Toro 44" Side Discharge Mower, Groundsmaster 120 Handleiding

Type
Handleiding
Bedieningshandleiding
Dutch (NL)
Form No. 3325-458
44 Maaimachine
Groundsmaster
120 Werktuig
Modelnr. 30546—21000001 en hoger
2
Alle rechten voorbehouden
Gedrukt in de VS
2000 door The Toro Company
8111 Lyndale Avenue South
Bloomington, MN 55420-1196
Inhoud
Blz.
Inleiding 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Hellingsdiagram 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheids- en instructiestickers 5. . . . . . . . . . . . .
Montage 6. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Losse onderdelen 6. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Zwenkwielen monteren 6. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Draagframe en maaidek bevestigen aan
de tractie-eenheid 7. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Drijfriem monteren 7. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maaidek monteren 8. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gebruiksaanwijzing 8. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bediening van de aftakas 8. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Werktuighefhendel 8. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Zijafvoer of fijnmaken van gras 9. . . . . . . . . . . . .
Maaihoogte afstellen 9. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maaitips 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud 11. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Aanbevolen onderhoudsschema 11. . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van het maaimes 11. . . . . . . . . . . . . . . .
Ongelijke meshoogten corrigeren 13. . . . . . . . . . . .
Schuinstand van de maaimachine
(lengterichting) 13. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Horizontaal stellen van de maaimachine 14. . . . . . .
Lagers en lagerbussen smeren 14. . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de versnellingsbak 15. . . . . . . . . . .
Maaidekriem vervangen 15. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Aandrijfriem vervangen 16. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Spanning van de poelie van het maaidek
afstellen 17. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Lagerbussen van de zwenkwielvork vervangen 18. . .
Onderhoud van zwenkwielen en lagers 18. . . . . . . .
Veiligheidsscherm vervangen 19. . . . . . . . . . . . . . .
Stalling 19. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Storingen, oorzaak en remedie 20. . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding
Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de
machine goed kunt gebruiken en onderhouden. De
informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen
om letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige
producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk
voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende
informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een
erkende Toro-dealer of met de klantenservice van Toro. U
dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer
van het product te vermelden. De locatie van het plaatje
met het modelnummer en het serienummer van het
product is aangegeven op Figuur 1.
1
m-2571
Figuur 1
1. Locatie van het modelnummer en het serienummer
U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in
de ruimte hieronder:
Modelnr.:
Serienr.:
In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke
gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere
aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel
van u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar,
Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het
risico aan. Ga als regel altijd uiterst voorzichtig te werk.
Gevaar duidt op een zeer gevaarlijke situatie die zwaar
lichamelijk letsel of de dood tot gevolg zal hebben
wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden
genomen.
Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die zwaar
lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben
wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden
genomen.
Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht
letsel tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheids-
voorschriften niet in acht worden genomen.
Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt
om u op belangrijke informatie te wijzen. Belangrijk
attendeert u op bijzondere technische informatie en
Opmerking: duidt algemene informatie aan die uw
bijzondere aandacht verdient.
3
Hellingsdiagram
BRENG DEZE RAND IN LIJN MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK
(BOOM, GEBOUW, PAAL, ENZ.)
LANGS DE DAARTOE BESTEMDE LIJN VOUWEN
VOORBEELD:
VERGELIJK HELLING
MET OMGEVOUWEN
RAND.
4
5
Veiligheids- en instructiestickers
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder
en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of
verdwenen stickers.
Onderdeelnr. 93-7316
1. Machine kan voorwerpen
uitwerpen—Houd om-
standers op een afstand
2. De machine kan voor-
werpen uitwerpen—Zorg
ervoor dat het veiligheids-
scherm altijd is
aangebracht
3. Handen of voeten kunnen
worden gesneden/
geamputeerd—Blijf uit de
buurt van draaiende
messen en bewegende
onderdelen
Onderdeelnr. 93-7273
1. Machine kan voorwerpen
uitwerpen—Houd om-
standers op een afstand
2. Handen of voeten kunnen
worden gesneden/
geamputeerd—Blijf uit de
buurt van draaiende
messen en bewegende
onderdelen
Onderdeelnr. 93-7824
1. Machine kan voorwerpen
uitwerpen—Houd om-
standers op een afstand
2. De machine kan voor-
werpen uitwerpen—Zorg
ervoor dat het veiligheids-
scherm altijd is
aangebracht
3. Handen of voeten kunnen
worden gesneden/
geamputeerd—Blijf uit de
buurt van draaiende
messen en bewegende
onderdelen
Onderdeelnr. 93-7828
1. De machine kan voor-
werpen uitwerpen—Zorg
ervoor dat het veiligheids-
scherm altijd is
aangebracht
2. Handen of voeten kunnen
worden gesneden/
geamputeerd—Blijf uit de
buurt van draaiende
messen en bewegende
onderdelen
Onderdeelnr. 93-7819
1. Verwijder het sleuteltje voordat u de maaihoogte verandert of
onderhoudswerkzaamheden uitvoert
6
Montage
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Losse onderdelen
Opmerking: Gebruik onderstaande lijst om te bepalen welke onderdelen worden gebruikt bij de montage.
OMSCHRIJVING
HOEVEEL-
HEID
GEBRUIK
Zwenkwielset
Drukring
Luns
2
8
2
Zwenkwielen aan het draagframe monteren.
Tapbout, 3/8 inch x 1-3/4 inch (44 mm)
Borgmoer, 3/8 inch
Opvulstuk
Flensbout, 3/8 inch x 7/8 inch (22 mm)
Platte ring
4
4
2
4
4
Draagframe aan tractie-eenheid bevestigen
Aandrijfriem 1
Monteren op maai-eenheid en
tractie-eenheid
Bedieningshandleiding
Onderdelencatalogus
1
1
Lezen voordat u de machine in gebruik
neemt
Onderdelen bestellen
Zwenkwielen monteren
1. Plaats twee drukringen op de zwenkwielvorken
(Fig. 2).
2. Steek de zwenkwielvorken in de bevestigingsbuizen
van het draagframe (Fig. 2).
3. Plaats twee drukringen op de zwenkwielvorken en zet
ze vast met de lunsen (Fig. 2).
m-2559
3
2
2
1
4
Figuur 2
1. Luns
2. Drukring
3. Bevestigingsbuis van
draagframe
4. Zwenkwielvork
7
Draagframe en maaidek
bevestigen aan de
tractie-eenheid
1. Bevestig het draagframe aan het frame van de tractie-
eenheid met de 4 (3/8 inch x 1-3/4 inch (44 mm))
tapbouten en borgmoeren. Let erop dat de borgmoeren
zich aan de buitenzijde van de draagframe moeten
bevinden. Draai de borgmoeren niet vast aan zodat er
beweging mogelijk is tussen het draagframe en het
frame van de tractie-eenheid (Fig. 3).
2. Plaats de opvulstukken tussen het draagframe en het
frame van de tractie-eenheid. Plaats de openingen in
de opvulstukken in een rechte lijn met de bovenste
openingen in het draagframe en het frame van de
tractie-eenheid (Fig. 3).
3. Monteer de 4 (3/8 inch x 7/8 inch (22 mm)) flens-
bouten met de platte ringen door het draagframe en de
opvulstukken en in de tapgaten in de bovenkant van
het frame van de tractie-eenheid. Draai de flensbouten
vast met een torsie van 37–45 Nm (Fig. 3).
4. Draai de 4 (3/8 inch x 1-3/4 inch (44 mm)) tapbouten en
borgmoeren vast met een torsie van 37–45 Nm (Fig. 3).
1
2
m-2560
6
3
7
5
4
Figuur 3
1. Tapbout, 3/8 inch x
1-3/4 inch (44 mm)
2. Opvulstuk
3. Flensbout, 3/8 inch x
7/8 inch (22 mm)
4. Platte ring
5. Dragerframe
6. Frame van draagframe
7. Borgmoer 3/8 inch
Drijfriem monteren
1. Draai de twee vleugelkopbouten op de linkerkap van het
middelste maaidek een 1/4 slag naar links. Verwijder de
kap van het linkermaaidek zodat de invoerpoelie van de
versnellingsbak zichtbaar wordt (Fig. 4).
1
2
3
m-2565
Figuur 4
1. Vleugelkopbout
(standaard)
2. Kap van linkermaaidek
3. Invoerpoelie van
versnellingsbak
2. Til de spanpoelie omhoog en monteer de aandrijfriem
op de uitvoerpoelie van de tractie-eenheid en de
invoerpoelie van de versnellingsbak (Fig. 5).
3. Maak de spanpoelie los om deze te laten terugspringen
op de aandrijfriem (Fig. 5).
2
1
3
4
m–2561
Figuur 5
1. Spanpoelie
2. Invoerpoelie van
versnellingsbak
3. Uitvoerpoelie van
tractie-eenheid
4. Aandrijfriem
4. Plaats de kap van het linkermaaidek terug op zijn
plaats en draai de twee vleugelkopbouten een kwart
slag naar rechts om de kap vast te zetten aan het
maaidek (Fig. 4 op blz. 7).
5. Controleer de schuinstand van de machine. Zie
Schuinstand van de machine in het hoofdstuk
Onderhoud.
8
Maaidek monteren
1. Plaats het maaidek onder het draagframe.
2. Monteer het maaidek op het draagframe met behulp
van de vier (4) gaffelpennen en R-pennen (Fig. 6
Opmerking: Alle vier pennen moeten in dezelfde gaten
staan om ongelijkmatig maaien te voorkomen.
8
11
1
3
5
7
2
4
6
m-4140
9
10
Figuur 6
1. Maaihoogte 25 mm
2. Maaihoogte 38 mm
3. Maaihoogte 51 mm
4. Maaihoogte 64 mm
5. Maaihoogte 76 mm
6. Maaihoogte 89 mm
7. Maaihoogte 102 mm
8. Gaffelpen
9. Draagframe
10. Maaidek
11. R-pen
Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van de machine.
Bediening van de aftakas
Met de aftakas schakelt u de aandrijving naar de
elektrische koppeling aan of uit.
Aftakas inschakelen
1. Zet de parkeerrem vrij.
2. Laat het tractiepedaal opkomen om de machine tot
stilstand te brengen.
3. Om de aftakas in te schakelen, tilt u de kap omhoog en
zet u de aftakasschakelaar op “AAN” (Fig. 7).
Aftakas uitschakelen
1. Door de kap te sluiten, zet u de aftakasschakelaar op
“UIT” (Fig. 7).
m-3154
1
Figuur 7
1. Aftakasschakelaar
Werktuighefhendel
Met behulp van de hefhendel kunt u diverse werktuigen
opheffen en neerlaten (Fig. 8).
Werktuigen opheffen
1. Laat het tractiepedaal opkomen om de machine te
stoppen.
2. Trek de hefhendel naar achteren om het werktuig op te
heffen tot de gewenste hoogte (Fig. 8).
Werktuigen neerlaten
1. Laat het tractiepedaal opkomen om de machine te
stoppen.
2. Duw de hefhendel naar voren om het werktuig neer te
laten (Fig. 8).
9
Opmerking: Houd de hefhendel 1–2 seconden in de stand
NEER nadat het werktuig is neergelaten om de hefcilinder
te verlengen zodat het werktuig de golvingen in het terrein
kan volgen.
m-3155
1
2
Figuur 8
1. Parkeerrem 2. Werktuighendel
Zijafvoer of fijnmaken van gras
De maaimachine is uitgerust met een scharnierend
veiligheidssscherm dat het maaisel zijwaarts en omlaag
naar de grond afvoert.
Gevaar
Zonder aangebrachte veiligheidsscherm,
afvoerafsluiter of complete grasopvangbak
kunnen u en anderen in aanraking met het
maaimes of uitgeworpen voorwerpen komen.
Contact met draaiende maaimes(sen) en
uitgeworpen voorwerpen kan lichamelijk letsel of
de dood veroorzaken.
Verwijder het veiligheidsscherm nooit van de
maaimachine omdat hiermee het maaisel wordt
afgevoerd naar het gazon. Als het
veiligheidsscherm is beschadigd, moet u deze
onmiddellijk vervangen.
Kom nooit met uw handen of voeten onder de
maaimachine.
Voordat u de afvoeropening of de maaimessen
gaat reinigen, moet u eerst de aftakas op “UIT”
zetten en het contactsleuteltje op “UIT”
draaien. Verwijder tevens het sleuteltje en trek
de kabel van de bougie(s).
Maaihoogte afstellen
De maaihoogte kan worden afgesteld van 25 tot 102 mm
in stappen van 13 mm door de gaffelpennen in andere
openingen in de de beugels op elke hoek van de maai-
eenheid te plaatsen (Fig. 9).
Zet de motor af voordat u de maaihoogte afstelt.
Opmerking: Alle vier pennen moeten in dezelfde opening
worden geplaats zodat de machine gelijkmatig maait.
8
9
1
3
5
7
2
4
6
m-2567
Figuur 9
1. Maaihoogte 25 mm
2. Maaihoogte 38 mm
3. Maaihoogte 51 mm
4. Maaihoogte 64 mm
5. Maaihoogte 76 mm
6. Maaihoogte 89 mm
7. Maaihoogte 102 mm
8. Gaffelpen
9. R-pen
10
Maaitips
Snel-stand gashendel
Voor de beste maairesultaten en een maximale lucht-
circulatie zet u de gashendel op “SNEL”. Om het gras
goed af te maaien is lucht nodig; zet de maaihoogte dus
niet te laag en zorg ervoor dat de maaimachine niet
helemaal door ongemaaid gras is omgeven. Probeer altijd
één zijkant van de maaimachine vrij van ongemaaid gras
te houden, zodat lucht kan worden aangezogen.
Wanneer u een gazon voor de eerste keer
maait
Laat het gras iets langer dan normaal, om te voorkomen
dat oneffenheden in het gras volledig worden weg-
gemaaid. Over het algemeen is het best de voorheen
gebruikte maaihoogte te kiezen. Als u gras van meer dan
15 cm lang gaat maaien, kunt u het best in twee keer
maaien om een goed maairesultaat te verkrijgen.
1/3 van de lengte van het gras afmaaien
Aanbevolen wordt niet meer dan ca. 1/3 van de lengte van
het gras af te maaien. Meer afmaaien wordt afgeraden,
tenzij het gras dun is, of in de late herfst, wanneer het gras
langzamer groeit.
Maairichting
Maai afwisselend in verschillende richtingen, zodat het
gras rechtop blijft staan. Dit zorgt ook voor een betere
verspreiding van het maaisel, wat de vertering en
bemesting ten goede komt.
Maai met de juiste regelmaat
Normaal gesproken moet u om de vier dagen maaien.
Bedenk echter dat gras niet het hele jaar door even snel
groeit. Om dezelfde maaihoogte te behouden, wat een
goede gewoonte is, moet u in het vroege voorjaar vaker
maaien. Als het gras in de zomer minder snel groeit, maait
u minder vaak. Als u langere tijd niet hebt kunnen maaien,
maait u eerst op een hoge maaihoogte. Maai twee dagen
later op een lagere maaihoogte.
Maaisnelheid
Om de maairesultaten te verbeteren, moet u maaien bij
een lagere rijsnelheid.
Gras niet te kort afmaaien
Als de maaibreedte van de maaimachine groter is dan die
van de maaimachine die u voorheen gebruikte, zet u de
maaihoogte hoger. Hierdoor voorkomt u dat oneffenheden
te kort worden afgemaaid.
Lang gras
Als u het gras iets langer dan normaal hebt laten groeien,
of als het een hoog vochtgehalte heeft, de maaihoogte
hoger dan normaal instellen en het gras op deze hoogte
maaien. Daarna het gras op de lagere, normale hoogte
maaien.
Stoppen tijdens het maaien
Als de machine voorwaarts rijdt en u tijdens het maaien
moet stoppen, kan er een kluit maaisel op het gazon
terechtkomen. Om dit te voorkomen, moet u de messen
inschakelen en de maaimachine rijden naar een gedeelte
van het gazon dat al is gemaaid.
Onderkant van de maaikast
schoonhouden
Verwijder na elk gebruik maaisel en vuil van de onderkant
van de maaier. Als zich gras en vuil in de maaimachine
verzamelen, leidt dat uiteindelijk tot een onbevredigend
maairesultaat.
Onderhoud van maaimessen
Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor een scherp
maaimes. Een scherp mes snijdt het gras goed af zonder
het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen
wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het lang-
zamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer
dagelijks of de maaimessen scherp zijn en of ze versleten
of beschadigd zijn. Vijl regelmatig kerven en inkepingen
weg en slijp de messen indien dit nodig is. Als een mes
beschadigd of versleten is, moet u dit onmiddellijk
vervangen door een origineel TORO-mes.
11
Onderhoud
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Aanbevolen onderhoudsschema
Aanbevolen
onderhoudsinterval
Onderhoudsprocedure
Voor elk gebruik Maaikast—reinigen
Om de 5 bedrijfsuren
Maaikast—reinigen
Maaimessen—controleren
Lagers van mesas—smeren
Om de 25 bedrijfsuren
Drijfriemen controleren op slijtage/ barsten
Arm van spanpoelie—oliën
Zwenkwielen—smeren
Om de 50 bedrijfsuren
Maaikast—reinigen
Maaimessen—controleren
Versnellingsbak—smeeroliepeil controleren
Tijdens stalling
Beschadigde oppervlakken—bijwerken
Voorafgaande aan de stalling moeten alle bovengenoemde procedures worden
uitgevoerd
Belangrijk Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
Voorzichtig
Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start
waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel los voordat u onderhoudswerkzaam-
heden uitvoert aan de machine. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan
maken met de bougie.
Onderhoud van het maaimes
Om een goed maairesultaat te verkrijgen, moet u de
maaimessen scherp houden. Om het slijpen en vervangen
te vergemakkelijken, is het handig extra messen in
voorraad te hebben.
Gevaar
Een versleten of beschadigd mes kan breken en
een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in
de richting van de bestuurder of omstanders en
ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
Controleer op gezette tijden het maaimes op
slijtage of beschadigingen.
Vervang een versleten of beschadigd mes.
Voor controle en onderhoud van de
maaimessen
Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, zet de
aftakasschakelaar van “INGESCHAKELD” op “UIT-
GESCHAKELD” en stel de parkeerrem in werking. Draai
het contactsleuteltje op “UIT” om de motor af te zetten.
Verwijder het sleuteltje en maak de bougiekabels(s) los
van de bougie(s).
12
De messen controleren
1. Controleer de snijranden (Fig. 10). Als de snijranden
niet scherp zijn of inkepingen vertonen, moet u de
messen verwijderen en deze slijpen. Zie De
maaimessen slijpen, blz. 13.
2. Controleer de messen, met name het gebogen deel
(Fig. 10). Als u beschadiging, slijtage of een gevormde
sleuf in dit deel constateert (Fig. 10), moet u het mes
direct vervangen.
12
3
m–151
Figuur 10
1. Snijrand
2. Gebogen deel
3. Slijtage/gevormde sleuf
Controle op kromme messen
Een krom of beschadigd mes kan breken en u of
omstanders ernstig letsel toebrengen.
Vervang altijd een krom of beschadigd mes
door een nieuw mes.
Vijl of maak nooit scherpe inkepingen in de
snijranden of het oppervlak van het mes.
Waarschuwing
1. Draai de messen totdat de uiteinden naar voren en naar
achteren wijzen (Fig. 11). Meet de afstand tussen een
horizontaal oppervlak en de snijrand van de messen
(Fig. 12). Noteer deze afstand.
m–1078
Voorkant
Figuur 11
AFSTAND TUSSEN SNIJRAND EN
HORIZONTAAL OPPERVLAK METEN
m–2539
Figuur 12
2. Draai de tegenovergestelde uiteinden van de messen
naar voren. Meet de afstand tussen een horizontaal
oppervlak en de snijrand van de messen op dezelfde
plaats als in bovengenoemde stap 1. Het verschil
tussen de afstanden die zijn gemeten bij stap 1 en
stap 2, mag niet meer zijn dan 3 mm. Als dit verschil
meer bedraagt dan 3 mm, is het mes krom en moet het
worden vervangen. Zie De maaimessen verwijderen en
De maaimessen monteren, blz. 13.
De maaimessen verwijderen
Een mes moet worden vervangen als u een vast voorwerp
heeft geraakt, of als het mes uit balans of krom is. Om de
beste prestaties te verkrijgen en er zeker van te zijn dat de
machine altijd veilig kan worden gebruikt, moet u ter
vervanging uitsluitend originele TORO-messen gebruiken.
Gebruik ter vervanging nooit messen van andere
fabrikanten omdat dit in strijd kan zijn met de
veiligheidsnormen.
Pak het uiteinde van het mes vast met een lap of een dikke
handschoen. Verwijder de mesbout, de klemring, de
anti-scalpeercup en het mes van de spilas (Fig. 13).
1082
1
2
3
4
5
Figuur 13
1. Wiek van het mes
2. Mes
3. Anti-scalpeercup
4. Klemring
5. Mesbout
13
De maaimessen slijpen
1. Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden
van het mes te slijpen (Fig. 14). Houd daarbij de oor-
spronkelijke hoek in stand. Het mes blijft in balans als
u van beide snijranden dezelfde hoeveelheid materiaal
verwijdert.
1
m–1854
Figuur 14
1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen
2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans
(Fig. 15). Als het mes horizontaal blijft, is het in
balans en geschikt voor gebruik. Als het mes niet in
balans is, moet u wat metaal afvijlen van het uiteinde
van de wiek (Fig. 13). Herhaal dit indien nodig totdat
het mes in balans is.
1
2
m–1855
Figuur 15
1. Mes 2. Mesbalans
De maaimessen monteren
1. Monteer het mes en de anti-scalpeercup op de spilas
(Fig. 13).
Belangrijk Het gebogen deel van het mes moet naar
boven naar de binnenzijde van de maaikast wijzen om een
goede maaikwaliteit te garanderen.
2. Monteer de klemring en de mesbout (Fig. 13). Draai
de mesbout vast met een torsie van 115–149 Nm.
Ongelijke meshoogten
corrigeren
Als een maaimes lager maait dan het andere, moet u dit
als volgt corrigeren:
1. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en maak de
bougiekabels(s) los van de bougie(s).
2. Pomp alle banden op de voorgeschreven spanning en
controleer of de messen niet krom zijn. Zie Controle
op kromme messen, blz. 12.
3. Zet de machine op een maaihoogte van 89 mm of
102 mm. Zie Maaihoogte afstellen in het hoofdstuk
Gebruiksaanwijzing. Zorg ervoor dat de gaffelpennen
op de stootkussens van het frame rusten.
4. Draai de messen totdat de randen van de messen op
een lijn staan ten opzichte van elkaar. De afstand
tussen de randen van de messen mag niet meer dan
3 mm zijn. Als de afstand tussen de randen van de
messen meer is dan 3 mm, moet u afstandsringen
(Onderdeelnr. 3256-24) tussen het desbetreffende
spilhuis en de onderkant van de maai-eenheid plaatsen
om de messen in een lijn te brengen.
Schuinstand van de maaimachine
(lengterichting)
1. Controleer de bandenspanning.
2. Zet de messen in de schuinstand (Fig. 16). Meet bij
“C” en “D” (Fig. 16) de afstand tussen een horizontaal
oppervlak en de snijrand van de messen (Fig. 17).
3. De voorkant “C” van de maaimachine moet 3–16 mm
lager staan dan de achterkant “D”.
D
C
D
m–1078
Voorkant
Figuur 16
AFSTAND TUSSEN SNIJRAND EN
HORIZONTAAL OPPERVLAK METEN
m–2539
Figuur 17
4. Om de schuinstand van de machine te wijzigen, moet
u een gelijk aantal drukringen verplaatsen op beide
zwenkwielvorken. Om de voorkant van de maai-
machine hoger te zetten, verplaatst u de drukringen
van de bovenkant naar de onderkant van de
bevestigingsbuis van het draagframe. Om de voorkant
van de maaimachine lager te zetten, verplaatst u de
drukringen van de onderkant naar de bovenkant van de
bevestigingsbuis van het draagframe (Fig. 18).
14
5. Controleer of de maai-eenheid horizontaal staat.
m-2559
2
1
1
3
Figuur 18
1. Drukring
2. Montagebuis van
draagframe
3. Zwenkwielvork
Horizontaal stellen van de maaimachine
1. Bandenspanning controleren.
2. Zet de messen horizontaal in de dwarsrichting
(Fig. 19). Meet bij “A” en “B” (Fig. 19) de afstand
tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van de
messen (Fig. 20).
3. Het verschil tussen de afstanden die zijn gemeten bij
“A” en “B”, mag niet meer dan 6 mm zijn.
A
B
m–1078
Voorkant
Figuur 19
AFSTAND TUSSEN SNIJRAND EN
HORIZONTAAL OPPERVLAK METEN
m–2550
Figuur 20
4. Om de horizontale stand van de machine te ver-
anderen, moet u de drukringen op één zwenkwielvork
verplaatsen. Om de desbetreffende kant van de maai-
machine hoger te zetten, verplaatst u de drukringen
van de bovenkant naar de onderkant van de
bevestigingsbuis van het draagframe. Om de
desbetreffende kant van de maaimachine lager te
zetten, verplaatst u de drukringen van de onderkant
naar de bovenkant van de bevestigingsbuis van het
draagframe (Fig. 18).
5. Controleer nogmaals de schuinstand van de
maai-eenheid.
Lagers en lagerbussen smeren
De maai-eenheid moet regelmatig worden gesmeerd. Zie
Aanbevolen Onderhoudsschema, blz. 11. Smeren met
Nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis voor algemene
doeleinden.
1. Pomp vet in de smeernippels op de lagers van de drie
aspoelies (Fig. 21).
Opmerking: U kunt via de openingen in de kappen van
het maaidek bij de smeernippels van de as komen.
11
m–2563
1
Figuur 21
Bovenaanzicht
1. Aspoelie
15
2. Pomp vet in de smeernippels op de bevestigingsbuizen
van het draagframe en in de smeernippels van de
zwenkwielen (Fig. 22).
m-2568
1
2
Figuur 22
1. Smeernippel op
bevestigingsbuis van
draagframe
2. Smeernippel van
zwenkwiel
Onderhoud van de
versnellingsbak
1. Draai de vleugelkopbouten waarmee de kappen van de
linker- en rechterkap van het middelste maaidek zijn
vastgezet, een 1/4 slag naar links en verwijder beide
kappen van het middelste maaidek (Fig. 23).
2
m-2565
1
Figuur 23
1. Rechterkap van het
middelste maaidek
2. Linkerkap van het
middelste maaidek
2. Draai de schroeven van de kap van de versnellingsbak
los en verwijder de kap van de versnellingsbak
(Fig. 24).
3. Controleer het oliepeil in de versnellingsbak. Indien
nodig bijvullen met SAE E.P. 90 wt versnellings-
bakolie totdat het oliepeil de horizontale aandrijfas
bereikt.
4. Controleer de pakking van de kap van de versnellings-
bak. Vervang de pakking als deze beschadigd of
versleten is.
5. Plaats de kap van de versnellingsbak terug en draai de
schroeven van de kap vast (Fig 24).
m-2564
2
3
1
Figuur 24
1. Schroef van de kap van
de versnellingsbak (4)
2. Kap van versnellingsbak
3. Versnellingsbak
6. Plaats beide kappen van het middelste maaidek terug.
Draai vervolgens de vleugelkopbouten een 1/4 slag
naar rechts om de kappen vast te zetten aan het
maaidek (Fig. 23).
Maaidekriem vervangen
Tekenen dat een maaidekriem versleten is, zijn: gieren
tijdens het draaien van de riem, slippen van de messen
tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en
scheuren. Vervang de riem als u één van deze zaken
constateert.
1. Draai de vleugelkopbouten waarmee de kappen van de
linker- en rechterkap van het middelste maaidek zijn
vastgezet, een 1/4 slag naar links en verwijder beide
kappen van het middelste maaidek (Fig. 25).
2. Draai de flensschroeven waarmee de linker- en de
rechterkap vastzitten aanhet maaidek, los en verwijder
beide kappen (Fig. 25).
16
3
m-2565
4
2
1
Figuur 25
1. Kap van rechtermaaidek
2. Rechterkap van middelste
maaidek
3. Linkerkap van middelste
maaidek
4. Kap van linkermaaidek
3. Til de spanpoelie omhoog en verwijder de
aandrijfriem. Zie Aandrijfriem vervangen, blz. 16.
4. Leg de nieuwe maaidekriem om de drie aspoelies, de
uitvoerpoelie van de versnellingsbak en de spanpoelie
van het maaidek (Fig. 26).
5. Bevestig opnieuw de veer van de arm van de
spanpoelie van het maaidek (Fig. 26).
46
2
m–2563
1
3
5
Figuur 26
Bovenaanzicht
1. Maaidekriem
2. Veer van arm van
spanpoelie van maaidek
3. Spanpoelie van maaidek
4. Aspoelie (3)
5. Uitvoerpoelie van
versnellingsbak
6. Arm van spanpoelie
6. Plaats de aandrijfriem terug. Zie Aandrijfriem
vervangen, stappen 3 en 4, blz. 16.
7. Plaats de vier maaidekkappen weer op de
maai-eenheid (Fig. 25).
Aandrijfriem vervangen
Tekenen dat een aandrijfriem versleten is, zijn: gieren
tijdens het draaien van de riem, slippen van de messen
tijdens het maaien, gerafelde randen, schroeiplekken en
scheuren. Vervang de maaidekriem als u één van deze
zaken constateert.
1. Draai de twee vleugelkopbouten op de linkerkap van
het middelste maaidek een 1/4 slag naar links.
Verwijder de linkerkap van het middelste maaidek
zodat de invoerpoelie van de versnellingsbak zichtbaar
wordt (Fig. 27).
1
2
3
m-2565
Figuur 27
1. Vleugelkopbout
(standaard)
2. Linkerkap van middelste
maaidek
3. Invoerpoelie van
versnellingsbak
2. Houd de spanpoelie omhoog en leg de nieuwe aan-
drijfriem op de uitvoerpoelie van de tractie-eenheid en
de invoerpoelie van de versnellingsbak (Fig. 28).
3. Maak de spanpoelie los om deze te laten terugspringen
op de aandrijfriem (Fig. 28).
17
2
1
3
4
m–2561
Figuur 28
1. Spanpoelie
2. Invoerpoelie van
versnellingsbak
3. Uitvoerpoelie van
tractie-eenheid
4. Aandrijfriem
4. Plaats de linkerkap van het middelste maaidek terug.
Draai vervolgens de vleugelkopbouten een 1/4 slag
naar rechts om de kap vast te zetten aan het maaidek
(Fig. 27).
Spanning van de poelie van
het maaidek afstellen
1. Draai de twee vleugelkopbouten waamee de linker- en
de rechterkappen van de middelste maaidek zijn
vastgezet, een 1/4 slag naar links en verwijder beide
kappen van het middelste maaidek (Fig. 29).
2
m-2565
1
Figuur 29
1. Rechterkap van middelste
maaidek
2. Linkerkap van middelste
maaidek
2. Til de veerverankering omhoog en maak deze los van
de tapbout (Fig. 30).
3. Plaats de juiste opening in de veerverankering weer op
de tapbout om de veerdruk van de spanpoelie op de
spanpoelie van het maaidek te verhogen (Fig. 30).
Opmerking: De ideale spanning van de spanpoelie van
het maaidek ligt tussen 14–18 kg.
4. Plaats de moer weer op de tapbout en draai deze vast
(Fig. 30).
1
2
3
Figuur 30
1. Moer
2. Veerverankering
3. Tapbout
5. Plaats beide kappen van het middelste maaidek terug.
Draai vervolgens de vleugelkopbouten een kwart slag
naar rechts om de kappen vast te zetten aan het
maaidek (Fig. 29).
18
Lagerbussen van de
zwenkwielvork vervangen
De zwenkwielvorken zijn gemonteerd in lagerbussen die
zijn gedrukt in de boven- en onderkant van de be-
vestigingsbuizen van het draagframe. Om de lagerbussen
te controleren, moet u de zwenkwielvorken naar voren en
naar achteren en naar links en rechts bewegen. Als een
zwenkwielvork los zit, zijn de lagerbussen versleten en
moeten zij worden vervangen.
1. Krik de maai-eenheid omhoog, totdat de zwenkwielen
vrij van de grond komen. Plaats vervolgens de voor-
kant van de maaimachine op kriksteunen zodat de
machine in deze positie blijft staan.
2. Verwijder de luns en de drukring(en) uit de bovenkant
van de zwenkwielvork (Fig. 31).
3. Trek de zwenkwielvork uit de bevestigingsbuis. Laat
de drukring(en) op de onderkant van de vork. Onthoud
de plaats van de drukringen op elke vork om ze correct
te kunnen monteren en het maaidek horizontaal te
houden.
m-2559
3
2
1
4
2
Figuur 31
1. Luns
2. Drukring
3. Montagebuis van
draagframe
4. Zwenkwielvork
4. Smeer de binnen- en buitenkant van de nieuwe
lagerbussen. Druk de lagerbussen voorzichtig in de
bevestigingsbuis met behulp van een hamer en een
vlakke plaat.
5. Controleer de zwenkwielvork op slijtage en vervang
deze indien nodig (Fig. 31).
6. Schuif de zwenkwielvork door de lagerbussen in de
bevestigingsbuis. Plaats de drukring(en) weer op de
vork en zet ze vast met de luns (Fig 31).
Belangrijk De binnendiameter van de lagerbussen kan
tijdens de montage iets kleiner worden. Als de zwenk-
wielvork niet in de nieuwe lagerbussen schuift, moet u
beide lagerbussen uitboren totdat hun binnendiameter
28,6 mm is.
7. Pomp vet in de bevestigingsbuis van het draagframe.
Gebruik Nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis voor
algemene doeleinden.
2
2
1
m-1076
Figuur 32
1. Montagebuis van
draagframe
2. Lagerbus
Onderhoud van zwenkwielen
en lagers
De zwenkwielen draaien op een rollager die wordt
ondersteund door een hol asje. Als het lager steeds goed
gesmeerd is, zal de slijtage minimaal zijn. Indien dat niet
het geval is, zal het lager snel slijten. Een wiebelend
zwenkwiel duidt op een versleten lager.
1. Verwijder de borgmoer en de wielbout waarmee het
zwenkwiel is bevestigd aan de zwenkwielvork
(Fig. 33).
2. Verwijder de ring en de lagerbus. Trek vervolgens het
holle asje en de rollager uit de wielnaaf (Fig. 33).
3. Neem de andere ring en lagerbus uit de wielnaaf en
verwijder vet en vuil van de wielnaaf (Fig. 33).
4. Controleer het rollager, de lagerbussen, het holle asje
en de binnenkant van de wielnaaf op slijtage. Vervang
defecte of versleten onderdelen (Fig. 33).
19
5. Plaats de ringen op de buitenkant van de lagerbussen.
Zet vervolgens het zwenkwiel in de vork en zet dit
vast met de wielbout en de borgmoer. Draai de borg-
moer vast totdat het holle asje tegen de binnenkant van
de zwenkwielvork aankomt (Fig. 33).
6. Pomp vet in de smeernippel op het zwenkwiel.
2
1
3
4
5
6
7
4
m-1090
Figuur 33
1. Borgmoer
2. Wielbout
3. Ring
4. Lagerbus
5. Holle asje
6. Rollager
7. Wielnaaf
Veiligheidsscherm vervangen
1. Verwijder de borgmoeren, bouten en veren waarmee
de bevestigingen van het veiligheidsscherm vastzitten
aan de draaibeugels (Fig. 34).
2. Als de draaibeugels moeten worden vervangen,
verwijdert u de rijtuigschroeven en de conische
borgmoeren waarmee de oude beugels vastzitten aan
de bovenkant van de afvoeropening. Vervolgens
monteert u de nieuwe draaibeugels. Zorg ervoor dat de
koppen van de rijtuigschroeven zich bevinden aan de
binnenkant van de maai-eenheid (Fig. 34).
3. Monteer de bevestigingen van het veiligheidsscherm
tussen de draaibeugels met behulp van de bouten,
veren en borgmoeren. Zorg ervoor dat de rechte
uiteinden van de veren zich bevinden tussen de
bevestigingen van het veiligheidsscherm en het
veiligheidsscherm (Fig. 34).
4. Draai de borgmoeren aan totdat zij contact maken met
de draaibeugels (Fig. 34).
Belangrijk Het veiligheidsscherm moet onder
veerspanning omlaag worden gehouden. Til het veilig-
heidsscherm omhoog om te controleren of het volledig
omlaag klapt.
2
4
7
1
5
m–2549
6
3
Figuur 34
1. Bout
2. Bevestiging van
veiligheidsscherm
3. Veer
4. Conische borgmoer
5. Draaibeugel
6. Rijtuigschroef
7. Borgmoer
Stalling
1. Verwijder vuil en maaisel van de bovenkant van de
maaimachine.
2. Schraap dik aangekoekt gras en vuil van de onderkant
van de maaimachine. Spoel vervolgens de maai-
machine schoon met een tuinslang.
3. Controleer de conditie van de maaimessen. Zie
Onderhoud van het maaimes, blz. 11.
4. Controleer de conditie van de aandrijfriem en de
maaidekriem.
5. Alle bouten, schroeven en moeren controleren en
aandraaien. Beschadigde delen repareren of
vervangen.
6. Krassen en beschadigingen van de lak bijwerken.
Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende Service
Dealer.
7. Machine in een schone, droge garage of opslagruimte
opslaan. Machine afdekken om hem te beschermen en
schoon te houden.
20
Storingen, oorzaak en remedie
PROBLEEM MOGELIJKE OORZAAK REMEDIE
Abnormale trillingen.
1. Maaimes(sen) verbogen of niet
in balans.
1. Nieuw(e) maaimes(sen)
monteren.
2. Mesbout zit los. 2. Mesbout aandraaien.
3. Bevestigingsbouten van motor
zitten los.
3. Bevestigingsbouten van motor
aandraaien.
4. Losse motorpoelie, spanpoelie
of mespoelie.
4. Desbetreffende poelie
vastzetten.
5. Motorpoelie beschadigd. 5. Neem contact op met erkende
Service Dealer.
6. Mesas verbogen. 6. Neem contact op met erkende
Service Dealer.
Onregelmatige maaihoogte.
1. Mes (sen) niet scherp. 1. Mes(sen) slijpen.
gg g
2. Maaimes(sen) verbogen of niet
in balans.
2. Nieuw(e) maaimes(sen)
monteren.
3. Maaimachine staat niet
horizontaal.
3. Maaimachine horizontaal
stellen (dwarsrichting) en
schuinstand (lengterichting)
afstellen.
4. Onderkant van maaimachine is
vuil.
4. Onderkant van maaimachine
schoonmaken.
5. Bandenspanning niet correct. 5. Banden op juiste spanning
brengen.
6. Mesas verbogen. 6. Neem contact op met erkende
Service Dealer.
Messen draaien niet.
1. Aandrijfriem versleten, los of
gebroken.
1. Nieuwe aandrijfriem monteren.
2. Aandrijfriem van poelie af. 2. Monteer aandrijfriem en
controleer of de spanpoelie van
de tractie-eenheid, de arm van
de spanpoelie en de veer
correct zijn geplaatst en goed
functioneren.
3. Maaidekriem versleten, los of
gebroken.
3. Monteer een nieuw
maaidekriem.
4. Spanpoelie van maaidek is te
slap gespannen.
4. Zet de veerverankering op het
maaidek in een andere positie.
5. Maaidekriem van poelie af. 5. Monteer maaidekriem en
controleer of de spanpoelie, de
arm van de spanpoelie en de
veer correct zijn geplaatst en
goed functioneren.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20

Toro 44" Side Discharge Mower, Groundsmaster 120 Handleiding

Type
Handleiding