Casio EX-P700 Handleiding

Type
Handleiding
D
Digitale Camera
EX-P700
Gebruiksaanwijzing
Gefeliciteerd met de aanschaf van dit
CASIO product.
Voordat u het in gebruik neemt dient u
eerst de voorzorgsmaatregelen in deze
gebruiksaanwijzing aandachtig door te
lezen.
• Houd de gebruiksaanwijzing daarna op
een veilige plaats voor latere naslag.
• Bezoek de officiële EXILIM website
http://www.exilim.com/ voor de meest
recentelijke informatie voor dit product.
K824PCM1DMX
INLEIDING
2
INLEIDING
USB kabel
BasisreferentieAV kabel
Uitpakken
Controleer dat alle hier getoonde items inderdaad meegeleverd zijn met de camera. Mocht er iets missen, neem dan zo snel
mogelijk contact op met de dealer.
Snelle oplaadeenheid (BC-30L)
(type met netsnoer)
Netsnoer
*
* De vorm van de netstekker
hangt af van het land waar de
camera wordt aangeschaft.
Merk op dat de vorm van de snelle oplaadeenheid afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft.
Snelle oplaadeenheid (BC-30L)
(Insteek type)
Oplaadbare lithium-ion
Accu (NP-40) Kaartafstandsbediening
(WR-4C)
Camera Polsriem
CD-ROM
(CASIO Digital Camera Software)
Lithium batterij (CR2025)
Voor de kaartafstandsbediening.
INLEIDING
3
Inhoudsopgave
2 INLEIDING
Uitpakken ..................................................................... 2
Kenmerken ................................................................. 11
Voorzorgsmaatregelen ............................................... 14
Algemene voorzorgsmaatregelen 14
Test voor juiste bediening
voordat u de camera gebruikt! 16
Voorzorgsmaatregelen bij data foutlezingen 17
Voorwaarden voor juiste werking 17
Condens 18
Lens en fasedifferentieelsensor 18
Overige 18
19 SNELSTARTGIDS
Laad de accu eerst op! .............................................. 19
Configureren van de
displaytaal en de klokinstellingen .............................. 21
Opnemen van een beeld ............................................ 22
Bekijken van een opgenomen beeld.......................... 23
Wissen van een beeld ................................................ 23
24 VOORBEREIDINGEN
Betreffende deze gebruiksaanwijzing ........................ 24
Algemene gids ........................................................... 26
Camera 26
Inhoud van het beeldscherm ..................................... 29
Opnamefuncties (REC) 29
Weergavefunctie (PLAY) 33
Veranderen van de inhoud van het beeldscherm 34
Indicators .................................................................... 35
Vastmaken van de polsriem ....................................... 36
Spanningsvereisten .................................................... 37
Gebruik van de snelle oplaadeenheid 37
Inleggen van de accu 41
Verwijderen van de accu 42
Voorzorgsmaatregelen voor de stroomvoorziening 45
Werking op netspanning 48
In- en uitschakelen van de camera 50
Configureren van de stroomspaarinstellingen 51
Gebruik van de in-beeld menus ................................ 52
Configureren van de
displaytaal en de klokinstellingen .............................. 54
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen 55
INLEIDING
4
58 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Opnemen van een beeld ............................................ 58
Specificeren van de opnamefunctie 58
Richten van de camera 59
Opnemen van een beeld 60
Opname voorzorgsmaatregelen 62
Aangaande autofocus 63
Aangaande het beeldscherm van de opnamefunctie 63
Voorvertoning van het laatste opgenomen beeld ...... 64
Om de huidige inhoud van de voorvertoningsbuffer
te zien na opnemen van een enkel beeld 64
Wissen van de inhoud van de voorvertoningsbuffer
na opnemen van een enkel beeld 65
Oriëntatiesensor ......................................................... 65
Gebruiken van de optische zoeker ............................ 67
Gebruiken van de zoom ............................................. 68
Optische zoom 68
Digitale zoom 69
Gebruiken van de flitser ............................................. 71
Flitsereenheid status 72
Veranderen van de flitsintensiteit instelling 73
Gebruik van de flitserassistent
(Flash Assist) 73
Voorzorgsmaatregelen voor de flitser 74
Gebruiken van de zelfontspanner .............................. 75
Specificeren van de beeldgrootte .............................. 77
Specificeren van de beeldkwaliteit ............................ 78
80 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Selecteren van de scherpstelfunctie ......................... 80
Gebruik van autofocus 81
Gebruik van de macrofunctie 84
Gebruik van de oneindig-functie 85
Gebruik van handmatig scherpstellen 85
Gebruik van panfocus 87
Gebruik van de scherpstelvergrendeling 87
Belichtingscompensatie (EV verschuiving) ............... 88
Bijstellen van de witbalans ......................................... 90
Handmatig configureren van de witbalans 91
Specificeren van de belichtingsfunctie ...................... 93
Gebruik van lensopening prioriteit AE 93
Gebruiken van sluitersnelheid prioriteit AE 94
Met de hand instellen van de belichtingsinstellingen 96
Gebruiken van de Manual Assist
(handbedieninghulp) in-beeld aanwijzingen 97
Voorzorgsmaatregelen voor opname met de
belichtingsfunctie 98
Gebruiken van automatische
belichtingsvergrendeling (AE vergrendeling) ............. 99
Gebruiken van de doorlopende sluiterfunctie .......... 100
Gebruiken van de doorlopende
sluiterfunctie bij normale snelheid 101
Gebruik van de snelle doorlopende sluiterfunctie 102
25-shot stop-actie beelden
(m.b.v. de meervoudige doorlopende sluiterfunctie) 103
Voorzorgsmaatregelen voor de doorlopende sluiter 104
INLEIDING
5
Gebruik van de automatische klassefunctie ............ 105
Gebruiken van de automatische klassefunctie met
de belichting als de variabele (AE klassering) 106
Gebruiken van de automatische klassefunctie met
de witbalans als de variabele (WB klassering) 107
Gebruiken van de automatische klassefunctie met
de scherpstelafstand als de variabele
(scherpstel klassering) 108
Gebruik van de automatische klassefunctie met niet-
configureerbare variabelen
(Meervoudige Klassefunctie) 109
Voorzorgsmaatregelen
bij de automatische klassefunctie 110
Voorvertoning van beelden opgenomen
met de snelle doorlopende sluiter of met de
automatische klassefunctie ...................................... 111
Om de huidige inhoud van de voorvertoningsbuffer
te zien na opnemen van meerdere beelden 111
Wissen van de inhoud van de voorvertoningsbuffer
na opnemen van meerdere beelden 112
Gebruiken van de BESTSHOT functie .................... 113
Creëren van uw eigen BESTSHOT instelling 115
Combineren van shots van twee mensen tot een
enkel beeld (Coupling Shot (combinatieshot)) ........ 117
Opnemen van een onderwerp over een bestaand
achtergrondbeeld (Pre-shot (vooropname)) ............ 119
Opnemen van beelden van naamkaartjes en
documenten (Business Shot) ................................... 121
Gebruiken van de Business Shot instelling 123
Gebruiken van de filmfunctie ................................... 124
Opnemen van audio ................................................. 126
Toevoegen van geluid aan een snapshot 126
Opnemen van spraak 128
Gebruiken van het histogram ................................... 130
Camera instellingen van de REC (opname) functie 132
Specificeren van de ISO gevoeligheid 133
Selecteren van de
automatische scherpstelfunctie (AF) 134
Selecteren van de meetfunctie 135
Gebruiken van de filterfunctie 136
Speciferen van de contourscherpte 136
Specificeren van kleurverzadiging 137
Specificeren van het contrast 137
In- en uitschakelen van het in-beeld raster 138
In- en uitschakelen van beeldcontrole 138
Gebruik van icoonhulp 139
Toewijzen van functies aan de [] en [] toetsen 140
Specificeren van de default instellingen bij
inschakelen van de spanning 141
Terugstellen (reset) van de camera 143
Gebruiken van het snelkoppelmenu (Ex Menu) ...... 143
Gebruiken van de kaartafstandsbediening .............. 144
Inleggen van de batterij 145
Voordat u de kaartafstandsbediening
gaat gebruiken om op te nemen 146
Gebruik van de kaartafstandsbediening 147
INLEIDING
6
Gebruiken van een externe flitser ............................ 149
Vereisten voor de externe flitseenheid 149
Voordat u een externe flitseenheid gebruikt 150
Gebruiken van een externe flitseenheid 151
Voorzorgsmaatregelen voor de externe flitser 152
Gebruiken van een conversie-objectief of filter ....... 153
Installeren van een conversie-objectief
of een close-up objectief 154
Installeren van een filter 156
157 WEERGAVE
Elementaire weergavebediening ............................. 157
Weergave van een audio snapshot 158
Inzoomen op het weergegeven beeld ...................... 159
Afmetingen van een beeld heraanpassen ............... 160
Trimmen van een beeld ............................................ 161
Controleren van de scherpstelling
van een opgenomen beeld ...................................... 163
Weergeven van een film........................................... 164
Tonen van een 9-beelden scherm ........................... 165
Selecteren van een
specifiek beeld in het 9-beelden scherm 166
Tonen van het kalenderscherm ................................ 166
Spelen van een Slideshow (diashow) ...................... 167
Specificeren van de slideshow (diashow) beelden 169
Specificeren van de slideshow (diashow) tijd 170
Specificeren van de slideshow (diashow) tussenpauze 170
Roteren van het displaybeeld .................................. 171
Gebruik van beeldroulette ........................................ 172
Toevoegen van audio aan een snapshot ................. 173
Heropnemen van het geluid 174
Weergeven van een spraakopnamebestand ........... 175
Tonen van camerabeelden op een televisiescherm 176
Selecteren van het video-ingangssysteem 177
178 WISSEN VAN BESTANDEN
Wissen van een enkel bestand ................................ 178
Wissen van alle bestanden ...................................... 179
180 BEHEER VAN BESTANDEN
Mappen ..................................................................... 180
Geheugenmappen en -bestanden 180
Beveiligen van bestanden ........................................ 181
Beveiligen van een enkel bestand 181
Beveiligen van alle bestanden 182
Gebruik van de FAVORITE map .............................. 182
Kopiëren van een bestand naar de FAVORITE map 182
Tonen van een bestand in de FAVORITE map 184
Wissen van een bestand uit de FAVORITE map 185
Wissen van alle bestanden uit de FAVORITE map 185
INLEIDING
7
200 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
Gebruiken van een geheugenkaart ......................... 201
Insteken van een geheugenkaart in de camera 201
Verwijderen van een geheugenkaart uit de camera 202
Formatteren van een geheugenkaart 202
Voorzorgsmaatregelen voor de geheugenkaart 203
Kopiëren van bestanden .......................................... 204
Kopiëren van alle bestanden in het
ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart 204
Kopiëren van een specifiek bestand van een
geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen 205
206 AFDRUKKEN VAN BEELDEN
DPOF ........................................................................ 207
Configureren van de
afdrukinstellingen voor een enkel beeld 208
Configureren van de
afdrukinstellingen voor alle beelden 209
Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT 210
Afdrukken van een enkel beeld 210
Afdrukken van een groep beelden 213
Voorzorgsmaatregelen voor het afdrukken 214
PRINT Image Matching III ............................................ 215
Exif Print ................................................................... 215
186 ANDERE INSTELLINGEN
Configureren van de geluidsinstellingen ................. 186
Configureren van de geluidsinstellingen 186
Instellen van het volumeniveau 187
Specificeren van een beeld voor het startscherm ... 187
Configureren van de instellingen voor het
spanningsuitschakelbeeld ........................................ 188
Specificeren van de bestandsnaam serienummer
generatiemethode .................................................... 190
Gebruiken van het alarm.......................................... 191
Instellen van een alarm 191
Stoppen van het alarm 192
Instellen van de klok ................................................ 192
Selecteren van uw thuistijdzone 192
Instellen van de huidige tijd en datum 193
Veranderen van het datumformaat 194
Gebruiken van wereldtijd ......................................... 194
Tonen van het wereldtijdscherm 194
Configureren van wereldtijdinstellingen 195
Configureren van de zomertijdinstellingen (DST) 196
Veranderen van de displaytaal ................................. 197
Veranderen van het protocol van de USB poort ...... 197
Formatteren van het ingebouwde geheugen ........... 198
INLEIDING
8
216 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN
COMPUTER
Gebruik van de camera met
een Windows computer ............................................ 216
Voorzorgsmaatregelen voor de USB aansluiting 222
Gebruik van de camera met
een Macintosh computer.......................................... 222
Voorzorgsmaatregelen voor de USB aansluiting 226
Bediening die u kunt uitvoeren vanaf uw computer 226
Gebruiken van een geheugenkaart
om beelden over te schrijven naar een computer ... 227
Geheugendata ......................................................... 228
DCF protocol 228
Geheugenmapstructuur 228
Door de camera ondersteunde beeldbestanden 230
Voorzorgsmaatregelen voor het
ingebouwde geheugen en de geheugenkaart 231
232 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN
COMPUTER
Gebruik van de albumfunctie ................................... 232
Creëren van een album 232
Selecteren van een album layout 234
Configureren van gedetailleerde albuminstellingen 234
Bekijken van albumbestanden 237
Opslaan van een album 239
Wissen van een album 240
Installeren van de software van de CD-ROM .......... 240
Aangaande de gebundelde CD-ROM
(CASIO Digital Camera Software) 240
Computersysteem vereisten 242
Installeren van de software van de
CD-ROM in Windows ............................................... 243
Voorbereidingen 244
Selecteren van een taal 244
Bekijken van het Lees mij bestand 244
Installeren van een applicatie 245
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden) 245
Gebruikersregistratie 246
Verlaten van de menu applicatie 246
Installeren van software van de
CD-ROM op een Macintosh computer .................... 246
Installeren van software 246
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden) 247
INLEIDING
9
BELANGRIJK!
De inhoud van deze gebruiksaanwijzing is onder
voorbehoud en kan zonder voorafgaande
mededeling worden veranderd.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies
voortvloeiend uit het gebruik van deze
gebruiksaanwijzing.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor verlies of eisen tot
schadevergoeding door derden die voortvloeien uit
het gebruik van de EX-P700.
CASIO COMPUTER CO., LTD. zal niet aansprakelijk
gesteld worden voor schade of verlies door u of door
derden door het gebruik van Photo Loader en of
Photohands.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies door het
wissen van data als gevolg van een defect,
reparaties of het vervangen van de accu. Zorg er
altijd voor een reservekopie te maken van
belangrijke data op andere media om u in te dekken
tegen verlies.
Merk op dat de voorbeeldschermen en
productafbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing
ietwat kunnen afwijken van de schermen en
configuratie van de camera in werkelijkheid.
Het SD logo is een geregistreerd handelsmerk.
249 APPENDIX
Menureferentie ......................................................... 249
Indicator referentie ................................................... 252
Opnamefuncties (REC) 252
Weergavefunctie (PLAY) 253
Snelle oplaadeenheid 254
Gids voor het oplossen van moeilijkheden .............. 255
Mocht u problemen ondervinden bij het
installeren van de USB driver 259
Tonen van boodschappen 260
Technische gegevens ............................................... 262
INLEIDING
10
Windows, Internet Explorer en DirectX zijn
geregistreerde handelsmerken van Microsoft
Corporation
Macintosh is een geregistreerd handelsmerk van
Apple Computer, Inc.
MultiMediaCard is een handelsmerk van Infineon
Technologies AG van Duitsland en onder licentie aan
MultiMediaCard Association (MMCA).
Adobe en Reader zijn ofwel geregistreerde
handelsmerken of handelsmerken van Adobe
Systems Incorporated in the US en/of andere landen.
Namen van andere fabrikanten, producten en
diensten die gebruikt worden in deze
gebruiksaanwijzing kunnen ook handelsmerken of
dienst merken zijn van anderen.
Photo Loader en Photohands zijn eigendom van
CASIO COMPUTER CO., LTD. Met uitzondering van
het bovengenoemde, vallen alle auteursrechten en
andere gerelateerde rechten van deze applicaties
toe aan CASIO COMPUTER CO., LTD.
Door auteursrechten opgelegde beperkingen
Behalve met als doeleinde uw eigen persoonlijke genoegen
is het kopiëren van snapshotbestanden, filmbestanden en
audiobestanden zonder toestemming in overtreding met
auteursrechten en internationale verdragen. Het tegen
vergoeding of gratis distribueren van dergelijke bestanden
aan derden via het internet zonder toestemming van de
eigenaar van de auteursrechten is in overtreding met de
wetgeving ten aanzien van auteursrechten en
internationale verdragen.
INLEIDING
11
Kenmerken
7,2 miljoen effectieve beeldpunten
De CCD voorziet in het totaal in 7,41 miljoen beeldpunten
voor een bijzonder hoge resolutie voor heldere, duidelijke
beelden en afdrukken.
2,0-inch TFT LCD kleurenscherm
Lange levensduur van de accu
Het lage stroomverbruik ontwerp en de grote capaciteit
van de accu geven langere opname en weergave tussen
het opladen van de accu.
16X naadloze zoom (pagina 68)
4X optische zoom, 4X digitale zoom
8,9 MB flash-geheugen
Beelden kunnen opgenomen worden zonder gebruik van
een geheugenkaart.
Snelle, nauwkeurige autofocus
Een fasedifferentiaalsensor werkt in combinatie met
contrast autofocus om sneller te kunnen scherpstellen.
Drie doorlopende sluiterfuncties (pagina 100)
Naast de normale doorlopende sluiterfunctie die
doorlopend opnamen kan maken zolang er geheugen vrij
is, kunt u ook een snelle doorlopende sluiter en een actie-
stop doorlopende sluiter gebruiken waarbij een serie
snapshots genomen wordt als een enkel beeld.
Vier automatische klassefuncties (pagina 105)
Instelbare variabelen kunnen ingesteld worden om
meerdere versies van een beeld te maken met een
verschil in de instellingen voor de belichting, de witbalans
of de scherpstelafstand. Niet-instelbare variabelen
creëren meerdere versies van een beeld m.b.v. filters en
andere instellingen.
Ex-Finder zoeker (pagina 32)
De Ex-Finder zoeker geeft u een schat aan gegevens via
het beeldscherm terwijl u beelden aan het samenstellen
bent.
Ex menu (pagina 143)
Het snelkoppelmenu geeft toegang tot vier vaak gebruikte
instellingen.
Multi autofocus (pagina 82)
Wanneer de instelling Multi (meervoudig) wordt ingesteld
voor het autofocus kader, neemt de camera zeven metingen
op verschillende punten en kiest automatisch de beste. Dit
maakt het mogelijk om te voorkomen dat per vergissing op de
achtergrond scherpgesteld wordt waardoor mogelijk niet goed
scherpgesteld wordt op een onderwerp op de voorgrond.
Verplaatsbaar automatisch scherpstelkader (pagina 82)
U kunt het scherpstelkader verplaatsen naar de gewenste
plaats.
Ondersteuning voor SD geheugenkaarten en MMC
(MultiMediaCard = multimedia kaart) voor
geheugenuitbreiding (pagina 201).
INLEIDING
12
Manual Assist (handbedieninghulp) (pagina 97)
Volg de in-beeld aanwijzingen bij het maken van de
handmatige belichtingsinstellingen.
AE vergrendeling (pagina 99)
Een simpele bediening vergrendelt de scherpstelling op
een bepaald onderwerp om er zeker van te zijn dat het
beeld scherpgesteld is zoals u dat wilt.
Beste shot (BESTSHOT) (pagina 113)
Selecteer eenvoudigweg het voorbeelddécor dat
overeenkomt met het type beeld dat u probeert op te
nemen en de camera voert ingewikkelde instellingen
geheel automatisch uit om elke keer opnieuw mooie
beelden te maken.
Business Shot (pagina 121)
De Business Shot instelling corrigeert automatisch
rechthoekige vormen zoals de beelden van naamkaartjes,
documenten, een witbord of soortgelijke voorwerpen
wanneer deze vanuit een hoek worden opgenomen.
Combinatieshot (Coupling Shot) en vooropname (Pre-
shot) (paginas 117, 119)
Combinatieshot (Coupling Shot) laat u twee onderwerpen
combineren tot een enkel beeld terwijl vooropname (Pre-
shot) u een onderwerp laat toevoegen aan een eerder
opgenomen achtergrondbeeld. Dat betekent dat u
beelden kunt creëren waar u en een vriend onderdeel
worden van een ander beeld, terwijl alleen u en die vriend
in de buurt zijn.
Drievoudige zelfontspanner (pagina 75)
De zelfontspanner kan ingesteld worden om drie maal
automatisch te werken.
Real-time RGB histogram (pagina 130)
Een in-beeld histogram laat u de belichting bijstellen
terwijl u bekijkt hoe dit de algehele beeldhelderheid
beïnvloedt, hetgeen het maken van shots bij moeilijke
belichtingsomstandigheden nu makkelijker maakt dan ooit
te voren.
Wereldtijd (pagina 194)
Door een eenvoudige bediening wordt de huidige tijd
ingesteld voor de huidige plaats. U kunt kiezen uit 162
steden en 32 tijdzones.
Alarm (pagina 191)
Een ingebouwd alarm helpt u bij het zich houden aan
belangrijke afspraken en kan zelfs gebruikt worden i.p.v.
een alarmklok. U kunt ook een speciaal beeld laten tonen
of een film of een geluidsbestand laten spelen op het
moment dat de alarmtijd bereikt wordt.
Albumfunctie (pagina 232)
Er worden automatisch HTML bestanden gegenereerd
om een album te creëren van opgenomen beelden. De
inhoud van het album kan worden bekeken en afgedrukt
m.b.v. een standaard Web browser. Beelden kunnen
tevens snel en gemakkelijk worden ingepast in Web
paginas.
INLEIDING
13
Kalenderscherm (pagina 166)
Een simpele bedieningshandeling geeft een kalender met
een volledige maand weer op het beeldscherm van de
camera. Elk dag van de volledige maandkalender toont
een thumbnail van het eerste beeld dat op die datum was
opgenomen hetgeen het zoeken naar een bepaald beeld
gemakkelijker en sneller.
Audio Snapshot functie (pagina 126)
Gebruik deze functie om snapshots op te nemen die
audio bevatten.
Film + audio functie (pagina 124)
Spraakopname (pagina 128)
Snel en gemakkelijk opnemen van spraakdata.
Post-opname (pagina 173)
Gebruik deze functie om audio toe te voegen aan
snapshots nadat u die heeft opgenomen.
Selecteerbare geluidsinstellingen (pagina 186)
U kunt verschillende geluiden configureren die dan
gespeeld worden telkens wanneer u de camera
inschakelt, de sluitertoets halverwege of geheel indrukt of
een toetsbewerking uitvoert.
Kaartafstandsbediening (pagina 144)
Aansluitingsmogelijkheid voor een externe flitser
(pagina 149)
Ondersteuning voor conversie-objectief/close-up objectief
(pagina 153)
Het conversie-objectief verbetert de kwaliteit van
opnamen met telefoto en groothoek terwijl het close-up
objectief macro-opnamen verbetert.
DCF data opslag (pagina 228)
Het DCF (Design rule for Camera File system) data
opslagprotocol voorziet in beeld compatibiliteit tussen
camera en printers.
Digital Print Order Format (DPOF) (pagina 207)
Beelden kunnen gemakkelijk afgedrukt worden in de
gewenste volgorde door gebruik te maken van een
DPOF-compatibele printer. DPOF kan ook gebruikt
worden voor het specificeren van beelden en
hoeveelheden door professionele
afdrukdienstverleningen.
PRINT Image Matching III Compatibel (pagina 215)
Beelden omvatten PRINT Image Matching III data (functie
instelling en andere camera instelinformatie). Een printer
die PRINT Image Matching III ondersteunt, leest deze
data en stemt het afgedrukte beeld daarop af zodat de
beelden er uit komen zoals u bedoeld had toen u ze
opnam.
INLEIDING
14
USB DIRECT-PRINT en PictBridge ondersteuning
(pagina 210)
Sluit direct aan op een printer die compatibel is met USB
DIRECT-PRINT of PictBridge en u kunt beelden
afdrukken zonder dit via de computer te doen.
Stuur beelden over naar een computer door gewoonweg
de camera met een USB kabel te verbinden (pagina 216).
Sluit de camera m.b.v. de AV kabel aan op een TV en
gebruik dan het beeld op het televisiescherm voor het
opnemen en bekijken van beelden (pagina 176).
Photo Loader en Photohands (pagina 241)
Uw camera wordt geleverd met Photo Loader, de
populaire applicatie die automatisch beelden laadt van uw
camera naar uw PC. Ook is Photohands bijgesloten, een
applicatie die het retoucheren van beelden versnelt en
vergemakkelijkt.
Voorzorgsmaatregelen
Algemene voorzorgsmaatregelen
Let erop altijd de volgende belangrijke
voorzorgsmaatregelen na te leven wanneer u de EX-P700
gebruikt.
Alle verwijzingen in deze gebruiksaanwijzing naar camera
verwijzen naar de CASIO EX-P700 digitale camera.
Probeer nooit beelden op te nemen of het ingebouwde
display te gebruiken terwijl u een motorvoertuig aan het
besturen bent of terwijl u aan het lopen bent. Dit creëert
namelijk het gevaar op een ernstig ongeluk.
Probeer nooit de behuizing van de camera te openen of
uw eigen reparaties uit te voeren. Als de interne
hoogspanningscomponenten ontbloot worden, creëert dit
gevaar op elektrische schok. Laat onderhoud en
reparatiewerkzaamheden altijd over aan door een CASIO
erkende onderhoudswerkplaats.
Kijk nooit door de zoeker van de camera naar de zon of
naar een ander helder licht. Hierdoor kunt u uw
gezichtsvermogen beschadigen.
Houd de kleine onderdelen en accesoires van deze
camera buiten het bereik van kleine kinderen. Mocht een
klein onderdeel per ongeluk ingeslikt worden, neem dan
onmiddellijk contact op met uw arts.
INLEIDING
15
Mocht u ooit rook of een vreemde geur bespeuren bij de
camera, schakel de camera onmiddellijk uit. Er daarbij op
lettend dat u uw vingers niet brandt, verwijder daarna de
accu uit de camera en/of het netsnoer van de netadapter
uit het stopcontact en neem contact op met uw dealer of
de dichtstbijzijnde erkende CASIO
onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de camera
onder deze omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit
het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee.
Overtuig u er eerst van dat er geen rook meer uit de
camera komt en neem de camera dan ter reparatie mee
naar de dichtstbijzijnde erkende CASIO
onderhoudswerkplaats. Probeer onderhoud en reparaties
nooit zelf uit te voeren.
Gebruik de netadapter nooit om andere apparatuur dan
deze camera van spanning te voorzien. Gebruik ook nooit
een andere netadapter dan de meegeleverde om deze
camera van spanning te voorzien.
Bedek de netadapter nooit met een plaid, een deken of
een andere afdekking terwijl hij gebruikt wordt en gebruik
de adapter ook niet bij een kachel.
Trek de stekker van het netadaptersnoer minstens eens
per jaar uit het stopcontact en reinig het gedeelte bij de
stekers van de stekker. Stof kan zich ophopen rond de
stekers en gevaar op brand met zich meebrengen.
Richt de flitser nooit op een persoon die een
motorvoertuig aan het besturen is. Dit kan hinderlijk zijn
en het gevaar op een ongeluk met zich meebrengen.
Gebruik de flitser nooit als deze te dicht bij de ogen van
het onderwerp is. Intens licht kan schade toebrengen aan
het gezichtsvermogen als de flitser op te korte afstand
wordt gebruikt, in het bijzonder geldt dit voor kinderen. Bij
gebruik van de flitser dient de camera minstens één
meter van de ogen van het onderwerp gehouden te
worden.
Houd de camera uit de buurt van water en andere
vloeistoffen en laat hem nooit nat worden. Vocht brengt
het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee.
Gebruik de camera nooit buiten in de regen of sneeuw, bij
de kust of op het strand, in de badkamer, enz.
Mocht een vreemd voorwerp of water de camera
binnendringen, schakel deze dan onmiddellijk uit.
Verwijder daarna de accu uit de camera en/of het
netsnoer van de netadapter uit het stopcontact en neem
contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende
CASIO onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de
camera onder deze omstandigheden wordt voortgezet,
brengt dit het gevaar op elektrische schok en brand met
zich mee.
INLEIDING
16
Mocht de behuizing van de camera ooit breken doordat
de camera gevallen is of op andere manier blootgesteld is
aan een ruwe behandeling, schakel dan onmiddellijk de
spanning uit. Verwijder daarna de accu van de camera
en/of haal de stekker van het netadaptersnoer uit het
stopcontact en neem contact op met de dichtstbijzijnde
CASIO erkende onderhoudswerkplaats.
Gebruik de camera nooit in een vliegtuig of een andere
plaats waar het gebruik ervan verboden is. Dit kan
namelijk het gevaar op een ongeluk met zich
meebrengen.
Materiële schade en defecten van deze camera kunnen
er toe leiden dat de in het geheugen opgeslagen data
gewist wordt. Maak altijd reservekopieën van data door
ze over te sturen naar het geheugen van een PC.
Open nooit het accudeksel, verbreek nooit de aansluiting
van de netadapter met de camera en trek deze nooit uit
het stopcontact terwijl een beeld wordt opgenomen. Niet
alleen maakt dit het onmogelijk de huidige beelden op te
nemen, het kan ook de andere beelddata beschadigen
die reeds opgeslagen waren in het bestandgeheugen
van de camera.
Test voor juiste bediening voordat u de
camera gebruikt!
Voordat u de camera gaat gebruiken voor het maken van
belangrijke opnamen moet u zich er eerst van gewissen
dat de camera goed werkt en op de juiste manier
geconfigureerd is door een aantal testopnamen te maken
en de resultaten te bekijken (pagina 19).
INLEIDING
17
Voorzorgsmaatregelen bij data
foutlezingen
Uw digitale camera is vervaardigd met digitale precisie-
onderdelen. Bij elk van de volgende omstandigheden
bestaat het gevaar op de beschadiging van data in het
bestandgeheugen.
Het verwijderen van de accu of de geheugenkaart
terwijl de camera zojuist bezig is met het opnemen
van een beeld of toegang heeft tot het geheugen
Het verwijderen van de accu of het verwijderen van de
geheugenkaart terwijl de bedrijfsindicator nog aan het
knipperen is nadat u de camera uitgeschakeld heeft
Het verbreken van de aansluiting van de USB kabel
terwijl het versturen van data plaatsvindt
Lage batterijspanning
Andere abnormale omstandigheden
Elk van de bovengenoemde omstandigheden kan er toe
leiden dat een foutlezing op het scherm verschijnt (pagina
260). Volg de aanwijzingen in de melding om de oorzaak
van de foutlezing te elimineren.
Voorwaarden voor juiste werking
Deze camera is ontworpen voor gebruik bij temperaturen
tussen 0°C en 40°C.
Gebruik de camera niet en berg hem niet op op de
volgende plaatsen.
Op plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht.
Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of
veel stof.
In de omgeving van airconditionings, kachels of
andere plaatsen die blootstaan aan extreme
temperaturen.
Binnenin een gesloten voertuig, in het bijzonder
wanneer deze in de zon geparkeerd staat.
Op plaatsen die blootstaan aan sterke trillingen.
INLEIDING
18
Condens
Wanneer u de camera binnen brengt op een koude dag of
op een andere manier blootstelt aan plotselinge
veranderingen in temperatuur, bestaat de mogelijkheid
dat condens zich kan gaan vormen op de buitenkant of op
de inwendige componenten. Condens kan defectieve
werking veroorzaken zodat u moet vermijden dat de hij
blootstaat aan omstandigheden die condens kunnen
veroorzaken.
Om te voorkomen dat condens überhaupt gevormd wordt,
dient u de camera in een plastic tas te plaatsen voordat u
hem naar een plaats brengt die veel warmer of kouder is
dan de huidige plaats. Laat de camera in de plastic tas
totdat de lucht in de tas de kans heeft gekregen om
dezelfde temperatuur als die van de nieuwe plaats heeft
bereikt. Mocht condens zich toch gevormd hebben,
verwijder dan de accu van de camera en laat accudeksel
voor enkele uren open.
Lens en fasedifferentieelsensor
Oefen nooit te veel kracht uit bij het reinigen van het
oppervlak van de lens en de fasedifferentieelsensor. Dit
kan namelijk krassen veroorzaken op de lens en op de
fasedifferentieelsensor waardoor verkeerde werking kan
onstaan.
Vingerafdrukken, stof en anderszins bevuilen van de lens
en de fasedifferentieelsensor kan op de juiste manier
opnemen belemmeren. Raak de lens en de
fasedifferentieelsensor nooit met de vingers aan. U kunt
stofdeeltjes van de lens en de fasedifferentieelsensor
verwijderen met een lensblazer. Veeg vervolgens het
oppervlak van de lens en van de fasedifferentieelsensor
af met een zachte lensdoek.
Wanneer u met de camera ergens op richt dient u er op te
letten dat uw vinger de fasedifferentieelsensor niet
blokkeert.
Overige
Tijdens het gebruik kan de camera ietwat warm worden.
Dit duidt niet op een defect.
Als de buitenkant van de camera gereinigd dient te
worden, veeg deze dan af met een zachte, droge doek.
SNELSTARTGIDS
19
SNELSTARTGIDS
Insteektype
[CHARGE] indicator licht
rood op tijdens het opladen.
[CHARGE] indicator wordt
groen nadat het opladen is
voltooid.
[CHARGE] indicator
licht rood op tijdens
het opladen.
[CHARGE] indicator
wordt groen nadat
het opladen is
voltooid.
1
2
2
1
Type met netsnoer
1.
Laad de oplaadbare lithium-ion accu (NP-40) op die
meegeleverd wordt met de camera (pagina 37).
Merk op dat de vorm van de snelle oplaadeenheid afhangt
van het gebied waar de camera wordt aangeschaft.
Het kost ongeveer twee uur om de batterijen volledig op te
laden.
Laad de accu eerst op!
SNELSTARTGIDS
20
2.
Leg de accu in de camera (pagina 41).
1
2
3
Stopnok
SNELSTARTGIDS
21
1.
Druk op de spanningstoets om de camera in te
schakelen.
2.
Druk op [] om de gewenste taal te selecteren.
3.
Druk op [SET] om de taalinstelling te registreren.
4.
Selecteer het gewenste geografische gebied m.b.v. [],
[], [] en [] en druk vervolgens op [SET].
5.
Selecteer de gewenste stad m.b.v. [] en [] en druk
vervolgens op [SET].
6.
Selecteer de gewenste zomertijdinstelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
7.
Selecteer de gewenste datumformaatinstelling m.b.v.
[] en [] en druk vervolgens op [SET].
8.
Stel de datum en de tijd in.
9.
Druk op [SET] om de klokinstellingen te registreren en
het instelscherm te verlaten.
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen
Let erop det volgende instellingen te
configureren voordat u de camera gebruikt
voor het opnemen van beelden. Zie pagina
54 voor details.
1
2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
SNELSTARTGIDS
22
1
3
4
2
1200N
1200N
1600
1600
10
10
04/
04/
12
12
/24
24
12
12
:
58
58
IN
ISO 80
ISO 80
F2.8
F2.8
1/1000
1/1000
1.
Druk op de spanningstoets om de camera in
te schakelen.
2.
Zet de functiedraairegelaar op (snapshot
functie).
3.
Richt de camera op het onderwerp, gebruik
het beeldscherm of de zoeker om het beeld
te componeren en druk de sluitertoets half
in.
Bij het verkrijgen van een juiste scherpstelling wordt
het scherpstelkader groen terwijl de groene
bedrijfsindicator gaat branden.
4.
Houd de camera stil en druk de sluitertoets
voorzichtig geheel in.
Opnemen van een beeld
Zie pagina 58 voor details.
Groene
bedrijfsindictator
Scherpstelkader
Snapshotfunctie icoon
SNELSTARTGIDS
23
1.
Druk op de spanningstoets om de camera in te schakelen.
2.
Zet de functiedraairegelaar op (weergavefunctie
(PLAY)).
3.
Druk op [EX ].
4.
Laat het beeld zien dat u wilt uitwissen m.b.v. [] en [].
5.
Selecteer “Delete” (wissen) m.b.v. [] en [].
Selecteer Cancel (annuleren) om de beeldwisfunctie te verlaten
zonder iets uit te wissen.
6.
Druk op [SET] om het beeld te wissen.
Wissen van een beeld
Zie pagina 178 voor details.
1.
Druk op de spanningstoets om
de camera in te schakelen.
2.
Zet de functiedraairegelaar op
(weergavefunctie (PLAY)).
3.
Blader m.b.v. [] and [] door
de beelden.
Bekijken van een opgenomen beeld
Zie pagina 157 voor details.
4, 5, 6
1
3
2
2
1
3
VOORBEREIDINGEN
24
VOORBEREIDINGEN
Dit hoofdstuk bevat informatie die u dient te weten
aangaande het gebruik van de camera en wat u dient te
doen voordat u daaraan gaat beginnen.
Betreffende deze gebruiksaanwijzing
Dit hoofdstuk bevat informatie over de afspraken die in
deze gebruiksaanwijzing worden gebruikt.
Terminologie
De volgende tabel definiëert de terminologie die in deze
gebruiksaanwijzing wordt gebruikt.
Deze term wordt in deze
gebruiksaanwijzing gebruikt:
camera
bestandgeheugen
accu
snelle oplaadeenheid
Betekenis:
De CASIO EX-P700 digitale
camera
De plaats waar de camera
op het ogenblik beelden
opslaat die u opneemt
(pagina 60)
De NP-40 oplaadbare
lithium-ion accu
De CASIO BC-30L snelle
oplaadeenheid
Deze term wordt in deze
gebruiksaanwijzing gebruikt:
een opnamefunctie (REC)
digitale ruis
Betekenis:
De op dat moment
geselecteerde
opnamefunctie (Snapshot,
BESTSHOT, Lensopening
prioriteit AE, Sluitersnelheid
prioriteit AE, Handmatige
belichting, filmopname,
spraakopname)
Kleine spikkels of sneeuw
in het opgenomen beeld of
op het beeldscherm
waardoor het beeld er
korrelig uitziet.
VOORBEREIDINGEN
25
Toetsbediening
De bediening van toetsen wordt aangegeven door de
toetsnaam binnen haakjes ([ ]).
In-beeld tekst
De in-beeld tekst wordt altijd door dubbele
aanhalingstekens ( ) omsloten.
Bestandgeheugen
De term bestandgeheugen in deze gebruiksaanwijzing is
een algemene term die slaat op de huidige plaats waar uw
camera de beelden die u opneemt aan het opslaan is. Dit
kan één van de volgende drie lokaties betreffen.
Het ingebouwde flash-geheugen van de camera
Een SD geheugenkaart die in de camera geladen is
Een MultiMediaCard die in de camera geladen is
Zie pagina 228 voor meer informatie aangaande hoe de
camera beelden opslaat.
VOORBEREIDINGEN
26
Algemene gids
De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk component, elke toets en elke schakelaar op de camera.
Camera
Voorkant
1 Zoomregelaar
2 Sluitertoets
3 Spanningstoets
4 Zoeker
5 Zelfontspannerindicator
6 Afstandsbedieningssignaal-
ontvanger
7 Luidspreker
8 Synchro-aansluiting voor
externe flitser
9 Lensring
Vergeet niet de lensring op
het camera objectief te
installeren wanneer u het
conversie-objectief niet
gebruikt. Optisch zoomen is
mogelijk tot slechts twee maal
als de lensring niet juist
geïnstalleerd is.
0
9
6
A
B
2
3
5
4
C
1
7
8
D
E
F
Open het deksel van het aansluitingspaneel
0 Lens
A Fasedifferentieelsensor
B Microfoon
C Flitser
D Gelijkspanningsingang [DC IN]
(netadapteraansluiting)
E [USB/AV] aansluitingspoort
F Deksel van het aansluitingspaneel
VOORBEREIDINGEN
27
G
L
K
M
N
O
Q
R
S
T
U
V
P
I
J
H
G Zoeker
H Werkingsindicator
I [ ] scherpsteltoets
J [ ] flitser/kalendertoets
K Functiedraairegelaar
: Weergavefunctie (PLAY)
: Snapshotfunctie
: BESTSHOT functie
: Lensopening prioriteit AE functie
: Sluitersnelheid prioriteit AE functie
: Handmatige belichtingfunctie
: Filmfunctie
: Spraakopnamefunctie
L [MENU] toets
M Riemring
N [ ] (zelfontspanner/
afstandsbediening) toets
O [PREVIEW] voorvertoningtoets
P [SET] insteltoets
Q [][][][]
R [DISP] displaytoets
S Beeldscherm
Opnamefuncties (REC)
Achterkant
T [EX ] EX/wistoets
U [AE-L] AE vergrendelingstoets
V [ BKT] (doorlopende sluiter/
automatisch klassefunctie) toets
VOORBEREIDINGEN
28
W Accudeksel
X Statiefschroefgat
Gebruik dit gat bij montage van een statief.
Achterkant
Y Stopnok
Z Accucompartiment
[ Geheugenkaartsleuf
XW
Z
[
Y
VOORBEREIDINGEN
29
Inhoud van het beeldscherm
Het beeldscherm maakt van verschillende indicators en iconen gebruik om u op de hoogte te houden van de status van de camera.
Merk op dat de voorbeeldschermen in dit hoofdstuk enkel dienen ter illustratie. Ze komen niet precies overeen met de inhoud
van het scherm dat geproduceerd wordt door de camera.
Opnamefuncties (REC)
1 Flitserfunctie indicator
(pagina 71)
Geen Automatisch
Flitser uit
Flitser aan
Vermindering van het
rode ogen effect
Als de camera signaleert dat
de flitser gebruikt moet
worden terwijl automatisch
flitsen geselecteerd is,
verschijnt de Flitser aan
indicator wanneer de
sluitertoets halverwege wordt
ingedrukt.
2 Scherpstelfunctie
indicator (pagina 80)
Geen Autofocus
Macro
Panfocus
Oneindig
Handmatig
scherpstellen
(panfocus) verschijnt
alleen tijdens de filmfunctie
(Movie).
3 Witbalansindicator
(pagina 90)
Geen Automatisch
Daglicht
Bewolkt
Schaduw
1
TL-verlichting 1
2
TL-verlichting 2
Gloeilamp
Flitser
Handmatig
4 Doorlopende sluiter/
automatische
klassefunctie
(paginas 100, 105)
Enkele opname
Snelle doorlopende sluiter
Doorlopende sluiter bij
normale snelheid
Meervoudige doorlopende
sluiter
AEB
AE klassering
WBB
WB klassering
AFB
Scherpstel klassering
Meervoudige
klassering
5 Zelfontspanner/
afstandsbedieningsfunctie
(paginas 74, 146)
Geen 1 opname
10
s
10-seconden
zelfontspanner
2
s
2-seconden
zelfontspanner
x3
Drievoudige
zelfontspanner
Afstandsbediening
2s
Afstandsbediening en
2-seconden
zelfontspanner
56
78
B
C
3
21
9
0
A
4
D
E
VOORBEREIDINGEN
30
6 Opnamefunctie (REC)
(pagina 58)
Snapshot
BESTSHOT
Lensopening prioriteit AE
Sluitersnelheid prioriteit
AE
Handmatige belichting
Film
Spraakopname
7 Meetfunctie indicator
(pagina 135)
Meervoudig meten
Centrum-georiënteerd
meten
Puntmeten
8 Beeldformaat
(pagina 77)
3072
×
2304 beeldpunten
3072
×
2048 (3:2) beeldpunten
2304
×
1728 beeldpunten
1600
×
1200 beeldpunten
1280
×
960 beeldpunten
640
×
480 beeldpunten
Filmopname: Opnametijd
9 Resterende
geheugencapaciteit
(paginas 124, 262)
(Resterend aantal beelden dat
kan worden opgeslagen)
Filmopname: Resterende
opnametijd
0 Beeldkwaliteit
(pagina 78)
F : FINE (fijn)
N : NORMAL (normaal)
E : ECONOMY (economisch)
T : TIFF
A Geheugenindicator
(pagina 201)
Ingebouwd geheugen
ingesteld voor data
opslag.
Geheugenkaart
geselecteerd voor data
opslag.
B Datum en tijd
(pagina 192)
C Accucapaciteit
(pagina 45)
D Histogram (pagina 130)
E Scherpstelkader
(pagina 61)
Scherpgesteld: Groen
Niet scherpgesteld: Rood
LET OP
Als de instelling van één van de volgende functies
veranderd wordt, verschijnt een icoongids
hulpboodschap op het beeldscherm.
U kunt icoonhulp uitschakelen (pagina 139) als u dat
wilt.
Opnamefuncties (REC), flitserfunctie,
scherpstelfunctie, witbalans, zelfontspanner-/
afstandsbedieningsfunctie, meetfunctie.
VOORBEREIDINGEN
31
F Digitale zoomindicator (pagina 69)
G ISO gevoeligheid (pagina 133)
H Lensopeningwaarde (paginas 93, 96)
I Sluitersnelheidswaarde (paginas 94, 96)
Bij een lensopening of sluitersnelheid die buiten het bereik ligt, wordt de
corresponderende waarde in het beeldscherm oranje.
J Zoomindicator (pagina 69)
De linkerkant geeft optische zoom aan.
De rechterkant geeft digitale zoom aan.
G
H
F
J
I
De volgende uitleg betreft de items die verschijnen op het
belichtingspaneel. Merk op dat de huidige opnamefunctie
(REC) bepaalt welke items verschijnen.
1 Lensopeningswaarde (paginas 93, 96)
Stel de lensopening bij m.b.v. dit item.
De lensopeningwaarde wordt
aangegeven in het
belichtingspaneel wanneer de
functiedraairegelaar ingesteld staat
op A (lensopening prioriteit AE) of
op M (handmatige belichting).
Belichtingspaneel
Het belichtingspaneel is een gebied in de rechter
benedenhoek van het beeldscherm tijdens de
opnamefuncties (REC) dat verschillende instelbare
parameters aangeeft. U kunt het belichtingspaneel ook
gebruiken om belichtingsinstellingen bij te stellen.
Lensopeningswaarde
Belichtingspaneel
VOORBEREIDINGEN
32
2 Sluitersnelheid (paginas 94, 96)
Stel de sluitersnelheid bij m.b.v. dit item.
De sluitersnelheidwaarde wordt
aangegeven in het
belichtingspaneel wanneer de
functiedraairegelaar ingesteld staat
op S (sluitersnelheid prioriteit AE)
of op M (handmatige belichting).
3 EV verschuiving
(belichtingscompensatiewaarde)
(pagina 88)
Gebruik dit item om de waarde van
de belichtingscompensatie (EV
verschuiving) in te stellen.
De EV verschuivingwaarde wordt aangegeven in het
belichtingspaneel wanneer de functiedraairegelaar
ingesteld staat op (snapshot), (BESTSHOT),
op A (lensopening prioriteit AE) of op S (sluitersnelheid
prioriteit AE).
4
Handmatige scherpstellingsinstelling
(MF) (pagina 85)
Stel handmatige scherp m.b.v. dit item.
Het handmatige scherpstel
instelitem wordt aangegeven in
het belichtingspaneel wanneer
handmatige scherpstelling is
geselecteerd (aangegeven door
m.b.v. ) [ ].
Sluitersnelheid
EV verschuiving
EX Finder zoeker
1 Scherpstelafstand schaal (pagina 263)
Deze schaal geeft de scherpstelafstand aan. Merk
op dat deze schaal niet dient als een precies
meetinstrument. De schaal dient enkel als een
algemene leidraad.
De scherpstelafstand schaal kan mogelijk niet
verschijnen onder één van de volgende condities.
Wanneer Contrast geselecteerd staat als de
automatische scherpstelfunctie (AF) (pagina 134)
Wanneer Hybrid geselecteerd is als de autofocus
(AF) functie (pagina 134) en Macro
geselecteerd is als de scherpstelfunctie (pagina 80).
Wanneer het zo donker is in de omgeving of juist zo
helder verlicht dat het niet mogelijk de afstand te meten.
Wanneer Free (vrij) ingesteld wordt als de
autofocus functie (AF scherpstelkader) (pagina 82)
A
1
4
7
3
5
6
8
9
0
B
2
Handmatige
scherpstellingsinstelling
(MF)
VOORBEREIDINGEN
33
2 Brandpuntafstand (pagina 263)
3 Witbalansindicator (pagina 90)
4 Flitserfunctie indicator (pagina 71)
5 Scherpstelfunctie indicator (pagina 80)
6 ISO gevoeligheid (pagina 133)
7 Handmatige scherpstelicoon
Deze icoon wordt enkel aangegeven wanneer MF
(handmatig scherpstellen) geselecteerd wordt als de
scherpstelfunctie.
Als u [] en [] gebruikt om de cursor naar te
verplaatsen en vervolgens op [] of [] drukt,
verdwijnt het Ex-Finder zoekerbeeld en verschijnt de
handmatige scherpstelinficator (pagina 85). Na enkele
ogenblikken verschijnt de Ex-Finder zoeker opnieuw.
8 Kleurverandericoon
U kunt [] en [] gebruiken om de cursor naar te
verplaatsen en vervolgens op [] of [] drukken om
de kleur van het Ex-Finder zoekerbeeld te veranderen.
9 Lensopeningwaarde (paginas 93, 96)
0 Sluitersnelheid (paginas 94, 96)
De waarden van de ISO gevoeligheid, de
sluitersnelheid en de lensopening in het beeldscherm
worden oranje wanneer u de sluitertoets halverwege
indrukt als het beeld over- of onderbelicht is.
A EV verschuiving (belichtingscompensatiewaarde)
(pagina 88)
B Histogram (pagina 130)
Weergavefunctie (PLAY)
1 Weergavefunctie
(PLAY) bestand type
Snapshot
Film
Audio Snapshot
Spraakopname
2 Beeldbeveiligingindicator
(pagina 181)
3 Mapnummer/
bestandnummer (pagina 180)
Voorbeeld: Wanneer een bestand dat
CIMG0023.JPG heet opgeslagen is in
een map die 100CASIO heet
100-0023
Mapnaam Bestandnaam
4 Beeldkwaliteit
(pagina 78)
F : FINE (Fijn)
N : NORMAL (Normaal)
E : ECONOMY (Economisch)
T : TIFF
12 3
E
ABC
4
0
7
F
9
8
5
D
6
VOORBEREIDINGEN
34
5
Ingebouwd geheugen
ingesteld voor data opslag.
Geheugenkaart
geselecteerd voor data
opslag.
(pagina 201)
6 Beeldformaat (pagina 77)
3072
×
2304 beeldpunten
3072
×
2048 (3:2) beeldpunten
2304
×
1728 beeldpunten
1600
×
1200 beeldpunten
1280
×
960 beeldpunten
640
×
480 beeldpunten
Filmweergave: Verstreken
weergavetijd
7 ISO gevoeligheid
(pagina 133)
8 Lensopening
(paginas 93, 96)
9 Sluitersnelheidswaarde
(paginas 94, 96)
0 Datum en tijd
(pagina 192)
A Witbalansindicator
(pagina 90)
AWB
Automatisch
Daglicht
Bewolkt
Schaduw
1
TL-verlichting 1
2
TL-verlichting 2
Gloeilamp
Flitser
Handmatig
B Flitserfunctie indicator
(pagina 71)
Flitser aan
Flitser uit
Vermindering van het rode
ogen effect
C Opnamefunctie (REC)
(pagina 58)
Snapshot
BESTSHOT
Lensopening prioriteit AE
Sluitersnelheid prioriteit
AE
Handmatige belichting
D Accucapaciteit
(pagina 45)
E Histogram (pagina 130)
F EV waarde (pagina 88)
Indicators aan (pagina 29)
Ex-Finder zoekerbeeld (pagina 32)
Histogram aann (pagina 29)
Indicators uit
Beeldscherm uit
Veranderen van de inhoud van het
beeldscherm
Telkens bij indrukken van de [DISP] toets geeft het
beeldscherm een andere inhoud weer volgens de
onderstaande volgorde.
Opnamefuncties (REC)
Indicators aan (pagina 33)
Histogram/details aan (pagina 33)
Indicators uit
Weergavefunctie (PLAY)
VOORBEREIDINGEN
35
BELANGRIJK!
Het Ex-Finder zoekerbeeld kan tijdens de volgende
functies niet worden verkregen: Weergave (PLAY),
Coupling Shot (combinatieshot), Pre-shot
(vooropname), filmfunctie (Movie).
U kunt het beeldscherm bij de volgende functies niet
uitschakelen: weergavefunctie (PLAY), BESTSHOT,
Movie (film) (standby).
Door indrukken van [DISP] zal de inhoud van het
beeldscherm niet veranderen tijdens het opnemen
van een film, of tijdens standby of opname van een
audio snapshot.
De enige display opties die verschijnen bij het
indrukken van [DISP] tijdens de spraakopnamefunctie
zijn Indicators aan en beeldscherm uit.
Door indrukken van [DISP] tijdens de
spraakopnamefunctie (REC) wordt het beeldscherm
(indicators aan) in- en uitgeschakeld. Door indrukken
van [DISP] tijdens tonen van een
spraakopnamebestand van de weergavefunctie
(PLAY) wordt heen en weer geschakeld tussen
indicators aan en indicators uit.
Bij afspelen van de inhoud van een
spraakopnamebestand terwijl indicators uit
geselecteerd is (alleen spraakopnamebestandicoon op
het beeldscherm) zal het beeldscherm ongeveer twee
seconden nadat u op [SET] drukt om de weergave te
starten donker worden. De spraakopnamebestandicoon
(indicators uit) zal opnieuw te voorschijn komen nadat
de weergave voltooid is.
Zelfontspannerindicator
Indicators
Middels de kleur en status (brandend of knipperend) van
de indicators kunt u de huidige bedieningsstatus
onmiddellijk checken. Zie Indicator referentie op pagina
252 voor details.
Groene bedrijfsindicator
Rode bedrijfsindicator
VOORBEREIDINGEN
36
Vastmaken van de polsriem
Maak de polsriem vast aan de polsriemring zoals
aangegeven in de afbeelding.
BELANGRIJK!
Om te voorkomen dat de camera valt terwijl u hem
aan het bedienen bent, is het verstandig om de riem
om uw pols te houden. Gebruik de gesp om er
verzekerd van te zijn dat de riem goed om uw pols
past.
De meegeleverde polsriem is enkel bedoeld voor
gebruik met deze camera. Gebruik de polsriem niet
voor andere toepassingen.
Gebruik de polsriem nooit om de camera mee rond
te zwaaien.
VOORBEREIDINGEN
37
Spanningsvereisten
Uw camera kan werken op ofwel accuspanning of
netspanning.
Accu
Eén NP-40 oplaadbare lithium-ion accu
De accu is niet opgeladen wanneer u de camera
aanschaft. U dient dus de accu eerst op te laden
voordat u de camera voor de eerste maal in gebruik
neemt.
Netspanning
Netadapter: AD-C40 (los verkrijgbaar)
Gebruik van de snelle oplaadeenheid
Contactpunten
[CHARGE]
indicator
Monteren van de accu op de snelle
oplaadeenheid
Zorg ervoor dat de positieve en negatieve contactpunten in
de juiste richting wijzen en monteer dan de accu op de
oplaadeenheid. Merk op dat de accu niet goed opgeladen
wordt als hij niet correct aangebracht is op de snelle
oplaadeenheid.
+
-
T
VOORBEREIDINGEN
38
Opladen van de accu
1.
Zet de accu met de positieve en negatieve
aansluitingen op de juiste wijze op hun plaats
en plaats dan de accu op de oplaadeenheid.
InsteektypeType met netsnoer
2.
Steek de stekker van de snelle oplaadeenheid
in het stopcontact.
Hierdoor gaat de [CHARGE] (oplaad) indicator rood
oplichten.
Het opladen duurt ongeveer twee uur.
Merk op dat de vorm van de snelle oplaadeenheid
afhangt van het land waar de camera wordt
aangeschaft.
[CHARGE]
(oplaad) indicator
Snelle
oplaadeenheid
Netsnoer
VOORBEREIDINGEN
39
LET OP
De meegeleverde snelle oplaadeenheid van het type
met netsnoer is ontworpen voor gebruik met elke
voedingsbron van 100V tot 240V wisselspanning.
Merk echter op dat de vorm van de stekker van het
netsnoer kan verschillen afhankelijk van het land van
aanschaf. Mocht u van plan zijn de snelle
oplaadeenheid te gebruiken op een plaats waar het
stopcontact afwijkt van dat in uw eigen land, vervang
dan het netsnoer door een geschikt netsnoer dat
meegeleverd werd met de camera of door een los
verkrijgbaar netsnoer dat geschikt is voor het
stopcontact van dat land.
[CHARGE] (oplaad)
indicator
Stekker
Snelle oplaadeenheid
LET OP
De meegeleverde snelle oplaadeenheid van het
insteektype is ontworpen voor gebruik met elke
voedingsbron van 100V tot 240V wisselspanning.
Merk echter op dat de vorm van de stekker van het
netsnoer kan verschillen afhankelijk van het land van
aanschaf. Reist u in het buitenland dan is het uw
eigen verantwoordelijkheid om na te gaan of de vorm
van de stekker van de snelle oplaadeenheid past bij
de plaatselijke stopcontacten en om eventueel een
verloopstekker aan te schaffen.
3.
De [CHARGE] indicator wordt groen wanneer
het opladen voltooid is.
4.
Trek de snelle oplaadeenheid uit het
stopcontact en verwijder de oplaadbare accu
nadat het opladen voltooid is.
Trek de snelle oplaadeenheid altijd uit het
stopcontact en verwijder de oplaadbare accu
wanneer u de eenheid niet gebruikt voor het
opladen.
VOORBEREIDINGEN
40
BELANGRIJK!
Als de accu of de snelle oplaadeenheid bijzonder
heet of koud wordt wanneer u begint met opladen of
als deze heet worden tijdens het opladen, dan zal de
snelle oplaadeenheid in standby gaan staan hetgeen
aangegeven wordt wanneer de oplaadindicator
[CHARGE] oranje oplicht. Het opladen wordt
voortgezet wanneer de temperatuur terugkeert
binnen het toelaatbare temperatuurbereik hetgeen
aangegeven wordt wanneer de oplaadindicator
[CHARGE] rood oplicht.
Wanneer een accu opgeladen wordt terwijl ze nog
steeds warm is juist na afnemen van de camera kan
er toe leiden dat deze slechts gedeeltelijk wordt
opgeladen. Geef de accu tijd om af te koelen voordat
u deze gaat opladen.
Accus lopen langzamerhand leeg zelfs als u ze in de
camera laat zitten zonder ze op te laden. Hierom
wordt het aanbevolen dat u accus oplaadt juist
voordat u ze nodig heeft.
De accu die met deze camera gebruikt wordt is
speciaal ontworpen voor gebruik met digitale
cameras. Als u deze wilt gebruiken om een ander
type toestel van spanning te voorzien dient u eerst
de gebruiksaanwijzing te lezen van dat toestel om te
zien of ze elkaar niet bijten.
Hoewel de feitelijke levensduur van accus afhangt
van de omgeving waarin ze worden gebruikt, kunt u
de verwachting koesteren dat ze ongeveer 500 maal
kunnen worden opgeladen voordat ze aan
vervanging toe zijn.
Het opladen van de camera accu kan storing
veroorzaken bij de ontvangst van televisie en radio.
Is dit het geval steek de stekker van de
oplaadeenheid dan in een stopcontact dat zich
verder weg bevindt van de televisie of de radio.
Vuile contactpunten van de oplader en/of accu
aansluitingen kunnen opladen in het geheel
onmogelijk maken. Veeg de contactpunten en
aansluitingen van tijd tot tijd af met een droge doek
om ze schoon te houden.
VOORBEREIDINGEN
41
Druk tegen de
onderkant van de
accu en let er op dat
de stopnok stevig op
zijn plaats
vergrendelt.
2.
Trek de stopper in de richting aangegeven
door de pijl in de afbeelding en schuif daarna
de accu in de camera.
()-markering
NP-40
Stopnok
Inleggen van de accu
1.
Schuif het accudeksel aan de onderkant van
de camera, in de door de pijl aangegeven
richting en open het dan.
VOORBEREIDINGEN
42
Verwijderen van de accu
1.
Open het accudeksel.
2.
Trek de stopnok in de door de pijl
aangegeven richting.
Hierdoor zal de accu gedeeltelijk uit de sleuf komen.
3.
Laat de stopnok los en trek de accu uit de
camera.
Let erop dat u de accu niet laat vallen.
Stopnok
3.
Sluit het accudeksel en schuif het vervolgens
in de door de pijl aangegeven richting.
BELANGRIJK!
Gebruik alleen de speciale oplaadbare lithium-ion
accu NP-40 om deze camera van stroom te
voorzien. Het gebruik van een ander type accu wordt
niet ondersteund.
VOORBEREIDINGEN
43
Als de camera niet normaal werkt
Dat kan betekenen dat er een probleem is met de manier
waarop de accu ingelegd is. Verwijder de accu uit de
camera en controleer of de contactpunten van de accu-
aansluitingen vuil zijn. Mocht dit het geval zijn, veeg deze
dan af met een droge doek.
Richtlijnen voor de levensduur van de accu
De waarden in de richtlijnen t.a.v. de gebruiksduur van de
accu die hieronder worden gegeven, geven de hoeveelheid
tijd aan bij de voorwaarden die vermeld staan onder de
tabel totdat de spanning automatisch uitgeschakeld wordt
doordat de accu leeg is. Deze waarden zijn echter geen
garantie dat de accu inderdaad de aangegeven
gebruiksduur zal verstrekken. Een lage temperatuur en
ononderbroken gebruik zullen de gebruiksduur van de accu
verkorten.
Bewerking
Aantal fotos (CIPA standaard)*
1
(werkingstijd)
Aantal fotos, doorlopende opname*
2
(werkingstijd)
Doorlopende weergave van
Snapshots
*
3
Doorlopende spraakopname*
4
Gebruiksduur van accu
(benadering)
200 fotos
(100 minuten)
440 fotos
(110 minuten)
220 minuten
210 minuten
VOORBEREIDINGEN
44
Ondersteunde accu: NP-40
Opslagmedium : SD geheugenkaart
*1 Aantal fotos (CIPA standaard)
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Zoomen van de volledige groothoek- tot de volledige
telefotostand elke 30 seconden, waarbij telkens twee
beelden worden opgenomen, waarvan één met flits;
de spanning wordt na elke 10 opgenomen beelden uit-
en weer ingeschakeld.
*2 Omstandigheden bij doorlopende opname
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Flitser: Uitgeschakeld
Beeld opgenomen na elke 15 seconden, wisselend
tussen volledige groothoek en volledige telefoto.
*3 Omstandigheden bij doorlopende snapshot weergave
Temperatuur: 23°C
Bladeren naar het volgende beeld na elke 10
seconden
*4 De tijden voor stemopname zijn gebaseerd op
doorlopende opname.
De bovenstaande waarde zijn gebaseerd op een nieuwe
accu die volledig opgeladen is. De levensduur van de
accu loopt terug naarmate hij vaker wordt opgeladen.
De levensduur van de accu hangt nauw samen met hoe
vaak u de flitser en de andere functie gebruikt en hoe
lang u de spanning ingeschakeld laat.
Tips om de lading van de accu langer te
laten meegaan
Mocht u de flitser niet hoeven gebruiken tijdens het
opnemen, selecteer dan (flitser uit - flash off) als de
flitserfunctie. Zie pagina 71 voor meer informatie.
Schakel de automatische spanningsuitschakelfunctie
(Auto Power Off) en de sluimerfunctie (Sleep) (pagina 51)
in om u te beschermen tegen het onnodig verkwisten van
stroom als u vergeet de spanning van de camera uit te
schakelen.
U kunt accustroom besparen door de [DISP] toets te
gebruiken om het beeldscherm uit te schakelen.
VOORBEREIDINGEN
45
Voorzorgsmaatregelen voor de
stroomvoorziening
Merk de volgende voorzorgsmaatregelen op bij het
hanteren of gebruik van de accu en de snelle
oplaadeenheid.
Voorzorgsmaatregelen voor de accu
VEILIGHEIDSVOORZORGSMAATREGELEN
Zorg ervoor de volgende voorzorgsmaatregelen te lezen
voordat u de accu voor de eerste maal in gebruik neemt.
Houdt deze voorzorgsmaatregelen en alle
gebruiksaanwijzingen bij de hand voor latere naslag.
LET OP
De term accu in deze gebruiksaanwijzing slaat op
de CASIO NP-40 oplaadbare lithium-ion accu.
Gebruik enkel de snelle oplaadeenheid (BC-30L) om
de oplaadbare lithium-ion accu NP-40 op te laden.
Gebruik nooit andere oplaadtoestellen.
Accuniveau Hoog Laag
Indicator
Lege accu indicator
Hieronder wordt aangegeven hoe de
accucapaciteitsindicator op het beeldscherm verandert
naarmate meer accustroom wordt gebruikt. De indicator
geeft aan dat de accu vrijwel leeg is. Merk op dat u
beelden mogelijk niet kan opnemen terwijl de indicator
aangeeft. Laad de accu onmiddellijk op wanneer een van
deze indicators verschijnt.
VOORBEREIDINGEN
46
Mocht u ooit één van de volgende omstandigheden
opmerken tijdens het gebruik, het laden of het opslaan
van een accu, koppel hem dan onmiddellijk van de
camera of oplader en houd hem uit de buurt van open
vuur:
Lekken van vloeistof
Afgeven van een vreemde geur
Afgeven van hitte
Verkleuren van de accu
Vervormen van de accu
Andere abnormale omstandigheden bij de accu
Mocht de accu niet volledig opladen binnen de normale
oplaadtijd, stop dan met opladen. Verder opladen kan
het gevaar op oververhitting en brand of explosie in de
hand werken.
Mocht accuvloeistof onverhoeds in uw ogen komen,
dan kan dit ernstige schade toebrengen aan de ogen.
Spoel onmiddellijk uw ogen uit met schoon leidingwater
en raadpleeg daarna uw arts.
Mocht de accu gebruikt worden door jonge kinderen,
zie er dan op toe dat een verantwoordelijke volwassene
de kinderen attent maakt op de voorzorgsmaatregelen
en op de juiste behandelingsaanwijzingen zoals
beschreven in de gebruiksaanwijzing en let erop dat ze
de accu inderdaad op de juiste manier behandelen.
Mocht accuvloeistof onverhoeds op uw kleding of op
uw huid komen, was dan onmiddellijk af met schoon
leidingwater. Langdurig lichamelijk contact met
accuvloeistof kan leiden tot huidirritatie.
Het negeren van de volgende voorzorgsmaatregelen
tijdens het gebruik van de accu kan het gevaar op
oververhitting, brand en ontploffing met zich mee
brengen.
Probeer de accu nooit te gebruiken om een ander
toestel van stroom te voorzien dan deze camera.
Gebruik de accu nooit of laat hem nooit achter bij
open vuur.
Plaats de accu nooit in een magnetron, gooi hem
nooit in het vuur en stel hem niet anderszins bloot
aan hoge temperaturen.
Let erop dat de accu op de juiste wijze (+ en
polen) ingelegd is wanneer u hem in de camera legt
of aan de snelle oplaadeenheid koppelt.
Draag of leg de accu nooit bij voorwerpen die
elektriciteit kunnen geleiden (halskettingen, potlood,
enz.).
Haal de accu nooit uit elkaar, knutsel er niet aan en
stel hem niet bloot aan harde stoten.
Dompel de accu nooit onder in water.
Gebruik de accu nooit en laat hem nooit achter in
het directe zonlicht, in een auto die in de zon
geparkeerd staat of op een andere plaats waar de
temperatuur hoog is.
VOORBEREIDINGEN
47
VOORZORGSMAATREGELEN TIJDENS HET
GEBRUIK
Laad de accu op een plaats op waar de temperatuur
tussen 5°C en 35°C is. Opladen buiten dit
temperatuurbereik kan er de oorzaak van zijn dat het
opladen langer dan gebruikelijk duurt en kan het zelfs
onmogelijk blijken om de accu (volledig) op te laden.
Mocht de accu na volledig opladen maar korte tijd
werken en daarna weer uitgeput zijn, dan heeft de accu
het einde van zijn levensduur bereikt. Vervang hem
door een nieuwe.
Veeg de accu nooit af met verdunner, benzeen, alcohol
of andere vluchtige chemicaliën of chemisch bewerkte
doeken. Dit kan namelijk vervorming van de accu
veroorzaken en leiden tot defecten.
Let er op dat de snelle oplaadeenheid zich altijd op een
vlakke en stabiele ondergrond bevindt wanneer u hem
gebruikt voor het opladen.
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET
OPBERGEN
Bent u niet van plan de camera binnen afzienbare tijd
te gebruiken, verwijder dan de accu. Mocht de accu in
de camera blijven zitten dan zal hij kleine
hoeveelheden stroom afgeven zelfs als de camera is
uitgeschakeld, hetgeen kan leiden tot een lege accu of
de mogelijkheid dat het laden voor het volgende
gebruik langer duurt.
Berg de accu op een koele, droge plaats (20°C of
lager).
GEBRUIK VAN DE ACCU
Bij vervoer van een accu, dient u die ofwel in
opgeladen toestand in de digitale camera te houden of
op te bergen in de doos.
VOORBEREIDINGEN
48
Voorzorgsmaatregelen voor de snelle
oplaadeenheid
Steek de stekker van de
snelle
oplaadeenheid nooit in
een stopcontact waarvan het voltage verschilt van het
op de oplaadeenheid aangegeven voltage. Dit kan
namelijk gevaar op brand, defecten en elektrische
schok met zich meebrengen.
Steek de
snelle
oplaadeenheid nooit in het stopcontact
of haal hem er nooit uit met natte handen Dit kan
namelijk gevaar op elektrische schok met zich
meebrengen.
Steek de
snelle
oplaadeenheid niet in een stopcontact
of verlengsnoer dat gedeeld wordt met andere
apparaten. Dit kan namelijk gevaar op brand, defecten
en elektrische schok met zich meebrengen.
Tijdens het gebruik kan de
snelle
oplaadeenheid ietwat
warm worden. Dit is normaal en duidt niet op een
defect.
Trek de snelle oplaadeenheid uit het stopcontact
wanneer u hem niet gebruikt.
Werking op netspanning
U dient de los verkrijgbare netadapter (AD-C40) aan te
schaffen om de camera op netspanning te laten werken.
1.
Sluit het netsnoer aan op de netadapter.
2.
Open het deksel van het aansluitingspaneel
en sluit de netadapter aan op de aansluiting
die aangeduid wordt als [DC IN]
(gelijkspanningsingang).
VOORBEREIDINGEN
49
3.
Steek de netstekker in het stopcontact.
[DC IN]
(gelijkspanningsingang)
Stekker
Deksel van het
aansluitingspaneel
Netsnoer
Netadapter
Gebruik van een netadapter in een ander
land
De netadapter kan gebruikt worden met elke
voedingsbron van 100V tot 240V wisselstroom. Bent u
van plan de netadapter in het buitenland te gebruiken dan
wordt het aan u overgelaten om het geschikte netsnoer
aan te schaffen dat past bij het stopcontact van dat land.
VOORBEREIDINGEN
50
Voorzorgsmaatregelen voor de netadapter
Schakel altijd de spanning van de camera uit voordat u
de aansluiting met de netadapter tot stand brengt of
verbreekt.
Schakel altijd de spanning van de camera uit voordat u
de aansluiting met de netadapter verbreekt zelfs als er
een accu geïnstalleerd is in de camera. Doet u dat niet
dan zal de camera zichzelf automatisch uitschakelen
wanneer u de aansluiting met de netadapter verbreekt.
Daarnaast loopt u ook gevaar dat de camera beschadigd
raakt als u de aansluiting van de netadapter verbreekt
zonder eerst de spanning uitgeschakeld te hebben.
Na lang gebruik kan de netadapter warm worden. Dit is
normaal en geen reden tot ongerustheid.
Schakel de camera uit en trek de netadapter uit het
stopcontact na gebruik van de camera.
De camera schakelt automatisch over naar werking op
netspanning wanneer de netadapter op de camera
aangesloten wordt.
Gebruik altijd de netadapter om de camera van stroom te
voorzien wanneer deze op een PC aangesloten is.
Bedek de netadapter nooit met een deken of een andere
afdekking. Dit breng namelijk het gevaar op brand met
zich mee.
In- en uitschakelen van de camera
Druk op de spanningstoets om de camera in en uit te
schakelen. Bij indrukken van de spanningstoets om de
spanning in te schakelen gaat de groene bedrijfsindicator
knipperen. Druk nogmaals op de spanningstoets om de
camera uit te schakelen.
BELANGRIJK!
Mocht de spanning uitgeschakeld worden door de
automatische stroomonderbreker druk dan op de
spanningstoets om de spanning opnieuw in te
schakelen.
Bij inschakelen van de camera terwijl de
functiedraairegelaar ingesteld staat op een
opnamefunctie (REC), komt de lens van de camera
naar buiten. Let erop dat er zich niets voor de
camera bevindt dat door de lens kan worden geraakt
wanneer u de camera inschakelt.
Groene bedrijfsindicator
Spanningstoets
VOORBEREIDINGEN
51
Configureren van de
stroomspaarinstellingen
U kunt de hieronder beschreven instellingen configureren
om accustroom te besparen.
Sluimer (Sleep) :
Schakelt automatisch het beeldscherm uit als als u
geen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd tijdens
een opnamefunctie (REC). Het beeldscherm wordt
opnieuw ingeschakeld als u op willekeurig welke toets
drukt.
Automatische stroomonderbreker (Auto Power Off) :
Schakelt de spanning uit als u geen bediening uitvoert
voor een bepaalde tijd.
1.
Schakel de camera in.
2.
Druk op [MENU].
3.
Gebruik [] en [] om de Set Up (instelling)
tab te selecteren.
4.
Gebruik [] en [] om de functie te selecteren
waarvan u de instelling wilt configureren en
druk daarna op [].
5.
Verander m.b.v. [] en [] de momenteel
geselecteerde instelling en druk daarna op [SET].
Er zijn vier sluimer instellingen beschikbaar: 30
sec, 1 min, 2 min en Off (uit).
Beschikbare instellingen voor de automatische
stroomonderbreker zijn: 2 min en 5 min.
Merk op dat de sluimerfunctie niet werkt tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
Het beeldscherm wordt onmiddellijk weer
ingeschakeld als op een willekeurige toets wordt
gedrukt terwijl de sluimerfunctie ingeschakeld is.
Terwijl de camera aangesloten is op een computer of
televisietoestel via de USB/AV poort
Terwijl de camera aangesloten is op een
computer of televisietoestel via de USB/AV poort.
Terwijl een slideshow aan de gang is
Tijdens het weergeven van een
spraakopnamebestand
Tijdens het weergeven van een film
Zie Gebruik van de in-beeld menus (pagina 52)
voor informatie hoe de menus worden gebruikt.
Configureren van deze functie:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
Selecteer deze instelling:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
VOORBEREIDINGEN
52
Gebruik van de in-beeld menus
Bij indrukken van de [MENU] toets worden menus
verkregen op het beeldscherm die u kunt gebruiken voor
het uitvoeren van verschillende bedieningshandelingen.
Het menu dat verschijnt hangt af van of een opnamefunctie
(REC) of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is. Het
volgende toont een voorbeeld van een menuprocedure
gebruikt wordt tijdens de snapshotfunctie.
1.
Schakel de spanning
in en zet de
functiedraairegelaar
op .
Wilt u in plaats daarvan
de weergavefunctie
(PLAY) inschakelen, zet
de functiedraairegelaar
op .
Functiedraairegelaar
2.
Druk op [MENU].
[MENU]
[
][
][
][
]
[SET]
Instellingen
Tab
Selectiecursor
(Toont het momenteel
geselecteerde item)
VOORBEREIDINGEN
53
Bediening van het menubeeldscherm
Wanneer u dit wilt doen:
Beweeg heen en weer tussen
tabs
Beweeg van de tab naar de
instellingen
Beweeg van de instellingen
naar de tab.
Beweeg heen en weer tussen
instellingen.
Toon de opties die
beschikbaar zijn voor de
instelling.
Selecteer een optie.
Voer de instelling uit en verlaat
het menuscherm
Voer de instelling uit en ga
terug naar de tabselectie
Verlaat het menubeeldscherm.
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [].
Druk op [].
Druk op [] en [].
Druk op [] of druk op
[SET].
Druk op [] en [].
Druk op [SET].
Druk op [].
Druk op [MENU]
3.
Druk op [] of [] om de gewenste tab te
selecteren en druk daarna op [SET] om de
selectiecursor van de tab naar de instellingen
te verplaatsen.
4.
Gebruik [] en []
om de functie te
selecteren waarvan u
de instelling wilt
configureren en druk
daarna op [].
In plaats van [] kunt u
ook op [SET] drukken.
5.
Gebruik [] en [] om de momenteel
geselecteerde instelling te veranderen.
Voorbeeld: om het Size
item
(afmetingen) te
selecteren.
VOORBEREIDINGEN
54
6.
Voer één van de volgende handelingen uit om
de geconfigureerde instellingen toe te passen.
Om dit te doen:
Pas de instelling toe en
verlaat het menuscherm.
Pas de instelling toe en ga
terug naar de
functieselectie in stap 4.
Pas de instelling toe en ga
terug naar de tabselectie in
stap 3.
Voer deze toetsbediening uit:
Druk op [SET].
Druk op [].
1.
Druk op [
].
2. Gebruik [
] om terug te gaan
naar de tabselectie.
Zie Menureferentie op pagina 249 voor meer informatie
aangaande menus.
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
Zorg ervoor de volgende instellingen te configureren
voordat u de camera gebruikt om beelden mee op te
nemen.
Displaytaal
Thuisstad
Datumstijl
Datum en tijd
Merk op dat de huidige datum- en tijdinstellingen door de
camera gebruikt worden om de datum en tijd te genereren
die opgeslagen worden samen met de beelddata, enz.
VOORBEREIDINGEN
55
BELANGRIJK!
Worden beelden opgenomen zonder eerst de
klokinstellingen te hebben geconfigureerd dan zal
incorrecte tijdinformatie worden geregistreerd bij de
beelddata. Zorg ervoor de klokinstellingen te
configureren voordat u de camera gebruikt.
Een ingebouwde ondersteuningsaccu houdt de
camera instellingen voor de datum en tijd bij voor
ongeveer twee dagen als de camera niet van stroom
wordt voorzien. De instellingen voor de datum en tijd
worden gewist wanneer de ondersteuningsaccu leeg
raakt. Hieronder volgen de condities wanneer geen
stroom wordt toegevoerd aan de camera.
Wanneer de oplaadbare accu leeg is of van de
camera verwijderd is
Koppel de netadapter los wanneer u de
netadapter gebruikt om de camera van stroom te
voorzien.
Het instelscherm voor de datum en de tijd verschijnt
op het beeldscherm de volgende maal dat u de
camera inschakelt nadat de instellingen voor de
datum en tijd gewist zijn.
Mocht dit het geval zijn, configuur dan de instellingen
voor de datum en tijd opnieuw.
Maakt u een fout tijdens het instellen van de taal of
de klok met de volgende procedure, dan dient u het
menu van de camera te gebruiken om instellingen
van de taal (pagina 197) of de klok (pagina 192)
afzonderlijk te veranderen.
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
1.
Druk op de spanningstoets om de camera in
te schakelen.
2.
Gebruik [], [], [],
en [] om de gewenste
taal te selecteren en
druk dan op [SET].
: Japans
English : Engels
Français : Frans
Deutsch : German
Español : Spaans
Italiano : Italiaans
Português : Portugees
: Chinees (complex)
: Chinees (vereenvoudigd)
: Koreaans
VOORBEREIDINGEN
56
3.
Gebruik [], [], [],
en [] om het
geografische gebied
te selecteren waar u
woont en druk daarna
op [SET].
4.
Gebruik [] en []om
de naam van stad
waar u woont te
selecteren en druk
dan op [SET].
5.
Gebruik [] en [] om de gewenste
zomertijdinstelling (DST) te selecteren en
druk dan op [SET].
Wanneer u dit wilt doen:
Houd de tijd bij d.m.v. de zomertijd
(DST = Daylight Saving Time)
Houd de tijd bij d.m.v. de standaard tijd
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
6.
Gebruik [] en []
om de gewenste
instelling voor het
datumformaat en druk
daarna op [SET].
Voorbeeld: 24 december, 2004
Selecteer dit format:
YY/MM/DD
DD/MM/YY
MM/DD/YY
Om de datum zo te tonen:
04/12/24
24/12/04
12/24/04
VOORBEREIDINGEN
57
8.
Druk op [SET] om de instellingen te
registreren en verlaat daarna het
instelbeeldscherm.
7.
Stel de huidige datum
en tijd in.
Om dit te doen:
Verplaatsen van de cursor tussen
instellingen
Verander de instelling bij de huidige
plaats van de cursor
Overschakelen tussen de 12-uur en
de 24-uur tijdaanduiding.
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [] en [].
Druk op [DISP].
58
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Dit hoofdstuk beschrijft de basisprocedure voor het
opnemen van een beeld.
Opnemen van een beeld
Specificeren van de opnamefunctie
Uw CASIO digitale camera heeft zeven opnamefuncties die
hieronder elk aan bod komen. Gebruik voordat u een beeld
opneemt de functiedraairegelaar om de opnamefunctie te
selecteren die past bij het type beeld dat u probeert op te
nemen.
Snapshotfunctie
BESTSHOT functie
Lensopening prioriteit AE
functie
Sluitersnelheid prioriteit AE
functie
Handmatige belichting
Fimfunctie
Spraakopnamefunctie
Weergavefunctie (PLAY)
Functiedraairegelaar
(Snapshot Mode = snapshotfunctie)
Neem stilbeelden op met deze functie. Dit is de functie die
u gewoonlijk zult gebruiken voor het opnemen van beelden.
(BESTSHOT Mode = beste shotfunctie)
Deze functie maakt het maken van de basisinstelling van de
camera net zo gemakkelijk als het selecteren van het van
toepassing zijnde voorbeelddécor. Selecteer eenvoudigweg
één van de 27 voorbeelddécors en de camera zal automatisch
geconfigureerd worden met de instellingen die nodig zijn om
een gelijksoortig beeld (pagina 113) op te nemen.
(lensopening prioriteit AE functie)
Bij deze functie selecteert u de lensopening en worden de
andere instellingen daarna aangepast en automatisch
ingesteld (pagina 93).
(sluitersnelheid prioriteit AE functie)
Bij deze functie selecteert u de sluitersnelheid en worden
de andere instellingen daarna aangepast en automatisch
ingesteld (pagina 96).
(handmatige belichtingsfunctie)
Met deze functie heft u volledige vrijheid in het instellen
van de lensopening en de sluitersnelheid (pagina 96).
(Movie Mode = filmfunctie)
Neem filmpjes met geluid (pagina 124) op m.b.v. deze
functie.
(Voice Recording Mode = spraakopnamefunctie)
Om alleen geluid op te nemen gebruikt u deze functie
(pagina 128).
59
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
1200N
1200N
1600
1600
10
10
04/
04/
12
12
/24
24
12
12
:
58
58
IN
ISO 80
ISO 80
F2.8
F2.8
1/1000
1/1000
Horizontaal Houd de camera
met beide
handen stil met
uw armen stevig
tegen uw linker-
en rechterzijde
gedrukt.
Verticaal Gebruikt u de
camera verticaal,
houd hem dan
vast met de
flitser boven de
lens. Houd de
camera met
beide handen stil.
Richten van de camera
Gebruik beide handen om de camera stil te houden
wanneer u een beeld aan het opnemen bent. Als u de
camera met slechts één hand vasthoudt, verhoogt dat de
kans op bewegen waardoor u vlekkerig opnamen krijgt.
LET OP
De icoon voor de huidige
opnamefunctie (zoals
voor de snapshotfunctie)
wordt aangegeven op het
beeldscherm.
Snapshotfunctie icoon
60
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Flitser
Microfoon
Lens
Fasedifferentieelsensor
BELANGRIJK!
Let erop dat uw vingers of de riem niet in de weg
zitten van de flitser, microfoon of de lens.
Wanneer u de camera ergens op richt dient u er op
te letten dat uw vinger de fasedifferentieelsensor niet
blokkeert.
LET OP
Het opgenomen beeld zal vlekkerig zijn als u
beweegt terwijl u op de sluitertoets drukt. Druk
zorgvuldig op de sluitertoets. Het is in het bijzonder
van belang wanneer de belichting laag is waardoor
de sluitersnelheid langzamer wordt.
Opnemen van een beeld
Uw camera stelt automatisch de waarden voor de
sluitersnelheid en de lensopening in overeenkomstig de
helderheid van het onderwerp. Her beeld dar u opneemt
wordt in het ingebouwde geheugen van de camera
opgeslagen of op een geheugenkaart als die zich in de
camera bevindt.
Beelden worden opgeslagen op de kaart (pagina 201)
wanneer een los verkrijgbare SD geheugenkaart of een
MultiMediaCard (MMC) in de camera is geladen.
1.
Druk op de
spanningstoets om de
camera in te
schakelen.
Hierdoor verschijnt een
beeld of een boodschap
op het beeldscherm.
Spanningstoets
61
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
2.
Zet de
functiedraairegelaar
op (Snapshot
functie).
Hierdoor wordt de
Snapshotfunctie
ingeschakeld voor het
opnemen van beelden.
3.
Zet het beeld op het
beeldscherm zo op dat
het hoofdonderwerp
zich binnen het
scherpstelkader
bevindt.
Het scherpstelbereik van
de camera hangt af van
de scherpstelfunctie die u
gebruikt (pagina 80).
U kunt beelden opzetten m.b.v. ofwel het
beeldscherm ofwel de optische zoeker (pagina 67).
U kunt bij het gebruik van de optische zoeker voor
het opzetten van beelden de [DISP] toets gebruiken
om het beeldscherm uit te schakelen en op die
manier accustroom sparen.
Functiedraairegelaar
4.
Druk de sluitertoets
halverwege in om op het
beeld scherp te stellen.
Bij halverwege indrukken
van de sluitertoets stelt de
autofocus functie van de
camera automatisch scherp
op het beeld en worden de
sluitersnelheid- en
lensopeningwaarden
getoond. De ISO
gevoeligheidswaarde
verschijnt op dit moment
ook in de display.
U kunt controleren of
scherpgesteld is op het
beeld door naar het
scherpstelkader en de
groene indicator te kijken.
Sluitertoets
Groene bedrijfsindicator
BKT
1200N
1200N
1600
1600
10
10
04/
04/
12
12
/24
24
12
12
:
58
58
IN
ISO 80
ISO 80
F2.8
F2.8
1/1000
1/1000
Scherpstelkader
62
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op het
beeld.
Er is niet scherpgesteld op
het beeld.
Wanneer u dit ziet:
Groen scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
Rood scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator knippert
Werking van de bedrijfsindicator en het
scherpstelkader
5.
Na u ervan te hebben
overtuigd dat scherp is
afgesteld op het beeld,
drukt u de sluitertoets
geheel in om te gaan
opnemen.
Het aantal beelden dat in het geheugen kan worden
opgeslagen hangt af van de beeldgrootte en
beeldkwaliteit instellingen die u gebruikt (paginas
77, 78, 262).
Opname voorzorgsmaatregelen
Open het accudeksel nooit terwijl de groene
bedrijfsindicator aan het knipperen is. Doet u dit toch dan
zal niet enkel het huidige beeld verloren gaan maar
kunnen de reeds in het bestandgeheugen opgeslagen
beelden ook beschadigd raken en kan de camera zelf
defect raken.
Verwijder de geheugenkaart nooit terwijl een beeld
opgenomen wordt op de geheugenkaart.
TL-verlichting knippert met een frequentie die niet
waargenomen kan worden door het menselijk oog. Bij
gebruik van de camera binnenshuis terwijl TL-verlichting
aanstaat, kunt u bepaalde problemen ondervinden met de
helderheid of kleuren van de opgenomen beelden.
De camera stelt haar gevoeligheid automatisch bij aan de
hand van de helderheid van het onderwerp als Auto
(automatisch) is geselecteerd als de ISO
gevoeligheidsinstelling (pagina 133). Dit kan de oorzaak
vormen van digitale storing (korreligheid) bij beelden van
relatief slecht belichte voorwerpen.
De camera verhoogt haar gevoeligheid en gebruikt een
langzamere sluitersnelheid bij het opnemen van een slecht
belicht onderwerp terwijl Auto (automatisch) is geselecteerd
als de ISO gevoeligheidsinstelling (pagina 133). Daarom
dient u zich voor per ongeluk bewegen van de camera te
behoeden als u de flitser uitgeschakeld heeft (pagina 71).
Helder licht dat op de lesn valt kan er de oorzaak van zijn
dat beelden er flets uitzien. Dit komt vooral voor wanneer
beelden buiten in helder zonlicht worden opgenomen. Om
dit te voorkomen kunt u de lens met uw hand afschermen
tegen het felle licht.
Sluitertoets
63
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Aangaande het beeldscherm van de
opnamefunctie
Het tijdens een opnamefunctie (REC) op het beeldscherm
getoonde beeld is een vereenvoudigd beeld voor het
maken van een compositie. Het daadwerkelijke beeld
wordt opgenomen overeenkomstig de
beeldkwaliteitinstellingen die op dat moment geselecteerd
zijn bij uw camera. Het beeld dat in het bestandgeheugen
opgeslagen wordt heeft een veel betere resolutie en beter
detail dan het beeld van het schermbeeld tijdens de
opnamefunctie (REC).
Bepaalde niveaus van helderheid van het onderwerp
kunnen de respons van het beeldscherm tijdens de
opnamefunctie (REC) doen vertragen hetgeen digitale
ruis (korreligheid) veroorzaakt op het beeldscherm.
Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van
zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm
verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD
technologie dat bekend staat als verticale veeg en duidt
niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze
verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het
een snapshot betreft maar wel bij een filmpje (pagina
124).
Aangaande autofocus
Autofocus heeft de neiging niet goed te werken als de
camera bewogen wordt tijdens het opnemen of bij het
opnemen van de onderstaande types onderwerpen.
Effen kleuren of onderwerpen met weinig contrast
Onderwerpen met sterk tegenlicht
Gepoetst metaal of andere helder reflecterende
onderwerpen
Jaloezieën (luxaflex) of andere patronen die zich
horizontaal repeteren.
Meervoudige onderwerpen die zich op verschillende
afstanden van de camera bevinden
Onderwerpen op slecht verlichte plaatsen
Bewegende onderwerpen
Merk op dat een groene bedrijfsindicator en
scherpstelkader niet noodzakelijkerwijze garanderen dat
scherpgesteld is op het resulterende beeld.
Als de autofocus om één of andere reden de gewenste
resultaten niet produceert, probeer dan
scherpstelvergrendeling (pagina 87) of handmatige
scherpstelling (pagina 85).
64
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Voorvertoning van het laatste opgenomen
beeld
Telkens wanneer u een beeld opneemt, slaat de camera
een kopie op in de voorvertoningsbuffer. U kunt de hier
beschreven procedure gebruiken om de inhoud van de
voorvertoningsbuffer zien zonder de opnamefunctie (REC)
te verlaten.
Het laatst opgenomen beeld blijft in de
voorvertoningsbuffer totdat u een ander beeld opneemt,
overschakelt naar de weergavefunctie (PLAY) of de
spanning van de camera uitschakelt.
Om de huidige inhoud van de
voorvertoningsbuffer te zien na
opnemen van een enkel beeld
1.
Druk tijdens een
opnamefunctie (REC) op
de [PREVIEW] toets om de
huidige inhoud van de
voorvertoningsbuffer te
verkrijgen.
[PREVIEW]
2.
Druk nogmaals op de [PREVIEW] toets om
terug te keren naar het opnamefunctiescherm.
BELANGRIJK!
De inhoud van de voorvertoningsbuffer wordt gewist
door één van de volgende bewerkingen.
Uitschakelen van de camera
Veranderen van de instelling van de
functiedraairegelaar.
Er wordt niets in de voorvertoningsbuffer opgeslagen
wanneer u een film opneemt.
65
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Wissen van de inhoud van de
voorvertoningsbuffer na opnemen van
een enkel beeld
BELANGRIJK!
Merk op dat het wissen van het beeld niet ongedaan
kan worden gemaakt. Als u een beeld eenmaal
uitgewist heeft, dan is dat beeld voorgoed verdwenen.
Vergewist u zich er dus van dat u het beeld inderdaad
niet meer nodig heeft voordat u het uitwist.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op de
[PREVIEW] toets om de huidige inhoud van
de voorvertoningsbuffer te verkrijgen.
2.
Druk op [EX ] terwijl het voorvertoningsbeeld
zich op het display bevindt.
3.
Selecteer Delete (wissen) m.b.v. [] en []
als respons op de bevestigingsboodschap die
verschijnt.
Selecteer Cancel (annuleren) om de wisbewerking
te annuleren zonder iets te doen.
4.
Druk op [SET].
Hierdoor wordt het beeld gewist en wordt
teruggekeerd naar het opnamefunctiescherm (REC).
Oriëntatiesensor
De camera heeft een oriëntatiesensor die signaleert of de
camera horizontaal (de normale oriëntatie) of verticaal
gehouden wordt wanneer u een beeld opneemt. Informatie
betreffende de oriëntatie van de camera wordt samen met
de beelddata opgenomen zodat het beeld op de juiste
manier kan worden weergegeven.
Wanneer u beelden opstuurt naar een computer m.b.v.
Photo Loader applicatie (pagina 241), signaleert Photo
Loader tevens de oriëntatie van elk beeld en geeft het weer
op de juiste wijze.
66
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
20°
20°
BELANGRIJK!
Om een juiste werking van de oriëntatiesensor te
waarborgen dient u de volgende punten op te
merken.
Houd de camera tijdens het opnemen stil.
Bewegen van de camera tijdens het opnemen kan
problemen veroorzaken bij de werking van de
oriëntatiesensor.
Bij het opnemen van een beeld met portret
(verticale) oriëntatie dient u er op te letten dat de
camera recht op staat, d.w.z. 90 graden ten
opzicht van horizontaal. Er kan een foutlezing
optreden bij de oriëntatiesensor als de camera
met een hoek van meer dan 20 graden van
verticaal gehouden wordt.
Als u de camera verticaal vasthoudt, houd dan de
flitser boven de lens.
60°
60°
De oriëntatiesensor kan mogelijk ook niet goed
werken als de camera bij een hoek naar voren of
achteren gehouden wordt. Een foutlezing door de
oriëntatiesensor kan optreden als de hoek meer
dan 60 graden naar voren of achteren is.
Merk op dat de oriëntatiesensor niet werkt tijdens
de filmfunctie (Movie).
67
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
BKT
Gebruiken van de optische zoeker
U kunt batterijstroom uitsparen door het monitorscherm van
de camera uit te schakelen (pagina 34) en de optische
zoeker te gebruiken voor het componeren van beelden.
BELANGRIJK!
Het zichtbare kader dat door de zoeker wordt
getoond toont het beeld dat opgenomen zou worden
op een afstand van ongeveer 1 meter. Bij opnemen
van een onderwerp dat zich op een afstand van
minder dan 1 meter bevindt, zal het opgenomen
beeld lager zijn dan wat u kunt zien binnen het kader
van de zoeker.
Gebied dat
zichtbaar is in
de zoeker
Gebied dat
opgenomen wordt
bij afstanden van
korter dan een
meter
Daar het beeldscherm precies toont wat er
opgenomen wordt, kunt u dit het beste altijd
gebruiken wanneer u beelden samenstelt tijdens de
macro- en handmatige scherpstelfuncties.
Zoeker
68
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Gebruiken van de zoom
Uw camera is uitgevoerd met twee types zoom: optische
zoom en digitale zoom. Gewoonlijk schakelt de camera
automatisch over naar digitale zoom nadat u de maximum
grens voor optische zoom overschrijdt. U kunt echter de
camera configureren om digitale zoom zonodig uit te
schakelen.
Optische zoom
Het optische zoombereik is 1X tot 4X
1.
Verschuif tijdens de
opnamefunctie (REC)
de zoomregelaar om
de zoomfactor te
veranderen.
Druk op deze zijde van de
zoomregelaar:
(Groothoek)
(Telefoto)
Om dit te doen:
Uitzoomen
Inzoomen
Zoomregelaar
2.
Voer beeldcompositie uit en druk dan op de
sluitertoets.
LET OP
De optische zoomfactor heeft ook invloed op de
lensopening.
Het wordt aanbevolen een statief te gebruiken om te
behoeden voor handbewegingen bij het gebruiken
van de telefotostand (inzoomen).
U kunt de digitale zoominstelling veranderen tijdens
opnemen van een film maar niet de optische
zoominstelling. Let er op dat u de optische
zoominstelling selecteert voordat u op de sluitertoets
drukt om het opnemen van een filmpje te starten.
Wanneer u tijdens opname met de macrofunctie
(pagina 84) of handmatig scherpstellen (pagina 85)
een optische zoombewerking uitvoert, verschijnt een
waarde op het beeldscherm om u het
scherpstelbereik mee te delen.
InzoomenUitzoomen
69
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
1X 4X 16X
Zoomaanwijzer
Optisch/di
g
itaal overschakelpunt
Optisch zoombereik
D
igitaal
zoombereik
Digitale zoom
De digitale zoomfunctie vergroot op digitale wijze het deel
van het beeld dat zich in het midden van het beeldscherm
bevindt. Het bereik van de digitale zoom is 4X 16X
(in combinatie met optische zoom).
BELANGRIJK!
De digitale zoomfunctie werkt niet wanneer het
beeldscherm uitgeschakeld is (pagina 34).
Bij uitvoeren van een digitale zoombewerking
manipuleert de camera de beelddata om het midden
van het beeld te vergroten. In tegenstelling tot
optische zoom, ziet een beeld dat vergroot is met
digitale zoom er groffer uit dan het origineel.
Opnemen van een beeld d.m.v. digitale zoom
1.
Houd tijdens een
opnamefunctie (REC)
de zoomregelaar in de
richting van de
(telefoto) / kant
gedrukt.
Hierdoor verschijnt de
zoomindicator in de
display.
2.
Bij het bereiken van het optische/digitale
overschakelpunt stopt de zoomaanwijzer.
Zoomindicator
Digitale zoomindicator
70
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Het bovenstaande toont hoe de zoomindicator er uit
ziet wanneer de digitale zoomfunctie ingeschakeld is.
Het digitale zoomindicator wordt niet getoond
wanneer de digitale zoomfunctie is uitgeschakeld.
3.
Laat de zoomregelaar even los en schuif hem
in de richting van de (telefoto) / kant
om de zoomaanwijzer tot binnen het digitale
zoombereik te verplaatsen.
De zoomaanwijzer stopt ook wanneer u de aanwijzer
terugverplaatst naar het overschakelpunt om weer
terug te gaan naar het digitale zoombereik. Laat de
zoomregelaar even los en schuif hem opnieuw in de
richting van (groothoek) / kant om de
zoomaanwijzer tot binnen het digitale zoombereik te
verplaatsen.
4.
Voer compositie uit van het beeld en druk op
de sluitertoets.
In- en uitschakelen van de digitale
zoomfunctie
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab m.b.v. []
en [].
3.
Selecteer Digital Zoom m.b.v. [] en [] en
druk daarna op [].
4.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk op [SET].
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Of (uit)
Om dit te doen:
Inschakelen van de digitale
zoomfunctie
Uitschakelen van de digitale
zoomfunctie
Alleen het optische zoombereik wordt aangegeven
door de zoomniveau indicator wanneer de digitale
zoomfunctie uitgeschakeld is.
71
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Gebruiken van de flitser
Voer de volgende stappen uit om de flitserfunctie te
selecteren die u wilt gebruiken.
Het geschatte effectieve bereik van de flitser is hieronder
gegeven.
Groothoek: 0,4 meter 3,6 meter
(ISO gevoeligheid: automatisch)
Telefoto: 0,4 meter 2,5 meter
(ISO gevoeligheid: automatisch)
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Druk op [ ] om de flitserfunctie te selecteren.
Telkens bij indrukken van [ ] wordt naar de
volgende instelling van de flitserfunctie doorgegaan
zoals aangegeven in het beeldscherm hieronder.
Flitserfunctie indicator
[ ]
3.
Neem het beeld op.
BELANGRIJK!
Het beeld kan mogelijk niet worden opgenomen als u
op de sluitertoets drukt terwijl de flitser opgenomen
wordt (hetgeen aangegeven wordt door de
knipperende bedrijfsindicator).
Door de flitser te gebruiken terwijl Auto
(automatisch) geselecteerd is als de ISO
gevoeligheidsinstelling wordt de gevoeiligheid
verhoogd waardoor grote hoeveelheden digitale ruis
in beeld kunnen verschijnen. U kunt de digitale ruis
reduceren door een lagere instelling voor de ISO
gevoeligheid te reduceren. Merk echter op dat dit
ook als nevenwerking het verkorten van het
flitserbereik (het bereik dat bestreken wordt door de
flitser) heft (pagina 133).
Om dit te doen:
Laat de flitser automatisch flitsen wanneer dit
nodig is (Auto Flash - automatisch flitsen).
Schakel de flitser uit (Flash Off - Flitser uit).
Altijd flitsen (Flash On - flitser aan).
Voer een voorflits uit gevolgd door
beeldopname met flits, hetgeen het gevaar
op rode ogen in het beeld reduceert (rode
ogen-effect vermindering).
In dit geval flitst de flitser automatisch
wanneer dat nodig is.
Selecteer
deze instelling:
None (geen)
72
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Aangaande vermindering van het rode ogen
-effect
Wanneer gebruik gemaakt van de flitser om s nachts of in
een slecht verlichte kamer op te nemen, kan dit rode
vlekken veroorzaken in de ogen van de mensen in beeld.
Dit gebeurt doordat het licht van de flitser weerkaatst tegen
het netvlies van de ogen. Wanneer rode ogen-effect
vermindering wordt geselecteerd als flitserfunctie, voert de
camera twee voorflitsen uit, de eerste om de iris in de ogen
van de mensen in beeld te doen sluiten en de tweede voor
werking van de autofocus. Deze twee voorflitsen worden
dan gevolgd door de flits die gebruikt wordt voor het
opnemen van het beeld.
BELANGRIJK!
Merk de volgende punten op voor rode ogen-effect
vermindering.
De functie voor de rode ogen-effect vermindering
werkt niet tenzij de mensen in beeld direct naar de
camera kijken tijdens de voorflits. Roep voordat u op
de sluitertoets drukt naar de onderwerpen zodat ze
allen naar de camera kijken terwijl het voorflitsen
wordt uitgevoerd.
De rode ogen-effect vermindering werkt niet goed als
de onderwerpen zich ver van de camera bevinden.
Flitsereenheid status
U kunt de huidige flitseenheid status opzoeken door de
sluitertoets halverwege in te drukken en het beeldscherm
en de rode bedrijfsindicator te checken.
* Rode bedrijfsindicator
Betekent dat:
De flitseenheid aan het opladen is
De flitseenheid klaar is om te flitsen
Wanneer de rode
bedrijfsindicator:
Klippert
Brandt
BKT
Rode bedrijfsindicator
*
De indicator wordt ook
in het beeldscherm
getoond wanneer de flitser
klaar is om de flitsen.
73
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
LET OP
De flitsintensiteit verandert mogelijk niet wanneer het
onderwerp zich te ver van of te dicht bij de camera
bevindt.
Veranderen van de flitsintensiteit instelling
Voer de volgende stappen uit om de flitsintensiteit instelling
te veranderen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC tab m.b.v. [] en [].
3.
Selecteer Flash Intensity (flitsintensiteit)
m.b.v. [] en [] en druk daarna op [].
4.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Om de flitsintensiteit op
deze manier te veranderen:
Sterker
Normaal
Zwakker
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
1
2
Gebruik van de flitserassistent
(Flash Assist)
Wanneer een onderwerp opgenomen wordt dat zich buiten
het bereik van de flitser bevindt, kan dat onderwerp er
donker uitzien op het resulterende beeld omdat niet
genoeg licht van de flitser het onderwerp belichtte. Mocht
dit gebeuren dan kunt de flitserassistent gebruiken om de
helderheid van het opgenomen onderwerp te corrigeren
zodat het lijkt alsof de belichting door de flitser voldoende
was.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab m.b.v. []
en [].
Flitserassistent wordt
niet gebruikt
Flitserassistent wordt
wel gebruikt
74
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Voorzorgsmaatregelen voor de flitser
Let erop dat uw vingers de
flitser niet blokkeren terwijl u
de camera vasthoudt.
Afdekken van de flitser zal het
effect grotendeels teniet doen.
U kunt de gewenste resultaten mogelijk niet verkrijgen
met de flitser als het onderwerp zich te ver weg of juist te
dicht bij bevindt.
De flitser heeft ergens tussen enkele seconden en 10
seconden nodig om zich volledig op te laden nadat hij
geflitst heeft. De werkelijke tijd hangt af van het
accuniveau, de temperatuur en andere omstandigheden.
De flitser werkt niet bij opname met de volgende standen
en functies ingeschakeld: oneindig ( ) scherpstelfunctie
(pagina 85), doorlopende sluiter (pagina 100),
automatische klassering (pagina 105), filmfunctie (Movie,
pagina 124). De (flitser uit) icoon op het beeldscherm
geeft aan dat de flitser uitgeschakeld is.
Flitser
3.
Selecteer Flash Assist (flitserassistent)
m.b.v. [] en [] en druk op [].
4.
Selecteer Auto (automatisch) m.b.v. [] en
[] en druk op [SET].
Door van Off (uit) te selecteren wordt de
flitserassistent uitgeschakeld.
BELANGRIJK!
De flitserassistent kan bij bepaalde types
onderwerpen niet de gewenste resultaten opleveren.
De flitserassistent kan mogelijk weinig effect hebben
op uw beeld als u één van de volgende instellingen
veranderde terwijl u aan het opnemen was.
Flitssterkte (pagina 73)
Belichtingscompensatie (EV verschuiving)
(pagina 88)
ISO gevoeligheid (pagina 133)
Contrast (pagina 137)
75
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
De flitsereenheid kan zich mogelijk niet geheel opladen
als de accuspanning laag is. Als de accuspanning laag is,
wordt dit aangegeven door (Flash Off - flitser uit) in
het beeldscherm en wanneer de flitser niet goed flitst
hetgeen een slechte belichting van het beeld tot gevolg
zal hebben. Mochten dergelijk symptomen te bespeuren
zijn, laad dan de accu van de camera zo snel mogelijk op.
Als de flitser uitgeschakeld is ( ) , bevestig dan de
camera op een statief om beelden op te nemen op een
plaats waar de hoeveelheid beschikbare belichting aan
de lage kant is. Het opnemen van beelden bij weinig
belichting zonder flits kan leiden tot digitale ruis waardoor
de beelden er groffer uitzien.
Bij selectie de van rode ogen-effect verminderingsfunctie
( ) wordt de flitsintensiteit automatisch bijgesteld in
overeenstemming met de belichting. De flitser kan
mogelijk in het geheel niet flitsen wanneer het onderwerp
reeds helder verlicht is.
Het gebruik van de flitser in combinatie met een andere
lichtbron (daglicht, TL verlichting, enz.) kan leiden tot
abnormale kleuren van het beeld.
Gebruiken van de zelfontspanner
Met de zelfontspanner kunt u een vertraging van 2
seconden of 10 seconden selecteren voordat de
zelfontspanningsfunctie in werking treedt nadat u op de
sluitertoets drukt. Met de drievoudige zelfontspanner kunt u
de zelfontspanner drie maal achtereenvolgens laten
werken om drie beelden op te nemen.
1.
Gebruik [ ] tijdens
de opnamefunctie
(REC) om door de
beschikbare
zelfontspannerstanden
te circuleren.
Telkens bij indrukken
van [ ] wordt naar de
volgende instelling van
de zelfontspannerfunctie
gecirculeerd in de
onderstaande volgorde,
hetgeen aangegeven
wordt op het
beeldscherm.
Zelfontspanner instelling
76
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Om dit te doen:
Schakel de zelfontspanner uit
Specificeer een 10 seconden
zelfontspanner
Specificeer een 2 seconden zelfontspanner
Specificeer een drievoudige zelfontspanner
Specificeer de zelfontspanner uitgeschakeld
voor afstandsbediening (pagina 146).
Specificeer de 2 seconden zelfontspanner
voor bediening m.b.v. de
afstandsbediening (pagina 146).
Selecteer deze
instelling:
Geen icoon
wordt getoond.
10
s
2
s
x3
2s
Met de drievoudige zelfontspanner neemt de camera
een serie van drie beelden op in de hieronder
beschreven volgorde.
1. De camera telt voor 10 seconden af en neemt
dan het eerste beeld op.
2. De camera bereidt zich voor om het volgende
beeld op te nemen. De hoeveelheid tijd benodigd
voor die voorbereiding hangt af van de huidige
Size (afmetingen) en Quality (kwaliteit)
instellingen, het type geheugen (ingebouwd of
een geheugenkaart) dat u gebruikt voor het
opslaan van het beeld en of de flitser al dan niet
opgeladen dient te worden.
2.
Neem het beeld op.
Bij indrukken van de
sluitertoets gaat de
zelfontspannerindicator
knipperen terwijl de
timer blijft aftellen en de
sluiter ontspant zich
nadat de zelfontspanner
het aftellen heeft
voltooid.
U kunt het aftellen van
de zelfontspanner stop
zetten door op de
sluitertoets te drukken
terwijl de
zelfontspannerindicator
aan het knipperen is.
Zelfontspannerindicator
3. Nadat de voorbereiding voltooid is, verschijnt
1sec op het beeldscherm en het volgende beeld
wordt dan 1 seconde later opgenomen.
4. De stappen 2 en 3 herhalen zich nogmaals om
het derde beeld op te nemen.
77
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
LET OP
De 2 sec instelling voor de zelfontspanner is het
beste voor het opnemen met een langzame
sluitersnelheid omdat het helpt bij het voorkomen
van vlekkerige beelden doordat de camera wordt
bewogen.
De volgende functies zijn niet beschikbaar voor
gebruik samen met de drievoudige zelfontspanner.
BULB (paginas 95, 96), doorlopende sluiter (pagina
100), automatische klassefunctie (pagina 105),
Coupling Shot (pagina 117), Pre-shot (pagina 119)
Specificeren van de beeldgrootte
Beeldgrootte is de grootte van het beeld uitgedrukt als het
aantal verticale en horizontale beeldpunten. Een
beeldpunt is één van de vele kleine puntjes die samen het
beeld vormen. Meer beeldpunten geven meer details
wanneer een beeld wordt afgedrukt maar een groter aantal
beeldpunten is er ook de oorzaak van dat het beeldbestand
groter is en meer geheugen in beslag neemt. U kunt een
beeldgrootte selecteren die voldoet aan uw behoefte voor
een gedetailleerder beeld of een kleiner bestandformaat.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de REC (opname) tab
te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om Size (afmetingen) te
selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om het gewenste
beeldformaat te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Bij het selecteren van de beeldgrootte (het
beeldformaat), zullen de beeldgroottewaarde (aantal
beeldpunten) en het corresponderende
afdrukformaat beurtelings worden weergegeven. Het
afdrukformaat geeft het optimale papierformaat aan
waarop u een beeld kunt afdrukken voor het door u
geselecteerde beeldformaat.
78
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Afdrukformaat
A3 Print
A3 Print (3:2 horizontaal-
verticaal verhouding)
A4 Print
×
7˝ Print
3.5˝
×
5˝ Print
E-mail (optimaal format bij
toevoegen van een beeld
bijlage aan E-mail
Groter
Kleiner
Beeldgrootte/
beeldformaat
3072
×
2304
3072
×
2048
(3:2)
2304
×
1728
1600
×
1200
1280
×
960
640
×
480
De aangegeven afmetingen zijn enkel ruwe
benaderingen.
De bovenstaande papierformaten geven alle
benaderingen van waarden bij het afdrukken bij een
resolutie van 200dpi (dots per inch = punten per inch).
Gebruik een hogere instelling als u met een hogere
resolutie wilt afdrukken of wanneer u een groter formaat
afdruk wilt maken.
Door de “3072
×
2048 (3:2)” beeldgrootte te selecteren
worden beelden opgenomen met een 3:2 (horizontaal :
verticaal) breedte-hoogte verhouding, die optimaal is voor
het afdrukken op papier met een 3:2 breedte-hoogte
verhouding.
Specificeren van de beeldkwaliteit
Door een beeld te comprimeren voordat u het opslaat kan
dit de kwaliteit aantasten. Hoe meer een beeld wordt
gecomprimeerd des te groter het verlies in kwaliteit. De
beeldkwaliteitinstelling specificeert de
compressieverhouding die gebruikt wordt wanneer een
beeld in het geheugen wordt opgeslagen. U kunt een
beeldkwaliteitinstelling selecteren die aan uw behoefte voor
een hogere kwaliteit of een kleiner bestandformaat voldoet.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de REC (opname) tab
te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om Quality (kwaliteit) te
selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
79
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
BELANGRIJK!
De werkelijke bestandsgrootte hangt af van het type
beeld dat u opneemt. Dat betekent dat de resterende
beeldcapaciteit die in het beeldscherm aangegeven
wordt niet precies klopt (pagina’s 30, 262).
Het kost meer tijd om een TIFF beeld (zonder
compressie) op te slaan dan een JPEG
(gecomprimeerd) beeld.
Bij het opnemen van een TIFF beeld wordt tevens
een JPEG versie in fijnformaat (FINE) opgeslagen
van hetzelfde beeld. De versie in fijnformaat (FINE)
is het beeld dat verschijnt op het beeldscherm van
de camera wanneer u een beeld in de display ziet
met de weergavefunctie (PLAY).
Bij een TIFF beeld kunnen de afmetingen niet
aangepast worden (pagina 160), het kan niet worden
bijgeknipt (pagina 161) en het kan niet worden
gekopieerd (pagina 204). Al deze bewerkingen
moeten uitgevoerd worden bij JPEG beelden.
U kunt TIFF beelden niet oversturen naar een
computer met de gebundelde Photo Loader
applicatie (pagina 241). Volg in plaats daarvan de
procedure onder “Bekijken van beelden met een
computer” (pagina 216).
Hogere
kwaliteit
Lagere
kwaliteit
TIFF
Fine (Fijn)
Normal
(Normaal)
Economy
(Economisch)
Opnemen van beeld zonder
compressie
Hoge kwaliteit, groot
bestandformaat
Normale beeldkwaliteit en
normal bestandformaat
Lage beeldkwaliteit, klein
bestandformaat
Om dit te verkrijgen: Selecteer deze instelling:
80
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Dit hoofdstuk beschrijft de andere indrukwekkende
kenmerken en functies die beschikbaar staan voor het
opnemen.
Selecteren van de scherpstelfunctie
U kunt vijf verschillende scherpstelfuncties selecteren: Auto
Focus (autofocus = automatisch scherpstellen), Macro
(groothoek), Infinity (oneindig), Manual (handmatig) en Pan
Focus (panfocus).
BELANGRIJK!
Panfocus kan enkel tijdens de filmfunctie (Movie)
worden gebruikt. U kunt panfocus tijdens geen
enkele andere opnamefunctie (REC) gebruiken.
Selecteer deze
instelling:
Geen
*
Om de camera in te stellen om dit te
doen:
Automatisch scherpstellen (Autofocus)
Close-up scherpstelling uitvoeren (Macro)
Stel de brandpuntsafstand vast in
(Pan Focus)
Scherpstellen op oneindig (oneindig)
Met de hand scherpstellen
(handmatig scherpstellen)
Scherpstelfunctie indicator
1.
Druk [ ] in tijdens een
opnamefunctie (REC).
Telkens bij indrukken van
[ ] wordt naar de
volgende instelling van
de scherpstelfunctie
doorgegaan.
* De PF (panfocus) instelling is enkel beschikbaar
tijdens de filmfunctie (Movie).
[ ]
81
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van autofocus
In het Engels betekent het woord focus scherpstellen, dus
Auto Focus betekent automatisch scherpstellen - we zullen
in deze gebruiksaanwijzing echter de technische term
autofocus aanhouden. Werking van autofocus begint
wanneer u de sluitertoets halverwege indrukt. Het bereik
van autofocus is als volgt.
Bereik: Ca. 40cm
1.
Houd [ ] ingedrukt totdat de focusindicator
uit de display is verdwenen.
Groene bedrijfsindicator
Wanneer u dit ziet:
Groen scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
Rood scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator knippert
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op
het beeld.
Er is niet scherpgesteld
op het beeld.
3.
Druk de sluitertoets nu geheel in om het beeld
op te nemen.
2.
Voer compositie van
het beeld zodanig uit
dat hoofdonderwerp
zich binnen het
scherpstelkader
bevindt en druk
vervolgens de
sluitertoets halverwege
in.
U kunt controleren of op
het beeld scherpgesteld is
door het scherpstelkader
en de groene
bedrijfsindicator te
bekijken.
1200N
1200N
1600
1600
10
10
04/
04/
12
12
/24
24
12
12
:
58
58
IN
ISO 80
ISO 80
F2.8
F2.8
1/1000
1/1000
Scherpstelkader
82
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Specificeren van het bereik van autofocus
U kunt de volgende procedure gebruiken om het
autofocusbereik te veranderen tijdens de autofocusfunctie
en de macrofunctie. Merk op dat de configuratie van het
scherpstelkader verandert in overeenstemming met het
door u geselecteerde autofocusbereik.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer AF Area (autofocusbereik) op de
REC (opname) tab en druk vervolgens op
[].
3.
Gebruik [] en [] om het gewenste
autofocusbereik te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
LET OP
Wanneer Hybrid geselecteerd is als de
autofocusfunctie (pagina 134) zal bij geheel
indrukken van de sluitertoets zonder pauze
halverwege snelle autofocus met alleen de
fasedifferentiaalsensor worden uitgevoerd. Merk
echter op dat snelle autofocus minder betrouwbaar is
dan regelementaire autofocus waarbij u de
sluitertoets halverweg indrukt en dan pauzeert.
Behalve wanneer u snel scherpstellen met een
snelle respons absoluut nodig heeft, wordt het
aanbevolen dat u de sluitertoets gewoonlijk
halverwege indrukt en dan even wacht totdat de
autofocusfunctie klaar is met zijn werk voordat u de
sluitertoets geheel indrukt om op te nemen.
De camera schakelt automatisch over naar het
bereik van de macrofunctie (pagina 84) wanneer het
niet mogelijk is goed scherp te stellen omdat het
onderwerp zich dichter bij bevindt dan mag voor het
bereik van Auto Focus (automatische scherpstelling).
83
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Spot (puntmeten)
Multi (multipatroon meting)
ScherpstelkaderScherpstelkader
Free (Vrij)
[SET]
Scherpstelkader
Scherpstelpunt
Voor dit type autofocusbereik:
Bijzonder beperkt bereik in het midden
van het scherm.
De instellingen werken goed met
scherpstelvergrendeling (pagina 87).
Automatische keuze van het
scherpstelbereik waar het onderwerp zich
het dichtst bij de camera bevindt.
Bij deze stand verschijnt er op het
beeldscherm eerst een scherpstelkader
met zeven scherpstelpunten. Wanneer u
de sluitertoets halverwege indrukt, kiest
de camera automatisch het
scherpstelpunt waar het onderwerp zich
het dichtst bij de camera bevindt en op
dat punt verschijnt ook een
scherpstelkader.
Deze instelling werkt goed voor het
maken van groepfotos.
Vrije verplaatsing van het scherpstelpunt
Door deze instelling te selecteren wordt het
scherpstelpunt aanvankelijk in het midden
van het beeldscherm getoond. Daarna kunt
u het naar de gewenste plaats verplaatsen
d.m.v. de [], [], [] en [] toetsen. Druk
vervolgens op [SET] om het scherpstelkader
op dat moment weer te geven.
Door Free (vrij) te selecteren wordt
automatisch overgeschakeld van autofocus
(AF) naar contrastfocus (pagina 134).
Selecteer deze
instelling:
Spot
(puntmeten)
Multi
(multipatroon
meting)
Free (Vrij)
84
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van de macrofunctie
De macrofunctie laat u automatisch scherpstellen op close-
up onderwerpen. Het automatische scherpstellen begint
wanneer u de sluitertoets halverwege indrukt. Hieronder
volgen benaderingen van de scherpstelbereiken tijdens de
Macro functie.
Bereiken: 10 50 cm bij de groothoekstand
40 50 cm bij de telefotostand
1.
Druk op [ ] om door de instellingen van de
scherpstelfunctie te circuleren totdat
aangegeven wordt als de indicator van de
scherpstelfunctie.
2.
Neem het beeld op.
Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is
door het scherpstelkader en de groene
bedrijfsindicator te bekijken. De aanduidingen van
het scherpstelkader en de groene bedrijfsindicator
zijn hetzelfde als bij de autofocus functie.
BELANGRIJK!
Het gebruik van de flitser samen met een groothoek
zoom of met de macrofunctie kan er de oorzaak van
zijn dat het licht van de flitser geblokkeerd raakt
hetgeen ongewenste schaduwen kan produceren in
het resulterende beeld.
LET OP
Wanneer de macrofunctie niet goed kan
scherpstellen omdat het onderwerp te ver weg is, zal
de camera automatisch overschakelen naar het
scherpstelbereik van de autofocus (pagina 81).
Wanneer u tijdens het opnemen met de macrofunctie
een optische zoombewerking (pagina 68) uitvoert,
verschijnt een waarde op het beeldscherm zoals
hieronder is aangegeven om het scherpstelbereik
mee te delen.
Voorbeeld: 10 cm - 50 cm
85
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1.
Druk op [] ( ) om
door de instellingen
van de
scherpstelfunctie te
circuleren totdat
aangegeven wordt als
de indicator van de
scherpstelfunctie.
Op dit ogenblik verschijnt
er ook een kader in de
display om het gedeelte
van het beeld aan te
geven dat gebruikt wordt
voor handmatig
scherpstellen.
Gebruik van de oneindig-functie
De oneindig functie zet de scherpstelling vast op oneindig
(). Gebruik deze functie voor het opnemen van
landschappen en van andere beelden die zich op grote
afstand bevinden.
1.
Druk op [] ( ) om door de instellingen van
de scherpstelfunctie te circuleren totdat
aangegeven wordt als de indicator van de
scherpstelfunctie.
2.
Neem het beeld op.
Gebruik van handmatig scherpstellen
Met de handmatige scherpstelfunctie kunt u met de hand
op een beeld scherpstellen. Hieronder volgen de
scherpstelbereiken tijdens de groothoekfunctie voor de
twee optische zoomfactoren.
Optische zoomfactor
1X
4X
Benadering van scherpstelbereik
10 cm tot oneindig ()
40 cm tot oneindig ()
Kader
86
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
2.
Terwijl u het beeld via
het beeldscherm
bekijkt, gebruikt u []
en [] om scherp te
stellen.
Door op [] of [] te drukken zal het gedeelte binnen
het kader in stap 1 het beeldscherm tijdelijk geheel
vullen om het scherpstellen te vergemakkelijken.
Enkele ogenblikken later zal het normale beeld
opnieuw verkregen worden.
3.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
BELANGRIJK!
Tijdens de handmatige scherpstelfunctie stellen de
[] en [] toetsen scherp zelfs als u toetsaanpassing
gebruikt om andere functie aan deze toetsen toe te
wijzen (pagina 140).
Om dit te doen:
Stel scherp op het voorwerp
Stel scherp van het onderwerp weg
Doe dit:
Druk op [].
Druk op [].
Handmatige scherpstelstand
LET OP
Wanneer u tijdens het opnemen met handmatige
scherpstelling een optische zoombewerking (pagina
68) uitvoert, verschijnt een waarde op het
beeldscherm zoals hieronder is aangegeven om het
scherpstelbereik mee te delen.
Voorbeeld: MF 10 cm -
87
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van de scherpstelvergrendeling
Scherpstelvergrendeling is een techniek die u kunt
gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp dat zich
niet binnen het scherpstelkader bevindt terwijl u een beeld
aan het opnemen bent. U kunt scherpstelvergrendeling
gebruiken tijdens de autofocus functie en tijdens de
macrofunctie ( ).
1.
Voer de compositie
van het beeld op het
beeldscherm zodanig
uit dat het
hoofdonderwerp zich
binnen het scherp-
stelkader bevindt en
druk vervolgens de
sluitertoets
halverwege in.
Hierdoor wordt het scherpstellen vergrendeld op het
onderwerp dat zich op dat moment in het
scherpstelkader bevindt.
Gebruik van panfocus
U kunt panfocus gebruiken in bij de filmfunctie (Movie)
(pagina 124) om op een vaste afstand scherp te stellen
voor opname met autofocus.
1.
Schakel de filmfunctie
(Movie) in (pagina
124).
Hierdoor wordt panfocus
automatisch ingesteld als
de scherpstelfunctie
hetgeen aangegeven
wordt door in het
beeldscherm.
Mocht een andere scherpstelfunctie worden
geselecteerd tijdens de filmfunctie (Movie) gebruik
dan [ ] om de (panfocus) indicator te
verkrijgen.
2.
Druk op de sluitertoets om een film op te
nemen.
BELANGRIJK!
Panfocus kan alleen tijdens de filmfunctie (Movie)
worden gebruikt. U kunt panfocus tijdens geen
enkele andere opnamefunctie (REC) gebruiken.
1200N
1200N
1600
1600
10
10
04/
04/
12
12
/24
24
12
12
:
58
58
IN
ISO 80
ISO 80
F2.8
F2.8
1/1000
1/1000
Scherpstelkader
Hoofdonderwerp
88
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
2.
Houd de sluitertoets
halverwege ingedrukt
en voer
hercompositie van
het beeld uit zoals u
dat schikt.
3.
Wanneer u nu hercompositie van het beeld
naar wens uitgevoerd heeft, druk de
sluitertoets geheel in om het op te nemen.
LET OP
Door de scherpstelling te vergrendelen wordt de
belichting ook vergrendeld.
1200N
1200N
1600
1600
10
10
04/
04/
12
12
/24
24
12
12
:
58
58
IN
ISO 80
ISO 80
F2.8
F2.8
1/1000
1/1000
Hoofdonderwerp
Belichtingscompensatie (EV verschuiving)
De belichtingscompensatie laat u de belichtingsinstelling
(EV waarde) met de hand veranderen voor aanpassing aan
de belichting van het onderwerp. Deze functie helpt u bij
het verkrijgen van betere resultaten bij het opnemen van
onderwerpen met tegenlicht, een sterk verlicht onderwerp
binnenshuis of een onderwerp tegen een donkere
achtergrond.
Belichtingscompensatiebereik: 2,0EV + 2,0EV
Stappen: 1/3EV
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC
(opname) tab,
selecteer EV Shift
(EV verschuiving) en
druk dan op [].
Belichtingscompensatiewaarde
89
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Om de belichtingscompensatie te annuleren dient u
de waarde bij te stellen tot 0.0.
4.
Neem het beeld op.
BELANGRIJK!
Bij het opnemen onder bijzonder donkere of juist
lichte omstandigheden kunt u mogelijk geen
bevredigende resultaten verkrijgen ook al gebruikt u
belichtingscompensatie.
LET OP
Bij uitvoeren van een EV verschuiving bewerking
tijdens multi-patroon meten (pagina 135) zal de
functie automatisch overschakelen naar centrum-
georiënteerd meten (pagina 135). Terugstellen van
de EV verschuivingswaarde naar 0.0 zal de
meetfunctie terugschakelen naar multi-patroon
meten.
U kunt toetsaanpassing (pagina 140) gebruiken om
de camera te configureren om
belichtingscompensatie uit te voeren telkens
wanneer u op [] of [] drukt tijdens een
opnamefunctie (REC).
3.
Gebruik [] en [] om
de belichtingscom-
pensatiewaarde te
veranderen en druk
vervolgens op [SET].
Door op [SET] te drukken
wordt de aangegeven
waarde geregistreerd.
[] : Verhoogt de EV waarde. Een hogere EV waarde
wordt het beste gebruikt voor lichtgekleurde
onderwerpen en onderwerpen met tegenlicht.
[] : Verlaagt de EV waarde. Een lagere EV waarde
wordt het beste gebruikt voor donker-gekleurde
onderwerpen en voor het opnemen buiten op een
heldere dag.
EV waarde
90
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Tijdens opnemen onder deze
omstandigheden:
Normale omstandigheden
Buiten met daglicht op een heldere dag
Buiten met daglicht op een bewolkte
of regenachtige dag, in de schaduw
van een boom, enz.
In de schaduw van een gebouw of op
een andere plaats waar de
kleurtemperatuur hoog is.
Onder witte of daglicht witte TL
verlichting (onderdrukt kleurmist)
Onder daglicht TL verlichting
(onderdrukt kleurmist)
Bij licht van gloeilampen
Flitser
Moeilijke verlichting die handmatige
bediening vereist (Zie Handmatig
configureren van de witbalans).
Selecteer deze
instelling:
Auto (automatisch)
1
2
Manual (handmatig)
Bijstellen van de witbalans
De golflengte van het licht dat geproduceerd wordt door de
verschillende lichtbronnen (daglicht, gloeilamp, enz.) kan
de kleur beïnvloeden van het onderwerp dat wordt
opgenomen. Met de witbalans kunt u kunt u bijstellingen
maken om te compenseren voor de verschillende types
verlichting om zo de kleuren van een beeld natuurlijker te
maken.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC
(opname) tab,
selecteer White
Balance (witbalans)
en druk op [].
91
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Handmatig configureren van de witbalans
Bij bepaalde complexe lichtbronnen en andere
omstandigheden in de omgeving kan het onmogelijk zijn
om goede resultaten te verkrijgen wanneer Auto of één
van de andere vaste lichtbroninstellingen geselecteerd is
voor de witbalans. Handmatige witbalans geeft u dan de
mogelijkheid om de camera te configureren voor een
bepaalde lichtbron of voor andere omstandigheden.
Merk op dat u handmatige witbalans dient uit te voeren
onder dezelfde omstandigheden als wanneer u
daadwerkelijk aan het opnemen bent. Houd een vel wit
papier bij de hand voordat u begint met de volgende
procedure.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
vervolgens White Balance (witbalans) en
druk daarna op [].
3.
Gebruik [] en [] om
Manual (handmatig)
te selecteren.
Hierdoor verschijnt het
voorwerp dat u het laatst
gebruikte voor het
instellen van de
handmatige witbalans op
het beeldscherm.
LET OP
Wanneer Auto (automatisch) geselecteerd is als de
instelling van de witbalans bepaalt de camera
automatisch het witpunt van het onderwerp.
Bepaalde kleuren van de onderwerp en bepaalde
belichtingsomstandigheden kunnen echter
problemen veroorzaken wanneer de camera dit
witpunt probeert vast te stellen, hetgeen het dan
moeilijk maakt om een goede afregeling van de
witbalans te krijgen. Mocht dit gebeuren gebruik dan
daglicht, bewolkt of één van de andere vaste
instellingen voor de witbalans om het type belichting
te specificeren dat wel beschikbaar is.
U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 140)
gebruiken om de camera zodanig te configureren
zodat de witbalansinstelling verandert wanneer u op
[] of [] drukt terwijl een opnamefunctie (REC)
ingeschakeld is.
92
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
4.
Richt de camera op wit papier of een
soortgelijk voorwerp onder dezelfde
lichtomstandigheden waarvoor u de witbalans
in wilt stellen en druk vervolgens op de
sluitertoets.
Hierdoor wordt de procedure voor het bijstellen van
de witbalans gestart. Als deze procedure voltooid is,
verschijnt de boodschap Complete op het
beeldscherm.
5.
Druk op [SET].
Dit registreert de witbalansinstellingen en keert terug
naar de op dat moment geselecteerde
opnamefunctie.
Wit papier
LET OP
Nadat u de witbalans met de hand ingesteld heeft,
blijft deze instelling van kracht totdat u de instelling
verandert of wanneer u de camera uitschakelt.
93
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1.
Zet tijdens de
opnamefunctie (REC)
de functiedraairegelaar
op A (lensopening
prioriteit).
2.
Selecteer de lensopeningwaarde in het
belichtingspaneel d.m.v. [] en [] en
verander dan de instelling m.b.v. [] en [].
EV verschuiving
Lensopeningwaarde
Specificeren van de belichtingsfunctie
U kunt de functiedraairegelaar gebruiken om de
belichtingsfunctie te selecteren die de instellingen voor de
lensopening en de sluitersnelheid bedient tijdens het
opnemen van beelden.
A functie : lensopening prioriteit AE
S functie : sluitersnelheid prioriteit AE
M functie: handmatige belichting
Gebruik van lensopening prioriteit AE
Als de A functie (lensopening prioriteit AE) geselecteerd is
als de belichtingsfunctie, stelt de camera de sluitersnelheid
automatisch in overeenstemming met een vaste
lensopeningwaarde in die u zelf heeft gespecificeerd. Een
grotere lensopening (een lagere lensopeningwaarde) geeft
een kleiner diepteveld terwijl een kleinere lensopening (een
grotere lensopeningwaarde) een groter diepteveld geeft.
Grotere lensopening
Kleinere lensopening
* De bovenstaande waarden zijn voor maximale
optische zoom met het groothoek objectief . De
lensopeningswaarden wijken af van de andere
optische zoominstellingen.
U kunt EV Shift (EV verschuiving) hier ook
selecteren d.m.v. [] en [] en vervolgens een
belichtingscompensatiewaarde (pagina 88)
specificeren m.b.v. [] en [].
Lensopeningwaarde*
Diepteveld
Groot Klein
F2.8, 3.2, 3.5, 4.0, 4.5, 5.0, 5.6, 6.3, 7.1, 8.0
Ondiep Diep
94
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van sluitersnelheid prioriteit AE
Als de S functie (sluitersnelheid prioriteit AE) geselecteerd
is als de belichtingsfunctie, stelt de camera de lensopening
automatisch in overeenstemming met een vaste
sluitersnelheid in die u zelf heeft gespecificeerd. U dient
een sluitersnelheid te specificeren aan de hand van hoe
snel het onderwerp beweegt.
Snel
Langzaam
Als u met de hand scherpstelt (pagina 85) kunt u
FOCUS (handmatig scherpstellen) ook selecteren
d.m.v. [] en [] en vervolgens met de hand
scherpstellen m.b.v. [] en [].
3.
Druk de sluitertoets halverwege in.
Hierdoor zal de camera automatisch de
sluitersnelheid instellen a.h.v. de lensopeningwaarde
die u selecteerde. Daarna wordt scherpgesteld op
het beeld.
De waarden van de sluitersnelheid en de
lensopeningswaarde in het beeldscherm zullen
oranje worden als u de sluitertoets halverwege
indrukt terwijl het beeld onder- of juist overbelicht is.
4.
Druk als goed is scherpgesteld op het beeld
de sluitertoets geheel in om het beeld op te
nemen.
1.
Zet de
functiedraairegelaar op
S (sluitersnelheid
prioriteit).
disp
Sluitersnelheid
EV verschuiving
95
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3.
Druk de sluitertoets halverwege in.
Hierdoor zal de camera automatisch de waarde van
de lensopening instellen a.h.v. de sluitersnelheid die
u selecteerde. Daarna wordt scherpgesteld op het
beeld.
De waarden van de sluitersnelheid en de
lensopeningswaarde in het beeldscherm zullen
oranje worden als u de sluitertoets halverwege
indrukt terwijl het beeld onder- of juist overbelicht is.
4.
Druk als goed is scherpgesteld op het beeld
de sluitertoets geheel in om het beeld op te
nemen.
2.
Selecteer de sluitersnelheidwaarde in het
belichtingspaneel d.m.v. [] en [] en
verander dan de instelling m.b.v. [] en [].
Langzaam Snel
Wazig
Gestopt
1/2000ste
seconde
Sluitersnelheid
Beweging
BULB (Gloeilamp),
60 seconden
U kunt EV Shift (EV verschuiving) hier ook
selecteren d.m.v. [] en [] en vervolgens een
belichtingscompensatiewaarde (pagina 88)
specificeren m.b.v. [] en [].
Als u met de hand scherpstelt (pagina 85) kunt u
FOCUS (handmatig scherpstellen) ook selecteren
d.m.v. [] en [] en vervolgens met de hand
scherpstellen m.b.v. [] en [].
96
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3.
Selecteer de sluitersnelheidwaarde in het
belichtingspaneel d.m.v. [] en [] en
verander dan de instelling m.b.v. [] en [].
Met de hand instellen van de
belichtingsinstellingen
Tijdens de M functie (handmatige belichting) kunt u de
sluitersnelheid en de lensopening met de hand instellen.
1.
Zet de
functiedraairegelaar op
M (handmatige
instelling).
2.
Selecteer de lensopeningwaarde in het
belichtingspaneel d.m.v. [] en [] en
verander dan de instelling m.b.v. [] en [].
* De bovenstaande waarde zijn voor maximale
optische zoom met de groothoek objectief . De
lensopeningswaarden wijken af van de andere
optische zoominstellingen.
Lensopeningswaarde*
Diepteveld
Groot Klein
F2.8, 3.2, 3.5, 4.0, 4.5, 5.0, 5.6, 6.3, 7.1, 8.0
Ondiep Diep
Als u met de hand scherpstelt (pagina 85) kunt u
FOCUS (handmatig scherpstellen) ook selecteren
d.m.v. []en [] en vervolgens met de hand
scherpstellen m.b.v. [] en [].
4.
Druk de sluitertoets halverwege in.
Hierdoor zal de camera automatisch scherpstellen.
5.
Druk als goed is scherpgesteld op het beeld
de sluitertoets geheel in om het beeld op te
nemen.
Lensopeningwaarde
Sluitersnelheid
Sluitersnelheid
Beweging
Langzaam Snel
Wazig
Gestopt
BULB (Gloeilamp),
60 seconden
1/2000ste
seconde
97
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Tijdens de M functie kunt u heen en weer schakelen
tussen de aanwijzingsbeelden voor de instellingen voor
de lensopeningswaarde en van de sluitersnelheid d.m.v.
[] en []. Nadat u het gewenste scherm verkregen heeft
kunt u de instelling veranderen d.m.v. [] en [].
Mochten de aanwijzingsbeelden van het beeldscherm
verdwijnen dan kunt u ze opnieuw verkrijgen door op
[DISP] te drukken.
BELANGRIJK!
De sluitersnelheid die aangegeven wordt tijdens de A
functie en de lensopeningswaarde die aangegeven
wordt tijdens de S functie zijn enkel ruwe
benaderingen. Daarom kan het gebeuren dat deze
instellingen ietwat afwijken van de instellingen die
verschijnen wanneer u de sluitersnelheid halverwege
indrukt (die nauwkeuriger zijn).
Gebruiken van de Manual Assist
(handbedieninghulp) in-beeld
aanwijzingen
Door indrukken van [SET] tijdens de A functie (lensopening
prioriteit AE), S functie (sluitersnelheid prioriteit AE), of M
functie (handmatige belichting) verschijnen in-beeld
aanwijzingen en belichtingsindicators (lensopening en
sluitersnelheid) in de display.
Tijdens de A functie kunt u de instelling van de
lensopeningswaarde veranderen d.m.v. [] en []. Door
indrukken van een toets verdwijnen de
aanwijzingsbeelden uit de display.
Tijdens de S functie kunt u de instelling van de
sluitersnelheid veranderen d.m.v. [] en []. Door
indrukken van een toets verdwijnen de
aanwijzingsbeelden uit de display.
Aanwijzingsbeelden
Lensopeningindicator
Sluitersnelheidindicator
98
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Voorzorgsmaatregelen voor opname met
de belichtingsfunctie
U kunt mogelijk niet de helderheid verkrijgen die u wilt
wanneer u een beeld aan het opnemen bent dat bijzonder
donker of juist erg helder is. Mocht dit het geval zijn,
gebruik dan de M functie (handmatige belichting) om de
lensopening en de sluitersnelheid met de hand bij te
stellen.
U kunt de BULB instelling tijdens de S functie
(sluitersnelheid prioriteit AE) of M functie (handmatige
belichting) selecteren.
Met de BULB instelling vindt belichting plaats zolang u
de sluitertoets ingedrukt houdt tot maximaal 60 seconden.
Merk op dat bij het gebruik van de BULB instelling de
bediening voor de opnamefunctie bij de
kaartafstandsbediening (pagina 148) anders is dan de
bediening voor de opnamefunctie op de camera.
Bij gebruik van een langzame sluitersnelheid kan digitale
ruis (korreligheid) verschijnen in het beeld. Om dit effect
te reduceren voert de camera automatisch
ruisonderdrukking uit wanneer de sluitersnelheid 1/8ste
seconde of langzamer is. Hoe langzamer de
sluitersnelheid des te groter de kans op digitale ruis in het
beeld. Mocht u bij heel langzame sluitersnelheden digitale
ruis bespeuren in het beeld probeer dan een instelling te
gebruiken voor de sluitersnelheid die in ieder geval
sneller dan vier seconden is. Merk ook op dat de
procedure voor ruisonderdrukking het opnemen van een
beeld vertraagd (het duurt twee keer zo lang of langer
dan de instelling van de sluitersnelheid).
Bij een sluitersnelheid langzamer dan 1 seconde kan de
helderheid van het opgenomen mogelijk afwijken van de
helderheid van het beeld dat verschijnt in het
beeldscherm.
99
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
2.
Druk op [AE-L].
Hierdoor worden de
belichtingsinstellingen
(lensopening en
sluitersnelheid)
vastgelegd en wordt de
aanduiding AE-L in
beeld verkregen.
De AE vergrendeling
wordt ontgrendeld door
nogmaals op [AE-L] te
drukken of door over te
schakelen naar een
andere functie.
BKT
AE-L
[AE-L]
3.
Neem het beeld op.
AE vergrendeling wordt automatisch ontgrendeld na
opname van het beeld.
AE-L
Gebruiken van automatische
belichtingsvergrendeling (AE vergrendeling)
Met AE vergrendeling kunt u de automatische belichting
vergrendelen bij een bepaalde instelling. Deze functie is
gescheiden van het AE vergrendelingseffect dat u zou
verkrijgen als de sluitertoets halverwege ingedrukt wordt
tijdens elke belichtingsfunctie behalve tijdens de M functie
(handmatige belichting).
U kunt AE vergrendeling in de volgende omstandigheden
gebruiken.
Instellen van belichting van een onderwerp dat afwijkt
van het onderwerp dat geselecteerd wordt door de
automatische scherpstelling (auto focus)
Instellen van de belichting voorafgaand aan het gebruik
van de flitser voor het maken van de opname
1.
Richt tijdens een opnamefunctie (REC) de
camera op het onderwerp waarop u wilt dat de
belichting wordt uitgevoerd.
100
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de doorlopende sluiterfunctie
U kunt de camera configureren om een enkele snapshot te
maken telkens wanneer de sluitertoets wordt ingedrukt of
om op te nemen zolang de sluitertoets ingedrukt gehouden
wordt (doorlopende sluiter). U kunt kiezen tussen drie
verschillende doorlopende sluiterfuncties.
Doorlopende sluiter bij normale snelheid
Deze functie blijft beelden opnemen zolang als u de
sluitertoets ingedrukt houdt.
Doorlopende sluiter bij hoge snelheid
Deze functie neemt tot maximaal 5 achtereenvolgende
beelden op met een snelheid van ongeveer drie beelden
per seconde zolang u de sluitertoets ingedrukt houdt.
Deze functie neemt opnamen sneller op dan de normale
doorlopende sluiterfunctie.
Meervoudige doorlopende sluiter
Bij slechts eenmaal indrukken van de sluitertoets worden
25 achtereenvolgende stop-actie beelden met hoge
snelheid opgenomen die dan in één enkel beeld worden
gepast.
BELANGRIJK!
Als AE vergrendeling reeds van kracht is, kunt u hem
opnieuw uitvoeren door eenmaal op [AE-L] te
drukken om AE vergrendeling te ontgrendelen en
opnieuw op [AE-L] te drukken om AE vergrendeling
opnieuw uit te voeren.
Doorlopende sluiteropname wordt altijd uitgevoerd
met AE vergrendeling.
AE vergrendeling kan niet worden gebruikt voordat u
met het opnemen van een film begint of tijdens het
opnemen van een film (pagina 124).
Autofocus kan onmogelijk blijken als u de AE
vergrendeling probeert te gebruiken om een beeld op
te nemen waar binnen zich een grote variatie in
helderheid afspeelt.
U kunt AE vergrendeling ook uitvoeren door [AE-L]
ingedrukt te houden i.p.v. de hierboven beschreven
procedure uit te voeren.
101
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
LET OP
U kunt ook een doorlopende sluiterfunctie selecteren
door [ BKT] ingedrukt te houden, de gewenste
functie te selecteren d.m.v. [] en [] en vervolgens
[ BKT] los te laten.
Gebruiken van de doorlopende
sluiterfunctie bij normale snelheid
De doorlopende sluiterfunctie bij normale snelheid neemt
opnemen op zolang u de sluitertoets ingedrukt houdt.
Opnamesnelheid: hangt af van de instellingen voor de
beeldgrootte en de beeldkwaliteit.
Aantal shots: Maximale aantal shots dat mogelijk is
(gebaseerd op de resterende geheugencapaciteit)
1.
Druk tijdens een
opnamefunctie (REC)
op [ BKT].
2.
Selecteer d.m.v. [] en [] en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor verschijnt in het beeldscherm.
3.
Druk op de sluitertoets om op te nemen.
Het opnemen blijft doorgaan zolang u de sluitertoets
ingedrukt houdt. Laat de sluitertoets los om het
opnemen te stoppen.
102
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Er wordt niets op het beeldscherm aangegeven
terwijl de opname plaatsvindt.
De camera voert automatisch het digitale
ruisonderdrukkingsproces uit bij sluitersnelheden
langzamer dan 1ste seconde. Daardoor wordt het
maximale aantal opnamen bij de snelle doorlopende
sluiterfunctie vier (i.p.v. vijf) bij sluitersnelheden
langzamer dan 1ste seconde.
Gebruik van de snelle doorlopende
sluiterfunctie
De snelle doorlopende sluiterfunctie voorziet in een
snellere opname dan de doorlopende sluiterfunctie bij
normale snelheid.
Opnamesnelheid: drie beelden per seconde (de pauze
tussen beelden is langer bij opnemen met een
langzamere sluitersnelheid)
Maximale aantal shots: 5
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[ BKT].
2.
Selecteer
H
d.m.v. [] en [] en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor verschijnt in het beeldscherm.
3.
Druk op de sluitertoets om op te nemen.
Het opnemen blijft doorgaan zolang u de sluitertoets
ingedrukt houdt. Laat de sluitertoets los om het
opnemen te stoppen.
103
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Merk op dat u bij de bovenstaande procedure de
sluitertoets niet ingedrukt hoeft te houden.
De grootte van het 25-shot beeld is 1600
×
1200
beeldpunten.
25-shot stop-actie beelden (m.b.v. de
meervoudige doorlopende sluiterfunctie)
Gebruik de volgende
procedure om 25
achtereenvolgende stop-actie
beelden op te nemen bij hoge
snelheid en ze daarna te
combineren tot één enkel
beeld.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[ BKT].
2.
Selecteer d.m.v. [] en [] en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor verschijnt in het beeldscherm.
3.
Druk eenmaal op de sluitertoets om op te
nemen.
Nadat 25 shots opgenomen zijn worden ze tot een
enkel beeld gecombineerd dat dan in het geheugen
opgeslagen wordt.
104
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Voorzorgsmaatregelen voor de
doorlopende sluiter
De doorlopende sluiter kan niet worden gebruikt tijdens
één van de volgende condities.
Wanneer TIFF geselecteerd is voor de beeldresolutie
(pagina 78)
Wanneer BULB geselecteerd is voor de
sluitersnelheid (paginas 95, 96)
Bij het gebruik van een combinatieshot (Coupling
Shot), vooropname (Pre-shot) of zachte
scherpstelling (Soft Focus) (paginas 113, 117, 119)
De flitser werkt niet tijdens het gebruik van de
doorlopende sluiterfunctie.
U kunt de zelfontspanner niet gebruiken in combinatie
met de normale doorlopende sluiterfunctie bij normale
snelheid. U kunt de snelle doorlopende sluiterfunctie of
meervoudige doorlopende sluiterfunctie ook niet in
combinatie met de drievoudige zelfontspanner
gebruiken (pagina 75).
De langzaamste instelling van de sluitersnelheid bij
gebruik van de meervoudige doorlopende sluiterfunctie
is 1/15ste seconde.
Wanneer u werking van de doorlopende sluiter
aanvangt zullen de instellingen voor de belichting en de
scherpstelling vastgezet worden voor het eerste beeld.
Dezelfde instellingen zijn dan ook van toepassing bij de
navolgende beelden.
Tijdens het gebruik van de doorlopende sluiterfunctie
moet u de camera stil houden totdat alle opnamen
voltooid zijn.
De werking van de doorlopende sluiter kan halverwege
stoppen als de geheugencapaciteit uitgeput dreigt te raken.
Bij gebruik van een langzamere sluitersnelheidinstelling
wordt de tussenpauze tussen beelden verlengd.
105
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van de automatische klassefunctie
De automatische klassefunctie laat u een enkele bepaalde
instelling selecteren als een variabele waarna een serie
beelden wordt opgenomen die elk een andere instelling
gebruiken voor de variabele die u selecteerde. Daarna kunt
u het beeld (de beelden) selecteren dat (die) u wilt houden.
Er zijn twee types variabelen voor de automatische
klassefunctie: configureerbaar en niet-configureerbaar.
Configureerbare variabelen voor de
automatische klassefunctie
Er zijn drie configureerbare variabelen voor de
automatische klassefunctie.
Belichting
Witbalans
Scherpstelafstand
Met deze configureerbare variabelen kunt u specificeren
hoe de instelling van de variabele verandert en of drie of
vijf beelden opgenomen dienen te worden wanneer de
sluitertoets wordt ingedrukt.
Drie beelden met de belichting als variabele
Niet-configureerbare variabelen voor de
automatische klassefunctie
Er zijn zes niet-configureerbare variabelen voor de
automatische klassefunctie.
Filter 1
Filter 2
Portrait (Portret)
Sharpness (Scherpte)
Saturation (Verzadiging)
Contrast
Het verschuivingsbereik van een niet-configureerbare
variabele en het aantal beelden dat u maakt ligt vast en
daar heeft u verder geen invloed op.
106
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de automatische
klassefunctie met de belichting als de
variabele (AE klassering)
Met de AE klassering kunt u het opnemen specificeren van drie
beelden of vijf beelden in één keer die dan elk worden
opgenomen met een andere automatische belichtingsinstelling.
U kunt ook de mate van verandering specificeren voor de
belichtingsverschuiving (verschuivingsbereik).
U kunt het verschuivingsbereik specificeren dat u voor de
belichting klassering (AE) wilt hebben.
1.
Druk tijdens een
opnamefunctie (REC)
op [ BKT].
2.
Selecteer AEB
d.m.v. [] en [] en
druk vervolgens op
[].
3.
Specificeer het aantal beelden dat u wilt
opnemen d.m.v. [] en [].
U kunt drie beelden of vijf beelden specificeren.
4.
Specificeer het verschuivingsbereik m.b.v. []
en [].
5.
Druk op [SET] wanneer de instellingen naar
wens zijn.
Hierdoor verschijnt de AEB indicator in het
beeldscherm.
6.
Druk op de sluitertoets om op te nemen.
Door eenmaal indrukken van de sluitertoets wordt
het gespecificeerde aantal beelden opgenomen.
LET OP
De opnamesnelheid is hetzelfde als die bij de snelle
doorlopende sluiterfunctie (pagina 102).
U kunt ook een automatische klassefunctie
selecteren door [ BKT] ingedrukt te houden, de
gewenste functie te selecteren d.m.v. [] en [] en
vervolgens [ BKT] opnieuw los te laten.
107
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
4.
Specificeer het verschuivingsbereik m.b.v. []
en [].
5.
Druk op [SET] wanneer de instellingen naar
wens zijn.
Hierdoor verschijnt de WBB indicator in het
beeldscherm.
6.
Druk op de sluitertoets om op te nemen.
Door eenmaal indrukken van de sluitertoets wordt
het gespecificeerde aantal beelden opgenomen.
LET OP
De opnamesnelheid is hetzelfde als die bij de snelle
doorlopende sluiterfunctie (pagina 102).
Gebruiken van de automatische
klassefunctie met de witbalans als de
variabele (WB klassering)
Met de WB klassering kunt u het opnemen specificeren van
drie beelden of vijf beelden in één keer die dan elk worden
opgenomen met een andere witbalansinstelling. Naarmate
de witbalans verandert krijgt het beeld een rodere of
blauwere kleur. U kunt ook de mate van verandering
specificeren voor de witbalans (verschuivingsbereik).
U kunt het verschuivingsbereik specificeren dat u voor de
witbalans klassering (WB) wilt hebben.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[ BKT].
2.
Selecteer WBB
d.m.v. [] en [] en
druk vervolgens op
[].
3.
Specificeer het aantal beelden dat u wilt
opnemen d.m.v. [] en [].
U kunt drie beelden of vijf beelden specificeren.
108
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de automatische
klassefunctie met de scherpstelafstand
als de variabele (scherpstel klassering)
Met de scherpstel klassering kunt u het opnemen
specificeren van drie beelden of vijf beelden in één keer die
dan elk worden opgenomen met een andere instelling van
de scherpstelafstand. U kunt ook de mate van verandering
specificeren voor de scherpstelafstand
(verschuivingsbereik). Dit is handig bij het uitvoeren van de
macrofunctie en de telefotofunctie waarbij het lastig is om
zuiver scherp te stellen.
U kunt het verschuivingsbereik specificeren dat u voor de
scherpstel klassering wilt hebben.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[ BKT].
2.
Selecteer AFB
d.m.v. [] en [] en
druk vervolgens op
[].
3.
Specificeer het aantal beelden dat u wilt
opnemen d.m.v. [] en [].
U kunt drie beelden of vijf beelden specificeren.
4.
Specificeer het verschuivingsbereik m.b.v. []
en [].
5.
Druk op [SET] wanneer de instellingen naar
wens zijn.
Hierdoor verschijnt de AFB indicator in het
beeldscherm.
6.
Druk op de sluitertoets om op te nemen.
Door eenmaal indrukken van de sluitertoets wordt
het gespecificeerde aantal beelden opgenomen.
LET OP
De opnamesnelheid is hetzelfde als die bij de snelle
doorlopende sluiterfunctie (pagina 102).
109
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van de automatische klassefunctie
met niet-configureerbare variabelen
(Meervoudige Klassefunctie)
Er zijn zes niet-configureerbare variabelen voor de
automatische klassefunctie.
Filter 1 (vijf beelden)
Filter 2 (vijf beelden)
Portrait (portret) (drie beelden)
Sharpness (scherpte) (vijf beelden)
Saturation (verzadiging) (vijf beelden)
Contrast (vijf beelden)
Het verschuivingsbereik van een niet-configureerbare
variabele en het aantal beelden dat u maakt ligt vast en
daar heeft u verder geen invloed op.
Gebruiken van de automatische klassefunctie
met een niet-configureerbare variabele
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[ BKT].
2.
Selecteer Multi
d.m.v. [] en [] en
druk vervolgens op
[].
3.
Selecteer de niet-configureerbare variabele
d.m.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor verschijnt de MB indicator in het
beeldscherm.
4.
Druk op de sluitertoets om op te nemen.
Door de sluitertoets eenmaal in te drukken wordt het
beeld opgenomen. Daarna worden de beelddata
intern verwerkt teneinde andere versies van
hetzelfde beeld te creëren in overeenstemming met
de geselecteerde automatisch klassefunctie.
110
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
LET OP
Bij het selecteren van Filter 1 worden beelden
opgenomen met monochrome (zwart/wit), sepia,
rode en paarse filters.
Bij het selecteren van Filter 2 worden beelden
opgenomen met groene, blauwe, gele en roze filters.
Door Portrait te selecteren wordt het normale beeld
verbeterd, gevolgd door een beeld met een zachte
scherpstelling met een betere huidskleur.
BELANGRIJK!
Merk op dat u per keer slechts één niet-
configureerbare variabele kunt gebruiken. U kunt ze
dus niet combineren.
Voorzorgsmaatregelen bij de
automatische klassefunctie
De automatische klassefunctie kan niet worden gebruikt
tijdens één van de volgende condities.
Wanneer TIFF geselecteerd is voor de beeldresolutie
(pagina 78)
Wanneer BULB geselecteerd is voor de sluitersnelheid
(paginas 95, 96)
Bij het gebruik van een combinatieshot (Coupling shot) of
vooropname (Pre-shot), of zachte scherpstelling (Soft
Focus) (paginas 113, 117, 119)
De flitser werkt niet tijdens het gebruik van de
automatische klassefunctie.
U kunt de drievoudige zelfontspanner ook niet in
combinatie met de automatische klassefunctie gebruiken
(pagina 75).
Zorg ervoor de camera niet te bewegen totdat alle
opnamen (drie of vijf) van de automatische klassefunctie
opgenomen zijn.
De camera voert automatisch het digitale
ruisonderdrukkingsproces uit bij sluitersnelheden
langzamer dan 1 seconde. Hierdoor kan het gebeuren dat
een automatische klaasefunctie die normaliter vijf
opnamen maakt nu slechts vier opnamen uitvoert bij
sluitersnelheden die langzamer dan 1 seconde zijn.
De werking van de automatische klassefunctie kan
halverwege stoppen als de geheugencapaciteit of de
accu uitgeput dreigt te raken.
Bepaalde menu instellingen kunnen genegeerd worden
wanneer u de automatische klassefunctie gebruikt om
opnamen te maken.
111
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Voorvertoning van beelden opgenomen met
de snelle doorlopende sluiter of met de
automatische klassefunctie
U kunt een voorvertoning van alle beelden verkrijgen die
opgenomen zijn middles werking van de snelle
doorlopende sluiterfunctie (pagina 102) of de automatische
klassefunctie (pagina 105).
Om de huidige inhoud van de
voorvertoningsbuffer te zien na
opnemen van meerdere beelden
1.
Druk tijdens een
opnamefunctie (REC) na
opnemen met de snelle
doorlopende
sluiterfunctie of de
automatische
klassefunctie op de
[PREVIEW] toets om de
huidige inhoud van de
voorvertoningsbuffer te
verkrijgen.
Beelden opgenomen m.b.v.
de snelle doorlopende
sluiterfunctie
[PREVIEW]
De display geeft alle
beelden aan in de
voorvertoningsbuffer.
Het op dat moment
geselecteerde beeld is
dat beeld dat voorzien is
van een selectiekader.
Dit scherm verschijnt niet
als de opnamefunctie
slechts één beeld opnam.
2.
Verplaats het selectiekader d.m.v. [], [], []
en [] naar het beeld dat u wilt bekijken en
druk daarna op [SET] om het geselecteerde
beeld te tonen.
Hierdoor wordt het beeld getoond met een indicator
(zoals ) die de gebruikte opnamemethode
aangeeft samen met een waarde die het
beeldnummer binnen de serie aangeeft.
3.
Blader d.m.v. [] en [] tussen de beelden na
tonen van het beeld.
4.
Druk nogmaals op de [PREVIEW] toets om
terug te keren naar het opnamefunctiescherm
(REC).
112
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Door het indrukken van [PREVIEW] (voorvertonen)
na werking van de normale snelheid of meervoudige
doorlopende sluiterfunctie, of de snapshotfunctie
wordt enkel het laatst opgenomen beeld getoond.
De inhoud van de voorvertoningsbuffer wordt gewist
door de volgende bewerkingen.
Uitschakelen van de camera
Veranderen van de instelling van de
functiedraairegelaar.
Opnemen van een nieuw beeld zonder de snelle
doorlopende sluiterfunctie of de automatische
klassefunctie
Wissen van de inhoud van de
voorvertoningsbuffer na opnemen van
meerdere beelden
BELANGRIJK!
Merk op dat het wissen van het beeld niet ongedaan
kan worden gemaakt. Als u een beeld eenmaal
uitgewist heeft, dan is dat beeld voorgoed
verdwenen. Vergewist u zich er dus van dat u het
beeld inderdaad niet meer nodig heeft voordat u het
uitwist.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) na
opnemen met de snelle doorlopende
sluiterfunctie of de automatische
klassefunctie op de [PREVIEW] toets om de
huidige inhoud van de voorvertoningsbuffer
te verkrijgen.
2.
Druk op [EX ].
113
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3.
Selecteer de gewenste wisfunctie d.m.v. []
en [].
Gebruiken van de BESTSHOT functie
Door één van de 27 BESTSHOT achtergronden te
selecteren wordt de camera automatisch klaar gemaakt
voor het opnemen van een soortgelijk beeld.
Décor nummer
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Décor naam
Portrait
Scenery
Portrait With Scenery
Coupling Shot (pagina 117)
Pre-shot (pagina 119)
Soft Focus
Children
Sports
Candlelight Portrait
Party
Pet
Flower
Natural Green
Soft Flowing Water
Splashing Water
Sundown
Night Scene
Night Scene Portrait
Fireworks
Food
Text
4.
Druk daarna op [SET] nadat de instelling is
zoals u dat wenst.
BELANGRIJK!
De All Delete (alles wissen) optie is niet
beschikbaar als er slechts één beeld is.
Selecteer deze optie:
All Delete (alles
wissen)
Delete (wissen)
Cancel (annuleren)
Om dit te doen:
Wis alle beelden van de laatste
werking van de snelle doorlopende
sluiterfunctie of de automatische
klassefunctie
Wis enkel het beeld dat u hierboven
selecteerde d.m.v. [] en [].
Annuleer de wisfunctie
114
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1.
Zet de
functiedraairegelaar
op
en druk daarna
op [SET].
Hierdoor wordt de
BESTSHOT functie
ingeschakeld en een
voorbeeld achtergrond
getoond.
2.
Gebruik [] en [] om de gewenste voorbeeld
achtergrond te selecteren en druk vervolgens
op [SET].
3.
Neem het beeld op.
Décor nummer Décor naam
Collection
Monochrome
Retro
Twilight
Business cards and documents (pagina 121)
White board,etc. (pagina 121)
Register User Scene (pagina 115)
22
23
24
25
26
27
BELANGRIJK!
BESTSHOT achtegronden werden niet met deze
camera opgenomen. Ze dienen enkel als voorbeeld.
Door opname omstandigheden en andere factoren,
kan een beeld opgenomen met de instellingen van
het BESTSHOT décor niet precies het verwachte
resultaat produceren.
Na selecteren van een BESTSHOT décor kunt u
naar een ander décor overstappen door op [SET] te
drukken en daarna m.b.v. [] en [] door de
beschikbare décors bladeren. Druk op [SET]
wanneer het getoonde décor wilt gebruiken.
U kunt de instellingen van de camera veranderen die
u gemaakt had bij het selecteren van een
BESTSHOT dëcor. Merk echter op dat de default
waarden van de BESTSHOT instellingen altijd
opnieuw worden verkregen wanneer u een andere
BESTSHOT dëcor selecteert, van opnamefunctie
verandert of de camera uitschakelt.
Digitale ruisonderdrukking vindt automatisch plaats
wanneer u een nachtscène, vuurwerk of een ander
beeld opneemt dat een langzame sluitertijd vereist.
Dat is de reden waarom het langer duurt om beelden
op te nemen bij een langzame sluitersnelheid. Zorg
er voor dat u geen cameratoetsen bedient totdat het
uitvoeren van beeldopname voltooid is.
115
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Bij het opnemen van een beeld van een nachtdécor,
vuurwerk of een ander beeld waarbij u een langzame
sluitersnelheid nodig heeft wordt het gebruik van een
statief aanbevolen om handbewegingen te
voorkomen.
De langzaamst mogelijk sluitersnelheid bij gebruik
van de meervoudige doorlopende sluiterfunctie
(pagina 103) is 1/15de seconde. Daarom zullen de
beelden waarschijnlijk onderbelicht zijn als u de
meervoudige doorlopende sluiterfunctie gebruikt
wanneer het BESTSHOT décor voor vuurwerk
geselecteerd is.
LET OP
Aanwijzingen voor het
gebruik en het op dat
moment geselecteerde
BESTSHOT décor
verschijnen gedurende
ongeveer twee seconden
in de display als de
BESTSHOT functie reeds
ingeschakeld is op het
moment dat u de camera
inschakelt.
Creëren van uw eigen BESTSHOT instelling
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om een
instelling van een door u opgenomen beeld op te slaan om
dat beeld later weer op te roepen wanneer u het nodig
heeft. Bij oproepen van een instelling die u eerder heeft
opgeslagen zal de camera automatisch weer zo worden
ingesteld.
1.
Zet de functiedraairegelaar op en druk
daarna op [SET].
Hierdoor wordt de BESTSHOT functie ingeschakeld
en een voorbeeld achtergrond getoond.
2.
Gebruik [] en []
om Register User
Scene
(gebruikersdécor
registeren) te
selecteren.
3.
Druk op [SET].
116
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
4.
Gebruik [] en [] om
het beeld te tonen dat
u wilt registreren als
een BESTSHOT
achtergrond.
5.
Gebruik [] en [] om
Save (opslaan) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de
instelling geregistreerd.
Nu kunt u de procedure
op pagina 114 gebruiken
om uw gebruikers
instelling te selecteren
voor het maken van een
opname.
BELANGRIJK!
Gebruikersinstellingen in de BESTSHOT functie
bevinden zich in het geheugen na de ingebouwde
voorbeelddécors.
Merk op dat het formatteren van het ingebouwde
geheugen (pagina 198) alle BESTSHOT
gebruikersinstellingen uitwist.
LET OP
Hieronder volgen de instellingen die zich bevinden
onder de BESTSHOT gebruikersinstellingen.
Focusfunctie, EV verschuivingswaarde, filter,
meetfunctie, witbalansfunctie, flitsintensiteit,
scherpte, verzadiging, contrast, flitsfunctie, ISO
gevoeligheid, flitserhulp, lensopening en
sluitersnelheid.
Merk op dat enkel beelden die opgenomen worden
met deze camera kunnen worden gebruikt om een
BESTSHOT gebruikersinstelling te creëren.
U kunt op hetzelfde moment maximaal 999
BESTSHOT gebruikersinstellingen hebben in het
ingebouwde geheugen van de camera.
U kunt de huidige instelling van een achtergrond
controleren door verschillende instelmenus te tonen.
Wanneer u een BESTSHOT gebruikersinstelling
registreert wordt daaraan automatisch een
bestandnaam toegewezen middels het formaat
UP700nnn.JPE (n=0 to 9).
117
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Wissen van een BESTSHOT functie
gebruikersinstelling
1.
Zet functiedraairegelaar op en druk daarna
op [SET].
2.
Gebruik [] en [] om de gebruikersinstelling
te tonen die u wilt uitwissen.
3.
Druk op [EX ] om de gebruikersinstelling te
wissen.
4.
Selecteer Delete (wissen) m.b.v. [] en [].
5.
Druk op [SET] om het bestand te wissen.
6.
Druk op [MENU].
Combineren van shots van twee mensen tot een
enkel beeld (Coupling Shot (combinatieshot))
De Coupling Shot functie stelt u in staat om beelden op te
nemen van twee mensen en die dan te combineren tot een
enkel beeld. Dit maakt het mogelijk om uzelf in een groep
te plaatsen zelfs als er niemand in de buurt is om dat beeld
voor u op te nemen. De Coupling Shot functie is
beschikbaar tijdens de BESTSHOT functie (pagina 113).
Eerste
beeld
Dit is het deel
van het beeld
waarbij de
persoon die het
eerste beeld
opneemt, niet
zelf in beeld is.
Tweede
beeld
Let erop dat de
achtergrond van
het beeld correct
aansluit en neem
het beeld op van
de persoon die
het eerste beeld
opnam.
118
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
4.
Druk op de sluitertoets om de linkerkant van
het beeld op te nemen.
De instellingen voor de scherpstelling, de belichting,
de witbalans, de zoom en de flitser zijn bij dit type
beeld vastgezet (onveranderbaar).
5.
Lijn vervolgens het
scherpstelkader uit met
het onderwerp dat u aan
de rechterkant van het
beeld wilt en let er
daarbij op dat de
achtergrond van deze
opname uitgelijnd is met
de achtergrond van het
halfdoorzichtige eerste
beeld dat op het
beeldscherm wordt
getoond.
Wanneer [MENU] ingedrukt wordt op welk moment
dan ook na stap 4 van de bovenstaande procedure,
zal dit het eerste beeld annuleren en wordt
teruggekeerd naar stap 3.
1.
Zet de functiedraairegelaar op en druk
daarna op [SET].
2.
Gebruik [] en [] om Coupling Shot
(combinatieshot) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
3.
Lijn eerst het
scherpstelkader in het
beeldscherm uit met
het onderwerp dat u
aan de linkerkant van
het beeld wilt.
Gecombineerde
beelden
Scherpstelkader
Terwijl Coupling Shot (combinatiefoto) geselecteerd
is, zal de instelling voor AF Area (autofocusbereik)
(pagina 82) automatisch overschakelen naar Spot
(puntmeten).
Halfdoorzichtige
achtergrond
119
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
6.
Is alles dan goed uitgelijnd, neem dan de
rechterkant van het beeld op.
BELANGRIJK!
De Coupling Shot (combinatiefoto) functie gebruikt
het geheugen tijdelijk om data in op te slaan. U kunt
mogelijk een foutlezing krijgen tijdens de Coupling
Shot functie als er niet genoeg bestandgeheugen
beschikbaar is om de vereiste data op te slaan.
Mocht dit het geval zijn, wis dan beelden uit die u
niet langer nodig heeft en probeer het nogmaals.
Opnemen van een onderwerp over een bestaand
achtergrondbeeld (Pre-shot (vooropname))
De Pre-shot functie helpt bij het verkrijgen van de
gewenste achtergrond zelfs als u iemand anders moet
vragen om het beeld voor u op te nemen. In principe is de
Pre-shot functie een twee-staps procedure.
1. U stelt de compositie voor de gewenste achtergrond
samen en drukt op de sluitertoets waardoor een half-
doorzichtig beeld van de achtergrond op het
beeldscherm blijft staan.
2. Vraag dan iemand om een foto van u te maken met de
oorspronkelijke achtergrond en vertel hem om de
compositie van het beeld te maken m.b.v. het half-
doorzichtige beeldscherm als gids.
De camera slaat enkel het beeld op dat in stap 2
geproduceerd wordt.
De achtergrond kan iets afwijken van die u in stap 1
samengesteld had afhankelijk van hoe de compositie
van het beeld in stap 2 wordt gemaakt.
Merk op dat de vooropname functie enkel beschikbaar is
tijdens de BESTSHOT functie (pagina 113).
120
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1.
Zet de functiedraairegelaar op en druk
daarna op [SET].
2.
Gebruik [] en [] om Pre-shot te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
3.
Voer compositie op het beeldscherm uit van
de gewenste achtergrond en druk vervolgens
op de sluitertoets om die tijdelijk als
referentiebeeld op te nemen.
Door deze bewerking verschijnt een halfdoorzichtig
beeld van de achtergrond op het beeldscherm maar
wordt het weergegeven beeld niet opgeslagen in het
geheugen van de camera.
De instellingen voor de scherpstelling, de belichting,
de witbalans, de zoom en de flitser zijn bij dit type
beeld vastgezet (onveranderbaar).
4.
Nu kunt u zelf op de
voorgrond treden en
iemand anders
vragen om uw foto te
nemen waarbij de
halfdoorzichtige
achtergrond op het
beeldscherm fungeert
als leidraad.
Zet de achtergrond stil op
het beeldscherm.
Neem het beeld op m.b.v.
de achtergrond in het
beeldscherm als gids.
Hierdoor wordt het tweede
beeld opgenomen.
Halfdoorzichtige
achtergrond
121
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
U kunt op dit moment op [MENU] drukken om de
halfdoorzichtige achtergrond van het beeldscherm te
wissen. Nu kunt u stap 3 herhalen om een nieuwe
achtergrond op te nemen.
5.
Na uitvoeren van het laatste beeld (met
gebruik van de halfdoorzichtige achtergrond
als leidraad) dient de persoon met de camera
op de sluitertoets te drukken om het beeld op
te nemen.
Merk op dat het beeld van de halfdoorzichtige
achtergrond die u tijdelijk opneemt in stap 3 enkel
fungeert voor het uitvoeren van de compositie. Het
uiteindelijk beeld bevat enkel wat zich voor de
camera bevindt wanneer de sluitertoets ingedrukt
wordt in stap 5.
Opnemen van beelden van naamkaartjes
en documenten (Business Shot)
Wanneer beelden van naamkaartjes, documenten, een
witbord of soortgelijke voorwerpen vanuit een hoek worden
opgenomen kunnen deze onderwerpen er vervormd uitzien
in het beeld dat als resultaat is opgenomen. De Business
Shot instelling corrigeert rechthoekige vormen automatisch
zodat ze er uitzien alsof ze opgenomen zijn met de camera
recht voor het onderwerp.
Voor aanbrengen van
de keystone correctie
Na aanbrengen van
de keystone correctie
122
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
White board, etc.
(Witbord, enz.)
Business cards and
documents
(Naamkaartjes en
documenten)
Beelden van instelvoorbeelden
BELANGRIJK!
Voordat u begint met de opname dient u eerst de
compositie van het beeld zo in te richten zodat het
contour van het onderwerp dat u wilt opnemen zich
in het geheel op het beelscherm bevindt. De camera
kan de vorm van het onderwerp niet correct
signaleren tenzij het zich in het geel op het scherm
bevindt.
De camera kan de vorm van het onderwerp ook niet
signaleren als het dezelfde kleur heeft als de
achtergrond. Zorg ervoor dat het onderwerp een
contour heft dat afsteekt tegen de achtergrond.
LET OP
Wanneer de camera zich in een hoek bevindt t.o.v.
naamkaartje of document dat u aan het opnemen
bent, dan kan de vorm van het naamkaartje of het
document er vervormd uit zien als beeld. De
automatische Keystone (hoeksteen) correctiefunctie
komt dan in actie om die vervorming te corrigeren
waardoor de onderwerpen er normaal uitzien zelfs
als u vanuit een hoek opneemt.
123
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de Business Shot
instelling
1.
Zet de functiedraairegelaar op en druk
daarna op [SET].
2.
Selecteer het gewenste Business Shot beeld
m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET].
3.
Opnemen van het beeld.
Hierdoor wordt een
scherm verkregen dat
alle onderwerpen in het
beeld weergeeft die
kwalificeren als
kandidaten voor keystone
(hoeksteen) correctie.
Er verschijnt een foutlezing (pagina 260) als de
camera geen geschikte kandidaat in beeld kan
vinden voor de keystone functie. Na enkele
ogenblikken zal het oorspronkelijke beeld zonder
aanpassingen opgeslagen worden in het geheugen.
4.
Selecteer m.b.v. [] en [] de kandidaat die u
wilt corrigeren.
5.
Selecteer Correct
(corrigeren) m.b.v. []
en [] en druk op
[SET].
Door Cancel
(annuleren) te selecteren
i.p.v. Correct
(corrigeren) wordt het
oorspronkelijke beeld
zonder aanpassingen
opgeslagen in het
geheugen.
BELANGRIJK!
Het maximal beeldformaat voor Business Shot
beelden is 1600
×
1200 beeldpunten zelfs als de
camera geconfigureerd is voor een groter
beeldformaat. Als de beeldformaatinstelling kleiner is
dan 1600
×
1200 beeldpunten worden beelden
opgenomen met het gespecificeerde formaat.
124
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1.
Zet de
functiedraairegelaar op
.
2.
Richt de camera op het
onderwerp en druk
daarna op de
sluitertoets.
De filmopname duurt
zolang de beschikbare
geheugencapaciteit dit
toelaat of totdat u de
opname stopt door
nogmaals op de
sluitertoets te drukken.
De resterende opnametijd wordt afgeteld terwijl de
verstreken opnametijd doorloopt op het beeldscherm
terwijl u aan het opnemen bent.
Opnametijd
Resterende opnametijd
Filmopname indicator
Gebruiken van de filmfunctie
U kunt filmpjes met audio (geluid) opnemen. Een enkel
filmpje kan zo lang zijn als de beschikbare
geheugencapaciteit toelaat.
Bestandsformaat: AVI
Het AVI formaat voldoet aan het Motion JPEG formaat
dat wordt verbreid door de Open DML groep.
Beeldgrootte: 320
×
240 beeldpunten
Filmbestand grootte: ca. 300KB/seconde.
Maximale filmlengte
Eén filmpje:
Zolang de beschikbare geheugencapaciteit dit toelaat.
Totale filmtijd: 29 seconden met het ingebouwde
geheugen; 200 seconden met de 64MB SD
geheugenkaart.
LET OP
U kunt filmpjes weergeven die opgenomen zijn op
uw computer met de filmfunctie m.b.v. Windows
Media Player.
125
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
De flitser flitst niet tijdens de filmfunctie.
Deze camera neemt ook geluid op. Merk de
volgende punten op bij opname van een film.
Let er op dat u de
microfoon niet met uw
vingers blokkeert.
Goede
opnameresultaten zijn
niet mogelijk wanneer
de camera te ver van
het onderwerp weg is.
Wanneer toetsen op
de camera worden
bediend kan het geluid
er van mogelijk ook
opgenomen worden.
Het filmgeluid wordt opgenomen in mono.
De camera stelt automatisch scherp telkens
wanneer automatisch scherpstelling of de
macrofunctie ( ) geselecteerd is als de
scherpstelfunctie (pagina 80). Merk op dat de
bevestigingstoon die klinkt tijdens de werking van
de automatisch scherpstelfunctie opgenomen zal
worden bij het andere geluid. Als u geen
bevestigingstonen opgenomen wilt hebben in het
audiogedeelte houdt dan de panfocus ( ) als de
scherpstelfunctie of selecteer handmatige
scherpstelling ( ) en stel met de hand scherp
op het beeld voordat u met het opnemen begint.
Microfoon
De optische zoom wordt uitgeschakeld als een
filmopnamefunctie wordt ingeschakeld. Alleen digitale
zoom is beschikbaar wanneer een filmopname aan het
plaats vinden is. Wilt u de optische zoom gebruiken
voor het opnemen van een film, voer dan het zoomen
uit voordat u begint met het uitvoeren van de opname.
De scherpstelfunctie verandert automatisch naar
panfocus (pagina 87) wanneer u de filmfunctie
inschakelt ongeacht de scherpstelinstelling van het
functiegeheugen (pagina 141). U kunt echter naar
een andere scherpstelfunctie overstappen voordat u
een opname begint.
3.
Het filmbestand wordt in het geheugen
opgeslagen wanneer een filmopname voltooid is.
126
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Opnemen van audio
Toevoegen van geluid aan een snapshot
U kunt geluid toevoegen aan een snapshot nadat u deze
opgenomen heeft.
Beeldformaat: JPEG
JPEG heeft een beeldformaat met een efficiënte
datacompressie.
De bestandsextensie van een JPEG bestand is .JPG.
Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
.WAV.
Opnametijd:
Maximaal 30 seconden per beeld
Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 120KB (30-seconde opnamen van circa 4KB
per seconde.)
Automatisch scherpstelling kan niet worden
uitgevoerd tijdens panfocus ( ), handmatige
scherpstelling ( ) en scherpstellen op oneindig
( ) zodat geen bevestigingstoon te horen zal
zijn. Tijdens de handmatige scherpstelfunctie kant
u de scherpstelinstellingen niet bijstellen tijdens
het opnemen zelf. Zorg er dus voor eventuele
bijstellingen reeds te hebben uitgevoerd voordat u
begint met het daadwerkelijke opnemen.
Bepaalde types geheugenkaarten hebben meer tijd
nodig om data op te nemen waardoor filmbeelden
verloren kunnen gaan. De indicaties en
REC
knipperen tijdens het opnemen op het beeldscherm
om u te laten weten dat er een filmbeeld verloren is
gegaan.
127
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
4.
Druk op de
sluitertoets om het
beeld op te nemen.
Na opname van het beeld
wordt de audio
opnamestandby functie
ingeschakeld met het zo
juist opgenomen beeld en
de indicator op het
beeldscherm.
U kunt de audio opnamestandby functie annuleren
door op de [MENU] toets te drukken.
5.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
De groene bedrijfsindicator knippert terwijl het
opnemen plaatsvindt.
Als het beeldscherm uitgeschakeld is (pagina 34),
zal het scherm weer worden ingeschakeld wanneer u
audio toevoegt aan een snapshot.
Resterende opnametijd
LET OP
U kunt een audiobestand weergeven dat opgenomen
was met de Audio Snapshot functie op uw computer
m.b.v. de Windows Media Player.
Opnemen van audio voor een snapshot creëert twee
gescheiden bestanden: één voor de beelddata en
één voor de audiodata. Elk bestand is opgeslagen in
een gescheiden map in het geheugen van de camera
(pagina 228).
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Audio Snap (audio snapshotfunctie) en
druk vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om On te selecteren en
druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de audio snapshotfunctie
ingeschakeld.
De normale snapshotfunctie (zonder geluid) wordt
verkregen door Off (uit) te selecteren.
128
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Opnemen van spraak
De spraakopnamefunctie maakt opnemen van uw stem
snel en eenvoudig.
Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
.WAV.
Opnametijd:
Maximaal 38 minuten met het ingebouwde geheugen
Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 120KB (30-seconde opnamen van circa 4KB
per seconde.)
LET OP
U kunt bestanden weergeven met de
spraakopnamefunctie op uw computer m.b.v. de
Windows Media Player.
6.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
BELANGRIJK!
De audio snapshotfunctie kan niet tijdens één van de
volgende beeldopnamen worden gebruikt:
drievoudige zelfontspanner, doorlopende sluiter,
automatische klassefunctie, combinatieshot.
U kunt ook post-opname uitvoeren om audio toe te
voegen aan een snapshot nadat deze werd genomen
of om de bij een beeld opgenomen audio te
veranderen. Zie pagina 173 voor meer informatie.
129
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Voorzorgsmaatregelen bij audio opname
Houd de microfoon aan de
voorkant van de camera
gericht op de bron.
Let er op dat u de microfoon
niet met uw vingers
blokkeert.
Goede opnameresultaten zijn niet mogelijk wanneer de
camera te ver van het onderwerp weg is.
Door op de spanningstoets te drukken of aan de
draairegelaar te draaien wordt de opname gestopt en
wordt eventueel geluid opgeslagen dat tot op dat moment
werd opgenomen.
Microfoon
1.
Zet de
functiedraairegelaar
op .
Hierdoor wordt de
spraakopnamefunctie
ingeschakeld en de
indicator aangegeven.
2.
Druk op de sluitertoets om spraakopname te
starten.
De resterende opnametijdwaarde wordt op het
beeldscherm afgeteld en de groene bedrijfsindicator
knippert terwijl het opnemen plaatsvindt.
Door tijdens spraakopname op de [DISP] te klikken
wordt het beeldscherm uitgeschakeld.
U kunt indextekens invoegen tijdens het opnemen
door op [SET] te drukken. Zie pagina 175 voor
informatie aangaande het doorspringen naar een
indexteken tijdens het weergeven.
3.
De opname stopt wanneer u op de sluitertoets
drukt, wanneer het geheugen vol is of
wanneer de accu leeg geraakt is.
Resterende opnametijd
130
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van het histogram
U kunt de [DISP] toets gebruiken voor het tonen van een
histogram op het beeldscherm. Het histogram stelt u in
staat de belichtingsomstandigheden te controleren tijdens
het opnemen van beelden (pagina 34). U kunt ook het
histogram van een opgenomen beeld tonen tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
Een histogram is een grafiek die de helderheid van een beeld
voorstelt uitgedrukt in het aantal beeldpunten. De vertikale as
stelt het aantal beeldpunten voor terwijl de horizontale as de
helderheid aangeeft. U kunt het histogram gebruiken om te
bepalen of een beeld schaduwen (linker kant), middenbereik
tonen (midden) en verlichting (rechts) omvat om voldoende
beelddetail tot uitdrukking te brengen. Mocht het histogram er
om de één of andere reden te éénzijdig uit zien, dan kunt u
de EV verschuiving (belichtingscompensatie) gebruiken om
de balans naar links of rechts te bewegen en zo een betere
balans te verkrijgen. Optimale belichting kan worden
verkregen door de belichting te corrigeren zodat de grafiek zo
veel mogelijk rond het midden is geconcentreerd.
Een RGB histogram wordt ook weergegeven dat de
verdeling van R (rood), G (groen) en B (blauw) aangeeft.
Dit histogram kan gebruikt worden om te bepalen of er te
veel of te weinig van elk van de kleurcomponenten in het
beeld is.
LET OP
U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 140) gebruiken
om de camera te configureren om
belichtingscompensatie uit te voeren telkens
wanneer u op [] of [] drukt tijdens een
opnamefunctie (REC). Doet u dit dan kunt de
belichtingscompansatie bijstellen tijdens het bekijken
van het in-beeld histogram (pagina 88).
Neigt het histogram te veel
naar links, dan betekent dit
dat er te veel donkere
beeldpunten zijn. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat in het algemeen
te donker is. De donkere
gedeelten van het beeld
kunnen zelfs geheel
verduisterd worden als het
histogram te ver naar links toe
neigt.
Histogram
131
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Merk op dat het bovenstaande histogram enkel als
toelichting wordt verstrekt. Het is mogelijk is dat u
voor een bepaald onderwerp niet precies deze
vormen kunt verkrijgen.
Een op het midden geconcentreerd histogram is
geen garantie voor optimale belichting. Het
opgenomen beeld kan overbelicht of onderbelicht
zijn zelfs als het histogram rond het midden is
geconcenteerd.
U kunt mogelijk geen optimale histogramconfiguratie
verkrijgen door de beperkingen van de
belichtingscompensatie.
Het gebruik van de flitser alsmede bepaalde opname
omstandigheden kunnen er de oorzaak van zijn dat
het histogram een belichting aangeeft die afwijkt van
de feitelijke belichting van het beeld ten tijde van de
opname.
Het RGB (kleurcomponenten) histogram wordt enkel
voor snapshots (fotos ) aangegeven. Tijdens de
filmfunctie verschijnt enkel de verdelingshistogram
voor de luminantie op het beeldscherm.
Neigt het histogram te veel
naar rechts, dan betekent dit
dat er te veel lichte
beeldpunten zijn. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat in het algemeen
te licht is. De lichte gedeelten
van het beeld kunnen zelfs
geheel wit worden als het
histogram te ver naar rechts
toe neigt.
Een histogram dat in het
midden geconcentreerd is
duidt op een goede verdeling
van lichte en donkere
beeldpunten. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat over het geheel
genomen een optimale
helderheid heeft.
132
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
LET OP
U kunt ook de hieronder beschreven instellingen
configureren. Zie de referentiepaginas voor nadere
informatie.
Grootte (pagina 77)
Kwaliteit (pagina 78)
Witbalans (pagina 90)
Autofocusbereik (pagina 82)
Snapshot-met-geluid (pagina 126)
Flitsintensiteit (pagina 73)
Flitserassistent (pagina 73)
Digitale zoom (pagina 69)
Camera instellingen van de REC (opname)
functie
Volgend zijn de instellingen die u kunt maken voordat u
een beeld opneemt m.b.v. een opnamefunctie (REC).
ISO gevoeligheid
Automatische scherpstelfunctie (AF functie)
Meten
Kleurfilter
Scherpte
Verzadiging
Contrast
Raster aan/uit
Beeldcontrole aan/uit
Icoonhulp aan/uit
L/R toetsinstelling
Default instelling bij inschakelen van de spanning
Terugstellen van de camera (reset)
133
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Onder bepaalde omstandigheden kan een hoge
sluitersnelheid in combinatie met een hoge ISO
gevoeligheid leiden tot digitale ruis (korreligheid)
waardoor het beeld er grof uitziet. Voor het maken
van mooie beelden van goede kwaliteit kunt u het
beste de laagst mogelijke ISO gevoeligheidsinstelling
gebruiken.
Het gebruik van een hoge gevoeligheid in combinatie
met de flitser kan er bij het opnemen van een
onderwerp dichtbij toe leiden dat het onderwerp
onjuist belicht wordt.
LET OP
U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 140)
gebruiken om de camera zodanig te configureren dat
de instelling voor de ISO gevoeligheid verandert
telkens wanneer u tijdens de opnamefunctie (REC)
op [] of [] drukt.
Specificeren van de ISO gevoeligheid
U kunt de ISO gevoeligheidsinstelling veranderen voor
betere beelden op plaatsen waar de belichting laag is of
wanneer u een snelle sluitersnelheid wilt gebruiken.
De ISO gevoeligheid wordt uitgedrukt door waarden die
oorspronkelijk de lichtgevoeligheid uitdrukte van normale
fotografische film. Een hogere waarde geeft een grotere
gevoeligheid aan hetgeen beter is voor het maken van
opnamen wanneer de hoeveelheid beschikbaar licht weinig is.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
ISO en druk daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze instelling:
Auto
ISO 80
ISO 160
ISO 320
ISO 640
Om dit te verkrijgen:
Automatische
gevoeligheidsselectie
Voldoet aan ISO 80
Voldoet aan ISO 160
Voldoet aan ISO 320
Voldoet aan ISO 640
134
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Het gebruik de doorlopende scherpstelling voert non-
stop scherpstelling uit zodat de accu sneller leeg
raakt dan wanneer u Hybrid AF gebruikt.
Zelfs als Hybrid (tussenvorm) of Continuous
(doorlopend) als de AF functie geselecteerd wordt,
gebruikt de camera contrast AF voor het
scherpstellen wanneer Free (vrij) geselecteerd
wordt als de automatosche scherpstelkaderinstelling
(pagina 82).
Zorg er voor Contrast AF te gebruiken wanneer u
een tele-conversie, groothoek-conversie of close-up
objectief geïnstalleerd heeft (pagina 153). Merk op
dat Contrast AF langzamer is met scherpstellen dan
Hybrid AF.
Selecteer deze AF
functie:
Hybrid
Continuous
(doorlopend)
Contrast
Om dit type automatische
scherpstelling uit te voeren:
Combinatie van het faseverschil en
contrastscherpstelling
* Gewoonlijk dient u deze functie te
gebruiken.
Bij een normale afstand met snelle
doorlopende scherpstelling
Automatische scherpstelling van
het contrast type dat automatische
scherpstelling mogelijk maakt zelfs
als de fasedifferentieelsensor
geblokkeerd is.
Selecteren van de automatische
scherpstelfunctie (AF)
Gebruik de volgende procedure om de AF functie te
veranderen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
AF Mode (automatische scherpstelfunctie)
en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer vervolgens de gewenste instelling
d.m.v. [] en [] en druk daarna op [SET].
135
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Center Weighted (Centrum-georiënteerd meten)
Centrum-georiënteerd meten
concentreert zich op het midden van het
scherpstelkader en meet het licht daar.
Gebruik deze meetmethode als u wat
controle wilt uitoefenen over de belichting zonder de
instellingen geheel over te laten aan de camera.
Spot (Puntmeten)
Puntmeten neemt aflezingen van een
bijzonder beperkt gebied. Gebruik deze
meetmethode wanneer u de belichting
ingesteld wilt hebben op de helderheid van
een bepaald onderwerp zonder te worden beïnvloed
door omringende omstandigheden.
BELANGRIJK!
Als Multi (multi-patroon meten) als meetmethode
wordt geselecteerd, kunnen bepaalde procedures de
instelling voor de meetfunctie automatisch
veranderen zoals hieronder beschreven.
Door de belichtingscompensatie instelling (pagina 88)
te veranderen naar een waarde anders dan 0.0
verandert de meetfunctie naar Center Weighted
(centrum-georiënteerd meten). Als u de
belichtingscompensatie instelling terugverandert naar
0.0 zal de meetfunctie ook terugveranderen naar
Multi (multi-patroon meten).
Selecteren van de meetfunctie
Gebruik de volgende procedure om multi-patroon meten
(multi), puntmeten of centrum-georiënteerd meten als
meetmethode te specificeren.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Metering (meten) en druk op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk daarna op [SET].
Multi (Multi-patroon meten)
Multi-patroon meten verdeelt het beeld in
raster onderdelen en meet het licht bij
elke sectie voor een gebalanceerde
belichtingaflezing. De camera bepaalt
automatisch de opname omstandigheden
in overeenkomst met de gemeten
lichtpatronen en stelt de
belichtingsinstelling daarmee in
overeenkomst af. Dit type meten voorziet
u van foutvrije belichtingsinstellingen
voor een groot bereik aan opname
omstandigheden.
136
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de filterfunctie
Met de filterfunctie van de camera kunt u de kleurtoon van
een beeld veranderen tijdens het opnemen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC tab, selecteer Filter en
druk daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
De volgende filterinstelling staan tot de beschikking:
Off (Uit), B/W (zwart/wit), Sepia (sepia), Red (rood),
Green (groen), Blue (blauw), Yellow (geel), Pink
(roze), Purple (paars)
BELANGRIJK!
Door de filterfunctie van de camera te gebruiken
wordt hetzelfde resultaat geproduceerd als het
monteren van een kleurfilter op de lens.
Speciferen van de contourscherpte
Gebruik de volgende procedure om de scherpte van de
contouren in het beeld te regelen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC tab, selecteer
Sharpness (scherpte) en druk daarna op
[].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Uitmuntende scherpte
Normale scherpte
Weinig scherpte
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
1
2
137
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Specificeren van kleurverzadiging
Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheid te
regelen van het beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC tab, selecteer
Saturation (verzadiging) en druk daarna op
[].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Specificeren van het contrast
Gebruik de volgende procedure om het relatieve verschil
tussen de lichte delen en de donkere delen te regelen van
het beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC tab, selecteer Contrast
en druk daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Hoge kleurverzadiging (intensiteit)
Normale kleurverzadiging (intensiteit)
Lage kleurverzadiging (intensiteit)
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
1
2
Om dit te verkrijgen:
Hoog contrast
Normaal contrast
Laag contrast
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
1
2
138
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
In- en uitschakelen van het in-beeld
raster
U kunt rasterlijnen op het beeldscherm verkrijgen om u te
helpen bij de compositie van beelden en om er zeker van
te zijn dat de camera tijdens het opnemen recht gehouden
wordt.
Om dit te doen:
Toon het raster
Verberg het raster
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Grid (raster) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Toon beelden op het beeldscherm
voor ongeveer een seconde
onmiddellijk nadat ze opgenomen zijn
Toon geen beelden onmiddellijk nadat
ze opgenomen zijn
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
In- en uitschakelen van beeldcontrole
Beeldcontrole laat de door u opgenomen beelden zien op
het beeldscherm zodra u ze opneemt. Gebruik de volgende
procedure om beeldcontrole in en uit te schakelen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Review (controleren) en druk vervolgens op
[].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
139
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van icoonhulp
Icoonhulp toont begeleidende tekst over een icoon
wanneer u deze selecteert op het beeldscherm tijdens een
opnamefunctie (REC).
De icoonhulptekst wordt aangegeven voor de volgende
functies: Huidige opnamefunctie (REC), flitserfunctie,
scherpstelfunctie, witbalans, zelfontspanner-/
afstandsbedieningsfunctie, en meetfunctie.
Merk echter op dat de icoonhulptekst voor witbalans en
meten enkel verschijnt wanneer witbalans (White
Balance) of meten (Metering) toegewezen is aan de []
en [] toetsen met de toetsaanpassingsfunctie (pagina
140).
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Icon Help (icoonhulp) en druk vervolgens
op [].
BELANGRIJK!
Door één van de volgende instellingen te selecteren
verschijnen de icoon en de betreffende icoontekst
tijdelijk op het beeldscherm. Na enige tijd verdwijnen
de icoon en de tekst.
Flitserfunctie (automatisch) icoon (pagina 71)
Scherpstelfunctie (automatische
scherpstelling) icoon (pagina 80)
Witbalans
AWB
(automatisch) icoon (pagina 90)
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Toon begeleidende tekst wanneer u
een icoon selecteert op het
beeldscherm
Schakel icoonhulp uit
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk op [SET].
140
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Toewijzen van functies aan de [] en []
toetsen
Een functie voor toetsaanpassing stelt u in staat de []
en [] toetsen te configureren zodat deze de camera
instellingen veranderen wanneer ze ingedrukt worden
tijdens een opnamefunctie (REC). Na het configureren van
de [] en [] toetsen kunt u de instellingen veranderen die
er aan zijn toegewezen zonder door het menuscherm te
lopen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
L/R Key (linker/rechter toets) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Wanneer u deze functie wilt toewijzen
aan de [] en [] toetsen.
Belichtingscompensatie
[] verlaagt de compensatie, []
verhoogt de compensatie (pagina 88).
Witbalansinstelling
[] en [] gaan in volgorde in een
cyclus door de witbalansinstellingen
(pagina 90).
ISO gevoeligheid
[] en [] gaan in volgorde in een
cyclus door de ISO
gevoeligheidsinstellingen (pagina 133)
.
Meetfuncties
[] en [] gaan in volgorde in een cyclus
door de meetfuncties (pagina 135).
AF gebied
[] en []
gaan in volgorde in een
cyclus door de AF gebieden (pagina 82).
Geen functie toegewezen
Selecteer deze
instelling
EV Shift
(EV verschuiving)
White Balance
(witbalans)
ISO
(ISO gevoeligheid)
Metering (meten)
AF Area
(AF gebied)
Off (uit)
141
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Specificeren van de default instellingen
bij inschakelen van de spanning
Met het functiegeheugen van deze camera kunt u de
default instellingen bij inschakelen van de spanning
afzonderlijk instellen voor de flitserfunctie, de
scherpstelfunctie, de witbalansfunctie, de ISO gevoeligheid,
AF kader, meten, zelfontspanner, Cont./BKT (contrast/
automatische klassering), flitsintensiteit, de digitale
zoomfunctie, de handmatige scherpstelstand en de
zoompositie. Het inschakelen van het functiegeheugen voor
een bepaalde functie is een boodschap aan de camera om
de status te onthouden van die functie wanneer u de camera
uitschakelt om dezelfde status opnieuw te verkrijgen
wanneer de camera weer ingeschakeld wordt. Wanneer het
functiegeheugen uitgeschakeld is, stelt de camera
automatisch de oorspronkelijke defaultinstellingen voor de
betreffende functie in die ingesteld waren in de fabriek.
De volgende tabel toont wat er gebeurt als u het
functiegeheugen voor elke functie in- of uitschakelt.
Functie
Flash (Flitser)
Focus (Scherpstellen)*
1
White Balance (Witbalans)
ISO
AF Area (Autofocusbereik)
Metering (Meten)
Self-timer (Zelfontspanner)
Cont./BKT (Contrast/
automatische klassering)
Flash Intensity
(Flitsintensiteit)
Digital Zoom
(Digitale zoom)
MF Position (MF stand)
Zoom Position*
2
(Zoompositie)
On (Aan)
Instelling
wanneer de
camera
uitgeschakeld
is
Off (Uit)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Spot (Puntmeten)
Multi
(Meervoudig patroon)
Off (Uit)
1 Shot (1 shot)
0
On (Aan)
Laatste autofocus stand
die van kracht was voordat
u overschakelde op
handmatig scherpstellen
Wide Angle (Groothoek)
*1 De instelling van de scherpstelfunctie wordt niet
behouden bij de Movie functie. PF (panfocus) wordt
automatisch geselecteerd tijdens de filmfunctie.
*2 Alleen de optische zoompositie wordt onthouden.
142
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Memory (geheugen) tab m.b.v.
[] en [].
3.
Selecteer het item dat u wilt veranderen
m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Schakel het functiegeheugen in
zodat de instellingen worden
herkregen bij inschakelen van
de spanning
Schakel het functiegeheugen
uit zodat de instellingen worden
teruggesteld bij inschakelen
van de spanning
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
BELANGRIJK!
Wanneer u verandert van voorbeelddëcorselectie
van de BESTSHOT functie of als u de camera
uitschakelt tijdens de BESTSHOT functie dan zullen
de instellingen (behalve voor de Zoom position
geconfigureerd worden in overeenkomst met de
instelingen voor de BESTSHOT voorbeelddëcor
wanneer u de camera opnieuw inschakelt. Dit is zo
ongeacht de aan/uit instelling van het
functiegeheugen.
Als u de camera uitschakelt tijdens de filmfunctie, zal
de flitser uitgeschakeld zijn wanneer u de camera
opnieuw inschakelt, ongeacht de aan/uit instelling
van het functiegeheugen.
143
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Terugstellen (reset) van de camera
Gebruik de volgende procedure om alle instellingen van de
camera terug te stellen (reset) tot hun oorspronkelijke
defaultwaarden zoals aangegeven bij Menureferentie op
pagina 249.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) of
tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Reset (resetten) en druk daarna
op [].
3.
Gebruik [] en [] om Reset (resetten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) en druk op [SET] als
u deze procedure wilt annuleren zonder de camera
terug te stellen.
Gebruiken van het snelkoppelmenu
(Ex Menu)
Door indrukken van [EX ] wordt een snelkoppelmenu
verkregen dat u kunt gebruiken om de instellingen voor de
witbalans, de ISO gevoeligheid, meten en het AF gebied te
configureren.
1.
Druk tijdens een
opnamefunctie (REC)
op [EX ].
2.
Selecteer het gewenste item d.m.v. [] en []
en gebruik dan [] en [] om door de
geschikbare instellingen te bladereren.
Zie de volgende paginas voor details aangaande elk
van de instellingen.
Bijstellen van de witbalans (pagina 90)
Specificeren van de ISO gevoeligheid (pagina 133)
Specificeren van de meetfunctie (pagina 135)
Specificeren van het bereik van autofocus (pagina
82)
144
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3.
Druk na het configureren van de gewenste
instellingen op [SET] om het snelkoppelmenu
te verlaten.
LET OP
U kunt een instelling ook configureren door [EX ],
ingedrukt te houden, het gewenste item te selecteren
d.m.v. [] en [] en vervolgens de instelling te
veranderen d.m.v. [] en []. De instelling wordt
uitgeoefend wanneer u [EX ] los laat.
Gebruiken van de kaartafstandsbediening
U kunt de kaartafstandsbediening (WR-4C) gebruiken die
meegeleverd wordt met de camera wanneer u opneemt.
Door de camera op een statief te zetten en de sluiter-
ontspanningsfunctie op afstand te bedienen kunt u de kans
op bedoezelde beelden door per ongeluk bewegen van uw
hand elimineren.
1
2
3
4
67
5
1 Signaalzender
2 Sluitertoets
3 Zoomtoets
4 Insteltoets (SET)
5 Bedieningstoetsen
6 Displaytoets (DISP)
7 MENU toets
145
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Inleggen van de batterij
U moet een lithium batterij (CR2025) in de
kaartafstandsbediening leggen voordat u hem kunt
gebruiken om de camera te bedienen.
1.
Trek de batterijhouder van de afstandsbediening
terwijl u punt
A
in de richting van de pijl duwt.
A
2.
Veeg de oppervlakken van de batterij af met
een zachte, droge doek en plaats hem
vervolgens in de batterijhouder zodat de
positieve , kant naar boven wijst (zodat u die
kant kunt zien).
146
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Voordat u de kaartafstandsbediening
gaat gebruiken om op te nemen
Volg de volgende stappen voordat u de
kaartafstandsbediening gebruikt om op te nemen.
1.
Selecteer tijdens een
opnamefunctie (REC)
de gewenste
kaartafstandsbediening
d.m.v. [ ].
Door de mogelijkheid
voor bediening via de
kaartafstandsbediening
in te schakelen verschijnt
of
2s
in het
beeldscherm.
: Door indrukken van de sluitertoets van de
afstandsbediening wordt de sluiter onmiddellijk
ontspannen.
2s
: Door indrukken van de sluitertoets van de
afstandsbediening wordt de sluiter ongeveer
twee seconden later ontspannen (hetzelfde als
de 2-seconden zelfontspanner)
3.
Schuif de batterijhouder terug in de
afstandsbediening.
BELANGRIJK!
Let er op dat het batterijtje niet per ongeluk ingeslikt
wordt wanneer het zich niet in de
kaartafstandsbediening bevindt. Dit is natuurlijk in
het bijzonder van belang bij de aanwezigheid van
kleine kinderen.
Houd de knoopbatterij buiten het bereik van kleine
kinderen. Mocht een batterijtje toch ingeslikt worden
neem dan onmiddellijk contact op met uw arts.
Inschakelen voor
afstandbediening
147
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
De
2s
instelling is handig wanneer u onderdeel wilt
uitmaken van het beeld dat u gaat opnemen. De
vertraging geeft u tijd om naar de camera te kijken
nadat u hem via de afstandsbediening bediend heeft.
De afstandsbediening kan gebruikt wordt tijdens de
weergavefunctie (PLAY) en de spraakopnamefunctie
ongeacht de instelling van de drievoudige timer.
Gebruik van de kaartafstandsbediening
Richt de signaalzender op de afstandsbediening op de
signaalontvanger (voorkant of zijkant) van de camera en
voer de gewenste bediening uit.
De bedieningsorganen van de kaartafstandsbediening zijn
identiek aan de corresponderende toetsen op de camera.
Het bereik van de kaartafstandsbediening is gewoonlijk
vijf meter in een rechte lijn tussen de signaalzender en de
signaalontvanger aan de voorkant van de camera en
ongeveer één meter in een hoek rechts van de voorkant
van de camera.
Ontvangers van het
afstandsbedieningssignaal
Signaalzender
148
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Eén van de volgende omstandigheden kan het
bereik van de bediening via de
kaartafstandsbediening verkorten.
Wanneer de signaalzender van de
kaartafstandsbediening zich in een hoek bevindt
ten opzichte van de signaalontvanger van de
camera.
Wanneer de camera blootgesteld wordt aan
helder licht.
Wanneer de batterij van de
kaartafstandsbediening vrijwel uitgeput is.
In tegenstelling tot de sluitertoets op de camera zelf
kunt u de sluitertoets van de kaartafstandsbediening
niet halverwege indrukken. Door indrukken van de
sluitertoets van de kaartafstandsbediening zal de
camera automatisch scherpstellen en vervolgens het
beeld opnemen.
Automatische scherpstelling van het contrast type
dat automatische scherpstelling mogelijk maakt zelfs
als de fasedifferentieelsensor geblokkeerd is.
Wanneer u bediening van de snelle doorlopende
sluiterfunctie wilt uitvoeren met de
kaartafstandsbediening dient u de sluitertoets van de
kaartafstandsbediening ingedrukt te houden totdat
alle beelden (maximaal 5 beelden) opgenomen zijn.
Laat de sluitertoets los als u halverwege wilt stoppen
met de opname.
De werking van de opnamefunctie met de
doorlopende sluiter of de automatische klassefunctie
kan tussentijds onderbroken worden als de
signaalontvangst van het signaal van de
kaartafstandsbediening gestoord wordt of als de
batterij van de kaartafstandsbediening te zwak wordt.
Als u de kaartafstandsbediening gebruikt voor het
maken van een BULB opname (paginas 95, 96),
druk dan de sluitertoets van de
kaartafstandsbediening een maal in om de belichting
te starten en een tweede maal om de belichting te
stoppen. Dit is anders dan de bediening van de
sluitertoets van de camera die u zolang ingedrukt
moet houden als u wilt dat de belichting wordt
uitgevoerd. Merk op dat de bediening van de
sluitertoets van de kaartafstandsbediening afwijkt
van de bediening van de sluitertoets van de camera.
Door een conversie-objectief op de camera te
installeren kan die het signaal blokkeren dat zo de
signaalontvanger niet kan bereiken. Richt in dit geval
de kaartafstandsbediening op de signaalontvanger
aan de zijkant van de camera
(pagina 153)
.
149
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van een externe flitser
Door gebruik te maken van een los verkrijgbare flitseenheid
kunt u een hoger niveau helderheid verkrijgen
(geleidenummer) dan wanneer u alleen de ingebouwde
flitser gebruikt. Een externe flitser maakt het ook mogelijk
om het effectieve bereik van fotograferen met de flitser te
verlengen.
Het geleidenummer van de interne flitser is 8 (ISO 80/m).
Vereisten voor de externe flitseenheid
Gebruikt u een externe flitseenheid met deze camera dan
dient deze aan de volgende eisen te voldoen.
Variabele flitsintensiteit (AUTO)
Flitstijd: minder dan 1/1000 sec.
Bestrijkingshoek: Bestrijking van 33mm gelijk aan een
objectief met een brandpuntsafstand van 35mm (zonder
groothoek conversie-objectief)
BELANGRIJK!
De prestaties van de flitser kunnen ietwat teruglopen
wanneer gebruik gemaakt wordt van een ringflitser of
een ander type eenheid met een lange flitstijd.
De lensopeningswaarde en ISO gevoeligheid die bij
sommige flitseenheden beschikbaar zijn kunnen
mogelijk niet overeenkomen met de waarden die
ondersteund worden door de camera. Maak in dit
geval bijstellingen in de lensopeningsinstelling van
de externe flitser en bij de camera totdat de juiste
mate van helderheid wordt verkregen.
150
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Voordat u een externe flitseenheid
gebruikt
Zorg er voor de volgende stappen uit te voeren voordat u
een externe flitseenheid gebruikt.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC tab, selecteer External
flash (externe flitser) en druk dan op [].
3.
Selecteer On (aan) m.b.v. [] en [] en druk
daarna op de [SET] toets.
Opm dit te doen:
Maakt flitsen met de externe flitser
mogelijk
Maakt flitsen met de externe flitser
onmogelijk
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
BELANGRIJK!
Merk op dat de helderheid van wat u op het
beeldscherm ziet zal afwijken van de helderheid van
het opgenomen beeld. Zorg er voor dat u de
instellingen van de externe flitser en van de camera
controleert voordat u gaat opnemen.
Door de externe flitserinstelling van de camera in of
uit te schakelen wordt niet alleen bepaald of de
externe flitser zal flitsen of niet maar word took de
instelling van de camera zelf veranderd. Zorg er dus
voor altijd de instelling voor de externe flitser altijd uit
te schakelen als u de externe flitseenheid niet
gebruikt voor het maken van opnamen.
151
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van een externe flitseenheid
BELANGRIJK!
Let er altijd op dat de externe flitseenheid
uitgeschakeld is voordat u hem bevestigt op de
camera of er van afhaalt. Laat u de flitseenheid
ingeschakeld staan dan kan deze onverwachts
flitsen.
1.
Sluit de synchroonkabel van de externe
flitseenheid aan op de externe
flitsersynchroonaansluiting van de camera.
Wanneer u een externe flitseenheid aan de camera
bevestigt dient u ook een speciale greepbeugel aan
te schaffen die bevestigd kan worden aan het gat
van de statief van de camera.
2.
Schakel de spanning van de camera in en
breng de benodigde instellingen tot stand bij
de camera.
Belichtingsfunctie: M functie (handmatige belichting)
Sluitersnelheid: Ongeveer 1/60 (feitelijke instelling
moet in overeenstemming zijn met de instelling van
de lensopening)
Om maximale helderheid te verkrijgen op plaatsen
tot waar het licht van de flitser niet reikt kunt u het
beste de maximale lensopening (F2.8) bij de camera
gebruiken.
Witbalans: (Daglicht)
Flitserfunctie: (Off) (uit)
Externe
flitsersynchroonaansluiting
Externe
flitseenheid
Synchroonkabel
152
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3.
Schakel de externe flitseenheid in en stel hem
in voor de lensopeningwaarde (F) (paginas
93, 96) van de camera en de
gevoeligheidswaarde (gelijkwaardig met ISO
80).
Afhankelijk van de filmomstandigheden kan geen
goede belichting worden verkregen zelfs als u de
automatisch lensopeningswaarde (F) en de ISO
gevoeligheid van de externe flitseenheid afstemt op
die van de camera. Mocht dit het geval zijn, stel dan
de automatische lensopeningswaarde (F), de ISO
gevoeligheid en andere instellingen van de externe
flitseenheid bij. Probeer tevens de lensopening van
de camera zelf bij te stellen.
Voorzorgsmaatregelen voor de externe
flitser
Als een externe flitseenheid aangesloten is op de externe
flitsersynchroonaansluiting zal die altijd flitsen. Om een
beeld op te nemen zonder de externe flitseenheid te
gebruiken dient u de synchroonkabel uit de aansluiting te
trekken of de spanning van de externe flitseenheid uit te
schakelen.
Na opname van een beeld kunt u dit het beste via het
beeldscherm bekijken. Mocht het anders uitpakken dan u
verwachtte, gebruik dan de bedieningsregelaars op de
externe flitseenheid om de flitsintensiteit bij te stellen en
stel ook de lensopening en de flitsintensiteit bij op de
camera. Merk op dat u de flitsintensiteit van de externe
flitseenheid niet kunt beïnvloeden met de camera-
instellingen.
Close-up beelden hebben de tendens om overbelicht te
zijn. Heeft u inderdaad problemen met overbelichting,
probeer dan de instellingen voor de lensopening en de
ISO gevoeligheid bij te regelen bij de externe flitseenheid
en bij de camera. U kunt ook proberen de de ingebouwde
flitser van de camera te gebruiken om te corrigeren voor
overbelichting.
Merk op dat de ingebouwde flitser van de camera altijd
flitst wanneer de instelling van de flitserfunctie anders is
dan (Off) (uit).
De (F) waarden voor de lensopening van de camera zijn
gebaseerd op de grootste optische zoom (1X). Het
gebruik van de telefoto kan enige verduistering in de
hand werken. Stel de instellingen voor de lensopening en
de ISO gevoeligheid in bij de externe flitseenheid en de
camera zoals vereist wanneer een optische zoom wordt
gebruikt.
Bij gebruik van een zoomflitser wordt een
bestrijkingshoek aanbevolen voor een brandpuntsafstand
van 33mm of minder voor de flitseenheid.
153
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van een conversie-objectief of
filter
Door los verkrijgbare conversie-objectiefadapters (LU-60A)
te installeren op de camera kunt u een aanbevolen
conversie-objectief of close-up objectief of een los
verkrijgbaar filter gebruiken voor het opnemen.
De conversie-objectiefadapter (LU-60A) bestaat uit een
TELE CONVERTER ADAPTOR (Teleconverter-adapter)
en een WIDE CONVERTER ADAPTOR
(Groothoekconverter-adapter).
De hieronder beschreven Canon conversie-objectieven
en close-up objectieven worden aanbevolen voor gebruik
met deze camera.
Telefoto
Brandpuntsafstand: 1,5X de brandpuntsafstand van de camera
De afstand van het oppervlak van het teleconversie-
objectief naar het onderwerp kan binnen het bereik zijn
dat loopt van één meter tot oneindig (bij volledige zoom).
Canon teleconverter TC-DC58
TELE CONVERTER ADAPTOR
(Teleconverter-adapter)
Groothoek
Brandpuntsafstand: 0,7X de brandpuntsafstand van de
camera
Canon groothoekconverter WC-DC58N
Macro
Tijdens de macrofunctie (Macro) is de toegelaten afstand
van het oppervlak van de lens tot het onderwerp 6 cm -
25,1cm (wanneer zoom ingesteld staat op de maximale
groothoek).
Canon close-up objectief 250D (58mm)
WIDE CONVERTER ADAPTOR
(Groothoekconverter-adapter)
Groothoekconverter
(WC-DC58N)
Teleconverter
(TC-DC58)
TELE CONVERTER ADAPTOR
(Teleconverter-adapter)
Close-up objectief
(250D)
154
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Installeren van een conversie-objectief
of een close-up objectief
Een conversie-objectief geeft uw camera de mogelijkheid
tot opnamen met telefoto en groothoek. Met een close-up
objectief kunt u macro fotografie uitvoeren.
1.
Schakel de camera uit en
verwijder de lensring die
op de lens geïnstalleerd
is.
Mocht u problemen
ondervinden bij het
verwijderen van het objectief,
pak hem licht beet met uw
duim, wijsvinger,
middelvinger en ringvinger
wanneer u hem probeert te draaien. Door de ring van
het objectief stevig met uw duim en wijsvinger beet
te pakken kunt u te veel druk uitoefenen op het
schroefdraad van de ring en de camera waardoor u
de ring moeilijk kunt draaien.
2.
Plaats de camera met de lens naar boven.
Installeer ofwel de TELE CONVERTER
ADAPTOR (Teleconverter-adapter) of de WIDE
CONVERTER ADAPTOR (Groothoekconverter-
adapter) op de camera.
3.
Installeer een conversie-objectief of een
close-up objectief op de camera.
BELANGRIJK!
Door een conversie-objectief of een close-up
objectief te installeren kan het beeld aan de randen
donker worden hetgeen de fasedifferentieelsensor
van de camera kan storen. Zorg er dus voor
Contrast te selecteren als de automatische
scherpstelfunctie voordat u een beeld opneemt. Zie
Selecteren van de automatische scherpstelfunctie
(AF) op pagina 134 voor nadere informatie.
LET OP
Als de ring van het objectief geïnstalleerd of
afgenomen wordt terwijl de camera ingeschakeld is,
gaat de camera automatisch uit.
155
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Voorzorgsmaatregelen voor conversie-
objectieven en close-up objectief
Installeer de TELE CONVERTER ADAPTOR (Teleconverter-
adapter) of de groothoekadapter op de camera voordat u
een WIDE CONVERTER ADAPTOR (Groothoekconverter-
adapter) of close-up objectief installeert.
Lees de gebruiksaanwijzing van het conversie-objectief of
close-up objectief aandachtig door voor informatie hoe u
ze op de juiste wijze gebruikt.
Zorg er voor het beeldscherm te gebruiken om beelden
samen te stellen terwijl een conversie-objectief of close-
up objectief op de camera geïnstalleerd is. Gebruik de
zoeker niet want het beeld ervan wordt niet veranderd
door het objectief dat u gebruikt. Daarnaast zullen de
randen van de zoeker ook donker zijn.
Door een conversie-objectief of close-up objectief te
installeren kan die het juiste gebruik van de ingebouwde
flitser van de camera storen.
Selecteer als u een conversie-objectief of close-up
objectief gebruikt (Off) (uit) als de flitserfunctie of
gebruik een externe flitser (pagina 149).
Selecteer de Auto Focus stand als de scherpstelfunctie
(pagina 80) wanneer u het teleconversie-objectief
gebruikt.
Door optische zoom te statief om groothoek te selecteren
terwijl een telefoto conversie-objectief geïnstalleerd is,
kunnen de randen van het beeld donker worden. Stel de
optische zoom in op telefoto (pagina 68).
Het gebruik van een statief wordt aanbevolen om te
voorkomen dat de camera wordt bewogen terwijl u aan
het opnemen met een groothoekconversie-objectief.
Let er op dat u de camera uitschakelt zodat het objectief
in de ingetrokken toestand is wanneer u een
groothoekconversie-objectief monteert. Dit beschermt
tegen bekrassen van de lens.
Selecteer de Auto Focus of Macro ( ) stand als de
scherpstelfunctie (pagina 80) wanneer u het
groothoekconversie-objectief gebruikt.
Het groothoekconversie-objectief kan vervorming van het
onderwerp veroorzaken.
Bij gebruik van het close-up objectief dient u er op te
letten de scherpstelfunctie op Macro ( ) te zetten
(pagina 80). Bij andere scherpstelfuncties is het niet
mogelijk goed scherp te stellen op een close-up beeld.
156
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Installeren van een filter
Deze camera ondersteunt het gebruik van los verkrijgbare
58mm filters.
BELANGRIJK!
Let er op dat u de TELE CONVERTER ADAPTOR
(Teleconverter-adapter) installeert voordat u een
filter installeert. Als u een filter direct op de lens
plaatst zonder de TELE CONVERTER ADAPTOR
(Groothoekconverter-adapter) te gebruiken, zal het
bolle oppervlak van de lens in contact komen met het
filter en het zo beschadigen.
Lees de gebruiksaanwijzing van de filters aandachtig
door voor informatie hoe u ze op de juiste wijze
gebruikt.
Houd de volgende punten in gedachten bij de
aankoop van een filter.
Het gebruik van een filter kan donkere randen
veroorzaken in het beeld.
Het gebruik van een filter kan storing veroorzaken
bij de werking van de automatische scherpstelling
en de flitser.
Filters kunnen mogelijk niet dezelfde resultaten
opleveren als die bij cameras met film.
Gebruik niet meerdere filters op elkaar.
Het gebruik van een los verkrijgbare lenskap kan
donkere randen veroorzaken langs de randen van
het beeld.
Voorzorgsmaatregelen voor optische zoom
Optische zoom kan tot slechts maximaal 2X worden
uitgevoerd terwijl het groothoekconversie-objectief
geïnstalleerd is. Dit is om schade te voorkomen aan het
groothoekconversie-objectief door aanraken van de
cameralens wanneer deze in de uitgestrekte stand is.
BELANGRIJK!
Vergeet niet de lensring opnieuw op de cameralens
te installeren wanneer u geen conversie-objectief
gebruikt. Optische zoom kan tot slechts maximaal 2X
worden uitgevoerd terwijl de lensring niet goed
geïnstalleerd is zelfs als het groothoekconversie-
objectief niet geïnstalleerd is bij de camera.
157
WEERGAVE
3.
Gebruik [] (voorwaarts) of [] (achterwaarts)
om door de bestanden te bladeren op het
beeldscherm.
LET OP
Door [] of [] ingedrukt te houden wordt versneld
door de beelden gebladerd.
Om sneller bladeren door de weergavebeelden
mogelijk te maken is het beeld dat aanvankelijk
verschijnt een controlebeeld met een ietwat lagere
kwaliteit dan het werkelijke weergavebeeld. Het
werkelijke weergavebeeld verschijnt even later na
het controlebeeld. Dit is niet van toepassing bij
beelden die gekopiëerd zijn van een andere digitale
camera.
WEERGAVE
U kunt het ingebouwde monitorscherm van de camera
gebruiken om beelden te bekijken nadat u ze heeft
opgenomen.
Elementaire weergavebediening
Gebruik de volgende procedure om door bestanden te
bladeren die in het geheugen van de camera opgeslagen
zijn.
1.
Druk op de
spanningstoets om
de camera in te
schakelen.
Hierdoor verschijnt een
beeld of een boodschap
(melding) op het
beeldscherm.
2.
Zet de
functiedraairegelaar
op
(weergavefunctie
(PLAY)).
Hierdoor wordt de
weergavefunctie
(PLAY) ingeschakeld.
Spanningstoets
Functiedraairegelaar
158
WEERGAVE
Weergave van een audio snapshot
Voer de onderstaande stappen uit om een audio snapshot
te tonen (aangegeven door de indicator) en het geluid
(de audio) af te spelen.
1.
Gebruik [] en [] tijdens de weergave
functie (PLAY) totdat het gewenste beeld
wordt weergegeven.
2.
Druk op [SET].
Dit geeft het geluid
weer die het getoonde
beeld vergezelt.
U kunt tijdens afspelen
van het geluid de
volgende bediening
uitvoeren.
BELANGRIJK!
Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en
tijdens het pauzeren worden bijgesteld.
Doe dit:
Houd [] of [] ingedrukt.
Druk op [SET].
Druk op [] of [].
Druk op [MENU].
On dit te doen:
Versneld afspelen van het
geluid in voorwaartse of
achterwaarts richting.
Pauzeren en hervatten van
het geluid weergave.
Het geluidsvolume
bijstellen.
De weergave annuleren.
159
WEERGAVE
3.
Verschuif het beeld d.m.v. [], [], [] en []
naar boven, naar beneden, naar links of naar
rechts.
4.
Druk op [MENU] om het beeld terug te
brengen naar de oorspronkelijke grootte.
BELANGRIJK!
Op een filmbeeld kan niet worden ingezoomd.
Afhankelijk van de oorspronkelijke grootte van het
opgenomen beeld is het niet mogelijk om tot acht
maal de oorspronkelijiske grootte in te zoomen op
een beeld in de display.
Huidige zoomfactor
Inzoomen op het weergegeven beeld
Voer de volgende procedure uit om in te zoomen op het
beeld dat zich op dat moment op het beeldscherm bevindt.
Inzoomen kan tot maximaal acht maal de oorspronkelijke
grootte worden uitgevoerd.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[] en [] om het gewenste beeld te tonen.
2.
Schuif de
zoomregelaar naar ( )
om het beeld te
vergroten.
Dit toont een indicator die
de huidige zoomfactor
laat zien.
U kunt d.m.v. de [DISP]
toets heen en weer
schakelen tussen
weergeven en niet
weergeven van de
zoomfactor.
160
WEERGAVE
Om dit te doen:
Heraanpassen tot 1600
×
1200
beeldpunten (UXGA)
Heraanpassen tot 1280
×
960
beeldpunten (SXGA)
Heraanpassen tot 640
×
480
beeldpunten (VGA)
Heraanpassen annuleren
Selecteer deze instelling:
1600
×
1200
1280
×
960
640
×
480
Cancel (annuleren)
Afmetingen van een beeld heraanpassen
U kunt de volgende procedure gebruiken om een beeld te
veranderen naar één van de drie volgende afmetingen.
1600
×
1200 beeldpunten UXGA maat
1280
×
960 beeldpunten SXGA maat
640
×
480 beeldpunten VGA maat
VGA is de optimale afmeting voor bijlagen aan e-mail
boodschappen of gebruik binnen webpagina’s.
1.
Druk tijdens een weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de “PLAY”
(weergave) tab,
selecteer “Resize”
(afmetingen
heraanpassen) en
druk daarna op [].
Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is
wanneer een snapshot beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
3.
Gebruik [] of [] om door de beelden te
bladeren en dat beeld te tonen waarvan de
afmetingen heraangepast dienen te worden.
4.
Gebruik [] of [] om de gewenste instelling
te selecteren en klik dan op [SET].
161
WEERGAVE
BELANGRIJK!
Door de afmetingen van een beeld her aan te
passen wordt een nieuw bestand gecreëerd dat het
beeld bevat in de afmetingsgrootte die u selecteert.
Het bestand met het oorspronkelijke beeld blijft ook
in het geheugen.
Van beelden kleiner dan 640
×
480 beeldpunten
kunnen de afmetingen niet worden heraangepast.
Van beelden die opgenomen zijn in het 3072
×
2048
(3:2) beeldformaat kunnen de afmetingen niet
worden aangepast.
De afmetingen van filmbeelden en de iconen van
spraakopnamebestanden kunnen niet worden
heraangepast.
Heraanpassen van de afmetingen wordt alleen
ondersteund voor beelden die opgenomen zijn met
deze camera.
Als de boodschap “This function is not supported for
this file.” (deze functie wordt niet ondersteund voor dit
bestand) verschijnt, houdt dat in dat de afmetingen van
het huidige beeld niet kunnen worden heraangepast.
De functie voor heraanpassen van de afmetingen kan
niet worden uitgevoerd als er niet genoeg geheugen is
om het heraangepaste beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld waarvan de afmetingen zijn
heraangepast weergeeft via het beeldscherm van de
camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het
beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer
de afmetingen van het beeld heraangepast werden.
Trimmen van een beeld
Gebruik de volgende procedure wanneer u een bepaald
gedeelte van een vergroot beeld wilt trimmen en het
resterende deel van het beeld wilt gebruiken als e-mail
bijlage, een beeld op een webpagina enz.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[] en [] om door de beelden te bladeren en
het beeld te tonen dat u wilt tonen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de “PLAY”
(weergave) tab,
selecteer “Trimming”
(trimmen) en druk
daarna op [].
Hierdoor wordt een
trimkader verkregen.
Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is
wanneer een snapshot beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
162
WEERGAVE
4.
Gebruik de zoomregelaar om het trimkader te
vergroten of te verkleinen.
De afmetingen van het trimkader hangen af van de
afmetingen van het beeld op de display.
5.
Gebruik om het trimkader te verplaatsen [],
[], [] en [] totdat het gebied van het beeld
dat u wilt extraheren zich binnen het kader
bevindt.
6.
Druk op [SET] om het deel van het beeld te
extraheren dat zich binnen het trimkader
bevindt.
Druk op [MENU] als u de procedure op een gegeven
moment toch wilt annuleren.
BELANGRIJK!
Door een beeld te trimmen wordt een nieuw bestand
gecreëerd dat het getrimde beeld bevat. Het bestand
met het oorspronkelijke beeld blijft ook in het
geheugen.
Hoe kleiner het beeld des te beperkter zullen de
afmetingen van het trimkader zijn.
U kunt het trimkader niet van grootte veranderen
voor een beeld dat 640
×
460 beeldpunten is.
Beelden die opgenomen zijn in het 3072
×
2048 (3:2)
beeldformaat kunnen niet worden getrimd.
Beelden opgenomen met de filmfunctie en de iconen
van spraakopnamebestanden kunnen niet worden
getrimd.
Een beeld dat opgenomen is met een ander model
camera kan niet worden getrimd.
Als de boodschap “This function is not supported for
this file.” (deze functie wordt niet ondersteund voor
dit bestand) verschijnt, houdt dat in dat de
afmetingen van het huidige beeld niet kunnen
worden getrimd.
Het trimmen kan niet worden uitgevoerd als er niet
genoeg ruimte in het geheugen is om het getrimde
beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld dat getrimd werd weergeeft via
het beeldscherm van de camera, geven de datum en
de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk
opgenomen was, niet wanneer het beeld getrimd
werd.
163
WEERGAVE
Controleren van de scherpstelling van een
opgenomen beeld
U kunt de volgende procedure volgen om een opgenomen
beeld te vergroten en zo de scherpstelling controleren.
1.
Gebruik [] en []
tijdens de
weergavefunctie
(PLAY) om het beeld
te verkrijgen waarvan
u de scherpstelling
wilt controleren.
2.
Druk op [PREVIEW] (voorvertoning).
Hierdoor wordt het beeld vergroot in het venster met
het punt waarop was scherpgesteld in het midden
van het beeld.
3.
Verplaats het beeld op het beeldscherm
d.m.v. [], [], [] en [].
4.
Druk om het beeld weer tot de normale
grootte terug te krijgen op [PREVIEW].
BELANGRIJK!
U kunt de bovenstaande procedure enkel gebruiken
om de scherpstelling van snapshots en snapshots-
met-geluid te controleren.
U kunt de scherpstelling niet controleren van beelden
die opgenomen zijn met een ander model camera.
164
WEERGAVE
BELANGRIJK!
U kunt een film niet herhaaldelijk weergeven. Om
een film meer dan eens weer te geven, dient u de
stappen van de bovenstaande procedure te
herhalen.
Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave of
tijdens pauzeren worden bijgesteld.
Om dit te doen:
Snel vooruit- of
achteruitspoelen van de film
Pauzeren en hervatten van
de film weergave.
Eén beeld vooruit- of
achteruit springen terwijl de
weergave is gepauzeerd.
De weergave annuleren.
Het geluidsvolume bijstellen
Doe dit:
Houd [] of [] ingedrukt.
Druk op [SET].
Druk op [] of [].
Druk op [MENU].
Druk op [] of [].
Weergeven van een film
Gebruik de volgende procedure om een film weer te geven
die opgenomen werd met de filmfunctie (Movie).
1.
Gebruik tijdens de
weergavefunctie
(PLAY) [] en [] om
door de beelden te
bladeren totdat de
gewenste film getoond
wordt.
2.
Druk op [SET].
Hierdoor wordt de weergave van de film gestart.
U kunt de volgende bediening uitvoeren terwijl de
film weergegeven wordt.
Filmicoon
165
WEERGAVE
Tonen van een 9-beelden scherm
Met de volgende procedure verkrijgt u negen beelden
tegelijkertijd op het beeldscherm.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
zoomregelaar in de richting van ( ).
Dit toont het 9-beelden scherm met een
selectiekader er om heen met in het midden het
beeld dat zich op het beeldscherm bevond in stap 2.
Op het 9-beelden scherm geeft (microfoon) een
spraakopnamebestand aan (pagina 175).
Zijn er minder dan negen beelden in het geheugen
dan worden ze weergegeven te beginnen vanaf de
linker bovenhoek. Het selectiekader bevindt zich bij
het beeld dat weergegeven werd voordat u
overschakelde naar het 9-beelden scherm.
2.
Gebruik [], [], [] en [] om het
selectiekader te verplaatsen naar het
gewenste beeld. Door op [] te drukken
terwijl het selectiekader zich in de
rechterkolom bevindt of op [] te drukken
terwijl het selectiekader zich in de
linkerkolom bevindt, wordt doorgebladert
naar het volgende scherm met 9-beelden.
2 3
17 18 19
20 1 2
345
678
91011
12 13 14
15 16 17
18 19 20
1
3.
Door op een willekeurige toets anders dan
[], [], [] en [] te drukken wordt een
volledige versie van het beeld op ware grootte
getoond van het beeld waar het selectiekader
zich bevindt.
Voorbeeld: Wanneer er zich 20 beelden in het
geheugen bevinden en beeld 1 eerst wordt
weergegeven.
166
WEERGAVE
Selecteren van een specifiek beeld in het
9-beelden scherm
1.
Toon het 9-beelden scherm.
2.
Gebruik om het
selectiekader te
verplaatsen [], [],
[] en [] totdat het
zich op het beeld
bevindt dat u wilt
bekijken.
3.
Door op een
willekeurige toets
anders dan [], [],
[] en [] te drukken
wordt het
geselecteerde beeld
getoond.
Dit toont de de versie
van het geselecteerde
beeld op ware grootte.
Tonen van het kalenderscherm
Gebruik de volgende procedure om een kalender van 1
maand te tonen. Elke dag toont het eerste beeld dat op die
dag was opgenomen wat het gemakkelijker maakt om het
gewenste beeld te vinden.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[ ].
U kunt het kalenderscherm ook weergeven door op
[MENU] te drukken tijdens de weergavefunctie
(PLAY), “Calendar” (kalender) te selecteren bij de
“PLAY” (weergave) tab en vervolgens op [] te
drukken.
2.
Gebruik [], [], [] en
[] om de datum-
selectiecursor te
verplaatsen.
Volg de procedure onder
“Veranderen van de
datumopmaak” op pagina
194 om het
datumformaat te
specificeren.
Het op de kalender voor elke dag getoonde beeld is
het eerste beeld dat op die datum was opgenomen.
Selectiekader
Jaar/Maand
Datumselectiecursor
167
WEERGAVE
Spelen van een Slideshow (diashow)
De SlideShow (diashow) speelt beelden automatisch at in
volgorde en met vaste tussenpauzes.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“Slideshow” (diashow) en druk vervolgens op
[].
Door het indrukken van [] terwijl de
datumselectiecursor zich op de bovenste regel van
de kalender bevindt, wordt de vorige maand in beeld
verkregen.
Door het indrukken van [] terwijl de
datumselectiecursor zich op de onderste regel van
de kalender bevindt, wordt de volgende maand in
beeld verkregen.
Druk op [MENU] of op [DISP] om het
kalenderscherm te verlaten.
Op het kalenderscherm geeft (microfoon) een
spraakopnamebestand aan (pagina 175).
verschijnt in plaats van het beeld wanneer de
datum data bevat die niet kan worden getoond door
deze camera.
3.
Verplaats de datumselectiecursor naar de
datum en druk op [SET] om een vergrootte
versie te verkrijgen van het beeld van die
datum.
Dit toont het eerste beeld dat genomen was op de
geselecteerde datum.
168
WEERGAVE
Om de slideshow (diashow) instelling te annuleren
en het scherm te verlaten, selecteert u “Cancel”
m.b.v. [] en [] ten drukt u daarna op [SET].
4.
Gebruik [] en [] om “Start” (starten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de Slideshow (diashow) gestart.
5.
Druk op [SET] om de Slideshow (diashow) te
stoppen.
De diashow stopt ook automatisch nadat de
hoeveelheid tijd verstreken is die u specificeerde
voor “Time” (tijd).
3.
Configureer de instellingen voor de diashow.
Zie de aangegeven pagina’s voor nadere informatie.
Voor informatie aangaande
deze instelling:
Images (beelden)
Time (tijd)
Interval (tussenpauze)
Verwijs naar het volgende:
“Specificeren van de
slideshow (diashow)
beelden” op pagina 169.
“Specificeren van de
slideshow (diashow) tijd” op
pagina 170.
“Specificeren van de
slideshow (diashow)
tussenpauze” op pagina 170.
BELANGRIJK!
Merk op dat alle toetsen onbedienbaar zijn terwijl
een beeldverandering aan de gang is. Wacht totdat
een beeld stilstaat op het beeldscherm voordat u een
toets probeert te bedienen of houd de toets ingedrukt
totdat het beeld stil gaat staan.
Door tijdens de slideshow op [] te drukken wordt
teruggegaan naar het vorige beeld terwijl door
indrukken van [] doorgegaan wordt naar het
volgende beeld.
Wanneer de slideshow een audio snapshotbestand
of een spraakopnamebestand aantreft, wordt de
geluidsopname eenmaal weergegeven waarna wordt
doorgegaan naar het volgende bestand.
Wanneer de slideshow een film een bestand met
spraakopname aantreft wordt het geluid eeenmaal
weergegeven waarna wordt doorgegaan naar het
volgende bestand.
Terwijl het geluid weergegeven wordt, kunt u de []
en [] toetsen gebruiken om het volumeniveau in te
stellen.
Bij beelden die u van een andere digitale camera of
van een computer heeft gekopiëerd kan het ietwat
langer duren dan de gespecificeerde tussenpauzetijd
voordat ze verschijnen.
169
WEERGAVE
Selecteren van een bepaald beeld voor een
diashow
Wanneer u “One image” (één beeld) selecteert as het type
diashow dan zal de diashow enkel één beeld tonen zonder
dit te veranderen.
1.
Selecteer “One image” (één beeld) en druk
vervolgens op [].
2.
Gebruik [] en [] om door de beelden te
bladeren totdat het gewenste beeld zich op
het beeldscherm bevindt.
3.
Druk op [SET] om de
selectie te registreren
en terug te keren naar
het menuscherm.
Door op [MENU] te
drukken in plaats van op
[SET] wordt teruggegaan
naar het menuscherm
zonder de instelling te
registreren.
Specificeren van de slideshow (diashow)
beelden
1.
Gebruik [] en [] om “Images” (beelden) te
selecteren en druk vervolgens op [].
2.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
3.
Gebruik [] en [] om “Start” (starten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Dit start de diashow.
Het geluid van audio snapshotbestanden,
filmbestanden en bestanden met spraakopname ook
weergegeven.
Om dit te doen:
Alle beelden in het beeldgeheugen in
de diashow tonen.
Toon een enkel beeld.
Alle beelden in de FAVORITE map
(pagina 182) in de diashow tonen.
Selecteer deze
instelling:
All images
(alle beelden)
One image
(één beeld)
Favorites
(favorieten)
170
WEERGAVE
Specificeren van de slideshow (diashow)
tijd
1.
Gebruik [] en [] om “Time” (tijd) te
selecteren.
2.
Gebruik [] en [] om de gewenste
tijdinstelling te selecteren en druk vervolgens
op [SET].
U kunt de tijd specificeren van 1 tot en met 60
minuten.
3.
Gebruik [] en [] om “Start” (starten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de diashow gestart.
Specificeren van de slideshow (diashow)
tussenpauze
1.
Gebruik [] en [] om “Interval”
(tussenpauze) te selecteren.
2.
Gebruik [] en [] om de gewenste
tussenpauze instelling te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
U kunt “MAX” (maximaal) specificeren of een waarde
tussen 1 en 30 seconden als de tussenpauze.
Wanneer de instelling voor de tussenpauze tussen 1
en 30 valt wordt het geluid van filmpjes, audio
snapshot- en spraakopnamebestanden tot het einde
weergegeven zelfs als de opname langer is dan de
gespecificeerde tussenpauze.
Als “MAX” gespecificeerd wordt als de tussenpauze
wordt het geluid van filmpjes, audio snapshot- en
spraakopnamebestanden niet weergegeven.
Als “MAX” wordt geselecteerd als de pauze wordt
alleen het eerste beeld van filmbestanden
weergegeven.
3.
Gebruik [] en [] om “Start” (starten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de diashow gestart.
171
WEERGAVE
4.
Gebruik [] en [] om
“Rotate” (roteren) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Elke keer indrukken van
[SET] draait het beeld
met 90°.
5.
Druk nadat u klaar bent met het configureren
van de instellingen op [MENU] om het
instelscherm te verlaten.
BELANGRIJK!
U kunt een beeld dat beveiligd is niet roteren. Wilt u
toch een dergelijk beeld roteren dan dient u het eerst
onbeveiligd te maken.
U kunt mogelijk een digitaal beeld niet roteren als het
opgenomen was met een ander type digitale camera.
U kunt de beelden van filmbeelden of
spraakopnamebestanden niet roteren.
Roteren van het displaybeeld
Gebruik de volgende procedure om het beeld 90 graden te
roteren en de rotatie informatie samen met het beeld te
registreren. Nadat u dit gedaan heeft, zal het beeld altijd
getoond worden in de geroteerde oriëntatie.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“Rotation” (rotatie) en druk vervolgens op [].
Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is
wanneer een snapshot beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
3.
Gebruik [] en [] om door de beelden te
bladeren totdat het beeld dat u wilt roteren op
het beeldscherm te zien is.
172
WEERGAVE
Gebruik van beeldroulette
Beeldroulette circuleert de beelden zoals een munt- of
fruitautomaat op de display voordat één ervan stopt.
Wanneer u de beeldroulettefunctie inschakelt, zullen
beelden willekeurig op het scherm verschijnen. Eerst gaan
de beelden met hoge snelheid. Maar na verloop zullen de
beelden langzamer gebladerd worden totdat een enkel
beeld op het beeld stopt. Het beeld dat verschijnt is naar
willekeur gekozen.
1.
Zet de functiedraairegelaar op
(weergavefunctie (PLAY)).
2.
Houd terwijl de camera uitgeschakeld is de
[] toets ingedrukt terwijl u op de
spanningstoets drukt om de camera in te
schakelen.
Houd de [] toets ingedrukt totdat beelden op het
beeldscherm verschijnen.
Hierdoor wordt de beeldroulettefunctie ingeschakeld
die beelden over de display laat verschijnen en
verdwijnen waarbij er uiteindelijk één beeld blijft
staan.
3.
Door op de [] of [] toets te drukken wordt
de beeldroulettefunctie opnieuw gestart.
4.
Stel om beeldroulette uit te schakelen de
functiedraairegelaar in om een opnamefunctie
(REC) in te schakelen of druk op de
spanningstoets om de camera uit te
schakelen.
BELANGRIJK!
De beeldroulettefunctie geeft geen filmbestanden
weer en toont geen spraakopnamebestandiconen.
De beeldroulettefunctie werkt niet wanneer er slechts
één beeld beschikbaar is.
Merk op dat de beeldroulettefunctie enkel werkt bij
beelden die opgenomen zijn met deze camera. De
beeldroulettefunctie kan mogelijk niet goed werken
wanneer er zich beelden van een ander type in het
geheugen bevinden.
Als u de beeldroulettefunctie niet opnieuw start
ongeveer een seconde nadat het laatste beeld
verschenen is dan zal de beeldroulettefunctie
automatisch geannuleerd en de normale
weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld worden.
173
WEERGAVE
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
[] en [] toetsen om door de snapshots te
bladeren totdat de gewenste getoond wordt
waaraan u audio wilt toevoegen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de “PLAY”
(weergave) tab,
selecteer “Dubbing”
(geluidsdubben) en
druk vervolgens op
[].
4.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
5.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
Toevoegen van audio aan een snapshot
De “post-opname” functie laat u geluid toevoegen aan
snapshots nadat deze zijn opgenomen. U kunt het
audiogedeelte van een audio snapshot (die met een
icoon er op) ook heropnemen.
Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
“.WAV”.
Opnametijd:
Maximaal 30 seconden per beeld
Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 120KB (30-seconde opnamen van circa 4KB
per seconde.)
174
WEERGAVE
BELANGRIJK!
Houd de microfoon aan
de voorkant van de
camera gericht op het
onderwerp.
Let er op dat u de
microfoon niet met uw
vingers blokkeert.
Goede
opnameresultaten zijn
niet mogelijk wanneer
de camera te ver van
het onderwerp weg is.
Wanneer toetsen op de camera worden bediend kan
het geluid er van mogelijk ook opgenomen worden.
Nadat de geluidsopname voltooid is verschijnt de
icoon op het beeldscherm.
U kunt mogelijk geen geluid opnemen wanneer de
resterende geheugencapaciteit laag is.
De volgende types geluidsopname worden niet
ondersteund.
Toevoegen van geluid aan een filmbeeld.
Toevoegen van geluid aan een beveiligd
snapshot (pagina 181).
Het geluid heropgenomen of gewist wordt, kan niet
worden herkregen. Let er dus op dat u het geluid niet
langer nodig heeft voordat u heropname uitvoert of
het geluid wist.
Heropnemen van het geluid
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
[] en [] toetsen om door de snapshots te
bladeren totdat de gewenste getoond wordt
waarvan u het geluid opnieuw wilt opnemen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“Dubbing” (geluidsdubben) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om “Delete” (wissen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Als u enkel het geluid op deze manier wilt wissen,
druk dan op [MENU] om de procedure te voltooien.
5.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
6.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
Hierdoor wordt de bestaande opname gewist en
vervangen door de nieuwe.
Microfoon
175
WEERGAVE
Weergeven van een spraakopnamebestand
Voer de volgende stappen uit om een
spraakopnamebestand weer te geven.
1.
Gebruik [] en [] tijdens de weergavefunctie
(PLAY) om het gewenste
spraakopnamebestand (een bestand
aangegeven met ) weer te geven.
2.
Druk op [SET].
Hierdoor wordt de
weergave van het
spraakopnamebestand
gestart via de
luidspreker van de
camera.
U kunt de volgende bediening uitvoeren terwijl het
geluid weergegeven wordt.
Om dit te doen:
Snel vooruit- of
achteruitspoelen van het geluid.
Pauzeren en hervatten van de
film weergave.
Het geluidsvolume bijstellen.
Annuleren van de weergave.
Doe dit:
Houd [] of []
ingedrukt.
Druk op [SET].
Druk op [] of [].
Druk op [MENU].
BELANGRIJK!
Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en
tijdens het pauzeren worden bijgesteld.
Wanneer uw opname voorzien is van indextekens
(pagina 129), kunt u naar het volgende indexteken
doorspringen door de weergave te pauzeren en
vervolgens op [] or [] te drukken. Druk vervolgens
op [SET] om de weergave te hervatten van de positie
van het indexteken.
176
WEERGAVE
Tonen van camerabeelden op een
televisiescherm
U kunt opgenomen beelden via een televisiescherm tonen
en zelfs een televisiescherm gebruiken om beelden naar
wens samen te stellen voordat u het beeld dan opneemt.
Om camerabeelden via een televisiescherm te tonen dient
u de beschikking te hebben over een televisie met een
video-ingangsaansluiting en de AV kabel die meegeleverd
is met de camera.
1.
Sluit één uiteinde van de AV kabel die
meegeleverd is met de camera aan op de
[USB/AV] aansluiting van de camera en het
andere uiteinde op de video-
ingangsaansluiting van het televisietoestel.
Sluit de gele stekker van de AV kabel aan op de
video-ingangsaansluiting (geel) van het
televisietoestel en de witte stekker op de audio
ingangsaansluiting (wit).
2.
Schakel de televisie in en selecteer de video-
ingangsfunctie.
3.
Wanneer u normale bediening voor
beeldweergave en opname uitvoert bij de
camera zal het betreffende beeld op het
televisiescherm verschijnen.
AV kabel
[USB/AV] Poort
Video-ingangsaansluiting
TV
177
WEERGAVE
Selecteren van het video-ingangssysteem
U kunt kiezen uit het PAL of het NTSC systeem als het
video-uitgangssysteem voor aanpassing aan het systeem
van de TV die u gebruikt.
1.
Druk tijdens een opname- (REC) of
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de “Set Up” (instel) tab, selecteer
“Video Out” (video-uitgang) en druk
vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Als u een TV gebruikt die bedoeld is
voor gebruik in dit gebied:
U.S., Japan en andere gebieden met het
NTSC systeem
Europa en andere gebieden met het PAL
systeem
Selecteer deze
instelling:
NTSC
PAL
BELANGRIJK!
Alle iconen en indicators die op het beeldscherm van
de camera te zien zijn zullen ook op het
televisiescherm verschijnen.
Merk op dat het geluid in mono is.
Het beeldscherm van de camera valt uit tijdens het
afgeven van videosignalen.
Afhankelijk van het formaat van het scherm zullen de
opgenomen beelden en de beelden tijdens de
opname mogelijk niet het gehele scherm vullen.
WISSEN VAN BESTANDEN
178
WISSEN VAN BESTANDEN
U kunt een enkel bestand wissen of u kunt alle bestanden
wissen die zich op dat ogenblik in het geheugen bevinden.
BELANGRIJK!
Merk op dat het wissen van bestanden niet
ongedaan gemaakt kan worden. Als u een bestand
eenmaal gewist heeft, is hij voorgoed verdwenen. Let
er dus goed op dat u een bestand echt niet meer
nodig heeft voordat u het wist. In het bijzonder geldt
dit voor het wissen van alle bestanden - controleer
eerst alle bestanden voordat u deze handeling
uitvoert.
Een beveiligd bestand kan niet worden uitgewist. Om
een bestand te wissen dient u het eerst onbeveiligd
te maken (pagina 181).
Het wissen kan niet worden uitgevoerd wanneer alle
bestanden in het geheugen beveiligd zijn (pagina
182).
Als een audio snapshot gewist wordt, zal dit zowel
het beeldbestand als het audiobestand wissen dat er
aan vast zit.
U kunt de procedures in dit hoofdstuk niet gebruiken
om beelden te wissen uit de FAVORITE map. Zie de
procedures op pagina 185 voor details aangaande
het wissen van de inhoud van de FAVORITE map.
Wissen van een enkel bestand
Voer de volgende stappen uit om een enkel bestand uit te
wissen.
1.
Druk tijdens de
weergavefunctie
(PLAY) op [EX ].
2.
Gebruik [] of [] om door de bestanden te
bladeren totdat het te wissen bestand wordt
getoond.
3.
Gebruik [] of [] om Delete (wissen) te
selecteren.
Selecteer Cancel (annuleren) om de
bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen.
4.
Druk op [SET] om het bestand te wissen.
Herhaal de stappen 2 tot en met 4 om andere
bestanden te wissen, indien gewenst.
5.
Druk op [MENU] om het menuscherm te
verlaten.
WISSEN VAN BESTANDEN
179
BELANGRIJK!
Als een bestand om een bepaalde reden niet gewist
kan worden verschijnt de boodschap This function is
not supported for this file. (deze functie wordt niet
ondersteund voor dit bestand) wanneer u dat
bestand probeert te wissen.
Wissen van alle bestanden
De volgende procedure wist alle onbeveiligde bestanden
die zich op dat moment in het geheugen bevinden.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[EX ].
2.
Gebruik [] of [] om All Files Delete (alle
bestanden wissen) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
3.
Gebruik [] of [] om Yes (ja) te selecteren.
Selecteer No (nee) om de wisfunctie te verlaten
zonder een bestand uit te wissen.
4.
Druk op [SET] om alle bestanden uit te
wissen.
De boodschap There are no files. (er zijn geen
bestanden) verschijnt op het scherm nadat alle
bestanden gewist zijn.
BEHEER VAN BESTANDEN
180
BEHEER VAN BESTANDEN
Dankzij de mogelijkheden van de camera voor
bestandsbeheer kunt u makkelijk uw beelden in het oog
houden. U kunt bestanden beveiligen tegen onverhoeds
wissen en de gewenste bestanden opslaan in het
ingebouwde geheugen van de camera.
Mappen
Uw camera creëert automatisch mappen in het ingebouwde
flash-geheugen of op de geheugenkaart.
Geheugenmappen en -bestanden
Een beeld dat u opneemt wordt automatisch opgeslagen in
een map waarvan de naam een serienummer is. U kunt
maximaal 900 mappen op hetzelfde moment in het
geheugen houden. Mapnamen worden als volgt
gegenereerd.
Voorbeeld: Naam van de 100ste map
Elke map kan maximaal 9999 bestanden bevatten.
Als u probeert het 10000ste bestand op te slaan in een
map, wordt automatisch de volgende map met het
volgende serienummer gecreëerd. Bestandsnamen worden
als volgt gegenereerd.
Voorbeeld: Naam van het 26ste bestand
Extensie
CIMG0026.JPG
Serienummer (4 cijfers)
De map- en bestandnamen die hier worden beschreven
verschijnen wanneer u mappen en bestanden via uw
computer bekijkt. Zie pagina 33 voor informatie
betreffendevoor informatie over hoe de camera map- en
bestandnamen aangeeft.
Het feitelijke aantal bestanden dat u op een
geheugenkaart kunt opslaan hangt af van de instellingen
voor de beeldkwaliteit, de beeldgrootte, de
kaartcapaciteit, enz.
Zie voor details aangaande de mapstructuur
Geheugenmapstructuur op pagina 228.
100CASIO
Serienummer (3 cijfers)
BEHEER VAN BESTANDEN
181
Beveiligen van bestanden
Als u een bestand eenmaal beveiligd heeft kan hij niet
worden gewist (pagina 178). U kunt bestanden afzonderlijk
beveiligen of u kunt alle bestanden in het geheugen
beveiligen door een enkele bedieningshandeling.
Beveiligen van een enkel bestand
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Protect
(beveiligen) en druk
daarna op [].
3.
Gebruik [] of [] om door de bestanden de
bladeren en dat beeld te tonen dat u wilt
beveiligen.
4.
Gebruik [] of [] om
On (aan) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Een beveiligd bestand
wordt aangegeven door
het teken.
Om een bestand onbeveiligd te maken, selecteert u
Off (uit) in stap 4 en druk vervolgens op [SET].
5.
Druk op de [MENU] toets om het menuscherm
te verlaten.
BEHEER VAN BESTANDEN
182
Beveiligen van alle bestanden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Protect (beveiligen) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] of [] om All Files : On (Alle
bestanden : aan) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Om alle bestanden onbeveiligd te maken, klik op
[SET] in stap 3 zodat de instelling All Files : Off
(alle bestanden:uit) laat zien.
4.
Druk op de [MENU] toets om het menuscherm
te verlaten.
Gebruik van de FAVORITE map
U kunt landschapfotos, fotos van uw familie of andere
speciale beelden van een bestandsopslagmap (pagina
228) kopiëren naar de FAVORITE map in het ingebouwde
geheugen (pagina 228). Beelden in de FAVORITE map
worden niet getoond tijdens normale weergave om op die
manier persoonlijke beelden privé te houden terwijl u ze
toch bij u kunt hebben. De beelden in de FAVORITE map
worden niet gewist wanneer u van geheugenkaart wisselt
zodat u de fotos altijd bij de hand heeft.
Kopiëren van een bestand naar de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Favorites
(favorieten) en druk op
[].
BEHEER VAN BESTANDEN
183
3.
Gebruik [] of [] om
Save (opslaan) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor worden de
namen van de
bestanden in het
ingebouwde geheugen
of op de ingelegde
geheugenkaart
getoond.
4.
Gebruik [] of [] om het bestand te
selecteren dat u naar de FAVORITE map wilt
kopiëren.
5.
Gebruik [] of [] om Save (opslaan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor worden de getoonde bestanden naar de
FAVORITE map gekopieerd.
6.
Gebruik na het kopiëren van alle gewenste
bestanden [] en [] om Cancel
(annuleren) te selecteren en druk vervolgens
op [SET] om deze functie te verlaten.
LET OP
Door een beeldbestand volgens de bovenstaande
procedure te kopiëren wordt een beeld maat QVGA
van 320
×
240 beeldpunten naar de FAVORITE map
gekopieerd.
Een bestand dat naar de FAVORITE map wordt
gekopieerd krijgt automatisch een bestandnaam
toegewezen dat een serienummer is. Hoewel het
serienummer begint met 0001 en op kan lopen tot
9999, hangt de feitelijke bovengrens van het bereik
af van de capaciteit van het ingebouwde geheugen.
Denk eraan dat het maximale aantal beelden dat
opgeslagen kan worden in het ingebouwde
geheugen afhangt van de grootte van elk beeld en
van andere factoren.
BELANGRIJK!
Merk op dat een beeld dat naar de FAVORITE map
gekopieerd is en waar daarna de afmetingen van zijn
aangepast niet meer kan terugkeren naar het
oorspronkelijke formaat.
Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet naar
een geheugenkaart worden gekopieerd.
BEHEER VAN BESTANDEN
184
Tonen van een bestand in de FAVORITE
map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Favorites (favorieten) en druk op [].
3.
Gebruik [] of [] om Show (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
De boodschap No Favorites File! (geen favouriet
bestand) verschijnt als de FAVORITE map leeg is.
4.
Gebruik []
(voorwaarts) of []
(achterwaarts) om door
de bestanden in de
FAVORITE map te
bladeren.
5.
Druk nadat u klaar bent met het bekijken van
de bestanden tweemaal op [MENU] om deze
functie te verlaten.
LET OP
Door [] of [] ingedrukt te houden wordt versneld
door de beelden gebladerd.
BELANGRIJK!
Merk op dat een FAVORITE map enkel gecreërd
wordt in het ingebouwde geheugen van de camera.
Er wordt geen FAVORITE map gecreëerd op een
geheugenkaart mocht u die gebruiken. Als u de
inhoud van de FAVORITE map op het beeldscherm
van een computer wilt bekijken dient u eerst de
geheugenkaart (als u die gebruikt) uit de camera te
verwijderen voordat u de USB kabel aansluit om het
overbrengen van data te beginnen (paginas 216,
228).
Bastandsnaam
FAVORITE
(favorite) mapicoon
BEHEER VAN BESTANDEN
185
Wissen van een bestand uit de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Favorites (favorieten) en druk op [].
3.
Gebruik [] of [] om Show (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
4.
Druk op [EX ].
5.
Gebruik [] of [] om het bestand te
selecteren dat u uit de FAVORITE map wilt
wissen.
6.
Gebruik [] of [] om Delete (wissen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) om de
bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen.
7.
Gebruik na het wissen van alle gewenste
bestanden [] en [] om Cancel
(annuleren) te selecteren en druk vervolgens
op [SET] om deze functie te verlaten.
Wissen van alle bestanden uit de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Favorites (favorieten) en druk op [].
3.
Gebruik [] of [] om Show (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
4.
Druk op [EX ].
5.
Gebruik [] en [] om All Files Delete (alle
bestanden wissen) te selecteren en druk dan
op [SET].
BELANGRIJK!
U kunt de standaard bedieningshandelingen voor
wissen op pagina 178 niet gebruiken om beelden uit
de FAVORITE map te wissen. Echter door
formatteren van het geheugen (pagina 198) worden
de bestanden in de FAVORITE map gewist.
ANDERE INSTELLINGEN
186
ANDERE INSTELLINGEN
Configureren van de geluidsinstellingen
U kunt verschillende geluiden configureren die dan
gespeeld worden telkens wanneer u de camera inschakelt,
de sluitertoets halverwege of geheel indrukt of een
toetsbewerking uitvoert.
Configureren van de geluidsinstellingen
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) of de
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Sounds (geluiden) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om
het geluid te selecteren
waarvan u de instelling
wilt configureren en
druk vervolgens op
[].
4.
Gebruik [] en [] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze instelling:
Sound 1 Sound 5
(geluid 1 5)
Off (uit)
Om dit te doen:
Selecteer een ingebouwd
geluid
Schakel het geluid uit
LET OP
De default geluidsinstelling voor alle bewerkingen is
Sound 1 (geluid 1).
ANDERE INSTELLINGEN
187
Instellen van het volumeniveau
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) of de
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Sounds (geluiden) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om Volume te
selecteren.
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
voor het volume te specificeren en druk
vervolgens op [SET].
U kunt het volume instellen binnen het bereik lopend
van 0 (geen geluid) tot en met 7 (luidst).
LET OP
De default instelling voor het volume is 3.
Specificeren van een beeld voor het
startscherm
U kunt een opgenomen beeld specificeren als het beeld
voor het startscherm, waardoor dit voor ongeveer 2
seconden op het beeldscherm verschijnt telkens wanneer u
de camera inschakelt tijdens een opnamefunctie (REC).
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) of de
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Startup (start) en druk vervolgens
op [].
3.
Toon m.b.v. [] en [] het beeld dat u wilt
gebruiken voor het startscherm.
4.
Verander de instelling m.b.v. [] en []en
druk daarna op [SET].
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Gebruik het beeld dat op het
moment wordt getoond als het
startschermbeeld
Schakel het startscherm uit
ANDERE INSTELLINGEN
188
BELANGRIJK!
U kunt elk van de volgende types beelden selecteren
als het startschermbeeld.
Het ingebouwde startschermbeeld van de camera
Een snapshot die u met de camera heeft
opgenomen
Een audio snapshot die u met de camera
opgenomen heeft
Tijdens het starten wordt geen geluid weergegeven.
Een film waarvan de bestandgrootte minder is
dan de hoeveelheid van het ongebruikte
ingebouwde geheugen dat nog beschikbaar is.
Het snapshot beeld dat of de film die u als het
startschermbeeld selecteert, wordt opgeslagen in het
ingebouwde geheugen van de camera. Er kan per
keer slechts één beeld opgeslagen zijn in het
startschermbeeldgeheugen. Als een nieuw
startschermbeeld wordt geselecteerd, zal dat nieuwe
beeld het eerdere beeld uit het
startschermbeeldgeheugen verdringen. Daarom
dient u een gescheiden kopie van het beeld in het
standaard beeldgeheugen van de camera te hebben
opgeslagen als u naar een eerder startschermbeeld
wilt teruggaan.
Het beginschermbeeld wordt gewist als u het
ingebouwde geheugen formatteert (pagina 198).
Mocht u een audio snapshot opslaan in het
startbeeldgeheugen dan wordt het geluid van het
beeld niet weergegeven als het beeld getoond wordt
tijdens het starten.
Configureren van de instellingen voor het
spanningsuitschakelbeeld
Met de spanningsuitschakelbeeldfunctie kunt u de camera
zodanig configureren dat bij het uitschakelen van de
spanning een bepaalde snapshot of een filmpje verschijnt
die in het beeldgeheugen van de camera opgeslagen ligt.
U kunt een foto of een filmpje specificeren als het
spanningsuitschakelbeeld.
De instellingen voor het
spanningsuitschakelbeeld configureren
1.
Gebruik de USB kabel om de camera aan te
sluiten op uw computer (pagina 216).
2.
Verplaats de beelddata die u wenst te
gebruiken als spanning-uitvalbeeld tot
bovenaan de bovenmap van het ingebouwde
flash-geheugen van de camera.
De bestandnaamextensie wordt niet weergegeven
als uw computer zodanig geconfigureerd is dat hij de
bestandnaamextensies verbergt.
Voorbeeld: CIMG0001
ANDERE INSTELLINGEN
189
Als er een geheugenkaart in de camera geladen is,
let er dan op het beeld te kopiëren naar het
ingebouwde geheugen voordat u de geheugenkaart
uit de camera haalt.
3.
Verander de naam van het bestand tot één
van de volgende.
Beeld van een snapshot: ENDING.JPG
Filmbeeld: ENDING.AVI
Het is niet nodig de bestandnaamextensie (JPG of
AVI) in te voeren als uw computer geconfigureerd is
om bestandnamen te verbergen.
Bestandnaam: ENDING
Uw camera is nu geconfigureerd om het
spanningsuitschakelbeeld weer te geven. Dit beeld
zal telkens verschijnen wanneer u de spanningstoets
indrukt om de camera uit te schakelen. Het
spanningsuitschakelbeeld verschijnt ongeacht of de
camera al dan niet een geheugenkaart bevat.
BELANGRIJK!
Er kunnen uitsluitend snapshot- (JPEG) of
filmbestanden (AVI) gebruikt worden als het
spanningsuitschakelbeeld.
Merk op dat de spanningsuitschakelbeeldfunctie
enkel werkt met beelden die met deze camera
opgenomen zijn. De spanningsuitschakelbeeldfunctie
kan mogelijk niet goed werken wanneer een ander
type beeld gespecificeerd is als het
spanningsuitschakelbeeld.
Het formatteren van het flash-geheugen van de
camera wist het spanningsuitschakelbeeld uit
(pagina 198).
Wanneer zowel een stilbeeld als een film
beschikbaar is als het spanningsuitschakelbeeld, zal
de film gebruikt worden.
Merk op dat de spanningsuitschakelbeeldfunctie niet
onderbroken kan worden wanneer hij eenmaal in
werking is gesteld. Daarom is het verstandig een
relatief korte film te selecteren als u een filmbestand
selecteerd als spanningsuitschakelbeeld.
ANDERE INSTELLINGEN
190
Annuleren van de instellingen van de het
spanningsuitschakelbeeld
1.
Gebruik de USB kabel om de camera aan te
sluiten op uw computer (pagina 216).
2.
Verander de naam van het huidige
spanningsuitschakelbeeld van ENDING.JPG
of ENDING.AVI naar iets anders of wis het
spanningsuitschakelbeeld uit het flash-
geheugen.
Specificeren van de bestandsnaam
serienummer generatiemethode
Gebruik de volgende procedure om de methode te
specificeren voor het genereren van het serienummer dat
gebruikt wordt voor bestandsnaam (pagina 180).
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) of de
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer File No. (bestandsnaam) en druk
vervolgens op [].
3.
Verander de instelling m.b.v. [] en [] en
druk daarna op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Continue
(voortzetten)
Reset
(terugstellen)
Om dit te doen voor een juist
opgeslagen bestand:
Sla het laatste gebruikte
bestandnummer op en verhoog dit
met één ongeacht of bestanden
uitgewist zijn of de geheugenkaart
door een nieuwe werd vervangen.
Zoek het hoogste bestandnummer in
de huidige map op en verhoog het
met één.
ANDERE INSTELLINGEN
191
Gebruiken van het alarm
U kunt maximaal drie alarmtijden configureren die de
camera een pieptoon laat geven en een gespecificeerd
beeld laat zien op het tijdstip dat u specificeerde.
Door een film (movie) of een foto met geluid te specificeren
wordt het beeld samen met het geluid weergegeven op de
toegewezen tijd. Door een spraakopname te specificeren
wordt het geluid weergegeven.
U kunt maximaal drie alarmtijdens configureren die
Alarm 1, Alarm 2 en Alarm 3 heten.
Instellen van een alarm
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab en
selecteer Alarm en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer m.b.v. [] en [] het alarm (1, 2 of 3)
waarvan u de instelling wilt configureren en
druk daarna op [].
4.
Selecteer m.b.v. [] en [] de instelling die u
wilt veranderen en verander de geselecteerde
instelling m.b.v. [] en [].
U kunt een alarmtijd instellen en het alarm
configureren om af te gaan ofwel slechts één keer
(Once) ofwel op hetzelfde tijdstip elke dag (Daily). U
kunt het alarm ook in- en uitschakelen.
5.
Druk op [DISP].
U kunt op [SET] drukken in plaats van op [DISP] als
u het alarm wilt configureren zonder beeld.
6.
Selecteer m.b.v. [] en [] het décor dat u
wilt laten verschijnen op de alarmtijd en druk
daarna op [SET].
7.
Druk op [SET] nadat alle instellingen naar
wens zijn.
ANDERE INSTELLINGEN
192
Stoppen van het alarm
Als een alarmtijd bereikt wordt terwijl de camera
uitgeschakeld is, zal het alarm voor ongeveer één minuut
afgaan (of totdat u het alarm afzet) waarna de camera
ingeschakeld wordt. Om het alarm te stoppen nadat het
begonnen is kunt u op willekeurige welke toets drukken.
BELANGRIJK!
Merk op dat het alarm niet afgaat als de alarmtijd
bereikt wordt terwijl aan minstens één van de
volgende voorwaarden voldaan wordt.
Terwijl de camera ingeschakeld is.
Terwijl USB datacommunicatie aan de gang is.
Instellen van de klok
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om een
thuistijdzone te selecteren en om de instellingen voor de
datum en de tijd te veranderen. Als u enkel de tijd- en
datuminstellingen wilt veranderen zonder de thuistijdzone
te veranderen, voer dan alleen de procedures uit onder
Instellen van de huidige tijd en datum op (pagina 193).
BELANGRIJK!
Let erop dat u de thuistijdzone (de zone waar u zich
op het moment bevindt) selecteert voordat u de
instellingen verandert voor de tijd en de datum.
Anders zullen de instellingen voor de tijd en de
datum automatisch veranderen wanneer u een
andere tijdzone selecteert.
Selecteren van uw thuistijdzone
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) of de
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer World Time (wereldtijd) en druk
vervolgens op [].
Hierdoor wordt de huidige wereldtijdzone
aangegeven.
ANDERE INSTELLINGEN
193
3.
Gebruik [] en [] om Home (thuistijd) te
selecteren en druk daarna op [].
4.
Gebruik [] en [] om City (stad) te
selecteren en druk vervolgens op [].
5.
Gebruik [], [], [] en [] om de het
geografische gebied te selecteren dat de
plaats bevat die u wenst voor de thuistijdzone
en druk vervolgens op [SET].
6.
Gebruik [] en [] om de gewenste stad te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
7.
Druk na het selecteren van de gewenste stad
op [SET] om de bijbehorende zone als uw
thuistijdzone te registreren.
Instellen van de huidige tijd en datum
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) of de
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Adjust (bijstellen) en druk
vervolgens op [].
3.
Stel de huidige tijd en de tijd in.
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [] en [].
Druk op [DISP].
Om dit te doen:
Veranderen van de instelling op de
plaats waar de cursor zich bevindt
Verplaatsen van de cursor tussen
instellingen
Overschakelen tussen de 12-uur en
de 24-uur tijdaanduiding.
4.
Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op
[SET] om ze te registreren en het
instelscherm te verlaten.
ANDERE INSTELLINGEN
194
Veranderen van het datumformaat
U kunt een selectie maken uit drie verschillende formaten
van het tonen van de datum.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) of de
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Date Style (datumstijl) en druk
vervolgens op [].
3.
Druk op [] en [] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
Voorbeeld: 24 december, 2004
Selecteer dit format:
YY/MM/DD
DD/MM/YY
MM/DD/YY
Om de datum zo te tonen:
04/12/24
24/12/04
12/24/04
Gebruiken van wereldtijd
U kunt het wereldtijdscherm gebruiken om een tijdzone te
selecteren en de tijdinstelling van de klok van de camera in
een handomdraai veranderen wanneer u op reis gaat, enz.
Deze wereldtijdfunctie laat u één van de ingestelde 162
steden in 32 tijdzones selecteren.
Tonen van het wereldtijdscherm
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) of de
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer World Time (wereldtijd) en druk
vervolgens op [].
Hierdoor wordt de huidige wereldtijdzone getoond.
3.
Druk op [] en [] om World (wereld) te
selecteren.
4.
Druk nogmaals op [SET] om het instelscherm
te verlaten.
Selecteer dit:
Home (thuistijd)
World (wereldtijd)
Om dit te doen:
Toon de tijd in uw thuistijdzone
Toon de tijd in de zone die op dat
moment geselecteerd is op het
wereldtijdscherm.
ANDERE INSTELLINGEN
195
Configureren van wereldtijdinstellingen
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) of de
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer World Time (wereldtijd) en druk
vervolgens op [].
Hierdoor wordt de huidige wereldtijdzone getoond.
3.
Druk op [] en [] om World (wereld) te
selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Druk op [] en [] om City (stad) te
selecteren en druk vervolgens op [].
5.
Selecteer m.b.v. [],
[], [] en [] het
gewenste geografische
gebied en druk
vervolgens op [SET].
6.
Druk op [] en [] om
de gewenste stad te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de huidige
tijd getoond in de stad die
u selecteerde.
7.
Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op
[SET] om de instellingen toe te passen en het
instelscherm te verlaten.
ANDERE INSTELLINGEN
196
Configureren van de
zomertijdinstellingen (DST)
Zomertijd wordt gebruikt in bepaalde gebieden om de
huidige instelling van de tijd één uur vooruit te zetten
tijdens de zomermaanden.
Het gebruik van zomertijd hangt samen met plaatselijke
gebruiken en de wetgeving.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) of de
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer World Time (wereldtijd) en druk
vervolgens op [].
Hierdoor wordt de huidige instellingen van de
wereldtijd getoond.
3.
Druk op [] en [] om World (wereld) te
selecteren en druk vervolgens op [].
Selecteer Home (thuis) als u de instellingen voor de
thuistijd wilt configureren.
Selecteer dit:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Zet de huidige tijdinstelling een uur vooruit.
Toon de huidige tijd zoals hij werkelijk is
4.
Gebruik [] en [] om DST
(zomertijdinstelling) te selecteren en druk
vervolgens op [].
5.
Druk op [] en [] om de gewenste
zomertijdinstelling (DST) te selecteren.
6.
Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op
[SET].
Hierdoor wordt de huidige tijd getoond
overeenkomstig uw instelling.
7.
Druk nogmaals op [SET] om het instelscherm
te verlaten.
ANDERE INSTELLINGEN
197
Veranderen van de displaytaal
U kunt de volgende procedure gebruiken om één van de
onderstaande tien talen te selecteren als de displaytaal.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) of de
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Language (taal) en druk
vervolgens op [].
3.
Druk op [], [], [] en [] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
: Japans
English : Engels
Français : Frans
Deutsch : German
Español : Spaans
Italiano : Italiaans
Português : Portugees
: Chinees (complex)
: Chinees (vereenvoudigd)
: Koreaans
Veranderen van het protocol van de USB
poort
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om het
communicatieprotocol te veranderen van de USB poort van
de camera wanneer u aansluit op een computer, een
printer of op een ander toestel. Selecteer het protocol dat
past bij het toestel waarop u aansluit.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) of de
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Mass Storage
(massageheugen)
(USB DIRECT-PRINT)
PTP (PictBridge)*
Bij aansluiten op dit type toestel:
Computer of printer die
compatibel is met USB DIRECT-
PRINT (pagina 210)
Printer compatibel met PictBridge
(pagina 210)
* PTP is de afkorting van Picture Transfer Protocol
(Protocol voor het overzenden van beelden).
ANDERE INSTELLINGEN
198
Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-
PRINT) zorgt er voor dat de camera de computer
beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik
deze instelling voor het allerdaagse oversturen van
beelden van de camera naar de computer (waarbij u
dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt
gebruiken).
PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van
beelddata naar het aangesloten toestel.
Formatteren van het ingebouwde geheugen
Mocht u het ingebouwde geheugen formatteren dan wordt
alle opgeslagen data uitgewist.
BELANGRIJK!
Merk op dat data die gewist is door formatteren niet
meer kan worden herkregen. Controleer dus dat u
geen enkele data in het geheugen nodig heeft
voordat u het gaat formatteren.
Het formatteren van het geheugen wist alle
bestanden uit het geheugen, inclusief bestanden uit
de FAVORITE map (pagina 182), beveiligde
bestanden (pagina 181) en gebruikersinstellingen
van de BESTSHOT functie (pagina 115).
Het startschermbeeld (pagina 187) en het
stroomuitschakelbeeld (pagina 188) worden bij
formatteren van het geheugen gewist.
1.
Controleer dat er geen geheugenkaart in de
camera geladen is.
Mocht er zich toch een geheugenkaart in de camera
bevinden, verwijder deze dan (pagina 202).
ANDERE INSTELLINGEN
199
2.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) of de
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
3.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Format (formaat) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om Format (formatteren)
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) om de formatteerfunctie
te verlaten zonder te formatteren.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
200
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
U kunt de opslagmogelijkheden van
uw camera uitbreiden door een los
verkrijgbare geheugenkaart (SD
geheugenkaart of MultiMediaCard)
te gebruiken. U kunt ook bestanden
kopiëren van het ingebouwde flash-
geheugen naar een geheugenkaart
en van een geheugenkaart naar
flash-geheugen.
Gewoonlijk worden bestanden opgeslagen in het flash-
geheugen. Wanneer u echter een geheugenkaart
insteekt, zal de camera automatisch bestanden op de
kaart opslaan.
Merk op dat u geen bestanden kunt opslaan in het
ingebouwde geheugen terwijl een geheugenkaart in de
camera gestoken is.
BELANGRIJK!
Gebruik bij deze camera enkel een SD
geheugenkaart of een MultiMediaCard (MMC). Voor
andere types kaarten wordt een juiste werking niet
gegarandeerd.
Zie de gebruiksaanwijzing van de geheugenkaart
voor informatie hoe u deze kunt gebruiken.
Bepaalde types kaarten kunnen de
verwerkingssnelheid afremmen.
SD geheugenkaarten hebben een
schrijfbeveiligingsschakelaar die u kunt gebruiken
voor beveiliging tegen onverhoeds uitwissen van
beelddata. Merk echter op dat als u een SD
geheugenkaart beveiligt, u de schrijfbeveiliging dient
te verwijderen telkens wanneer u op de kaart wilt
opnemen, hem wilt formatteren of eventueel
bestanden wilt uitwissen.
Elektrostatische lading, digitale storing en andere
fenomenen kunnen er de oorzaak van zijn dat data
beschadigd wordt en zelfs verloren gaat. Zorg er
altijd voor op welke wijze dan ook belangrijke data
op andere media te backuppen (CD-R, CD-RW, MO
disk, harde schijf van een computer, enz.)
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
201
2.
Plaats de geheugenkaart
zodanig dat de voorkant in
dezelfde richting wijst als
het beeldscherm van de
camera en schuif de kaart
vervolgens in de kaartgleuf.
Schuif de kaart geheel in
totdat deze met een klikgeluid
stevig op zijn plaats zit.
3.
Sluit het accudeksel en
schuif het vervolgens in de
door de pijl aangegeven
richting.
Gebruiken van een geheugenkaart
BELANGRIJK!
Zorg ervoor dat u de camera uitschakelt voordat u
een geheugenkaart insteekt of verwijdert.
Let er op dat u de camera in de juiste richting
insteekt. Probeer nooit een geheugenkaart in de
gleuf te drukken terwijl u weerstand voelt.
Insteken van een geheugenkaart in de
camera
1.
Schuif het accudeksel in de
door de pijl aangegeven
richting en open het dan.
AchterkantVoorkant
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
202
Verwijderen van een geheugenkaart uit
de camera
1.
Druk de geheugenkaart in
de richting van de camera
en laat hem dan los.
Hierdoor komt de kaart
gedeeltelijk uit de camera.
2.
Trek de geheugenkaart uit de sleuf.
BELANGRIJK!
Steek nooit een ander voorwerp dan een
geheugenkaart in de kaartgleuf van de camera. Dit
kan namelijk schade toebrengen aan zowel de
camera als de kaart.
Mocht water of een ongepast voorwerp ooit de
kaartgleuf binnendringen, schakel dan onmiddellijk
de camera uit, verwijder de accu en neem contact op
met de dealer of met de dichtstbijzijnde erkende
CASIO onderhoudswerkplaats.
Verwijder de kaart nooit uit de camera terwijl de
groen bedrijfsindicator aan het knipperen is. Hierdoor
kan het opslaan van een bestand namelijk mislukken
en zelfs schade toegebracht worden aan de
geheugenkaart.
Formatteren van een geheugenkaart
Mocht u een geheugenkaart formatteren dan wordt alle
data uitgewist die is opgeslagen op de kaart.
BELANGRIJK!
Gebruik voor het formatteren van een geheugenkaart
altijd de camera. Formatteren van een
geheugenkaart kan ook met een computer worden
uitgevoerd maar dat zal dataverwerking door de
camera vertragen. Bij een SD kaart, als u deze op
een computer geformatteerd wordt, kan dit er toe
leiden dat de kaart niet meer voldoet aan het SD
formaat, problemen veroorzaken met de
compatibiliteit en andere problemen met de werking.
Merk op dat data die gewist is door formatteren van
een geheugenkaart niet meer kan worden herkregen.
Controleer dus dat u geen enkele data op de
geheugenkaart nodig heeft voordat u deze gaat
formatteren.
Het formatteren van een geheugenkaart wist alle
bestanden, inclusief bestanden die beveiligd zijn
(pagina 181).
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
203
Voorzorgsmaatregelen voor de
geheugenkaart
Mocht een geheugenkaart zich abnormaal gedragen, dan
zal hij waarschijnlijk weer normaal werken als hij opnieuw
geformatteerd wordt. Het wordt echter aanbevolen meer
dan één geheugenkaart mee te nemen wanneer u de
camera op een plaats ver van uw huis of kantoor
gebruikt.
Het wordt aanbevolen een geheugenkaart te formatteren
voordat u hem voor de eerste maal in gebruik neemt of
wanneer de door u gebruikte kaart de oorzaak lijkt te zijn
van abnormale beelden.
Naarmate u meer data opneemt op en wist van een SD
geheugenkaart, verliest deze langzamerhand het
vermogen om data te behouden. Het wordt daarom
aanbevolen om SD geheugenkaarten geregeld te
formatteren.
Voordat u de formaatfunctie gebruikt, dient u eerst te
controleren dat de accu geheel opgeladen. Mocht de
stroom namelijk uitvallen tijdens het formatteren dan kan
dit onjuist formatteren van de disk tot gevolg hebben
maar bovendien de geheugenkaart beschadigen en
onbruikbaar maken.
1.
Steek een geheugenkaart in de camera.
2.
Schakel de camera in. Schakel vervolgens de
opnamefunctie (REC) of de weergavefunctie
(PLAY) in en druk op de [MENU] toets.
3.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Format (formatteren) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] of [] om Format (formatteren)
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) om de
formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
204
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Copy
(kopiëren) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] of [] om Built-in Card
(ingebouwd geheugen geheugenkaart) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de
boodschap Busy.... Please Wait…” (bezig
wachten a.u.b) getoond.
Nadat het kopiëren voltooid is toont het beeldscherm
het laatste bestand in de map.
Kopiëren van bestanden
Gebruik de onderstaande procedures om bestanden tussen
het ingebouwde geheugen en een geheugenkaart te
kopiëren.
BELANGRIJK!
Enkel snapshots, filmbestanden en audio snapshot
en spraakopnamebestanden die met deze camera
zijn opgenomen kunnen worden gekopiëerd. Andere
bestanden kunnen niet worden gekopiëerd.
Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet
worden gekopieerd.
Bij het kopiëren van een audio snapshot, worden
zowel het betreffende beeldbestand als het
geluidsbestand gekopieerd.
Kopiëren van alle bestanden in het
ingebouwde geheugen naar een
geheugenkaart
1.
Steek een geheugenkaart in de camera.
2.
Schakel de camera in. Schakel de
weergavefunctie (PLAY) in en druk op
[MENU].
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
205
Kopiëren van een specifiek bestand van
een geheugenkaart naar het ingebouwde
geheugen
1.
Voer de stappen 1 tot en met 3 van de
procedure onder Kopiëren van alle
bestanden in het ingebouwde geheugen naar
een geheugenkaart uit.
2.
Gebruik [] of [] om Card Built-in
(geheugenkaart ingebouwd geheugen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
3.
Gebruik [] of [] om het bestand te
selecteren dat u wilt kopiëren.
4.
Gebruik [] of [] om Copy (kopiëren) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de
boodschap Busy.... Please Wait…” (bezig
wachten a.u.b) getoond.
Het bestand verschijnt opnieuw op het beeldscherm
nadat het kopiëren voltooid is.
Herhaal de stappen 3 tot en met 4 om eventueel
andere beelden te kopiëren, indien dit gewenst is.
5.
Druk op [MENU] om de kopieerfunctie te
verlaten.
LET OP
Bestanden worden gekopieerd naar de map in het
ingebouwde geheugen waarvan de naam het
grootste nummer heeft.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
206
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
Een digitale camera geeft u een aantal verschillende
methoden voor het afdrukken van de beelden die hij heeft
opgenomen. De drie belangrijkste afdrukmethoden worden
hieronder beschreven. Gebruik de methode die het beste
past bij uw behoefte.
Professionele afdrukdienst
Met de DPOF functie van de camera kunt u specificeren
welke beelden u wilt afdrukken en hoeveel afdrukken u wilt
hebben. Zie DPOF (pagina 207) voor nadere details.
Direct afdrukken met een printer die
uitgerust is met een kaartgleuf of die USB
DIRECT-PRINT of PictBridge ondersteunt
Gebruik de DPOF functie van de camera op de beelden te
specificeren die u wilt afdrukken en om te specificeren
hoeveel kopieën u wilt laten afdrukken. Om de beelden
vervolgens af te drukken kunt u de geheugenkaart in de
printer steken die voorzien is van een kaartgleuf of u kunt
de camera aansluiten op een printer die USB DIRECT-
PRINT of PictBridge ondersteunt. Zie DPOF (pagina 207)
en Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT
(pagina 210) voor nadere details.
Afdrukken met een computer
Windows gebruikers
De camera wordt geleverd met de Photo Loader en
Photohands applicaties (pagina 241) die op een Windows
computer geïnstalleerd kunnen worden voor het
oversturen, het beheren en het afdrukken van beelden. Zie
Bekijken van beelden met een computer (pagina 216) en
Installeren van de software van de CD-ROM (pagina 240)
voor nadere details.
BELANGRIJK!
Zie de paginas waaraan gerefereerd wordt in de
bovenstaande informatie voor nadare toelichting over
het aansluiten van de camera op een computer. De
procedures voor het beheren van beelden worden in
de volgende paginas van dit hoofdstuk gegeven.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
207
Macintosh gebruikers
De camera wordt geleverd met Photo Loader voor
Macintosh die geïnstalleerd kan worden voor het
oversturen en het beheren van beelden maar niet voor het
afdrukken ervan. Gebruik los in de handel verkrijgbare
software voor het afdrukken van de beelden met een
Macintosh. Zie Bekijken van beelden met een computer
(pagina 216) en Installeren van de software van de CD-
ROM (pagina 240) voor nadere details.
BELANGRIJK!
Zie de paginas waarnaar hierboven wordt verwezen
voor informatie aangaande het aansluiten van de
camera op uw Macintosh. De volgende paginas van
dit hoofdstuk weiden uit over procedures voor
beeldbeheer.
DPOF
De letters DPOF zijn de afkorting van Digital
Print Order Format hetgeen een formaat is
voor opnemen op een geheugenkaart of een
ander medium met informatie welke digitale
camerabeelden afgedrukt dienen te worden
en hoeveel kopieën.
Daarna kunt u op een DPOF-compatibele
printer of bij een professionele drukkerij
afdrukken maken overeenkomstig de
instellingen voor de bestandsnaam en het
aantal kopieën zoals opgeslagen is op de
kaart.
Met deze camera kunt u beelden selecteren door ze te
bekijken via het beeldscherm zonder dat het nodig is dat u
de bestandnamen en hun locatie in het geheugen, enz.
dient te onthouden.
DPOF instellingen
Bestandsnaam,
aantal kopieën,
datum
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
208
5.
Specificeer het aantal kopieën m.b.v. [] en
[].
U kunt maximaal 99 specificeren voor het aantal
kopieën. Specificeer 00 als u het beeld niet afgedrukt
wilt hebben.
6.
Druk op [DISP] zodat
12
12
1
wordt getoond om
datumafstempeling voor de afdrukken in te
schakelen.
12
12
1
geeft aan dat tijdsvastlegging (date stamping)
ingeschakeld is.
Druk op [DISP] zodat
12
12
1
niet wordt getoond om de
datumafstempeling uit te schakelen.
Herhaal de stappen 4 tot en met 6 als u andere
beelden wilt configureren voor het afdrukken.
7.
Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle
instellingen zijn zoals u wilt.
Configureren van de afdrukinstellingen
voor een enkel beeld
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer DPOF en
druk vervolgens op
[].
3.
Selecteer Select images (selecteer beelden)
m.b.v. [] en [] en druk daarna op [].
4.
Toon het te gewenste
beeld m.b.v. [] en [].
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
209
5.
Druk op [DISP] zodat
12
12
1
wordt getoond om
datumafstempeling voor de afdrukken in te
schakelen.
12
12
1
geeft aan dat datumafstempeling (date stamping)
ingeschakeld is.
Druk op [DISP] zodat
12
12
1
niet wordt getoond om de
datumafstempeling uit te schakelen.
6.
Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle
instellingen zijn zoals u wilt.
BELANGRIJK!
Brengt u een geheugenkaart naar een professionele
afdrukdienst vergeet dan niet te vertellen dat de
kaart DPOF instellingen bevat met informatie over
het aantal afdrukken. Als u die informatie niet
doorgeeft kunnen ze mogelijk onverhoeds alle
beelden op de kaart afdrukken inclusief eventuele
beelden die u niet nodig heeft.
Merk op dat sommige professionele afdrukdiensten
DPOF drukken niet ondersteunen. Controleer dit
voordat u een bestelling plaatst bij die afdrukdienst.
Sommige printers kunnen instellingen hebben die de
tijdsvastlegging (date stamp) en/of het DPOF
afdrukken uitschakelen. Zie de gebruiksaanwijzing
van de printer voor details aangaande het
inschakelen van deze functies.
Configureren van de afdrukinstellingen
voor alle beelden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
DPOF en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer All images (alle beelden) m.b.v.
[] en [] en druk daarna op [].
4.
Specificeer het aantal
kopieën m.b.v. [] en
[].
U kunt maximaal 99
specificeren voor het
aantal kopieën.
Specificeer 00 als u het
beeld niet afgedrukt wilt
hebben.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
210
Afdrukken van een enkel beeld
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) of de
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-
PRINT) zorgt er voor dat de camera de computer
beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik
deze instelling voor het allerdaagse oversturen van
beelden van de camera naar de computer (waarbij u
dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt
gebruiken).
PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van
beelddata naar het aangesloten toestel.
Gebruiken van PictBridge en USB
DIRECT-PRINT
U kunt de camera direct op een
printer aansluiten die PictBridge of
USB DIRECT-PRINT ondersteunt
waarna u beelden kunt selecteren
en afdrukken m.b.v. het
beeldscherm en de
bedieningsorganen van de camera.
Met de DPOF ondersteuning
(pagina 207) kunt u ook
specificeren welke beelden u wilt
afdrukken en hoeveel afdrukken u
wilt hebben.
PictBridge is een standaard die
samengesteld werd door de
Camera en Imaging Products
Association (CIPA).
USB DIRECT-PRINT is een
standaard die voorgesteld werd
door de Seiko Epson
maatschappij.
BELANGRIJK!
Het gebruik van de los verkrijgbare netadapter (AD-
C40) wordt aanbevolen wanneer u afdrukt m.b.v.
PictBridge USB DIRECT-PRINT.
Selecteer deze
instelling:
Mass Storage
(massageheugen)
(USB DIRECT-PRINT)
PTP (PictBridge)
Bij aansluiten op dit type toestel:
Computer of printer die
compatibel is met USB DIRECT-
PRINT
Printer compatibel met PictBridge
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
211
4.
Sluit de los verkrijgbare netadapter aan op de
camera.
Als u de accu gebruikt om de camera van spanning
te voorzien dient u zich er van te vergewissen dat de
accu volledig opgeladen is.
Merk op dat de camera geen spanning verkrijgt via
de USB kabel.
USB
USB/AV
Netadapter
5.
Gebruik de met de camera meegeleverde USB
kabel om de camera aan te sluiten op een
printer.
6.
Schakel de printer in.
7.
Leg papier in de printer voor het afdrukken
van beelden.
8.
Druk op de
spanningstoets van de
camera.
Dit toont het afdrukmenu
op het beeldscherm van
de camera.
9.
Selecteer Paper Size (papierformaat) m.b.v.
[] en [] en druk op [].
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
212
10
.
Selecteer het papierformaat dat u wilt
gebruiken om af te drukken m.b.v. [] en []
en druk op [SET].
Hieronder volgen de afdrukformaten die beschikbaar
zijn.
3.5˝
×
5˝
5˝
×
7˝
4˝
×
6˝
A4
8.5˝
×
11˝
By Printer (door de printer)
Door selecteren van By Printer (door de printer)
wordt afgedrukt op het papierformaat dat op de
printer wordt geselecteerd.
Welke papierformaatinstellingen beschikbaar zijn
hangt af van de aangesloten printer. Zie de
gebruiksaanwijzing die met de printer wordt mee
geleverd voor volledige details.
11
.
Selecteer 1 Image in
het afdrukmenu m.b.v.
[] en [] en druk dan
op [SET].
Selecteer het beeld dat
u wilt afdrukken.b.v. []
en [].
U kunt
datumafstempeling
(time stamp) van het
beeld in- en
uitschakelen door op
[DISP] te drukken. De
12
12
1
icoon geeft aan dat
datumafstempeling
ingeschakeld is.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
213
12
.
Gebruik [] en [] op het beeldscherm van de
camera om Print (afdrukken) te selecteren en
druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het afdrukken gestart en verschijnt de
boodschap Busy. Please wait…” (wachten aub)
op het beeldscherm. De boodschap zal na korte tijd
verdwijnen zelfs als het afdrukken nog steeds
plaatsvindt. Als op een cameratoets gedrukt wordt
terwijl het afdrukken nog plaats vindt, verschijnt de
boodschap opnieuw.
Het afdrukmenu verschijnt nadat het afdrukken is
voltooid.
Herhaal deze stap om opnieuw te drukken.
13
.
De camera schakelt zichzelf automatisch uit
nadat het afdrukken voltooid is. Mocht dit het
geval zijn, verbreek dan de aansluiting tussen de
USB kabel en de camera.
Afdrukken van een groep beelden
1.
Volg de DPOF procedure op pagina 207 om de
beelden in het bestandsgeheugen te
specificeren die u wilt afdrukken.
2.
Voer de stappen 1 tot en met 10 van de
procedure Afdrukken van een enkel beeld uit op
pagina 210.
3.
Selecteer DPOF in het afdrukmenu m.b.v.
[] en [] en druk dan op [SET].
4.
Gebruik [] en [] op het beeldscherm van de
camera om Print (afdrukken) te selecteren
en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het afdrukken gestart en verschijnt de
boodschap Busy. Please wait…” (wachten aub)
op het beeldscherm. De boodschap zal na korte tijd
verdwijnen zelfs als het afdrukken nog steeds
plaatsvindt. Als op een cameratoets gedrukt wordt
terwijl het afdrukken nog plaats vindt, verschijnt de
boodschap opnieuw.
Het afdrukmenu verschijnt nadat het afdrukken is
voltooid.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
214
Hierdoor wordt automatisch het afdrukken van de
beelden gestart die u eerder gespecificeerd had
m.b.v. de DPOF procedure.
5
. Herhaal het bovenstaande vanaf stap 3 om
opnieuw af te drukken.
Er verschijnt een boodschap op het beeldscherm
gevolgd door het DPOF instelscherm (pagina 208)
als er op het moment geen DPOF instellingen
geconfigureerd zijn bij de camera om de controle
over het afdrukken uit te voeren. Mocht dit het geval
zijn, configureer dan de gewenste DPOF instellingen
en probeer opnieuw af te drukken.
6.
De camera schakelt zichzelf automatisch uit
nadat het afdrukken voltooid is. Mocht dit het
geval zijn, verbreek dan de aansluiting tussen
de USB kabel en de camera.
Voorzorgsmaatregelen voor het
afdrukken
Zie de documentatie niet met uw printer wordt
meegeleverd voor informatie aangaande de drukkwaliteit
en de papierinstellingen.
Neem contact op met de fabrikant van de printer voor
nadere informatie aangaande modellen die PictBridge en
USB DIRECT-PRINT en opwaarderingen (upgrade), enz.
ondersteunen.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel en
bedien de camera nooit tijdens het afdrukken. Hierdoor
zal namelijk een foutlezing optreden bij de printer.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
215
PRINT Image Matching III
Beelden bevatten PRINT Image
Matching III data (functie instelling en
andere camera instelinformatie). Een
printer die Print Image Matching III
ondersteunt, leest deze data en stelt
het afgedrukte beeld automatisch bij
zodat de beelden worden afgedrukt op
de manier die u in gedachten had toen
u de beelden opnam.
Seiko Epson Corporation heeft de auteursrechten voor
PRINT Image Matching en PRINT Image Matching III.
Exif Print
Exif Print is een
internationaal ondersteund,
open standaard
bestandformaat waarmee
het mogelijk is om
levendige digitale beelden
met getrouwe kleuren weer
te geven. Bij Exif 2.2
bevatten bestanden een
groot aantal data
aangaande de opname
omstandigheden die door
een Exif Print printer
kunnen worden
geïnterpreteerd om
afdrukken te produceren die
er beter uit zien.
BELANGRIJK!
Informatie aangaande de beschikbaarheid van Exif
Print compatibele printermodellen kan verkregen
worden bij elke fabrikant van printers.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
216
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
Na de USB kabel te hebben gebruikt om een USB
aansluiting te maken tussen de camera en de computer,
kunt u de computer gebruiken om beelden in het
bestandsgeheugen te bekijken en een kopie op te slaan op
de harde schijf van de computer of een ander
opslagmedium. Om dit te bewerkstelligen dient u eerst de
USB driver te installeren op de computer vanaf de CD-
ROM die meegeleverd wordt met de camera.
Merk op dat de procedure die u dient te volgen afhangt van
of u een computer gebruikt die onder Windows (zie
hieronder) of onder Macintosh (zie pagina 222) draait.
Gebruik van de camera met een Windows
computer
Hieronder volgende de algemene stappen voor het
bekijken en kopiëren van bestanden van een computer die
draait onder Windows. U kunt details aangaande elke
bedieningshandeling vinden in de procedures die hieronder
uiteen gezet worden. Merk op dat u tevens dient te
verwijzen naar de documentatie die meegeleverd wordt
met uw computer voor overige informatie aangaande de
USB aansluitingen, enz.
1. Als uw computer onder Windows 98, Me of 2000
draait, installeer dan het USB aanstuurprogramma op
uw computer.
U hoeft deze stap slechts eenmaal uit te voeren,
nameljk de eerste maal dat u op uw computer
aansluit.
Als u Windows XP gebruikt is het overbodig om het
USB aanstuurprogramma te installeren.
2. Gebruik de USB kabel om een aansluiting tot stand te
brengen tussen de camera en de computer.
3. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
217
1.
Wat u het eerst dient te doen hangt af van of
uw computer draait onder Windows 98, Me,
2000 of XP.
Windows 98/Me/2000 gebruikers
Start vanaf stap 2 om het USB aanstuurprogramma
te installeren.
Merk op dat de voorbeeldinstallatie die hier wordt
gepresenteerd Windows 98 gebruikt.
Windows XP gebruikers
Het installeren van het USB aanstuurprogramma is
overbodig zodat u meteen door kunt gaan naar stap 6.
2.
Leg de gebundelde CD-ROM (CASIO Digital
Camera Software) in de CD-ROM drive van uw
computer.
3.
Klik op Nederlands in het menuscherm dat
verschijnt.
4.
Klik [USB driver] en vervolgens [Installeer].
Hierdoor wordt het installeren gestart.
De volgende stappen laten zien hoe het installeren in
zijn werk gaat bij de Engelse versie van Windows.
BELANGRIJK!
Bij een lage accuspanning kan de camera plotseling
uitgeschakeld worden tijdens het uitvoeren van
datacommunicatie. Het wordt aanbevolen de
speciale netadapter te gebruiken om de camera van
stroom te voorzien tijdens datacommunicatie.
Als u bestanden wilt overzetten van het ingebouwde
geheugen van de camera naar een computer, let er
dan op dat er zich geen geheugenkaart bevindt in de
camera voordat de USB kabel aansluit.
Breng geen aansluiting tot stand tussen de camera
en de computer voordat u de USB driver installeert
bij de computer. Doet u dat wel dan zal de computer
niet in staat zijn de camera te herkennen.
Bij het gebruik van Windows 98, Me en 2000 is het
nodig om de USB driver te installeren. Sluit de camera
niet aan op een computer die onder één van de
bovengenoemde besturingssystemen draait zonder de
USB driver eerst te installeren.
Wanneer u Windows XP gebruikt is het niet nodig om
de USB driver te installeren.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
218
5.
Selecteer op het scherm dat verschijnt nadat
het installeren voltooid is het aankruisvakje
Yes, I want to restart my computer now (Ja,
ik wil mijn computer opnieuw starten) en klik
[Finish] (Beëindigen) om uw computer te
herstarten.
Merk op dat u de meegeleverde CD-ROM in de CD-
ROM drive van uw computer dient te laten wanneer
u herstart.
6.
Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
IN] (gelijkspanningsingang) aansluiting van
de camera en steek de stekker in het
stopcontact.
Als u de accu gebruikt om de camera van spanning
te voorzien dient u zich er van te vergewissen dat de
accu volledig opgeladen is.
Stekker
Deksel van het
aansluitingspaneel
[DC IN] (gelijkspanningsingang)
Netsnoer
Netadapter
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
219
7.
Schakel de camera in en druk daarna op
[MENU].
Het maakt geen verschil of de opnamefunctie (REC)
of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is.
8.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [].
9.
Selecteer de Mass Storage (USB DIRECT-
PRINT) (massageheugen) m.b.v. [] en []
en druk vervolgens op [SET].
10.
Sluit de USB kabel die met de camera
gebundeld is aan op de [USB/AV] poort van de
camera en op de USB poort van uw computer.
USB/AV
USB poort
Stekker (A)
USB kabel
(gebundeld)
[USB/AV]
Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de
USB slede en uw computer. USB poorten en
kabelstekkers hebben een speciale vorm die maar
op één manier past.
Steek de USB kabelstekkers stevig en zover
mogelijk in de poorten. Als de aansluitingen niet
goed tot stand zijn gebracht, zal een juiste werking
niet plaats kunnen vinden.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
220
12.
Dubbelklik Mijn computer op uw computer.
Als uw computer onder Windows XP draait, klik dan
op [Start] en vervolgens op [Deze computer].
13.
Dubbelklik Verwisselbare schijf.
Uw computer ziet het bestandsgeheugen als een
uitneembare disk.
14.
Dubbelklik de Dcim map.
15.
Dubbelklik de map die het gewenste beeld
bevat.
16.
Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat
dat u wilt bekijken.
Zie Geheugenmapstructuur op pagina 228 voor
informatie aangaande bestandnamen.
17.
Voer afhankelijk van het besturingssysteem
één van de volgende procedures uit om de
bestanden op te slaan, indien u dat wilt.
Groene
bedrijfsindicator
11.
Schakel de camera in.
Hierdoor verschijnt het dialoogvenster Wizard
Nieuwe hardware terwijl de computer automatisch
het bestandsgeheugen afspeurt. Nadat u het USB
aanstuurprogramma geïnstalleerd heeft zal het
Wizard Nieuwe hardware dialoogvenster niet langer
verschijnen wanneer u de bovenstaande stappen
uitvoert om een USB aansluiting tot stand te
brengen.
De groene bedrijfsindicator van de camera gaat
branden (pagina 252).
BKT
Op dit moment zullen bepaalde besturingssystemen
(OS) het Removable Disk (verwisselbare schijf)
dialoogvenster geven. Sluit het dialoogvenster als uw
computer dat doet.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
221
Windows 98, 2000, Me
1.Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf)
van de camera bij de Dcim map op de rechtertoets
van de muis.
2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt.
3. Dubbelklik op [Mijn Documenten] om dit te openen.
4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn Documenten
op [Plakken].
Hierdoor wordt de Dcim map (die de
beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de Mijn
Documenten map.
Windows XP
1. Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf)
van de camera bij de Dcim map op de rechtertoets
van de muis.
2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt.
3. Klik op [Start] en daarna op [Mijn Documenten].
4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn Documenten
op [Plakken].
Hierdoor wordt de Dcim map (die de
beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de Mijn
Documenten map.
BELANGRIJK!
Gebruik uw computer nooit om beelden die
opgeslagen zijn in het bestandgeheugen van de
camera of op de geheugenkaart te bewerken,
wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk
problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die
door de camera gebruikt wordt waardoor het
onmogelijk kan worden om beelden via de camera
weer te geven of er kan een foutlezing verkregen
worden bij de waarde die getoond wordt door de
camera voor het aantal beelden. Kopiëer de beelden
eerst naar uw computer voordat u ze bewerkt, wist,
verplaatst of hernoemt.
18.
Gebruik afhankelijk van de versie van
Windows die u gebruikt één van de volgende
procedures om de USB aansluiting tot een
einde te brengen.
Windows Me/98/XP gebruikers
Druk op de spanningstoets van de camera. Na u er
zich eerst te hebben overtuigd van dat de groene
bedrijfsindicator van de camera niet brandt, kunt u
de aansluiting tussen de camera en de computer
verbreken.
Windows 2000 gebruikers
Klik kaartonderhoud in de taaklade en schakel het
drivenummer uit dat toegewezen is aan de camera.
Verbreek vervolgens de aansluiting van de USB kabel
en de camera en schakel de camera pas daarna uit.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
222
Voorzorgsmaatregelen voor de USB
aansluiting
Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het
beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het
beeld inbranden op het scherm.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera nooit terwijl data communicatie aan de gang
is. Hierdoor kan data beschadigd raken.
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer
Hieronder volgend de algemene stappen voor het bekijken
en kopiëren van bestanden van een computer die draait
onder Macintosh.
U kunt details aangaande elke bedieningshandeling vinden
in de procedures die hieronder uiteen gezet worden. Merk
op dat u tevens dient te verwijzen naar de documentatie
die meegeleverd wordt met uw Macintosh voor overige
informatie aangaande de USB aansluiting, enz.
BELANGRIJK!
Deze camera ondersteunt bediening niet met een
computer die draait onder Mac OS 8.6 of eerder, of
Mac OS X 10.0. Als u een Macintosh computer
gebruikt dat runt op Mac OS 9 of OS X (10.1, 10.2 of
10.3), gebruik dan de standaard USB driver die
meegeleverd wordt met uw besturingssysteem (OS).
1. Gebruik de USB kabel om een aansluiting tot stand te
brengen tussen de camera en uw Macintosh.
2. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
223
BELANGRIJK!
Bij een lage accuspanning kan de camera plotseling
zichzelf beginnen uit te schakelen tijdens
datacommunicatie. Het wordt aanbevolen de los
verkrijgbare netadapter te gebruiken tijdens
datacommunicatie met een computer.
Als u bestanden wilt overzetten van het ingebouwde
geheugen van de camera naar een computer, let er
dan op dat er zich geen geheugenkaart bevindt in de
camera voordat u de USB kabel aansluit.
1.
Sluit de los verkrijgbare netadapter aan op de
[DC IN] (gelijkspanningsingang) aansluiting
van de camera en steek de stekker in het
stopcontact.
Als u de accu gebruikt om de camera van spanning
te voorzien dient u zich er van te vergewissen dat de
accu volledig opgeladen is.
Stekker
Deksel van het
aansluitingspaneel
[DC IN] (gelijkspanningsingang)
Netsnoer
Netadapter
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
224
2.
Schakel de camera in en druk daarna op
[MENU].
Het maakt geen verschil of de opnamefunctie (REC)
of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is.
3.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [].
4.
Selecteer de Mass Storage (USB DIRECT-
PRINT) (massageheugen) m.b.v. [] en []
en druk vervolgens op [SET].
USB/AV
USB poort
Stekker (A)
USB kabel
(gebundeld)
[USB/AV]
5.
Sluit de USB kabel die met de camera
gebundeld is aan op de [USB/AV] poort van de
camera en op de USB poort van uw computer.
Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de
camera en uw computer. USB poorten en
kabelstekkers hebben een speciale vorm die maar
op één manier past.
Steek de USB kabel stevig en zover mogelijk in de
poorten. Als de aansluitingen niet goed tot stand zijn
gebracht, zal een juiste werking niet plaats kunnen
vinden.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
225
9.
Sleep de DCIM map naar de gewenste map
op uw computer om alle bestanden in het
bestandsgeheugen te kopiëren naar de harde
schijf van uwMacintosh.
BELANGRIJK!
Gebruik uw computer nooit om beelden die
opgeslagen zijn in het ingebouwde geheugen van de
camera of op de geheugenkaart te bewerken,
wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk
problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die
door de camera gebruikt wordt waardoor het
onmogelijk kan worden om beelden via de camera
weer te geven of er kan een grote afwijking
verkregen worden in de waarde die getoond wordt
door de camera voor het aantal beelden. Kopiëer de
beelden eerst naar uw computer voordat u ze
bewerkt, wist, verplaatst of hernoemt.
10.
Sleep de drive-icoon die de camera voorstelt
naar de vuilnisbak om de USB aansluiting tot
een einde te brengen. Verbreek vervolgens de
aansluiting van de USB kabel en de camera
en schakel de camera pas daarna uit.
6.
Schakel de camera in.
Uw Macintosh ziet het bestandsgeheugen als een
drive.
Het uiterlijk van de drive-icoon hangt af van de Mac
OS versie die u in gebruik heeft.
Na het installeren van het USB aanstuurprogramma
zal uw Macintosh het bestandgeheugen zien als een
drive telkens wanneer u een USB aansluiting tot
stand brengt tussen deze twee apparaten.
7.
Dubbelklik de drive-icoon voor het
bestandsgeheugen, de DCIM map en dan de
map die het gewenste beeld bevat.
8.
Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat
dat u wilt bekijken.
Zie Geheugenmapstructuur op pagina 228 voor
informatie aangaande bestandnamen.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
226
Voorzorgsmaatregelen voor de USB
aansluiting
Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het
beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het
beeld inbranden op het scherm.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera nooit terwijl datacommunicatie aan de gang is.
Hierdoor kan data beschadigd raken.
Bediening die u kunt uitvoeren vanaf uw
computer
Hieronder volgen de bedieningshandelingen die u kunt
uitvoeren terwijl er een USB aansluiting tot stand gebracht
is tussen uw camera en een computer. Zie de
referentiepaginas voor nadere informatie aangaande elke
bedieningshandeling.
Bekijk beelden in albumformaat
. Zie Gebruik van de albumfunctie op pagina 232.
Druk beelden af in albumformaat
. Zie Gebruik van de albumfunctie op pagina 232.
Automatisch overzetten van beelden naar uw computer
en het beheren van beelden
. Zie
Installeren van de software van de CD-ROM
op
pagina 240 voor informatie aangaande het installeren
van Photo Loader.
Bijwerken van beelden
. Zie
Installeren van de software van de CD-ROM
op
pagina 240 voor informatie aangaande het installeren
van Photohands.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
227
Gebruiken van een los verkrijgbare SD geheugenkaart
lezer/schrijver
Zie voor details aangaande het gebruik de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de SD
geheugenkaart lezer/schrijver.
Gebruiken van een los verkrijgbare PC kaart lezer/
schrijver en de PC kaartadapter (voor een SD
geheugenkaart of MMC)
Zie voor details aangaande het gebruik de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC
kaart lezer/schrijver en de PC kaartadapter (voor een SD
geheugenkaart of MMC).
Gebruiken van een geheugenkaart om
beelden over te schrijven naar een
computer
De procedures in dit hoofdstuk beschrijven hoe beelden
van de camera m.b.v. een geheugenkaart kunnen worden
overgeschreven naar uw computer.
Gebruiken van een computer met een ingebouwde SD
geheugenkaartgleuf
Steek de SD geheugenkaart direct in de gleuf.
Gebruiken van een computer met een ingebouwde PC
kaartgleuf
Gebruik een los verkrijgbare PC kaartadapter (voor een SD
geheugenkaart of MMC). Zie voor volledige details de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC
kaartadapter en die van de computer.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
228
Geheugendata
Met deze camera opgenomen beelden en andere data
worden in het geheugen opgeslagen m.b.v. het DCF
(Design rule for Camera File system) protocol. Het DCF
protocol is ontworpen om het gemakkelijker te maken om
beelden en andere data uit te wisselen tussen digitale
cameras en andere apparaten.
DCF protocol
DCF apparaten (digitale cameras, printers, enz.) kunnen
beelden uitwisselen met elkaar. Het DCF protocol definiëert
een formaat voor beeldbestanddata en de mapstructuur
voor het camerageheugen zodat beelden bekeken kunnen
worden met een DCF camera van een andere fabrikant of
afgedrukt kunnen worden met een DCF printer.
. . .
. . .
. . .
. . . . . .
Geheugenmapstructuur
Mapstructuur
DCIM (DCIM map)
100CASIO (Opslagmap)
CIMG0001.JPG (Beeldbestand)
CIMG0002.AVI (Filmbestand)
CIMG0003.WAV (Audiobestand)
CIMG0004.JPG (Audio snapshot beeldbestand)
CIMG0004.WAV (Audio snapshot audiobestand)
101CASIO (Opslagmap)
102CASIO (Opslagmap)
ALBUM (Albummap)
INDEX.HTM (Album HTML bestand)
FAVORITE
*
(FAVORITE map)
CIMG0001.JPG (Opslagbestand)
CIMG0002.JPG (Opslagbestand)
MISC (DPOF file folder)
AUTPRINT.MRK (DPOF bestand)
TIFF (TIFF datamap)
100CASIO (TIFF beeldmap)
CIMG0001.TIF (TIFF beeldbestand)
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
229
SCENE
*
(BESTSHOT map)
UP700001.JPE (Gebruikersinstellingsbestand)
UP700002.JPE (Gebruikersinstellingsbestand)
* Deze mappen worden enkel in het ingebouwde geheugen gecreëerd.
. . .
Inhoud van mappen en bestanden
DCIM map
Map die alle digitale camerabestanden opslaat
Opslagmap
Map voor het opslaan van bestanden die zijn gecreëerd
met de digitale camera
Beeldbestand
Bestand dat een beeld bevat dat opgenomen is met de
digitale camera (Bestandnaam extensie: JPG)
Filmbestand
Bestand dat een film bevat die opgenomen is met de
digitale camera (Bestandnaam extensie: AVI)
Audiobestand
Bestand dat een geluidsopname bevat (bestandnaam
extensie: WAV)
Audio snapshot beeldbestand
Bestand dat het beeldgedeelte bevat van een audio
snapshot (bestandnaam extensie: JPG)
Audio snapshot audiobestand
Bestand dat het audiogedeelte bevat van een audio
snapshot (bestandnaam extensie: WAV)
Albummap
Map die bestanden bevat die gebruikt worden door de
albumfunctie.
Album HTML bestand
Bestand gebruikt door de albumfunctie
(Bestandnaam extensie: HTM)
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
230
FAVORITE folder
Map die favoriete beeld bestanden bevat
(Beeldgrootte: 320
×
240 beeldpunten)
DPOF bestandmap
Map die DPOF bestanden bevat
TIFF datamap
Map die beeld gerelateerde bestanden van het ALL TIFF
formaat bevat
TIFF beeldmap
Map die beeldbestanden van het TIFF formaat bevat
TIFF beeldbestand
Bestand dat een beeld van het TIFF formaat bevat
(bestandsnaam extensie: TIF)
BESTSHOT map (alleen voor het ingebouwde geheugen)
Map die de BESTSHOT gebruikersinstellingsbestanden
bevat
Gebruikersinstellingsbestand
(alleen voor het ingebouwde geheugen)
Bestanden die BESTSHOT gebruikersinstellingen
bevatten
Door de camera ondersteunde
beeldbestanden
Beeldbestanden die opgenomen zijn met deze camera
Beeldbestanden die compatibel zijn met het DCF protocol
Bepaalde DCF functies worden mogelijk niet ondersteund.
Het tonen van een beeld dat opgenomen was met een
ander cameramodel kan lang op zich laten wachten
voordat het op het beeldscherm verschijnt.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
231
Voorzorgsmaatregelen voor het
ingebouwde geheugen en de
geheugenkaart
Merk op dat de map die DCIM heet, de bovenliggende
(bovenste) map is van alle bestanden in het geheugen.
Bij het oversturen van de inhoud van het geheugen naar
een harde schijf, een CD-R een MO disk of andere
externe opslagapparatuur, dient u de inhoud van de
DCIM map altijd als één geheel te behandelen en altijd bij
elkaar te houden. U kunt de naam van de DCIM map op
uw computer veranderen. Het veranderen van de naam
naar een datum is een goede manier om op de hoogte te
blijven van meerdere DCIM mappen. Zorg er echter altijd
voor de naam van de DCIM map altijd terug te
veranderen naar DCIM voordat u deze terug kopiëert
naar het geheugen voor weergave via de camera. De
camera herkent geen andere mapnaam dan DCIM.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
232
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
De albumfunctie van de camera creëert bestanden die het
mogelijk maken voor u om beelden te bekijken op uw
computer in een foto album layout. U kunt de applicaties
die op de met de camera gebundelde CD-ROM staan, ook
gebruiken om het overzetten van beelden te automatiseren
en om beelden bij te werken.
Gebruik van de albumfunctie
De albumfunctie creëert een HTML foto album layout die
uw beelden toont. U kunt de HTML layout gebruiken om uw
beelden in een web pagina te plakken of voor het
afdrukken van beelden.
Album
Index Info
U kunt de onderstaande web browser gebruiken voor het
bekijken of afdrukken van de inhoud van een album. Merk
op voor het bekijken van een film via de computer waarop
Windows 2000, of 98 draait, u DirectX dient te installeren
van de meegeleverde CD-ROM.
Microsoft Internet Explorer Ver. 5.5 of later
Creëren van een album
BELANGRIJK!
Denk eraan dat het creëren van een ALBUM map
(pagina 228) er voor zorgt dat er verschillende
formaten van elk beeld in het geheugen worden
aangemaakt. Als er een ALBUM map in het
beeldgeheugen is wanneer u specificeert dat alle
beelden afgedrukt dienen te worden door een
professionele afdrukdienst of bij een printer, dan kan
het best gebeuren dat u met ongewenste kopieën
komt te zitten van hetzelfde beeld. Gebruik om dit
probleem te kop in te drukken de procedure onder
Wissen van een album op pagina 240 om de
ALBUM map te wissen.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
233
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer daarna
Create Album
(creëer album) en druk
vervolgens op [].
3.
Selecteer Create (creëren) m.b.v. [] en []
en druk vervolgens op [SET].
Dit start het creëren van het album en doet de
boodschap Busy.... Please Wait... (bezig. wachten
a.u.b.) verschijnen op het beeldscherm.
Het weergavefunctiescherm (PLAY) verschijnt
opnieuw nadat het aanmaken van het album voltooid
is.
Door een album te creëren wordt een bestandmap
die ALBUM heet aangemaakt, die een bestand met
de naam INDEX.HTM en andere bestanden bevat.
Deze bestanden worden aangemaakt in het
camerageheugen of op de geheugenkaart.
Voorbeeld layout
BELANGRIJK!
Open het accudeksel verwijder de geheugenkaart
van de camera nooit terwijl een album aangemaakt
wordt. Dit brengt niet enkel het risico met zich mee
dat bepaalde albumbestanden worden overgeslagen
maar het kan er bovendien de oorzaak van zijn dat
beelddata en andere data in het geheugen worden
beschadigd.
Als het geheugen vol raakt tijdens het creëren van
een album, verschijnt de boodschap Memory Full
(geheugen vol) op het beeldscherm en het
aanmaken van het album wordt stop gezet.
Een album zal niet juist worden gecreëerd als de
accu leeg raakt terwijl het aanmaken van een album
juist aan de gang is.
Door indrukken van [SET] in stap 3 van de
bovenstaande procedure wordt een album gecreëerd
ongeacht of de functie voor automatisch aanmaken
van een album al dan niet ingeschakeld is (pagina
236).
Beelden in de ALBUM map (pagina 228) kunnen niet
worden bekeken op het beeldscherm van de camera.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
234
Selecteren van een album layout
Voor een album kunt u een selectie maken uit 10
verschillende layouts.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
daarna Create Album (creëer album) en
druk vervolgens op [].
3.
Selecteer Layout m.b.v. [] en [].
4.
Selecteer de gewenste layout m.b.v. [] en
[].
Bij het selecteren van een layout verschijnt het
corresponderende layout voorbeeld aan de
rechterkant van het scherm.
BELANGRIJK!
Het layout voorbeeld toont alleen de opstelling van
de items en de achtergrondkleur. Het voorbeeld laat
geen van de gedetailleerde albuminstellingen zien
die u in het volgende hoofdstuk configureert.
Configureren van gedetailleerde
albuminstellingen
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
daarna Create Album (creëer album) en
druk vervolgens op [].
3.
Selecteer Set Up (instelling) m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [].
4.
Selecteer de te
veranderen items
m.b.v. [] en [] en
druk vervolgens op
[].
Details aangaande de
verschillende
instellingen worden
gegeven in de volgende
paragrafen.
5.
Selecteer de instelling items m.b.v. [] en []
en druk vervolgens op [SET].
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
235
Achtergrondkleur
U kunt als kleur voor de achtergrond van het album wit,
zwart of grijs specificeren onder de procedure
Configureren van gedetailleerde albuminstellingen.
Albumtype
Er zijn twee soorten albums: Normal (normaal) en Index/
Info (index/informatie).
Normal (normaal) type : Dit type toont beelden in
overeenstemming met
de momenteel
geselecteerde layout.
Index/Info (index/informatie) type: Naast het normale
albumscherm, bevat dit
type album ook
thumbnails van beelden
en gedetailleerde
informatie aangaande
elk beeld.
Beeldtype gebruik
Deze instelling laat u selecteren van drie verschillende
gebruiken voor het beeldtype zoals hieronder beschreven.
Selecteer het beeldtype dat het beste past bij de manier
waarop u het beeld van plan bent te gaan gebruiken.
Deze instelling
selecteren:
View
WEB
Print
Voor dit doeleinde:
Kleinere beelden voor album browsen,
Webside thumbnails of het archiveren op een
CD-R of andere media waarbij het beeld op
volledige grootte wordt getoond bij aanklikken
van de thumbnail.
Deze instelling kan gebruikt worden voor het
browsen van thumbnails. Door een
thumbnail aan te klikken wordt een
vergrootte versie verkregen om te bekijken
of om af te drukken.
Kleine beeldbestanden enkel te gebruiken
voor album browsen of uploaden naar een
Website, enz.
Deze optie toont enkel de beelden met een
klein bestand (geplaatst in de ALBUM map
van de camera). Kleinere bestanden kunnen
sneller uploaden via het internet.
Bij selectie van dit beeld kunnen de beelden
niet worden vergroot en films kunnen niet
worden gespeeld.
Afdrukken (hoge resolutie)
Beelden met een hoge resolutie nemen
meer tijd in beslag voordat ze op uw
computerscherm verschijnen.
U kunt beelden niet vergroten door een
thumbnail aan te klikken of of filmpjes weer
te geven wanneer dit beeld geselecteerd is.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
236
Selecteer deze optie:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Schakel automatisch albumcreatie aan
Schakel automatisch albumcreatie uit
Automatisch album creatie aan/uit
Deze instelling regelt of een album automatisch wordt
gecreëerd telkens wanneer u de camera uitschakelt.
Bij inschakelen van automatisch albumcreatie wordt een
album automatisch gecreëerd in het ingebouwde
geheugen of op de geheugenkaart telkens bij
uitschakelen van de camera.
BELANGRIJK!
Bij uitschakelen van de camera terwijl de
automatisch albumcreatiefunctie ingeschakeld is, zal
het beeldscherm uit gaan maar de groene
bedrijfsindicator blijft nog enkele seconden knipperen
om aan te geven dat albumcreatie plaatsvindt. Open
het accudeksel of verwijder de geheugenkaart van
de camera nooit terwijl de groene bedrijfsindicator
knippert.
LET OP
Afhankelijk van het aantal beelden in het geheugen
kan het wel enige tijd duren voordat automatische
albumcreatie voltooid is nadat u de camera
uitgeschakeld heeft. Bent u niet van plan de
albumfunctie te gebruiken dan wordt het aanbevolen
de automatische albumcreatiefunctie uitgeschakeld
te houden. Dit zal namelijk tijd besparen wanneer de
camera uitgeschakeld wordt en daardoor ook
bezuinigen op accustroom.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
237
Bekijken van albumbestanden
U kunt albumbestanden bekijken en afdrukken via de web
browser applicatie van uw computer.
1.
Verkrijg toegang tot de data in het
ingebouwde geheugen of op de
geheugenkaart m.b.v. uw computer of verkrijg
toegang tot de geheugenkaart via uw
computer (paginas 216, 227).
2.
Open de ALBUM map in het ingebouwde
geheugen of de ALBUM map op de
geheugenkaart die zich bevindt in de map
DCIM.
3.
Open m.b.v. de web
browser van uw
computer het bestand
dat INDEX.HTM heet.
Dit toont een lijst van
mappen in het
ingebouwde geheugen of
op de geheugenkaart.
Index/informatie albumtype
BestandsnaamBeeld
4.
Als u het album creëerde na selecteren van
Index/Info (index/informatie) als het
albumtype onder Configureren van
gedetailleerde albuminstellingen op pagina
234, dan kunt u één van de volgende
displaymogelijkheden aanklikken.
Album : Toont een album dat gecreëerd is door de
camera.
Index : Toont een lijst van beelden die opgeslagen zijn
in een map.
Info : Toont informatie aangaande ellk beeld.
Als bij Use (gebruik) (pagina 235) View (bekijken)
is geselecteerd kunt u dubbelklikken op een beeld
van het beeldscherm om de versie op volledige
grootte te tonen.
Album
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
238
Dit informatiescherm item:
File Size
Resolution
Quality
Recording mode
AE
Drive mode
Light metering
Shutter speed
Aperture stop
Exposure comp
Focusing mode
AF Area
Flash mode
Sharpness
Saturation
Contrast
White balance
Sensitivity
Filter
Enhancement
Flash intensity
Laat dit zien:
Grootte van het beeldbestand
Resolutie
Kwaliteit
Opnamefunctie
Belichtingsfunctie
Drive functie
Lichtmeetfunctie
Sluitersnelheid
Lensopening stop
Belichtingscompensatie
(EV verschuiving)
Scherpstelfunctie
Automatisch scherpstelkader
Flitserfunctie
Scherpte
Verzadiging
Contrast
Witbalans
Gevoeligheid
Filterinstelling
Verbeteringsinstelling
Flitsintensiteit
Index
Info (informatie)
Het volgende beschrijft de informatie die op het
informatiescherm komt te staan.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
239
LET OP
Bij afdrukken van een beeld van een albumscherm
dient u de Web browser op te zetten zoals hieronder
beschreven.
Selecteer het browser kader waar de beelden
geselecteerd worden.
Stel de marges in op de laagst mogelijke
waarden.
Stel de achtergrondkleur in op een kleur die
afgedrukt kan worden.
Zie de documentatie die meegeleverd is met uw web
browser applicatie voor details betreffende het
afdrukken en het configureren van de instellingen
daarvoor.
De inhoud van een album (titels, commentaren, enz.)
kunnen niet worden bewerkt via de camera. Gebruik
een in de handel verkrijgbare HTML bestandeditor
om de inhoud van het album te bewerken.
5.
Verlaat nadat u klaar bent met bekijken van
het album de web browser applicatie.
Opslaan van een album
Om een album op te slaan, kopiëert u de DCIM map van
het camerageheugen of de geheugenkaart naar de harde
schijf van de computer, naar een CD-R, een MO diskette
of een ander opslagmedium. Merk op dat het kopiëren
van alleen de ALBUM de beelddata en andere nodige
bestanden niet kopieert.
Na kopiëren van de DCIM map mag u geen van de
bestanden in de map veranderen of uitwissen. Het
toevoegen van nieuwe beelden of het wissen van
bestaande bestanden kan leiden tot abnormale weergave
van het album.
Als u van plan bent de geheugenkaart nogmaals te
gebruiken na opslaan van het album er op, wis dan eerst
alle bestanden er van uit of formatteer hem voordat u
hem in de camera steekt.
Het album toont enkel de kleinere beeldbestanden die
opgeslagen zijn in de ALBUM map als u WEB
geselecteerd heeft voor het Use (beeldtype gebruik).
Dergelijke beelden kunnen sneller naar het internet
worden geupload.
Dit informatiescherm item:
Digital zoom
World
Date
Model
Laat dit zien:
Digitale zoominstelling
Plaats
Opgenomen datum en tijd
Camera modelnaam
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
240
Wissen van een album
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Create Album (creëer een album) en druk
vervolgens op [].
3.
Selecteer de Delete (wissen) m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Dit wist het album uit waarna teruggekeerd wordt
naar het scherm van de weergavefunctie (PLAY).
Installeren van de software van de CD-ROM
Uw digitale camera wordt geleverd met allerlei handige
applicaties zodat de camera gebruikt kan worden in
combinatie met uw computer. Installeer de applicaties die u
nodig heeft op uw computer.
Aangaande de gebundelde CD-ROM
(CASIO Digital Camera Software)
De CD-ROM die met de camera gebundeld is, bevat de
volgende software. Het installeren van deze applicaties is
naar keus en u dient alleen maar die applicaties te
installeren die u inderdaad gaat gebruiken.
USB driver voor massale opslag (voor Windows)
Dit is de software die het mogelijk maakt voor de camera
om zich met uw persoonlijke computer te onderhouden via
een USB aansluiting.
Gebruikt u echter Windows XP, gebruik dan niet de USB
driver van de CD-ROM. Bij Windows XP kunt u USB
communicatie uitvoeren door eenvoudigweg de camera
aan te sluiten op uw computer m.b.v. de USB kabel.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
241
Photo Loader (voor Windows/Macintosh)
Deze applicatie stuurt automatisch beeldbestanden, fotos
met geluid en spraakopname WAV bestanden over van de
camera naar uw computer. Photo Loader slaat automatisch
overgestuurde bestanden op in mappen die genoemd
worden naar de huidige datum (jaar, maand, dag) en
genereert HTML bestanden die het mogelijk maken om
beelden te bekijken via een web browser. Photo Loader
(alleen de Windows versie) bevat tevens een functie die
het gemakkelijker maakt om beelden toe te voegen aan e-
mail.
Zie de gebruikersdocumentatie (PDF) op de
meegeleverde CASIO Digital Camera Software CD-
ROM voor details aangaande Photo Loader.
Photohands (voor Windows)
Photohands bevat tevens tools voor het retoucheren van
beelden inclusief het bijregelen van de kleuren, het
contrast, de helderheid, het aanpassen van de afmetingen
en voor het veranderen van de oriëntatie van het beeld. U
kunt Photohands ook gebruiken voor het afdrukken van
beelden en voor het toevoegen van een tijdsvastlegging
(date stamp) aan afgedrukte beelden.
Zie de gebruikersdocumentatie (PDF) op de
meegeleverde CASIO Digital Camera Software CD-
ROM voor details aangaande Photohands.
DirectX (voor Windows)
Deze software voorziet in een uitgebreide toolset inclusief
een codec (compressor/decompressor) die Windows 98 en
2000 in staat stellen een film te hanteren die met een
digitale camera is opgenomen. Het is niet nodig DirectX te
installeren als u Windows XP of Me runt.
Adobe Reader (voor Windows)
Dit is een applicatie waarmee u PDF bestanden kunt lezen.
Gebruik het om de gebruikersdocumentatie te lezen die
met de camera, Photo Loader en Photohands worden
meegeleverd op de gebundelde CD-ROM.
Zie de gebruikersdocumentatiebestanden (PDF) op de
gebundelde CD-ROM voor details aangaande het gebruik
van Photo Loader en Photohands. Zie Bekijken van
gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) op pagina 245
(Windows) en op pagina 247 (Macintosh) van deze
gebruiksaanwijzing voor meer informatie.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
242
Computersysteem vereisten
De computersysteem vereisten hangen af van de
applicaties zoals hieronder beschreven.
Windows
Macintosh
Photo Loader
9
Minstens 32MB
Minstens 3MB
De USB aansluiting wordt ondersteunt bij een Macintosh die
draait onder besturingssysteem OS 9, 10.1, 10.2 of 10.3. De
werking wordt ondersteund door de standaard USB driver die
meegeleverd wordt met het besturingssysteem. U hoeft dus
alleen maar de camera m.b.v. de USB kabel aan te sluiten op uw
Macintosh.
*
1
Bij Windows 2000 heeft u een databestand nodig dat het gebruik
mogelijk maakt onder de standaard USB driver van het
besturingssysteem. U hoeft geen speciale USB driver te
installeren. Een juiste werking wordt niet gegarandeerd bij een
computer die opgewaardeerd is van Windows 95 of 3.1 naar
Windows Me of 98, of van Windows 95 of NT naar Windows
2000.
*
2
Gebruik bij Windows XP de USB driver die meegeleverd wordt
met het besturingssysteem. U hoeft dan niet de USB driver te
gebruiken die met de camera wordt meegeleverd.
Photo Loader
XP/2000/Me/
98
Minstens
16MB
Minstens
7MB
USB driver*
1
XP*
2
/2000/
Me/98
Besturingssysteem
Geheugen
Harde schijf
(HD)
Photohands
XP/2000/Me/
98
Minstens
64MB
Minstens
10MB
Besturingssysteem
Geheugen
Harde schijf
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
243
BELANGRIJK!
Zie voor details aangaande de minimale vereisten
van het Windows systeem het Readme bestand op
de CD-ROM (CASIO Digital Camera Software) die
meegeleverd wordt met de camera.
Voor de details aangaande de minimale vereisten
van het Macintosh systeem gebruikt u een web
browser applicatie om het Readme bestand te
lezen op de CD-ROM (CASIO Digital Camera
Software) die meegeleverd wordt met de camera.
De software op de CD-ROM (CASIO Digital Camera
Software) die meegeleverd wordt met de camera
ondersteunt geen werking onder Mac OS X (10.0).
Installeren van de software van de CD-ROM
in Windows
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om software te
installeren van de gebundelde CD-ROM (CASIO Digital
Camera Software) naar uw computer.
LET OP
Mocht u reeds één van de gebundelde applicaties
geïnstalleerd hebben op uw computer, controleer
dan de versie. Als de gebundelde versie nieuwer is
dan de versie die u heeft, oninstalleer dan de oude
en installeer de nieuwe versie.
De CD-ROM (CASIO Digital Camera Software) bevat
software en gebruikersdocumentatie voor verschillende
talen. Controleer het CD-ROM menuscherm om te zien of
applicaties en gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn
voor een bepaalde taal.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
244
Voorbereidingen
Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM
drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een
menuscherm op uw computer toont.
Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk
niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CD-
ROM en dubbelklik op menu.exe om de menu applicatie
te starten.
Selecteren van een taal
Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software
pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.
1.
Op het menuscherm klik de tab voor de
gewenste taal.
Bekijken van het Lees mij bestand
U dient altijd eerst het Lees mij bestand te lezen voordat
u een applicatie installeert. Het Lees mij bestand bevat
informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het
installeren van de applicatie.
1.
Klik op de Lees mij toets voor de applicatie
die u gaat installeren.
BELANGRIJK!
Lees altijd eerst het Lees mij bestand voor
informatie aangaande het behouden van bestaande
bibliotheken (libraries) voordat u Photo Loader gaat
upgraden of opnieuw gaat installeren bij een andere
computer.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
245
Installeren van een applicatie
1.
Klik op de Installeer toets voor de applicatie
die u wilt installeren.
2.
Volg de aanwijzingen die op het
computerscherm verschijnen.
BELANGRIJK!
Volg de aanwijzingen zorgvuldig en geheel. Als u
een fout maakt tijdens het installeren van Photo
Loader dan is het mogelijk dat u reeds bestaande
bibliotheekinformatie en HTML bestanden niet meer
kunt browsen die automatisch gecreëerd worden
door Photo Loader. In sommige gevallen kunnen
beeldbestanden zelfs verloren gaan.
Gebruikt u een ander besturingssysteem dan
Windows XP, sluit dan de camera nooit aan op de
computer zonder eerst de USB driver van de CD-
ROM te installeren.
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden)
1.
Klik in het Handleiding gebied de naam aan
van de gebruiksaanwijzing die u wilt lezen.
BELANGRIJK!
Om de gebruikersdocumentatiebestanden te kunnen
lezen dient u Adobe Reader geïnstalleerd te hebben
op uw computer. Als u Adobe Reader niet reeds
geïnstalleerd heeft dan kunt u deze software
installeren vanaf de gebundelde CD-ROM.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
246
Gebruikersregistratie
U kunt het registreren als gebruiker via het Internet
uitvoeren. Om dat te kunnen doen, dient u natuurlijk wel te
kunnen aansluiten op het internet via uw computer.
1.
Klik op de Registratie toets.
Hierdoor wordt uw Web browser gestart en verkrijgt
u toegang tot de website voor registratie van
gebruikers. Volg de aanwijzingen die op uw
computerscherm verschijnen om het registreren uit
te voeren.
Verlaten van de menu applicatie
1.
Klik op het menuscherm op Uitgang om het
menu te verlaten.
Installeren van software van de CD-ROM
op een Macintosh computer
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om software te
installeren van de gebundelde CD-ROM (CASIO Digital
Camera Software) naar uw computer.
Installeren van software
Gebruik de volgende procedures om de software te
installeren.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
247
Installeren van Photo Loader
1.
Open de folder die Photo Loader heet.
2.
Open de map die English (Engels) heet en
open vervolgens het bestand dat Important
(belangrijk) heet.
3.
Open de map die Installer (installeerder)
heet en open het bestand dat readme
(leesme) heet.
4.
Volg de aanwijzingen in het readme (leesme)
bestand om Photo Loader te installeren.
BELANGRIJK!
Als u gaat opwaarderen van een eerdere versie naar
de nieuwe versie van Photo Loader en u wilt
bibliotheekbeheer (library management) data en
HTML bestanden gebruiken die gecreëerd werden
met de oude versie van Photo Loader, lees dan het
Important (belangrijk) bestand in de Photo Loader
map. Volg de aanwijzingen in dit bestand om de
bestaande bibliotheekbeheer bestanden te
gebruiken. Volgt u deze procedure niet correct dan
kan dit resulteren in het verlies van of schade aan
uw bestaande bestanden.
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden)
Om de volgende procedure uit te voeren dient u Adobe
Reader geïnstalleerd te hebben op uw Macintosh. U kunt
de nieuwste versie van Adobe Reader downloaden door de
website van Adobe Systems te bezoeken.
Bekijken van de gebruiksaanwijzing van de
camera
1.
Open op de CD-ROM het Manual
(handleiding) bestand.
2.
Open de Digital Camera map en open dan
de map voor de taal waarvan u de
gebruiksaanwijzing wilt bekijken.
3.
Open het bestand dat camera_xx.pdf heet.
•“xx is de taalcode (voorbeeld: camera_e.pdf is voor
Engels, camera_g.dpf is voor Duits (German in het
Engels), enz.).
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
248
Om de gebruiksaanwijzing van de Photo
Loader te bekijken
1.
Open de Manual (handleiding) map op de
CD-ROM.
2.
Open de Photo Loader folder en open
vervolgens de English map.
3.
Open PhotoLoader_english.
Registreren als cameragebruiker
Het registreren via het internet wordt alleen ondersteund.
Bezoek de volgende CASIO website om te registreren:
http://world.casio.com/qv/register/
APPENDIX
249
Audio Snap
(Snapshot-met-geluid)
Filter
Sharpness (scherpte)
Saturation
(verzadiging)
Contrast
Flash Intensity
(flitsintensiteit)
Flash Assist
(Flitserassistent)
External flash
(uitwendige flitser)
Grid (raster)
Digital Zoom
(digitale zoom)
Review
(beeldcontrole)
Icon Help
(icoonhulp)
L/R Key
(L/R toets)
On (aan) /
Off (uit)
Off (uit) / B/W (zwart/wit) / Sepia (sepia) /
Red (rood) / Green (groen) \ Blue (blauw) /
Yellow (geel) / Pink (roze) / Purple (paars)
+2 / +1 / 0 / 1 / 2
+2 / +1 /
0 / 1 / 2
+2 / +1 / 0 / 1 / 2
+2 / +1 /
0 / 1 / 2
Auto (automatisch) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
EV Shift (EV verschuiving) / White Balance
(witbalans) / ISO / Metering (meten) /
AF Area (AF gebied) / Off (uit)
3072
×
2304 / 3072
×
2048 (3:2) / 2304
×
1728 /
1600
×
1200 / 1280
×
960 / 640
×
480
Fine (fijn) / Normal (normaal) / Economy
(economisch) / TIFF
2.0 / 1.7 / 1.3 / 1.0 / 0.7 / 0.3 /
0.0 /
+0.3 / +0.7 / +1.0 / +1.3 / +1.7 / +2.0
Auto (automatisch) / (daglicht) /
(bewolkt) / (schaduw) /
1
(TL-verlichting 1) /
2
(TL-verlichting 2) /
(gloeilamp) / (Flitser) /
Manual (handmatig)
Auto (automatisch) / ISO 80/ ISO 160 /
ISO 320 / ISO 640
Hybrid / Continuous (doorlopend) /Contrast
Spot (puntmeten) / Multi (multipatroon
meting) / Free (vrij)
Multi (multi-patroon meten) / Center weighted
(centrum-georiënteerd meten) / Spot (puntmeten)
Size (afmetingen/
grootte)
Quality
(kwaliteit)
EV Shift
(EV verschuiving)
White Balance
(witbalans)
ISO
AF Mode
(AF functie)
AF Area
(autofocusbereik)
Metering (meten)
APPENDIX
Menureferentie
De volgende tabellen tonen de items die verschijnen
tijdens de opnamefuncties (REC) en de weergavefunctie
(PLAY) samen met hun instellingen.
Onderstreepte items in de onderstaande tabellen zijn
fabrieksinstellingen (default).
Opnamefuncties (REC)
REC (opname) tabmenu
APPENDIX
250
Flash (flits)
Focus
(scherpstellen)
White Balance
(witbalans)
ISO
AF Area
(autofocusgebied)
Metering (meten)
Self-timer
(zelfontspanner)
Cont./BKT
(contrast/
automatische
klassering),
flitsintensiteit
Flash Intensity
(flitsintensiteit)
Digital Zoom
(digitale zoom)
MF Position
(handmatige
scherpstelstand)
Zoom position
(zoompositie)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) /
Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) /
Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
Geheugen tabmenu
Sounds (geluiden)
Startup
(startscherm)
File No.
(bestandnummer)
World Time
(wereldtijd)
Date Style
(datumformaat)
Adjust (bijstellen)
Language (taal)
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreking)
USB
Video Out (video
uitgang)
Format (formatteren)
Reset (terugstellen)
Startup (start) / Half Shutter (sluiter
halverwege) / Shutter (sluiter) / Operation
(bediening) / Volume (volume)
On (aan) (instelbaar beeld) /
Off (uit)
Continue (doorgaan) / Reset (resetten)
Home (thuis) / World (wereld)
Thuistijd instelling (stad, DST, enz.)
Wereldtijd instelling (stad, DST, enz.)
YY/MM/DD / DD/MM/YY / MM/DD/YY
Tijdinstelling
(Japans) / English (Engels) /
Français (Frans) / Deutsch (German) /
Español (Spaans) / Italiano (Italiaans) /
Português (Portugees) /
(Chinees
(complex)) /
(Chinees
(vereenvoudigd)) / (Koreaans)
30 sec / 1 min / 2 min / Off (uit)
2 min / 5 min
Mass Storage(Massageheugen) (USB
DIRECT-PRINT) / PTP (PictBridge)
NTSC / PAL
Format (formatteren) / Cancel (annuleren)
Reset (terugstellen) /
Cancel (annuleren)
Instellingen tabmenu
APPENDIX
251
Start (starten) / Images (beelden) / Time
(tijd) / Interval (tussenpauze) / Cancel
(annuleren)
Show (weergeven) / Save (opslaan) /
Cancel (annuleren)
Select images (beelden selecteren) / All
images (alle beelden) / Cancel (annuleren)
On (aan) / All Files : On (alle bestanden :
aan) / Cancel (annuleren)
Rotate (roteren) / Cancel (annuleren)
1600
×
1200 / 1280
×
960 / 640
×
480 /
Cancel (annuleren)
Create (creëren) / Delete (wissen) / Layout
(lay-out) / Set Up (instellingen) /
Cancel
(annuleren)
Alarminstellingen
Built-in (ingebouwd)
Card (kaart) /
Card (kaart)
Built-in (ingebouwd) /
Cancel (annuleren)
Weergavefunctie (PLAY)
PLAY (weergave) tabmenu
Slideshow
(diashow)
Calendar (Kalender)
Favorites
(favorieten)
DPOF
Protect
(beveiligen)
Rotation
(rotatie)
Resize (afmetingen
heraanpassen)
Trimming
(trimmen)
Create Album
(creëer album)
Dubbing (dubben)
Alarm (alarm)
Copy (kopiëren)
Instellingen tabmneu
Sounds (geluiden)
Startup
(startscherm)
File No.
(bestandnummer)
World Time
(wereldtijd)
Date Style
(datumopmaak)
Adjust (bijstellen)
Language (taal)
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreking)
USB
Video Out
(video uitgang)
Format (formatteren)
Reset (terugstellen)
Starup (start) / Half Shutter (sluiter
halverwege) / Shutter (sluiter) / Operation
(bediening) / Volume (volume)
On (aan) (instelbaar beeld) /
Off (uit)
Continue (doorgaan) / Reset (resetten)
Home (thuis) / World (wereld)
Thuistijd instelling (stad, DST, enz.)
Wereldtijd instelling (stad, DST, enz.)
YY/MM/DD / DD/MM/YY / MM/DD/YY
Tijdinstelling
(Japans) / English (Engels) /
Français (Frans) / Deutsch (German) /
Español (Spaans) / Italiano (Italiaans) /
Português (Portugees) /
(Chinees
(complex)) /
(Chinees
(vereenvoudigd)) / (Koreaans)
30 sec / 1 min / 2 min / Off (uit)
2 min / 5 min
Mass Storage(Massageheugen) (USB
DIRECT-PRINT) / PTP (PictBridge)
NTSC / PAL
Format (formatteren) / Cancel (annuleren)
Reset (terugstellen) /
Cancel (annuleren)
APPENDIX
252
* Er zijn drie indicatorflitspatronen. Patroon 1 knippert eens per
seconde, patroon 2 knippert tweemaal per seconde en patroon 3
knippert 4 maal per seconde. De onderstaande tabel geeft een
verklaring van de diepere betekenis van elk flitspatroon.
Indicator referentie
De camera heeft drie indicators: een groene
bedrijfsindicator, een rode bedrijfsindicator en een
zelfontspannerindicator. Deze indicators gaan branden en
knipperen om de huidige status van de camera te tonen.
ZelfontspannerindicatorGroene bedrijfsindicator
BKT
AE-L
Rode bedrijfsindicator
Opnamefuncties (REC)
Bedrijfsindicator
Betekenis
Zelfontspan-
nerindicator
Groen
Brandt
Brandt
Patroon 3
Brandt
Patroon 2
Patroon 1
Rood
Patroon 3
Brandt
Patroon 1
Patroon 2
Rood
Patroon 1
Patroon 2
Werking (spanning aan, opname
mogelijk)
Flitser is aan het opladen.
Opladen van flitser is voltooid.
Autofocus werkt goed.
Autofocus werkt niet.
Beeldscherm is uit.
Opslaan van beeld
Opslaan van filmdata / verwerken
van beelddata
Aftellen van zelfontspanner
(10 - 3 seconden)
Aftellen van zelfontspanner
(3 - 0 seconden)
Opladen van flitser is onmogelijk
Geheugenkaart problemen /
Geheugenkaart is niet geformatteerd. /
BESTSHOT instelling kan niet worden
geregistreerd.
APPENDIX
253
Groen Rood Rood
Patroon 3
Patroon 3
BELANGRIJK!
Bij gebruik van de geheugenkaart mag u de kaart
nooit uit de camera verwijderen wanneer de groene
bedrijfsindicator aan het knipperen is. Hierdoor
kunnen namelijk alle opgenomen beelden verloren
gaan.
Geheugenkaart is vergendeld. /
map kan niet worden gecreëerd. /
Geheugen is vol. / Schrijf foutlezing
Lege accu waarschuwing
Kaart formatteren
Spanning wordt (langzaam)
uitgeschakeld
Brandt
Patroon 3
Bedrijfsindicator
Betekenis
Zelfontspan-
nerindicator
Weergavefunctie (PLAY)
Groen
Brandt
Patroon 3
Rood
Patroon 2
Brandt
Patroon 3
Rood
Werking (spanning aan, opname
mogelijk)
Eén van de volgende functies vindt
plaats: wissen, DPOF, beeldbeveiliging,
kopiëren, albumcreatie, formatteren,
(langzaam) uitschakelen van de
spanning.
Geheugenkaart problemen /
geheugenkaart is niet geformatteerd.
Geheugenkaart is geblokkeerd. /
map kan niet worden gecreëerd. /
geheugen is vol.
Lege accu waarschuwing
Bedrijfsindicator
Betekenis
Zelfontspan-
nerindicator
APPENDIX
254
Snelle oplaadeenheid
De snelle oplaadeenheid heeft een [CHARGE] indicator die
gaat branden of knipperen in overeenstemming met de
werking van de snelle oplaadeenheid.
[CHARGE]
indicator
Betekenis
Kleur
Rood
Groen
Rood
Oranje
Status
Brandt
Brandt
Knippert
Brandt
Opladen
Opladen voltooid
Abnormaliteit van de snelle oplaadeenheid of
de accu
Oplaad standby toestand (omringende
temperatuur is te hoog of te laag).
[CHARGE] indicator [CHARGE] indicator
APPENDIX
255
Spanning gaat niet aan.
De camera begint zichzelf
ineens uit te schakelen.
Het beeld wordt niet
opgenomen bij indrukken
van de sluitertoets.
1) De accu is onjuist ingelegd.
2) De accu is leeg.
1) De automatische stroomonderbreker is
geactiveerd (pagina 51).
2) De accu is leeg.
1) De weergavefunctie (PLAY) van de camera is
ingeschakeld.
2) De flitsereenheid wordt opgeladen.
3) Het geheugen is vol.
1) Plaats de accu in de juiste richting (pagina 41).
2)
Laad de accu op (pagina 37). Als de accu na het
opladen weer snel leeg raakt, betekent dat dat de
accu het einde van zijn levensduur heeft bereikt en
dient te worden vervangen. Schaf een los
verkrijgbare oplaadbare lithium-ion accu NP-40
aan.
1) Schakel de spanning opnieuw in.
2) Laad de accu op (pagina 37).
1) Selecteer m.b.v. de functiedraairegelaar de op
dat moment geselecteerde opnamefunctie
(pagina 58).
2) Wacht totdat de flitsereenheid stopt met
knipperen.
3) Schrijf bestanden die u wilt houden naar uw
computer en wis daarna de bestanden van het
camerageheugen of gebruik een andere
geheugenkaart.
Stroomvoorziening
Beeldopname
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Gids voor het oplossen van moeilijkheden
APPENDIX
256
Autofocus stelt niet goed
scherp.
Het onderwerp is niet
scherp bij het opgenomen
beeld.
De flitser flitst niet.
1) De lens is vuil.
2) De fasedifferentieelsensor is vuil.
3) U blokkeert de fasedifferentieelsensor met uw
vinger.
4) Het onderwerp bevindt zich niet in het midden
van het scherpstelkader tijdens de compositie
van het beeld.
5) Het onderwerp dat u aan het opnemen bent is
van een type dat niet past bij de
autofocusfunctie (pagina 63).
6) De camera wordt bewogen.
7) Een automatische scherpstelfunctie anders dan
Contrast is geselecteerd terwijl een conversie-
objectief geïnstalleerd is op de camera (pagina
134).
Er was niet scherpgesteld op het beeld.
1)
(flitser uit) is geselecteerd als de
flitsfunctie.
2) De accu is leeg.
3) De filmfunctie (movie) is ingeschakeld bij de
camera.
4) Een scène die
(flitser uit) selecteert als de
flitsfunctie is geselecteerd bij de BESTSHOT
functie.
1) Reinig de lens.
2) Reinig de fasedifferentieelsensor.
3) Haal uw vinger weg zodat hij de
fasedifferentieelsensor niet langer blokkeert.
4) Let er op dat het onderwerp zich binnen het
scherpstelkader bevindt tijdens de compositie
van het beeld.
5) Stel met de hand scherp (pagina 85).
6) Zet de camera op een statief.
7) Verander de instelling van de automatische
scherpstelfunctie naar Contrast (pagina 134).
Bij het maken van de compositie van het beeld
dient u er op te letten dat het onderwerp waarop u
scherpstelt zich binnen het scherpstelkader
bevindt.
1) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 71).
2) Laad de accu op (pagina 37).
3) Selecteer een andere opnamefunctie (REC).
4) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 71)
of een andere BESTSHOT scène (pagina 113).
Beeldopname
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
APPENDIX
257
Vervang de accu (pagina 37).
1) Stel scherp op het beeld (pagina 85).
2) Gebruik autofocus voor het opnemen van
landschappen en voor het maken van
portretten.
3) Gebruik de macrofunctie (
) voor close-ups.
1) Als de accu indicator
toont, dient u de
accu zo snel mogelijk op te laden (pagina 37).
2) Verwijder de geheugenkaart nooit voordat het
opslaan voltooid is.
1) Neem een ander onderwerp op.
2) Stel de belichting bij.
De accu is leeg.
1) U gebruikt de handmatige scherpstelfunctie en
u heeft niet scherpgesteld op het beeld.
2) U probeert de macrofunctie ( ) te gebruiken
tijdens het opnemen van een landschap of
tijdens het maken van een portret.
3) U probeert autofocus of de oneindig-functie
(
) te gebruiken bij het opnemen van een
close-up shot.
1) De camera schakelt zichzelf uit voordat het
opslaan van beelden naar het geheugen
voltooid is.
2) Verwijderen van de geheugenkaart voordat het
opslaan voltooid is.
1) Het onderwerp dat u aan het opnemen bent is
van het type waarvoor de verschillende
instellingen weinig verschil vertonen in het
uiterlijk.
2) Het beeld is drastisch over- of onderbelicht.
De camera schakelt
zichzelf langzaam uit
tijdens het aftellen van de
zelfontspanner.
Het beeld op het
beeldscherm is niet scherp.
Opgenomen beelden
worden niet in het
geheugen opgeslagen.
De beelden die worden
geproduceerd door de
automatische klassefunctie
zien er hetzelfde uit.
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Beeldopname
APPENDIX
258
Overige
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Weergave
De kleur van het
weergavebeeld verschilt
van het beeld op het
beeldscherm tijdens het
opnemen.
Beelden worden niet
getoond.
Geen van de toetsen en
schakelaars werkt.
Het beeldscherm is
uitgeschakeld.
Het is niet mogelijk
bestanden via een USB
aansluiting over te
schrijven.
Zonlicht of licht van een andere lichtbron schijnt
tijdens het opnemen direct in de lens.
Een geheugenkaart met niet-DCF beelden die
opgenomen zijn met een andere camera bevindt
zich in de camera.
Problemen met het elektronische circuit hetgeen
veroorzaakt wordt door elektrostatische lading,
een harde stoot, enz. terwijl de camera
aangesloten was op een ander apparaat.
1) USB communicatie vindt plaats.
2) Het beeldscherm wordt uitgeschakeld (tijdens
een opnamefunctie).
3) De camera is aangesloten op een TV voor het
afgeven van beeldsignalen.
1) De USB kabel is niet juist aangesloten.
2) De USB driver is niet geïnstalleerd.
3) De camera is uitgeschakeld.
Plaats de camera zodanig dat zonlicht niet direct
in de lens kan schijnen.
Gebruik een andere kaart. De camera kan geen
niet-DCF beelden tonen die opgenomen zijn op een
geheugenkaart d.m.v. een andere digitale camera.
Verwijder de accu uit de camera, leg hem opnieuw
in en probeer opnieuw.
1) Ontkoppel de USB kabel na eerst te hebben
bevestigd dat de computer geen toegang aan
het verkrijgen is tot het geheugen van de
camera.
2) Druk op [DISP] om het beeldscherm in te
schakelen.
3) Ontkoppel het AV snoer.
1) Controleer alle aansluitingen.
2) Installeer de USB driver op uw computer
(pagina 216).
3) Schakel de camera in.
APPENDIX
259
Mocht u problemen ondervinden bij het installeren van de USB driver
Merk op dat elders in deze handleiding de USB driver ook als USB aanstuurprogramma wordt aangeduid. U kunt de USB
driver mogelijk niet correct installeren als u de USB kabel gebruikt om de camera op een computer aan te sluiten die draait
onder Windows 98 voordat u de USB driver geïnstalleerd heeft van de CD-ROM (CASIO Digital Camera Software) die
meegeleverd wordt met de camera, of als reeds een ander type driver geïnstalleerd is. Hierdoor wordt het voor de computer
onmogelijk om de digitale camera te herkennen wanneer deze wordt aangesloten. Mocht dit het geval zijn dan dient u de USB
driver van de camera opnieuw te installeren. Zie het Readme bestand van de USB driver op de CASIO Digital Camera
Software CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera voor informatie aangaande het opnieuw installeren van de USB
driver.
APPENDIX
260
Tonen van boodschappen
Alarm setting
complete.
Battery is low.
Cannot correct
image!
Can not find the file.
Cannot register any
more files.
Card ERROR
Deze boodschap verschijnt nadat u de
alarminstelling verandert heeft.
De accu is leeg.
Keystone correctie kan om de een of andere reden
niet plaatsvinden. Het beeld wordt opgenomen
zoals het is zonder correctie (pagina 121).
De camera kan een beeld niet vinden dat
gespecificeerd wordt in de Images (beelden)
instelling. Specificeer een ander beeld (pagina
169).
U probeert een BESTSHOT gebruikersinstelling
op te slaan terwijl de SCENE (décor) map reeds
999 instellingen bevat (pagina 116).
U probeert een FAVORITE (favoriet) bestand te
kopiëren terwijl de FAVORITE map reeds 9999
bestanden bevat (pagina 182).
Er trad een probleem op bij de geheugenkaart.
Schakel de camera uit, verwijder de kaart en steek
hem opnieuw is. Mocht dezelfde boodschap
verschijnen, formatteer dan de geheugenkaart
(pagina 202).
BELANGRIJK!
Het formatteren van de geheugenkaart wist alle
bestanden op de geheugenkaart uit. Probeer
eerst eventuele werkbare bestanden naar een
computer of een ander opslagmedium over te
schrijven voordat u de geheugenkaart
formatteert.
U probeert met de printer af te drukken via een
USB aansluiting die niet compatibel is.
De accu is leeg zodat het opgenomen beeld niet
kon worden opgeslagen.
Deze boodschap verschijnt wanneer u een beeld
probeert op te slaan terwijl er 9999 bestanden
opgeslagen zijn in de 999ste map. Wis bestanden
die u niet langer nodig heeft als u meer bestanden
wilt opnemen (pagina 178).
Mocht het objectief terwijl het beweegt tegen een
obstakel aan komen, dan verschijnt de boodschap
LENS ERROR (objectief fout). Het objectief trekt
zich terug en de camera schakelt zichzelf uit.
Verwijder het obstakel en schakel de spanning van
de camera opnieuw in.
Tijdens de printerfunctie van de camera als het
papier bij printer op is.
Het geheugen is vol. Wis bestanden die u niet
langer nodig heeft als u meer bestanden wilt
opnemen (pagina 178).
Er is geen FAVORITE bestand aanwezig.
Eén van de volgende problemen trad op tijdens het
afdrukken.
De spanning van de printer is uitgeschakeld.
Interne fout bij printer
Check Connections!
File could not be
saved because
battery is low.
Folder cannot be
created
LENS ERROR
Load Paper!
Memory Full
No Favorites file!
Printing Error
-
APPENDIX
261
Record Error
Replenish Ink!
SYSTEM ERROR
The card is locked.
There are no files.
There are no printing
images.
Set up DPOF.
There is no image to
register.
The card is not
formatted.
This file cannot be
played.
Tijdens het opslaan van beelddata kon om de één of
andere reden de beelddata niet gecomprimeerd
worden.Voer de opname van het beeld nogmaals uit.
Tijdens de printerfunctie van de camera als de inkt bij
de printer bijna of geheel op is.
Uw camerasysteem is beschadigd. Neem contact
op met een CASIO onderhoudswerkplaats.
De LOCK schakelaar van de SD geheugenkaart is
vergrendeld. U kunt beelden niet opslaan op of
wissen van een geheugenkaart die vergrendeld is.
Er bevinden zich geen bestanden in het
ingebouwde geheugen of in de geheugenkaart.
Er zijn geen DPOF instellingen die de beelden en
het aantal kopiën ervan specificeren voor elke
drukklus.
Configureer de vereiste DPOF instellingen (zie
pagina 207).
U probeert een ongeldig beeld als een BESTSHOT
gebruikersinstelling of als een origineel startbeeld
op te slaan.
De geheugenkaart in de camera is niet
geformatteerd. Formatteer de geheugenkaart
(pagina 202).
Het beeldbestand of het audiobestand is
beschadigd of is van een type dat niet door deze
camera kan worden getoond.
This function cannot
be used.
This function is not
supported for this
file.
U probeerde bestanden te kopiëren van het
ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart in
de camera terwijl er zich geen geheugenkaart
bevindt in de camera (pagina 204).
De functie die u probeert uit te voeren wordt niet
ondersteund voor het bestand waarop u de functie
probeert uit te voeren.
APPENDIX
262
Technische gegevens
Product ............................... Digitale camera
Model .................................. EX-P700
Camerafunctie
Beeldbestandformaat
Snapshots ....................... JPEG (Exif Ver. 2.2); TIFF; DCF
(Design rule for Camera File systeem)
1.0 standaard; voldoet aan DPOF
Films ................................ AVI (Motion JPEG)
Audio (geluid) .................. WAV
Opnamemedia .................... 8,9 MB ingebouwd flash-geheugen
SD geheugenkaart
MultiMediaCard (MMC)
Beeldgrootte
Snapshots ...................... 3072
×
2304 beeldpunten
3072
×
2048 (3:2) beeldpunten
2304
×
1728 beeldpunten
1600
×
1200 beeldpunten
1280
×
960 beeldpunten
640
×
480 beeldpunten
Films .................................. 320
×
240 beeldpunten
Geheugencapaciteit en bestandgrootte (naar schatting):
Snapshot
Fine
(fijn)
Normal
(normaal)
Economy
(economisch)
TIFF
Fine
(fijn)
Normal
(normaal)
Economy
(economisch)
TIFF
Fine
(fijn)
Normal
(normaal)
Economy
(economisch)
TIFF
Fine
(fijn)
Normal
(normaal)
Economy
(economisch)
TIFF
4,4MB
2,2MB
1,1MB
20,3MB
3,9MB
2,0MB
1,0MB
18,0MB
1,95MB
1,53MB
800KB
11,4MB
1,05MB
710KB
370KB
5,5MB
2 opnamen
3 opnamen
7 opnamen
0 opnamen
2 opnamen
4 opnamen
8 opnamen
0 opnamen
4 opnamen
5 opnamen
10 opnamen
0 opnamen
7 opnamen
11 opnamen
22 opnamen
1 opnamen
13 opnamen
26 opnamen
51 opnamen
2 opnamen
15 opnamen
29 opnamen
56 opnamen
2 opnamen
30 opnamen
37 opnamen
68 opnamen
4 opnamen
53 opnamen
79 opnamen
154 opnamen
9 opnamen
3072 × 2304
3072 × 2048
(3:2)
2304 × 1728
1600 × 1200
(UXGA)
SD
geheugenkaart*
64 MB
Ingebouwd
flash-geheugen
8,9 MB
Beeldbestandgrootte
(naar schatting)
Bestandgrootte
(beeldpunten)
Kwaliteit
APPENDIX
263
Films (320
×
240 beeldpunten)
Datagrootte Max. 300 KB/seconde
* Gebaseerd op Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. producten. De
capaciteit hangt af van de het merk van de geheugenkaart.
* Vermenigvuldig de capaciteit in de tabel met de geschatte waarde om het
aantal beelden te verkrijgen dat op een geheugenkaart van een andere
capaciteit kan worden opgeslagen.
Wissen ................................ Enkel bestand, alle bestanden (met
beveiliging)
Effectieve beeldpunten ..... 7,2 million
Beeldelement ..................... 1/1,8-inch vierkante beeldpunten
kleuren CCD
(totaal aantal beeldpunten: 7,41
miljoen)
680KB
460KB
250KB
3,5MB
190KB
140KB
90KB
900KB
12 opnamen
18 opnamen
32 opnamen
2 opnamen
42 opnamen
56 opnamen
90 opnamen
8 opnamen
82 opnamen
126 opnamen
221 opnamen
14 opnamen
294 opnamen
386 opnamen
618 opnamen
55 opnamen
1280 × 960
(SXGA)
640 × 480
(VGA)
Fine
(fijn)
Normal
(normaal)
Economy
(economisch)
TIFF
Fine
(fijn)
Normal
(normaal)
Economy
(economisch)
TIFF
Lens/brandpuntsafstand ... Acht lenzen in zeven groepen,
inclusief een asferische (niet ronde)
lens
F2,8 (groothoek) 4 (telelens);
f=7,1 (groothoek) 28,4mm (telelens)
(gelijkwaardig aan ca. 33 (groothoek)
132mm (telelens) voor 35mm film)
Zoom ................................... 4X optische zoom, 4X digitale zoom
(16X in combinatie met optische zoom)
Scherpstellen ..................... Combinatie van fase-
differentiaalsensor en contrast-type
autofocus (AF) functie (AF kader: Spot
(puntmeten); Multi (meervoudig meten)
of Free (vrije meting)); macrofunctie;
oneindig scherpstelfunctie; handmatig
scherpstellen; scherpstelvergrendeling
Geschat scherpstelbereik (van het oppervlak van de lens)
Normaal ........................... 40 cm
Macro ..............................
Ongeveer 10
50 cm bij de groothoekstand
Ongeveer 40
50 cm bij de telefotostand
Belichtingsregeling
Lichtmeting ...................... Multi-patroon meten via CCD
Belichting ......................... Programma AE, lensopeningprioriteit
AE, sluitersnelheidprioriteit AE,
handmatige belichting
Belichtingscompensatie ... 2EV +2EV (1/3EV eenheden)
SD
geheugenkaart*
64 MB
Ingebouwd
flash-geheugen
8,9 MB
Beeldbestandgrootte
(naar schatting)
Bestandgrootte
(beeldpunten)
Kwaliteit
APPENDIX
264
Sluiter .................................. CCD elektronische sluiter; mechanische
sluiter; snapshotfunctie, BESTSHOT
functie, 1/8ste 1/2000ste seconde
Lensopeningprioriteit AE functie: 1
2000ste seconde
Sluitersnelheidprioriteit AE functie,
handmatige belichtingsfunctie: BULB
(gloeilamp), 60 1/2000ste seconde
De sluitersnelheid is anders bij de
volgende BESTSHOT scènes
Nachtscène: 4 1/2000 seconde
Vuurwerk: BULB 60 tot 1/2000ste
seconde
Lensopening ...................... F2.8, F3.2, F3.5, F4.0, F4.5, F5.0,
F5.6, F6.3, F7.1, F8.0
Door gebruik van de optische zoom
verandert de lensopening.
Tijdens de Snapshot functie is het
mogelijk een lensopening van F2.8
tot F5.6 in te stellen.
Witbalans ............................ Automatisch, vast ingesteld
(7 functies), handmatig overschakelen
Sensitivity ...........................
Auto, ISO 80, ISO 160, ISO 320, ISO 640
Zelfontspanner .................. 10 seconden, 2 seconden, drievoudige
zelfontspanner, afstandsbediening,
afstandsbediening en 2-seconden
zelfontspanner
Ingebouwde flitser
Flitserfuncties .................. AUTO (automatisch), ON (aan), OFF
(uit), rode ogenreductie
Flitsbereik ........................
Groothoek optische zoom: 0,4 3,6 meter
Telefoto optische zoom: 0,4 2,5 meter
(ISO gevoeligheid: Auto (automatisch))
Opnamefuncties ................ Audio Snapshot ; macrofunctie,
zelfontspanner, lensopeningprioriteit
AE, sluitersnelheidprioriteit AE,
handmatige belichting, BESTSHOT;
doorlopende sluiter, automatische
klassering, film met geluid;
spraakopname
.
* Geluidsopname is in mono.
Audio opnametijd
Audio snapshot ............... Circa max. 30 seconden per beeld
Spraakopname ................ Circa 38 minuten met ingebouwd
geheugen
Post-opname ................... Circa max. 30 seconden per beeld
Beeldscherm ...................... 2,0-inch TFT kleuren LCD
115.200 beeldpunten (480
×
240)
Zoeker ................................. Beeldscherm en optische zoeker
Tijdbijhoud functies .......... Ingebouwde digitale kwartsklok
Datum en tijd .................... Opgenomen met beelddata
Automatisch kalender ...... Tot 2049
Wereldtijd ......................... City (stad), Date (datum), Time (tijd),
Summer time (zomertijd), 162 steden
in 32 tijdzones
Ingangs-/
uitgangsaansluitingen ...... Netadapteraansluiting (DC IN);
USB/AV aansluiting (speciale mini-
aansluiting, NTSC/PAL); externe flits
synchro-aansluiting
Microfoon ........................... Mono
Luidspreker ........................ Mono
APPENDIX
265
Spanningsvereisten
Spanningsvereisten .......... Oplaadbare lithium-ion accu
(NP-40) x 1
Netadapter (AD-C40)
Levensduur accu (naar schatting):
De bovenstaande waarden geven de hoeveelheid tijd aan bij de voorwaarden
die hieronder vermeld staan totdat de spanning automatisch uitgeschakeld
wordt doordat de accu leeg is. Deze waarden zijn echter geen garantie dat de
accu inderdaad de aangegeven gebruiksduur zal verstrekken. Een lage
temperatuur zal de gebruiksduur van de accu verkorten.
Gebruiksduur van accu
(benadering)
200 fotos (100 minuten)
440 fotos (110 minuten)
220 minuten
210 minuten
Bewerking
Aantal fotos (CIPA standaard)*
1
(werkingstijd)
Aantal fotos, doorlopende opname*
2
(werkingstijd)
Doorlopende weergave van Snapshots
*
3
Doorlopende spraakopname*
4
Ondersteunde accu: NP-40 (nominale capaciteit: 1230mAh)
Opslagmedium: SD geheugenkaart
*1 Aantal fotos (CIPA standaard)
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Zoomen van de volledige groothoek- tot de volledige telefotostand elke
30 seconden, waarbij telkens twee beelden worden opgenomen,
waarvan één met flits; de spanning wordt na elke 10 opgenomen
beelden uit- en weer ingeschakeld.
*2 Omstandigheden bij doorlopende opname
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Flitser: Uitgeschakeld
Beeld opgenomen na elke 15 seconden, wisselend tussen volledige
groothoek en volledige telefoto.
*3 Omstandigheden bij doorlopende snapshot weergave
Temperatuur: 23°C
Bladeren naar het volgende beeld na elke 10 seconden
*4 De tijden voor spraakopname zijn gebaseerd op doorlopende opname.
Stroomverbruik .................. 4,5 V gelijkstroom, ca. 5,5 W
Afmetingen ......................... 97,5 (B)
×
67,5 (H)
×
45,1 (D) mm
(exclusief uitsteeksels; 26,1mm bij het
dunste deel)
Gewicht ............................... Ca. 225 g
(exclusief accu en accessoires)
Gebundelde accessoires .. Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40);
snelle oplaadeenheid (BC-30L),
kaartafstandsbediening (WR-4C),
litium-accu (CR2025); netsnoer; USB
kabel; AV kabel; polsriem; CD-ROM;
basisreferentie
APPENDIX
266
Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40)
Nominale spanning ........... 3,7 V
Nominale capaciteit .......... 1230 mAh
Bedrijfstemperatuur
bereik .................................. 0°C 40°C
Afmetingen ......................... 38,5 (B)
×
38,0 (H)
×
9,3 (D) mm
Gewicht ............................... Ca. 34 g
Snelle oplaadeenheid (BC-30L): Type met netsnoer
Spanningsvereisten .......... 100 V 240 V wisselstroom, 0,13 A,
50/60 Hz
Uitgangsspanning ............. 4,2 V gelijkspanning, 900 mA
Oplaadtemperatuur ........... 5°C 35°C
Oplaadbaar batterijtype .... Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40)
Tijd tot volledig opladen .... Ca. 2 uur
Afmetingen ......................... 80 (B)
×
55 (H)
×
30 (D) mm
(exclusief uitsteeksels)
Gewicht ............................... Ca. 60 g
Snelle oplaadeenheid (BC-30L) : Insteektype
Spanningsvereisten .......... 100 V 240 V wisselstroom, 0,13 A,
50/60 Hz
Uitgangsspanning ............. 4,2 V gelijkstroom, 900 mA
Oplaadtemperatuur ........... 5°C 35°C
Oplaadbaar batterijtype .... Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40)
Tijd tot volledig opladen .... Ca. 2 uur
Afmetingen ......................... 80 (B)
×
55 (H)
×
25 (D) mm
(exclusief uitsteeksels)
Gewicht ............................... Ca. 63 g
APPENDIX
267
Kaartafstandsbediening (WR-4C)
Spanningsvereisten .......... Lithium batterij (CR2025)
×
1
Levensduur van de
batterijen (benadering) ..... 20.000 toetsbewerkingen
Eén toetsbewerking is gedefinieerd
als het indrukken van één toets
gedurende één seconde om hem
dan voor één seconde los te laten.
Bedrijfstemperatuur .......... 0°C 40°C
Afmetingen ......................... 35,0 (B)
×
56,6 (H)
×
6,5 (D) mm
Gewicht ............................... Ca. 11 g (inclusief accu/batterij)
Stroomvoorziening
Gebruik enkel de speciale oplaadbare lithium-ion accu NP-40 om deze
camera van stroom te voorzien. Het gebruik van een ander type accu wordt
niet ondersteund.
Deze camera heeft geen gescheiden batterij voor de klok. De instellingen
van de datum en de tijd worden geheel uitgewist wanneer in het geheel
geen stroom wordt toegevoerd (van zowel de accu als de netadapter). Zorg
er voor deze instellingen opnieuw te configureren als de stroom wordt
onderbroken (pagina 54).
LCD paneel
Het LCD paneel is een product van de nieuwste LCD fabrikagetechnologie
die een beeldpundeffecttiviteit van 99,99% behaalt. Dat betekent dat minder
dat 0,01% van het totaal aan beeldpunten defect is (d.w.z. ze gaan niet
branden of ze blijven juist altijd branden.
Lens
U kunt mogelijk af en toe vervorming waarnemen in bepaalde soorten
beelden waarbij er een kleine buiging optreedt bij lijnen die recht zouden
moeten zijn. Dit komt door de karakteristieken van de lens/het objectief en
duidt niet op een defect van de camera.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267

Casio EX-P700 Handleiding

Type
Handleiding