Wolf Garten EXPERT 105.220 H Original Operating Instructions

Categorie
Grasmaaiers
Type
Original Operating Instructions
Nederlands Gebruiksaanwijzing gazontractoren
40
Inhoud
Voor uw veiligheid . . . . . . . . . . 40
Monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Bedienings- en weergave-
elementen . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Tips voor het verzorgen
van het gazon . . . . . . . . . . . . . 47
Transporteren . . . . . . . . . . . . . 48
Onderhoud/reiniging . . . . . . . . 48
Stilzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Informatie over de motor . . . . . 50
Hulp bij storingen . . . . . . . . . . . 50
Gegevens op het typeplaatje
De gegevens op het typeplaatje
zijn belangrijk bij het bestellen van
vervangingsonderdelen en voor
de klantenservice. U vindt het
typeplaatje onder de stoel van de
bestuurder. Vul alle gegevens van
het typeplaatje van uw machine in
het onderstaande vakje in.
Deze en andere gegevens van
de machine vindt u in de aparte
CE-conformiteitsverklaring die deel
uitmaakt van deze gebruiksaan-
wijzing.
Identificatie van het
modelnummer
De vijfde positie van het
modelnummer geeft de serie aan.
Voorbeeld:
Modellnummer:
13AF9
1AN603 = serie 900.
Afbeeldingen
Vouw de pagina's met afbeel-
dingen en aan het begin van
de gebruiksaanwijzing open.
Details van afbeeldingen kunnen
verschillen van de door u gekochte
machine.
Voor uw veiligheid
De machine juist gebruiken
Deze machine is bestemd voor
gebruik als:
als gazontractor voor het maaien
van gazons van particuliere
tuinen,
met toebehoren dat uitdrukkelijk
voor deze gazontractor is toege-
staan,
volgens de in deze gebruiksaan-
wijzing gegeven beschrijvingen
en veiligheidsvoorschriften.
Elk ander gebruik is geen gebruik
volgens de voorschriften.
Het gebruik anders dan volgens
de voorschriften heeft het vervallen
van de garantie en afwijzing van
elke verantwoordelijkheid van
de zijde van de fabrikant tot gevolg.
De gebruiker is aansprakelijk voor
alle schade aan derden en aan hun
eigendom.
Eigenmachtige veranderingen aan
de machine sluiten aansprakelijk-
heid van de fabrikant voor daaruit
voortkomende schade uit.
Deze machine mag niet worden
gebruikt op de openbare weg
en is niet bestemd voor het vervoer
van personen.
Algemene veiligheids-
voorschriften
Lees voor het eerste gebruik van
de machine deze gebruiksaan-
wijzing zorgvuldig door en volg
de aanwijzingen op.
Stel andere gebruikers op de
hoogte van het juiste gebruik.
Gebruik het apparaat alleen in de
door de fabrikant voorgeschreven
en geleverde technische toestand.
Bewaar de gebruiksaanwijzing
zorgvuldig en houd deze binnen
handbereik bij elk gebruik.
Geef de gebruiksaanwijzing met
de machine mee aan een nieuwe
eigenaar.
Vervangingsonderdelen en toe-
behoren moeten voldoen aan
de door de fabrikant vastgelegde
eisen. Gebruik daarom alleen
originele vervangingsonderdelen
en origineel toebehoren of de door
de fabrikant toegelaten vervan-
gingsonderdelen en toebehoren.
Laat reparaties uitsluitend door een
gespecialiseerd bedrijf uitvoeren.
Voor de werkzaamheden
met de machine
Bij vermoeidheid en ziekte mag het
apparaat niet worden gebruikt.
Personen die de machine
gebruiken mogen niet onder
invloed van verdovende middelen
(zoals alcohol, drugs of medicijnen)
staan. Personen jonger dan 16 jaar
mogen deze machine niet bedie-
nen. Plaatselijke voorschriften
kunnen de minimumleeftijd van
de gebruiker voorschrijven.
Deze machine is niet bestemd om
te worden gebruikt door personen
(inclusief kinderen) met beperkt
fysieke, sensorische of geestelijke
vermogens, met gebrekkige
ervaring en/of gebrekkige kennis,
tenzij onder toezicht van een voor
hun veiligheid verantwoordelijke
persoon of voorzien van aan-
wijzingen van deze persoon ten
aanzien van het gebruik van de
machine. Er dient op te worden
toegezien dat kinderen niet met
deze machine spelen.
Maak uzelf voor het begin van
de werkzaamheden vertrouwd met
alle voorzieningen en bedienings-
elementen en de functie daarvan.
Bewaar brandstof alleen in daar-
voor goedgekeurde tanks en nooit
in de buurt van een verwarmings-
bron (bijvoorbeeld een oven of
warmwaterboiler).
Vervang een beschadigde uitlaat,
brandstoftank of tankdeksel.
Koppel een aanhanger of opbouw-
apparaat voorzichtig vast.
Opbouwapparaten, aanhangers,
ballastgewichten en gevulde gras-
vangers beïnvloeden de rijeigen-
schappen, in het bijzonder
de stuurbaarheid, het remver-
mogen en de kans op kantelen.
Tijdens de werkzaamheden
met de machine
Draag bij werkzaamheden met
of op de machine geschikte
werkkleding (zoals veiligheids-
schoenen, lange broek, nauw
sluitende kleding, veiligheidsbril
en gehoorbescherming).
Gebruiksaanwijzing gazontractoren Nederlands
41
Gebruik de machine alleen in
technisch onberispelijke toestand.
Verander nooit de fabrieksinstel-
lingen van de motor.
Vul de tank van de machine nooit
wanneer de motor loopt of heet is.
Vul de tank van de machine alleen
buitenshuis.
Voorkom open vuur en vonk-
vorming en rook niet.
Let voortdurend op of zich geen
personen (vooral geen kinderen)
of dieren bevinden in de omgeving
waarin u werkt.
Controleer het terrein waar u de
machine gebruikt en verwijder alle
voorwerpen die meegenomen
en weggeslingerd kunnen worden.
Zo voorkomt u gevaren voor
personen en beschadiging van
de machine.
Maai niet op hellingen van meer
dan 20%.
Werkzaamheden op hellingen
zijn gevaarlijk. De machine kan
kantelen of wegglijden.
Altijd voorzichtig beginnen met
rijden en voorzichtig remmen
op een helling. Als u naar beneden
rijdt, langzaam rijden en op de
motor remmen. Rijd nooit dwars
op de helling maar altijd alleen
omhoog en omlaag.
Werk met de machine alleen bij
daglicht of bij voldoende kunstlicht.
De machine is niet toegelaten
voor het vervoer van personen.
Neem geen persoon mee
op de machine.
Altijd voor werkzaamheden
aan de machine
Bescherm uzelf tegen verwondin-
gen. Voor alle werkzaamheden aan
deze machine:
Zet de motor uit.
Trek de sleutel uit het contact.
Vergrendel de vastzetrem.
Wacht tot alle bewegende delen
volledig tot stilstand gekomen zijn.
De motor moet afgekoeld zijn.
Trek de bougiestekker los van
de motor, zodat onbedoeld starten
van de motor niet mogelijk is.
Na de werkzaamheden
met de machine
Verlaat de machine pas nadat u de
motor heeft uitgezet, de vastzetrem
heeft bediend en de sleutel uit het
contact heeft getrokken.
Veiligheidsvoorzieningen
Veiligheidsvoorzieningen dienen
voor uw veiligheid en moeten
altijd werkzaam zijn.
U mag geen veiligheidsvoor-
zieningen veranderen en hun
werking niet opheffen.
Veiligheidsvoorzieningen zijn:
Grasvangvoorziening
De grasvangvoorziening beschermt
u tegen letsel door het snijmes
of naar buiten geslingerde voor-
werpen. Het apparaat mag alleen
met aangebouwde grasvang-
voorziening of een optionele
deflector worden gebruikt.
Veiligheidsblokkeersysteem
Het veiligheidsblokkeersysteem
maakt starten van de motor alleen
mogelijk, wanneer:
de chauffeur zijn plaats op de
stoel ingenomen heeft,
het rempedaal is ingedrukt resp.
de vastzetrem in de parkeer-
stand staat,
de rijrichtinghendel resp. rij-
pedaal op „N” staat,
het snijmechanisme uitgescha-
keld is, dus: PTO-schakelaar of
PTO-hendel in de stand „Uit/Off”
(PTO = Power-Take-Off).
Het veiligheidsblokkeersysteem
schakelt de motor uit zodra
de bediener de stoel verlaat zonder
dat hij de vastzetrem bedient en het
maaimechanisme uitschakelt.
Het veiligheidsblokkeersysteem
voorkomt het maaien zonder
gemonteerde deflector of gras-
vanger bij machines met uitworp
aan de achterzijde (automatische
uitschakeling van motor of maai-
mechanisme).
Bij machines zonder OCR-functie
of bij niet-geactiveerde OCR-
functie voorkomt het veiligheids-
blokkeersysteem achteruitrijden
met ingeschakeld maaimecha-
nisme (automatische uitschakeling
van motor of maaimechanisme).
Schakel daarom bij een machine
met PTO voor het achteruitrijden
het maaimechanisme uit, afhanke-
lijk van de uitvoering met de PTO-
schakelaar of met de PTO-hendel.
Pictogrammen
op de machine
Op de machine bevinden zich
diverse stickers met picto-
grammen. De pictogrammen
hebben de volgende betekenis:
Let op!
Lees voor de
ingebruikneming de
gebruiksaanwijzing!
Houd derden uit
de buurt van het
gevaarlijke gebied!
Verwondingsgevaar
door ronddraaiende
messen of onder-
delen.
Handen en voeten
niet in openingen
houden als de
machine loopt.
Verwondingsgevaar
door ronddraaiende
messen of onder-
delen.
Verwondingsgevaar
door naar buiten
geworpen gras of
vaste voorwerpen.
Werkzaamheden
op steile hellingen
kunnen gevaarlijk
zijn.
!
Nederlands Gebruiksaanwijzing gazontractoren
42
Trek voor werkzaam-
heden aan de maai-
gereedschappen
de bougiestekker los!
Houd vingers en
voeten uit de buurt
van de maaigereed-
schappen! Schakel
de machine uit en trek
de bougietrekker los
voordat u de machine
instelt, schoonmaakt
of controleert.
Let op!
Explosiegevaar!
Accuzuur/
Verwondingsgevaar.
Trek voor alle werk-
zaamheden aan de
machine de sleutel
uit het contactslot
en neem de voor-
schriften in deze
gebruiksaanwijzing
in acht.
Bij het in- en uit-
stappen nooit op het
maaimechanisme
gaan staan.
Waarschuwing voor
heet oppervlak!
Voordat het apparaat wordt
gekanteld, moet de accu worden
gedemonteerd.
Bij gebruik als aanhanger de vol-
gende maximumwaarden niet
overschrijden:
Max. helling 14%
Max. steunlast aan
aanhangerkoppeling 25 kg
Max. aanhanglast
(aanhanger en lading) 180 kg
Houd deze symbolen op de machine
altijd in een leesbare toestand.
Pictogrammen in deze
gebruiksaanwijzing
In deze gebruiksaanwijzing worden
de volgende pictogrammen
gebruikt:
Gevaar
U wordt gewezen op gevaren die
samenhangen met de beschreven
handeling. Er bestaat verwondings-
gevaar voor personen.
Let op
U wordt gewezen op gevaren die
met de beschreven werkzaam-
heden samenhangen en die mate-
riële schade tot gevolg kunnen
hebben.
Opmerking
Geeft belangrijke informatie
en gebruikstips aan.
Verwijderen van afval
Verpakkingsresten, oude appa-
raten, enz. moeten volgens
de geldende voorschriften worden
afgevoerd.
Plaatsaanduidingen
Positieaanduidingen aan de
machine (bijvoorbeeld links of
rechts) altijd gezien vanuit het
standpunt van de zittende
chauffeur.
Monteren
In deze gebruiksaanwijzing worden
verschillende modellen beschreven.
Er kunnen kleine verschillen zijn
tussen de afgebeelde machines
en uw machine.
Stoel monteren
Afb. 1
a) Stoel met verstelhendel
b) Stoel met verstelschroef
Stuurwiel monteren
Afb. 2
Stuurwiel (1) op stuuras steken.
Leg de onderlegring (3b) met
de bolle kant naar boven neer
en bevestig het stuurwiel met
de schroef (3).
Breng de afschermdop (4) aan.
Grasvangvoorziening
monteren (afhankelijk
van model)
Zie de aparte gebruiksaanwijzing
voor de grasvanger.
Accu in gebruik nemen
Afb. 3
Gevaar
Vergiftigings- en verwondings-
gevaar door accuzuur
Draag een veiligheidsbril en werk-
handschoenen. Voorkom contact
van de huid met accuzuur.
Spoel onmiddellijk met water
wanneer accuzuur in uw gezicht of
ogen spat en raadpleeg vervolgens
een arts. Drink veel water wanneer
u accuzuur hebt ingeslikt en raad-
pleeg onmiddellijk een arts.
Bewaar accu's buiten bereik van
kinderen. Kantel de accu nooit,
omdat accuzuur uit de accu kan
lopen.
Geef overgebleven accuzuur
af bij uw vakhandel of bij een afval-
verwerkingsbedrijf.
Let op
Brandgevaar, explosie en corrosie
door accuzuur en gassen van het
accuzuur!
Reinig de onderdelen van de
machine waarop accuzuur gespat
is onmiddellijk. Accuzuur heeft een
corroderende werking.
Rook niet en houd brandende
en hete voorwerpen uit de buurt.
Laad accu's alleen in goed
verlichte en geventileerde ruimten
op. Voorkom kortsluiting bij werk-
zaamheden aan de accu. Leg geen
gereed-schappen of metalen
voorwerpen op de accu.
Let op
Houd rekening met de montage-
volgorde bij los- en vastmaken
van de klemmen van de accu.
Montage (Afb. 3a):
Maak eerst de rode kabel
(+/pluspool) en vervolgens
de zwarte kabel (–/minpool) vast.
Demontage:
Sluit eerst de zwarte kabel
(–/minpool) en vervolgens
de rode kabel (+/pluspool) aan.
!
!
Gebruiksaanwijzing gazontractoren Nederlands
43
Opmerking
De batterij bevindt zich onder
de chauffeursstoel.
Bij levering van „onderhouds-
vrije” en „verzegelde” accu's
(type 1)
(accu's zonder sluitdoppen)
De accu is gevuld met accuzuur
en in de fabriek verzegeld.
Ook een zogenaamd „onderhouds-
vrije” accu vereist onderhoud om
een zekere levensduur mogelijk
te maken.
Houd de accu schoon.
Voorkom kantelen van de accu.
Ook uit een „verzegelde” accu
loopt elektrolytvloeistof wanneer
de accu gekanteld wordt.
Laad de accu voor de eerste
ingebruikneming 1 tot 2 uur
op met een acculader (maximale
laadstroom 12 volt, 6 ampère).
Trek na het laden eerst de
netstekker uit het oplaad-
apparaat en maak vervolgens
de klemmen van de accu los
(zie ook gebruiksaanwijzing
van het oplaadapparaat).
Bij levering van een ongevulde
accu (type 2)
(accu met sluitdoppen)
Neem de sluitdoppen van
de accucellen (Afb. 3b).
Vul elke cel langzaam met accu-
zuur tot 1 cm onder de vulopening.
Laat de accu 30 minuten staan
zodat het lood het accuzuur kan
opnemen.
Controleer het zuurpeil.
Voeg eventueel accuzuur toe.
Laad de accu voor de eerste
ingebruikneming 2 tot 6 uur
op met een acculader (maximale
laadstroom 12 volt, 6 ampère).
Trek na het laden eerst de net-
stekker uit het oplaadapparaat en
maak vervolgens de klemmen
van de accu los (zie ook gebruiks-
aanwijzing van het oplaad-
apparaat).
Breng de sluitdoppen van
de accucellen aan.
Monteer de accu in de machine.
Verwijder de blinde sluiting van
de ontluchting van de accu.
Steek de ontluchtingsslang vast
en geleid deze in de machine
naar beneden. Zorg ervoor dat
de slang ongehinderd verloopt!
(Afb. 3c)
Klem eerst de rode kabel (+)
en vervolgens de zwarte
kabel (–) vast.
De accu hoeft later alleen met
gedestilleerd water te worden
gevuld (controle elke 2 maanden).
Houd de accu schoon.
Bedienings- en weergave-
elementen
Let op!
Schade aan de machine
Hier worden eerst de functies van
de bedienings- en indicatieelemen-
ten beschreven. Bedien nog geen
van de beschreven functies.
Contactslot
(afhankelijk van model)
Afb. 4
Starten: draai de sleutel naar
rechts tot de motor loopt.
Laat de sleutel vervolgens los.
Sleutel staat op Stoppen:
Sleutel naar links op draaien.
Opmerking
Bij een contactslot met lichtstand
wordt het licht ingeschakeld
wanneer de contactsleutel na het
starten van de motor in deze stand
wordt teruggezet.
Contactslot met OCR-functie
(afhankelijk van model)
Afb. 5
Dit contactslot is voorzien van een
OCR-functie (door de gebruiker
bestuurd achteruit maaien).
Starten: draai de sleutel naar
rechts tot de motor loopt.
Laat de sleutel vervolgens los.
Sleutel staat op (normale
stand) en staat voorwaarts maaien
toe.
OCR-stand: sleutel naar links
van normale stand op stand voor
achteruit maaien
draaien en op de schakelaar (1)
drukken. De controlelamp (2)
brandt en geeft aan dat er nu
achteruit en vooruit met de
machine kan worden gemaaid.
Stoppen: draai de sleutel naar
links op .
Opmerking
Gebruik de OCR-functie alleen
indien beslist noodzakelijk en werk
anders in de normale stand.
De OCR-functie wordt automatisch
uitgeschakeld zodra de sleutel
in de nulstand wordt gedraaid
of de motor wordt uitgeschakeld
(stopstand of uitschakeling van
de motor door het veiligheids-
blokkeersysteem).
Choke
(afhankelijk van uitvoering)
Afb. 6
Trek de choke uit voor een start
met een koude motor (Afb. 6a)
of zet de gashendel in stand
(Afb. 6b).
Gashendel
Afb. 7
Stel het motortoerental traploos in.
Snel motortoerental = .
Laag motortoerental = .
Rempedaal
Afb. 8
Het rempedaal kan worden
gebruikt voor snel afremmen,
activeren en deactiveren van
de vastzetrem en voor het uit-
schakelen van de tempomat.
Rijrichtinghendel (alleen
bij modellen met Auto-Drive-
aandrijving)
Afb. 9
De instellingen mogen alleen
worden gewijzigd als de tractor
stilstaat.
Druk hiervoor het rempedaal
helemaal in en houd dit ingedrukt.
Vooruit = hendel op „F/
Vrijloop = hendel op „N”
Achteruit = hendel op „R/
Nederlands Gebruiksaanwijzing gazontractoren
44
Instelhendel voor maai-
hoogte
Afb. 10
Met de hendel (A) de verschillende
maaihoogtestanden instellen (1 tot
max. 12 – afhankelijk van model).
Stand 1 = kleinste maaihoogte –
maaimechanisme helemaal
omlaag.
Stand 12 * = grootste maaihoogte
maaimechanisme helemaal
omhoog.
(* Afhankelijk van model.
Hoogste getal komt overeen
met de grootste maaihoogte.)
Opmerking
Afhankelijk van het model is de
instelschuif uitgerust met een
instelbare positieaanduiding (B).
Deze dient om de gewenste
maaihoogte snel te kunnen vinden.
PTO-schakelaar (afhankelijk
van model)
Afb. 11
Met de PTO-hendel wordt het
maaimechanisme mechanisch
in en uitgeschakeld.
Maaimechanisme uitschakelen
= hendel uit uitsparing duwen en
helemaal naar achteren trekken.
Maaimechanisme inschakelen
= hendel langzaam naar voren
duwen en in de uitsparing
vastklikken.
PTO-schakelaar
(afhankelijk van model)
Afb. 12
Met de PTO-schakelaar wordt
het maaimechanisme via een
elektromechanische koppeling
in- en uitgeschakeld.
Inschakelen = trek aan de schake-
laar.
Uitschakelen = druk op de schake-
laar.
Aanwijzing: Bij automatische
uitschakeling door het veiligheids-
blokkeersysteem (bijvoorbeeld
achteruitrijden met ingeschakeld
maaimechanisme) moet de
schakelaar eerst in de stand „uit”
en vervolgens weer in de stand
„aan” worden gezet om de blokke-
ring van de koppeling op te heffen.
Vastzetrem/Tempomat
Afb. 13
Deze schakelaar heeft bij enkele
modellen een dubbele functie:
Bedien de vastzetrem :
Duw het rempedaal helemaal
in en druk op de schakelaar.
Vastzetrem losmaken:
Duw het rempedaal helemaal in.
De schakelaar komt los.
Tempomat inschakelen
(afhankelijk van model):
Tijdens het rijden de schakelaar
indrukken.
De op dit tijdstip gekozen voor-
waartse snelheid (echter niet
de maximumsnelheid) wordt
aangehouden. U kunt uw voet
van het rijpedaal nemen.
Bij het bedienen van het rijpedaal
of het rempedaal wordt de
Tempomat automatisch uitge-
schakeld.
Rijpedaal voor machine met
hydrostaataandrijving
Afb. 14
Stel met het rijpedaal de snelheid
traploos in en verander van
rijrichting:
Vooruit = duw het rijpedaal naar
voren (in de rijrichting ).
Hoe verder naar voren, hoe sneller.
Stoppen (voor het stilzetten van
de machine en bij het veranderen
van richting) = rijpedaal loslaten
(stand N).
Achteruit = duw het rijpedaal naar
achteren (tegen de rijrichting .
Hoe verder naar achteren,
hoe sneller.
Rijpedaal voor machine
met autodrive aandrijving
Afb. 15
Stel met het rijpedaal de snelheid
traploos in:
Zet de rijrichtinghendel
in stand „F” (vooruit) ( ) of „R”
(achteruit) ( ).
Duw het rijpedaal naar voren.
Hoe verder naar voren, hoe
sneller.
Transmissieontgrendeling
voor machines met
hydrostaataandrijving
Afb. 16
Duwen van de machine terwijl
de motor uitgeschakeld is.
Afhankelijk van model:
Hendel uittrekken en omlaag
drukken (Afb. 16a).
Hendel omhoog duwen
en indrukken als u wilt rijden.
of
Hendel uittrekken en omhoog
drukken (Afb. 16b).
Hendel omlaag duwen
en indrukken als u wilt rijden.
De hendel bevindt zich op de
achterwand van de machine.
Combinatie-indicatie
(afhankelijk van model)
Afb. 17
De combinatie-indicatie kan
bestaan uit de volgende elemen-
ten, afhankelijk van de uitvoering:
Oliedruk (1):
Als de indicatielamp brandt terwijl
de motor loopt, dient u de motor
onmiddellijk uit te schakelen
en het oliepeil te controleren.
Laat de machine indien nodig
nazien.
Rem (2):
De indicatielamp brandt als bij het
starten van de motor het rem-
pedaal niet is ingedrukt resp.
de vastzetrem niet is vergrendeld.
Schakel het maaiwerk
(PTO) (3) uit:
De indicatielamp brandt als bij het
starten van de motor het maaiwerk
(PTO) niet uitgeschakeld is.
Oplaadindicatie accu (4):
Wanneer de controlelamp brandt
terwijl de motor loopt, wordt
de accu onvoldoende opgeladen.
Laat de machine indien nodig
nazien.
Bedrijfsurenteller (5):
Geeft bij ingeschakelde ontsteking
het tot dusver bereikte aantal
bedrijfsuren aan.
Ampèremeter (6):
Geeft de laadstroom van
de dynamo voor de accu aan.
Gebruiksaanwijzing gazontractoren Nederlands
45
Optionele functies:
Als de ontsteking wordt
ingeschakeld, wordt kort de
accuspanning weergegeven.
Vervolgens wordt het aantal
bedrijfsuren weergegeven.
Bedrijfsuren worden altijd geteld,
behalve wanneer de contact-
sleutel op „Stop” staat of uit het
contact is getrokken.
Elke 50 bedrijfsuren (afhankelijk
van de uitvoering) wordt
5 minuten lang in het display een
indicatie voor het verversen van
de olie „CHG/OIL” weergegeven.
Deze melding wordt de volgende
2 bedrijfsuren weergegeven.
Zie het motorhandboek voor
intervallen voor het verversen
van de olie.
Stoel
(afhankelijk van model)
Afb. 18
a) Trek aan de hendel en stel
de stoel in.
of
b) Verstelschroef losdraaien, stoel
instellen en verstelschroef weer
vastdraaien.
Peilindicatie voor grasvan-
ger (afhankelijk van model)
Afb. 19
De niveausensor meet tijdens het
maaien hoe vol de grasvanger is.
Als de grasvanger vol is, klinkt het
geluidssignaal en moet de gras-
vanger worden leeggemaakt.
Schakelaar voor vangmand-
hefvoorziening (afhankelijk
van model)
Afb. 20
De schakelaar (A) dient voor
het elektromechanisch openen
en sluiten van de grasvanger.
Bediening – zie aparte bedienings-
handleiding „Grasvanger”.
Licht (afhankelijk van model)
Afb. 21
Koplamp inschakelen = schakelaar
op „ON”.
Sommige modellen hebben geen
lichtschakelaar.
De koplampen branden zolang
de motor loopt of de contactsleutel
in stand wordt gezet (afhanke-
lijk van het model).
Indicatie tankinhoud
(afhankelijk van model)
Afb. 22
Geeft in het kijkvenster het peil van
de brandstoftank aan.
Hendel voor ontgrendeling
van opvangmand
(afhankelijk van model)
Afb. 23
De hendel dient voor het losmaken
en verwijderen van de grasvang-
voorziening.
Bediening – zie aparte bedienings-
handleiding „Grasvanger”.
Dashboardvak
(afhankelijk van model)
Afb. 24
Dient als opbergbak en is afhanke-
lijk van de uitvoering uitgerust
met een stopcontact van 12 V.
Hendel voor reiniging
van de uitwerpschacht
(afhankelijk van model)
Afb. 25
Maaien van te hoog of nat gras kan
leiden tot een overmatige ophoping
of verstopping van gras in de
uitwerpschacht. Dit leidt ertoe
dat de grasvangvoorziening niet
voldoende of niet meer wordt
gevuld. De verstopping in de uit-
werpschacht bij lopend maaiwerk
en gemonteerde grasvangvoorzie-
ning als volgt verhelpen:
Machine stoppen en vastzetrem
vergrendelen.
Maaiwerk in de bovenste
stand zetten.
Aan hendel trekken om
verstopping los te maken.
Afhankelijk van de verstoppings-
graad moet de hendel onder
bepaalde omstandigheden
meermaals worden bediend.
Hendel weer omlaag duwen.
Beweeg het maaimechanisme
omlaag.
Maaien voortzetten.
Bediening
Neem ook de aanwijzingen
in de gebruiksaanwijzing van
de motor in acht.
Gevaar
Verwondingsgevaar
Personen, kinderen of dieren
mogen zich bij het maaien nooit in
de buurt van de machine bevinden.
Ze kunnen gewond raken door
naar buiten geslingerde stenen
en dergelijke.
Kinderen mogen
de machine nooit bedienen.
Wees bijzonder voorzichtig bij
achteruit maaien (machines met
OCR-schakelaar). Er mogen zich
geen personen in de buurt van de
machine bevinden. Maak de gras-
vanger nooit leeg wanneer het
maaimechanisme loopt.
Maak de grasbak nooit leeg als het
maaimechanisme in beweging is.
Bij het maaien op steile hellingen
kan de machine kantelen en u kunt
gewond raken. Rijd nooit dwars
op een helling, maar altijd omhoog
en omlaag. Rijd alleen op aflopend
terrein met een hellingspercentage
van maximaal 20%. Keer niet op
een helling. Bij het maaien van
vochtig gras kan de machine door
verminderde grip op de ondergrond
slippen en u kunt vallen.
Maai alleen wanneer het gras
droog is.
Te hoge snelheid kan het gevaar
voor ongevallen verhogen.
Houd voldoende afstand bij het
maaien langs randen, bijvoorbeeld
in de buurt van steile hellingen,
onder bomen of langs struiken
en heggen. Weer bijzonder voor-
zichtig wanneer u achteruit rijdt.
Controleer het terrein waar u de
machine gebruikt en verwijder alle
voorwerpen die meegenomen
en weggeslingerd kunnen worden.
Als het maaigereedschap een
voorwerp (bijvoorbeeldeen steen)
raakt of als de machine ongewoon
begint te trillen: Zet de motor uit.
Machine vóór verder gebruik door
een gespecialiseerde werkplaats
op schade laten onderzoeken.
!
Nederlands Gebruiksaanwijzing gazontractoren
46
Ga bij een sikkelmaaier nooit voor
de grasuitwerpopeningen staan.
Houd nooit uw handen of voeten
onder draaiende delen.
Zet de motor uit en trek de sleutel
uit het stopcontact en de stekker
los van de bougie voordat u ver-
stoppingen uit de uitwerpopening
verwijdert.
Gebruik de machine niet bij slechte
weersomstandigheden of bij kans
op regen of onweer.
Gevaar voor verstikking door
koolmonoxide
Laat de verbrandingsmotor alleen
buitenshuis lopen.
Explosie- en brandgevaar
Brandstof- en benzinedampen
zijn explosief en brandstof is zeer
brandbaar. Vul de tank met
brandstof voordat ude motor start.
Houd de brandstoftank gesloten
wanneer de motor loopt of nog heet
is. Vul alleen brandstof bij nadat
de motor is uitgeschakeld of afge-
koeld. Voorkom open vuur
en vonkvorming en rook niet.
Vul de tank van de machine alleen
buitenshuis. Start de motor niet
als er brandstof overgelopen is.
Machine verwijderen van de plaats
waar de brandstof is gemorst en
wachten totdat de brandstof-
dampen vervluchtigd zijn.
Ter voorkoming van brandgevaar
dient u de volgende delen vrij van
gras en naar buiten komende olie
te houden: motor, uitlaat, accu
en brandstoftank.
Gevaar
Verwondingsgevaar door defecte
machine
Gebruik de machine alleen
in onberispelijke toestand.
Controleer de machine voor elk
gebruik op zichtbare gebreken.
Controleer in het bijzonder veilig-
heidsvoorzieningen en het
maaimechanisme met houder,
bedieningselementen en schroef-
verbindingen op beschadigingen
en stevig vastzitten.
Vervang beschadigde delen voor
het gebruik.
Gebruikstijden
Neem de geldende voorschriften
met betrekking tot gebruikstijden
in acht (vraag eventueel na bij uw
gemeente).
Tanken en oliepeil
controleren
Opmerking
De motor is in de fabriek reeds met
olie gevuld. Controleer het oliepeil
en voeg indien nodig olie toe.
Tank loodvrije benzine (Afb. 26)
Zie gebruiksaanwijzing
van de motor.
Vul de brandstoftank tot maxi-
maal 2 cm onder de rand van
de vulopening.
Sluit de brandstoftank stevig.
Controleer het oliepeil (Afb. 27).
Het oliepeil moet tussen
de markeringen „FULL/Max.”
en „ADD/Min.” liggen (zie ook
de gebruiksaanwijzing van
de motor.
Bandendruk controleren
Opmerking
Om productieredenen kan de
bandendruk hoger dan vereist zijn.
Bandendruk controleren.
Indien nodig corrigeren
(zie gedeelte „Onderhoud”):
voren: 0,8 bar
achteren: 0,7 bar
Stoel van de chauffeur
instellen
Zet de stoel in de gewenste
stand.
Instelling van de maaiwerk-
wielen (indien aanwezig)
Afb. 28
De maaiwerkwielen moeten in
de laagste maaiwerkstand altijd
minstens 6–12 mm boven de grond
staan. De maaiwerkwielen zijn
er niet voor geconstrueerd om de
last van het maaiwerk te dragen.
Indien nodig gelijkmatig
verplaatsen.
Motor starten
Neem plaats op de chauffeur-
stoel.
Maaimechanisme uitschakelen:
bij machines met PTO (Afb. 11
resp. Afb. 12): PTO uitschakelen
en maaimechanisme omhoog
zetten.
Rempedaal (Afb. 8) helemaal
indrukken en vasthouden resp.
de vastzetrem vergrendelen
(Afb. 13).
Zet de rijhendel (Afb. 9) op „N”.
Machine met hydrostatische
aandrijving staan in de stand „N”
als het rijpedaal niet wordt
bediend (Afb. 14).
Zet de gashendel (Afb. 7) op .
Trek bij een koude motor de
choke uit of zet de gashendel
op (Afb. 6).
Draai de contactsleutel (Afb. 4/5)
op tot de motor loopt (start-
poging max. 5 seconden, wacht
10 seconden voor de volgende
poging).
Zet de contactsleutel op /
wanneer de motor loopt.
Zet de choke langzaam terug
(Afb. 6).
Zet de gashendel (Afb. 7) terug
tot de motor loopt.
Motor stoppen
Zet de gashendel (Afb. 7)
op de middelste gasstand.
Laat de motor ca. 20 seconden-
lopen.
Zet de contactsleutel
(Afb. 4/5) op .
Trek de sleutel uit het contactslot.
Vergrendel de vastzetrem
voordat u de machine verlaat.
Rijden
Gevaar
Abrupt beginnen met rijden,
plotseling stoppen en rijden met te
hoge snelheid vergroot het gevaar
voor ongevallen en kan leiden tot
schade aan het apparaat.
Verstel de stoel nooit tijdens
het rijden.
!
!
Gebruiksaanwijzing gazontractoren Nederlands
47
Opmerking
Wees bijzonder voorzichtig bij het
achteruit rijden. Verander nooit van
rijrichting zonder de machine eerst
tot stilstand te brengen.
Start de motor zoals aange-
geven.
Zet de rijrichtinghendel (alleen bij
autodrive-aandrijving) in de juiste
stand.
Maak de vastzetrem los: druk het
rempedaal helemaal in en laat
het weer los.
Bedien het rijpedaal langzaam
tot de gewenste snelheid wordt
bereikt.
Machine stilzetten
Laat het rijpedaal los.
Trap op het rempedaal tot de
machine stilstaat.
Maaien
Bij normaal maaien
/
(zie bediening contactslot):
Schakel het maaimechanisme uit
voordat u achteruit rijdt en zet het
omhoog.
Bij achteruit maaien
(zie bediening contactslot):
wees bijzonder voorzichtig bij het
achteruit maaien, maai alleen
achteruit indien beslist nodig.
Verander niet van rijrichting
als de machine rolt of rijdt.
Aanwijzing:
Bij machines met achterwaartse
uitworp mag er alleen met een
gemonteerde grasvanger
of deflector worden gemaaid.
Machine met hydrostaat-
aandrijving
Start de motor zoals aange-
geven.
Zet de gashendel op voor
voldoende afgegeven vermogen.
Schakel het maaimechanisme in.
Beweeg het maaimechanisme
omlaag.
Maak de vastzetrem los: druk het
rempedaal helemaal in en laat
het weer los.
Kies met rijpedaal de voor-
waartse rijrichting en snelheid
(door langzaam bedienen).
De machine rijdt.
Machine met autodrive-
aandrijving
Start de motor zoals aangegeven.
Zet de gashendel op voor
voldoende afgegeven vermogen.
Schakel het maaimechanisme in.
Beweeg het maaimechanisme
omlaag.
Zet de rijrichtinghendel op „F”
(vooruit).
Maak de vastzetrem los: druk het
rempedaal helemaal in en laat
het weer los.
Kies met het rijpedaal de voor-
waartse snelheid (door lang-
zaam bedienen).
De machine rijdt.
Algemeen
Let er bij de instelling van de
maaihoogte en rijsnelheid op dat
de machine niet overbelast wordt.
De maaihoogte en de rijsnelheid
moeten worden aangepast aan de
lengte, de aard en de vochtigheid
van het te maaien gras om het gras
probleemloos met een grasvanger
op te kunnen vangen.
Wanneer verstoppingen optreden,
dient u de rijsnelheid te verminde-
ren en de maaihoogte groter
in te stellen.
Machine wegzetten
Machine stilzetten.
Schakel het maaimechanisme uit.
Zet de gashendel op de middelste
gasstand.
Zet het maaimechanisme hele-
maal omhoog.
Zet het contactslot na 20 secon-
den op .
Trek de sleutel uit het contactslot.
Vergrendel de vastzetrem
voordat u de machine verlaat.
Machines met hydrostat-
aandrijving duwen
Afb. 16
Duw de machine alleen als
de motor is uitgeschakeld.
Maak de vastzetrem los.
Transmissie ontgrendelen
(afhankelijk van model):
Hendel uittrekken en omlaag
drukken (Afb. 16a).
of
Hendel uittrekken en omhoog
drukken (Afb. 16b).
Zet de transmissieontgrendelings-
hendel terug voordat u de motor
start.
Mulchen
Met het juiste toebehoren kunt
u met verschillende machines
ook mulchen. Vraag naar het
toebehoren bij uw vakhandel.
Grasvangvoorziening
leegmaken (afhankelijk
van model)
Zie de aparte gebruiksaanwijzing
voor de grasvanger.
Tips voor het verzorgen
van het gazon
Maaien
Gazon bestaat uit verschillende
soorten gras. Als u vaak maait,
bevordert dit de groei van gras met
stevige wortels. Als u minder vaak
maait, bevordert dit de groei van
lang gras en planten als klaver
en madeliefjes.
De normale hoogte van een gazon
bedraagt 4 tot 5 cm. Maai slechts
een derde
1
/
3
van de totale hoogte.
Dus bij 7–8 cm op normale hoogte
knippen. Het gazon niet korter
maaien dan 4 cm omdat het anders
bij droog weer beschadigd raakt.
Lang gras (bijvoorbeeld na de
vakantie) in verschillende beurten
tot normale lengte maaien.
Mulchen (met toebehoren)
Het gras wordt bij het maaien
in kleine stukjes van ca. 1 cm
gesneden en blijft liggen.
Zo blijven veel voedingsstoffen
voor het gras bewaard.
Voor een optimaal resultaat moet
het gazon altijd kort worden
gehouden. Zie ook het gedeelte
„Maaien”.
Neem de volgende aanwijzingen
in acht bij het mulchen:
Maai geen nat gras.
Maai nooit meer dan 2 cm van
de totale lengte van het gras.
Rijd langzaam.
Gebruik het maximale toerental.
Reinig het maaimechanisme
regelmatig.
Nederlands Gebruiksaanwijzing gazontractoren
48
Transporteren
Rijd slechts korte stukjes met
de gazontractor als u naar een
andere plaats om te maaien rijdt.
Gebruik voor grote stukken een
transportvoertuig.
Opmerking: de machine mag niet
worden gebruikt op de openbare
weg.
Korte stukken
Gevaar
Door het maaimechanisme kunnen
voorwerpen worden meegenomen
en weggeslingerd. Dit kan schade
veroorzaken.
Schakel de maaimessen uit
voordat u met de machine rijdt.
Lange stukken
Let op
Transportschade
De gebruikte transportmiddelen
(bijvoorbeeld transportvoertuig,
laadperron) moeten volgens
bestemming worden gebruikt.
Zie hiervoor de bijbehorende
gebruiksaanwijzing. De machine
moet voor het gebruik worden
vastgezet zodat deze niet kan
wegglijden.
Gevaar voor het milieu door
lekkende brandstof
Vervoer de machine niet in een
gekantelde positie.
Zet een transportvoertuig gereed.
Breng de laadplank aan op het
transportvoertuig.
Duw de machine in de vrijloop
met de hand op het laadvlak
(ontgrendel de aandrijving bij
een machine met een hydro-
staataandrijving).
Vergrendel de vastzetrem.
Voorkom wegglijden van
de machine.
Onderhoud/reiniging
Gevaar
Verwondingsgevaar door
onbedoeld starten van de motor!
Bescherm uzelf tegen verwondin-
gen. Voor alle werkzaamheden
aan deze machine:
Zet de motor uit.
Trek de sleutel uit het contact.
Vergrendel de vastzetrem.
Wacht tot alle bewegende delen
volledig tot stilstand gekomen zijn.
De motor moet afgekoeld zijn.
Trek de bougiestekker van de
motor los op onbedoeld starten
van de motor te voorkomen.
Reiniging
Let op
Gebruik voor het reinigen geen
hogedrukreiniger.
De machine reinigen
Reinig de machine bij voorkeur
meteen na het maaien.
Plaats de machine op een
stevige en vlakke ondergrond.
Zet de rijrichtinghendel op „F”
of „R” (niet bij alle modellen).
Vergrendel de vastzetrem.
Opmerking
Bij gebruik van de machine
in de winter bestaat een bijzonder
groot roest- en corrosiegevaar.
Reinig de machine na elk gebruik
grondig.
Maaimechanisme reinigen
Gevaar
Verwondingsgevaar door scherp
maaimes!
Draag werkhandschoenen.
Bij machines met meer dan één
maaimes kan de beweging van
een maaimes tot het draaien
van de andere messen leiden.
Reinig de maaimessen voorzichtig.
Let op
Motorschade
Kantel de machine niet meer
dan 30°. De brandstof kan
in de verbrandingsruimte lopen
en tot motorschade leiden.
Zet het maaimechanisme
helemaal naar boven.
Maak de maairuimte schoon met
een borstel, handveger of doek.
Maaimechanisme met
reinigingssproeier
(afhankelijk van model)
Afb. 29
Stel de machine op een vlakke
ondergrond zonder grind, stenen
etc. en bedien de vastzetrem.
1.Bevestig een waterslang met
een in de handel verkrijgbare
snelkoppeling op de reinigings-
sproeier. Waterkraan open-
draaien.
2.Start de motor.
3.Maaiwerk neerlaten en enkele
minuten inschakelen.
4.Maaiwerk en motor uitschakelen.
5.Verwijder de waterslang.
Herhaal stap 1 t/m 5 bij de tweede
reinigingsproeier (indien aan-
wezig).
Na beeindiging van de reinigings-
werkzaamheden (stap 1–5):
Zet het maaimechanisme
helemaal omhoog.
Motor starten en maaiwerk
gedurende enkele minuten
inschakelen om het maaiwerk
te drogen.
Grasvanger reinigen
Opmerking
Zie de aparte gebruiksaanwijzing
voor de grasvanger.
Verwijder de grasvanger
en maak deze leeg.
De grasvanger kan met een
krachtige waterstraal (tuinslang)
gereinigd worden.
Laat de grasvanger voor het
volgende gebruik grondig drogen.
Onderhoud
Neem de onderhoudsvoorschriften
in het handboek voor de motor
in acht. Laat de machine aan het
einde van het seizoen nazien
en onderhouden door een onder-
houdsbedrijf.
Let op
Gevaar voor het milieu door
motorolie!
Geef na het verversen van de olie
de oude olie af bij een inzamel-
plaats voor oude olie of bij een
afvalverwerkingsbedrijf.
!
!
!
Gebruiksaanwijzing gazontractoren Nederlands
49
Gevaar voor het milieu door accu's
Lege accu's horen niet bij het
huisvuil. Verwijder de accu voordat
u de machine naar de sloop brengt.
Demonteer de accu voordat de
machine naar de sloop gaat.
Gebruik van een starthulpkabel
Gevaar
Nooit een defecte of bevroren accu
met een starthulpkabel over-
bruggen. Let erop dat de machines
en de kabelklemmen elkaar niet
raken en de ontstekingen uitge-
schakeld zijn.
Rode starthulpkabel aan
de pluspool (+) van de lege en de
voedende accu vastklemmen.
De zwarte starthulpkabel eerst
aan de minpool () van de
voedende accu vastklemmen.
De andere klem aan het frame
van het motorblok van de tractor
met de lege accu (liefst zo ver
mogelijk van de accu verwijderd)
vastklemmen.
Opmerking
Als de voedende accu in een
voertuig is ingebouwd, mag dit
voertuig tijdens de startonder-
steuning niet worden gestart.
Start de tractor met de lege accu
en trek de vastzetrem aan.
Maak klemmen van de start-
hulpkabels in de omgekeerde
volgorde los.
Bandendruk
Let op
De maximaal toegestane banden-
druk (zie zijkant van de band)
mag nooit worden overschreden.
Ga bij het oppompen niet voor
of op de band staan.
De geadviseerde bandendruk
bedraagt:
voren: 0,8 bar
achteren: 0,7 bar
Bij een hogere bandendruk neemt
de levensduur van de banden af.
Controleer de bandendruk altijd
voordat u met de machine rijdt.
Na 5 bedrijfsuren
Voor het eerst motorolie verver-
sen. Zie het motorhandboek voor
overige intervallen.
Gebruik de Quick-oliegoot
(Afb. 30) (optioneel) voor
het aftappen van de olie.
Na 10 bedrijfsuren
Smeer alle draaipunten en lagers
van het rij- en rempedaal met
enkele druppels dunne olie.
Elke 25 bedrijfsuren
Smeer de smeernippels van alle
mesassen, spanrollen en span-
rolhouders met vet type
251H EP. Laat deze werkzaam-
heden door een gespecialiseerd
bedrijf uitvoeren.
Smeer de smeernippels van
de wiellagers en assen van de
voorwielen met universeel vet.
Smeer de smeernippels van het
maaiwerk met universeel vet.
Elke 50 bedrijfsuren
Laat vuil en grasresten van
de motoroverbrenging door een
reparatiebedrijf verwijderen.
Elke 2 maanden
Alleen nodig bij accu's van type 2:
vul de accucellen tot 1 cm onder
de vulopening met gedestilleerd
water.
Bij behoefte
Accu opladen
Als u de machine lange tijd niet
gebruikt, wordt geadviseerd om de
accu uit de machine te demonteren
en voor het opbergen, tijdens het
opbergen elke twee maanden
en voor het opnieuw in gebruik
nemen op te laden.
Opmerking
Neem de beschrijving in de
gebruiksaanwijzing van het
accuoplaadapparaat in acht.
Vervang de zekering
Vervang defecte zekeringen
alleen door zekeringen van
dezelfde sterkte.
Eenmaal per seizoen
De tanden van de stuurtrans-
missie met universeel vet
smeren.
Scharnieren van het stuur-
mechanisme met enkele
druppels lichte olie smeren.
Alle draaipunten en lagers
(bedieningshendels en hoogte-
instelling van het maaiwerk)
met enkele druppels lichte
olie smeren.
Bougie reinigen en ontstekings
afstand instellen, of indien nodig
bougie vervangen.
Zie het handboek bij de motor.
Laat de assen van de achter-
wielen door een reparatiebedrijf
smeren met speciaal (wateraf-
stotend) vet.
Maaimessen door een vakman
laten slijpen of vervangen.
Stilzetten
Let op
Schade aan de machine
Berg de machine op nadat de
motor is afgekoeld en alleen
in een schone en droge ruimte.
Bescherm de machine beslist
tegen roest wanneer u deze voor
lange tijd wegzet, bijvoorbeeld
in de winter.
Na het seizoen of wanneer
de machine langer dan een
maand niet gebruikt wordt:
Machine en grasbak reinigen.
Veeg alle metaaldelen ter
bescherming tegen roest af met
een met olie bevochtigde doek
of spuit deze in met oliespray.
Laad de accu op met een
acculader.
Als de machine tijdens de winter
wordt opgeborgen, moet de accu
worden opgeladen en op droge
en koele plaats (beschermd tegen
vorst) worden bewaard. Laad de
accu elke 4 tot 6 weken en voor
het opnieuw monteren op.
Tap de brandstof af (alleen
buitenshuis) en zet de motor
stil zoals beschreven in het
handboek van de motor.
Pomp de banden op volgens de
gegevens op de desbetreffende
band. Pomp banden zonder
gegevens op de band op met
een druk van 0,9 bar.
Berg de machine op in een
schone en droge ruimte.
!
Nederlands Gebruiksaanwijzing gazontractoren
50
Garantie
Onze garantiebepalingen resp.
de garantiebepalingen van de
importeur zijn van toepassing.
Storingen aan uw machine
verhelpen wij kosteloos in het
kader van de garantie, voor zover
een materiaal- of productiefout
daarvan de oorzaak is.
Neem voor de garantie contact
op met uw leverancier of met
de vestiging bij u in de buurt.
Informatie over de motor
De fabrikant van de motor is aan-
sprakelijk voor alle kwesties met
betrekking tot de motor, wat betreft
het vermogen, de vermogens-
meting, de technische gegevens,
de garantie en de service.
Informatie vindt u de apart meege-
leverde gebruiksaanwijzing van
de motor.
Hulp bij storingen
Gevaar
Verwondingsgevaar door
onbedoeld starten van de motor!
Bescherm uzelf tegen verwondin-
gen. Voor alle werkzaamheden
aan deze machine:
Zet de motor uit.
Trek de sleutel uit het contact.
Vergrendel de vastzetrem.
Wacht tot alle bewegende delen
volledig tot stilstand gekomen zijn.
De motor moet afgekoeld zijn.
Trek de bougiestekker los van
de motor, zodat onbedoeld starten
van de motor niet mogelijk is.
Storingen van de werking van
uw machine hebben vaak een
eenvoudige oorzaak, die zelf kunt
opsporen en verhelpen.
Bij twijfel helpt een gespecialiseerd
bedrijf u graag verder.
!
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
De starter draait niet. Zekering doorgeslagen. Als u de machine wilt starten, neemt
u plaats op de stoel en drukt u het
rempedaal helemaal in of vergrendelt
u de vastzetrem.
Schakel het maaimechanisme uit bij
een machine met PTO-schakelaar
of hendel.
Monteer bij machines met achter-
waartse uitworp de grasvanger
of deflector.
Accu niet correct aangesloten. Sluit de rode kabel aan op de pluspool
(+) van de accu en de zwarte kabel
op de minpool (–).
De starter draait niet. Accu leeg of bijna leeg. Afhankelijk van accutype vloeistofpeil
in de accu controleren.
Eventueel vullen met gedestilleerd
water tot 1 cm onder de vulopening.
Laad vervolgens de accu op.
Veiligheidsblokkeersysteem
is geactiveerd.
Vervang de zekering.
Wanneer de zekering opnieuw
doorslaat, moet de oorzaak worden
opgespoord (meestal kortsluiting).
Losse massakabel tussen motor
en frame.
Sluit de massakabel aan.
Gebruiksaanwijzing gazontractoren Nederlands
51
Starter draait, maar motor start niet. Verkeerde stand van choke
en gashendel.
Bedien de choke.
Zet de gashendel op .
Carburateur krijgt geen brandstof,
brandstoftank leeg.
Vul met brandstof.
Defecte of vuile bougie. Controleer de bougie.
Zie het handboek voor de motor.
Geen ontstekingsvonk. Laat de ontsteking door een
gespecialiseerd bedrijf controleren.
Motor walmt. Te veel motorolie in de motor. Schakel de machine onmiddellijk uit.
Controleer het motoroliepeil.
Motor defect. Schakel de machine onmiddellijk uit.
Laat de motor door een gespeciali-
seerd bedrijf controleren.
Sterke trillingen. Beschadigde messenas of defect
maaimes.
Schakel de machine onmiddellijk uit.
Laat defecte onderdelen door een
gespecialiseerd reparatiebedrijf
vervangen.
Maaimechanisme werpt geen
gras uit of maait onzuiver.
Motortoerental te laag. Geef meer gas.
Rijsnelheid te hoog. Stel een lagere snelheid in.
Maaimessen stomp. Laat de maaimessen door een
gespecialiseerd bedrijf slijpen
of vervangen.
Motor loopt, maaimechanisme
maait niet.
V-riem gescheurd. Laat de V-riem door een gespeciali-
seerd bedrijf vervangen.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing

Documenttranscriptie

Nederlands Inhoud Voor uw veiligheid . . . . . . . . . . 40 Monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . 42 Bedienings- en weergaveelementen . . . . . . . . . . . . . . . . 43 Bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 Tips voor het verzorgen van het gazon . . . . . . . . . . . . . 47 Transporteren . . . . . . . . . . . . . 48 Onderhoud/reiniging . . . . . . . . 48 Stilzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 Informatie over de motor . . . . . 50 Hulp bij storingen . . . . . . . . . . . 50 Gegevens op het typeplaatje De gegevens op het typeplaatje zijn belangrijk bij het bestellen van vervangingsonderdelen en voor de klantenservice. U vindt het typeplaatje onder de stoel van de bestuurder. Vul alle gegevens van het typeplaatje van uw machine in het onderstaande vakje in. Deze en andere gegevens van de machine vindt u in de aparte CE-conformiteitsverklaring die deel uitmaakt van deze gebruiksaanwijzing. Identificatie van het modelnummer De vijfde positie van het modelnummer geeft de serie aan. Voorbeeld: Modellnummer: 13AF91AN603 = serie 900. Afbeeldingen Vouw de pagina's met afbeeldingen en aan het begin van de gebruiksaanwijzing open. Details van afbeeldingen kunnen verschillen van de door u gekochte machine. 40 Gebruiksaanwijzing gazontractoren Voor uw veiligheid De machine juist gebruiken Deze machine is bestemd voor gebruik als: – als gazontractor voor het maaien van gazons van particuliere tuinen, – met toebehoren dat uitdrukkelijk voor deze gazontractor is toegestaan, – volgens de in deze gebruiksaanwijzing gegeven beschrijvingen en veiligheidsvoorschriften. Elk ander gebruik is geen gebruik volgens de voorschriften. Het gebruik anders dan volgens de voorschriften heeft het vervallen van de garantie en afwijzing van elke verantwoordelijkheid van de zijde van de fabrikant tot gevolg. De gebruiker is aansprakelijk voor alle schade aan derden en aan hun eigendom. Eigenmachtige veranderingen aan de machine sluiten aansprakelijkheid van de fabrikant voor daaruit voortkomende schade uit. Deze machine mag niet worden gebruikt op de openbare weg en is niet bestemd voor het vervoer van personen. Algemene veiligheidsvoorschriften Lees voor het eerste gebruik van de machine deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en volg de aanwijzingen op. Stel andere gebruikers op de hoogte van het juiste gebruik. Gebruik het apparaat alleen in de door de fabrikant voorgeschreven en geleverde technische toestand. Bewaar de gebruiksaanwijzing zorgvuldig en houd deze binnen handbereik bij elk gebruik. Geef de gebruiksaanwijzing met de machine mee aan een nieuwe eigenaar. Vervangingsonderdelen en toebehoren moeten voldoen aan de door de fabrikant vastgelegde eisen. Gebruik daarom alleen originele vervangingsonderdelen en origineel toebehoren of de door de fabrikant toegelaten vervangingsonderdelen en toebehoren. Laat reparaties uitsluitend door een gespecialiseerd bedrijf uitvoeren. Voor de werkzaamheden met de machine Bij vermoeidheid en ziekte mag het apparaat niet worden gebruikt. Personen die de machine gebruiken mogen niet onder invloed van verdovende middelen (zoals alcohol, drugs of medicijnen) staan. Personen jonger dan 16 jaar mogen deze machine niet bedienen. Plaatselijke voorschriften kunnen de minimumleeftijd van de gebruiker voorschrijven. Deze machine is niet bestemd om te worden gebruikt door personen (inclusief kinderen) met beperkt fysieke, sensorische of geestelijke vermogens, met gebrekkige ervaring en/of gebrekkige kennis, tenzij onder toezicht van een voor hun veiligheid verantwoordelijke persoon of voorzien van aanwijzingen van deze persoon ten aanzien van het gebruik van de machine. Er dient op te worden toegezien dat kinderen niet met deze machine spelen. Maak uzelf voor het begin van de werkzaamheden vertrouwd met alle voorzieningen en bedieningselementen en de functie daarvan. Bewaar brandstof alleen in daarvoor goedgekeurde tanks en nooit in de buurt van een verwarmingsbron (bijvoorbeeld een oven of warmwaterboiler). Vervang een beschadigde uitlaat, brandstoftank of tankdeksel. Koppel een aanhanger of opbouwapparaat voorzichtig vast. Opbouwapparaten, aanhangers, ballastgewichten en gevulde grasvangers beïnvloeden de rijeigenschappen, in het bijzonder de stuurbaarheid, het remvermogen en de kans op kantelen. Tijdens de werkzaamheden met de machine Draag bij werkzaamheden met of op de machine geschikte werkkleding (zoals veiligheidsschoenen, lange broek, nauw sluitende kleding, veiligheidsbril en gehoorbescherming). Gebruiksaanwijzing gazontractoren Gebruik de machine alleen in technisch onberispelijke toestand. Verander nooit de fabrieksinstellingen van de motor. Vul de tank van de machine nooit wanneer de motor loopt of heet is. Vul de tank van de machine alleen buitenshuis. Voorkom open vuur en vonkvorming en rook niet. Let voortdurend op of zich geen personen (vooral geen kinderen) of dieren bevinden in de omgeving waarin u werkt. Controleer het terrein waar u de machine gebruikt en verwijder alle voorwerpen die meegenomen en weggeslingerd kunnen worden. Zo voorkomt u gevaren voor personen en beschadiging van de machine. Maai niet op hellingen van meer dan 20%. Werkzaamheden op hellingen zijn gevaarlijk. De machine kan kantelen of wegglijden. Altijd voorzichtig beginnen met rijden en voorzichtig remmen op een helling. Als u naar beneden rijdt, langzaam rijden en op de motor remmen. Rijd nooit dwars op de helling maar altijd alleen omhoog en omlaag. Werk met de machine alleen bij daglicht of bij voldoende kunstlicht. De machine is niet toegelaten voor het vervoer van personen. Neem geen persoon mee op de machine. Altijd voor werkzaamheden aan de machine Bescherm uzelf tegen verwondingen. Voor alle werkzaamheden aan deze machine: – Zet de motor uit. – Trek de sleutel uit het contact. – Vergrendel de vastzetrem. – Wacht tot alle bewegende delen volledig tot stilstand gekomen zijn. De motor moet afgekoeld zijn. – Trek de bougiestekker los van de motor, zodat onbedoeld starten van de motor niet mogelijk is. Nederlands Na de werkzaamheden met de machine Verlaat de machine pas nadat u de motor heeft uitgezet, de vastzetrem heeft bediend en de sleutel uit het contact heeft getrokken. Veiligheidsvoorzieningen Veiligheidsvoorzieningen dienen voor uw veiligheid en moeten altijd werkzaam zijn. U mag geen veiligheidsvoorzieningen veranderen en hun werking niet opheffen. Veiligheidsvoorzieningen zijn: Grasvangvoorziening De grasvangvoorziening beschermt u tegen letsel door het snijmes of naar buiten geslingerde voorwerpen. Het apparaat mag alleen met aangebouwde grasvangvoorziening of een optionele deflector worden gebruikt. Veiligheidsblokkeersysteem Het veiligheidsblokkeersysteem maakt starten van de motor alleen mogelijk, wanneer: – de chauffeur zijn plaats op de stoel ingenomen heeft, – het rempedaal is ingedrukt resp. de vastzetrem in de parkeerstand staat, – de rijrichtinghendel resp. rijpedaal op „N” staat, – het snijmechanisme uitgeschakeld is, dus: PTO-schakelaar of PTO-hendel in de stand „Uit/Off” (PTO = Power-Take-Off). Het veiligheidsblokkeersysteem schakelt de motor uit zodra de bediener de stoel verlaat zonder dat hij de vastzetrem bedient en het maaimechanisme uitschakelt. Het veiligheidsblokkeersysteem voorkomt het maaien zonder gemonteerde deflector of grasvanger bij machines met uitworp aan de achterzijde (automatische uitschakeling van motor of maaimechanisme). Bij machines zonder OCR-functie of bij niet-geactiveerde OCRfunctie voorkomt het veiligheidsblokkeersysteem achteruitrijden met ingeschakeld maaimechanisme (automatische uitschakeling van motor of maaimechanisme). Schakel daarom bij een machine met PTO voor het achteruitrijden het maaimechanisme uit, afhankelijk van de uitvoering met de PTOschakelaar of met de PTO-hendel. Pictogrammen op de machine Op de machine bevinden zich diverse stickers met pictogrammen. De pictogrammen hebben de volgende betekenis: Let op! Lees voor de ingebruikneming de gebruiksaanwijzing! ! Houd derden uit de buurt van het gevaarlijke gebied! Verwondingsgevaar door ronddraaiende messen of onderdelen. Handen en voeten niet in openingen houden als de machine loopt. Verwondingsgevaar door ronddraaiende messen of onderdelen. Verwondingsgevaar door naar buiten geworpen gras of vaste voorwerpen. Werkzaamheden op steile hellingen kunnen gevaarlijk zijn. 41 Nederlands Gebruiksaanwijzing gazontractoren Trek voor werkzaamheden aan de maaigereedschappen de bougiestekker los! Houd vingers en voeten uit de buurt van de maaigereedschappen! Schakel de machine uit en trek de bougietrekker los voordat u de machine instelt, schoonmaakt of controleert. Let op! Explosiegevaar! Accuzuur/ Verwondingsgevaar. Trek voor alle werkzaamheden aan de machine de sleutel uit het contactslot en neem de voorschriften in deze gebruiksaanwijzing in acht. Bij het in- en uitstappen nooit op het maaimechanisme gaan staan. Waarschuwing voor heet oppervlak! Houd deze symbolen op de machine altijd in een leesbare toestand. Pictogrammen in deze gebruiksaanwijzing In deze gebruiksaanwijzing worden de volgende pictogrammen gebruikt: ! Gevaar U wordt gewezen op gevaren die samenhangen met de beschreven handeling. Er bestaat verwondingsgevaar voor personen. Let op U wordt gewezen op gevaren die met de beschreven werkzaamheden samenhangen en die materiële schade tot gevolg kunnen hebben. Opmerking Geeft belangrijke informatie en gebruikstips aan. Verwijderen van afval Verpakkingsresten, oude apparaten, enz. moeten volgens de geldende voorschriften worden afgevoerd. Plaatsaanduidingen Positieaanduidingen aan de machine (bijvoorbeeld links of rechts) altijd gezien vanuit het standpunt van de zittende chauffeur. Monteren Voordat het apparaat wordt gekanteld, moet de accu worden gedemonteerd. In deze gebruiksaanwijzing worden verschillende modellen beschreven. Er kunnen kleine verschillen zijn tussen de afgebeelde machines en uw machine. Stoel monteren Afb. 1 a) Stoel met verstelhendel b) Stoel met verstelschroef Bij gebruik als aanhanger de volgende maximumwaarden niet overschrijden: Max. helling 14% Max. steunlast aan aanhangerkoppeling 25 kg Max. aanhanglast (aanhanger en lading) 180 kg 42 Stuurwiel monteren Afb. 2  Stuurwiel (1) op stuuras steken.  Leg de onderlegring (3b) met de bolle kant naar boven neer en bevestig het stuurwiel met de schroef (3).  Breng de afschermdop (4) aan. Grasvangvoorziening monteren (afhankelijk van model)  Zie de aparte gebruiksaanwijzing voor de grasvanger. Accu in gebruik nemen Afb. 3 ! Gevaar Vergiftigings- en verwondingsgevaar door accuzuur Draag een veiligheidsbril en werkhandschoenen. Voorkom contact van de huid met accuzuur. Spoel onmiddellijk met water wanneer accuzuur in uw gezicht of ogen spat en raadpleeg vervolgens een arts. Drink veel water wanneer u accuzuur hebt ingeslikt en raadpleeg onmiddellijk een arts. Bewaar accu's buiten bereik van kinderen. Kantel de accu nooit, omdat accuzuur uit de accu kan lopen. Geef overgebleven accuzuur af bij uw vakhandel of bij een afvalverwerkingsbedrijf. Let op Brandgevaar, explosie en corrosie door accuzuur en gassen van het accuzuur! Reinig de onderdelen van de machine waarop accuzuur gespat is onmiddellijk. Accuzuur heeft een corroderende werking. Rook niet en houd brandende en hete voorwerpen uit de buurt. Laad accu's alleen in goed verlichte en geventileerde ruimten op. Voorkom kortsluiting bij werkzaamheden aan de accu. Leg geen gereed-schappen of metalen voorwerpen op de accu. Let op Houd rekening met de montagevolgorde bij los- en vastmaken van de klemmen van de accu. Montage (Afb. 3a):  Maak eerst de rode kabel (+/pluspool) en vervolgens de zwarte kabel (–/minpool) vast. Demontage:  Sluit eerst de zwarte kabel (–/minpool) en vervolgens de rode kabel (+/pluspool) aan. Gebruiksaanwijzing gazontractoren Opmerking De batterij bevindt zich onder de chauffeursstoel. Nederlands  Bij levering van „onderhoudsvrije” en „verzegelde” accu's (type 1) (accu's zonder sluitdoppen) De accu is gevuld met accuzuur en in de fabriek verzegeld. Ook een zogenaamd „onderhoudsvrije” accu vereist onderhoud om een zekere levensduur mogelijk te maken.  Houd de accu schoon.  Voorkom kantelen van de accu. Ook uit een „verzegelde” accu loopt elektrolytvloeistof wanneer de accu gekanteld wordt.  Laad de accu voor de eerste ingebruikneming 1 tot 2 uur op met een acculader (maximale laadstroom 12 volt, 6 ampère). Trek na het laden eerst de netstekker uit het oplaadapparaat en maak vervolgens de klemmen van de accu los (zie ook gebruiksaanwijzing van het oplaadapparaat). Bij levering van een ongevulde accu (type 2) (accu met sluitdoppen)  Neem de sluitdoppen van de accucellen (Afb. 3b).  Vul elke cel langzaam met accuzuur tot 1 cm onder de vulopening.  Laat de accu 30 minuten staan zodat het lood het accuzuur kan opnemen.  Controleer het zuurpeil. Voeg eventueel accuzuur toe.  Laad de accu voor de eerste ingebruikneming 2 tot 6 uur op met een acculader (maximale laadstroom 12 volt, 6 ampère). Trek na het laden eerst de netstekker uit het oplaadapparaat en maak vervolgens de klemmen van de accu los (zie ook gebruiksaanwijzing van het oplaadapparaat).  Breng de sluitdoppen van de accucellen aan.  Monteer de accu in de machine.    Verwijder de blinde sluiting van de ontluchting van de accu. Steek de ontluchtingsslang vast en geleid deze in de machine naar beneden. Zorg ervoor dat de slang ongehinderd verloopt! (Afb. 3c) Klem eerst de rode kabel (+) en vervolgens de zwarte kabel (–) vast. De accu hoeft later alleen met gedestilleerd water te worden gevuld (controle elke 2 maanden). Houd de accu schoon. Bedienings- en weergaveelementen Let op! Schade aan de machine Hier worden eerst de functies van de bedienings- en indicatieelementen beschreven. Bedien nog geen van de beschreven functies. Contactslot (afhankelijk van model) Afb. 4 Starten: draai de sleutel naar rechts tot de motor loopt. Laat de sleutel vervolgens los. Sleutel staat op Stoppen: Sleutel naar links op draaien. Opmerking Bij een contactslot met lichtstand wordt het licht ingeschakeld wanneer de contactsleutel na het starten van de motor in deze stand wordt teruggezet. Contactslot met OCR-functie (afhankelijk van model) Afb. 5 Dit contactslot is voorzien van een OCR-functie (door de gebruiker bestuurd achteruit maaien). Starten: draai de sleutel naar rechts tot de motor loopt. Laat de sleutel vervolgens los. Sleutel staat op (normale stand) en staat voorwaarts maaien toe. OCR-stand: sleutel naar links van normale stand op stand voor achteruit maaien draaien en op de schakelaar (1) drukken. De controlelamp (2) brandt en geeft aan dat er nu achteruit en vooruit met de machine kan worden gemaaid. Stoppen: draai de sleutel naar links op . Opmerking Gebruik de OCR-functie alleen indien beslist noodzakelijk en werk anders in de normale stand. De OCR-functie wordt automatisch uitgeschakeld zodra de sleutel in de nulstand wordt gedraaid of de motor wordt uitgeschakeld (stopstand of uitschakeling van de motor door het veiligheidsblokkeersysteem). Choke (afhankelijk van uitvoering) Afb. 6 Trek de choke uit voor een start met een koude motor (Afb. 6a) of zet de gashendel in stand (Afb. 6b). Gashendel Afb. 7 Stel het motortoerental traploos in. Snel motortoerental = . Laag motortoerental = . Rempedaal Afb. 8 Het rempedaal kan worden gebruikt voor snel afremmen, activeren en deactiveren van de vastzetrem en voor het uitschakelen van de tempomat. Rijrichtinghendel (alleen bij modellen met Auto-Driveaandrijving) Afb. 9 De instellingen mogen alleen worden gewijzigd als de tractor stilstaat. Druk hiervoor het rempedaal helemaal in en houd dit ingedrukt. Vooruit = hendel op „F/ ” Vrijloop = hendel op „N” Achteruit = hendel op „R/ ” 43 Nederlands Instelhendel voor maaihoogte Afb. 10 Met de hendel (A) de verschillende maaihoogtestanden instellen (1 tot max. 12 – afhankelijk van model). Stand 1 = kleinste maaihoogte – maaimechanisme helemaal omlaag. Stand 12 * = grootste maaihoogte – maaimechanisme helemaal omhoog. (* Afhankelijk van model. Hoogste getal komt overeen met de grootste maaihoogte.) Opmerking Afhankelijk van het model is de instelschuif uitgerust met een instelbare positieaanduiding (B). Deze dient om de gewenste maaihoogte snel te kunnen vinden. PTO-schakelaar (afhankelijk van model) Afb. 11 Met de PTO-hendel wordt het maaimechanisme mechanisch in en uitgeschakeld. Maaimechanisme uitschakelen = hendel uit uitsparing duwen en helemaal naar achteren trekken. Maaimechanisme inschakelen = hendel langzaam naar voren duwen en in de uitsparing vastklikken. PTO-schakelaar (afhankelijk van model) Afb. 12 Met de PTO-schakelaar wordt het maaimechanisme via een elektromechanische koppeling in- en uitgeschakeld. Inschakelen = trek aan de schakelaar. Uitschakelen = druk op de schakelaar. Aanwijzing: Bij automatische uitschakeling door het veiligheidsblokkeersysteem (bijvoorbeeld achteruitrijden met ingeschakeld maaimechanisme) moet de schakelaar eerst in de stand „uit” en vervolgens weer in de stand „aan” worden gezet om de blokkering van de koppeling op te heffen. 44 Gebruiksaanwijzing gazontractoren Vastzetrem/Tempomat Afb. 13 Deze schakelaar heeft bij enkele modellen een dubbele functie: Bedien de vastzetrem : Duw het rempedaal helemaal in en druk op de schakelaar. Vastzetrem losmaken: Duw het rempedaal helemaal in. De schakelaar komt los. Tempomat inschakelen (afhankelijk van model): Tijdens het rijden de schakelaar indrukken. De op dit tijdstip gekozen voorwaartse snelheid (echter niet de maximumsnelheid) wordt aangehouden. U kunt uw voet van het rijpedaal nemen. Bij het bedienen van het rijpedaal of het rempedaal wordt de Tempomat automatisch uitgeschakeld. Rijpedaal voor machine met hydrostaataandrijving Afb. 14 Stel met het rijpedaal de snelheid traploos in en verander van rijrichting: Vooruit = duw het rijpedaal naar voren (in de rijrichting ). Hoe verder naar voren, hoe sneller. Stoppen (voor het stilzetten van de machine en bij het veranderen van richting) = rijpedaal loslaten (stand N). Achteruit = duw het rijpedaal naar achteren (tegen de rijrichting . Hoe verder naar achteren, hoe sneller. Rijpedaal voor machine met autodrive aandrijving Afb. 15 Stel met het rijpedaal de snelheid traploos in: – Zet de rijrichtinghendel in stand „F” (vooruit) ( ) of „R” (achteruit) ( ). – Duw het rijpedaal naar voren. Hoe verder naar voren, hoe sneller. Transmissieontgrendeling voor machines met hydrostaataandrijving Afb. 16 Duwen van de machine terwijl de motor uitgeschakeld is. Afhankelijk van model:  Hendel uittrekken en omlaag drukken (Afb. 16a). Hendel omhoog duwen en indrukken als u wilt rijden. of  Hendel uittrekken en omhoog drukken (Afb. 16b). Hendel omlaag duwen en indrukken als u wilt rijden. De hendel bevindt zich op de achterwand van de machine. Combinatie-indicatie (afhankelijk van model) Afb. 17 De combinatie-indicatie kan bestaan uit de volgende elementen, afhankelijk van de uitvoering: Oliedruk (1): Als de indicatielamp brandt terwijl de motor loopt, dient u de motor onmiddellijk uit te schakelen en het oliepeil te controleren. Laat de machine indien nodig nazien. Rem (2): De indicatielamp brandt als bij het starten van de motor het rempedaal niet is ingedrukt resp. de vastzetrem niet is vergrendeld. Schakel het maaiwerk (PTO) (3) uit: De indicatielamp brandt als bij het starten van de motor het maaiwerk (PTO) niet uitgeschakeld is. Oplaadindicatie accu (4): Wanneer de controlelamp brandt terwijl de motor loopt, wordt de accu onvoldoende opgeladen. Laat de machine indien nodig nazien. Bedrijfsurenteller (5): Geeft bij ingeschakelde ontsteking het tot dusver bereikte aantal bedrijfsuren aan. Ampèremeter (6): Geeft de laadstroom van de dynamo voor de accu aan. Gebruiksaanwijzing gazontractoren Optionele functies: – Als de ontsteking wordt ingeschakeld, wordt kort de accuspanning weergegeven. Vervolgens wordt het aantal bedrijfsuren weergegeven. Bedrijfsuren worden altijd geteld, behalve wanneer de contactsleutel op „Stop” staat of uit het contact is getrokken. – Elke 50 bedrijfsuren (afhankelijk van de uitvoering) wordt 5 minuten lang in het display een indicatie voor het verversen van de olie „CHG/OIL” weergegeven. Deze melding wordt de volgende 2 bedrijfsuren weergegeven. Zie het motorhandboek voor intervallen voor het verversen van de olie. Stoel (afhankelijk van model) Afb. 18 a) Trek aan de hendel en stel de stoel in. of b) Verstelschroef losdraaien, stoel instellen en verstelschroef weer vastdraaien. Peilindicatie voor grasvanger (afhankelijk van model) Afb. 19 De niveausensor meet tijdens het maaien hoe vol de grasvanger is. Als de grasvanger vol is, klinkt het geluidssignaal en moet de grasvanger worden leeggemaakt. Schakelaar voor vangmandhefvoorziening (afhankelijk van model) Afb. 20 De schakelaar (A) dient voor het elektromechanisch openen en sluiten van de grasvanger. Bediening – zie aparte bedieningshandleiding „Grasvanger”. Licht (afhankelijk van model) Afb. 21 Koplamp inschakelen = schakelaar op „ON”. Sommige modellen hebben geen lichtschakelaar. Nederlands De koplampen branden zolang de motor loopt of de contactsleutel in stand wordt gezet (afhankelijk van het model). Indicatie tankinhoud (afhankelijk van model) Afb. 22 Geeft in het kijkvenster het peil van de brandstoftank aan. Hendel voor ontgrendeling van opvangmand (afhankelijk van model) Afb. 23 De hendel dient voor het losmaken en verwijderen van de grasvangvoorziening. Bediening – zie aparte bedieningshandleiding „Grasvanger”. Dashboardvak (afhankelijk van model) Afb. 24 Dient als opbergbak en is afhankelijk van de uitvoering uitgerust met een stopcontact van 12 V. Hendel voor reiniging van de uitwerpschacht (afhankelijk van model) Afb. 25 Maaien van te hoog of nat gras kan leiden tot een overmatige ophoping of verstopping van gras in de uitwerpschacht. Dit leidt ertoe dat de grasvangvoorziening niet voldoende of niet meer wordt gevuld. De verstopping in de uitwerpschacht bij lopend maaiwerk en gemonteerde grasvangvoorziening als volgt verhelpen:  Machine stoppen en vastzetrem vergrendelen.  Maaiwerk in de bovenste stand zetten.  Aan hendel trekken om verstopping los te maken. Afhankelijk van de verstoppingsgraad moet de hendel onder bepaalde omstandigheden meermaals worden bediend.  Hendel weer omlaag duwen.  Beweeg het maaimechanisme omlaag.  Maaien voortzetten. Bediening Neem ook de aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing van de motor in acht. ! Gevaar Verwondingsgevaar Personen, kinderen of dieren mogen zich bij het maaien nooit in de buurt van de machine bevinden. Ze kunnen gewond raken door naar buiten geslingerde stenen en dergelijke. Kinderen mogen de machine nooit bedienen. Wees bijzonder voorzichtig bij achteruit maaien (machines met OCR-schakelaar). Er mogen zich geen personen in de buurt van de machine bevinden. Maak de grasvanger nooit leeg wanneer het maaimechanisme loopt. Maak de grasbak nooit leeg als het maaimechanisme in beweging is. Bij het maaien op steile hellingen kan de machine kantelen en u kunt gewond raken. Rijd nooit dwars op een helling, maar altijd omhoog en omlaag. Rijd alleen op aflopend terrein met een hellingspercentage van maximaal 20%. Keer niet op een helling. Bij het maaien van vochtig gras kan de machine door verminderde grip op de ondergrond slippen en u kunt vallen. Maai alleen wanneer het gras droog is. Te hoge snelheid kan het gevaar voor ongevallen verhogen. Houd voldoende afstand bij het maaien langs randen, bijvoorbeeld in de buurt van steile hellingen, onder bomen of langs struiken en heggen. Weer bijzonder voorzichtig wanneer u achteruit rijdt. Controleer het terrein waar u de machine gebruikt en verwijder alle voorwerpen die meegenomen en weggeslingerd kunnen worden. Als het maaigereedschap een voorwerp (bijvoorbeeldeen steen) raakt of als de machine ongewoon begint te trillen: Zet de motor uit. Machine vóór verder gebruik door een gespecialiseerde werkplaats op schade laten onderzoeken. 45 Nederlands Ga bij een sikkelmaaier nooit voor de grasuitwerpopeningen staan. Houd nooit uw handen of voeten onder draaiende delen. Zet de motor uit en trek de sleutel uit het stopcontact en de stekker los van de bougie voordat u verstoppingen uit de uitwerpopening verwijdert. Gebruik de machine niet bij slechte weersomstandigheden of bij kans op regen of onweer. Gevaar voor verstikking door koolmonoxide Laat de verbrandingsmotor alleen buitenshuis lopen. Explosie- en brandgevaar Brandstof- en benzinedampen zijn explosief en brandstof is zeer brandbaar. Vul de tank met brandstof voordat ude motor start. Houd de brandstoftank gesloten wanneer de motor loopt of nog heet is. Vul alleen brandstof bij nadat de motor is uitgeschakeld of afgekoeld. Voorkom open vuur en vonkvorming en rook niet. Vul de tank van de machine alleen buitenshuis. Start de motor niet als er brandstof overgelopen is. Machine verwijderen van de plaats waar de brandstof is gemorst en wachten totdat de brandstofdampen vervluchtigd zijn. Ter voorkoming van brandgevaar dient u de volgende delen vrij van gras en naar buiten komende olie te houden: motor, uitlaat, accu en brandstoftank. ! Gevaar Verwondingsgevaar door defecte machine Gebruik de machine alleen in onberispelijke toestand. Controleer de machine voor elk gebruik op zichtbare gebreken. Controleer in het bijzonder veiligheidsvoorzieningen en het maaimechanisme met houder, bedieningselementen en schroefverbindingen op beschadigingen en stevig vastzitten. Vervang beschadigde delen voor het gebruik. 46 Gebruiksaanwijzing gazontractoren Gebruikstijden Neem de geldende voorschriften met betrekking tot gebruikstijden in acht (vraag eventueel na bij uw gemeente). Motor starten   Tanken en oliepeil controleren Opmerking De motor is in de fabriek reeds met olie gevuld. Controleer het oliepeil en voeg indien nodig olie toe.  Tank loodvrije benzine (Afb. 26) Zie gebruiksaanwijzing van de motor.  Vul de brandstoftank tot maximaal 2 cm onder de rand van de vulopening.  Sluit de brandstoftank stevig.  Controleer het oliepeil (Afb. 27). Het oliepeil moet tussen de markeringen „FULL/Max.” en „ADD/Min.” liggen (zie ook de gebruiksaanwijzing van de motor.      Bandendruk controleren Opmerking Om productieredenen kan de bandendruk hoger dan vereist zijn.  Bandendruk controleren. Indien nodig corrigeren (zie gedeelte „Onderhoud”): – voren: 0,8 bar – achteren: 0,7 bar Stoel van de chauffeur instellen  Zet de stoel in de gewenste stand. Instelling van de maaiwerkwielen (indien aanwezig) Afb. 28 De maaiwerkwielen moeten in de laagste maaiwerkstand altijd minstens 6–12 mm boven de grond staan. De maaiwerkwielen zijn er niet voor geconstrueerd om de last van het maaiwerk te dragen. Indien nodig gelijkmatig verplaatsen.   Neem plaats op de chauffeurstoel. Maaimechanisme uitschakelen: bij machines met PTO (Afb. 11 resp. Afb. 12): PTO uitschakelen en maaimechanisme omhoog zetten. Rempedaal (Afb. 8) helemaal indrukken en vasthouden resp. de vastzetrem vergrendelen (Afb. 13). Zet de rijhendel (Afb. 9) op „N”. Machine met hydrostatische aandrijving staan in de stand „N” als het rijpedaal niet wordt bediend (Afb. 14). Zet de gashendel (Afb. 7) op . Trek bij een koude motor de choke uit of zet de gashendel op (Afb. 6). Draai de contactsleutel (Afb. 4/5) op tot de motor loopt (startpoging max. 5 seconden, wacht 10 seconden voor de volgende poging). Zet de contactsleutel op / wanneer de motor loopt. Zet de choke langzaam terug (Afb. 6). Zet de gashendel (Afb. 7) terug tot de motor loopt. Motor stoppen      Zet de gashendel (Afb. 7) op de middelste gasstand. Laat de motor ca. 20 secondenlopen. Zet de contactsleutel (Afb. 4/5) op . Trek de sleutel uit het contactslot. Vergrendel de vastzetrem voordat u de machine verlaat. Rijden ! Gevaar Abrupt beginnen met rijden, plotseling stoppen en rijden met te hoge snelheid vergroot het gevaar voor ongevallen en kan leiden tot schade aan het apparaat. Verstel de stoel nooit tijdens het rijden. Gebruiksaanwijzing gazontractoren Nederlands Opmerking Wees bijzonder voorzichtig bij het achteruit rijden. Verander nooit van rijrichting zonder de machine eerst tot stilstand te brengen.  Start de motor zoals aangegeven.  Zet de rijrichtinghendel (alleen bij autodrive-aandrijving) in de juiste stand.  Maak de vastzetrem los: druk het rempedaal helemaal in en laat het weer los.  Bedien het rijpedaal langzaam tot de gewenste snelheid wordt bereikt. Machine met autodriveaandrijving Machine stilzetten Algemeen   Laat het rijpedaal los. Trap op het rempedaal tot de machine stilstaat. Maaien    Bij normaal maaien / (zie bediening contactslot): Schakel het maaimechanisme uit voordat u achteruit rijdt en zet het omhoog. Bij achteruit maaien (zie bediening contactslot): wees bijzonder voorzichtig bij het achteruit maaien, maai alleen achteruit indien beslist nodig. Verander niet van rijrichting als de machine rolt of rijdt.        Let er bij de instelling van de maaihoogte en rijsnelheid op dat de machine niet overbelast wordt. De maaihoogte en de rijsnelheid moeten worden aangepast aan de lengte, de aard en de vochtigheid van het te maaien gras om het gras probleemloos met een grasvanger op te kunnen vangen. Wanneer verstoppingen optreden, dient u de rijsnelheid te verminderen en de maaihoogte groter in te stellen. Machine wegzetten   Aanwijzing: Bij machines met achterwaartse uitworp mag er alleen met een gemonteerde grasvanger of deflector worden gemaaid.  Machine met hydrostaataandrijving        Start de motor zoals aangegeven. Zet de gashendel op voor voldoende afgegeven vermogen. Schakel het maaimechanisme in. Beweeg het maaimechanisme omlaag. Maak de vastzetrem los: druk het rempedaal helemaal in en laat het weer los. Kies met rijpedaal de voorwaartse rijrichting en snelheid (door langzaam bedienen). De machine rijdt. Start de motor zoals aangegeven. Zet de gashendel op voor voldoende afgegeven vermogen. Schakel het maaimechanisme in. Beweeg het maaimechanisme omlaag. Zet de rijrichtinghendel op „F” (vooruit). Maak de vastzetrem los: druk het rempedaal helemaal in en laat het weer los. Kies met het rijpedaal de voorwaartse snelheid (door langzaam bedienen). De machine rijdt.    Machine stilzetten. Schakel het maaimechanisme uit. Zet de gashendel op de middelste gasstand. Zet het maaimechanisme helemaal omhoog. Zet het contactslot na 20 seconden op . Trek de sleutel uit het contactslot. Vergrendel de vastzetrem voordat u de machine verlaat. Machines met hydrostataandrijving duwen Afb. 16 Duw de machine alleen als de motor is uitgeschakeld.  Maak de vastzetrem los.  Transmissie ontgrendelen (afhankelijk van model): – Hendel uittrekken en omlaag drukken (Afb. 16a). of – Hendel uittrekken en omhoog drukken (Afb. 16b). Zet de transmissieontgrendelingshendel terug voordat u de motor start. Mulchen Met het juiste toebehoren kunt u met verschillende machines ook mulchen. Vraag naar het toebehoren bij uw vakhandel. Grasvangvoorziening leegmaken (afhankelijk van model) Zie de aparte gebruiksaanwijzing voor de grasvanger. Tips voor het verzorgen van het gazon Maaien Gazon bestaat uit verschillende soorten gras. Als u vaak maait, bevordert dit de groei van gras met stevige wortels. Als u minder vaak maait, bevordert dit de groei van lang gras en planten als klaver en madeliefjes. De normale hoogte van een gazon bedraagt 4 tot 5 cm. Maai slechts een derde 1/3 van de totale hoogte. Dus bij 7–8 cm op normale hoogte knippen. Het gazon niet korter maaien dan 4 cm omdat het anders bij droog weer beschadigd raakt. Lang gras (bijvoorbeeld na de vakantie) in verschillende beurten tot normale lengte maaien. Mulchen (met toebehoren) Het gras wordt bij het maaien in kleine stukjes van ca. 1 cm gesneden en blijft liggen. Zo blijven veel voedingsstoffen voor het gras bewaard. Voor een optimaal resultaat moet het gazon altijd kort worden gehouden. Zie ook het gedeelte „Maaien”. Neem de volgende aanwijzingen in acht bij het mulchen: – Maai geen nat gras. – Maai nooit meer dan 2 cm van de totale lengte van het gras. – Rijd langzaam. – Gebruik het maximale toerental. – Reinig het maaimechanisme regelmatig. 47 Nederlands Transporteren Rijd slechts korte stukjes met de gazontractor als u naar een andere plaats om te maaien rijdt. Gebruik voor grote stukken een transportvoertuig. Opmerking: de machine mag niet worden gebruikt op de openbare weg. Korte stukken ! Gevaar Door het maaimechanisme kunnen voorwerpen worden meegenomen en weggeslingerd. Dit kan schade veroorzaken.  Schakel de maaimessen uit voordat u met de machine rijdt. Lange stukken Let op Transportschade De gebruikte transportmiddelen (bijvoorbeeld transportvoertuig, laadperron) moeten volgens bestemming worden gebruikt. Zie hiervoor de bijbehorende gebruiksaanwijzing. De machine moet voor het gebruik worden vastgezet zodat deze niet kan wegglijden. Gevaar voor het milieu door lekkende brandstof Vervoer de machine niet in een gekantelde positie.      Zet een transportvoertuig gereed. Breng de laadplank aan op het transportvoertuig. Duw de machine in de vrijloop met de hand op het laadvlak (ontgrendel de aandrijving bij een machine met een hydrostaataandrijving). Vergrendel de vastzetrem. Voorkom wegglijden van de machine. Onderhoud/reiniging ! Gevaar Verwondingsgevaar door onbedoeld starten van de motor! Bescherm uzelf tegen verwondingen. Voor alle werkzaamheden aan deze machine: 48 Gebruiksaanwijzing gazontractoren – – – – Zet de motor uit. Trek de sleutel uit het contact. Vergrendel de vastzetrem. Wacht tot alle bewegende delen volledig tot stilstand gekomen zijn. De motor moet afgekoeld zijn. – Trek de bougiestekker van de motor los op onbedoeld starten van de motor te voorkomen. Reiniging Let op Gebruik voor het reinigen geen hogedrukreiniger. De machine reinigen     Reinig de machine bij voorkeur meteen na het maaien. Plaats de machine op een stevige en vlakke ondergrond. Zet de rijrichtinghendel op „F” of „R” (niet bij alle modellen). Vergrendel de vastzetrem. Opmerking Bij gebruik van de machine in de winter bestaat een bijzonder groot roest- en corrosiegevaar. Reinig de machine na elk gebruik grondig. Maaimechanisme reinigen ! Gevaar Verwondingsgevaar door scherp maaimes! Draag werkhandschoenen. Bij machines met meer dan één maaimes kan de beweging van een maaimes tot het draaien van de andere messen leiden. Reinig de maaimessen voorzichtig. Let op Motorschade Kantel de machine niet meer dan 30°. De brandstof kan in de verbrandingsruimte lopen en tot motorschade leiden.   Zet het maaimechanisme helemaal naar boven. Maak de maairuimte schoon met een borstel, handveger of doek. Maaimechanisme met reinigingssproeier (afhankelijk van model) Afb. 29 Stel de machine op een vlakke ondergrond zonder grind, stenen etc. en bedien de vastzetrem. 1. Bevestig een waterslang met een in de handel verkrijgbare snelkoppeling op de reinigingssproeier. Waterkraan opendraaien. 2. Start de motor. 3. Maaiwerk neerlaten en enkele minuten inschakelen. 4. Maaiwerk en motor uitschakelen. 5. Verwijder de waterslang. Herhaal stap 1 t/m 5 bij de tweede reinigingsproeier (indien aanwezig). Na beeindiging van de reinigingswerkzaamheden (stap 1–5):  Zet het maaimechanisme helemaal omhoog.  Motor starten en maaiwerk gedurende enkele minuten inschakelen om het maaiwerk te drogen. Grasvanger reinigen Opmerking Zie de aparte gebruiksaanwijzing voor de grasvanger.  Verwijder de grasvanger en maak deze leeg.  De grasvanger kan met een krachtige waterstraal (tuinslang) gereinigd worden.  Laat de grasvanger voor het volgende gebruik grondig drogen. Onderhoud Neem de onderhoudsvoorschriften in het handboek voor de motor in acht. Laat de machine aan het einde van het seizoen nazien en onderhouden door een onderhoudsbedrijf. Let op Gevaar voor het milieu door motorolie! Geef na het verversen van de olie de oude olie af bij een inzamelplaats voor oude olie of bij een afvalverwerkingsbedrijf. Gebruiksaanwijzing gazontractoren Gevaar voor het milieu door accu's Lege accu's horen niet bij het huisvuil. Verwijder de accu voordat u de machine naar de sloop brengt. Demonteer de accu voordat de machine naar de sloop gaat. Nederlands    Rode starthulpkabel aan de pluspool (+) van de lege en de voedende accu vastklemmen. De zwarte starthulpkabel eerst aan de minpool (–) van de voedende accu vastklemmen. De andere klem aan het frame van het motorblok van de tractor met de lege accu (liefst zo ver mogelijk van de accu verwijderd) vastklemmen. Opmerking Als de voedende accu in een voertuig is ingebouwd, mag dit voertuig tijdens de startondersteuning niet worden gestart.  Start de tractor met de lege accu en trek de vastzetrem aan.  Maak klemmen van de starthulpkabels in de omgekeerde volgorde los. Bandendruk Let op De maximaal toegestane bandendruk (zie zijkant van de band) mag nooit worden overschreden. Ga bij het oppompen niet voor of op de band staan. De geadviseerde bandendruk bedraagt: voren: 0,8 bar achteren: 0,7 bar Bij een hogere bandendruk neemt de levensduur van de banden af. Controleer de bandendruk altijd voordat u met de machine rijdt. Na 5 bedrijfsuren  Voor het eerst motorolie verversen. Zie het motorhandboek voor overige intervallen.  Na 10 bedrijfsuren  Gebruik van een starthulpkabel ! Gevaar Nooit een defecte of bevroren accu met een starthulpkabel overbruggen. Let erop dat de machines en de kabelklemmen elkaar niet raken en de ontstekingen uitgeschakeld zijn. Gebruik de Quick-oliegoot (Afb. 30) (optioneel) voor het aftappen van de olie. Smeer alle draaipunten en lagers van het rij- en rempedaal met enkele druppels dunne olie.  Elke 25 bedrijfsuren    Smeer de smeernippels van alle mesassen, spanrollen en spanrolhouders met vet type 251H EP. Laat deze werkzaamheden door een gespecialiseerd bedrijf uitvoeren. Smeer de smeernippels van de wiellagers en assen van de voorwielen met universeel vet. Smeer de smeernippels van het maaiwerk met universeel vet. Elke 50 bedrijfsuren  Laat vuil en grasresten van de motoroverbrenging door een reparatiebedrijf verwijderen. Elke 2 maanden Alleen nodig bij accu's van type 2: vul de accucellen tot 1 cm onder de vulopening met gedestilleerd water. Bij behoefte Accu opladen Als u de machine lange tijd niet gebruikt, wordt geadviseerd om de accu uit de machine te demonteren en voor het opbergen, tijdens het opbergen elke twee maanden en voor het opnieuw in gebruik nemen op te laden. Opmerking Neem de beschrijving in de gebruiksaanwijzing van het accuoplaadapparaat in acht. Vervang de zekering  Vervang defecte zekeringen alleen door zekeringen van dezelfde sterkte. Eenmaal per seizoen   De tanden van de stuurtransmissie met universeel vet smeren. Scharnieren van het stuurmechanisme met enkele druppels lichte olie smeren.   Alle draaipunten en lagers (bedieningshendels en hoogteinstelling van het maaiwerk) met enkele druppels lichte olie smeren. Bougie reinigen en ontstekings afstand instellen, of indien nodig bougie vervangen. Zie het handboek bij de motor. Laat de assen van de achterwielen door een reparatiebedrijf smeren met speciaal (waterafstotend) vet. Maaimessen door een vakman laten slijpen of vervangen. Stilzetten Let op Schade aan de machine Berg de machine op nadat de motor is afgekoeld en alleen in een schone en droge ruimte. Bescherm de machine beslist tegen roest wanneer u deze voor lange tijd wegzet, bijvoorbeeld in de winter. Na het seizoen of wanneer de machine langer dan een maand niet gebruikt wordt:  Machine en grasbak reinigen.  Veeg alle metaaldelen ter bescherming tegen roest af met een met olie bevochtigde doek of spuit deze in met oliespray.  Laad de accu op met een acculader.  Als de machine tijdens de winter wordt opgeborgen, moet de accu worden opgeladen en op droge en koele plaats (beschermd tegen vorst) worden bewaard. Laad de accu elke 4 tot 6 weken en voor het opnieuw monteren op.  Tap de brandstof af (alleen buitenshuis) en zet de motor stil zoals beschreven in het handboek van de motor.  Pomp de banden op volgens de gegevens op de desbetreffende band. Pomp banden zonder gegevens op de band op met een druk van 0,9 bar.  Berg de machine op in een schone en droge ruimte. 49 Nederlands Garantie Onze garantiebepalingen resp. de garantiebepalingen van de importeur zijn van toepassing. Storingen aan uw machine verhelpen wij kosteloos in het kader van de garantie, voor zover een materiaal- of productiefout daarvan de oorzaak is. Neem voor de garantie contact op met uw leverancier of met de vestiging bij u in de buurt. Informatie over de motor De fabrikant van de motor is aansprakelijk voor alle kwesties met betrekking tot de motor, wat betreft het vermogen, de vermogensmeting, de technische gegevens, de garantie en de service. Informatie vindt u de apart meegeleverde gebruiksaanwijzing van de motor. Probleem De starter draait niet. Gebruiksaanwijzing gazontractoren Hulp bij storingen ! Gevaar Verwondingsgevaar door onbedoeld starten van de motor! Bescherm uzelf tegen verwondingen. Voor alle werkzaamheden aan deze machine: – Zet de motor uit. – Trek de sleutel uit het contact. – Vergrendel de vastzetrem. – Wacht tot alle bewegende delen volledig tot stilstand gekomen zijn. De motor moet afgekoeld zijn. – Trek de bougiestekker los van de motor, zodat onbedoeld starten van de motor niet mogelijk is. Storingen van de werking van uw machine hebben vaak een eenvoudige oorzaak, die zelf kunt opsporen en verhelpen. Bij twijfel helpt een gespecialiseerd bedrijf u graag verder. Mogelijke oorzaak Zekering doorgeslagen. Accu niet correct aangesloten. De starter draait niet. Accu leeg of bijna leeg. Veiligheidsblokkeersysteem is geactiveerd. Losse massakabel tussen motor en frame. 50 Oplossing Als u de machine wilt starten, neemt u plaats op de stoel en drukt u het rempedaal helemaal in of vergrendelt u de vastzetrem. Schakel het maaimechanisme uit bij een machine met PTO-schakelaar of hendel. Monteer bij machines met achterwaartse uitworp de grasvanger of deflector. Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van de accu en de zwarte kabel op de minpool (–). Afhankelijk van accutype vloeistofpeil in de accu controleren. Eventueel vullen met gedestilleerd water tot 1 cm onder de vulopening. Laad vervolgens de accu op. Vervang de zekering. Wanneer de zekering opnieuw doorslaat, moet de oorzaak worden opgespoord (meestal kortsluiting). Sluit de massakabel aan. Gebruiksaanwijzing gazontractoren Nederlands Probleem Mogelijke oorzaak Starter draait, maar motor start niet. Verkeerde stand van choke en gashendel. Carburateur krijgt geen brandstof, brandstoftank leeg. Defecte of vuile bougie. Geen ontstekingsvonk. Motor walmt. Te veel motorolie in de motor. Motor defect. Sterke trillingen. Beschadigde messenas of defect maaimes. Maaimechanisme werpt geen gras uit of maait onzuiver. Motortoerental te laag. Rijsnelheid te hoog. Maaimessen stomp. Motor loopt, maaimechanisme maait niet. V-riem gescheurd. Oplossing Bedien de choke. Zet de gashendel op Vul met brandstof. . Controleer de bougie. Zie het handboek voor de motor. Laat de ontsteking door een gespecialiseerd bedrijf controleren. Schakel de machine onmiddellijk uit. Controleer het motoroliepeil. Schakel de machine onmiddellijk uit. Laat de motor door een gespecialiseerd bedrijf controleren. Schakel de machine onmiddellijk uit. Laat defecte onderdelen door een gespecialiseerd reparatiebedrijf vervangen. Geef meer gas. Stel een lagere snelheid in. Laat de maaimessen door een gespecialiseerd bedrijf slijpen of vervangen. Laat de V-riem door een gespecialiseerd bedrijf vervangen. 51
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176

Wolf Garten EXPERT 105.220 H Original Operating Instructions

Categorie
Grasmaaiers
Type
Original Operating Instructions