HP COMPAQ 6000 PRO MICROTOWER PC Gebruikershandleiding

Type
Gebruikershandleiding
Desktop Management
HP zakelijke pc's
© Copyright 2009 Hewlett-Packard
Development Company, L.P. De informatie
in deze publicatie kan zonder voorafgaande
kennisgeving worden gewijzigd.
Microsoft, Windows, Windows Vista en
Windows 7 zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van
Microsoft Corporation in de Verenigde
Staten en/of andere landen/regio's.
Intel en vPro zijn handelsmerken van Intel
Corporation in de Verenigde Staten en
andere landen/regio's.
De enige garanties die gelden voor HP
producten en diensten zijn de garanties die
worden beschreven in de
garantievoorwaarden behorende bij deze
producten en diensten. Geen enkel
onderdeel van dit document mag als extra
garantie worden opgevat. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten of redactionele fouten, drukfouten of
weglatingen in deze publicatie.
De informatie in dit document valt onder het
auteursrecht. Geen enkel deel van dit
document mag worden gekopieerd,
vermenigvuldigd of vertaald in een andere
taal, zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van Hewlett-Packard
Company.
Desktop Management
HP zakelijke pc's
Vierde editie, september 2009
Artikelnummer van document: 581009-331
Over deze handleiding
Deze handleiding bevat definities en instructies voor het gebruik van de voorzieningen voor beveiliging
en beheer, die op bepaalde modellen vooraf zijn geïnstalleerd.
WAARSCHUWING! Als u de aanwijzingen na dit kopje niet opvolgt, kan dit leiden tot persoonlijk letsel
of levensgevaar.
VOORZICHTIG: Als u de aanwijzingen na dit kopje niet opvolgt, kan dit beschadiging van de
apparatuur of verlies van gegevens tot gevolg hebben.
OPMERKING: De tekst na dit kopje biedt belangrijke aanvullende informatie.
NLWW iii
iv Over deze handleiding NLWW
Inhoudsopgave
1 Overzicht desktopbeheer
2 Initiële configuratie en implementatie
HP Client Automation Agent ................................................................................................................. 2
HP Client Manager ............................................................................................................................... 3
3 Systeeminstallatie op afstand
4 Software bijwerken en beheren
HP Client Management Interface ......................................................................................................... 5
HP SoftPaq Download Manager .......................................................................................................... 6
HP System Software Manager ............................................................................................................. 6
HP ProtectTools Security Manager ...................................................................................................... 7
HP Client Automation Starter en Standard Editions ............................................................................. 8
HP Client Automation Enterprise Edition .............................................................................................. 8
HP Client Manager from Symantec ...................................................................................................... 8
Altiris Client Management Suite ........................................................................................................... 9
HP Client Catalog for Microsoft System Center & SMS Products ...................................................... 10
Technologie voor beheer op afstand .................................................................................................. 10
Intel Management Engine configureren ............................................................................................. 11
Verdiem Surveyor ............................................................................................................................... 13
HP Proactive Change Notification ...................................................................................................... 13
Subscriber's Choice ........................................................................................................................... 13
Verouderde oplossingen .................................................................................................................... 13
5 ROM-flash
ROM-flash op afstand ........................................................................................................................ 14
HPQFlash ........................................................................................................................................... 14
6 Boot Block Emergency Recovery Mode
7 Setup kopiëren
Kopiëren naar één computer .............................................................................................................. 16
NLWW v
Kopiëren naar meerdere computers ................................................................................................... 17
Opstartapparaat maken ...................................................................................................................... 18
Ondersteunde USB-flashmedia ......................................................................................... 18
Niet-ondersteunde USB-flashmedia .................................................................................. 19
8 Aan/uit-knop met twee standen
9 HP ondersteuningswebsite
10 Industriestandaarden
11 Inventarisbeheer en beveiliging
Wachtwoordbeveiliging ...................................................................................................................... 29
Instelwachtwoord definiëren met Computer Setup ............................................................ 29
Opstartwachtwoord definiëren met Computer Setup ......................................................... 30
Opstartwachtwoord invoeren ............................................................................................. 30
Instelwachtwoord invoeren ................................................................................................ 31
Opstart- of instelwachtwoord wijzigen ............................................................................... 31
Opstart- of instelwachtwoord verwijderen .......................................................................... 32
Scheidingstekens en land-/regiospecifieke toetsenborden ................................................ 32
Wachtwoorden wissen ....................................................................................................... 33
DriveLock ........................................................................................................................................... 33
DriveLock gebruiken .......................................................................................................... 33
DriveLock applicaties ......................................................................................................... 34
Smart Cover Sensor ........................................................................................................................... 35
Beveiligingsniveau Smart Cover Sensor instellen ............................................................. 35
Smart Cover Lock ............................................................................................................................... 35
Smart Cover Lock vergrendelen ........................................................................................ 36
Smart Cover Lock ontgrendelen ........................................................................................ 36
Smart Cover FailSafe-sleutel gebruiken ............................................................................ 36
Kabelslotvoorziening .......................................................................................................................... 37
Vingerafdruktechnologie ..................................................................................................................... 37
Foutmeldingen en herstel ................................................................................................................... 37
Schijfbeveiligingssysteem .................................................................................................................. 37
Netvoeding met stroompiekbeveiliging ............................................................................................... 38
Warmtesensor .................................................................................................................................... 38
Index ................................................................................................................................................................... 39
vi NLWW
1 Overzicht desktopbeheer
HP Client Management Solutions biedt op standaarden gebaseerde oplossingen voor het beheren en
besturen van desktopcomputers, werkstations en notebookcomputers in een netwerkomgeving. HP
heeft in 1995 met de introductie van de eerste desktopcomputers die volledig konden worden beheerd,
het voortouw genomen op het gebied van desktopbeheer. HP is houder van een patent op technologie
voor beheersoftware. Sindsdien heeft de industrie onder leiding van HP gezamenlijke standaarden en
infrastructuren ontwikkeld die zijn vereist om desktopcomputers, werkstations en notebookcomputers
effectief te kunnen installeren, configureren en beheren. HP ontwikkelt zelf beheersoftware en werkt
nauw samen met toonaangevende leveranciers van beheersoftware om de compatibiliteit tussen
HP Client Management Solutions en deze beheerapplicaties te waarborgen. HP probeert constant
oplossingen te bieden die u kunnen helpen de totale kosten van eigendom en onderhoud van pc's
gedurende hun levensduur te beperken. HP Client Management Solutions is hiervan een heel goed
voorbeeld.
De belangrijkste functies en voorzieningen van desktopbeheer zijn:
Eerste configuratie en ingebruikneming
Systeeminstallatie op afstand
Updates en beheer van software
ROM-flash
Configuratie van de hardwareopties
Inventarisbeheer en beveiliging
Foutberichten en foutherstel
OPMERKING: De ondersteuning voor specifieke functies die in deze handleiding worden beschreven,
varieert per model of softwareversie.
NLWW 1
2 Initiële configuratie en implementatie
De computer wordt geleverd met een vooraf geïnstalleerd image van de systeemsoftware. Na een korte
procedure waarin de software wordt "uitgepakt”, is de computer gereed voor gebruik.
Desgewenst kunt u het vooraf geïnstalleerde software-image vervangen door een aangepast pakket
met systeem- en applicatiesoftware. Aangepaste software kan op verschillende manieren worden
geïmplementeerd. Enkele manieren zijn:
extra softwareapplicaties installeren nadat u het vooraf geïnstalleerde software-image heeft
uitgepakt;
hulpmiddelen voor software-implementatie gebruiken, zoals HP Automation Standard Edition of
HP Client Automation Enterprise Edition (op basis van Radia-technologie), waarmee u de vooraf
geïnstalleerde software vervangt door een aangepaste software-image;
de inhoud van een vaste schijf naar een andere vaste schijf kopiëren via een kloonproces.
Wat de beste methode voor implementatie is, hangt af van uw IT-omgeving en IT-processen.
Setup op ROM-basis en ACPI-hardware bieden hulp bij het herstellen van systeemsoftware,
configuratiebeheer, het oplossen van problemen en energiebeheer.
HP Client Automation Agent
De beheeragent, die wordt gebruikt door HP Client Automation Standard en Enterprise Editions, is
vooraf op de computer geladen. Wanneer deze is geïnstalleerd, wordt communicatie mogelijk met de
HP beheerconsole.
Ga als volgt te werk om de HP Client Automation Agent te installeren:
1. Klik op Start.
2. Klik op Alle programma's.
3. Klik op HP Manageability.
4. Klik op het bestand HP Management Agent Readme voor de gewenste taal.
5. Volg de instructies in het Readme-bestand om de HP Client Automation Agent te installeren.
De HP Client Automation Agent is een belangrijk infrastructuuronderdeel dat het gebruik van alle HP
Client Automation oplossingen mogelijk maakt. Ga voor meer informatie over de andere
infrastructuuronderdelen die u nodig heeft voor de implementatie van HP oplossingen voor
configuratiebeheer naar
http://h20229.www2.hp.com/solutions/ascm/index.html.
2 Hoofdstuk 2 Initiële configuratie en implementatie NLWW
HP Client Manager
HP Client Manager (HPCM) is een gratis oplossing ontwikkeld door Symantec voor alle ondersteunde
HP zakelijke desktopcomputers, notebookcomputers, werkstationcomputers en HP blade-pc's. HPCM
integreert HP hulpmiddelen zoals System Software Manager, HP Instant Support Professional Edition
en HP Client Management Interface om een gecentraliseerd model te bieden voor het beheren, volgen
en bewaken van alle ondersteunde HP hardware.
HP Client Manager 7.0 is voorzien van een gloednieuwe portalpagina die fungeert als 'one-stop shop',
waar de beheerder de volgende beheertaken kan uitvoeren:
Inventaris
Waarschuwingen
BIOS-beheer
Stuurprogramma-updates
HP Instant Support Health Scan en Diagnostics uitvoeren
Geïntegreerde beveiligingstaken uitvoeren
Algemene HP Health Alert Trend van de afgelopen 3 tot 6 maanden weergeven
Algemene compatibiliteit van ondersteunde computers met HP Instant Support Health Scan en
Diagnostics weergeven
Samenvatting van HP computers weergeven: een analyse van de ondersteunde
desktopcomputers, notebookcomputers, werkstations en HP blade-pc's
Waarschuwingen weergeven: apparaat, drempel, hardwarestatus
Rapporten
Beheertaken voor het bijwerken van HP hulpmiddelen
U kunt HPCM downloaden van
http://www.symantec.com/business/theme.jsp door te klikken op HP
Client Manager onder Strategic Partner Products (Strategische partnerproducten). Op de
downloadpagina kan tevens een gratis permanente licentie worden verkregen.
HPCM instructievideo's zijn ook beschikbaar op
http://www.symantec.com/connect. Zoek naar HP
Client Manager 7.0 voor stapsgewijze video's voor verschillende taken binnen HPCM.
NLWW HP Client Manager 3
3 Systeeminstallatie op afstand
Met Remote System Installation kunt u het systeem opstarten en instellen met gebruik van software en
configuratie-informatie op een netwerkserver, met behulp van PXE (Preboot Execution Environment).
De voorziening Remote System Installation wordt meestal gebruikt als hulpmiddel bij het installeren en
configureren van systemen, en kan worden gebruikt voor de volgende taken:
Vaste schijf formatteren
Software-image installeren op een of meerdere nieuwe pc's
Het systeem-BIOS in het flash-ROM op afstand bijwerken (
ROM-flash op afstand
op pagina 14)
OPMERKING: Er zijn voorzieningen beschikbaar om het systeem-BIOS te flashen vanuit het
besturingssysteem Microsoft Windows.
Instellingen van het systeem-BIOS configureren
U start de systeeminstallatie op afstand door op F12 te drukken zodra de melding F12 = Network
Service Boot (Opstarten via netwerkservice) tijdens het opstarten rechts onder in het scherm met het
HP logo verschijnt. Volg de instructies op het scherm om door te gaan. De standaardopstartvolgorde is
een BIOS-configuratie-instelling die u zodanig kunt aanpassen dat het systeem altijd probeert op te
starten middels PXE.
4 Hoofdstuk 3 Systeeminstallatie op afstand NLWW
4 Software bijwerken en beheren
HP biedt verscheidene hulpmiddelen voor het beheren en bijwerken van software op desktopcomputers,
werkstations en notebookcomputers:
HP Client Management Interface
HP SoftPaq Download Manager
HP System Software Manager
HP ProtectTools Security Manager
HP Client Automation Starter, Standard en Enterprise Editions
HP Client Manager from Symantec
Altiris Client Management Suite
HP Client Catalog for Microsoft System Center & SMS Products
Pc’s met het Intel vPro-merk met Active Management Technology
Verdiem Surveyor
HP Proactive Change Notification
HP Subscriber's Choice
HP Client Management Interface
Ongeacht de programma's voor systeembeheer die uw IT-afdeling gebruikt, is het belangrijk om zowel
de hardware als software goed te beheren om de IT-kosten laag te kunnen houden zodat uw bedrijf
flexibel blijft. IT-beheerders kunnen toegang krijgen tot HP Client Management Interface door
eenvoudige scripts te schrijven en deze scripts te integreren met een beheeroplossing naar keuze.
Met de HP CMI (HP Client Management Interface) kunnen nieuwe HP zakelijke computers
probleemloos in een beheerde IT-omgeving worden geïntegreerd. HP CMI biedt een interface voor
eenvoudige integratie van HP zakelijke computers met veelgebruikte hulpmiddelen voor systeembeheer
(zoals Microsoft Systems Management Server, IBM Tivoli Software en HP Operations) en eigen
beheerapplicaties van bedrijven. Met behulp van HP CMI kunnen hulpmiddelen en applicaties voor
systeembeheer een uitgebreide inventaris opvragen van clients, statusinformatie ontvangen en
instellingen van het systeem-BIOS beheren, door direct met de clientcomputer te communiceren.
Daardoor is er geen agent- of connectorsoftware nodig voor systeemintegratie.
HP Client Management Interface is gebaseerd op industriestandaarden zoals Microsoft Windows
Management Interface (MS WMI), Web-Based Enterprise Management (WBEM), System Management
BIOS (SMBIOS) en Advanced Configuration and Power Interface (ACPI). HP CMI is een
NLWW HP Client Management Interface 5
basistechnologie die gebruikt wordt in HP Client Management Solutions. Met HP CMI geeft HP u de
flexibiliteit om zelf te kiezen hoe u uw HP clientcomputers beheert.
Als u HP Client Management Interface gebruikt in combinatie met systeembeheersoftware kunt u het
volgende doen:
Zeer uitgebreide informatie over clients opvragen: gedetailleerde gegevens over processoren,
vaste schijven, geheugen, BIOS, stuurprogramma’s en sensorgegevens (zoals ventilatorsnelheid,
voltage en temperatuur).
Informatie ontvangen over de gezondheidstoestand van het systeem: u kunt zich aanmelden voor
een uitgebreide reeks waarschuwingen met betrekking tot de hardware van clients (bijvoorbeeld
overschrijding maximale temperatuur, stilstaande ventilator en wijzigingen in de
hardwareconfiguratie), die vervolgens naar de systeembeheerconsole, de applicatie of de lokale
clientcomputer worden verzonden. Waarschuwingen worden in real-time verzonden wanneer ze
door hardwaregebeurtenissen worden geactiveerd.
Instellingen van de systeem-BIOS beheren: vanaf uw systeembeheerconsole op afstand F10-
functies uitvoeren zoals het instellen en wijzigen van de BIOS-wachtwoorden en de opstartvolgorde
op één of alle clientsystemen zonder naar elke computer toe te hoeven gaan.
Voor meer informatie over HP Client Management Interface raadpleegt u
http://www.hp.com/go/
hpcmi/.
HP SoftPaq Download Manager
HP SoftPaq Download Manager is een gratis, eenvoudig te gebruiken interface voor het zoeken naar
en downloaden van software-updates voor de HP clientcomputers in uw computeromgeving. U kunt de
softpaqs die u nodig heeft snel vinden, sorteren en selecteren door uw modelnamen,
besturingssystemen en taal op te geven. U kunt HP SoftPaq Download Manager downloaden van
http://www.hp.com/go/sdm.
HP System Software Manager
HP System Software Manager (SSM) is een gratis hulpprogramma waarmee de installatie op afstand
van apparaatstuurprogramma's en BIOS-updates van de HP zakelijke personal computers in uw
netwerk geautomatiseerd wordt. SSM bepaalt automatisch (zonder interactie met de gebruiker) het
revisieniveau van de op elk clientsysteem geïnstalleerde stuurprogramma's en het BIOS en vergelijkt
deze lijst met de systeemsoftware-SoftPaqs die getest en opgeslagen zijn op een centrale
bestandenopslaglocatie. SSM werkt vervolgens automatisch down-revision systeemsoftware bij op de
netwerk-pc's naar een recenter niveau dat beschikbaar is in de opslaglocatie. Aangezien SSM de
distributie van SoftPaq-updates uitsluitend toestaat voor de juiste clientsysteemmodellen, kunnen
beheerders erop vertrouwen dat de systeemsoftware met SSM op efficiënte wijze wordt bijgewerkt.
System Software Manager is geschikt voor integratie met diverse hulpmiddelen voor softwaredistributie,
zoals HP Client Automation oplossingen, HP Client Manager from Symantec en Microsoft Systems
Management Server (SMS). Met SSM kunt u in SSM-indeling verpakte updates distribueren die door
uw klanten of door andere fabrikanten zijn gemaakt.
U kunt SSM gratis downloaden van
http://www.hp.com/go/ssm.
6 Hoofdstuk 4 Software bijwerken en beheren NLWW
OPMERKING: SSM biedt momenteel geen ondersteuning voor ROM-flash op afstand op systemen
waarop Windows BitLocker Drive Encryption is ingeschakeld en die TPM gebruiken om de BitLocker-
sleutels te beschermen, omdat het flashen van het BIOS de handtekening die BitLocker voor het
platform heeft gemaakt, ongeldig zou maken. Schakel BitLocker uit via Groepsbeleid om het systeem-
BIOS te flashen.
U kunt ondersteuning voor BitLocker inschakelen zonder TPM-maatregelen voor het BIOS, om te
voorkomen dat de BitLocker-sleutels ongeldig worden gemaakt. HP raadt u aan een reservekopie van
de BitLocker-gegevens veilig te bewaren voor wanneer u het systeem in noodsituaties wilt herstellen.
HP ProtectTools Security Manager
De HP ProtectTools beveiligingssoftware biedt beveiligingsvoorzieningen waarmee u voorkomt dat
onbevoegden toegang krijgen tot de computer, netwerken en kritieke gegevens. De volgende
softwaremodules bieden verbeterde beveiligingsfuncties, die beschikbaar zijn via HP ProtectTools
Security Manager:
HP ProtectTools Security Manager is de console waardoor alle andere modules bereikbaar zijn:
Credential Manager for HP ProtectTools
Drive Encryption for HP ProtectTools
Privacy Manager for HP ProtectTools
File Sanitizer for HP ProtectTools
Java Card Security for HP ProtectTools
Embedded Security for HP ProtectTools
Device Access Manager for HP ProtectTools
LoJack Pro for HP ProtectTools
HP ProtectTools biedt twee versies die kunnen worden gebruikt: HP ProtectTools Security Manager en
HP ProtectTools Administrative Console. In het menu Start > Alle programma's zijn zowel beheerders-
als gebruikersversies beschikbaar.
De softwaremodules die beschikbaar zijn voor uw computer kunnen per model verschillen. Embedded
Security for HP ProtectTools is bijvoorbeeld alleen beschikaar voor computers waarop de geïntegreerde
beveiligingschip TPM (Trusted Platform Module) is geïnstalleerd.
HP ProtectTools modules kunnen vooraf zijn geïnstalleerd of geladen, of worden gedownload van de
HP website. Voor bepaalde HP Pro desktopcomputers is HP ProtectTools verkrijgbaar als after-market
optie. Bezoek
http://www.hp.com/products/security voor meer informatie.
NLWW HP ProtectTools Security Manager 7
HP Client Automation Starter en Standard Editions
HP Client Automation is een gebruiksvriendelijke en eenvoudig te implementeren hardware- en
softwarebeheeroplossing voor Windows Vista-, Windows XP- en HP Thin Client omgevingen, die een
sterke basis biedt voor toekomstige vereisten. De oplossing wordt aangeboden in twee edities:
De Starter Edition (basiseditie) is een gratis product voor het beheren van HP desktopcomputers,
notebookcomputers en werkstations. Het biedt hardware en software, beheer op afstand, HP alert
monitoring, HP BIOS- en stuurprogramma-updates, ingratie met HP ProtectTools en toegevoegde
ondersteuning voor Intel AMT. De Starter Edition ondersteunt ook de implementatie en het beheer
van HP Thin Clients.
De Standard Edition is beschikbaar tegen betaling en omvat alle functionaliteit van de Starter
Edition plus Windows-implementatie en –migratie, patchbeheermogelijkheden, softwaredistributie
en gebruiksmeters voor software.
De HP Client Automation Starter en Standard Editions bieden een migratiepad naar de HP Client
Automation Enterprise Edition (op basis van Radia-technologie) voor geautomatiseerd beheer van
grote, diverse en constant veranderende IT-omgevingen.
Ga voor meer informatie over HP Client Automation oplossingen naar
http://www.hp.com/go/client.
HP Client Automation Enterprise Edition
HP Client Automation Enterprise Edition is een oplossing op basis van beleid, waarmee beheerders
software en content constant kunnen inventariseren, implementeren, patchen en beheren op diverse
clientplatforms. Met HP Client Automation Enterprise Edition kan de IT-professional het volgende doen:
Het volledige beheerproces voor levensduur automatiseren, van ontdekking, implementatie en
voortdurend beheer tot migratie en afdanking.
Een volledig softwarepakket automatisch implementeren en voortdurend beheren
(besturingssystemen, applicaties, patches, instellingen en content).
Software beheren op bijna ieder willekeurig apparaat, waaronder desktopcomputers, werkstations
en notebookcomputers, binnen een heterogene of enkelvoudige infrastructuur.
Software beheren op de meeste besturingssystemen.
Dankzij voortdurende configuratiebeheer hebben klanten van HP bevestigd dat zij enorme besparingen
op hun IT-kosten hebben gedaan, versnelde time-to-market voor software en content hebben
gerealiseerd en productievere gebruikers hebben die meer voldoening uit hun werk halen.
Ga voor meer informatie over HP Client Automation oplossingen naar
http://www.hp.com/go/client.
HP Client Manager from Symantec
HP Client Manager from Symantec is ontwikkeld met Altiris en gratis verkrijgbaar voor alle ondersteunde
HP zakelijke desktopcomputers, notebookcomputers en werkstationmodellen. SSM is geïntegreerd in
HP Client Manager en maakt het volgen, bewaken en beheren van de hardwareonderdelen van HP
clientsystemen mogelijk.
8 Hoofdstuk 4 Software bijwerken en beheren NLWW
U kunt HP Client Manager from Symantec gebruiken om het volgende te doen:
Waardevolle hardware-informatie opvragen over bijvoorbeeld processor-, geheugen-, video- en
beveiligingsinstellingen.
Systeemstatus bewaken om problemen preventief op te lossen.
Automatisch stuurprogramma's en BIOS-updates ontvangen en installeren zonder elke pc te
hoeven bezoeken.
BIOS- en beveiligingsinstellingen op afstand configureren.
Hardwareproblemen snel oplossen met behulp van geautomatiseerde processen.
Door strakke integratie met HP Instant Support is minder tijd nodig voor het oplossen van
hardwareproblemen.
Diagnostische middelen: hiermee kunt u op afstand rapportages uitvoeren en weergeven op HP
desktopcomputers, notebookcomputers en werkstations.
Systeemgezondheid scannen: hiermee controleert u bekende hardwareproblemen in de
geïnstalleerde HP clientsystemen.
Active Chat: hiermee brengt u een verbinding tot stand met een HP Business Partner.
HP Knowledgebase: hiermee kunt u informatie van deskundigen raadplegen.
Geautomatiseerd verzamel- en afleverproces voor SoftPaq's voor het snel oplossen van
hardwareproblemen.
Systemen voor identificatie, inventarisatie en initialisatie met ingebouwde HP ProtectTools
beveiligings-chip.
Mogelijkheid voor het lokaal weergeven van gezondheidswaarschuwingen op het clientsysteem.
Rapporteren van basis-inventarisgegevens over niet-HP clients.
TPM-beveiligingschip instellen en configureren.
Back-up en herstel voor clients centraal plannen.
Toegevoegde ondersteuning voor Intel AMT-beheer.
Ga voor meer informatie over HP Client Manager from Symantec naar
http://www.hp.com/go/
clientmanager.
Altiris Client Management Suite
Altiris Client Management Suite is een gebruiksvriendelijke oplossing voor het beheer van de volledige
levenscyclus van software op desktopcomputers, notebookcomputers en werkstations. Client
Management Suite bevat de volgende Altiris-producten:
Inventory Solution
Deployment Solution
Software Delivery Solution
Patch Management Solution
NLWW Altiris Client Management Suite 9
Application Metering Solution
Application Management Solution
Carbon Copy Solution
Ga voor meer informatie over Altiris Client Management Suite naar
http://www.symantec.com/business/
client-management-suite.
HP Client Catalog for Microsoft System Center & SMS
Products
Met de HP Client Catalog kunnen IT-professionals die met Microsoft-producten werken de
implementatie van HP software-updates (Softpaqs) op HP zakelijke personal computers volledig
automatiseren. Het catalogusbestand bevat gedetailleerde platforminformatie over HP zakelijke
desktopcomputers, notebookcomputers en werkstations. Het programma kan worden gebruikt in
combinatie met de inventaris- en updatevoorzieningen van Microsoft-producten om automatisch driver-
updates en patches te bieden voor beheerde HP clientcomputers.
HP Client Catalog ondersteunt onder andere de volgende Microsoft-producten:
System Center Configuration Manager 2007
System Center Essentials 2007
Systems Management Server (SMS) 2003 R2
Kijk voor meer informatie over HP Client Catalog for SMS op
http://h20331.www2.hp.com/Hpsub/cache/
486247-0-0-225-121.html.
Technologie voor beheer op afstand
Computermodellen kunnen zijn voorzien van vPro-technologie of een standaardtechnologie. Beide
zorgen voor betere ontdekking, reparatie en bescherming van computermiddelen in een netwerk. Beide
technologieën zorgen er bovendien voor dat computers kunnen worden beheerd wanneer ze zijn in- of
uitgeschakeld en wanneer het besturingssysteem is vastgelopen.
De drie vormen van beheer op afstand die beschikbaar zijn op zakelijke desktopcomputers, zijn Alert
Standard Format (ASF), Intel Active Management Technology (AMT) en Desktop and mobile
Architecture for Systems Hardware (DASH).
De voorzieningen van de technologie voor beheer op afstand omvatten:
Netwerk ontdekken
Hardware-inventarisatiegegevens
Platformstatus bewaken
Energiebeheer: hiermee schakelt u de stroom in of uit of kunt u computers uitschakelen en direct
weer inschakelen als het systeem hangt.
10 Hoofdstuk 4 Software bijwerken en beheren NLWW
Diagnose en reparatie op afstand
Omleiding van tekstconsole: hiermee kunt u de console bedienen vanaf een pc op afstand
tijdens de opstartfase.
Omleiding van media: hiermee kunt u het systeem opstarten vanaf een opstartdrive, -schijf
of –ISO-image op afstand (de twee varianten hiervan zijn IDE-Redirect (IDE-R) op AMT-
platforms en USB Media Redirection).
Isoleren en herstellen van de hardware: hiermee beperkt of beëindigt u bij virusactiviteit de toegang
van de pc tot het netwerk.
Volgen en controleren van platformgebeurtenissen
Beheerportal via geïntegreerde webserver voor toegang en configuratie op afstand
Technologieën voor beheer op afstand zijn geïntegreerd in de beheerconsolepartners van HP
OPMERKING: Niet alle hierboven vermelde voorzieningen zijn beschikbaar op alle platforms.
Intel Management Engine configureren
OPMERKING: Voor een overzicht van Intel vPro-technologie bezoekt u http://www.intel.com/vpro.
Raadpleeg voor specifieke informatie van HP over Intel vPro-technologie de whitepapers op
http://www.hp.com/support. Selecteer uw land/regio en taal, selecteer Bekijk supportinformatie of los
een probleem op, typ het modelnummer van de computer en druk op Enter. Klik in de categorie
Resources (Bronnen) op Manuals (guides, supplements, addendums, etc) (Handleidingen (gidsen,
supplementen, enzovoort)). Klik bij Quick jump to manuals by category (Snel naar handleidingen per
categorie) op White papers (Whitepapers).
De beschikbare beheertechnologieën zijn onder andere:
AMT (inclusief DASH 1.0)
ASF
DASH 1.1 (met gebruik van Broadcom NIC)
ASF en AMT mogen niet tegelijkertijd worden geconfigureerd, maar worden wel allebei ondersteund.
Ga als volgt te werk om Intel vPro-systemen voor AMT of ASF te configureren:
1. Zet de computer aan of start de computer opnieuw op. Selecteer hiervoor in Microsoft Windows
Start > Uitschakelen > Opnieuw opstarten.
2. Druk zodra de computer is ingeschakeld op de sneltoets Ctrl+P, voordat het besturingssysteem
wordt geladen.
OPMERKING: Als u niet op het juiste moment op Ctrl+P drukt, start u de computer opnieuw op
en drukt u op Ctrl+P voordat het besturingssysteem wordt geladen, om het hulpprogramma te
openen.
NLWW Intel Management Engine configureren 11
Met deze sneltoets opent u het hulpprogramma Intel Management Engine BIOS Execution (MEBx). Met
dit hulpprogramma kan de gebruiker diverse aspecten van de beheertechnologie configureren.
Hieronder wordt een aantal configuratieopties weergegeven:
Main Menu (Hoofdmenu)
Intel ® ME Configuration (Intel ® ME-configuratie)
Intel ® AMT Configuration (Intel ® AMT-configuratie)
Change Intel ® ME Password (Intel ® ME-wachtwoord wijzigen)
Exit (Afsluiten)
Intel ® ME Platform Configuration (Intel ® ME-platformconfiguratie)
Intel ® ME State Control (enable/disable) (Intel ® ME-statuscontrole (inschakelen/
uitschakelen))
Intel ® ME Firmware Local Update (enable/disable) (Lokale Intel ® ME-firmware-update
(inschakelen/uitschakelen))
Intel ® ME Features Control (Intel ® ME-voorzieningenbeheer)
Intel ® ME Power Control (Intel ® ME-energiebeheer)
Intel ® AMT Configuration (Intel ® AMT-configuratie)
Host Name (Hostnaam)
TCP/IP
Provision Model (Enterprise, SMB) (Instellingenmodus (Enterprise, SMB))
Setup and Configuration (Instellingen en configuratie)
Un-Provision (Standaardinstellingen herstellen)
SOL/IDE-R (enable/disable) (SOL/IDE-R (inschakelen/uitschakelen))
Password Policy (Wachtwoordbeleid)
Secure Firmware Update (enable/disable) (Veilige firmware-update (inschakelen/
uitschakelen))
Set PRTC (PRTC instellen)
Idle Timeout (Time-out voor inactiviteit)
Change Intel ® ME Password (Intel ® ME-wachtwoord wijzigen). HP adviseert om dit wachtwoord
te wijzigen. Het standaardwachtwoord is admin.
De beheerder moet gebruikmaken van een console op afstand die ondersteuning biedt voor AMT, om
AMT-systemen op afstand te beheren. Beheerconsoles voor bedrijven zijn verkrijgbaar bij leveranciers
als HP, Altiris en Microsoft SMS. In de SMB-modus biedt de client een internetbrowser-interface. Als u
deze functie wilt gebruiken, opent u een browser van een ander systeem op het netwerk en typt u
http://host_name:16992 waarbij host_name de aan het systeem toegewezen naam is. In plaats
van de hostnaam kan ook het IP-adres worden gebruikt.
Ga als volgt te werk om systemen met een NIC met Broadcom DASH-mogelijkheden te configureren:
12 Hoofdstuk 4 Software bijwerken en beheren NLWW
Zoek naar actuele documentatie op de website http://www.hp.com. Selecteer onder
Productondersteuning uw specifieke model en selecteer Manuals (Handleidingen) en vervolgens
White papers die betrekking hebben op DASH of de Broadcom NIC.
Verdiem Surveyor
Verdiem Surveyor is een oplossing waarmee u de energiekosten van pc's kunt beheren. Surveyor meet
en meldt hoeveel energie elke pc verbruikt. Daarnaast kunnen de voedingsinstellingen van de pc's
worden geregeld, zodat beheerders eenvoudig energiebesparende strategieën in het gehele netwerk
kunnen implementeren. U kunt een HP SoftPaq met de Surveyor-agent downloaden van de
ondersteuningswebsite van HP en installeren op ondersteunde commerciële desktopmodellen.
Surveyor-licenties voor pc-beheer zijn verkrijgbaar via uw HP vertegenwoordiger.
HP Proactive Change Notification
Het programma Proactive Notification maakt gebruik van de website Subscriber's Choice om proactief
en automatisch het volgende te doen:
U ontvangt per e-mail PCN-berichten (Proactive Change Notification) waarmee u tot 60 dagen van
tevoren wordt ingelicht over hardware- en softwarewijzigingen met betrekking tot de meeste
commercieel verkrijgbare computers en servers.
U ontvangt e-mailberichten met Customer Bulletins, Customer Advisories, Customer Notes,
Security Bulletins en Driver Alerts voor de meeste commercieel verkrijgbare computers en servers.
U definieert uw eigen profiel, zodat u alleen informatie ontvangt die betrekking heeft op uw specifieke
IT-omgeving. Voor meer informatie over Proactive Change Notification en om uw eigen profiel te maken,
bezoekt u
http://h30046.www3.hp.com/subhub.php.
Subscriber's Choice
Subscriber's Choice is een speciale service van HP.
Op basis van uw profiel ontvangt u van HP op maat gemaakte producttips, informatieve artikelen,
kennisgevingen van nieuwe stuurprogramma's en/of informatie over productondersteuning.
Via de Driver and Support Alerts/Notifications van Subscriber’s Choice ontvangt u e-mailberichten die
u erop wijzen dat de informatie waarop u via uw profiel bent geabonneerd, gereed is om online te worden
bekeken of gedownload. Voor meer informatie over Subscriber’s Choice en voor het maken van een
persoonlijk profiel, bezoekt u
http://h30046.www3.hp.com/subhub.php.
Verouderde oplossingen
Twee softwarepakketten, Altiris Local Recovery en Dantz Retrospect, worden niet meer geleverd bij HP
zakelijke desktopcomputers, notebookcomputers of werkstations.
NLWW Verdiem Surveyor 13
5ROM-flash
Het BIOS van de computer bevindt zich in een programmeerbaar flash-ROM (alleen-lezen geheugen).
U kunt voorkomen dat het ROM per ongeluk wordt bijgewerkt of overschreven door een
instelwachtwoord in te stellen in Computer Setup (Computerinstellingen). Dit is van belang om de
bedrijfsintegriteit van de computer te waarborgen. Als u het BIOS wilt upgraden, kunt u de recentste
BIOS-images downloaden van de pagina Ondersteuning en drivers op
http://www.hp.com/support/
files.
VOORZICHTIG: Definieer een instelwachtwoord om het ROM optimaal te beveiligen. Met het
instelwachtwoord worden ongeautoriseerde upgrades van het ROM voorkomen. Met System Software
Manager kan de beheerder het instelwachtwoord gelijktijdig instellen op een of meerdere pc's. Ga voor
meer informatie naar
http://www.hp.com/go/ssm.
ROM-flash op afstand
Met een ROM-flash op afstand kan de systeembeheerder het BIOS van HP computers op afstand veilig
bijwerken vanaf de centrale beheerdersconsole. Doordat de systeembeheerder deze taak op afstand
kan uitvoeren voor meer pc's tegelijk, is een consistent gebruik van en betere controle op HP PC BIOS-
versies in het gehele netwerk mogelijk. Bovendien leidt dit tot een hogere productiviteit en lagere
onderhoudskosten.
OPMERKING: SSM biedt momenteel geen ondersteuning voor ROM-flash op afstand op systemen
waarop Windows BitLocker Drive Encryption is ingeschakeld en die TPM gebruiken om de BitLocker-
sleutels te beschermen, omdat het flashen van het BIOS de handtekening die BitLocker voor het
platform heeft gemaakt, ongeldig zou maken. Schakel BitLocker uit via Groepsbeleid om het systeem-
BIOS te flashen.
De computer moet zijn ingeschakeld of op afstand worden geactiveerd om van de flash-ROM-upgrade
te kunnen profiteren.
Raadpleeg voor meer informatie over ROM-flash op afstand de HP Client Manager software of System
Software Manager op
http://www.hp.com/go/ssm/.
HPQFlash
Met het hulpprogramma HPQFlash wordt het systeem-BIOS van afzonderlijke pc's vanuit een Windows-
besturingssysteem lokaal bijgewerkt of hersteld.
Ga voor meer informatie over HPQFlash naar
http://www.hp.com/support/files en voer het
modelnummer van de computer in wanneer daarom wordt gevraagd.
14 Hoofdstuk 5 ROM-flash NLWW
6 Boot Block Emergency Recovery Mode
De Boot Block Emergency Recovery Mode (Herstelmodus voor noodsituaties met opstartblok) zorgt
ervoor dat het systeem zich kan herstellen in het onwaarschijnlijke geval dat zich een storing voordoet
bij de ROM-flash. Als zich tijdens een BIOS-upgrade bijvoorbeeld een stroomstoring voordoet, zou de
ROM-flash niet volledig zijn. Hierdoor zou het systeem-BIOS onbruikbaar worden. Het opstartblok is
een tegen flashen beveiligd gedeelte van het ROM dat code bevat die bij het inschakelen van het
systeem controleert of de systeem-BIOS-versie geldig is.
Als de versie van het systeem-BIOS geldig is, wordt het systeem normaal gestart.
Als de versie van het systeem-BIOS niet geldig is, biedt een failsafe Boot Block BIOS voldoende
ondersteuning om te zoeken naar verwijderbare media voor BIOS-imagebestanden. Als een
geschikt BIOS-imagebestand wordt aangetroffen, wordt het automatisch in het ROM geflasht.
Als een ongeldige BIOS-versie wordt gedetecteerd, knippert het aan/uit-lampje 8 maal in de kleur rood
met tussenpozen van 1 seconde. Tegelijkerheid laat het systeem 8 keer een pieptoon horen. Als het
gedeelte van het systeem-ROM dat de ROM-versie van de video-optie bevat niet beschadigd is, wordt
Boot Block Emergency Recovery Mode op het scherm weergegeven.
In de herstelstand voor noodsituaties kunt u het systeem als volgt herstellen:
1. Schakel de stroom uit.
2. Plaats een cd of USB-flashapparaat met in de hoofddirectory het gewenste BIOS-imagebestand.
OPMERKING: Het medium moet zijn geformatteerd met het FAT12-, FAT16- of FAT32-
bestandssysteem.
3. Zet de computer aan.
Als geen geschikt BIOS-image wordt aangetroffen, wordt u gevraagd om een medium met een
BIOS-imagebestand te plaatsen.
Als het gelukt is om het ROM te herprogrammeren, wordt het systeem automatisch uitgeschakeld.
4. Verwijder de media waarmee u het BIOS heeft bijgewerkt.
5. Schakel de computer in om deze opnieuw op te starten.
OPMERKING: BitLocker voorkomt dat Windows Vista opstart wanneer er zich in de
optischeschijfeenheid een cd bevindt met het BIOS-imagebestand. Als BitLocker is ingeschakeld,
verwijdert u deze cd voordat u Windows Vista probeert te starten.
NLWW 15
7 Setup kopiëren
De volgende procedures bieden een beheerder de mogelijkheid om op eenvoudige wijze een
computerconfiguratie te kopiëren naar andere computers van hetzelfde type. Hierdoor kunnen
meerdere computers sneller en consistenter worden geconfigureerd.
OPMERKING: Voor beide procedures is een diskettedrive of een ondersteunde USB-flashdrive
benodigd.
OPMERKING: System Software Manager (SSM) kan worden gebruikt om computerinstellingen te
kopiëren vanuit het besturingssysteem Windows. Raadpleeg voor meer informatie de
gebruikershandleiding van SSM op
http://www.hp.com/go/ssm.
Kopiëren naar één computer
VOORZICHTIG: Configuraties verschillen per computermodel. Als het model van de broncomputer
niet overeenkomt met dat van de doelcomputer, kan het bestandssysteem beschadigd raken. Kopieer
bijvoorbeeld nooit de configuratie van een dc7xxx pc naar een dx7xxx pc.
1. Selecteer de installatieconfiguratie die u wilt kopiëren. Zet de computer uit. Selecteer hiervoor in
Windows Start > Uitschakelen > Uitschakelen.
2. Plaats nu het USB-flashapparaat, als u dit gebruikt.
3. Zet de computer aan.
4. Druk zodra de computer is ingeschakeld op de sneltoets F10, voordat het besturingssysteem wordt
geladen, om Computer Setup (Computerinstellingen) te openen. Druk op Enter om een eventueel
beginscherm over te slaan.
OPMERKING: Als u niet op het juiste moment op F10 drukt, start u de computer opnieuw op en
drukt u op F10 voordat het besturingssysteem wordt geladen, om het hulpprogramma te openen.
5. Als u een diskette gebruikt, plaatst u deze nu.
6. Klik op File (Bestand) > Replicated Setup (Gekopieerde configuratie) > Save to Removable
Media (Opslaan naar verwijderbare media). Volg de instructies op het scherm om de
configuratiediskette of het USB-flashapparaat te maken.
7. Zet de computer die u wilt configureren uit en plaats de configuratiediskette of het USB-
flashapparaat.
8. Zet de computer weer aan.
9. Druk zodra de computer is ingeschakeld op de sneltoets F10, voordat het besturingssysteem wordt
geladen, om Computer Setup (Computerinstellingen) te openen. Druk op Enter om een eventueel
beginscherm over te slaan.
16 Hoofdstuk 7 Setup kopiëren NLWW
10. Klik op File (Bestand) > Replicated Setup (Gekopieerde configuratie) > Restore from Removable
Media (Herstellen vanaf verwijderbaar medium) en volg de instructies op het scherm.
11. Start de computer opnieuw wanneer de configuratie voltooid is.
Kopiëren naar meerdere computers
VOORZICHTIG: Configuraties verschillen per computermodel. Als het model van de broncomputer
niet overeenkomt met dat van de doelcomputer, kan het bestandssysteem beschadigd raken. Kopieer
bijvoorbeeld nooit de configuratie van een dc7xxx PC naar een dx7xxx PC.
Bij deze methode duurt de voorbereiding van de configuratiediskette of het USB-flashapparaat wat
langer, maar daar staat tegenover dat het kopiëren van de configuratie naar de doelcomputers
aanzienlijk sneller verloopt.
OPMERKING: Voor deze procedure of wanneer u een opstartbaar USB-flashapparaat wilt maken, is
een opstartdiskette vereist. Als Windows XP niet beschikbaar is voor het maken van een opstartdiskette,
kunt u de methode gebruiken voor het kopiëren naar één computer (zie
Kopiëren naar één computer
op pagina 16).
1. Maak een opstartdiskette of USB-flashapparaat. Zie Ondersteunde USB-flashmedia
op pagina 18 of Niet-ondersteunde USB-flashmedia op pagina 19.
VOORZICHTIG: Niet alle computers kunnen vanaf een USB-flashapparaat worden opgestart.
Als het USB-apparaat in de opstartvolgorde van Computer Setup (Computerinstellingen) eerder
wordt vermeld dan de vaste schijf, kan de computer vanaf een USB-flashapparaat worden
opgestart. Gebruik in alle andere gevallen een opstartdiskette.
2. Selecteer de installatieconfiguratie die u wilt kopiëren. Zet de computer uit. Selecteer hiervoor in
Windows Start > Uitschakelen > Uitschakelen.
3. Plaats nu het USB-flashapparaat, als u dit gebruikt.
4. Zet de computer aan.
5. Druk zodra de computer is ingeschakeld op de sneltoets F10, voordat het besturingssysteem wordt
geladen, om Computer Setup (Computerinstellingen) te openen. Druk op Enter om een eventueel
beginscherm over te slaan.
OPMERKING: Als u niet op het juiste moment op F10 drukt, start u de computer opnieuw op en
drukt u op F10 voordat het besturingssysteem wordt geladen, om het hulpprogramma te openen.
6. Als u een diskette gebruikt, plaatst u deze nu.
7. Klik op File (Bestand) > Replicated Setup (Gekopieerde configuratie) > Save to Removable
Media (Opslaan naar verwijderbare media). Volg de instructies op het scherm om de
configuratiediskette of het USB-flashapparaat te maken.
8. Download een BIOS-hulpprogramma voor het kopiëren van de configuratie (repset.exe) en kopieer
dit naar de configuratiediskette of naar het USB-flashapparaat. Ga naar
http://welcome.hp.com/
country/us/en/support.html en typ het modelnummer van de computer om dit hulpprogramma te
downloaden.
9. Maak op de configuratiediskette of op het USB-flashapparaat een autoexec.bat-bestand met de
volgende opdracht:
repset.exe
NLWW Kopiëren naar meerdere computers 17
10. Zet de computer die u wilt configureren uit. Plaats de configuratiediskette of het USB-flashapparaat
en zet de computer weer aan. Het configuratiehulpprogramma wordt automatisch uitgevoerd.
11. Start de computer opnieuw wanneer de configuratie voltooid is.
Opstartapparaat maken
Ondersteunde USB-flashmedia
Ondersteunde apparaten bevatten een vooraf geïnstalleerd image waarmee ze gemakkelijk opstartbaar
kunnen worden gemaakt. Alle USB-flashmedia van HP en Compaq en van de meeste andere
fabrikanten beschikken over dit vooraf geïnstalleerde image. Als het USB-flashapparaat dat u gebruikt
niet van een dergelijk image is voorzien, gebruikt u de procedure die later in dit gedeelte wordt
beschreven (zie
Niet-ondersteunde USB-flashmedia op pagina 19).
Als u een opstartbaar USB-flashapparaat wilt maken, heeft u het volgende nodig:
Een ondersteund USB-flashapparaat.
Een DOS-opstartdiskette met de programma's FDISK en SYS. (Als SYS niet beschikbaar is, kan
FORMAT worden gebruikt. Dit betekent echter dat alle bestaande bestanden op het USB-
flashapparaat verloren gaan.)
Een pc die vanaf een USB-flashapparaat kan worden opgestart.
VOORZICHTIG: Enkele oudere pc-modellen kunnen mogelijk niet vanaf een USB-flashapparaat
worden opgestart. Als het USB-apparaat in de opstartvolgorde van Computer Setup
(Computerinstellingen) eerder wordt vermeld dan de vaste schijf, kan de computer vanaf een USB-
flashapparaat worden opgestart. Gebruik in alle andere gevallen een opstartdiskette.
1. Zet de computer uit.
2. Plaats het USB-flashapparaat in een van de USB-poorten van de computer en verwijder alle andere
USB-opslagapparaten met uitzondering van de USB-diskettedrives.
3. Plaats een DOS-opstartdiskette met FDISK.COM en SYS.COM of FORMAT.COM in een
diskettedrive en zet de computer aan om de DOS-diskette op te starten.
4. Voer FDISK uit vanaf de A:\-prompt door FDISK te typen en op Enter te drukken. Wanneer u
daarom wordt gevraagd, klikt u op Yes (Ja, Y) om ondersteuning voor grote schijven in te
schakelen.
5. Typ keuze [5] om de stations in het systeem weer te geven. Het USB-flashapparaat is het station
met een formaat dat het meest overeenkomt met een van de vermelde stations. Meestal is dit het
laatste station van de lijst. Let op de letter van het station.
Station voor USB-flashapparaat: __________
VOORZICHTIG: Als een station niet overeenkomt met het USB-flashapparaat, mag u niet
doorgaan. Het is mogelijk dat gegevens verloren gaan. Controleer of zich in de USB-poorten geen
opslagapparaten bevinden. Als dat wel het geval is, verwijdert u ze, start u de computer opnieuw
op en gaat u verder vanaf stap 4. Als u geen opslagapparatuur vindt, betekent dit dat het USB-
flashapparaat niet ondersteund wordt of dat het defect is. Probeer NIET het USB-flashapparaat
toch opstartbaar te maken.
6. Sluit FDISK af door te drukken op de Esc-toets om naar de prompt A:\ terug te keren.
18 Hoofdstuk 7 Setup kopiëren NLWW
7. Als uw DOS-opstartdiskette SYS.COM bevat, gaat u naar stap 8. Ga anders naar stap 9.
8. Typ achter de prompt A:\ SYS x: waarbij x staat voor de eerder genoemde stationsletter.
VOORZICHTIG: Zorg ervoor dat u de juiste stationsletter heeft ingevoerd voor het USB-
flashapparaat.
Nadat de systeembestanden zijn overgebracht, keert SYS terug naar prompt A:\. Ga verder met
stap 13.
9. Kopieer de bestanden die u wilt houden van uw USB-flashapparaat naar een tijdelijke directory op
een ander station (bijvoorbeeld de interne vaste schijf van het systeem).
10. Typ achter de prompt A:\ FORMAT /S X: waarbij X staat voor de eerder vermelde stationsletter.
VOORZICHTIG: Zorg ervoor dat u de juiste stationsletter heeft ingevoerd voor het USB-
flashapparaat.
FORMAT geeft een aantal berichten weer en vraagt elke keer of u verder wilt gaan. Druk elke keer
op Y. FORMAT formatteert de USB-flashmedia, voegt de systeembestanden toe en vraagt om een
naam voor het volume.
11. Druk op Enter als u geen label wilt invoeren of voer een label in.
12. Kopieer de bestanden die u in stap 9 heeft opgeslagen terug naar het USB-flashapparaat.
13. Verwijder de diskette en start de computer opnieuw op. De computer wordt opgestart vanaf het
USB-flashapparaat dat C als stationsletter krijgt.
OPMERKING: De standaardopstartvolgorde varieert per computer en kan in het hulpprogramma
Computer Setup (Computerinstellingen) worden gewijzigd.
Als u een DOS-versie van Windows 9x heeft gebruikt, krijgt u waarschijnlijk even een scherm met
Windows-logo te zien. Als u dit scherm niet wilt, voegt u een leeg bestand, LOGO.SYS, toe aan
de hoofddirectory van het USB-flashapparaat.
Ga terug naar Kopiëren naar meerdere computers op pagina 17.
Niet-ondersteunde USB-flashmedia
Als u een opstartbaar USB-flashapparaat wilt maken, heeft u het volgende nodig:
Een USB-flashapparaat.
Een DOS-opstartdiskette met de programma's FDISK en SYS. (Als SYS niet beschikbaar is, kan
FORMAT worden gebruikt. Dit betekent echter dat alle bestaande bestanden op het USB-
flashapparaat verloren gaan.)
Een pc die vanaf een USB-flashapparaat kan worden opgestart.
NLWW Opstartapparaat maken 19
VOORZICHTIG: Enkele oudere pc-modellen kunnen mogelijk niet vanaf een USB-flashapparaat
worden opgestart. Als het USB-apparaat in de opstartvolgorde van Computer Setup
(Computerinstellingen) eerder wordt vermeld dan de vaste schijf, kan de computer vanaf een USB-
flashapparaat worden opgestart. Gebruik in alle andere gevallen een opstartdiskette.
1. Als zich PCI-kaarten in het systeem bevinden met daaraan gekoppelde SCSI-, ATA RAID- of
SATA-eenheden, schakelt u de computer uit en haalt u de stekker uit het stopcontact.
VOORZICHTIG: De stekker MOET uit het stopcontact worden gehaald.
2. Open vervolgens de computer en verwijder de PCI-kaarten.
3. Plaats het USB-flashapparaat in een van de USB-poorten van de computer en verwijder alle andere
USB-opslagapparaten met uitzondering van de USB-diskettedrives. Sluit de behuizing van de
computer.
4. Sluit het netsnoer weer aan en zet de computer aan.
5. Druk zodra de computer is ingeschakeld op de sneltoets F10, voordat het besturingssysteem wordt
geladen, om Computer Setup (Computerinstellingen) te openen. Druk op Enter om een eventueel
beginscherm over te slaan.
OPMERKING: Als u niet op het juiste moment op F10 drukt, start u de computer opnieuw op en
drukt u op F10 voordat het besturingssysteem wordt geladen, om het hulpprogramma te openen.
6. Ga naar Advanced (Geavanceerd) > PCI Devices (PCI-apparaten) om de PATA- en SATA-
controllers uit te schakelen. Onthoud bij het uitschakelen van de SATA-controller aan welke IRQ
de controller is toegewezen. In een latere stap moet de IRQ namelijk opnieuw worden toegewezen.
Sluit Computer Setup (Computerinstellingen) af en bevestig de wijzigingen.
SATA IRQ: __________
7. Plaats een DOS-opstartdiskette met FDISK.COM en SYS.COM of FORMAT.COM in een
diskettedrive en zet de computer aan om de DOS-diskette op te starten.
8. Start FDISK en verwijder eventuele partities op het USB-flashapparaat. Maak een nieuwe partitie
en markeer deze als actief. Druk op de toets Esc om FDISK af te sluiten.
9. Als het systeem na het afsluiten van FDISK niet opnieuw werd opgestart, drukt u op Ctrl+Alt+Del
om opnieuw op te starten vanaf de DOS-diskette.
10. Typ achter de prompt A:\ FORMAT C: /S en druk op Enter. Format zorgt ervoor dat het USB-
flashapparaat wordt geformatteerd, dat de systeembestanden worden toegevoegd en vraagt om
een volumelabel.
11. Druk op Enter als u geen label wilt invoeren of voer een label in.
12. Zet de computer uit en haal het netsnoer uit het stopcontact. Open de computer en installeer de
PCI-kaarten die eerder uit de computer werden verwijderd. Sluit de behuizing van de computer.
13. Stop de stekker in het stopcontact, verwijder de diskette en zet de computer weer aan.
14. Druk zodra de computer is ingeschakeld op de sneltoets F10, voordat het besturingssysteem wordt
geladen, om Computer Setup (Computerinstellingen) te openen. Druk op Enter om een eventueel
beginscherm over te slaan.
20 Hoofdstuk 7 Setup kopiëren NLWW
15. Ga naar Advanced (Geavanceerd) > PCI Devices (PCI-apparaten) en schakel de PATA- en
SATA-controllers die u in stap 6 had uitgeschakeld weer in. Stel de oorspronkelijke IRQ weer in
voor de SATA-controller.
16. Sla de wijzigingen op en sluit af. De computer wordt opgestart vanaf het USB-flashapparaat dat C
als stationsletter krijgt.
OPMERKING: De standaardopstartvolgorde verschilt per computer en kan worden gewijzigd in
Computer Setup (Computerinstellingen). Raadpleeg de Handleiding Computerinstellingen voor
instructies.
Als u een DOS-versie van Windows 9x heeft gebruikt, krijgt u waarschijnlijk even een scherm met
Windows-logo te zien. Als u dit scherm niet wilt, voegt u een leeg bestand, LOGO.SYS, toe aan
de hoofddirectory van het USB-flashapparaat.
Ga terug naar Kopiëren naar meerdere computers op pagina 17.
NLWW Opstartapparaat maken 21
8 Aan/uit-knop met twee standen
Als Advanced Configuration and Power Interface (ACPI) is ingeschakeld, kan de aan/uit-knop
functioneren als aan/uit-schakelaar of als een standbyknop. In de standbystand wordt de
stroomvoorziening niet helemaal afgesloten, maar verbruikt de computer minder energie. Hierdoor kunt
u snel het stroomverbruik beperken zonder dat u applicaties hoeft te sluiten en kan de computer snel
naar de oorspronkelijke stand terugkeren zonder dat u gegevens verliest.
Ga als volgt te werk om de configuratie van de aan/uit-knop te wijzigen:
1. Klik op Start selecteer vervolgens Configuratiescherm > Energiebeheer.
2. Selecteer het tabblad Geavanceerd in het venster Eigenschappen voor Energiebeheer.
3. Selecteer in het gedeelte Aan/uit-knop de optie Standby.
Als u de aan/uit-knop eenmaal heeft geconfigureerd als standbyknop, kunt u met deze knop
overschakelen op een stand met een bijzonder laag energieverbruik. Druk nogmaals op deze knop om
weer terug te gaan naar de maximale stroomvoorziening. Als u de stroomvoorziening helemaal wilt
uitschakelen, houdt u de aan/uit-knop vier seconden ingedrukt.
VOORZICHTIG: Gebruik de aan/uit-knop niet om de computer uit te schakelen, tenzij het systeem
niet meer reageert. Als u de stroomtoevoer uitschakelt zonder tussenkomst van het besturingssysteem,
kunnen er gegevens op de vaste schijf beschadigd raken of verloren gaan.
22 Hoofdstuk 8 Aan/uit-knop met twee standen NLWW
9 HP ondersteuningswebsite
HP verzorgt grondige tests en debugprocedures van software die door HP of andere leveranciers wordt
ontwikkeld. Bovendien ontwikkelt HP ondersteunende software specifiek voor elk besturingssysteem,
zodat HP computers optimaal presteren op het gebied van snelheid, compatibiliteit en betrouwbaarheid.
Wanneer u overschakelt naar een ander besturingssysteem of naar een nieuwere versie van het
besturingssysteem, is het belangrijk om de ondersteunende software te implementeren die is ontwikkeld
voor het desbetreffende besturingssysteem of de desbetreffende versie. Als u een andere versie van
Microsoft Windows wilt gebruiken dan de versie die bij de computer is geleverd, is het noodzakelijk dat
u de overeenkomstige stuurprogramma's en hulpprogramma's installeert, zodat alle voorzieningen
worden ondersteund en naar behoren functioneren.
HP heeft het vinden, openen, evalueren en installeren van de recentste ondersteuningssoftware
eenvoudiger gemaakt. U kunt de software downloaden vanaf
http://www.hp.com/support.
De website bevat de meest recente versie van stuurprogramma's, hulpprogramma's en flash-ROM-
images die nodig zijn om het meest recente Microsoft Windows-besturingssysteem op de HP computer
uit te voeren.
NLWW 23
10 Industriestandaarden
De HP oplossingen voor systeembeheer kunnen goed worden geïntegreerd met andere applicaties voor
systeembeheer en zijn gebaseerd op industriestandaarden, zoals:
Web-Based Enterprise Management (WBEM)
Windows Management Interface (WMI)
Wake on LAN
ACPI
SMBIOS
PXE-ondersteuning (Pre-boot Execution)
24 Hoofdstuk 10 Industriestandaarden NLWW
11 Inventarisbeheer en beveiliging
Ingebouwde functies voor inventarisbeheer leveren essentiële inventarisgegevens op, die kunnen
worden beheerd met HP Systems Insight Manager, HP Client Manager, HP Configuration Management
Solution, HP Client Configuration Manager of andere applicaties voor systeembeheer. Dankzij de
naadloze, automatische integratie van de voorzieningen voor inventarisbeheer met deze producten,
kunt u een hulpprogramma voor computerbeheer kiezen dat het beste aansluit op uw omgeving, zodat
uw investering in bestaande software zijn waarde behoudt.
HP biedt ook mogelijkheden om de toegang tot waardevolle onderdelen en informatie te beveiligen. Als
HP Embedded Security for ProtectTools is geïnstalleerd, wordt onbevoegde toegang tot gegevens
voorkomen, de integriteit van het systeem gecontroleerd en worden derden die het systeem proberen
te gebruiken, eerst geverifieerd. (Raadpleeg voor meer informatie de HP ProtectTools Security Manager
Guide (Handleiding HP ProtectTools Security Manager) op
http://www.hp.com/products/security.) Met
behulp van beveiligingsvoorzieningen als HP Embedded Security for ProtectTools, Smart Cover Sensor
en Smart Cover Lock, die op bepaalde modellen beschikbaar zijn, kunt u onbevoegde toegang tot de
interne onderdelen van de computer voorkomen. Door parallelle poorten, seriële poorten of USB-
poorten uit te schakelen of door het onmogelijk te maken om de computer op te starten vanaf een
verwisselbare schijfeenheid, kunt u waardevolle gegevens beschermen. Waarschuwingen bij
geheugenwijzigingen en waarschuwingen van de Smart Cover Sensor kunnen automatisch worden
doorgestuurd naar applicaties voor systeembeheer, zodat geknoei met de interne onderdelen van een
computer vroegtijdig wordt gemeld.
OPMERKING: HP Embedded Security for ProtectTools, Smart Cover Sensor en Smart Cover Lock,
zijn op bepaalde systemen als optie beschikbaar.
Er zijn verschillende manieren waarop beveiligingsinstellingen op HP computers kunnen worden
beheerd:
Lokaal, met behulp van de hulpprogramma's in Computer Setup (Computerinstellingen).
Raadpleeg de Handleiding Computerinstellingen die is meegeleverd bij de computer voor
aanvullende informatie en instructies over het gebruik van Computer Setup (Computerinstellingen).
Op afstand, met HP Client Manager from Symantec, HP Client Automation of System Software
Manager. Hiermee kunt u software op een veilige en consistente manier implementeren en de
beveiligingsinstellingen controleren.
In de volgende tabel en gedeelten vindt u informatie over het lokale beheer van
beveiligingsvoorzieningen op de computer via het hulpprogramma Computer Setup
(Computerinstellingen).
Tabel 11-1 Overzicht van beveiligingsvoorzieningen
Optie Beschrijving
Setup Password
(Instelwachtwoord)
Hiermee kunt u een instelwachtwoord (beheerderswachtwoord) definiëren en inschakelen.
NLWW 25
OPMERKING: Als het instelwachtwoord is gedefinieerd, heeft u dit wachtwoord nodig om
wijzigingen aan te brengen in de opties van Computer Setup, om een ROM-flash uit te voeren en
om wijzigingen aan te brengen in bepaalde Plug and play-instellingen van Windows.
Power-On Password
(Opstartwachtwoord)
Hiermee kunt u een opstartwachtwoord instellen en inschakelen. De gebruikers wordt telkens naar
het opstartwachtwoord gevraagd nadat het systeem is uit- en weer aangezet. Als de gebruiker niet
het juiste opstartwachtwoord geeft, zal het systeem niet opstarten.
OPMERKING: Het wachtwoord wordt niet gevraagd bij een warme start, bijvoorbeeld met
Ctrl + Alt + Delete of Restart from Windows (Opnieuw opstarten vanuit Windows), tenzij dat
hieronder is ingeschakeld bij Password Options (Wachtwoordopties).
Password Options
(Wachtwoordopties)
(Deze selectie wordt
alleen weergegeven als
er een opstart- of
instelwachtwoord is
ingesteld.)
Hiermee kunt u het volgende doen:
Oudere bronnen vergrendelen (wordt weergegeven als een instelwachtwoord is ingesteld).
Netwerkservermodus in- of uitschakelen (wordt weergegeven als een opstartwachtwoord is
ingesteld).
Aangeven of het wachtwoord is vereist voor warm opstarten (Ctrl+Alt+Delete) (wordt
weergegeven als een opstartwachtwoord is ingesteld).
Setup Browse Mode (Bladermodus voor Computerinstellingen) in- of uitschakelen (wordt
weergegeven als een instelwachtwoord is ingesteld) (zorgt ervoor dat de opties voor Computer
Setup kunnen worden bekeken, maar niet worden gewijzigd, zonder dat een instelwachtwoord
hoeft te worden opgegeven).
Enable/disable Stringent Password (Strenge wachtwoordbeveiliging inschakelen/uitschakelen,
wordt weergegeven wanneer een opstartwachtwoord wordt ingesteld). Wanneer deze optie is
ingeschakeld, wordt de onboard wachtwoordjumper genegeerd om het opstartwachtwoord uit
te schakelen.
Raadpleeg de handleiding Desktop Management voor meer informatie.
Smart Cover
(intelligente
vergrendeling, op
bepaalde modellen)
Hiermee kunt u het volgende doen:
Cover Lock (kapvergrendeling) vergrendelen en ontgrendelen.
Cover Removal Sensor (sensor voor verwijdering van de computerkap) instellen op Disable
(Uitschakelen), Notify User (Gebruiker waarschuwen) of Setup Password (Instelwachtwoord).
OPMERKING: Als Notify User (Gebruiker waarschuwen) is ingeschakeld, wordt de gebruiker
gewaarschuwd wanneer de sensor heeft gedetecteerd dat de kap is verwijderd. Als Setup
Password (Instelwachtwoord) is ingeschakeld, moet het instelwachtwoord worden ingevoerd om de
computer op te starten wanneer de sensor vaststelt dat de kap is verwijderd.
Deze optie is alleen voor bepaalde modellen beschikbaar.
Device Security
(Beveiliging apparatuur)
Hiermee kunt u Device Available/Device Hidden (Apparaat beschikbaar/apparaat verbergen)
instellen voor:
seriële poorten
parallelle poort
USB-poorten aan de achterzijde
USB-poorten aan de voorzijde
interne USB-poorten
systeemaudio
netwerkadapters (bepaalde modellen)
Legacy Diskette (Oudere diskette):
Tabel 11-1 Overzicht van beveiligingsvoorzieningen (vervolg)
26 Hoofdstuk 11 Inventarisbeheer en beveiliging NLWW
ingebouwd beveiligingsapparaat (bepaalde modellen)
SATA0
SATA1 (bepaalde modellen)
SATA2 (bepaalde modellen)
SATA3 (bepaalde modellen)
eSATA (bepaalde modellen)
LoJack for HP
ProtectTools
Hiermee kunt u de computer op afstand bewaken, beheren en volgen.
Nadat LoJack Pro for HP ProtectTools is geactiveerd, wordt het geconfigureerd vanuit het Absolute
Software Customer Center. Vanuit het Customer Center kan de beheerder LoJack for HP
ProtectTools configureren voor het bewaken en beheren van de computer. Als de computer kwijt is
of wordt gestolen, kan het Customer Center lokale instanties ondersteunen bij het vinden en
herstellen van de computer. Nadat LoJack Pro is geconfigureerd, kan het ook blijven functioneren
wanneer de vaste schijf wordt gewist of vervangen.
Network Service Boot
(Opstarten via
netwerkservice)
Hiermee schakelt u de mogelijkheid in of uit om de computer op te starten vanaf een
besturingssysteem dat op een netwerkserver is geïnstalleerd. (Deze optie is alleen beschikbaar voor
modellen met een netwerkadapter. De netwerkkaart moet in dit geval een PCI-uitbreidingskaart zijn
of in de systeemkaart zijn geïntegreerd.)
System IDs
(Systeemidentificatie)
Hiermee kunt u het volgende instellen:
Inventarisnummer (18-byte code), eigendomsidentificatienummer dat het bedrijf heeft
toegekend aan deze computer.
Eigendomslabel (80-byte code) dat wordt weergegeven tijdens POST.
Serienummer van het chassis of het UUID-nummer (Universal Unique Identifier). Het UUID-
nummer kan alleen worden gewijzigd als het huidige serienummer van het chassis ongeldig
is. (Deze identificatienummers worden normaal gesproken in de fabriek ingesteld en dienen
ter eenduidige identificatie van het systeem.)
De toetsenbordinstelling (in Nederland wordt meestal de instelling VS/Internationaal gebruikt).
DriveLock Security
(DriveLock-beveiliging)
Hiermee kunt u een hoofd- of gebruikerswachtwoord toewijzen aan, of wijzigen voor, vaste schijven.
Als deze functie is ingeschakeld, moet een van de DriveLock-wachtwoorden worden ingevoerd
tijdens de POST. Als geen van beide wachtwoorden wordt ingevoerd, is de vaste schijf niet
toegankelijk tot een van de wachtwoorden wordt ingevoerd tijdens de volgende koude start.
OPMERKING: Deze keuzemogelijkheid verschijnt alleen als ten minste één schijfeenheid die
DriveLock ondersteunt, is aangesloten op het systeem.
Tabel 11-1 Overzicht van beveiligingsvoorzieningen (vervolg)
NLWW 27
Setup Security Level
(Niveau van
configuratiebeveiliging)
Met deze optie kunt u eindgebruikers beperkte toegang tot bepaalde configuratieopties geven,
zonder dat zij het instelwachtwoord hoeven te kennen.
Hiermee beschikken beheerders over de flexibiliteit om essentiële configuratieopties te beschermen
tegen wijzigingen, terwijl zij gebruikers wel de mogelijkheid kunnen bieden systeeminstellingen te
bekijken en minder essentiële opties te configureren. De beheerder stelt voor elke afzonderlijke
configuratieoptie toegangsrechten in via het menu Setup Security Level (Niveau van
configuratiebeveiliging). Standaard wordt aan alle configuratieopties het instelwachtwoord
toegewezen, zodat de gebruiker tijdens de zelftest (POST) het juiste instelwachtwoord moet
opgeven om wijzigingen in een optie te kunnen aanbrengen. De beheerder kan bepaalde items
instellen op None (Geen), zodat de gebruiker de desbetreffende opties kan wijzigen wanneer
Computer Setup is geopend met een ongeldig wachtwoord. De optie None (Geen) wordt vervangen
door Power-On Password (Opstartwachtwoord) als een opstartwachtwoord is ingesteld.
OPMERKING: Als de gebruiker Computer Setup wil openen terwijl deze het instelwachtwoord niet
kent, moet Setup Browse Mode (Bladermodus voor Computer Setup) zijn ingesteld op Enable
(Inschakelen).
OS Security
(Beveiliging
besturingssysteem)
(bepaalde modellen;
deze opties zijn
afhankelijk van de
hardware)
Data Execution Prevention (enable/disable) (Voorkomen van gegevensuitvoering (in-/uitschakelen),
bepaalde modellen): hiermee kunt u schending van de beveiliging van het besturingssysteem
voorkomen.
Virtualization Technology (enable/disable) (Technologie voor virtuele netwerken (in-/uitschakelen),
bepaalde modellen): hiermee controleert u de virtualisatievoorzieningen van de processor. Nadat
deze instelling is gewijzigd, moet de computer worden uitgeschakeld en weer ingeschakeld.
Virtualization Technology Directed I/O (enable/disable) (I/O doorgeleid door technologie voor
virtuele netwerken (in-/uitschakelen), bepaalde modellen): hiermee controleert u de DMA-
hertoewijzingsfuncties voor virtualisatievoorzieningen van de chipset. Nadat deze instelling is
gewijzigd, moet de computer worden uitgeschakeld en weer ingeschakeld.
Trusted Execution Technology (enable/disable) (Technologie voor vertrouwde uitvoering (in-/
uitschakelen), bepaalde modellen): hiermee controleert u de onderliggende functies van de
processor en chipset die nodig zijn om een virtueel apparaat te ondersteunen. Nadat deze instelling
is gewijzigd, moet de computer worden uitgeschakeld en weer ingeschakeld. Als u deze voorziening
wilt inschakelen, moeten eerst de volgende voorzieningen worden ingeschakeld:
Embedded Security Device Support (Ondersteuning voor geïntegreerd beveiligingsapparaat)
Virtualization Technology (Technologie voor virtuele netwerken)
Virtualization Technology Directed I/O (I/O doorgeleid door technologie voor virtuele
netwerken)
Embedded Security Device Support (enable/disable) (Ondersteuning voor geïntegreerd
beveiligingsapparaat (inschakelen/uitschakelen), bepaalde modellen): hiermee kan het
geïntegreerde beveiligingsapparaat worden in- of uitgeschakeld. Nadat deze instelling is gewijzigd,
moet de computer worden uitgeschakeld en weer ingeschakeld.
OPMERKING: Voor het configureren van een geïntegreerd beveiligingsapparaat moet een
instelwachtwoord worden ingesteld.
Reset to Factory Settings (Do not reset/Reset) (Fabrieksinstellingen herstellen (niet herstellen/
herstellen), bepaalde modellen): wanneer u de standaard fabrieksinstellingen herstelt, worden
alle beveiligingssleutels gewist. Nadat deze instelling is gewijzigd, moet de computer worden
uitgeschakeld en weer ingeschakeld.
VOORZICHTIG: Het geïntegreerde beveiligingsapparaat is een cruciaal onderdeel van veel
beveiligingsschema's. Wanneer de beveiligingssleutels worden gewist, zijn gegevens die door
het geïntegreerde beveiligingsapparaat worden beveiligd niet meer toegankelijk. Als u Reset
to Factory Settings (Fabrieksinstellingen herstellen) kiest, kunnen belangrijke gegevens
verloren gaan.
Reset authentication credentials (Do not reset/Reset) (Verificatiereferenties herstellen (niet
herstellen/herstellen), bepaalde modellen): nadat deze instelling is gewijzigd, moet de
computer worden uitgeschakeld en weer ingeschakeld.
Tabel 11-1 Overzicht van beveiligingsvoorzieningen (vervolg)
28 Hoofdstuk 11 Inventarisbeheer en beveiliging NLWW
OS Management of Embedded Security Device (enable/disable) (Beheer door besturingssysteem
van geïntegreerd beveiligingsapparaat (inschakelen/uitschakelen), bepaalde modellen): hiermee
kan de gebruiker het beheer van het geïntegreerde beveiligingsapparaat door het
besturingssysteem in- of uitschakelen. Nadat deze instelling is gewijzigd, moet de computer worden
uitgeschakeld en weer ingeschakeld. Via deze optie kan de gebruiker het beheer van het
geïntegreerde beveiligingsapparaat door het besturingssysteem beperken.
Reset of Embedded Security Device through OS (enable/disable) (Geïntegreerd
beveiligingsapparaat herstellen door het besturingssysteem (inschakelen/uitschakelen),
bepaalde modellen): hiermee kan de gebruiker de mogelijkheid beperken dat het
besturingssysteem het geïntegreerde beveiligingsapparaat verzoekt de fabrieksinstellingen te
herstellen. Nadat deze instelling is gewijzigd, moet de computer worden uitgeschakeld en weer
ingeschakeld.
OPMERKING: Deze optie kan alleen worden ingeschakeld als er een instelwachtwoord is
ingesteld.
PAVP (disabled/min/max) (PAVP (uitgeschakeld/min/max), bepaalde modellen): PAVP schakelt de
Protected Audio Video Path in de chipset in. Dit zorgt ervoor dat bepaalde beveiligde high-definition
content kan worden bekeken die normaalgesproken niet kan worden afgespeeld. Als u de instelling
Max selecteert, wordt 96 MB systeemgeheugen exclusief toegewezen aan PAVP.
Wachtwoordbeveiliging
Het opstartwachtwoord voorkomt dat onbevoegden de computer kunnen gebruiken. Telkens wanneer
een gebruiker de computer inschakelt of opnieuw opstart, moet deze een wachtwoord invoeren om
toegang te krijgen tot applicaties of gegevens. Het instelwachtwoord voorkomt specifiek onbevoegde
toegang tot Computer Setup (Computerinstellingen) en kan ook worden gebruikt in plaats van het
opstartwachtwoord. Dit betekent dat als u het instelwachtwoord invoert wanneer om het
opstartwachtwoord wordt gevraagd, u toch toegang krijgt tot de computer.
Er kan een voor het hele netwerk geldig instelwachtwoord worden ingesteld om de systeembeheerder
in staat te stellen zich aan te melden op alle netwerksystemen om onderhoud uit te voeren, zonder het
opstartwachtwoord te hoeven kennen, ook al is er een ingesteld.
OPMERKING: System Software Manager (SSM) kan worden gebruikt om BIOS-wachtwoorden te
maken en beheren vanuit het besturingssysteem Windows. Raadpleeg voor meer informatie de
gebruikershandleiding van SSM op
http://www.hp.com/go/ssm.
OPMERKING: HP Client Management Interface (HP CMI) biedt toegang tot het BIOS-
instellingenbeheer, inclusief BIOS-wachtwoorden, vanuit het besturingssysteem Windows. Raadpleeg
voor meer informatie het HP Client Management Interface Technical Whitepaper op
http://www.hp.com/
go/hpcmi.
Instelwachtwoord definiëren met Computer Setup
Als het systeem is voorzien van een apparaat voor geïntegreerde beveiliging, raadpleegt u de
handleiding HP ProtectTools Security Manager op
http://www.hp.com. Door een instelwachtwoord te
Tabel 11-1 Overzicht van beveiligingsvoorzieningen (vervolg)
NLWW Wachtwoordbeveiliging 29
definiëren in Computer Setup (Computerinstellingen), voorkomt u dat de computer opnieuw wordt
geconfigureerd (via Computer Setup) totdat het wachtwoord wordt ingevoerd.
1. Schakel de computer in of start de computer opnieuw op. Selecteer hiervoor in Windows Start >
Uitschakelen > Opnieuw opstarten.
2. Druk zodra de computer is ingeschakeld op de sneltoets F10, voordat het besturingssysteem wordt
geladen, om Computer Setup (Computerinstellingen) te openen. Druk op Enter om een eventueel
beginscherm over te slaan.
OPMERKING: Als u niet op het juiste moment op F10 drukt, start u de computer opnieuw op en
drukt u op F10 voordat het besturingssysteem wordt geladen, om het hulpprogramma te openen.
3. Selecteer achtereenvolgens Security (Beveiliging) en Setup Password (Instelwachtwoord) en
volg de instructies op het scherm.
4. Selecteer achtereenvolgens File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten).
Opstartwachtwoord definiëren met Computer Setup
Het opstartwachtwoord is een beveiligingsvoorziening waarmee de computer alleen kan worden
gebruikt als eerst een wachtwoord wordt ingevoerd. Als u een opstartwachtwoord heeft ingesteld,
verschijnt de opdracht Password Options (Wachtwoordopties) in het menu Security (Beveiliging). Een
van de wachtwoordopties is Password Prompt on Warm Boot (Wachtwoordprompt bij warme start).
Als deze optie is ingeschakeld, moet u het wachtwoord ook invoeren telkens wanneer u de computer
opnieuw opstart.
1. Zet de computer aan of start de computer opnieuw op. Selecteer hiervoor in Windows Start >
Uitschakelen > Opnieuw opstarten.
2. Druk zodra de computer is ingeschakeld op de sneltoets F10, voordat het besturingssysteem wordt
geladen, om Computer Setup (Computerinstellingen) te openen. Druk op Enter om een eventueel
beginscherm over te slaan.
OPMERKING: Als u niet op het juiste moment op F10 drukt, start u de computer opnieuw op en
drukt u op F10 voordat het besturingssysteem wordt geladen, om het hulpprogramma te openen.
3. Selecteer achtereenvolgens Security (Beveiliging) en Power-On Password (Opstartwachtwoord)
en volg de instructies op het scherm.
4. Selecteer achtereenvolgens File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten).
Opstartwachtwoord invoeren
Ga als volgt te werk om een opstartwachtwoord in te voeren:
1. Schakel de computer in of start de computer opnieuw op. Selecteer hiervoor in Windows Start >
Afsluiten > Computer opnieuw opstarten.
2. Wanneer het sleutelpictogram op het beeldscherm verschijnt, typt u het huidige wachtwoord en
drukt u op Enter.
OPMERKING: Typ zorgvuldig. Uit veiligheidsoverwegingen worden de tekens die u typt niet op
het scherm weergegeven.
30 Hoofdstuk 11 Inventarisbeheer en beveiliging NLWW
Als u het wachtwoord verkeerd invoert, verschijnt het pictogram van een gebroken sleutel. Probeer het
opnieuw. Na drie mislukte pogingen moet u de computer uitzetten en opnieuw opstarten voordat u verder
kunt.
Instelwachtwoord invoeren
Als het systeem is voorzien van een apparaat voor geïntegreerde beveiliging, raadpleegt u de
handleiding HP ProtectTools Security Manager op
http://www.hp.com.
Als een instelwachtwoord op de computer is gedefinieerd, wordt u gevraagd dit in te voeren wanneer u
Computer Setup (Computerinstellingen) wilt uitvoeren.
1. Schakel de computer in of start de computer opnieuw op. Selecteer hiervoor in Windows Start >
Uitschakelen > Opnieuw opstarten.
2. Druk zodra de computer is ingeschakeld op de sneltoets F10, voordat het besturingssysteem wordt
geladen, om Computer Setup (Computerinstellingen) te openen. Druk op Enter om een eventueel
beginscherm over te slaan.
OPMERKING: Als u niet op het juiste moment op F10 drukt, start u de computer opnieuw op en
drukt u op F10 voordat het besturingssysteem wordt geladen, om het hulpprogramma te openen.
3. Wanneer het sleutelpictogram op het beeldscherm verschijnt, typt u het instelwachtwoord en drukt
u op Enter.
OPMERKING: Typ zorgvuldig. Uit veiligheidsoverwegingen worden de tekens die u typt niet op
het scherm weergegeven.
Als u het wachtwoord verkeerd invoert, verschijnt het pictogram van een gebroken sleutel. Probeer het
opnieuw. Na drie mislukte pogingen moet u de computer uitzetten en opnieuw opstarten voordat u verder
kunt.
Opstart- of instelwachtwoord wijzigen
Als het systeem is voorzien van een apparaat voor geïntegreerde beveiliging, raadpleegt u de
handleiding HP ProtectTools Security Manager op
http://www.hp.com.
1. Schakel de computer in of start de computer opnieuw op. Selecteer hiervoor in Windows Start >
Afsluiten > Computer opnieuw opstarten.
2. Ga naar stap 3 als u het opstartwachtwoord wilt wijzigen.
Als u het instelwachtwoord wilt wijzigen, drukt u zodra de computer is ingeschakeld op de sneltoets
F10, voordat het besturingssysteem wordt geladen, om Computer Setup (Computerinstellingen)
te openen. Druk op Enter om een eventueel beginscherm over te slaan.
OPMERKING: Als u niet op het juiste moment op F10 drukt, start u de computer opnieuw op en
drukt u op F10 voordat het besturingssysteem wordt geladen, om het hulpprogramma te openen.
3. Voer als het sleutelpictogram verschijnt het huidige wachtwoord in, gevolgd door een schuine
streep (/) of een ander scheidingsteken, het nieuwe wachtwoord, nog een schuine streep (/) of een
ander scheidingsteken en tot slot nogmaals het nieuwe wachtwoord: huidig wachtwoord/
nieuw wachtwoord/nieuw wachtwoord
OPMERKING: Typ zorgvuldig. Uit veiligheidsoverwegingen worden de tekens die u typt niet op
het scherm weergegeven.
4. Druk op Enter.
NLWW Wachtwoordbeveiliging 31
Het nieuwe wachtwoord wordt van kracht als u de computer opnieuw aanzet.
OPMERKING: Raadpleeg Scheidingstekens en land-/regiospecifieke toetsenborden op pagina 32
voor informatie over alternatieve scheidingstekens. Het opstartwachtwoord en het instelwachtwoord
kunnen ook worden gewijzigd met behulp van de beveiligingsopties in Computer Setup.
Opstart- of instelwachtwoord verwijderen
Als het systeem is voorzien van een apparaat voor geïntegreerde beveiliging, raadpleegt u de
handleiding HP ProtectTools Security Manager op http://www.hp.com.
1. Schakel de computer in of start de computer opnieuw op. Selecteer hiervoor in Windows Start >
Afsluiten > Computer opnieuw opstarten.
2. Ga naar stap 3 als u het opstartwachtwoord wilt verwijderen.
Als u het instelwachtwoord wilt wissen, drukt u zodra de computer is ingeschakeld op de sneltoets
F10, voordat het besturingssysteem wordt geladen, om Computer Setup (Computerinstellingen)
te openen. Druk op Enter om een eventueel beginscherm over te slaan.
OPMERKING: Als u niet op het juiste moment op F10 drukt, start u de computer opnieuw op en
drukt u op F10 voordat het besturingssysteem wordt geladen, om het hulpprogramma te openen.
3. Voer als het sleutelpictogram verschijnt het huidige wachtwoord in, gevolgd door een schuine
streep (/) of een ander scheidingsteken: huidig wachtwoord/
4. Druk op Enter.
OPMERKING: Raadpleeg Scheidingstekens en land-/regiospecifieke toetsenborden
op pagina 32 voor informatie over alternatieve scheidingstekens. Het opstartwachtwoord en het
instelwachtwoord kunnen ook worden gewijzigd met behulp van de beveiligingsopties in Computer
Setup.
Scheidingstekens en land-/regiospecifieke toetsenborden
Elk toetsenbord is ontworpen om tegemoet te komen aan land-/regiospecifieke vereisten. De syntax en
de toetsen die u gebruikt om een wachtwoord te wijzigen of te verwijderen, zijn afhankelijk van het
toetsenbord dat bij de computer is geleverd. In Nederland wordt meestal gebruik gemaakt van het
toetsenbord VS/Internationaal.
Scheidingstekens en land-/regiospecifieke toetsenborden
/
Arabisch - Grieks / Russisch
= Belgisch . Hebreeuws - Slowaaks
- BHKMSS* - Hongaars - Spaans
/ Braziliaans - Italiaans / Zweeds/Fins
/ Chinees / Japans - Zwitsers
- Tsjechisch / Koreaans / Taiwanees
- Deens - Latijns-Amerikaans / Thais
! Frans - Noors . Turks
é Canadees (Frans) - Pools / VS/Internationaal
32 Hoofdstuk 11 Inventarisbeheer en beveiliging NLWW
Scheidingstekens en land-/regiospecifieke toetsenborden
-
Duits - Portugees
* Voor Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Montenegro, Servië en Slovenië
Wachtwoorden wissen
Als u het wachtwoord bent vergeten, heeft u geen toegang tot de computer. Raadpleeg de handleiding
Problemen oplossen voor instructies over het wissen van wachtwoorden.
Als het systeem is voorzien van een apparaat voor geïntegreerde beveiliging, raadpleegt u de
handleiding HP ProtectTools Security Manager op
http://www.hp.com.
DriveLock
DriveLock is een beveiligingsvoorziening die onbevoegde toegang tot gegevens op vaste schijven van
het type ATA voorkomt. DriveLock is geïmplementeerd als een uitbreiding van Computer Setup
(Computerinstellingen). Deze functie is uitsluitend beschikbaar wanneer vaste schijven die de ATA
Security-opdrachten ondersteunen, worden gedetecteerd. DriveLock is bedoeld voor gebruikers van
HP systemen voor wie gegevensbeveiliging van het allergrootste belang is. Voor deze gebruikers zijn
de kosten van de vaste schijf en het verlies van de gegevens op de schijf irrelevant vergeleken bij de
schade die het gevolg kan zijn van onbevoegde toegang tot de inhoud van de schijf. De HP
implementatie van DriveLock maakt gebruik van een beveiligingsschema met twee wachtwoorden om
dit beveiligingsniveau toe te kunnen passen, maar tegelijkertijd rekening te houden met de mogelijkheid
dat een wachtwoord wordt vergeten. Het ene wachtwoord wordt ingesteld en gebruikt door de
systeembeheerder, het andere wordt doorgaans ingesteld en gebruikt door de eindgebruiker. Er is geen
"achterdeur": als u beide wachtwoorden vergeet, kan de schijfeenheid niet meer worden ontgrendeld.
Daarom wordt u aangeraden de gegevens op de vaste schijf te kopiëren naar een
bedrijfsinformatiesysteem of er regelmatig een back-up van te maken. Als u beide DriveLock-
wachtwoorden vergeet, kan de vaste schijf niet meer worden gebruikt. Voor gebruikers die niet
beantwoorden aan het hierboven gedefinieerde profiel, is dit wellicht een onacceptabel risico. Voor
gebruikers die wel beantwoorden aan dit profiel, is dit risico mogelijk acceptabel vanwege het type
gegevens op de vaste schijf.
DriveLock gebruiken
Wanneer een of meerdere vaste schijven die de ATA Security-opdrachten ondersteunen, worden
gedetecteerd, wordt de optie DriveLock weergegeven in het menu Security (Beveiliging) in Computer
Setup (Computerinstellingen). U kunt kiezen uit opties om het hoofdwachtwoord in te stellen of
DriveLock in te schakelen. Om DriveLock te kunnen inschakelen, moet een gebruikerswachtwoord
worden opgeven. Aangezien de initiële configuratie van DriveLock doorgaans wordt uitgevoerd door de
systeembeheerder, stelt u wellicht eerst een hoofdwachtwoord in. De systeembeheerder wordt
aangeraden altijd een hoofdwachtwoord in te stellen, ongeacht of DriveLock wordt ingeschakeld.
Hierdoor kan de systeembeheerder de instellingen van DriveLock wijzigen als de schijfeenheid in de
toekomst wordt vergrendeld. Nadat het hoofdwachtwoord is ingesteld, kan de systeembeheerder
desgewenst DriveLock inschakelen.
Als het systeem een vergrendelde vaste schijf bevat, wordt u tijdens POST gevraagd een wachtwoord
in te voeren om de schijf te ontgrendelen. Als een opstartwachtwoord is ingesteld en dit overeenkomt
met het gebruikerswachtwoord voor de schijf, wordt u niet gevraagd het wachtwoord nogmaals in te
voeren. Als twee verschillende wachtwoorden worden gebruikt, wordt u wel gevraagd een DriveLock-
wachtwoord in te voeren. Bij een koude start kunt u hiervoor het hoofdwachtwoord of het
NLWW DriveLock 33
gebruikerswachtwoord gebruiken. Bij een warme start gebruikt u hetzelfde wachtwoord dat u heeft
gebruikt om de schijf te ontgrendelen bij de voorgaande koude start. U mag één keer een verkeerd
wachtwoord invoeren. Als u bij een koude start twee keer een verkeerd wachtwoord invoert, wordt POST
verder uitgevoerd maar heeft u geen toegang tot de schijf. Als bij een warme start of bij het opnieuw
opstarten vanuit Windows geen enkele poging lukt, stopt POST en wordt de gebruiker gevraagd de
computer uit- en direct weer in te schakelen.
DriveLock applicaties
De meest praktische toepassing van de DriveLock-beveiligingsvoorziening is in een bedrijfsomgeving.
De systeembeheerder is doorgaans verantwoordelijk voor het configureren van de vaste schijf. Dit houdt
onder andere in het instellen van het DriveLock-hoofdwachtwoord en een tijdelijk
gebruikerswachtwoord. Als een gebruiker het gebruikerswachtwoord vergeet of de apparatuur door een
andere werknemer wordt gebruikt, kan het hoofdwachtwoord worden gebruikt om het
gebruikerswachtwoord opnieuw in te stellen, zodat de gegevens op de vaste schijf opnieuw toegankelijk
worden.
Systeembeheerders van bedrijven die DriveLock willen gebruiken, wordt aangeraden ook een
bedrijfsbeleid in te stellen voor het instellen en bijhouden van hoofdwachtwoorden, om te voorkomen
dat een werknemer met opzet of per ongeluk beide DriveLock-wachtwoorden wijzigt voordat hij of zij
het bedrijf verlaat. In dat geval zou de vaste schijf onbruikbaar zijn en moeten worden vervangen. Als
de systeembeheerder geen hoofdwachtwoord instelt, is het ook mogelijk dat de beheerder geen toegang
meer heeft tot een vaste schijf en geen routinecontroles kan uitvoeren op ongeoorloofde software,
andere functies voor inventarisbeheer en ondersteuning.
Als u minder strikte beveiligingsvereisten heeft, wordt u afgeraden DriveLock in te schakelen. Dit geldt
voor privégebruikers of gebruikers die doorgaans geen vertrouwelijke gegevens op hun vaste schijf
hebben. Voor deze gebruikers is het mogelijke verlies van een vaste schijf wanneer beide wachtwoorden
zijn vergeten, van veel groter belang dan de waarde van de gegevens die door DriveLock worden
beveiligd. Gebruik het instelwachtwoord om de toegang tot Computer Setup (Computerinstellingen) en
DriveLock te beperken. Door een instelwachtwoord op te geven maar dit niet aan de eindgebruiker mee
te delen, kan de systeembeheerder voorkomen dat andere gebruikers DriveLock inschakelen.
34 Hoofdstuk 11 Inventarisbeheer en beveiliging NLWW
Smart Cover Sensor
Cover Removal Sensor (alleen bepaalde modellen) is een combinatie van hardware- en
softwaretechnologie die u kan waarschuwen wanneer de afdekplaat of het zijpaneel van de computer
wordt verwijderd. Er zijn drie beschikbare beveiligingsniveaus, die worden beschreven in de volgende
tabel.
Tabel 11-2 Smart Cover Sensor - beveiligingsniveaus
Niveau Instelling Beschrijving
Niveau 0 Disabled
(Uitgeschakeld)
De Smart Cover Sensor is uitgeschakeld (standaardinstelling).
Niveau 1 Notify User (Gebruiker
waarschuwen)
Bij het opnieuw starten van de computer verschijnt de mededeling dat
de kap of het zijpaneel van de computer is verwijderd.
Niveau 2 Setup Password
(Instelwachtwoord)
Bij het opnieuw starten van de computer verschijnt de mededeling dat
de kap of het zijpaneel van de computer is verwijderd. Voer het
instelwachtwoord om door te gaan.
OPMERKING: Deze instellingen kunnen worden gewijzigd met behulp van Computer Setup
(Computerinstellingen). Raadpleeg de Handleiding Computerinstellingen voor meer informatie over Computer
Setup (Computerinstellingen).
Beveiligingsniveau Smart Cover Sensor instellen
Ga als volgt te werk om het beveiligingsniveau van de Smart Cover Sensor in te stellen:
1. Schakel de computer in of start de computer opnieuw op. Selecteer hiervoor in Windows Start >
Uitschakelen > Opnieuw opstarten.
2. Druk zodra de computer is ingeschakeld op de sneltoets F10, voordat het besturingssysteem wordt
geladen, om Computer Setup (Computerinstellingen) te openen. Druk op Enter om een eventueel
beginscherm over te slaan.
OPMERKING: Als u niet op het juiste moment op F10 drukt, start u de computer opnieuw op en
drukt u op F10 voordat het besturingssysteem wordt geladen, om het hulpprogramma te openen.
3. Kies Security (Beveiliging) > Smart Cover (Intelligente vergrendeling) > Cover Removal
Sensor (Kapsensor) en selecteer het gewenste beveiligingsniveau.
4. Selecteer achtereenvolgens File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten).
Smart Cover Lock
Smart Cover Lock is een softwarematige kapbeveiliging waarmee sommige HP pc's zijn uitgerust.
Hiermee wordt voorkomen dat onbevoegden toegang krijgen tot de interne onderdelen. Bij levering van
de computer is Smart Cover Lock niet vergrendeld.
VOORZICHTIG: Zorg ervoor dat u een instelwachtwoord definieert om de computerkap optimaal te
beveiligen. Met het instelwachtwoord wordt ongeautoriseerde toegang tot het hulpprogramma
Computer Setup (Computerinstellingen) voorkomen.
OPMERKING: Smart Cover Lock is op bepaalde modellen als optie leverbaar.
NLWW Smart Cover Sensor 35
Smart Cover Lock vergrendelen
Ga als volgt te werk om Smart Cover Lock te activeren en vergrendelen:
1. Schakel de computer in of start de computer opnieuw op. Selecteer hiervoor in Windows Start >
Uitschakelen > Opnieuw opstarten.
2. Druk zodra de computer is ingeschakeld op de sneltoets F10, voordat het besturingssysteem wordt
geladen, om Computer Setup (Computerinstellingen) te openen. Druk op Enter om een eventueel
beginscherm over te slaan.
OPMERKING: Als u niet op het juiste moment op F10 drukt, start u de computer opnieuw op en
drukt u op F10 voordat het besturingssysteem wordt geladen, om het hulpprogramma te openen.
3. Selecteer achtereenvolgens Security (Beveiliging) > Smart Cover (Intelligente vergrendeling) >
Cover Lock (Kapvergrendeling) > Lock (Vergrendelen).
4. Selecteer achtereenvolgens File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten).
Smart Cover Lock ontgrendelen
1. Schakel de computer in of start de computer opnieuw op. Selecteer hiervoor in Windows Start >
Uitschakelen > Opnieuw opstarten.
2. Druk zodra de computer is ingeschakeld op de sneltoets F10, voordat het besturingssysteem wordt
geladen, om Computer Setup (Computerinstellingen) te openen. Druk op Enter om een eventueel
beginscherm over te slaan.
OPMERKING: Als u niet op het juiste moment op F10 drukt, start u de computer opnieuw op en
drukt u op F10 voordat het besturingssysteem wordt geladen, om het hulpprogramma te openen.
3. Selecteer achtereenvolgens Security (Beveiliging) > Smart Cover (Intelligente vergrendeling) >
Cover Lock (Kapvergrendeling) > Unlock (Ontgrendelen).
4. Selecteer achtereenvolgens File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten).
Smart Cover FailSafe-sleutel gebruiken
Als u Smart Cover Lock heeft ingeschakeld, maar het wachtwoord niet kunt invoeren om de beveiliging
uit te schakelen, heeft u een Smart Cover FailSafe-sleutel nodig om de kap van de computer te openen.
U gebruikt de sleutel in de volgende situaties:
Bij een stroomonderbreking
Bij een opstartstoring
Bij een storing in een onderdeel van de computer (zoals de processor of de voedingseenheid)
Als u het wachtwoord bent vergeten
VOORZICHTIG: De Smart Cover FailSafe-sleutel is een speciaal hulpmiddel dat verkrijgbaar is bij
HP. U kunt de sleutel het beste bestellen voordat u deze nodig heeft bij een HP Business of Service
Partner.
36 Hoofdstuk 11 Inventarisbeheer en beveiliging NLWW
Ga als volgt te werk om de FailSafe-sleutel te verkrijgen:
Neem contact op met een HP Business Partner.
Bel het telefoonnummer dat in de garantie wordt genoemd.
Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van de Smart Cover FailSafe-sleutel de Naslaggids
voor de hardware.
Kabelslotvoorziening
De achterkant van de computer (bepaalde modellen) is voorzien van een kabelslot zodat de computer
fysiek aan de werkplek kan worden bevestigd.
Raadpleeg voor geïllustreerde instructies de Naslaggids voor de hardware.
Vingerafdruktechnologie
Dankzij HP technologie voor de identificatie van vingerafdrukken is het niet langer nodig dat de
eindgebruiker wachtwoorden invoert en wordt de netwerkbeveiliging verbeterd. Bovendien wordt het
aanmelden vereenvoudigd en nemen de beheerkosten van bedrijfsnetwerken af. Aangezien deze optie
gunstig geprijsd is, is deze niet uitsluitend voorbehouden aan hightech organisaties met behoefte aan
strikte beveiliging.
OPMERKING: Ondersteuning van de technologie voor de identificatie van vingerafdrukken is
afhankelijk van het model.
Foutmeldingen en herstel
Deze pc is uitgerust met voorzieningen voor foutberichten en foutherstel, waarbij innovatieve hard- en
softwaretechnologie voorkomt dat essentiële gegevens verloren gaan en ongeplande uitvaltijd van de
apparatuur tot een minimum beperkt blijft.
Als de computer is aangesloten op een netwerk dat wordt beheerd met HP Client Manager, worden de
foutberichten naar de netwerkbeheerapplicatie gestuurd. Met HP Client Manager Software kunt u
bovendien op alle beheerde computers op afstand geplande diagnoseprogramma's laten uitvoeren en
een samenvatting laten weergeven van de niet-geslaagde tests.
Schijfbeveiligingssysteem
Het schijfbeveiligingssysteem DPS (Drive Protection System) is een diagnosehulpmiddel dat in de vaste
schijf van bepaalde HP computers is ingebouwd. DPS is bedoeld om een diagnose te stellen van
problemen met de vaste schijf, zodat de vaste schijf niet nodeloos wordt vervangen.
Tijdens de productie van HP bedrijfscomputers wordt elke geïnstalleerde vaste schijf met DPS getest
en wordt de belangrijkste informatie permanent naar de schijf geschreven. Telkens wanneer DPS wordt
uitgevoerd, worden de testresultaten naar de vaste schijf geschreven. De geautoriseerde Business of
Service Partner gebruikt deze informatie om de omstandigheden te achterhalen die het uitvoeren van
DPS noodzakelijk maakten. Raadpleeg de handleiding Problemen oplossen voor instructies over het
gebruik van DPS.
NLWW Kabelslotvoorziening 37
Netvoeding met stroompiekbeveiliging
Een geïntegreerde voedingseenheid met stroompiekbeveiliging biedt grotere betrouwbaarheid bij
onverwachte stroompieken. Hierdoor kan het systeem stroompieken van maar liefst 2.000 Volt
weerstaan zonder dat het systeem uitvalt of dat er gegevens verloren gaan.
Warmtesensor
De temperatuursensor is een hardware- en softwarevoorziening waarmee de interne temperatuur van
de computer wordt bewaakt. Deze voorziening geeft een waarschuwingsbericht weer wanneer het
normale temperatuurbereik wordt overschreden, zodat u tijd heeft om actie te ondernemen voordat
interne onderdelen worden beschadigd of gegevens verloren gaan.
VOORZICHTIG: Hoge systeemtemperaturen kunnen leiden tot schade aan het systeem of
gegevensverlies.
38 Hoofdstuk 11 Inventarisbeheer en beveiliging NLWW
Index
A
Aan/uit-knop, configuratie 22
Aan/uit-knop met twee
standen 22
Afstand, instellen op 4
Altiris
Client Management Suite 9
B
Beperken, toegang tot
computer 25
Beschermen, vaste schijf 37
Bestellen, FailSafe-sleutel 36
Besturingssystemen,
ondersteuning bij wijzigen 23
Beveiliging
DriveLock 33
instellingen 25
kabelslot 37
ProtectTools Security
Manager 7
Smart Cover Lock 35
Smart Cover Sensor 35
vingerafdruktechnologie 37
voorzieningen, tabel 25
wachtwoord 29
BIOS
Boot Block Emergency
Recovery Mode 15
HPQFlash 14
ROM-flash op afstand 14
Boot Block Emergency Recovery-
modus 15
C
Client Management Interface 5
Client Manager from Symantec 8
configuratie
kopiëren naar één
computer 16
kopiëren naar meerdere
computers 17
Configuratie, aan/uit-knop 22
Cover Lock 35
D
Diagnosesoftware voor vaste
schijven 37
DriveLock 33
E
Emergency Recovery Mode, Boot
Block 15
F
FailSafe-sleutel, bestellen 36
Foutmeldingen en herstel 37
H
Herstel, software 2
Herstelmodus, noodsituaties met
opstartblok 15
HP
Client Automation Starter,
Standard en Enterprise
Editions 8
Client Catalog for Microsoft
System Center & SMS
Products 10
Client Management
Interface 5
Client Manager from
Symantec 8
ProtectTools Security
Manager 7
System Software Manager 6
HP Client Automation Enterprise
Edition 8
HP Client Manager 3
HPQFlash 14
I
Implementatiehulpmiddelen,
software 2
Industriestandaarden 24
Initiële configuratie 2
Instellen
initiële 2
Instelwachtwoord
instellen 29
invoeren 31
verwijderen 32
wijzigen 31
Internetadressen. Zie Websites
Interne temperatuur van
computer 38
Inventarisbeheer 25
Invoeren
instelwachtwoord 31
opstartwachtwoord 30
K
Kabelslotvoorziening 37
Kloonhulpmiddelen, software 2
O
Ontgrendelen van Smart Cover
Lock 36
Oplossingen, verouderde 13
Opstartapparaat
maken 18
USB-flashmedia 18
Opstartwachtwoord
instellen 30
invoeren 30
NLWW
Index 39
verwijderen 32
wijzigen 31
P
Preboot Execution Environment
(PXE) 4
Proactive Change Notification
(PCN) 13
ProtectTools Security Manager 7
PXE (Pre-boot Execution
Environment) 4
R
ROM-flash 14
ROM-flash op afstand 14
S
Scheidingstekens, tabel 32
Scheidingstekens en land-/
regiospecifieke
toetsenborden 32
Schijfeenheid beschermen 37
Setupconfiguraties, kopiëren 16
Smart Cover FailSafe-sleutel,
bestellen 36
Smart Cover Lock
FailSafe-sleutel 36
ontgrendelen 36
vergrendelen 36
Smart Cover Sensor
beveiligingsniveaus 35
instellen 35
Software
Altiris Client Management
Suite 9
beheer op afstand,
technologie 10
herstel 2
HP Client Automation Starter,
Standard en Enterprise
Editions 8
HP Client Catalog for Microsoft
System Center & SMS
Products 10
HP Client Management
Interface 5
HP Client Manager from
Symantec 8
HP ProtectTools Security
Manager 7
HP System Software
Manager 6
hulpprogramma's voor
bijwerken en beheer van
software 5
implementatie 2
integratie 2
inventaris, beheer 25
Proactive Change Notification
(PCN) 13
schijfbeveiligingssysteem 37
systeeminstallatie op
afstand 4
Verdiem Surveyor 13
Stroompiekbeveiliging
voedingseenheid 38
Subscriber's Choice 13
Systeeminstallatie op afstand 4
System Software Manager 6
T
Technologie voor beheer op
afstand 10
Temperatuur, interne
computer- 38
Temperatuursensor 38
Toegang tot computer
beperken 25
Toetsenbord, scheidingstekens,
landspecifiek 32
U
USB-flashmedia, opstartbaar 18,
19
V
Vaste schijven,
diagnosesoftware 37
Verdiem Surveyor 13
Vergrendelen van Smart Cover
Lock 36
Verwijderen van wachtwoord 32
Vingerafdruktechnologie 37
Voedingseenheid met
spanningspiekbeveiliging 38
Vooraf geïnstalleerd software-
image 2
W
Waarschuwing, wijziging 13
Wachtwoord
aan/uit 30
beveiliging 29
configuratie 29, 31
verwijderen 32
wijzigen 31
wissen 33
Websites
Altiris Client Management
Suite 10
BIOS downloaden 14
HP Business PC Security 7
HP Client Automation Agent 2
HP Client Automation
Center 8
HP Client Catalog for Microsoft
SMS 10
HP Client Management
Interface 6
HP Client Manager 3
HP Client Manager from
Symantec 9
HP ondersteuning 11
HPQFlash 14
HP Softpaq Download
Manager 6
HP System Software
Manager 6
Intel vPro-technologie 11
Proactive Change
Notification 13
ROM-flash 14
ROM-flash op afstand 14
software, ondersteuning 23
software en drivers
downloaden 17
Subscriber’s Choice 13
Wijzigen, besturingssystemen,
ondersteuning 23
Wijzigen, wachtwoorden 31
Wijziging, waarschuwing 13
Wissen, wachtwoorden 33
40 Index NLWW
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46

HP COMPAQ 6000 PRO MICROTOWER PC Gebruikershandleiding

Type
Gebruikershandleiding