Lavorwash Independent 2300 de handleiding

Categorie
Hogedrukreinigers
Type
de handleiding
MANUALE PER L’UTENTE
MOTORE A BENZINA
OWNER’S MANUAL
GENERAL GASOLINE ENGINE
MANUEL POUR L’UTILISATEUR
MOTEURS À ESSENCE
BEDIENUNGSANLEITUNG
BENZINMOTOREN
MANUAL PARA EL USUARIO
MOTOR DE GASOLINA
GEBRUIKERSHANDLEIDING
BENZINEMOTOR
MANUAL DO USUÁRIO
MOTOR A GASOLINA
KORISNIČKI PRIRUČNIK
BENZINSKI MOTOR OPĆE NAMJENE
PRIROČNIK ZA UPORABNIKE
OBIČAJNI BENCINSKI MOTOR
ATTENZIONE: leggere le istruzioni prima dell’ utilizzo.
WARNING: read the instructions carefully before use. ATTENTION:
lire attentivement les istructions avant l’usage.
ACHTUNG: die
anweisungen bitte vor gebrauch sorgfältig lesen. ADVERTENCIA:
leer atentamente las advertencias antes el uso de aparado.
LET OP: vóór gebruik de gebruiksaanwijzing aandachtig lezen.
ATENÇÃO: ler atentamente as instruções antes da utilização.
POZOR: pred uporabo preberite navodila.
PAŽNJA: prije upotrebe
pročitajte upute.
4
ÍNDICE
Introducción pág. 79
Símbolos pág. 79
Precauciones de seguridad pág. 79
Descripción de los componentes
pág. 80
Conexión del mando remoto
(opcional) pág. 80
Inspección previa a la puesta
en marcha pág. 81
I. Aceite motor pág. 81
II. Aceite del cambio pág. 81
III. Filtro del aire pág. 82
IV. Carburante y tanque del
carburante pág. 82
Puesta en marcha motor pág. 83
Funcionamiento pág. 84
Parada pág. 85
Sistema del control de la
emisión de humos pág. 85
I. Mantenimiento pág. 85
II.
Sustitución de los componentes
pág. 85
III. Modificaciones pág. 85
IV. Problemas que influyen en
las emisiones de humos pág. 85
Mantenimiento pág. 86
I. Programa de mantenimiento pág. 86
II. Método pág. 87
Transporte, almacenamiento y
nueva puesta en funcionamiento
pág. 89
I. Transporte pág. 89
II. Almacenamiento pág. 90
III.
Nueva puesta en funcionamiento
pág. 90
Guía para la solución de
problemas pág. 91
I.
Dificultades de puesta en marcha
pág. 91
II.
Reducidas prestaciones del motor
pág. 92
III. El motor no gira bien pág. 93
IV. Parada repentina durante
el funcionamiento pág. 93
V.
Sobrecalentamiento del motor
pág. 94
VI. Ruidos anómalos durante
el funcionamiento del motor pág. 94
Especificaciones técnicas pág. 95
I. Especificaciones principales pág. 95
II.
Temporización de la distribución
pág. 95
III. Par de apriete de los pernos pág. 96
Esquema eléctrico pág. 96
INHOUD
Inleiding blz. 97
Symbolen blz. 97
Veiligheidsmaatregelen blz. 97
Beschrijving van de onderdelen blz. 98
Aansluiting van de
afstandsbediening (optie) blz. 98
Inspectie voor het starten blz. 99
I. Motorolie blz. 99
II. Olie voor de
tandwielvertragingskast blz. 99
III. Luchtfilter blz. 100
IV. Brandstof en brandstoftank blz. 100
De motor starten blz. 101
Werking blz. 102
Stoppen blz. 103
Controlesysteem van de
uitlaatgassen blz. 103
I. Onderhoud blz. 103
II. Vervangen van onderdelen blz. 103
III. Veranderingen blz. 103
IV. Problemen die de emissie van
uitlaatgassen beïnvloeden blz. 103
Onderhoud blz. 104
I. Onderhoudsprogramma blz. 104
II. Methode blz. 104
Transport, opslag en weer in
bedrijf stellen blz. 107
I. Transport blz. 107
II. Opslag blz. 108
III. Weer in bedrijf stellen blz. 108
Lokaliseren van problemen blz. 109
I. Moeilijkheden bij het starten blz. 109
II. Verminderde prestaties van
de motor blz. 110
III. De motor draait niet goed blz. 111
IV. Plotselige stop tijdens de
werking blz. 111
V. Oververhitting van de motor blz. 112
VI. Abnormale geluiden tijdens
de werking van de motor blz. 112
Specificaties blz. 113
I. Belangrijkste specificaties blz. 113
II. Timing van de distributie blz. 113
III. Aanhaalkoppels van
belangrijke bouten blz. 114
Elektrisch schema blz. 114
ES
NL
97
INLEIDING
Hartelijk dank dat u voor een benzinemotor van ons bedrijf gekozen heeft.
Ons bedrijf, dat zich op de modernste internationale technologie baseert, heeft ééncilinder
viertaktbenzinemotoren met kopkleppen en koeling met geforceerde luchtcirculatie ontwikkeld. De motoren
worden gekenmerkt door een geavanceerd design, een compacte constructie, betrouwbare prestaties, een
laag brandstofverbruik en een makkelijke regeling van de snelheid. Zij worden op grote schaal gebruikt als
aandrijvingen in uiteenlopende toepassingen, zoals generatoraggregaten, circuits, werkzaamheden in de
open lucht, openbare amusementsplaatsen, bouwmachines, landbouwwerktuigen enz. De belangrijkste
onderdelen zoals het cilinderdeksel, het motorcarter enz. zijn allemaal gegoten met aluminiumlegering.
Laserscantechniek, driedimensionale vormtechniek en productietechniek met CN programmas die bij het
persproces toegepast worden verbeteren het oppervlak van de motor en de productienauwkeurigheid
aanzienlijk. Door toepassing van een inwendig drukverlagingssysteem en het centrifugale regelsysteem Fly
Hammer wordt de soepele en betrouwbare werking van de eenheden die met de motor uitgerust zijn en het
makkelijk starten ervan verzekerd. Bovendien voorkomt de introductie van het beschermingssysteem dat
de smeerlaag waarneemt eventuele schade aan de motor die veroorzaakt wordt door gebrekkige smering.
Deze handleiding verstrekt informatie over het gebruik en het onderhoud van de benzinemotor. Zorg
ervoor dat u de handleiding goed leest en volledig begrepen heeft alvorens de motor te gaan gebruiken. Al
het materiaal en de schemas van deze handleiding hebben betrekking op de meest recente producten op het
moment van publicatie. Naar aanleiding van herzieningen en andere wijzigingen kunnen de gegevens die
in deze handleiding staan iets afwijken van de huidige staat. Het copyright op deze handleiding is eigendom
van ons bedrijf, het is dus zowel voor bedrijven als natuurlijke personen verboden om de handleiding te
herdrukken of te kopiëren. Onder voorbehoud van wijzigingen zonder voorafgaande kennisgeving.
Er wordt verzocht om bijzondere aandacht te besteden aan de tekstgedeelten die voorafgegaan
worden door de volgende formuleringen:
SYMBOLEN
WAARSCHUWING
Deze formulering wordt gebruikt om de gebruiker ervoor te waarschuwen dat het
niet in acht nemen van de gebruiks- en onderhoudsprocedures ongelukken tot gevolg
kan hebben, die soms dodelijk kunnen zijn.
LET OP
Deze formulering wordt gebruikt om de gebruiker ervoor te waarschuwen dat het niet
in acht nemen van de gebruiks- en onderhoudsprocedures schade of vernieling van de
apparatuur toe gevolg kan hebben.
OPMERKING
Deze formulering wordt gebruikt om nuttige informatie te verstrekken.
VEILIGHEIDSMAATREGELEN
WAARSCHUWINGEN
Zorg ervoor dat u de handleiding goed gelezen en volledig begrepen heeft alvorens
de motor te gebruiken, omdat er anders ongelukken aan personen kunnen gebeuren of
materiële schade kan ontstaan.
Besteed met name aandacht aan de volgende punten:
1. Laat de motor op een goed geventileerde plaats functioneren, houd de motor minimaal op één
meter afstand van muren van gebouwen of andere apparatuur, houd de motor uit de buurt van
ontvlambare stoffen zoals benzine, lucifers enz. om de kans van brand te voorkomen.
2. Houd de motor buiten het bereik van kinderen en dieren.
3. De gebruiker moet speciaal opgeleid zijn.
4. Vul de motor op goed geventileerde plaatsen met brandstof en doe dit bij uitgeschakelde motor,
rook niet, steek geen open vuur aan en maak geen vonken op de plaatsen waar brandstof bewaard
wordt of waar getankt wordt.
5. Doe de tank niet te vol om te voorkomen dat er benzine uitstroomt. Als er benzine gemorst is moet
u dit eerst goed schoonmaken voordat u de motor start.
6. Zet de motor op een vlak werkplateau om te voorkomen dat er benzine uitstroomt.
7. Controleer of de tankdop goed dichtgedraaid is.
8. Tijdens de werking wordt de uitlaatpijp erg heet en blijft ook nadat de motor gestopt is erg heet.
Raak hem niet aan, verbrandingsgevaar. Vervoer of sla de motor pas op als hij volledig afgekoeld is.
NL
98
AANSLUITING VAN DE AFSTANDSBEDIENING (OPTIE)
De gaten in de choke- en gashendel worden gebruikt om de optionele staaldraden te monteren. De afbeel-
dingen 2, 3 en 4 laten zien hoe een massieve staaldraad en een gewapende staaldraad gemonteerd moeten
worden. Als er voor een gewapende staaldraad wordt gekozen wordt er een terugloopveer toegevoegd.
Indien nodig is het mogelijk om de dempingsmoer op de gashendel iets los te draaien om de smoorklep
met een op afstand bediende staaldraad te bedienen.
Optie:
Smoorklep met afstandsbediening:
BESCHREIJVING VAN DE ONDERDELEN
De belangrijkste onderdelen van de motor zijn als volgt geplaatst (Afb.1)
afb. 1
Gashendel
Luchtfilter
Chokehendel
Knalpot
Brandstofkraan
Bougie
Aftapdop
Aftapdop
Motorschakelaar
Brandstoftank
Brandstoftankdop
Peilstok
Oliedop
Aftapdop
Kickstarter
Handgreep
met
startkoord
Uitlaatpijp
afb. 2
Onbuigzame mantel staaldraad
Gashendel
Buigzame
staaldraad
Schroef van 4mm
Bevestigingsbout
staaldraad
Veerring
Onbuigzame mantel
staaldraad
afb. 3
Terugloopveer
Dempingsmoer gashendel
NL
99
Choke met afstandsbediening:
afb. 4
Chokehendel
Bevestigingsbout
staaldraad
INSPECTIE VOOR HET STARTEN
I. MOTOROLIE
LET OP
t Motorolie is een bepalende factor voor de prestaties van de motor. Gebruik geen motorolie
met additieven of motorolie voor tweetaktmotoren omdat deze niet voldoende smeerca-
paciteit hebben en omdat hierdoor de levensduur van de motor bekort kan worden.
t Controleer de motor bij stilstaande motor en op een vlakke ondergrond.
SAE15W-40 (Afb.2) wordt geadviseerd voor algemeen
gebruik en alle temperaturen.
Aangezien de viscositeit per gebied en afhankelijk van de
temperaturen verschilt moet het smeermiddel op basis van
onze adviezen gekozen worden.
Controle (Afb. 6).
1. Controleer of de motor stil staat en op een vlakke
ondergrond staat.
2. Trek de peilstok eruit en veeg hem af.
3. Steek de peilstok weer in de tank maar draai hem
niet vast en controleer het oliepeil.
4. Als het peil onvoldoende is moet de geadviseerde
motorolie eraan toegevoegd worden.
5. Steek de peilstok er weer in.
LET OP
De werking van de motor met een onvol-
doende oliepeil kan zeer ernstige schade
aan de motor tot gevolg hebben.
II. OLIE VOOR DE TANDWIELVERTRAGINGSKAST (alleen voor modellen die hiermee
uitgerust zijn)
1/2 tandwielvertragingskast met automatische
centrifugaalkoppeling.
Gebruik olie van hetzelfde merk als de motorolie.
Olievulhoeveelheid: 0,50 liter
Controleer het oliepeil op onderstaande volgorde
(Afb. 7):
1. Trek de peilstok eruit en veeg hem af.
2. Steek de peilstok er weer maar draai hem niet vast,
trek hem er weer uit en controleer het oliepeil.
3. Als het oliepeil onvoldoende is moet er motorolie
van het geadviseerde type aan toegevoegd worden
tot de merkstreep van het maximum niveau.
4. Steek de peilstok er weer in.
TEMP
SAE
afb. 5
Peilstok
Merkstreep
max. niveau
afb. 6
afb. 7
Merkstreep
max. niveau
Peilstok
Aftapdop
Olievulhoeveelheid 0,50 l
NL
100
III. LUCHTFILTER
1. FILTER MET DUBBEL ELEMENT (Afb. 8)
Demonteer het huis van het luchtfilter en inspecteer het filterelement
om te controleren of het schoon en intact is, als dit niet het geval is moet
u het reinigen of vervangen.
2. STOFFILTER (Afb. 9)
Demonteer de stofkap en inspecteer het filterelement om a)
te controleren of het schoon en intact is, als dit niet het geval is
moet u het reinigen of vervangen.
Controleer of er stof in de stofkap zit en maak hem eventueel b)
schoon.
3. DROOG FILTER (Afb. 10)
a) Verwijder het huis van het filter en controleer of het filterelement
vuil is of onzuiverheden vertoont. Indien nodig moet u het reinigen
of vervangen.
b) Controleer het luchtfilter en verwijder eventueel vuil.
4. OLIEBADFILTER (Afb. 11)
a) Demonteer het huis van het
luchtfilter en inspecteer het
filterelement om te controleren of het schoon en intact is, als dit niet
het geval is moet u het reinigen of vervangen.
b) Controleer het oliepeil en de kwaliteit van de olie. Als het oliepeil
onvoldoende is moet u er motorolie van het geadviseerde type aan
toevoegen tot de merkstreep van het oliepeil.
LET OP
Start de motor nooit zonder luchtfilter omdat de motor
hierdoor sneller slijt.
IV. BRANDSTOF EN BRANDSTOFTANK
1. BRANDSTOF
Voor deze motor moet loodvrije benzine gebruikt worden met een octaangetal boven de 86. Het gebruik
van loodvrije benzine vermindert de vorming van koolaanslag en verlengt de levensduur van de motor.
Gebruik nooit gebruikte of verontreinigde benzine of een mengsel van benzine en motorolie.
Controleer of er geen vuil of water in de benzine zit.
2. BENZINE DIE ALCOHOL BEVAT
Als u ervoor kiest om benzine met alcohol (mengsel) te gebruiken moet u controleren of het octaangetal
minimaal even hoog is als door het bedrijf geadviseerd wordt. Er zijn twee soorten benzine-alcoholmengsels.
Het ene mengsel bevat ethanol en het andere mengsel bevat methanol. Er zijn geen benzine-alcoholmengsels
toegestaan die meer dan 10% ethanol en ook niet meer dan 5% methanol bevatten. Als het methanolgehalte
in het mengsel meer is dan 5% dan kunnen de prestaties van de motor hierdoor verminderd worden en
kunnen de metalen, rubber en kunststof delen van de motor beschadigd worden.
Filterhuis
Filterele-
ment
afb. 8
Filterhuis
Filterelement
Stofkap
afb. 9
Merkstreep
oliepeil
afb. 11
Filterele-
ment
Filterhuis
afb. 10
NL
101
LET OP
t%FCSBOETUPõFONPFUFOWPPS[JDIUJHHFIBOUFFSEXPSEFOPNEBUEFLVOTUTUPGFOHFMBLUF
oppervlakken hierdoor beschadigd kunnen worden.
t"MTEFNPUPSPQWPMMFCFMBTUJOHGVODUJPOFFSUJTIFUOPSNBBMBMTVBGFOUPFIFULOFUUFSFO
van vonken of kloppen hoort.
t"MTVEF[FHFMVJEFOPPLUJKEFOTEFOPSNBMFXFSLJOHFOPQOPSNBMFCFMBTUJOHIPPSUNPFUVFFO
ander merk benzine gebruiken, als dit verschijnsel zich toch weer voordoet moet u bij uw dealer
informeren omdat de motor beschadigd kan zijn.
3. BRANDSTOFTANK
Tankinhoud: 3.6 liter (Afb. 12).
4. CONTROLES
Verwijder de tankdop en a)
controleer het brandstofniveau.
Als het brandstofniveau te laag is b)
moet u de brandstof bijvullen. Denk
eraan dat de brandstof niet boven de
rand van het benzinefilter mag komen
(Afb. 12).
WAARSCHUWING
t #FO[JOF JT VJUFSTU POUWMBNCBBS FO JO TPNNJHF PNTUBOEJHIFEFO FYQMPTJFG 5BOL
alleen op goed geventileerde plaatsen en bij stilstaande motor. Rook niet en pas op dat
er geen open vuur of vonken op de plaats waar de benzine bewaard wordt of waar de tank
bijgevuld wordt zijn.
t %PFEFUBOLOJFUUFWPMJOEFWVMPQFOJOHNBHHFFOCFO[JOFCMJKWFOTUBBO$POUSPMFFSOBBnPPQ
van het tanken of de tankdop goed dichtgedraaid is.
t 1BTPQEBUVUJKEFOTIFUUBOLFOHFFOCFO[JOFNPSTU(FNPSTUFCFO[JOFPGEFEBNQFOFSWBO
kunnen ontvlammen. Als er benzine gemorst is moet u controleren of het gebied droog genoeg
is alvorens de motor te starten.
t 7FSNJKEIFSIBBMEFMJKLFOMBOHEVSJHDPOUBDUNFUEFIVJEFOBEFNEFCFO[JOFEBNQFOOJFUJO
t )PVEIFUCVJUFOCFSFJLWBOLJOEFSFO
DE MOTOR STARTEN
1. Zet de brandstofkraan op “ON” (Afb. 13).
2. Zet de chokehendel op “GESLOTEN” (Afb.
14).
OPMERKING
Als de motor warm is hoeft de
choke niet gesloten te worden.
afb. 12
Max. brandstof-
niveau
ON
ON
Brandstofkraan
afb. 13
afb. 14
Chokehendel
GESLO-
TEN
OFF
NL
102
3. Start de motor (Afb. 16).
a) Zet de motorschakelaar op “ON”.
b) Trek de handgreep van het
startkoord iets omhoog totdat
u weerstand voelt en trek er
daarna krachtig aan.
LET OP
Als u de handgreep plotseling loslaat kan hij tegen de motor aan stoten. Laat de handgreep
langzaam los en begeleid de handgreep tijdens het oprollen.
WERKING
1. Laat de motor warmdraaien en zet de
chokehendel op “OPEN” (Afb.17).
OPMERKING
Alarm motorolie
Het alarm van de motorolie dient om de gebruiker te waarschuwen dat de motorolie in
het motorcarter onvoldoende is. De werking van de motor met een onvoldoende oliepeil
kan schade aan de motor tot gevolg hebben. Als het oliepeil in het carter onvoldoende is, zorgt
het alarm van de motorolie ervoor dat de motor automatisch gestopt wordt om schade aan de
motor te voorkomen ook als de motorschakelaar op ON” staat.
LET OP
Als de motor nog niet functioneert moet eerst het peil van de motorolie gecontroleerd
worden.
OPMERKING
Werking op grote hoogte
Op grote hoogte is de standaard lucht-/benzinemengverhouding relatief te hoog en
hierdoor worden de prestaties van de motor verminderd en neemt het brandstofverbruik
toe. Dit probleem kan als volgt opgelost worden: vervang de hoofdverstuiver van de carburateur
door een kleinere verstuiver en stel daarna de nullastschroef af. Als de motor altijd op grote
hoogte gebruikt wordt, op een hoogte van 1830 meter boven de zeespiegel, moet u aan uw
dealer vragen om de nodige afstellingen te verrichten.
Het motorvermogen vermindert ongeveer 3,5% elke 305 meter dat de hoogte toeneemt ook als
de juiste maximum straal van de carburateur gebruikt wordt.
LET OP
De motor die uitgerust is met de maximum straal en die op hoogte toegepast kan worden
kan ernstige schade lijden als hij op kleinere hoogten gebruikt wordt omdat het mengsel
te “arm is, het vermogen vermindert en de motor oververhit raakt. Wend u zich tot uw
dealer om de motor weer in de standaard uitvoering te laten brengen.
afb. 16
Motorschakelaar
Handgreep startkoord
ON
Chokehendel
afb. 17
OPEN
NL
103
STOPPEN
1. Zet de motorschakelaar op “OFF” (Afb. 20).
2. Zet de brandstofschakelaar op “OFF” (Afb. 21).
CONTROLESYSTEEM VAN DE UITLAATGASSEN
De werking van de motor brengt koolmonoxide, stikstofoxide en koolwaterstoffen voort en in bepaalde
omstandigheden brengen stikstofoxide en koolwaterstoffen een chemische reactie teweeg die dampen
voortbrengt terwijl koolmonoxide erg giftig is. Daarom is het erg belangrijk om de uitlaatgassen te
controleren. Om dit euvel te verhelpen vermindert ons bedrijf de emissie van uitlaatgassen door speciale
carburateurs en andere systemen toe te passen.
Om de emissie van de motor binnen de toegestane grenzen te houden moet u aandacht besteden
aan het volgende:
I. ONDERHOUD
Voer het periodieke onderhoud volgens het onderhoudsprogramma dat in de handleiding vermeld is
uit. Het onderhoudsprogramma is gebaseerd op normaal gebruik en in normale omstandigheden van
de motor; dus als de motor voor zware toepassingen, in stoffige of vochtige omgevingen of op hoge
temperaturen gebruikt wordt is het dus noodzakelijk om vaker onderhoud uit te voeren.
II. VERVANGEN VAN ONDERDELEN
Wij adviseren om onderdelen te gebruiken die gemaakt zijn door ons bedrijf of van gelijkwaardige
kwaliteit. Het gebruik van reserveonderdelen van minder goede kwaliteit kan ertoe leiden dat de
doelmatigheid van het controlesysteem van de uitlaatgassen vermindert.
III. VERANDERINGEN
Door veranderingen aan het uitlaatsysteem kan de emissie toenemen en kan dit boven de door de
wet bepaalde grens komen. Illegale veranderingen zijn:
Demontage of verandering van een willekeurig onderdeel van het luchtinlaat- of uitlaatsysteem.1.
Verandering of afstelling van de controlesystemen van de bedrijfstoestand waardoor de werking van 2.
de motor buiten de ingestelde parameters gebracht wordt
IV. PROBLEMEN DIE DE EMISSIE VAN UITLAATGASSEN BEÏNVLOEDEN
1. Problemen bij het starten of afzetten.
2. Onstabiele nullast.
3. Emissie van zwarte rook of overmatig brandstofverbruik.
4. Gebrekkige of versleten bougies.
5. Te vroege voorontsteking.
Als u één van de hierboven vermelde problemen constateert moet u zich tot uw dealer wenden.
afb. 20
OFF
Engine switch
afb. 21
OFF
NL
104
ONDERHOUD
I. ONDERHOUDSPROGRAMMA
Om ervoor te zorgen dat de motor in goede staat blijft moet de gebruiker het onderhoud
volgens onderstaande tabel uitvoeren
:
Frequentie
Onderdeel
Elke
keer
Eerste maand
of 20
werkingsuren
Elk seizoen
of 50
werkingsuren
Elke 6 maanden
of 100
werkingsuren
Elk jaar
of 300
werkingsuren
Motorolie
Controle
oliepeil
Verversen
Olie tandwielver-
tragingskast
Controle
oliepeil
Verversen
Luchtfilter
Controleren
Reinigen
1
1
*
Vervangen √ **
Vuilopvangbakje
Schoonmaken
Bougie
Schoonma-
ken
, afstellen
Vervangen
Antivonksysteem
Schoonmaken
Nullast
Controleren,
afstellen
2
Klepspeling
Controleren,
afstellen
2
Brandstoftank en
-filter
Reinigen
2
Brandstoftoevoer
Schoonmaken
Om de twee jaar (indien nodig vervangen)
LET OP
Gebruik uitsluitend originele reserveonderdelen van de fabrikant of van gelijkwaardige
kwaliteit; anders kan de motor beschadigd worden.
OPMERKINGEN
* Alleen bij carburateurs met een dubbele inwendige ventilatiekamer.
** Alleen bij luchtfilters met een papieren filterelement.
1
Vaker dan aangegeven als hij in stoffige omstandigheden gebruikt wordt.
2
Het onderhoud moet door de dealer uitgevoerd worden, tenzij de gebruiker naar behoren opgeleid
is en over het juiste gereedschap beschikt.
WAARSCHUWING
Vóór het onderhoud moet de motor afgezet worden. Als er onderhoudswerkzaamheden
uitgevoerd moeten worden terwijl de motor in werking is moet gecontroleerd worden of
er geschikte ventilatie in de omgeving is. De uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide,
waarvan de inademing schadelijk kan zijn voor de gezondheid of zelfs dodelijk.
II. METHODE
1. VERVERSEN VAN DE MOTOROLIE
Om de motorolie snel en volledig te kunnen aftappen kunt u dit het beste doen als de motor nog warm is.
NL
105
Vul met de aangegeven motorolie tot de a)
merkstreep van het maximum peil (Afb. 22).
Draai de tankdop er weer op.b)
De bijvulhoeveelheid van de olie van 1/2 c)
tandwielvertragingskast is 0,5 liter en de
bijvulhoeveelheid van de motorolie is liter
0,60 l.
(5,5 hp); 1,1 l. (7-9-11hp).
OPMERKING:
Gooi de olieblikken of
de verbruikte olie niet in de vuilnisbak
en spoel de olie ook niet weg in de
grond. Om het milieu te beschermen adviseren
wij u om verbruikte olie in een gesloten
houder te doen en naar de plaatselijke
afvalverwerkingsinstantie te brengen.
2. ONDERHOUD VAN HET LUCHTFILTER
Door een vuil luchtfilter kan de luchtstroom naar de carburateur geblokkeerd worden, waardoor
de carburateur ondoelmatig wordt. Om ervoor te zorgen dat de carburateur doelmatig blijft moet er
regelmatig onderhoud aan het luchtfilter uitgevoerd worden. Als de motor op erg stoffige plaatsen
gebruikt wordt moet het onderhoud vaker uitgevoerd worden.
WAARSCHUWING
Reinig het luchtfilterelement nooit met
benzine of reinigingsmiddelen met een laag
explosiepunt, anders bestaat er explosiegevaar.
LET OP
Laat de motor nooit zonder luchtfilter functioneren
omdat er samen met de lucht vuil en stof in de motor
terecht kan komen waardoor de motor sneller aan
slijtage onderhevig is.
Filter met dubbel element (Afb. 23)
Draai de vleugelmoer los, demonteer het filterhuis en inspecteer
de twee elementen om te controleren of er beschadigingen
zijn. Vervang ze indien nodig.
a) Schuimfilterelement: maak het met reinigingsmiddelen
voor huishoudelijk gebruik en warm water schoon (of niet
ontvlambare oplosmiddelen of oplosmiddelen met een hoog
explosiepunt), laat het drogen en dompel het daarna onder
in schone motorolie. Wring de overtollige olie eruit omdat de
motor anders tijdens het starten rook voortbrengt.
b) Papieren filterelement: Klop het element tegen een stevig
oppervlak uit om het opgehoopte stof te verwijderen of blaas
het van binnen naar buiten met een straal perslucht schoon
(niet hoger dan 30 psi). Maak het nooit schoon met een borstel
omdat het vuil hierdoor in de vezels van het element dringt.
Als het element erg vuil is, moet u het door een nieuw element
vervangen.
Stofopvangfilter (Afb. 24)
Draai de vleugelmoer los, demonteer het filterhuis en inspecteer
de twee elementen om te controleren of er beschadigingen
zijn. Vervang ze indien nodig.
a) Schuimfilterelement: maak het met reinigingsmiddelen
voor huishoudelijk gebruik en warm water schoon (of niet
ontvlambare oplosmiddelen of oplosmiddelen met een hoog
explosiepunt), laat het drogen en dompel het daarna onder
in schone motorolie. Wring de overtollige olie eruit omdat de
motor anders tijdens het starten rook voortbrengt.
Vleugelmoer
Luchtfilterhuis
Papieren
filterelement
Schuimfil-
terelement
afb. 23
Peilstok
Aftapdop
Peilstok
Aftapdop
afb. 22
afb. 24
Vleugelmoer
Luchtfilterkap
Uitsteek-
sel lucht-
inlaat
Stofopvang-
bakje
Groef
Luchtge-
leider
Papieren
filterele-
ment
Schuim-
filterele-
ment
NL
106
b) Papieren filterelement: klop het element tegen een stevig oppervlak uit om het opgehoopte stof te
verwijderen of blaas het van binnen naar buiten met een straal perslucht schoon (niet hoger dan 30 psi).
Maak het nooit schoon met een borstel omdat het vuil hierdoor in de vezels van het element dringt. Als
het element erg vuil is, moet u het door een nieuw element vervangen.
c) Maak het stofopvangbakje schoon: draai de drie halfronde speciale schroeven los en verwijder
het bakje, was de onderdelen met water af en laat ze drogen. Monteer ze weer in de oorspronkelijke
stand.
LET OP
t )FU TUPGPQWBOHFMFNFOU NPFU [PEBOJH HFNPOUFFSE XPSEFO
dat het gat van de luchtinlaatslang samenvalt met de groef in
de kap van het filter.
t)PVEEFKVJTUFNPOUBHFWPMHPSEFBBO
Droog filter (Afb. 25)
Draai de vleugelmoer los, verwijder het filterhuis en haal het filterelement
eruit.
a) Maak het filterelement met een niet ontvlambaar reinigingsmiddel of
met een hoog explosiepunt schoon en maak het daarna droog.
b)Dompel het filterelement onder in schone motorolie. Wring de overtollige
olie eruit omdat de motor anders tijdens het starten rook voortbrengt.
c) Monteer ze weer in de oorspronkelijke stand.
Oliebadfilter (Afb. 26)
a) Draai de vleugelmoer los, verwijder het filterhuis en haal het filterelement
eruit. Controleer of de beide elementen beschadigd zijn. Vervang ze indien
nodig.
b)Maak de gaten met reinigingsmiddelen voor huishoudelijk gebruik (of
reinigingsmiddelen met een hoog explosiepunt) en warm water schoon
en laat het daarna drogen.
c) Dompel ze onder in schone motorolie. Wring de overtollige olie eruit
omdat de motor anders tijdens het starten rook voortbrengt.
d) Leeg het filterhuis en verwijder het achtergebleven stof met een niet
ontvlambaar reinigingsmiddel of een reinigingsmiddel met een hoog
explosiepunt en maak het daarna droog.
e) Vul het filterhuis met de aangegeven motorolie tot de merkstreep van
het peil.
f) Monteer het weer in de oorspronkelijke stand.
3. WASSEN VAN HET VUILOPVANGBAKJE (Afb. 27)
Zet de brandstofschakelaar op “OFF”, verwijder het bakje en
de O-ring. Was ze met een niet ontvlambaar oplosmiddel of een
oplosmiddel met een hoog explosiepunt, maak ze schoon en monteer
ze daarna weer. Zet de brandstofschakelaar op “ON” en controleer of
er geen lekken zijn.
WAARSCHUWING
t #FO[JOF JT VJUFSTU POUWMBNCBBS FO JO TPNNJHF
omstandigheden explosief. Houd sigaretten, vonken en
open vuur uit de buurt.
t/BEBUVIFUWVJMPQWBOHCBLKFXFFSUFSVHHFQMBBUTUIFFGUNPFUVDPOUSPMFSFOPGIFUOJFUMFLUFO
moet u nagaan of de ruimte rondom de motor droog genoeg is.
4. BOUGIE (Afb. 28)
Geadviseerde bougies: BP6ES, BPR6ES (NGK) of NHSPLD F6RTCU.
Voldoende ruimte voor de bougie en het ontbreken van
aanslag rondom de bougie zorgt ervoor dat de motor goed kan
functioneren.
a) Verwijder de bougie met de speciale sleutel.
WAARSCHUWING
Pas op dat u nooit aan de knalpot komt als de motor
in werking is of net afgezet is.
afb. 25
Vleugelmoer
Luchtfilter-
huis
Filterele-
ment
afb. 26
Vleugelmoer
Luchtfilter-
huis
Filterele-
ment
afb. 27
O-ring
Vuilopvang-
bakje
afb. 28
Bougiesleutel
NL
107
b) Maak hem met een ijzeren borstel schoon. Als de isolator beschadigd is
moet u de bougie vervangen.
c) Meet de vrije ruimte van de bougie met een diktemeter op. De ruimte
moet 0,7~0,8 mm zijn (afb. 29). Indien nodig moet dit afgesteld worden
door de elektrode aan de zijkant voorzichtig te verbuigen.
d)Controleer of de pakking van de bougie in goede staat is, anders moet u
hem vervangen. Draai de bougie eerst met de hand op de bodem en draai
de bougie daarna met de speciale sleutel vast.
Als u een nieuwe bougie gebruikt moet u de bougie na het contact met de
pakking nog een 1/2 slag draaien, als u de originele bougie monteert moet
u de bougie nog een 1/8~1/4 slag draaien.
LET OP
t%FCPVHJFNPFUTUFWJHWBTUHFESBBJEXPSEFOBOEFSTSBBLUIJK
oververhit en wordt de motor beschadigd.
t (FCSVJL BMMFFO HFBEWJTFFSEF PG HFMJKLXBBSEJHF CPVHJFT
Een onjuiste temperatuur van de bougie kan schade aan de motor
veroorzaken.
5. ANTIVONKSYSTEEM (optie)
Het antivonksysteem moet minimaal om de 100 bedrijfsuren gereviseerd worden om ervoor te zorgen
dat het systeem in goede staat blijft.
WAARSCHUWING
De knalpot wordt erg heet en blijft nog lang heet ook als de motor gestopt is. Raak hem
niet aan, verbrandingsgevaar. Voer het
onderhoud uit nadat de motor afgekoeld is.
a) Draai de twee moeren M4 los en verwijder de
uitlaatpijpbocht van het motorblok (Afb. 30).
b) Draai de vijf schroeven M5 van de bescherming
van de knalpot los en haal de knalpot eruit.
c) Draai de schroeven M4 van het antivonksysteem
los en maak het van de knalpot los.
d) Verwijder de koolrestanten met een borstel van
het gaas van het antivonksysteem.
e) Monteer het antivonksysteem weer in de
omgekeerde volgorde.
LET OP
t1BTPQEBUIFUHBBTWBOIFUBOUJWPOLTZT-
teem nooit beschadigd wordt.
t(FCSVJLOPPJUFFOCFTDIBEJHEBOUJWPOLTZTUFFN
6. REGELING VAN DE NULLAST VAN DE CARBURATEUR
a) Start de motor en laat hem warm draaien tot de normale
werkingstemperatuur (Afb. 31).
b)Stel de nullast af door aan de bevestigingsschroef van de smoorklep
te draaien terwijl de motor op laag vermogen draait.
Standaard nullast: 1700±150 toeren per minuut.
TRANSPORT, OPSLAG EN WEER IN BEDRIJF STELLEN
I. TRANSPORT
Transporteer de motor met de brandstofschakelaar op de gesloten stand. Sla de motor pas op als hij
afgekoeld is om verbranding en brand te voorkomen.
LET OP
Houd de motor niet schuin om te voorkomen dat er brandstof uit lekt. Gemorste benzine
of de dampen ervan kunnen brand veroorzaken.
afb. 29
0.7 - 0.8 mm
Knalpotbe-
scherming
afb. 30
Schroef M5
Uitlaatpijp-
bocht
Schroef
M4
Schroef M4
Antivonk-
systeem
Gaas
Knalpot
afb. 31
Bevestigingsschroef
van de smoorklep
NL
108
II. OPSLAG
Als de motor lange tijd niet gebruikt wordt moet de motor
op de juiste manier opgeslagen worden. Sla de motor op
een droge en stofvrije plaats op.
Ververs de motorolie (Afb. 32).1.
Maak de bougie los. Giet een lepel schone motorolie via 2.
het montagegat van de bougie in de cilinder. Laat de motor
draaien om de olie goed te verspreiden, monteer de bougie
daarna weer op de oorspronkelijke plaats.
Trek aan het startkoord totdat u een zekere weerstand voelt, 3.
blijf eraan trekken totdat de pijl van de startmof
op één lijn staat met het gat van de starter. Op dat
moment zijn de inlaat- en uitlaatkleppen dicht
en verhinderen dat de binnenkant van de motor
verroest (Afb. 33).
Dek de motor af zodat er geen stof in terecht komt.4.
III. WEER IN BEDRIJF STELLEN
Alvorens de motor weer in gebruik te nemen moet
het onderhoud volgens onderstaande tabel uitgevoerd worden.
Opslagtijd Te onderhouden onderdeel
Een maand
Één of twee maanden De achtergebleven brandstof aftappen en weer met brandstof vullen.
Van twee maanden tot
een jaar
De achtergebleven brandstof aftappen en weer met brandstof vullen;
De brandstof uit de carburateur aftappen
1
;
Het opvangbakje legen
2
.
Meer dan een jaar De achtergebleven brandstof aftappen en weer met brandstof vullen;
Het brandstofbakje in de carburateur legen
1
;
Het opvangbakje legen
2
;
De motor van de opslagplaats verplaatsen, met brandstof vullen en starten.
1
De aftapdop eraf draaien en de brandstof uit de carburateur aftappen.
2
De motorschakelaar op OFF zetten, het opvangbakje losmaken en legen.
Opmerking: Om het milieu te beschermen adviseren wij u om verbruikte brandstof in een geslo-
ten houder te doen en naar de plaatselijke afvalverwerkingsinstantie te brengen.
Spoel het niet in de grond weg.
WAARSCHUWING
Benzine is uiterst ontvlambaar en in sommige omstandigheden explosief. Houd
sigaretten, vonken en open vuur uit de buurt.
Aftap-
dop
afb. 32
Opvang-
bakje
afb. 33
Plaats de pijl van
de startmof op
één lijn met het
gat van de starter
NL
109
LOKALISEREN VAN PROBLEMEN
I. MOEILIJKHEDEN BIJ HET STARTEN
PROBLEEM OORZAAK REMEDIE
1. Er functioneert iets niet met het
brandstofcircuit.
Niet voldoende brandstof in
de tank of benzinekraan dicht.
Met brandstof vullen, de ben-
zinekraan opendraaien.
2. De benzinetoevoer is geblok-
keerd.
Cilindercompressie normaal
Bougie normaal
Ventilatieopening in de brand-
stofdop geblokkeerd.
Ventilatieopening schoon-
maken.
Brandstofkraan verstopt. Schoonmaken en daarna
doorspoelen.
Hoofdverstuiver verstopt of
niet geschikt.
Afstellen of schoonmaken,
met lucht doorblazen.
Naaldklep niet goed dicht of
startgat verstopt.
Naaldklep demonteren en
repareren, schoonmaken en
doorblazen.
Vlotter beschadigd of ver-
stopt.
Repareren.
1. Er functioneert iets niet in het
brandstofsysteem.
Cilindercompressie normaal
Bougie normaal
Brandstof vloeit goed
Verontreinigde of aangetaste
benzine.
Verversen.
Benzine bevat water. Verversen.
Teveel benzine in de motorci-
linder.
Overtollige benzine aftap-
pen, elektroden van de bou-
gie droog maken.
Benzine niet van de goede
soort.
Een geschikte soort benzine
volgens de specificaties ge-
bruiken.
1. Bougie is in slechte staat.
Cilindercompressie normaal
Benzinetoevoer normaal
Vonk hoge drukbobine normaal
Teveel stof en koolaanslag
rondom de elektroden.
Schoonmaken.
Elektroden verbrand of isola-
tor beschadigd.
Bougie vervangen.
Opening elektroden niet juist. Op geschikte waarde instel-
len.
1. Er is geen vonk in de hoge druk-
bobine
Cilindercompressie normaal
Brandstoftoevoer normaal
Bougie normaal
Hoge drukbobine bescha-
digd.
Vervangen.
Startbobine beschadigd. Vervangen.
Magneet heeft magnetische
kracht verloren.
Vervangen.
1.Cilindercompressie gering
Benzinetoevoer normaal
Elastische zuigerband teveel
versleten.
Elastische banden vervan-
gen.
Elastische band vastgelopen. Aanslag verwijderen.
Elastische band kapot. Vervangen.
Startsysteem normaal Bougie los of zonder pakking. Vastzetten en pakking mon-
teren.
NL
110
PROBLEEM OORZAAK REMEDIE
Startsysteem normaal Luchtlekken tussen cilinder-
blok en cilinder.
Cilinderpakking controleren en
controleren of contactvlak vlak
is ten opzichte van cilinderkop.
Bouten met aangegeven aan-
haalkoppel aandraaien.
Luchtlek uit de klep. Klepspeling controleren en con-
troleren of klep goed vastgezet
is. Indien nodig repareren.
WAARSCHUWING
t ,PN UJKEFOT IFU DPOUSPMFSFO WBO EF CPVHJF OPPJU NFU OBUUF IBOEFO BBO EF
hoogspanningskabel van de bougie.
t$POUSPMFFSPGFSHFFOCFO[JOFBBOEFCVJUFOLBOUWBOEFNPUPSHFNPSTUJTFOPGEFCPVHJFOJFU
nat geworden is door benzine.
t0NCSBOEUFWPPSLPNFONPFUVWPOLFOWFSVJUEFCVVSUWBOIFUNPOUBHFHBUWBOEFCPVHJF
houden.
Als de motor nadat u alle hierboven vermelde elementen gecontroleerd heeft niet functioneert moet u
contact opnemen met de dealer.
II. VERMINDERDE PRESTATIES VAN DE MOTOR
PROBLEEM OORZAAK REMEDIE
Als de smoorklep
meer opengedraaid
wordt stemt de ver-
snelling niet overeen,
vermindert of de mo-
tor stopt.
Ontstekings-
systeem.
Ontstekingstiming niet juist. Voorontsteking afstellen.
Brandstof-
toevoer.
Lucht in het brandstofcircuit of
circuit verstopt.
Ontluchten of leidingen
doorspoelen.
Hoofdstraal niet goed afge-
steld.
Afstellen.
In de carburateur gat van
naaldklep en hoofdverstuiver
verstopt.
Schoonmaken en met lucht
doorblazen.
Benzinekraan verstopt. Schoonmaken en beschadig-
de onderdelen vervangen.
Koolaanslag in de verbran-
dingskamer.
Schoonmaken.
Luchtfilter verstopt. Filterelement reinigen.
Lekken uit de toevoerslang. Vervangen.
Slechte com-
pressie.
Zuiger, cilinder of elastische
band versleten.
Vervangen.
Luchtlek uit contactvlak tussen
cilinderblok en cilinderkop.
Pakking vervangen.
Klepspeling te klein of te
groot.
Afstellen.
Klep dicht niet af. Repareren.
NL
111
III. DE MOTOR DRAAIT NIET GOED
PROBLEEM OORZAAK REMEDIE
De motor klopt. Zuiger, cilinder of elastische band
teveel versleten.
Versleten elementen vervan-
gen.
Zuigerpen en gat teveel versleten. Zuiger of zuigerpen vervangen.
De motor klopt. Trekstang van de kop versleten. Trekstang vervangen.
Kogellager bochtas versleten. Lager vervangen.
Abnormale verbranding. Motor oververhit. Storing achterhalen.
Teveel koolaanslag in de verbran-
dingskamer.
Schoonmaken.
Benzine niet geschikt of van slechte
kwaliteit.
Vervangen door geschikte ben-
zine.
De motor start niet vanwege
ontbreken van vonken.
Water in de ruimte. Droog maken.
Vrije ruimte van bougie-elektroden
niet geschikt.
Afstellen.
Onjuiste timing. Afstellen.
Storing aan inductiespoel of soort-
gelijk probleem.
Controleren en defecte onder-
delen vervangen.
IV. PLOTSELIGE STOP TIJDENS DE WERKING
PROBLEEM OORZAAK REMEDIE
De motor stopt
plotseling tijdens
de werking.
Brandstoftoe-
voersysteem.
Benzine op. Met brandstof vullen.
Carburateur verstopt. Controleren en brand-
stofleidingen doorspoe-
len.
Vlotter lekt. Repareren.
Naaldklep verstopt. Vlotterkamer demonteren
en schoonmaken.
Ontstekings-
systeem
Bougie versleten of kortgesloten
door koolaanslag.
Bougie vervangen.
Elektrode aan zijkant van bougie
los.
Bougie vervangen en elek-
trode verwijderen.
Hoogspanningskabel los. Aansluiten.
Motorolie in carter onvoldoende. Tot merkstreep van maxi-
mum peil bijvullen.
Startbobine doorgebrand of kort-
gesloten.
Vervangen.
Massadraad op carter. Isoleren.
Overige. Cilinder wordt getrokken maar
klep valt.
Repareren of beschadigde
onderdelen vervangen.
NL
112
V. OVERVERHITTING VAN DE MOTOR
PROBLEEM OORZAAK REMEDIE
Motor oververhit. Ontstekingstijd niet juist. Voorontsteking goed afstellen.
Motorolietoevoer onvoldoende. Bijvullen.
Uitlaatpijp verstopt. Uitlaatpijp doorspoelen.
Stroomcontrole lekt. Lekken herstellen.
Vuil of afval tussen de koelfans. Schoonmaken.
Koelfan los of functioneert niet
goed.
Opnieuw installeren.
Cilinder, zuiger of elastische band
versleten waardoor luchtstroom
tussen cilinder en motorcarter ont-
staat.
Trekstangen vervangen.
Vervorming van de trekstang leidt
tot zijwaartse slijtage van de zuiger
of de cilinder.
Versleten onderdelen vervan-
gen.
Verkeerde instelling van de mo-
torsnelheid brengt een te hoge
draaisnelheid met zich mee.
Motorsnelheid door middel van
de snelheidsregelaar instellen.
Krukaslager doorgebrand. Krukaslager vervangen.
OPMERKING
De motor moet op bepaalde temperaturen werken. Over het algemeen is de temperatuur bij
de uitlaat tussen de 80 en 100° C terwijl de temperatuur van het carter rond de 60° C onder de
bobine is. Als de temperatuur de grenzen overschrijdt is dat een teken dat de motor te heet is.
VI. ABNORMALE GELUIDEN TIJDENS DE WERKING VAN DE MOTOR
PROBLEEM OORZAAK REMEDIE
Geluid van stoten
of “kloppen” van
de zuigers.
Zuiger, elastische band of cilinder versle-
ten.
Versleten onderdelen vervangen.
Trekstang, zuigerpen of gat versleten. Versleten onderdelen vervangen.
Krukaslager versleten. Vervangen.
Elastische band kapot. Vervangen.
Metaalachtige ge-
luiden en abnor-
male verbranding.
Teveel koolaanslag in verbrandingska-
mer.
Koolaanslag verwijderen.
Vrije ruimte van bougie-elektroden te klein.
Vrije ruimte op juiste manier afstellen.
Motor nat door brandstof. Onderdelen zoals carburateur con-
troleren.
Benzine niet geschikt. Andere benzine gebruiken.
Motor oververhit. Oorzaak achterhalen.
Overige. Klepspeling niet juist. Klepspeling afstellen.
Vliegwiel niet stevig verbonden met mo-
torcarter.
Stevig verbinden.
NL
113
SPECIFICATIES
I. BELANGRIJKSTE SPECIFICATIES
1. Constructiegegevens
Model
Onderdelen
160F 168F / 168FD 168F-2 / 168F-2D
L x B x H (mm) 317 x 341 x 318 305 x 365 x 335
<305 x 385 x 334>
313 x 376 x 335
<313 x 396 x 335>
Droog gewicht (kg) 13 15 <17> 15 <17>
Type motor viertakt, met kopkleppen, ééncilinder, met hoek van 25°
Cilinderinhoud (cm
3
) 118 163 196
Boring (mm) 60 x 42 68 x 45 68 x 54
Maximum theoretisch vermo-
gen (kW/toeren/min.)
2.9 (4PK)/3600 4.1 (5.5PK)/3600 4.8 (6.5PK)/3600
Geadviseerd vermogen (kW/
toeren/min.)
2.2 (3PK)/3600 3.4 (4.6PK)/3600 4 (5.5PK)/3600
Maximum koppel
(Nm/toeren/min)
6.7/3000 9.0/3000 11.0/3000
Brandstofverbruik
(g/kWh)
394
Koelsysteem Met geforceerde luchtcirculatie
Ontstekingssysteem Zonder transistor (TCI)
Geadviseerde bougies BRR6ES (NGK), NHSP LD F6RTCU
Draairichting aandrijfas Tegen de klok in
2. Gegevens over de afstelling
Onderdeel Waarden
Vrije ruimte bougie 0.7~0.8 mm
Nullast carburateur 1700±150 t.p.m.
Klepspeling (koude motor) Inlaat: 0.15±0.02 mm;
Uitlaat: 0.20±0.02 mm
OPMERKINGEN
t%FUFDIOJTDIFHFHFWFOTWFSTDIJMMFOBGIBOLFMJKLWBOIFUNPEFMFOLVOOFOEVT[POEFS
voorafgaande kennisgeving gewijzigd worden.
t%FHFHFWFOTUVTTFO[JKOWBOUPFQBTTJOHPQNPUPSFONFUSFEVDUJFBBOESJKWJOH
II. TIMING VAN DE DISTRIBUTIE
Opening inlaatklep: BTDC10°;
Sluiting inlaatklep: ABDC20°.
Opening uitlaatklep: BBDC30°;
Sluiting uitlaatklep: ATDC10°.
NL
114
III. AANHAALKOPPELS VAN BELANGRIJKE BOUTEN
S/N Onderdeel Aanhaalkoppel
(Nm)
1 Bout van de cilinderkop 24
2 Bout van het vliegwiel 70~80
3 Bout van het carterdeksel 24
4 Bout van de trekstang 12
ELEKTRISCH SCHEMA
B1
Motorschakelaar
Ontstekingsbobine
Oliesensor
Bougie
B1/R
Y
B1 Zwart
Y Geel
G Groen
NL

Documenttranscriptie

ATTENZIONE: leggere le istruzioni prima dell’ utilizzo. WARNING: read the instructions carefully before use. ATTENTION: lire attentivement les istructions avant l’usage. ACHTUNG: die anweisungen bitte vor gebrauch sorgfältig lesen. ADVERTENCIA: leer atentamente las advertencias antes el uso de aparado. LET OP: vóór gebruik de gebruiksaanwijzing aandachtig lezen. ATENÇÃO: ler atentamente as instruções antes da utilização. POZOR: pred uporabo preberite navodila. PAŽNJA: prije upotrebe pročitajte upute. MANUALE PER L’UTENTE MOTORE A BENZINA GENERAL GASOLINE ENGINE OWNER’S MANUAL MANUEL POUR L’UTILISATEUR MOTEURS À ESSENCE BEDIENUNGSANLEITUNG BENZINMOTOREN MANUAL PARA EL USUARIO MOTOR DE GASOLINA GEBRUIKERSHANDLEIDING BENZINEMOTOR MANUAL DO USUÁRIO MOTOR A GASOLINA BENZINSKI MOTOR OPĆE NAMJENE KORISNIČKI PRIRUČNIK PRIROČNIK ZA UPORABNIKE OBIČAJNI BENCINSKI MOTOR ES NL 4 ÍNDICE Introducción Símbolos Precauciones de seguridad Descripción de los componentes Conexión del mando remoto (opcional) Inspección previa a la puesta en marcha I. Aceite motor II. Aceite del cambio III. Filtro del aire IV. Carburante y tanque del carburante Puesta en marcha motor Funcionamiento Parada Sistema del control de la emisión de humos I. Mantenimiento II. Sustitución de los componentes III. Modificaciones IV. Problemas que influyen en las emisiones de humos Mantenimiento pág. pág. pág. pág. 79 79 79 80 pág. 80 pág. pág. pág. pág. 81 81 81 82 pág. pág. pág. pág. 82 83 84 85 pág. pág. pág. pág. 85 85 85 85 I. Programa de mantenimiento pág. II. Método pág. Transporte, almacenamiento y nueva puesta en funcionamiento pág. I. Transporte pág. II. Almacenamiento pág. III. Nueva puesta en funcionamiento pág. Guía para la solución de problemas pág. I. Dificultades de puesta en marcha pág. II. Reducidas prestaciones del motor pág. III. El motor no gira bien pág. IV. Parada repentina durante el funcionamiento pág. V. Sobrecalentamiento del motor pág. VI. Ruidos anómalos durante el funcionamiento del motor pág. Especificaciones técnicas pág. I. Especificaciones principales pág. II. Temporización de la distribución pág. III. Par de apriete de los pernos pág. Esquema eléctrico pág. 86 87 89 89 90 90 91 91 92 93 93 94 94 95 95 95 96 96 pág. 85 pág. 86 INHOUD Inleiding Symbolen Veiligheidsmaatregelen Beschrijving van de onderdelen Aansluiting van de afstandsbediening (optie) Inspectie voor het starten I. Motorolie II. Olie voor de tandwielvertragingskast III. Luchtfilter IV. Brandstof en brandstoftank De motor starten Werking Stoppen Controlesysteem van de uitlaatgassen I. Onderhoud II. Vervangen van onderdelen III. Veranderingen IV. Problemen die de emissie van uitlaatgassen beïnvloeden Onderhoud I. Onderhoudsprogramma blz. blz. blz. blz. 97 97 97 98 blz. 98 blz. 99 blz. 99 blz. blz. blz. blz. blz. blz. 99 100 100 101 102 103 blz. blz. blz. blz. 103 103 103 103 blz. 103 blz. 104 blz. 104 II. Methode Transport, opslag en weer in bedrijf stellen I. Transport II. Opslag III. Weer in bedrijf stellen Lokaliseren van problemen I. Moeilijkheden bij het starten II. Verminderde prestaties van de motor III. De motor draait niet goed IV. Plotselige stop tijdens de werking V. Oververhitting van de motor VI. Abnormale geluiden tijdens de werking van de motor Specificaties I. Belangrijkste specificaties II. Timing van de distributie III. Aanhaalkoppels van belangrijke bouten Elektrisch schema blz. 104 blz. blz. blz. blz. blz. blz. 107 107 108 108 109 109 blz. 110 blz. 111 blz. 111 blz. 112 blz. blz. blz. blz. 112 113 113 113 blz. 114 blz. 114 INLEIDING Hartelijk dank dat u voor een benzinemotor van ons bedrijf gekozen heeft. Ons bedrijf, dat zich op de modernste internationale technologie baseert, heeft ééncilinder viertaktbenzinemotoren met kopkleppen en koeling met geforceerde luchtcirculatie ontwikkeld. De motoren worden gekenmerkt door een geavanceerd design, een compacte constructie, betrouwbare prestaties, een laag brandstofverbruik en een makkelijke regeling van de snelheid. Zij worden op grote schaal gebruikt als aandrijvingen in uiteenlopende toepassingen, zoals generatoraggregaten, circuits, werkzaamheden in de open lucht, openbare amusementsplaatsen, bouwmachines, landbouwwerktuigen enz. De belangrijkste onderdelen zoals het cilinderdeksel, het motorcarter enz. zijn allemaal gegoten met aluminiumlegering. Laserscantechniek, driedimensionale vormtechniek en productietechniek met CN programma’s die bij het persproces toegepast worden verbeteren het oppervlak van de motor en de productienauwkeurigheid aanzienlijk. Door toepassing van een inwendig drukverlagingssysteem en het centrifugale regelsysteem Fly Hammer wordt de soepele en betrouwbare werking van de eenheden die met de motor uitgerust zijn en het makkelijk starten ervan verzekerd. Bovendien voorkomt de introductie van het beschermingssysteem dat de smeerlaag waarneemt eventuele schade aan de motor die veroorzaakt wordt door gebrekkige smering. Deze handleiding verstrekt informatie over het gebruik en het onderhoud van de benzinemotor. Zorg ervoor dat u de handleiding goed leest en volledig begrepen heeft alvorens de motor te gaan gebruiken. Al het materiaal en de schema’s van deze handleiding hebben betrekking op de meest recente producten op het moment van publicatie. Naar aanleiding van herzieningen en andere wijzigingen kunnen de gegevens die in deze handleiding staan iets afwijken van de huidige staat. Het copyright op deze handleiding is eigendom van ons bedrijf, het is dus zowel voor bedrijven als natuurlijke personen verboden om de handleiding te herdrukken of te kopiëren. Onder voorbehoud van wijzigingen zonder voorafgaande kennisgeving. Er wordt verzocht om bijzondere aandacht te besteden aan de tekstgedeelten die voorafgegaan worden door de volgende formuleringen: NL SYMBOLEN WAARSCHUWING Deze formulering wordt gebruikt om de gebruiker ervoor te waarschuwen dat het niet in acht nemen van de gebruiks- en onderhoudsprocedures ongelukken tot gevolg kan hebben, die soms dodelijk kunnen zijn. LET OP Deze formulering wordt gebruikt om de gebruiker ervoor te waarschuwen dat het niet in acht nemen van de gebruiks- en onderhoudsprocedures schade of vernieling van de apparatuur toe gevolg kan hebben. OPMERKING Deze formulering wordt gebruikt om nuttige informatie te verstrekken. VEILIGHEIDSMAATREGELEN WAARSCHUWINGEN Zorg ervoor dat u de handleiding goed gelezen en volledig begrepen heeft alvorens de motor te gebruiken, omdat er anders ongelukken aan personen kunnen gebeuren of materiële schade kan ontstaan. Besteed met name aandacht aan de volgende punten: 1. Laat de motor op een goed geventileerde plaats functioneren, houd de motor minimaal op één meter afstand van muren van gebouwen of andere apparatuur, houd de motor uit de buurt van ontvlambare stoffen zoals benzine, lucifers enz. om de kans van brand te voorkomen. 2. Houd de motor buiten het bereik van kinderen en dieren. 3. De gebruiker moet speciaal opgeleid zijn. 4. Vul de motor op goed geventileerde plaatsen met brandstof en doe dit bij uitgeschakelde motor, rook niet, steek geen open vuur aan en maak geen vonken op de plaatsen waar brandstof bewaard wordt of waar getankt wordt. 5. Doe de tank niet te vol om te voorkomen dat er benzine uitstroomt. Als er benzine gemorst is moet u dit eerst goed schoonmaken voordat u de motor start. 6. Zet de motor op een vlak werkplateau om te voorkomen dat er benzine uitstroomt. 7. Controleer of de tankdop goed dichtgedraaid is. 8. Tijdens de werking wordt de uitlaatpijp erg heet en blijft ook nadat de motor gestopt is erg heet. Raak hem niet aan, verbrandingsgevaar. Vervoer of sla de motor pas op als hij volledig afgekoeld is. 97 NL BESCHREIJVING VAN DE ONDERDELEN De belangrijkste onderdelen van de motor zijn als volgt geplaatst (Afb.1) Brandstoftankdop Brandstoftank Uitlaatpijp Handgreep met startkoord Motorschakelaar Oliedop Aftapdop Peilstok Aftapdop Kickstarter Aftapdop Luchtfilter Chokehendel Bougie Knalpot Brandstofkraan Gashendel afb. 1 AANSLUITING VAN DE AFSTANDSBEDIENING (OPTIE) De gaten in de choke- en gashendel worden gebruikt om de optionele staaldraden te monteren. De afbeeldingen 2, 3 en 4 laten zien hoe een massieve staaldraad en een gewapende staaldraad gemonteerd moeten worden. Als er voor een gewapende staaldraad wordt gekozen wordt er een terugloopveer toegevoegd. Indien nodig is het mogelijk om de dempingsmoer op de gashendel iets los te draaien om de smoorklep met een op afstand bediende staaldraad te bedienen. Optie: Onbuigzame mantel staaldraad Schroef van 4mm Buigzame staaldraad Onbuigzame mantel staaldraad Bevestigingsbout staaldraad Gashendel Veerring afb. 2 Smoorklep met afstandsbediening: Terugloopveer Dempingsmoer gashendel afb. 3 98 Choke met afstandsbediening: NL Bevestigingsbout staaldraad Chokehendel afb. 4 INSPECTIE VOOR HET STARTEN I. MOTOROLIE LET OP t Motorolie is een bepalende factor voor de prestaties van de motor. Gebruik geen motorolie met additieven of motorolie voor tweetaktmotoren omdat deze niet voldoende smeercapaciteit hebben en omdat hierdoor de levensduur van de motor bekort kan worden. t Controleer de motor bij stilstaande motor en op een vlakke ondergrond. SAE15W-40 (Afb.2) wordt geadviseerd voor algemeen gebruik en alle temperaturen. Aangezien de viscositeit per gebied en afhankelijk van de temperaturen verschilt moet het smeermiddel op basis van onze adviezen gekozen worden. SAE TEMP Controle (Afb. 6). 1. Controleer of de motor stil staat en op een vlakke ondergrond staat. 2. Trek de peilstok eruit en veeg hem af. 3. Steek de peilstok weer in de tank maar draai hem niet vast en controleer het oliepeil. Peilstok 4. Als het peil onvoldoende is moet de geadviseerde motorolie eraan toegevoegd worden. 5. Steek de peilstok er weer in. LET OP De werking van de motor met een onvoldoende oliepeil kan zeer ernstige schade aan de motor tot gevolg hebben. Merkstreep max. niveau afb. 5 afb. 6 II. OLIE VOOR DE TANDWIELVERTRAGINGSKAST (alleen voor modellen die hiermee uitgerust zijn) 1/2 tandwielvertragingskast met automatische Olievulhoeveelheid 0,50 l centrifugaalkoppeling. Peilstok Gebruik olie van hetzelfde merk als de motorolie. Olievulhoeveelheid: 0,50 liter Controleer het oliepeil op onderstaande volgorde (Afb. 7): 1. Trek de peilstok eruit en veeg hem af. 2. Steek de peilstok er weer maar draai hem niet vast, trek hem er weer uit en controleer het oliepeil. 3. Als het oliepeil onvoldoende is moet er motorolie van het geadviseerde type aan toegevoegd worden tot de merkstreep van het maximum niveau. 4. Steek de peilstok er weer in. Merkstreep max. niveau Aftapdop afb. 7 99 NL III. LUCHTFILTER 1. FILTER MET DUBBEL ELEMENT (Afb. 8) Demonteer het huis van het luchtfilter en inspecteer het filterelement om te controleren of het schoon en intact is, als dit niet het geval is moet u het reinigen of vervangen. Filterhuis Filterelement Filterhuis Stofkap Filterelement afb. 8 2. STOFFILTER (Afb. 9) a) Demonteer de stofkap en inspecteer het filterelement om te controleren of het schoon en intact is, als dit niet het geval is moet u het reinigen of vervangen. b) Controleer of er stof in de stofkap zit en maak hem eventueel schoon. Filterhuis afb. 9 3. DROOG FILTER (Afb. 10) a) Verwijder het huis van het filter en controleer of het filterelement vuil is of onzuiverheden vertoont. Indien nodig moet u het reinigen of vervangen. b) Controleer het luchtfilter en verwijder eventueel vuil. Filterelement 4. OLIEBADFILTER (Afb. 11) afb. 10 a) Demonteer het huis van het luchtfilter en inspecteer het filterelement om te controleren of het schoon en intact is, als dit niet het geval is moet u het reinigen of vervangen. b) Controleer het oliepeil en de kwaliteit van de olie. Als het oliepeil onvoldoende is moet u er motorolie van het geadviseerde type aan toevoegen tot de merkstreep van het oliepeil. Merkstreep afb. 11 oliepeil LET OP Start de motor nooit zonder luchtfilter omdat de motor hierdoor sneller slijt. IV. BRANDSTOF EN BRANDSTOFTANK 1. BRANDSTOF Voor deze motor moet loodvrije benzine gebruikt worden met een octaangetal boven de 86. Het gebruik van loodvrije benzine vermindert de vorming van koolaanslag en verlengt de levensduur van de motor. Gebruik nooit gebruikte of verontreinigde benzine of een mengsel van benzine en motorolie. Controleer of er geen vuil of water in de benzine zit. 2. BENZINE DIE ALCOHOL BEVAT Als u ervoor kiest om benzine met alcohol (mengsel) te gebruiken moet u controleren of het octaangetal minimaal even hoog is als door het bedrijf geadviseerd wordt. Er zijn twee soorten benzine-alcoholmengsels. Het ene mengsel bevat ethanol en het andere mengsel bevat methanol. Er zijn geen benzine-alcoholmengsels toegestaan die meer dan 10% ethanol en ook niet meer dan 5% methanol bevatten. Als het methanolgehalte in het mengsel meer is dan 5% dan kunnen de prestaties van de motor hierdoor verminderd worden en kunnen de metalen, rubber en kunststof delen van de motor beschadigd worden. 100 LET OP t%FCSBOETUPõFONPFUFOWPPS[JDIUJHHFIBOUFFSEXPSEFOPNEBUEFLVOTUTUPGFOHFMBLUF oppervlakken hierdoor beschadigd kunnen worden. t"MTEFNPUPSPQWPMMFCFMBTUJOHGVODUJPOFFSUJTIFUOPSNBBMBMTVBGFOUPFIFULOFUUFSFO van vonken of kloppen hoort. t"MTVEF[FHFMVJEFOPPLUJKEFOTEFOPSNBMFXFSLJOHFOPQOPSNBMFCFMBTUJOHIPPSUNPFUVFFO ander merk benzine gebruiken, als dit verschijnsel zich toch weer voordoet moet u bij uw dealer informeren omdat de motor beschadigd kan zijn. NL 3. BRANDSTOFTANK Tankinhoud: 3.6 liter (Afb. 12). 4. CONTROLES a) Verwijder de tankdop en controleer het brandstofniveau. b) Als het brandstofniveau te laag is moet u de brandstof bijvullen. Denk eraan dat de brandstof niet boven de rand van het benzinefilter mag komen (Afb. 12). Max. brandstofniveau afb. 12 WAARSCHUWING t #FO[JOF JT VJUFSTU POUWMBNCBBS FO JO TPNNJHF PNTUBOEJHIFEFO FYQMPTJFG  5BOL alleen op goed geventileerde plaatsen en bij stilstaande motor. Rook niet en pas op dat er geen open vuur of vonken op de plaats waar de benzine bewaard wordt of waar de tank bijgevuld wordt zijn. t %PFEFUBOLOJFUUFWPM JOEFWVMPQFOJOHNBHHFFOCFO[JOFCMJKWFOTUBBO $POUSPMFFSOBBnPPQ van het tanken of de tankdop goed dichtgedraaid is. t 1BTPQEBUVUJKEFOTIFUUBOLFOHFFOCFO[JOFNPSTU(FNPSTUFCFO[JOFPGEFEBNQFOFSWBO kunnen ontvlammen. Als er benzine gemorst is moet u controleren of het gebied droog genoeg is alvorens de motor te starten. t 7FSNJKEIFSIBBMEFMJKLFOMBOHEVSJHDPOUBDUNFUEFIVJEFOBEFNEFCFO[JOFEBNQFOOJFUJO t )PVEIFUCVJUFOCFSFJLWBOLJOEFSFO DE MOTOR STARTEN Brandstofkraan 1. Zet de brandstofkraan op “ON” (Afb. 13). ON Chokehendel GESLOTEN ON afb. 13 2. Zet de chokehendel op “GESLOTEN” (Afb. 14). OPMERKING Als de motor warm is hoeft de choke niet gesloten te worden. OFF afb. 14 101 NL 3. Start de motor (Afb. 16). a) Zet de motorschakelaar op “ON”. b) Trek de handgreep van het startkoord iets omhoog totdat u weerstand voelt en trek er daarna krachtig aan. Motorschakelaar afb. 16 Handgreep startkoord ON LET OP Als u de handgreep plotseling loslaat kan hij tegen de motor aan stoten. Laat de handgreep langzaam los en begeleid de handgreep tijdens het oprollen. WERKING 1. Laat de motor warmdraaien en zet de chokehendel op “OPEN” (Afb.17). Chokehendel OPEN afb. 17 OPMERKING Alarm motorolie Het alarm van de motorolie dient om de gebruiker te waarschuwen dat de motorolie in het motorcarter onvoldoende is. De werking van de motor met een onvoldoende oliepeil kan schade aan de motor tot gevolg hebben. Als het oliepeil in het carter onvoldoende is, zorgt het alarm van de motorolie ervoor dat de motor automatisch gestopt wordt om schade aan de motor te voorkomen ook als de motorschakelaar op “ON” staat. LET OP Als de motor nog niet functioneert moet eerst het peil van de motorolie gecontroleerd worden. OPMERKING Werking op grote hoogte Op grote hoogte is de standaard lucht-/benzinemengverhouding relatief te hoog en hierdoor worden de prestaties van de motor verminderd en neemt het brandstofverbruik toe. Dit probleem kan als volgt opgelost worden: vervang de hoofdverstuiver van de carburateur door een kleinere verstuiver en stel daarna de nullastschroef af. Als de motor altijd op grote hoogte gebruikt wordt, op een hoogte van 1830 meter boven de zeespiegel, moet u aan uw dealer vragen om de nodige afstellingen te verrichten. Het motorvermogen vermindert ongeveer 3,5% elke 305 meter dat de hoogte toeneemt ook als de juiste maximum straal van de carburateur gebruikt wordt. LET OP De motor die uitgerust is met de maximum straal en die op hoogte toegepast kan worden kan ernstige schade lijden als hij op kleinere hoogten gebruikt wordt omdat het mengsel te “arm” is, het vermogen vermindert en de motor oververhit raakt. Wend u zich tot uw dealer om de motor weer in de standaard uitvoering te laten brengen. 102 STOPPEN NL OFF 1. Zet de motorschakelaar op “OFF” (Afb. 20). afb. 20 Engine switch 2. Zet de brandstofschakelaar op “OFF” (Afb. 21). OFF afb. 21 CONTROLESYSTEEM VAN DE UITLAATGASSEN De werking van de motor brengt koolmonoxide, stikstofoxide en koolwaterstoffen voort en in bepaalde omstandigheden brengen stikstofoxide en koolwaterstoffen een chemische reactie teweeg die dampen voortbrengt terwijl koolmonoxide erg giftig is. Daarom is het erg belangrijk om de uitlaatgassen te controleren. Om dit euvel te verhelpen vermindert ons bedrijf de emissie van uitlaatgassen door speciale carburateurs en andere systemen toe te passen. Om de emissie van de motor binnen de toegestane grenzen te houden moet u aandacht besteden aan het volgende: I. ONDERHOUD Voer het periodieke onderhoud volgens het onderhoudsprogramma dat in de handleiding vermeld is uit. Het onderhoudsprogramma is gebaseerd op normaal gebruik en in normale omstandigheden van de motor; dus als de motor voor zware toepassingen, in stoffige of vochtige omgevingen of op hoge temperaturen gebruikt wordt is het dus noodzakelijk om vaker onderhoud uit te voeren. II. VERVANGEN VAN ONDERDELEN Wij adviseren om onderdelen te gebruiken die gemaakt zijn door ons bedrijf of van gelijkwaardige kwaliteit. Het gebruik van reserveonderdelen van minder goede kwaliteit kan ertoe leiden dat de doelmatigheid van het controlesysteem van de uitlaatgassen vermindert. III. VERANDERINGEN Door veranderingen aan het uitlaatsysteem kan de emissie toenemen en kan dit boven de door de wet bepaalde grens komen. Illegale veranderingen zijn: 1. Demontage of verandering van een willekeurig onderdeel van het luchtinlaat- of uitlaatsysteem. 2. Verandering of afstelling van de controlesystemen van de bedrijfstoestand waardoor de werking van de motor buiten de ingestelde parameters gebracht wordt IV. PROBLEMEN DIE DE EMISSIE VAN UITLAATGASSEN BEÏNVLOEDEN 1. Problemen bij het starten of afzetten. 2. Onstabiele nullast. 3. Emissie van zwarte rook of overmatig brandstofverbruik. 4. Gebrekkige of versleten bougies. 5. Te vroege voorontsteking. Als u één van de hierboven vermelde problemen constateert moet u zich tot uw dealer wenden. 103 NL ONDERHOUD I. ONDERHOUDSPROGRAMMA Om ervoor te zorgen dat de motor in goede staat blijft moet de gebruiker het onderhoud volgens onderstaande tabel uitvoeren: Frequentie Onderdeel Motorolie Controle oliepeil Elke Eerste maand Elk seizoen Elke 6 maanden Elk jaar keer of 20 of 50 of 100 of 300 werkingsuren werkingsuren werkingsuren werkingsuren √ Verversen Olie tandwielvertragingskast Controle oliepeil Luchtfilter Reinigen √ √ √ √ Verversen Controleren √ √ √ 1 √ 1 * Vervangen √ ** Vuilopvangbakje Schoonmaken √ Bougie Schoonmaken, afstellen √ Antivonksysteem Schoonmaken Nullast Controleren, afstellen √ 2 Klepspeling Controleren, afstellen √ 2 Brandstoftank en -filter Reinigen √ 2 Brandstoftoevoer Schoonmaken Vervangen √ √ Om de twee jaar (indien nodig vervangen) LET OP Gebruik uitsluitend originele reserveonderdelen van de fabrikant of van gelijkwaardige kwaliteit; anders kan de motor beschadigd worden. OPMERKINGEN * Alleen bij carburateurs met een dubbele inwendige ventilatiekamer. ** Alleen bij luchtfilters met een papieren filterelement. 1 Vaker dan aangegeven als hij in stoffige omstandigheden gebruikt wordt. 2 Het onderhoud moet door de dealer uitgevoerd worden, tenzij de gebruiker naar behoren opgeleid is en over het juiste gereedschap beschikt. WAARSCHUWING Vóór het onderhoud moet de motor afgezet worden. Als er onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd moeten worden terwijl de motor in werking is moet gecontroleerd worden of er geschikte ventilatie in de omgeving is. De uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, waarvan de inademing schadelijk kan zijn voor de gezondheid of zelfs dodelijk. II. METHODE 1. VERVERSEN VAN DE MOTOROLIE Om de motorolie snel en volledig te kunnen aftappen kunt u dit het beste doen als de motor nog warm is. 104 a) Vul met de aangegeven motorolie tot de merkstreep van het maximum peil (Afb. 22). b) Draai de tankdop er weer op. c) De bijvulhoeveelheid van de olie van 1/2 tandwielvertragingskast is 0,5 liter en de bijvulhoeveelheid van de motorolie is liter 0,60 l. (5,5 hp); 1,1 l. (7-9-11hp). OPMERKING: Gooi de olieblikken of de verbruikte olie niet in de vuilnisbak en spoel de olie ook niet weg in de grond. Om het milieu te beschermen adviseren wij u om verbruikte olie in een gesloten houder te doen en naar de plaatselijke afvalverwerkingsinstantie te brengen. NL Peilstok Aftapdop Peilstok Aftapdop afb. 22 2. ONDERHOUD VAN HET LUCHTFILTER Door een vuil luchtfilter kan de luchtstroom naar de carburateur geblokkeerd worden, waardoor de carburateur ondoelmatig wordt. Om ervoor te zorgen dat de carburateur doelmatig blijft moet er regelmatig onderhoud aan het luchtfilter uitgevoerd worden. Als de motor op erg stoffige plaatsen gebruikt wordt moet het onderhoud vaker uitgevoerd worden. Vleugelmoer WAARSCHUWING Reinig het luchtfilterelement nooit met benzine of reinigingsmiddelen met een laag explosiepunt, anders bestaat er explosiegevaar. LET OP Laat de motor nooit zonder luchtfilter functioneren omdat er samen met de lucht vuil en stof in de motor terecht kan komen waardoor de motor sneller aan slijtage onderhevig is. Filter met dubbel element (Afb. 23) Draai de vleugelmoer los, demonteer het filterhuis en inspecteer de twee elementen om te controleren of er beschadigingen zijn. Vervang ze indien nodig. a) Schuimfilterelement: maak het met reinigingsmiddelen voor huishoudelijk gebruik en warm water schoon (of niet ontvlambare oplosmiddelen of oplosmiddelen met een hoog explosiepunt), laat het drogen en dompel het daarna onder in schone motorolie. Wring de overtollige olie eruit omdat de motor anders tijdens het starten rook voortbrengt. b) Papieren filterelement: Klop het element tegen een stevig oppervlak uit om het opgehoopte stof te verwijderen of blaas het van binnen naar buiten met een straal perslucht schoon (niet hoger dan 30 psi). Maak het nooit schoon met een borstel omdat het vuil hierdoor in de vezels van het element dringt. Als het element erg vuil is, moet u het door een nieuw element vervangen. Stofopvangfilter (Afb. 24) Draai de vleugelmoer los, demonteer het filterhuis en inspecteer de twee elementen om te controleren of er beschadigingen zijn. Vervang ze indien nodig. a) Schuimfilterelement: maak het met reinigingsmiddelen voor huishoudelijk gebruik en warm water schoon (of niet ontvlambare oplosmiddelen of oplosmiddelen met een hoog explosiepunt), laat het drogen en dompel het daarna onder in schone motorolie. Wring de overtollige olie eruit omdat de motor anders tijdens het starten rook voortbrengt. Luchtfilterhuis Papieren filterelement Schuimfilterelement afb. 23 Luchtfilterkap Vleugelmoer Groef Luchtgeleider Uitsteeksel luchtinlaat Papieren filterelement Schuimfilterelement Stofopvangbakje afb. 24 105 NL b) Papieren filterelement: klop het element tegen een stevig oppervlak uit om het opgehoopte stof te verwijderen of blaas het van binnen naar buiten met een straal perslucht schoon (niet hoger dan 30 psi). Maak het nooit schoon met een borstel omdat het vuil hierdoor in de vezels van het element dringt. Als het element erg vuil is, moet u het door een nieuw element vervangen. c) Maak het stofopvangbakje schoon: draai de drie halfronde speciale schroeven los en verwijder het bakje, was de onderdelen met water af en laat ze drogen. Monteer ze weer in de oorspronkelijke stand. LET OP t )FU TUPGPQWBOHFMFNFOU NPFU [PEBOJH HFNPOUFFSE XPSEFO dat het gat van de luchtinlaatslang samenvalt met de groef in de kap van het filter. t)PVEEFKVJTUFNPOUBHFWPMHPSEFBBO Droog filter (Afb. 25) Draai de vleugelmoer los, verwijder het filterhuis en haal het filterelement eruit. a) Maak het filterelement met een niet ontvlambaar reinigingsmiddel of met een hoog explosiepunt schoon en maak het daarna droog. b)Dompel het filterelement onder in schone motorolie. Wring de overtollige olie eruit omdat de motor anders tijdens het starten rook voortbrengt. c) Monteer ze weer in de oorspronkelijke stand. Oliebadfilter (Afb. 26) a) Draai de vleugelmoer los, verwijder het filterhuis en haal het filterelement eruit. Controleer of de beide elementen beschadigd zijn. Vervang ze indien nodig. b)Maak de gaten met reinigingsmiddelen voor huishoudelijk gebruik (of reinigingsmiddelen met een hoog explosiepunt) en warm water schoon en laat het daarna drogen. c) Dompel ze onder in schone motorolie. Wring de overtollige olie eruit omdat de motor anders tijdens het starten rook voortbrengt. d) Leeg het filterhuis en verwijder het achtergebleven stof met een niet ontvlambaar reinigingsmiddel of een reinigingsmiddel met een hoog explosiepunt en maak het daarna droog. e) Vul het filterhuis met de aangegeven motorolie tot de merkstreep van het peil. f ) Monteer het weer in de oorspronkelijke stand. Vleugelmoer Luchtfilterhuis Filterelement afb. 25 Vleugelmoer Luchtfilterhuis Filterelement afb. 26 3. WASSEN VAN HET VUILOPVANGBAKJE (Afb. 27) Zet de brandstofschakelaar op “OFF”, verwijder het bakje en de O-ring. Was ze met een niet ontvlambaar oplosmiddel of een oplosmiddel met een hoog explosiepunt, maak ze schoon en monteer ze daarna weer. Zet de brandstofschakelaar op “ON” en controleer of er geen lekken zijn. O-ring WAARSCHUWING Vuilopvangt #FO[JOF JT VJUFSTU POUWMBNCBBS FO JO TPNNJHF bakje omstandigheden explosief. Houd sigaretten, vonken en afb. 27 open vuur uit de buurt. t/BEBUVIFUWVJMPQWBOHCBLKFXFFSUFSVHHFQMBBUTUIFFGUNPFUVDPOUSPMFSFOPGIFUOJFUMFLUFO moet u nagaan of de ruimte rondom de motor droog genoeg is. 4. BOUGIE (Afb. 28) Geadviseerde bougies: BP6ES, BPR6ES (NGK) of NHSPLD F6RTCU. Voldoende ruimte voor de bougie en het ontbreken van aanslag rondom de bougie zorgt ervoor dat de motor goed kan functioneren. a) Verwijder de bougie met de speciale sleutel. 106 WAARSCHUWING Pas op dat u nooit aan de knalpot komt als de motor in werking is of net afgezet is. Bougiesleutel afb. 28 b) Maak hem met een ijzeren borstel schoon. Als de isolator beschadigd is moet u de bougie vervangen. c) Meet de vrije ruimte van de bougie met een diktemeter op. De ruimte moet 0,7~0,8 mm zijn (afb. 29). Indien nodig moet dit afgesteld worden door de elektrode aan de zijkant voorzichtig te verbuigen. d)Controleer of de pakking van de bougie in goede staat is, anders moet u hem vervangen. Draai de bougie eerst met de hand op de bodem en draai de bougie daarna met de speciale sleutel vast. Als u een nieuwe bougie gebruikt moet u de bougie na het contact met de pakking nog een 1/2 slag draaien, als u de originele bougie monteert moet u de bougie nog een 1/8~1/4 slag draaien. LET OP t%FCPVHJFNPFUTUFWJHWBTUHFESBBJEXPSEFO BOEFSTSBBLUIJK oververhit en wordt de motor beschadigd. t (FCSVJL BMMFFO HFBEWJTFFSEF PG HFMJKLXBBSEJHF CPVHJFT Een onjuiste temperatuur van de bougie kan schade aan de motor veroorzaken. NL 0.7 - 0.8 mm afb. 29 5. ANTIVONKSYSTEEM (optie) Het antivonksysteem moet minimaal om de 100 bedrijfsuren gereviseerd worden om ervoor te zorgen dat het systeem in goede staat blijft. WAARSCHUWING De knalpot wordt erg heet en blijft nog lang heet ook als de motor gestopt is. Raak hem niet aan, verbrandingsgevaar. Voer het Schroef M5 onderhoud uit nadat de motor afgekoeld is. a) Draai de twee moeren M4 los en verwijder de uitlaatpijpbocht van het motorblok (Afb. 30). b) Draai de vijf schroeven M5 van de bescherming van de knalpot los en haal de knalpot eruit. c) Draai de schroeven M4 van het antivonksysteem los en maak het van de knalpot los. d) Verwijder de koolrestanten met een borstel van het gaas van het antivonksysteem. e) Monteer het antivonksysteem weer in de omgekeerde volgorde. Knalpotbescherming Uitlaatpijpbocht Schroef M4 Schroef M4 Antivonksysteem Knalpot LET OP t1BTPQEBUIFUHBBTWBOIFUBOUJWPOLTZTteem nooit beschadigd wordt. t(FCSVJLOPPJUFFOCFTDIBEJHEBOUJWPOLTZTUFFN afb. 30 Gaas Bevestigingsschroef van de smoorklep 6. REGELING VAN DE NULLAST VAN DE CARBURATEUR a) Start de motor en laat hem warm draaien tot de normale werkingstemperatuur (Afb. 31). b)Stel de nullast af door aan de bevestigingsschroef van de smoorklep te draaien terwijl de motor op laag vermogen draait. Standaard nullast: 1700±150 toeren per minuut. afb. 31 TRANSPORT, OPSLAG EN WEER IN BEDRIJF STELLEN I. TRANSPORT Transporteer de motor met de brandstofschakelaar op de gesloten stand. Sla de motor pas op als hij afgekoeld is om verbranding en brand te voorkomen. LET OP Houd de motor niet schuin om te voorkomen dat er brandstof uit lekt. Gemorste benzine of de dampen ervan kunnen brand veroorzaken. 107 NL II. OPSLAG Als de motor lange tijd niet gebruikt wordt moet de motor op de juiste manier opgeslagen worden. Sla de motor op een droge en stofvrije plaats op. 1. Ververs de motorolie (Afb. 32). 2. Maak de bougie los. Giet een lepel schone motorolie via het montagegat van de bougie in de cilinder. Laat de motor draaien om de olie goed te verspreiden, monteer de bougie daarna weer op de oorspronkelijke plaats. 3. Trek aan het startkoord totdat u een zekere weerstand voelt, blijf eraan trekken totdat de pijl van de startmof op één lijn staat met het gat van de starter. Op dat moment zijn de inlaat- en uitlaatkleppen dicht en verhinderen dat de binnenkant van de motor verroest (Afb. 33). 4. Dek de motor af zodat er geen stof in terecht komt. Aftapdop Opvangbakje afb. 32 Plaats de pijl van de startmof op één lijn met het gat van de starter afb. 33 III. WEER IN BEDRIJF STELLEN Alvorens de motor weer in gebruik te nemen moet het onderhoud volgens onderstaande tabel uitgevoerd worden. Opslagtijd Te onderhouden onderdeel Een maand Één of twee maanden De achtergebleven brandstof aftappen en weer met brandstof vullen. Van twee maanden tot een jaar De achtergebleven brandstof aftappen en weer met brandstof vullen; De brandstof uit de carburateur aftappen 1 ; Het opvangbakje legen 2 . Meer dan een jaar De achtergebleven brandstof aftappen en weer met brandstof vullen; Het brandstofbakje in de carburateur legen 1 ; Het opvangbakje legen 2 ; De motor van de opslagplaats verplaatsen, met brandstof vullen en starten. 1 De aftapdop eraf draaien en de brandstof uit de carburateur aftappen. 2 De motorschakelaar op OFF zetten, het opvangbakje losmaken en legen. Opmerking: Om het milieu te beschermen adviseren wij u om verbruikte brandstof in een gesloten houder te doen en naar de plaatselijke afvalverwerkingsinstantie te brengen. Spoel het niet in de grond weg. WAARSCHUWING Benzine is uiterst ontvlambaar en in sommige omstandigheden explosief. Houd sigaretten, vonken en open vuur uit de buurt. 108 LOKALISEREN VAN PROBLEMEN NL I. MOEILIJKHEDEN BIJ HET STARTEN PROBLEEM OORZAAK REMEDIE 1. Er functioneert iets niet met het Niet voldoende brandstof in Met brandstof vullen, de benbrandstofcircuit. de tank of benzinekraan dicht. zinekraan opendraaien. 2. De benzinetoevoer is geblok- Ventilatieopening in de brand- Ventilatieopening keerd. stofdop geblokkeerd. maken. Schoonmaken doorspoelen. en schoon- Cilindercompressie normaal Brandstofkraan verstopt. daarna Bougie normaal Hoofdverstuiver verstopt of Afstellen of schoonmaken, niet geschikt. met lucht doorblazen. Naaldklep niet goed dicht of Naaldklep demonteren en startgat verstopt. repareren, schoonmaken en doorblazen. Vlotter beschadigd of ver- Repareren. stopt. 1. Er functioneert iets niet in het Verontreinigde of aangetaste Verversen. benzine. brandstofsysteem. Cilindercompressie normaal Benzine bevat water. Bougie normaal Teveel benzine in de motorci- Overtollige benzine aftaplinder. pen, elektroden van de bougie droog maken. Brandstof vloeit goed 1. Bougie is in slechte staat. Cilindercompressie normaal Benzinetoevoer normaal Vonk hoge drukbobine normaal Verversen. Benzine niet van de goede Een geschikte soort benzine soort. volgens de specificaties gebruiken. Teveel stof en koolaanslag Schoonmaken. rondom de elektroden. Elektroden verbrand of isola- Bougie vervangen. tor beschadigd. Opening elektroden niet juist. 1. Er is geen vonk in de hoge druk- Hoge digd. bobine drukbobine Op geschikte waarde instellen. bescha- Vervangen. Cilindercompressie normaal Startbobine beschadigd. Vervangen. Brandstoftoevoer normaal Magneet heeft magnetische Vervangen. kracht verloren. Bougie normaal 1.Cilindercompressie gering Benzinetoevoer normaal Startsysteem normaal Elastische zuigerband teveel Elastische banden vervanversleten. gen. Elastische band vastgelopen. Aanslag verwijderen. Elastische band kapot. Vervangen. Bougie los of zonder pakking. Vastzetten en pakking monteren. 109 NL PROBLEEM Startsysteem normaal OORZAAK REMEDIE Luchtlekken tussen cilinder- Cilinderpakking controleren en blok en cilinder. controleren of contactvlak vlak is ten opzichte van cilinderkop. Bouten met aangegeven aanhaalkoppel aandraaien. Luchtlek uit de klep. Klepspeling controleren en controleren of klep goed vastgezet is. Indien nodig repareren. WAARSCHUWING t ,PN UJKEFOT IFU DPOUSPMFSFO WBO EF CPVHJF OPPJU NFU OBUUF IBOEFO BBO EF hoogspanningskabel van de bougie. t$POUSPMFFSPGFSHFFOCFO[JOFBBOEFCVJUFOLBOUWBOEFNPUPSHFNPSTUJTFOPGEFCPVHJFOJFU nat geworden is door benzine. t0NCSBOEUFWPPSLPNFONPFUVWPOLFOWFSVJUEFCVVSUWBOIFUNPOUBHFHBUWBOEFCPVHJF houden. Als de motor nadat u alle hierboven vermelde elementen gecontroleerd heeft niet functioneert moet u contact opnemen met de dealer. II. VERMINDERDE PRESTATIES VAN DE MOTOR PROBLEEM Als de smoorklep meer opengedraaid wordt stemt de versnelling niet overeen, vermindert of de motor stopt. OORZAAK Ontstekings- Ontstekingstiming niet juist. systeem. REMEDIE Voorontsteking afstellen. B r a n d s t o f - Lucht in het brandstofcircuit of Ontluchten of toevoer. circuit verstopt. doorspoelen. leidingen Hoofdstraal niet goed afge- Afstellen. steld. In de carburateur gat van Schoonmaken en met lucht naaldklep en hoofdverstuiver doorblazen. verstopt. Benzinekraan verstopt. Schoonmaken en beschadigde onderdelen vervangen. Koolaanslag in de verbran- Schoonmaken. dingskamer. Luchtfilter verstopt. Filterelement reinigen. Lekken uit de toevoerslang. Vervangen. Slechte com- Zuiger, cilinder of elastische Vervangen. pressie. band versleten. Luchtlek uit contactvlak tussen Pakking vervangen. cilinderblok en cilinderkop. Klepspeling te klein of te Afstellen. groot. Klep dicht niet af. 110 Repareren. III. DE MOTOR DRAAIT NIET GOED PROBLEEM De motor klopt. OORZAAK REMEDIE NL Zuiger, cilinder of elastische band Versleten elementen vervanteveel versleten. gen. De motor klopt. Abnormale verbranding. Zuigerpen en gat teveel versleten. Zuiger of zuigerpen vervangen. Trekstang van de kop versleten. Trekstang vervangen. Kogellager bochtas versleten. Lager vervangen. Motor oververhit. Storing achterhalen. Teveel koolaanslag in de verbran- Schoonmaken. dingskamer. Benzine niet geschikt of van slechte Vervangen door geschikte benkwaliteit. zine. De motor start niet vanwege Water in de ruimte. Droog maken. ontbreken van vonken. Vrije ruimte van bougie-elektroden Afstellen. niet geschikt. Onjuiste timing. Afstellen. Storing aan inductiespoel of soort- Controleren en defecte ondergelijk probleem. delen vervangen. IV. PLOTSELIGE STOP TIJDENS DE WERKING PROBLEEM OORZAAK De motor stopt Brandstoftoe- Benzine op. plotseling tijdens voersysteem. Carburateur verstopt. de werking. REMEDIE Met brandstof vullen. Controleren en brandstofleidingen doorspoelen. Vlotter lekt. Repareren. Naaldklep verstopt. Vlotterkamer demonteren en schoonmaken. Ontstekings- Bougie versleten of kortgesloten Bougie vervangen. systeem door koolaanslag. Elektrode aan zijkant van bougie Bougie vervangen en eleklos. trode verwijderen. Hoogspanningskabel los. Aansluiten. Motorolie in carter onvoldoende. Tot merkstreep van maximum peil bijvullen. Startbobine doorgebrand of kort- Vervangen. gesloten. Massadraad op carter. Overige. Isoleren. Cilinder wordt getrokken maar Repareren of beschadigde klep valt. onderdelen vervangen. 111 NL V. OVERVERHITTING VAN DE MOTOR PROBLEEM Motor oververhit. OORZAAK REMEDIE Ontstekingstijd niet juist. Voorontsteking goed afstellen. Motorolietoevoer onvoldoende. Bijvullen. Uitlaatpijp verstopt. Uitlaatpijp doorspoelen. Stroomcontrole lekt. Lekken herstellen. Vuil of afval tussen de koelfans. Schoonmaken. Koelfan los of functioneert niet Opnieuw installeren. goed. Cilinder, zuiger of elastische band Trekstangen vervangen. versleten waardoor luchtstroom tussen cilinder en motorcarter ontstaat. Vervorming van de trekstang leidt Versleten onderdelen vervantot zijwaartse slijtage van de zuiger gen. of de cilinder. Verkeerde instelling van de mo- Motorsnelheid door middel van torsnelheid brengt een te hoge de snelheidsregelaar instellen. draaisnelheid met zich mee. Krukaslager doorgebrand. Krukaslager vervangen. OPMERKING De motor moet op bepaalde temperaturen werken. Over het algemeen is de temperatuur bij de uitlaat tussen de 80 en 100° C terwijl de temperatuur van het carter rond de 60° C onder de bobine is. Als de temperatuur de grenzen overschrijdt is dat een teken dat de motor te heet is. VI. ABNORMALE GELUIDEN TIJDENS DE WERKING VAN DE MOTOR PROBLEEM OORZAAK REMEDIE Geluid van stoten Zuiger, elastische band of cilinder versle- Versleten onderdelen vervangen. of “kloppen” van ten. de zuigers. Trekstang, zuigerpen of gat versleten. Versleten onderdelen vervangen. Krukaslager versleten. Vervangen. Elastische band kapot. Vervangen. Metaalachtige ge- Teveel koolaanslag in verbrandingska- Koolaanslag verwijderen. luiden en abnor- mer. male verbranding. Vrije ruimte van bougie-elektroden te klein. Vrije ruimte op juiste manier afstellen. Overige. Motor nat door brandstof. Onderdelen zoals carburateur controleren. Benzine niet geschikt. Andere benzine gebruiken. Motor oververhit. Oorzaak achterhalen. Klepspeling niet juist. Klepspeling afstellen. Vliegwiel niet stevig verbonden met mo- Stevig verbinden. torcarter. 112 SPECIFICATIES NL I. BELANGRIJKSTE SPECIFICATIES 1. Constructiegegevens Model 160F 168F / 168FD 168F-2 / 168F-2D 317 x 341 x 318 305 x 365 x 335 <305 x 385 x 334> 313 x 376 x 335 <313 x 396 x 335> 13 15 <17> 15 <17> Onderdelen L x B x H (mm) Droog gewicht (kg) Type motor viertakt, met kopkleppen, ééncilinder, met hoek van 25° 3 Cilinderinhoud (cm ) 118 163 196 60 x 42 68 x 45 68 x 54 Maximum theoretisch vermogen (kW/toeren/min.) 2.9 (4PK)/3600 4.1 (5.5PK)/3600 4.8 (6.5PK)/3600 Geadviseerd vermogen (kW/ toeren/min.) 2.2 (3PK)/3600 3.4 (4.6PK)/3600 4 (5.5PK)/3600 6.7/3000 9.0/3000 11.0/3000 Boring (mm) Maximum koppel (Nm/toeren/min) Brandstofverbruik (g/kWh) Koelsysteem 394 Met geforceerde luchtcirculatie Ontstekingssysteem Zonder transistor (TCI) Geadviseerde bougies BRR6ES (NGK), NHSP LD F6RTCU Draairichting aandrijfas Tegen de klok in 2. Gegevens over de afstelling Onderdeel Vrije ruimte bougie Waarden 0.7~0.8 mm Nullast carburateur 1700±150 t.p.m. Klepspeling (koude motor) Inlaat: 0.15±0.02 mm; Uitlaat: 0.20±0.02 mm OPMERKINGEN t%FUFDIOJTDIFHFHFWFOTWFSTDIJMMFOBGIBOLFMJKLWBOIFUNPEFMFOLVOOFOEVT[POEFS voorafgaande kennisgeving gewijzigd worden. t%FHFHFWFOTUVTTFO[JKOWBOUPFQBTTJOHPQNPUPSFONFUSFEVDUJFBBOESJKWJOH II. TIMING VAN DE DISTRIBUTIE Opening inlaatklep: BTDC10°; Sluiting inlaatklep: ABDC20°. Opening uitlaatklep: BBDC30°; Sluiting uitlaatklep: ATDC10°. 113 NL III. AANHAALKOPPELS VAN BELANGRIJKE BOUTEN S/N Onderdeel Aanhaalkoppel (Nm) 1 Bout van de cilinderkop 2 Bout van het vliegwiel 24 3 Bout van het carterdeksel 24 4 Bout van de trekstang 12 70~80 ELEKTRISCH SCHEMA B1 Zwart Y Geel G Groen Motorschakelaar Ontstekingsbobine B1/R B1 Bougie Oliesensor 114 Y
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168

Lavorwash Independent 2300 de handleiding

Categorie
Hogedrukreinigers
Type
de handleiding