Documenttranscriptie
D
Digitale Camera
EX-Z850
Gebruiksaanwijzing
Gefeliciteerd met de aanschaf van dit
CASIO product.
• Voordat u het in gebruik neemt dient u
eerst de voorzorgsmaatregelen in deze
gebruiksaanwijzing aandachtig door te
lezen.
• Houd de gebruiksaanwijzing daarna op
een veilige plaats voor latere naslag.
• Bezoek de officiële EXILIM website
http://www.exilim.com/ voor de meest
recentelijke informatie voor dit product.
K844FCM1DMX
INLEIDING
INLEIDING
Uitpakken
Controleer dat alle hier getoonde items inderdaad meegeleverd zijn met de camera. Mocht er iets missen, neem dan zo snel
mogelijk contact op met de dealer.
Camera
Oplaadbare lithium-Ion Accu
(NP-40)
USB slede
(CA-31)
Polsriem
CD-ROM
USB kabel
AV kabel
Basisreferentie
* De vorm van de
netstekker hangt af van
het land waar de
camera wordt
aangeschaft.
Speciale netadapter (Inlaat type)
(AD-C52G)
Netsnoer *
2
○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
• Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft.
Speciale netadapter (Insteek type)
(AD-C52J)
INLEIDING
Inhoud van het beeldscherm ..................................... 28
Inhoudsopgave
2
Opnamefuncties (REC)
Weergavefunctie (PLAY)
Veranderen van de inhoud van het beeldscherm
INLEIDING
Vastmaken van de polsriem ....................................... 35
Spanningsvereisten ................................................... 35
Uitpakken ..................................................................... 2
Inleggen van de oplaadbare accu
Opladen van de accu
Vervangen van de accu
Voorzorgsmaatregelen voor de stroomvoorziening
In- en uitschakelen van de camera
Configureren van de stroomspaarinstellingen
Kenmerken ................................................................. 10
Voorzorgsmaatregelen ............................................... 14
19
28
32
33
SNELSTARTGIDS
35
37
41
42
45
47
Gebruik van de in-beeld menu’s ................................ 48
Laad de accu eerst op! .............................................. 19
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen ........................................................... 51
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen ........................................................... 20
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen
52
Opnemen van een beeld ............................................ 21
Bekijken van een opgenomen beeld ......................... 22
54
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Wissen van een beeld ................................................ 22
Opnemen van een beeld ............................................ 54
23
Specificeren van de opnamefunctie
Richten van de camera
Opnemen van een beeld
VOORBEREIDINGEN
54
55
56
Betreffende deze gebruiksaanwijzing ........................ 23
Gebruiken van de optische zoeker ............................ 62
Algemene gids ........................................................... 24
Gebruiken van de zoom ............................................. 63
Camera
USB slede
24
27
Optische zoom
Digitale zoom
3
63
65
INLEIDING
Gebruiken van de flitser ............................................. 67
Flitsereenheid status
Veranderen van de flitssterkte instelling
Gebruik van de flitserassistent (Flash Assist)
Gebruik van de doorlopende sluiter .......................... 97
70
71
71
Gebruiken van de doorlopende sluiterfunctie
met normale snelheid
98
De doorlopende sluiterfunctie met hoge snelheid
gebruiken
99
De doorlopende sluiterfunctie met flits gebruiken
99
Gebruik van de zoom doorlopende sluiterfunctie
100
25-shot stop-actie beelden
(m.b.v. de meervoudige doorlopende sluiterfunctie) 101
Voorzorgsmaatregelen voor de doorlopende sluiter
102
Gebruiken van de zelfontspanner .............................. 73
Specificeren van de beeldgrootte .............................. 76
Specificeren van de beeldkwaliteit ............................ 77
79
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de BEST SHOT functie ................... 103
Afzonderlijk tonen van de voorbeelddecors
Creëren van uw eigen BEST SHOT instelling
Wissen van een BEST SHOT functie
gebruikersinstelling
Selecteren van de scherpstelfunctie ......................... 79
Gebruik van autofocus
Gebruik van de macrofunctie
Het gebruik van panfocus
Gebruik van de oneindig-functie
Gebruik van handmatig scherpstellen
Gebruik van de scherpstelvergrendeling
80
83
84
85
85
87
Opnemen met een hogere gevoeligheid .................. 110
Opnemen van beelden van naamkaartjes en
documenten (Business Shot) .................................... 111
Bijstellen van de witbalans ......................................... 89
Voordat u met Business Shot gaat opnemen
Gebruiken van de Business Shot instelling
91
Specificeren van de belichtingsfunctie ...................... 92
Gebruik van lensopening prioriteit AE
Gebruiken van sluitersnelheid prioriteit AE
Met de hand instellen van de belichtingsinstellingen
Voorzorgsmaatregelen voor opname met de
belichtingsfunctie
108
Verminderen van de effecten van het bewegen
van uw hand of het bewegen van het onderwerp ... 108
Belichtingscompensatie (EV verschuiving) ............... 88
Handmatig configureren van de witbalans
105
106
112
112
Herstellen van een oude foto .................................... 113
92
94
96
Voordat u probeert een oude foto te herstellen
Opnemen van een oude foto
113
114
Opnemen van een ID foto ......................................... 116
97
Afdrukken van een ID foto
118
Opnemen van een film .............................................. 118
Specificeren van de kwaliteit van het filmbeeld
Opnemen van een standaard film (filmfunctie)
4
119
120
INLEIDING
Directe filminstellingen
(MOVIE BEST SHOT functie) .................................. 123
Het afzonderlijk tonen van MOVIE BEST SHOT
voorbeeldscenes
Creëren van uw eigen MOVIE BEST SHOT
instellingen
Opnemen van een korte film
Opnemen van een voorafgaande film
150
WEERGAVE
Elementaire weergavebediening ............................. 150
124
Weergave van een audio snapshot
151
Inzoomen op het weergegeven beeld ..................... 152
125
126
129
Afmetingen van een beeld heraanpassen ............... 153
Trimmen van een beeld ........................................... 154
Opnemen met de opnamelamp (REC) .................... 130
Keystone correctie ................................................... 156
Opnemen van audio ................................................. 131
131
133
Het gebruiken van kleurherstelling om de
kleuren van een oude foto te corrigeren .................. 157
Gebruiken van het histogram ................................... 134
Bijstellen van de witbalans van een
opgenomen beeld .................................................... 159
Toevoegen van geluid aan een snapshot
Opnemen van spraak
Camera instellingen van de
REC (opname) functie ............................................. 137
Toewijzen van functies aan de [왗] en [왘] toetsen
In- en uitschakelen van het in-beeld raster
In- en uitschakelen van beeldcontrole
Gebruik van icoonhulp
Specificeren van de default instellingen bij
inschakelen van de spanning
Specificeren van de ISO gevoeligheid
Selecteren van de meetfunctie
Gebruiken van de filterfunctie
Speciferen van de contourscherpte
Specificeren van kleurverzadiging
Specificeren van het contrast
Foto’s met datumafstempeling
Terugstellen (reset) van de camera
Instellen van de helderheid van het beeld ............... 161
137
138
139
139
Weergeven en bewerken van een film .................... 162
Weergeven van een film
Weergave van een film met de anti-trilfunctie
Montage van een film
Vastleggen van een stilbeeld van een film
(MOTION PRINT)
140
142
143
145
145
146
146
147
148
162
164
165
168
Tonen van een 9-beelden scherm ........................... 170
Tonen van het kalenderscherm ................................ 171
Spelen van een Slideshow (diashow) ..................... 172
Gebruik van de fotostandaardfunctie
174
Roteren van het displaybeeld .................................. 175
Toevoegen van audio aan een snapshot ................. 177
Gebruiken van het snelkoppelmenu (EX Menu) ..... 149
Heropnemen van het geluid
5
178
INLEIDING
Weergeven van een spraakopnamebestand ........... 179
191
ANDERE INSTELLINGEN
Tonen van camerabeelden op een televisiescherm 180
Selecteren van het
video-uitgangssysteem
183
Configureren van de geluidsinstellingen ................. 191
Configureren van de geluidsinstellingen
Instellen van het geluidsniveau van de
bevestigingstoon
Instellen van het geluidsniveau voor de
weergave van films en audio snapshots
181
WISSEN VAN BESTANDEN
Wissen van een enkel bestand ................................ 183
191
192
Specificeren van een beeld voor het
beginscherm ............................................................. 192
Wissen van alle bestanden ...................................... 184
185
191
Specificeren van de bestandsnaam serienummer
generatiemethode .................................................... 193
BEHEER VAN BESTANDEN
Instellen van de klok ................................................ 194
Mappen ..................................................................... 185
Geheugenmappen en -bestanden
Selecteren van uw thuistijdzone
Instellen van de huidige tijd en datum
Veranderen van de datumopmaak
185
Beschermen van bestanden .................................... 186
Beveiligen van een enkel bestand
Beveiligen van alle bestanden
Gebruiken van wereldtijd ......................................... 196
186
187
Tonen van het wereldtijdscherm
Configureren van wereldtijdinstellingen
Gebruik van de FAVORITE folder ............................ 187
Kopiëren van een bestand naar de FAVORITE map
Tonen van een bestand in de FAVORITE map
Wissen van een bestand uit de FAVORITE map
Wissen van alle bestanden uit de FAVORITE map
194
195
195
196
196
Bewerken de datum en de tijd van een beeld ......... 197
187
189
190
190
Veranderen van de displaytaal ................................ 198
Veranderen van de helderheid van het
beeldscherm ............................................................. 199
Veranderen van het protocol van de USB poort ...... 200
] (REC) en [
] (PLAY)
Configureren van de [
toets en spanning aan/uit functies ........................... 201
Formatteren van het ingebouwde geheugen ........... 202
6
INLEIDING
203
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
220
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN
COMPUTER
Gebruiken van een geheugenkaart ......................... 204
Insteken van een geheugenkaart in de camera
Vervangen van de geheugenkaart
Formatteren van een geheugenkaart
204
205
206
Gebruik van de camera met een
Windows computer ................................................... 220
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer ................................................. 228
Kopiëren van bestanden .......................................... 207
Kopiëren van alle bestanden in het
ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart
Kopiëren van een specifiek bestand van een
geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen
210
Gebruiken van een geheugenkaart om beelden
over te schrijven naar een computer ....................... 233
208
209
Geheugendata ......................................................... 234
DCF protocol
Geheugenmapstructuur
Door de camera ondersteunde beeldbestanden
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
DPOF ......................................................................... 211
Configureren van de afdrukinstellingen voor
een enkel beeld
Configureren van de afdrukinstellingen voor
alle beelden
212
213
Gebruiken van PictBridge en
USB DIRECT-PRINT ................................................ 214
Datumafdruk
218
PRINT Image Matching III ........................................... 219
Exif Print ................................................................... 219
7
234
235
236
INLEIDING
238
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN
COMPUTER
259
APPENDIX
Menureferentie ......................................................... 259
Gebruik van de camera met een
Windows computer ................................................... 238
Selecteren van het benodigde software
Systeemvereisten voor uw computer
Beheren van beelden op een PC
Retoucheren, oriënteren en afdrukken van foto’s
Weergeven van een film
Monteren van films
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden)
Gebruikersregistratie
Verlaten van de menu applicatie
Indicator referentie ................................................... 262
Gids voor het oplossen van moeilijkheden .............. 265
238
240
242
245
247
250
Mocht u problemen ondervinden bij het
installeren van de USB driver…
Tonen van boodschappen
Technische gegevens .............................................. 273
252
252
252
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer ................................................. 253
Selecteren van het benodigde software
Systeemvereisten voor uw computer
Beheren van beelden op een Macintosh
Weergave van een film op uw Macintosh
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden)
Registreren als cameragebruiker
270
271
253
254
255
256
258
258
8
INLEIDING
• Het SD logo is een geregistreerd handelsmerk.
• Windows, Internet Explorer, Windows Media en
DirectX zijn geregistreerde handelsmerken van
Microsoft Corporation.
• Macintosh en QuickTime zijn handelsmerken van
Apple Computer, Inc.
• MultiMediaCard is een handelsmerk van Infineon
Technologies AG van Duitsland en onder licentie bij
MultiMediaCard Association (MMCA).
• Adobe en Reader zijn ofwel geregistreerde
handelsmerken of handelsmerken van Adobe
Systems Incorporated in the US en/of andere landen.
• Ulead is een handelsmerk van Ulead Systems,Inc.
• Namen van andere fabrikanten, producten en
diensten die gebruikt worden in deze
gebruiksaanwijzing kunnen ook handelsmerken of
dienst merken zijn van anderen.
• Photo Loader en Photohands zijn eigendom van
CASIO COMPUTER CO., LTD. Met uitzondering van
het bovengenoemde, vallen alle auteursrechten en
andere gerelateerde rechten van deze applicaties
aan CASIO COMPUTER CO., LTD.
BELANGRIJK!
• The inhoud van deze gebruiksaanwijzing is onder
voorbehoud en kan zonder voorafgaande
mededeling worden veranderd.
• CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies
voortvloeiend uit het gebruik van deze
gebruiksaanwijzing.
• CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor verlies of eisen tot
schadevergoeding door derden die voortvloeien uit
het gebruik van of defecten aan de EX-Z850.
• CASIO COMPUTER CO., LTD. zal niet aansprakelijk
gesteld worden voor schade of verlies door u of door
derden door het gebruik van Photo Loader en/of
Photohands.
• CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies door het
wissen van data als gevolg van een defect,
reparaties of het vervangen van de accu. Zorg er
altijd voor een reservekopie te maken van
belangrijke data op andere media om u in te dekken
tegen verlies.
• Merk op dat de voorbeeldschermen en
productafbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing
ietwat kunnen afwijken van de schermen en
configuratie van de camera in werkelijkheid.
9
INLEIDING
■ LCD paneel
Het LCD paneel is een product van de nieuwste LCD
fabrikagetechnologie die een beeldpundeffecttiviteit van
99,99% behaalt. Dat betekent dat minder dat 0,01% van
het totaal aan beeldpunten defect is (d.w.z. ze gaan niet
branden of ze blijven juist altijd branden.
Kenmerken
• 8,1 miljoen effectieve beeldpunten
De CCD voorziet in 8,32 miljoen beeldpunten voor
beelden met een uitstekende resolutie en detail.
• 2,5-inch TFT LCD kleurenscherm
• 8,0 MB ingebouwd geheugen
Beelden kunnen opgenomen worden zonder gebruik van
een geheugenkaart.
■ Door auteursrechten opgelegde beperkingen
Behalve met als doeleinde uw eigen persoonlijke genoegen
is het kopiëren van snapshotbestanden, filmbestanden en
audiobestanden zonder toestemming in overtreding met
auteursrechten en internationale verdragen. Het tegen
vergoeding of gratis distribueren van dergelijke bestanden
aan derden via het internet zonder toestemming van de
eigenaar van de auteursrechten is in overtreding met de
wetgeving ten aanzien van auteursrechten en
internationale verdragen.
• Meegeleverd met een USB slede
De meegeleverd USB slede kan gebruikt worden voor het
opladen van de accu van de camera (pagina 37) en om
beelden via een televisietoestel te bekijken (pagina 180)
en voor het oversturen van beelden naar een computer
(pagina 238). Met de fotostandaardfunctie kunt u beelden
bekijken terwijl de camera op staat te laden op de slede
(pagina 174).
• Opnamefunctie (REC) of weergavefunctie (PLAY)
inschakelen (pagina 45)
Druk op de [
] (REC) of op de [
] (PLAY) om de
camera in te schakelen en de gewenste functie in te
schakelen.
• AF hulpverlichting (pagina 59)
Verbetert de nauwkeurigheid van de autofocus bij het
maken van foto’s als er weinig licht is.
10
B
INLEIDING
• 24X naadloze zoom (pagina 63)
3X optische zoom, 8X digitale zoom
• Drie belichtingsfuncties (pagina 92)
Er zijn drie belichtingsfuncties die de lensopening en de
sluitersnelheid bepalen: lensopeningsprioriteit AE (A
functie), sluitersnelheidprioriteit AE (S functie) en
handmatige belichting (M functie).
• Flitshulp (pagina 71)
Dit attribuut compenseert wanneer de flitsintensiteit niet
sterk genoeg is zodat beelden beter belicht worden.
• Vijf doorlopende sluiterfuncties (pagina 97)
Naast de sluiterfunctie met normale snelheid kunt u ook
de doorlopende sluiterfunctie met hoge snelheid, de
doorlopende sluiterfunctie met flits, de doorlopende
sluiterfunctie met zoom of de meervoudige doorlopende
sluiterfunctie selecteren.
• Drievoudige zelfontspanner (pagina 73)
De zelfontspanner kan ingesteld worden om drie maal
automatisch te werken.
• Automatische macrofunctie (pagina’s 81, 83)
De automatische macrofunctie schakelt over naar de
macrofunctie wanneer de afstand tussen de camera en
het onderwerp korter is dan het automatische
scherpstelbereik.
• Beste shot (BEST SHOT) (pagina 103)
Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde
voorbeeldscenes er één en de camera zal de instellingen
maken voor de scene die u selecteerde. Dit is de handige
manier om instellingen snel en gemakkelijk te maken voor
mooie foto’s. Nieuwe BEST SHOT voorbeelddecors
omvatten o.a. instellingen voor hoge gevoeligheid en de
anti-trilfunctie.
• Snelsluiter (pagina 81)
Wanneer u de sluitertoets in zijn geheel indrukt zonder te
pauzeren zal de camera onmiddellijk het beeld opnemen
zonder te wachten totdat het automatische scherpstellen
(Auto Focus) uitgevoerd is. Dit maakt het mogelijk voor u
die speciale momenten op te nemen zonder dat u hoeft te
wachten voor automatische scherpstellen (Auto Focus).
• Business Shot (pagina 111)
De Business Shot instelling corrigeert automatisch
rechthoekige vormen zoals de beelden van naamkaartjes,
documenten, een witbord of soortgelijke voorwerpen
wanneer deze vanuit een hoek worden opgenomen.
• Selectie van het autofocusgebied (pagina 82)
Wanneer de instelling “
Multi” (multi-patroon) wordt
ingesteld voor het autofocus kader, neemt de camera
negen metingen op verschillende punten en selecteert
automatisch de beste.
11
INLEIDING
• Real-time RGB histogram (pagina 134)
Een in-beeld histogram laat u de belichting bijstellen
terwijl u bekijkt hoe dit de algehele beeldhelderheid
beïnvloedt, hetgeen het maken van shots bij moeilijke
belichtingsomstandigheden nu makkelijker maakt dan ooit
te voren.
• Herstellen van een oude foto (pagina 113)
U kunt de procedure in dit hoofdstuk gebruiken om een
oude, verbleekte foto te herstellen met de kleuren die
worden verstrekt door de moderne digitale
cameratechnologie.
• ID fotofunctie (pagina 116)
Na opname van een portret kunt u een pagina afdrukken
met een aantal verschillende versies met standaard
afmetingen voor foto voor identiteitsbewijzen (ID).
• EX menu (pagina 149)
Het EX menu geeft toegang tot vier vaak gebruikte
instellingen.
• Keystone correctie (pagina 156)
Met een eenvoudige bedieningshandeling kunt u
keystone correctie aanbrengen, hetgeen nodig is
wanneer u het beeld van een (school) bord of een poster
vanuit een hoek opneemt.
• Filmopname met geluid (pagina 118)
VGA grootte, met 30 beelden/seconde in MPEG-4 formaat
• Een keuze van filmopnamefunctie (pagina 118)
Naast een filmfunctie (Movie) voor normale filmopname
kunt u ook de MOVIE BEST SHOT functie gebruiken om
één van de ingebouwde voorbeeldfilmscenes te
selecteren voor het instellen van de scene die u
selecteerde. MOVIE BEST SHOT scenes omvatten
“Short Movie” (korte film - voor het opnemen van korte
filmpjes) en “Past Movie” (voorafgaande film - waarvan de
opname reeds vijf seconden begonnen is voordat u op de
sluitertoets heeft gedrukt).
• Kleurcorrectie (pagina 157)
Neem gewoonweg het beeld van een oude foto op om de
kleuren ervan te herstellen.
• Ingebouwde beeldbewerkingsfuncties
U kunt de witbalans (pagina 159) en helderheid (pagina
161) van beelden na opname met eenvoudige
bewerkingen veranderen.
• Audio Snapshot functie (pagina 131)
Gebruik deze functie om snapshots op te nemen die
audio bevatten.
• Bewegende afdrukfunctie (MOTION PRINT)
(pagina 168)
Neem beelden van een film op en creëer stilbeelden die
geschikt zijn om te worden afgedrukt.
• Spraakopname (pagina 133)
Snel en gemakkelijk opnemen van spraakdata.
12
INLEIDING
• Kalenderscherm (pagina 171)
Een simpele bedieningshandeling geeft een kalender met
een volledige maand weer op het beeldscherm van de
camera. Elk dag van de volledige maandkalender toont
een thumbnail van het eerste bestand dat op die datum
was opgenomen hetgeen het zoeken naar een bepaald
bestand gemakkelijker en sneller.
• PRINT Image Matching III Compatibel (pagina 219)
Beelden omvatten PRINT Image Matching III data (functie
instelling en andere camera instelinformatie). Een printer
die PRINT Image Matching III ondersteunt, leest deze
data en stemt het afgedrukte beeld daarop af zodat de
beelden er uit komen zoals u bedoeld had toen u ze
opnam.
• Wereldtijd (pagina 196)
Door een eenvoudige bediening wordt de huidige tijd
ingesteld voor de huidige plaats. U kunt uit 162 steden in
32 tijdzones kiezen.
• DCF data opslag (pagina 234)
Het DCF (Design rule for Camera File system) data
opslagprotocol voorziet in beeld compatibiliteit tussen
camera en printers.
• Ondersteuning voor SD geheugenkaarten en MMC
(MultiMediaCard = multimedia kaart) voor
geheugenuitbreiding (pagina 203)
• Bijgesloten met Photo Loader en Photohands
(pagina’s 242, 245, 255)
Uw camera wordt geleverd met Photo Loader, de
populaire applicatie die automatisch beelden laadt van uw
camera naar uw PC. Ook is Photohands bijgesloten, een
applicatie die het retoucheren van beelden versnelt en
vergemakkelijkt.
• Digital Print Order Format (DPOF) (pagina 211)
Beelden kunnen gemakkelijk afgedrukt worden in de
gewenste volgorde door gebruik te maken van een
DPOF-compatibele printer. DPOF kan ook gebruikt
worden voor het specificeren van beelden en
hoeveelheden door professionele
afdrukdienstverleningen.
• PictBridge en USB DIRECT-PRINT ondersteuning
(pagina 214)
Sluit direct aan op een printer die compatibel is met
PictBridge of USB DIRECT-PRINT en u kunt beelden
afdrukken zonder dit via de computer te doen.
13
INLEIDING
• Gebruik de flitser nooit als het te dicht bij de ogen van het
onderwerp is. Intens licht kan schade toebrengen aan het
gezichtsvermogen als de flitser op te korte afstand wordt
gebruikt, in het bijzonder geldt dit voor kinderen. Bij
gebruik van de flitser dient de camera minstens één
meter van de ogen van het onderwerp gehouden te
worden.
• Houd de camera uit de buurt van water en andere
vloeistoffen en laat hem nooit nat worden. Vocht brengt
het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee.
Gebruik de camera nooit buiten in de regen of sneeuw, bij
de kust of op het strand, in de badkamer, enz.
• Mocht een vreemd voorwerp of water de camera
binnendringen, schakel deze dan onmiddellijk uit.
Verwijder daarna de accu uit de camera en/of het
netsnoer van de netadapter uit het stopcontact en neem
contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende
CASIO onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de
camera onder deze omstandigheden wordt voortgezet,
brengt dit het gevaar op elektrische schok en brand met
zich mee.
Voorzorgsmaatregelen
■ Algemene voorzorgsmaatregelen
Let erop altijd de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen
na te leven wanneer u de EX-Z850 gebruikt.
Alle verwijzingen in deze gebruiksaanwijzing naar “camera”
verwijzen naar de CASIO EX-Z850 digitale camera.
• Probeer nooit beelden op te nemen of het ingebouwde
display te gebruiken terwijl u een motorvoertuig aan het
besturen bent of terwijl u aan het lopen bent. Dit creëert
namelijk het gevaar op een ernstig ongeluk.
• Probeer nooit de behuizing van de camera te openen of
zelf reparaties uit te voeren. Als de interne
hoogspanningscomponenten ontbloot worden, creëert dit
gevaar op elektrische schok. Laat onderhoud en
reparatiewerkzaamheden altijd over aan door een CASIO
erkende onderhoudswerkplaats.
• Houd de kleine onderdelen en accesoires van deze
camera buiten het bereik van kleine kinderen. Mocht een
klein onderdeel per ongeluk ingeslikt worden, neem dan
onmiddellijk contact op met uw arts.
• Richt de flitser nooit op een persoon die een
motorvoertuig aan het besturen is. Dit kan hinderlijk zijn
en het gevaar op een ongeluk met zich meebrengen.
14
INLEIDING
• Mocht u ooit rook of een vreemde geur bespeuren bij de
camera, schakel de camera dan onmiddellijk uit. Er
daarbij op lettend dat u uw vingers niet brandt, verwijder
daarna de accu uit de camera en/of het netsnoer van de
netadapter uit het stopcontact en neem contact op met
uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende CASIO
onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de camera
onder deze omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit
het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee.
Overtuig u er eerst van dat er geen rook meer uit de
camera komt en neem de camera dan ter reparatie mee
naar de dichtstbijzijnde CASIO erkende
onderhoudswerkplaats. Probeer onderhoud en reparaties
nooit zelf uit te voeren.
• Gebruik de netadapter nooit om andere apparatuur dan
deze camera van spanning te voorzien. Gebruik ook nooit
een andere netadapter dan de meegeleverde om deze
camera van spanning te voorzien.
• Bedek de netadapter nooit met een plaid, een deken of
een andere afdekking terwijl hij gebruikt wordt en gebruik
de adapter ook niet bij een kachel.
• Trek de stekker van het netadaptersnoer minstens eens
per jaar uit het stopcontact en reinig het gedeelte bij de
stekers van de stekker. Stof kan zich ophopen rond de
stekers en gevaar op brand met zich meebrengen.
• Mocht de behuizing van de camera ooit breken doordat
de camera gevallen is of op andere manier blootgesteld is
aan een ruwe behandeling, schakel dan onmiddellijk de
spanning uit. Verwijder daarna de accu van de camera
en/of haal de stekker van het netadaptersnoer uit het
stopcontact en neem contact op met de dichtstbijzijnde
CASIO erkende onderhoudswerkplaats.
• Gebruik de camera nooit in een vliegtuig of een andere
plaats waar het gebruik ervan verboden is. Dit kan
namelijk het gevaar op een ongeluk met zich
meebrengen.
• Materiële schade en defecten van deze camera kunnen
er toe leiden dat de in het geheugen opgeslagen data
gewist wordt. Maak altijd reservekopieën van data door
ze over te sturen naar het geheugen van een PC.
• Open nooit het accudeksel, verbreek nooit de aansluiting
van de netadapter met de camera en trek deze nooit uit
het stopcontact terwijl een beeld wordt opgenomen. Niet
alleen maakt dit het onmogelijk de huidige beelden op te
nemen, het kan ook de andere beelddata beschadigen
die reeds opgeslagen waren in het bestandgeheugen van
de camera.
15
INLEIDING
■ Test voor het gebruik dat de camera goed
werkt!
■ Voorzorgsmaatregelen bij data foutlezingen
• Uw digitale camera is vervaardigd met digitale precisieonderdelen. Bij elk van de volgende omstandigheden
bestaat het gevaar op de beschadiging van data in het
bestandgeheugen.
Voordat u de camera gebruikt voor het maken van
belangrijke opnemen dient u eerst een aantal testbeelden
op te nemen om u zich er eerst van te overtuigen dat de
resultaten naar wens zijn en de camera juist
geconfigureerd is en u hem op de juiste wijze bediend.
— Het verwijderen van de accu of de geheugenkaart of
het plaatsen van de camera op de USB slede terwijl
de camera zojuist bezig is met het opnemen van een
beeld of toegang heeft tot het geheugen
— Het verwijderen van de accu, het verwijderen van de
geheugenkaart of het plaatsen van de camera in de
USB slede terwijl de groene bedrijfsindicator nog aan
het knipperen is nadat u de camera uitgeschakeld
heeft
— Het verbreken van de aansluiting van de USB kabel of
het verwijderen van de camera uit de USB slede of het
loskoppelen van de netadapter van de USB slede
terwijl het versturen van data plaatsvindt
— Lage batterijspanning
— Andere abnormale omstandigheden
Elk van de bovengenoemde omstandigheden kan er toe
leiden dat een foutlezing op het scherm verschijnt (pagina
271). Volg de aanwijzingen in de melding om de oorzaak
van de foutlezing te elimineren.
16
INLEIDING
■ Voorwaarden voor juiste werking
■ Condens
• Deze camera is ontworpen voor gebruik bij temperaturen
tussen 0°C en 40°C.
• Gebruik de camera niet en berg hem niet op de volgende
plaatsen op.
• Wanneer u de camera binnen brengt op een koude dag of
op een andere manier blootstelt aan plotselinge
veranderingen in temperatuur, bestaat de mogelijkheid
dat condens zich kan gaan vormen op de buitenkant of op
de inwendige componenten. Condens kan defectieve
werking veroorzaken zodat u moet vermijden dat de
camera blootstaat aan omstandigheden die condens
kunnen veroorzaken.
• Om te voorkomen dat condens überhaupt gevormd wordt,
dient u de camera in een plastic tas te plaatsen voordat u
hem naar een plaats brengt die veel warmer of kouder is
dan de huidige plaats. Laat de camera in de plastic tas
totdat de lucht in de tas de kans heeft gekregen om
dezelfde temperatuur als die van de nieuwe plaats heeft
bereikt. Mocht condens zich toch gevormd hebben,
verwijder dan de accu van de camera en laat het
accudeksel voor enkele uren open.
— Op plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht.
— Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of
veel stof.
— In de omgeving van airconditionings, kachels of
andere plaatsen die blootstaan aan extreme
temperaturen.
— Binnenin een gesloten voertuig, in het bijzonder
wanneer deze in de zon geparkeerd staat.
— Op plaatsen die blootstaan aan sterke trillingen.
17
INLEIDING
■ Stroomvoorziening
■ Onderhoud van uw camera
• Gebruik enkel de speciale oplaadbare lithium-ion accu
NP-40 om deze camera van stroom te voorzien. Het
gebruik van een ander type accu wordt niet ondersteund.
• Deze camera heeft geen gescheiden batterij voor de klok.
De instellingen voor de datum en de tijd worden
teruggesteld telkens wanneer via de accu en/of de USB
slede voor ongeveer 24 uur geen spanning wordt
toegevoerd aan de camera. Zorg er voor deze
instellingen opnieuw te configureren als de stroom wordt
onderbroken (pagina 194).
• Vingerafdrukken, stof en anderszins bevuilen van de lens
kan op de juiste manier opnemen belemmeren. Raak de
lens nooit met de vingers aan. U kunt stofdeeltjes van de
lens verwijderen met een lensblazer. Veeg vervolgens het
oppervlak van de lens af met een zachte lensdoek.
• Vingerafdrukken, vuil en andere ongewenste spullen op
de flitser kunnen storing veroorzaken bij een juiste
werking van de camera. Vermijd het aanraken van de
flitser. Mocht de flitser toch vuil worden, veeg hem dan af
met een zachte, droge doek.
• Als de buitenkant van de camera gereinigd dient te
worden, veeg deze dan af met een zachte, droge doek.
■ Lens
• Oefen nooit te veel kracht uit bij het reinigen van het
oppervlak van de lens. Word dit toch gedaan, dan kan de
lens bekrast raken en defecten worden veroorzaakt.
• U kunt mogelijk af en toe vervorming waarnemen in
bepaalde soorten beelden waarbij er een kleine buiging
optreedt bij lijnen die recht zouden moeten zijn. Dit komt
door de karakteristieken van de lens/het objectief en duidt
niet op een defect van de camera.
■ Overige
• Tijdens het gebruik kan de camera ietwat warm worden.
Dit duidt niet op een defect.
18
SNELSTARTGIDS
SNELSTARTGIDS
Laad de accu eerst op!
1. Leg de accu in de camera
2. Plaats de camera in de USB slede om de accu op te
(pagina 35).
laden (pagina 37).
• Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar
de camera wordt aangeschaft.
• Het kost ongeveer 180 minuten voor de accu om volledig op te
laden.
1
1 Inlaat type
2
2
Stopnok
○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
1 Insteek type
3
19
Oplaadindicator [CHARGE]
Opladen: licht rood op
Opladen voltooid: licht groen op
SNELSTARTGIDS
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen
• Let erop det volgende instellingen te configureren
voordat u de camera gebruikt voor het opnemen van
beelden.
Zie pagina 51 voor details.
• Maakt u een fout tijdens het instellen van de taal of
de klok met de volgende procedure, dan dient u het
menu van de camera te gebruiken om instellingen
van de taal (pagina 198) of de klok (pagina 194)
afzonderlijk te veranderen.
1. Druk op de spanningstoets om de camera in te
schakelen.
2. Gebruik [왖], [왔], [왗] en [왘] om de gewenste taal te
selecteren.
3. Druk op [SET] om de taalinstelling te registreren.
4. Selecteer het gewenste geografische gebied m.b.v.
1
[왖], [왔], [왗] en [왘] en druk vervolgens op [SET].
5. Selecteer de gewenste stad m.b.v. [왖] en [왔] en
druk vervolgens op [SET].
6. Selecteer de gewenste zomertijdinstelling m.b.v.
[왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET].
7. Selecteer de gewenste datumformaatinstelling
2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET].
8. Stel de datum en de tijd in.
[왖]
[왗]
[왘]
[왔]
[SET]
9. Druk op [SET] om de klokinstellingen te registreren
en het instelscherm te verlaten.
20
C
SNELSTARTGIDS
Opnemen van een beeld
Zie pagina 54 voor details.
Vergeet niet voordat u een in de handel verkrijgbare
geheugenkaart in gebruikt neemt, de kaart eerst te
formatteren met de formatteerprocedure van de camera.
Zie pagina 206 voor het formatteren van een
geheugenkaart.
Snapshotfunctie icoon
Groene bedrijfsindictator
1
1. Druk op [
3
4
Scherpstelkader
] (REC).
• Hierdoor wordt de REC (opname) functie ingeschakeld.
2. Zet de functiedraairegelaar op “
” (snapshot
functie).
3. Richt de camera op het onderwerp, gebruik het
beeldscherm of druk op de zoeker om het beeld
te componeren en druk daarna de sluitertoets
half in.
• Nadat de camera klaar is met het automatische
scherpstellen wordt het scherpstelkader groen en gaat
de groene bedrijfsindicator branden.
2
4. Houd de camera stil en druk de sluitertoets
voorzichtig geheel in.
21
SNELSTARTGIDS
Bekijken van een opgenomen beeld
Wissen van een beeld
Zie pagina 150 voor details.
1. Druk op [
1
1
2
2, 3, 4, 5
] (PLAY).
• Hierdoor wordt de PLAY (weergave) functie
ingeschakeld.
2. Blader m.b.v. [왗] en [왘] door de
beelden.
Zie pagina 183 voor details.
1. Druk op [
] (PLAY).
2. Druk op [왔] (
).
3. Laat het beeld zien dat u wilt uitwissen m.b.v. [왗] en
[왘].
4. Selecteer “Delete” (wissen) m.b.v. [왖] en [왔].
• Selecteer “Cancel” (annuleren) om de beeldwisfunctie te
verlaten zonder iets uit te wissen.
5. Druk op [SET] om het beeld te wissen.
22
VOORBEREIDINGEN
VOORBEREIDINGEN
Dit hoofdstuk bevat informatie die u dient te weten
aangaande het gebruik van de camera en wat u dient te
doen voordat u daaraan gaat beginnen.
Deze term wordt in deze
gebruiksaanwijzing gebruikt:
De op dat moment
geselecteerde
opnamefunctie (Snapshot,
BEST SHOT, filmopname,
MOVIE BEST SHOT,
spraakopname)
“digitale ruis”
Kleine spikkels of “sneeuw”
in het opgenomen beeld of
op het beeldscherm
waardoor het beeld er
korrelig uitziet.
Betreffende deze gebruiksaanwijzing
Dit hoofdstuk bevat informatie over de afspraken die in
deze gebruiksaanwijzing worden gebruikt.
Betekenis:
“een opnamefunctie (REC)”
■ Terminologie
De volgende tabel definiëert de terminologie die in deze
gebruiksaanwijzing wordt gebruikt.
■ Toetsbediening
Deze term wordt in deze
gebruiksaanwijzing gebruikt:
De bediening van toetsen wordt aangegeven door de
toetsnaam binnen haakjes ([ ]).
Betekenis:
“camera”
De CASIO EX-Z850 digitale
camera
“bestandgeheugen”
De plaats waar de camera
op het ogenblik beelden
opslaat die u opneemt
(pagina 56)
“accu”
De NP-40 oplaadbare
lithium-ion accu
“oplader”
De los verkrijgbare CASIO
BC-30L oplader
■ In-beeld tekst
De in-beeld tekst wordt altijd door dubbele
aanhalingstekens (“ ”) omsloten.
23
VOORBEREIDINGEN
■ Aanvullende informatie
Algemene gids
•
BELANGRIJK!
geeft belangrijke informatie aan
die u dient te weten om de camera op de juiste manier te
gebruiken.
•
LET OP
geeft informatie aan die handig is bij het
bedienen van de camera.
De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk
component, elke toets en elke schakelaar op de camera.
Camera
■ Voorkant
■ Bestandgeheugen
De term ‘bestandgeheugen’ in deze gebruiksaanwijzing is
een algemene term die slaat op de huidige plaats waar uw
camera de beelden die u opneemt aan het opslaan is. Dit
kan één van de volgende drie lokaties betreffen.
2 3 4 56
• Het ingebouwde flash-geheugen van de camera
• Een SD geheugenkaart die in de camera geladen is
• Een MultiMediaCard die in de camera geladen is
1
Zie pagina 235 voor meer informatie aangaande hoe de
camera beelden opslaat.
8
7
1 Zoomregelaar
2 Sluitertoets
3 Spanningstoets
4 Flitser
24
5 AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/
zelfontspanner indicator
6 Zoeker
7 Lens
8 Microfoon
VOORBEREIDINGEN
■ Achterkant
90
AB
■ Zijkant
J Luidspreker
K[
] (doorlopende
C
J
K
L
D
[왖]
I
E
HG
F
9 Zoeker
0 Bedrijfsindicator
A [ ] (PLAY – weergave)
toets
] (REC – opname)
toets
C Functiedraairegelaar
D Polsriemring
E Insteltoets [SET]
[왗]
[왘]
[왔]
[SET]
F [왖][왔][왗][왘] toetsen
G Displaytoets [DISP]
H [MENU] toets
I Beeldscherm
B[
25
sluiter) toets
L [EX] toets
VOORBEREIDINGEN
■ Onderkant
M Stopnok
N Geheugenkaartsleuf
O Accuvak
P Accudeksel
Q Aansluiting
R Statiefschroefgat
* Gebruik dit gat bij montage van een statief.
M
R Q
P
ON
26
VOORBEREIDINGEN
■ Voorkant
USB slede
Door de CASIO digitale camera eenvoudigweg op de USB
slede te plaatsen wordt u in staat gesteld de volgende
taken te verrichten.
1
• Opladen van de accu (pagina 37)
• Bekijken van de beelden m.b.v. de Photo Stand diashow
functie (pagina 174).
• Aansluitbaarheid op een televisie om beelden via het
beeldscherm van een televisietoestel te bekijken (pagina
180).
• Direct aansluiten op een printer om afdrukken te maken
(pagina 215)
• Automatisch oversturen van beelden naar een computer
(pagina 220)
2
3
1 Camera aansluiting
2 [USB] indicator
3 [USB] toets
4 Oplaadindicator
[CHARGE]
5 Fototoets [PHOTO]
5 4
■ Achterkant
BELANGRIJK!
6 [DC IN 5.3V]
• Gebruik enkel de met de camera meegeleverde USB
slede (CA-31). Een slede van een ander type wordt
niet ondersteund.
6
gelijkspanningsingang
(netadapteraansluiting)
7 [ ] (USB poort)
8 AV uitgangsaansluiting
[AV OUT]
7
8
27
VOORBEREIDINGEN
Inhoud van het beeldscherm
Het beeldscherm houdt u via verschillende indicatoren en iconen op de hoogte van de status van uw camera.
• Merk op dat de voorbeeldschermen in dit hoofdstuk enkel dienen ter illustratie. Ze komen niet precies overeen met de inhoud
van het scherm dat geproduceerd wordt door de camera.
Opnamefuncties (REC)
■ Indicators op het scherm
1 2 3 4567
1 Flitserfunctie indicator
(pagina 67)
89
Geen
Automatisch flitsen
Flitser uit
0
A
F
E
D
B
C
Flitser aan
Krachtflitser
Milde flits
Vermindering van het
rode ogen effect
• Als de camera signaleert dat
de flitser gebruikt moet worden
terwijl automatisch flitsen
geselecteerd is, verschijnt de
flitser aan indicator wanneer
de sluitertoets halverwege
wordt ingedrukt.
2 Scherpstelfunctie
indicator (pagina 79)
Autofocus
•
verschijnt enkel tijdens
het opnemen van films.
•
verschijnt enkel kort en
verdwijnt dan uit het display
als u autofocus (automatisch
scherpstellen) selecteert met
de toetsaanpassingsfunctie
(pagina 137).
Panfocus
Oneindig
Handmatig sherpstellen
28
sluiterfunctie
(pagina 97)
Enkele snapshot
Doorlopende sluiter bij
normale snelheid
Doorlopende sluiter bij
hoge snelheid
3 Witbalansindicator
(pagina 89)
AWB
Doorlopende sluiter
met flits
Automatisch
Daglicht
Z
Bewolkt
Daglichtwit
Daglicht
Gloeilamp
• AWB verschijnt enkel kort en
verdwijnt dan uit het display als
u Auto (automatisch) selecteert
met de toetsaanpassingsfunctie
(pagina 137).
Doorlopende sluiter
met zoom
Meervoudige
doorlopende sluiter
Schaduw
Handmatig
Macro
4 Doorlopende
5 Zelfontspanner
(pagina 73)
Geen
10s
2s
x3
1-beeld
Zelfontspanner 10 sec.
Zelfontspanner 2 sec.
Drievoudige
zelfontspanner
VOORBEREIDINGEN
6 Opnamefuncties (REC)
(pagina 54)
Snapshot
BEST SHOT
Lensopeningsprioriteit AE
Sluitersnelheidsprioriteit
AE
Handmatige belichting
Film
MOVIE BEST SHOT
functie
Korte filmfunctie
Voorafgaande filmfunctie
Audio snapshot
9•
7 Meetfunctie indicator
(pagina 143)
Geen
8•
Snapshots: Beeldkwaliteit
(pagina 77)
F : Fijn
N : Normaal
E : Economisch
• Films: Beeldkwaliteit
(pagina 119)
HQ
: Hoge kwaliteit
NORMAL : Normaal
LP
: Langzame snelheid
A Opnamelampindicator
(REC) (pagina 130)
Auto (automatisch)
On (aan)
Geen
Off (uit)
B Datum en tijd
(pagina 194)
C Accucapaciteit
(pagina 40)
Multi-patroon meten
D Histogram (pagina 134)
Centrum-georiënteerd
meten
Puntmeten
E Anti-trilindicator
Snapshots: Beeldformaat
(pagina 76)
• Films: Opnametijd (pagina 121)
• Als de instelling van één van de volgende functies
veranderd wordt, verschijnt een icoongids
hulpboodschap (pagina 139) op het beeldscherm.
U kunt icoonhulp uitschakelen als u dat wilt.
— Scherpstelfunctie, witbalans, zelfontspanner,
Metering (meten), opnamefuncties
— Image size (beeldformaat), white balance
(witbalans), AF area (autofocusgebied) van het
EX menuscherm (pagina 149)
0•
Spraakopname
• De
en
iconen
verschijnen wanneer u “Short
Movie” (korte film) of “Past
Movie” (voorafgaande film)
selecteert als MOVIE BEST
SHOT scene (pagina 123).
LET OP
Snapshots: Geheugencapaciteit
(pagina’s 58, 273)
• Films: Resterende opnametijd
(pagina 120)
(pagina 108)
F Scherpstelkader
(pagina 57)
• Scherpstellen voltooid: groen
• Scherpstelstoring: rood
29
VOORBEREIDINGEN
■ Belichtingspaneel
G
Het belichtingspaneel is een gebied in de rechter
benedenhoek van het beeldscherm tijdens de
opnamefuncties (REC) dat verschillende instelbare
parameters aangeeft. U kunt het belichtingspaneel ook
gebruiken om belichtingsinstellingen bij te stellen.
H
I
J
K
Belichtingspaneel
G Digitale zoomindicator (pagina 65)
• De volgende uitleg betreft de items die verschijnen op het
belichtingspaneel. Merk op dat de huidige opnamefunctie
(REC) bepaalt welke items verschijnen.
H ISO gevoeligheid (pagina 142)
I Lensopeningwaarde (pagina’s 31, 58, 93, 96)
J Sluitersnelheidwaarde (pagina’s 31, 58, 95, 96)
K Zoomindicator (pagina 65)
• De linkerkant geeft optische zoom aan.
• De rechterkant geeft digitale zoom aan.
LET OP
• Bij een sluitersnelheid, lensopening of ISO
gevoeligheid die buiten het bereik ligt, wordt de
corresponderende waarde in het beeldscherm
oranje.
30
VOORBEREIDINGEN
1 Lensopeningwaarde (pagina’s 93, 96)
3 EV verschuiving
Stel de lensopening bij m.b.v. dit item.
• De lensopeningwaarde wordt
aangegeven in het
Lensopeningwaarde
belichtingspaneel wanneer de
functiedraairegelaar ingesteld staat
op “A” (lensopening prioriteit AE)
of op “M” (handmatige belichting).
(belichtingscompensatiewaarde)
(pagina 88)
Gebruik dit item om de waarde van de
belichtingscompensatie (EV
EV verschuiving
verschuiving) in te stellen.
• De EV verschuivingswaarde verschijnt
in het belichtingspaneel wanneer de
functiedraairegelaar ingesteld wordt op
“A” (lensopening prioriteit AE) of “S”
(sluitersnelheid prioriteit AE). De EV
verschuivingswaarde verschijnt ook
wanneer de functiedraairegelaar
ingesteld wordt op een andere instelling
dan “M” (handmatige belichting),
wanneer “EV Shift” (EV verschuiving)
toegewezen is als de “L/R Key” (L/R
toets) functie (pagina 137).
2 Sluitersnelheid (pagina’s 95, 96)
Stel de sluitersnelheid bij m.b.v. dit item.
• De sluitersnelheidwaarde wordt
aangegeven in het belichtingspaneel
Sluitersnelheid
wanneer de functiedraairegelaar
ingesteld staat op “S” (sluitersnelheid
prioriteit AE) of op “M” (handmatige
belichting).
4 Handmatige scherpstellingsinstelling
(MF) (pagina 85)
Stel handmatig scherp m.b.v. dit item.
• Het handmatige scherpstel
instelitem wordt aangegeven in het
Handmatige
belichtingspaneel wanneer
scherpstellingsinstelling
handmatige scherpstelling is
(MF)
geselecteerd (aangegeven door
“
” m.b.v.) [왖] (
).
31
VOORBEREIDINGEN
5 • Snapshots: Beeldformaat
Weergavefunctie (PLAY)
12
(pagina 76)
• Films: Beeldkwaliteit
(pagina 119)
HQ
: Hoge kwaliteit
NORMAL : Normaal
LP
: Langzame snelheid
3
4
5
6
7
8
9
F
E
6 ISO gevoeligheid
(pagina 142)
7 Lensopeningwaarde
(pagina’s 58, 93, 96)
8 Sluitersnelheidwaarde
(pagina’s 58, 95, 96)
D
CB A 0
1 Weergavefunctie (PLAY)
bestand type
Snapshot
Film
MOVIE BEST SHOT
functie
Audio snapshot
Spraakopname
2 Beeldbeveiligingindicator
(pagina 186)
(pagina 194)
3 Mapnaam/bestandnaam
0 Meetfunctie indicator
(pagina 185)
(pagina 143)
Voorbeeld: Wanneer een bestand
dat CIMG0023.JPG heet
opgeslagen is in een map die
100CASIO heet
Multi-patroon meten
Centrum-georiënteerd
meten
100-0023
Korte filmfunctie
Voorafgaande filmfunctie
9 Datum en tijd
Mapnaam
Puntmeten
Bestandnaam
A Witbalansindicator
4•
Snapshots: Beeldkwaliteit
(pagina 77)
F : Fijn
N : Normaal
E : Economisch
• Films: Opnametijd (pagina 121)
(pagina’s 89, 159)
AWB
Automatisch
Daglicht
Bewolkt
Schaduw
32
Daglichtwit
Daglicht
Gloeilamp
Handmatig
B Flitserfunctie indicator
(pagina 67)
Flitser aan
Flitser uit
Krachtflitser
Milde flits
Vermindering van het
rode ogen effect
C Opnamefunctie (REC)
(pagina 54)
Snapshot
BEST SHOT
D Accucapaciteit (pagina 40)
E Histogram (pagina 134)
F EV waarde (pagina 88)
VOORBEREIDINGEN
BELANGRIJK!
Veranderen van de inhoud van het
beeldscherm
• Sommige informatie wordt mogelijk niet juist getoond
als het een beeld betreft dat opgenomen was met
een ander model camera.
Telkens bij indrukken van [DISP] verandert de inhoud van
het beeldscherm zoals hieronder aangegeven.
■ Opnamefuncties (REC)
33
Indicators aan
Histogram aan
Beeldscherm uit
Indicators uit
VOORBEREIDINGEN
■ Weergavefunctie (PLAY)
Indicators aan
BELANGRIJK!
• Door indrukken van [DISP] zal de inhoud van het
beeldscherm niet veranderen tijdens standby of
opname van een audio snapshot.
• De beeldschermen kunnen niet uitgeschakeld
worden terwijl de opnamefunctie van de camera een
BEST SHOT scene gebruikt of als de filmopname
gepauzeerd is.
• Door indrukken van [DISP] tijdens de
spraakopnamefunctie (REC) wordt het beeldscherm
(“indicators aan”) in- en uitgeschakeld. Door
indrukken van [DISP] tijdens tonen van een
spraakopnamebestand van de weergavefunctie
(PLAY) wordt heen en weer geschakeld tussen
“indicators aan” en “indicators uit”.
• Bij afspelen van de inhoud van een
spraakopnamebestand terwijl “indicators uit”
geselecteerd is (alleen spraakopnamebestandicoon
op het beeldscherm) zal het beeldscherm ongeveer
twee seconden nadat u op [SET] drukt om de
weergave te starten donker worden. De
spraakopnamebestandicoon (indicators uit) zal
opnieuw te voorschijn komen nadat de weergave
voltooid is.
Histogram/details aan
Indicators uit
34
VOORBEREIDINGEN
Vastmaken van de polsriem
Spanningsvereisten
Maak de polsriem vast aan de polsriemring zoals
aangegeven in de afbeelding.
Uw camera wordt door een oplaadbare lithium-ion accu
(NP-40) van stroom voorzien.
Inleggen van de oplaadbare accu
1. Schuif het accudeksel in de door de pijl
aangegeven richting en open het dan.
Polsriemring
BELANGRIJK!
• Zorg ervoor de polsriem om uw pols te houden
wanneer u de camera aan het gebruiken bent om te
voorkomen dat hij onverhoeds valt.
• De meegeleverde polsriem is enkel bedoeld voor
gebruik met deze camera. Gebruik de polsriem niet
voor andere toepassingen.
• Gebruik de polsriem nooit om de camera mee rond
te zwaaien.
35
VOORBEREIDINGEN
2. Richt de accu met het 왖 merkteken in de
3. Sluit het accudeksel en schuif het vervolgens
richting van het accucompartiment en duw de
stopnok uit de weg met de zijkant van de accu
terwijl u die in de camera aan het laden bent.
in de door de pijl aangegeven richting.
Stopnok
NP-40
BELANGRIJK!
• Gebruik alleen de speciale oplaadbare lithium-ion
accu NP-40 om deze camera van stroom te
voorzien. Het gebruik van een ander type accu wordt
niet ondersteund.
• Druk tegen de onderkant van de accu en let er op
dat de stopnok stevig op zijn plaats vergrendelt.
De accu is niet volledig opgeladen wanneer u de
camera na aanschaf voor de eerste maal in gebruik
neemt. U dient de accu dus op te nemen voordat u de
camera voor de eerste maal in gebruik neemt.
36
VOORBEREIDINGEN
LET OP
Opladen van de accu
• De meegeleverde netadapter is ontworpen voor
werking op elke voeding tussen 100V en 240V
wisselspanning. Merk echter op dat de vorm van de
stekker afhangt van het land waar de camera
aangeschaft wordt. Bent u van plan de netadapter te
gebruiken in een land waar de vorm van de
netstekker afwijkt van die in uw land, vervang dan
het netsnoer door een ander netsnoer dat
meegeleverd werd met de camera of schaf een los in
de handel verkrijgbaar netsnoer aan dat past bij de
stopcontacten in het desbetreffende land.
• Gebruik de netadapter nooit met een transformator.
1. Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang)
aansluiting van de USB slede en steek de
stekker in het stopcontact.
• Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van
het land waar de camera wordt aangeschaft.
USB slede
5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V]
○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
Netadapter
USB slede
Netadapter
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
Netsnoer
37
VOORBEREIDINGEN
LET OP
• De oplaadindicator [CHARGE] op de USB slede zou
rood moeten worden om aan te geven dat het
opladen gestart is. De oplaadindicator [CHARGE]
wordt groen wanneer het opladen voltooid is.
• Het kost ongeveer 180 minuten voor de accu om
volledig op te laden. De werkelijke oplaadtijd hangt
af van de huidige accucapaciteit en de
oplaadomstandigheden.
• De netadapter is ontworpen voor werking op spanning
van 100 V tot 240 V wisselstroom. Merk echter op dat
de vorm van de netadapter afhangt van het land waar
de camera wordt aangeschaft. Het is uw eigen
verantwoordelijkheid of de stekker van de netadapter
past bij het stopcontact als u in het buitenland bent.
• Gebruik de netadapter nooit met een transformator.
4. Neem na het opladen de camera uit de USB
2. Schakel de camera uit.
slede.
3. Plaats de camera op
de USB slede met het
beeldscherm naar
voren gericht zoals
aangegeven in de
afbeelding.
• Plaats de camera niet
op de USB slede
wanneer hij nog
ingeschakeld is.
Oplaadindicator
[CHARGE]
38
VOORBEREIDINGEN
• Mocht de [CHARGE] oplaadindicator rood gaan
knipperen dan betekent dit dat er een probleem bij
het opladen optreedt. Een probleem kan op één van
de volgende condities wijzen: een probleem met de
slede, een probleem met de camera of een probleem
met de accu of hoe die ingelegd is. Neem de camera
van de USB slede af en monteer hem opnieuw om te
kijken of hij nu wel goed werkt.
• De enige bewerkingen die uitgevoerd kunnen
worden terwijl de camera op de USB slede geplaatst
is, zijn: Opladen van de accu, fotostandaard,
beeldafgifte naar een televisietoestel en USB
datacommunicatie.
BELANGRIJK!
• Gebruik enkel de USB slede (CA-31) die met de
camera wordt meegeleverd of de los verkrijgbare
oplader (BC-30L) om de speciale oplaadbare lithiumion accu NP-40 op te laden. Gebruik nooit andere
oplaadtoestellen.
• Gebruik enkel de meegeleverde netadapter. Gebruik
nooit een ander type netadapter. Gebruik de los
verkrijgbare AD-C30, AD-C40, AD-C620 en AD-C630
netadapters in geen geval met deze camera.
• Let er op dat de camera aansluiting van de USB
slede stevig en zover mogelijk in de camera
aansluiting zit.
• De oplaadindicator [CHARGE] kan oranje branden
en het opladen begint soms niet onmiddellijk als u de
camera net daarvoor nog gebruikte (waardoor de
accu warm wordt) of als u de accu probeert op te
laden terwijl de omgevingstemperatuur te hoog of
juist te laag is. Wacht in dit geval gewoon een poosje
totdat de accu de normale temperatuur bereikt heeft.
De [CHARGE] indicator wordt rood en het opladen
begint wanneer de accu zich binnen het toegestane
oplaadtemperatuurbereik bevindt.
39
VOORBEREIDINGEN
■ Als de camera niet normaal werkt
■ Lege accu indicator
Dat kan betekenen dat er een probleem is met de manier
waarop de accu ingelegd is. Voer de volgende stappen uit.
Hieronder wordt aangegeven hoe de
accucapaciteitsindicator op het beeldscherm verandert
naarmate meer accustroom wordt gebruikt. De
indicator
geeft aan dat de accu vrijwel leeg is. Merk op dat u
beelden mogelijk niet kan opnemen terwijl de indicator
aangeeft. Laad de accu onmiddellijk op wanneer een van
deze indicators verschijnt.
1. Verwijder de accu uit de camera en controleer
of de contactpunten van de accuaansluitingen vuil zijn. Mocht dit het geval
zijn, veeg deze dan af met een droge doek.
Accuniveau
2. Controleer dat het netsnoer van de netadapter
stevig aangesloten is op het stopcontact en
op de USB slede.
Hoog
Laag
Indicator
• Mochten dezelfde symptomen zich opnieuw
voordoen wanneer u de camera op de USB slede
plaatst nadat u de bovenstaande stappen heeft
ondernomen, neem dan contact op met een CASIO
erkende onderhoudswerkplaats.
BELANGRIJK!
• Zie pagina 277 voor informatie betreffende de
levensduur van de batterijen.
• Doordat er andere stroomvereisten zijn voor de
verschillende functies kan de
accucapaciteitsindicator een lager niveau aangeven
tijdens de weergavefunctie (PLAY) dan tijdens een
opnamefunctie (REC). Dit is normaal en duidt niet op
een defect.
40
VOORBEREIDINGEN
■ Tips om de lading van de accu langer te
laten meegaan
Vervangen van de accu
• Mocht u de flitser niet hoeven gebruiken tijdens het
opnemen, selecteer dan
(flitser uit) als de
flitserfunctie. Zie pagina 67 voor meer informatie.
• Schakel de automatische spanningsuitschakelfunctie
(Auto Power Off) en de sluimerfunctie (Sleep) (pagina 47)
in om u te beschermen tegen het onnodig verkwisten van
stroom als u vergeet de spanning van de camera uit te
schakelen.
• Gebruik de “0” instelling voor de helderheid van het
beeldscherm om minder stroom te gebruiken (pagina
199).
1. Open het accudeksel.
2. Trek de stopnok in de door de pijl
aangegeven richting.
• Hierdoor zal de accu gedeeltelijk uit de sleuf komen.
Stopnok
3. Laat de stopnok los en trek de accu uit de
camera.
• Let erop dat u de accu niet laat vallen.
4. Leg een nieuwe accu in de camera (pagina 35).
41
VOORBEREIDINGEN
• Het negeren van de volgende voorzorgsmaatregelen
tijdens het gebruik van de accu kan het gevaar op
oververhitting, brand en ontploffing met zich mee
brengen.
— Gebruik nooit een ander type oplader dan de los
verkrijgbare oplader die gespecificeerd is voor de
accu.
— Probeer de accu nooit te gebruiken om een ander
toestel van stroom te voorzien dan deze camera.
— Gebruik de accu nooit nooit of laat hem nooit achter
bij open vuur.
— Plaats de accu nooit in een magnetron, gooi hem
nooit in het vuur en stel hem niet anderszins bloot
aan hoge temperaturen.
— Let erop dat de accu op de juiste wijze (+ en –
polen) ingelegd is wanneer u hem in de camera legt
of aan de los verkrijgbare oplader koppelt.
— Draag of leg de accu nooit bij voorwerpen die
elektriciteit kunnen geleiden (halskettingen, potlood,
enz.).
— Haal de accu nooit uit elkaar, knutsel er niet aan en
stel hem niet bloot aan harde stoten.
— Dompel de accu nooit onder in water.
— Gebruik de accu nooit en laat hem nooit achter in
het directe zonlicht, en een auto die in de zon
geparkeerd staat of op een andere laats waar de
temperatuur hoog is.
Voorzorgsmaatregelen voor de
stroomvoorziening
Merk de volgende voorzorgsmaatregelen op bij het
hanteren of gebruik van de accu en de los verkrijgbare
oplader.
■ Voorzorgsmaatregelen voor de accu
● VEILIGHEIDSVOORZORGSMAATREGELEN
Zorg ervoor de volgende voorzorgsmaatregelen te lezen
voordat u de accu voor de eerste maal in gebruik neemt.
LET OP
• De term “accu” in deze gebruiksaanwijzing slaat op
de CASIO NP-40 oplaadbare lithium-ion accu.
• Gebruik enkel de USB slede (CA-31) die met de
camera wordt meegeleverd of de los verkrijgbare
oplader (BC-30L) om de speciale oplaadbare lithiumion accu NP-40 op te laden. Gebruik nooit andere
oplaadtoestellen.
42
VOORBEREIDINGEN
• Mocht accuvloeistof onverhoeds op uw kleding of op
uw huid komen, was dan onmiddellijk af met schoon
leidingwater. Langdurig lichamelijk contact met
accuvloeistof kan leiden tot huidirritatie.
• Mocht u ooit één van de volgende omstandigheden
opmerken tijdens het gebruik, het laden of het opslaan
van een accu, koppel hem dan onmiddellijk van de
camera of oplader en houd hem uit de buurt van open
vuur:
— Lekken van vloeistof
— Afgeven van een vreemde geur
— Afgeven van hitte
— Verkleuren van de accu
— Vervormen van de accu
— Andere abnormale omstandigheden bij de accu
• Mocht de accu niet volledig opladen binnen de normale
oplaadtijd, stop dan met opladen. Verder opladen kan
het gevaar op oververhitting en brand of explosie in de
hand werken.
• Mocht accuvloeistof onverhoeds in uw ogen komen,
dan kan dit ernstige schade toebrengen aan de ogen.
Spoel onmiddellijk uw ogen uit met schoon leidingwater
en raadpleeg daarna uw arts.
• Voordat u de accu gaat gebruiken of opladen, dient u
eerst pagina 37 van deze gebruiksaanwijzing en de
volledige gebruiksaanwijzing te lezen die met de
oplader meegeleverd is.
• Mocht de accu gebruikt worden door jonge kinderen,
zie er dan op toe dat een verantwoordelijke volwassene
de kinderen attent maakt op de voorzorgsmaatregelen
en op de juiste behandelingsaanwijzingen zoals
beschreven in de gebruiksaanwijzing en let erop dat ze
de accu inderdaad op de juiste manier behandelen.
● VOORZORGSMAATREGELEN TIJDENS HET
GEBRUIK
• Deze accu is ontworpen voor exclusief gebruik met
deze CASIO digitale camera.
• Gebruik enkel de USB slede die met de camera
meegeleverd wordt of de speciale oplader om de accu
op te laden. Gebruik nooit een ander type oplader voor
het opladen.
• Wordt de accu gebruikt op een koude plaats, dan
verkort dit de gebruikstijd die u kunt verwachten van
een volledig opgeladen accu. Laad de accu op een
plaats op waar de temperatuur tussen 10°C en 35°C is.
Opladen buiten dit temperatuurbereik kan er de
oorzaak van zijn dat het opladen langer dan
gebruikelijk duurt en kan het zelfs onmogelijk zijn om
de accu (volledig) op te laden.
• Mocht de accu na volledig opladen maar korte tijd
werken en daarna weer uitgeput zijn, dan heeft de accu
het einde van zijn levensduur bereikt. Vervang hem
door een nieuwe.
• Veeg de accu nooit af met verdunner, benzeen, alcohol
of andere vluchtige chemicaliën of chemisch bewerkte
doeken. Dit kan namelijk vervorming van de accu
veroorzaken en leiden tot defecten.
43
VOORBEREIDINGEN
■ Voorzorgsmaatregelen voor de USB slede
en de netadapter
● VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET
OPBERGEN
• Bent u niet van plan de camera binnen afzienbare tijd
te gebruiken, verwijder dan de accu. Mocht de accu in
de camera blijven zitten dan zal hij kleine
hoeveelheden stroom afgeven zelfs als de camera is
uitgeschakeld, hetgeen kan leiden tot een lege accu of
de mogelijkheid dat het laden voor het volgende
gebruik langer duurt.
• Berg de accu op een koele, droge plaats (20°C of
lager).
● GEBRUIK VAN DE ACCU
• Zie pagina 37 van deze gebruiksaanwijzing of de
gebruiksaanwijzing die met de speciale oplader
meegeleverd worden voor informatie betreffende de
oplaadprocedures en de oplaadtijd.
• Bij vervoer van een accu, dient u die ofwel in
opgeladen toestand in de digitale camera te houden of
op te bergen in de doos.
Waarschuwing!
44
• Gebruik nooit een stopcontact waarvan het
voltage verschilt van het op de netadapter
aangegeven voltage. Dit kan namelijk het
gevaar op elektrische schok met zich
meebrengen. Gebruik enkel de netadapter die
met deze camera meegeleverd is.
• Laat onder geen omstandigheden toe dat het
netsnoer doorgesneden wordt of beschadigd
raakt, plaats er geen zware voorwerpen op en
houd het uit de buurt van hitte. Een
beschadigd netsnoer brengt namelijk het
gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
• Knutsel nooit aan het netsnoer van de
netadapter, buig of draai het niet te veel en
trek er niet te hard aan. Dit brengt namelijk
het gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
• Raak de netadapter nooit met natte handen
aan. Dit kan namelijk gevaar op elektrische
schok met zich meebrengen.
• Stel verlengsnoeren en stopcontacten niet
bloot aan overlading. Dit brengt namelijk het
gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
VOORBEREIDINGEN
Waarschuwing!
• Mocht het snoer van de netadapter
beschadigd raken (met een blootliggende
interne bedrading) neem dan contact op met
uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende
CASIO onderhoudswerkplaats. Een
beschadigd netadaptersnoer brengt namelijk
het gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
• Gebruik de netadapter waar deze niet nat kan
worden. Water breng het risico op brand en
elektrische schok met zich mee.
• Plaats geen vaas of andere bak met vloeistof
bovenop de netadapter. Water breng het risico
op brand en elektrische schok met zich mee.
In- en uitschakelen van de camera
■ Inschakelen van de camera
Druk op de spanningstoets, de [
] (REC) toets of de [
]
(PLAY) toets. De groene bedrijfsindicator licht even op
waarna de spanning ingeschakeld wordt. De functie van de
camera hangt af van welke toets u indrukt om hem in te
schakelen.
• Let er op dat u de camera altijd uit de USB slede haalt
voordat u de aansluiting van de netadapter maakt of
verbreekt.
• Bij het opladen, het uitwisselen van USB data
communicatie en het gebruik van de Photo Stand functie
kan de netadapter warm worden. Dit is normaal en duidt
niet op een defect.
• Trek de netstekker uit het stopcontact telkens wanneer u
hem niet gebruikt.
• Plaats nooit een deken of een andere afdekking op de
netadapter. Dit kan namelijk het gevaar op brand met zich
meebrengen.
Om deze functie in te
schakelen bij het starten:
Druk deze toets in om de camera in
te schakelen:
REC (opname)
Spanningstoets of [
(opname) toets
PLAY (weergave)
[
] (PLAY) (weergave) toets
Spanningstoets
Groene bedrijfsindicator
[
] (PLAY) (weergave)
[
45
] (REC)
] (REC) (opname)
VOORBEREIDINGEN
■ Uitschakelen van de camera
LET OP
• Door op [
] (REC) te drukken om de camera in te
schakelen wordt de opnamefunctie (REC)
ingeschakeld terwijl de weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld wordt bij indrukken van [
] (PLAY).
• Door tijdens een opnamefunctie (REC) op [
]
(PLAY) te drukken wordt overgeschakeld naar de
weergavefunctie (PLAY). De lens wordt ongeveer
10 seconden na het overschakelen naar de andere
functie ingetrokken.
Druk op de spanningstoets om de camera uit te schakelen.
LET OP
• U kunt de camera zodanig instellen dat deze niet
ingeschakeld wordt wanneer u op de [
] (REC) of
op de [
] (PLAY) toets drukt of dat deze
uitgeschakeld wordt wordt wanneer u op de [
]
(REC) of op de [
] (PLAY) toets drukt. Zie
“Configureren van de [
] (REC) en [
] (PLAY)
toets en spanning aan/uit functies” op pagina 201
voor details.
BELANGRIJK!
• Als de spanning van de camera uitvalt door de
automatische stroomonderbrekingsfunctie, druk dan
op de spanningstoets, de [
] (REC) toets of de
[
] (PLAY) toets om de spanning opnieuw in te
schakelen.
• Door op de spanningstoets of op de [
] (REC)
toets te drukken om de camera in te schakelen zal
de lens (het objectief) bewegen tot de uitgetrokken
toestand. Let er op dat er niets in de weg zit van de
lens (het objectief) zodat deze wordt geraakt terwijl
hij zich beweegt tot de uitgetrokken toestand.
46
VOORBEREIDINGEN
● Zie “Gebruik van de in-beeld menu’s” (pagina 48)
voor informatie hoe de menu’s worden gebruikt.
Configureren van de
stroomspaarinstellingen
U kunt de hieronder beschreven instellingen configureren
om accustroom te besparen.
Sluimer (Sleep) :
Schakelt automatisch het beeldscherm uit als als u
geen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd tijdens
een opnamefunctie (REC). Het beeldscherm wordt
opnieuw ingeschakeld als u op willekeurig welke toets
drukt.
Automatische stroomonderbreker (Auto Power Off) :
Schakel de spanning uit als u geen bediening uitvoert
voor een bepaalde tijd.
Configureren van deze functie:
Selecteer deze instelling:
Sleep (sluimer)
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
5. Verander m.b.v. [왖] en [왔] de momenteel
geselecteerde instelling en druk daarna op
[SET].
• Er zijn vier sluimer instellingen beschikbaar:
“30 sec”, “1 min”, “2 min” en “Off” (uit).
1. Schakel de camera in.
• Er zijn drie automatisch stroomonderbreker
instellingen beschikbaar: “2 min” en “5 min”.
2. Druk op [MENU].
• Merk op dat de sluimerfunctie niet werkt tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
• Het beeldscherm wordt onmiddellijk weer
ingeschakeld als op een willekeurige toets wordt
gedrukt terwijl de sluimerfunctie ingeschakeld is.
3. Gebruik [왗] en [왘] om de “Set Up” (instelling)
tab te selecteren.
4. Gebruik [왖] en [왔] om de functie te selecteren
waarvan u de instelling wilt configureren en
druk daarna op [왘].
47
VOORBEREIDINGEN
• De automatisch stroomonderbreker en de
sluimerfunctie werken niet in de volgende gevallen.
Gebruik van de in-beeld menu’s
Bij indrukken van de [MENU] toets worden menu’s
verkregen op het beeldscherm die u kunt gebruiken voor
het uitvoeren van verschillende bedieningshandelingen.
Het menu dat verschijnt hangt af van of een opnamefunctie
(REC) of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is. Het
volgende toont een voorbeeld van bediening van een menu
dat gebruikt wordt tijdens een opnamefunctie (REC).
— Wanneer de camera aangesloten is op een
computer of een ander toestel via de USB slede
— Terwijl een diashow aan de gang is
— Tijdens het weergeven van een
stemopnamebestand
— Terwijl een film opgenomen wordt
— Tijdens het weergeven van een film
1. Druk op de
Spanningstoets
spanningstoets of op
[ ] (REC).
LET OP
• U kunt ook accustroom besparen door “0” te
selecteren voor de instelling van de helderheid van
het beeldscherm (pagina 199).
• Wilt in in plaats daarvan
de weergavefunctie
(PLAY) inschakelen,
druk dan op [
]
(PLAY) (weergave).
48
[
][
]
VOORBEREIDINGEN
2. Druk op [MENU].
Selectiecursor (toont het
momenteel ingestelde item)
[MENU]
Tab
● Bediening van het menubeeldscherm
[왖]
[왘]
[왗]
[왔]
[SET ]
Instellingen
49
Wanneer u dit wilt doen:
Doe dit:
Beweeg heen en weer tussen
tabs
Druk op [왗] en [왘].
Beweeg van de tab naar de
instellingen
Druk op [왔].
Beweeg van de instellingen
naar de tab
Druk op [왖].
Beweeg heen en weer tussen
instellingen
Druk op [왖] en [왔].
Toon de opties die
beschikbaar zijn voor de
instelling
Druk op [왘] of druk op
[SET].
Selecteer een optie
Druk op [왖] en [왔].
Voer de instelling uit en verlaat
het menuscherm
Druk op [SET].
Voer de instelling uit en ga
terug naar de tabselectie
Druk op [왗].
Verlaat het menubeeldscherm.
Druk op [MENU].
VOORBEREIDINGEN
3. Druk op [왗] of [왘] om de gewenste tab te
6. Voer één van de volgende handelingen uit om
selecteren en druk daarna op [SET] om de
selectiecursor van de tab naar de instellingen
te verplaatsen.
de geconfigureerde instellingen toe te passen.
4. Gebruik [왖] en [왔]
om de functie te
selecteren waarvan u
de instelling wilt
configureren en druk
daarna op [왘].
• In plaats van [왘] kunt u
ook op [SET] drukken.
Voorbeeld: om het “Selftimer” item
(zelfontspanner)
te selecteren.
Om dit te doen:
Voer deze toetsbediening uit:
Pas de instelling toe en
verlaat het menuscherm.
Druk op [SET].
Pas de instelling toe en ga
terug naar de
functieselectie in stap 4.
Druk op [왗].
Pas de instelling toe en ga
terug naar de tabselectie
in stap 3.
1. Druk op [왗].
2. Gebruik [왖] om terug te
gaan naar de tabselectie.
• Zie “Menureferentie” op pagina 259 voor meer
informatie aangaande menu’s.
5. Gebruik [왖] en [왔] om de momenteel
geselecteerde instelling te veranderen.
50
VOORBEREIDINGEN
• Een ingebouwde ondersteuningsaccu houdt de
camera instellingen voor de datum en tijd bij voor
ongeveer 24 uur als de camera niet van stroom
wordt voorzien. De instellingen voor de datum en tijd
worden gewist wanneer de ondersteuningsaccu leeg
raakt. Hieronder volgen de condities wanneer geen
stroom wordt toegevoerd aan de camera.
— Wanneer de oplaadbare accu leeg is of van de
camera verwijderd is
— Wanneer geen stroom wordt afgegeven aan de
camera via de USB slede terwijl de oplaadbare
accu leeg is of van de camera verwijderd is
• Het instelscherm voor de datum en de tijd verschijnt
op het beeldscherm de volgende maal dat u de
camera inschakelt nadat de instellingen voor de
datum en tijd gewist zijn.
Mocht dit het geval zijn, configuur dan de instellingen
voor de datum en tijd opnieuw.
• Maakt u een fout tijdens het instellen van de taal of
de klok met de volgende procedure, dan dient u het
menu van de camera te gebruiken om instellingen
van de taal (pagina 198) of de klok (pagina 194)
afzonderlijk te veranderen.
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
Zorg ervoor de volgende instellingen te configureren
voordat u de camera gebruikt om beelden mee op te
nemen.
•
•
•
•
Displaytaal
Thuisstad
Datumstijl
Datum en tijd
Merk op dat de huidige datum- en tijdinstellingen door de
camera gebruikt worden om de datum en tijd te genereren
die opgeslagen worden samen met de beelddata, enz.
BELANGRIJK!
• Worden beelden opgenomen zonder eerst de
klokinstellingen te hebben geconfigureerd dan zal
incorrecte tijdinformatie worden geregistreerd. Zorg
ervoor de klokinstellingen te configureren voordat u
de camera gebruikt.
51
VOORBEREIDINGEN
3. Gebruik [왖], [왔], [왗],
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
en [왘] om het
geografische gebied
te selecteren waar u
woont en druk daarna
op [SET].
1. Druk op de spanningstoets, op de [
] (REC)
of [ ] (PLAY) toets om de camera in te
schakelen.
2. Gebruik [왖], [왔], [왗],
4. Gebruik [왖] en [왔]om
en [왘] om de gewenste
taal te selecteren en
druk dan op [SET].
de naam van stad
waar u woont te
selecteren en druk
dan op [SET].
: Japans
English
: Engels
Français
: Frans
Deutsch
: Duits
Español
: Spaans
Italiano
: Italiaans
5. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste
zomertijdinstelling (DST) te selecteren en
druk dan op [SET].
Wanneer u dit wilt doen:
Selecteer deze
instelling:
: Chinees (vereenvoudigd)
Houd de tijd bij d.m.v. de zomertijd
(DST = Daylight Saving Time)
On (aan)
: Koreaans
Houd de tijd bij d.m.v. de standaard tijd
Off (uit)
Português : Portugees
: Chinees (complex)
52
VOORBEREIDINGEN
6. Gebruik [왖] en [왔]
7. Stel de huidige datum
om de gewenste
instelling voor het
datumformaat en druk
daarna op [SET].
en tijd in.
Voorbeeld: 24 december, 2006
Om de datum zo te tonen:
Selecteer deze opmaak:
06/12/24
YY/MM/DD
24/12/06
DD/MM/YY
12/24/06
MM/DD/YY
Om dit te doen:
Doe dit:
Verander de instelling bij de huidige
plaats van de cursor
Druk op [왖] en [왔].
Verplaatsen van de cursor tussen
instellingen
Druk op [왗] en [왘].
Overschakelen tussen de 12-uur en
de 24-uur tijdaanduiding.
Druk op [DISP].
8. Druk op [SET] om de instellingen te
registreren en verlaat daarna het
instelbeeldscherm.
53
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Dit hoofdstuk beschrijft de basisprocedure voor het
opnemen van een beeld.
Opnemen van een beeld
•
(snapshot)
Neem stilbeelden op met deze functie. Dit is de functie die
u gewoonlijk zult gebruiken voor het opnemen van beelden.
•
(BEST SHOT)
Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde
voorbeeldscenes er één en de camera zal de instellingen
maken voor de scene die u selecteerde om zo elke keer
opnieuw mooie foto’s te maken (pagina 103).
Specificeren van de opnamefunctie
Uw CASIO digitale camera heeft acht opnamefuncties die
hieronder elk aan bod komen. Gebruik voordat u een beeld
opneemt de functiedraairegelaar om de opnamefunctie te
selecteren die past bij het type beeld dat u probeert op te
nemen.
• A (lensopening prioriteit AE)
Bij deze functie selecteert u de lensopening en worden de
andere instellingen daarna aangepast en automatisch
ingesteld (pagina 92).
• S (sluitersnelheid prioriteit AE)
Bij deze functie selecteert u de sluitersnelheid en worden
de andere instellingen daarna aangepast en automatisch
ingesteld (pagina 94).
Snapshot
BEST SHOT
A
S
M
Lensopening prioriteit AE
Sluitersnelheid prioriteit AE
• M (handmatige belichting)
Met deze functie heeft u volledige vrijheid in het instellen
van de lensopening en de sluitersnelheid (pagina 96).
Handmatige belichting
Spraakopname
Functiedraairegelaar
MOVIE BEST SHOT
•
Film
54
(spraakopname)
Om alleen geluid op te nemen gebruikt u deze functie
(pagina 133).
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
•
•
(MOVIE BEST SHOT)
Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde
filmscenes er één en de camera zal de instellingen
maken voor de scene die u selecteerde om zo elke keer
opnieuw mooie filmopnames te maken (pagina 123).
Richten van de camera
Gebruik beide handen om de camera stil te houden
wanneer u een beeld aan het opnemen bent. Als u de
camera met slechts één hand vasthoudt, verhoogt dat de
kans op bewegen waardoor u vlekkerig opnamen krijgt.
(Film)
Neem filmpjes met geluid (pagina 120) op m.b.v. deze
functie.
• Horizontaal
Houd de camera
met beide
handen stil met
uw armen stevig
tegen uw linkeren rechterzijde
gedrukt.
• Verticaal
Gebruikt u de
camera verticaal,
houd hem dan
vast met de
flitser boven de
lens. Houd de
camera met
beide handen
stil.
LET OP
• De icoon voor de
huidige opnamefunctie
(zoals
voor de
snapshotfunctie) wordt
aangegeven op het
beeldscherm.
Snapshotfunctie icoon
55
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
BELANGRIJK!
Opnemen van een beeld
• Let erop dat uw vingers en de riem niet in de weg
zitten van de flitser, microfoon, AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/zelfontspanner indicator of de
lens.
Flitser
Uw camera stelt automatisch de sluitersnelheid in
overeenkomstig de helderheid van het onderwerp. Het
beeld dat u opneemt wordt in het ingebouwde geheugen
van de camera opgeslagen of op een geheugenkaart als
die zich in de camera bevindt.
• Beelden worden opgeslagen op de kaart (pagina 203)
wanneer een los verkrijgbare SD geheugenkaart of een
MultiMediaCard (MMC) in de camera is geladen.
AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/
zelfontspanner indicator
Na het aanschaffen van een geheugenkaart dient u
niet te vergeten deze eerst in de camera te steken en
daarna te formatteren voordat u probeert hem te
gebruiken (pagina 206).
Lens
Microfoon
LET OP
• Als u de camera beweegt terwijl u op de sluitertoets
drukt of terwijl autofocus uitgevoerd wordt (wanneer
u de sluiter half indrukt) kan dit leiden tot een beeld
dat onscherp is. Druk zorgvuldig op de sluitertoets.
Het is in het bijzonder van belang wanneer de
belichting laag is waardoor de sluitersnelheid
langzamer wordt.
56
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
1. Druk op de spanningstoets of op de [
2. Zet de
]
(REC) toets om de camera in te schakelen.
Spanningstoets
[
Snapshotfunctie icoon
functiedraairegelaar op
“ ” (snapshot
functie) (pagina 54)
]
• De
(snapshotfunctie)
icoon wordt aangegeven
in het beeldscherm terwijl
de snapshotfunctie
geselecteerd is.
Scherpstelkader
3. Zet het beeld op het beeldscherm zo op dat
• Hierdoor verschijnt een beeld of een boodschap op
het beeldscherm en wordt de op dat moment
geselecteerde functie ingeschakeld.
het hoofdonderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt.
• Het scherpstelbereik van de camera hangt af van de
scherpstelfunctie die u gebruikt (pagina 79).
• Als de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is bij
inschakelen van de camera verschijnt de boodschap
“There are no files.” (er zijn geen bestanden) als u
nog geen beelden opgeslagen heeft liggen in het
geheugen. Daarnaast zal de
icoon zichtbaar zijn
aan de bovenkant van de display. Mocht dit het geval
zijn druk dan op de [
] (REC) toets om de op dat
moment geselecteerde opnamefunctie (REC) in te
schakelen.
• U kunt beelden opzetten m.b.v. ofwel het
beeldscherm ofwel de optische zoeker (pagina 62).
• U kunt bij het gebruik van de optische zoeker voor
het opzetten van beelden [DISP] gebruiken om het
beeldscherm uit te schakelen en op die manier
accustroom sparen.
57
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
● Werking van de groene bedrijfsindicator en het
scherpstelkader
4. Druk de sluitertoets
halverwege in om op het
beeld scherp te stellen.
• Bij halverwege indrukken van
de sluitertoets stelt de
autofocus functie van de
camera automatisch scherp
op het beeld en worden de
sluitersnelheidwaarde, de
lensopeningwaarde en de
ISO gevoeligheid getoond.
• U kunt controleren of
scherpgesteld is op het beeld
door naar het
scherpstelkader en de
groene bedrijfsindicator te
kijken.
Sluitertoets
Wanneer u dit ziet:
Dat betekent dit:
Groen scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
Er is scherpgesteld op het
beeld.
Rood scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator knippert
Er is niet scherpgesteld op
het beeld.
• Het beeldscherm gebruikt verschillende indicators en
iconen om u op de hoogte te houden van de status van
de camera.
Groene
bedrijfsindicator
Zelfontspanner
Doorlopende sluiterfunctie Opnamefunctie
Witbalans
Meetfunctie indicator
Scherpstelfunctie
Geheugencapaciteit
Flitserfunctie
Beeldkwaliteit
Opnamelampindicator
(REC)
Beeldgrootte
Datum en tijd
ISO gevoeligheid
Lensopeningwaarde*1
Sluitersnelheidwaarde*2
58
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
*1 De grootte van de opening (lensopening) om licht door
te laten die dan de CCD kan bereiken. Een grotere
waarde voor de lensopening geeft een kleinere opening
aan waardoor licht kan komen. De camera stelt deze
instelling automatisch bij.
*2 De hoeveelheid tijd dat de sluiter open blijft om licht
door te laten die dan de CCD kan bereiken. Een grotere
waarde voor de snelheid geeft aan de sluiter langer
opent blijft staan wat inhoudt dat de CCD door meer
licht wordt bereikt. De camera stelt deze instelling
automatisch bij.
BELANGRIJK!
• Wanneer de “Quick Shutter” (snelsluiter) instelling
ingeschakeld is bij de opnametab (REC) (pagina 81),
neemt de camera onmiddellijk het beeld op zonder te
wachten totdat autofocus uitgevoerd wordt wanneer
u de sluitertoets geheel indrukt zonder tussentijds te
pauzeren. Dit helpt u er bij om een beeld op te
nemen op het precieze moment dat u dat wilt.
■ Betreffende het AF hulpverlichting
De AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/
zelfontspanner indicator werkt
automatisch om te helpen met
de werking van autofocus
wanneer u opnamen maakt
terwijl er weinig licht is.
5. Na u ervan te hebben
overtuigd dat scherp is
afgesteld op het beeld, drukt
u de sluitertoets geheel in om
te gaan opnemen.
• Het aantal beelden dat u kunt
opnemen hangt af van de
instellingen die u gebruikt voor de
beeldgrootte en de beeldkwaliteit
(pagina’s 76, 77, 273).
Sluitertoets
59
AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/
zelfontspanner indicator
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
■ Opname voorzorgsmaatregelen
U kunt de AF hulpverlichting in- of uitschakelen. Het wordt
aanbevolen om het AF hulpverlichting uit te schakelen bij
het opnemen van beelden van mensen in de buurt, enz.
• Open het accudeksel nooit en plaats de camera nooit op
de USB slede terwijl de groene bedrijfsindicator aan het
knipperen is. Doet u dit toch dan zal niet enkel het huidige
beeld verloren gaan maar kunnen de reeds in het
camerageheugen opgeslagen beelden ook beschadigd
raken en kan de camera zelf defect raken.
• Verwijder de geheugenkaart nooit terwijl een beeld
opgenomen wordt op de geheugenkaart.
• TL-verlichting knippert met een frequentie die niet
waargenomen kan worden door het menselijk oog. Bij
gebruik van de camera binnenshuis terwijl TL-verlichting
aanstaat, kunt u bepaalde problemen ondervinden met de
helderheid of kleuren van de opgenomen beelden.
• De camera stelt haar gevoeligheid automatisch bij aan de
hand van de helderheid van het onderwerp als “Auto”
(automatisch) is geselecteerd als de ISO
gevoeligheidsinstelling (pagina 142). Dit kan de oorzaak
vormen van digitale storing (korreligheid) bij beelden van
relatief slecht belichte voorwerpen.
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2. Selecteer de “REC” (opname) tab d.m.v. [왗]
en [왘].
3. Selecteer “AF Assist Light” (AF
hulpverlichting) d.m.v. [왖] en [왔] en druk
daarna op [왘].
4. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en
[왔] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Selecteer deze instelling:
Schakel de AF hulpverlichting in
On (aan)
Schakel de AF hulpverlichting uit
Off (uit)
BELANGRIJK!
• Kijk niet direct naar de AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/zelfontspanner indicator and
richt deze niet direct op de ogen van een onderwerp.
60
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
■ Aangaande autofocus
• De camera verhoogt haar gevoeligheid en gebruikt een
snellere sluitersnelheid bij het opnemen van een slecht
belicht onderwerp terwijl “Auto” (automatisch) is
geselecteerd als de ISO gevoeligheidsinstelling (pagina
142). Daarom dient u zich voor per ongeluk bewegen van
de camera te behoeden als u de flitser uitgeschakeld
heeft (pagina 67).
• Helder licht dat op de lens valt kan er de oorzaak van zijn
dat beelden er flets uitzien. Dit komt vooral voor wanneer
beelden buiten in helder zonlicht worden opgenomen. Om
dit te voorkomen kunt u de lens met uw hand afschermen
tegen het felle licht.
• Bij het volgende types onderwerpen kan het moeilijk of
zelfs onmogelijk zijn om scherp te stellen.
— Effen kleuren of onderwerpen met weinig contrast
— Onderwerpen met sterk tegenlicht
— Bijzonder glimmende onderwerpen
— Jaloezieën (luxaflex) of andere patronen die zich
horizontaal repeteren.
— Meervoudige onderwerpen die zich op verschillende
afstanden van de camera bevinden
— Onderwerpen op slecht verlichte plaatsen
— Bewegende onderwerpen
— Onderwerpen buiten het bereik van de camera
• Het kan moeilijk of onmogelijk zijn om goed scherp te
stellen als de camera bewogen wordt.
• Merk op dat een groene bedrijfsindicator en het
scherpstelkader niet garanderen dat het resulterende
beeld scherp zal zijn.
• Als de autofocus om één of andere reden de gewenste
resultaten niet produceert, probeer dan
scherpstelvergrendeling (pagina 87) of handmatige
scherpstelling (pagina 85).
61
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
■ Aangaande het beeldscherm van de
opnamefunctie (REC)
Gebruiken van de optische zoeker
U kunt batterijstroom uitsparen door het monitorscherm van
de camera uit te schakelen (pagina 33) en de optische
zoeker te gebruiken voor het componeren van beelden.
De optische beeldzoeker is ook handig wanneer u opnamen
maakt op plaatsen waar het beeldscherm moeilijk te zien is
doordat niet genoeg belichting beschikbaar is, enz.
• Het tijdens een opnamefunctie (REC) op het beeldscherm
getoonde beeld is een vereenvoudigd beeld voor het
maken van een compositie. Het daadwerkelijke beeld
wordt opgenomen overeenkomstig de
beeldkwaliteitinstellingen die op dat moment geselecteerd
zijn bij uw camera. Het beeld dat in het bestandgeheugen
opgeslagen wordt heeft een veel betere resolutie en beter
detail dan het schermbeeld tijdens de opnamefuncties
(REC).
• Bepaalde niveau’s van helderheid van het onderwerp
kunnen de respons van het beeldscherm tijdens de
opnamefunctie (REC) doen vertragen hetgeen digitale
ruis (korreligheid) veroorzaakt op het beeldscherm.
• Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van
zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm
verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD
technologie dat bekend staat als “verticale veeg” en duidt
niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze
verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het
een snapshot betreft maar wel bij een filmpje (pagina
118).
BELANGRIJK!
• Het zichtbare kader dat door de zoeker wordt
getoond toont het beeld dat opgenomen zou worden
op een afstand van ongeveer 1 meter. Bij opnemen
van een onderwerp dat zich op een afstand van
minder dan 1 meter bevindt, zal het opgenomen
beeld lager zijn dan wat u kunt zien binnen het kader
van de zoeker.
Optische zoeker
Gebied dat opgenomen Gebied dat
wordt bij afstanden van zichtbaar is in
korter dan een meter
de zoeker
62
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
• Daar het beeldscherm precies toont wat er
opgenomen wordt, kunt u dit het beste altijd
gebruiken wanneer u beelden samenstelt tijdens de
macro- en handmatige scherpstelfuncties.
Gebruiken van de zoom
Uw camera is uitgevoerd met twee types zoom: optische
zoom en digitale zoom. Gewoonlijk schakelt de camera
automatisch over naar digitale zoom nadat u de maximum
grens voor optische zoom overschrijdt. U kunt echter de
camera configureren om digitale zoom zonodig uit te
schakelen.
Optische zoom
Het optische zoombereik is 1X tot 3X
1. Beweeg tijdens een
opnamefunctie (REC) de
zoomregelaar naar links
of rechts om in en uit te
zoomen.
• Door de zoomregelaar zover
mogelijk naar een van beide
richtingen te bewegen, kunt
u de zoomfactor snel
veranderen.
63
Zoomregelaar
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Om dit te doen:
Zoom uit voor een breder beeld
(de hoofdonderwerpen worden
kleiner)
(Groothoek)
Zoom in voor een beeld dat
dichterbij is (de
hoofdonderwerpen worden
groter)
(Telefoto)
Uitzoomen
LET OP
Beweeg de zoomregelaar
in deze richting:
• De optische zoomfactor heeft ook invloed op de
lensopening.
• Het wordt aanbevolen een statief te gebruiken om te
behoeden voor handbewegingen bij het gebruiken
van de telefotostand (inzoomen).
• Wanneer u tijdens opname met de autofocusfunctie,
de macrofunctie of handmatig scherpstellen een
optische zoombewerking uitvoert, verschijnt een
waarde op het beeldscherm om u het
scherpstelbereik mee te delen (pagina’s 80, 83, 85).
• De optische zoom werkt niet tijdens een filmopname.
De digitale zoom is wel beschikbaar. Let erop dat u
de optische zoominstelling selecteert die u wilt
gebruiken voordat u op de sluitertoets drukt om de
filmopname te starten (pagina 120).
Inzoomen
2. Voer beeldcompositie uit en druk dan op de
sluitertoets.
64
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
■ Opnemen van een beeld d.m.v. digitale zoom
Digitale zoom
De digitale zoomfunctie vergroot op digitale wijze het deel
van het beeld dat zich in het midden van het beeldscherm
bevindt. Het bereik van de digitale zoom is 3X – 24X
(in combinatie met optische zoom).
1. Houd tijdens een
Digitale zoomindicator
opnamefunctie (REC)
de zoomregelaar in de
richting van de
(telefoto) kant gedrukt.
BELANGRIJK!
• Bij uitvoeren van een digitale zoombewerking
manipuleert de camera de beelddata om het midden
van het beeld te vergroten. In tegenstelling tot
optische zoom, ziet een beeld dat vergroot is met
digitale zoom er groffer uit dan het origineel.
• Digitaal zoomen wordt niet ondersteund terwijl
datumafstempeling (“Date” (datum) of “Date&Time”
(datum & tijd)) ingeschakeld is (pagina 147).
• Hierdoor verschijnt de
zoomindicator in de
display.
Zoomindicator
2. Bij het bereiken van het optische/digitale
overschakelpunt stopt de zoomaanwijzer.
Optisch
zoombereik
1X
Digitaal
zoombereik
3X
24X
Zoomaanwijzer
Optisch/digitaal overschakelpunt
• Het bovenstaande toont hoe de zoomindicator er uit
ziet wanneer de digitale zoomfunctie ingeschakeld is
(pagina 66). Het digitale zoomindicator wordt niet
getoond wanneer de digitale zoomfunctie is
uitgeschakeld.
65
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
■ In- en uitschakelen van de digitale
zoomfunctie
3. Laat de zoomregelaar even los en schuif hem
(telefoto) kant om de
in de richting van de
zoomaanwijzer tot binnen het digitale
zoombereik te verplaatsen.
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
• De zoomaanwijzer stopt ook wanneer u de aanwijzer
terugverplaatst naar het overschakelpunt om weer
terug te gaan naar het digitale zoombereik. Laat de
zoomregelaar even los en schuif hem opnieuw in de
(groothoek) kant om de
richting van
zoomaanwijzer tot binnen het digitale zoombereik te
verplaatsen.
2. Selecteer de “REC” (opname) tab m.b.v. [왗]
en [왘].
3. Selecteer “Digital Zoom” (digitale
zoomfunctie) m.b.v. [왖] en [왔] en druk daarna
op [왘].
4. Voer compositie uit van het beeld en druk op
de sluitertoets.
4. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en
[왔] en druk op [SET].
Om dit te doen:
Selecteer deze instelling:
Inschakelen van de digitale
zoomfunctie
On (aan)
Uitschakelen van de digitale
zoomfunctie
Off (uit)
• Alleen het optische zoombereik wordt aangegeven
door de zoom indicator wanneer de digitale
zoomfunctie uitgeschakeld is.
66
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
2. Selecteer de flitsfunctie d.m.v. [왖] en [왔] en
Gebruiken van de flitser
druk vervolgens op [SET].
Voer de volgende stappen uit om de flitserfunctie te
selecteren die u wilt gebruiken.
• Het geschatte effectieve bereik van de flitser is hieronder
gegeven.
Groothoek optische zoom
: Ca. 0,1 – 4,3 meter
(ISO gevoeligheid: Auto (automatisch))
Telefoto optische zoom
: Ca. 0,5 – 2,4 meter
(ISO gevoeligheid: Auto (automatisch))
* Hangt af van de zoomfactor.
• Hierdoor verschijnt de flitsfunctie indictor in het
display.
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[왔] (
).
[ 왔] (
)
67
B
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Om dit te doen:
3. Druk op de sluitertoets om het beeld op te
Selecteer deze
instelling:
nemen.
Laat de flitser automatisch flitsen wanneer
dit nodig is (Automatisch flitsen).
BELANGRIJK!
Schakel de flitser uit (Flitser uit).
• De flitsereenheid van deze camera flists een aantal
malen bij het opnemen van een beeld. De
aanvankelijke flitsen zijn voorflitsen waarbij de
camera informatie inwint die nodig is voor de
belichtingsinstellingen. De laatste flits is voor het
opnemen. Zorg ervoor dat u de camera stil houdt
totdat de camera de sluiter ontspant.
• Door de flitser te gebruiken terwijl “Auto” (automatisch)
geselecteerd is als de ISO gevoeligheidsinstelling
wordt de gevoeiligheid verhoogd waardoor grote
hoeveelheden digitale ruis in beeld kunnen verschijnen.
U kunt de digitale ruis reduceren door een lagere
instelling voor de ISO gevoeligheid te reduceren. Merk
echter op dat dit ook als nevenwerking het verkorten
van het flitserbereik (het bereik dat bestreken wordt
door de flitser) heeft (pagina 142).
Altijd flitsen (Flitser aan).
Altijd de krachtige flitser ongeacht de
belichting (Krachtflitser)
• U kunt de gevoeligheid naar wens
verhogen waardoor de onderwerpen die
zich verder weg bevinden helderder
doorkomen.
Gebruik altijd milde flits ongeacht de
belichtingsomstandigheden (Milde flits)
Voer een voorflits uit gevolgd door
beeldopname met flits, hetgeen het
gevaar op rode ogen in het beeld
reduceert (rode ogen-effect vermindering).
In dit geval flitst de flitser automatisch
wanneer dat nodig is.
68
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
■ Flitser aan
■ Milde flits
Selecteer
(flitser aan) als de flitserfunctie wanneer het
onderwerp er donker uitziet ten opzichte van de
achtergrond zelfs als er genoeg licht aanwezig is zodat de
flitser niet automatisch gaat flitsen. Hierdoor gaat de flitser
flitsen en zal het onderwerp belichten telkens wanneer u op
de sluitertoets drukt (daglicht synchroon flitsen).
Selecteer
(milde flits) als de flitserfunctie om de
flitsintensiteit te onderdrukken en op te nemen met een
milder gevoel.
■ Krachtflitser
Wanneer u gebruik maakt van de flitser om ’s nachts of in
een slecht verlichte kamer op te nemen, kan dit rode
vlekken veroorzaken in de ogen van de mensen in beeld.
De functie voor de rode-ogen-effect vermindering laat de
AF hulpverlichting/opnamelamp (REC)/zelfontspanner
indicator oplichten waardoor de irissen van de ogen van
alle mensen in beeld zich sluiten. Dit vermindert de kans op
rode-ogen in het beeld.
■ Aangaande vermindering van het rode ogen
-effect
Selecteer
(krachtflitser) als de flitserfunctie wanneer
het onderwerp relatief ver van de camera verwijderd is.
BELANGRIJK!
• Het gebruik van de krachtflitser kan een stijging in
digitale ruis met zich meebrengen.
• De krachtflitser is uitgeschakeld wanneer een andere
instelling dan “Auto” (automatisch) geselecteerd is
voor de ISO gevoeligheid instelling. Let er op dat de
ISO instelling op “Auto” (pagina 142) staat wanneer u
de krachtflitser wilt gebruiken.
69
C
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
BELANGRIJK!
Flitsereenheid status
• Merk de volgende punten op voor rode ogen-effect
vermindering.
— De functie voor de rode ogen-effect vermindering
werkt niet tenzij de mensen in beeld direct naar
de camera kijken tijdens de voorflits. Roep
voordat u op de sluitertoets drukt naar de
onderwerpen zodat ze allen naar de camera
kijken terwijl het voorflitsen wordt uitgevoerd.
— De rode ogen-effect vermindering werkt niet goed
als de onderwerpen zich ver van de camera
bevinden.
U kunt de huidige flitsereenheid status opzoeken door de
sluitertoets halverwege in te drukken en het beeldscherm
en de rode bedrijfsindicator te checken.
Rode bedrijfsindicator *
De
indicator wordt ook in het
beeldscherm getoond wanneer
de flitser klaar is om te flitsen.
* Rode bedrijfsindicator
70
Wanneer de rode
bedrijfsindicator:
Betekent dat:
Knippert
Dat de flitseenheid aan het opladen is
Oplicht
Dat de flitseenheid klaar is om te flitsen
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Veranderen van de flitssterkte instelling
Gebruik van de flitserassistent
(Flash Assist)
Voer de volgende stappen uit om de flitssterkte instelling te
veranderen.
Wanneer een onderwerp opgenomen wordt dat zich buiten
het bereik van de flitser bevindt, kan dat onderwerp er
donker uitzien op het resulterende beeld omdat niet
genoeg licht van de flitser het onderwerp belichtte. Mocht
dit gebeuren dan kunt de flitserassistent gebruiken om de
helderheid van het opgenomen onderwerp te corrigeren
zodat het lijkt alsof de belichting door de flitser voldoende
was.
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab m.b.v.
[왗] en [왘].
3. Selecteer de “Flash Intensity” (flitsintensiteit)
m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [왘].
4. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instellingen
te selecteren en druk daarna op [SET].
Om de flitsintensiteit op
deze manier te veranderen:
Selecteer deze
instelling:
Sterker
+2
Flitserassistent wordt
wel gebruikt
+1
Normaal
0
–1
Zwakker
Flitserassistent wordt
niet gebruikt
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
–2
[MENU].
BELANGRIJK!
2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab m.b.v.
• De flitsintensiteit verandert mogelijk niet wanneer het
onderwerp zich te ver van of te dicht bij de camera
bevindt.
[왗] en [왘].
71
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
■ Voorzorgsmaatregelen voor de flitser
3. Selecteer “Flash Assist” (flitserassistent)
m.b.v. [왖] en [왔] en druk op [왘].
Flitser
• Let erop dat uw vingers de
flitser niet blokkeren terwijl u
de camera vasthoudt.
Afdekken van de flitser zal
het effect grotendeels teniet
doen.
• U kunt de gewenste
resultaten mogelijk niet
verkrijgen met de flitser als
het onderwerp zich te ver
weg of juist te dichtbij
bevindt.
• De flitser heeft ergens tussen enkele seconden en 10
seconden nodig om zich volledig op te laden nadat hij
geflitst heeft. De werkelijke tijd hangt af van het
accuniveau, de temperatuur en andere omstandigheden.
• De flitser flitst niet onder de volgende omstandigheden.
De
(flitser uit) icoon op het beeldscherm geeft aan dat
de flitser uitgeschakeld is.
Filmfunctie, MOVIE BEST SHOT functie
4. Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [왖] en
[왔] en druk op [SET].
Om dit te doen:
Selecteer deze instelling:
Schakel de flitserassistent in
Auto (automatisch)
Schakel de flitserassistent uit
Off (uit)
BELANGRIJK!
• De flitserassistent kan bij bepaalde types
onderwerpen niet de gewenste resultaten opleveren.
• De flitserassistent kan mogelijk weinig effect hebben
op uw beeld als u één van de volgende instellingen
veranderde terwijl u aan het opnemen was.
— Flitssterkte (pagina 71)
— Belichtingscompensatie (EV verschuiving)
(pagina 88)
— ISO gevoeligheid (pagina 142)
— Contrast (pagina 146)
• Bij het gebruik van de flitserhulp bestaat de kans op
een verhoging in digitale storing in het opgenomen
beeld.
72
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
• De flitsseenheid kan zich mogelijk niet opladen als de
accuspanning van de camera laag is. Als dit het geval is,
kan de flitser mogelijk niet goed flitsen waardoor u niet de
gewenste belichting krijgt. Zorg er dus voor de accu van
de camera zo spoedig mogelijk op te laden wanneer de
spanning naar beneden gaat.
• Als de flitser uitgeschakeld is (
), bevestig dan de
camera op een statief om beelden op te nemen op een
plaats waar de hoeveelheid beschikbare belichting aan
de lage kant is. Het opnemen van beelden bij weinig
belichting zonder flits kan leiden tot digitale ruis waardoor
de beelden er groffer uitzien.
• Bij selectie van de rode ogen-effect verminderingsfunctie
(
) wordt de flitsintensiteit automatisch bijgesteld in
overeenstemming met de belichting. De flitser kan
mogelijk in het geheel niet flitsen wanneer het onderwerp
reeds helder verlicht is.
• Het gebruik van de flitser in combinatie met een andere
lichtbron (daglicht, TL verlichting, enz.) kan leiden tot
abnormale kleuren van het beeld.
Gebruiken van de zelfontspanner
Met de zelfontspanner kunt u een vertraging van 2
seconden of 10 seconden selecteren voordat de
sluiterontspanning plaatsvindt nadat u de sluitertoets
indrukt. Met de drievoudige zelfontspanner kunt u de
zelfontspanner drie maal achtereenvolgens laten werken
om drie beelden op te nemen.
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2. Gebruik [왗] en [왘] om de “REC” (opname) tab
te selecteren.
3. Gebruik [왖] en [왔] om de “Self-timer”
(zelfontspanner) te selecteren en druk
vervolgens op [왘].
4. Selecteer het type zelfontspanner dat u wilt
gebruiken m.b.v. [왖] en [왔] en druk daarna op
[SET].
• Als “Off” (uit) in stap 4 wordt geselecteerd, is de
zelfontspanner uitgeschakeld.
73
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Om dit te doen:
Specificeer een 10 seconden
zelfontspanner
10s
Specificeer een 2 seconden
zelfontspanner
2s
Specificeer een drievoudige
zelfontspanner
x3
Schakel de zelfontspanner uit
1. De camera telt voor 10 seconden af en neemt
dan het eerste beeld op.
2. De camera bereidt zich voor om het volgende
beeld op te nemen. De hoeveelheid tijd benodigd
voor die voorbereiding hangt af van de huidige
“Size” (afmetingen) en “Quality” (kwaliteit)
instellingen, het type geheugen (ingebouwd of
een geheugenkaart) dat u gebruikt voor het
opslaan van het beeld en of de flitser al dan niet
opgeladen dient te worden.
3. Nadat de voorbereiding voltooid is, verschijnt
“1sec” op het beeldscherm en het volgende beeld
wordt dan 1 seconde later opgenomen.
4. De stappen 2 en 3 herhalen zich nogmaals om
het derde beeld op te nemen.
Selecteer deze
instelling:
10 sec
2 sec
X3
Off (uit)
• Hierdoor verschijnt de
indicator op het
beeldscherm die het
geselecteerde type
zelfonspanner
identificeert.
• Met de drievoudige
zelfontspanner neemt de
camera een serie van
drie beelden op in de
hieronder beschreven
volgorde.
74
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
5. Druk op de sluitertoets
om het beeld op te
nemen.
AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/
zelfontspanner indicator
LET OP
• De “2 sec” instelling voor de zelfontspanner is het
beste voor het opnemen met een langzame
sluitersnelheid omdat het helpt bij het voorkomen
van vlekkerige beelden doordat de camera wordt
bewogen.
• De volgende functies zijn niet beschikbaar voor
gebruik in combinatie met de zelfontspanner:
Doorlopende sluiterfunctie bij normale snelheid, korte
filmfunctie, voorafgaande filmfunctie, spraakopname.
• De volgende functies zijn niet beschikbaar voor
gebruik samen met de drievoudige zelfontspanner:
BEST SHOT opname (“Business Cards and
Documents” (visitekaartjes en documenten),
“Whiteboard, etc.” (witbord, enz.), “Old Photo” (oude
foto)), doorlopende sluiterfunctie bij hoge snelheid,
doorlopende sluiterfunctie met flits, filmfunctie,
MOVIE BEST SHOT functie
• Wanneer u op de
sluitertoets drukt, gaat
de AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/
zelfontspanner indicator
knipperen en ontspant
de sluiter zich nadat de
zelfontspanner geheel
afgeteld heeft
(ongeveer 10 seconden
of 2 seconden).
• U kunt het aftellen van de zelfontspanner op dat
moment stop zetten door op de sluitertoets te
drukken terwijl de AF hulpverlichting/opnamelamp
(REC)/zelfontspanner indicator aan het knipperen is.
75
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
4. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling
Specificeren van de beeldgrootte
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
“Beeldgrootte” is de grootte van het beeld uitgedrukt als het
aantal verticale en horizontale beeldpunten. Een
“beeldpunt” is één van de vele kleine puntjes die samen het
beeld vormen. Meer beeldpunten geven meer details
wanneer een beeld wordt afgedrukt maar een groter aantal
beeldpunten is er ook de oorzaak van dat het beeldbestand
groter is en meer geheugen in beslag neemt. U kunt een
beeldgrootte selecteren die voldoet aan uw behoefte voor
een gedetailleerder beeld of een kleiner bestandformaat.
• Merk dat deze instelling enkel van toepassing is voor
foto’s. Zie pagina 119 voor informatie aangaande het
formaat van het filmbeeld.
• Bij het selecteren van de beeldgrootte (het
beeldformaat), zullen de beeldgroottewaarde (aantal
beeldpunten) en het corresponderende
afdrukformaat beurtelings worden weergegeven. Het
afdrukformaat geeft het optimale papierformaat aan
waarop u een beeld kunt afdrukken voor het door u
geselecteerde beeldformaat.
Beeldgrootte/
Beeldformaat
A3 Print
2816 × 2112
2304 × 1728
A3 Print
4M
2M
1600 × 1200
VGA
640 × 480
8M*
8M
(3:2)
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
6M
[MENU].
2. Gebruik [왗] en [왘] om de “Quality” (kwaliteit)
tab te selecteren.
3. Gebruik [왖] en [왔] om “Size” (afmetingen) te
* “M” betekent “Mega”.
selecteren en druk vervolgens op [왘].
76
Afdrukformaat
3264 × 2448
3264 × 2176
(3:2)
Groter
A3 Print (3:2 horizontaalverticaal verhouding)
A4 Print
3.5˝ × 5˝ Print
E-mail (optimaal formaat
bij toevoegen van een
beeld bijlage aan E-mail)
Kleiner
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
• De bovenstaande papierformaten geven alle
benaderingen van waarden bij het afdrukken bij een
resolutie van 200dpi (dots per inch = punten per inch).
Gebruik een hogere instelling als u met een hogere
resolutie wilt afdrukken of wanneer u een groter formaat
afdruk wilt maken.
• Om het resolutieniveau te verkrijgen waarvoor uw camera
ontworpen is, wordt het aanbevolen om de maximale
beeldgrootte (8M) te gebruiken. Gebruik een kleinere
beeldgrootte wanneer u geheugencapaciteit wilt sparen.
• Door de “3264 × 2176 (3:2)” beeldgrootte te selecteren
worden beelden opgenomen met een 3:2
(horizontaal:verticaal) verhouding die optimaal is voor het
maken van afdrukken op fotografisch papier met een
lengte:breedte verhouding van 3:2.
Specificeren van de beeldkwaliteit
Door een beeld te comprimeren voordat u het opslaat kan
dit de kwaliteit aantasten. Hoe meer een beeld wordt
gecomprimeerd des te groter het verlies in kwaliteit. De
beeldkwaliteitinstelling specificeert de
compressieverhouding die gebruikt wordt wanneer een
beeld in het geheugen wordt opgeslagen. U kunt een
beeldkwaliteitinstelling selecteren die aan uw behoefte voor
een hogere kwaliteit of een kleiner bestandformaat voldoet.
• Merk dat deze instelling enkel van toepassing is voor
foto’s. Zie pagina 119 voor informatie aangaande de
kwaliteit van het filmbeeld.
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2. Gebruik [왗] en [왘] om de “Quality” (kwaliteit)
tab te selecteren.
3. Gebruik [왖] en [왔] om “
Quality” (kwaliteit)
te selecteren en druk vervolgens op [왘].
4. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
77
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Om dit te verkrijgen:
Selecteer deze instelling:
Hoge kwaliteit, groot
bestandformaat
Fine (fijn)
Normale beeldkwaliteit en
normal bestandformaat
Normal
(normaal)
Lage beeldkwaliteit, klein
bestandformaat
Economy
(economisch)
Hogere
kwaliteit
Lagere
kwaliteit
BELANGRIJK!
• De werkelijke bestandsgrootte hangt af van het type
beeld dat u opneemt. Dat betekent dat de resterende
beeldcapaciteit die in het beeldscherm aangegeven
wordt niet precies klopt (pagina’s 29, 273).
78
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Om de camera in te stellen om dit te
doen:
Selecteren van de scherpstelfunctie
U kunt vijf verschillende scherpstelfuncties selecteren: Auto
Focus (autofocus = automatisch scherpstellen), Macro
(groothoek), Pan Focus (panfocus), Infinity (oneindig) en
Manual Focus (handmatig scherpstellen).
1. Druk [왖] (
) in tijdens
een opnamefunctie (REC).
[왖 ] (
Selecteer deze
instelling:
Automatisch scherpstellen (Autofocus)
Close-up scherpstelling uitvoeren (Macro)
Stel de brandpuntsafstand vast in
(Pan Focus)*
Scherpstellen op oneindig (oneindig)
)
Met de hand scherpstellen
(handmatig scherpstellen)
• Telkens bij indrukken van [왖]
(
) wordt naar de
volgende instelling van de
scherpstelfunctie doorgegaan
in een oneindige lus zoals
hieronder aangegeven.
* Panfocus kan alleen geselecteerd worden tijdens een
filmfunctie (film, MOVIE BEST SHOT (BEST SHOT
film)).
Scherpstelfunctie indicator
79
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Groene bedrijfsindicator
Gebruik van autofocus
In het Engels betekent het woord “focus” scherpstellen, dus
Auto Focus betekent automatisch scherpstellen - we zullen
in deze gebruiksaanwijzing echter de technische term
‘autofocus’ aanhouden. Werking van autofocus begint
wanneer u de sluitertoets halverwege indrukt. Het bereik
van autofocus is als volgt.
Scherpstelkader
Bereik: 40 cm – ∞
• Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier
boven aangegeven waarden.
1. Druk op [왖] (
) om door de instellingen van
de scherpstelfunctie te gaan totdat “ ”
aangegeven als de scherpstelfunctie
indicator.
Wanneer u dit ziet:
Dat betekent dit:
Groen scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
Er is scherpgesteld op
het beeld.
Rood scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator knippert
Er is niet scherpgesteld
op het beeld.
3. Druk de sluitertoets nu geheel in om het beeld
op te nemen.
2. Voer compositie van het beeld zodanig uit dat
hoofdonderwerp zich binnen het
scherpstelkader bevindt en druk vervolgens
de sluitertoets halverwege in.
• U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is
door het scherpstelkader en de groene
bedrijfsindicator te bekijken.
80
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
■ Snelsluiter
LET OP
• De camera schakelt automatisch over naar het
bereik van de macrofunctie (pagina 83) wanneer het
niet mogelijk is goed scherp te stellen omdat het
onderwerp zich dichter bij bevindt dan mag voor het
autofocusbereik (automatische scherpstelling).
• Telkens bij het bedienen van de optische zoom
(pagina 63) terwijl u met de autofocus aan het
opnemen bent, verschijnt een waarde op het
beeldscherm zoals hieronder aangegeven om u het
scherpstelbereik mede te delen.
Voorbeeld: AF 앪앪 cm – ∞
* 앪앪 wordt vervangen door de werkelijke waarde
van het scherpstelbereik.
Wanneer de snelsluiterfunctie ingeschakeld is, begint de
camera onmiddellijk op te nemen zonder te wachten totdat
autofocus gaat werken als u de sluitertoets volledig indrukt.
Dit maakt het mogelijk voor u die speciale momenten op te
nemen zonder dat u hoeft te wachten voor automatisch
scherpstellen (Auto Focus).
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2. Selecteer “Quick Shutter”(snelsluiter) van de
“REC” (opname) tab en druk vervolgens op
[왘].
3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en
[왔] en druk vervolgens op [SET].
81
Om dit te doen:
Selecteer deze instelling:
Schakel de snelsluiter in
On (aan)
Schakel de snelsluiter uit
Off (uit)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
■ Specificeren van het bereik van autofocus
U kunt de volgende procedure gebruiken om het
autofocusbereik te veranderen tijdens de autofocusfunctie
en de macrofunctie. Merk op dat de configuratie van het
scherpstelkader verandert in overeenstemming met het
door u geselecteerde autofocusbereik.
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2. Selecteer “AF Area” (autofocusbereik) op de
“REC” (opname) tab en druk vervolgens op
[왘].
3. Gebruik [왖] en [왔] om het gewenste
autofocusbereik te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Voor dit type autofocusbereik:
Selecteer deze
instelling:
Bijzonder beperkt bereik in het midden
van het scherm.
• De instellingen werken goed met
scherpstelvergrendeling (pagina 87).
Spot
(puntmeten)
Automatische keuze van het
scherpstelbereik waar het onderwerp zich
het dichtst bij de camera bevindt.
• Bij deze stand verschijnt er op het
beeldscherm eerst een scherpstelkader
met negen scherpstelpunten. Als de
sluitertoets halverwege ingedrukt wordt,
zullen alle scherpstelkaders van de
negen scherpstelpunten waarop
scherpgesteld is groen worden.
• Deze instelling werkt goed voor het
maken van groepfoto’s.
Multi
(multi-patroon
meten)
Vrije verplaatsing van het scherpstelpunt
• Door deze instelling te selecteren wordt
het scherpstelpunt aanvankelijk in het
midden van het beeldscherm getoond.
Daarna kunt u het naar de gewenste
plaats verplaatsen d.m.v. de [왖], [왔], [왗]
en [왘] toetsen. Druk vervolgens op
[SET] om het scherpstelkader op dat
moment weer te geven.
82
Free (Vrij)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
•
Spot (puntmeten)
•
Multi (multi-patroon meten)
Gebruik van de macrofunctie
Gebruik de macrofunctie wanneer u scherp wilt stellen op
close-up onderwerpen. Hieronder volgt het
scherpstelbereik van de macrofunctie.
Bereik: 10 cm – 50 cm
• Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier
boven aangegeven waarden.
Scherpstelkader
•
Scherpstelkader
1. Druk op [왖] (
) om door de instellingen van
de scherpstelfunctie te circuleren totdat “ ”
aangegeven wordt als de indicator van de
scherpstelfunctie.
Free (Vrij)
2. Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
[SET]
• Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
Scherpstelpunt
Scherpstelkader
83
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
LET OP
Het gebruik van panfocus
• Wanneer de macrofunctie niet goed kan
scherpstellen omdat het onderwerp te ver weg is, zal
de camera automatisch overschakelen naar het
scherpstelbereik van de autofocus (pagina 80).
• Wanneer u tijdens het opnemen met de macrofunctie
een optische zoombewerking (pagina 63) uitvoert,
verschijnt een waarde op het beeldscherm zoals
hieronder is aangegeven om het scherpstelbereik
mee te delen.
Voorbeeld: 앪앪m - 앪앪m
* 앪앪 wordt vervangen door de werkelijke waarde
van het scherpstelbereik.
Panfocus kan worden gebruikt tijdens een filmfunctie (film,
MOVIE BEST SHOT (BEST SHOT film)) om scherp te
stellen op een bepaald onderwerp en op te nemen zonder
autofocus. Panfocus kan handig zijn bij het opnemen onder
omstandigheden waarbij het om de een of andere reden
moeilijk is om autofocus te gebruiken of wanneer het geluid
van de autofocus functie te hard zou worden opgenomen
tijdens het maken van een film met geluid.
1. Schakel tijdens de opnamefunctie (REC) een
filmfunctie in (pagina’s 120, 123).
• U kunt deze procedure tijdens de filmfunctie en
MOVIE BEST SHOT (BEST SHOT film) uitvoeren.
BELANGRIJK!
• Het gebruik van de flitser samen met de
macrofunctie kan er de oorzaak van zijn dat het licht
van de flitser geblokkeerd raakt hetgeen ongewenste
schaduwen kan produceren in het resulterende
beeld.
2. Druk op [왖] (
bladeren totdat “
) om door de instellingen te
” wordt aangegeven.
3. Druk op de sluitertoets om de film op te
nemen met panfocus.
84
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Gebruik van handmatig scherpstellen
• Panfocus kan enkel gebruikt worden tijdens een
filmfunctie (film, MOVIE BEST SHOT (BEST SHOT
film)). Bij andere functies werkt panfocus niet.
• Telkens wanneer u een optische zoombewerking
(pagina 63) uitvoert voorafgaand aan filmopname,
zal een waardebereik op het beeldscherm
verschijnen zoals hieronder om u het
scherpstelbereik mede te delen.
Voorbeeld: PF 앪앪cm - ∞
* 앪앪 wordt vervangen door de werkelijke waarde
van het scherpstelbereik.
Met de handmatige scherpstelfunctie kunt u met de hand
op een beeld scherpstellen. Hieronder volgen het
scherpstelbereik tijdens de handmatige scherpstelfunctie.
Optische zoomfactor
Benadering van scherpstelbereik
1X
10 cm tot oneindig (∞)
3X
50 cm tot oneindig (∞)
• Bij het gebruik van de digitale zoom veranderen de hier
boven aangegeven waarden.
1. Druk op [왖] (
) om
door de instellingen
van de
scherpstelfunctie te
circuleren totdat “ ”
aangegeven wordt als
de indicator van de
scherpstelfunctie.
Gebruik van de oneindig-functie
De oneindig functie zet de scherpstelling vast op oneindig
(∞). Gebruik deze functie voor het opnemen van
landschappen en van andere beelden die zich op grote
afstand bevinden.
1. Druk op [왖] (
) om door de instellingen van
de scherpstelfunctie te circuleren totdat “ ”
aangegeven wordt als de indicator van de
scherpstelfunctie.
• Op dit ogenblik verschijnt
er ook een kader in de
display om het gedeelte
van het beeld aan te
geven dat gebruikt wordt
voor handmatig
scherpstellen.
2. Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
85
Kader
C
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
2. Terwijl u het beeld via
LET OP
het beeldscherm
bekijkt, gebruikt u [왗]
en [왘] om scherp te
stellen.
• Wanneer u tijdens het opnemen met handmatige
scherpstelling een optische zoombewerking (pagina
63) uitvoert, verschijnt een waarde op het
beeldscherm zoals hieronder is aangegeven om het
scherpstelbereik mee te delen.
Voorbeeld: MF 앪앪m - ∞
* 앪앪 wordt vervangen door de werkelijke waarde
van het scherpstelbereik.
Handmatige scherpstelstand
Om dit te doen:
Doe dit:
Stel scherp op het voorwerp
Druk op [왗].
Stel scherp van het onderwerp weg
Druk op [왘].
• Door op [왗] of [왘] te drukken zal het gedeelte binnen
het kader in stap 1 het beeldscherm tijdelijk geheel
vullen om het scherpstellen te vergemakkelijken.
Enkele ogenblikken later zal het normale beeld
opnieuw verkregen worden.
3. Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
BELANGRIJK!
• Tijdens de handmatige scherpstelfunctie stellen de
[왗] en [왘] toetsen scherp zelfs als u toetsaanpassing
gebruikt om andere functie aan deze toetsen toe te
wijzen (pagina 137).
86
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
2. Houd de sluitertoets
Gebruik van de scherpstelvergrendeling
halverwege ingedrukt
en voer
hercompositie van
het beeld uit zoals u
dat schikt.
Scherpstelvergrendeling is een techniek die u kunt
gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp dat zich
niet binnen het scherpstelkader bevindt terwijl u een beeld
aan het opnemen bent. U kunt scherpstelvergrendeling
gebruiken tijdens de autofocus functie en tijdens de
macrofunctie (
).
Hoofdonderwerp
1. Voer de compositie
van het beeld op het
beeldscherm zodanig
uit dat het
hoofdonderwerp zich
binnen het scherpstelkader bevindt en
druk vervolgens de
sluitertoets
halverwege in.
Hoofdonderwerp
3. Wanneer u nu hercompositie van het beeld
naar wens uitgevoerd heeft, druk de
sluitertoets geheel in om het op te nemen.
• Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
LET OP
• Door de scherpstelling te vergrendelen wordt de
belichting ook vergrendeld.
Scherpstelkader
• Hierdoor wordt het
scherpstellen
vergrendeld op het
onderwerp dat zich op
dat moment in het
scherpstelkader
bevindt.
87
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3. Gebruik [왖] en [왔] om de belichtingscom-
Belichtingscompensatie (EV verschuiving)
pensatiewaarde te veranderen en druk
vervolgens op [SET].
De belichtingscompensatie laat u de belichtingsinstelling
(EV waarde) met de hand veranderen voor aanpassing aan
de belichting van het onderwerp. Deze functie helpt u bij
het verkrijgen van betere resultaten bij het opnemen van
onderwerpen met tegenlicht, een sterk verlicht onderwerp
binnenshuis of een onderwerp tegen een donkere
achtergrond.
• Door op [SET] te drukken wordt de aangegeven
waarde geregistreerd.
[왖] : Verhoogt de EV waarde. Een hogere EV waarde
wordt het beste gebruikt voor lichtgekleurde
onderwerpen en onderwerpen met tegenlicht.
Belichtingscompensatiebereik: –2,0EV – + 2,0EV
Stappen: 1/3EV
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2. Selecteer de
[왔] : Verlaagt de EV waarde. Een lagere EV waarde
wordt het beste gebruikt voor donkergekleurde
onderwerpen en voor het opnemen buiten op een
heldere dag.
“Quality” (kwaliteit)
tab, selecteer “EV
Shift” (EV
verschuiving) en druk
dan op [왘].
Belichtingscompensatiewaarde
• Om de belichtingscompensatie te annuleren dient u
de waarde bij te stellen tot 0.0.
88
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
4. Druk op de sluitertoets om het beeld op te
Bijstellen van de witbalans
nemen.
De golflengte van het licht dat geproduceerd wordt door de
verschillende lichtbronnen (daglicht, gloeilamp, enz.) kan
de kleur beïnvloeden van het onderwerp dat wordt
opgenomen. Met de witbalans kunt u kunt u bijstellingen
maken om te compenseren voor de verschillende types
verlichting om zo de kleuren van een beeld natuurlijker te
maken.
BELANGRIJK!
• Bij het opnemen onder bijzonder donkere of juist
lichte omstandigheden kunt u mogelijk geen
bevredigende resultaten verkrijgen ook al gebruikt u
belichtingscompensatie.
LET OP
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
• Bij uitvoeren van een EV verschuiving bewerking
tijdens multi-patroon meten (pagina 143) zal de
functie automatisch overschakelen naar centrumgeoriënteerd meten. Terugstellen van de EV
verschuivingswaarde naar 0.0 zal de meetfunctie
terugschakelen naar multi-patroon meten.
• U kunt toetsaanpassing (pagina 137) gebruiken om
de camera te configureren om
belichtingscompensatie uit te voeren telkens
wanneer u op [왗] of [왘] drukt tijdens een
opnamefunctie (REC). Dit is handig tijdens het
bijstellen van de belichtingscompansatie tijdens het
bekijken van het in-beeld histogram (pagina 134).
[MENU].
2. Selecteer de
“Quality” (kwaliteit)
tab, selecteer “White
Balance” (witbalans)
en druk op [왘].
89
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling
LET OP
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Tijdens opnemen onder deze
omstandigheden:
Normale omstandigheden
• Wanneer “Auto” (automatisch) geselecteerd is als de
instelling van de witbalans bepaalt de camera
automatisch het witpunt van het onderwerp.
Bepaalde kleuren van de onderwerp en bepaalde
belichtingsomstandigheden kunnen echter
problemen veroorzaken wanneer de camera dit
witpunt probeert vast te stellen, hetgeen het dan
moeilijk maakt om een goede afregeling van de
witbalans te krijgen. Mocht dit gebeuren gebruik dan
daglicht, bewolkt of één van de andere vaste
instellingen voor de witbalans om het type belichting
te specificeren dat wel beschikbaar is.
• U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 137)
gebruiken om de camera zodanig te configureren dat
de witbalansinstelling verandert wanneer u op [왗] of
[왘] drukt tijdens een opnamefunctie (REC)
ingeschakeld is.
• Selecteer “ AWB Auto WB” om de witbalansfunctie in
te schakelen voor automatische werking als u
icoonhulp (pagina 139) ingeschakeld heeft en de
toetsaanpassing heeft geconfigureerd om de
witbalans te bedienen.
Selecteer deze
instelling:
Auto (automatisch)
Buiten met daglicht op een heldere
dag
Buiten met daglicht op een
bewolkte of regenachtige dag, in de
schaduw van een boom, enz.
In de schaduw van een gebouw of
op een andere plaats waar de
kleurtemperatuur hoog is.
Onder witte of daglicht witte TL
verlichting (onderdrukt kleurmist)
N
Onder daglicht TL verlichting
(onderdrukt kleurmist)
D
Bij licht van gloeilampen
Moeilijke verlichting die handmatige
bediening vereist (Zie “Handmatig
configureren van de witbalans”
(pagina 91)).
Manual (handmatig)
90
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3. Gebruik [왖] en [왔] om
Handmatig configureren van de
witbalans
“Manual” (handmatig)
te selecteren.
Bepaalde complexe lichtbronnen en andere condities in de
omgeving kunnen het onmogelijk maken om goede
resultaten te verkrijgen wanneer de “Auto” stand of één van
de andere vast lichtbroninstellingen wordt gebruikt voor de
witbalans. U kunt dan de witbalans met de hand bijregelen
voor een bepaalde lichtbron en/of andere condities in de
omgeving.
Merk op dat u handmatige witbalans dient uit te voeren
onder dezelfde omstandigheden als wanneer u
daadwerkelijk aan het opnemen bent. Houd een vel wit
papier bij de hand voordat u begint met de volgende
procedure.
• Hierdoor verschijnt het
voorwerp dat u het laatst
gebruikte voor het
instellen van de
handmatige witbalans op
het beeldscherm. Als u dezelfde instellingen wilt
gebruiken die u configureerde tijdens een eerdere
met de hand gemaakte witbalansinstelling, sla dan
stap 4 over en voer stap 5 uit.
4. Richt de camera op wit papier of een
soortgelijk voorwerp onder dezelfde
lichtomstandigheden waarvoor u de witbalans
in wilt stellen en druk vervolgens op de
sluitertoets.
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2. Selecteer een “Quality” (kwaliteit) tab,
selecteer vervolgens “White Balance”
(witbalans) en druk daarna op [왘].
Wit papier
91
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
• Hierdoor wordt de procedure voor het bijstellen van
de witbalans gestart. Als deze procedure voltooid is,
verschijnt de boodschap “Complete” op het
beeldscherm.
Specificeren van de belichtingsfunctie
U kunt de functiedraairegelaar gebruiken om de
belichtingsfunctie te selecteren die de instellingen voor de
lensopening en de sluitersnelheid bedient tijdens het
opnemen van beelden.
5. Druk op [SET].
• Dit registreert de witbalansinstellingen en keert terug
naar de op dat moment geselecteerde
opnamefunctie.
A functie : lensopening prioriteit AE
S functie : sluitersnelheid prioriteit AE
M functie : handmatige belichting
LET OP
Gebruik van lensopening prioriteit AE
• Nadat u de witbalans met de hand ingesteld heeft,
blijft deze instelling van kracht totdat u de instelling
verandert of wanneer u de camera uitschakelt.
Als de A functie (lensopening prioriteit AE) geselecteerd is
als de belichtingsfunctie, stelt de camera de sluitersnelheid
automatisch in overeenstemming met een vaste
lensopeningwaarde in die u zelf heeft gespecificeerd. Een
grotere lensopening (een lagere lensopeningwaarde) geeft
een kleiner diepteveld terwijl een kleinere lensopening (een
grotere lensopeningwaarde) een groter diepteveld geeft.
Het bereik van de sluitersnelheid van deze functie loopt
van 1/1600ste tot en met 1 seconde.
92
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Grotere lensopening
2. Druk op [SET] om de lensopeningwaarde in
Kleinere lensopening
het belichtingspaneel te selecteren en
verander dan de instelling m.b.v. [왗] en [왘].
Lensopeningwaarde*
Diepteveld
1. Zet tijdens een
Groot
Klein
F2,8‚ F4,0
Ondiep
Diep
* De bovenstaande waarden zijn voor maximale
optische zoom met het groothoek objectief. De
lensopeningswaarden wijken af van de andere
optische zoominstellingen.
opnamefunctie (REC)
de
functiedraairegelaar
op “A” (lensopening
prioriteit).
• U kunt “EV Shift” (EV verschuiving) hier ook
selecteren door op [SET] te drukken en vervolgens
een belichtingscompensatiewaarde (pagina’s 31, 88)
te specificeren m.b.v. [왗] en [왘].
EV verschuiving
Lensopeningwaarde
• Als u met de hand scherpstelt (pagina’s 31, 85) kunt
u “FOCUS” (handmatig scherpstellen) ook selecteren
door op [SET] te drukken en vervolgens met de hand
scherp te stellen m.b.v. [왗] en [왘].
93
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3. Druk de sluitertoets halverwege in.
Gebruiken van sluitersnelheid prioriteit AE
• Hierdoor zal de camera automatisch de
sluitersnelheid instellen a.h.v. de lensopeningwaarde
die u selecteerde. Daarna wordt scherpgesteld op
het beeld.
Als de S functie (sluitersnelheid prioriteit AE) geselecteerd
is als de belichtingsfunctie, stelt de camera de lensopening
automatisch in overeenstemming met een vaste
sluitersnelheid in die u zelf heeft gespecificeerd. U dient
een sluitersnelheid te specificeren aan de hand van hoe
snel het onderwerp beweegt.
• De waarden van de sluitersnelheid en de
lensopeningswaarde in het beeldscherm zullen
oranje worden als u de sluitertoets halverwege
indrukt terwijl het beeld onder- of juist overbelicht is.
Langzaam
4. Druk als goed is scherpgesteld op het beeld
de sluitertoets geheel in om het beeld op te
nemen.
94
Snel
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1. Zet tijdens een
3. Druk de sluitertoets halverwege in.
opnamefunctie (REC)
de
functiedraairegelaar
op “S” (sluitersnelheid
prioriteit).
• Hierdoor zal de camera automatisch de waarde van
de lensopening instellen a.h.v. de sluitersnelheid die
u selecteerde. Daarna wordt scherpgesteld op het
beeld.
• De waarden van de sluitersnelheid en de
lensopeningswaarde in het beeldscherm zullen
oranje worden als u de sluitertoets halverwege
indrukt terwijl het beeld onder- of juist overbelicht is.
EV verschuiving
Sluitersnelheid
4. Druk als goed is scherpgesteld op het beeld
2. Druk op [SET] om de sluitersnelheidwaarde in
de sluitertoets geheel in om het beeld op te
nemen.
het belichtingspaneel te selecteren en
verander dan de instelling m.b.v. [왗] en [왘].
Sluitersnelheid
Beweging
Langzaam
60 seconden
Wazig
Snel
1/1600ste seconde
Gestopt
• U kunt “EV Shift” (EV verschuiving) hier ook door op
[SET] te drukken en vervolgens een
belichtingscompensatiewaarde (pagina’s 31, 88) te
specificeren m.b.v. [왗] en [왘].
• Als u met de hand scherpstelt (pagina’s 31, 85) kunt
u “FOCUS” (handmatig scherpstellen) ook selecteren
door op [SET] te drukken en vervolgens met de hand
scherp te stellen m.b.v. [왗] en [왘].
95
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3. Druk op [SET] om de sluitersnelheidwaarde in
Met de hand instellen van de
belichtingsinstellingen
het belichtingspaneel te selecteren en
verander dan de instelling m.b.v. [왗] en [왘].
Tijdens de M functie (handmatige belichting) kunt u de
sluitersnelheid en de lensopening met de hand instellen.
Sluitersnelheid
1. Zet tijdens een
Beweging
opnamefunctie (REC)
de
functiedraairegelaar
op “M” (handmatige
instelling).
1/1600ste seconde
Gestopt
4. Druk de sluitertoets halverwege in.
Sluitersnelheid
Lensopeningwaarde
• Hierdoor zal de camera automatisch scherpstellen.
5. Druk als goed is scherpgesteld op het beeld
2. Druk op [SET] om de lensopeningwaarde in
de sluitertoets geheel in om het beeld op te
nemen.
het belichtingspaneel te selecteren en
verander dan de instelling m.b.v. [왗] en [왘].
Diepteveld
Wazig
Snel
• Als u met de hand scherpstelt (pagina’s 31, 85) kunt
u “FOCUS” (handmatig scherpstellen) ook selecteren
door op [SET] te drukken en vervolgens met de hand
scherp te stellen m.b.v. [왗] en [왘].
ISO gevoeligheid
Lensopeningwaarde*
Langzaam
60 seconden
Groot
Klein
F2,8‚ F4,0
Ondiep
Diep
* De bovenstaande waarde zijn voor maximale
optische zoom met de groothoek objectief . De
lensopeningswaarden wijken af van de andere
optische zoominstellingen.
96
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Voorzorgsmaatregelen voor opname met
de belichtingsfunctie
Gebruik van de doorlopende sluiter
Naast de normale opname die een enkel beeld opneemt
telkens wanneer de sluitertoets ingedrukt wordt kunt u één
van de vijf doorlopende sluiterfuncties selecteren om
meerdere beelden op te nemen.
• U kunt mogelijk niet de helderheid verkrijgen die u wilt
wanneer u een beeld aan het opnemen bent dat bijzonder
donker of juist erg helder is. Mocht dit het geval zijn,
gebruik dan de M functie (handmatige belichting) om de
lensopening en de sluitersnelheid met de hand bij te
stellen.
• Bij gebruik van een langzame sluitersnelheid kan digitale
ruis (korreligheid) verschijnen in het beeld. Om dit effect
te reduceren voert de camera automatisch
ruisonderdrukking uit wanneer de sluitersnelheid 1/8ste
seconde of langzamer is. Hoe langzamer de
sluitersnelheid des te groter de kans op digitale ruis in het
beeld. Merk ook op dat de procedure voor
ruisonderdrukking het opnemen van een beeld vertraagt.
• Bij een sluitersnelheid langzamer dan 1/8ste seconde kan
de helderheid van het opgenomen mogelijk afwijken van
de helderheid van het beeld dat verschijnt in het
beeldscherm.
• Doorlopende sluiterfunctie met normale snelheid
U kunt onafgebroken beelden opnemen totdat het
geheugen vol is.
• Doorlopende sluiterfunctie bij hoge snelheid
Neem maximaal drie beelden met hoge snelheid achter
elkaar op.
• Doorlopende sluiterfunctie met flits
Gebruik deze functie om drie beelden achter elkaar op te
nemen met elke een flits.
• Doorlopende sluiterfunctie met zoom
Tijdens deze functie kunt u een gebied op het
beeldscherm selecteren met een selectiekader. Wanneer
u dan de sluitertoets indrukt, neemt de camera het beeld
op het beeldscherm op met het gebied binnen het door
het selectiekader afgebakende gebied ingezoomd op
tweemaal de normale afmetingen.
• Meervoudige doorlopende sluiterfunctie
Deze functie neemt 25 doorlopende stop-actie beelden op
bij hoge snelheid en combineert ze tot een enkel beeld.
97
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Gebruiken van de doorlopende
sluiterfunctie met normale snelheid
• De opnamesnelheid van de doorlopende sluiter
hangt af van het type geheugenkaart dat zich in de
camera bevindt. Bij opname naar het ingebouwde
geheugen is opname van de doorlopende sluiter
relatief langzaam.
Door de sluitertoets ingedrukt te houden worden
voortdurend beelden opgenomen zolang er geheugen
beschikbaar is om de beelden op te slaan.
LET OP
1. Druk tijdens een
• U kunt ook een doorlopende sluiterfunctie selecteren
door [
] ingedrukt te houden, de gewenste functie
te selecteren d.m.v. [왖] en [왔] en vervolgens [
]
los te laten.
opnamefunctie (REC)
op [
].
2. Selecteer “
Normal Speed Cont.”
(doorlopende sluiter met normale snelheid)
d.m.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [SET].
• Hierdoor verschijnt “
” in het beeldscherm.
3. Druk op de sluitertoets om op te nemen.
• Het opnemen blijft doorgaan zolang u de sluitertoets
ingedrukt houdt. Laat de sluitertoets los om het
opnemen te stoppen.
98
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
De doorlopende sluiterfunctie met hoge
snelheid gebruiken
De doorlopende sluiterfunctie met flits
gebruiken
Houd de sluitertoets ingedrukt terwijl de doorlopende
sluiterfunctie met hoge snelheid geselecteerd is om
maximaal drie beelden met hoge snelheid op te nemen.
Houd de sluitertoets ingedrukt terwijl de doorlopende
sluiterfunctie met flits geselecteerd is om maximaal drie
beelden op te nemen waarbij de flitser bij elk beeld flitst.
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[
[
].
2. Selecteer d.m.v. [왖] en [왔] to select “
2. Selecteer d.m.v. [왖] en [왔] “
Flash
Cont.” (doorlopende sluiter met flits) en druk
daarna op [SET].
High Speed
Cont.” (doorlopende sluiter met hoge
snelheid) en druk daarna op [SET].
• Hierdoor verschijnt de “
beeldscherm.
].
• Hierdoor verschijnt de “
beeldscherm.
” icoon op het
” icoon op het
3. Druk op de sluitertoets om op te nemen.
3. Druk op de sluitertoets om op te nemen.
• Het opnemen vindt plaats zolang de sluitertoets
ingedrukt gehouden wordt. Het filmen stopt als u de
sluitertoets loslaat voordat drie beelden opgenomen
zijn.
• Het opnemen vindt plaats zolang de sluitertoets
ingedrukt gehouden wordt. Het filmen stopt als u de
sluitertoets loslaat voordat drie beelden opgenomen
zijn.
99
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
4. Druk daarna eenmaal op de sluitertoets om op
Gebruik van de zoom doorlopende
sluiterfunctie
te nemen.
• Hierdoor worden twee beelden opgenomen: het
beeld op het beelscherm en het beeld binnen het
selectiekader, digitaal tot twee maal de normale
grootte gezoomd.
De zoom doorlopende sluiterfunctie geeft een selectiekader
weer dat u kunt gebruiken om een gebied in het beeldscherm
te selecteren. Dan als u op de sluitertoets drukt, zal de
camera het beeld op het beeldscherm opnemen met het
gebied dat omsloten wordt door het selectiekader digitaal tot
twee maal de normale grootte gezoomd.
BELANGRIJK!
• Merk op dat het bij de bovenstaande procedure niet
nodig is om de sluitertoets ingedrukt te houden.
• Merk op dat de zoom doorlopende sluiterfunctie niet
beschikbaar is bij een instelling voor het
beeldformaat van 3264 × 2176 (3:2) of 640 × 480.
• Het formaat van de digitaal verwerkt beelden is
kleiner dan de huidige instelling voor het
beeldformaat van de camera.
Voorbeeld: Wanneer de huidige instelling voor het
beeldformaat 3264 × 2448 beeldpunten
is, dan zal het formaat van de digitaal
verwerkt beelden met de zoom
doorlopende sluiterfunctie 1600 × 1200
beeldpunten zijn.
• Wanneer autofocus geselecteerd is als de
scherpstelfunctie, bevindt het autofocusgebied zich
automatisch in het midden van het selectiekader
voor de doorlopende sluiter met zoom (puntmeet
autofocusgebied, pagina’s 79, 82).
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op de
[
].
2. Selecteer de “
Z Zoom Continuous”
(doorlopende sluiter met zoom) d.m.v. [왖] en
[왔] en druk vervolgens op [SET].
• Hierdoor verschijnt een selectiekader in het midden
van het beeldscherm.
3. Verplaats het selectiekader m.b.v. [왖], [왔],
[왗], en [왘] naar het gewenste gedeelte van
het beeldscherm en druk op [SET].
• Hierdoor verschijnt de “
beeldscherm.
Z
” icoon op het
100
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
25-shot stop-actie beelden (m.b.v. de
meervoudige doorlopende sluiterfunctie)
• Merk op dat u bij de bovenstaande procedure de
sluitertoets niet ingedrukt hoeft te houden.
• De grootte van het 25-shot beeld is 1600 × 1200
beeldpunten.
Gebruik de volgende
procedure om 25
achtereenvolgende stop-actie
beelden op te nemen bij hoge
snelheid en ze daarna te
combineren tot één enkel
beeld.
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[
].
2. Selecteer “
Multi Continuous”
(meervoudige doorlopende sluiter) d.m.v. [왖]
en [왔] en druk vervolgens op [SET].
• Hierdoor verschijnt “
” in het beeldscherm.
3. Druk eenmaal op de sluitertoets om op te
nemen.
• Nadat 25 shots opgenomen zijn worden ze tot een
enkel beeld gecombineerd dat dan in het geheugen
opgeslagen wordt.
101
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
• Bij de doorlopende sluiterfunctie bij normale snelheid en
de meervoudige doorlopende sluiterfunctie wordt de
flitsfunctie automatisch
(flitser uit).
• Bij de doorlopende sluiterfunctie met flitser wordt de
flitsfunctie automatisch
(flitser aan).
• U kunt de zelfontspanner niet gebruiken in combinatie
met de doorlopende sluiterfunctie met normale snelheid
(pagina 73).
• De drievoudige zelfontspanner (pagina 74) kan alleen
gebruikt worden in combinatie met de doorlopende
sluiterfunctie met zoom.
• De langzaamste instelling van de sluitersnelheid bij
gebruik van de meervoudige doorlopende sluiterfunctie is
1/15ste seconde.
• Merk op dat bij de doorlopende sluiterfunctie bij hoge
snelheid en de doorlopende sluiterfunctie met flitser de
resolutie van de opgenomen beelden ietwat lager is en
een grotere neiging heeft om digitale ruis te bevatten dan
bij beelden die opgenomen worden met de doorlopende
sluiterfunctie bij normale snelheid.
• Bij de doorlopende sluiterfunctie bij hoge snelheid en de
doorlopende sluiterfunctie met flitser wordt altijd de “Auto”
(automatisch) instelling gebruikt ongeacht de huidige
instelling voor de ISO gevoeligheid.
• Bij de doorlopende sluiterfunctie met flits is het flitsbereik
smaller dan normaal.
Voorzorgsmaatregelen voor de
doorlopende sluiter
• Wanneer u werking van de doorlopende sluiter aanvangt
zullen de instellingen voor de belichting en de
scherpstelling vastgezet worden voor het eerste beeld.
Dezelfde instellingen zijn dan ook van toepassing bij de
navolgende beelden.
• De doorlopende sluiterfunctie kan niet worden gebruikt in
combinatie bij één van de volgende attributen en functies.
BEST SHOT (“Business Cards and Documents
(visitekaartjes en documenten)”, “Whiteboard, etc.
(Witbord, enz.)”, “Old Photo (oude foto)”, “ID Photo (ID
foto)”, “Pastel (pastelkleur)”, “Illustration (illustratie)”,
“Cross (kruis)”), Movie (film) functie, MOVIE BEST SHOT
functie
• Tijdens het gebruik van de doorlopende sluiterfunctie
moet u de camera stil houden totdat alle opnamen
voltooid zijn.
• De werking van de doorlopende sluiter kan halverwege
stoppen als de geheugencapaciteit uitgeput dreigt te
raken.
• Bij gebruik van een langzamere sluitersnelheidinstelling
wordt de tussenpauze tussen beelden verlengd.
• De doorlopende sluitersnelheid hangt af van de huidige
instellingen voor de beeldgrootte en beeldkwaliteit.
• Bij de doorlopende sluiterfunctie bij normale snelheid kunt
u de gewenste flitsfunctie selecteren.
102
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1. Zet de
Gebruiken van de BEST SHOT functie
functiedraairegelaar op
tijdens een
opnamefunctie (REC)
op “ ” en druk
daarna op [SET].
Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde
voorbeeldscenes er één en de camera zal de instellingen
maken voor de scene die u selecteerde om zo elke keer
opnieuw mooie foto’s te maken.
• Hierdoor wordt de BEST
SHOT functie
ingeschakeld die alle 12
BEST SHOT decors toont.
■ Voorbeeld achtergronden
• Portrait (Portret)
• Scenery (Landschap)
• De voorbeelddecors zijn in volgorde gearrangeerd, te
beginnen met de linker bovenhoek.
• De op dat moment geselecteerde voorbeeldscene is
de scene met het selectiekader erom heen.
• Night Scene
(Nachtdecor)
• Night Scene Portrait
(Avondportret)
103
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
2. Gebruik [왖], [왔], [왗] en [왘] om de gewenste
BELANGRIJK!
voorbeeld achtergrond te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
• BEST SHOT achtegronden werden niet met deze
camera opgenomen. Ze dienen enkel als voorbeeld.
• Door opname omstandigheden en andere factoren,
kan een beeld opgenomen met de instellingen van
het BEST SHOT decor niet precies het verwachte
resultaat produceren.
• U kunt de camera instellingen veranderen die
geconfigureerd zijn bij het selecteren van een BEST
SHOT scene. De instellingen die u kunt veranderen
zijn dezelfde als die opgeslagen worden wanneer u
een BEST SHOT gebruikersinstelling (pagina 106)
opslaat. Merk echter op dat bepaalde BEST SHOT
scenes u niet toestaan om bepaalde instellingen te
veranderen. De BEST SHOT scene instellingen
worden teruggesteld tot hun oorspronkelijke
instellingen wanneer u een andere BEST SHOT
scene selecteert of de camera uitschakelt. Als u de
instellingen wilt opslaan om later te gebruiken, dient
u deze als een BEST SHOT gebruikersinstelling op
te slaan (pagina 106).
• Digitale ruisonderdrukking vindt automatisch plaats
wanneer u een nachtscene, vuurwerk of een ander
beeld opneemt dat een langzame sluitertijd vereist.
Dat is de reden waarom het langer duurt om beelden
op te nemen bij een langzame sluitersnelheid. Zorg
er voor dat u geen cameratoetsen bedient totdat het
uitvoeren van beeldopname voltooid is.
• Verplaats het selectiekader in het display m.b.v. [왖],
[왔], [왗] en [왘]. Door naar links te bladeren terwijl het
selectiekader zich in de linker bovenhoek bevindt of
naar rechts te bladeren terwijl het selectiekader zich
in de rechter onderhoek bevindt, bladert u door naar
het volgende scherm met 12 voorbeelddecors.
3. Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
104
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
• Bij het opnemen van een beeld van een nachtdecor,
vuurwerk of een ander beeld waarbij u een langzame
sluitersnelheid nodig heeft wordt het gebruik van een
statief aanbevolen om handbewegingen te
voorkomen.
Afzonderlijk tonen van de
voorbeelddecors
U kunt de volgende procedure gebruiken om de BEST
SHOT voorbeelddecors afzonderlijk te tonen zodat u de
uitleg kunt bekijken van de instellingen van elk decor.
LET OP
1. Zet de functiedraairegelaar op tijdens een
• Aanwijzingen voor het gebruik en het op dat moment
geselecteerde BEST SHOT decor verschijnen
gedurende ongeveer twee seconden in de display
als de BEST SHOT functie reeds ingeschakeld is op
het moment dat u de camera inschakelt.
opnamefunctie (REC) op “
op [SET].
” en druk daarna
• Hierdoor worden alle 12 van de BEST SHOT scenes
getoond.
2. Beweeg de
zoomregelaar.
• Hierdoor wordt het
voorbeelddecor
getoond dat
geselecteerd was op
het 12-decorscherm.
• Beweeg de
zoomregelaar om terug
te keren naar het 12voorbeeldscene
scherm.
105
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3. Selecteer het gewenste voorbeelddecor m.b.v.
Creëren van uw eigen BEST SHOT
instelling
[왗] en [왘] en druk vervolgens op [SET].
4. Druk op de sluitertoets om het beeld op te
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om een
basisinstelling op te slaan van een snapshot die u opnam
als een BEST SHOT decor. Daarna kunt u de
basisinstelling oproepen telkens wanneer u deze wilt
gebruiken.
nemen.
1. Zet de functiedraairegelaar op tijdens een
opnamefunctie (REC) op “
op [SET].
” en druk daarna
2. Selecteer “Register User Scene”
(gebruikersdecor registereren) d.m.v. [왖], [왔],
[왗] en [왘] en druk op [SET].
3. Geef d.m.v. [왗] en [왘]
de snapshots weer
waarvan u de
instelling als BEST
SHOT decor wilt
registreren.
106
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
4. Gebruik [왖] en [왔] om “Save” (opslaan) te
LET OP
selecteren en druk vervolgens op [SET].
• De volgende zijn de instellingen die onderdeel
uitmaken van de snapshotinstelling:
scherpstelfunctie, EV verschuivingswaarde,
witbalansfunctie, flitserfunctie, ISO gevoeligheid,
meetfunctie, flitsintensiteit, flitserassistent, filter,
scherpte, verzadiging en contrast.
• Merk op dat enkel snapshots die opgenomen zijn
met deze camera kunnen worden gebruikt om een
BEST SHOT gebruikersinstelling te creëren.
• U kunt op hetzelfde moment maximaal 999 BEST
SHOT gebruikersinstellingen hebben in het
ingebouwde geheugen van de camera.
• U kunt de huidige instelling van een achtergrond
controleren door verschillende instelmenu’s te tonen.
• BEST SHOT snapshotgebruikersinstellingen worden
opgeslagen in het ingebouwde geheugen van de
camera in de map die “SCENE” heet. Bestandnamen
worden automatisch toegewezen volgens het
formaat “UZ850nnn.JPE” waar “nnn” een waarde is
vallend tussen 000 en 999.
• Hierdoor wordt de instelling geregistreerd. Nu kunt u
de procedure op pagina 103 gebruiken om uw
gebruikersinstelling te selecteren voor het maken
van een opname.
BELANGRIJK!
• Gebruikersinstellingen in de BEST SHOT functie
bevinden zich in het geheugen na de ingebouwde
voorbeelddecors.
• Door een gebruikerssnapshotinstelling te selecteren
verschijnt de “U” indicator in de rechter bovenhoek
van het beeldscherm gevolgd door een nummer (dat
het instelnummer aangeeft).
• Merk op dat het formatteren van het ingebouwde
geheugen (pagina 202) alle BEST SHOT
gebruikersinstellingen uitwist.
107
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Wissen van een BEST SHOT functie
gebruikersinstelling
Verminderen van de effecten van het
bewegen van uw hand of het bewegen van
het onderwerp
1. Zet de functiedraairegelaar op tijdens een
opnamefunctie (REC) op “
op [SET].
U kunt de effecten verminderen van het bewegen van het
onderwerp of van handbewegingen die de neiging hebben
op te treden bij het opnemen van een onderwerp op grote
afstand met een telefoto of bij het opnemen van een snel
bewegend onderwerp of als als de plaats van opname
slecht verlicht is.
• U kunt de anti-trilfunctie ook gebruiken om tijdens het
opnemen van een film van het effect van het bewegen
van uw handen verminderen. De effecten van het
bewegen van het onderwerp worden echter niet
verminderd (pagina 118).
” en druk daarna
2. Beweeg de zoomregelaar om over te
schakelen van het 12-scene scherm naar het
voorbeeldscherm.
3. Gebruik [왗] en [왘] om de gebruikersinstelling
te tonen die u wilt uitwissen.
4. Druk op [왔] (
) om de gebruikersinstelling
1. Voer één van de onderstaande procedures uit
te wissen.
om de anti-trilfunctie in te schakelen.
5. Selecteer “Delete” (wissen) m.b.v. [왖] en [왔].
Gebruiken van de BEST SHOT functie
6. Druk op [SET] om het bestand te wissen.
1. Zet de functiedraairegelaar op tijdens een
opnamefunctie (REC) op “
” en druk daarna op
[SET].
7. Selecteer een andere scene en druk
vervolgens op [SET].
2. Selecteer d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] het “Anti Shake”
(anti-tril) decor en druk vervolgens op [SET].
• Hierdoor wordt de opnamestand opnieuw verkregen.
108
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van het menuscherm
BELANGRIJK!
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU].
• De anti-trilfunctie wordt uitgeschakeld bij andere
instellingen dan wanneer “Auto” (automatisch) wordt
geselecteerd voor de ISO gevoeligheid. Als u de
anti-trilfunctie ingeschakeld wilt hebben dat dient u
de ISO gevoeligheid te veranderen naar “Auto”
(automatisch) (pagina 142).
• Door op te nemen met de anti-trilfunctie kan het
beeld er wat ruwer uitzien dan normaal met een
kleine verlaging van de beeldresolutie.
• De anti-trilfunctie kan de effecten van
handbewegingen en bewegen van het onderwerp
mogelijk niet elimineren wanneer de bewegingen te
heftig zijn.
• De anti-trilfunctie kan mogelijk niet werken bij
bijzonder lage sluitersnelheden. Mocht dit het geval
zijn, gebruik dan een statief om de camera te
stabiliseren.
• Hoewel “
” (anti-trilfunctie) aangegeven wordt op
het beeldscherm terwijl de flitsinstelling ingesteld is
op “Auto Flash” (automatisch flitsen), “Flash On”
(flitser aan) of “Soft Flash” (milde flitser) is de antitrilfunctie uitgeschakeld.
• De maximale digitale zomfactor is 4X (pagina 65)
tijdens het opnemen met de anti-trilfunctie.
2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer “Anti
Shake” (anti-tril) en druk daarna op [왘].
3. Selecteer de “Auto” (automatisch) instelling d.m.v.
[왖] en [왔] en druk daarna op [SET].
•
(Anti-trilindicator) wordt aangegeven in het
beeldscherm terwijl de anti-trilfunctie ingeschakeld is.
2. Druk op de sluitertoets om het beeld op te nemen.
109
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Opnemen met een hogere gevoeligheid
• De hoge gevoeligheidsfunctie wordt uitgeschakeld bij
andere instellingen dan wanneer “Auto”
(automatisch) wordt geselecteerd voor de ISO
gevoeligheid. Als u de hoge gevoeligheidsfunctie
ingeschakeld wilt hebben dat dient u de ISO
gevoeligheid te veranderen naar “Auto”
(automatisch) (pagina 142).
• Door op te nemen met hoge gevoeligheid kan het
beeld er wat ruwer uitzien dan normaal met een
kleine verlaging van de beeldresolutie.
• Wanneer het te donker is kan het zijn dat een
gewenst niveau van beeldhelderheid niet verkregen
kan worden.
• Gebruik bij het opnemen met lage sluitersnelheden
een statief om tegen de effecten van
handbewegingen te beschermen.
• De hoge gevoeligheid is uitgeschakeld terwijl de
flitsinstelling ingesteld is op “Auto Flash”
(automatisch flitsen), “Flash On” (flitser aan) of “Soft
Flash” (milde flitser).
• De maximale digitale zomfactor is 4X (pagina 65)
tijdens het opnemen met de hoge gevoeligheid.
Bij een hogere gevoeligheid kunnen helderder beelden
worden opgenomen zonder gebruik te maken van de flitser,
zelfs als er niet genoeg licht beschikbaar is voor een
normale belichting.
1. Zet de functiedraairegelaar op tijdens een
opnamefunctie (REC) op “
op [SET].
” en druk daarna
2. Selecteer het “High Sensitivity” (hoge
gevoeligheid) decor d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘]
en druk daarna op [SET].
3. Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
110
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
■ Beelden van instelvoorbeelden
Opnemen van beelden van naamkaartjes
en documenten (Business Shot)
• Business cards and
documents
(Naamkaartjes en
documenten)
Wanneer beelden van naamkaartjes, documenten, een
witbord of soortgelijke voorwerpen vanuit een hoek worden
opgenomen kunnen deze onderwerpen er vervormd uitzien
in het beeld dat als resultaat is opgenomen. De Business
Shot instelling corrigeert rechthoekige vormen automatisch
zodat ze er uitzien alsof ze opgenomen zijn met de camera
recht voor het onderwerp.
Voor aanbrengen van
de keystone correctie
Na aanbrengen van
de keystone correctie
111
• White board, etc.
(Witbord, enz.)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Voordat u met Business Shot gaat
opnemen
Gebruiken van de Business Shot
instelling
• Voordat u begint met de opname dient u eerst de
compositie van het beeld zo in te richten zodat het
contour van het onderwerp dat u wilt opnemen zich in het
geheel op het beelscherm bevindt.
• Let er op dat het onderwerp zich tegen een achtergrond
bevindt waardoor het contour afsteekt en dat het het
beeldscherm zoveel mogelijk vult.
1. Zet de functiedraairegelaar op tijdens een
opnamefunctie (REC) op “
op [SET].
” en druk daarna
2. Selecteer het gewenste Business Shot beeld
m.b.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] en druk vervolgens
op [SET].
LET OP
3. Druk op de sluitertoets
• Wanneer de camera zich in een hoek bevindt t.o.v.
naamkaartje of document dat u aan het opnemen
bent, dan kan de vorm van het naamkaartje of het
document er vervormd uit zien als beeld. De
automatische Keystone (hoeksteen) correctiefunctie
komt dan in actie om die vervorming te corrigeren
waardoor de onderwerpen er normaal uitzien zelfs
als u vanuit een hoek opneemt.
om het beeld op te
nemen.
• Hierdoor wordt een
scherm verkregen dat
alle onderwerpen in het
beeld weergeeft die
kwalificeren als
kandidaten voor keystone
(hoeksteen) correctie.
Er verschijnt een foutlezing (pagina 271) als de
camera geen geschikte kandidaat in beeld kan
vinden voor de ‘keystone’ functie. Na enkele
ogenblikken zal het oorspronkelijke beeld zonder
aanpassingen opgeslagen worden in het geheugen.
112
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
4. Selecteer m.b.v. [왗] en [왘] de kandidaat die u
Herstellen van een oude foto
wilt corrigeren.
U kunt de procedure in dit hoofdstuk gebruiken om een
oude, verbleekte foto te herstellen met de kleuren die
worden verstrekt door de moderne digitale
cameratechnologie.
5. Selecteer “Correct”
(corrigeren) m.b.v. [왖]
en [왔] en druk op [SET].
• Door “Cancel” (annuleren)
te selecteren i.p.v.
“Correct” (corrigeren) wordt
het oorspronkelijke beeld
zonder aanpassingen opgeslagen in het geheugen.
Voordat u probeert een oude foto te
herstellen
• Let er op dat de gehele foto die u probeert te herstellen
zich binnen het beeldscherm bevindt.
• Let er op dat het onderwerp zich tegen een achtergrond
bevindt waardoor het contour afsteekt en dat het het
beeldscherm zoveel mogelijk vult.
• Let er op dat het licht niet weerkaatst van het oppervlak
van de oorspronkelijke foto.
• Als de oude foto zich in de portret oriëntatie bevindt, let er
dan op dat u de compositie van het beeld met de camera
opstelt met de landschap oriëntatie (horizontaal).
BELANGRIJK!
• Digitale zoom wordt uitgeschakeld terwijl u opneemt
met Business Shot. U kunt echter wel optische zoom
gebruiken.
• De camera kan het onderwerp niet herkennen in de
volgende gevallen:
— Wanneer het onderwerp gedeeltelijk buiten het
beeldscherm valt
— Wanneer het onderwerp dezelfde kleur heeft als
de achtergrond waar het voor geplaatst is
• Het maximal beeldformaat voor Business Shot
beelden is 1600 × 1200 beeldpunten zelfs als de
camera geconfigureerd is voor een groter
beeldformaat. Als de beeldformaatinstelling kleiner is
dan 1600 × 1200 beeldpunten worden beelden
opgenomen met het gespecificeerde formaat.
113
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
LET OP
Opnemen van een oude foto
• Wanneer de camera zich in een hoek bevindt ten
opzichte van de oude foto dan zal één zijde van het
opgenomen beeld er langer uitzien dan de zijde er
tegen over. Dit wordt ‘keystone’ genoemd hetgeen
veroorzaakt wordt door het verschil in afstand van de
cameralens tot beide zijden van de foto. De zijde van
de foto die zich het dichtst bij de camera bevindt ziet
er langer uit terwijl de zijde verder weg van de
camera er juist korter uit ziet. Automatische
‘keystone’ correctie compenseert automatisch voor
deze vervorming hetgeen betekent dat de foto er
normaal uit zal zien zelfs als u hem opneemt vanuit
een hoek.
1. Zet de functiedraairegelaar op tijdens een
opnamefunctie (REC) op “
op [SET].
” en druk daarna
2. Selecteer “Old Photo” d.m.v. [왖], [왔], [왗] en
[왘] en drukt vervolgens op [SET].
3. Druk op de
sluitertoets en neem
het beeld op.
• Hierdoor wordt een
correctie
bevestigingsscherm
weergegeven en het
oorspronkelijk
opgenomen beeld
opgeslagen. Een
foutlezing verschijnt
(pagina 271) zonder
weergave van het
correctie
bevestigingsscherm als
de camera niet in staat
is het contour van de
foto te vinden.
114
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
4. Selecteer d.m.v. [왗] en [왘] het contour
7. Plaats het trimkader d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘]
waarvoor u correctie wilt uitvoeren.
naar de gewenste plek en drukt vervolgens op
[SET].
5. Selecteer “Trim”
• De camera zal de kleuren automatisch herstellen het
beeld opslaan.
d.m.v. [왖] en [왔] en
druk op [SET].
• Als u geen kader rondom het beeld wilt, configureer
dan het trimkader zodat dit zich binnen het kader van
het weergegeven beeld bevindt.
• Hierdoor verschijnt het
trimkader op het
beeldscherm.
• Druk op [MENU] om de trimbewerking te annuleren
op een gewenst moment en het beeld van dat
moment op te slaan.
• Selecteer “Cancel” om
het beeld op te slaan
als u het beeld niet wilt
trimmen.
6. Maak het trimkader groter of kleiner d.m.v. de
zoomregelaar.
115
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Opnemen van een ID foto
• Digitaal zoomen is niet mogelijk bij het opnemen van
een oude foto. U kunt echter wel optische zoom
gebruiken.
• De camera kan een foto niet herkennen in de
volgende gevallen:
— Wanneer het onderwerp gedeeltelijk buiten het
beeldscherm valt
— Wanneer het onderwerp dezelfde kleur heeft als
de achtergrond waar het voor geplaatst is
• De maximale beeldgrootte voor het opnemen van
een oude foto is 1600 × 1200 beeldpunten zelfs
wanneer de camera geconfigureerd is voor een
grotere beeldgrootte. Bij een instelling voor een
beeldgrootte kleiner dan 1600 × 1200 beeldpunten
worden beelden opgenomen bij de op dat moment
gespecificeerde grootte.
• Onder bepaalde omstandigheden kan het herstellen
van de kleuren niet tot de gewenste resultaten
leiden.
U kunt met deze procedure een portret opnemen en dan ID
foto’s afdrukken van een aantal verschillende standaard
formaten.
• Door een ID foto af te drukken wordt een enkel vel
geproduceerd met vijf ID foto’s van de volgende
formaten.
30 × 24 mm, 40 × 30 mm, 45 × 35 mm, 50 × 40 mm,
55 × 45 mm
1. Zet de functiedraairegelaar in een
opnamefunctie (REC) op “
op [SET].
” en druk daarna
2. Selecteer het “ID Photo” decor (ID foto) m.b.v.
[왖], [왔], [왗] en [왘] en druk vervolgens op
[SET].
3. Maak op het
beeldscherm een
compositie van het
onderwerp binnen het
in-beeld kader en druk
op de sluitertoets om
een eerste tijdelijk
beeld op te nemen.
116
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
• Stel het beeld zodanig bij dat het hoofd van het
onderwerp op één lijn is met de hoofdlijn aan de
bovenkant van het kader en de kin van het
onderwerp op één lijn is met de kinlijn.
• Het eerste tijdelijke beeld wordt niet opgeslagen in
het geheugen van de camera. Het uiteindelijke beeld
wordt opgeslagen in het geheugen van de camera
wanneer u stap 5 uitvoert.
5. Stel eerst de positie van het onderwerp in het
4. Stel de positie van het onderwerp in zoals
beeld en druk vervolgens op [SET].
hieronder beschreven.
Om dit te doen:
Selecteer deze instelling:
Verplaats het onderwerp
omhoog of omlaag
Druk op [왖] of [왔].
Verplaats het onderwerp naar
links of naar rechts
Druk op [왗] of [왘].
Inzoomen op het onderwerp
(om het te vergroten)
Verplaats de
zoomregelaar in de
richting van de “
”
icoon.
Uitzoomen op het onderwerp
(om het te verkleinen)
Verplaats de
zoomregelaar in de
richting van de “
”
icoon.
• Alleen het uiteindelijke beeld dat zich op het
beeldscherm bevindt wanneer u in stap 5 op [SET]
drukt, wordt opgeslagen in het geheugen van de
camera.
BELANGRIJK!
• Het beeldformaat van een ID foto is altijd 3264 ×
2448 beeldpunten ongeacht de huidige instelling bij
de camera voor het beeldformaat.
Hoofdlijn
Kinlijn
117
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Afdrukken van een ID foto
Opnemen van een film
Door een ID foto af te drukken wordt een enkel vel
geproduceerd met vijf ID foto’s van de onderstaande
formaten. Daarna kunt u de beelden die u wilt gebruiken
uitknippen.
30 × 24 mm, 40 × 30 mm, 45 × 35 mm, 50 × 40 mm,
55 × 45 mm
U kunt hoge resolutie films opnemen met geluid. De enige
beperking die geldt voor de lengte van de film is de
hoeveelheid van het geheugen die beschikbaar is voor
opslag. U kunt een gewenste instelling voor de resolutie
selecteren met een verscheidenheid aan
filmopnamefuncties die u meer dan voldoende
veelzijdigheid bieden voor het maken van films.
BELANGRIJK!
• Bestandformaat: MPEG-4 AVI formaat
• De bovenstaande afmetingen zijn niet precies. De
werkelijke beeldformaten kunnen ietwat afwijken van
de bovengenoemde.
• Bij het afdrukken van een ID foto moet u er op letten
op papier van het formaat 4˝ × 6˝ (pagina 216) af te
drukken. De beelden kunnen mogelijk op het juiste
formaat worden afgedrukt als papier van een
afwijkend formaat wordt gebruikt.
• Maximale filmlengte:
De enige beperking die geldt voor de lengte van de film is
de hoeveelheid van het geheugen die beschikbaar is voor
opslag.
• Geschatte filmbestandgrootte (film van 1 minuut):
28,4 MB (kwaliteitinstelling: HQ (hoge kwaliteit))
14,9 MB (kwaliteitinstelling: Normal (normaal))
5,3 MB (kwaliteitinstelling: LP (langzame snelheid))
• Filmopnamefuncties
—
filmfunctie
Gebruik deze functie voor normaal opnemen van een
film (pagina 120).
118
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
—
MOVIE BEST SHOT functie
Deze functie maakt het maken van de camera
instellingen zo gemakkelijk als het selecteren van de
van toepassing zijnde voorbeeldscene. Selecteer één
van de MOVIE BEST SHOT scenes waarna de
camera zichzelf automatisch configureert voor de
instelling voor die scene (pagina 123).
—
korte film
Telkens bij indrukken van de sluitertoets wordt een kort
filmpje opgenomen dat begint voor indrukken van de
toets en eindigt nadat de toets is ingedrukt (pagina 126).
—
voorafgaande film
Deze functie maakt gebruik van een buffer van 5
seconden die doorlopende wordt ge-update. Bij
indrukken van de sluitertoets wordt het opnemen vijf
seconden eerder gestart dan toen u de toets indrukte.
Gebruik deze functie wanneer u er zeker van wilt zijn
dat u snelle actie niet mist (pagina 129).
Specificeren van de kwaliteit van het
filmbeeld
De instelling voor de beeldkwaliteit bepaalt hoe ver de
camera de filmbeelden comprimeert voordat zij ze opslaat
in het geheugen. De beeldkwaliteit wordt uitgedrukt als
beeldgrootte in beeldpunten. Een “beeldpunt” is één van de
vele kleine punten die het beeld vormen. Een groter aantal
beeldpunten (meer beeldgrootte) gaat gepaard met een
betere detaillering en een hogere beeldkwaliteit wanneer
een film wordt afgespeeld.
Selecteer voordat u begint met het opnemen van een film
eerst de instelling voor de beeldkwaliteit die u geschikt
acht.
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2. Gebruik [왗] en [왘] om de “Quality” (kwaliteit)
LET OP
tab te selecteren.
• Gebruik MOVIE BEST SHOT om “Short Movie” te
selecteren om korte film te gebruiken of “Past Movie”
om voorafgaande film te gebruiken.
• U kunt filmbestanden weergeven op uw computer
m.b.v. Windows Media Player 9.
• Door het CASIO AVI Importer component te
installeren op uw Macintosh computer kunt u
QuickTime gebruiken om films weer te geven die u
met de camera heeft opgenomen (pagina 256).
3. Gebruik [왖] en [왔] om “
Quality” (kwaliteit)
te selecteren en druk vervolgens op [왘].
4. Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [왖] en
[왔] en druk daarna op [SET].
119
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Datasnelheid
(benadering)
Beeldsnelheid
HQ (640 × 480
beeldpunten)
Normal (640 × 480
beeldpunten)
4,0 megabits
per seconde
30 beelden/
seconde
2,1 megabits
per seconde
30 beelden/
seconde
LP (320 × 240
beeldpunten)
745 kilobits
per seconde
15 beelden/
seconde
Instelling
Hogere
kwaliteit
Lagere
kwaliteit
Opnemen van een standaard film
(filmfunctie)
Gebruik de filmfunctie wanneer u een standaard film
opneemt.
1. Zet de
functiedraairegelaar
tijdens een
opnamefunctie (REC)
op “
”.
• Hierdoor wordt de
filmfunctie ingeschakeld
en verschijnt de “
”
indicator op het
beeldscherm.
120
Resterende opnametijd
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
2. Richt de camera op het
■ Voorzorgsmaatregelen voor het opnemen
van films
Opnametijd
onderwerp en druk
daarna op de
sluitertoets.
• Deze camera neemt ook geluid op. Merk de volgende
punten op bij opname van een film.
— Let er op dat u de
microfoon niet met uw
vingers blokkeert.
— Goede
opnameresultaten zijn
niet mogelijk wanneer de
camera te ver van het
Microfoon
onderwerp weg is.
— Wanneer toetsen op de
camera worden bediend kan het geluid er van mogelijk
ook opgenomen worden.
— Het filmgeluid wordt opgenomen in mono.
— De camera stelt automatisch scherp telkens wanneer
automatisch scherpstelling of de macrofunctie (
)
(pagina 79) geselecteerd is als de scherpstelfunctie.
Merk op dat de bevestigingstoon die klinkt tijdens de
werking van de automatisch scherpstelfunctie
opgenomen zal worden bij het andere geluid. Als u
geen bevestigingstonen opgenomen wilt hebben in het
audiogedeelte houdt dan de panfocus (
) als de
scherpstelfunctie of selecteer handmatige
scherpstelling (
) en stel met de hand scherp op het
beeld voordat u met het opnemen begint.
• Hierdoor wordt de
filmopname gestart,
hetgeen aangegeven
wordt door “ REC ” op het
beeldscherm.
• De filmopname duurt
zolang de beschikbare
geheugencapaciteit dit
toelaat.
3. Druk nogmaals op de sluitertoets om het
opnemen van een film te stoppen.
• Het filmbestand wordt in het geheugen opgeslagen
wanneer een filmopname voltooid is.
121
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
•
•
•
•
— Automatisch scherpstelling kan niet wordne uitgevoerd
tijdens panfocus (
), handmatige scherpstelling (
)
en scherpstellen op oneindig (
) zodat geen
bevestigingstoon te horen zal zijn. Tijdens de
handmatige scherpstelfunctie kant u de
scherpstelinstellingen niet bijstellen tijdens het
opnemen zelf. Zorg er dus voor eventuele bijstellingen
reeds te hebben uitgevoerd voordat u begint met het
daadwerkelijke opnemen.
Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van
zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm
verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD
technologie dat bekend staat als “verticale veeg” en duidt
niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze
verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het
een snapshot betreft maar wel bij een filmpje.
De filmopname capaciteit van het ingebouwde geheugen
is heel klein. Voor het opnemen van films wordt het
gebruik van een geheugenkaart (pagina 203) aanbevolen.
Bepaalde types geheugenkaarten hebben meer tijd nodig
om data op te nemen waardoor filmbeelden verloren
kunnen gaan. De indicaties
en REC knipperen tijdens
het opnemen op het beeldscherm om u te laten weten dat
er een filmbeeld verloren is gegaan.
De optische zoom is tijdens het opnemen van films
uitgeschakeld. Alleen digitaal zoomen is mogelijk. Let
erop dat u de optische zoominstelling die u wilt gebruiken
selecteert voordat u op de sluitertoets drukt om het
opnemen van een film te starten (pagina 63).
• Mocht de camera bewogen worden dan wordt het effect
daarvan in het beeld nog verder verergerd wanneer u
close-up opnames aan het opnemen bent of aan het
opnemen bent met een grote zoomfactor. Daarom wordt
het gebruik van een statief aanbevolen bij het opnemen
van close-ups en het opnemen met een grote zoomfactor.
• Beelden kunnen onscherp zijn als het onderwerp zich
buiten het filmbereik bevindt.
• Door de filmfunctie of MOVIE BEST SHOT functie in te
schakelen wordt de scherpstelfunctie overgeschakeld
naar panfocus (pagina 84) ongeacht de huidige
scherpstelinstelling in het functiegeheugen (pagina 140).
• Het kan moeilijk zijn om op bepaalde onderwerpen scherp
stellen (pagina 79) waardoor wazige opnames ontstaan.
Mocht dit het geval zijn, probeer dan of omschakelen
naar de handmatige scherpstelfunctie (pagina 85) of
panfocusfunctie (pagina 84) helpt.
• Mochten de beelden onscherp zijn bij het gebruik van
autofocus, dan kunt u mogelijk een betere scherpstelling
verkrijgen door de camera even op een ander onderwerp
te richten.
122
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
• Mochten er meer dan 12 scenes zijn (omdat u enkele
aangepaste scenes toegevoegd heeft) dan zal het
scherm gaan bladeren (scrollen) om de resterende
scenes te tonen wanneer u op [왖], [왔], [왗] of [왘]
drukt terwijl het selectiekader zich aan linker- of
rechterkant van het scherm bevindt.
Directe filminstellingen
(MOVIE BEST SHOT functie)
Selecteer gewoonweg van de collectie ingebouwde
voorbeeldfilmscenes er één en de camera zal de
instellingen maken voor de scene die u selecteerde.
3. Richt de camera op het onderwerp en druk op
1. Zet de functiedraairegelaar tijdens een
opnamefunctie (REC) op “
vervolgens op [SET].
de sluitertoets.
” en druk
4. Druk nogmaals op de sluitertoets om het
• Hierdoor wordt de MOVIE BEST SHOT functie
ingeschakeld en het voorbeeldscene selectiescherm
aangegeven. Er bevindt zich een selectiekader bij de
scene die u het laatst gebruikte.
opnemen van de film tussentijds te stoppen.
BELANGRIJK!
• MOVIE BEST SHOT scenes zijn niet opgenomen
met deze camera. Ze dienen enkel als voorbeeld.
• Beelden die opgenomen zijn met een MOVIE BEST
SHOT scene kunnen mogelijk door de
filmomstandigheden en andere factoren niet de
verwachte resultaten geven.
• Voorbeeldscenes worden op volgorde gearrangeerd,
te beginnen met de linker bovenhoek.
• De op dat moment geselecteerde voorbeeldscene is
de scene met het selectiekader erom heen.
2. Gebruik [왖], [왔], [왗] en [왘] om de gewenste
voorbeeld achtergrond te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
123
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
• U kunt de instellingen van de camera instellen die
gemaakt werden door het selecteren van een MOVIE
BEST SHOT scene. Merk echter op dat de MOVIE
BEST SHOT instellingen terugkeren naar hun
oorspronkelijke waarden (default) telkens wanneer u
een andere MOVIE BEST SHOT scene selecteert,
van opnamefunctie verandert of de camera
uitschakelt. Als u de instellingen wilt opslaan voor
gebruik later, dan kunt u dat doen via de MOVIE
BEST SHOT gebruikersinstelling.
• Door “Night Scene” (nachtscene) te selecteren wordt
het aantal beelden per seconde gereduceerd voor
filmopname (pagina 120).
Het afzonderlijk tonen van MOVIE BEST
SHOT voorbeeldscenes
U kunt met de volgende procedure de MOVIE BEST SHOT
voorbeeldscenes afzonderlijk tonen zodat u de uitleg voor
de instellingen van elke scene kunt bekijken.
1. Zet de functiedraairegelaar in een
opnamefunctie (REC) op “
op [SET].
” en druk daarna
• Hierdoor wordt een voorbeeldscene selectiescherm
aangegeven. Er bevindt zich een selectiekader bij de
scene die u het laatst gebruikte.
LET OP
2. Beweeg de zoomschuifregelaar.
• Bij inschakelen van de camera terwijl de MOVIE
BEST SHOT functie ingeschakeld is zullen de
gebruiksaanwijzing en de op dat moment
geselecteerde voorbeeldscene voor ongeveer twee
seconden op het beeldscherm verschijnen.
• Dit toont het uitlegscherm voor de voorbeeldscene
waar het selectiekader zich op het selectiescherm
bevindt.
• Beweeg de zoomregelaar nogmaals om terug te
keren naar het voorbeeldscene selectiescherm.
3. Selecteer het gewenste voorbeelddecor m.b.v.
[왗] en [왘] en druk vervolgens op [SET].
4. Druk op de sluitertoets om de film op te
nemen.
124
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Creëren van uw eigen MOVIE BEST
SHOT instellingen
• Blader voor het selecteren van een
gebruikersinstelling naar het eind van de
ingebouwde MOVIE BEST SHOT scenes totdat
“Recall User Scene” (gebruikersscene oproepen) op
het display verschijnt. Blader dan door om de
gebruikersinstelscenes te zien.
• Alle MOVIE BEST SHOT gebruikersinstellingen
worden gewist als het ingebouwde geheugen
(pagina 202) van de camera geformatteerd wordt.
• Hieronder volgen de instellingen die onderdeel
uitmaken van de MOVIE BEST SHOT
gebruikersinstellingen.
Scherpstelfunctie, witbalansfunctie, scherpte,
verzadiging, contrast, EV verschuiving.
• Alleen de instellingen van een film die opgenomen is
met deze camera kan als een MOVIE BEST SHOT
instelling worden opgeslagen.
• U kunt tot maximaal 999 MOVIE BEST SHOT
gebruikersinstellingen registreren.
• U kunt de instellingen van de op dat moment
geselecteerde MOVIE BEST SHOT scene controleren
door de verschillende instelmenu’s te tonen.
• MOVIE BEST SHOT gebruikersinstellingen worden
in het ingebouwde geheugen van de camera
opgeslagen in een map die “MSCENE” heet.
Bestandsnamen worden automatisch toegewezen
volgens het onderstaande formaat.
UZ850nnn.JPE (n = 0 – 9)
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om de
instellingen op te slaan van een film die u opnam als een
MOVIE BEST SHOT scene. Daarna kunt u de instellingen
oproepen telkens wanneer u deze wilt gebruiken.
1. Zet de functiedraairegelaar tijdens een
opnamefunctie (REC) op “
op [SET].
” en druk daarna
2. Gebruik [왖], [왔], [왗] en [왘] om “Register User
Scene” (gebruikersdecor registeren) te
selecteren en druk daarna op [SET].
3. Toon d.m.v. [왗] en [왘] de film waarvan u de
instellingen wilt opslaan.
4. Gebruik [왖] en [왔] om “Save” (opslaan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
• De normale MOVIE BEST SHOT beeld verschijnt
opnieuw nadat de bewerking voor het opslaan van
de instellingen voltooid is. U kunt nu de procedure op
pagina 123 gebruiken om uw gebruikersinstelling
voor opname te selecteren.
125
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
■ Wissen van een MOVIE BEST SHOT
gebruikersinstelling
Opnemen van een korte film
De korte filmfunctie neemt een film op van een van te
voren ingestelde lengte telkens wanneer u op de
sluitertoets drukt.
Een filmpje dat opgenomen wordt met de korte filmfunctie
bestaat in principe uit twee onderdelen als aangegeven in
de afbeelding hieronder.
1. Zet de functiedraairegelaar tijdens de
opnamefunctie (REC) op “
op [SET].
” en druk daarna
2. Beweeg de zoomregelaar om over te
• Wanneer een tijd van 4 seconden is gespecificeerd voor
het voorafgaande gedeelte en 4 seconden voor het
toekomstige gedeelte
schakelen van het 12-scenescherm naar de
voorbeeldscene.
3. Geef d.m.v. [왗] en [왘] de gebruikersinstelling
Werking ➝
weer die u wilt wissen.
4. Druk op [왔] (
Ontspannen
van de sluiter
Opnemen
).
Handeling ➝ Legt de
voorafgaande
4 seconden
vast.
5. Selecteer “Delete” (wissen) d.m.v. [왖] en [왔]
en druk vervolgens op [SET].
6. Selecteer een andere scene en druk daarna
op [SET].
Het opnemen
van het
toekomstige
gedeelte
begint.
Opslaan
Opslag
voltooid.
Het opnemen stopt
automatisch 4 seconden
nadat de sluitertoets
wordt ingedrukt.
U kunt de lengte van het voorafgaande gedeelte en het
toekomstige gedeelte onafhankelijk instellen. De totale
lengte van het korte filmfunctie kan tussen de twee en acht
seconden zijn. Met de MOTION PRINT feature (pagina
168) kunt u stilbeelden opnemen van een kort filmfunctie
terwijl u het opslaat.
• Hierdoor wordt teruggegaan naar de opnamestand.
126
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
■ Opnemen van een korte film
• De totale lengte van een korte film (voorafgaande
gedeelte + toekomstige gedeelte) kan lopen van
twee tot acht seconden.
1. Zet de functiedraairegelaar tijdens een
opnamefunctie (REC) op “
• U kunt voor het voorafgaande gedeelte of het
toekomstige gedeelte zonodig 0 seconden
specificeren.
”.
2. Selecteer de “Short Movie” (korte film) scene
• De lengte van het voorafgaande gedeelte kan lopen
van 0 tot vijf seconden.
d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] en druk daarna op
[SET].
• Door de “Short Movie” (korte film) scene te
selecteren verschijnt “
” op het beeldscherm.
3. Druk op [
5. Specificeer de lengte van het toekomstige
gedeelte (het onderdeel nadat de sluitertoets
ingedrukt wordt) d.m.v. [왖] en [왔] en druk
vervolgens op [왘].
].
4. Specificeer de lengte
van het voorafgaande
gedeelte (het
onderdeel voordat de
sluitertoets ingedrukt
wordt) d.m.v. [왖] en
[왔] en druk
vervolgens op [왘].
• Tijden kunnen
gespecificeerd worden
in eenheden van één
seconde.
Voorafgaande Toekomstige
gedeelte
gedeelte
MOTION PRINT
127
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
6. Selecteer het gewenste layout formaat voor
7. Richt de camera op het voorwerp en druk op
de MOTION PRINT d.m.v. [왖] en [왔] en druk
op [SET].
Om dit te doen:
de sluitertoets.
• Hierdoor wordt een film opgenomen van een lengte
die gespecificeerd wordt door de tijdwaarden die u
vastlegde in de stappen 3 en 4. Het opnemen wordt
automatisch gestopt.
Selecteren van
deze instelling:
Sla een beeld op van
het moment dat de
sluitertoets ingedrukt
wordt om een korte
filmopname te starten
en heef dan dat beeld
weer op een
achtergrond van acht filmbeelden
9 frames
(9 beelden)
Sla een beeld op van
het moment dat de
sluitertoets ingedrukt
wordt om een korte
filmopname te
starten.
1 frame
(1 beeld)
Schakel de MOTION PRINT (bewegende
afdrukfunctie) uit (er wordt geen snapshot
opgeslagen)
Off (uit)
• Druk nogmaals op de sluitertoets om de opname
halverwege te stoppen.
BELANGRIJK!
• Merk op dat bij de korte filmdata doorlopend
opgenomen en vastgelegd wordt in een buffer
voordat u op de sluitertoets drukt. Houd de camera
stil en voor enige tijd op het onderwerp gericht
voordat u de sluitertoets indrukt om het opnemen te
starten.
• Wanneer een bewerking voor korte filmopname
uitgevoerd wordt en de opname van het toekomstige
gedeelte begint, telt het beeldscherm de resterende
opnametijd af.
De opname wordt voortgezet totdat afgeteld is tot
nul.
128
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3. Richt de camera op het onderwerp en druk
Opnemen van een voorafgaande film
daarna op de sluitertoets.
De voorafgaande filmfunctie maakt gebruik van een buffer
van 5 seconden die doorlopend wordt ge-update. Bij
indrukken van de sluitertoets wordt het opnemen vijf
seconden eerder gestart dan toen u de toets indrukte.
Gebruik deze functie wanneer u er zeker van wilt zijn dat u
snelle actie niet mist.
Werking ➝
Ontspannen
van de sluiter
• Hierdoor wordt alles dat zich afspeelde voor de
camera tijdens de voorafgaande vijf seconden
opgenomen waarna de opname voortgezet wordt
vanaf het moment dat de sluitertoets ingedrukt wordt.
De opname kan zolang voortgezet worden als er
geheugen beschikbaar is om data op te slaan.
Ontspannen
van de sluiter
Opnemen
4. Druk nogmaals op de sluitertoets om de
opname te stoppen.
Opslaan
Het opnemen van
Handeling ➝ Neemt de
voorafgaande het toekomstige
5 seconden gedeelte begint.
op.
Het opnemen
wordt
beëindigd.
Opslag
voltooid.
BELANGRIJK!
• Wanneer Past Movie (voorafgaande film)
geselecteerd is, zal de camera een interne buffer
doorlopend blijven updaten die ongeveer 5 seconden
van filmbeelden voor de lens van de camera in het
geheugen vasthoudt. Wanneer u op de sluitertoets
drukt, zal de film starten met de huidige inhoud van
de buffer en vanaf daar worden voortgezet. Let er op
dat u de camera voor enige tijd stil en in de richting
van het onderwerp houdt voordat u op de sluitertoets
drukt om de opname te beginnen.
1. Zet de functiedraairegelaar tijdens een
opnamefunctie (REC) op “
”.
2. Selecteer de “Past Movie” (voorafgaande film)
scene d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘] en druk
daarna op [SET].
• Door de “Past Movie” (voorafgaande film) scene te
selecteren verschijnt de “
” op het beeldscherm.
129
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
4. Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [왖] en
Opnemen met de opnamelamp (REC)
U kunt de opnamelamp (AF
hulpverlichting/opnamelamp
(REC)/zelfontspanner
indicator) van de camera
inschakelen terwijl u opneemt
en de belichting niet toereikend
is. U kunt de opnamelamp
(REC) inschakelen tijdens het
opnemen van foto’s om te
helpen bij het ‘inkaderen’. U
kunt de opnamelamp (REC)
inschakelen tijdens het
opnemen van films om uw
onderwerp te belichten.
[왔] en druk daarna op [SET]
AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/
zelfontspanner indicator
Selecteer deze
instelling:
Alleen inschakelen wanneer de
beschikbare belichting te donker is
tijdens het opnemen
Auto
(automatisch)
Altijd de opnamelamp (REC)
inschakelen tijdens het opnemen
On (aan)
De opnamelamp (REC) uitschakelen
tijdens het opnemen
Off (uit)
• Het “
” of “
” icoon verschijnt op het
beeldscherm terwijl de opname indicator aan is.
5. Druk op de sluitertoets om het beeld of de
film op te nemen.
1. Zet de functiedraairegelaar tijdens de
opnamefunctie (REC) op “
Om de opnamelamp (REC) dit te laten
doen:
” of “
”.
2. Druk op [MENU].
3. Selecteer de “REC” opnametab, selecteer
daarna “REC Light” (opnamelamp) en druk
daarna op [왘].
130
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Opnemen van audio
• U kunt door de instellingen (“Auto” (automatisch)
“Off” (uit)) van de opnamelamp gaan
“On” (aan)
m.b.v. [왔] (
) terwijl de filmopname plaatsvindt.
• Kijk nooit direct in de AF hulpverlichting/opnamelamp
(REC)/zelfontspanner indicator en richt hem nooit
direct op de ogen van anderen.
• Schijn de AF hulpverlichting/opnamelamp (REC)/
zelfontspanner indicator nooit in de richting van een
persoon die een motorvoertuig aan het besturen is.
• De opnamelamp verliest haar effectiviteit bij
onderwerpen die ver weg zijn.
Toevoegen van geluid aan een snapshot
U kunt geluid toevoegen aan een snapshot nadat u deze
opgenomen heeft.
• Beeldformaat: JPEG
JPEG heeft een beeldformaat met een efficiënte
datacompressie.
De bestandsextensie van een JPEG bestand is “.JPG”.
• Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
“.WAV”.
• Opnametijd:
Maximaal 30 seconden per beeld
• Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB
per seconde.)
LET OP
• U kunt een audiobestand weergeven dat opgenomen
was met de Audio Snapshot functie op uw computer
m.b.v. Windows Media Player.
131
C
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
5. Druk op de sluitertoets om audio opname te
[MENU].
starten.
• De groene bedrijfsindicator gaat knipperen terwijl het
opnemen plaatsvindt.
2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“Audio Snap” (audio snapshotfunctie) en
druk vervolgens op [왘].
6. Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
3. Gebruik [왖] en [왔] om “On” (aan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
BELANGRIJK!
• Hierdoor wordt de audio snapshotfunctie
ingeschakeld.
• Het opnemen van snapshots met audio wordt niet
ondersteund (het geluid kan niet worden
opgenomen) voor “X3” opname met zelfontspanner
(drievoudige zelfontspanner).
• De normale snapshotfunctie (zonder geluid) wordt
verkregen door “Off” (uit) te selecteren.
4. Druk op de
sluitertoets om het
beeld op te nemen.
• Na opname van het
beeld wordt de audio
opnamestandby functie
ingeschakeld met het
zo juist opgenomen
beeld en de
indicator op het
beeldscherm.
Resterende opnametijd
132
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1. Zet de
Opnemen van spraak
Opnametijd
functiedraairegelaar
tijdens een
opnamefunctie (REC)
op “ ”.
Spraakopname maakt opnemen van uw stem snel en
eenvoudig.
• Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
“.WAV”.
• Bij selectie van het
“Voice Recording”
(spraakopname) decor
verschijnt “
” op het
beeldscherm.
• Opnametijd:
Circa 24 minuten met het ingebouwde geheugen
Resterende opnametijd
2. Druk op de sluitertoets om spraakopname op
• Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB
per seconde.)
te nemen.
• De resterende opnametijdwaarde wordt op het
beeldscherm afgeteld en de groene bedrijfsindicator
gaat knipperen terwijl het opnemen plaatsvindt.
LET OP
• Door tijdens spraakopname op de [DISP] te klikken
wordt het beeldscherm uitgeschakeld.
• U kunt bestanden die opgenomen zijn met
spraakopname weergeven op uw computer m.b.v.
Windows Media Player.
• U kunt indextekens invoegen tijdens het opnemen
door op [SET] te drukken. Zie pagina 179 voor
informatie aangaande het doorspringen naar een
indexteken tijdens het weergeven.
3. De opname stopt wanneer u op de sluitertoets
drukt, wanneer het geheugen vol is of
wanneer de accu leeg geraakt is.
133
B
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
■ Voorzorgsmaatregelen bij audio opname
Gebruiken van het histogram
• Let er op dat u de microfoon
niet met uw vingers
blokkeert.
U kunt [DISP] gebruiken voor het tonen van een histogram op
het beeldscherm (pagina 33). Het histogram stelt u in staat de
belichtingsomstandigheden te controleren tijdens het opnemen
van beelden.U kunt ook het histogram van een opgenomen
beeld tonen tijdens de weergavefunctie (PLAY).
Microfoon
• Goede opnameresultaten zijn niet mogelijk wanneer de
camera te ver van het onderwerp weg is.
] (PLAY) te drukken
• Door op de spanningstoets of op [
wordt de opname gestopt en wordt eventueel geluid
opgeslagen dat tot op dat moment werd opgenomen.
• U kunt ook “post-opname” uitvoeren om audio toe te
voegen aan een snapshot nadat deze werd genomen of
om de bij een beeld opgenomen audio te veranderen. Zie
pagina 177 voor meer informatie.
Histogram
• Een histogram is een grafiek die de helderheid van een
beeld voorstelt uitgedrukt in het aantal beeldpunten. De
verticale as stelt het aantal beeldpunten voor terwijl de
horizontale as de helderheid aangeeft. U kunt het
histogram gebruiken om te bepalen of een beeld
schaduwen (linker kant), middenbereik tonen (midden) en
verlichting (rechts) omvat om voldoende beelddetail tot
uitdrukking te brengen. Mocht het histogram er om de één
of andere reden te éénzijdig uit zien, dan kunt u de EV
verschuiving (belichtingscompensatie) gebruiken om de
balans naar links of rechts te bewegen en zo een betere
balans te verkrijgen. Optimale belichting kan worden
verkregen door de belichting te corrigeren zodat de grafiek
zo veel mogelijk rond het midden is geconcentreerd.
134
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
• Een RGB histogram wordt ook weergegeven dat de
verdeling van R (rood), G (groen) en B (blauw) aangeeft.
Dit histogram kan gebruikt worden om te bepalen of er te
veel of te weinig van elk van de kleurcomponenten in het
beeld is.
• Neigt het histogram te veel
naar links, dan betekent dit
dat er te veel donkere
beeldpunten zijn. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat in het algemeen
te donker is. De donkere
gedeelten van het beeld
kunnen zelfs “geheel
verduisterd” worden als het
histogram te ver naar links toe
neigt.
LET OP
• U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 137) gebruiken
om de camera te configureren om
belichtingscompensatie uit te voeren telkens
wanneer u op [왗] of [왘] drukt tijdens een
opnamefunctie (REC). Doet u dit dan kunt u de
belichtingscompansatie bijstellen tijdens het bekijken
van het in-beeld histogram (pagina 88).
• Neigt het histogram te veel
naar rechts, dan betekent dit
dat er te veel lichte
beeldpunten zijn. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat in het algemeen
te licht is. De lichte gedeelten
van het beeld kunnen zelfs
“geheel wit” worden als het
histogram te ver naar rechts
toe neigt.
135
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
• Een histogram dat in het
midden geconcentreerd is
duidt op een goede verdeling
van lichte en donkere
beeldpunten. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat over het geheel
genomen een optimale
helderheid heeft.
BELANGRIJK!
• Merk op dat het bovenstaande histogram enkel als
toelichting wordt verstrekt. Het is mogelijk is dat u
voor een bepaald onderwerp niet precies deze
vormen kunt verkrijgen.
• Een op het midden geconcentreerd histogram is
geen garantie voor optimale belichting. Het
opgenomen beeld kan overbelicht of onderbelicht
zijn zelfs als het histogram rond het midden is
geconcenteerd.
• U kunt mogelijk geen optimale histogramconfiguratie
verkrijgen door de beperkingen van de
belichtingscompensatie.
• Het gebruik van de flitser alsmede bepaalde opname
omstandigheden kunnen er de oorzaak van zijn dat
het histogram een belichting aangeeft die afwijkt van
de feitelijke belichting van het beeld ten tijde van de
opname.
• Het RGB (kleurcomponenten) histogram wordt enkel
voor snapshots (foto’s ) aangegeven.
• Het RGB (kleurcomponenten) histogram wordt enkel
voor snapshots (foto’s ) aangegeven. Tijdens de
volgende functies verschijnt enkel de histogram voor
de luminantieverdeling op het beeldscherm.
Filmfunctie, MOVIE BEST SHOT functie
136
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Camera instellingen van de REC (opname)
functie
Toewijzen van functies aan de [왗] en [왘]
toetsen
Volgend zijn de instellingen die u kunt configureren voordat
u een beeld opneemt m.b.v. de opnamefunctie (REC).
Een functie voor “toetsaanpassing” stelt u in staat de [왗]
en [왘] toetsen te configureren zodat deze de camera
instellingen veranderen wanneer ze ingedrukt worden
tijdens een opnamefunctie (REC). Na het configureren van
de [왗] en [왘] toetsen kunt u de instellingen veranderen die
er aan zijn toegewezen zonder door het menuscherm te
lopen.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
L/R toetsinstelling (toetsaanpassing)
Raster aan/uit
Beeldcontrole aan/uit
Icoonhulp aan/uit
Default instelling bij inschakelen van de spanning
ISO gevoeligheid
Meten
Filter
Scherpte
Verzadiging
Contrast
Tijdafstempeling
Terugstellen van de camera (reset)
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“L/R Key” (linker/rechter toets) en druk
vervolgens op [왘].
137
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling
In- en uitschakelen van het in-beeld
raster
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
• Nadat u een functie toegewezen heeft kunt u de
instelling ervan eenvoudigweg veranderen door op
de [왗] of [왘] toetsen te drukken.
— EV verschuiving (pagina 88)
— Witbalans (pagina 89)
— ISO (pagina 142)
— Meten (pagina 143)
— Zelfonspanner (pagina 73)
— Uit (off) : geen functie toegewezen
U kunt rasterlijnen op het beeldscherm verkrijgen om u te
helpen bij de compositie van beelden en om er zeker van
te zijn dat de camera tijdens het opnemen recht gehouden
wordt.
BELANGRIJK!
• Tijdens het opnemen van een snapshot of een film
kunt u [왗] en [왘] gebruiken om de functies in te
stellen die er aan toegewezen zijn. Tijdens het
opnemen van een film kunt u echter niet de
zelfontspanner inschakelen.
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“Grid” (raster) en druk daarna op [왘].
3. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
138
Om dit te doen:
Selecteer deze instelling:
Toon het raster
On (aan)
Verberg het raster
Off (uit)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
In- en uitschakelen van beeldcontrole
Gebruik van icoonhulp
Beeldcontrole laat de door u opgenomen beelden zien op
het beeldscherm zodra u ze opneemt. Gebruik de volgende
procedure om beeldcontrole in en uit te schakelen.
Icoonhulp toont begeleidende tekst over een icoon
wanneer u deze selecteert op het beeldscherm tijdens een
opnamefunctie (REC) (pagina 29).
• De icoonhulptekst wordt aangegeven voor de volgende
functies:
— Scherpstelfunctie, witbalans, zelfontspanner, metering
(meten), opnamefuncties.
— Image size (beeldformaat), white balance (witbalans),
AF area (autofocusgebied) van het EX menuscherm
(pagina 149).
Merk echter op dat de icoonhulptekst voor meten,
witbalans en zelfontspanner enkel verschijnt wanneer de
“Metering” (meten), de “Self-timer” (zelfontspanner) en
“White Balance” (witbalans) toegewezen is aan de [왗] en
[왘] toetsen met de toetsaanpassingsfunctie (pagina 137).
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“Review” (controleren) en druk vervolgens op
[왘].
3. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Selecteer deze
instelling:
Toon beelden op het beeldscherm
voor ongeveer een seconde
onmiddellijk nadat ze opgenomen zijn
On (aan)
Toon geen beelden onmiddellijk nadat
ze opgenomen zijn
Off (uit)
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“Icon Help” (icoonhulp) en druk vervolgens
op [왘].
139
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en
Specificeren van de default instellingen
bij inschakelen van de spanning
[왔] en druk op [SET].
Om dit te doen:
Selecteer deze
instelling:
Toon begeleidende tekst wanneer u
een icoon selecteert op het
beeldscherm
On (aan)
Schakel icoonhulp uit
Off (uit)
Met het “functiegeheugen” van deze camera kunt u de
default instellingen bij inschakelen van de spanning
afzonderlijk instellen voor de flitserfunctie, de
scherpstelfunctie, de witbalansfunctie, de ISO
gevoeligheid, AF gebied, meten, zelfontspanner,
flitsintensiteit, de digitale zoomfunctie, de handmatige
scherpstelstand en de zoompositie. Het inschakelen van
het functiegeheugen voor een bepaalde functie is een
boodschap aan de camera om de status te onthouden van
die functie wanneer u de camera uitschakelt om dezelfde
status opnieuw te verkrijgen wanneer de camera weer
ingeschakeld wordt. Wanneer het functiegeheugen
uitgeschakeld is, stelt de camera automatisch de
oorspronkelijke defaultinstellingen voor de betreffende
functie in die ingesteld waren in de fabriek.
— De volgende tabel toont wat er gebeurt als u het
functiegeheugen voor elke functie in- of uitschakelt.
BELANGRIJK!
• De hieronder gegeven iconen verschijnen niet in het
display wanneer de icoon hulpfunctie (Icon Help)
uitgeschakeld is.
— Scherpstelicoon
(pagina 79)
— Witbalansicoon AWB (pagina 89)
140
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Functie
On (Aan)
Auto (Automatisch)
Focus (Scherpstellen)
Auto (Automatisch)
White Balance (Witbalans)
Auto (Automatisch)
ISO
Auto (Automatisch)
AF Area (autofocusbereik)
Instelling
Metering (Meten)
wanneer de
camera
Self-timer (Zelfontspanner) uitgeschakeld
is
Flash Intensity
(Flitsintensiteit)
[MENU].
2. Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“Memory” (geheugen) en druk vervolgens op
[왘].
Spot (Puntmeten)
3. Selecteer het item dat u wilt veranderen
Multi
(Multi-patroon meten)
m.b.v. [왖] en [왔] en druk vervolgens op [왘].
Off (Uit)
4. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste instelling
0
Digital Zoom (Digitale zoom)
On (Aan)
MF Position (MF stand)
Laatste autofocus stand
die van kracht was voordat
u overschakelde op
handmatig scherpstellen
Zoomposition*
(Zoompositie)
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
Off (Uit)
Flash (Flitser)
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Wide (Groothoek)
* Alleen de optische zoompositie wordt onthouden.
141
Om dit te doen:
Selecteer deze instelling:
Schakel het functiegeheugen in
zodat de instellingen worden
herkregen bij inschakelen van
de spanning
On (aan)
Schakel het functiegeheugen
uit zodat de instellingen worden
teruggesteld bij inschakelen
van de spanning
Off (uit)
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Specificeren van de ISO gevoeligheid
• Merk op dat de instellingen van de BEST SHOT
functie voorrang krijgen over de instellingen van het
geheugen. Als u de camera dus uitschakelt tijdens
de BEST SHOT functie, dan zullen alle instellingen
behalve die voor “Zoom Position” (zoompositie)
geconfigureerd worden voor het BEST SHOT
voorbeelddecor wanneer u de camera opnieuw
inschakelt, ongeacht de aan/uit instellingen van het
functiegeheugen.
• Tijdens de volgende functies wordt “
” (flitser uit)
altijd geselecteerd als de flitserfunctie ongeacht de
aan/uit instelling van het functiegeheugen.
Filmfunctie, MOVIE BEST SHOT functie
U kunt de ISO gevoeligheidsinstelling veranderen voor
betere beelden op plaatsen waar de belichting laag is of
wanneer u een snelle sluitersnelheid wilt gebruiken.
• De ISO gevoeligheid wordt uitgedrukt door waarden die
oorspronkelijk de lichtgevoeligheid uitdrukte van normale
fotografische film. Een hogere waarde geeft een grotere
gevoeligheid aan hetgeen beter is voor het maken van
opnamen wanneer de hoeveelheid beschikbaar licht
weinig is.
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab,
selecteer “ISO” en druk daarna op [왘].
3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en
[왔] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Selecteer deze instelling:
Automatische
gevoeligheidsselectie
Auto
Lagere gevoeligheid
ISO 50
ISO 100
ISO 200
Hogere gevoeligheid
142
ISO 400
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Selecteren van de meetfunctie
• Onder bepaalde omstandigheden kan een hoge
sluitersnelheid in combinatie met een hoge ISO
gevoeligheid leiden tot digitale ruis (korreligheid)
waardoor het beeld er grof uitziet. Voor het maken
van mooie beelden van goede kwaliteit kunt u het
beste de laagst mogelijke ISO gevoeligheidsinstelling
gebruiken.
• Het gebruik van een hoge ISO gevoeligheid in
combinatie met de flitser kan er bij het opnemen van
een onderwerp dichtbij toe leiden dat het onderwerp
onjuist belicht wordt.
• De “Auto” (automatisch) ISO gevoeligheid wordt altijd
gebruikt in de volgende gevallen ongeacht de
huidige instelling van de ISO gevoeligheid.
Filmfunctie, MOVIE BEST SHOT functie
De meetfunctie bepaalt welk gedeelte van het onderwerp
gemeten wordt voor de belichting. U kunt de volgende
procedure gebruiken om de meetfunctie van de camera te
veranderen.
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab,
selecteer “Metering” (meten) en druk op [왘].
3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en
[왔] en druk daarna op [SET].
LET OP
• U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 137)
gebruiken om de camera zodanig te configureren dat
de instelling voor de ISO gevoeligheid verandert
telkens wanneer u tijdens een opnamefunctie (REC)
op [왗] of [왘] drukt.
143
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Multi (Multi-patroon meten)
Spot (Puntmeten)
Puntmeten neemt aflezingen van een
bijzonder beperkt gebied. Gebruik deze
meetmethode wanneer u de belichting
ingesteld wilt hebben op de helderheid
van een bepaald onderwerp zonder te
worden beïnvloed door omringende
omstandigheden.
Multi-patroon meten verdeelt het beeld
in raster onderdelen en meet het licht bij
elke sectie voor een gebalanceerde
belichtingaflezing. De camera bepaalt
automatisch de opname
omstandigheden in overeenkomst met
de gemeten lichtpatronen en stelt de
belichtingsinstelling daarmee in
overeenkomst af. Dit type meten
voorziet u van foutvrije
belichtingsinstellingen voor een groot
bereik aan opname omstandigheden.
BELANGRIJK!
• Als “Multi” (multi-patroon meten) als meetmethode
wordt geselecteerd, kunnen bepaalde procedures de
instelling voor de meetfunctie automatisch
veranderen zoals hieronder beschreven.
• Door de belichtingscompensatie instelling (pagina
88) te veranderen naar een waarde anders dan 0.0
verandert de meetfunctie naar “Center Weighted”
(centrum-georiënteerd meten). Als u de
belichtingscompensatie instelling terugverandert
naar 0.0 zal de meetfunctie ook terugveranderen
naar “Multi” (multi-patroon meten).
• Wanneer “Multi” (multi-patroon meten) geselecteerd
is, wordt de icoon niet aangegeven als u terugkeert
naar het informatiedisplay van de opnamefuncties
(REC) (pagina 29).
Center Weighted (Centrum-georiënteerd meten)
Centrum-georiënteerd meten
concentreert zich op het midden van het
scherpstelkader en meet het licht daar.
Gebruik deze meetmethode als u wat
controle wilt uitoefenen over de
belichting zonder de instellingen geheel
over te laten aan de camera.
144
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de filterfunctie
Speciferen van de contourscherpte
Met de filterfunctie van de camera kunt u de kleurtoon van
een beeld veranderen tijdens het opnemen.
Gebruik de volgende procedure om de scherpte van de
contouren in het beeld te regelen.
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
[MENU].
2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab,
2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab,
selecteer “Filter” (filter) en druk daarna op
[왘].
selecteer “Sharpness” (scherpte) en druk
daarna op [왘].
3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v [왖] en
3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v [왖] en
[왔] en druk vervolgens op [SET].
[왔] en druk vervolgens op [SET].
• De volgende filterinstelling staan tot de beschikking:
Off (Uit), B/W (zwart/wit), Sepia (sepia), Red (rood),
Green (groen), Blue (blauw), Yellow (geel), Pink
(roze), Purple (paars)
Om dit te verkrijgen:
Selecteer deze
instelling:
Uitmuntende scherpte
+2
+1
Normale scherpte
BELANGRIJK!
0
–1
• Door de filterfunctie van de camera te gebruiken
wordt hetzelfde resultaat geproduceerd als het
monteren van een kleurfilter op de lens.
Weinig scherpte
145
–2
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Specificeren van kleurverzadiging
Specificeren van het contrast
Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheid te
regelen van het beeld dat u opneemt.
Gebruik de volgende procedure om het relatieve verschil
tussen de lichte delen en de donkere delen te regelen van
het beeld dat u opneemt.
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
[MENU].
2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab,
2. Selecteer de “Quality” (kwaliteit) tab,
selecteer “Saturation” (verzadiging) en druk
daarna op [왘].
selecteer “Contrast” en druk daarna op [왘].
3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v [왖] en
3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v [왖] en
[왔] en druk vervolgens op [SET].
[왔] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Selecteer deze
instelling:
Om dit te verkrijgen:
Selecteer deze
instelling:
Hoge kleurverzadiging (intensiteit)
+2
Hoog contrast
+2
+1
+1
Normale kleurverzadiging (intensiteit)
Normaal contrast
0
Lage kleurverzadiging (intensiteit)
0
–1
–1
Laag contrast
–2
146
–2
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Foto’s met datumafstempeling
• Nadat de datuminformatie eenmaal op een foto
gestempeld is, kunt u de informatie niet meer
uitwissen.
• Specificeer het formaat/opmaak van de datum d.m.v.
de “Date Style” (datumopmaak) instelling (pagina
195).
• De opnamedatum en –tijd worden bepaald in
overeenstemming met de instellingen van de
cameraklok (pagina’s 51, 194) wanneer de foto
opgenomen werd.
• Digitaal zoomen wordt niet ondersteund terwijl
datumafstempeling (“Date” (datum) of “Date&Time”
(datum & tijd)) ingeschakeld is (pagina 65).
• Datumafstempeling wordt niet ondersteund voor de
volgende types beelden.
— Beelden die met bepaalde BEST SHOT scenes
opgenomen zijn (“Business Cards and
Documents” (naamkaartjes en documenten),
“Whiteboard, etc.” (witbord, enz.), “Old Photo”
(oude foto), “ID Photo” (ID foto), “Pastel”
(pastelkleur)”, “Illustration” (illustratie), “Cross”
(kruis))
— Beelden die opgenomen zijn met de doorlopende
sluiterfunctie met zoom en de meervoudige
doorlopende sluiter (pagina’s 100, 101)
U kunt bij foto’s kiezen uit een datumafstempeling of een
datum met tijd afstempeling in de rechter onderhoek van
het beeld.
1. Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2. Selecteer de “Set Up” (basisinstelling) tab en
selecteer “Timestamp” (tijdafstempeling) en
druk vervolgens op [왘].
3. Selecteer d.m.v. [왖] en [왔] te gewenste
instelling en druk daarna op [SET].
Voorbeeld: 24 december, 2006, 1:25 ‘s middags (PM)
Om deze informatie voor de
datumafstempeling te registreren:
Selecteer deze
instelling:
Opnamedatum (2006/12/24)
Date (datum)
Opnamedatum en –tijd
(2006/12/24 1:25pm)
Date&Time
(datum&tijd)
Niets
Off (uit)
147
B
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Terugstellen (reset) van de camera
• De volgende items worden niet teruggesteld
(geïnitialiseerd) wanneer u de camera terugsteld
(reset) (pagina 259).
— Thuistijd instelling
— Wereldtijd insteling
— Tijdinstelling
— Date Style (datumopmaak)
— Language (taal)
— Video Out (video uitgang)
Gebruik de volgende procedure om alle instellingen van de
camera terug te stellen (reset) tot hun oorspronkelijke
defaultwaarden zoals aangegeven bij “Menureferentie” op
pagina 259.
1. Druk op [MENU].
2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab, selecteer
“Reset” (resetten) en druk daarna op [왘].
3. Gebruik [왖] en [왔] om “Reset” (resetten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
• Selecteer “Cancel” (annuleren) en druk op [SET] als
u deze procedure wilt annuleren zonder de camera
terug te stellen.
148
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3. Druk na het configureren van de gewenste
Gebruiken van het snelkoppelmenu
(EX Menu)
instellingen op [SET] om het snelkoppelmenu
te verlaten.
Door indrukken van [EX] wordt een snelkoppelmenu
verkregen dat u kunt gebruiken om de instellingen voor de
beeldformaat, witbalans, de ISO gevoeligheid en het AF
gebied te configureren.
1. Druk tijdens een
opnamefunctie (REC)
op [EX].
2. Selecteer het gewenste item d.m.v. [왗] en [왘]
en gebruik dan [왖] en [왔] om door de
geschikbare instellingen te bladeren.
• Zie de volgende pagina’s voor details aangaande elk
van de instellingen.
— Specificeren van de beeldgrootte (pagina 76)
— Bijstellen van de witbalans (pagina 89)
— Specificeren van de ISO gevoeligheid (pagina 142)
— Specificeren van het bereik van autofocus (pagina
82)
149
WEERGAVE
WEERGAVE
2. Gebruik [왘] (voorwaarts) of [왗] (achterwaarts)
U kunt het ingebouwde monitorscherm van de camera
gebruiken om beelden te bekijken nadat u ze heeft
opgenomen.
om door de bestanden te bladeren op het
beeldscherm.
Elementaire weergavebediening
Gebruik de volgende procedure om door bestanden te
bladeren die in het geheugen van de camera opgeslagen zijn.
1. Druk op [
] (PLAY) om
de camera in te schakelen.
[
LET OP
]
• Door [왗] of [왘] ingedrukt te houden wordt versneld
door de beelden gebladerd.
• Om sneller bladeren door de weergavebeelden
mogelijk te maken is het beeld dat aanvankelijk
verschijnt een controlebeeld met een ietwat lagere
kwaliteit dan het werkelijke weergavebeeld. Het
werkelijke weergavebeeld verschijnt even later na
het controlebeeld. Dit is niet van toepassing bij
beelden die gekopiëerd zijn van een andere digitale
camera.
• Hierdoor wordt de
weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld en verschijnt
een beeld of een boodschap
op het beeldscherm.
Weergavefunctie (PLAY)
bestand type
Mapnaam/bestandnaam
Beeldkwaliteit
Beeldformaat
Datum en tijd
150
WEERGAVE
Weergave van een audio snapshot
On dit te doen:
Doe dit:
Voer de onderstaande stappen uit om een audio snapshot
) en de audio (het geluid) af
te tonen (aangegeven door
te spelen.
Versneld afspelen van de
audio in voorwaartse of
achterwaarts richting.
Houd [왗] of [왘] ingedrukt.
Pauzeren en hervatten van
de audio weergave.
Druk op [SET].
Het geluidsvolume
bijstellen.
Druk op [왔] en gebruik [왖]
en [왔].
Veranderen van de inhoud
van het display.
Druk op [DISP].
De weergave annuleren.
Druk op [MENU].
1. Gebruik [왗] en [왘] tijdens de weergavefunctie
(PLAY) totdat het gewenste beeld wordt
weergegeven.
2. Druk op [SET].
• Dit geeft de audio weer
die het getoonde beeld
vergezelt.
BELANGRIJK!
• Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en
tijdens het pauzeren worden bijgesteld.
• U kunt tijdens afspelen
van het geluid de
volgende bediening
uitvoeren.
151
WEERGAVE
3. Verschuif het beeld d.m.v. [왖], [왔], [왗] en [왘]
Inzoomen op het weergegeven beeld
naar boven, naar beneden, naar links of naar
rechts.
Voer de volgende procedure uit om in te zoomen op het
beeld op het beeldscherm. Inzoomen kan tot maximaal
acht maal de oorspronkelijke grootte worden uitgevoerd.
4. Druk op [MENU] om het beeld terug te
brengen naar de oorspronkelijke grootte.
1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[왗] en [왘] om het gewenste beeld te tonen.
2. Schuif de
zoomregelaar naar (
om het beeld te
vergroten.
BELANGRIJK!
• Afhankelijk van de oorspronkelijke grootte van het
opgenomen beeld is het niet mogelijk om tot acht
maal de oorspronkelijke grootte in te zoomen op een
beeld in de display.
Huidige zoomfactor
)
Getoond deel
• Hierdoor wordt
ingezoomd op het
beeld.
• Er verschijnt een
indicator in de linker
onderhoek die laat zien
welk deel van het
huidige beeld dat op dat
moment op het
beeldscherm wordt
getoond.
Oorspronkelijk beeld
• U kunt d.m.v. de [DISP] toets heen en weer
schakelen tussen weergeven en niet weergeven van
de zoomfactor.
152
WEERGAVE
4. Gebruik [왖] of [왔] om de gewenste instelling
Afmetingen van een beeld heraanpassen
te selecteren druk varvolgens dan op [SET].
U kunt de afmetingen van een opgenomen beeld
heraanpassen op één van drie afmetingen.
• Bij het selecteren van de beeldgrootte (het
beeldformaat), zullen de beeldgroottewaarde (aantal
beeldpunten) en het corresponderende
afdrukformaat beurtelings worden weergegeven. Het
afdrukformaat geeft het optimale papierformaat aan
waarop u een beeld kunt afdrukken voor het door u
geselecteerde beeldformaat.
1. Druk tijdens een weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2. Selecteer de “PLAY”
(weergave) tab,
selecteer “Resize”
(afmetingen
heraanpassen) en druk
daarna op [왘].
Beeldgrootte/
Beeldformaat
• Merk op dat deze
bewerking alleen mogelijk
is wanneer een snapshot
beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
Afdrukformaat
6M
2816 × 2112
A3 Print
4M
2304 × 1728
A4 Print
VGA
640 × 480
E-mail (optimaal formaat bij
toevoegen van een beeld
bijlage aan E-mail
Groter
Kleiner
* “M” betekent “Mega”.
• Selecteer “Cancel” (annuleren) om het
heraanpassen van de afmetingen te annuleren.
3. Gebruik [왗] of [왘] om door de beelden te
bladeren en dat beeld te tonen waarvan de
afmetingen heraangepast dienen te worden.
153
WEERGAVE
BELANGRIJK!
Trimmen van een beeld
• Door de afmetingen van een beeld her aan te
passen wordt een nieuw bestand gecreëerd dat het
beeld bevat in de afmetingsgrootte die u selecteert.
Het bestand met het oorspronkelijke beeld blijft ook
in het geheugen.
• Merk op dat u de afmetingen van de volgende
beeldtypen niet kunt heraanpassen.
— Beelden met 640 × 480 beeldpunten en kleinere
beelden
— Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
— Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
— Beelden opgenomen met een andere camera
• De afmetingen kunnen niet worden aangepast
wanneer er niet genoeg geheugen is om het
heraangepaste beeld op te slaan.
• Wanneer u een beeld waarvan de afmetingen zijn
heraangepast weergeeft via het beeldscherm van de
camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het
beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer
de afmetingen van het beeld heraangepast werden.
• Wanneer een beeld waarvan de afmetingen
heraangepast zijn weergegeven wordt op het
kalenderscherm (pagina 171), verschijnt dit bij de
datum waarop het heraanpassen van de afmetingen
plaatsvond.
U kunt de volgende procedure volgen om een gedeelte van
een vergroot beeld te trimmen.
1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[왗] en [왘] om door de beelden te bladeren en
het beeld te tonen dat u wilt tonen.
2. Druk op [MENU].
3. Selecteer de “PLAY”
(weergave) tab,
selecteer “Trimming”
(trimmen) en druk
daarna op [왘].
• Er verschijnt een
indicator in de linker
onderhoek die laat zien
welk deel van het
huidige beeld dat op dat
moment op het
beeldscherm wordt
getoond.
154
Huidige zoomfactor
Oorspronkelijk beeld
Getoond deel
WEERGAVE
4. Beweeg de zoomregelaar naar links en rechts
BELANGRIJK!
om op het beeld in te zoomen.
• Door het beeld te trimmen worden het originele beeld
(voor het trimmen) en de nieuwe (getrimde) versie
als gescheiden bestanden opgeslagen.
• Merk op dat u de volgende beeldtypes niet kunt
trimmen.
— Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
— Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
— Beelden opgenomen met een andere camera
• De trimbewerking kan niet worden uitgevoerd
wanneer er niet genoeg geheugen is om het
getrimde beeld op te slaan.
• Wanneer u een beeld dat getrimd werd weergeeft via
het beeldscherm van de camera, geven de datum en
de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk
opgenomen was, niet wanneer het beeld getrimd
werd.
• Wanneer een getrimd beeld weergegeven wordt op
het kalenderscherm (pagina 171), verschijnt dit bij de
datum waarop het trimmen plaatsvond.
• Het gedeelte van het beeld dat op het beeldscherm
weergegeven wordt is het getrimde gedeelte.
5. Beweeg het gedeelte dat getrimd moet
worden d.m.v. [왖], [왔], [왗], en [왘] naar
boven, naar beneden, naar en naar rechts.
6. Druk op [SET] om het deel van het beeld te
extraheren dat zich binnen het trimkader
bevindt.
• Druk op [MENU] als u de procedure op een gegeven
moment toch wilt annuleren.
155
WEERGAVE
3. Selecteer d.m.v. [왗] en
Keystone correctie
[왘] het voorwerp
waarbij u correctie wilt
uitvoeren.
Corrigeer m.b.v. deze procedure een snapshot (foto) van
een rechthoekig voorwerp zoals een (school)bord,
document, poster, of foto dat niet haaks is omdat het vanuit
een hoek genomen is.
• Door keystone correctie uit te voeren bij een beeld wordt
een nieuwe (gecorrigeerde) versie (1600 × 1200
beeldpunten) opgeslagen als een afzonderlijk bestand.
4. Selecteer “Correct” (corrigeren) d.m.v. [왖] en
[왔] en druk vervolgens op [SET].
1. Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY)
• Selecteer “Cancel” (annuleren) om de procedure te
verlaten zonder keystone correctie uit te voeren.
d.m.v. [왗] en [왘] door de beelden op het
beeldscherm en geef het gewenste beeld weer
op het display.
2. Selecteer “PLAY” (weergave) en daarna
“Keystone” (keystone correctie) en druk
daarna op [왘].
• Hierdoor geeft het scherm alle voorwerpen in het
beeld weer die in aanmerking komen voor keystone
correctie.
• Merk op dat de bovenstaande stap enkel mogelijk is
wanneer een snapshot (foto) op het beeldscherm
wordt weergegeven.
156
WEERGAVE
BELANGRIJK!
Het gebruiken van kleurherstelling om de
kleuren van een oude foto te corrigeren
• Als het originele beeld kleiner is dan 1600 × 1200
beeldpunten dan zal de nieuwe (gecorrigeerde)
versie van hetzelfde formaat zijn als het origineel.
• Keystone correctie kan niet bij de volgende types
bestanden wordt uitgevoerd.
— Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
— Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
— Beelden die opgenomen zijn met een andere
camera
• De keystone correctie bewerking kan niet worden
uitgevoerd als er niet genoeg geheugen is om het
gecorrigeerde geheugen op te slaan.
• Bij weergave van een gecorrigeerd beeld op het
beeldscherm van de camera geven de datum en de
tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk
opgenomen was, dus niet wanneer het beeld
gecorrigeerd was.
• Bij weergave van een gecorrigeerd beeld op het
maandelijkse kalenderscherm, wordt het beeld
aangegeven op de datum dat het gecorrigeerd was
(pagina 171).
Door kleurherstelling te gebruiken kunt u de oude kleuren
corrigeren van een foto die opgenomen is met een digitale
camera. Deze functie is handig voor het corrigeren van
bestaande oude foto’s, enz.
• Door kleurherstelling uit te voeren bij een beeld wordt een
nieuwe (herstelde) versie (1600 × 1200 beeldpunten)
opgeslagen als een afzonderlijk bestand.
1. Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY)
d.m.v. [왗] en [왘] door de beelden op het
beeldscherm en geef het te corrigeren beeld
weer op het display.
2. Selecteer “PLAY” (weergave) en daarna
“Color Correction” (kleurcorrectie) en druk
daarna op [왘].
3. Selecteer de gewenste foto d.m.v. [왗] en [왘]
en druk vervolgens op [SET].
157
WEERGAVE
4. Selecteer “Correct” (corrigeren) d.m.v. [왖] en
BELANGRIJK!
• Als het originele beeld kleiner is dan 1600 × 1200
beeldpunten dan zal de nieuwe (herstelde) versie
van hetzelfde formaat zijn als het origineel.
• Merk op dat u geen correctie kan uitvoeren bij de
volgende types bestanden.
— Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
— Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
— Beelden die opgenomen zijn met een andere
camera
• De kleurcorrectie bewerking kan niet worden
uitgevoerd als er niet genoeg geheugen is om het
gecorrigeerde geheugen op te slaan.
• Bij weergave van een hersteld beeld op het
beeldscherm van de camera geven de datum en de
tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk opgenomen
was, dus niet wanneer het beeld gecorrigeerd was.
• Bij weergave van een gecorrigeerd beeld op het
maandelijkse kalenderscherm, wordt het beeld
aangegeven op de datum dat het gecorrigeerd was
(pagina 171).
[왔] en druk vervolgens op [SET].
• Hierdoor wordt een trimkader op het beeldscherm
weergegeven.
• Selecteer “Cancel” (annuleren) om kleurherstelling te
verlaten zonder iets op te slaan.
5. Verplaats de zoomregelaar naar links en
rechts om het trimkader in en uit te zoomen.
• Pas de afmetingen van het trimkader aan zoals u wilt
om het gewenste gedeelte te trimmen.
6. Verplaats d.m.v. [왖], [왔], [왗], en [왘] om het
trimkader naar de gewenste plek te
verplaatsen en druk vervolgens op [SET].
• De camera zal de kleuren automatisch corrigeren en
het beeld opslaan.
• Als u geen kader rondom het beeld wilt, configureer
het trimkader zodat het zich ietwat binnen het kader
bevindt van het weergegeven beeld.
• Selecteer [MENU] om kleurherstelling te verlaten
zonder iets op te slaan.
OPMERKING
• Zie “Herstellen van een oude foto” op pagina 113 als
u het beeld van een oude foto wilt opnemen met deze
camera en het beeld dat dit oplevert wilt herstellen.
158
WEERGAVE
4. Selecteer een witbalansinstelling m.b.v. [왖]
Bijstellen van de witbalans van een
opgenomen beeld
en [왔] en druk daarna op [SET] om de
instelling uit te oefenen.
U kunt de instelling van de witbalans gebruiken om een
type lichtbron te selecteren voor een opgenomen beeld,
hetgeen dan de kleuren van dat beeld beïnvloedt.
Wanneer u het beeld er wilt
laten uitzien alsof het onder
deze omstandigheden waren
opgenomen:
1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
Selecteer dan deze
instelling:
Buiten, goed weer
[왗] en [왘] om het beeld te verkrijgen waarvan
u de witbalansinstelling wilt veranderen.
Buiten, bewolkt tot
regenachtig, in de schaduw
van een boom, enz.
2. Druk op [MENU].
Bij een licht met een bijzonder
hoge temperatuur zoals in de
schaduw van een gebouw,
enz.
3. Selecteer de “PLAY”
(weergave) tab,
selecteer “White
Balance” (witbalans)
en druk op [왘].
• Merk op dat de
bovenstaande stap niet
mogelijk is wanneer er
een foto op het
beeldscherm wordt
getoond.
Onder wit of daglichtwit FL
verlichting, zonder
onderdrukking van
kleurspectrum
N
Onder daglicht FL verlichting,
met onderdrukking van
kleurspectrum
D
Onder het licht van
gloeilampen met
onderdrukking van de kleuren
Annuleer de bijstelling van de
witbalans
159
Cancel (annuleren)
WEERGAVE
• Gewoonlijk is de witbalansinstelling die
oorspronkelijk geselecteerd was bij het
bovenstaande menu de instelling die gebruikt was
toen u het beeld opnam. Als u de “Auto”
(automatisch) of “Manual” (handmatig) instelling voor
de witbalans gebruikt wanneer u het beeld opname,
zal “Cancel” (annuleren) worden geselecteerd
(pagina 89).
BELANGRIJK!
• Door de witbalans van een beeld bij te stellen wordt
een nieuw beeld gecreëerd met de nieuwe
balansinstelling. Het originele beeld blijft ook in het
geheugen behouden.
• De witbalans van de volgende types beelden kan
niet worden bijgesteld.
— Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
— Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
— Beelden opgenomen met een andere camera
• U kunt de witbalans niet bijstellen wanneer er niet
genoeg vrij geheugen beschikbaar is om het
resulterende beeld op te slaan.
• Wanneer u een beeld waarvan de witbalans
bijgesteld is toont op het beeldscherm van de
camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het
beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer
de witbalans werd bijgesteld.
• Als u dezelfde witbalansinstelling selecteert als de
instelling die u selecteerde bij het opnemen van het
beeld kunt u het witbalans bijstelmenu verlaten
zonder het beeld te veranderen door op [SET] te
drukken.
160
WEERGAVE
4. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en
Instellen van de helderheid van het beeld
[왔] en druk op [SET].
Gebruik de volgende procedure voor het bijstellen van de
helderheid van foto’s.
1. Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY)
Om dit te verkrijgen:
Selecteer deze
instelling:
Helderder
+2
+1
m.b.v. [왗] en [왘] door de beelden waarvan u
de helderheid wilt bijregelen.
0
–1
2. Druk op [MENU].
Donkerder
3. Selecteer de “PLAY”
–2
• Druk op [왗] of [MENU] om de bediening voor het
bijstellen van de helderheid te annuleren.
(weergave) tab,
selecteer “Brightness”
(helderheid) en druk
daarna op [왘].
• Merk op dat de
bovenstaande stap alleen
mogelijk is wanneer een
foto op het beeldscherm
wordt weergegeven.
161
WEERGAVE
BELANGRIJK!
Weergeven en bewerken van een film
• Door de helderheid van het beeld bij te regelen wordt
een nieuw beeld gecreëerd bij het nieuwe
helderheidsniveau. Het oorspronkelijke beeld blijft
ook in het geheugen.
• De helderheid van de volgende type beelden kan
niet worden bijgeregeld.
— Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
— Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
— Beelden die met een andere camera zijn
opgenomen
• U kunt de helderheid niet bijregelen wanneer er niet
genoeg vrij geheugen beschikbaar is om het
resulterende beeld op te slaan.
• Wanneer u een beeld met een bijgeregelde
helderheid weergeeft op het beeldscherm van de
camera, geven de datum en tijd aan wanneer het
beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer
de helderheid bijgeregeld was.
Weergeven van een film
Gebruik de volgende procedure om een film weer te geven
die u opgenomen heeft met deze camera.
1. Blader tijdens de PLAY
(weergavefunctie)
m.b.v [왗] en [왘] door
films op het
beeldscherm en toon
de gewenste film.
Verstreken opnametijd
Filmicoon
Beeldkwaliteit
2. Druk op [SET].
• Hierdoor wordt weergave van de film gestart.
• U kunt de volgende bewerkingen uitvoeren terwijl de
film wordt weergegeven.
162
WEERGAVE
Om dit te doen:
BELANGRIJK!
Doe dit:
Versnelde voorwaartse of
achterwaartse weergave
• De snelheid wordt steeds bij
elk maal indrukken met één
stap verhoogd.
Druk op [왗] of [왘].
Laat de versnelde voorwaartse
of achterwaartse weergave
terugkeren tot de normale
snelheid.
Druk op [SET].
Pauzeren van de filmweergave
Druk op [SET].
Gepauzeerde weergave per
beeld bladeren.
Druk op [왗] of [왘].
Filmweergave stoppen.
Druk op [MENU]
Bijstellen van het
geluidsvolume van de film.
Druk op [왔] en gebruik
[왖] en [왔].
In- en uitschakelen van de
beeldscherm indicators.
Druk op [DISP].
Inzoomen op het filmbeeld.
Beweeg de zoomregelaar
in de richting van ( ).
Bladeren door een ingezoomd
beeld op het scherm.
Gebruik [왖], [왔], [왗], [왘].
• U kunt het geluidsniveau van het filmgeluid alleen
bijstellen tijdens het weergeven van een film.
• U kunt bij filmopname tot 8 maal van de normale
afmetingen inzoomen. Merk echter op dat de
maximale zoom in de volgende gevallen 4,5 maal is.
— Wanneer de film opgenomen werd met de stand
voor “LP” kwaliteit (pagina 119)
— Bij weergave van elke film via een
televisiescherm.
• Films die niet met deze camera opgenomen zijn
kunnen mogelijk niet weergegeven worden.
163
WEERGAVE
LET OP
Weergave van een film met de antitrilfunctie
• U kunt op [EX] drukken om de anti-trilfunctie in en uit
te schakelen terwijl de film gestopt of aan het spelen
is.
• U kunt ook de volgende procedure volgen om de
anti-trilfunctie in en uit te schakelen.
1. Druk op [MENU] terwijl een film aan het spelen is.
2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
daarna “
Anti Shake” (anti-tril) en druk
vervolgens op [왘].
3. Selecteer “On” (aan) d.m.v. [왖] en [왔] en druk
daarna op [SET].
• Het gedeelte van het beeldscherm dat gebruikt wordt
voor de weergave is ietwat kleiner dan gewoonlijk
wanneer de anti-trilfunctie ingeschakeld is.
Gebruik de volgende procedure wanneer u een film met de
anti-trilfunctie wilt weergeven. De anti-trilfunctie is in het
bijzonder handig wanneer de camera voor het bekijken op
een televisie aangesloten is omdat eventuele bewegingen
van de camera beter te zien zijn op het grote scherm.
1. Geef tijdens de weergavefunctie (PLAY)
d.m.v. [왗] en [왘] de film weer die u wilt
weergeven met de anti-trilfunctie.
2. Druk op [EX] om de anti-trilfunctie in te
schakelen.
• De anti-trilfunctie wordt beurtelings in- en
uitgeschakeld telkens bij indrukken van [EX].
• De
(anti-tril) indicator is te zien op het
beeldscherm terwijl de anti-trilfunctie ingeschakeld
is.
3. Druk op [SET] nadat u klaar bent met het
maken van de instellingen.
164
WEERGAVE
■ Knippen van alles voor of na een specifiek
beeld
Montage van een film
Gebruik deze procedure van dit hoofdstuk om films te
monteren en te wissen. Met de montagebewerkingen kunt
u alles voor of na een specifiek beeld of alles tussen twee
bepaalde beelden in knippen.
1. Druk op [SET] terwijl
de film die u wilt
monteren weergegeven
wordt.
BELANGRIJK!
• Hierdoor wordt de
weergave van een film
gepauzeerd.
• Geknipte beelden kunnen niet meer worden
opgeroepen – ze zijn echt weg. Zorg er dus voor dat
u een gedeelte van een film echt wilt wegknippen
voordat u specificeert dat een knipbewerking moet
worden uitgevoerd.
• Montages kunnen niet uitgevoerd worden bij films die
niet met deze camera opgenomen zijn.
• Er kan geen montage worden uitgevoerd bij een film
die korter dan 5 seconden is.
• Bij bepaalde types geheugenkaarten kan de
knipbewerking een aanzienlijke tijd in beslag nemen.
Dit is normaal en duidt niet op een defect.
• De knipbewerking kan mogelijk niet uitgevoerd
worden als de beschikbare hoeveelheid geheugen
minder is dan de grootte van het filmbestand dat u
probeert te knippen. Mocht dit het geval zijn, wis dan
bestanden die u niet langer meer nodig heeft om
geheugenruimte vrij te maken.
• Het monteren van twee verschillende films tot een
enkele film en het opsplitsen van één film in
meerdere onderdelen wordt niet ondersteund door
de functies van de camera.
2. Druk op [왔].
• U kunt hetzelfde beeld ook weergeven terwijl de
weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is door op
[MENU] te drukken, de “PLAY” (weergave) tab te
selecteren, “Movie Editing” (filmmontage) te
selecteren en vervolgens op [왘] te drukken.
3. Selecteer de bewerking die u wilt uitvoeren
m.b.v. [왖] en [왔].
Om dit te doen:
Cut (knippen)
Alles na een gespecificeerd
beeld knippen
Cut (knippen)
Knipfunctie verlaten
165
Doe dit:
Alles voor een gespecificeerd
beeld knippen
Cancel (annuleren)
WEERGAVE
4. Toon het beeld waar de film moet worden
5. Druk [왔] wanneer het
geknipt.
gewenste beeld wordt
getoond.
Om dit te doen:
Doe dit:
Versnelde voorwaartse of
achterwaartse weergave
Druk op [왗] of [왘] drukken.
Filmweergave pauzeren en
voortzetten
Druk op [SET].
Gepauzeerde weergave per
beeld doorbladeren
Druk op [왗] of [왘] drukken.
Annuleren van de
knipbewerking
Druk op [MENU].
6. Selecteer “Yes” (Ja) d.m.v. [왖] en [왔] en druk
op [SET].
• De boodschap “Busy.... Please wait…” blijft op de
display terwijl de knipbewerking wordt uitgevoerd.
Het knippen is voltooid als de boodschap verdwijnt.
• Het rode gedeelte van de
indicatorstaafindicator
geeft aan welk gedeelte
wordt geknipt.
• Selecteer “No” (Nee) om de knipbewerking te
verlaten.
166
WEERGAVE
■ Alles tussen twee specifieke beelden in
knippen
4. Toon het startbeeld waar de eerste
knipbewerking moet worden uitgevoerd.
1. Druk op [SET] terwijl
de film die u wilt
monteren weergegeven
wordt.
• Hierdoor wordt de
weergave van een film
gepauzeerd.
2. Druk op [왔].
Om dit te doen:
Doe dit:
Versnelde voorwaartse of
achterwaartse weergave
Druk op [왗] of [왘] drukken.
Filmweergave pauzeren en
voortzetten
Druk op [SET].
Gepauzeerde weergave per
beeld doorbladeren
Druk op [왗] of [왘] drukken.
Annuleren van de
knipbewerking
Druk op [MENU].
5. Druk op [왔] wanneer
• U kunt hetzelfde beeld ook weergeven terwijl de
weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is door op
[MENU] te drukken, de “PLAY” (weergave) tab te
selecteren, “Movie Editing” (filmmontage) te
selecteren en vervolgens op [왘] te drukken.
het gewenste beeld
wordt getoond.
3. Selecteer “
Cut” (knippen) d.m.v. [왖]
en [왔] en druk op [SET].
• Selecteer “Cancel” (annuleren) om de snijfunctie te
verlaten.
167
WEERGAVE
6. Verwijs naar stap 4 en
Vastleggen van een stilbeeld van een
film (MOTION PRINT)
zoek naar het het
knipeindescherm. Druk
op [왔] wanneer het
knipeindescherm
getoond wordt.
Met de MOTION PRINT functie kunt u een beeld
vastleggen van een bestaande film en een stilbeeld
creëren dat geschikt is om af te drukken. Er zijn twee layouts die u kunt gebruiken om een beeld vast te leggen en
de geselecteerde lay-out bepaalt de uiteindelijke
beeldgrootte.
• Het rode gedeelte van de
indicatorstaafindicator
geeft aan welk gedeelte
wordt geknipt.
• 9 frames (1600 × 1200
beeldpunten uiteindelijke
beeldgrootte)
7. Selecteer “Yes” (Ja) d.m.v. [왖] en [왔] en druk
op [SET].
• De boodschap “Busy.... Please wait…” blijft op de
display terwijl de knipbewerking wordt uitgevoerd.
Het knippen is voltooid als de boodschap verdwijnt.
Achtergrondbeelden
Geselecteerd hoofdbeeld
• Selecteer “No” (Nee) om de knipbewerking te
verlaten.
• 1 frame (640 × 480
beeldpunten uiteindelijke
beeldgrootte)
Geselecteerd hoofdbeeld
168
WEERGAVE
■ Een stilbeeld van een film vastleggen
5. Toon d.m.v. [왗] en [왘] het beeld dat u wilt
gebruiken als het hoofdbeeld.
1. Blader tijdens de weergavefunctie (PLAY)
• Door één van beide toetsen ingedrukt te houden
wordt het bladeren versneld uitgevoerd.
d.m.v. [왗] en [왘] door de films op het
beeldscherm en toon de film die de gewenste
beelden bevat.
6. Druk op [SET] na eerst
het gewenste beeld te
hebben geselecteerd.
2. Druk op [MENU].
• Hierdoor wordt het
stilbeeld dat het resultaat
is getoond.
3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“MOTION PRINT” (Bwegende afdruk) en druk
vervolgens op [왘].
• Als u “9 frames” (9
beelden) voor de lay-out
selecteerde, zal het beeld
dat u selecteerde in stap
4 het hoofdbeeld zijn
terwijl de beelden aan
beide zijden zullen
dienen als
achtergrondbeelden.
4. Selecteer d.m.v. [왖] en
[왔] de layout (“1
frame” (1 beeld) of “9
frames” (9 beelden))
die u wlt gebruiken.
• Selecteer “Cancel”
(annuleren) om de
MOTION PRINT functie
te verlaten.
• Als u “1 frame” (1 beeld) selecteerde in stap 4
verschijnt hier het beeld dat u selecteerde in stap 6.
BELANGRIJK!
• MOTION PRINT kan niet uitgevoerd worden bij films
die niet met deze camera opgenomen zijn.
169
WEERGAVE
2. Gebruik [왖], [왔], [왗] en
Tonen van een 9-beelden scherm
Met de volgende procedure verkrijgt u negen beelden
tegelijkertijd op het beeldscherm.
1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
zoomregelaar in de richting van (
).
• Dit toont het 9-beelden scherm met een
selectiekader er om heen met in het midden het
beeld dat zich op het beeldscherm bevond in stap 2.
• Zijn er minder dan negen beelden in het geheugen
dan worden ze weergegeven te beginnen vanaf de
linker bovenhoek. Het selectiekader bevindt zich bij
het beeld dat weergegeven werd voordat u
overschakelde naar het 9-beelden scherm.
Voorbeeld: Wanneer er zich 20 beelden in het
geheugen bevinden en beeld 1 eerst wordt
weergegeven.
• Bij een filmbestand (pagina 162) wordt “
”
weergegeven aan de boven- en aan de onderkant
van het beeldscherm.
• Op het 9-beelden scherm geeft
(microfoon) een
spraakopnamebestand aan (pagina 179).
•
Selectiekader
[왘] om het
selectiekader te
verplaatsen naar het
gewenste beeld. Door
op [왘] te drukken
terwijl het selectiekader
zich in de rechterkolom
bevindt of op [왗] te
drukken terwijl het selectiekader zich in de
linkerkolom bevindt, wordt doorgebladerd
naar het volgende scherm met 9-beelden.
verschijnt in plaats van het beeld wanneer de
datum data bevat die niet door deze camera kunnen
worden weergegeven.
1
2
3
10
11
12
4
5
6
13
14
15
7
8
9
16
17
18
19
20
3. Door op een willekeurige toets anders dan
[왖], [왔], [왗] en [왘] te drukken wordt een
volledige versie van het beeld op ware grootte
getoond van het beeld waar het selectiekader
zich bevindt.
170
WEERGAVE
• Op het kalenderscherm geeft
(microfoon) een
spraakopnamebestand aan (pagina 179).
Tonen van het kalenderscherm
Gebruik de volgende procedure om een kalender van 1
maand te tonen. Elke dag toont het eerste bestand dat op
die dag was opgenomen wat het gemakkelijker maakt om
het gewenste bestand te vinden.
•
2. Verplaats het selectiekader m.b.v. [왖], [왔], [왗]
1. Druk tijdens de
weergavefunctie
(PLAY) op [왖] (
verschijnt in plaats van het beeld wanneer de
datum data bevat die niet kan worden getoond door
deze camera.
en [왘] naar de gewenste datum en druk
vervolgens op [SET].
).
• Volg de procedure
onder “Veranderen van
de datumopmaak” op
pagina 195 om het
datumformaat te
specificeren.
• Het op de kalender voor
elke dag getoonde
bestand is het eerste
bestand dat op die
datum was opgenomen.
• Dit toont een beeld van het eerste bestand dat
genomen was op de geselecteerde datum.
Jaar/Maand
Datumselectiecursor
• Druk op [MENU] of op
[DISP] om het
kalenderscherm te
verlaten.
171
WEERGAVE
3. Configureer m.b.v. het scherm dat verschijnt
Spelen van een Slideshow (diashow)
de instellingen voor het beeld, de tijd, de
tussenpauzes en de effecten.
De Slideshow (diashow) speelt beelden automatisch af in
volgorde en met vaste tussenpauzes.
1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
Images
(Beelden)
• All Images (Alle beelden)
Toont alle beelden in het geheugen van
de camera.
•
Only (alleen)
Deze icoon verschijnt enkel bij snapshots
en audio snapshots.
•
Only (alleen)
Deze icoon verschijnt enkel bij films.
• One Image (Eén beeld)
Toont een bepaald beeld
• Favorites (Favorieten)
Toont alle beelden in de FAVORITE map.
Time
(Tijd)
Specificeer de gewenste weergavetijd (1 tot
en met 5 minuten of 10, 15, 30 of 60
minuten) m.b.v. [왗] en [왘].
Interval
(Tussenpauze)
Specificeer de gewenste tussenpauze (MAX.
of 1 tot 30 seconden) m.b.v. [왗] en [왘].
• Wanneer de weergave een filmbestand
aantreft terwijl “MAX” is geselecteerd als
de tussenpauze wordt enkel het eerste
beeld van het filmpje getoond.
[MENU].
2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“Slideshow” (diashow) en druk vervolgens op
[왘].
172
WEERGAVE
Effect
BELANGRIJK!
• Merk op dat alle toetsen onbedienbaar zijn terwijl
een beeldverandering aan de gang is. Wacht totdat
een beeld stilstaat op het beeldscherm voordat u een
toets probeert te bedienen of houd de toets ingedrukt
totdat het beeld stil gaat staan.
• Door tijdens de slideshow op [왗] te drukken wordt
teruggegaan naar het vorige beeld terwijl door
indrukken van [왘] doorgegaan wordt naar het
volgende beeld.
• Wanneer de slideshow bij een filmbestand komt, wordt
de film en de begeleidende audio eenmaal
weergegeven.
• Wanneer de slideshow bij een
spraakopnamebestand of een audio snapshot komt,
wordt dit eenmaal weergegeven.
• Het geluid van films, audio snapshots en
spraakopnamebestanden wordt niet gespeeld
wanneer “MAX” (maximaal) gespecificeerd is voor de
“Interval” (tussenpauze) instelling van de slideshow.
Bij alle “Interval” (tussenpauze) instellingen worden
films en alle andere audio (films, audio snapshots en
spraakopnamebestanden) weergegeven ongeacht
de lengte.
• Tijdens audioweergave kunt u het volume regelen
door op [왔] te drukken en daarna [왖] en [왔] te
gebruiken.
• Pattern 1, 2, 3 (patroon 1, 2, 3)
Oefent een vooringesteld effect uit wanneer
van het ene beeld naar het volgende beeld
wordt overgegaan.
• Random (willekeurig)
Oefent de vooringestelde patronen (1, 2 en 3)
willekeurig uit.
• OFF
Efecten zijn uitgeschakeld.
4. Gebruik [왖] en [왔] om “Start” (starten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
• Hierdoor wordt de slideshow (diashow) gestart.
5. Druk op [SET] om de slideshow (diashow) te
stoppen.
• De diashow stopt ook automatisch nadat de
hoeveelheid tijd verstreken is die u specificeerde
voor “Time” (tijd).
173
WEERGAVE
• Merk op dat de effectinstellingen niet van kracht zijn
wanneer de slideshow “Images” (beelden) instelling
“Favorites” (favorieten) is of “
Only” (alleen
) of
wanneer de slideshow “Interval” instelling “MAX”
(maximaal), “1 sec” of “2 sec” is.
• Bij beelden die u van een andere digitale camera of
van een computer heeft gekopiëerd kan het ietwat
langer duren dan de gespecificeerde tussenpauzetijd
voordat ze verschijnen.
• Als er indicators in de display zijn dan kunt u deze
uitzetten door op [DISP] te drukken (pagina 33).
• Wanneer de diashow een film bereikt terwijl “One
Image” (één beeld) geselecteerd is voor “Images”
(beelden), zal de film de weergave herhalen voor de
door “Time” (tijd) gespecificeerde tijdsduur.
Gebruik van de fotostandaardfunctie
De fotostandaardfunctie stelt u in staat te specificeren wat
er dient te verschijnen op het beeldscherm van de camera
terwijl deze zich op de USB slede bevindt. U kunt een
Photo Stand diashow spelen zonder u zorgen te maken
over de stroom van de accu of u kunt het tonen van een
bepaald beeld tonen. De bediening van de
fotostandaardfunctie wordt uitgevoerd in overeenkomst met
de instellingen van de slideshow. Zie pagina 172 voor
informatie aangaande het configureren van slideshow
instellingen voor eventuele gewenste aanpassingen.
1. Schakel de camera uit.
2. Zet de camera op de USB slede.
3. Druk op de [PHOTO]
(foto) toets van de USB
slede.
• Dit start de Photo Stand
diashow of toont het
enkele beeld dat u
specificeerde.
[PHOTO]
174
WEERGAVE
• Door op [MENU] te drukken wordt een scherm
verkregen voor het configureren van diashow
instellingen. Druk op [MENU] terwijl het menuscherm
getoond wordt of selecteer “Start” en druk op [SET]
om de diashow te herstarten.
Roteren van het displaybeeld
Gebruik de volgende procedure om het beeld 90 graden te
roteren en de rotatie informatie samen met het beeld te
registreren. Nadat u dit gedaan heeft, zal het beeld altijd
getoond worden in de geroteerde oriëntatie.
• Tijdens audioweergave kunt u het volume regelen
door op [왔] te drukken en daarna [왖] en [왔] te
gebruiken.
1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
4. Druk nogmaals op de [PHOTO] (foto) toets om
de Photo Stand diashow te stoppen.
2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“Rotation” (rotatie) en druk vervolgens op [왘].
BELANGRIJK!
• Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is
wanneer een snapshot beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
• De accu wordt niet opgeladen terwijl een
fotostandaard diashow aan de gang is. Stop de
diashow als als u de accu wilt opladen.
3. Gebruik [왗] en [왘] om door de beelden te
bladeren totdat het beeld dat u wilt roteren op
het beeldscherm te zien is.
175
WEERGAVE
4. Gebruik [왖] en [왔] om
BELANGRIJK!
“Rotate” (roteren) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
• U kunt een beeld dat beveiligd is niet roteren. Wilt u
toch een dergelijk beeld roteren dan dient u het eerst
onbeveiligd te maken.
• U kunt mogelijk een digitaal beeld niet roteren als het
opgenomen was met een ander type digitale camera.
• U kunt beelden van het volgende type niet roteren:
— Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
— Beelden worden ingezoomd is
— Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
• Het roteren van beelden wordt alleen ondersteund
voor een enkel beeld. Het is niet mogelijk een
scherm van 9-beelden of een beeld op het
kalenderscherm te roteren.
• Elke keer indrukken van
[SET] draait het beeld
met 90°.
5. Druk nadat u klaar bent met het configureren
van de instellingen op [MENU] om het
instelscherm te verlaten.
176
WEERGAVE
1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
Toevoegen van audio aan een snapshot
[왗] en [왘] toetsen om door de snapshots te
bladeren totdat de gewenste getoond wordt
waaraan u audio wilt toevoegen.
De “post-opname” functie laat u geluid toevoegen aan
snapshots nadat deze zijn opgenomen. U kunt het
audiogedeelte van een audio snapshot (die met een
icoon er op) ook heropnemen.
2. Druk op [MENU].
• Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
“.WAV”.
3. Selecteer de “PLAY”
(weergave) tab,
selecteer “Dubbing”
(geluidsdubben) en
druk vervolgens op
[왘].
• Opnametijd:
Maximaal 30 seconden per beeld
• Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 165KB (30-seconde opnamen van circa 5,5KB
per seconde.)
4. Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
5. Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
177
WEERGAVE
BELANGRIJK!
Heropnemen van het geluid
• Let er op dat u de
microfoon niet met uw
vingers blokkeert.
• Goede
opnameresultaten zijn
niet mogelijk wanneer
de camera te ver van
Microfoon
het onderwerp weg is.
• Nadat de
geluidsopname voltooid
is verschijnt de
icoon op het
beeldscherm.
• U kunt mogelijk geen geluid opnemen wanneer de
resterende geheugencapaciteit laag is.
• U kunt geen geluid toevoegen aan beelden van het
volgende type:
— Filmbeelden
— Beelden met MOTION PRINT (afdrukken van
bewegende beelden)
— Beveiligde foto’s (pagina 186)
• Audio die heropgenomen of gewist wordt, kan niet
worden herkregen. Let er dus op dat u het geluid niet
langer nodig heeft voordat u heropname uitvoert of
het geluid wist.
1. Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
[왗] en [왘] toetsen om door de snapshots te
bladeren totdat de gewenste getoond wordt
waarvan u het geluid opnieuw wilt opnemen.
2. Druk op [MENU].
3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“Dubbing” (geluidsdubben) en druk
vervolgens op [왘].
4. Gebruik [왖] en [왔] om “Delete” (wissen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
• Als u enkel het geluid op deze manier wilt wissen,
druk dan op [MENU] om de procedure te voltooien.
5. Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
6. Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
• Hierdoor wordt de bestaande opname gewist en
vervangen door de nieuwe.
178
WEERGAVE
Weergeven van een spraakopnamebestand
Voer de volgende stappen uit om een
spraakopnamebestand weer te geven.
1. Gebruik [왗] en [왘] tijdens de weergavefunctie
(PLAY) om het gewenste
spraakopnamebestand (een bestand
aangegeven met
) weer te geven.
Om dit te doen:
Doe dit:
Snel vooruit- of
achteruitspoelen van het geluid.
Houd [왗] of [왘]
ingedrukt.
Pauzeren en hervatten van de
film weergave.
Druk op [SET].
Het geluidsvolume bijstellen.
Druk op [왔] en gebruik
[왖] en [왔].
In- en uitschakelen van het
beeldscherm.
Druk op [DISP].
Annuleren van de weergave.
Druk op [MENU].
2. Druk op [SET].
BELANGRIJK!
• Hierdoor wordt de
weergave van het
spraakopnamebestand
gestart via de
luidspreker van de
camera.
• Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en
tijdens het pauzeren worden bijgesteld.
• Wanneer uw opname voorzien is van indextekens
(pagina 133), kunt u naar het volgende indexteken
doorspringen door de weergave te pauzeren en
vervolgens op [왗] of [왘] te drukken. Druk vervolgens
op [SET] om de weergave te hervatten van de positie
van het indexteken.
• U kunt de volgende
bediening uitvoeren
terwijl het geluid
weergegeven wordt.
179
WEERGAVE
AV kabel
Tonen van camerabeelden op een
televisiescherm
U kunt opgenomen beelden via een televisiescherm tonen.
Om camerabeelden via een televisiescherm te tonen dient
u de beschikking te hebben over een televisie met een
video-ingangsaansluiting, de USB slede en de AV kabel die
meegeleverd zijn met de camera.
TV
1. Sluit één uiteinde van de AV kabel die
Video ingangsaansluiting
meegeleverd is met de camera aan op de
[AV OUT] aansluiting van de USB slede en het
andere uiteinde op de videoingangsaansluiting van het televisietoestel.
AV uitgangspoort [AV OUT]
2. Schakel de camera uit.
3. Zet de camera op de USB slede.
• Sluit de gele stekker van de AV kabel aan op de
video-ingangsaansluiting (geel) van het
televisietoestel en de witte stekker op de audio
ingangsaansluiting (wit).
4. Schakel de televisie in en selecteer de videoingangsfunctie.
5. Druk op [
] om de spanning van de camera
in te schakelen en voer daarna de vereiste
bewerking uit voor de weergave.
180
WEERGAVE
BELANGRIJK!
Selecteren van het
video-uitgangssysteem
• U dient als de spanning aan/uit functie (pagina 201)
“Power On” (spanning aan) of “Power On/Off”
(spanning aan/uit) te selecteren als u de camera
aansluit op een televisietoestel voor het bekijken van
videobeelden.
• Alle iconen en indicators die op het beeldscherm van
de camera te zien zijn zullen ook op het
televisiescherm verschijnen.
• Merk op dat het geluid in mono is.
• Door indrukken van de [PHOTO] toets op de USB
slede wordt de fotostandaardfunctie (pagina 174)
geactiveerd waarna beelden via het televisiescherm
worden weergegeven.
• Afhankelijk van het formaat van het scherm zullen de
opgenomen beeld mogelijk niet het gehele scherm
vullen.
• Voor het video uitgangssignaal is het geluidsvolume
aanvankelijk ingesteld op maximum. Voer bijstelling
in het geluidsvolume uit d.m.v. de TV regelaars.
• Als u een los verkrijgbare AV kabel (EMC-3A)
gebruikt om de aansluiting van de camera’s USB
slede direct te verbinden met de AUDIO IN
aansluiting van een televisietoestel (zonder de USB
kabel te gebruiken), kunt u opgenomen beelden op
het televisiescherm zien en het televisiescherm zelfs
gebruiken om beelden te componeren voordat u ze
gaat opgenemen.
U kunt kiezen uit het PAL of het NTSC systeem als het
voor aanpassing aan het systeem van de TV die u gebruikt.
1. Druk tijdens een opname- (REC) of de
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,
selecteer “Video Out” (video-uitgang) en druk
vervolgens op [왘].
3. Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [왖] en
[왔] en druk vervolgens op [SET].
181
Als u een TV gebruikt die bedoeld is
voor gebruik in dit gebied:
Selecteer deze
instelling:
U.S., Japan en andere gebieden met het
NTSC systeem
NTSC
Europa en andere gebieden met het
PAL systeem
PAL
WEERGAVE
BELANGRIJK!
• Beelden zullen niet op de juiste wijze worden
weergegeven als een verkeerd videosysteem wordt
geselecteerd.
• Deze camera ondersteunt enkel de NTSC en PAL
videosystemen. Beelden worden niet juist
weergegeven als u een televisietoestel (monitor)
gebruikt dat ontworpen is voor een ander
videosysteem.
182
WISSEN VAN BESTANDEN
WISSEN VAN BESTANDEN
U kunt een enkel bestand wissen of u kunt alle bestanden
wissen die zich op dat ogenblik in het geheugen bevinden.
Wissen van een enkel bestand
1. Druk tijdens de
BELANGRIJK!
weergavefunctie
(PLAY) op [왔] (
• Merk op dat het wissen van bestanden niet
ongedaan gemaakt kan worden. Als u een bestand
eenmaal gewist heeft, is hij voorgoed verdwenen. Let
er dus goed op dat u een bestand echt niet meer
nodig heeft voordat u het wist. In het bijzonder geldt
dit voor het wissen van alle bestanden - controleer
eerst alle bestanden voordat u deze handeling
uitvoert.
• Een beveiligd bestand kan niet worden uitgewist. Om
een bestand te wissen dient u het eerst onbeveiligd
te maken (pagina 186).
• Het wissen kan niet worden uitgevoerd wanneer alle
bestanden in het geheugen beveiligd zijn (pagina
187).
• Als een audio snapshot gewist wordt, zal dit zowel
het beeldbestand als het audiobestand wissen dat er
aan vast zit.
• U kunt de procedures in dit hoofdstuk niet gebruiken
om beelden te wissen uit de FAVORITE map. Zie de
procedures op pagina 190 voor details aangaande
het wissen van de inhoud van de FAVORITE map.
).
2. Gebruik [왗] of [왘] om door de bestanden te
bladeren totdat het te wissen bestand wordt
getoond.
3. Gebruik [왖] of [왔] om “Delete” (wissen) te
selecteren.
• Selecteer “Cancel” (annuleren) om de
bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen.
4. Druk op [SET] om het bestand te wissen.
• Herhaal de stappen 2 tot en met 4 om andere
bestanden te wissen, indien gewenst.
5. Druk op [MENU] om het menuscherm te
verlaten.
183
WISSEN VAN BESTANDEN
Wissen van alle bestanden
1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[왔] (
).
2. Gebruik [왖] of [왔] om “All Files Delete” (alle
bestanden wissen) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
3. Gebruik [왖] of [왔] om “Yes” (ja) te selecteren.
• Selecteer “No” (nee) om de wisfunctie te verlaten
zonder een bestand uit te wissen.
4. Druk op [SET] om alle bestanden uit te
wissen.
• De boodschap “There are no files.” (er zijn geen
bestanden) verschijnt op het scherm nadat alle
bestanden gewist zijn.
184
BEHEER VAN BESTANDEN
BEHEER VAN BESTANDEN
Dankzij de mogelijkheden van de camera voor
bestandsbeheer kunt u makkelijk uw beelden in het oog
houden. U kunt bestanden beveiligen tegen onverhoeds
wissen en de gewenste bestanden opslaan in het
ingebouwde geheugen van de camera.
Elke map kan maximaal 9999 bestanden bevatten.
Als u probeert het 10000ste bestand op te slaan in een
map, wordt automatisch de volgende map met het
volgende serienummer gecreëerd. Bestandsnamen worden
als volgt gegenereerd.
Voorbeeld: Naam van het 26ste bestand
Mappen
CIMG0026.JPG
Uw camera creëert automatisch mappen in het ingebouwde
geheugen of op de geheugenkaart.
Extensie
Serienummer (4 cijfers)
Geheugenmappen en -bestanden
• De map- en bestandnamen die hier worden beschreven
verschijnen wanneer u mappen en bestanden via uw
computer bekijkt. Zie pagina 32 voor informatie
betreffende informatie over hoe de camera map- en
bestandnamen aangeeft.
• Het feitelijke aantal bestanden dat u op een
geheugenkaart kunt opslaan hangt af van de instellingen
voor de beeldkwaliteit, de beeldgrootte, de
kaartcapaciteit, enz.
• Zie voor details aangaande de mapstructuur
“Geheugenmapstructuur” op pagina 235.
Een beeld dat u opneemt wordt automatisch opgeslagen in
een map waarvan de naam een serienummer is. U kunt
maximaal 900 mappen op hetzelfde moment in het
geheugen houden. Mapnamen worden als volgt
gegenereerd.
Voorbeeld: Naam van de 100ste map
100CASIO
Serienummer (3 cijfers)
185
BEHEER VAN BESTANDEN
3. Gebruik [왗] of [왘] om door de bestanden de
Beschermen van bestanden
bladeren en dat beeld te tonen dat u wilt
beveiligen.
Als u een bestand eenmaal beveiligd heeft kan hij niet
worden gewist (pagina 183). U kunt bestanden afzonderlijk
beveiligen of u kunt alle bestanden in het geheugen
beveiligen door een enkele bedieningshandeling.
4. Gebruik [왖] of [왔] om
“On” (aan) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
BELANGRIJK!
• Zelfs als een bestand beveiligd is, wordt het
uitgewist wanneer een geheugenkaart wordt
geformatteerd (pagina 206) of als het ingebouwde
geheugen geformatteerd wordt (pagina 202)
• Een beveiligd bestand
wordt aangegeven door
het
teken.
• Om een bestand onbeveiligd te maken, selecteert u
“Off” (uit) in stap 4 en druk vervolgens op [SET].
Beveiligen van een enkel bestand
5. Druk op [MENU] om het menuscherm te
verlaten.
1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2. Selecteer de “PLAY”
(weergave) tab,
selecteer “Protect”
(beveiligen) en druk
daarna op [왘].
186
BEHEER VAN BESTANDEN
Beveiligen van alle bestanden
Gebruik van de FAVORITE folder
U kunt foto’s van uw familie of andere speciale beelden van
een bestandsopslagmap (pagina 235) kopiëren naar de
FAVORITE map in het ingebouwde geheugen. De naar de
FAVORITE map gekopieerde beelden worden automatisch
gereduceerd tot 320 × 240 beeldpunten. Beelden in de
FAVORITE map worden niet getoond tijdens normale
weergave om op die manier persoonlijke beelden privé te
houden terwijl u ze toch bij u kunt hebben. De beelden in
de FAVORITE map worden niet gewist wanneer u van
geheugenkaart wisselt zodat u de foto’s altijd bij de hand
heeft.
1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“Protect” (beveiligen) en druk daarna op [왘].
3. Gebruik [왖] of [왔] om “All Files : On” (Alle
bestanden : aan) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
• Om alle bestanden onbeveiligd te maken, klik op
[SET] in stap 3 zodat de instelling “All Files : Off”
(alle bestanden uit) laat zien.
Kopiëren van een bestand naar de
FAVORITE map
4. Druk op [MENU] om het menuscherm te
verlaten.
1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2. Selecteer de “PLAY”
(weergave) tab,
selecteer “Favorites”
(favorieten) en druk op
[왘].
187
BEHEER VAN BESTANDEN
3. Gebruik [왖] of [왔] om
LET OP
“Save” (opslaan) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
• Door een beeldbestand volgens de bovenstaande
procedure te kopiëren wordt een beeld maat QVGA
van 320 × 240 beeldpunten naar de FAVORITE map
gekopieerd.
• Een bestand dat naar de FAVORITE map wordt
gekopieerd krijgt automatisch een bestandnaam
toegewezen dat een serienummer is. Hoewel het
serienummer begint met 0001 en kan oplopen tot
9999, hangt de feitelijke bovengrens van het bereik
af van de capaciteit van het ingebouwde geheugen.
Denk eraan dat het maximale aantal beelden dat
opgeslagen kan worden in het ingebouwde
geheugen afhangt van de grootte van elk beeld en
van andere factoren.
• Hierdoor worden de
namen van de
bestanden in het
ingebouwde geheugen
of op de ingelegde
geheugenkaart
getoond.
4. Gebruik [왗] of [왘] om het bestand te
selecteren dat u naar de FAVORITE map wilt
kopiëren.
BELANGRIJK!
5. Gebruik [왖] of [왔] om “Save” (opslaan) te
• Merk op dat een beeld dat naar de FAVORITE map
gekopieerd is en waar daarna de afmetingen van zijn
aangepast niet meer kan terugkeren naar het
oorspronkelijke formaat.
• Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet naar
een geheugenkaart worden gekopieerd.
selecteren en druk vervolgens op [SET].
• Hierdoor worden de getoonde bestanden naar de
FAVORITE map gelopieerd.
6. Gebruik na het kopiëren van alle gewenste
bestanden [왖] en [왔] om “Cancel”
(annuleren) te selecteren en druk vervolgens
op [SET] om deze functie te verlaten.
188
BEHEER VAN BESTANDEN
BELANGRIJK!
Tonen van een bestand in de FAVORITE
map
• Merk op dat een FAVORITE map enkel gecreërd
wordt in het ingebouwde geheugen van de camera.
Er wordt geen FAVORITE map gecreëerd op een
geheugenkaart mocht u die gebruiken. Als u de
inhoud van de FAVORITE map op het beeldscherm
van een computer wilt bekijken dient u eerst de
geheugenkaart (als u die gebruikt) uit de camera te
verwijderen voordat u de camera op de USB slede
plaatst om het overbrengen van data te beginnen
(pagina’s 205, 220).
1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“Favorites” (favorieten) en druk op [왘].
3. Gebruik [왖] of [왔] om “Show” (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
• De boodschap “No Favorites File!” (geen favouriet
bestand) verschijnt als de FAVORITE map leeg is.
4. Gebruik [왘]
Bestandsnaam
(voorwaarts) of [왗]
(achterwaarts) om door
de bestanden in de
FAVORITE map te
bladeren.
FAVORITE (favorite) mapicoon
5. Druk nadat u klaar bent met het bekijken van
de bestanden tweemaal op [MENU] om deze
functie te verlaten.
189
BEHEER VAN BESTANDEN
Wissen van een bestand uit de
FAVORITE map
Wissen van alle bestanden uit de
FAVORITE map
1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
[MENU].
2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“Favorites” (favorieten) en druk op [왘].
“Favorites” (favorieten) en druk op [왘].
3. Gebruik [왖] of [왔] om “Show” (weergeven) te
3. Gebruik [왖] of [왔] om “Show” (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
4. Druk op [왔] (
selecteren en druk vervolgens op [SET].
4. Druk op [왔] (
).
5. Gebruik [왗] of [왘] om het bestand te
).
5. Gebruik [왖] en [왔] om “All Files Delete” (alle
selecteren dat u uit de FAVORITE map wilt
wissen.
bestanden wissen) te selecteren en druk dan
op [SET].
6. Gebruik [왖] of [왔] om “Delete” (wissen) te
BELANGRIJK!
selecteren en druk vervolgens op [SET].
• U kunt de bedieningshandelingen voor wissen op
pagina 183 niet gebruiken om beelden uit de
FAVORITE map te wissen. Echter door formatteren
van het geheugen (pagina 202) worden de
bestanden in de FAVORITE map gewist.
• Selecteer “Cancel” (annuleren) om de
bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen.
7. Gebruik na het wissen van alle gewenste
bestanden [왖] en [왔] om “Cancel”
(annuleren) te selecteren en druk vervolgens
op [SET] om deze functie te verlaten.
190
ANDERE INSTELLINGEN
ANDERE INSTELLINGEN
Instellen van het geluidsniveau van de
bevestigingstoon
Configureren van de geluidsinstellingen
U kunt verschillende geluiden configureren die dan
gespeeld worden telkens wanneer u de camera inschakelt,
de sluitertoets halverwege of geheel indrukt of een
toetsbewerking uitvoert.
1. Druk op [MENU].
2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,
selecteer “Sounds” (geluiden) en druk
vervolgens op [왘].
Configureren van de geluidsinstellingen
1. Druk op [MENU].
3. Gebruik [왖] en [왔] om “
2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,
4. Gebruik [왗] en [왘] om de gewenste instelling
selecteer “Sounds” (geluiden) en druk
vervolgens op [왘].
voor het volume te specificeren en druk
vervolgens op [SET].
3. Gebruik [왖] en [왔] om het geluid te selecteren
• U kunt het volume instellen binnen het bereik lopend
van 0 (geen geluid) tot en met 7 (luidst).
waarvan u de instelling wilt configureren en
druk vervolgens op [왘].
BELANGRIJK!
4. Gebruik [왖] en [왔] om de instelling te
• De instelling voor het volume die u hier maakt heeft
ook invloed op het geluidsvolumeniveau voor het
video uitgangssignaal (pagina 180).
veranderen en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Selecteer deze instelling:
Selecteer een ingebouwd
geluid
Sound 1 – Sound 5
(geluid 1 – 5)
Schakel het geluid uit
Off (uit)
Operation”
(bediening) te selecteren.
191
ANDERE INSTELLINGEN
Instellen van het geluidsniveau voor de
weergave van films en audio snapshots
Specificeren van een beeld voor het
beginscherm
U kunt een opgenomen beeld specificeren als het beeld voor
het beginscherm, waardoor dit op het beeldscherm
verschijnt telkens wanneer u de camera inschakelt door op
de spanningstoets of op [
] (REC) te drukken. Het
beginscherm verschijnt niet wanneer u [
] (PLAY) indrukt
om de camera in te schakelen.
1. Druk op [MENU].
2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,
selecteer “Sounds” (geluiden) en druk
vervolgens op [왘].
3. Selecteer “
1. Druk op [MENU].
Play” (weergave) d.m.v. [왖] en
[왔].
2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en
4. Specificeer d.m.v. [왗] en [왘] de gewenste
selecteer “Startup” (start) en druk vervolgens
op [왘].
instelling voor het weergavevolume en druk
op [SET].
3. Toon m.b.v. [왗] en [왘] het beeld dat u wilt
• U kunt het weergavevolume instellen binnen het
bereik tussen 0 (geen geluid) en 7 (luidst).
gebruiken voor het beginscherm.
4. Verander de instelling m.b.v. [왖] en [왔] en
BELANGRIJK!
druk daarna op [SET].
• De instelling voor het volume die u hier maakt heeft
geen invloed op het geluidsvolumeniveau voor het
video uitgangssignaal (pagina 180).
192
Om dit te doen:
Selecteer deze instelling:
Gebruik het beeld dat op het
moment wordt getoond als het
beginschermbeeld
On (aan)
Schakel het beginscherm uit
Off (uit)
ANDERE INSTELLINGEN
BELANGRIJK!
Specificeren van de bestandsnaam
serienummer generatiemethode
• U kunt elk van de volgende types beelden selecteren
als het startbeeldscherm.
— Het ingebouwde beeld van de camera
— Een snapshot
— Enkel het beeldgedeelte van een audio snapshot
• Er kan per keer slechts één beeld opgeslagen zijn in
het beginschermbeeldgeheugen. Als een nieuw
beginschermbeeld wordt geselecteerd, zal dat
nieuwe beeld het eerdere beeld uit het
beginschermbeeldgeheugen verdringen. Daarom
dient u een gescheiden kopie van het beeld in het
standaard beeldopslaggeheugen van de camera te
hebben opgeslagen als u naar een eerder
beginschermbeeld wilt teruggaan.
• Het beginschermbeeld wordt gewist als u het
ingebouwde geheugen formatteert (pagina 202).
Gebruik de volgende procedure om de methode te
specificeren voor het genereren van het serienummer dat
gebruikt wordt voor bestandsnaam (pagina 185).
1. Druk op [MENU].
2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en
selecteer “File No.” (bestandsnaam) en druk
vervolgens op [왘].
3. Verander de instelling m.b.v. [왖] en [왔] en
druk daarna op [SET].
193
Om dit te doen voor een juist
opgeslagen bestand:
Selecteer deze
instelling:
Sla het laatste gebruikte
bestandnummer op en verhoog dit
met één ongeacht of bestanden
uitgewist zijn of de geheugenkaart
door een nieuwe werd vervangen.
Continue
(voortzetten)
Start het serienummer opnieuw
vanaf 0001 wanneer alle bestanden
gewist zijn of de geheugenkaart
vervangen is.
Reset
(terugstellen)
ANDERE INSTELLINGEN
Selecteren van uw thuistijdzone
Instellen van de klok
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om een
thuistijdzone te selecteren en om de instellingen voor de
datum en de tijd te veranderen. Als u enkel de tijd- en
datuminstellingen wilt veranderen zonder de thuistijdzone
te veranderen, voer dan alleen de procedures uit onder
“Instellen van de huidige tijd en datum” op pagina 195.
1. Druk op [MENU].
2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,
selecteer “World Time” (wereldtijd) en druk
vervolgens op [왘].
• Hierdoor wordt de huidige wereldtijdzone
aangegeven.
BELANGRIJK!
• Let erop dat u de thuistijdzone (de zone waar u zich
op het moment bevindt) selecteert voordat u de
instellingen verandert voor de tijd en de datum.
Anders zullen de instellingen voor de tijd en de
datum automatisch veranderen wanneer u een
andere tijdzone selecteert.
3. Gebruik [왖] en [왔] om “Home” (thuistijd) te
selecteren en druk daarna op [왘].
4. Gebruik [왖] en [왔] om “City” (stad) te
selecteren en druk vervolgens op [왘].
5. Gebruik [왖], [왔], [왗] en [왘] om de het
geografische gebied te selecteren dat de
plaats bevat die u wenst voor de thuistijdzone
en druk vervolgens op [SET].
6. Gebruik [왖] en [왔] om de gewenste stad te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
7. Druk na het selecteren van de gewenste stad
op [SET] om de bijbehorende zone als uw
thuistijdzone te registreren.
194
ANDERE INSTELLINGEN
Instellen van de huidige tijd en datum
Veranderen van de datumopmaak
1. Druk op [MENU].
U kunt een selectie maken uit drie verschillende opmaken
van het tonen van de datum.
2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en
1. Druk op [MENU].
selecteer “Adjust” (bijstellen) en druk
vervolgens op [왘].
2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en
selecteer “Date Style” (datumstijl) en druk
vervolgens op [왘].
3. Stel de huidige tijd en de tijd in.
Om dit te doen:
Doe dit:
Veranderen van de instelling op de
plaats waar de cursor zich bevindt
Druk op [왖] en [왔].
Verplaatsen van de cursor tussen
instellingen
Druk op [왗] en [왘].
Overschakelen tussen de 12-uur en
de 24-uur tijdaanduiding.
Druk op [DISP].
3. Druk op [왖] en [왔] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
Voorbeeld: 24 december, 2006
4. Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op
[SET] om ze te registreren en het
instelscherm te verlaten.
195
Om de datum zo te tonen:
Selecteer deze opmaak:
06/12/24
YY/MM/DD
24/12/06
DD/MM/YY
12/24/06
MM/DD/YY
ANDERE INSTELLINGEN
Configureren van wereldtijdinstellingen
Gebruiken van wereldtijd
U kunt het wereldtijdscherm gebruiken om een tijdzone te
selecteren en de tijdinstelling van de klok van de camera in
een handomdraai veranderen wanneer u op reis gaat, enz.
Deze wereldtijdfunctie laat u één van de ingestelde 162
steden in 32 tijdzones selecteren.
1. Druk op [MENU].
2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en
selecteer “World Time” (wereldtijd) en druk
vervolgens op [왘].
Tonen van het wereldtijdscherm
3. Druk op [왖] en [왔] om “World” (wereld) te
selecteren en druk vervolgens op [왘].
1. Druk op [MENU].
4. Druk op [왖] en [왔] om
2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en
“City” (stad) te
selecteren en druk
vervolgens op [왘].
selecteer “World Time” (wereldtijd) en druk
vervolgens op [왘].
• Om de zomertijdinstelling
te configureren,
selecteert u “DST” en
vervolgens ofwel “On”
(aan) of “Off” (uit).
3. Druk op [왖] en [왔] om “World” (wereld) te
selecteren.
Om dit te doen:
Selecteer dit:
Toon de tijd in uw thuistijdzone
Home (thuistijd)
Toon de tijd in de zone die op dat
moment geselecteerd is op het
wereldtijdscherm.
World (wereldtijd)
• Zomertijd wordt gebruikt in bepaalde gebieden om
de huidige instelling van de tijd één uur vooruit te
zetten tijdens de zomermaanden.
• Het gebruik van zomertijd hangt samen met
plaatselijke gebruiken en de wetgeving.
4. Druk nogmaals op [SET] om het instelscherm
te verlaten.
196
ANDERE INSTELLINGEN
5. Selecteer m.b.v. [왖],
Bewerken de datum en de tijd van een
beeld
[왔], [왗] en [왘] het
gewenste geografische
gebied en druk
vervolgens op [SET].
Volg de procedure in dit hoofdstuk om de datum en de tijd
van een eerder opgenomen beeld te veranderen. Dit is
handig wanneer de huidige datum en tijd verkeerd zijn om
de volgende redenen.
• Omdat de instellingen van de camera’s klok niet juist
geconfigureerd waren tijdens het opnemen van het beeld
(pagina 51)
• Omdat het beeld opgenomen was in de verkeerde
wereldtijdzone (pagina 196)
6. Druk op [왖] en [왔] om de gewenste stad te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
7. Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op
[SET] om de instellingen toe te passen en het
instelscherm te verlaten.
1. Tijdens de weergavefunctie (PLAY) geef
d.m.v. [왗] en [왘] het beeld weer waarvan u de
datum en de tijd wilt bewerken.
2. Druk op [MENU].
3. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“Date/Time” (datum/tijd) en druk vervolgens
op [왘].
4. Stel de datum en de tijd naar wens in.
197
ANDERE INSTELLINGEN
Om dit te doen:
Doe dit:
Verander de waarde bij de plaats van
de cursor
Druk op [왖] of [왔].
Verplaats de cursor tussen instellingen
Druk op [왗] of [왘].
Schakel heen en weer tussen 12-uur
en 24-uur aanduiding
Druk op [DISP].
Veranderen van de displaytaal
U kunt de volgende procedure gebruiken om één van de
onderstaande tien talen te selecteren als de displaytaal.
1. Druk op [MENU].
2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en
5. Wanneer alle instellingen naar wens zijn, druk
selecteer “Language” (taal) en druk
vervolgens op [왘].
dan op de [SET] toets om ze toe te passen.
• Geef na het bewerken van de tijd en de datum het
beeld weer om te bevestigen dat de datum en de tijd
correct zijn.
3. Druk op [왖], [왔], [왗] en [왘] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
BELANGRIJK!
• Het is niet mogelijk de datum van de volgende types
bestanden te veranderen.
— Opnamen van films en spraak
— Beelden gecreëerd met MOTION PRINT
• De datum en tijd die op een beeld gestempeld zijn
m.b.v. de tijdafstempelingfunctie kunnen niet worden
veranderd (pagina 147).
• Het is niet mogelijk de datum en de tijd van een
beeld te bewerken van een beeld dat beveiligd is.
Maak het beeld eerst onbeveiligd en bewerk daarna
de datum en de tijd.
• U kunt een datum instellen van 1 januari 1980 tot en
met 31 december 2049.
198
ANDERE INSTELLINGEN
Veranderen van de helderheid van het
beeldscherm
U kunt d.m.v. de volgende procedure de helderheid van het
beeldscherm veranderen.
1. Druk op [MENU].
2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,
selecteer “Screen” (scherm) en druk
vervolgens op [왘].
3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en
[왔] en druk vervolgens op [SET].
199
Wanneer u dit wilt:
Selecteer deze
instelling:
Automatisch bijstellen van de helderheid
van het beeldscherm in overeenstemming
met de belichtingsomstandigheden
• Auto 2 stelt sneller bij op een lichtere
instelling dan Auto 1.
• Tijdens de weergavefunctie (PLAY) is de
helderheid van het beeldscherm vast
afgesteld ongeacht de
belichtingsomstandigheden op dat
moment.
Auto 1
(automatisch 1)
of
Auto 2
(automatisch 2)
Een grotere helderheid van het
beeldscherm dan de +1 instelling
• Bij deze instelling wordt meer stroom
verbruikt.
+2
Een relatief grotere helderheid van het
beeldscherm dan de 0 instelling (voor
buitenshuis)
• Bij deze instelling wordt meer stroom
verbruikt.
+1
Normale helderheid van het beeldscherm
(voor binnenshuis)
0
ANDERE INSTELLINGEN
• Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECTPRINT) zorgt er voor dat de camera de computer
beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik
deze instelling voor het allerdaagse oversturen van
beelden van de camera naar de computer (waarbij u
dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt
gebruiken).
• PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van
beelddata naar het aangesloten toestel.
Veranderen van het protocol van de USB
poort
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om het
communicatieprotocol te veranderen van de USB poort van
de camera wanneer u aansluit op een computer, een
printer of op een ander toestel. Selecteer het protocol dat
past bij het toestel waarop u aansluit.
1. Druk op [MENU].
2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,
selecteer “USB” en druk vervolgens op [왘].
3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en
[왔] en druk vervolgens op [SET].
Bij aansluiten op dit type toestel:
Selecteer deze
instelling:
Computer of printer die
compatibel is met USB DIRECTPRINT (pagina 214)
Mass Storage
(massageheugen)
(USB DIRECT-PRINT)
Printer compatibel met PictBridge
(pagina 214)
PTP (PictBridge)*
* “PTP” is de afkorting van “Picture Transfer Protocol”
(Protocol voor het overzenden van beelden).
200
ANDERE INSTELLINGEN
BELANGRIJK!
Configureren van de [ ] (REC) en [ ]
(PLAY) toets en spanning aan/uit functies
• Wanneer de stand “Power On/Off” (spanning aan/uit)
geselecteerd is, wordt de camera uitgeschakeld bij
indrukken van [ ] (REC) tijdens een opnamefunctie
(REC) of bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
• Bij indrukken van [ ] (REC) tijdens de
weergavefunctie (PLAY) wordt overgeschakeld naar
de op dat moment geselecteerde opnamefunctie
(REC) terwijl bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens
een opnamefunctie (REC) naar de weergavefunctie
(PLAY) wordt geschakeld.
• Als u de camera aansluit op een televisietoestel voor
het bekijken van videobeelden, dient u als de
spanning aan/uit functie “Power On” (spanning aan)
of “Power On/Off” (spanning aan/uit) te selecteren.
U kunt de volgende procedure gebruiken om de spanning
van de [ ] (REC) en de [ ] (PLAY) toetsen te
configureren zodat de spanning in- of uitgeschakeld wordt
telkens bij indrukken van deze toetsen.
1. Druk op [MENU].
2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,
selecteer “REC/PLAY” (opname/weergave) en
druk daarna op [왘].
3. Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [왖] en
[왔] en druk vervolgens op [SET].
Om deze bewerking te configureren:
Selecteer deze
instelling:
De spanning wordt ingeschakeld bij
] (REC) of [
]
indrukken van [
(PLAY) (maar wordt niet uitgeschakeld)
Power On
(spanning aan)
De spanning wordt in- of uitgeschakeld
bij indrukken van [
] (REC) of bij
indrukken van [
] (PLAY)
Power On/Off
(spanning aan/uit)
De spanning wordt niet in- of
uitgeschakeld bij indrukken van [
(REC) of [
] (PLAY)
Disable
(niet geactiveerd)
]
LET OP
• De oorspronkelijke defaultinstelling is “Power On”
(spanning aan).
201
ANDERE INSTELLINGEN
1. Controleer dat er geen geheugenkaart in de
Formatteren van het ingebouwde geheugen
camera geladen is.
Mocht u het ingebouwde geheugen formatteren dan wordt
alle opgeslagen data uitgewist.
• Mocht er een geheugenkaart geladen zijn in de
camera, verwijder deze dan (pagina 205).
BELANGRIJK!
2. Druk op [MENU].
• Merk op dat data die gewist is door formatteren niet
meer kan worden herkregen. Controleer dus dat u
geen enkele data in het geheugen nodig heeft
voordat u het gaat formatteren.
• Bij formatteren van het ingebouwde geheugen wordt
de volgende items gewist.
— Beveiligde beelden
— Beelden in de FAVORITE map
— Gebruikersinstellingen voor de BEST SHOT
functie
— Startschermbeeld
• Controleer voordat u begint met het formatteren dat
de spanning van de camera’s accu niet te laag is. Als
de accuspanning te laag wordt tijdens het uitvoeren
van het formatteren brengt het risico met zich mee
dat het formatteren niet goed wordt uitgevoerd en dat
de camera niet goed functioneert.
• U mag het accudeksel nooit openen terwijl het
formatteren uitgevoerd wordt. Dit brengt het risico
met zich mee dat de camera niet goed functioneert.
3. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en
selecteer “Format” (formaat) en druk
vervolgens op [왘].
4. Gebruik [왖] en [왔] om “Format” (formatteren)
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Wordt de weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld na het formetteren van het
ingebouwde geheugen, dan zal de boodschap
“There are no files.” (er zijn geen bestanden
aanwezig) doodleuk verschijnen.
• Selecteer “Cancel” (annuleren) om de
formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren.
202
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
U kunt de opslagmogelijkheden van
uw camera uitbreiden door een los
verkrijgbare geheugenkaart (SD
geheugenkaart of MultiMediaCard)
te gebruiken. U kunt ook bestanden
kopiëren van het ingebouwde
geheugen naar een geheugenkaart
en van een geheugenkaart naar het
ingebouwde geheugen.
• Bepaalde types kaarten kunnen de verwerkingssnelheid
afremmen. Gebruikt u een langzame geheugenkaart,
dan kan het voorkomen dat u een film niet kunt
opnemen met de “HQ” beeldkwaliteitinstelling. Daarom
wordt het gebruik van een SD geheugenkaart met een
maximale overdrachtsnelheid van minstens 10MB per
seconde aanbevolen.
• Bepaalde types geheugenkaarten hebben meer tijd
nodig om data op te nemen waardoor filmbeelden
verloren kunnen gaan. De indicaties
en REC
knipperen tijdens het opnemen op het beeldscherm
om u te laten weten dat er een filmbeeld verloren is
gegaan. Het wordt aanbevolen een SD
geheugenkaart te gebruiken met een maximale
overdrachtsnelheid van minstens 10MB per seconde.
• SD geheugenkaarten hebben een
schrijfbeveiligingsschakelaar die u kunt gebruiken
voor beveiliging tegen onverhoeds uitwissen van
beelddata. Merk echter op dat als u een SD
geheugenkaart beveiligt, u de schrijfbeveiliging dient
te verwijderen telkens wanneer u op de kaart wilt
opnemen, hem wilt formatteren of eventueel
bestanden wilt uitwissen.
• Elektrostatische lading, digitale storing en andere
fenomenen kunnen er de oorzaak van zijn dat data
beschadigd wordt en zelfs verloren gaat. Zorg er
altijd voor op welke wijze dan ook belangrijke data
op andere media te backuppen (CD-R, CD-RW, MO
disk, harde schijf van een computer, enz.)
• Gewoonlijk worden bestanden opgeslagen in het
ingebouwde geheugen. Wanneer u echter een
geheugenkaart insteekt, zal de camera automatisch
bestanden op de kaart opslaan.
• Merk op dat u geen bestanden kunt opslaan in het
ingebouwde geheugen terwijl een geheugenkaart in de
camera gestoken is.
BELANGRIJK!
• Gebruik bij deze camera enkel een SD
geheugenkaart of een MultiMediaCard (MMC). Voor
andere types kaarten wordt een juiste werking niet
gegarandeerd.
• Zie de gebruiksaanwijzing van de geheugenkaart
voor informatie hoe u deze kunt gebruiken.
203
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
2. Houd de geheugenkaart
Gebruiken van een geheugenkaart
zodanig dat de voorkant
ervan in dezelfde
richting wijst als het
beeldscherm van de
camera en schuif de
kaart dan voorzichtig
in de kaartgleuf.
Schuif de kaart
geheel in totdat deze
met een klikgeluid
stevig op
zijn plaats zit.
BELANGRIJK!
• Zorg ervoor dat u de camera uitschakelt voordat u
een geheugenkaart insteekt of verwijdert.
• Let er op dat u de camera in de juiste richting
insteekt. Probeer nooit een geheugenkaart in de
sleuf te drukken terwijl u weerstand voelt.
Insteken van een geheugenkaart in de
camera
1. Schuif het accudeksel in
de door de pijl
aangegeven richting en
open het dan.
3. Sluit het accudeksel en
schuif het vervolgens in
de door de pijl
aangegeven richting.
204
Voorkant
Achterkant
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
BELANGRIJK!
Vervangen van de geheugenkaart
• Probeer nooit iets in de geheugenkaartgleuf van de
camera te steken dat geen SD geheugenkaart of
MMC (MultiMediaCard) kaart is. Dit kan namelijk tot
defecten bij de camera leiden.
• Mocht water of een ongepast voorwerp ooit de
kaartsleuf binnendringen, schakel dan onmiddellijk
de camera uit, verwijder de accu en neem contact op
met de dealer of met de dichtstbijzijnde erkende
CASIO onderhoudswerkplaats.
• Verwijder de kaart nooit uit de camera terwijl de
groene bedrijfsindicator aan het knipperen is.
Hierdoor kan het opslaan van een bestand namelijk
mislukken en zelfs schade toegebracht worden aan
de geheugenkaart.
• Bij bepaalde types geheugenkaarten of camera
condities kan de formatteerbewerking een
aanzienlijke tijd in beslag nemen.
1. Druk de
geheugenkaart in
de richting van de
camera en laat hem
dan los. Hierdoor
komt de kaart
gedeeltelijk uit de
camera.
2. Trek de geheugenkaart uit de sleuf.
3. Leg een andere geheugenkaart in.
205
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
Formatteren van een geheugenkaart
■ Formatteren van een geheugenkaart
Mocht u een geheugenkaart formatteren dan wordt alle
data uitgewist die is opgeslagen op de kaart.
1. Steek een geheugenkaart in de camera.
2. Schakel de camera in en druk op [MENU].
BELANGRIJK!
• Gebruik voor het formatteren van een geheugenkaart
altijd de camera. Formatteren van een
geheugenkaart kan ook met een computer worden
uitgevoerd maar dat zal dataverwerking door de
camera vertragen. Bij een SD kaart, als u deze op
een computer geformatteerd wordt, kan dit er toe
leiden dat de kaart niet meer voldoet aan het SD
formaat, problemen veroorzaken met de
compatibiliteit en andere problemen met de werking.
• Merk op dat data die gewist is door formatteren van
een geheugenkaart niet meer kan worden herkregen.
Controleer dus dat u geen enkele data op de
geheugenkaart nodig heeft voordat u deze gaat
formatteren.
• Het formatteren van een geheugenkaart wist alle
bestanden, inclusief bestanden die beveiligd zijn
(pagina 186).
3. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab en
selecteer “Format” (formatteren) en druk
vervolgens op [왘].
4. Gebruik [왖] of [왔] om “Format” (formatteren)
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Wordt de weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld na het formetteren van een
geheugenkaart, dan zal de boodschap “There
are no files.” (er zijn geen bestanden
aanwezig) doodleuk verschijnen.
• Selecteer “Cancel” (annuleren) om de
formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren.
206
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
■ Voorzorgsmaatregelen voor de
geheugenkaart
Kopiëren van bestanden
Gebruik de onderstaande procedures om bestanden tussen
het ingebouwde geheugen en een geheugenkaart te
kopiëren.
• Mocht een geheugenkaart zich abnormaal gedragen, dan
zal hij waarschijnlijk weer normaal werken als hij opnieuw
gerformatteerd wordt. Het wordt echter aanbevolen meer
dan één geheugenkaart mee te nemen wanneer u de
camera op een plaats ver van uw huis of kantoor
gebruikt.
• Het wordt aanbevolen een geheugenkaart te formatteren
voordat u hem voor de eerste maal in gebruik neemt of
wanneer de door u gebruikte kaart de oorzaak lijkt te zijn
van abnormale beelden.
• Naarmate u meer data opneemt op en wist van een SD
geheugenkaart, verliest deze langzamerhand het
vermogen om data te behouden. Het wordt daarom
aanbevolen om SD geheugenkaarten geregeld te
formatteren.
• Controleer voordat u begint met het formatteren dat de
spanning van de camera’s accu niet te laag is. Als de
accuspanning te laag wordt tijdens het uitvoeren van het
formatteren brengt dit het risico met zich mee dat het
formatteren niet goed wordt uitgevoerd en dat de
geheugenkaart niet goed functioneert.
• U mag het accudeksel nooit openen terwijl het
formatteren uitgevoerd wordt. Dit brengt het risico met
zich mee dat de geheugenkaart niet goed functioneert.
BELANGRIJK!
• Enkel snapshots-, film-, audio snapshot- en
spraakopnamebestanden die met deze camera zijn
opgenomen kunnen worden gekopiëerd. Andere
bestanden kunnen niet worden gekopiëerd.
• Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet
worden gekopieerd.
• Bij het kopiëren van een audio snapshot, worden
zowel het betreffende beeldbestand als het
geluidsbestand gekopieerd.
207
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
BELANGRIJK!
Kopiëren van alle bestanden in het
ingebouwde geheugen naar een
geheugenkaart
• Het is niet mogelijk te kopiëren als er niet genoeg
capaciteit is om alle beelden die u wilt kopiëren in
het geheugen te houden.
1. Steek een geheugenkaart in de camera.
2. Schakel de camera in. Schakel de
weergavefunctie (PLAY) in en druk op
[MENU].
3. Selecteer de “PLAY”
(weergave) tab,
selecteer “Copy”
(kopiëren) en druk
vervolgens op [왘].
4. Gebruik [왖] of [왔] om “Built-in
Card”
(ingebouwd geheugen
geheugenkaart) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
• Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de
boodschap “Busy.... Please Wait…” (bezig…
wachten a.u.b…) getoond.
• Nadat het kopiëren voltooid is toont het beeldscherm
het laatste bestand in de map.
208
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
5. Druk op [MENU] om de kopieerfunctie te
Kopiëren van een specifiek bestand van
een geheugenkaart naar het ingebouwde
geheugen
verlaten.
LET OP
• Bestanden worden gekopieerd naar de map in het
ingebouwde geheugen waarvan de naam het
grootste nummer heeft.
1. Voer de stappen 1 tot en met 3 van de
procedure onder “Kopiëren van alle
bestanden in het ingebouwde geheugen naar
een geheugenkaart” uit.
2. Gebruik [왖] of [왔] om “Card
Built-in”
ingebouwd geheugen) te
(geheugenkaart
selecteren en druk vervolgens op [SET].
3. Gebruik [왗] of [왘] om het bestand te
selecteren dat u wilt kopiëren.
4. Gebruik [왖] of [왔] om “Copy” (kopiëren) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
• Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de
boodschap “Busy.... Please Wait…” (bezig…
wachten a.u.b…) getoond.
• Het bestand verschijnt opnieuw op het beeldscherm
nadat het kopiëren voltooid is.
• Herhaal de stappen 3 tot en met 4 om eventueel
andere beelden te kopiëren, indien dit gewenst is.
209
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
■ Direct afdrukken met een printer die
uitgerust is met een kaartgleuf of die USB
DIRECT-PRINT of PictBridge ondersteunt
Een digitale camera geeft u een aantal verschillende
methoden voor het afdrukken van de beelden die hij heeft
opgenomen. De drie belangrijkste afdrukmethoden worden
hieronder beschreven. Gebruik de methode die het beste
past bij uw behoefte.
Gebruik de DPOF functie van de camera op de beelden te
specificeren die u wilt afdrukken en om te specificeren
hoeveel kopieën u wilt laten afdrukken. Om de beelden
vervolgens af te drukken kunt u de geheugenkaart in de
printer steken die voorzien is van een kaartgleuf of u kunt
de camera aansluiten op een printer die USB DIRECTPRINT of PictBridge ondersteunt. Zie “DPOF” (pagina 211)
en “Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT”
(pagina 214) voor nadere details.
■ Professionele afdrukdienst
Met de DPOF functie van de camera kunt u specificeren
welke beelden u wilt afdrukken en hoeveel afdrukken u wilt
hebben. Zie “DPOF” (pagina 211) voor nadere details.
LET OP
• Sommige afdrukdiensten ondersteunen mogelijk niet
DPOF of kunnen mogelijk andere drukprotocollen
ondersteunen. Gebruik in dit geval een protocol dat
ondersteund wordt door de afdrukdienst om de
beelden te specificeren die u afgedrukt wilt hebben.
210
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
■ Afdrukken met een computer
DPOF
Windows gebruikers
De camera wordt geleverd met de Photo Loader en
Photohands applicaties die op een Windows computer
geïnstalleerd kunnen worden voor het oversturen, het
beheren en het afdrukken van beelden. Zie “Gebruik van
de camera met een Windows computer” (pagina’s 220,
238) voor nadere details.
De letters “DPOF” zijn de afkorting van “Digital
Print Order Format” hetgeen een formaat is
voor opnemen op een geheugenkaart of een
ander medium met informatie welke digitale
camerabeelden afgedrukt dienen te worden
en hoeveel kopieën.
Daarna kunt u op een DPOF-compatibele
printer of bij een professionele drukkerij
afdrukken maken overeenkomstig de
instellingen voor de bestandsnaam en het
aantal kopieën zoals opgeslagen is op de
kaart.
Met deze camera kunt u beelden selecteren door ze te
bekijken via het beeldscherm zonder dat het nodig is dat u
de bestandnamen en hun locatie in het geheugen, enz.
dient te onthouden.
Macintosh gebruikers
De camera wordt geleverd met Photo Loader voor
Macintosh die geïnstalleerd kan worden voor het
oversturen en het beheren van beelden maar niet voor het
afdrukken ervan. Gebruik los in de handel verkrijgbare
software voor het afdrukken van de beelden met een
Macintosh. Zie “Gebruik van de camera met een Macintosh
computer” (pagina’s 228, 253) voor nadere details.
■ DPOF instellingen
Bestandsnaam,
aantal kopieën,
datum
211
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
5. Specificeer het aantal kopieën m.b.v. [왖] en [왔].
Configureren van de afdrukinstellingen
voor een enkel beeld
• U kunt maximaal 99 specificeren voor het aantal
kopieën. Specificeer 00 als u het beeld niet afgedrukt
wilt hebben.
1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
6. Druk op [DISP] zodat
“On” (aan) wordt
getoond om
datumafstempeling
voor de afdrukken in
te schakelen.
2. Selecteer de “PLAY”
(weergave) tab,
selecteer “DPOF” en
druk vervolgens op
[왘].
• “On” (aan) geeft aan dat
tijdsvastlegging (date
stamping) ingeschakeld is.
3. Selecteer “Select images” (selecteer beelden)
• Door de datumafstempeling in te schakelen terwijl
“00” gespecificeerd is voor het aantal kopiesën zal
het aantal kopieën naar “01” veranderen. Bij
instelling van een ander aantal kopieën dan “00” zal
deze instelling niet veranderen wanneer de
datumafstempeling ingeschakeld wordt.
m.b.v. [왖] en [왔] en druk daarna op [왘].
4. Toon het te gewenste
beeld m.b.v. [왗] en [왘].
• Druk op [DISP] zodat “Off” (uit) getoond wordt om
datumafstempeling voor de afdrukken uit te schakelen.
• Herhaal de stappen 4 tot en met 6 als u andere
beelden wilt configureren voor het afdrukken.
7. Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle
instellingen zijn zoals u wilt.
212
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
• Door de datumafstempeling in te schakelen terwijl
“00” gespecificeerd is voor het aantal kopiesën zal
het aantal kopieën naar “01” veranderen. Bij
instelling van een ander aantal kopieën dan “00” zal
deze instelling niet veranderen wanneer de
datumafstempeling ingeschakeld wordt.
Configureren van de afdrukinstellingen
voor alle beelden
1. Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
• Druk op [DISP] zodat “Off” (uit) getoond wordt om
datumafstempeling voor de afdrukken uit te
schakelen.
2. Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“DPOF” en druk vervolgens op [왘].
6. Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle
3. Selecteer “All images” (alle beelden) m.b.v.
instellingen zijn zoals u wilt.
[왖] en [왔] en druk daarna op [왘].
4. Specificeer het aantal
BELANGRIJK!
kopieën m.b.v. [왖] en
[왔].
• De DPOF instellingen worden niet automatisch
gewist nadat het afdrukken voltooid is. Dit houdt in
dat als u een andere afdrukbediening uitvoert zonder
eerst de DPOF instellingen te wissen, het afdrukken
zal plaatsvinden in overeenstemming met de laatste
instellingen die u configureerde. Wilt u voorkomen
dat dit gebeurt, voer dan de procedure uit onder
“Configureren van de afdrukinstellingen voor alle
beelden” en verander het aantal afdrukken naar “00”.
Daarna kunt u de nieuwe DPOF instellingen
configureren zoals u wenst.
• U kunt maximaal 99
specificeren voor het
aantal kopieën. Specificeer
00 als u het beeld niet
afgedrukt wilt hebben.
5. Druk op [DISP] zodat “On” (aan) wordt
getoond om datumafstempeling voor de
afdrukken in te schakelen.
• “On” (aan) geeft aan dat datumafstempeling (date
stamping) ingeschakeld is.
213
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
• Brengt u een geheugenkaart naar een professionele
afdrukdienst vergeet dan niet te vertellen dat de
kaart DPOF instellingen bevat met informatie over
het aantal afdrukken. Als u dit niet doet kan het
bedrijf (fotozaak) dat afdrukdiensten verleent
mogelijk alle beelden afdrukken zonder acht te slaan
op de DPOF instellingen of kunnen datumafdrukken
mogelijk niet worden uitgevoerd.
• Merk op dat sommige professionele afdrukdiensten
DPOF drukken niet ondersteunen. Controleer dit
voordat u een bestelling plaatst bij die afdrukdienst.
• Sommige printers kunnen instellingen hebben die de
datumafstempeling (date stamp) en/of het DPOF
afdrukken uitschakelen. Zie de gebruiksaanwijzing
van de printer voor details aangaande het
inschakelen van deze functies.
• Als u de DPOF instelling gebruikt om de
datumafstempeling in te schakelen om te worden
afgedrukt op een beeld dat reeds voorzien is van een
afgestelde datum-/tijdafstempelingdata (pagina 147)
dan zullen de twee afstempelingen er over heen
worden aangebracht. Daarom dient u de DPOF
datumafstempeling niet in te schakelen als een beeld
reeds voorzien is van een afgestelde datum-/
tijdafstempeling.
Gebruiken van PictBridge en USB
DIRECT-PRINT
U kunt de camera direct op een
printer aansluiten die PictBridge of
USB DIRECT-PRINT ondersteunt
waarna u beelden kunt selecteren
en afdrukken m.b.v. het
beeldscherm en de
bedieningsorganen van de camera.
Met de DPOF ondersteuning
(pagina 211) kunt u ook
specificeren welke beelden u wilt
afdrukken en hoeveel afdrukken u
wilt hebben.
• PictBridge is een standaard die
samengesteld werd door de
Camera en Imaging Products
Association (CIPA).
• USB DIRECT-PRINT is een
standaard die voorgesteld werd
door de Seiko Epson
maatschappij.
214
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
1. Druk op [MENU].
4. Sluit de USB kabel die met de camera
gebundeld is aan op de USB slede en op een
printer.
2. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,
selecteer “USB” en druk vervolgens op [왘].
3. Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [왖] en
USB poort
USB kabel
(gebundeld) Aansluiting B
[왔] en druk vervolgens op [SET].
Bij aansluiten op dit type toestel:
Selecteer deze
instelling:
Computer of printer die
compatibel is met USB DIRECTPRINT
Mass Storage
(massageheugen)
(USB DIRECT-PRINT)
Printer compatibel met PictBridge
PTP (PictBridge)
Aansluiting A
[
• Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECTPRINT) zorgt er voor dat de camera de computer
beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik
deze instelling voor het allerdaagse oversturen van
beelden van de camera naar de computer (waarbij u
dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt
gebruiken).
] (USB poort)
• Sluit tevens de netadapter aan op de USB slede en
steek de netadapter aan op een stopcontact.
• Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
• Er verschijnt niets op het beeldscherm van de
camera als de camera zich op de USB slede bevindt
terwijl de gebundelde AV kabel aangesloten is op de
slede. Let erop dat u aansluiting van de AV kabel
met de slede verbreekt als u het beeldscherm van de
camera wilt gebruiken om beelden te bekijken.
• PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van
beelddata naar het aangesloten toestel.
215
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
5. Schakel de camera uit en zet daarna de
9. Selecteer “Paper Size” (papierformaat) m.b.v.
camera op de USB slede.
[왖] en [왔] en druk op [왘].
6. Schakel de printer in.
10. Selecteer het papierformaat dat u wilt
gebruiken om af te drukken m.b.v. [왖] en [왔]
en druk op [SET].
7. Leg papier in de printer voor het afdrukken
van beelden.
• Hieronder volgen de afdrukformaten die beschikbaar
zijn.
3.5˝ × 5˝
5˝ × 7˝
4˝ × 6˝
A4
8.5˝ × 11˝
By Printer (door de printer)
8. Druk op de [USB] toets
van de USB slede.
• Dit toont het afdrukmenu
op het beeldscherm van
de camera.
• Door selecteren van “By Printer (door de printer)”
wordt afgedrukt op het papierformaat dat op de
printer wordt geselecteerd.
• Welke papierformaatinstellingen beschikbaar zijn
hangt af van de aangesloten printer. Zie de
gebruiksaanwijzing die met de printer wordt mee
geleverd voor volledige details.
216
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
11. Specificeer de
12. Gebruik [왖] en [왔] op het beeldscherm van de
gewenste
afdrukmogelijkheid
m.b.v. [왖] , [왔].
camera om “Print” (afdrukken) te selecteren
en druk vervolgens op [SET].
• Hierdoor wordt het afdrukken gestart en verschijnt de
boodschap “Busy…. Please wait…” (wachten aub)
op het beeldscherm. De boodschap zal na korte tijd
verdwijnen zelfs als het afdrukken nog steeds
plaatsvindt. Als op een cameratoets gedrukt wordt
terwijl het afdrukken nog plaats vindt, verschijnt de
boodschap opnieuw.
• Om een enkel beeld af te
drukken: Selecteer “1
Image” (1 beeld) en druk
daarna op [SET].
Selecteer vervolgens het
beeld dat u wilt afdrukken
m.b.v. [왗] en [왘].
• Het afdrukmenu verschijnt nadat het afdrukken is
voltooid.
• Om meerdere of alle beelden af te drukken:
Selecteer “DPOF Printing” en druk daarna op [SET].
Door deze optie te selecteren worden alle beelden
afgedrukt die geselecteerd zijn met de DPOF
instellingen. Zie pagina 212 voor meer informatie.
• Als u “1 Image” (1 beeld) selecteerde in stap 11, dan
kunt u een ander beeld selecteren en deze stap
herhalen om af te drukken.
13. Druk nadat u klaar bent met het afdrukken op
• U kunt datumafstempeling beurtelings in- en
uitschakelen door op [DISP] te drukken. De
datumafstempeling wordt afgedrukt als “On” (aan) op
het beeldscherm wordt getoond. “On” (aan) geeft
aan dat de datumafstempeling ingeschakeld is.
de [USB] toets van de USB slede en schakel
vervolgens de camera uit.
217
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
• Specificeren van het afdrukken van de datum met de
Photohands software die met de camera meegeleverd
wordt.
— Zie pagina 24 van de gebruiksaanwijzingen van
Photohands voor details. De gebruiksaanwijzingen van
Photohands is meegeleverd als een PDF bestand op
de CD-ROM die met de camera meegeleverd wordt.
• Specificeren van het afdrukken van de datum wanneer
het afdrukken wordt uitgevoerd door een
afdrukdienstverleningsbedrijf.
— Sommige afdrukdienstverleningsbedrijven
ondersteunen het afdrukken van de datum niet. Vraag
bij de winkel om meer informatie voordat u afdrukken
laat maken.
Datumafdruk
Eén van de hier onder beschreven procedures kan worden
gebruikt om opnamedata af te drukken bij de
beeldafdrukken. Voor een correcte datumafdruk dient de
huidige datum bij de camera ingesteld te zijn voordat het
beeld wordt opgenomen.
• Schakel de datumafstempeling (“Date” (datum) of
“Date&Time” (datum & tijd)) in voordat u begint met het
opnemen van het beeld (pagina 147).
• Specificeren van de datumafdruk met DPOF instellingen
(pagina 212)
— Als u de DPOF instelling gebruikt om de
datumafstempeling in te schakelen om te worden
afgedrukt op een beeld dat reeds voorzien is van een
afgestelde datum-/tijdafstempelingdata (pagina 147)
dan zullen de twee afstempelingen er over heen
worden aangebracht. Daarom dient u de DPOF
datumafstempeling niet in te schakelen als een beeld
reeds voorzien is van een afgestelde datum-/
tijdafstempeling.
— Sommige printers hebben mogelijk instellingen die
afdrukken met tijdafstempeling en/of DPOF kunnen
uitschakelen. Zie ook de gebruiksaanwijzingen die met
de printer meegeleverd is voor details aangaande
deze functies en kenmerken.
— Merk op dat sommige professionele
afdrukdienstverleningen het maken van DPOF
afdrukken niet ondersteunen. Vraag dit na bij de
winkel voordat u afdrukken laat maken.
■ Voorzorgsmaatregelen voor het afdrukken
• Zie de documentatie niet met uw printer wordt
meegeleverd voor informatie aangaande de drukkwaliteit
en de papierinstellingen.
• Neem contact op met de fabrikant van de printer voor
nadere informatie aangaande modellen die PictBridge en
USB DIRECT-PRINT en opwaarderingen (upgrade), enz.
ondersteunen.
• Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera of de USB slede nooit tijdens het afdrukken.
Hierdoor zal namelijk een foutlezing optreden bij de
printer.
218
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
PRINT Image Matching III
Exif Print
Beelden bevatten PRINT Image
Matching III data (functie instelling en
andere camera instelinformatie). Een
printer die Print Image Matching III
ondersteunt leest deze data en stelt het
afgedrukte beeld automatisch bij zodat
de beelden worden afgedrukt op de
manier die u in gedachten had toen u
de beelden opnam.
Exif Print is een
internationaal ondersteund,
open standaard
bestandformaat waarmee
het mogelijk is om
levendige digitale beelden
met getrouwe kleuren weer
te geven. Bij Exif 2.2
bevatten bestanden een
groot aantal data
aangaande de opname
omstandigheden die door
een Exif Print printer
kunnen worden
geïnterpreteerd om
afdrukken te produceren die
er beter uit zien.
* Seiko Epson Corporation heeft de
auteursrechten voor PRINT Image
Matching en PRINT Image Matching III.
BELANGRIJK!
• Informatie aangaande de beschikbaarheid van Exif
Print compatibele printermodellen kan verkregen
worden bij elke fabrikant van printers.
219
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
Na de USB slede te hebben gebruikt om een USB
aansluiting te maken tussen de camera en de computer,
kunt u de computer gebruiken om beelden in het
bestandsgeheugen te bekijken en een kopie op te slaan op
de harde schijf van de computer of een ander
opslagmedium. Om dit te bewerkstelligen dient u eerst de
USB driver te installeren op de computer vanaf de CDROM die meegeleverd wordt met de camera.
Merk op dat de procedure die u dient te volgen afhangt van
of u een computer gebruikt die onder Windows (zie
hieronder) of onder Macintosh (zie pagina 228) draait.
Gebruik van de camera met een Windows
computer
Hieronder volgende de algemene stappen voor het
bekijken en kopiëren van bestanden van een computer die
draait onder Windows. U kunt details aangaande elke
bedieningshandeling vinden in de procedures die hieronder
uiteen gezet worden. Merk op dat u tevens dient te
verwijzen naar de documentatie die meegeleverd wordt
met uw computer voor overige informatie aangaande de
USB aansluitingen, enz.
1. Als uw computer onder Windows 98SE of 98 draait,
installeer dan het USB aanstuurprogramma op uw
computer.
• U hoeft deze stap slechts eenmaal uit te voeren,
nameljk de eerste maal dat u op uw computer aansluit.
• Als u Windows XP, 2000, of Me gebruikt is het
overbodig om het USB aanstuurprogramma te
installeren.
2. Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand te
brengen tussen de camera en de computer.
3. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden.
220
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
BELANGRIJK!
Breng geen aansluiting tot stand tussen de camera
en de computer voordat u de USB driver installeert
bij de computer. Doet u dat wel dan zal de computer
niet in staat zijn de camera te herkennen.
• Bij het gebruik van Windows 98SE en 98 is het nodig
om de USB driver te installeren. Sluit de camera niet
aan op een computer die onder één van de
bovengenoemde besturingssystemen draait zonder de
USB driver eerst te installeren.
• Wanneer u Windows XP, 2000 en Me gebruikt is het
niet nodig om de USB driver te installeren.
• Bij een lage accuspanning kan de camera plotseling
uitgeschakeld worden tijdens het uitvoeren van
datacommunicatie. Het wordt aanbevolen de
speciale netadapter te gebruiken om de camera van
stroom te voorzien tijdens datacommunicatie.
• Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
• Als u bestanden wilt overzetten van het ingebouwde
geheugen van de camera naar een computer, let er
dan op dat er zich geen geheugenkaart bevindt in de
camera voordat u de camera op de USB slede plaatst.
• Deze camera ondersteunt het USB 2.0 Hi-Speed
protocol.
Hoewel deze camera gebruikt kan worden met een
computer die enkel het USB 1.1 protocol
ondersteunt, kunnen data sneller worden
overgebracht wanneer het USB 2.0 Hi-Speed
protocol ondersteund wordt. Merk op dat bij
bepaalde modellen computers, het aansluiten op een
hub en andere omstandigheden van het systeem er
toe kunnen leiden dat het overbrengen van data
wordt vertraagd en dat er mogelijke problemen met
de werking kunnen ontstaan.
221
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
1. Wat u het eerst dient te doen hangt af van of
2. Leg de gebundelde CD-ROM in de CD-ROM
uw computer draait onder Windows XP, 2000,
Me, 98SE en 98.
drive van uw computer.
• Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de
inhoud “USB driver” (USB aansturingsprogramma)
toont.
Windows 98SE/98 gebruikers
• Start vanaf stap 2 om het USB aanstuurprogramma
te installeren.
3. Click op een menuscherm dat verschijnt op
“Nedelands”.
• Merk op dat de voorbeeldinstallatie die hier wordt
gepresenteerd Windows 98 gebruikt.
4. Klik [USB driver B] en vervolgens [Installeer].
Windows XP/2000/Me gebruikers
• Hierdoor wordt het installeren gestart.
• Het installeren van het USB aanstuurprogramma is
overbodig zodat u meteen door kunt gaan naar stap 6.
• Volg de aanwijzingen die op het beeldscherm
verschijnen om de installatie te voltooien.
• De volgende stappen laten zien hoe het installeren in
zijn werk gaat bij de Engelse versie van Windows.
222
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
5. Klik wanneer het laatste instelscherm
verschijnt op de [Uitgang] toets van het CDROM menu om het menu te verlaten en
verwijder de CD-ROM uit uw computer.
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
• Bij bepaalde computer besturingssystemen
verschijnt een boodschap om u er toe aan te sporen
uw computer te herstarten. Het CD-ROM menu
verschijnt opnieuw nadat uw computer opnieuw
gestart is. Klik op de [Uitgang] toets van het CDROM menu om het menu te verlaten en verwijder de
CD-ROM uit uw computer.
○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
6. Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang)
aansluiting van de USB slede en steek de
stekker in het stopcontact.
• Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
• Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van
het land waar de camera wordt aangeschaft.
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
223
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
7. Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel
8. Druk eerst op de spanningstoets van de
die met de camera gebundeld is aan op de
USB slede en op de USB poort van uw
computer.
USB kabel
USB poort (gebundeld)
camera en druk vervolgens op de [MENU]
toets.
9. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,
selecteer “USB” en druk vervolgens op [왘].
Aansluiting B
10. Selecteer de “Mass Storage (USB DIRECTPRINT)” (massageheugen) m.b.v. [왖] en [왔]
en druk vervolgens op [SET].
Aansluiting A
11. Schakel de camera uit.
[
] (USB poort)
• Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de
USB slede dat uw computer. USB poorten en
kabelstekkers een speciale vorm hebben die maar
op één manier past.
• Steek de USB kabelstekkers stevig en zover
mogelijk in de poorten. Als de aansluitingen niet
goed tot stand zijn gebracht, zal een juiste werking
niet plaats kunnen vinden.
224
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
12. Plaats de camera in de USB slede.
• Door indrukken van de [USB] toets wordt de USB
functie ingeschakeld waardoor de [USB] indicator
van de USB slede groen gaat branden (pagina 264).
• Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij
nog ingeschakeld is.
• Op dat moment zullen sommige besturingssystemen
een “Verwisselbare schijf” dialoogvenster
weergegeven. Als uw besturingssysteem dat doet,
sluit het dialoogvenster dan.
13. Druk op de [USB] toets van de USB slede.
[USB] indicator
• Dit zal er voor zorgen dat de computer een hardware
profiel creëert voor het ingebouwde geheugen van de
camera of voor de geheugenkaart die in de camera
geladen is. U hoeft het USB aansturingsprogramma
(ook wel driver genoemd) niet elke keer opnieuw te
installeren. Nadat het programma eenmaal
geïnstalleerd kan de computer zowaar het
ingebouwde geheugen van de camera of de
geheugenkaart erin herkennen wanneer u een USB
aansluiting aanbrengt tussen de camera en uw
computer.
225
[USB] toets
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
14. Dubbelklik “Deze computer” op uw computer.
19. Voer afhankelijk van het besturingssysteem
één van de volgende procedures uit om de
bestanden op te slaan, indien u dat wilt.
• Als uw computer onder Windows XP draait, klik dan
op [Start] en vervolgens op [Deze computer].
Windows 2000, Me, 98SE, 98
15. Dubbelklik “Verwisselbare schijf”.
1. Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf)
van de camera bij de “DCIM” map op de rechtertoets
van de muis.
• Uw computer ziet het bestandengeheugen als een
uitneembare disk.
16. Dubbelklik de “DCIM” map.
2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt.
3. Dubbelklik op [Mijn documenten] om dit te openen.
17. Dubbelklik de map die het gewenste beeld
4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn documenten op
[Plakken].
bevat.
• Hierdoor wordt de “DCIM” map (die de
beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de “Mijn
documenten” map.
18. Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat
dat u wilt bekijken.
• Zie “Geheugenmapstructuur” op pagina 235 voor
informatie aangaande bestandnamen.
LET OP
• Als u een geroteerd beeld op uw computer opent,
verschijnt de originele niet-geroteerde versie (pagina
175). Dit is het zelfde voor een geroteerd beeld dat
geopend wordt vanuit het geheugen van de camera
en voor een geroteerd beeld dat gekopieerd is naar
de harde schijf van uw computer.
226
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
Windows XP
BELANGRIJK!
1. Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf)
van de camera bij de “DCIM” map op de rechtertoets
van de muis.
• Gebruik uw computer nooit om beelden die
opgeslagen zijn in het bestandgeheugen van de
camera of op de geheugenkaart te bewerken,
wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk
problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die
door de camera gebruikt wordt waardoor het
onmogelijk kan worden om beelden via de camera
weer te geven of er kan een foutlezing verkregen
worden bij de waarde die getoond wordt door de
camera voor het aantal beelden. Kopiëer de beelden
eerst naar uw computer voordat u ze bewerkt, wist,
verplaatst of hernoemt.
2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt.
3. Klik op [Start] en daarna op [Mijn documenten].
4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn documenten op
[Plakken].
• Hierdoor wordt de “DCIM” map (die de
beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de “Mijn
documenten” map.
LET OP
20. Gebruik afhankelijk van de versie van
• Mocht u reeds een map met de naam “DCIM”
hebben in de “Mijn documenten” map van uw
computer, dan kunt u de procedure in stap 19
hierboven volgen om de bestaande “DCIM” map uit
te wissen en te vervangen door de nieuw
opgeslagen map. Wilt u de inhoud van de bestaande
“DCIM” map behouden, verander de naam van de
map of zet de map op een andere plaats voordat u
de nieuwe “DCIM” map opslaat.
Windows die u gebruikt één van de volgende
procedures om de USB aansluiting tot een
einde te brengen.
Windows XP/98SE/98 gebruikers
• Na op de [USB] toets op de USB slede te hebben
gedrukt en te hebben gecontroleerd dat de [USB]
indicator niet langer brandt, verwijder pas daarna de
camera van de USB slede.
227
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
Windows 2000/Me gebruikers
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer
• Klik kaartonderhoud in de taaklade en schakel de
stationsletter uit dat toegewezen is aan de camera.
Na op de [USB] toets op de USB slede te hebben
gedrukt en te hebben gecontroleerd dat de [USB]
indicator niet langer brandt, verwijder pas daarna de
camera van de USB slede.
Hieronder volgend de algemene stappen voor het bekijken
en kopiëren van bestanden van een computer die draait
onder Macintosh.
U kunt details aangaande elke bedieningshandeling vinden
in de procedures die hieronder uiteen gezet worden. Merk
op dat u tevens dient te verwijzen naar de documentatie
die meegeleverd wordt met uw Macintosh voor overige
informatie aangaande de USB aansluiting, enz.
■ Voorzorgsmaatregelen voor de USB
aansluiting
BELANGRIJK!
• Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het
beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het
beeld “inbranden” op het scherm.
• Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera of de USB slede nooit terwijl data
communicatie aan de gang is. Hierdoor kan data
beschadigd raken.
• Deze camera ondersteunt bediening niet met een
computer die draait onder Mac OS 8.6 of eerder, of
Mac OS X 10.0. Als u een Macintosh computer
gebruikt v Mac OS 9 of OS X (10.1, 10.2, 10.3 of
10.4), gebruik dan de standaard USB driver die
meegeleverd wordt met uw besturingssysteem (OS).
1. Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand te
brengen tussen de camera en uw Macintosh.
2. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden.
228
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
1. Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
BELANGRIJK!
IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang)
aansluiting van de USB slede en steek de
stekker in het stopcontact.
• Als u bestanden wilt overzetten van het ingebouwde
geheugen van de camera naar een computer, let er
dan op dat er zich geen geheugenkaart bevindt in de
camera voordat u de camera op de USB slede
plaatst.
• Deze camera ondersteunt het USB 2.0 Hi-Speed
protocol.
Hoewel deze camera gebruikt kan worden met een
computer die enkel het USB 1.1 protocol
ondersteunt, kunnen data sneller worden
overgebracht wanneer het USB 2.0 Hi-Speed
protocol ondersteund wordt. Merk op dat bij
bepaalde modellen computers, het aansluiten op een
hub en andere omstandigheden van het systeem er
toe kunnen leiden dat het overbrengen van data
wordt vertraagd en dat er mogelijke problemen met
de werking kunnen ontstaan.
• Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
• Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van
het land waar de camera wordt aangeschaft.
229
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
2. Schakel de camera uit, en sluit de USB kabel
die met de camera gebundeld is aan op de
USB slede en op de USB poort van uw
computer.
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
USB kabel
USB poort (gebundeld)
Aansluiting B
Aansluiting A
○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
[
] (USB poort)
• Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de
USB slede dat uw computer. USB poorten en
kabelstekkers een speciale vorm hebben die maar
op één manier past.
5,3V gelijkspanning
[DC IN 5.3V]
• Steek de USB kabel stevig en zover mogelijk in de
poorten. Als de aansluitingen niet goed tot stand zijn
gebracht, zal een juiste werking niet plaats kunnen
vinden.
230
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
3. Druk eerst op de spanningstoets van de
8. Druk op de [USB] toets van de USB slede.
camera en druk vervolgens op de [MENU]
toets.
• Door indrukken van de [USB] toets wordt de USB
functie ingeschakeld waardoor de USB indicator van
de USB slede groen gaat branden (pagina 264).
4. Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,
9. Uw Macintosh ziet het bestandengeheugen
selecteer “USB” en druk vervolgens op [왘].
als een uitneembare disk.
5. Selecteer de “Mass Storage (USB DIRECT-
• Het uiterlijk van de drive icoon hangt af van de Mac
OS versie die u in gebruik heeft.
PRINT)” (massageheugen) m.b.v. [왖] en [왔]
en druk vervolgens op [SET].
• Uw Macintosh zat het bestandgeheugen zien als een
drive telkens wanneer u een USB aansluiting tot
stand brengt tussen de camera en uw Macintosh.
6. Schakel de camera uit.
7. Plaats de camera in de USB slede.
10. Dubbelklik de drive icoon voor het
• Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij
nog ingeschakeld is.
[USB] indicator
bestandengeheugen, de “DCIM” map en dan
de map die het gewenste beeld bevat.
[USB] toets
231
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
11. Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat
BELANGRIJK!
dat u wilt bekijken.
• Gebruik uw computer nooit om beelden die
opgeslagen zijn in het ingebouwde geheugen van de
camera of op de geheugenkaart te bewerken,
wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk
problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die
door de camera gebruikt wordt waardoor het
onmogelijk kan worden om beelden via de camera
weer te geven of er kan een grote afwijking
verkregen worden in de waarde die getoond wordt
door de camera voor het aantal beelden. Kopiëer de
beelden eerst naar uw computer voordat u ze
bewerkt, wist, verplaatst of hernoemt.
• Zie “Geheugenmapstructuur” op pagina 235 voor
informatie aangaande bestandnamen.
LET OP
• Als u een geroteerd beeld op uw Macintosh opent,
verschijnt de originele niet-geroteerde versie (pagina
175). Dit is het zelfde voor een geroteerd beeld dat
geopend wordt vanuit het geheugen van de camera
en voor een geroteerd beeld dat gekopieerd is naar
de harde schijf van uw Macintosh.
12. Sleep de “DCIM” map naar de gewenste map
13. Sleep de drive icoon die de camera voorstelt
op uw Macintosh om alle bestanden in het
bestandengeheugen te kopiëren naar de
harde schijf van uw Macintosh.
naar de vuilnisbak om de USB aansluiting tot
een einde te brengen.
14. Druk op de [USB] toets van de USB slede.
Verwijder de camera van de USB slede na
eerst gecontroleerd te hebben dat de [USB]
indicator niet langer brandt.
232
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
■ Voorzorgsmaatregelen voor de USB
aansluiting
Gebruiken van een geheugenkaart om
beelden over te schrijven naar een computer
• Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het
beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het
beeld “inbranden” op het scherm.
• Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera of de USB slede nooit terwijl data
communicatie aan de gang is. Hierdoor kan data
beschadigd raken.
De procedures in dit hoofdstuk beschrijven hoe beelden
van de camera m.b.v. een geheugenkaart kunnen worden
overgeschreven naar uw computer.
Gebruiken van een computer met een ingebouwde SD
geheugenkaartsleuf
Steek de SD geheugenkaart direct in de sleuf.
Gebruiken van een computer met een ingebouwde PC
kaartsleuf
Gebruik een los verkrijgbare PC kaartadapter (voor een SD
geheugenkaart of MMC). Zie voor volledige details de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC
kaartadapter en die van de computer.
233
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
Gebruiken van een los verkrijgbare SD geheugenkaart
lezer/schrijver
Zie voor details aangaande het gebruik de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de SD
geheugenkaart lezer/schrijver.
Geheugendata
Met deze camera opgenomen beelden en andere data
worden in het geheugen opgeslagen m.b.v. het DCF
(Design rule for Camera File system) protocol. Het DCF
protocol is ontworpen om het gemakkelijker te maken om
beelden en andere data uit te wisselen tussen digitale
camera’s en andere apparaten.
DCF protocol
DCF apparaten (digitale camera’s, printers, enz.) kunnen
beelden uitwisselen met elkaar. Het DCF protocol definiëert
een formaat voor beeldbestanddata en de mapstructuur
voor het camerageheugen zodat beelden bekeken kunnen
worden met een DCF camera van een andere fabrikant of
afgedrukt kunnen worden met een DCF printer.
Gebruiken van een los verkrijgbare PC kaart lezer/
schrijver en de PC kaartadapter (voor een SD
geheugenkaart of MMC)
Zie voor details aangaande het gebruik de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC
kaart lezer/schrijver en de PC kaartadapter.
234
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
Geheugenmapstructuur
■ Inhoud van mappen en bestanden
■ Mapstructuur
• DCIM map
Map die alle digitale camerabestanden opslaat
DCIM
(DCIM map)
(Opslagmap)
(Beeldbestand)
(Filmbestand)
(Audiobestand)
(Audio snapshot beeldbestand)
(Audio snapshot audiobestand)
101CASIO
102CASIO
(Opslagmap)
(Opslagmap)
...
100CASIO
CIMG0001.JPG
CIMG0002.AVI
CIMG0003.WAV
CIMG0004.JPG
CIMG0004.WAV
...
...
FAVORITE*
...
CIMG0001.JPG
CIMG0002.JPG
MISC
• Opslagmap
Map voor het opslaan van bestanden die zijn gecreëerd
met de digitale camera
• Beeldbestand
Bestand dat een beeld bevat dat opgenomen is met de
digitale camera (Bestandnaam extensie: JPG)
• Filmbestand
Bestand dat een film bevat die opgenomen is met de
digitale camera (Bestandnaam extensie: AVI)
(FAVORITE map)
(Opslagbestand)
(Opslagbestand)
• Audiobestand
Bestand dat een geluidsopname bevat (bestandnaam
extensie: WAV)
(DPOF file folder)
AUTPRINT.MRK
SCENE
(DPOF bestand)
• Audio snapshot beeldbestand
Bestand dat het beeldgedeelte bevat van een audio
snapshot (bestandnaam extensie: JPG)
(BEST SHOT map)
...
UZ850001.JPE
UZ850002.JPE
MSCENE*
(Gebruikersinstellingenbestand)
(Gebruikersinstellingenbestand)
• Audio snapshot audiobestand
Bestand dat het audiogedeelte bevat van een audio
snapshot (bestandnaam extensie: WAV)
(MOVIE BEST SHOT map)
UZ850001.JPE
...
UZ850002.JPE
(MOVIE BEST SHOT
gebruikersinstellingenbestand)
(MOVIE BEST SHOT
gebruikersinstellingenbestand)
* Deze mappen worden enkel in het ingebouwde geheugen gecreëerd.
235
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
• FAVORITE folder (alleen voor het ingebouwde geheugen)
Map die favoriete beeld bestanden bevat
(Beeldgrootte: 320 × 240 beeldpunten)
Door de camera ondersteunde
beeldbestanden
• DPOF bestandmap
Map die DPOF bestanden bevat
• Beeldbestanden die opgenomen zijn met deze camera
• Beeldbestanden die compatibel zijn met het DCF protocol
• BEST SHOT map (alleen voor het ingebouwde
geheugen)
Map die BEST SHOT gebruikersinstellingenbestanden
bevat
Bepaalde DCF functies worden mogelijk niet ondersteund.
Het tonen van een beeld dat opgenomen was met een
ander cameramodel kan lang op zich laten wachten
voordat het op het beeldscherm verschijnt.
• Snapshot gebruikersinstellingsbestand
(alleen voor het ingebouwde geheugen)
Bestanden die BEST SHOT gebruikersinstellingen
bevatten
• MOVIE BEST SHOT map (alleen in het ingebouwde
geheugen)
Map die MOVIE BEST SHOT
gebruikersinstellingenbestanden bevat.
• MOVIE BEST SHOT gebruikersinstellingenbestanden
(alleen in het ingebouwde geheugen)
Bestanden die MOVIE BEST SHOT
gebruikersinstellingen bevatten.
236
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
■ Voorzorgsmaatregelen voor het ingebouwde
geheugen en de geheugenkaart
• Merk op dat de map die “DCIM” heet, de bovenliggende
(bovenste) map is van alle bestanden in het geheugen.
Bij het oversturen van de inhoud van het geheugen naar
een harde schijf, een CD-R een MO disk of andere
externe opslagapparatuur, dient u de inhoud van de
DCIM map altijd als één geheel te behandelen en altijd bij
elkaar te houden. U kunt de naam van de DCIM map op
uw computer veranderen. Het veranderen van de naam
naar een datum is een goede manier om op de hoogte te
blijven van meerdere DCIM mappen. Zorg er echter altijd
voor de naam van de DCIM map altijd terug te
veranderen naar “DCIM” voordat u deze terug kopiëert
naar het geheugen voor weergave via de camera. De
camera herkent geen andere mapnaam dan DCIM.
• Mappen en bestanden moeten overeenstemmng met de
“Geheugenmapstructuur” op pagina 235 worden
opgeslagen om correct te worden herkend door de
camera.
237
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
Dit hoofdstuk geeft uitleg aangaande het software en de applicaties op de CD-ROM die met de camera meegeleverd is en
geeft een overzicht van wat u er mee kunt doen.
Merk op dat de procedure die u dient uit te voeren afhangt van of een Macintosh (pagina 253) gebruikt of u een computer die
draait onder Windows (zie hieronder).
Gebruik van de camera met een Windows computer
Uw digitale camera wordt geleverd met allerlei handige applicaties zodat de camera gebruikt kan worden in combinatie met uw
computer. Installeer de applicaties die u nodig heeft vervolgens op uw computer.
Selecteren van het benodigde software
Installeer het software op uw computer waarmee u het gewenste type bewerkingen kunt uitvoeren.
Doeleinde
USB aansluiting op een
computer voor het
overdragen van beelden
Beheer van beelden die
overgedragen zijn naar
een computer
Naam van software
Ondersteunde versies van Windows
Vereiste bedieningshandeling
–
XP/2000/Me
Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand
te brengen tussen de camera en de computer. Het is
niet nodig de USB driver (pagina 220) te installeren.
USB driver Type B
98SE/98
Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand
te brengen tussen de camera en de computer.
Installeer de USB driver Type B (pagina 220).
Photo Loader 2.3
* DirectX 9.0c
XP/2000/Me/98SE/98
Installeer Photo Loader 2.3 (pagina 242).
* Als DirectX 9.0 of hoger niet geïnstalleerd in bij de
computer, installer dan DirectX 9.0c (pagina 244)
238
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
Doeleinde
Naam van software
Ondersteunde versies van Windows
Vereiste bedieningshandeling
Retoucheren, oriënteren
en afdrukken van foto’s
Photohands 1.0
XP/2000/Me/98SE/98
Installeer Photohands 1.0 (pagina 245).
Weergave van films
Windows Media Player 9
* DirectX 9.0c
XP/2000/Me/98SE
• Als u kunt aansluiten op Internet, sluit dan aan op
Internet, voor het automatisch installeren van de van
toepassing zijnde codec (pagina 247).
• Als u niet kunt aansluiten op Internet, installeer dan
Windows Media Player 9 (pagina 248).
* Installeer DirectX 9.0c (pagina 244) wanneer u op
Windows 2000 of 98SE draait met een DirectX
versie die lager is dan 9.0.
Windows 98
WMP6.4 codec
98
• Als u kunt aansluiten op Internet, sluit dan aan op
Internet, voor het automatisch installeren van de van
toepassing zijnde codec (pagina 247).
• Installeer Windows 98 WMP6.4 codec (pagina 249)
als u niet op het Internet kunt aansluiten.
Ulead Movie Wizard SE
VCD
XP/2000
Installeer Ulead Movie Wizard SE VCD (pagina 250).
–
Me/98SE/98
–
Adobe Reader 6.0
XP/2000/Me/98SE
Installeer Adobe Reader 6.0 (pagina 252) als Adobe
Reader of Adobe Acrobat Reader nog niet reeds
geïnstalleerd is op uw computer.
–
98
Als Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader nog niet
reeds geïnstalleerd is op uw computer, ga dan naar
de Adobe Systems Incorporated website en installeer
Acrobat Reader 5.0.5.
Monteren van films
Bekijken van gebruikersdocumentatiebestanden
(PDF)
239
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
USB driver Type B
Besturingssysteem (OS): 98SE/98
Systeemvereisten voor uw computer
De systeemvereisten voor uw computer verschillen
allemaal afhankelijk van de applicatie. Let er dus op de
vereisten te checken voor die bepaalde applicatie die u
probeert te gebruiken. Merk op dat de hier gegeven
waarden minimale vereisten zijn voor het draaien van elke
applicatie. De feitelijke vereisten zijn zwaarder afhankelijk
van het aantal beelden en de grootte van de beelden die
worden gehanteerd.
• Breng m.b.v. de meegeleverde USB slede een aansluiting
tot stand tussen de camera en de computer wanneer de
computer draait onder Windows XP, 2000 of Me. Het is
niet nodig de USB driver van de meegeleverde CD-ROM
te installeren.
• Een juiste werking wordt niet gegarandeerd voor een
computer die draait onder Windows 95 of 3.1.
Photo Loader 2.3
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98
Geheugen: Minstens 16 MB
Harde schijf: Minstens 7 MB
Overige: Internet Explorer 5.5 of hoger; DirectX 9.0 of hoger
240
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
Windows Media Player 9
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE
CPU: 233 MHz Intel Pentium II, AMD, enz.
Geheugen: Minstens 64 MB
Harde schijf: 100 MB
Overige: Geluidskaart; 800 × 600 of betere
displayresolutie; Internet Explorer 5.01 of hoger
Photohands 1.0
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98
Geheugen: Minstens 64 MB
Harde schijf: Minstens 10 MB
DirectX 9.0c
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE/98
Harde schijf (HD): Minstens 65 MB vrije ruimte tijdens het
installeren, 18 MB nadat het installeren
voltooid is.
• Als uw computer onder Windows 98 draait, installeer dan
Windows 98 WMP6.4 codec van de CD-ROM.
Ulead Movie Wizard SE VCD
Besturingssysteem (OS): XP/2000
CPU: Pentium III 800 MHz
Geheugen: Minstens 256 MB
Harde schijf: 250 MB
Overige: 1024 × 768 of betere displayresolutie
Adobe Reader 6.0
Besturingssysteem (OS): XP/2000/Me/98SE
CPU: Pentium
Geheugen: Minstens 32 MB
Harde schijf: Minstens 60 MB
Overige: Internet Explorer 5.01 of hoger
BELANGRIJK!
• Zie het “Lees mij” bestand op de CD-ROM die
meegeleverd wordt met de camera voor details
aangaande de minimale systeemvereisten voor
Windows.
241
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
Beheren van beelden op een PC
■ Voorbereidingen
Om beelden op een PC te beheren dient u de Photo
Loader applicatie van de CD-ROM te installeren die met de
camera wordt meegeleverd.
• Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud
“Photo Loader” toont.
Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM
drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een
menuscherm op uw computer toont.
• Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk
niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CDROM en dubbelklik op “menu.exe” om de menu applicatie
te starten.
LET OP
• Is Photo Loader reeds op uw computer geïnstalleer,
controleer dan de versie. Is de gebundelde versie
nieuwer dan de versie die geïnstalleerd is,
oninstalleer de oude versie van Photo Loader dan en
installeer vervolgens de nieuwe versie.
■ Selecteren van een taal
Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software
pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.
De CD-ROM bevat software en gebruikersdocumentatie
voor verschillende talen. Controleer het CD-ROM
menuscherm om te zien of applicaties en
gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een
bepaalde taal.
1. Op het menuscherm klik de tab voor de
gewenste taal.
242
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
■ Bekijken van het “Lees mij” bestand
■ Installeren van Photo Loader
U dient altijd eerst het “Lees mij” bestand te lezen voordat
u “Photo Loader” installeert. Het “Lees mij” bestand bevat
informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het
installeren van de applicatie.
1. Klik op de “Installeer” toets voor “Photo
Loader”.
2. Volg de aanwijzingen die op het
computerscherm verschijnen.
1. Klik op de “Lees mij” toets voor “Photo
Loader” dat u gaat installeren.
BELANGRIJK!
• Volg de aanwijzingen zorgvuldig en geheel. Als u
een fout maakt tijdens het installeren van Photo
Loader dan is het mogelijk dat u reeds bestaande
bibliotheekinformatie en HTML bestanden niet meer
kunt browsen die automatisch gecreëerd worden
door Photo Loader. In sommige gevallen kunnen
beeldbestanden zelfs verloren gaan.
BELANGRIJK!
• Lees altijd eerst het “Lees mij” bestand voor
informatie aangaande het behouden van bestaande
bibliotheken (libraries) voordat u Photo Loader gaat
upgraden of opnieuw gaat installeren bij een andere
computer.
243
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
■ Controleren van de juiste versie van DirectX
4. Klik op [Afsluiten] of Diagnostisch
Om beelden te beheren m.b.v. Photo Loader is het nodig
dat er DirectX 9.0 of hoger geïnstalleerd is bij uw computer.
Met de DirectX Diagnostic Tool van uw computer kunt u de
geïnstalleerde versie van DirectX controleren.
hulpprogramma vcoor DirectX.
• Is er reeds DirectX 9.0 of hoger geïnstalleerd bij uw
computer dan is het niet nodig om DirectX 9.0c van
de meegeleverde CD-ROM te installeren.
• Is DirectX 9.0 of hoger nog niet bij uw computer
geïnstalleerd dan is het nodig om DirectX 9.0c van
de meegeleverde CD-ROM te installeren.
1. Klik bij uw computer op [Start], [Alle
programma’s], [bureau-accessories],
[Systeemwerkset] en daarna op
[Systeeminfo].
2. Selecteer [Diagnostisch hulpprogramma voor
DirectX] in het [Hulpprogramma’s] menu van
het venster dat verschijnt
3. Controleer bij de [Systeem] tab om er zeker
van te zijn dat de versie voor het “DirectXversie” item 9.0 of hoger is.
244
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
■ Voorbereidingen
Retoucheren, oriënteren en afdrukken
van foto’s
Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM
drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een
menuscherm op uw computer toont.
Om foto’s op uw PC te retoucheren, te oriënteren of af te
drukken dient u eerst Phothands van de CD-ROM die
meeglevered wordt met de camera te installeren.
• Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud
“Photohands” toont.
• Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk
niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CDROM en dubbelklik op “menu.exe” om de menu applicatie
te starten.
LET OP
• Is Photohands reeds op uw computer geïnstalleer,
controleer dan de versie. Is de gebundelde versie
nieuwer dan de versie die geïnstalleerd is,
oninstalleer de oude versie van Photohands dan en
installeer vervolgens de nieuwe versie.
■ Selecteren van een taal
Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software
pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.
1. Op het menuscherm klik de tab voor de
De CD-ROM bevat software en gebruikersdocumentatie
voor verschillende talen. Controleer het CD-ROM
menuscherm om te zien of applicaties en
gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn voor een
bepaalde taal.
gewenste taal.
245
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
■ Bekijken van het “Lees mij” bestand
■ Installeren van Photohands
U dient altijd eerst het “Lees mij” bestand te lezen voordat
u “Photohands” installeert. Het “Lees mij” bestand bevat
informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het
installeren van de applicatie.
1. Klik op de “Installeer” toets voor
“Photohands”.
2. Volg de aanwijzingen die op het
computerscherm verschijnen.
1. Klik op de “Lees mij” toets voor
“Photohands” dat u gaat installeren.
246
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
LET OP
Weergeven van een film
• Als de MPEG-4 codec reeds geïnstalleerd is bij de
PC, wordt het filmbestand weergegeven zodra u het
aanklikt.
• Merk de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen
op bij het weergeven van een film m.b.v. Windows
Media Player 9.
— Bij gebruik van een SD geheugenkaart van een
snel type.
Gebruik Windows Media Player zonder meer,
zonder dus de basisinstellingen te veranderen.
— Bij gebruik van een SD geheugenkaart dat niet van
een snel type is.
Verander de instellingen van Windows Media Player
zoals hieronder beschreven. Deze instellingen
zorgen voor een stabielere filmweergave.
1. Op het Windows Media Player [Extra] menu,
selecteer [Opties]. Open de [Prestaties] tab in het
dialoogvenster dat verschijnt.
2. Klik in het “Videoversnelling” venster op
[Geavanceerd].
3. Wis in het “Videoversnelling” venster het
“Videomixing-renderer gebruiken” selectievakje.
4. Wis in het “Verouderde videorenderer” venster
het “YUV-spiegeling gebruiken” selectievakje.
Om een met deze camera opgenomen film weer te geven
op uw PC m.b.v. Windows Media Player, dient u de MPEG4 codec te installeren.
■ Om de codec te installeren op een PC die
toegang heeft tot Internet
1. Sluit de PC aan op Internet.
2. Klik op het filmbestand dat opgenomen was
met de camera.
3. Als de MPEG-4 codec niet geïnstalleerd is bij
de PC, zal deze automatisch een aansluiting
maken met de Microsoft website en de codec
downloaden.
4. Installeer de MPEG-4 codec die zojuist is
downgeload.
5. Hierdoor wordt het filmbestand weergegeven
dat opgenomen is met de camera.
247
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
● Voorbereidingen
Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM
drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een
menuscherm op uw computer toont.
• Zorg ervoor de filmdata eerst naar de harde schijf
van uw PC over te zetten voordat u de data weer
probeert te geven. Een juiste filmweergave kan
onmogelijk blijken voor data waartoe toegang
verschaft is via een netwerk of vanaf een
geheugenkaart, enz.
• Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk
niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CDROM en dubbelklik op “menu.exe” om de menu applicatie
te starten.
■ Om de codec te installeren op een PC die
geen toegang heeft tot Internet
● Selecteren van een taal
Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software
pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.
Als uw PC geen toegang heeft tot Internet, installeer dan
Windows Media Player 9 van de met de camera
meegeleverde CD-ROM.
• Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud
“Windows Media Player” toont.
1. Op het menuscherm klik de tab voor de
gewenste taal.
248
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
● Bekijken van het “Lees mij” bestand
U dient altijd eerst het “Lees mij” bestand te lezen voordat
u “Windows Media Player 9” installeert. Het “Lees mij”
bestand bevat informatie waarvan op de hoogte moet zijn
bij het installeren van de applicatie.
• Merk de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen
op bij het weergeven van een film m.b.v. Windows
Media Player 9.
— Bij gebruik van een SD geheugenkaart van een
snel type.
Gebruik Windows Media Player zonder meer,
zonder dus de basisinstellingen te veranderen.
— Bij gebruik van een SD geheugenkaart dat niet
van een snel type is.
Verander de instellingen van Windows Media
Player zoals hieronder beschreven. Deze
instellingen zorgen voor een stabielere
filmweergave.
1. Op het Windows Media Player [Extra] menu,
selecteer [Opties]. Open de [Prestaties] tab in het
dialoogvenster dat verschijnt.
2. Klik in het “Videoversnelling” venster op
[Geavanceerd].
3. Wis in het “Videoversnelling” venster het
“Videomixing-renderer gebruiken” selectievakje.
4. Wis in het “Verouderde videorenderer” venster
het “YUV-spiegeling gebruiken” selectievakje.
1. Klik op de “Lees mij” toets voor “Windows
Media Player 9” dat u gaat installeren.
● Installeren van Windows Media Player 9
1. Klik op de “Installeer” toets voor “Windows
Media Player 9”.
2. Volg de aanwijzingen die op het
computerscherm verschijnen.
BELANGRIJK!
• Installeer de Windows 98 WMP6.4 codec in plaats
van Windows Media Player 9 als uw PC onder
Windows 98 draait.
• Bij gebruik van Windows 2000 of 98SE dient u
DirectX 9.0c. Zie pagina 244 voor informatie over
hoe u kunt bepalen welke versie van DirectX u nodig
heeft op uw PC.
249
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
■ Voorzorgsmaatregelen bij filmweergave
Monteren van films
De hieronder beschreven aanbevolen systeemvereisten
zijn nodig om uw computer te gebruiken voor het
weergeven van films die met deze camera zijn opgenomen.
Om films op uw PC te monteren, dient u Ulead Movie
Wizard SE VCD te installeren vanaf de met de camera
meegeleverde CD-ROM.
• Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud
“Ulead Movie Wizard SE VCD” toont.
Besturingssysteem (OS): XP
CPU: Pentium M 1 GHz of hoger
Pentium 4 2 GHz of hoger
Systeemvereisten: Windows Media Player 9 (meegeleverd
met camera)
DirectX 9.0c (meegeleverd met
camera)
BELANGRIJK!
• De werking van Ulead Movie Wizard SE VCD wordt
niet ondersteund onder Windows Me, 98SE of 98.
LET OP
BELANGRIJK!
• Met de Ulead Movie Wizard SE VCD applicatie die
meegeleverd wordt op de gebundelde CD-ROM kunt
u Video-CD’s creëren maar geen DVD’s. Wilt u in
staat zijn om DVD’s te creëren dan dient u een
upgrade van de commerciële versie aan te schaffen.
Zie het “Lees mij” bestand op de CD-ROM voor
informatie aangaande de Ulead Movie Wizard SE
VCD en wat u moet doen om een upgrade van de
commerciële versie te verkrijgen.
• De bovenstaande omgeving wordt aanbevolen. Bij
configureren van deze omgeving wordt geen juiste
werking gegarandeerd.
• Zelfs als uw computer voldoet aan de bovenstaande
vereisten kunnen bepaalde instellingen en andere
geïnstalleerde software storing veroorzaken bij een
juiste weergave van films.
250
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
■ Voorbereidingen
■ Bekijken van het “Lees mij” bestand
Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM
drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een
menuscherm op uw computer toont.
U dient altijd eerst het “Lees mij” bestand te lezen voordat
u “Ulead Movie Wizard SE VCD” installeert. Het “Lees mij”
bestand bevat informatie waarvan op de hoogte moet zijn
bij het installeren van de applicatie.
• Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk
niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CDROM en dubbelklik op “menu.exe” om de menu applicatie
te starten.
1. Klik op de “Lees mij” toets voor “Ulead Movie
■ Selecteren van een taal
■ Installeren van Ulead Movie Wizard SE VCD
Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software
pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.
1. Klik op de “Installeren” toets voor “Ulead
Wizard SE VCD” dat u gaat installeren.
Movie Wizard SE VCD”.
1. Op het menuscherm klik de tab voor de
2. Volg de aanwijzingen die op het
gewenste taal.
computerscherm verschijnen.
251
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden)
Gebruikersregistratie
Het registreren via het internet wordt alleen ondersteund.
Bezoek de volgende CASIO website om te registreren:
http://world.casio.com/qv/register/
1. Klik in het “Handleiding” gebied de naam aan
van de gebruiksaanwijzing die u wilt lezen.
Verlaten van de menu applicatie
BELANGRIJK!
1. Klik op het menuscherm op “Uitgang” om het
• Om de inhoud van een PDF bestand te kunnen
bekijken dient Adobe Reader of Adobe Acrobat
Reader op uw computer geïnstalleerd te zijn. Als u
Adobe Reader niet reeds geïnstalleerd heeft dan
kunt u deze software installeren vanaf de
gebundelde CD-ROM.
menu te verlaten.
252
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
Gebruik van de camera met een Macintosh computer
Uw digitale camera wordt geleverd met allerlei handige applicaties zodat de camera gebruikt kan worden in combinatie met uw
computer. Installeer de applicaties die u nodig heeft vervolgens op uw computer.
Selecteren van het benodigde software
Installeer het software op uw Macintosh waarmee u het gewenste type bewerkingen kunt uitvoeren.
Doeleinde
Naam van software
Mac OS versies
Vereiste bediening
USB aansluiting op een Macintosh
voor het overdragen van beelden
–
OS 9/OS X
Gebruik de USB slede om een
aansluiting tot stand te brengen
tussen de camera en uw
Macintosh. USB driver is niet nodig
(pagina 228).
Beheren van beelden op een
Macintosh
Photo Loader 1.1
OS 9
Installeer Photo Loader 1.1
(pagina 255).
–
OS X
Gebruik iPhoto die meegeleverd
wordt met het besturingssysteem
(pagina 255).
Filmweergave
CASIO AVI Importer
component 1.0
OS X
Door het CASIO AVI Importer
component 1.0 te installeren kunt u
films weergeven met de QuickTime
applicatie die meegeleverd is met
uw besturingssysteem (pagina 256).
Bekijken van
gebruikersdocumentatiebestanden
(PDF)
–
OS 9/OS X
Gebruik Adobe Reader of Adobe
Acrobat Reader die met uw
besturingssysteem meegeleverd
worden (pagina 258).
253
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
Photo Loader 1.1
Besturingssysteem (OS): OS 9
Geheugen: Minstens 32 MB
Harde schijf: Minstens 3 MB
Systeemvereisten voor uw computer
De systeemvereisten voor uw computer verschillen
allemaal afhankelijk van de applicatie. Let er dus op de
vereisten te checken voor die bepaalde applicatie die u
probeert te gebruiken. Merk op dat de hier gegeven
waarden minimale vereisten zijn voor het draaien van elke
applicatie. De feitelijke vereisten zijn zwaarder afhankelijk
van het aantal beelden en de grootte van de beelden die
worden gehanteerd.
• De USB aansluiting wordt ondersteund op een Macintosh
die draait onder besturingssysteem 9 of X. Bediening
wordt ondersteund m.b.v. de standaard USB driver die
meegeleverd wordt met het systeem zodat het enige dat
u moet doen het aansluiten is van de camera op uw
Macintosh m.b.v. de USB kabel.
CASIO AVI Importer component 1.0
Besturingssysteem: OS X 10.2.8 of hoger
QuickTime: QuickTime 6.5.2. of hoger
BELANGRIJK!
• Zie het “Readme” (leesmij) bestand op de CD-ROM
die meegeleverd wordt met de camera voor details
aangaande de minimale systeemvereisten voor
Macintosh.
254
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
BELANGRIJK!
Beheren van beelden op een Macintosh
• Als u gaat upgraden van een eerdere versie naar de
nieuwe versie van Photo Loader en u wilt
bibliotheekbeheer (library management) data en
HTML bestanden gebruiken die gecreëerd werden
met de oude versie van Photo Loader, lees dan het
“Important” (belangrijk) bestand in de “Photo Loader”
map. Volg de aanwijzingen in dit bestand om de
bestaande bibliotheekbeheer bestanden te
gebruiken. Volgt u deze procedure niet correct dan
kan dit resulteren in het verlies van of schade aan
uw bestaande bestanden.
■ Beheren van beelden op een Macintosh die
draait onder OS 9
Installeer de Photo Loader applicatie vanaf de CD-ROM die
meegeleverd wordt met de camera.
• Gebruik de CD-ROM waarvan het label met de inhoud
“Photo Loader” toont.
● Installeren van Photo Loader
1. Open de folder die “Photo Loader” heet.
■ Beheren van beelden op een Macintosh die
draait onder OS X
2. Open de map die “English” (Engels) heet en
Gebruik iPhoto dat meegeleverd Met iPhoto kunt u foto’s
beheren.
open vervolgens het bestand dat “Important”
(belangrijk) heet.
3. Open de map die “Installer” (installeerder)
heet en open het bestand dat “readme”
(leesme) heet.
4. Volg de aanwijzingen in het “readme” (leesme)
bestand om Photo Loader te installeren.
255
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
Weergave van een film op uw Macintosh
● Om CASIO AVI Importer component te installeren
Om films op uw Macintosh weer te geven met QuickTime,
dient u CASIO AVI Importer component te installeren van
de CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera.
• Door CASIO AVI Importer component te installeren wordt
het mogelijk om filmdata van het AVI formaat (MPEG-4
standaard) die opgenomen was met een High Quality
digitale filmcamera weer te geven via een Macintosh
m.b.v. de QuickTime applicatie die meegeleverd wordt
met het Macintosh besturingssysteem.
1. Plaats de CD-ROM die meegeleverd wordt met
de camera in de CD-ROM drive van uw
Macintosh.
2. Open op de CD-ROM de map die “Movie
Component” (filmcomponent) heet. Daar zult
u dan een bestand aantreffen dat “CASIO AVI
Importer. component” heet.
3. Dubbelklik bij de “Library” map op de
startdisk.
4. Dubbelklik bij de “Library” folder op
“QuickTime”.
5. Sleep “CASIO AVI Importer. component” naar
de “QuickTime” map.
• Hierdoor wordt “CASIO AVI Importer. component”
geïnstalleerd in de “QuickTime” map.
• De aanwezigheid van andere AVI componenten in de
[QuickTime] map kan een juiste filmweergave
onmogelijk maken. Plaats de andere AVI
componenten naar een andere plaats buiten de
[QuickTime] map.
256
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
■ Voorzorgsmaatregelen voor filmweergave
6. Start uw Macintosh opnieuw en controleer dat
QuickTime de films op de juiste wijze kan
weergeven.
De hieronder beschreven minimale systeemvereisten zijn
noodzakelijk om uw Macintosh te gebruiken voor het
weergeven van films die opgenomen zijn met deze camera.
Besturingssysteem: OS X 10.2.8 of hoger
Vereiste software: QuickTime 6.5.2. of hoger
BELANGRIJK!
• Zorg ervoor de filmdata eerst naar de harde schijf
van uw Macintosh over te zetten voordat u de data
weer probeert te geven. Een juiste filmweergave kan
onmogelijk blijken voor data waartoe toegang
verschaft is via een netwerk of vanaf een
geheugenkaart, enz.
BELANGRIJK!
• Hierboven is de aanbevolen omgeving vermeld.
Echter deze configuratie is geen garantie voor een
juiste werking.
• Zelfs als uw computer voldoet aan de hierboven
vermelde minimale vereisten, kunnen bepaalde
instellingen en andere geïnstalleerde software een
juiste weergave van films belemmeren.
257
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden)
■ Om de gebruiksaanwijzing van de Photo
Loader te bekijken
Om de inhoud van een PDF bestand te kunnen bekijken
dient Adobe Reader of Adobe Acrobat Reader op uw
computer geïnstalleerd te zijn.
Als ze niet reeds geïnstalleerd zijn, ga dan naar de Adobe
Systems Incorporated website en installeer Acrobat
Reader.
1. Open de “Manual” (handleiding) map op de
CD-ROM.
2. Open de “Photo Loader” folder en open
vervolgens de “English” map.
3. Open “PhotoLoader_english”.
■ Bekijken van de gebruiksaanwijzing van de
camera
Registreren als cameragebruiker
1. Open op de CD-ROM het “Manual”
Het registreren via het internet wordt alleen ondersteund.
Bezoek de volgende CASIO website om te registreren:
http://world.casio.com/qv/register/
(handleiding) bestand.
2. Open de “Digital Camera” map en open dan
de map voor de taal waarvan u de
gebruiksaanwijzing wilt bekijken.
3. Open het bestand dat “camera_xx.pdf” heet.
• “xx” is de taalcode (voorbeeld: camera_e.pdf is voor
Engels).
258
APPENDIX
APPENDIX
Digital Zoom
(digitale zoomfunctie)
Review
(controlefunctie)
Icon Help
(icoonhulp)
Memory
(geheugen)
Menureferentie
De volgende tabellen tonen de items die verschijnen tijdens
een opnamefunctie (REC) en de weergavefunctie (PLAY)
samen met hun instellingen.
• Onderstreepte items in de onderstaande tabellen zijn
fabrieksinstellingen (default).
■ Opnamefuncties (REC)
● REC (opname) tabmenu
Self-timer
(zelfontspanner)
Anti Shake (anti-tril)
REC Light
(opname indicator)
AF Area
(autofocus gebied)
AF Assist Light
(AF hulpverlichting)
L/R Key
(links/rechts toets)
Quick Shutter
(snelsluiter)
Audio Snap
(foto met geluid)
Grid (rooster)
10 sec / 2 sec / X3 / Off (uit)
Auto (Automatisch) / Off (uit)
Auto (Automatisch) / On (aan) / Off (uit)
Spot (puntmeten) /
(multi-patroon meten) /
On (aan) / Off (uit)
Multi
Free (vrij)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
Flash (Flits): On (aan) / Off (uit)
Focus (Scherpstellen): On (aan) / Off (uit)
White Balance (witbalans): On (aan) / Off (uit)
ISO: On (aan) / Off (uit)
AF Area (Autofocuskader): On (aan) / Off (uit)
Metering (meten): On (aan) / Off (uit)
Self-timer (Zelfontspanner): On (aan) / Off (uit)
Flash Intensity (Flitsintensiteit):
On (aan) / Off (uit)
Digital Zoom (Digitale zoom): On (aan) / Off (uit)
MF Position (Handmatige scherpstelstand):
On (aan) / Off (uit)
Zoom Position (Zoomstand): On (aan) / Off (uit)
● Quality (kwaliteit) tabmenu
EV shift (EV verschuiving) / White Balance
(witbalans) / ISO / Metering (meten) /
Self-timer (zelfontspanner) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
Size (formaat)
On (aan) / Off (uit)
Quality
(kwaliteit)
(Snapshots)
On (aan) / Off (uit)
259
8M (3264 × 2448) /
8M (3:2) (3264 × 2176 (3:2)) /
6M (2816 × 2112) / 4M (2304 × 1728) /
2M (1600 × 1200) / VGA (640 × 480)
Fine (fijn) / Normal (normaal) /
Economy (economisch)
APPENDIX
Quality
(kwaliteit) (Films)
EV Shift
(EV verschuiving)
White Balance
(witbalans)
ISO
Metering (meten)
Filter
Sharpness
(scherpte)
Saturation
(verzadiging)
Contrast
Flash Intensity
(flitssterkte)
Flash Assist
(flitserhulp)
● Instellingen tabmenu
HQ (hoge kwaliteit) / Normal (normaal) /
LP (langzame snelheid)
–2.0 / –1.7 / –1.3 / –1.0 / –0.7 / –0.3 / 0.0 /
+0.3 / +0.7 / +1.0 / +1.3 / +1.7 / +2.0
Auto (automatisch) /
(daglicht) /
(bewolkt) /
(schaduw) /
N (daglichtwit) /
D (daglicht) /
(gloeilamp) / Manual (handmatig)
Auto (automatisch) / ISO 50 / ISO 100 /
ISO 200 / ISO 400
Multi (multi-patroon meten) /
Center
weighted (centrum-georiënteerd meten) /
Spot (puntmeten)
Off (uit) / B/W (zwart/wit) / Sepia (sepia) /
Red (rood) / Green (groen) / Blue (blauw) /
Yellow (geel) / Pink (roze) / Purple (paars)
+2 / +1 / 0 / –1 / –2
Screen (Scherm)
Auto 2 (automatisch 2) /
Auto 1 (automatisch 1) / +2 / +1 / 0
Sounds (geluiden)
Startup (start) / Half Shutter
(sluiter halverwege) / Shutter (sluiter) /
Operation
Operation (bediening) /
(bediening) /
Play (weergave)
Startup (startscherm) On (aan) (instelbaar beeld) / Off (uit)
File No.
Continue (doorgaan) / Reset (resetten)
(bestandnummer)
Home (thuis) / World (wereld)
World Time
Thuistijd instelling (stad, DST, enz.)
(wereldtijd)
Wereldtijd instelling (stad, DST, enz.)
Timestamp
Date (datum) / Date&Time (datum&tijd) /
(tijdafstempeling)
Off (uit)
Adjust (bijstellen)
Tijdinstelling
Date Style
YY/MM/DD / DD/MM/YY / MM/DD/YY
(datumopmaak)
Language (taal)
(Japans) / English (Engels) / Français
(Frans) / Deutsch (Duits) / Español (Spaans) /
Italiano (Italiaans) / Português (Portugees) /
(Chinees (complex)) /
(Chinees (vereenvoudigd)) /
(Koreaans)
Sleep (sluimer)
30 sec / 1 min / 2 min / Off (uit)
2 min / 5 min
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreking)
+2 / +1 / 0 / –1 / –2
+2 / +1 / 0 / –1 / –2
+2 / +1 / 0 / –1 / –2
Auto (automatisch) / Off (uit)
260
APPENDIX
REC/PLAY
Power On (spanning aan) / Power On/Off
(opname/weergave) (spanning aan/uit) / Disable (gedeactiveerd)
USB
Mass Storage(Massageheugen) (USB
DIRECT-PRINT) / PTP (PictBridge)
Video Out
NTSC / PAL
(video uitgang)
Format (formatteren) / Cancel (annuleren)
Format
(formatteren)
Reset (terugstellen) Reset (terugstellen) / Cancel (annuleren)
Brightness
(helderheid)
Keystone
(keystone correctie)
Color Correction
(kleurcorrectie)
Favorites
(favoriet)
DPOF
Protect
(beveiligen)
Date/Time
(Datum/tijd )
Rotation (rotatie)
Resize (afmetingen
heraanpassen)
Trimming (trimmen)
Dubbing (dubben)
Copy (kopiëren)
■ Weergavefunctie (PLAY)
● PLAY (weergave) tabmenu
Slideshow
(diashow)
Start (starten) / Images (beelden) / Time (tijd) /
Interval (tussenpauze) / Effect (Effecten) /
Cancel (annuleren)
MOTION PRINT
9 frames (9 beelden) / 1 frame (1 beeld) /
(Bwegende afdruk) Cancel (annuleren)
Movie Editing
Cut (knippen) (voor) /
Cut
Cut (knippen)
(Filmbeheer)
(knippen) (tussenin) /
(na) / Cancel (annuleren)
Anti Shake
On (aan) / Off (uit)
(Anti-trilin)
(daglicht) /
(bewolkt) /
White Balance
N (daglichtwit) /
(schaduw) /
(witbalans)
D (daglicht) /
(gloeilamp) / Cancel
(annuleren)
+2 / +1 / 0 / –1 / –2
–
–
Show (weergeven) / Save (opslaan) /
Cancel (annuleren)
Select images (beelden selecteren) /
All images (alle beelden) / Cancel (annuleren)
On (aan) / All Files : On (alle bestanden :
aan) / Cancel (annuleren)
–
Rotate (roteren) / Cancel (annuleren)
6M / 4M / VGA / Cancel (annuleren)
–
–
Built-in (ingebouwd)
Card (kaart) /
Built-in (ingebouwd) /
Card (kaart)
Cancel (annuleren)
● Instellingen tabmenu
• De inhoud van het insteltabmenu van de weergavefunctie
(PLAY) is identiek aan de inhoud van het insteltabmenu
van de opnamefuncties (REC).
261
APPENDIX
■ Opnamefuncties (REC)
Indicator referentie
De camera heeft drie indicators: Een groene
bedrijfsindicator, een rode bedrijfsindicator en een AF
hulpverlichting/opnamelamp (REC)/zelfontspanner
indicator. Deze indicators gaan branden en knipperen om de
huidige status van de camera te tonen.
Bedrijfsindicator
AF hulpverlichting/
Bedrijfsindicator opnamelamp (REC)/
zelfontspanner
indicator
Green
Rood
Wit
Brandt
AF hulpverlichting/
opnamelamp (REC)/
zelfontspanner indicator
Patroon 3
Brandt
Brandt
Patroon 3
Groen
Rood
Brandt
Patroon 2
Patroon 1
Patroon 1
* Er zijn drie indicatorflitspatronen. Patroon 1 knippert eens per
seconde, patroon 2 knippert tweemaal per seconde en patroon 3
knippert 4 maal per seconde. De onderstaande tabel geeft een
verklaring van de diepere betekenis van elk flitspatroon.
Patroon 2
Patroon 1
262
Betekenis
Werking (spanning aan,
opname mogelijk)
Flitser is aan het opladen.
Opladen van flitser is
voltooid.
Autofocus werkt goed.
Autofocus werkt niet.
Beeldscherm is uit. /
Sluimertoestand
Opslaan van beeld
Opslaan van filmdata /
verwerken van beelddata
Aftellen van zelfontspanner
(10 - 3 seconden)
Aftellen van zelfontspanner
(3 - 0 seconden)
Opladen van flitser is
onmogelijk.
C
APPENDIX
AF hulpverlichting/
Bedrijfsindicator opnamelamp (REC)/
zelfontspanner
indicator
Green
Rood
Wit
Patroon 2
Brandt
Patroon 3
Patroon 3
Patroon 3
BELANGRIJK!
• Bij gebruik van de geheugenkaart mag u de kaart
nooit uit de camera verwijderen wanneer de groene
bedrijfsindicator aan het knipperen is. Hierdoor
kunnen namelijk alle opgenomen beelden verloren
gaan.
Betekenis
Geheugenkaart problemen /
Geheugenkaart is niet
geformatteerd. / BEST SHOT
instelling kan niet worden
geregistreerd.
Geheugenkaart is
geblokkeerd. / Map kan niet
worden gecreëerd. /
Geheugen is vol. / Schrijf
foutlezing
Lege accu waarschuwing
Kaart formatteren
Spanning wordt (langzaam)
uitgeschakeld
263
C
APPENDIX
■ Weergavefunctie (PLAY)
Bedrijfsindicator
Groen
Rood
AF hulpverlichting/opnamelamp
(REC)/
zelfontspanner
indicator
Wit
■ USB slede indicators
De USB slede is voorzien van twee indicators: een
[CHARGE] (oplaad) indicator en een [USB] indicator. Deze
indicators gaan branden en knipperen om de huidige status
van de slede en de camera te tonen.
Betekenis
Werking (spanning aan,
Brandt
opname mogelijk)
Eén van de volgende
bewerkingen wordt uitgevoerd:
wissen, DPOF, beeldbeveiliging,
[CHARGE]
(oplaad) indicator
kopiëren, formatteren,
stapsgewijs uitschakelen van de
Patroon 3
spanning, herformatteren van
het beeld, beeld trimmen, post-
[CHARGE]
opname, keystone correctie,
kleurcorrectie, MOTION PRINT
(oplaad) indicator
(bewegend beeld afdrukken),
filmmontage.
Patroon 2
Geheugenkaart problemen /
Geheugenkaart is niet
geformatteerd.
Geheugenkaart is geblokkeerd. /
Brandt
Patroon 3
Kleur
Rood
Status
Brandt
Groen
Oranje
Brandt
Brandt
Rood
Knippert
[USB] indicator
[USB] indicator
Kleur
Betekenis
Status
Opladen
Opladen voltooid
Opladen standby
Groen
Groen
Brandt
Opladen foutlezing
USB aansluiting
Knippert Toegang tot computer
Map kan niet worden gecreëerd. /
Geheugen is vol.
Lege accu waarschuwing
264
C
APPENDIX
Gids voor het oplossen van moeilijkheden
Stroomvoorziening
Symptoom
Mogelijke oorzaak
Spanning gaat niet aan.
1) De accu is onjuist ingelegd.
2) De accu is leeg.
1) Plaats de accu in de juiste richting (pagina 35).
2) Laad de accu op (pagina 37). Als de accu na het
opladen weer snel leeg raakt, betekent dat dat de
accu het einde van zijn levensduur heeft bereikt en
te worden vervangen. Schaf een los verkrijgbare
oplaadbare lithium-ion accu NP-40 aan.
De camera begint zichzelf
ineens uit te schakelen.
1) De automatische stroomonderbreker is
geactiveerd (pagina 47).
2) De accu is leeg.
1) Schakel de spanning opnieuw in.
1) De weergavefunctie (PLAY) van de camera is
ingeschakeld.
2) De flitsereenheid wordt opgeladen.
1) Druk op [
] (REC) om de opnamefunctie
(REC) in te schakelen.
2) Wacht totdat de flitsereenheid stopt met knipperen.
3) Schrijf bestanden die u wilt houden naar uw
computer en wis daarna de bestanden van het
camerageheugen of gebruik een andere
geheugenkaart.
Het beeld wordt niet
opgenomen bij indrukken
van de sluitertoets.
3) Het geheugen is vol.
Beeldopname
Handeling
Autofocus stelt niet goed
scherp.
1) De lens is vuil.
2) Het onderwerp bevindt zich niet in het midden
van het scherpstelkader tijdens de compositie
van het beeld.
3) Het onderwerp dat u aan het opnemen bent is
van een type dat niet past bij de
autofocusfunctie (pagina 61).
4) De camera wordt bewogen.
265
2) Laad de accu op (pagina 37).
1) Reinig de lens.
2) Let er op dat het onderwerp zich binnen het
scherpstelkader bevindt tijdens de compositie
van het beeld.
3) Stel met de hand scherp (pagina 85).
4) Schakel de anti-trilfunctie in of zet de camera
op een statief (pagina 108).
APPENDIX
Symptoom
Mogelijke oorzaak
Het onderwerp is niet
scherp bij het opgenomen
beeld.
Er was niet scherpgesteld op het beeld.
Bij het maken van de compositie van het beeld
dient u er op te letten dat het onderwerp waarop u
wilt scherpstellen zich binnen het scherpstelkader
bevindt (pagina 57).
Opnamen van
landschappen zijn
onscherp.
1) Er is niet goed scherpgesteld op het beeld.
1) Let er bij het samenstellen van het beeld op dat
het onderwerp waarop u wilt scherpstellen zich
binnen het scherpstelkader bevindt (pagina 57).
2) Verander de scherpstelfunctie naar “
”
(autofocus, pagina 80) of “
” (oneindig,
pagina 85).
3) Verander het BEST SHOT decor naar
“Scenery” (landschap) (pagina 103).
2) Een verkeerde scherpstelfunctie is
geselecteerd.
Beeldopname
Handeling
3) Een verkeerd BEST SHOT decor is
geselecteerd.
De flitser flitst niet.
De camera schakelt
zichzelf langzaam uit
tijdens het aftellen van de
zelfontspanner.
1) “
” (flitser uit) is geselecteerd als de
flitsfunctie.
2) De accu is leeg.
3) Een scene die “
” (flitser uit) selecteert als de
flitsfunctie is geselecteerd bij de BEST SHOT
functie.
1) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 67).
De accu is leeg.
Vervang de accu (pagina 37).
266
2) Laad de accu op (pagina 37).
3) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 67)
of een andere BEST SHOT scene (pagina 103).
APPENDIX
Symptoom
Handeling
1) U gebruikt de handmatige scherpstelfunctie en
u heeft niet scherpgesteld op het beeld.
2) U probeert de macrofunctie (
) te gebruiken
tijdens het opnemen van een landschap of
tijdens het maken van een portret.
3) U probeert autofocus of de oneindig-functie
(
) te gebruiken bij het opnemen van een
close-up shot.
1) Stel scherp op het beeld (pagina 86).
1) De camera schakelt zichzelf uit voordat het
opslaan van beelden naar het geheugen
voltooid is.
2) Verwijderen van de geheugenkaart voordat het
opslaan voltooid is.
1) Als de accu indicator “
” toont, dient u de
accu zo snel mogelijk op te laden (pagina 37).
2) Verwijder de geheugenkaart nooit voordat het
opslaan voltooid is.
Hoewel de beschikbare
verlichting helder is, zijn de
gezichten van de
menselijke onderwerpen
toch donker.
Niet genoeg licht bereikt de onderwerpen.
•
De onderwerpen zijn te
donker bij het opnemen
van beelden op het strand
of bij een ski oord.
Als het zonlicht door het water, het zand of de
sneeuw wordt gereflecteerd kan dit er toe leiden
dat de onderwerpen worden onderbelicht.
Het beeld op het
beeldscherm is niet scherp.
Beeldopname
Mogelijke oorzaak
Opgenomen beelden
worden niet in het
geheugen opgeslagen.
2) Gebruik autofocus voor het opnemen van
landschappen en voor het maken van
portretten.
3) Gebruik de macrofunctie (
) voor close-ups.
•
•
•
267
Schakel de instelling van de flitserfunctie over
naar “
” (flitser aan) voor daglicht synchroon
flitsen (pagina 69).
Verhoog de EV verschuivingswaarde (pagina
88).
Schakel de instelling van de flitserfunctie over
naar “
” (flitser aan) voor daglicht synchroon
flitsen (pagina 69).
Verhoog de EV verschuivingswaarde (pagina
88).
APPENDIX
Weergave
Films
Symptoom
Mogelijke oorzaak
Handeling
Verticale lijnen op het
beeldscherm
Bij opnamen van een bijzonder licht onderwerp
kan een verticale gordel verschijnen over het
beeld op het beeldscherm.
Dit is een CCD fenomeen dat bekend staat als
“verticale vegen” en duidt niet op defecten bij de
camera. Merk op dat verticale vegen niet samen
met een foto opgenomen wordt maar wel bij het
maken van een film.
Beelden die niet scherp
zijn
Het onderwerp bevindt zich buiten het bereik van
de camera.
Neem op binnen het toegelaten bereik.
Digitale ruis in beeld
De gevoeligheid wordt automatisch verhoogd voor
donkere onderwerpen. Een grotere gevoeligheid
verhoogt tevens de kans op digitale ruis.
Verlicht het onderwerp door een licht of
schijnwerper o.i.d.
De kleur van het
weergavebeeld verschilt
van het beeld op het
beeldscherm tijdens het
opnemen.
Zonlicht of licht van een andere lichtbron schijnt
tijdens het opnemen direct in de lens.
Plaats de camera zodanig dat zonlicht niet direct
in de lens kan schijnen.
Beelden worden niet
getoond.
Een geheugenkaart met niet-DCF beelden die
opgenomen zijn met een andere camera bevindt
zich in de camera.
Deze camera kan niet-DCF beelden niet tonen die
met een andere digitale camera op een
geheugenkaart zijn opgenomen.
268
APPENDIX
Overige
Symptoom
Mogelijke oorzaak
Handeling
Geen van de toetsen en
schakelaars werkt.
Problemen met het elektronische circuit hetgeen
veroorzaakt wordt door elektrostatische lading,
een harde stoot, enz. terwijl de camera
aangesloten was op een ander apparaat.
Verwijder de accu uit de camera, leg hem opnieuw
in en probeer opnieuw.
Het beeldscherm is
uitgeschakeld.
USB communicatie vindt plaats.
Ontkoppel de USB kabel na eerst te hebben
bevestigd dat de computer geen toegang aan het
verkrijgen is tot het geheugen van de camera.
Het is niet mogelijk
bestanden via een USB
aansluiting over te
schrijven.
1) De camera is niet stevig op de USB slede
geplaatst.
2) De USB kabel is niet juist aangesloten.
3) De USB driver is niet geïnstalleerd.
1) Controleer de aansluiting tussen de camera en
de USB slede.
2) Controleer alle aansluitingen.
3) Installeer de USB driver op uw computer
(pagina 220).
4) Druk op de [USB] toets van de USB slede.
4) De camera is uitgeschakeld.
269
APPENDIX
Mocht u problemen ondervinden bij het installeren van de USB driver…
U kunt de USB driver mogelijk niet correct installeren als u de USB kabel gebruikt om de camera op een computer aan te
sluiten die draait onder Windows 98SE/98 voordat u de USB driver geïnstalleerd heeft van de CD-ROM die meegeleverd wordt
met de camera, of als reeds een ander type driver geïnstalleerd is. Hierdoor wordt het voor de computer onmogelijk om de
digitale camera te herkennen wanneer deze wordt aangesloten. Mocht dit het geval zijn dan dient u de USB driver van de
camera opnieuw te installeren. Zie het “Lees mij” bestand van de USB driver op de CD-ROM die meegeleverd wordt met de
camera voor informatie aangaande het opnieuw installeren van de USB driver.
270
APPENDIX
Tonen van boodschappen
Battery is low.
De accu is leeg.
Cannot correct
image!
Keystone correctie kan om de een of andere reden
niet plaatsvinden. Het beeld wordt opgenomen
zoals het is zonder correctie (pagina’s 112, 114).
Can not find the file. De camera kan een beeld niet vinden dat
gespecificeerd wordt in de “Images” (beelden)
instelling. Specificeer een ander beeld (pagina
172).
Cannot register any
more files.
Card ERROR
• U probeert een BEST SHOT decor op te slaan
terwijl er reeds 999 decors opgeslagen zijn in de
“SCENE” map of een MOVIE BEST SHOT terwijl
er reeds 999 decors opgeslagen zijn in de
“MSCENE” map (pagina’s 107, 125).
• U probeert een “FAVORITE” (favoriet) bestand te
kopiëren terwijl de “FAVORITE” map reeds 9999
bestanden bevat (pagina 188).
Er trad een probleem op bij de geheugenkaart.
Schakel de camera uit, verwijder de kaart en steek
hem opnieuw is. Mocht dezelfde boodschap
verschijnen, formatteer dan de geheugenkaart
(pagina 206).
BELANGRIJK!
Het formatteren van de geheugenkaart wist alle
bestanden op de geheugenkaart uit. Probeer
eerst eventuele werkbare bestanden naar een
computer of een ander opslagmedium over te
schrijven voordat u de geheugenkaart
formatteert.
Check Connections!
• U probeert de camera aan te sluiten op een
printer terwijl de USB aansluitingen van de
camera niet compatibel zijn met de USB van de
printer (pagina 200).
• U probeert aan te sluiten op een computer
waarbij geen USB driver geïnstalleerd is (pagina
220).
File could not be
saved because
battery is low.
De accu is leeg zodat het opgenomen beeld niet
kon worden opgeslagen.
Folder cannot be
created
Deze boodschap verschijnt wanneer u een beeld
probeert op te slaan terwijl er 9999 bestanden
opgeslagen zijn in de 999ste map. Wis bestanden
die u niet langer nodig heeft als u meer bestanden
wilt opnemen (pagina 183).
LENS ERROR
Deze boodschap verschijnt en de camera schakelt
zichzelf uit wanneer het objectief op een
onverwachte manier werkt. Mocht dezelfde
boodschap verschijnen nadat u de spanning weer
inschakelt, neem dan contact op met een CASIO
onderhoudswerkplaats.
Load Paper!
Tijdens de printerfunctie van de camera als het
papier bij printer op is.
Memory Full
Het geheugen is vol. Wis bestanden die u niet
langer nodig heeft als u meer bestanden wilt
opnemen (pagina 183).
No Favorites file!
Er is geen FAVORITE bestand aanwezig.
271
APPENDIX
Printing Error
Record Error
Replenish Ink!
RETRY POWER ON
SYSTEM ERROR
The card is locked.
There are no files.
-
Eén van de volgende problemen trad op tijdens het
afdrukken.
• De spanning van de printer is uitgeschakeld.
• Interne fout bij printer
Tijdens het opslaan van beelddata kon om de één of
andere reden de beelddata niet gecomprimeerd
worden.Voer de opname van het beeld nogmaals uit.
Tijdens de printerfunctie van de camera als de inkt bij
de printer bijna of geheel op is.
Mocht het objectief tegen een obstakel aankomen,
dan verschijnt deze boodschap en schakelt de
camera zichzelf uit. Verwijder het obstakel en
schakel de spanning van de camera opnieuw in.
Uw camerasysteem is beschadigd. Neem contact
op met een CASIO onderhoudswerkplaats.
There are no printing Er zijn geen DPOF instellingen die de beelden en
images.
het aantal kopiën ervan specificeren voor elke
Set up DPOF.
drukklus.
Configureer de vereiste DPOF instellingen (pagina
211).
There is no image to Het beeld of de film waarvan u de instellingen
register.
probeert op te slaan, wordt niet ondersteund door
BEST SHOT.
The card is not
formatted.
De geheugenkaart in de camera is niet
geformatteerd. Formatteer de geheugenkaart
(pagina 206).
This file cannot be
played.
Het beeldbestand of het audiobestand is
beschadigd of is van een type dat niet door deze
camera kan worden getoond.
This function cannot U probeerde bestanden te kopiëren van het
be used.
ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart in
de camera terwijl er zich geen geheugenkaart
bevindt in de camera (pagina 207).
De LOCK schakelaar van de SD geheugenkaart is
vergrendeld. U kunt beelden niet opslaan op of
wissen van een geheugenkaart die vergrendeld is.
• Er bevinden zich geen bestanden in het
ingebouwde geheugen of in de geheugenkaart.
• Deze boodschap verschijnt als u de bestanden of
mappen in het geheugen van de camera een
andere naam geeft of als u op een andere plaats
zet. Mocht dit het geval zijn, zet de bestanden of
mappen dan terug op hun oorspronkelijke plaats in
het camerageheugen en zet ze terug tot hun
oorspronkelijke voorkeuzenamen (pagina’s 235,
237).
-
This function is not
supported for this
file.
272
De functie die u probeert uit te voeren wordt niet
ondersteund voor het bestand waarop u de functie
probeert uit te voeren.
APPENDIX
Dataformaat
Technische gegevens
• Snapshot
Product ............................... Digitale camera
Bestandsgrootte
Beeldbestandsgrootte
Kwaliteit
(beeldpunten)
(naar schatting)
Model .................................. EX-Z850
■ Camerafunctie
Fijn
8M
3264 × 2448 Normaal
Beeldbestandformaat
Snapshots ....................... JPEG (Exif Ver. 2.2); DCF (Design rule
for Camera File system)
1.0 standaard; voldoet aan DPOF
Films ................................ AVI (MPEG-4)
Audio (geluid) .................. WAV
Fijn
8M (3:2)
Normaal
3264 ×
Economisch
2176 (3:2)
Fijn
6M
2816 × 2112 Normaal
Opnamemedia .................... 8,0 MB ingebouwd geheugen
SD geheugenkaart
MultiMediaCard (MMC)
Fijn
4M
2304 × 1728 Normaal
Economisch
Economisch
Economisch
Fijn
2M
1600 × 1200 Normaal
Economisch
VGA
640 × 480
Fijn
Normaal
Economisch
273
4,8 MB
3,18 MB
1,63 MB
4,34 MB
2,89 MB
1,45 MB
3,63 MB
2,3 MB
1,21 MB
2,43 MB
1,62 MB
810 KB
1,17 MB
780 KB
390 KB
360 KB
240 KB
120 KB
Ingebouwd
geheugen
8,0 MB
1 opname
2 opnamen
4 opnamen
1 opname
2 opnamen
5 opnamen
2 opnamen
3 opnamen
6 opnamen
3 opnamen
4 opnamen
8 opnamen
6 opnamen
9 opnamen
17 opnamen
20 opnamen
30 opnamen
57 opnamen
SD
geheugenkaart*
256 MB
48 opnamen
72 opnamen
140 opnamen
54 opnamen
81 opnamen
157 opnamen
65 opnamen
101 opnamen
186 opnamen
97 opnamen
143 opnamen
271 opnamen
196 opnamen
286 opnamen
530 opnamen
625 opnamen
938 opnamen
1742 opnamen
B
APPENDIX
Beeldelement ..................... 1/1,8-inch vierkante beeldpunten
kleuren CCD
(totaal aantal beeldpunten: 8,32 miljoen)
• Films
Beeldformaat
(beeldpunten)
Maximale
opnametijd
per
bestand
Geschatte
datasnelheid
(beeldsnelheid)
Geschatte
Geschatte
opnametijd voor
opnametijd
het ingebouwde
voor SD
geheugen
geheugenkaart
8,0 MB
256 MB
HQ
640 × 480
Totdat het
geheugen
vol is
4,0 megabits
per seconde
(30 beelden/
seconde)
16 seconden
8 minuten
en
21 seconden
Normal
640 × 480
Totdat het
geheugen
vol is
2,1 megabits
per seconde
(30 beelden/
seconde)
31 seconden
15 minuten
en
52 seconden
LP
320 × 240
Totdat het
geheugen
vol is
745 kilobits
per seconde
(15 beelden/
seconde)
1 minuut en 27
seconden
Lens/brandpuntsafstand
Lenzen ............................. F2,8 (W) tot 5,1 (T); f = 7,9 (W) tot
23,7 mm (T) (gelijkwaardig met
ongeveer 38 (W) tot 114 mm (T) voor
35 mm film)
(W = groothoek, T = telefoto)
7 lenzen in 5 groepen, met asferische
lens
Zoom ................................... 3X optische zoom, 8X digitale zoom
(24X in combinatie met optische zoom)
Scherpstellen ..................... Contrast detectie autofocus
Scherpstelfuncties: autofocus,
macrofunctie, panfocuss,
oneindigfunctie, handmatige
scherpstelling
AF gebied: Spot (puntmeten), multi
(multi-patroon), free (vrij); AF
hulpverlichting
44 minuten
en
17 seconden
* Gebaseerd op Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. producten.
De capaciteit hangt af van de het merk van de geheugenkaart.
* Vermenigvuldig de capaciteit in de tabel met de geschatte
waarde om het aantal beelden te verkrijgen dat op een
geheugenkaart van een andere capaciteit kan worden
opgeslagen.
Geschat scherpstelbereik (van het oppervlak van de lens)
Autofocus ........................ 40 cm – ∞
Macro .............................. 10 cm – 50 cm
Oneindigfunctie ............... ∞
Handmatig ....................... 10 cm – ∞
• Bij het gebruik van de optische zoom
veranderen de hier boven
aangegeven waarden.
Wissen ................................ Enkel bestand, alle bestanden
(met beveiliging)
Effectieve beeldpunten ..... 8,1 miljoen
274
B
APPENDIX
Belichtingsregeling
Lichtmeting ...................... Multi-patroon, centrum-georiënteerd
meten, puntmeten via de CCD
Belichting ......................... Programma AE, sluitersnelheidprioriteit
AE, lensopeningprioriteit AE,
handmatige belichting
Belichtingscompensatie ... –2EV – +2EV (1/3EV eenheden)
Gevoeligheid ...................... Foto’s: Auto, ISO 50, ISO 100,
ISO 200, ISO 400
Films: Auto
Zelfontspanner .................. 10 seconden, 2 seconden, drievoudige
zelfontspanner
Ingebouwde flitser
Flitserfuncties .................. Automatische flitser, ON (aan), OFF
(uit), krachtflits, milde flits, rode
ogenreductie
Flitsbereik ........................ Groothoek optische zoom
0,1 – 4,3 meter
Telefoto optische zoom:
0,5 – 2,4 meter
• Doorlopende sluiter met flits
Groothoek optische zoom:
0,4 – 3,3 meter
Telefoto optische zoom:
0,5 – 1,8 meter
* ISO gevoeligheid: “Auto”
(automatisch)
* Hangt af van de zoomfactor.
Sluiter .................................. CCD elektronische sluiter,
mechanische sluiter
Programma AE: 1/2 – 1/1600ste
seconde
Handmatige belichting/sluitersnelheid
prioriteit AE: 60 – 1/1600ste seconde
Lensopening prioriteit AE: 1 – 1/1600ste
seconde
• De bovenstaande snelheden zijn niet
van toepassing bij gebruik van een
BEST SHOT decor.
Lensopening ....................... Programma AE/snelheidprioriteit AE;
F2,8 tot en met 8,0*, automatische
overschakeling
* Helderheid omgezet
Handmatige belichting/
lensopeningprioriteit AE; F2,8/4,0,
automatische overschakeling
• Door gebruik van de optische zoom
verandert de lensopening.
Opnamefuncties ................ Foto; audio snapshot; macrofunctie,
zelfontspanner; doorlopende sluiter
(doorlopende sluiter bij normale
snelheid, doorlopende sluiter bij hoge
snelheid, doorlopende sluiter met flits,
doorlopende sluiter met zoom,
meervoudige doorlopende sluiter),
BEST SHOT; film met geluid (film,
MOVIE BEST SHOT film, korte film,
voorafgaande film); spraakopname.
• Audio opname is in mono.
Witbalans ............................ Automatische witbalans, vast ingesteld
(6 functies), handmatig overschakelen
275
B
APPENDIX
Audio opnametijd
Audio snapshot ............... Circa max. 30 seconden per beeld
Spraakopname ................ Circa 24 minuten met ingebouwd
geheugen
Post-opname ................... Circa max. 30 seconden per beeld
■ Spanningsvereisten
Beeldscherm ...................... 2,5-inch TFT kleuren LCD
115.200 beeldpunten (480 × 240)
De bovenstaande waarden geven de hoeveelheid tijd aan bij de voorwaarden
die hieronder vermeld staan totdat de spanning automatisch uitgeschakeld
wordt doordat de accu leeg is. Deze waarden zijn echter geen garantie dat de
accu inderdaad de aangegeven gebruiksduur zal verstrekken. Een lage
temperatuur zal de gebruiksduur van de accu verkorten.
Spanningsvereisten .......... Oplaadbare lithium-ion accu
(NP-40) × 1
Levensduur accu (naar schatting):
Zoeker ................................. Beeldscherm en optische zoeker
Tijdbijhoud functies .......... Ingebouwde digitale kwartsklok
Datum en tijd .................... Opgenomen met beelddata
Automatisch kalender ...... Tot 2049
Wereldtijd ......................... City (stad), Date (datum), Time (tijd),
Summer time (zomertijd), 162 steden
in 32 tijdzones
Ingangs/
uitgangsaansluitingen ...... Slede aansluiting
USB ..................................... Compatibel met snelle USB 2.0
Microfoon ........................... Mono
Luidspreker ........................ Mono
Bewerking
Gebruiksduur van accu (benadering)
Aantal foto’s (CIPA standaard)*1
(opname)
440 foto’s (220 minuten)
Aantal foto’s, doorlopende
opname*2 (opname)
950 foto’s (245 minuten)
Doorlopende weergave van
Snapshots*3
420 minuten
Doorlopende filmopname*4
200 minuten
Doorlopende spraakopname*5
500 minuten
Ondersteunde accu: NP-40 (nominale capaciteit: 1230mAh)
Opslagmedium: SD geheugenkaart
*1 Aantal foto’s (CIPA standaard)
• Temperatuur: 23°C
• Beeldscherm: Ingeschakeld
• Zoomen van de volledige groothoek- tot de volledige telefotostand elke
30 seconden, waarbij telkens twee beelden worden opgenomen,
waarvan één met flits; de spanning wordt na elke 10 opgenomen
beelden uit- en weer ingeschakeld.
276
B
APPENDIX
■ Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40)
*2 Omstandigheden bij doorlopende opname
• Temperatuur: 23°C
• Beeldscherm: Ingeschakeld
• Flitser: Uitgeschakeld
• Beeld opgenomen na elke 15 seconden, wisselend tussen volledige
groothoek en volledige telefoto.
Nominale spanning ........... 3,7 V
Nominale capaciteit .......... 1230 mAh
Bedrijfstemperatuur
Bereik .................................. 0°C – 40°C
*3 Omstandigheden bij doorlopende snapshot weergave
• Temperatuur: 23°C
• Bladeren naar het volgende beeld na elke 10 seconden
Afmetingen ......................... 38,5 (B) × 38,0 (H) × 9,3 (D) mm
*4 Geschatte tijd voor doorlopende filmopname zonder te zoomen.
Gewicht ............................... ca. 34 g
*5 De tijden voor stemopname zijn gebaseerd op doorlopende opname.
■ USB slede (CA-31)
Stroomverbruik .................. 3,7 V gelijkstroom, ca. 3,7 W
Afmetingen ......................... 89 (B) × 58,5 (H) × 23,7 (D) mm
(exclusief uitsteeksels; 19,9 mm bij het
dunste deel),
Ingangs-/
uitgangsaansluitingen ...... Camera aansluiting, USB poort,
netadapteraansluiting (DC IN 5,3 V) /
AV uitgangspoort (speciale minipoort,
NTSC/PAL)
Gewicht ............................... ca. 130 g
(exclusief accu en accessoires)
Stroomverbruik .................. 5,3 V gelijkstroom, ca. 3,2 W
Gebundelde accessoires .. Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40);
USB slede (CA-31); Speciale
netadapter; Netsnoer; USB kabel; AV
kabel; Polsriem; CD-ROM;
Basisreferentie
Afmetingen ......................... 107 (B) × 33 (H) × 66 (D) mm
(exclusief uitsteeksels)
Gewicht ............................... ca. 67 g
277
APPENDIX
■ Speciale netadapter (Inlaat type) (AD-C52G)
■ Speciale netadapter (Insteek type) (AD-C52J)
Spanningsvereisten .......... 100 – 240 V wisselspanning,
50/60 Hz, 83 mA
Spanningsvereisten .......... 100 – 240 V wisselspanning,
50/60 Hz, 83 mA
Uitgangsvermogen ............ 5,3 V gelijkstroom, 650 mA
Uitgangsvermogen ............ 5,3 V gelijkstroom, 650 mA
Afmetingen ......................... 50 (B) × 20 (H) × 70 (D) mm
(exclusief uitstekende delen en kabel)
Afmetingen ......................... 50 (B) × 18 (H) × 70 (D) mm
(exclusief uitstekende delen en kabel)
Gewicht ............................... ca. 90 g
Gewicht ............................... ca. 90 g
278
CASIO COMPUTER CO.,LTD.
6-2, Hon-machi 1-chome
Shibuya-ku, Tokyo 151-8543, Japan
MA0604-C