm (pagina 149). Merk echter op dat de icoonhulptekst voor meten, witbalans en zelfontspanner enkel verschijnt wanneer de “Metering” (meten), de “Self-timer” (zelfontspanner) en “White Balance” (witbalans) toegewezen is aan de [왗] en [왘] toetsen met de toetsaanpassingsfunctie (pagina 137). 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Review” (controleren) en druk vervolgens op [왘]. 3. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET]. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Toon beelden op het beeldscherm voor ongeveer een seconde onmiddellijk nadat ze opgenomen zijn On (aan) Toon geen beelden onmiddellijk nadat ze opgenomen zijn Off (uit) 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Icon Help” (icoonhulp) en druk vervolgens op [왘]. 139 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en Specificeren van de default instellingen bij inschakelen van de spanning [왔] en druk op [SET]. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Toon begeleidende tekst wanneer u een icoon selecteert op het beeldscherm On (aan) Schakel icoonhulp uit Off (uit) Met het “functiegeheugen” van deze camera kunt u de default instellingen bij inschakelen van de spanning afzonderlijk instellen voor de flitserfunctie, de scherpstelfunctie, de witbalansfunctie, de ISO gevoeligheid, AF gebied, meten, zelfontspanner, flitsintensiteit, de digitale zoomfunctie, de handmatige scherpstelstand en de zoompositie. Het inschakelen van het functiegeheugen voor een bepaalde functie is een boodschap aan de camera om de status te onthouden van die functie wanneer u de camera uitschakelt om dezelfde status opnieuw te verkrijgen wanneer de camera weer ingeschakeld wordt. Wanneer het functiegeheugen uitgeschakeld is, stelt de camera automatisch de oorspronkelijke defaultinstellingen voor de betreffende functie in die ingesteld waren in de fabriek. — De volgende tabel toont wat er gebeurt als u het functiegeheugen voor elke functie in- of uitschakelt. BELANGRIJK! • De hieronder gegeven iconen verschijnen niet in het display wanneer de icoon hulpfunctie (Icon Help) uitgeschakeld is. — Scherpstelicoon (pagina 79) — Witbalansicoon AWB (pagina 89) 140 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Functie On (Aan) Auto (Automatisch) Focus (Scherpstellen) Auto (Automatisch) White Balance (Witbalans) Auto (Automatisch) ISO Auto (Automatisch) AF Area (autofocusbereik) Instelling Metering (Meten) wanneer de camera Self-timer (Zelfontspanner) uitgeschakeld is Flash Intensity (Flitsintensiteit) [MENU]. 2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Memory” (geheugen) en druk vervolgens op [왘]. Spot (Puntmeten) 3. Selecteer het item dat u wilt veranderen Multi (Multi-patroon meten) m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [왘]. Off (Uit) 4. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling 0 Digital Zoom (Digitale zoom) On (Aan) MF Position (MF stand) Laatste autofocus stand die van kracht was voordat u overschakelde op handmatig scherpstellen Zoomposition* (Zoompositie) 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op Off (Uit) Flash (Flitser) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. Wide (Groothoek) * Alleen de optische zoompositie wordt onthouden. 141 Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Schakel het functiegeheugen in zodat de instellingen worden herkregen bij inschakelen van de spanning On (aan) Schakel het functiegeheugen uit zodat de instellingen worden teruggesteld bij inschakelen van de spanning Off (uit) OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! Specificeren van de ISO gevoeligheid • Merk op dat de instellingen van de BEST SHOT functie voorrang krijgen over de instellingen van het geheugen. Als u de camera dus uitschakelt tijdens de BEST SHOT functie, dan zullen alle instellingen behalve die voor “Zoom Position” (zoompositie) geconfigureerd worden voor het BEST SHOT voorbeelddecor wanneer u de camera opnieuw inschakelt, ongeacht de aan/uit instellingen van het functiegeheugen. • Tijdens de volgende functies wordt “ ” (flitser uit) altijd geselecteerd als de flitserfunctie ongeacht de aan/uit instelling van het functiegeheugen. Filmfunctie, MOVIE BEST SHOT functie U kunt de ISO gevoeligheidsinstelling veranderen voor betere beelden op plaatsen waar de belichting laag is of wanneer u een snelle sluitersnelheid wilt gebruiken. • De ISO gevoeligheid wordt uitgedrukt door waarden die oorspronkelijk de lichtgevoeligheid uitdrukte van normale fotografische film. Een hogere waarde geeft een grotere gevoeligheid aan hetgeen beter is voor het maken van opnamen wanneer de hoeveelheid beschikbaar licht weinig is. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab, selecteer “ISO” en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. Om dit te verkrijgen: Selecteer deze instelling: Automatische gevoeligheidsselectie Auto Lagere gevoeligheid ISO 50 ISO 100 ISO 200 Hogere gevoeligheid 142 ISO 400 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! Selecteren van de meetfunctie • Onder bepaalde omstandigheden kan een hoge sluitersnelheid in combinatie met een hoge ISO gevoeligheid leiden tot digitale ruis (korreligheid) waardoor het beeld er grof uitziet. Voor het maken van mooie beelden van goede kwaliteit kunt u het beste de laagst mogelijke ISO gevoeligheidsinstelling gebruiken. • Het gebruik van een hoge ISO gevoeligheid in combinatie met de flitser kan er bij het opnemen van een onderwerp dichtbij toe leiden dat het onderwerp onjuist belicht wordt. • De “Auto” (automatisch) ISO gevoeligheid wordt altijd gebruikt in de volgende gevallen ongeacht de huidige instelling van de ISO gevoeligheid. Filmfunctie, MOVIE BEST SHOT functie De meetfunctie bepaalt welk gedeelte van het onderwerp gemeten wordt voor de belichting. U kunt de volgende procedure gebruiken om de meetfunctie van de camera te veranderen. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab, selecteer “Metering” (meten) en druk op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [SET]. LET OP • U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 137) gebruiken om de camera zodanig te configureren dat de instelling voor de ISO gevoeligheid verandert telkens wanneer u tijdens een opnamefunctie (REC) op [왗] of [왘] drukt. 143 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Multi (Multi-patroon meten) Spot (Puntmeten) Puntmeten neemt aflezingen van een bijzonder beperkt gebied. Gebruik deze meetmethode wanneer u de belichting ingesteld wilt hebben op de helderheid van een bepaald onderwerp zonder te worden beïnvloed door omringende omstandigheden. Multi-patroon meten verdeelt het beeld in raster onderdelen en meet het licht bij elke sectie voor een gebalanceerde belichtingaflezing. De camera bepaalt automatisch de opname omstandigheden in overeenkomst met de gemeten lichtpatronen en stelt de belichtingsinstelling daarmee in overeenkomst af. Dit type meten voorziet u van foutvrije belichtingsinstellingen voor een groot bereik aan opname omstandigheden. BELANGRIJK! • Als “Multi” (multi-patroon meten) als meetmethode wordt geselecteerd, kunnen bepaalde procedures de instelling voor de meetfunctie automatisch veranderen zoals hieronder beschreven. • Door de belichtingscompensatie instelling (pagina 88) te veranderen naar een waarde anders dan 0.0 verandert de meetfunctie naar “Center Weighted” (centrum-georiënteerd meten). Als u de belichtingscompensatie instelling terugverandert naar 0.0 zal de meetfunctie ook terugveranderen naar “Multi” (multi-patroon meten). • Wanneer “Multi” (multi-patroon meten) geselecteerd is, wordt de icoon niet aangegeven als u terugkeert naar het informatiedisplay van de opnamefuncties (REC) (pagina 29). Center Weighted (Centrum-georiënteerd meten) Centrum-georiënteerd meten concentreert zich op het midden van het scherpstelkader en meet het licht daar. Gebruik deze meetmethode als u wat controle wilt uitoefenen over de belichting zonder de instellingen geheel over te laten aan de camera. 144 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Gebruiken van de filterfunctie Speciferen van de contourscherpte Met de filterfunctie van de camera kunt u de kleurtoon van een beeld veranderen tijdens het opnemen. Gebruik de volgende procedure om de scherpte van de contouren in het beeld te regelen. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. [MENU]. 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab, 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab, selecteer “Filter” (filter) en druk daarna op [왘]. selecteer “Sharpness” (scherpte) en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v [왖] en 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. [왔] en druk vervolgens op [SET]. • De volgende filterinstelling staan tot de beschikking: Off (Uit), B/W (zwart/wit), Sepia (sepia), Red (rood), Green (groen), Blue (blauw), Yellow (geel), Pink (roze), Purple (paars) Om dit te verkrijgen: Selecteer deze instelling: Uitmuntende scherpte +2 +1 Normale scherpte BELANGRIJK! 0 –1 • Door de filterfunctie van de camera te gebruiken wordt hetzelfde resultaat geproduceerd als het monteren van een kleurfilter op de lens. Weinig scherpte 145 –2 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES Specificeren van kleurverzadiging Specificeren van het contrast Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheid te regelen van het beeld dat u opneemt. Gebruik de volgende procedure om het relatieve verschil tussen de lichte delen en de donkere delen te regelen van het beeld dat u opneemt. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. [MENU]. 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab, 2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab, selecteer “Saturation” (verzadiging) en druk daarna op [왘]. selecteer “Contrast” en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v [왖] en 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. [왔] en druk vervolgens op [SET]. Om dit te verkrijgen: Selecteer deze instelling: Om dit te verkrijgen: Selecteer deze instelling: Hoge kleurverzadiging (intensiteit) +2 Hoog contrast +2 +1 +1 Normale kleurverzadiging (intensiteit) Normaal contrast 0 Lage kleurverzadiging (intensiteit) 0 –1 –1 Laag contrast –2 146 –2 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! Foto’s met datumafstempeling • Nadat de datuminformatie eenmaal op een foto gestempeld is, kunt u de informatie niet meer uitwissen. • Specificeer het formaat/opmaak van de datum d.m.v. de “Date Style” (datumopmaak) instelling (pagina 195). • De opnamedatum en –tijd worden bepaald in overeenstemming met de instellingen van de cameraklok (pagina’s 51, 194) wanneer de foto opgenomen werd. • Digitaal zoomen wordt niet ondersteund terwijl datumafstempeling (“Date” (datum) of “Date&Time” (datum & tijd)) ingeschakeld is (pagina 65). • Datumafstempeling wordt niet ondersteund voor de volgende types beelden. — Beelden die met bepaalde BEST SHOT scenes opgenomen zijn (“Business Cards and Documents” (naamkaartjes en documenten), “Whiteboard, etc.” (witbord, enz.), “Old Photo” (oude foto), “ID Photo” (ID foto), “Pastel” (pastelkleur)”, “Illustration” (illustratie), “Cross” (kruis)) — Beelden die opgenomen zijn met de doorlopende sluiterfunctie met zoom en de meervoudige doorlopende sluiter (pagina’s 100, 101) U kunt bij foto’s kiezen uit een datumafstempeling of een datum met tijd afstempeling in de rechter onderhoek van het beeld. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (basisinstelling) tab en selecteer “Timestamp” (tijdafstempeling) en druk vervolgens op [왘]. 3. Selecteer d.m.v. [왖] en [왔] te gewenste instelling en druk daarna op [SET]. Voorbeeld: 24 december, 2006, 1:25 ‘s middags (PM) Om deze informatie voor de datumafstempeling te registreren: Selecteer deze instelling: Opnamedatum (2006/12/24) Date (datum) Opnamedatum en –tijd (2006/12/24 1:25pm) Date&Time (datum&tijd) Niets Off (uit) 147 B OVERIGE OPNAMEFUNCTIES BELANGRIJK! Terugstellen (reset) van de camera • De volgende items worden niet teruggesteld (geïnitialiseerd) wanneer u de camera terugsteld (reset) (pagina 259). — Thuistijd instelling — Wereldtijd insteling — Tijdinstelling — Date Style (datumopmaak) — Language (taal) — Video Out (video uitgang) Gebruik de volgende procedure om alle instellingen van de camera terug te stellen (reset) tot hun oorspronkelijke defaultwaarden zoals aangegeven bij “Menureferentie” op pagina 259. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “Reset” (resetten) en druk daarna op [왘]. 3. Gebruik [왖] en [왔] om “Reset” (resetten) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Selecteer “Cancel” (annuleren) en druk op [SET] als u deze procedure wilt annuleren zonder de camera terug te stellen. 148 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES 3. Druk na het configureren van de gewenste Gebruiken van het snelkoppelmenu (EX Menu) instellingen op [SET] om het snelkoppelmenu te verlaten. Door indrukken van [EX] wordt een snelkoppelmenu verkregen dat u kunt gebruiken om de instellingen voor de beeldformaat, witbalans, de ISO gevoeligheid en het AF gebied te configureren. 1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [EX]. 2. Selecteer het gewenste item d.m.v. [왗] en [왘] en gebruik dan [왖] en [왔] om door de geschikbare instellingen te bladeren. • Zie de volgende pagina’s voor details aangaande elk van de instellingen. — Specificeren van de beeldgrootte (pagina 76) — Bijstellen van de witbalans (pagina 89) — Specificeren van de ISO gevoeligheid (pagina 142) — Specificeren van het bereik van autofocus (pagina 82) 149 WEERGAVE WEERGAVE 2. Gebruik [왘] (voorwaarts) of [왗] (achterwaarts) U kunt het ingebouwde monitorscherm van de camera gebruiken om beelden te bekijken nadat u ze heeft opgenomen. om door de bestanden te bladeren op het beeldscherm. Elementaire weergavebediening Gebruik de volgende procedure om door bestanden te bladeren die in het geheugen van de camera opgeslagen zijn. 1. Druk op [ ] (PLAY) om de camera in te schakelen. [ LET OP ] • Door [왗] of [왘] ingedrukt te houden wordt versneld door de beelden gebladerd. • Om sneller bladeren door de weergavebeelden mogelijk te maken is het beeld dat aanvankelijk verschijnt een controlebeeld met een ietwat lagere kwaliteit dan het werkelijke weergavebeeld. Het werkelijke weergavebeeld verschijnt even later na het controlebeeld. Dit is niet van toepassing bij beelden die gekopiëerd zijn van een andere digitale camera. • Hierdoor wordt de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld en verschijnt een beeld of een boodschap op het beeldscherm. Weergavefunctie (PLAY) bestand type Mapnaam/bestandnaam Beeldkwaliteit Beeldformaat Datum en tijd 150 WEERGAVE Weergave van een audio snapshot On dit te doen: Doe dit: Voer de onderstaande stappen uit om een audio snapshot ) en de audio (het geluid) af te tonen (aangegeven door te spelen. Versneld afspelen van de audio in voorwaartse of achterwaarts richting. Houd [왗] of [왘] ingedrukt. Pauzeren en hervatten van de audio weergave. Druk op [SET]. Het geluidsvolume bijstellen. Druk op [왔] en gebruik [왖] en [왔]. Veranderen van de inhoud van het display. Druk op [DISP]. De weergave annuleren. Druk op [MENU]. 1. Gebruik [왗] en [왘] tijdens de weergavefunctie (PLAY) totdat het gewenste beeld wordt weergegeven. 2. Druk op [SET]. • Dit geeft de audio weer die het getoonde beeld vergezelt. BELANGRIJK! • Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en tijdens het pauzeren worden bijgesteld. • U kunt tijdens afspelen van het geluid de volgende bediening uitvoeren. 151 WEERGAVE 3. Verschuif het beeld d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] Inzoomen op het weergegeven beeld naar boven, naar beneden, naar links of naar rechts. Voer de volgende procedure uit om in te zoomen op het beeld op het beeldscherm. Inzoomen kan tot maximaal acht maal de oorspronkelijke grootte worden uitgevoerd. 4. Druk op [MENU] om het beeld terug te brengen naar de oorspronkelijke grootte. 1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) [왗] en [왘] om het gewenste beeld te tonen. 2. Schuif de zoomregelaar naar ( om het beeld te vergroten. BELANGRIJK! • Afhankelijk van de oorspronkelijke grootte van het opgenomen beeld is het niet mogelijk om tot acht maal de oorspronkelijke grootte in te zoomen op een beeld in de display. Huidige zoomfactor ) Getoond deel • Hierdoor wordt ingezoomd op het beeld. • Er verschijnt een indicator in de linker onderhoek die laat zien welk deel van het huidige beeld dat op dat moment op het beeldscherm wordt getoond. Oorspronkelijk beeld • U kunt d.m.v. de [DISP] toets heen en weer schakelen tussen weergeven en niet weergeven van de zoomfactor. 152 WEERGAVE 4. Gebruik [왖] of [왔] om de gewenste instelling Afmetingen van een beeld heraanpassen te selecteren druk varvolgens dan op [SET]. U kunt de afmetingen van een opgenomen beeld heraanpassen op één van drie afmetingen. • Bij het selecteren van de beeldgrootte (het beeldformaat), zullen de beeldgroottewaarde (aantal beeldpunten) en het corresponderende afdrukformaat beurtelings worden weergegeven. Het afdrukformaat geeft het optimale papierformaat aan waarop u een beeld kunt afdrukken voor het door u geselecteerde beeldformaat. 1. Druk tijdens een weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Resize” (afmetingen heraanpassen) en druk daarna op [왘]. Beeldgrootte/ Beeldformaat • Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is wanneer een snapshot beeld zich op het beeldscherm bevindt. Afdrukformaat 6M 2816 × 2112 A3 Print 4M 2304 × 1728 A4 Print VGA 640 × 480 E-mail (optimaal formaat bij toevoegen van een beeld bijlage aan E-mail Groter Kleiner * “M” betekent “Mega”. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om het heraanpassen van de afmetingen te annuleren. 3. Gebruik [왗] of [왘] om door de beelden te bladeren en dat beeld te tonen waarvan de afmetingen heraangepast dienen te worden. 153 WEERGAVE BELANGRIJK! Trimmen van een beeld • Door de afmetingen van een beeld her aan te passen wordt een nieuw bestand gecreëerd dat het beeld bevat in de afmetingsgrootte die u selecteert. Het bestand met het oorspronkelijke beeld blijft ook in het geheugen. • Merk op dat u de afmetingen van de volgende beeldtypen niet kunt heraanpassen. — Beelden met 640 × 480 beeldpunten en kleinere beelden — Filmbeelden en de icoon voor spraakopnamebestanden — Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van bewegende beelden) — Beelden opgenomen met een andere camera • De afmetingen kunnen niet worden aangepast wanneer er niet genoeg geheugen is om het heraangepaste beeld op te slaan. • Wanneer u een beeld waarvan de afmetingen zijn heraangepast weergeeft via het beeldscherm van de camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer de afmetingen van het beeld heraangepast werden. • Wanneer een beeld waarvan de afmetingen heraangepast zijn weergegeven wordt op het kalenderscherm (pagina 171), verschijnt dit bij de datum waarop het heraanpassen van de afmetingen plaatsvond. U kunt de volgende procedure volgen om een gedeelte van een vergroot beeld te trimmen. 1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) [왗] en [왘] om door de beelden te bladeren en het beeld te tonen dat u wilt tonen. 2. Druk op [MENU]. 3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Trimming” (trimmen) en druk daarna op [왘]. • Er verschijnt een indicator in de linker onderhoek die laat zien welk deel van het huidige beeld dat op dat moment op het beeldscherm wordt getoond. 154 Huidige zoomfactor Oorspronkelijk beeld Getoond deel WEERGAVE 4. Beweeg de zoomregelaar naar links en rechts BELANGRIJK! om op het beeld in te zoomen. • Door het beeld te trimmen worden het originele beeld (voor het trimmen) en de nieuwe (getrimde) versie als gescheiden bestanden opgeslagen. • Merk op dat u de volgende beeldtypes niet kunt trimmen. — Filmbeelden en de icoon voor spraakopnamebestanden — Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van bewegende beelden) — Beelden opgenomen met een andere camera • De trimbewerking kan niet worden uitgevoerd wanneer er niet genoeg geheugen is om het getrimde beeld op te slaan. • Wanneer u een beeld dat getrimd werd weergeeft via het beeldscherm van de camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer het beeld getrimd werd. • Wanneer een getrimd beeld weergegeven wordt op het kalenderscherm (pagina 171), verschijnt dit bij de datum waarop het trimmen plaatsvond. • Het gedeelte van het beeld dat op het beeldscherm weergegeven wordt is het getrimde gedeelte. 5. Beweeg het gedeelte dat getrimd moet worden d.m.v. [왖], [왔], [왗], en [왘] naar boven, naar beneden, naar en naar rechts. 6. Druk op [SET] om het deel van het beeld te extraheren dat zich binnen het trimkader bevindt. • Druk op [MENU] als u de procedure op een gegeven moment toch wilt annuleren. 155 WEERGAVE 3. Selecteer d.m.v. [왗] en Keystone correctie [왘] het voorwerp waarbij u correctie wilt uitvoeren. Corrigeer m.b.v. deze procedure een snapshot (foto) van een rechthoekig voorwerp zoals een (school)bord, document, poster, of foto dat niet haaks is omdat het vanuit een hoek genomen is. • Door keystone correctie uit te voeren bij een beeld wordt een nieuwe (gecorrigeerde) versie (1600 × 1200 beeldpunten) opgeslagen als een afzonderlijk bestand. 4. Selecteer “Correct” (corrigeren) d.m.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. 1. Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY) • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de procedure te verlaten zonder keystone correctie uit te voeren. d.m.v. [왗] en [왘] door de beelden op het beeldscherm en geef het gewenste beeld weer op het display. 2. Selecteer “PLAY” (weergave) en daarna “Keystone” (keystone correctie) en druk daarna op [왘]. • Hierdoor geeft het scherm alle voorwerpen in het beeld weer die in aanmerking komen voor keystone correctie. • Merk op dat de bovenstaande stap enkel mogelijk is wanneer een snapshot (foto) op het beeldscherm wordt weergegeven. 156 WEERGAVE BELANGRIJK! Het gebruiken van kleurherstelling om de kleuren van een oude foto te corrigeren • Als het originele beeld kleiner is dan 1600 × 1200 beeldpunten dan zal de nieuwe (gecorrigeerde) versie van hetzelfde formaat zijn als het origineel. • Keystone correctie kan niet bij de volgende types bestanden wordt uitgevoerd. — Filmbeelden en de icoon voor spraakopnamebestanden — Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van bewegende beelden) — Beelden die opgenomen zijn met een andere camera • De keystone correctie bewerking kan niet worden uitgevoerd als er niet genoeg geheugen is om het gecorrigeerde geheugen op te slaan. • Bij weergave van een gecorrigeerd beeld op het beeldscherm van de camera geven de datum en de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk opgenomen was, dus niet wanneer het beeld gecorrigeerd was. • Bij weergave van een gecorrigeerd beeld op het maandelijkse kalenderscherm, wordt het beeld aangegeven op de datum dat het gecorrigeerd was (pagina 171). Door kleurherstelling te gebruiken kunt u de oude kleuren corrigeren van een foto die opgenomen is met een digitale camera. Deze functie is handig voor het corrigeren van bestaande oude foto’s, enz. • Door kleurherstelling uit te voeren bij een beeld wordt een nieuwe (herstelde) versie (1600 × 1200 beeldpunten) opgeslagen als een afzonderlijk bestand. 1. Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY) d.m.v. [왗] en [왘] door de beelden op het beeldscherm en geef het te corrigeren beeld weer op het display. 2. Selecteer “PLAY” (weergave) en daarna “Color Correction” (kleurcorrectie) en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer de gewenste foto d.m.v. [왗] en [왘] en druk vervolgens op [SET]. 157 WEERGAVE 4. Selecteer “Correct” (corrigeren) d.m.v. [왖] en BELANGRIJK! • Als het originele beeld kleiner is dan 1600 × 1200 beeldpunten dan zal de nieuwe (herstelde) versie van hetzelfde formaat zijn als het origineel. • Merk op dat u geen correctie kan uitvoeren bij de volgende types bestanden. — Filmbeelden en de icoon voor spraakopnamebestanden — Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van bewegende beelden) — Beelden die opgenomen zijn met een andere camera • De kleurcorrectie bewerking kan niet worden uitgevoerd als er niet genoeg geheugen is om het gecorrigeerde geheugen op te slaan. • Bij weergave van een hersteld beeld op het beeldscherm van de camera geven de datum en de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk opgenomen was, dus niet wanneer het beeld gecorrigeerd was. • Bij weergave van een gecorrigeerd beeld op het maandelijkse kalenderscherm, wordt het beeld aangegeven op de datum dat het gecorrigeerd was (pagina 171). [왔] en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor wordt een trimkader op het beeldscherm weergegeven. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om kleurherstelling te verlaten zonder iets op te slaan. 5. Verplaats de zoomregelaar naar links en rechts om het trimkader in en uit te zoomen. • Pas de afmetingen van het trimkader aan zoals u wilt om het gewenste gedeelte te trimmen. 6. Verplaats d.m.v. [왖], [왔], [왗], en [왘] om het trimkader naar de gewenste plek te verplaatsen en druk vervolgens op [SET]. • De camera zal de kleuren automatisch corrigeren en het beeld opslaan. • Als u geen kader rondom het beeld wilt, configureer het trimkader zodat het zich ietwat binnen het kader bevindt van het weergegeven beeld. • Selecteer [MENU] om kleurherstelling te verlaten zonder iets op te slaan. OPMERKING • Zie “Herstellen van een oude foto” op pagina 113 als u het beeld van een oude foto wilt opnemen met deze camera en het beeld dat dit oplevert wilt herstellen. 158 WEERGAVE 4. Selecteer een witbalansinstelling m.b.v. [왖] Bijstellen van de witbalans van een opgenomen beeld en [왔] en druk daarna op [SET] om de instelling uit te oefenen. U kunt de instelling van de witbalans gebruiken om een type lichtbron te selecteren voor een opgenomen beeld, hetgeen dan de kleuren van dat beeld beïnvloedt. Wanneer u het beeld er wilt laten uitzien alsof het onder deze omstandigheden waren opgenomen: 1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) Selecteer dan deze instelling: Buiten, goed weer [왗] en [왘] om het beeld te verkrijgen waarvan u de witbalansinstelling wilt veranderen. Buiten, bewolkt tot regenachtig, in de schaduw van een boom, enz. 2. Druk op [MENU]. Bij een licht met een bijzonder hoge temperatuur zoals in de schaduw van een gebouw, enz. 3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “White Balance” (witbalans) en druk op [왘]. • Merk op dat de bovenstaande stap niet mogelijk is wanneer er een foto op het beeldscherm wordt getoond. Onder wit of daglichtwit FL verlichting, zonder onderdrukking van kleurspectrum N Onder daglicht FL verlichting, met onderdrukking van kleurspectrum D Onder het licht van gloeilampen met onderdrukking van de kleuren Annuleer de bijstelling van de witbalans 159 Cancel (annuleren) WEERGAVE • Gewoonlijk is de witbalansinstelling die oorspronkelijk geselecteerd was bij het bovenstaande menu de instelling die gebruikt was toen u het beeld opnam. Als u de “Auto” (automatisch) of “Manual” (handmatig) instelling voor de witbalans gebruikt wanneer u het beeld opname, zal “Cancel” (annuleren) worden geselecteerd (pagina 89). BELANGRIJK! • Door de witbalans van een beeld bij te stellen wordt een nieuw beeld gecreëerd met de nieuwe balansinstelling. Het originele beeld blijft ook in het geheugen behouden. • De witbalans van de volgende types beelden kan niet worden bijgesteld. — Filmbeelden en de icoon voor spraakopnamebestanden — Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van bewegende beelden) — Beelden opgenomen met een andere camera • U kunt de witbalans niet bijstellen wanneer er niet genoeg vrij geheugen beschikbaar is om het resulterende beeld op te slaan. • Wanneer u een beeld waarvan de witbalans bijgesteld is toont op het beeldscherm van de camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer de witbalans werd bijgesteld. • Als u dezelfde witbalansinstelling selecteert als de instelling die u selecteerde bij het opnemen van het beeld kunt u het witbalans bijstelmenu verlaten zonder het beeld te veranderen door op [SET] te drukken. 160 WEERGAVE 4. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en Instellen van de helderheid van het beeld [왔] en druk op [SET]. Gebruik de volgende procedure voor het bijstellen van de helderheid van foto’s. 1. Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY) Om dit te verkrijgen: Selecteer deze instelling: Helderder +2 +1 m.b.v. [왗] en [왘] door de beelden waarvan u de helderheid wilt bijregelen. 0 –1 2. Druk op [MENU]. Donkerder 3. Selecteer de “PLAY” –2 • Druk op [왗] of [MENU] om de bediening voor het bijstellen van de helderheid te annuleren. (weergave) tab, selecteer “Brightness” (helderheid) en druk daarna op [왘]. • Merk op dat de bovenstaande stap alleen mogelijk is wanneer een foto op het beeldscherm wordt weergegeven. 161 WEERGAVE BELANGRIJK! Weergeven en bewerken van een film • Door de helderheid van het beeld bij te regelen wordt een nieuw beeld gecreëerd bij het nieuwe helderheidsniveau. Het oorspronkelijke beeld blijft ook in het geheugen. • De helderheid van de volgende type beelden kan niet worden bijgeregeld. — Filmbeelden en de icoon voor spraakopnamebestanden — Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van bewegende beelden) — Beelden die met een andere camera zijn opgenomen • U kunt de helderheid niet bijregelen wanneer er niet genoeg vrij geheugen beschikbaar is om het resulterende beeld op te slaan. • Wanneer u een beeld met een bijgeregelde helderheid weergeeft op het beeldscherm van de camera, geven de datum en tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer de helderheid bijgeregeld was. Weergeven van een film Gebruik de volgende procedure om een film weer te geven die u opgenomen heeft met deze camera. 1. Blader tijdens de PLAY (weergavefunctie) m.b.v [왗] en [왘] door films op het beeldscherm en toon de gewenste film. Verstreken opnametijd Filmicoon Beeldkwaliteit 2. Druk op [SET]. • Hierdoor wordt weergave van de film gestart. • U kunt de volgende bewerkingen uitvoeren terwijl de film wordt weergegeven. 162 WEERGAVE Om dit te doen: BELANGRIJK! Doe dit: Versnelde voorwaartse of achterwaartse weergave • De snelheid wordt steeds bij elk maal indrukken met één stap verhoogd. Druk op [왗] of [왘]. Laat de versnelde voorwaartse of achterwaartse weergave terugkeren tot de normale snelheid. Druk op [SET]. Pauzeren van de filmweergave Druk op [SET]. Gepauzeerde weergave per beeld bladeren. Druk op [왗] of [왘]. Filmweergave stoppen. Druk op [MENU] Bijstellen van het geluidsvolume van de film. Druk op [왔] en gebruik [왖] en [왔]. In- en uitschakelen van de beeldscherm indicators. Druk op [DISP]. Inzoomen op het filmbeeld. Beweeg de zoomregelaar in de richting van ( ). Bladeren door een ingezoomd beeld op het scherm. Gebruik [왖], [왔], [왗], [왘]. • U kunt het geluidsniveau van het filmgeluid alleen bijstellen tijdens het weergeven van een film. • U kunt bij filmopname tot 8 maal van de normale afmetingen inzoomen. Merk echter op dat de maximale zoom in de volgende gevallen 4,5 maal is. — Wanneer de film opgenomen werd met de stand voor “LP” kwaliteit (pagina 119) — Bij weergave van elke film via een televisiescherm. • Films die niet met deze camera opgenomen zijn kunnen mogelijk niet weergegeven worden. 163 WEERGAVE LET OP Weergave van een film met de antitrilfunctie • U kunt op [EX] drukken om de anti-trilfunctie in en uit te schakelen terwijl de film gestopt of aan het spelen is. • U kunt ook de volgende procedure volgen om de anti-trilfunctie in en uit te schakelen. 1. Druk op [MENU] terwijl een film aan het spelen is. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer daarna “ Anti Shake” (anti-tril) en druk vervolgens op [왘]. 3. Selecteer “On” (aan) d.m.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [SET]. • Het gedeelte van het beeldscherm dat gebruikt wordt voor de weergave is ietwat kleiner dan gewoonlijk wanneer de anti-trilfunctie ingeschakeld is. Gebruik de volgende procedure wanneer u een film met de anti-trilfunctie wilt weergeven. De anti-trilfunctie is in het bijzonder handig wanneer de camera voor het bekijken op een televisie aangesloten is omdat eventuele bewegingen van de camera beter te zien zijn op het grote scherm. 1. Geef tijdens de weergavefunctie (PLAY) d.m.v. [왗] en [왘] de film weer die u wilt weergeven met de anti-trilfunctie. 2. Druk op [EX] om de anti-trilfunctie in te schakelen. • De anti-trilfunctie wordt beurtelings in- en uitgeschakeld telkens bij indrukken van [EX]. • De (anti-tril) indicator is te zien op het beeldscherm terwijl de anti-trilfunctie ingeschakeld is. 3. Druk op [SET] nadat u klaar bent met het maken van de instellingen. 164 WEERGAVE ■ Knippen van alles voor of na een specifiek beeld Montage van een film Gebruik deze procedure van dit hoofdstuk om films te monteren en te wissen. Met de montagebewerkingen kunt u alles voor of na een specifiek beeld of alles tussen twee bepaalde beelden in knippen. 1. Druk op [SET] terwijl de film die u wilt monteren weergegeven wordt. BELANGRIJK! • Hierdoor wordt de weergave van een film gepauzeerd. • Geknipte beelden kunnen niet meer worden opgeroepen – ze zijn echt weg. Zorg er dus voor dat u een gedeelte van een film echt wilt wegknippen voordat u specificeert dat een knipbewerking moet worden uitgevoerd. • Montages kunnen niet uitgevoerd worden bij films die niet met deze camera opgenomen zijn. • Er kan geen montage worden uitgevoerd bij een film die korter dan 5 seconden is. • Bij bepaalde types geheugenkaarten kan de knipbewerking een aanzienlijke tijd in beslag nemen. Dit is normaal en duidt niet op een defect. • De knipbewerking kan mogelijk niet uitgevoerd worden als de beschikbare hoeveelheid geheugen minder is dan de grootte van het filmbestand dat u probeert te knippen. Mocht dit het geval zijn, wis dan bestanden die u niet langer meer nodig heeft om geheugenruimte vrij te maken. • Het monteren van twee verschillende films tot een enkele film en het opsplitsen van één film in meerdere onderdelen wordt niet ondersteund door de functies van de camera. 2. Druk op [왔]. • U kunt hetzelfde beeld ook weergeven terwijl de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is door op [MENU] te drukken, de “PLAY” (weergave) tab te selecteren, “Movie Editing” (filmmontage) te selecteren en vervolgens op [왘] te drukken. 3. Selecteer de bewerking die u wilt uitvoeren m.b.v. [왖] en [왔]. Om dit te doen: Cut (knippen) Alles na een gespecificeerd beeld knippen Cut (knippen) Knipfunctie verlaten 165 Doe dit: Alles voor een gespecificeerd beeld knippen Cancel (annuleren) WEERGAVE 4. Toon het beeld waar de film moet worden 5. Druk [왔] wanneer het geknipt. gewenste beeld wordt getoond. Om dit te doen: Doe dit: Versnelde voorwaartse of achterwaartse weergave Druk op [왗] of [왘] drukken. Filmweergave pauzeren en voortzetten Druk op [SET]. Gepauzeerde weergave per beeld doorbladeren Druk op [왗] of [왘] drukken. Annuleren van de knipbewerking Druk op [MENU]. 6. Selecteer “Yes” (Ja) d.m.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. • De boodschap “Busy.... Please wait…” blijft op de display terwijl de knipbewerking wordt uitgevoerd. Het knippen is voltooid als de boodschap verdwijnt. • Het rode gedeelte van de indicatorstaafindicator geeft aan welk gedeelte wordt geknipt. • Selecteer “No” (Nee) om de knipbewerking te verlaten. 166 WEERGAVE ■ Alles tussen twee specifieke beelden in knippen 4. Toon het startbeeld waar de eerste knipbewerking moet worden uitgevoerd. 1. Druk op [SET] terwijl de film die u wilt monteren weergegeven wordt. • Hierdoor wordt de weergave van een film gepauzeerd. 2. Druk op [왔]. Om dit te doen: Doe dit: Versnelde voorwaartse of achterwaartse weergave Druk op [왗] of [왘] drukken. Filmweergave pauzeren en voortzetten Druk op [SET]. Gepauzeerde weergave per beeld doorbladeren Druk op [왗] of [왘] drukken. Annuleren van de knipbewerking Druk op [MENU]. 5. Druk op [왔] wanneer • U kunt hetzelfde beeld ook weergeven terwijl de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is door op [MENU] te drukken, de “PLAY” (weergave) tab te selecteren, “Movie Editing” (filmmontage) te selecteren en vervolgens op [왘] te drukken. het gewenste beeld wordt getoond. 3. Selecteer “ Cut” (knippen) d.m.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de snijfunctie te verlaten. 167 WEERGAVE 6. Verwijs naar stap 4 en Vastleggen van een stilbeeld van een film (MOTION PRINT) zoek naar het het knipeindescherm. Druk op [왔] wanneer het knipeindescherm getoond wordt. Met de MOTION PRINT functie kunt u een beeld vastleggen van een bestaande film en een stilbeeld creëren dat geschikt is om af te drukken. Er zijn twee layouts die u kunt gebruiken om een beeld vast te leggen en de geselecteerde lay-out bepaalt de uiteindelijke beeldgrootte. • Het rode gedeelte van de indicatorstaafindicator geeft aan welk gedeelte wordt geknipt. • 9 frames (1600 × 1200 beeldpunten uiteindelijke beeldgrootte) 7. Selecteer “Yes” (Ja) d.m.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. • De boodschap “Busy.... Please wait…” blijft op de display terwijl de knipbewerking wordt uitgevoerd. Het knippen is voltooid als de boodschap verdwijnt. Achtergrondbeelden Geselecteerd hoofdbeeld • Selecteer “No” (Nee) om de knipbewerking te verlaten. • 1 frame (640 × 480 beeldpunten uiteindelijke beeldgrootte) Geselecteerd hoofdbeeld 168 WEERGAVE ■ Een stilbeeld van een film vastleggen 5. Toon d.m.v. [왗] en [왘] het beeld dat u wilt gebruiken als het hoofdbeeld. 1. Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY) • Door één van beide toetsen ingedrukt te houden wordt het bladeren versneld uitgevoerd. d.m.v. [왗] en [왘] door de films op het beeldscherm en toon de film die de gewenste beelden bevat. 6. Druk op [SET] na eerst het gewenste beeld te hebben geselecteerd. 2. Druk op [MENU]. • Hierdoor wordt het stilbeeld dat het resultaat is getoond. 3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “MOTION PRINT” (Bwegende afdruk) en druk vervolgens op [왘]. • Als u “9 frames” (9 beelden) voor de lay-out selecteerde, zal het beeld dat u selecteerde in stap 4 het hoofdbeeld zijn terwijl de beelden aan beide zijden zullen dienen als achtergrondbeelden. 4. Selecteer d.m.v. [왖] en [왔] de layout (“1 frame” (1 beeld) of “9 frames” (9 beelden)) die u wlt gebruiken. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de MOTION PRINT functie te verlaten. • Als u “1 frame” (1 beeld) selecteerde in stap 4 verschijnt hier het beeld dat u selecteerde in stap 6. BELANGRIJK! • MOTION PRINT kan niet uitgevoerd worden bij films die niet met deze camera opgenomen zijn. 169 WEERGAVE 2. Gebruik [왖], [왔], [왗] en Tonen van een 9-beelden scherm Met de volgende procedure verkrijgt u negen beelden tegelijkertijd op het beeldscherm. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) de zoomregelaar in de richting van ( ). • Dit toont het 9-beelden scherm met een selectiekader er om heen met in het midden het beeld dat zich op het beeldscherm bevond in stap 2. • Zijn er minder dan negen beelden in het geheugen dan worden ze weergegeven te beginnen vanaf de linker bovenhoek. Het selectiekader bevindt zich bij het beeld dat weergegeven werd voordat u overschakelde naar het 9-beelden scherm. Voorbeeld: Wanneer er zich 20 beelden in het geheugen bevinden en beeld 1 eerst wordt weergegeven. • Bij een filmbestand (pagina 162) wordt “ ” weergegeven aan de boven- en aan de onderkant van het beeldscherm. • Op het 9-beelden scherm geeft (microfoon) een spraakopnamebestand aan (pagina 179). • Selectiekader [왘] om het selectiekader te verplaatsen naar het gewenste beeld. Door op [왘] te drukken terwijl het selectiekader zich in de rechterkolom bevindt of op [왗] te drukken terwijl het selectiekader zich in de linkerkolom bevindt, wordt doorgebladerd naar het volgende scherm met 9-beelden. verschijnt in plaats van het beeld wanneer de datum data bevat die niet door deze camera kunnen worden weergegeven. 1 2 3 10 11 12 4 5 6 13 14 15 7 8 9 16 17 18 19 20 3. Door op een willekeurige toets anders dan [왖], [왔], [왗] en [왘] te drukken wordt een volledige versie van het beeld op ware grootte getoond van het beeld waar het selectiekader zich bevindt. 170 WEERGAVE • Op het kalenderscherm geeft (microfoon) een spraakopnamebestand aan (pagina 179). Tonen van het kalenderscherm Gebruik de volgende procedure om een kalender van 1 maand te tonen. Elke dag toont het eerste bestand dat op die dag was opgenomen wat het gemakkelijker maakt om het gewenste bestand te vinden. • 2. Verplaats het selectiekader m.b.v. [왖], [왔], [왗] 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [왖] ( verschijnt in plaats van het beeld wanneer de datum data bevat die niet kan worden getoond door deze camera. en [왘] naar de gewenste datum en druk vervolgens op [SET]. ). • Volg de procedure onder “Veranderen van de datumopmaak” op pagina 195 om het datumformaat te specificeren. • Het op de kalender voor elke dag getoonde bestand is het eerste bestand dat op die datum was opgenomen. • Dit toont een beeld van het eerste bestand dat genomen was op de geselecteerde datum. Jaar/Maand Datumselectiecursor • Druk op [MENU] of op [DISP] om het kalenderscherm te verlaten. 171 WEERGAVE 3. Configureer m.b.v. het scherm dat verschijnt Spelen van een Slideshow (diashow) de instellingen voor het beeld, de tijd, de tussenpauzes en de effecten. De Slideshow (diashow) speelt beelden automatisch af in volgorde en met vaste tussenpauzes. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op Images (Beelden) • All Images (Alle beelden) Toont alle beelden in het geheugen van de camera. • Only (alleen) Deze icoon verschijnt enkel bij snapshots en audio snapshots. • Only (alleen) Deze icoon verschijnt enkel bij films. • One Image (Eén beeld) Toont een bepaald beeld • Favorites (Favorieten) Toont alle beelden in de FAVORITE map. Time (Tijd) Specificeer de gewenste weergavetijd (1 tot en met 5 minuten of 10, 15, 30 of 60 minuten) m.b.v. [왗] en [왘]. Interval (Tussenpauze) Specificeer de gewenste tussenpauze (MAX. of 1 tot 30 seconden) m.b.v. [왗] en [왘]. • Wanneer de weergave een filmbestand aantreft terwijl “MAX” is geselecteerd als de tussenpauze wordt enkel het eerste beeld van het filmpje getoond. [MENU]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Slideshow” (diashow) en druk vervolgens op [왘]. 172 WEERGAVE Effect BELANGRIJK! • Merk op dat alle toetsen onbedienbaar zijn terwijl een beeldverandering aan de gang is. Wacht totdat een beeld stilstaat op het beeldscherm voordat u een toets probeert te bedienen of houd de toets ingedrukt totdat het beeld stil gaat staan. • Door tijdens de slideshow op [왗] te drukken wordt teruggegaan naar het vorige beeld terwijl door indrukken van [왘] doorgegaan wordt naar het volgende beeld. • Wanneer de slideshow bij een filmbestand komt, wordt de film en de begeleidende audio eenmaal weergegeven. • Wanneer de slideshow bij een spraakopnamebestand of een audio snapshot komt, wordt dit eenmaal weergegeven. • Het geluid van films, audio snapshots en spraakopnamebestanden wordt niet gespeeld wanneer “MAX” (maximaal) gespecificeerd is voor de “Interval” (tussenpauze) instelling van de slideshow. Bij alle “Interval” (tussenpauze) instellingen worden films en alle andere audio (films, audio snapshots en spraakopnamebestanden) weergegeven ongeacht de lengte. • Tijdens audioweergave kunt u het volume regelen door op [왔] te drukken en daarna [왖] en [왔] te gebruiken. • Pattern 1, 2, 3 (patroon 1, 2, 3) Oefent een vooringesteld effect uit wanneer van het ene beeld naar het volgende beeld wordt overgegaan. • Random (willekeurig) Oefent de vooringestelde patronen (1, 2 en 3) willekeurig uit. • OFF Efecten zijn uitgeschakeld. 4. Gebruik [왖] en [왔] om “Start” (starten) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor wordt de slideshow (diashow) gestart. 5. Druk op [SET] om de slideshow (diashow) te stoppen. • De diashow stopt ook automatisch nadat de hoeveelheid tijd verstreken is die u specificeerde voor “Time” (tijd). 173 WEERGAVE • Merk op dat de effectinstellingen niet van kracht zijn wanneer de slideshow “Images” (beelden) instelling “Favorites” (favorieten) is of “ Only” (alleen ) of wanneer de slideshow “Interval” instelling “MAX” (maximaal), “1 sec” of “2 sec” is. • Bij beelden die u van een andere digitale camera of van een computer heeft gekopiëerd kan het ietwat langer duren dan de gespecificeerde tussenpauzetijd voordat ze verschijnen. • Als er indicators in de display zijn dan kunt u deze uitzetten door op [DISP] te drukken (pagina 33). • Wanneer de diashow een film bereikt terwijl “One Image” (één beeld) geselecteerd is voor “Images” (beelden), zal de film de weergave herhalen voor de door “Time” (tijd) gespecificeerde tijdsduur. Gebruik van de fotostandaardfunctie De fotostandaardfunctie stelt u in staat te specificeren wat er dient te verschijnen op het beeldscherm van de camera terwijl deze zich op de USB slede bevindt. U kunt een Photo Stand diashow spelen zonder u zorgen te maken over de stroom van de accu of u kunt het tonen van een bepaald beeld tonen. De bediening van de fotostandaardfunctie wordt uitgevoerd in overeenkomst met de instellingen van de slideshow. Zie pagina 172 voor informatie aangaande het configureren van slideshow instellingen voor eventuele gewenste aanpassingen. 1. Schakel de camera uit. 2. Zet de camera op de USB slede. 3. Druk op de [PHOTO] (foto) toets van de USB slede. • Dit start de Photo Stand diashow of toont het enkele beeld dat u specificeerde. [PHOTO] 174 WEERGAVE • Door op [MENU] te drukken wordt een scherm verkregen voor het configureren van diashow instellingen. Druk op [MENU] terwijl het menuscherm getoond wordt of selecteer “Start” en druk op [SET] om de diashow te herstarten. Roteren van het displaybeeld Gebruik de volgende procedure om het beeld 90 graden te roteren en de rotatie informatie samen met het beeld te registreren. Nadat u dit gedaan heeft, zal het beeld altijd getoond worden in de geroteerde oriëntatie. • Tijdens audioweergave kunt u het volume regelen door op [왔] te drukken en daarna [왖] en [왔] te gebruiken. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 4. Druk nogmaals op de [PHOTO] (foto) toets om de Photo Stand diashow te stoppen. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Rotation” (rotatie) en druk vervolgens op [왘]. BELANGRIJK! • Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is wanneer een snapshot beeld zich op het beeldscherm bevindt. • De accu wordt niet opgeladen terwijl een fotostandaard diashow aan de gang is. Stop de diashow als als u de accu wilt opladen. 3. Gebruik [왗] en [왘] om door de beelden te bladeren totdat het beeld dat u wilt roteren op het beeldscherm te zien is. 175 WEERGAVE 4. Gebruik [왖] en [왔] om BELANGRIJK! “Rotate” (roteren) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • U kunt een beeld dat beveiligd is niet roteren. Wilt u toch een dergelijk beeld roteren dan dient u het eerst onbeveiligd te maken. • U kunt mogelijk een digitaal beeld niet roteren als het opgenomen was met een ander type digitale camera. • U kunt beelden van het volgende type niet roteren: — Filmbeelden en de icoon voor spraakopnamebestanden — Beelden worden ingezoomd is — Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van bewegende beelden) • Het roteren van beelden wordt alleen ondersteund voor een enkel beeld. Het is niet mogelijk een scherm van 9-beelden of een beeld op het kalenderscherm te roteren. • Elke keer indrukken van [SET] draait het beeld met 90°. 5. Druk nadat u klaar bent met het configureren van de instellingen op [MENU] om het instelscherm te verlaten. 176 WEERGAVE 1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de Toevoegen van audio aan een snapshot [왗] en [왘] toetsen om door de snapshots te bladeren totdat de gewenste getoond wordt waaraan u audio wilt toevoegen. De “post-opname” functie laat u geluid toevoegen aan snapshots nadat deze zijn opgenomen. U kunt het audiogedeelte van een audio snapshot (die met een icoon er op) ook heropnemen. 2. Druk op [MENU]. • Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat Dit is het Windows standaardformaat voor het audioformaat. De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is “.WAV”. 3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Dubbing” (geluidsdubben) en druk vervolgens op [왘]. • Opnametijd: Maximaal 30 seconden per beeld • Geluidsbestandsgrootte: Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB per seconde.) 4. Druk op de sluitertoets om audio opname te starten. 5. Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden of wanneer u op de sluitertoets drukt. 177 WEERGAVE BELANGRIJK! Heropnemen van het geluid • Let er op dat u de microfoon niet met uw vingers blokkeert. • Goede opnameresultaten zijn niet mogelijk wanneer de camera te ver van Microfoon het onderwerp weg is. • Nadat de geluidsopname voltooid is verschijnt de icoon op het beeldscherm. • U kunt mogelijk geen geluid opnemen wanneer de resterende geheugencapaciteit laag is. • U kunt geen geluid toevoegen aan beelden van het volgende type: — Filmbeelden — Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van bewegende beelden) — Beveiligde foto’s (pagina 186) • Audio die heropgenomen of gewist wordt, kan niet worden herkregen. Let er dus op dat u het geluid niet langer nodig heeft voordat u heropname uitvoert of het geluid wist. 1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de [왗] en [왘] toetsen om door de snapshots te bladeren totdat de gewenste getoond wordt waarvan u het geluid opnieuw wilt opnemen. 2. Druk op [MENU]. 3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Dubbing” (geluidsdubben) en druk vervolgens op [왘]. 4. Gebruik [왖] en [왔] om “Delete” (wissen) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Als u enkel het geluid op deze manier wilt wissen, druk dan op [MENU] om de procedure te voltooien. 5. Druk op de sluitertoets om audio opname te starten. 6. Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden of wanneer u op de sluitertoets drukt. • Hierdoor wordt de bestaande opname gewist en vervangen door de nieuwe. 178 WEERGAVE Weergeven van een spraakopnamebestand Voer de volgende stappen uit om een spraakopnamebestand weer te geven. 1. Gebruik [왗] en [왘] tijdens de weergavefunctie (PLAY) om het gewenste spraakopnamebestand (een bestand aangegeven met ) weer te geven. Om dit te doen: Doe dit: Snel vooruit- of achteruitspoelen van het geluid. Houd [왗] of [왘] ingedrukt. Pauzeren en hervatten van de film weergave. Druk op [SET]. Het geluidsvolume bijstellen. Druk op [왔] en gebruik [왖] en [왔]. In- en uitschakelen van het beeldscherm. Druk op [DISP]. Annuleren van de weergave. Druk op [MENU]. 2. Druk op [SET]. BELANGRIJK! • Hierdoor wordt de weergave van het spraakopnamebestand gestart via de luidspreker van de camera. • Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en tijdens het pauzeren worden bijgesteld. • Wanneer uw opname voorzien is van indextekens (pagina 133), kunt u naar het volgende indexteken doorspringen door de weergave te pauzeren en vervolgens op [왗] of [왘] te drukken. Druk vervolgens op [SET] om de weergave te hervatten van de positie van het indexteken. • U kunt de volgende bediening uitvoeren terwijl het geluid weergegeven wordt. 179 WEERGAVE AV kabel Tonen van camerabeelden op een televisiescherm U kunt opgenomen beelden via een televisiescherm tonen. Om camerabeelden via een televisiescherm te tonen dient u de beschikking te hebben over een televisie met een video-ingangsaansluiting, de USB slede en de AV kabel die meegeleverd zijn met de camera. TV 1. Sluit één uiteinde van de AV kabel die Video ingangsaansluiting meegeleverd is met de camera aan op de [AV OUT] aansluiting van de USB slede en het andere uiteinde op de videoingangsaansluiting van het televisietoestel. AV uitgangspoort [AV OUT] 2. Schakel de camera uit. 3. Zet de camera op de USB slede. • Sluit de gele stekker van de AV kabel aan op de video-ingangsaansluiting (geel) van het televisietoestel en de witte stekker op de audio ingangsaansluiting (wit). 4. Schakel de televisie in en selecteer de videoingangsfunctie. 5. Druk op [ ] om de spanning van de camera in te schakelen en voer daarna de vereiste bewerking uit voor de weergave. 180 WEERGAVE BELANGRIJK! Selecteren van het video-uitgangssysteem • U dient als de spanning aan/uit functie (pagina 201) “Power On” (spanning aan) of “Power On/Off” (spanning aan/uit) te selecteren als u de camera aansluit op een televisietoestel voor het bekijken van videobeelden. • Alle iconen en indicators die op het beeldscherm van de camera te zien zijn zullen ook op het televisiescherm verschijnen. • Merk op dat het geluid in mono is. • Door indrukken van de [PHOTO] toets op de USB slede wordt de fotostandaardfunctie (pagina 174) geactiveerd waarna beelden via het televisiescherm worden weergegeven. • Afhankelijk van het formaat van het scherm zullen de opgenomen beeld mogelijk niet het gehele scherm vullen. • Voor het video uitgangssignaal is het geluidsvolume aanvankelijk ingesteld op maximum. Voer bijstelling in het geluidsvolume uit d.m.v. de TV regelaars. • Als u een los verkrijgbare AV kabel (EMC-3A) gebruikt om de aansluiting van de camera’s USB slede direct te verbinden met de AUDIO IN aansluiting van een televisietoestel (zonder de USB kabel te gebruiken), kunt u opgenomen beelden op het televisiescherm zien en het televisiescherm zelfs gebruiken om beelden te componeren voordat u ze gaat opgenemen. U kunt kiezen uit het PAL of het NTSC systeem als het voor aanpassing aan het systeem van de TV die u gebruikt. 1. Druk tijdens een opname- (REC) of de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “Video Out” (video-uitgang) en druk vervolgens op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. 181 Als u een TV gebruikt die bedoeld is voor gebruik in dit gebied: Selecteer deze instelling: U.S., Japan en andere gebieden met het NTSC systeem NTSC Europa en andere gebieden met het PAL systeem PAL WEERGAVE BELANGRIJK! • Beelden zullen niet op de juiste wijze worden weergegeven als een verkeerd videosysteem wordt geselecteerd. • Deze camera ondersteunt enkel de NTSC en PAL videosystemen. Beelden worden niet juist weergegeven als u een televisietoestel (monitor) gebruikt dat ontworpen is voor een ander videosysteem. 182 WISSEN VAN BESTANDEN WISSEN VAN BESTANDEN U kunt een enkel bestand wissen of u kunt alle bestanden wissen die zich op dat ogenblik in het geheugen bevinden. Wissen van een enkel bestand 1. Druk tijdens de BELANGRIJK! weergavefunctie (PLAY) op [왔] ( • Merk op dat het wissen van bestanden niet ongedaan gemaakt kan worden. Als u een bestand eenmaal gewist heeft, is hij voorgoed verdwenen. Let er dus goed op dat u een bestand echt niet meer nodig heeft voordat u het wist. In het bijzonder geldt dit voor het wissen van alle bestanden - controleer eerst alle bestanden voordat u deze handeling uitvoert. • Een beveiligd bestand kan niet worden uitgewist. Om een bestand te wissen dient u het eerst onbeveiligd te maken (pagina 186). • Het wissen kan niet worden uitgevoerd wanneer alle bestanden in het geheugen beveiligd zijn (pagina 187). • Als een audio snapshot gewist wordt, zal dit zowel het beeldbestand als het audiobestand wissen dat er aan vast zit. • U kunt de procedures in dit hoofdstuk niet gebruiken om beelden te wissen uit de FAVORITE map. Zie de procedures op pagina 190 voor details aangaande het wissen van de inhoud van de FAVORITE map. ). 2. Gebruik [왗] of [왘] om door de bestanden te bladeren totdat het te wissen bestand wordt getoond. 3. Gebruik [왖] of [왔] om “Delete” (wissen) te selecteren. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen. 4. Druk op [SET] om het bestand te wissen. • Herhaal de stappen 2 tot en met 4 om andere bestanden te wissen, indien gewenst. 5. Druk op [MENU] om het menuscherm te verlaten. 183 WISSEN VAN BESTANDEN Wissen van alle bestanden 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [왔] ( ). 2. Gebruik [왖] of [왔] om “All Files Delete” (alle bestanden wissen) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 3. Gebruik [왖] of [왔] om “Yes” (ja) te selecteren. • Selecteer “No” (nee) om de wisfunctie te verlaten zonder een bestand uit te wissen. 4. Druk op [SET] om alle bestanden uit te wissen. • De boodschap “There are no files.” (er zijn geen bestanden) verschijnt op het scherm nadat alle bestanden gewist zijn. 184 BEHEER VAN BESTANDEN BEHEER VAN BESTANDEN Dankzij de mogelijkheden van de camera voor bestandsbeheer kunt u makkelijk uw beelden in het oog houden. U kunt bestanden beveiligen tegen onverhoeds wissen en de gewenste bestanden opslaan in het ingebouwde geheugen van de camera. Elke map kan maximaal 9999 bestanden bevatten. Als u probeert het 10000ste bestand op te slaan in een map, wordt automatisch de volgende map met het volgende serienummer gecreëerd. Bestandsnamen worden als volgt gegenereerd. Voorbeeld: Naam van het 26ste bestand Mappen CIMG0026.JPG Uw camera creëert automatisch mappen in het ingebouwde geheugen of op de geheugenkaart. Extensie Serienummer (4 cijfers) Geheugenmappen en -bestanden • De map- en bestandnamen die hier worden beschreven verschijnen wanneer u mappen en bestanden via uw computer bekijkt. Zie pagina 32 voor informatie betreffende informatie over hoe de camera map- en bestandnamen aangeeft. • Het feitelijke aantal bestanden dat u op een geheugenkaart kunt opslaan hangt af van de instellingen voor de beeldkwaliteit, de beeldgrootte, de kaartcapaciteit, enz. • Zie voor details aangaande de mapstructuur “Geheugenmapstructuur” op pagina 235. Een beeld dat u opneemt wordt automatisch opgeslagen in een map waarvan de naam een serienummer is. U kunt maximaal 900 mappen op hetzelfde moment in het geheugen houden. Mapnamen worden als volgt gegenereerd. Voorbeeld: Naam van de 100ste map 100CASIO Serienummer (3 cijfers) 185 BEHEER VAN BESTANDEN 3. Gebruik [왗] of [왘] om door de bestanden de Beschermen van bestanden bladeren en dat beeld te tonen dat u wilt beveiligen. Als u een bestand eenmaal beveiligd heeft kan hij niet worden gewist (pagina 183). U kunt bestanden afzonderlijk beveiligen of u kunt alle bestanden in het geheugen beveiligen door een enkele bedieningshandeling. 4. Gebruik [왖] of [왔] om “On” (aan) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. BELANGRIJK! • Zelfs als een bestand beveiligd is, wordt het uitgewist wanneer een geheugenkaart wordt geformatteerd (pagina 206) of als het ingebouwde geheugen geformatteerd wordt (pagina 202) • Een beveiligd bestand wordt aangegeven door het teken. • Om een bestand onbeveiligd te maken, selecteert u “Off” (uit) in stap 4 en druk vervolgens op [SET]. Beveiligen van een enkel bestand 5. Druk op [MENU] om het menuscherm te verlaten. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Protect” (beveiligen) en druk daarna op [왘]. 186 BEHEER VAN BESTANDEN Beveiligen van alle bestanden Gebruik van de FAVORITE folder U kunt foto’s van uw familie of andere speciale beelden van een bestandsopslagmap (pagina 235) kopiëren naar de FAVORITE map in het ingebouwde geheugen. De naar de FAVORITE map gekopieerde beelden worden automatisch gereduceerd tot 320 × 240 beeldpunten. Beelden in de FAVORITE map worden niet getoond tijdens normale weergave om op die manier persoonlijke beelden privé te houden terwijl u ze toch bij u kunt hebben. De beelden in de FAVORITE map worden niet gewist wanneer u van geheugenkaart wisselt zodat u de foto’s altijd bij de hand heeft. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Protect” (beveiligen) en druk daarna op [왘]. 3. Gebruik [왖] of [왔] om “All Files : On” (Alle bestanden : aan) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Om alle bestanden onbeveiligd te maken, klik op [SET] in stap 3 zodat de instelling “All Files : Off” (alle bestanden uit) laat zien. Kopiëren van een bestand naar de FAVORITE map 4. Druk op [MENU] om het menuscherm te verlaten. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Favorites” (favorieten) en druk op [왘]. 187 BEHEER VAN BESTANDEN 3. Gebruik [왖] of [왔] om LET OP “Save” (opslaan) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Door een beeldbestand volgens de bovenstaande procedure te kopiëren wordt een beeld maat QVGA van 320 × 240 beeldpunten naar de FAVORITE map gekopieerd. • Een bestand dat naar de FAVORITE map wordt gekopieerd krijgt automatisch een bestandnaam toegewezen dat een serienummer is. Hoewel het serienummer begint met 0001 en kan oplopen tot 9999, hangt de feitelijke bovengrens van het bereik af van de capaciteit van het ingebouwde geheugen. Denk eraan dat het maximale aantal beelden dat opgeslagen kan worden in het ingebouwde geheugen afhangt van de grootte van elk beeld en van andere factoren. • Hierdoor worden de namen van de bestanden in het ingebouwde geheugen of op de ingelegde geheugenkaart getoond. 4. Gebruik [왗] of [왘] om het bestand te selecteren dat u naar de FAVORITE map wilt kopiëren. BELANGRIJK! 5. Gebruik [왖] of [왔] om “Save” (opslaan) te • Merk op dat een beeld dat naar de FAVORITE map gekopieerd is en waar daarna de afmetingen van zijn aangepast niet meer kan terugkeren naar het oorspronkelijke formaat. • Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet naar een geheugenkaart worden gekopieerd. selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor worden de getoonde bestanden naar de FAVORITE map gelopieerd. 6. Gebruik na het kopiëren van alle gewenste bestanden [왖] en [왔] om “Cancel” (annuleren) te selecteren en druk vervolgens op [SET] om deze functie te verlaten. 188 BEHEER VAN BESTANDEN BELANGRIJK! Tonen van een bestand in de FAVORITE map • Merk op dat een FAVORITE map enkel gecreërd wordt in het ingebouwde geheugen van de camera. Er wordt geen FAVORITE map gecreëerd op een geheugenkaart mocht u die gebruiken. Als u de inhoud van de FAVORITE map op het beeldscherm van een computer wilt bekijken dient u eerst de geheugenkaart (als u die gebruikt) uit de camera te verwijderen voordat u de camera op de USB slede plaatst om het overbrengen van data te beginnen (pagina’s 205, 220). 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Favorites” (favorieten) en druk op [왘]. 3. Gebruik [왖] of [왔] om “Show” (weergeven) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • De boodschap “No Favorites File!” (geen favouriet bestand) verschijnt als de FAVORITE map leeg is. 4. Gebruik [왘] Bestandsnaam (voorwaarts) of [왗] (achterwaarts) om door de bestanden in de FAVORITE map te bladeren. FAVORITE (favorite) mapicoon 5. Druk nadat u klaar bent met het bekijken van de bestanden tweemaal op [MENU] om deze functie te verlaten. 189 BEHEER VAN BESTANDEN Wissen van een bestand uit de FAVORITE map Wissen van alle bestanden uit de FAVORITE map 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. [MENU]. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Favorites” (favorieten) en druk op [왘]. “Favorites” (favorieten) en druk op [왘]. 3. Gebruik [왖] of [왔] om “Show” (weergeven) te 3. Gebruik [왖] of [왔] om “Show” (weergeven) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 4. Druk op [왔] ( selecteren en druk vervolgens op [SET]. 4. Druk op [왔] ( ). 5. Gebruik [왗] of [왘] om het bestand te ). 5. Gebruik [왖] en [왔] om “All Files Delete” (alle selecteren dat u uit de FAVORITE map wilt wissen. bestanden wissen) te selecteren en druk dan op [SET]. 6. Gebruik [왖] of [왔] om “Delete” (wissen) te BELANGRIJK! selecteren en druk vervolgens op [SET]. • U kunt de bedieningshandelingen voor wissen op pagina 183 niet gebruiken om beelden uit de FAVORITE map te wissen. Echter door formatteren van het geheugen (pagina 202) worden de bestanden in de FAVORITE map gewist. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen. 7. Gebruik na het wissen van alle gewenste bestanden [왖] en [왔] om “Cancel” (annuleren) te selecteren en druk vervolgens op [SET] om deze functie te verlaten. 190 ANDERE INSTELLINGEN ANDERE INSTELLINGEN Instellen van het geluidsniveau van de bevestigingstoon Configureren van de geluidsinstellingen U kunt verschillende geluiden configureren die dan gespeeld worden telkens wanneer u de camera inschakelt, de sluitertoets halverwege of geheel indrukt of een toetsbewerking uitvoert. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “Sounds” (geluiden) en druk vervolgens op [왘]. Configureren van de geluidsinstellingen 1. Druk op [MENU]. 3. Gebruik [왖] en [왔] om “ 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, 4. Gebruik [왗] en [왘] om de gewenste instelling selecteer “Sounds” (geluiden) en druk vervolgens op [왘]. voor het volume te specificeren en druk vervolgens op [SET]. 3. Gebruik [왖] en [왔] om het geluid te selecteren • U kunt het volume instellen binnen het bereik lopend van 0 (geen geluid) tot en met 7 (luidst). waarvan u de instelling wilt configureren en druk vervolgens op [왘]. BELANGRIJK! 4. Gebruik [왖] en [왔] om de instelling te • De instelling voor het volume die u hier maakt heeft ook invloed op het geluidsvolumeniveau voor het video uitgangssignaal (pagina 180). veranderen en druk vervolgens op [SET]. Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Selecteer een ingebouwd geluid Sound 1 – Sound 5 (geluid 1 – 5) Schakel het geluid uit Off (uit) Operation” (bediening) te selecteren. 191 ANDERE INSTELLINGEN Instellen van het geluidsniveau voor de weergave van films en audio snapshots Specificeren van een beeld voor het beginscherm U kunt een opgenomen beeld specificeren als het beeld voor het beginscherm, waardoor dit op het beeldscherm verschijnt telkens wanneer u de camera inschakelt door op de spanningstoets of op [ ] (REC) te drukken. Het beginscherm verschijnt niet wanneer u [ ] (PLAY) indrukt om de camera in te schakelen. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “Sounds” (geluiden) en druk vervolgens op [왘]. 3. Selecteer “ 1. Druk op [MENU]. Play” (weergave) d.m.v. [왖] en [왔]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en 4. Specificeer d.m.v. [왗] en [왘] de gewenste selecteer “Startup” (start) en druk vervolgens op [왘]. instelling voor het weergavevolume en druk op [SET]. 3. Toon m.b.v. [왗] en [왘] het beeld dat u wilt • U kunt het weergavevolume instellen binnen het bereik tussen 0 (geen geluid) en 7 (luidst). gebruiken voor het beginscherm. 4. Verander de instelling m.b.v. [왖] en [왔] en BELANGRIJK! druk daarna op [SET]. • De instelling voor het volume die u hier maakt heeft geen invloed op het geluidsvolumeniveau voor het video uitgangssignaal (pagina 180). 192 Om dit te doen: Selecteer deze instelling: Gebruik het beeld dat op het moment wordt getoond als het beginschermbeeld On (aan) Schakel het beginscherm uit Off (uit) ANDERE INSTELLINGEN BELANGRIJK! Specificeren van de bestandsnaam serienummer generatiemethode • U kunt elk van de volgende types beelden selecteren als het startbeeldscherm. — Het ingebouwde beeld van de camera — Een snapshot — Enkel het beeldgedeelte van een audio snapshot • Er kan per keer slechts één beeld opgeslagen zijn in het beginschermbeeldgeheugen. Als een nieuw beginschermbeeld wordt geselecteerd, zal dat nieuwe beeld het eerdere beeld uit het beginschermbeeldgeheugen verdringen. Daarom dient u een gescheiden kopie van het beeld in het standaard beeldopslaggeheugen van de camera te hebben opgeslagen als u naar een eerder beginschermbeeld wilt teruggaan. • Het beginschermbeeld wordt gewist als u het ingebouwde geheugen formatteert (pagina 202). Gebruik de volgende procedure om de methode te specificeren voor het genereren van het serienummer dat gebruikt wordt voor bestandsnaam (pagina 185). 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en selecteer “File No.” (bestandsnaam) en druk vervolgens op [왘]. 3. Verander de instelling m.b.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [SET]. 193 Om dit te doen voor een juist opgeslagen bestand: Selecteer deze instelling: Sla het laatste gebruikte bestandnummer op en verhoog dit met één ongeacht of bestanden uitgewist zijn of de geheugenkaart door een nieuwe werd vervangen. Continue (voortzetten) Start het serienummer opnieuw vanaf 0001 wanneer alle bestanden gewist zijn of de geheugenkaart vervangen is. Reset (terugstellen) ANDERE INSTELLINGEN Selecteren van uw thuistijdzone Instellen van de klok Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om een thuistijdzone te selecteren en om de instellingen voor de datum en de tijd te veranderen. Als u enkel de tijd- en datuminstellingen wilt veranderen zonder de thuistijdzone te veranderen, voer dan alleen de procedures uit onder “Instellen van de huidige tijd en datum” op pagina 195. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “World Time” (wereldtijd) en druk vervolgens op [왘]. • Hierdoor wordt de huidige wereldtijdzone aangegeven. BELANGRIJK! • Let erop dat u de thuistijdzone (de zone waar u zich op het moment bevindt) selecteert voordat u de instellingen verandert voor de tijd en de datum. Anders zullen de instellingen voor de tijd en de datum automatisch veranderen wanneer u een andere tijdzone selecteert. 3. Gebruik [왖] en [왔] om “Home” (thuistijd) te selecteren en druk daarna op [왘]. 4. Gebruik [왖] en [왔] om “City” (stad) te selecteren en druk vervolgens op [왘]. 5. Gebruik [왖], [왔], [왗] en [왘] om de het geografische gebied te selecteren dat de plaats bevat die u wenst voor de thuistijdzone en druk vervolgens op [SET]. 6. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste stad te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 7. Druk na het selecteren van de gewenste stad op [SET] om de bijbehorende zone als uw thuistijdzone te registreren. 194 ANDERE INSTELLINGEN Instellen van de huidige tijd en datum Veranderen van de datumopmaak 1. Druk op [MENU]. U kunt een selectie maken uit drie verschillende opmaken van het tonen van de datum. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en 1. Druk op [MENU]. selecteer “Adjust” (bijstellen) en druk vervolgens op [왘]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en selecteer “Date Style” (datumstijl) en druk vervolgens op [왘]. 3. Stel de huidige tijd en de tijd in. Om dit te doen: Doe dit: Veranderen van de instelling op de plaats waar de cursor zich bevindt Druk op [왖] en [왔]. Verplaatsen van de cursor tussen instellingen Druk op [왗] en [왘]. Overschakelen tussen de 12-uur en de 24-uur tijdaanduiding. Druk op [DISP]. 3. Druk op [왖] en [왔] om de instelling te veranderen en druk vervolgens op [SET]. Voorbeeld: 24 december, 2006 4. Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op [SET] om ze te registreren en het instelscherm te verlaten. 195 Om de datum zo te tonen: Selecteer deze opmaak: 06/12/24 YY/MM/DD 24/12/06 DD/MM/YY 12/24/06 MM/DD/YY ANDERE INSTELLINGEN Configureren van wereldtijdinstellingen Gebruiken van wereldtijd U kunt het wereldtijdscherm gebruiken om een tijdzone te selecteren en de tijdinstelling van de klok van de camera in een handomdraai veranderen wanneer u op reis gaat, enz. Deze wereldtijdfunctie laat u één van de ingestelde 162 steden in 32 tijdzones selecteren. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en selecteer “World Time” (wereldtijd) en druk vervolgens op [왘]. Tonen van het wereldtijdscherm 3. Druk op [왖] en [왔] om “World” (wereld) te selecteren en druk vervolgens op [왘]. 1. Druk op [MENU]. 4. Druk op [왖] en [왔] om 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en “City” (stad) te selecteren en druk vervolgens op [왘]. selecteer “World Time” (wereldtijd) en druk vervolgens op [왘]. • Om de zomertijdinstelling te configureren, selecteert u “DST” en vervolgens ofwel “On” (aan) of “Off” (uit). 3. Druk op [왖] en [왔] om “World” (wereld) te selecteren. Om dit te doen: Selecteer dit: Toon de tijd in uw thuistijdzone Home (thuistijd) Toon de tijd in de zone die op dat moment geselecteerd is op het wereldtijdscherm. World (wereldtijd) • Zomertijd wordt gebruikt in bepaalde gebieden om de huidige instelling van de tijd één uur vooruit te zetten tijdens de zomermaanden. • Het gebruik van zomertijd hangt samen met plaatselijke gebruiken en de wetgeving. 4. Druk nogmaals op [SET] om het instelscherm te verlaten. 196 ANDERE INSTELLINGEN 5. Selecteer m.b.v. [왖], Bewerken de datum en de tijd van een beeld [왔], [왗] en [왘] het gewenste geografische gebied en druk vervolgens op [SET]. Volg de procedure in dit hoofdstuk om de datum en de tijd van een eerder opgenomen beeld te veranderen. Dit is handig wanneer de huidige datum en tijd verkeerd zijn om de volgende redenen. • Omdat de instellingen van de camera’s klok niet juist geconfigureerd waren tijdens het opnemen van het beeld (pagina 51) • Omdat het beeld opgenomen was in de verkeerde wereldtijdzone (pagina 196) 6. Druk op [왖] en [왔] om de gewenste stad te selecteren en druk vervolgens op [SET]. 7. Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op [SET] om de instellingen toe te passen en het instelscherm te verlaten. 1. Tijdens de weergavefunctie (PLAY) geef d.m.v. [왗] en [왘] het beeld weer waarvan u de datum en de tijd wilt bewerken. 2. Druk op [MENU]. 3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Date/Time” (datum/tijd) en druk vervolgens op [왘]. 4. Stel de datum en de tijd naar wens in. 197 ANDERE INSTELLINGEN Om dit te doen: Doe dit: Verander de waarde bij de plaats van de cursor Druk op [왖] of [왔]. Verplaats de cursor tussen instellingen Druk op [왗] of [왘]. Schakel heen en weer tussen 12-uur en 24-uur aanduiding Druk op [DISP]. Veranderen van de displaytaal U kunt de volgende procedure gebruiken om één van de onderstaande tien talen te selecteren als de displaytaal. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en 5. Wanneer alle instellingen naar wens zijn, druk selecteer “Language” (taal) en druk vervolgens op [왘]. dan op de [SET] toets om ze toe te passen. • Geef na het bewerken van de tijd en de datum het beeld weer om te bevestigen dat de datum en de tijd correct zijn. 3. Druk op [왖], [왔], [왗] en [왘] om de instelling te veranderen en druk vervolgens op [SET]. BELANGRIJK! • Het is niet mogelijk de datum van de volgende types bestanden te veranderen. — Opnamen van films en spraak — Beelden gecreëerd met MOTION PRINT • De datum en tijd die op een beeld gestempeld zijn m.b.v. de tijdafstempelingfunctie kunnen niet worden veranderd (pagina 147). • Het is niet mogelijk de datum en de tijd van een beeld te bewerken van een beeld dat beveiligd is. Maak het beeld eerst onbeveiligd en bewerk daarna de datum en de tijd. • U kunt een datum instellen van 1 januari 1980 tot en met 31 december 2049. 198 ANDERE INSTELLINGEN Veranderen van de helderheid van het beeldscherm U kunt d.m.v. de volgende procedure de helderheid van het beeldscherm veranderen. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “Screen” (scherm) en druk vervolgens op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. 199 Wanneer u dit wilt: Selecteer deze instelling: Automatisch bijstellen van de helderheid van het beeldscherm in overeenstemming met de belichtingsomstandigheden • Auto 2 stelt sneller bij op een lichtere instelling dan Auto 1. • Tijdens de weergavefunctie (PLAY) is de helderheid van het beeldscherm vast afgesteld ongeacht de belichtingsomstandigheden op dat moment. Auto 1 (automatisch 1) of Auto 2 (automatisch 2) Een grotere helderheid van het beeldscherm dan de +1 instelling • Bij deze instelling wordt meer stroom verbruikt. +2 Een relatief grotere helderheid van het beeldscherm dan de 0 instelling (voor buitenshuis) • Bij deze instelling wordt meer stroom verbruikt. +1 Normale helderheid van het beeldscherm (voor binnenshuis) 0 ANDERE INSTELLINGEN • Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECTPRINT) zorgt er voor dat de camera de computer beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik deze instelling voor het allerdaagse oversturen van beelden van de camera naar de computer (waarbij u dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt gebruiken). • PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van beelddata naar het aangesloten toestel. Veranderen van het protocol van de USB poort U kunt de onderstaande procedure gebruiken om het communicatieprotocol te veranderen van de USB poort van de camera wanneer u aansluit op een computer, een printer of op een ander toestel. Selecteer het protocol dat past bij het toestel waarop u aansluit. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “USB” en druk vervolgens op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. Bij aansluiten op dit type toestel: Selecteer deze instelling: Computer of printer die compatibel is met USB DIRECTPRINT (pagina 214) Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-PRINT) Printer compatibel met PictBridge (pagina 214) PTP (PictBridge)* * “PTP” is de afkorting van “Picture Transfer Protocol” (Protocol voor het overzenden van beelden). 200 ANDERE INSTELLINGEN BELANGRIJK! Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY) toets en spanning aan/uit functies • Wanneer de stand “Power On/Off” (spanning aan/uit) geselecteerd is, wordt de camera uitgeschakeld bij indrukken van [ ] (REC) tijdens een opnamefunctie (REC) of bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens de weergavefunctie (PLAY). • Bij indrukken van [ ] (REC) tijdens de weergavefunctie (PLAY) wordt overgeschakeld naar de op dat moment geselecteerde opnamefunctie (REC) terwijl bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens een opnamefunctie (REC) naar de weergavefunctie (PLAY) wordt geschakeld. • Als u de camera aansluit op een televisietoestel voor het bekijken van videobeelden, dient u als de spanning aan/uit functie “Power On” (spanning aan) of “Power On/Off” (spanning aan/uit) te selecteren. U kunt de volgende procedure gebruiken om de spanning van de [ ] (REC) en de [ ] (PLAY) toetsen te configureren zodat de spanning in- of uitgeschakeld wordt telkens bij indrukken van deze toetsen. 1. Druk op [MENU]. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “REC/PLAY” (opname/weergave) en druk daarna op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. Om deze bewerking te configureren: Selecteer deze instelling: De spanning wordt ingeschakeld bij ] (REC) of [ ] indrukken van [ (PLAY) (maar wordt niet uitgeschakeld) Power On (spanning aan) De spanning wordt in- of uitgeschakeld bij indrukken van [ ] (REC) of bij indrukken van [ ] (PLAY) Power On/Off (spanning aan/uit) De spanning wordt niet in- of uitgeschakeld bij indrukken van [ (REC) of [ ] (PLAY) Disable (niet geactiveerd) ] LET OP • De oorspronkelijke defaultinstelling is “Power On” (spanning aan). 201 ANDERE INSTELLINGEN 1. Controleer dat er geen geheugenkaart in de Formatteren van het ingebouwde geheugen camera geladen is. Mocht u het ingebouwde geheugen formatteren dan wordt alle opgeslagen data uitgewist. • Mocht er een geheugenkaart geladen zijn in de camera, verwijder deze dan (pagina 205). BELANGRIJK! 2. Druk op [MENU]. • Merk op dat data die gewist is door formatteren niet meer kan worden herkregen. Controleer dus dat u geen enkele data in het geheugen nodig heeft voordat u het gaat formatteren. • Bij formatteren van het ingebouwde geheugen wordt de volgende items gewist. — Beveiligde beelden — Beelden in de FAVORITE map — Gebruikersinstellingen voor de BEST SHOT functie — Startschermbeeld • Controleer voordat u begint met het formatteren dat de spanning van de camera’s accu niet te laag is. Als de accuspanning te laag wordt tijdens het uitvoeren van het formatteren brengt het risico met zich mee dat het formatteren niet goed wordt uitgevoerd en dat de camera niet goed functioneert. • U mag het accudeksel nooit openen terwijl het formatteren uitgevoerd wordt. Dit brengt het risico met zich mee dat de camera niet goed functioneert. 3. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en selecteer “Format” (formaat) en druk vervolgens op [왘]. 4. Gebruik [왖] en [왔] om “Format” (formatteren) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. Wordt de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld na het formetteren van het ingebouwde geheugen, dan zal de boodschap “There are no files.” (er zijn geen bestanden aanwezig) doodleuk verschijnen. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren. 202 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART U kunt de opslagmogelijkheden van uw camera uitbreiden door een los verkrijgbare geheugenkaart (SD geheugenkaart of MultiMediaCard) te gebruiken. U kunt ook bestanden kopiëren van het ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart en van een geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen. • Bepaalde types kaarten kunnen de verwerkingssnelheid afremmen. Gebruikt u een langzame geheugenkaart, dan kan het voorkomen dat u een film niet kunt opnemen met de “HQ” beeldkwaliteitinstelling. Daarom wordt het gebruik van een SD geheugenkaart met een maximale overdrachtsnelheid van minstens 10MB per seconde aanbevolen. • Bepaalde types geheugenkaarten hebben meer tijd nodig om data op te nemen waardoor filmbeelden verloren kunnen gaan. De indicaties en REC knipperen tijdens het opnemen op het beeldscherm om u te laten weten dat er een filmbeeld verloren is gegaan. Het wordt aanbevolen een SD geheugenkaart te gebruiken met een maximale overdrachtsnelheid van minstens 10MB per seconde. • SD geheugenkaarten hebben een schrijfbeveiligingsschakelaar die u kunt gebruiken voor beveiliging tegen onverhoeds uitwissen van beelddata. Merk echter op dat als u een SD geheugenkaart beveiligt, u de schrijfbeveiliging dient te verwijderen telkens wanneer u op de kaart wilt opnemen, hem wilt formatteren of eventueel bestanden wilt uitwissen. • Elektrostatische lading, digitale storing en andere fenomenen kunnen er de oorzaak van zijn dat data beschadigd wordt en zelfs verloren gaat. Zorg er altijd voor op welke wijze dan ook belangrijke data op andere media te backuppen (CD-R, CD-RW, MO disk, harde schijf van een computer, enz.) • Gewoonlijk worden bestanden opgeslagen in het ingebouwde geheugen. Wanneer u echter een geheugenkaart insteekt, zal de camera automatisch bestanden op de kaart opslaan. • Merk op dat u geen bestanden kunt opslaan in het ingebouwde geheugen terwijl een geheugenkaart in de camera gestoken is. BELANGRIJK! • Gebruik bij deze camera enkel een SD geheugenkaart of een MultiMediaCard (MMC). Voor andere types kaarten wordt een juiste werking niet gegarandeerd. • Zie de gebruiksaanwijzing van de geheugenkaart voor informatie hoe u deze kunt gebruiken. 203 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART 2. Houd de geheugenkaart Gebruiken van een geheugenkaart zodanig dat de voorkant ervan in dezelfde richting wijst als het beeldscherm van de camera en schuif de kaart dan voorzichtig in de kaartgleuf. Schuif de kaart geheel in totdat deze met een klikgeluid stevig op zijn plaats zit. BELANGRIJK! • Zorg ervoor dat u de camera uitschakelt voordat u een geheugenkaart insteekt of verwijdert. • Let er op dat u de camera in de juiste richting insteekt. Probeer nooit een geheugenkaart in de sleuf te drukken terwijl u weerstand voelt. Insteken van een geheugenkaart in de camera 1. Schuif het accudeksel in de door de pijl aangegeven richting en open het dan. 3. Sluit het accudeksel en schuif het vervolgens in de door de pijl aangegeven richting. 204 Voorkant Achterkant GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART BELANGRIJK! Vervangen van de geheugenkaart • Probeer nooit iets in de geheugenkaartgleuf van de camera te steken dat geen SD geheugenkaart of MMC (MultiMediaCard) kaart is. Dit kan namelijk tot defecten bij de camera leiden. • Mocht water of een ongepast voorwerp ooit de kaartsleuf binnendringen, schakel dan onmiddellijk de camera uit, verwijder de accu en neem contact op met de dealer of met de dichtstbijzijnde erkende CASIO onderhoudswerkplaats. • Verwijder de kaart nooit uit de camera terwijl de groene bedrijfsindicator aan het knipperen is. Hierdoor kan het opslaan van een bestand namelijk mislukken en zelfs schade toegebracht worden aan de geheugenkaart. • Bij bepaalde types geheugenkaarten of camera condities kan de formatteerbewerking een aanzienlijke tijd in beslag nemen. 1. Druk de geheugenkaart in de richting van de camera en laat hem dan los. Hierdoor komt de kaart gedeeltelijk uit de camera. 2. Trek de geheugenkaart uit de sleuf. 3. Leg een andere geheugenkaart in. 205 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART Formatteren van een geheugenkaart ■ Formatteren van een geheugenkaart Mocht u een geheugenkaart formatteren dan wordt alle data uitgewist die is opgeslagen op de kaart. 1. Steek een geheugenkaart in de camera. 2. Schakel de camera in en druk op [MENU]. BELANGRIJK! • Gebruik voor het formatteren van een geheugenkaart altijd de camera. Formatteren van een geheugenkaart kan ook met een computer worden uitgevoerd maar dat zal dataverwerking door de camera vertragen. Bij een SD kaart, als u deze op een computer geformatteerd wordt, kan dit er toe leiden dat de kaart niet meer voldoet aan het SD formaat, problemen veroorzaken met de compatibiliteit en andere problemen met de werking. • Merk op dat data die gewist is door formatteren van een geheugenkaart niet meer kan worden herkregen. Controleer dus dat u geen enkele data op de geheugenkaart nodig heeft voordat u deze gaat formatteren. • Het formatteren van een geheugenkaart wist alle bestanden, inclusief bestanden die beveiligd zijn (pagina 186). 3. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en selecteer “Format” (formatteren) en druk vervolgens op [왘]. 4. Gebruik [왖] of [왔] om “Format” (formatteren) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. Wordt de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld na het formetteren van een geheugenkaart, dan zal de boodschap “There are no files.” (er zijn geen bestanden aanwezig) doodleuk verschijnen. • Selecteer “Cancel” (annuleren) om de formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren. 206 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART ■ Voorzorgsmaatregelen voor de geheugenkaart Kopiëren van bestanden Gebruik de onderstaande procedures om bestanden tussen het ingebouwde geheugen en een geheugenkaart te kopiëren. • Mocht een geheugenkaart zich abnormaal gedragen, dan zal hij waarschijnlijk weer normaal werken als hij opnieuw gerformatteerd wordt. Het wordt echter aanbevolen meer dan één geheugenkaart mee te nemen wanneer u de camera op een plaats ver van uw huis of kantoor gebruikt. • Het wordt aanbevolen een geheugenkaart te formatteren voordat u hem voor de eerste maal in gebruik neemt of wanneer de door u gebruikte kaart de oorzaak lijkt te zijn van abnormale beelden. • Naarmate u meer data opneemt op en wist van een SD geheugenkaart, verliest deze langzamerhand het vermogen om data te behouden. Het wordt daarom aanbevolen om SD geheugenkaarten geregeld te formatteren. • Controleer voordat u begint met het formatteren dat de spanning van de camera’s accu niet te laag is. Als de accuspanning te laag wordt tijdens het uitvoeren van het formatteren brengt dit het risico met zich mee dat het formatteren niet goed wordt uitgevoerd en dat de geheugenkaart niet goed functioneert. • U mag het accudeksel nooit openen terwijl het formatteren uitgevoerd wordt. Dit brengt het risico met zich mee dat de geheugenkaart niet goed functioneert. BELANGRIJK! • Enkel snapshots-, film-, audio snapshot- en spraakopnamebestanden die met deze camera zijn opgenomen kunnen worden gekopiëerd. Andere bestanden kunnen niet worden gekopiëerd. • Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet worden gekopieerd. • Bij het kopiëren van een audio snapshot, worden zowel het betreffende beeldbestand als het geluidsbestand gekopieerd. 207 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART BELANGRIJK! Kopiëren van alle bestanden in het ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart • Het is niet mogelijk te kopiëren als er niet genoeg capaciteit is om alle beelden die u wilt kopiëren in het geheugen te houden. 1. Steek een geheugenkaart in de camera. 2. Schakel de camera in. Schakel de weergavefunctie (PLAY) in en druk op [MENU]. 3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “Copy” (kopiëren) en druk vervolgens op [왘]. 4. Gebruik [왖] of [왔] om “Built-in Card” (ingebouwd geheugen geheugenkaart) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de boodschap “Busy.... Please Wait…” (bezig… wachten a.u.b…) getoond. • Nadat het kopiëren voltooid is toont het beeldscherm het laatste bestand in de map. 208 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART 5. Druk op [MENU] om de kopieerfunctie te Kopiëren van een specifiek bestand van een geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen verlaten. LET OP • Bestanden worden gekopieerd naar de map in het ingebouwde geheugen waarvan de naam het grootste nummer heeft. 1. Voer de stappen 1 tot en met 3 van de procedure onder “Kopiëren van alle bestanden in het ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart” uit. 2. Gebruik [왖] of [왔] om “Card Built-in” ingebouwd geheugen) te (geheugenkaart selecteren en druk vervolgens op [SET]. 3. Gebruik [왗] of [왘] om het bestand te selecteren dat u wilt kopiëren. 4. Gebruik [왖] of [왔] om “Copy” (kopiëren) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de boodschap “Busy.... Please Wait…” (bezig… wachten a.u.b…) getoond. • Het bestand verschijnt opnieuw op het beeldscherm nadat het kopiëren voltooid is. • Herhaal de stappen 3 tot en met 4 om eventueel andere beelden te kopiëren, indien dit gewenst is. 209 AFDRUKKEN VAN BEELDEN AFDRUKKEN VAN BEELDEN ■ Direct afdrukken met een printer die uitgerust is met een kaartgleuf of die USB DIRECT-PRINT of PictBridge ondersteunt Een digitale camera geeft u een aantal verschillende methoden voor het afdrukken van de beelden die hij heeft opgenomen. De drie belangrijkste afdrukmethoden worden hieronder beschreven. Gebruik de methode die het beste past bij uw behoefte. Gebruik de DPOF functie van de camera op de beelden te specificeren die u wilt afdrukken en om te specificeren hoeveel kopieën u wilt laten afdrukken. Om de beelden vervolgens af te drukken kunt u de geheugenkaart in de printer steken die voorzien is van een kaartgleuf of u kunt de camera aansluiten op een printer die USB DIRECTPRINT of PictBridge ondersteunt. Zie “DPOF” (pagina 211) en “Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT” (pagina 214) voor nadere details. ■ Professionele afdrukdienst Met de DPOF functie van de camera kunt u specificeren welke beelden u wilt afdrukken en hoeveel afdrukken u wilt hebben. Zie “DPOF” (pagina 211) voor nadere details. LET OP • Sommige afdrukdiensten ondersteunen mogelijk niet DPOF of kunnen mogelijk andere drukprotocollen ondersteunen. Gebruik in dit geval een protocol dat ondersteund wordt door de afdrukdienst om de beelden te specificeren die u afgedrukt wilt hebben. 210 AFDRUKKEN VAN BEELDEN ■ Afdrukken met een computer DPOF Windows gebruikers De camera wordt geleverd met de Photo Loader en Photohands applicaties die op een Windows computer geïnstalleerd kunnen worden voor het oversturen, het beheren en het afdrukken van beelden. Zie “Gebruik van de camera met een Windows computer” (pagina’s 220, 238) voor nadere details. De letters “DPOF” zijn de afkorting van “Digital Print Order Format” hetgeen een formaat is voor opnemen op een geheugenkaart of een ander medium met informatie welke digitale camerabeelden afgedrukt dienen te worden en hoeveel kopieën. Daarna kunt u op een DPOF-compatibele printer of bij een professionele drukkerij afdrukken maken overeenkomstig de instellingen voor de bestandsnaam en het aantal kopieën zoals opgeslagen is op de kaart. Met deze camera kunt u beelden selecteren door ze te bekijken via het beeldscherm zonder dat het nodig is dat u de bestandnamen en hun locatie in het geheugen, enz. dient te onthouden. Macintosh gebruikers De camera wordt geleverd met Photo Loader voor Macintosh die geïnstalleerd kan worden voor het oversturen en het beheren van beelden maar niet voor het afdrukken ervan. Gebruik los in de handel verkrijgbare software voor het afdrukken van de beelden met een Macintosh. Zie “Gebruik van de camera met een Macintosh computer” (pagina’s 228, 253) voor nadere details. ■ DPOF instellingen Bestandsnaam, aantal kopieën, datum 211 AFDRUKKEN VAN BEELDEN 5. Specificeer het aantal kopieën m.b.v. [왖] en [왔]. Configureren van de afdrukinstellingen voor een enkel beeld • U kunt maximaal 99 specificeren voor het aantal kopieën. Specificeer 00 als u het beeld niet afgedrukt wilt hebben. 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. 6. Druk op [DISP] zodat “On” (aan) wordt getoond om datumafstempeling voor de afdrukken in te schakelen. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “DPOF” en druk vervolgens op [왘]. • “On” (aan) geeft aan dat tijdsvastlegging (date stamping) ingeschakeld is. 3. Selecteer “Select images” (selecteer beelden) • Door de datumafstempeling in te schakelen terwijl “00” gespecificeerd is voor het aantal kopiesën zal het aantal kopieën naar “01” veranderen. Bij instelling van een ander aantal kopieën dan “00” zal deze instelling niet veranderen wanneer de datumafstempeling ingeschakeld wordt. m.b.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [왘]. 4. Toon het te gewenste beeld m.b.v. [왗] en [왘]. • Druk op [DISP] zodat “Off” (uit) getoond wordt om datumafstempeling voor de afdrukken uit te schakelen. • Herhaal de stappen 4 tot en met 6 als u andere beelden wilt configureren voor het afdrukken. 7. Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle instellingen zijn zoals u wilt. 212 AFDRUKKEN VAN BEELDEN • Door de datumafstempeling in te schakelen terwijl “00” gespecificeerd is voor het aantal kopiesën zal het aantal kopieën naar “01” veranderen. Bij instelling van een ander aantal kopieën dan “00” zal deze instelling niet veranderen wanneer de datumafstempeling ingeschakeld wordt. Configureren van de afdrukinstellingen voor alle beelden 1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op [MENU]. • Druk op [DISP] zodat “Off” (uit) getoond wordt om datumafstempeling voor de afdrukken uit te schakelen. 2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer “DPOF” en druk vervolgens op [왘]. 6. Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle 3. Selecteer “All images” (alle beelden) m.b.v. instellingen zijn zoals u wilt. [왖] en [왔] en druk daarna op [왘]. 4. Specificeer het aantal BELANGRIJK! kopieën m.b.v. [왖] en [왔]. • De DPOF instellingen worden niet automatisch gewist nadat het afdrukken voltooid is. Dit houdt in dat als u een andere afdrukbediening uitvoert zonder eerst de DPOF instellingen te wissen, het afdrukken zal plaatsvinden in overeenstemming met de laatste instellingen die u configureerde. Wilt u voorkomen dat dit gebeurt, voer dan de procedure uit onder “Configureren van de afdrukinstellingen voor alle beelden” en verander het aantal afdrukken naar “00”. Daarna kunt u de nieuwe DPOF instellingen configureren zoals u wenst. • U kunt maximaal 99 specificeren voor het aantal kopieën. Specificeer 00 als u het beeld niet afgedrukt wilt hebben. 5. Druk op [DISP] zodat “On” (aan) wordt getoond om datumafstempeling voor de afdrukken in te schakelen. • “On” (aan) geeft aan dat datumafstempeling (date stamping) ingeschakeld is. 213 AFDRUKKEN VAN BEELDEN • Brengt u een geheugenkaart naar een professionele afdrukdienst vergeet dan niet te vertellen dat de kaart DPOF instellingen bevat met informatie over het aantal afdrukken. Als u dit niet doet kan het bedrijf (fotozaak) dat afdrukdiensten verleent mogelijk alle beelden afdrukken zonder acht te slaan op de DPOF instellingen of kunnen datumafdrukken mogelijk niet worden uitgevoerd. • Merk op dat sommige professionele afdrukdiensten DPOF drukken niet ondersteunen. Controleer dit voordat u een bestelling plaatst bij die afdrukdienst. • Sommige printers kunnen instellingen hebben die de datumafstempeling (date stamp) en/of het DPOF afdrukken uitschakelen. Zie de gebruiksaanwijzing van de printer voor details aangaande het inschakelen van deze functies. • Als u de DPOF instelling gebruikt om de datumafstempeling in te schakelen om te worden afgedrukt op een beeld dat reeds voorzien is van een afgestelde datum-/tijdafstempelingdata (pagina 147) dan zullen de twee afstempelingen er over heen worden aangebracht. Daarom dient u de DPOF datumafstempeling niet in te schakelen als een beeld reeds voorzien is van een afgestelde datum-/ tijdafstempeling. Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT U kunt de camera direct op een printer aansluiten die PictBridge of USB DIRECT-PRINT ondersteunt waarna u beelden kunt selecteren en afdrukken m.b.v. het beeldscherm en de bedieningsorganen van de camera. Met de DPOF ondersteuning (pagina 211) kunt u ook specificeren welke beelden u wilt afdrukken en hoeveel afdrukken u wilt hebben. • PictBridge is een standaard die samengesteld werd door de Camera en Imaging Products Association (CIPA). • USB DIRECT-PRINT is een standaard die voorgesteld werd door de Seiko Epson maatschappij. 214 AFDRUKKEN VAN BEELDEN 1. Druk op [MENU]. 4. Sluit de USB kabel die met de camera gebundeld is aan op de USB slede en op een printer. 2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “USB” en druk vervolgens op [왘]. 3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en USB poort USB kabel (gebundeld) Aansluiting B [왔] en druk vervolgens op [SET]. Bij aansluiten op dit type toestel: Selecteer deze instelling: Computer of printer die compatibel is met USB DIRECTPRINT Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-PRINT) Printer compatibel met PictBridge PTP (PictBridge) Aansluiting A [ • Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECTPRINT) zorgt er voor dat de camera de computer beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik deze instelling voor het allerdaagse oversturen van beelden van de camera naar de computer (waarbij u dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt gebruiken). ] (USB poort) • Sluit tevens de netadapter aan op de USB slede en steek de netadapter aan op een stopcontact. • Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de netadapter dan dient u er op te letten dat de accu volledig opgeladen is. • Er verschijnt niets op het beeldscherm van de camera als de camera zich op de USB slede bevindt terwijl de gebundelde AV kabel aangesloten is op de slede. Let erop dat u aansluiting van de AV kabel met de slede verbreekt als u het beeldscherm van de camera wilt gebruiken om beelden te bekijken. • PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van beelddata naar het aangesloten toestel. 215 AFDRUKKEN VAN BEELDEN 5. Schakel de camera uit en zet daarna de 9. Selecteer “Paper Size” (papierformaat) m.b.v. camera op de USB slede. [왖] en [왔] en druk op [왘]. 6. Schakel de printer in. 10. Selecteer het papierformaat dat u wilt gebruiken om af te drukken m.b.v. [왖] en [왔] en druk op [SET]. 7. Leg papier in de printer voor het afdrukken van beelden. • Hieronder volgen de afdrukformaten die beschikbaar zijn. 3.5˝ × 5˝ 5˝ × 7˝ 4˝ × 6˝ A4 8.5˝ × 11˝ By Printer (door de printer) 8. Druk op de [USB] toets van de USB slede. • Dit toont het afdrukmenu op het beeldscherm van de camera. • Door selecteren van “By Printer (door de printer)” wordt afgedrukt op het papierformaat dat op de printer wordt geselecteerd. • Welke papierformaatinstellingen beschikbaar zijn hangt af van de aangesloten printer. Zie de gebruiksaanwijzing die met de printer wordt mee geleverd voor volledige details. 216 AFDRUKKEN VAN BEELDEN 11. Specificeer de 12. Gebruik [왖] en [왔] op het beeldscherm van de gewenste afdrukmogelijkheid m.b.v. [왖] , [왔]. camera om “Print” (afdrukken) te selecteren en druk vervolgens op [SET]. • Hierdoor wordt het afdrukken gestart en verschijnt de boodschap “Busy…. Please wait…” (wachten aub) op het beeldscherm. De boodschap zal na korte tijd verdwijnen zelfs als het afdrukken nog steeds plaatsvindt. Als op een cameratoets gedrukt wordt terwijl het afdrukken nog plaats vindt, verschijnt de boodschap opnieuw. • Om een enkel beeld af te drukken: Selecteer “1 Image” (1 beeld) en druk daarna op [SET]. Selecteer vervolgens het beeld dat u wilt afdrukken m.b.v. [왗] en [왘]. • Het afdrukmenu verschijnt nadat het afdrukken is voltooid. • Om meerdere of alle beelden af te drukken: Selecteer “DPOF Printing” en druk daarna op [SET]. Door deze optie te selecteren worden alle beelden afgedrukt die geselecteerd zijn met de DPOF instellingen. Zie pagina 212 voor meer informatie. • Als u “1 Image” (1 beeld) selecteerde in stap 11, dan kunt u een ander beeld selecteren en deze stap herhalen om af te drukken. 13. Druk nadat u klaar bent met het afdrukken op • U kunt datumafstempeling beurtelings in- en uitschakelen door op [DISP] te drukken. De datumafstempeling wordt afgedrukt als “On” (aan) op het beeldscherm wordt getoond. “On” (aan) geeft aan dat de datumafstempeling ingeschakeld is. de [USB] toets van de USB slede en schakel vervolgens de camera uit. 217 AFDRUKKEN VAN BEELDEN • Specificeren van het afdrukken van de datum met de Photohands software die met de camera meegeleverd wordt. — Zie pagina 24 van de gebruiksaanwijzingen van Photohands voor details. De gebruiksaanwijzingen van Photohands is meegeleverd als een PDF bestand op de CD-ROM die met de camera meegeleverd wordt. • Specificeren van het afdrukken van de datum wanneer het afdrukken wordt uitgevoerd door een afdrukdienstverleningsbedrijf. — Sommige afdrukdienstverleningsbedrijven ondersteunen het afdrukken van de datum niet. Vraag bij de winkel om meer informatie voordat u afdrukken laat maken. Datumafdruk Eén van de hier onder beschreven procedures kan worden gebruikt om opnamedata af te drukken bij de beeldafdrukken. Voor een correcte datumafdruk dient de huidige datum bij de camera ingesteld te zijn voordat het beeld wordt opgenomen. • Schakel de datumafstempeling (“Date” (datum) of “Date&Time” (datum & tijd)) in voordat u begint met het opnemen van het beeld (pagina 147). • Specificeren van de datumafdruk met DPOF instellingen (pagina 212) — Als u de DPOF instelling gebruikt om de datumafstempeling in te schakelen om te worden afgedrukt op een beeld dat reeds voorzien is van een afgestelde datum-/tijdafstempelingdata (pagina 147) dan zullen de twee afstempelingen er over heen worden aangebracht. Daarom dient u de DPOF datumafstempeling niet in te schakelen als een beeld reeds voorzien is van een afgestelde datum-/ tijdafstempeling. — Sommige printers hebben mogelijk instellingen die afdrukken met tijdafstempeling en/of DPOF kunnen uitschakelen. Zie ook de gebruiksaanwijzingen die met de printer meegeleverd is voor details aangaande deze functies en kenmerken. — Merk op dat sommige professionele afdrukdienstverleningen het maken van DPOF afdrukken niet ondersteunen. Vraag dit na bij de winkel voordat u afdrukken laat maken. ■ Voorzorgsmaatregelen voor het afdrukken • Zie de documentatie niet met uw printer wordt meegeleverd voor informatie aangaande de drukkwaliteit en de papierinstellingen. • Neem contact op met de fabrikant van de printer voor nadere informatie aangaande modellen die PictBridge en USB DIRECT-PRINT en opwaarderingen (upgrade), enz. ondersteunen. • Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien de camera of de USB slede nooit tijdens het afdrukken. Hierdoor zal namelijk een foutlezing optreden bij de printer. 218 AFDRUKKEN VAN BEELDEN PRINT Image Matching III Exif Print Beelden bevatten PRINT Image Matching III data (functie instelling en andere camera instelinformatie). Een printer die Print Image Matching III ondersteunt leest deze data en stelt het afgedrukte beeld automatisch bij zodat de beelden worden afgedrukt op de manier die u in gedachten had toen u de beelden opnam. Exif Print is een internationaal ondersteund, open standaard bestandformaat waarmee het mogelijk is om levendige digitale beelden met getrouwe kleuren weer te geven. Bij Exif 2.2 bevatten bestanden een groot aantal data aangaande de opname omstandigheden die door een Exif Print printer kunnen worden geïnterpreteerd om afdrukken te produceren die er beter uit zien. * Seiko Epson Corporation heeft de auteursrechten voor PRINT Image Matching en PRINT Image Matching III. BELANGRIJK! • Informatie aangaande de beschikbaarheid van Exif Print compatibele printermodellen kan verkregen worden bij elke fabrikant van printers. 219 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER Na de USB slede te hebben gebruikt om een USB aansluiting te maken tussen de camera en de computer, kunt u de computer gebruiken om beelden in het bestandsgeheugen te bekijken en een kopie op te slaan op de harde schijf van de computer of een ander opslagmedium. Om dit te bewerkstelligen dient u eerst de USB driver te installeren op de computer vanaf de CDROM die meegeleverd wordt met de camera. Merk op dat de procedure die u dient te volgen afhangt van of u een computer gebruikt die onder Windows (zie hieronder) of onder Macintosh (zie pagina 228) draait. Gebruik van de camera met een Windows computer Hieronder volgende de algemene stappen voor het bekijken en kopiëren van bestanden van een computer die draait onder Windows. U kunt details aangaande elke bedieningshandeling vinden in de procedures die hieronder uiteen gezet worden. Merk op dat u tevens dient te verwijzen naar de documentatie die meegeleverd wordt met uw computer voor overige informatie aangaande de USB aansluitingen, enz. 1. Als uw computer onder Windows 98SE of 98 draait, installeer dan het USB aanstuurprogramma op uw computer. • U hoeft deze stap slechts eenmaal uit te voeren, nameljk de eerste maal dat u op uw computer aansluit. • Als u Windows XP, 2000, of Me gebruikt is het overbodig om het USB aanstuurprogramma te installeren. 2. Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand te brengen tussen de camera en de computer. 3. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden. 220 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER BELANGRIJK! Breng geen aansluiting tot stand tussen de camera en de computer voordat u de USB driver installeert bij de computer. Doet u dat wel dan zal de computer niet in staat zijn de camera te herkennen. • Bij het gebruik van Windows 98SE en 98 is het nodig om de USB driver te installeren. Sluit de camera niet aan op een computer die onder één van de bovengenoemde besturingssystemen draait zonder de USB driver eerst te installeren. • Wanneer u Windows XP, 2000 en Me gebruikt is het niet nodig om de USB driver te installeren. • Bij een lage accuspanning kan de camera plotseling uitgeschakeld worden tijdens het uitvoeren van datacommunicatie. Het wordt aanbevolen de speciale netadapter te gebruiken om de camera van stroom te voorzien tijdens datacommunicatie. • Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de netadapter dan dient u er op te letten dat de accu volledig opgeladen is. • Als u bestanden wilt overzetten van het ingebouwde geheugen van de camera naar een computer, let er dan op dat er zich geen geheugenkaart bevindt in de camera voordat u de camera op de USB slede plaatst. • Deze camera ondersteunt het USB 2.0 Hi-Speed protocol. Hoewel deze camera gebruikt kan worden met een computer die enkel het USB 1.1 protocol ondersteunt, kunnen data sneller worden overgebracht wanneer het USB 2.0 Hi-Speed protocol ondersteund wordt. Merk op dat bij bepaalde modellen computers, het aansluiten op een hub en andere omstandigheden van het systeem er toe kunnen leiden dat het overbrengen van data wordt vertraagd en dat er mogelijke problemen met de werking kunnen ontstaan. 221 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 1. Wat u het eerst dient te doen hangt af van of 2. Leg de gebundelde CD-ROM in de CD-ROM uw computer draait onder Windows XP, 2000, Me, 98SE en 98. drive van uw computer. • Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud “USB driver” (USB aansturingsprogramma) toont. Windows 98SE/98 gebruikers • Start vanaf stap 2 om het USB aanstuurprogramma te installeren. 3. Click op een menuscherm dat verschijnt op “Nedelands”. • Merk op dat de voorbeeldinstallatie die hier wordt gepresenteerd Windows 98 gebruikt. 4. Klik [USB driver B] en vervolgens [Installeer]. Windows XP/2000/Me gebruikers • Hierdoor wordt het installeren gestart. • Het installeren van het USB aanstuurprogramma is overbodig zodat u meteen door kunt gaan naar stap 6. • Volg de aanwijzingen die op het beeldscherm verschijnen om de installatie te voltooien. • De volgende stappen laten zien hoe het installeren in zijn werk gaat bij de Engelse versie van Windows. 222 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 5. Klik wanneer het laatste instelscherm verschijnt op de [Uitgang] toets van het CDROM menu om het menu te verlaten en verwijder de CD-ROM uit uw computer. 5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V] • Bij bepaalde computer besturingssystemen verschijnt een boodschap om u er toe aan te sporen uw computer te herstarten. Het CD-ROM menu verschijnt opnieuw nadat uw computer opnieuw gestart is. Klik op de [Uitgang] toets van het CDROM menu om het menu te verlaten en verwijder de CD-ROM uit uw computer. ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ 6. Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang) aansluiting van de USB slede en steek de stekker in het stopcontact. • Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de netadapter dan dient u er op te letten dat de accu volledig opgeladen is. • Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft. 5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V] 223 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 7. Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel 8. Druk eerst op de spanningstoets van de die met de camera gebundeld is aan op de USB slede en op de USB poort van uw computer. USB kabel USB poort (gebundeld) camera en druk vervolgens op de [MENU] toets. 9. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer “USB” en druk vervolgens op [왘]. Aansluiting B 10. Selecteer de “Mass Storage (USB DIRECTPRINT)” (massageheugen) m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. Aansluiting A 11. Schakel de camera uit. [ ] (USB poort) • Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de USB slede dat uw computer. USB poorten en kabelstekkers een speciale vorm hebben die maar op één manier past. • Steek de USB kabelstekkers stevig en zover mogelijk in de poorten. Als de aansluitingen niet goed tot stand zijn gebracht, zal een juiste werking niet plaats kunnen vinden. 224 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 12. Plaats de camera in de USB slede. • Door indrukken van de [USB] toets wordt de USB functie ingeschakeld waardoor de [USB] indicator van de USB slede groen gaat branden (pagina 264). • Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij nog ingeschakeld is. • Op dat moment zullen sommige besturingssystemen een “Verwisselbare schijf” dialoogvenster weergegeven. Als uw besturingssysteem dat doet, sluit het dialoogvenster dan. 13. Druk op de [USB] toets van de USB slede. [USB] indicator • Dit zal er voor zorgen dat de computer een hardware profiel creëert voor het ingebouwde geheugen van de camera of voor de geheugenkaart die in de camera geladen is. U hoeft het USB aansturingsprogramma (ook wel driver genoemd) niet elke keer opnieuw te installeren. Nadat het programma eenmaal geïnstalleerd kan de computer zowaar het ingebouwde geheugen van de camera of de geheugenkaart erin herkennen wanneer u een USB aansluiting aanbrengt tussen de camera en uw computer. 225 [USB] toets BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 14. Dubbelklik “Deze computer” op uw computer. 19. Voer afhankelijk van het besturingssysteem één van de volgende procedures uit om de bestanden op te slaan, indien u dat wilt. • Als uw computer onder Windows XP draait, klik dan op [Start] en vervolgens op [Deze computer]. Windows 2000, Me, 98SE, 98 15. Dubbelklik “Verwisselbare schijf”. 1. Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf) van de camera bij de “DCIM” map op de rechtertoets van de muis. • Uw computer ziet het bestandengeheugen als een uitneembare disk. 16. Dubbelklik de “DCIM” map. 2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt. 3. Dubbelklik op [Mijn documenten] om dit te openen. 17. Dubbelklik de map die het gewenste beeld 4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn documenten op [Plakken]. bevat. • Hierdoor wordt de “DCIM” map (die de beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de “Mijn documenten” map. 18. Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat dat u wilt bekijken. • Zie “Geheugenmapstructuur” op pagina 235 voor informatie aangaande bestandnamen. LET OP • Als u een geroteerd beeld op uw computer opent, verschijnt de originele niet-geroteerde versie (pagina 175). Dit is het zelfde voor een geroteerd beeld dat geopend wordt vanuit het geheugen van de camera en voor een geroteerd beeld dat gekopieerd is naar de harde schijf van uw computer. 226 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER Windows XP BELANGRIJK! 1. Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf) van de camera bij de “DCIM” map op de rechtertoets van de muis. • Gebruik uw computer nooit om beelden die opgeslagen zijn in het bestandgeheugen van de camera of op de geheugenkaart te bewerken, wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die door de camera gebruikt wordt waardoor het onmogelijk kan worden om beelden via de camera weer te geven of er kan een foutlezing verkregen worden bij de waarde die getoond wordt door de camera voor het aantal beelden. Kopiëer de beelden eerst naar uw computer voordat u ze bewerkt, wist, verplaatst of hernoemt. 2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt. 3. Klik op [Start] en daarna op [Mijn documenten]. 4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn documenten op [Plakken]. • Hierdoor wordt de “DCIM” map (die de beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de “Mijn documenten” map. LET OP 20. Gebruik afhankelijk van de versie van • Mocht u reeds een map met de naam “DCIM” hebben in de “Mijn documenten” map van uw computer, dan kunt u de procedure in stap 19 hierboven volgen om de bestaande “DCIM” map uit te wissen en te vervangen door de nieuw opgeslagen map. Wilt u de inhoud van de bestaande “DCIM” map behouden, verander de naam van de map of zet de map op een andere plaats voordat u de nieuwe “DCIM” map opslaat. Windows die u gebruikt één van de volgende procedures om de USB aansluiting tot een einde te brengen. Windows XP/98SE/98 gebruikers • Na op de [USB] toets op de USB slede te hebben gedrukt en te hebben gecontroleerd dat de [USB] indicator niet langer brandt, verwijder pas daarna de camera van de USB slede. 227 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER Windows 2000/Me gebruikers Gebruik van de camera met een Macintosh computer • Klik kaartonderhoud in de taaklade en schakel de stationsletter uit dat toegewezen is aan de camera. Na op de [USB] toets op de USB slede te hebben gedrukt en te hebben gecontroleerd dat de [USB] indicator niet langer brandt, verwijder pas daarna de camera van de USB slede. Hieronder volgend de algemene stappen voor het bekijken en kopiëren van bestanden van een computer die draait onder Macintosh. U kunt details aangaande elke bedieningshandeling vinden in de procedures die hieronder uiteen gezet worden. Merk op dat u tevens dient te verwijzen naar de documentatie die meegeleverd wordt met uw Macintosh voor overige informatie aangaande de USB aansluiting, enz. ■ Voorzorgsmaatregelen voor de USB aansluiting BELANGRIJK! • Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het beeld “inbranden” op het scherm. • Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien de camera of de USB slede nooit terwijl data communicatie aan de gang is. Hierdoor kan data beschadigd raken. • Deze camera ondersteunt bediening niet met een computer die draait onder Mac OS 8.6 of eerder, of Mac OS X 10.0. Als u een Macintosh computer gebruikt v Mac OS 9 of OS X (10.1, 10.2, 10.3 of 10.4), gebruik dan de standaard USB driver die meegeleverd wordt met uw besturingssysteem (OS). 1. Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand te brengen tussen de camera en uw Macintosh. 2. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden. 228 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 1. Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC BELANGRIJK! IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang) aansluiting van de USB slede en steek de stekker in het stopcontact. • Als u bestanden wilt overzetten van het ingebouwde geheugen van de camera naar een computer, let er dan op dat er zich geen geheugenkaart bevindt in de camera voordat u de camera op de USB slede plaatst. • Deze camera ondersteunt het USB 2.0 Hi-Speed protocol. Hoewel deze camera gebruikt kan worden met een computer die enkel het USB 1.1 protocol ondersteunt, kunnen data sneller worden overgebracht wanneer het USB 2.0 Hi-Speed protocol ondersteund wordt. Merk op dat bij bepaalde modellen computers, het aansluiten op een hub en andere omstandigheden van het systeem er toe kunnen leiden dat het overbrengen van data wordt vertraagd en dat er mogelijke problemen met de werking kunnen ontstaan. • Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de netadapter dan dient u er op te letten dat de accu volledig opgeladen is. • Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft. 229 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 2. Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel die met de camera gebundeld is aan op de USB slede en op de USB poort van uw computer. 5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V] USB kabel USB poort (gebundeld) Aansluiting B Aansluiting A ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ [ ] (USB poort) • Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de USB slede dat uw computer. USB poorten en kabelstekkers een speciale vorm hebben die maar op één manier past. 5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V] • Steek de USB kabel stevig en zover mogelijk in de poorten. Als de aansluitingen niet goed tot stand zijn gebracht, zal een juiste werking niet plaats kunnen vinden. 230 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 3. Druk eerst op de spanningstoets van de 8. Druk op de [USB] toets van de USB slede. camera en druk vervolgens op de [MENU] toets. • Door indrukken van de [USB] toets wordt de USB functie ingeschakeld waardoor de USB indicator van de USB slede groen gaat branden (pagina 264). 4. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, 9. Uw Macintosh ziet het bestandengeheugen selecteer “USB” en druk vervolgens op [왘]. als een uitneembare disk. 5. Selecteer de “Mass Storage (USB DIRECT- • Het uiterlijk van de drive icoon hangt af van de Mac OS versie die u in gebruik heeft. PRINT)” (massageheugen) m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET]. • Uw Macintosh zat het bestandgeheugen zien als een drive telkens wanneer u een USB aansluiting tot stand brengt tussen de camera en uw Macintosh. 6. Schakel de camera uit. 7. Plaats de camera in de USB slede. 10. Dubbelklik de drive icoon voor het • Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij nog ingeschakeld is. [USB] indicator bestandengeheugen, de “DCIM” map en dan de map die het gewenste beeld bevat. [USB] toets 231 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER 11. Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat BELANGRIJK! dat u wilt bekijken. • Gebruik uw computer nooit om beelden die opgeslagen zijn in het ingebouwde geheugen van de camera of op de geheugenkaart te bewerken, wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die door de camera gebruikt wordt waardoor het onmogelijk kan worden om beelden via de camera weer te geven of er kan een grote afwijking verkregen worden in de waarde die getoond wordt door de camera voor het aantal beelden. Kopiëer de beelden eerst naar uw computer voordat u ze bewerkt, wist, verplaatst of hernoemt. • Zie “Geheugenmapstructuur” op pagina 235 voor informatie aangaande bestandnamen. LET OP • Als u een geroteerd beeld op uw Macintosh opent, verschijnt de originele niet-geroteerde versie (pagina 175). Dit is het zelfde voor een geroteerd beeld dat geopend wordt vanuit het geheugen van de camera en voor een geroteerd beeld dat gekopieerd is naar de harde schijf van uw Macintosh. 12. Sleep de “DCIM” map naar de gewenste map 13. Sleep de drive icoon die de camera voorstelt op uw Macintosh om alle bestanden in het bestandengeheugen te kopiëren naar de harde schijf van uw Macintosh. naar de vuilnisbak om de USB aansluiting tot een einde te brengen. 14. Druk op de [USB] toets van de USB slede. Verwijder de camera van de USB slede na eerst gecontroleerd te hebben dat de [USB] indicator niet langer brandt. 232 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER ■ Voorzorgsmaatregelen voor de USB aansluiting Gebruiken van een geheugenkaart om beelden over te schrijven naar een computer • Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het beeld “inbranden” op het scherm. • Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien de camera of de USB slede nooit terwijl data communicatie aan de gang is. Hierdoor kan data beschadigd raken. De procedures in dit hoofdstuk beschrijven hoe beelden van de camera m.b.v. een geheugenkaart kunnen worden overgeschreven naar uw computer. Gebruiken van een computer met een ingebouwde SD geheugenkaartsleuf Steek de SD geheugenkaart direct in de sleuf. Gebruiken van een computer met een ingebouwde PC kaartsleuf Gebruik een los verkrijgbare PC kaartadapter (voor een SD geheugenkaart of MMC). Zie voor volledige details de gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC kaartadapter en die van de computer. 233 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER Gebruiken van een los verkrijgbare SD geheugenkaart lezer/schrijver Zie voor details aangaande het gebruik de gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de SD geheugenkaart lezer/schrijver. Geheugendata Met deze camera opgenomen beelden en andere data worden in het geheugen opgeslagen m.b.v. het DCF (Design rule for Camera File system) protocol. Het DCF protocol is ontworpen om het gemakkelijker te maken om beelden en andere data uit te wisselen tussen digitale camera’s en andere apparaten. DCF protocol DCF apparaten (digitale camera’s, printers, enz.) kunnen beelden uitwisselen met elkaar. Het DCF protocol definiëert een formaat voor beeldbestanddata en de mapstructuur voor het camerageheugen zodat beelden bekeken kunnen worden met een DCF camera van een andere fabrikant of afgedrukt kunnen worden met een DCF printer. Gebruiken van een los verkrijgbare PC kaart lezer/ schrijver en de PC kaartadapter (voor een SD geheugenkaart of MMC) Zie voor details aangaande het gebruik de gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC kaart lezer/schrijver en de PC kaartadapter. 234 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER Geheugenmapstructuur ■ Inhoud van mappen en bestanden ■ Mapstructuur • DCIM map Map die alle digitale camerabestanden opslaat DCIM (DCIM map) (Opslagmap) (Beeldbestand) (Filmbestand) (Audiobestand) (Audio snapshot beeldbestand) (Audio snapshot audiobestand) 101CASIO 102CASIO (Opslagmap) (Opslagmap) ... 100CASIO CIMG0001.JPG CIMG0002.AVI CIMG0003.WAV CIMG0004.JPG CIMG0004.WAV ... ... FAVORITE* ... CIMG0001.JPG CIMG0002.JPG MISC • Opslagmap Map voor het opslaan van bestanden die zijn gecreëerd met de digitale camera • Beeldbestand Bestand dat een beeld bevat dat opgenomen is met de digitale camera (Bestandnaam extensie: JPG) • Filmbestand Bestand dat een film bevat die opgenomen is met de digitale camera (Bestandnaam extensie: AVI) (FAVORITE map) (Opslagbestand) (Opslagbestand) • Audiobestand Bestand dat een geluidsopname bevat (bestandnaam extensie: WAV) (DPOF file folder) AUTPRINT.MRK SCENE (DPOF bestand) • Audio snapshot beeldbestand Bestand dat het beeldgedeelte bevat van een audio snapshot (bestandnaam extensie: JPG) (BEST SHOT map) ... UZ850001.JPE UZ850002.JPE MSCENE* (Gebruikersinstellingenbestand) (Gebruikersinstellingenbestand) • Audio snapshot audiobestand Bestand dat het audiogedeelte bevat van een audio snapshot (bestandnaam extensie: WAV) (MOVIE BEST SHOT map) UZ850001.JPE ... UZ850002.JPE (MOVIE BEST SHOT gebruikersinstellingenbestand) (MOVIE BEST SHOT gebruikersinstellingenbestand) * Deze mappen worden enkel in het ingebouwde geheugen gecreëerd. 235 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER • FAVORITE folder (alleen voor het ingebouwde geheugen) Map die favoriete beeld bestanden bevat (Beeldgrootte: 320 × 240 beeldpunten) Door de camera ondersteunde beeldbestanden • DPOF bestandmap Map die DPOF bestanden bevat • Beeldbestanden die opgenomen zijn met deze camera • Beeldbestanden die compatibel zijn met het DCF protocol • BEST SHOT map (alleen voor het ingebouwde geheugen) Map die BEST SHOT gebruikersinstellingenbestanden bevat Bepaalde DCF functies worden mogelijk niet ondersteund. Het tonen van een beeld dat opgenomen was met een ander cameramodel kan lang op zich laten wachten voordat het op het beeldscherm verschijnt. • Snapshot gebruikersinstellingsbestand (alleen voor het ingebouwde geheugen) Bestanden die BEST SHOT gebruikersinstellingen bevatten • MOVIE BEST SHOT map (alleen in het ingebouwde geheugen) Map die MOVIE BEST SHOT gebruikersinstellingenbestanden bevat. • MOVIE BEST SHOT gebruikersinstellingenbestanden (alleen in het ingebouwde geheugen) Bestanden die MOVIE BEST SHOT gebruikersinstellingen bevatten. 236 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER ■ Voorzorgsmaatregelen voor het ingebouwde geheugen en de geheugenkaart • Merk op dat de map die “DCIM” heet, de bovenliggende (bovenste) map is van alle bestanden in het geheugen. Bij het oversturen van de inhoud van het geheugen naar een harde schijf, een CD-R een MO disk of andere externe opslagapparatuur, dient u de inhoud van de DCIM map altijd als één geheel te behandelen en altijd bij elkaar te houden. U kunt de naam van de DCIM map op uw computer veranderen. Het veranderen van de naam naar een datum is een goede manier om op de hoogte te blijven van meerdere DCIM mappen. Zorg er echter altijd voor de naam van de DCIM map altijd terug te veranderen naar “DCIM” voordat u deze terug kopiëert naar het geheugen voor weergave via de camera. De camera herkent geen andere mapnaam dan DCIM. • Mappen en bestanden moeten overeenstemmng met de “Geheugenmapstructuur” op pagina 235 worden opgeslagen om correct te worden herkend door de camera. 237 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Dit hoofdstuk geeft uitleg aangaande het software en de applicaties op de CD-ROM die met de camera meegeleverd is en geeft een overzicht van wat u er mee kunt doen. Merk op dat de procedure die u dient uit te voeren afhangt van of een Macintosh (pagina 253) gebruikt of u een computer die draait onder Windows (zie hieronder). Gebruik van de camera met een Windows computer Uw digitale camera wordt geleverd met allerlei handige applicaties zodat de camera gebruikt kan worden in combinatie met uw computer. Installeer de applicaties die u nodig heeft vervolgens op uw computer. Selecteren van het benodigde software Installeer het software op uw computer waarmee u het gewenste type bewerkingen kunt uitvoeren. Doeleinde USB aansluiting op een computer voor het overdragen van beelden Beheer van beelden die overgedragen zijn naar een computer Naam van software Ondersteunde versies van Windows Vereiste bedieningshandeling – XP/2000/Me Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand te brengen tussen de camera en de computer. Het is niet nodig de USB driver (pagina 220) te installeren. USB driver Type B 98SE/98 Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand te brengen tussen de camera en de computer. Installeer de USB driver Type B (pagina 220). Photo Loader 2.3 * DirectX 9.0c XP/2000/Me/98SE/98 Installeer Photo Loader 2.3 (pagina 242). * Als DirectX 9.0 of hoger niet geïnstalleerd in bij de computer, installer dan DirectX 9.0c (pagina 244) 238 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Doeleinde Naam van software Ondersteunde versies van Windows Vereiste bedieningshandeling Retoucheren, oriënteren en afdrukken van foto’s Photohands 1.0 XP/2000/Me/98SE/98 Installeer Photohands 1.0 (pagina 245). Weergave van films Windows Media Player 9 * DirectX 9.0c XP/2000/Me/98SE • Als u kunt aansluiten op Internet, sluit dan aan op Internet, voor het automatisch installeren van de van toepassing zijnde codec (pagina 247). • Als u niet kunt aansluiten op Internet, installeer dan Windows Media Player 9 (pagina 248). * Installeer DirectX 9.0c (pagina 244) wanneer u op Windows 2000 of 98SE draait met een DirectX versie die lager is dan 9.0. Windows 98 WMP6.4 codec 98 • Als u kunt aansluiten op Internet, sluit dan aan op Internet, voor het automatisch installeren van de van toepassing zijnde codec (pagina 247). • Installeer Windows 98 WMP6.4 codec (pagina 249) als u niet op het Internet kunt aansluiten. Ulead Movie Wizard SE VCD XP/2000 Installeer Ulead Movie Wizard SE VCD (pagina 250). – Me/98SE/98 – Adobe Reader 6.0 XP/2000/Me/98SE Installeer Adobe Reader 6.0 (pagina 252) als Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader nog niet reeds geïnstalleerd is op uw computer. – 98 Als Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader nog niet reeds geïnstalleerd is op uw computer, ga dan naar de Adobe Systems Incorporated website en installeer Acrobat Reader 5.0.5. Monteren van films Bekijken van gebruikersdocumentatiebestanden (PDF) 239 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER USB driver Type B Besturingssysteem (OS): 98SE/98 Systeemvereisten voor uw computer De systeemvereisten voor uw computer verschillen allemaal afhankelijk van de applicatie. Let er dus op de vereisten te checken voor die bepaalde applicatie die u probeert te gebruiken. Merk op dat de hier gegeven waarden minimale vereisten zijn voor het draaien van elke applicatie. De feitelijke vereisten zijn zwaarder afhankelijk van het aantal beelden en de grootte van de beelden die worden gehanteerd. • Breng m.b.v. de meegeleverde USB slede een aansluiting tot stand tussen de camera en de computer wanneer de computer draait onder Windows XP, 2000 of Me. Het is niet nodig de USB driver van de meegeleverde CD-ROM te installeren. • Een juiste werking wordt niet gegarandeerd voor een computer die draait onder Windows 95 of 3.1. Photo Loader 2.3 Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98 Geheugen: Minstens 16 MB Harde schijf: Minstens 7 MB Overige: Internet Explorer 5.5 of hoger; DirectX 9.0 of hoger 240 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Windows Media Player 9 Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE CPU: 233 MHz Intel Pentium II, AMD, enz. Geheugen: Minstens 64 MB Harde schijf: 100 MB Overige: Geluidskaart; 800 × 600 of betere displayresolutie; Internet Explorer 5.01 of hoger Photohands 1.0 Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98 Geheugen: Minstens 64 MB Harde schijf: Minstens 10 MB DirectX 9.0c Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98 Harde schijf (HD): Minstens 65 MB vrije ruimte tijdens het installeren, 18 MB nadat het installeren voltooid is. • Als uw computer onder Windows 98 draait, installeer dan Windows 98 WMP6.4 codec van de CD-ROM. Ulead Movie Wizard SE VCD Besturingssysteem (OS): XP/2000 CPU: Pentium III 800 MHz Geheugen: Minstens 256 MB Harde schijf: 250 MB Overige: 1024 × 768 of betere displayresolutie Adobe Reader 6.0 Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE CPU: Pentium Geheugen: Minstens 32 MB Harde schijf: Minstens 60 MB Overige: Internet Explorer 5.01 of hoger BELANGRIJK! • Zie het “Lees mij” bestand op de CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera voor details aangaande de minimale systeemvereisten voor Windows. 241 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Beheren van beelden op een PC ■ Voorbereidingen Om beelden op een PC te beheren dient u de Photo Loader applicatie van de CD-ROM te installeren die met de camera wordt meegeleverd. • Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud “Photo Loader” toont. Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een menuscherm op uw computer toont. • Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CDROM en dubbelklik op “menu.exe” om de menu applicatie te starten. LET OP • Is Photo Loader reeds op uw computer geïnstalleer, controleer dan de versie. Is de gebundelde versie nieuwer dan de versie die geïnstalleerd is, oninstalleer de oude versie van Photo Loader dan en installeer vervolgens de nieuwe versie. ■ Selecteren van een taal Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn. De CD-ROM bevat software en gebruikersdocumentatie voor verschillende talen. Controleer het CD-ROM menuscherm om te zien of applicaties en gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een bepaalde taal. 1. Op het menuscherm klik de tab voor de gewenste taal. 242 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER ■ Bekijken van het “Lees mij” bestand ■ Installeren van Photo Loader U dient altijd eerst het “Lees mij” bestand te lezen voordat u “Photo Loader” installeert. Het “Lees mij” bestand bevat informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het installeren van de applicatie. 1. Klik op de “Installeer” toets voor “Photo Loader”. 2. Volg de aanwijzingen die op het computerscherm verschijnen. 1. Klik op de “Lees mij” toets voor “Photo Loader” dat u gaat installeren. BELANGRIJK! • Volg de aanwijzingen zorgvuldig en geheel. Als u een fout maakt tijdens het installeren van Photo Loader dan is het mogelijk dat u reeds bestaande bibliotheekinformatie en HTML bestanden niet meer kunt browsen die automatisch gecreëerd worden door Photo Loader. In sommige gevallen kunnen beeldbestanden zelfs verloren gaan. BELANGRIJK! • Lees altijd eerst het “Lees mij” bestand voor informatie aangaande het behouden van bestaande bibliotheken (libraries) voordat u Photo Loader gaat upgraden of opnieuw gaat installeren bij een andere computer. 243 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER ■ Controleren van de juiste versie van DirectX 4. Klik op [Afsluiten] of Diagnostisch Om beelden te beheren m.b.v. Photo Loader is het nodig dat er DirectX 9.0 of hoger geïnstalleerd is bij uw computer. Met de DirectX Diagnostic Tool van uw computer kunt u de geïnstalleerde versie van DirectX controleren. hulpprogramma vcoor DirectX. • Is er reeds DirectX 9.0 of hoger geïnstalleerd bij uw computer dan is het niet nodig om DirectX 9.0c van de meegeleverde CD-ROM te installeren. • Is DirectX 9.0 of hoger nog niet bij uw computer geïnstalleerd dan is het nodig om DirectX 9.0c van de meegeleverde CD-ROM te installeren. 1. Klik bij uw computer op [Start], [Alle programma’s], [bureau-accessories], [Systeemwerkset] en daarna op [Systeeminfo]. 2. Selecteer [Diagnostisch hulpprogramma voor DirectX] in het [Hulpprogramma’s] menu van het venster dat verschijnt 3. Controleer bij de [Systeem] tab om er zeker van te zijn dat de versie voor het “DirectXversie” item 9.0 of hoger is. 244 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER ■ Voorbereidingen Retoucheren, oriënteren en afdrukken van foto’s Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een menuscherm op uw computer toont. Om foto’s op uw PC te retoucheren, te oriënteren of af te drukken dient u eerst Phothands van de CD-ROM die meeglevered wordt met de camera te installeren. • Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud “Photohands” toont. • Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CDROM en dubbelklik op “menu.exe” om de menu applicatie te starten. LET OP • Is Photohands reeds op uw computer geïnstalleer, controleer dan de versie. Is de gebundelde versie nieuwer dan de versie die geïnstalleerd is, oninstalleer de oude versie van Photohands dan en installeer vervolgens de nieuwe versie. ■ Selecteren van een taal Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn. 1. Op het menuscherm klik de tab voor de De CD-ROM bevat software en gebruikersdocumentatie voor verschillende talen. Controleer het CD-ROM menuscherm om te zien of applicaties en gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een bepaalde taal. gewenste taal. 245 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER ■ Bekijken van het “Lees mij” bestand ■ Installeren van Photohands U dient altijd eerst het “Lees mij” bestand te lezen voordat u “Photohands” installeert. Het “Lees mij” bestand bevat informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het installeren van de applicatie. 1. Klik op de “Installeer” toets voor “Photohands”. 2. Volg de aanwijzingen die op het computerscherm verschijnen. 1. Klik op de “Lees mij” toets voor “Photohands” dat u gaat installeren. 246 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER LET OP Weergeven van een film • Als de MPEG-4 codec reeds geïnstalleerd is bij de PC, wordt het filmbestand weergegeven zodra u het aanklikt. • Merk de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen op bij het weergeven van een film m.b.v. Windows Media Player 9. — Bij gebruik van een SD geheugenkaart van een snel type. Gebruik Windows Media Player zonder meer, zonder dus de basisinstellingen te veranderen. — Bij gebruik van een SD geheugenkaart dat niet van een snel type is. Verander de instellingen van Windows Media Player zoals hieronder beschreven. Deze instellingen zorgen voor een stabielere filmweergave. 1. Op het Windows Media Player [Extra] menu, selecteer [Opties]. Open de [Prestaties] tab in het dialoogvenster dat verschijnt. 2. Klik in het “Videoversnelling” venster op [Geavanceerd]. 3. Wis in het “Videoversnelling” venster het “Videomixing-renderer gebruiken” selectievakje. 4. Wis in het “Verouderde videorenderer” venster het “YUV-spiegeling gebruiken” selectievakje. Om een met deze camera opgenomen film weer te geven op uw PC m.b.v. Windows Media Player, dient u de MPEG4 codec te installeren. ■ Om de codec te installeren op een PC die toegang heeft tot Internet 1. Sluit de PC aan op Internet. 2. Klik op het filmbestand dat opgenomen was met de camera. 3. Als de MPEG-4 codec niet geïnstalleerd is bij de PC, zal deze automatisch een aansluiting maken met de Microsoft website en de codec downloaden. 4. Installeer de MPEG-4 codec die zojuist is downgeload. 5. Hierdoor wordt het filmbestand weergegeven dat opgenomen is met de camera. 247 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER ● Voorbereidingen Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een menuscherm op uw computer toont. • Zorg ervoor de filmdata eerst naar de harde schijf van uw PC over te zetten voordat u de data weer probeert te geven. Een juiste filmweergave kan onmogelijk blijken voor data waartoe toegang verschaft is via een netwerk of vanaf een geheugenkaart, enz. • Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CDROM en dubbelklik op “menu.exe” om de menu applicatie te starten. ■ Om de codec te installeren op een PC die geen toegang heeft tot Internet ● Selecteren van een taal Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn. Als uw PC geen toegang heeft tot Internet, installeer dan Windows Media Player 9 van de met de camera meegeleverde CD-ROM. • Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud “Windows Media Player” toont. 1. Op het menuscherm klik de tab voor de gewenste taal. 248 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER ● Bekijken van het “Lees mij” bestand U dient altijd eerst het “Lees mij” bestand te lezen voordat u “Windows Media Player 9” installeert. Het “Lees mij” bestand bevat informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het installeren van de applicatie. • Merk de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen op bij het weergeven van een film m.b.v. Windows Media Player 9. — Bij gebruik van een SD geheugenkaart van een snel type. Gebruik Windows Media Player zonder meer, zonder dus de basisinstellingen te veranderen. — Bij gebruik van een SD geheugenkaart dat niet van een snel type is. Verander de instellingen van Windows Media Player zoals hieronder beschreven. Deze instellingen zorgen voor een stabielere filmweergave. 1. Op het Windows Media Player [Extra] menu, selecteer [Opties]. Open de [Prestaties] tab in het dialoogvenster dat verschijnt. 2. Klik in het “Videoversnelling” venster op [Geavanceerd]. 3. Wis in het “Videoversnelling” venster het “Videomixing-renderer gebruiken” selectievakje. 4. Wis in het “Verouderde videorenderer” venster het “YUV-spiegeling gebruiken” selectievakje. 1. Klik op de “Lees mij” toets voor “Windows Media Player 9” dat u gaat installeren. ● Installeren van Windows Media Player 9 1. Klik op de “Installeer” toets voor “Windows Media Player 9”. 2. Volg de aanwijzingen die op het computerscherm verschijnen. BELANGRIJK! • Installeer de Windows 98 WMP6.4 codec in plaats van Windows Media Player 9 als uw PC onder Windows 98 draait. • Bij gebruik van Windows 2000 of 98SE dient u DirectX 9.0c. Zie pagina 244 voor informatie over hoe u kunt bepalen welke versie van DirectX u nodig heeft op uw PC. 249 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER ■ Voorzorgsmaatregelen bij filmweergave Monteren van films De hieronder beschreven aanbevolen systeemvereisten zijn nodig om uw computer te gebruiken voor het weergeven van films die met deze camera zijn opgenomen. Om films op uw PC te monteren, dient u Ulead Movie Wizard SE VCD te installeren vanaf de met de camera meegeleverde CD-ROM. • Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud “Ulead Movie Wizard SE VCD” toont. Besturingssysteem (OS): XP CPU: Pentium M 1 GHz of hoger Pentium 4 2 GHz of hoger Systeemvereisten: Windows Media Player 9 (meegeleverd met camera) DirectX 9.0c (meegeleverd met camera) BELANGRIJK! • De werking van Ulead Movie Wizard SE VCD wordt niet ondersteund onder Windows Me, 98SE of 98. LET OP BELANGRIJK! • Met de Ulead Movie Wizard SE VCD applicatie die meegeleverd wordt op de gebundelde CD-ROM kunt u Video-CD’s creëren maar geen DVD’s. Wilt u in staat zijn om DVD’s te creëren dan dient u een upgrade van de commerciële versie aan te schaffen. Zie het “Lees mij” bestand op de CD-ROM voor informatie aangaande de Ulead Movie Wizard SE VCD en wat u moet doen om een upgrade van de commerciële versie te verkrijgen. • De bovenstaande omgeving wordt aanbevolen. Bij configureren van deze omgeving wordt geen juiste werking gegarandeerd. • Zelfs als uw computer voldoet aan de bovenstaande vereisten kunnen bepaalde instellingen en andere geïnstalleerde software storing veroorzaken bij een juiste weergave van films. 250 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER ■ Voorbereidingen ■ Bekijken van het “Lees mij” bestand Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een menuscherm op uw computer toont. U dient altijd eerst het “Lees mij” bestand te lezen voordat u “Ulead Movie Wizard SE VCD” installeert. Het “Lees mij” bestand bevat informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het installeren van de applicatie. • Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CDROM en dubbelklik op “menu.exe” om de menu applicatie te starten. 1. Klik op de “Lees mij” toets voor “Ulead Movie ■ Selecteren van een taal ■ Installeren van Ulead Movie Wizard SE VCD Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn. 1. Klik op de “Installeren” toets voor “Ulead Wizard SE VCD” dat u gaat installeren. Movie Wizard SE VCD”. 1. Op het menuscherm klik de tab voor de 2. Volg de aanwijzingen die op het gewenste taal. computerscherm verschijnen. 251 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) Gebruikersregistratie Het registreren via het internet wordt alleen ondersteund. Bezoek de volgende CASIO website om te registreren: http://world.casio.com/qv/register/ 1. Klik in het “Handleiding” gebied de naam aan van de gebruiksaanwijzing die u wilt lezen. Verlaten van de menu applicatie BELANGRIJK! 1. Klik op het menuscherm op “Uitgang” om het • Om de inhoud van een PDF bestand te kunnen bekijken dient Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader op uw computer geïnstalleerd te zijn. Als u Adobe Reader niet reeds geïnstalleerd heeft dan kunt u deze software installeren vanaf de gebundelde CD-ROM. menu te verlaten. 252 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Gebruik van de camera met een Macintosh computer Uw digitale camera wordt geleverd met allerlei handige applicaties zodat de camera gebruikt kan worden in combinatie met uw computer. Installeer de applicaties die u nodig heeft vervolgens op uw computer. Selecteren van het benodigde software Installeer het software op uw Macintosh waarmee u het gewenste type bewerkingen kunt uitvoeren. Doeleinde Naam van software Mac OS versies Vereiste bediening USB aansluiting op een Macintosh voor het overdragen van beelden – OS 9/OS X Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand te brengen tussen de camera en uw Macintosh. USB driver is niet nodig (pagina 228). Beheren van beelden op een Macintosh Photo Loader 1.1 OS 9 Installeer Photo Loader 1.1 (pagina 255). – OS X Gebruik iPhoto die meegeleverd wordt met het besturingssysteem (pagina 255). Filmweergave CASIO AVI Importer component 1.0 OS X Door het CASIO AVI Importer component 1.0 te installeren kunt u films weergeven met de QuickTime applicatie die meegeleverd is met uw besturingssysteem (pagina 256). Bekijken van gebruikersdocumentatiebestanden (PDF) – OS 9/OS X Gebruik Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader die met uw besturingssysteem meegeleverd worden (pagina 258). 253 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Photo Loader 1.1 Besturingssysteem (OS): OS 9 Geheugen: Minstens 32 MB Harde schijf: Minstens 3 MB Systeemvereisten voor uw computer De systeemvereisten voor uw computer verschillen allemaal afhankelijk van de applicatie. Let er dus op de vereisten te checken voor die bepaalde applicatie die u probeert te gebruiken. Merk op dat de hier gegeven waarden minimale vereisten zijn voor het draaien van elke applicatie. De feitelijke vereisten zijn zwaarder afhankelijk van het aantal beelden en de grootte van de beelden die worden gehanteerd. • De USB aansluiting wordt ondersteund op een Macintosh die draait onder besturingssysteem 9 of X. Bediening wordt ondersteund m.b.v. de standaard USB driver die meegeleverd wordt met het systeem zodat het enige dat u moet doen het aansluiten is van de camera op uw Macintosh m.b.v. de USB kabel. CASIO AVI Importer component 1.0 Besturingssysteem: OS X 10.2.8 of hoger QuickTime: QuickTime 6.5.2. of hoger BELANGRIJK! • Zie het “Readme” (leesmij) bestand op de CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera voor details aangaande de minimale systeemvereisten voor Macintosh. 254 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER BELANGRIJK! Beheren van beelden op een Macintosh • Als u gaat upgraden van een eerdere versie naar de nieuwe versie van Photo Loader en u wilt bibliotheekbeheer (library management) data en HTML bestanden gebruiken die gecreëerd werden met de oude versie van Photo Loader, lees dan het “Important” (belangrijk) bestand in de “Photo Loader” map. Volg de aanwijzingen in dit bestand om de bestaande bibliotheekbeheer bestanden te gebruiken. Volgt u deze procedure niet correct dan kan dit resulteren in het verlies van of schade aan uw bestaande bestanden. ■ Beheren van beelden op een Macintosh die draait onder OS 9 Installeer de Photo Loader applicatie vanaf de CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera. • Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud “Photo Loader” toont. ● Installeren van Photo Loader 1. Open de folder die “Photo Loader” heet. ■ Beheren van beelden op een Macintosh die draait onder OS X 2. Open de map die “English” (Engels) heet en Gebruik iPhoto dat meegeleverd Met iPhoto kunt u foto’s beheren. open vervolgens het bestand dat “Important” (belangrijk) heet. 3. Open de map die “Installer” (installeerder) heet en open het bestand dat “readme” (leesme) heet. 4. Volg de aanwijzingen in het “readme” (leesme) bestand om Photo Loader te installeren. 255 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Weergave van een film op uw Macintosh ● Om CASIO AVI Importer component te installeren Om films op uw Macintosh weer te geven met QuickTime, dient u CASIO AVI Importer component te installeren van de CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera. • Door CASIO AVI Importer component te installeren wordt het mogelijk om filmdata van het AVI formaat (MPEG-4 standaard) die opgenomen was met een High Quality digitale filmcamera weer te geven via een Macintosh m.b.v. de QuickTime applicatie die meegeleverd wordt met het Macintosh besturingssysteem. 1. Plaats de CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera in de CD-ROM drive van uw Macintosh. 2. Open op de CD-ROM de map die “Movie Component” (filmcomponent) heet. Daar zult u dan een bestand aantreffen dat “CASIO AVI Importer. component” heet. 3. Dubbelklik bij de “Library” map op de startdisk. 4. Dubbelklik bij de “Library” folder op “QuickTime”. 5. Sleep “CASIO AVI Importer. component” naar de “QuickTime” map. • Hierdoor wordt “CASIO AVI Importer. component” geïnstalleerd in de “QuickTime” map. • De aanwezigheid van andere AVI componenten in de [QuickTime] map kan een juiste filmweergave onmogelijk maken. Plaats de andere AVI componenten naar een andere plaats buiten de [QuickTime] map. 256 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER ■ Voorzorgsmaatregelen voor filmweergave 6. Start uw Macintosh opnieuw en controleer dat QuickTime de films op de juiste wijze kan weergeven. De hieronder beschreven minimale systeemvereisten zijn noodzakelijk om uw Macintosh te gebruiken voor het weergeven van films die opgenomen zijn met deze camera. Besturingssysteem: OS X 10.2.8 of hoger Vereiste software: QuickTime 6.5.2. of hoger BELANGRIJK! • Zorg ervoor de filmdata eerst naar de harde schijf van uw Macintosh over te zetten voordat u de data weer probeert te geven. Een juiste filmweergave kan onmogelijk blijken voor data waartoe toegang verschaft is via een netwerk of vanaf een geheugenkaart, enz. BELANGRIJK! • Hierboven is de aanbevolen omgeving vermeld. Echter deze configuratie is geen garantie voor een juiste werking. • Zelfs als uw computer voldoet aan de hierboven vermelde minimale vereisten, kunnen bepaalde instellingen en andere geïnstalleerde software een juiste weergave van films belemmeren. 257 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) ■ Om de gebruiksaanwijzing van de Photo Loader te bekijken Om de inhoud van een PDF bestand te kunnen bekijken dient Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader op uw computer geïnstalleerd te zijn. Als ze niet reeds geïnstalleerd zijn, ga dan naar de Adobe Systems Incorporated website en installeer Acrobat Reader. 1. Open de “Manual” (handleiding) map op de CD-ROM. 2. Open de “Photo Loader” folder en open vervolgens de “English” map. 3. Open “PhotoLoader_english”. ■ Bekijken van de gebruiksaanwijzing van de camera Registreren als cameragebruiker 1. Open op de CD-ROM het “Manual” Het registreren via het internet wordt alleen ondersteund. Bezoek de volgende CASIO website om te registreren: http://world.casio.com/qv/register/ (handleiding) bestand. 2. Open de “Digital Camera” map en open dan de map voor de taal waarvan u de gebruiksaanwijzing wilt bekijken. 3. Open het bestand dat “camera_xx.pdf” heet. • “xx” is de taalcode (voorbeeld: camera_e.pdf is voor Engels). 258 APPENDIX APPENDIX Digital Zoom (digitale zoomfunctie) Review (controlefunctie) Icon Help (icoonhulp) Memory (geheugen) Menureferentie De volgende tabellen tonen de items die verschijnen tijdens een opnamefunctie (REC) en de weergavefunctie (PLAY) samen met hun instellingen. • Onderstreepte items in de onderstaande tabellen zijn fabrieksinstellingen (default). ■ Opnamefuncties (REC) ● REC (opname) tabmenu Self-timer (zelfontspanner) Anti Shake (anti-tril) REC Light (opname indicator) AF Area (autofocus gebied) AF Assist Light (AF hulpverlichting) L/R Key (links/rechts toets) Quick Shutter (snelsluiter) Audio Snap (foto met geluid) Grid (rooster) 10 sec / 2 sec / X3 / Off (uit) Auto (Automatisch) / Off (uit) Auto (Automatisch) / On (aan) / Off (uit) Spot (puntmeten) / (multi-patroon meten) / On (aan) / Off (uit) Multi Free (vrij) On (aan) / Off (uit) On (aan) / Off (uit) On (aan) / Off (uit) Flash (Flits): On (aan) / Off (uit) Focus (Scherpstellen): On (aan) / Off (uit) White Balance (witbalans): On (aan) / Off (uit) ISO: On (aan) / Off (uit) AF Area (Autofocuskader): On (aan) / Off (uit) Metering (meten): On (aan) / Off (uit) Self-timer (Zelfontspanner): On (aan) / Off (uit) Flash Intensity (Flitsintensiteit): On (aan) / Off (uit) Digital Zoom (Digitale zoom): On (aan) / Off (uit) MF Position (Handmatige scherpstelstand): On (aan) / Off (uit) Zoom Position (Zoomstand): On (aan) / Off (uit) ● Quality (kwaliteit) tabmenu EV shift (EV verschuiving) / White Balance (witbalans) / ISO / Metering (meten) / Self-timer (zelfontspanner) / Off (uit) On (aan) / Off (uit) Size (formaat) On (aan) / Off (uit) Quality (kwaliteit) (Snapshots) On (aan) / Off (uit) 259 8M (3264 × 2448) / 8M (3:2) (3264 × 2176 (3:2)) / 6M (2816 × 2112) / 4M (2304 × 1728) / 2M (1600 × 1200) / VGA (640 × 480) Fine (fijn) / Normal (normaal) / Economy (economisch) APPENDIX Quality (kwaliteit) (Films) EV Shift (EV verschuiving) White Balance (witbalans) ISO Metering (meten) Filter Sharpness (scherpte) Saturation (verzadiging) Contrast Flash Intensity (flitssterkte) Flash Assist (flitserhulp) ● Instellingen tabmenu HQ (hoge kwaliteit) / Normal (normaal) / LP (langzame snelheid) –2.0 / –1.7 / –1.3 / –1.0 / –0.7 / –0.3 / 0.0 / +0.3 / +0.7 / +1.0 / +1.3 / +1.7 / +2.0 Auto (automatisch) / (daglicht) / (bewolkt) / (schaduw) / N (daglichtwit) / D (daglicht) / (gloeilamp) / Manual (handmatig) Auto (automatisch) / ISO 50 / ISO 100 / ISO 200 / ISO 400 Multi (multi-patroon meten) / Center weighted (centrum-georiënteerd meten) / Spot (puntmeten) Off (uit) / B/W (zwart/wit) / Sepia (sepia) / Red (rood) / Green (groen) / Blue (blauw) / Yellow (geel) / Pink (roze) / Purple (paars) +2 / +1 / 0 / –1 / –2 Screen (Scherm) Auto 2 (automatisch 2) / Auto 1 (automatisch 1) / +2 / +1 / 0 Sounds (geluiden) Startup (start) / Half Shutter (sluiter halverwege) / Shutter (sluiter) / Operation Operation (bediening) / (bediening) / Play (weergave) Startup (startscherm) On (aan) (instelbaar beeld) / Off (uit) File No. Continue (doorgaan) / Reset (resetten) (bestandnummer) Home (thuis) / World (wereld) World Time Thuistijd instelling (stad, DST, enz.) (wereldtijd) Wereldtijd instelling (stad, DST, enz.) Timestamp Date (datum) / Date&Time (datum&tijd) / (tijdafstempeling) Off (uit) Adjust (bijstellen) Tijdinstelling Date Style YY/MM/DD / DD/MM/YY / MM/DD/YY (datumopmaak) Language (taal) (Japans) / English (Engels) / Français (Frans) / Deutsch (Duits) / Español (Spaans) / Italiano (Italiaans) / Português (Portugees) / (Chinees (complex)) / (Chinees (vereenvoudigd)) / (Koreaans) Sleep (sluimer) 30 sec / 1 min / 2 min / Off (uit) 2 min / 5 min Auto Power Off (automatische stroomonderbreking) +2 / +1 / 0 / –1 / –2 +2 / +1 / 0 / –1 / –2 +2 / +1 / 0 / –1 / –2 Auto (automatisch) / Off (uit) 260 APPENDIX REC/PLAY Power On (spanning aan) / Power On/Off (opname/weergave) (spanning aan/uit) / Disable (gedeactiveerd) USB Mass Storage(Massageheugen) (USB DIRECT-PRINT) / PTP (PictBridge) Video Out NTSC / PAL (video uitgang) Format (formatteren) / Cancel (annuleren) Format (formatteren) Reset (terugstellen) Reset (terugstellen) / Cancel (annuleren) Brightness (helderheid) Keystone (keystone correctie) Color Correction (kleurcorrectie) Favorites (favoriet) DPOF Protect (beveiligen) Date/Time (Datum/tijd ) Rotation (rotatie) Resize (afmetingen heraanpassen) Trimming (trimmen) Dubbing (dubben) Copy (kopiëren) ■ Weergavefunctie (PLAY) ● PLAY (weergave) tabmenu Slideshow (diashow) Start (starten) / Images (beelden) / Time (tijd) / Interval (tussenpauze) / Effect (Effecten) / Cancel (annuleren) MOTION PRINT 9 frames (9 beelden) / 1 frame (1 beeld) / (Bwegende afdruk) Cancel (annuleren) Movie Editing Cut (knippen) (voor) / Cut Cut (knippen) (Filmbeheer) (knippen) (tussenin) / (na) / Cancel (annuleren) Anti Shake On (aan) / Off (uit) (Anti-trilin) (daglicht) / (bewolkt) / White Balance N (daglichtwit) / (schaduw) / (witbalans) D (daglicht) / (gloeilamp) / Cancel (annuleren) +2 / +1 / 0 / –1 / –2 – – Show (weergeven) / Save (opslaan) / Cancel (annuleren) Select images (beelden selecteren) / All images (alle beelden) / Cancel (annuleren) On (aan) / All Files : On (alle bestanden : aan) / Cancel (annuleren) – Rotate (roteren) / Cancel (annuleren) 6M / 4M / VGA / Cancel (annuleren) – – Built-in (ingebouwd) Card (kaart) / Built-in (ingebouwd) / Card (kaart) Cancel (annuleren) ● Instellingen tabmenu • De inhoud van het insteltabmenu van de weergavefunctie (PLAY) is identiek aan de inhoud van het insteltabmenu van de opnamefuncties (REC). 261 APPENDIX ■ Opnamefuncties (REC) Indicator referentie De camera heeft drie indicators: Een groene bedrijfsindicator, een rode bedrijfsindicator en een AF hulpverlichting/opnamelamp (REC)/zelfontspanner indicator. Deze indicators gaan branden en knipperen om de huidige status van de camera te tonen. Bedrijfsindicator AF hulpverlichting/ Bedrijfsindicator opnamelamp (REC)/ zelfontspanner indicator Green Rood Wit Brandt AF hulpverlichting/ opnamelamp (REC)/ zelfontspanner indicator Patroon 3 Brandt Brandt Patroon 3 Groen Rood Brandt Patroon 2 Patroon 1 Patroon 1 * Er zijn drie indicatorflitspatronen. Patroon 1 knippert eens per seconde, patroon 2 knippert tweemaal per seconde en patroon 3 knippert 4 maal per seconde. De onderstaande tabel geeft een verklaring van de diepere betekenis van elk flitspatroon. Patroon 2 Patroon 1 262 Betekenis Werking (spanning aan, opname mogelijk) Flitser is aan het opladen. Opladen van flitser is voltooid. Autofocus werkt goed. Autofocus werkt niet. Beeldscherm is uit. / Sluimertoestand Opslaan van beeld Opslaan van filmdata / verwerken van beelddata Aftellen van zelfontspanner (10 - 3 seconden) Aftellen van zelfontspanner (3 - 0 seconden) Opladen van flitser is onmogelijk. C APPENDIX AF hulpverlichting/ Bedrijfsindicator opnamelamp (REC)/ zelfontspanner indicator Green Rood Wit Patroon 2 Brandt Patroon 3 Patroon 3 Patroon 3 BELANGRIJK! • Bij gebruik van de geheugenkaart mag u de kaart nooit uit de camera verwijderen wanneer de groene bedrijfsindicator aan het knipperen is. Hierdoor kunnen namelijk alle opgenomen beelden verloren gaan. Betekenis Geheugenkaart problemen / Geheugenkaart is niet geformatteerd. / BEST SHOT instelling kan niet worden geregistreerd. Geheugenkaart is geblokkeerd. / Map kan niet worden gecreëerd. / Geheugen is vol. / Schrijf foutlezing Lege accu waarschuwing Kaart formatteren Spanning wordt (langzaam) uitgeschakeld 263 C APPENDIX ■ Weergavefunctie (PLAY) Bedrijfsindicator Groen Rood AF hulpverlichting/opnamelamp (REC)/ zelfontspanner indicator Wit ■ USB slede indicators De USB slede is voorzien van twee indicators: een [CHARGE] (oplaad) indicator en een [USB] indicator. Deze indicators gaan branden en knipperen om de huidige status van de slede en de camera te tonen. Betekenis Werking (spanning aan, Brandt opname mogelijk) Eén van de volgende bewerkingen wordt uitgevoerd: wissen, DPOF, beeldbeveiliging, [CHARGE] (oplaad) indicator kopiëren, formatteren, stapsgewijs uitschakelen van de Patroon 3 spanning, herformatteren van het beeld, beeld trimmen, post- [CHARGE] opname, keystone correctie, kleurcorrectie, MOTION PRINT (oplaad) indicator (bewegend beeld afdrukken), filmmontage. Patroon 2 Geheugenkaart problemen / Geheugenkaart is niet geformatteerd. Geheugenkaart is geblokkeerd. / Brandt Patroon 3 Kleur Rood Status Brandt Groen Oranje Brandt Brandt Rood Knippert [USB] indicator [USB] indicator Kleur Betekenis Status Opladen Opladen voltooid Opladen standby Groen Groen Brandt Opladen foutlezing USB aansluiting Knippert Toegang tot computer Map kan niet worden gecreëerd. / Geheugen is vol. Lege accu waarschuwing 264 C APPENDIX Gids voor het oplossen van moeilijkheden Stroomvoorziening Symptoom Mogelijke oorzaak Spanning gaat niet aan. 1) De accu is onjuist ingelegd. 2) De accu is leeg. 1) Plaats de accu in de juiste richting (pagina 35). 2) Laad de accu op (pagina 37). Als de accu na het opladen weer snel leeg raakt, betekent dat dat de accu het einde van zijn levensduur heeft bereikt en te worden vervangen. Schaf een los verkrijgbare oplaadbare lithium-ion accu NP-40 aan. De camera begint zichzelf ineens uit te schakelen. 1) De automatische stroomonderbreker is geactiveerd (pagina 47). 2) De accu is leeg. 1) Schakel de spanning opnieuw in. 1) De weergavefunctie (PLAY) van de camera is ingeschakeld. 2) De flitsereenheid wordt opgeladen. 1) Druk op [ ] (REC) om de opnamefunctie (REC) in te schakelen. 2) Wacht totdat de flitsereenheid stopt met knipperen. 3) Schrijf bestanden die u wilt houden naar uw computer en wis daarna de bestanden van het camerageheugen of gebruik een andere geheugenkaart. Het beeld wordt niet opgenomen bij indrukken van de sluitertoets. 3) Het geheugen is vol. Beeldopname Handeling Autofocus stelt niet goed scherp. 1) De lens is vuil. 2) Het onderwerp bevindt zich niet in het midden van het scherpstelkader tijdens de compositie van het beeld. 3) Het onderwerp dat u aan het opnemen bent is van een type dat niet past bij de autofocusfunctie (pagina 61). 4) De camera wordt bewogen. 265 2) Laad de accu op (pagina 37). 1) Reinig de lens. 2) Let er op dat het onderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt tijdens de compositie van het beeld. 3) Stel met de hand scherp (pagina 85). 4) Schakel de anti-trilfunctie in of zet de camera op een statief (pagina 108). APPENDIX Symptoom Mogelijke oorzaak Het onderwerp is niet scherp bij het opgenomen beeld. Er was niet scherpgesteld op het beeld. Bij het maken van de compositie van het beeld dient u er op te letten dat het onderwerp waarop u wilt scherpstellen zich binnen het scherpstelkader bevindt (pagina 57). Opnamen van landschappen zijn onscherp. 1) Er is niet goed scherpgesteld op het beeld. 1) Let er bij het samenstellen van het beeld op dat het onderwerp waarop u wilt scherpstellen zich binnen het scherpstelkader bevindt (pagina 57). 2) Verander de scherpstelfunctie naar “ ” (autofocus, pagina 80) of “ ” (oneindig, pagina 85). 3) Verander het BEST SHOT decor naar “Scenery” (landschap) (pagina 103). 2) Een verkeerde scherpstelfunctie is geselecteerd. Beeldopname Handeling 3) Een verkeerd BEST SHOT decor is geselecteerd. De flitser flitst niet. De camera schakelt zichzelf langzaam uit tijdens het aftellen van de zelfontspanner. 1) “ ” (flitser uit) is geselecteerd als de flitsfunctie. 2) De accu is leeg. 3) Een scene die “ ” (flitser uit) selecteert als de flitsfunctie is geselecteerd bij de BEST SHOT functie. 1) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 67). De accu is leeg. Vervang de accu (pagina 37). 266 2) Laad de accu op (pagina 37). 3) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 67) of een andere BEST SHOT scene (pagina 103). APPENDIX Symptoom Handeling 1) U gebruikt de handmatige scherpstelfunctie en u heeft niet scherpgesteld op het beeld. 2) U probeert de macrofunctie ( ) te gebruiken tijdens het opnemen van een landschap of tijdens het maken van een portret. 3) U probeert autofocus of de oneindig-functie ( ) te gebruiken bij het opnemen van een close-up shot. 1) Stel scherp op het beeld (pagina 86). 1) De camera schakelt zichzelf uit voordat het opslaan van beelden naar het geheugen voltooid is. 2) Verwijderen van de geheugenkaart voordat het opslaan voltooid is. 1) Als de accu indicator “ ” toont, dient u de accu zo snel mogelijk op te laden (pagina 37). 2) Verwijder de geheugenkaart nooit voordat het opslaan voltooid is. Hoewel de beschikbare verlichting helder is, zijn de gezichten van de menselijke onderwerpen toch donker. Niet genoeg licht bereikt de onderwerpen. • De onderwerpen zijn te donker bij het opnemen van beelden op het strand of bij een ski oord. Als het zonlicht door het water, het zand of de sneeuw wordt gereflecteerd kan dit er toe leiden dat de onderwerpen worden onderbelicht. Het beeld op het beeldscherm is niet scherp. Beeldopname Mogelijke oorzaak Opgenomen beelden worden niet in het geheugen opgeslagen. 2) Gebruik autofocus voor het opnemen van landschappen en voor het maken van portretten. 3) Gebruik de macrofunctie ( ) voor close-ups. • • • 267 Schakel de instelling van de flitserfunctie over naar “ ” (flitser aan) voor daglicht synchroon flitsen (pagina 69). Verhoog de EV verschuivingswaarde (pagina 88). Schakel de instelling van de flitserfunctie over naar “ ” (flitser aan) voor daglicht synchroon flitsen (pagina 69). Verhoog de EV verschuivingswaarde (pagina 88). APPENDIX Weergave Films Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling Verticale lijnen op het beeldscherm Bij opnamen van een bijzonder licht onderwerp kan een verticale gordel verschijnen over het beeld op het beeldscherm. Dit is een CCD fenomeen dat bekend staat als “verticale vegen” en duidt niet op defecten bij de camera. Merk op dat verticale vegen niet samen met een foto opgenomen wordt maar wel bij het maken van een film. Beelden die niet scherp zijn Het onderwerp bevindt zich buiten het bereik van de camera. Neem op binnen het toegelaten bereik. Digitale ruis in beeld De gevoeligheid wordt automatisch verhoogd voor donkere onderwerpen. Een grotere gevoeligheid verhoogt tevens de kans op digitale ruis. Verlicht het onderwerp door een licht of schijnwerper o.i.d. De kleur van het weergavebeeld verschilt van het beeld op het beeldscherm tijdens het opnemen. Zonlicht of licht van een andere lichtbron schijnt tijdens het opnemen direct in de lens. Plaats de camera zodanig dat zonlicht niet direct in de lens kan schijnen. Beelden worden niet getoond. Een geheugenkaart met niet-DCF beelden die opgenomen zijn met een andere camera bevindt zich in de camera. Deze camera kan niet-DCF beelden niet tonen die met een andere digitale camera op een geheugenkaart zijn opgenomen. 268 APPENDIX Overige Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling Geen van de toetsen en schakelaars werkt. Problemen met het elektronische circuit hetgeen veroorzaakt wordt door elektrostatische lading, een harde stoot, enz. terwijl de camera aangesloten was op een ander apparaat. Verwijder de accu uit de camera, leg hem opnieuw in en probeer opnieuw. Het beeldscherm is uitgeschakeld. USB communicatie vindt plaats. Ontkoppel de USB kabel na eerst te hebben bevestigd dat de computer geen toegang aan het verkrijgen is tot het geheugen van de camera. Het is niet mogelijk bestanden via een USB aansluiting over te schrijven. 1) De camera is niet stevig op de USB slede geplaatst. 2) De USB kabel is niet juist aangesloten. 3) De USB driver is niet geïnstalleerd. 1) Controleer de aansluiting tussen de camera en de USB slede. 2) Controleer alle aansluitingen. 3) Installeer de USB driver op uw computer (pagina 220). 4) Druk op de [USB] toets van de USB slede. 4) De camera is uitgeschakeld. 269 APPENDIX Mocht u problemen ondervinden bij het installeren van de USB driver… U kunt de USB driver mogelijk niet correct installeren als u de USB kabel gebruikt om de camera op een computer aan te sluiten die draait onder Windows 98SE/98 voordat u de USB driver geïnstalleerd heeft van de CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera, of als reeds een ander type driver geïnstalleerd is. Hierdoor wordt het voor de computer onmogelijk om de digitale camera te herkennen wanneer deze wordt aangesloten. Mocht dit het geval zijn dan dient u de USB driver van de camera opnieuw te installeren. Zie het “Lees mij” bestand van de USB driver op de CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera voor informatie aangaande het opnieuw installeren van de USB driver. 270 APPENDIX Tonen van boodschappen Battery is low. De accu is leeg. Cannot correct image! Keystone correctie kan om de een of andere reden niet plaatsvinden. Het beeld wordt opgenomen zoals het is zonder correctie (pagina’s 112, 114). Can not find the file. De camera kan een beeld niet vinden dat gespecificeerd wordt in de “Images” (beelden) instelling. Specificeer een ander beeld (pagina 172). Cannot register any more files. Card ERROR • U probeert een BEST SHOT decor op te slaan terwijl er reeds 999 decors opgeslagen zijn in de “SCENE” map of een MOVIE BEST SHOT terwijl er reeds 999 decors opgeslagen zijn in de “MSCENE” map (pagina’s 107, 125). • U probeert een “FAVORITE” (favoriet) bestand te kopiëren terwijl de “FAVORITE” map reeds 9999 bestanden bevat (pagina 188). Er trad een probleem op bij de geheugenkaart. Schakel de camera uit, verwijder de kaart en steek hem opnieuw is. Mocht dezelfde boodschap verschijnen, formatteer dan de geheugenkaart (pagina 206). BELANGRIJK! Het formatteren van de geheugenkaart wist alle bestanden op de geheugenkaart uit. Probeer eerst eventuele werkbare bestanden naar een computer of een ander opslagmedium over te schrijven voordat u de geheugenkaart formatteert. Check Connections! • U probeert de camera aan te sluiten op een printer terwijl de USB aansluitingen van de camera niet compatibel zijn met de USB van de printer (pagina 200). • U probeert aan te sluiten op een computer waarbij geen USB driver geïnstalleerd is (pagina 220). File could not be saved because battery is low. De accu is leeg zodat het opgenomen beeld niet kon worden opgeslagen. Folder cannot be created Deze boodschap verschijnt wanneer u een beeld probeert op te slaan terwijl er 9999 bestanden opgeslagen zijn in de 999ste map. Wis bestanden die u niet langer nodig heeft als u meer bestanden wilt opnemen (pagina 183). LENS ERROR Deze boodschap verschijnt en de camera schakelt zichzelf uit wanneer het objectief op een onverwachte manier werkt. Mocht dezelfde boodschap verschijnen nadat u de spanning weer inschakelt, neem dan contact op met een CASIO onderhoudswerkplaats. Load Paper! Tijdens de printerfunctie van de camera als het papier bij printer op is. Memory Full Het geheugen is vol. Wis bestanden die u niet langer nodig heeft als u meer bestanden wilt opnemen (pagina 183). No Favorites file! Er is geen FAVORITE bestand aanwezig. 271 APPENDIX Printing Error Record Error Replenish Ink! RETRY POWER ON SYSTEM ERROR The card is locked. There are no files. - Eén van de volgende problemen trad op tijdens het afdrukken. • De spanning van de printer is uitgeschakeld. • Interne fout bij printer Tijdens het opslaan van beelddata kon om de één of andere reden de beelddata niet gecomprimeerd worden.Voer de opname van het beeld nogmaals uit. Tijdens de printerfunctie van de camera als de inkt bij de printer bijna of geheel op is. Mocht het objectief tegen een obstakel aankomen, dan verschijnt deze boodschap en schakelt de camera zichzelf uit. Verwijder het obstakel en schakel de spanning van de camera opnieuw in. Uw camerasysteem is beschadigd. Neem contact op met een CASIO onderhoudswerkplaats. There are no printing Er zijn geen DPOF instellingen die de beelden en images. het aantal kopiën ervan specificeren voor elke Set up DPOF. drukklus. Configureer de vereiste DPOF instellingen (pagina 211). There is no image to Het beeld of de film waarvan u de instellingen register. probeert op te slaan, wordt niet ondersteund door BEST SHOT. The card is not formatted. De geheugenkaart in de camera is niet geformatteerd. Formatteer de geheugenkaart (pagina 206). This file cannot be played. Het beeldbestand of het audiobestand is beschadigd of is van een type dat niet door deze camera kan worden getoond. This function cannot U probeerde bestanden te kopiëren van het be used. ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart in de camera terwijl er zich geen geheugenkaart bevindt in de camera (pagina 207). De LOCK schakelaar van de SD geheugenkaart is vergrendeld. U kunt beelden niet opslaan op of wissen van een geheugenkaart die vergrendeld is. • Er bevinden zich geen bestanden in het ingebouwde geheugen of in de geheugenkaart. • Deze boodschap verschijnt als u de bestanden of mappen in het geheugen van de camera een andere naam geeft of als u op een andere plaats zet. Mocht dit het geval zijn, zet de bestanden of mappen dan terug op hun oorspronkelijke plaats in het camerageheugen en zet ze terug tot hun oorspronkelijke voorkeuzenamen (pagina’s 235, 237). - This function is not supported for this file. 272 De functie die u probeert uit te voeren wordt niet ondersteund voor het bestand waarop u de functie probeert uit te voeren. APPENDIX Dataformaat Technische gegevens • Snapshot Product ............................... Digitale camera Bestandsgrootte Beeldbestandsgrootte Kwaliteit (beeldpunten) (naar schatting) Model .................................. EX-Z850 ■ Camerafunctie Fijn 8M 3264 × 2448 Normaal Beeldbestandformaat Snapshots ....................... JPEG (Exif Ver. 2.2); DCF (Design rule for Camera File system) 1.0 standaard; voldoet aan DPOF Films ................................ AVI (MPEG-4) Audio (geluid) .................. WAV Fijn 8M (3:2) Normaal 3264 × Economisch 2176 (3:2) Fijn 6M 2816 × 2112 Normaal Opnamemedia .................... 8,0 MB ingebouwd geheugen SD geheugenkaart MultiMediaCard (MMC) Fijn 4M 2304 × 1728 Normaal Economisch Economisch Economisch Fijn 2M 1600 × 1200 Normaal Economisch VGA 640 × 480 Fijn Normaal Economisch 273 4,8 MB 3,18 MB 1,63 MB 4,34 MB 2,89 MB 1,45 MB 3,63 MB 2,3 MB 1,21 MB 2,43 MB 1,62 MB 810 KB 1,17 MB 780 KB 390 KB 360 KB 240 KB 120 KB Ingebouwd geheugen 8,0 MB 1 opname 2 opnamen 4 opnamen 1 opname 2 opnamen 5 opnamen 2 opnamen 3 opnamen 6 opnamen 3 opnamen 4 opnamen 8 opnamen 6 opnamen 9 opnamen 17 opnamen 20 opnamen 30 opnamen 57 opnamen SD geheugenkaart* 256 MB 48 opnamen 72 opnamen 140 opnamen 54 opnamen 81 opnamen 157 opnamen 65 opnamen 101 opnamen 186 opnamen 97 opnamen 143 opnamen 271 opnamen 196 opnamen 286 opnamen 530 opnamen 625 opnamen 938 opnamen 1742 opnamen B APPENDIX Beeldelement ..................... 1/1,8-inch vierkante beeldpunten kleuren CCD (totaal aantal beeldpunten: 8,32 miljoen) • Films Beeldformaat (beeldpunten) Maximale opnametijd per bestand Geschatte datasnelheid (beeldsnelheid) Geschatte Geschatte opnametijd voor opnametijd het ingebouwde voor SD geheugen geheugenkaart 8,0 MB 256 MB HQ 640 × 480 Totdat het geheugen vol is 4,0 megabits per seconde (30 beelden/ seconde) 16 seconden 8 minuten en 21 seconden Normal 640 × 480 Totdat het geheugen vol is 2,1 megabits per seconde (30 beelden/ seconde) 31 seconden 15 minuten en 52 seconden LP 320 × 240 Totdat het geheugen vol is 745 kilobits per seconde (15 beelden/ seconde) 1 minuut en 27 seconden Lens/brandpuntsafstand Lenzen ............................. F2,8 (W) tot 5,1 (T); f = 7,9 (W) tot 23,7 mm (T) (gelijkwaardig met ongeveer 38 (W) tot 114 mm (T) voor 35 mm film) (W = groothoek, T = telefoto) 7 lenzen in 5 groepen, met asferische lens Zoom ................................... 3X optische zoom, 8X digitale zoom (24X in combinatie met optische zoom) Scherpstellen ..................... Contrast detectie autofocus Scherpstelfuncties: autofocus, macrofunctie, panfocuss, oneindigfunctie, handmatige scherpstelling AF gebied: Spot (puntmeten), multi (multi-patroon), free (vrij); AF hulpverlichting 44 minuten en 17 seconden * Gebaseerd op Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. producten. De capaciteit hangt af van de het merk van de geheugenkaart. * Vermenigvuldig de capaciteit in de tabel met de geschatte waarde om het aantal beelden te verkrijgen dat op een geheugenkaart van een andere capaciteit kan worden opgeslagen. Geschat scherpstelbereik (van het oppervlak van de lens) Autofocus ........................ 40 cm – ∞ Macro .............................. 10 cm – 50 cm Oneindigfunctie ............... ∞ Handmatig ....................... 10 cm – ∞ • Bij het gebruik van de optische zoom veranderen de hier boven aangegeven waarden. Wissen ................................ Enkel bestand, alle bestanden (met beveiliging) Effectieve beeldpunten ..... 8,1 miljoen 274 B APPENDIX Belichtingsregeling Lichtmeting ...................... Multi-patroon, centrum-georiënteerd meten, puntmeten via de CCD Belichting ......................... Programma AE, sluitersnelheidprioriteit AE, lensopeningprioriteit AE, handmatige belichting Belichtingscompensatie ... –2EV – +2EV (1/3EV eenheden) Gevoeligheid ...................... Foto’s: Auto, ISO 50, ISO 100, ISO 200, ISO 400 Films: Auto Zelfontspanner .................. 10 seconden, 2 seconden, drievoudige zelfontspanner Ingebouwde flitser Flitserfuncties .................. Automatische flitser, ON (aan), OFF (uit), krachtflits, milde flits, rode ogenreductie Flitsbereik ........................ Groothoek optische zoom 0,1 – 4,3 meter Telefoto optische zoom: 0,5 – 2,4 meter • Doorlopende sluiter met flits Groothoek optische zoom: 0,4 – 3,3 meter Telefoto optische zoom: 0,5 – 1,8 meter * ISO gevoeligheid: “Auto” (automatisch) * Hangt af van de zoomfactor. Sluiter .................................. CCD elektronische sluiter, mechanische sluiter Programma AE: 1/2 – 1/1600ste seconde Handmatige belichting/sluitersnelheid prioriteit AE: 60 – 1/1600ste seconde Lensopening prioriteit AE: 1 – 1/1600ste seconde • De bovenstaande snelheden zijn niet van toepassing bij gebruik van een BEST SHOT decor. Lensopening ....................... Programma AE/snelheidprioriteit AE; F2,8 tot en met 8,0*, automatische overschakeling * Helderheid omgezet Handmatige belichting/ lensopeningprioriteit AE; F2,8/4,0, automatische overschakeling • Door gebruik van de optische zoom verandert de lensopening. Opnamefuncties ................ Foto; audio snapshot; macrofunctie, zelfontspanner; doorlopende sluiter (doorlopende sluiter bij normale snelheid, doorlopende sluiter bij hoge snelheid, doorlopende sluiter met flits, doorlopende sluiter met zoom, meervoudige doorlopende sluiter), BEST SHOT; film met geluid (film, MOVIE BEST SHOT film, korte film, voorafgaande film); spraakopname. • Audio opname is in mono. Witbalans ............................ Automatische witbalans, vast ingesteld (6 functies), handmatig overschakelen 275 B APPENDIX Audio opnametijd Audio snapshot ............... Circa max. 30 seconden per beeld Spraakopname ................ Circa 24 minuten met ingebouwd geheugen Post-opname ................... Circa max. 30 seconden per beeld ■ Spanningsvereisten Beeldscherm ...................... 2,5-inch TFT kleuren LCD 115.200 beeldpunten (480 × 240) De bovenstaande waarden geven de hoeveelheid tijd aan bij de voorwaarden die hieronder vermeld staan totdat de spanning automatisch uitgeschakeld wordt doordat de accu leeg is. Deze waarden zijn echter geen garantie dat de accu inderdaad de aangegeven gebruiksduur zal verstrekken. Een lage temperatuur zal de gebruiksduur van de accu verkorten. Spanningsvereisten .......... Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40) × 1 Levensduur accu (naar schatting): Zoeker ................................. Beeldscherm en optische zoeker Tijdbijhoud functies .......... Ingebouwde digitale kwartsklok Datum en tijd .................... Opgenomen met beelddata Automatisch kalender ...... Tot 2049 Wereldtijd ......................... City (stad), Date (datum), Time (tijd), Summer time (zomertijd), 162 steden in 32 tijdzones Ingangs/ uitgangsaansluitingen ...... Slede aansluiting USB ..................................... Compatibel met snelle USB 2.0 Microfoon ........................... Mono Luidspreker ........................ Mono Bewerking Gebruiksduur van accu (benadering) Aantal foto’s (CIPA standaard)*1 (opname) 440 foto’s (220 minuten) Aantal foto’s, doorlopende opname*2 (opname) 950 foto’s (245 minuten) Doorlopende weergave van Snapshots*3 420 minuten Doorlopende filmopname*4 200 minuten Doorlopende spraakopname*5 500 minuten Ondersteunde accu: NP-40 (nominale capaciteit: 1230mAh) Opslagmedium: SD geheugenkaart *1 Aantal foto’s (CIPA standaard) • Temperatuur: 23°C • Beeldscherm: Ingeschakeld • Zoomen van de volledige groothoek- tot de volledige telefotostand elke 30 seconden, waarbij telkens twee beelden worden opgenomen, waarvan één met flits; de spanning wordt na elke 10 opgenomen beelden uit- en weer ingeschakeld. 276 B APPENDIX ■ Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40) *2 Omstandigheden bij doorlopende opname • Temperatuur: 23°C • Beeldscherm: Ingeschakeld • Flitser: Uitgeschakeld • Beeld opgenomen na elke 15 seconden, wisselend tussen volledige groothoek en volledige telefoto. Nominale spanning ........... 3,7 V Nominale capaciteit .......... 1230 mAh Bedrijfstemperatuur Bereik .................................. 0°C – 40°C *3 Omstandigheden bij doorlopende snapshot weergave • Temperatuur: 23°C • Bladeren naar het volgende beeld na elke 10 seconden Afmetingen ......................... 38,5 (B) × 38,0 (H) × 9,3 (D) mm *4 Geschatte tijd voor doorlopende filmopname zonder te zoomen. Gewicht ............................... ca. 34 g *5 De tijden voor stemopname zijn gebaseerd op doorlopende opname. ■ USB slede (CA-31) Stroomverbruik .................. 3,7 V gelijkstroom, ca. 3,7 W Afmetingen ......................... 89 (B) × 58,5 (H) × 23,7 (D) mm (exclusief uitsteeksels; 19,9 mm bij het dunste deel), Ingangs-/ uitgangsaansluitingen ...... Camera aansluiting, USB poort, netadapteraansluiting (DC IN 5,3 V) / AV uitgangspoort (speciale minipoort, NTSC/PAL) Gewicht ............................... ca. 130 g (exclusief accu en accessoires) Stroomverbruik .................. 5,3 V gelijkstroom, ca. 3,2 W Gebundelde accessoires .. Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40); USB slede (CA-31); Speciale netadapter; Netsnoer; USB kabel; AV kabel; Polsriem; CD-ROM; Basisreferentie Afmetingen ......................... 107 (B) × 33 (H) × 66 (D) mm (exclusief uitsteeksels) Gewicht ............................... ca. 67 g 277 APPENDIX ■ Speciale netadapter (Inlaat type) (AD-C52G) ■ Speciale netadapter (Insteek type) (AD-C52J) Spanningsvereisten .......... 100 – 240 V wisselspanning, 50/60 Hz, 83 mA Spanningsvereisten .......... 100 – 240 V wisselspanning, 50/60 Hz, 83 mA Uitgangsvermogen ............ 5,3 V gelijkstroom, 650 mA Uitgangsvermogen ............ 5,3 V gelijkstroom, 650 mA Afmetingen ......................... 50 (B) × 20 (H) × 70 (D) mm (exclusief uitstekende delen en kabel) Afmetingen ......................... 50 (B) × 18 (H) × 70 (D) mm (exclusief uitstekende delen en kabel) Gewicht ............................... ca. 90 g Gewicht ............................... ca. 90 g 278 CASIO COMPUTER CO.,LTD. 6-2, Hon-machi 1-chome Shibuya-ku, Tokyo 151-8543, Japan MA0604-C
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279

Casio EX-Z850 Handleiding

Type
Handleiding