KTM 65 SX 2019 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2019
65 SX
Artikelnr. 3213845nl
BESTE KTM KLANT,
*3213845nl*
3213845nl
02/2018
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve
motorfiets en we zijn er zeker van dat u en uw kind er veel plezier mee zullen beleven, mits u de motorfiets goed
onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Framenummer ( pag. 14) Stempel van dealer
Motornummer ( pag. 14)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het
model. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden
uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
© 2018 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toe-
stemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwa-
liteitsmanagement ISO 9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
65 SX (F6001S6)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 5
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 5
1.2 Gebruikte formatering......................... 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ........................ 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik....... 6
2.2 Onjuist gebruik .................................. 6
2.3 Veiligheidsaanwijzingen...................... 6
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ......... 6
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ......... 7
2.6 Veilig gebruik .................................... 7
2.7 Beschermende kleding ....................... 8
2.8 Werkinstructies.................................. 8
2.9 Milieu............................................... 8
2.10 Bedieningshandleiding ....................... 8
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 10
3.1 Garantie.......................................... 10
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen ............ 10
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ......... 10
3.4 Service ........................................... 10
3.5 Afbeeldingen ................................... 10
3.6 Klantenservice................................. 10
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 12
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 12
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 13
5 SERIENUMMERS........................................ 14
5.1 Framenummer ................................. 14
5.2 Motornummer.................................. 14
5.3 Artikelnummer schokdemper............. 14
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 15
6.1 Koppelingshendel ............................ 15
6.2 Remhendel...................................... 15
6.3 Gashendel....................................... 15
6.4 Stopknop ........................................ 15
6.5 Tankdop openen .............................. 16
6.6 Tankdop sluiten ............................... 16
6.7 Brandstofkraan ................................ 17
6.8 Choke ............................................. 17
6.9 Versnellingshendel ........................... 17
6.10 Kickstarter ...................................... 18
6.11 Rempedaal...................................... 18
6.12 Plug-in standaard............................. 18
6.13 Bedrijfsurenteller ............................. 18
7 INBEDRIJFSTELLING.................................. 19
7.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfname.................................. 19
7.2 Motor inrijden.................................. 21
8 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 22
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 22
8.2 Voertuig starten ............................... 22
8.3 Beginnen met rijden......................... 23
8.4 Schakelen, rijden............................. 23
8.5 Afremmen ....................................... 24
8.6 Stoppen, parkeren............................ 24
8.7 Transporteren .................................. 25
8.8 Brandstof tanken ............................. 26
9 SERVICESCHEMA....................................... 27
9.1 Extra informatie ............................... 27
9.2 Verplichte werkzaamheden................ 27
9.3 Aanbevolen werkzaamheden.............. 28
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 29
10.1 Basisinstelling chassis voor
bestuurdersgewicht controleren ......... 29
10.2 Luchtvering AER 35......................... 29
10.3 Ingaande demping schokdemper ....... 30
10.4 Ingaande demping low speed van de
schokdemper instellen...................... 30
10.5 Ingaande demping high speed van
de schokdemper instellen ................. 31
10.6 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen...................... 31
10.7 Maat onbelast achterwiel bepalen...... 32
10.8 Statische veerweg schokdemper
controleren...................................... 32
10.9 Dynamische veerweg schokdemper
controleren...................................... 33
10.10 Veervoorspanning schokdemper
instellen ...................................... 33
10.11 Dynamische veerweg instellen ....... 34
10.12 Basisinstelling voorvork controleren ... 35
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen ............... 35
10.14 Uitgaande demping voorvork
instellen.......................................... 36
10.15 Stuurstand ...................................... 37
10.16 Stuurstand instellen ..................... 37
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 39
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ....... 39
11.2 Motorfiets van hefbok nemen ............ 39
11.3 Vorkpoten ontluchten ....................... 39
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ....... 40
11.5 Voorvorkprotector demonteren ........... 40
11.6 Voorvorkprotector monteren............... 41
11.7 Vorkpoten demonteren .................. 41
11.8 Vorkpoten monteren ...................... 42
11.9 Onderste kroonplaat demonteren .... 43
11.10 Onderste kroonplaat monteren ....... 43
11.11 Speling balhoofdlager controleren...... 45
11.12 Balhoofdlagerspeling instellen ....... 46
INHOUDSOPGAVE
3
11.13 Balhoofdlager insmeren ................ 47
11.14 Startnummerbord demonteren........... 47
11.15 Startnummerbord monteren .............. 47
11.16 Spatbord voor demonteren ................ 48
11.17 Spatbord voor monteren.................... 48
11.18 Schokdemper demonteren ............. 48
11.19 Schokdemper inbouwen ................ 49
11.20 Zadel afnemen................................. 49
11.21 Zadel monteren................................ 49
11.22 Luchtfilter demonteren ................. 50
11.23 Luchtfilter monteren ..................... 50
11.24 Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen ....................................... 51
11.25 Einddemper demonteren................... 51
11.26 Einddemper inbouwen...................... 52
11.27 Glasvezelvulling einddemper
vervangen .................................... 52
11.28 Brandstoftank demonteren ............ 53
11.29 Brandstoftank monteren ................ 54
11.30 Kettingvervuiling controleren............. 55
11.31 Ketting reinigen ............................... 55
11.32 Kettingspanning controleren ............. 56
11.33 Kettingspanning instellen ................. 57
11.34 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren .............. 57
11.35 Frame controleren ........................ 60
11.36 Achterbrug controleren .................. 60
11.37 Gaskabellegging controleren.............. 60
11.38 Rubberen stuurcovers controleren...... 61
11.39 Rubberen stuurcover extra
vastzetten ....................................... 61
11.40 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen.......................................... 61
11.41 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren...................................... 62
11.42 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
corrigeren........................................ 62
11.43 Vloeistof hydraulische koppeling
verversen ..................................... 63
12 REMSYSTEEM............................................ 65
12.1 Vrije slag remhendel controleren........ 65
12.2 Uitgangspositie van de
handremhendel instellen .................. 65
12.3 Remschijven controleren................... 65
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren...................................... 66
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen ...................................... 67
12.6 Remplaketten voorwielrem
controleren...................................... 69
12.7 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen .................................... 69
12.8 Vrije slag rempedaal controleren........ 72
12.9 Vrije slag van het rempedaal
instellen ...................................... 72
12.10 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ...................................... 73
12.11 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren...................................... 73
12.12 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen ...................................... 74
12.13 Remplaketten achterwielrem
controleren...................................... 75
12.14 Remplaketten achterwielrem
vervangen .................................... 76
13 WIELEN, BANDEN ...................................... 79
13.1 Voorwiel demonteren .................... 79
13.2 Voorwiel monteren ........................ 79
13.3 Achterwiel demonteren ................. 80
13.4 Achterwiel monteren ..................... 81
13.5 Bandentoestand controleren.............. 82
13.6 Bandenspanning controleren............. 83
13.7 Spaakspanning controleren ............... 84
14 KOELSYSTEEM........................................... 85
14.1 Koelsysteem .................................... 85
14.2 Antivries en koelmiddelpeil
controleren...................................... 85
14.3 Koelmiddelpeil controleren ............... 86
14.4 Koelmiddel aftappen .................... 87
14.5 Koelmiddel vullen ........................ 87
15 MOTOR AFSTELLEN ................................... 89
15.1 Gaskabelspeling controleren.............. 89
15.2 Gaskabelspeling instellen .............. 89
15.3 Carburateur - stationair..................... 90
15.4 Carburateur - stationair afstellen .... 90
15.5 Vlotterkamer carburateur
aftappen ...................................... 91
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ........... 93
16.1 Cardanoliepeil controleren ................ 93
16.2 Cardanolie verversen ..................... 93
16.3 Cardanolie bijvullen ...................... 94
17 REINIGING, ONDERHOUD........................... 96
17.1 Motorfiets reinigen ........................... 96
18 STALLING .................................................. 98
18.1 Stalling........................................... 98
18.2 Inbedrijfname na stalling .................. 99
19 FOUTEN OPSPOREN................................. 100
20 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 102
20.1 Motor............................................ 102
20.2 Aanhaalmomenten motor ................ 102
INHOUDSOPGAVE
4
20.3 Carburateur ................................... 104
20.3.1 Carburateur afstellen.................. 104
20.4 Vulhoeveelheden............................ 105
20.4.1 Cardanolie................................. 105
20.4.2 Koelmiddel ............................... 105
20.4.3 Brandstof.................................. 105
20.5 Voorvork........................................ 105
20.6 Schokdemper ................................ 106
20.7 Chassis ......................................... 106
20.8 Banden......................................... 107
20.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 107
21 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 109
22 HULPSTOFFEN......................................... 111
23 NORMEN ................................................. 113
24 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 114
INDEX ............................................................. 115
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch
begrip. Laat de werkzaamheden voor de veiligheid van uw kind uitvoeren in een geautoriseerde
KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met
het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normaal gebruik in wedstrijden
kan weerstaan. Dit voertuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste inter-
nationale motorsportbonden.
Info
Gebruik dit voertuig uitsluitend op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfs- en hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking zetten van systemen of componenten die de geluidsdemping dienen bij een
nieuw voertuig, voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruikdsduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor onderhoud, reparatie of vervanging, evenals
2 het gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten
werking is gezet.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten, die uit-
laatgassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van onderdelen van het inlaatluchtsysteem.
3 Gebruik in niet correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatluchtsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Zorg ervoor dat uw kind bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, hand-
schoenen alsmede broek en jas met bescherming draagt.
Zorg ervoor dat uw kind altijd beschermende kleding draagt die zich in een goede staat bevindt en
voldoet aan de wettelijke eisen.
Als u zelf motorfiets rijdt zorg er dan voor dat u altijd het goede voorbeeld geeft en zelf ook geschikte
beschermende kleding draagt tijdens het rijden.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite
®
) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij gebruik in acht nemen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat u voor het eerst gaat rijden. In de bedie-
ningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en onderhoud eenvoudiger maken. Alleen
zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt bescher-
men.
Bewaar de bedieningshandleiding op een eenvoudig toegankelijke plaats, zodat u deze op ieder moment kunt
raadplegen wanneer dat nodig is.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van het voertuig en moet bij verkoop aan de nieuwe eige-
naar worden gegeven.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
10
3.1 Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het service- en garantieboekje en op KTM Dealer.net worden bevestigd, aangezien
anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij schade of gevolgschade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan
het voertuig zijn veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op garantie.
Meer informatie over de garantie en de afwikkeling ervan vindt u in het service- en garantieboekje.
3.2 Verbruiksstoffen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfs- en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
3.4 Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig
traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller ver-
slijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van de volgende service-interval te controle-
ren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
11
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
4 AFBEELDING VOERTUIG
12
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
S02404-10
1
Remhendel ( pag. 15)
2
Klep voor vorkluchtdruk
3
Koppelingshendel ( pag. 15)
4
Snelsluiting zadelvergrendeling
5
Choke ( pag. 17)
6
Versnellingshendel ( pag. 17)
7
Brandstofkraan ( pag. 17)
AFBEELDING VOERTUIG 4
13
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
S02405-10
1
Tankdop
2
Stopknop ( pag. 15)
3
Voorvorkinstelling uitgaande demping
4
Gashendel ( pag. 15)
5
Framenummer ( pag. 14)
6
Kickstarter ( pag. 18)
7
Rempedaal ( pag. 18)
8
Schokdemperinstelling ingaande demping
9
Kijkglas remvloeistof achter
bk
Schokdemperinstelling uitgaande demping
5 SERIENUMMERS
14
5.1 Framenummer
401945-10
Het framenummer
1
is aan de rechterkant van het balhoofd
gegraveerd.
5.2 Motornummer
401949-10
Het motornummer
1
is in de linkerkant van de motor onder het
ketting-aandrijfwiel gegraveerd.
5.3 Artikelnummer schokdemper
H01141-10
Het artikelnummer van de schokdemper
1
is op het bovenste
deel van de schokdemper boven de stelring naar de linkerzijde toe
gegraveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
15
6.1 Koppelingshendel
S02397-10
De koppelingshendel
1
is aan de linkerzijde van het stuur aange-
bracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijge-
steld.
6.2 Remhendel
S02398-10
De remhendel
1
is aan de rechterzijde van het stuur aange-
bracht.
Met de remhendel wordt de voorwielrem bediend.
6.3 Gashendel
S02398-11
De gashendel
1
is aan de rechterzijde van het stuur
aangebracht.
6.4 Stopknop
S02397-11
De stopknop
1
is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Stopknop in de uitgangspositie In deze stand is het ont-
stekingscircuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Stopknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscir-
cuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit en een
stilstaande motor schakelt niet in.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.5 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
V00189-10
Ontgrendelknop
1
indrukken, tankdop tegen de klok in
draaien en naar boven toe verwijderen.
6.6 Tankdop sluiten
V00190-10
Tankdop opzetten met de klok mee draaien tot de ontgrendel-
knop
1
vastklikt.
Info
Erop letten dat de slang voor het ontluchten van de
brandstoftank
2
niet knikt.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
6.7 Brandstofkraan
V00191-10
De brandstofkraan
1
bevindt zich aan de linkerzijde van de
brandstoftank.
Mogelijke toestanden
Brandstofkraan gesloten De kartelschroef is tot de aan-
slag met de klok mee gedraaid. Er kan geen brandstof uit de
brandstoftank stromen.
Brandstofkraan geopend De kartelschroef is tot de aanslag
tegen de klok in gedraaid. Er kan brandstof uit de brandstof-
tank stromen.
6.8 Choke
V00192-10
De chokehendel
1
is aan de linkerkant van de carburateur aan-
gebracht.
Als de chokefunctie is geactiveerd wordt er in de carburateur een
opening vrijgegeven waardoor de motor extra brandstof kan aanzui-
gen. Daardoor ontstaat een rijker brandstof-luchtmengsel dat voor
de koude start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie gedeactiveerd
zijn.
Mogelijke toestanden
Chokefunctie geactiveerd Chokehendel is helemaal omlaag
gedrukt.
Chokefunctie gedeactiveerd Chokehendel is helemaal
omhoog gedrukt.
6.9 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel
1
is aan de linkerkant van de motor
gemonteerd.
401950-11
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden van de
afbeelding.
De neutrale of vrije stand
N
bevindt zich tussen de 1e en 2e ver-
snelling.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
6.10 Kickstarter
0
0
11
401954-10
De kickstarter
1
is aan de motor rechts aangebracht.
De kickstarter kan worden gezwenkt.
Info
Voor het rijden eerst de kickstarter naar de motor zwenken.
6.11 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal
1
bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.12 Plug-in standaard
402581-10
De bevestiging van de plug-in standaard
1
bevindt zich aan het
frame aan de linkerkant van het voertuig.
De plug-in standaard wordt gebruikt voor het parkeren van de
motorfiets.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
6.13 Bedrijfsurenteller
V00490-10
De bedrijfsurenteller
1
bevindt zich rechts op het frame.
Hij geeft het totaal aantal bedrijfsuren van de motor aan.
De bedrijfsurenteller begint te tellen als de motor wordt gestart en
hij stopt als de motor wordt uitgeschakeld.
Info
Op de bedrijfsurenteller kan niets worden gewist of inge-
steld.
INBEDRIJFSTELLING 7
19
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOntbrekende fysieke of psychische geschiktheid van het kind vormt een groot
risico.
Kinderen kunnen gevaren vaak onderschatten of geheel niet herkennen.
Uw kind moet al zelf kunnen fietsen.
Uw kind moet het voertuig na vallen zelf weer rechtop kunnen zetten.
Bovendien moet uw kind begrijpen dat voorschriften en aanwijzingen van u of van een andere toe-
zichthoudende persoon opgevolgd moeten worden.
Vertel uw kind dat het in geen geval zonder toezichthoudende persoon met het voertuig mag rijden.
Vertel uw kind dat het niet sneller mag rijden dan voor uw kind beheersbaar.
Vraag niet teveel van uw kind.
Doe pas mee aan wedstrijden, als conditie, rijtechniek en motivatie voldoende zijn.
Laat uw kind uitsluitend met het voertuig rijden, als uw kind zowel lichamelijk als geestelijk in staat
is een voertuig te rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Zorg ervoor dat uw kind bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, hand-
schoenen alsmede broek en jas met bescherming draagt.
Zorg ervoor dat uw kind altijd beschermende kleding draagt die zich in een goede staat bevindt en
voldoet aan de wettelijke eisen.
Als u zelf motorfiets rijdt zorg er dan voor dat u altijd het goede voorbeeld geeft en zelf ook geschikte
beschermende kleding draagt tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnaangepast rijgedrag vormt een groot risico.
Let erop dat uw kind de rijsnelheid aanpast aan de situatie op de rijweg en de rijvaardigheden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
Let erop dat uw kind de voet van het rempedaal neemt als hij of zij niet wil remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe rijwerkcomponenten worden door overbelasting beschadigd of onbruikbaar.
Overschrijd het hoogst toegelaten bestuurdersgewicht niet.
7 INBEDRIJFSTELLING
20
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Denk er bij het gebruik van de motorfiets aan dat andere mensen last kunnen hebben van teveel lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de leveringsinspectie worden uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-
garage.
U ontvangt het leveringsdocument en het service- en garantieboekje bij de overdracht van het voertuig.
Lees voordat uw kind voor het eerst gaat rijden samen met uw kind de volledige bedieningshandleiding aan-
dachtig door.
Info
Ga daarbij vooral in op de beschrijving van de gevaren en het risico op letsel.
Geef uw kind uitleg over de rij- en valtechnieken, zoals de effecten van gewichtsverschuivingen op het
rijgedrag.
Zorg ervoor dat uw kind vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 61)
Uitgangspositie van de handremhendel instellen. ( pag. 65)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 73)
Voordat uw kind voor het eerst gaat rijden moet u eerst controleren of de basisinstelling van het chassis
geschikt is voor het gewicht van het kind.
Laat uw kind op een geschikt terrein wennen aan de hantering van de motorfiets, bij voorkeur op een groot
open veld.
Info
Om ervoor te zorgen dat uw kind een gevoel krijgt voor de werking van de rem, moet u uw kind eerst
aanduwen. Pas als uw kind de voorwielrem kan doseren, kan de motor worden gestart.
Laat uw kind eerst naar een andere persoon rijden, die uw kind helpt bij het stoppen en draaien.
Zet obstakels neer waar uw kind omheen moet rijden, zodat uw kind kan wennen aan het hanteren van het
voertuig.
Uw kind moet ook proberen om zo langzaam mogelijk en in een staande positie te rijden om een beter gevoel
voor de motorfiets te krijgen.
Laat uw kind niet over een terreinen rijden die te veel vergen van de capaciteiten en de ervaring van uw kind.
Uw kind moet tijdens het rijden het stuur met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten
rusten.
Zorg ervoor dat het hoogst toelaatbare bestuurdergewicht niet wordt overschreden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal bestuurdersgewicht 50 kg
Spaakspanning controleren. ( pag. 84)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 21)
INBEDRIJFSTELLING 7
21
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
tijdens de eerste 3 rij-uren < 70 %
tijdens de eerste 5 rij-uren < 100 %
Vol gas geven vermijden!
8 RIJ-INSTRUCTIES
22
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan wor-
den gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 93)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 66)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 73)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 69)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 75)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 86)
Kettingvervuiling controleren. ( pag. 55)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding
controleren. ( pag. 57)
Kettingspanning controleren. ( pag. 56)
Bandentoestand controleren. ( pag. 82)
Bandenspanning controleren. ( pag. 83)
Spaakspanning controleren. ( pag. 84)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontro-
leerd, omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveilig-
heid ernstig nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 40)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 39)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed
vastzitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
RIJ-INSTRUCTIES 8
23
Info
Als de motorfiets niet goed start kan dat worden veroorzaakt door oude brandstof in de vlotterkamer. De
licht ontvlambare stoffen in de brandstof vervluchtigen als de motorfiets langere tijd stilstaat.
Als de vlotterkamer met verse ontsteekbare brandstof is gevuld zal de motor meteen starten.
Motorfiets staat meer dan 1 week stil
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 91)
Kartelschroef op de brandstofkraan tegen de klok in draaien tot de aanslag.
Er kan brandstof van de brandstoftank naar de carburateur stromen.
Motorfiets van de standaard nemen.
Versnelling in vrij schakelen.
Motor koud
Chokehendel helemaal omlaag drukken.
Kickstarter krachtig en volledig intrappen.
Info
Geen gas geven.
8.3 Beginnen met rijden
Info
Voordat u gaat rijden moet de plug-in standaard worden verwijderd.
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig
voorzichtig gas geven.
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Vertel uw kind dat het bij een hoog toerental niet naar een lagere versnelling mag terugschakelen.
Info
Als er tijdens het rijden ongewone geluiden optreden, meteen stoppen, de motor uitzetten en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie etc.) kan uw kind naar een hogere versnelling schakelen.
Daarvoor gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrij-
geven en gas geven.
Als de chokefunctie is geactiveerd moet deze worden gedeactiveerd als de motor warm is.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas
terugdraaien. Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid verlaagt nauwelijks,
maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof verbruikt.
Uw kind mag altijd slechts zoveel gas geven als de motor op dat moment kan verwerken abrupt opendraaien
van de gashendel verhoogt het verbruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
8 RIJ-INSTRUCTIES
24
Aan de koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijge-
ven en gas geven resp. nog een keer schakelen.
Uw kind moet de motor uitzetten als de motorfiets langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
Uw kind moet het vaak en lang slepen van de koppeling vermijden. Hierdoor wordt de motorolie verwarmd en
dus ook de motor en het koelsysteem.
Leg uw kind uit dat het beter is met een lager toerental dan met een hoog toerental en slepende koppeling te
rijden.
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Vertel uw kind dat het de manier van remmen moet aanpassen aan de rijsituatie en de toestand van
de weg.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en laat het kind pas verder rijden, als het probleem is opgelost. (De geau-
toriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Vertel uw kind om meerdere keren voorzichtig te remmen, om de remplaketten en remschijven te dro-
gen en vuil te verwijderen.
Op zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Uw kind moet daarbij afhankelijk van de
snelheid naar een lagere versnelling schakelen.
Spoor uw kind aan om bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor te gebruiken. Daarvoor een of
twee versnellingen terugschakelen, maar daarbij de motor niet overbelasten. Zo hoeft uw kind veel minder te
remmen en raakt het remsysteem niet oververhit.
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
RIJ-INSTRUCTIES 8
25
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in vrij schakelen.
Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien tot de aanslag.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
8.7 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
8 RIJ-INSTRUCTIES
26
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 16)
AA
400382-10
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
35 mm
Inhoud brandstoftank
ca.
3,5 l Superbrandstof
loodvrij (95
octaan) gemengd
met 2-takt
motorolie (1:60)
( pag. 110)
Motorolie 2-takt ( pag. 109)
Tankdop sluiten. ( pag. 16)
SERVICESCHEMA 9
27
9.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen
werkzaamheden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
9.2 Verplichte werkzaamheden
om de 80 rij-uren
om de 40 rij-uren
om de 20 rij-uren
Eenmalig na 10 rij-uren
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 69)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 75)
Remschijven controleren. ( pag. 65)
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid.
Afdichtmanchet voetremcilinder vervangen.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 73)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 72)
Frame controleren. ( pag. 60)
Achterbrug controleren. ( pag. 60)
Achterbruglagers op speling controleren.
Zwenklager op speling controleren.
Bandentoestand controleren. ( pag. 82)
Bandenspanning controleren. ( pag. 83)
Wiellager op speling controleren.
Wielnaven controleren.
Velgslag controleren.
Spaakspanning controleren. ( pag. 84)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 57)
Kettingspanning controleren. ( pag. 56)
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting enz.) smeren en controleren of ze soepel
bewegen.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren. ( pag. 62)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 66)
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 65)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 45)
Bougie en bougiedop vervangen.
Cardanolie verversen. ( pag. 93)
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 93)
Koppeling controleren.
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchting, aftapslangen, ...) en manchetten
controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 85)
Kabels controleren op beschadiging en legging zonder knikken.
9 SERVICESCHEMA
28
om de 80 rij-uren
om de 40 rij-uren
om de 20 rij-uren
Eenmalig na 10 rij-uren
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 51)
Glasvezelvulling van einddemper vervangen. ( pag. 52)
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.
Stationair controleren.
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Service op KTM Dealer.net invoeren en noteren in het service- en garantieboekje.
Eenmalig interval
Periodiek interval
9.3 Aanbevolen werkzaamheden
jaarlijks
om de 80 rij-uren
om de 40 rij-uren
Eenmalig na 20 rij-uren / om de 20 rij-uren
Eenmalig na 10 rij-uren
Remvloeistof van de voorwielrem vervangen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 63)
Balhoofdlager insmeren. ( pag. 47)
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Carburateurcomponenten controleren/instellen.
Klein motoronderhoud uitvoeren. (Cilinders en zuigers controleren. Inlaatmembraan con-
troleren. Uitlaatregeling op goede werking en soepelheid controleren.)
Groot motoronderhoud uitvoeren, inclusief demontage en montage van de motor. (veer
van de uitlaatbesturing vervangen. Zuigers vervangen. Drijfstang, drijfstanglager en
kruktap vervangen. Krukaslager vervangen. Aandrijving en versnelling controleren. Alle
motorlagers vervangen.)
Eenmalig interval
Periodiek interval
CHASSIS AFSTELLEN 10
29
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken
en om beschadiging aan voorvork, schokdemper, achterbrug en
frame te voorkomen moeten de basisinstelling en veringscom-
ponenten bij het gewicht van de bestuurder passen.
KTM offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand inge-
steld op een bestuurder met standaard gewicht (met bescher-
mende kleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersge-
wicht
35 45 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet
de basisinstelling van de veringscomponenten worden aange-
past.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen
van de veervoorspanning worden gecompenseerd, bij grotere
afwijkingen moet een aangepaste vering worden gemonteerd.
10.2 Luchtvering AER 35
In de WP Performance Systems AER 35-voorvork wordt een luchtvering gebruikt.
Bij dit systeem bevindt de vering zich in de linker voorvorkpoot en de demping in de rechter voorvorkpoot.
Aangezien de voorvorkveren niet nodig zijn, wordt een aanzienlijk gewichtsvoordeel bereikt ten opzichte van con-
ventionele voorvorken. Ook het reageren op kleine oneffenheden wordt aanzienlijk verbeterd.
Onder normale rij-omstandigheden zorgt alleen een luchtkussen voor de vering. Als eindslag bevindt zich een sta-
len veer in de linkervorkpoot.
Info
Als de voorvork regelmatig doorslaat, moet de luchtdruk in de voorvork worden verhoogd om beschadiging
van de voorvork en het frame te voorkomen.
De luchtdruk in de voorvork kan met een vorkpomp snel worden aangepast aan het bestuurdersgewicht, de
omstandigheden van het terrein en de wens van de bestuurder. De vork hoeft niet te worden gedemonteerd. De
ingewikkelde montage van hardere of zachtere vorkveren kan achterwege blijven.
Als de luchtkamer als gevolg van een beschadigde pakking lucht zou verliezen, zakt de voorvork desondanks toch
niet door. De lucht wordt in dit geval in de vork tegengehouden. De veerweg blijft grotendeels behouden. De dem-
ping wordt harder en het rijcomfort neemt af.
De demping kan in de uitgaande demping worden ingesteld.
De uitgaande demping bevindt zich aan de bovenzijde van de rechter vorkpoot.
10 CHASSIS AFSTELLEN
30
10.3 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert daarbij snel
in.
De low-speed-instelling is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de ondergrond. Het achter-
wiel veert daarbij langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is echter vloeiend.
Daarom zijn wijzigingen in het high speed-bereik van de ingaande demping ook van invloed op het low
speed-bereik en omgekeerd.
10.4 Ingaande demping low speed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
V00225-10
Stelschroef
1
met een schroevendraaier met de klok mee
draaien tot de laatste voelbare klik.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
CHASSIS AFSTELLEN 10
31
10.5 Ingaande demping high speed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
V00193-10
Stelschroef
1
met een dopsleutel met de klok mee draaien
tot de aanslag.
Info
Schroef
2
niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed
Comfort 1,5 omw
Standaard 1 omw
Sport 0,5 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
10.6 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
V00194-10
Stelschroef
1
met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 8 klikken
Standaard 5 klikken
Sport 2 klikken
10 CHASSIS AFSTELLEN
32
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
10.7 Maat onbelast achterwiel bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
0
0
AA
400988-10
Hoofdwerk
Een zoveel mogelijk loodrechte afstand tussen de achteras en
een vast punt meten, bijv. een markering aan de zijbekleding.
Waarde als maat
A
noteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
10.8 Statische veerweg schokdemper controleren
0
0
AA
0
0
BB
400989-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 32)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop
houden.
Opnieuw de afstand meten tussen de achteras en het vaste
punt.
Waarde als maat
B
noteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
B
.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 30 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aange-
geven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen.
( pag. 33)
CHASSIS AFSTELLEN 10
33
10.9 Dynamische veerweg schokdemper controleren
0
0
AA
0
0
CC
400990-10
Maat
A
achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 32)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat
de bestuurder met volledige beschermende kleding in een nor-
male zitpositie (voeten op de voetsteunen) op de motorfiets
zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de
achteras en het vaste punt.
Waarde als maat
C
noteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat
A
en
C
.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg 70 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven
maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 34)
10.10 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
Schokdemper demonteren. ( pag. 48)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
10 CHASSIS AFSTELLEN
34
G00907-11
Hoofdwerk
Totale veerlengte in gespannen toestand meten en de waarde
noteren.
Contraring
1
losdraaien.
Stelring
2
draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Combinatiesleutel (50329080000)
Haaksleutel (T106S)
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring
2
op de aangegeven
maat
A
spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Standaard 5 mm
Info
De veervoorspanning is het verschil tussen de ontspan-
nen veerlengte en de gespannen veerlengte.
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg
kan een hogere of lagere veervoorspanning nodig zijn.
Contraring
1
vastdraaien.
Nawerk
Schokdemper inbouwen. ( pag. 49)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
10.11 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
Schokdemper demonteren. ( pag. 48)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gewicht bestuurder:
35 kg
35 N/mm
Gewicht bestuurder:
40 kg
40 N/mm
Gewicht bestuurder:
45 kg
45 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van
de veer.
Kleine afwijkingen in gewicht kunnen worden gecom-
penseerd door het wijzigen van de veervoorspanning.
Nawerk
Schokdemper inbouwen. ( pag. 49)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
CHASSIS AFSTELLEN 10
35
Statische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 32)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 33)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen.
( pag. 31)
10.12 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen wor-
den gecompenseerd door de vorkluchtdruk.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij
het inveren) moet de vorkluchtdruk volgens de voorschriften
worden verhoogd om beschadiging aan voorvork en frame te
voorkomen.
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Extreme wijzigingen in de basisinstelling van het chassis kunnen het rijgedrag aanzienlijk verslechteren
en componenten overbelasten.
Voer instellingen alleen binnen het aanbevolen bereik uit.
Laat uw kind na wijzigingen eerst langzaam rijden, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De luchtdruk op zijn vroegst 5 minuten na het uitzetten van de motor onder dezelfde omstandigheden con-
troleren of instellen.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vork-
poot.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
V00226-10
Hoofdwerk
Beschermkap
1
verwijderen.
Vorkpomp
2
helemaal in elkaar schuiven.
Vorkpomp (79412966000)
Info
De vorkpomp wordt bij de motor meegeleverd.
Vorkpomp op de linker vorkpoot aansluiten.
10 CHASSIS AFSTELLEN
36
De vorkpomp wordt automatisch ingeschakeld.
Bij het aansluiten ontsnapt wat lucht uit de vorkpoot.
Info
Dit komt door het volume van de slang en is geen
defect van de vorkpomp of voorvork.
Meegeleverde KTM PowerParts-handleiding in acht
nemen.
Luchtdruk volgens de richtlijn instellen.
Voorgeschreven waarde
Luchtdruk 3 bar
Verandering in de luchtdruk
stapsgewijs met
0,2 bar
Minimale luchtdruk 1,4 bar
Maximale luchtdruk 4 bar
Info
Luchtdruk nooit buiten de aangegeven grenswaarden
instellen.
Voorvorkpomp van de linker voorvorkpoot loskoppelen.
Bij het loskoppelen ontsnapt druk uit de slang, de vork-
poot verliest geen lucht.
De weergave van de vorkpomp schakelt zichzelf na 80
seconden automatisch uit.
Beschermkap monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
10.14 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
V00196-10
Stelschroef
1
met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroef
1
bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de rechter vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
CHASSIS AFSTELLEN 10
37
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
10.15 Stuurstand
0
0
BB
0
0
AA
601951-10
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een
afstand
A
van elkaar.
Afstand boringen
A
15 mm
De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand
B
van het
midden geplaatst.
Afstand boringen
B
3,5 mm
De stuuradapter kan in 4 verschillende standen worden gemon-
teerd. Daardoor is het mogelijk, het stuur in de aangenaamste
positie voor de bestuurder te zetten.
10.16 Stuurstand instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
601951-11
Schroeven
1
verwijderen. Stuurklemmen verwijderen. Stuur
verwijderen en opzij leggen.
Info
Motorfiets en aanbouwdelen door afdekken beschermen
tegen beschadiging.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven
2
verwijderen. Stuuradapter verwijderen.
Stuuradapter in de gewenste stand zetten. Schroeven
2
mon-
teren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden
gelegd.
Stuurklemmen positioneren. Schroeven
1
monteren en
gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
10 CHASSIS AFSTELLEN
38
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
39
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
401942-01
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (78929955100)
Beide wielen hebben geen contact met de grond.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402581-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het neerzetten van de motorfiets de plug-in standaard
1
in de adapter voor de plug-in standaard aan de linkerzijde van
het voertuig plaatsen.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
11.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
H01162-10
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven
1
losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk
uit de binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
40
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 40)
V00199-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers
1
van beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 112)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 41)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11.5 Voorvorkprotector demonteren
V00200-10
Schroeven
1
verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven
2
aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotec-
tor verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
41
V00201-10
Schroeven
3
aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvorkpro-
tector verwijderen.
11.6 Voorvorkprotector monteren
V00201-11
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroe-
ven
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
V00200-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroe-
ven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
3
monteren en
vastdraaien.
11.7 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
Voorwiel demonteren. ( pag. 79)
V00227-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven
2
verwijderen en remklauw verwijderen.
Remklauw met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
Info
Remkabel niet knikken.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
42
V00202-10
Schroeven
3
losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven
4
losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
11.8 Vorkpoten monteren
H01162-10
Hoofdwerk
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
1
zijn naar voren gepositio-
neerd.
Info
De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgeslo-
ten.
V00202-11
Schroeven
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
V00227-11
Remklauw positioneren en schroeven
4
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef rem-
klauw voor
M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
5
monteren en
vastdraaien.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 79)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
43
11.9 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
Voorwiel demonteren. ( pag. 79)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 41)
Startnummerbord demonteren. ( pag. 47)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 48)
V00228-10
Hoofdwerk
Brandstoftankontluchting
1
verwijderen.
Moer
2
verwijderen.
Schroef
3
verwijderen, bovenste kroonplaat met stuur verwij-
deren en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
V00229-10
Beschermring
4
verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
11.10 Onderste kroonplaat monteren
602666-11
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging contro-
leren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 112)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofd-
lager
1
monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven
2
correct is
gepositioneerd.
Beschermring
3
opschuiven.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
44
H00152-11
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Moer
4
monteren, maar nog niet vastdraaien.
H01162-12
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven
5
zijn naar voren gepositio-
neerd.
Info
De bovenste ingefreesde groef in de vorkpoot moet door
de bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afge-
sloten.
V00230-10
Schroeven
6
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
V00231-10
Moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer vorkbuis M20x1,5 10 Nm
V00232-10
Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Brandstoftankontluchting
8
in de vorkbuis positioneren.
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat klop-
pen om spanning te voorkomen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
45
V00232-11
Schroeven
9
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
V00227-12
Remklauw positioneren en schroeven
bk
monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef rem-
klauw voor
M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven
bl
monteren en
vastdraaien.
Nawerk
Controleren of kabelstreng, bowdenkabel, rem- en koppelings-
kabel ongehinderd kunnen bewegen en juist zijn gemonteerd.
Spatbord voor monteren. ( pag. 48)
Startnummerbord monteren. ( pag. 47)
Voorwiel monteren. ( pag. 79)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 45)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11.11 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en
beschadigt componenten.
Corrigeer onjuiste speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Info
Als voor langere tijd met speling in het balhoofdlager wordt gereden beschadigen de lagers en daardoor
ook de lagerhouders in het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
46
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en
achteruit bewegen.
Er mag geen speling voelbaar zijn bij het balhoofd.
» Als er een voelbare speling optreedt:
Balhoofdlagerspeling instellen. ( pag. 46)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet gemakkelijk over het volledige bereik kunnen
bewegen. Er mogen geen blokkeringen worden gevoeld.
» Als blokkeringen voelbaar zijn:
Balhoofdlagerspeling instellen. ( pag. 46)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11.12 Balhoofdlagerspeling instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
V00232-12
Hoofdwerk
Brandstoftankontluchting
1
verwijderen.
Schroeven
2
losdraaien.
Schroef
3
losdraaien.
Moeren
4
losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer vorkbuis M20x1,5 10 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat klop-
pen om spanning te voorkomen.
Schroef
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Schroeven
2
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Brandstoftankontluchting
1
positioneren.
Nawerk
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 45)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
47
11.13 Balhoofdlager insmeren
H02387-01
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 43)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 43)
11.14 Startnummerbord demonteren
V00203-10
Schroef
1
verwijderen.
Startnummerbord van de remleiding halen en verwijderen.
11.15 Startnummerbord monteren
V00204-10
Startnummerbord op de remleiding aanbrengen.
Startnummerbord positioneren.
De uitsteeksels
1
grijpen in het spatbord.
V00205-10
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef startnum-
merbord
M6 4 Nm
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
48
11.16 Spatbord voor demonteren
V00233-10
Schroeven
1
verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
11.17 Spatbord voor monteren
V00206-10
Spatbord op het startnummerbord positioneren.
De nokken van het startnummerbord zijn vertand met de
boringen
1
van het spatbord.
V00233-11
Spatbord aan de onderste kroonplaat positioneren, schroe-
ven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbord M6 6 Nm
11.18 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
V00207-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen en het achterwiel met de achterbrug
zover laten dalen dat het achterwiel nog gedraaid kan worden.
Achterwiel in deze positie vastzetten.
Schroef
2
verwijderen, spatbescherming
3
opzij duwen en
schokdemper verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
49
11.19 Schokdemper inbouwen
V00207-11
Hoofdwerk
Spatbescherming
1
naar zijkant duwen en schokdemper
positioneren. Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11.20 Zadel afnemen
H00122-10
Snelsluiting
1
openen en zadel achter optillen.
Zadel terugtrekken en afnemen.
11.21 Zadel monteren
V00208-10
Zadel aan de schroef
1
vasthaken, achter neerlaten en tege-
lijkertijd naar voren schuiven.
Uitsteeksel
2
is vastgehaakt in de brandstoftank.
H00122-11
Snelsluiting
3
sluiten.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
50
11.22 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringt stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig nooit zonder luchtfilter.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 49)
V00209-10
Hoofdwerk
Beugel van de luchtfilterhouder
1
uithangen en opzij zwen-
ken. Luchtfilter met luchtfilterhouder afnemen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder afnemen.
11.23 Luchtfilter monteren
100818-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in bereik
A
invetten.
Duurzaam vet ( pag. 111)
V00209-10
Beide onderdelen samen erin zetten, positioneren en met de
beugel van de luchtfilterhouder
1
vastzetten.
Info
Als het luchtfilter niet correct is gemonteerd kunnen er
stof en vuil in de motor terechtkomen en schade veroor-
zaken.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 49)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
51
11.24 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum, aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 49)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 50)
M01456-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen
en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 112)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met hoogwaardige filterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 111)
Luchtfilterbak reinigen.
Controleren of de luchtinlaataansluiting stevig vastzit en niet is
beschadigd.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 50)
Zadel monteren. ( pag. 49)
11.25 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
V00210-10
Schroef
1
verwijderen.
Einddemper aan de rubbermof
2
van de uitlaatbocht trek-
ken.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
52
11.26 Einddemper inbouwen
V00211-10
Einddemper met de rubbermof
1
monteren.
De brede flensbus
2
en de smalle flensbus
3
positioneren.
V00210-11
Schroef
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
11.27 Glasvezelvulling einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van het glasvezel naar buiten, de demper "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 51)
V00212-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
van de eindkap
2
met flensbus verwijderen.
Eindkap en buitenpijp
3
verwijderen.
Glasvezelvulling
4
uit binnenpoot verwijderen.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controle-
ren of deze beschadigd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling op de binnenbuis monteren.
Buitenbuis over de glasvezelvulling schuiven.
Eindkap in de buitenpijp steken.
Schroeven met flensbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Einddemper inbouwen. ( pag. 52)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
53
11.28 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 49)
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien
tot de aanslag.
V00213-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
V00234-10
Schroeven
2
verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
54
K00216-10
Brandstofslang
3
eraf trekken.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Slang van brandstoftankontluchting uit de balhoofdmoer trek-
ken.
Beide spoilers naar de zijkant van de radiateurbevestiging trek-
ken en brandstoftank naar boven toe verwijderen.
11.29 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Hoofdwerk
Gaskabellegging controleren. ( pag. 60)
K00216-11
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant
van de radiateurbevestiging vasthaken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of
worden beschadigd.
Brandstofslang
1
monteren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
55
V00234-10
Schroeven
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
V00213-11
Schroef
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
Slang van de brandstoftankontluchting in de vorkbuis positio-
neren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 49)
11.30 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 55)
11.31 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
56
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 111)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 111)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11.32 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
V00235-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok naar boven
duwen en de kettingspanning
A
bepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting
1
moet daarbij
gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Kettingspanning 5 8 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 57)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
57
11.33 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
Kettingspanning controleren. ( pag. 56)
V00251-10
Hoofdwerk
Moer
1
losdraaien.
Moeren
2
losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven
3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5 8 mm
Stelschroeven
3
links en rechts zo draaien, dat de mar-
keringen aan de linker en rechter kettingspanner
4
in
dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen
A
. Zo
is het achterwiel correct uitgelijnd.
Moeren
2
vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners
4
tegen de stelschroe-
ven
3
liggen.
Moer
1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M14x1,5 40 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11.34 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
58
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in vrij schakelen.
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
Bij het monteren van de sluitschakel moet de
gesloten zijde van de borging altijd naar de
looprichting wijzen.
Ketting controleren op slijtage.
» Als de ketting versleten is:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten
kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel sneller.
H00130-10
Afdekking ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Wanneer de afdekking van het ketting-aandrijfwiel in het
gemarkeerde bereik
A
is doorgesleten:
Afdekking ketting-aandrijfwiel vervangen.
Controleren of de afdekking van het ketting-aandrijfwiel goed
vastzit.
» Als de afdekking ketting-aandrijfwiel loszit:
Afdekking van het ketting-aandrijfwiel vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef afdekking
ketting-
aandrijfwiel
M6 10 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
59
V00214-10
Glijblok controleren op slijtage.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Glijblok vastzetten.
V00215-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Onderste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M8 25 Nm
400985-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de ket-
tinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is
versleten:
Kettinggeleiding vervangen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
60
H00131-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Kettinggeleiding vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven
chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
11.35 Frame controleren
601599-01
Controleren of het frame scheuren heeft of vervormd is.
» Als het frame door een mechanische krachtinwerking
scheuren of vervormingen heeft:
Frame vervangen.
Info
Een frame dat door een mechanische krachtin-
werking is beschadigd, altijd vervangen. KTM
staat niet toe dat frames worden gerepareerd.
11.36 Achterbrug controleren
V00216-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming
controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Info
Een beschadigde achterbrug altijd vervangen.
KTM staat niet toe dat de achterbrug wordt
gerepareerd.
11.37 Gaskabellegging controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe gaskabel kan bij verkeerde montage uit de geleiding glijden.
De gasschuif wordt dan niet meer gesloten; de snelheid kan niet meer worden gecontroleerd.
Controleer of de montage van de gaskabel en de speling van de gaskabel aan de voorschriften vol-
doen.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 49)
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien
tot de aanslag.
Brandstoftank demonteren. ( pag. 53)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
61
V00218-01
Hoofdwerk
Gaskabellegging controleren.
De gaskabel moet aan de achterkant van het stuur, achter
de koelmiddelslang en links op het frame gelegd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabel correct leggen.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 54)
Zadel monteren. ( pag. 49)
11.38 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging
en slijtage. Controleren of de stuurcovers goed vastzitten.
» Als een rubberen stuurcover is beschadigd of versleten, of
loszit:
Rubberen stuurcover vervangen.
Handvatlijm (00062030051) ( pag. 111)
Rubberen stuurcover extra vastzetten. ( pag. 61)
11.39 Rubberen stuurcover extra vastzetten
Voorwerk
Rubberen stuurcovers controleren. ( pag. 61)
401198-01
Hoofdwerk
Rubberen stuurcover met borgdraad aan twee punten vastzet-
ten.
Borgdraad (54812016000)
Draadbuigtang (U6907854)
De getwiste draadeinden wijzen van de handvlakken weg
en zijn naar de rubberen stuurcover toe gebogen.
11.40 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
S02399-10
Uitgangspositie van de koppelinghendel met de stelschroef
1
aan de grootte van de hand van de bestuurder aanpassen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
62
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel verder van het stuur af te
staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te
staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen
geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
11.41 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
S02400-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
Vloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
»
Als het vloeistofpeil onder de markering
A
van het kijk-
glas is gedaald:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
( pag. 62)
11.42 Vloeistofpeil hydraulische koppeling corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingsleidingen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
63
V00236-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Vloeistof tot maat
A
corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(vloeistofpeil onder
bovenkant reservoir)
4 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 110)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
11.43 Vloeistof hydraulische koppeling verversen
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingplaten zijn versleten.
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en koppelingsleidingen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
64
V00236-11
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische
koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
V00237-10
Ontluchtingsspuit
4
met de passende vloeistof vullen.
Spuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 110)
Aan koppelingsactuator de ontluchtingsschroef verwijderen en
ontluchtingsspuit
4
monteren.
S02401-10
Nu zo lang de vloeistof in het systeem spuiten tot deze zon-
der luchtbellen uit de boring
5
van de koppelingscilinder
stroomt.
Tussendoor vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder
afzuigen om overstromen te voorkomen.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren
en vastdraaien.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan
bovenkant van reservoir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
REMSYSTEEM 12
65
12.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem
druk op de voorwielrem op.
Stel de vrije slag aan de handremhendel op de voorgeschreven wijze in.
S02402-10
Remhendel naar voren duwen en vrije slag
A
controleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de handremhendel instellen.
( pag. 65)
12.2 Uitgangspositie van de handremhendel instellen
M01541-10
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 65)
Uitgangspositie van de handremhendel met de stelschroef
1
instellen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de remhendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de remhendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik
geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
12.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
12 REMSYSTEEM
66
A
A
400257-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat
A
controleren.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak van de remplaketten
verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 2,5 mm
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorge-
schreven waarde:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 12
67
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
V00238-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
Remvloeistofpeil controleren.
Remvloeistofpeil onder
bovenkant reservoir
5 mm
» Als het remvloeistofpeil niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 67)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
12 REMSYSTEEM
68
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 69)
V00238-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
309386-11
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Remvloeistofpeil onder
bovenkant reservoir
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 110)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
REMSYSTEEM 12
69
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12.6 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
B02059-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 69)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 69)
12.7 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvakkundig onderhoud.
Controleer of onderhoudswerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
12 REMSYSTEEM
70
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingswaarde van de rem-
plaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de garantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
V00238-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met membraan
3
verwijderen.
E00754-10
Schroef
4
en
5
verwijderen.
Remplaketten door de remklauw licht naar de zijkant te kan-
telen terugduwen op de remschijf. Remklauw voorzichtig naar
achteren van de remschijf trekken.
Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en ervoor zorgen
dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig afzuigen.
REMSYSTEEM 12
71
E00756-10
Borgring
6
verwijderen.
Schroef
7
verwijderen.
Remplaketten verwijderen.
Remklauw reinigen.
Nieuwe remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Controleren of de remplaketten goed in de borgveer
gepositioneerd zijn.
Schroef
7
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remplaketten
voor
M6 10 Nm
Borgring
6
monteren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Remschijven controleren. ( pag. 65)
E00754-10
Remklauw positioneren.
Schroef
4
en
5
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Remhendel meerdere keren indrukken tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en een drukpunt aanwezig is. Rem-
hendel ingedrukt vastzetten.
Remklauw wordt uitgelijnd.
Schroef
4
en
5
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef rem-
klauw voor
M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Vastzetting van de remhendel verwijderen.
V00238-10
Remvloeistofpeil corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Remvloeistofpeil onder
bovenkant reservoir
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 110)
Deksel
2
met membraan
3
positioneren.
Schroeven
1
monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12 REMSYSTEEM
72
12.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
402026-10
Veer
1
losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen
en weer bewegen en vrije slag
A
controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Vrije slag van het rempedaal instellen. ( pag. 72)
Veer
1
vasthaken.
12.9 Vrije slag van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
H00161-10
Veer van het rempedaal losmaken.
Moer
1
losdraaien.
Drukstang
2
zoveel draaien tot de vrije slag
A
bereikt is.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 5 mm
Drukstang
2
tegenhouden en moer
1
vastdraaien.
Veer van het rempedaal vastmaken.
Controleren of de uitgangspositie van het rempedaal geschikt
is voor de bestuurder.
» Als de uitgangspositie van het rempedaal moet worden
aangepast:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen.
( pag. 73)
REMSYSTEEM 12
73
12.10 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
H00161-11
Veer van het rempedaal losmaken.
Moer
1
losdraaien.
Drukstang
2
terugdraaien.
Moer
3
losdraaien.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het
rempedaal schroef
4
draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Schroef
4
tegenhouden en moer
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige moeren chas-
sis
M8 25 Nm
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 72)
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 5 mm
» Als de vrije slag aan het rempedaal niet met de voorge-
schreven waarde overeenkomt:
Vrije slag van het rempedaal instellen. ( pag. 72)
Veer van het rempedaal vastmaken.
12.11 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en zorg ervoor dat niemand met het voertuig rijdt, voordat het probleem
verholpen is. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
12 REMSYSTEEM
74
V00245-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas
1
.
»
Als in het kijkglas
1
een luchtbel te zien is:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 74)
12.12 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en zorg ervoor dat niemand met het voertuig rijdt, voordat het probleem
verholpen is. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 75)
REMSYSTEEM 12
75
V00244-10
Hoofdwerk
Schroeven
1
verwijderen.
Deksel
2
met ring
3
en membraan
4
verwijderen.
H00115-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
10 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 110)
Deksel met ring en membraan positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
12.13 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
S00885-10
Remplaketten op minimale plaketdikte
A
controleren.
Minimale plaketdikte
A
1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 76)
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 76)
12 REMSYSTEEM
76
12.14 Remplaketten achterwielrem vervangen
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvakkundig onderhoud.
Controleer of onderhoudswerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautori-
seerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
H00143-10
Borgring
1
verwijderen.
Schroef
2
verwijderen.
REMSYSTEEM 12
77
H00144-10
Remplaketten verwijderen.
Schroeven
3
verwijderen en remklauw verwijderen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Remkabel niet knikken.
Remklauw en remklauwhouder reinigen.
V00244-11
Schroeven
4
verwijderen.
Deksel
5
met ring
6
en membraan
7
verwijderen.
Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en ervoor zorgen
dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig remvloeistof afzuigen.
Remklauw positioneren.
Schroeven
3
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef rem-
klauw achter
M8 18 Nm
Loctite
®
243™
H00144-01
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten
veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen
toegestaan. Opbouw en wrijvingswaarde van de rem-
plaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen
sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de
eerste uitrusting, is overeenstemming met de origi-
nele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt
in dit geval niet meer overeen met de afleveringstoe-
stand; de garantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren
die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Nieuwe remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per paar vervangen.
Controleren of de remplaketten goed in de borgveer
gepositioneerd zijn.
12 REMSYSTEEM
78
H00143-10
Schroef
2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remplaketten
achterzijde
M6 10 Nm
Borgring
1
monteren.
Remschijven controleren. ( pag. 65)
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
H00115-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat
A
.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
10 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 110)
Membraan en deksel met ring positioneren. Schroeven monte-
ren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
WIELEN, BANDEN 13
79
13.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
V00219-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
V00246-10
Schroeven
2
losdraaien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas
3
eruit trekken. Voorwiel uit
de voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
H00934-13
Afstandsbussen
4
verwijderen.
13.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
13 WIELEN, BANDEN
80
H00935-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Keerringen
1
en loopvlakken
A
van de afstandsbussen rei-
nigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 111)
Afstandsbussen erin zetten.
V00247-10
Steekas
2
reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 111)
Voorwiel positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Steekas erin steken.
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M6 10 Nm
V00219-11
Schroef
4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas
voor
M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
V00248-10
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen
de remschijf liggen.
Schroeven
3
losdraaien.
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven
3
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M6 10 Nm
13.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
WIELEN, BANDEN 13
81
H00116-10
Hoofdwerk
Moer
1
verwijderen.
Kettingspanner
2
verwijderen.
H00117-10
Steekas
3
slechts zo ver eruit trekken, dat het achterwiel
naar voren kan worden geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van
het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Achterwiel uit
de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
H00936-10
Afstandsbussen
4
verwijderen.
13.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
13 WIELEN, BANDEN
82
H01173-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Keerringen
1
en loopvlakken
A
van de afstandsbussen rei-
nigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 111)
Afstandsbussen erin zetten.
Info
De brede afstandsbus in looprichting links plaatsen.
H00117-12
Steekas
2
reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 111)
Achterwiel positioneren en steekas erin steken.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting erop leggen.
Kettingspanner
3
aan beide zijden positioneren en steekas
helemaal inschuiven.
H00116-11
Moer
4
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners tegen de stelschroeven lig-
gen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 56)
Moer
4
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M14x1,5 40 Nm
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
13.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
WIELEN, BANDEN 13
83
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Wettelijke landspecifieke minimale profieldiepte in acht
nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-10
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
13.6 Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
13 WIELEN, BANDEN
84
13.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot
gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn
gespannen, ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak
slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en
van de spaakdiameter.
Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke
spaken met gelijke lengte en diameter te horen zijn,
wijst dat op verschillen in de spaakspanning.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippels M3,5 3 Nm
Momentsleutelset (58429094000)
KOELSYSTEEM 14
85
14.1 Koelsysteem
V00220-10
Door de waterpomp
1
in de motor is er een gedwongen circulatie
van het koelmiddel.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt gere-
geld door een klep in de radiateurdop
2
. Daardoor is de aangege-
ven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functie-
storingen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
14.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
V00221-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop
1
verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
14 KOELSYSTEEM
86
400243-10
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
A
boven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelvloeistof ( pag. 109)
Radiateurdop monteren.
14.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil
A
boven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelvloeistof ( pag. 109)
Radiateurdop monteren.
KOELSYSTEEM 14
87
14.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
H00119-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikte bak onder het waterpompdeksel zetten.
Schroef
1
verwijderen. Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef
1
met nieuwe afdichtring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapplug water-
pompdeksel
M6 6 Nm
14.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
14 KOELSYSTEEM
88
K00211-10
Hoofdwerk
Ervoor zorgen dat schroef
1
is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Koelmiddel tot maat
A
vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat
A
boven de radiateur-
lamellen
10 mm
Koelmiddel 0,55 l Koelvloeistof
( pag. 109)
0
0
AA
0
0
BB
400677-11
Het voertuig in de afgebeelde positie zetten en beveiligen
tegen wegrollen. Er moet een hoogteverschil van
B
moet
worden bereikt.
Voorgeschreven waarde
Hoogteverschil
B
50 cm
Info
Om ervoor te zorgen dat alle lucht uit het koelsysteem
kan ontsnappen, moet het voertuig aan de voorkant
worden opgetild. Een slecht ontlucht koelsysteem heeft
een lager koelvermogen, waardoor de motor oververhit
kan raken.
Voertuig weer op een horizontale ondergrond zetten.
Koelmiddel tot maat
A
bijvullen.
Radiateurdop monteren.
Nawerk
Korte proefrit maken.
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 86)
MOTOR AFSTELLEN 15
89
15.1 Gaskabelspeling controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer
bewegen en de gaskabelspeling
A
bepalen.
Speling gaskabel 3 5 mm
» Als de gaskabelspeling niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 89)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele
stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationair toerental verandert:
Gaskabelspeling instellen. ( pag. 89)
15.2 Gaskabelspeling instellen
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 49)
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien
tot de aanslag.
Brandstoftank demonteren. ( pag. 53)
Gaskabellegging controleren. ( pag. 60)
S02403-10
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten.
Manchet
1
terugschuiven.
Controleren of de gaskabelmantel in de stelschroef
2
tot de
aanslag is ingeschoven.
Moer
3
losdraaien.
15 MOTOR AFSTELLEN
90
400192-11
Stelschroef
2
zo draaien, dat de gaskabelmantel onder gas-
kabelspeling
A
aanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 3 5 mm
Moer
3
vastdraaien.
Manchet
1
erop schuiven.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 54)
Zadel monteren. ( pag. 49)
Gaskabelspeling controleren. ( pag. 89)
15.3 Carburateur - stationair
V00222-10
De stationaire afstelling van de carburateur is van grote invloed op
het startgedrag, een stabiele stationair en de response bij het gas
geven. Dat betekent dat een motor met een correcte stationaire
afstelling gemakkelijker start dan een motor met een verkeerde
stationaire afstelling.
Info
De carburateur en de componenten zijn door de motorvibra-
tie onderhevig aan verhoogde slijtage. Slijtage kan leiden
tot een verkeerde werking.
Het stationaire toerental wordt ingesteld met de stelschroef
1
.
Het stationaire mengsel wordt ingesteld met de regelschroef voor
de stationaire luchthoeveelheid
2
.
15.4 Carburateur - stationair afstellen
V00222-10
Regelschroef stationaire lucht
2
tot de aanslag indraaien en
op de aangegeven basisinstelling draaien.
Voorgeschreven waarde
Regelschroef stationaire lucht
open 3,5 omw
Motor warmrijden.
Voorgeschreven waarde
Tijd voor warmrijden 5 min
Speciaal gereedschap aansluiten.
Toerenteller (45129075000)
MOTOR AFSTELLEN 15
91
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Met de stelschroef
1
het stationaire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Chokefunctie gedeactiveerd Chokehendel is helemaal
omhoog gedrukt. ( pag. 17)
Stationair toerental 1.400 1.500 1/min
Regelschroef stationaire lucht
2
langzaam met de klok mee
draaien tot het stationaire toerental begint te dalen.
Deze stand onthouden en de regelschroef stationaire lucht nu
langzaam tegen de klok in draaien totdat het stationaire toe-
rental weer daalt.
Tussen deze beide standen het punt met het hoogste statio-
naire toerental instellen.
Info
Als daarbij het toerental sterk stijgt, moet het statio-
naire toerental weer worden verlaagd tot het normale
niveau en de hiervoor genoemde werkstappen nog een
keer worden herhaald.
Als met de hier beschreven methode geen bevredigend
resultaat wordt bereikt kan dat liggen aan een onjuist
gedimensioneerde stationaire sproeier.
Als de regelschroef stationaire lucht tot de aanslag is
gedraaid en het toerental niet verandert, moet een klei-
nere stationaire sproeier worden gebruikt.
Na het vervangen van de sproeier moet het instellen
weer van voren af aan worden herhaald.
Bij grote veranderingen van de buitentemperatuur en
extreme hoogteverschillen moet het stationair opnieuw
worden afgesteld.
15.5 Vlotterkamer carburateur aftappen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
15 MOTOR AFSTELLEN
92
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Info
Werkzaamheden bij koude motor uitvoeren.
Water in de vlotterkamer leidt tot functiestoringen.
Voorwerk
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien
tot de aanslag.
Er stroomt geen brandstof meer van de tank naar de car-
burateur.
V00223-10
Hoofdwerk
Een doek onder de carburateur leggen zodat de uitlopende
brandstof wordt opgevangen.
Sluitschroef
1
verwijderen.
Brandstof helemaal laten uitlopen.
Sluitschroef monteren en vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 16
93
16.1 Cardanoliepeil controleren
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
300661-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
Cardanoliepeil controleren.
Er moet een klein beetje cardanolie uit de boring lopen.
» Als er geen cardanolie uit loopt:
Cardanolie bijvullen. ( pag. 94)
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle
transmissieoliepeil
M6 6 Nm
16.2 Cardanolie verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Cardanolie bij warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal vlak in de plug-in standaard plaatsen.
601967-10
Hoofdwerk
Geschikte bak onder de motor zetten.
Olieaftapschroef
1
met magneet verwijderen.
Cardanolie helemaal aftappen.
Olieaftapschroef met magneet grondig reinigen.
Afdichtvlak van de motor reinigen.
Olieaftapschroef met magneet en nieuwe afdichtring monteren
en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met
magneet
M12x1,5 20 Nm
16 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
94
Info
Te weinig cardanolie of olie van onvoldoende kwaliteit
leidt tot voortijdige slijtage van de versnelling.
V00224-11
Olievulschroef
2
verwijderen en cardanolie vullen.
Transmissieolie 0,50 l Motorolie (15W/50)
( pag. 109)
Olievulschroef monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 93)
16.3 Cardanolie bijvullen
Info
Te weinig cardanolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de versnelling.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
300661-10
Hoofdwerk
Schroef
1
verwijderen.
V00224-11
Olievulschroef
2
verwijderen.
Cardanolie bijvullen tot olie uit de boring van de olieaftap-
schroef stroomt.
Motorolie (15W/50) ( pag. 109)
Schroef
1
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle
transmissieoliepeil
M6 6 Nm
Olievulschroef
2
monteren en vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 16
95
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte afzuiging, als u de motor in
een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
17 REINIGING, ONDERHOUD
96
17.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig om zijn waarde en uitzicht gedurende lange tijd te behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorko-
men.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijg-
bare motorfietsreiniger inspuiten en met een kwastje behande-
len.
Motorfietsreiniger ( pag. 111)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 91)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Vertel uw kind om meerdere keren voorzichtig te
remmen, om de remplaketten en remschijven te
drogen en vuil te verwijderen.
Na de reiniging moet uw kind een korte rit maken, totdat de
motor de bedrijfstemperatuur heeft bereikt en het remsysteem
door voorzichtig remmen gedroogd is.
REINIGING, ONDERHOUD 17
97
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Beschermkappen op de stuurarmaturen terugschuiven, zodat
ook het water dat hier is ingedrongen kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 55)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 111)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behande-
len met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 112)
18 STALLING
98
18.1 Stalling
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versle-
ten. Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens
de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het sei-
zoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 111)
Brandstof tanken. ( pag. 26)
Motorfiets reinigen. ( pag. 96)
Cardanolie verversen. ( pag. 93)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 85)
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 91)
Bandenspanning controleren. ( pag. 83)
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 39)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een
deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat, waardoor
motoronderdelen en uitlaat gaan roesten.
STALLING 18
99
18.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 39)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 22)
Een proefrit maken.
19 FOUTEN OPSPOREN
100
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 22)
Motorfiets is langere tijd niet
gebruikt en daarom zit er oude
brandstof in de vlotterkamer
Vlotterkamer van de carburateur aftap-
pen. ( pag. 91)
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Bougie verzopen of nat Bougie reinigen en drogen, indien
nodig vervangen.
Elektrodenafstand van de bou-
gie te groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,60 mm
Defect in het ontstekingssys-
teem
Ontstekingssysteem controleren.
Ontsteking instellen.
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, stopknop defect
Stopknop controleren.
Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Steekverbinding reinigen en met con-
tactspray behandelen.
Water in carburateur resp.
sproeiers verstopt
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Motor heeft geen stationair Stationaire sproeier verstopt Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Stelschroeven aan carburateur
verdraaid
Carburateur - stationair afstellen.
( pag. 90)
Bougie defect Bougie vervangen.
Ontstekingssysteem defect Bobine controleren.
Bougiedop controleren.
Motor start niet Carburateur loopt over, omdat
de vlotternaald is vervuild of
versleten
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Caburateursproeiers los Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Defect in het ontstekingssys-
teem
Ontstekingssysteem controleren.
Ontsteking instellen.
Motor heeft te weinig vermogen Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen. ( pag. 51)
Uitlaatsysteem lekt, is ver-
vormd of heeft te weinig glas-
vezelvulling in de einddemper
Het uitlaatsysteem controleren op
beschadiging.
Glasvezelvulling van einddemper ver-
vangen. ( pag. 52)
FOUTEN OPSPOREN 19
101
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor heeft te weinig vermogen Defect in het ontstekingssys-
teem
Ontstekingssysteem controleren.
Ontsteking instellen.
Membraan of membraanhuis
beschadigd
Membraan en membraanhuis controle-
ren.
Slijtageverschijnsel Motor controleren.
Motor stokt of klapt in de car-
burateur
Te weinig brandstof Kartelschroef op de brandstofkraan
tegen de klok in draaien tot de aanslag.
Brandstof tanken. ( pag. 26)
Motor zuigt valse lucht aan Controleren of de aanzuigflens en de
carburateur goed vastzitten.
Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Steekverbinding reinigen en met con-
tactspray behandelen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in het
koelsysteem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren.
( pag. 86)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk ver-
vuild
Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 87)
Koelmiddel vullen. ( pag. 87)
Cilinderkop of cilinderkoppak-
king beschadigd
Cilinderkop of cilinderkoppakking con-
troleren.
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Verkeerd ontstekingstijdstip
door losse stator
Ontsteking instellen.
Witte rookontwikkeling (stoom
in het uitlaatgas)
Cilinderkop of cilinderkoppak-
king beschadigd
Cilinderkop of cilinderkoppakking con-
troleren.
Transmissieolie stroomt uit de
ontluchtingsslang
Te veel transmissieolie gevuld Cardanoliepeil controleren.
( pag. 93)
Water in de transmissieolie Asafdichtingsring of waterpomp
beschadigd
Asafdichtingsring en waterpomp con-
troleren.
20 TECHNISCHE GEGEVENS
102
20.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt ottomotor, vloeistofgekoeld, met
membraaninlaat en uitlaatsturing
Cilinderinhoud 64,85 cm³
Slag 40,8 mm
Boring 45 mm
Stationair toerental 1.400 1.500 1/min
Distributie Uitlaatregeling PCEV (Pneumatic Controlled Exhaust
Valve)
Krukaslagers 2 groefkogellagers
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerringen 1 vierkante ring
Motorsmering Smering met oliemengsel
Primaire overbrenging 23:75 recht vertand tandwiel
Koppeling Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Versnellingsbak 6-versnelling klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 13:37
2e versnelling 16:34
3e versnelling 18:31
4e versnelling 21:30
5e versnelling 23:28
6e versnelling 24:26
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging
Bougie NGK LR 8 B
Elektrodenafstand bougie 0,60 mm
Radiateur Vloeistofkoeling
Starthulp Kickstarter
20.2 Aanhaalmomenten motor
Stuurschuifonderdeel M4 4 Nm
Loctite
®
648™
Moer membraan uitlaatregeling M5 4 Nm
Schroef houder koppelingskabel M5 5 Nm
Schroef houderplaat voor retour-
veer van de schakelas
M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef lagerborging aandrijfassen M5 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef membraandeksel van uit-
laatbesturing
M5 4 Nm
Schroef membraanhuis uitlaatrege-
ling
M5 5 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 20
103
Schroef ontstekingssysteem/stator M5 5 Nm
Loctite
®
222™
Schroef schakelvastzetting M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompwiel M5 4 Nm
Loctite
®
243™
Aftapplug waterpompdeksel M6 6 Nm
Onderdrukaanslui-
ting/ontluchtingsaansluiting
M6 4 Nm
Loctite
®
243™
Schroef aanslagstuk kickstarter M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef aanzuigflens M6 10 Nm
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
M6 10 Nm
Schroef buitendeksel koppeling M6 10 Nm
Schroef controle transmissieolie-
peil
M6 6 Nm
Schroef dynamodeksel M6 8 Nm
Schroef koppelingsnemercilinder M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingsveren M6 10 Nm
Schroef lagerborging schakelwals M6 5 Nm
Loctite
®
243™
Schroef membraanhuis van uitlaat-
besturing
M6 10 Nm
Schroef motorbehuizing M6 10 Nm
Schroef schakelvastzetting M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef tussendeksel koppeling M6 10 Nm
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef waterpompdeksel M6 8 Nm
Schroef cilinderkop M7 18 Nm
Moeren cilindervoet M8 20 Nm
Schroef kickstarter M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Tapeind cilindervoet (linker motor-
huishelft)
M8 Draaivolgorde:
Inschroeven tot 27 mm uitsteken
Loctite
®
243™
Tapeind cilindervoet (rechter
motorhuishelft)
M8 Draaivolgorde:
Inschroeven tot 29 mm uitsteken
Loctite
®
243™
Schroef koppelingmeenemer M10 60 Nm
Loctite
®
243™
Bougie M10x1 10 12 Nm
Moer rotor M12x1 50 Nm
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
20 TECHNISCHE GEGEVENS
104
Moer primair tandwiel M14x1,25 40 Nm
Loctite
®
243™
20.3 Carburateur
Carburateurtype MIKUNI TM 24
Naaldpositie 2e positie van boven
Regelschroef stationaire lucht
open 3,5 omw
Hoofdsproeier 210
Sproeiernaald 5IPL43
Stationaire sproeier 20
Naaldsproeier Q-O (454)
Gasschuif 2,5
20.3.1 Carburateur afstellen
100810-01
M/FT ASL Boven NAP
TECHNISCHE GEGEVENS 20
105
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef voor stationaire luchthoeveelheid open (omwentelingen)
IJ Stationaire sproeier
NDL Sproeiernaald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
De afstelling van de carburateur is afhankelijk van de gedefinieerde omgevings- en gebruiksomstandigheden.
20.4 Vulhoeveelheden
20.4.1 Cardanolie
Transmissieolie 0,50 l Motorolie (15W/50) ( pag. 109)
20.4.2 Koelmiddel
Koelmiddel 0,55 l Koelvloeistof ( pag. 109)
20.4.3 Brandstof
Inhoud brandstoftank ca. 3,5 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie
(1:60) ( pag. 110)
20.5 Voorvork
Artikelnummer voorvork 07.18.6Q.03
Voorvork WP Performance Systems Up Side Down AER 35
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Luchtdruk 3 bar
Vorklengte 735 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk links 40
+ 15
10
ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 110)
Oliehoeveelheid cartridge rechts 240 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 110)
Vethoeveelheid cartridge links 6 ml Multipurpose-vet (00062010051)
( pag. 111)
20 TECHNISCHE GEGEVENS
106
20.6 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 03.18.7Q.03
Schokdemper WP Performance Systems 3614 BAVP
Ingaande demping high speed
Comfort 1,5 omw
Standaard 1 omw
Sport 0,5 omw
Ingaande demping low speed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Uitgaande demping
Comfort 8 klikken
Standaard 5 klikken
Sport 2 klikken
Veervoorspanning
Standaard 5 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 35 kg 35 N/mm
Gewicht bestuurder: 40 kg 40 N/mm
Gewicht bestuurder: 45 kg 45 N/mm
Veerlengte 210 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 30 mm
Dynamische veerweg 70 mm
Inbouwlengte 347 mm
Stootdemperolie ( pag. 110) SAE 2,5
20.7 Chassis
Frame Centraal buisframe van chroommolybdeen stalen bui-
zen, geëloxeerd
Voorvork WP Performance Systems Up Side Down AER 35
Schokdemper WP Performance Systems 3614 BAVP
Veerweg
voor 215 mm
achter 270 mm
Vorksprong 22 mm
Remsysteem
voor Schijfrem met remklauw met vier zuigers
achter Schijfrem met remklauw met vier zuigers
Remschijven - diameter
voor 198 mm
achter 160 mm
Remschijven - slijtagegrens
TECHNISCHE GEGEVENS 20
107
voor 2,5 mm
achter 2,5 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging 14:48
Ketting 1/2 x 1/4” keerring
Leverbare kettingwielen 46, 48, 50
Balhoofdhoek 64,5°
Wielstand 1.137 mm
Zadelhoogte onbelast 750 mm
Los van de vloer, onbelast 280 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 53 kg
Maximaal bestuurdersgewicht 50 kg
20.8 Banden
Band voor Band achter
60/100 - 14 30M TT
MAXXIS MAXX CROSS SI
80/100 - 12 41M TT
MAXXIS MAXX CROSS SI
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Meer informatie vindt u in het servicege-
deelte onder:
http://www.ktm.com
20.9 Aanhaalmomenten chassis
Spaaknippels M3,5 3 Nm
Schroef remleidingklem M5 2 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef asopname M6 10 Nm
Schroef gashendel M6 4,5 Nm
Schroef kogelscharnier drukstang
op rempedaalcilinder
M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm
Schroef remplaketten achterzijde M6 10 Nm
Schroef remplaketten voor M6 10 Nm
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite
®
243™
Schroef spatbord M6 6 Nm
Schroef startnummerbord M6 4 Nm
Moer bandenhouder M8 10 Nm
Motordraagschroef M8 30 Nm
Loctite
®
243™
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
20 TECHNISCHE GEGEVENS
108
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroef framearm achteraan M8 35 Nm
Loctite
®
2701™
Schroef kettingwiel M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef remklauw achter M8 18 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remklauw voor M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef rempedaal M10 35 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schokdemper boven M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef schokdemper onder M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef steekas voor M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite
®
243™
Moer achterbrugbout M12x1 40 Nm
Moer steekas achter M14x1,5 40 Nm
Moer vorkbuis M20x1,5 10 Nm
GEBRUIKSSTOFFEN 21
109
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan
10 % ethanol (bijv. E15, E25, E85, E100).
Koelvloeistof
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen hoogwaardige, silicaatvrije koelvloeistof met antiroestmiddel voor aluminiummotoren. Minder-
waardige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Gebruik geen zuiver water omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelvloeistof vervuld kunnen worden.
Gebruik uitsluitend koelvloeistof die voldoet aan de voorwaarden (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gebruik gedestilleerd water als de
koelvloeistof verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengde koelvloeistof wordt aanbevolen.
Neem de gegevens van de koelvloeistoffabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaar-
heid (verdraagbaarheid) met andere koelmiddelen in acht.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
COOLANT M3.0
Motorolie (15W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 113)
SAE ( pag. 113) (15W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Top Speed 4T
Motorolie 2-takt
Norm / classificatie
JASO FD ( pag. 113)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend hoogwaardige 2-takt motorolie van bekende merken.
Volledig synthetisch
21 GEBRUIKSSTOFFEN
110
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 2T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend remvloeistof die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die
de juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 113) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over
de geschikte eigenschappen beschikken.
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
Norm / classificatie
DIN EN 228
JASO FD ( pag. 113) (1:60)
Mengverhouding
1:60 Motorolie 2-takt ( pag. 109)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 109)
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Cross Power 2T
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 113) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Gebruik alleen olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigen-
schappen heeft.
HULPSTOFFEN 22
111
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Handvatlijm (00062030051)
Aanbevolen leverancier
KTM AG
GRIP GLUE
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Moto Clean
Multipurpose-vet (00062010051)
Aanbevolen leverancier
Klüber Lubrication
®
CENTOPLEX 2 EP
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Bio Liquid Power
22 HULPSTOFFEN
112
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Racing Bio Dirt Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF
®
LGHB 2
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 23
113
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
JASO FD
JASO FD is een classificatie voor een 2-takt motorolie, die speciaal is ontwikkeld voor de extreme belastingen in
de wedstrijdsport. Dankzij de eersteklas synthetische esters en de speciaal daarop afgestemde additieven wordt
ook onder extreme voorwaarden een probleemloze verbranding bereikt.
24 LIJST MET AFKORTINGEN
114
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
INDEX
115
INDEX
A
Achterbrug
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Afbeeldingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . 14
B
Balhoofdlager
insmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Balhoofdspeling
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Bandentoestand
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Basisinstelling chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . 29
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Bedrijfsurenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Beoogd gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Beschermende kleding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Brandstofkraan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Brandstoftank
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
C
Carburateur
stationair . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
stationair afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
vlotterkamer aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Cardanolie
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Cardanoliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Choke . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
D
Dynamische veerweg
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
E
Einddemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . 52
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100-101
Frame
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Gaskabellegging
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
Gaskabelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
H
Hulpstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
I
Inbedrijfname
na stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 19
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Ingaande demping high speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 31
Ingaande demping low speed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 30
K
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Kickstarter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
INDEX
116
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85-86
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
vloeistofpeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 62
vloeistofpeil corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 61
L
Luchtfilter
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Luchtfilterbak
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Luchtvering AER 35 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
O
Onderste kroonplaat
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Onjuist gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
P
Plug-in standaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
R
Reiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96-97
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 65
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 73
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 75
van achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . 76
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 69
van voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . . . . 69
Remschijven
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . 74
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 67
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 73
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 66
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Rubberen stuurcover
vastzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Rubberen stuurcovers
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
S
Schokdemper
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . 33
inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . 32
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 33
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27-28
Spaakspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Spatbord voor
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Speling balhoofdlager
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Startnummerbord
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Stopknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Stuurstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 107
INDEX
117
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 102
banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
carburateur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Transporteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
U
Uitgaande demping
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 31
van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
V
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Verbruiksstoffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Voorvork
luchtdruk instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Voorvorkprotector
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . 35
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Vulhoeveelheid
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26, 105
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88, 105
transmissieolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94, 105
W
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Z
Zadel
afnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
*3213845nl*
3213845nl
02/2018
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
Foto: Mitterbauer/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120

KTM 65 SX 2019 de handleiding

Type
de handleiding