KTM 2024 65 SX de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2024
65 SX
Artikelnr. 3214829nl
BESTE KTM KLANT,
*3214829nl*
3214829nl
19.12.2023
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief
voertuig dat, mits goed onderhouden, u en uw kind lang plezier zal schenken.
We wensen uw kind altijd een goede en veilige rit!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 13) Stempel van dealer
Motornummer ( pag. 13)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip van publicatie gaat overeen met de nieuwste stand van deze
modelserie. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet
worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveromvang horen.
© 2023 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met schrifte-
lijke toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
65 SX (F6001X6)
65 SX CN (F6087X6)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 5
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 5
1.2 Gebruikte formatteringen .................... 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ........................ 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik....... 6
2.2 Onjuist gebruik .................................. 6
2.3 Veiligheidsaanwijzingen ...................... 6
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ......... 6
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ......... 7
2.6 Veilig gebruik .................................... 7
2.7 Beschermende kleding ....................... 8
2.8 Werkinstructies.................................. 8
2.9 Milieu............................................... 8
2.10 Bedieningshandleiding ....................... 9
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie................. 10
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ........... 10
3.3 Reserveonderdelen, technisch
toebehoren ...................................... 10
3.4 Service ........................................... 10
3.5 Afbeeldingen ................................... 10
3.6 Klantenservice................................. 10
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 11
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 11
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 12
5 SERIENUMMERS........................................ 13
5.1 Voertuigidentificatiennummer ........... 13
5.2 Frame-etiket.................................... 13
5.3 Motornummer.................................. 13
5.4 Artikelnummer voorvork .................... 13
5.5 Artikelnummer schokdemper............. 14
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 15
6.1 Koppelingshendel ............................ 15
6.2 Remhendel...................................... 15
6.3 Gashendel....................................... 15
6.4 Uitschakelknop................................ 15
6.5 Tankdop openen .............................. 16
6.6 Tankdop sluiten ............................... 16
6.7 Brandstofkraan ................................ 17
6.8 Choke ............................................. 17
6.9 Versnellingshendel ........................... 17
6.10 Kickstarterhendel............................. 18
6.11 Rempedaal...................................... 18
6.12 Plug-in standaard............................. 18
6.13 Bedrijfsurenteller ............................. 18
7 INBEDRIJFSTELLING.................................. 19
7.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 19
7.2 Motor inrijden.................................. 21
8 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 22
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 22
8.2 Voertuig starten ............................... 22
8.3 Beginnen met rijden......................... 23
8.4 Schakelen, rijden............................. 23
8.5 Afremmen ....................................... 24
8.6 Stoppen, parkeren............................ 24
8.7 Transporteren .................................. 25
8.8 Brandstof tanken ............................. 26
9 SERVICESCHEMA ....................................... 27
9.1 Extra informatie ............................... 27
9.2 Serviceschema................................. 27
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 29
10.1 Basisinstelling chassis voor
bestuurdersgewicht controleren ......... 29
10.2 Luchtvering ..................................... 29
10.3 Ingaande demping schokdemper ....... 30
10.4 Ingaande demping lowspeed van de
schokdemper instellen...................... 30
10.5 Ingaande demping highspeed van de
schokdemper instellen...................... 31
10.6 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen...................... 31
10.7 Maat achterwiel zonder belasting
bepalen........................................... 32
10.8 Statische veerweg schokdemper
controleren...................................... 33
10.9 Dynamische veerweg van de
schokdemper controleren.................. 33
10.10 Veervoorspanning schokdemper
instellen ...................................... 34
10.11 Dynamische veerweg instellen ....... 35
10.12 Basisinstelling voorvork controleren ... 35
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen ............... 36
10.14 Uitgaande demping voorvork
instellen.......................................... 37
10.15 Stuurpositie..................................... 38
10.16 Stuurpositie instellen .................... 38
11 ZADELHOOGTE........................................... 39
11.1 Instelmogelijkheden van de
zadelhoogte..................................... 39
11.2 Zadelhoogte op de schokdemper
instellen ...................................... 39
11.3 Zadelhoogte aan de voorvork
instellen ...................................... 40
INHOUDSOPGAVE
3
11.4 Zadelhoogte op het frame
instellen ...................................... 41
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 44
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ....... 44
12.2 Motorfiets van hefbok nemen ............ 44
12.3 Vorkpoten ontluchten ....................... 44
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ....... 45
12.5 Voorvorkprotector demonteren ........... 46
12.6 Voorvorkprotector monteren............... 46
12.7 Vorkpoten demonteren .................. 47
12.8 Vorkpoten monteren ...................... 47
12.9 Onderste kroonplaat demonteren .... 48
12.10 Onderste kroonplaat monteren ....... 49
12.11 Speling balhoofdlager controleren...... 51
12.12 Speling balhoofdlager instellen ...... 51
12.13 Balhoofdlager smeren ................... 52
12.14 Startnummerbord demonteren........... 52
12.15 Startnummerbord monteren .............. 52
12.16 Spatbord voor demonteren ................ 53
12.17 Spatbord voor monteren.................... 53
12.18 Spatbord achter demonteren ............. 54
12.19 Spatbord achter monteren................. 54
12.20 Zijbekleding rechts demonteren......... 55
12.21 Zijbekleding rechts monteren ............ 56
12.22 Zijbekleding links demonteren........... 56
12.23 Zijbekleding links monteren .............. 57
12.24 Framebescherming demonteren......... 57
12.25 Framebescherming monteren ............ 57
12.26 Schokdemper demonteren ............. 58
12.27 Schokdemper monteren ................ 58
12.28 Zadel afnemen................................. 59
12.29 Zadel monteren................................ 59
12.30 Luchtfilter demonteren ................. 59
12.31 Luchtfilter monteren ..................... 60
12.32 Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen ....................................... 60
12.33 Einddemper demonteren................... 61
12.34 Einddemper monteren ...................... 61
12.35 Isolatiemateriaal van de einddemper
vervangen .................................... 62
12.36 Brandstoftank demonteren ............ 62
12.37 Brandstoftank monteren ................ 64
12.38 Kettingvervuiling controleren............. 65
12.39 Ketting reinigen ............................... 65
12.40 Kettingspanning controleren ............. 66
12.41 Kettingspanning instellen ................. 67
12.42 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren .............. 67
12.43 Frame controleren ........................ 70
12.44 Achterbrug controleren .................. 70
12.45 Gaskabellegging controleren.............. 70
12.46 Rubberen stuurcovers controleren...... 71
12.47 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen.......................................... 71
12.48 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren...................................... 72
12.49 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
corrigeren........................................ 72
12.50 Vloeistof van de hydraulische
koppeling verversen ...................... 73
13 REMSYSTEEM............................................ 75
13.1 Vrije slag remhendel controleren........ 75
13.2 Uitgangspositie van de remhendel
instellen.......................................... 75
13.3 Remschijven controleren................... 75
13.4 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren...................................... 76
13.5 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen ...................................... 77
13.6 Remvoeringen en remvoeringborging
van de voorwielrem controleren ......... 78
13.7 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen .................................... 78
13.8 Vrije slag rempedaal controleren........ 81
13.9 Vrije slag aan het rempedaal
instellen ...................................... 81
13.10 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ...................................... 82
13.11 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren...................................... 83
13.12 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen ...................................... 83
13.13 Remvoeringen en remvoeringborging
van de achterwielrem controleren ...... 85
13.14 Remplaketten van de achterwielrem
vervangen .................................... 85
14 WIELEN, BANDEN ...................................... 88
14.1 Voorwiel demonteren .................... 88
14.2 Voorwiel monteren ........................ 88
14.3 Achterwiel demonteren ................. 89
14.4 Achterwiel monteren ..................... 90
14.5 Bandentoestand controleren.............. 91
14.6 Bandenspanning controleren ............. 92
14.7 Spaakspanning controleren ............... 92
15 KOELSYSTEEM........................................... 93
15.1 Koelsysteem .................................... 93
15.2 Antivries en koelmiddelpeil
controleren...................................... 93
15.3 Koelmiddelpeil controleren ............... 94
15.4 Koelmiddel aftappen .................... 95
15.5 Koelmiddel vullen ........................ 95
15.6 Koelmiddel verversen .................... 96
16 MOTOR AFSTELLEN ................................... 99
16.1 Speling gaskabel controleren............. 99
INHOUDSOPGAVE
4
16.2 Speling gaskabel instellen ............. 99
16.3 Stekkerverbinding van de
ontstekingscurveaanpassing ............ 100
16.4 Ontstekingscurve wijzigen ............... 100
16.5 Carburateur - stationair toerental ..... 100
16.6 Carburateur - stationair toerental
instellen .................................... 101
16.7 Vlotterkamer carburateur
aftappen .................................... 102
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 104
17.1 Cardanoliepeil controleren .............. 104
17.2 Cardanolie verversen ................... 104
17.3 Cardanolie bijvullen .................... 105
18 REINIGING, ONDERHOUD......................... 107
18.1 Motorfiets reinigen ......................... 107
19 LAGERING ............................................... 109
19.1 Lagering........................................ 109
19.2 Inbedrijfname na stalling................ 110
20 OPSPOREN VAN FOUTEN.......................... 111
21 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 113
21.1 Motor............................................ 113
21.2 Aanhaalmomenten motor ................ 113
21.3 Carburateur ................................... 115
21.3.1 Carburateur afstellen.................. 115
21.4 Vulhoeveelheden............................ 116
21.4.1 Cardanolie................................. 116
21.4.2 Koelmiddel ............................... 116
21.4.3 Brandstof.................................. 116
21.5 Voorvork........................................ 116
21.6 Schokdemper ................................ 116
21.7 Chassis ......................................... 117
21.8 Banden......................................... 118
21.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 118
22 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 120
23 HULPSTOFFEN......................................... 122
24 NORMEN ................................................. 124
25 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 125
INDEX ............................................................. 127
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt werkzaamheden die specialistische kennis en technisch inzicht vereisen. Laat de
werkzaamheden voor de veiligheid van uw kind uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage.
Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde
speciale gereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatteringen
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan. Dit
voertuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale motor-
sportbonden.
Info
Gebruik dit voertuig uitsluitend op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfsen hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties voor het toepassingsgebied.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluids-
demping dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten wer-
king is gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaat-
gassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Zorg ervoor dat uw kind bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, hand-
schoenen alsmede broek en jas met bescherming draagt.
Zorg ervoor dat uw kind altijd beschermende kleding draagt die zich in een goede staat bevindt en
voldoet aan de wettelijke eisen.
Als u zelf motorfiets rijdt zorg er dan voor dat u altijd het goede voorbeeld geeft en zelf ook geschikte
beschermende kleding draagt tijdens het rijden.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor zover niet anders aangegeven moet bij alle werkzaamheden het contact zijn uitgeschakeld (modellen met
contactslot, modellen met transpondersleutel) resp. de motor stilstaan (modellen zonder contactslot of transpon-
dersleutel).
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Tenzij anders vermeld gelden de normale voorwaarden voor alle werkzaamheden en beschrijvingen.
Omgevingstemperatuur 20 °C
Omgevingsluchtdruk 1.013 mbar
Relatieve luchtvochtigheid 60 ± 5 %
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, expansieschroe-
ven, afdichtingen, dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen
vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite®) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij het gebruik in acht nemen.
Als op een nieuw onderdeel reeds schroefborgmiddel (bijv. Precote®) is aangebracht, geen extra borgmiddel aan-
brengen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat uw kind voor het eerst gaat rijden. In de
bedieningshandleiding vinden u en uw kind veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudi-
ger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstemt op uw kind en hoe u en uw kind zich
kunnen beschermen tegen letsel.
Tip
Bewaar deze bedieningshandleiding op uw eindapparaat, zodat deze altijd kan worden nagelezen.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk deel van het voertuig. Bij verkoop moet de bedieningshandleiding
door de nieuwe eigenaar opnieuw worden gedownload.
De bedieningshandleiding kan via de QR-code of de link op het leveringscertificaat meerdere keren worden
gedownload.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar. Via uw gecertificeerde KTMdealer kan ook een afgedrukt exemplaar wor-
den besteld.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het KTM Dealer.net worden bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt.
Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig is veroorzaakt, bestaat er
geen aanspraak op fabrieksgarantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, technisch toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM-website.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals op zand of op een nat, stoffig of
modderig traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen, luchtfilters of veringscomponen-
ten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende
service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
AFBEELDING VOERTUIG 4
11
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
S06073-10
1Remhendel ( pag. 15)
2Klep voor vorkluchtdruk
3Koppelingshendel ( pag. 15)
4Brandstofkraan ( pag. 17)
5Snelsluiting zadelvergrendeling
6Choke ( pag. 17)
7Versnellingshendel ( pag. 17)
4 AFBEELDING VOERTUIG
12
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
S06074-10
1Tankdop
2Uitschakelknop ( pag. 15)
3Voorvorkinstelling uitgaande demping
4Gashendel ( pag. 15)
5Voertuigidentificatiennummer ( pag. 13)
6Kickstarterhendel ( pag. 18)
7Rempedaal ( pag. 18)
8Schokdemperinstelling ingaande demping
9Schokdemperinstelling uitgaande demping
SERIENUMMERS 5
13
5.1 Voertuigidentificatiennummer
401945-10
Het voertuigidentificatienummer 1is aan de rechterkant van het
balhoofd gegraveerd.
5.2 Frame-etiket
402154-10
Het frame-etiket 1is vooraan op de framebuis aangebracht.
5.3 Motornummer
401949-10
Het motornummer 1is in de linkerkant van de motor onder het
ketting-aandrijfwiel gegraveerd.
5.4 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork 1is aan de buitenkant van
de asopname gegraveerd.
5 SERIENUMMERS
14
5.5 Artikelnummer schokdemper
H01141-10
Het artikelnummer van de schokdemper 1is op het bovenste
deel van de schokdemper boven de stelring naar de linkerzijde toe
gegraveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
15
6.1 Koppelingshendel
V02820-10
De koppelingshendel 1is aan de linkerzijde van het stuur aange-
bracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijge-
steld.
6.2 Remhendel
V02821-10
De remhendel 1is aan de rechterzijde van het stuur aange-
bracht.
Met de remhendel wordt de voorwielrem bediend.
6.3 Gashendel
V02821-11
De gashendel 1is aan de rechterzijde van het stuur
aangebracht.
6.4 Uitschakelknop
V02820-11
De uitschakelknop 1is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
• Uitschakelknop in de uitgangspositie In deze stand is het
ontstekingscircuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Uitschakelknop ingedrukt In deze stand is het ontste-
kingscircuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit
en een stilstaande motor schakelt niet in.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.5 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
S05995-10
Tankdop 1tegen de klok in draaien en naar boven toe verwij-
deren.
6.6 Tankdop sluiten
S05995-11
Tankdop 1plaatsen en met de klok mee draaien tot de
brandstoftank goed gesloten is.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting 2zonder knik-
ken leggen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
6.7 Brandstofkraan
S06056-10
De brandstofkraan 1bevindt zich aan de linkerzijde van de
brandstoftank.
Mogelijke toestanden
Brandstofkraan gesloten De kartelschroef is tot de aan-
slag met de klok mee gedraaid. Er kan geen brandstof uit de
brandstoftank stromen.
Brandstofkraan geopend De kartelschroef is tot de aanslag
tegen de klok in gedraaid. Er kan brandstof uit de brandstof-
tank stromen.
6.8 Choke
S06057-10
De chokehendel 1is aan de linkerkant van de carburateur aan-
gebracht.
Als de chokefunctie is geactiveerd wordt er in de carburateur een
opening vrijgegeven waardoor de motor extra brandstof kan aanzui-
gen. Daardoor ontstaat een rijker brandstof-luchtmengsel dat voor
de koude start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie gedeactiveerd
zijn.
Mogelijke toestanden
Chokefunctie geactiveerd Chokehendel is helemaal omlaag
gedrukt.
Chokefunctie gedeactiveerd Chokehendel is helemaal
omhoog gedrukt.
6.9 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel 1is aan de linkerkant van de motor
gemonteerd.
401950-11
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden van de
afbeelding.
De neutrale of vrije stand Nbevindt zich tussen de 1e en 2e ver-
snelling.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
6.10 Kickstarterhendel
401954-10
De kickstarterhendel 1is rechts aan de motor aangebracht.
De kickstarterhendel kan worden gezwenkt.
Info
Voor het rijden eerst de kickstarterhendel naar de motor
zwenken.
6.11 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal 1bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.12 Plug-in standaard
402581-10
De bevestiging van de plug-in standaard 1bevindt zich aan het
frame aan de linkerkant van het voertuig.
De plug-in standaard wordt gebruikt voor het parkeren van de
motorfiets.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
6.13 Bedrijfsurenteller
S06000-10
De bedrijfsurenteller 1is voor het stuur aangebracht.
Hij geeft het totaal aantal bedrijfsuren van de motor aan.
De bedrijfsurenteller begint te tellen als de motor wordt gestart en
hij stopt als de motor wordt uitgeschakeld.
Info
Op de bedrijfsurenteller kan niets worden gewist of inge-
steld.
INBEDRIJFSTELLING 7
19
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOntbrekende fysieke of psychische geschiktheid van het kind vormt een groot
risico.
Kinderen kunnen gevaren vaak onderschatten of geheel niet herkennen.
Uw kind moet al zelf kunnen fietsen.
Uw kind moet het voertuig na vallen zelf weer rechtop kunnen zetten.
Bovendien moet uw kind begrijpen dat voorschriften en aanwijzingen van u of van een andere toe-
zichthoudende persoon opgevolgd moeten worden.
Vertel uw kind dat het in geen geval zonder toezichthoudende persoon met het voertuig mag rijden.
Vertel uw kind dat het niet sneller mag rijden dan voor uw kind beheersbaar.
Vraag niet teveel van uw kind.
Let erop dat conditie, rijtechniek en motivatie passen.
Laat uw kind uitsluitend met het voertuig rijden, als uw kind zowel lichamelijk als geestelijk in staat
is een voertuig te rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Zorg ervoor dat uw kind bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, hand-
schoenen alsmede broek en jas met bescherming draagt.
Zorg ervoor dat uw kind altijd beschermende kleding draagt die zich in een goede staat bevindt en
voldoet aan de wettelijke eisen.
Als u zelf motorfiets rijdt zorg er dan voor dat u altijd het goede voorbeeld geeft en zelf ook geschikte
beschermende kleding draagt tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnaangepast rijgedrag vormt een groot risico.
Let erop dat uw kind de rijsnelheid aanpast aan de situatie op de rijweg en de rijvaardigheden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Vertel uw kind dat het geen bijrijder mag meenemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
Let erop dat uw kind de voet van het rempedaal neemt als hij of zij niet wil afremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe rijwerkcomponenten worden door overbelasting beschadigd of onbruikbaar.
Overschrijd het hoogst toegelaten bestuurdersgewicht niet.
7 INBEDRIJFSTELLING
20
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen zijn eventueel niet met het voertuig vertrouwd.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Denk er bij het gebruik van de motorfiets aan dat andere mensen last kunnen hebben van teveel lawaai.
Zorg ervoor dat de werkzaamheden van de controle voor de verkoop worden uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument bij de overdracht van het voertuig.
Lees voordat uw kind voor het eerst gaat rijden samen met uw kind de volledige bedieningshandleiding aan-
dachtig door.
Info
Ga daarbij vooral in op de veiligheidsaanwijzingen en het risico op letsel.
Geef uw kind uitleg over de rij- en valtechnieken, zoals de effecten van gewichtsverschuivingen op het
rijgedrag.
Zorg ervoor dat uw kind vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 71)
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 75)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 82)
Voordat uw kind voor het eerst gaat rijden moet u eerst controleren of de basisinstelling van het chassis
geschikt is voor het gewicht van het kind.
Laat uw kind op een geschikt terrein wennen aan het rijgedrag van de motorfiets, bij voorkeur op een groot
open veld.
Info
Om ervoor te zorgen dat uw kind een gevoel krijgt voor de werking van de rem, moet u uw kind eerst
aanduwen. Pas als uw kind de voorwielrem kan doseren, kan de motor worden gestart.
Laat uw kind eerst naar een andere persoon rijden, die uw kind helpt bij het stoppen en draaien.
Zet obstakels neer waar uw kind omheen moet rijden, zodat uw kind kan wennen aan het rijgedrag van het
voertuig.
Uw kind moet ook proberen om zo langzaam mogelijk en staand te rijden om een beter gevoel voor de motor-
fiets te krijgen.
Laat uw kind niet over terreinen rijden die te veel vergen van de capaciteiten en de ervaring van uw kind.
Uw kind moet tijdens het rijden het stuur met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten
rusten.
Zorg ervoor dat het hoogst toelaatbare bestuurdergewicht niet wordt overschreden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal bestuurdersgewicht 50 kg
Spaakspanning controleren. ( pag. 92)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
Motor inrijden. ( pag. 21)
INBEDRIJFSTELLING 7
21
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
tijdens de eerste 3 rij-uren < 70 %
tijdens de eerste 5 rij-uren < 100 %
Vol gas geven vermijden!
8 RIJ-INSTRUCTIES
22
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan wor-
den gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 104)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 76)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 83)
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem con-
troleren. ( pag. 78)
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem
controleren. ( pag. 85)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 94)
Kettingvervuiling controleren. ( pag. 65)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding
controleren. ( pag. 67)
Kettingspanning controleren. ( pag. 66)
Bandentoestand controleren. ( pag. 91)
Bandenspanning controleren. ( pag. 92)
Spaakspanning controleren. ( pag. 92)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontro-
leerd, omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveilig-
heid ernstig nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 45)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 44)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed
vastzitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
RIJ-INSTRUCTIES 8
23
Info
Als de motorfiets niet goed start kan dat worden veroorzaakt door oude brandstof in de vlotterkamer. De
licht ontvlambare stoffen in de brandstof vervluchtigen als de motorfiets langere tijd stilstaat.
Als de vlotterkamer met verse ontsteekbare brandstof is gevuld zal de motor meteen starten.
Motorfiets staat meer dan 1 week stil
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 102)
Kartelschroef op de brandstofkraan tegen de klok in draaien tot de aanslag.
Er kan brandstof van de brandstoftank naar de carburateur stromen.
Motorfiets van de standaard nemen.
Versnelling in stationair schakelen.
Motor koud
Chokehendel helemaal omlaag drukken.
Kickstarterhendel krachtig en volledig intrappen.
Info
Geen gas geven.
8.3 Beginnen met rijden
Info
Voordat u gaat rijden moet de plug-in standaard worden verwijderd.
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig
voorzichtig gas geven.
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Vertel uw kind dat het bij een hoog toerental niet naar een lagere versnelling mag terugschakelen.
Info
Als er tijdens het rijden ongewone geluiden optreden, meteen stoppen, de motor uitzetten en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie etc.) kan uw kind naar een hogere versnelling schakelen.
Daarvoor gas loslaten, tegelijkertijd koppelingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppe-
lingshendel vrijgeven en gas geven.
Als de chokefunctie is geactiveerd moet deze worden gedeactiveerd als de motor warm is.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas
terugdraaien. Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid verlaagt nauwelijks,
maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof verbruikt.
Uw kind mag altijd slechts zoveel gas geven als de motor op dat moment kan verwerken abrupt opendraaien
van de gashendel verhoogt het verbruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
8 RIJ-INSTRUCTIES
24
Aan de koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijge-
ven en gas geven resp. nog een keer schakelen.
Uw kind moet de motor uitzetten, als de motorfiets langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
Uw kind moet frequent of lang laten slippen van de koppeling vermijden. Hierdoor wordt de motorolie ver-
warmd en dus ook de motor en het koelsysteem.
Leg uw kind uit dat het beter is met een lager toerental dan met een hoog toerental en slippende koppeling te
rijden.
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Vertel uw kind dat het de manier van remmen moet aanpassen aan de rijsituatie en de toestand van
de weg.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en laat het kind pas verder rijden, als het probleem is opgelost. (De geau-
toriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Vertel uw kind om meerdere keren voorzichtig te remmen, om de remplaketten en remschijven te dro-
gen en vuil te verwijderen.
Op zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Uw kind moet daarbij afhankelijk van de
snelheid naar een lagere versnelling schakelen.
Spoor uw kind aan om bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor te gebruiken. Daarvoor een of
twee versnellingen terugschakelen, maar daarbij de motor niet overbelasten. Zo hoeft uw kind veel minder te
remmen en raakt het remsysteem niet oververhit.
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen zijn eventueel niet met het voertuig vertrouwd.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
RIJ-INSTRUCTIES 8
25
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indrukken totdat de motor stilstaat.
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien tot de aanslag.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
8.7 Transporteren
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen borgen tegen omvallen en wegrollen.
8 RIJ-INSTRUCTIES
26
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 16)
400382-10
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A35 mm
Inhoud brandstoftank
ca.
4,5 l Superbrandstof
loodvrij (95
octaan) gemengd
met 2-takt
motorolie (1:60)
( pag. 121)
Motorolie 2-takt ( pag. 120)
Tankdop sluiten. ( pag. 16)
SERVICESCHEMA 9
27
9.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de servicewerkzaamheden, moet een extra opdracht
worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
9.2 Serviceschema
om de 24 maanden
om de 90 bedrijfsuren
om de 45 bedrijfsuren
om de 15 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren. ( pag. 78) ○●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren. ( pag. 85) ○●●●●
Remschijven controleren. ( pag. 75) ○●●●●
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid. ○●●●●
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 76) ○●●
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. ● ●
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 83) ○●●
Remvloeistof van de achterwielrem verversen. ● ●
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren. ( pag. 72) ○●●
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 73) ● ●
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 75) ○●●●●
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 81) ○●●●●
Stationair toerental controleren. ○●●●●
Cardanolie verversen. ( pag. 104) ○●●●●
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchtings, aftapslangen enz.) en man-
chetten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
○●●●●
Kabels controleren op beschadiging en leggen zonder knikken. ○●●●●
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling. ○●●●●
Frame controleren. ( pag. 70) ●●●
Achterbrug controleren. ( pag. 70) ●●●
Achterbruglager op speling controleren. ●●●
Schokdemper-zwenklager op speling controleren. ●●●
Bandentoestand controleren. ( pag. 91) ○●●●●
Bandenspanning controleren. ( pag. 92) ○●●●●
Wiellager op speling controleren. ●●●
Wielnaven controleren. ●●●
Velgslag controleren. ○●●●
Spaakspanning controleren. ( pag. 92) ○●●●
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 67) ○●●●
Kettingspanning controleren. ( pag. 66) ○●●●●
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting enz.) smeren en controleren of ze
licht lopen.
○●●●●
9 SERVICESCHEMA
28
om de 24 maanden
om de 90 bedrijfsuren
om de 45 bedrijfsuren
om de 15 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Bougie en bougiedop vervangen. ●●●
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 60) ○●●●●
Isolatiemateriaal van de einddemper vervangen. ( pag. 62) ● ●
Voorvorkservice uitvoeren. ● ●
Schokdemperservice uitvoeren. ● ●
Controleren of alle schroeven, moeren en slangklemmen goed vastzitten. ○●●●
Koppeling controleren. ●●●
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 93) ○●●●
Koelmiddel verversen. ( pag. 96)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 51) ○ ●
Balhoofdlager smeren. ( pag. 52) ●●●
Carburateurcomponenten controleren/instellen. ●●●
Cilinders en zuigers controleren. ●●●
Inlaatmembraan controleren. ●●●
Uitlaatbesturing op goede werking en licht lopen controleren. ●●●
Klein motoronderhoud uitvoeren. (veer van de uitlaatbesturing vervangen, zuiger vervan-
gen. Naaldsproeier vervangen.)
● ●
Groot motoronderhoud uitvoeren, inclusief demontage en montage van de motor. (Drijf-
stang, drijfstanglager en kruktap vervangen. Krukaslager vervangen. Transmissie en ver-
snelling controleren. Aanzuigflens vervangen. Alle motorlagers vervangen.)
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken. ○●●●●
Service in het KTM Dealer.net noteren. ○●●●●
Eenmalig interval
Periodiek interval
CHASSIS AFSTELLEN 10
29
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken
en om beschadiging aan voorvork, schokdemper, achterbrug en
frame te voorkomen moeten de basisinstelling en veringscom-
ponenten bij het gewicht van de bestuurder passen.
Dit voertuig is in de leveringstoestand ingesteld op het
standaardgewicht van een bestuurder (met complete
beschermende kleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersge-
wicht
35 … 45 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet
de basisinstelling van de veringscomponenten worden aange-
past.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen
van de veervoorspanning worden gecompenseerd, bij grotere
afwijkingen moet een aangepaste vering worden gemonteerd.
10.2 Luchtvering
In deze voorvork wordt een luchtvering gebruikt.
Bij dit systeem bevindt de vering zich in de linker voorvorkpoot en de demping in de rechter voorvorkpoot.
Aangezien de voorvorkveren niet nodig zijn, wordt een aanzienlijk gewichtsvoordeel bereikt ten opzichte van con-
ventionele voorvorken. Ook het reageren op kleine oneffenheden wordt aanzienlijk verbeterd.
Onder normale rij-omstandigheden zorgt alleen een luchtkussen voor de vering. Als eindslag bevindt zich een sta-
len veer in de linkervorkpoot.
Info
Als de voorvork regelmatig doorslaat, moet de luchtdruk in de voorvork worden verhoogd om beschadiging
van de voorvork en het frame te voorkomen.
De luchtdruk in de voorvork kan met een voorvorkpomp snel worden aangepast aan het bestuurdersgewicht, de
omstandigheden van het terrein en de wens van de bestuurder. De voorvork hoeft niet te worden gedemonteerd.
De ingewikkelde montage van hardere of zachtere vorkveren kan achterwege blijven.
Als de luchtkamer als gevolg van een beschadigde pakking lucht zou verliezen, zakt de voorvork desondanks toch
niet door. De lucht wordt in dit geval in de vork tegengehouden. De veerweg blijft grotendeels behouden. De dem-
ping wordt harder en het rijcomfort neemt af.
De demping kan in de uitgaande demping worden ingesteld.
De instelling uitgaande demping bevindt zich aan de bovenzijde van de rechter vorkpoot.
10 CHASSIS AFSTELLEN
30
10.3 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken: highspeed en lowspeed.
High- en lowspeed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De highspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het ach-
terwiel veert daarbij snel in.
De lowspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de
ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
Beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high- en lowspeed is echter vloeiend. Daarom
zijn wijzigingen in het highspeedbereik van de ingaande demping ook van invloed op het lowspeedbereik en
omgekeerd.
10.4 Ingaande demping lowspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De lowspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper langzaam tot
normaal inveert.
F02172-10
Stelschroef 1met een schroevendraaier met de klok mee
draaien tot de laatste voelbare klik.
Info
Schroef 2niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping lowspeed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
CHASSIS AFSTELLEN 10
31
10.5 Ingaande demping highspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De highspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper snel inveert.
F02172-11
Stelschroef 1met een dopsleutel tot de aanslag met de klok
mee draaien.
Info
Schroef 2niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping highspeed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
10.6 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
F02173-10
Stelschroef 1met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
10 CHASSIS AFSTELLEN
32
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
10.7 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
402415-10
Hoofdwerk
Veerwegmal in de achterwielas positioneren en de afstand tot
de markering SAG op het achterspatbord meten.
Veerwegmal (00029090200)
Waarde als maat Anoteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
CHASSIS AFSTELLEN 10
33
10.8 Statische veerweg schokdemper controleren
402416-10
Maat Aachterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 32)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop
houden.
Opnieuw met de veerwegmal de afstand tussen de achterwielas
en de markering SAG op het achterspatbord meten.
Waarde als maat Bnoteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat A
en B.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 30 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aange-
geven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen.
( pag. 34)
10.9 Dynamische veerweg van de schokdemper controleren
402417-10
Maat Aachterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 32)
Met behulp van een persoon die de motorfiets vasthoudt, gaat
de bestuurder met volledige beschermende kleding in een nor-
male zitpositie (voeten op de voetsteunen) op de motorfiets
zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een tweede persoon meet nu opnieuw met de veerwegmal de
afstand tussen de achterwielas en de markering SAG op het
achterspatbord.
Waarde als maat Cnoteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat A
en C.
Dynamische veerweg controleren.
Voorgeschreven waarde
Dynamische veerweg 80 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven
maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 35)
10 CHASSIS AFSTELLEN
34
10.10 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 55)
Einddemper demonteren. ( pag. 61)
Schokdemper demonteren. ( pag. 58)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
F02171-10
Hoofdwerk
Totale veerlengte in gespannen toestand meten en de waarde
noteren.
Contraring 1losdraaien.
Stelring 2draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Combinatiesleutel (50329080000)
Haaksleutel (T106S)
Info
Als de veer niet geheel kan worden ontspannen, moet
de veer worden gedemonteerd voor een nauwkeurige
meting van de veerlengte.
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring 2op de aangegeven
maat Aspannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning 5 mm
Info
De veervoorspanning is het verschil tussen de ontspan-
nen veerlengte en de gespannen veerlengte.
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg
kan een hogere of lagere veervoorspanning nodig zijn.
Contraring 1vastdraaien.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 58)
Einddemper monteren. ( pag. 61)
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 56)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
CHASSIS AFSTELLEN 10
35
10.11 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 55)
Einddemper demonteren. ( pag. 61)
Schokdemper demonteren. ( pag. 58)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gewicht bestuurder:
32 kg
40 N/mm
Gewicht bestuurder:
37 kg
45 N/mm
Gewicht bestuurder:
42 kg
50 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van
de veer.
Kleine afwijkingen in gewicht kunnen worden gecom-
penseerd door het wijzigen van de veervoorspanning.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 58)
Einddemper monteren. ( pag. 61)
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 56)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
Statische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 33)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 33)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen.
( pag. 31)
10.12 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
10 CHASSIS AFSTELLEN
36
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen wor-
den gecompenseerd door de vorkluchtdruk.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij
het inveren) moet de vorkluchtdruk volgens de voorschriften
worden verhoogd om beschadiging aan voorvork en frame te
voorkomen.
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Niet op elkaar afgestemde wijzigingen van de basisinstelling van het chassis kunnen het rijgedrag aan-
zienlijk verslechteren en componenten overbelasten.
Voer instellingen alleen binnen het aanbevolen bereik uit.
Laat uw kind na wijzigingen eerst langzaam rijden, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De luchtdruk op zijn vroegst 5 minuten na het uitzetten van de motor onder dezelfde omstandigheden con-
troleren of instellen.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vork-
poot.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
S05998-10
Hoofdwerk
Beschermkap 1verwijderen.
Vorkpomp 2helemaal in elkaar schuiven.
Vorkpomp (79412966100)
Info
De vorkpomp wordt bij de motor geleverd.
Vorkpomp op de linker vorkpoot aansluiten.
De vorkpomp wordt automatisch ingeschakeld.
Bij het aansluiten ontsnapt wat lucht uit de vorkpoot.
Info
Dit komt door het volume van de slang en is geen
defect van de vorkpomp of voorvork.
Meegeleverde KTM PowerParts-handleiding in acht
nemen.
Luchtdruk volgens de richtlijn instellen.
CHASSIS AFSTELLEN 10
37
Voorgeschreven waarde
Luchtdruk 3 bar
Verandering in de luchtdruk
stapsgewijs met
0,2 bar
Minimale luchtdruk 1,4 bar
Maximale luchtdruk 4 bar
Info
Luchtdruk nooit buiten de aangegeven grenswaarden
instellen.
Vorkpomp van de linker vorkpoot loskoppelen.
Bij het loskoppelen ontsnapt druk uit de slang, de vork-
poot verliest geen lucht.
De weergave van de vorkpomp schakelt zichzelf na
80 seconden automatisch uit.
Beschermkap monteren.
Info
Beschermkap alleen met de hand monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
10.14 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
S05999-10
Instelelement 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Het stelelement 1bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de rechter vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
10 CHASSIS AFSTELLEN
38
10.15 Stuurpositie
C00248-10
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een
afstand Avan elkaar.
Afstand boringen A15 mm
De boringen op de stuuradapters zijn op een afstand Bvan het
midden geplaatst.
Afstand boringen B3,5 mm
De stuuradapters kunnen in 4 verschillende standen worden
gemonteerd. Daardoor is het mogelijk het stuur in de
aangenaamste positie voor de bestuurder te zetten.
10.16 Stuurpositie instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
C00249-10
Schroeven 1verwijderen. Stuurklemmen verwijderen. Stuur
verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven 2verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste positie zetten. Schroeven 2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite®243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden
gelegd.
Stuurklemmen positioneren. Schroeven 1monteren en
gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
ZADELHOOGTE 11
39
11.1 Instelmogelijkheden van de zadelhoogte
H03605-01
Dit voertuig biedt meerdere mogelijkheden om de zadelhoogte aan
de bestuurdergrootte aan te passen.
De zadelhoogte kan met de montagepositie van de voorvork, de
schokdemper en het frame worden gewijzigd.
Info
Als de zadelhoogte aan voorvork en schokdemper wordt
ingesteld, moet erop worden gelet dat het voertuig na
afsluiten van de werkzaamheden zo recht mogelijk staat.
Bij laag ingestelde zadelhoogte aan de schokdemper moet
de voorvork overeenkomstig worden doorgestoken en omge-
keerd.
11.2 Zadelhoogte op de schokdemper instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Laat uw kind na wijzigingen eerst langzaam rijden, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
Als de zadelhoogte op de schokdemper wordt ingesteld, moet ook de zadelhoogte op de schokdemper wor-
den ingesteld.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 55)
S06001-10
Hoofdwerk
Achterwiel met achterbrug vasthouden en schroef 1verwijde-
ren.
Schokdemper afhankelijk van de gewenste zadelhoogte positio-
neren.
Voorgeschreven waarde
Hoge zadelpositie A
Lage zadelpositie B
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M10 45 Nm
Loctite®243™
11 ZADELHOOGTE
40
Nawerk
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 56)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
11.3 Zadelhoogte aan de voorvork instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Laat uw kind na wijzigingen eerst langzaam rijden, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De zadelhoogte kan door doorsteken van de vorkpoten traploos worden gewijzigd.
Als de zadelhoogte aan de voorvork wordt ingesteld, moet ook de zadelhoogte aan de schokdemper worden
ingesteld.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
Voorwiel demonteren. ( pag. 88)
S06002-10
Hoofdwerk
Schroef 1losdraaien.
Schroef 2losdraaien.
Vorkpoot afhankelijk van de gewenste zadelhoogte positione-
ren.
Voorgeschreven waarde
Voorwaarden
Zitpositie zo laag mogelijk, voorvork helemaal doorgestoken
Maximale afstand Atus-
sen onderkant schroefdop
en bovenkant kroonplaat
18 mm
Voorwaarden
Zadelpositie zo hoog mogelijk, voorvork helemaal uitgetrok-
ken
Onderzijde schroefdeksel Bis vlak uitgelijnd met
bovenzijde kroonplaat
Vorkpoot alleen binnen het beschreven bereik positioneren.
Schroef 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
Schroef 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Handeling aan de andere vorkpoot herhalen.
Voorgeschreven waarde
Beide vorkpoten gelijk positioneren.
ZADELHOOGTE 11
41
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 88)
11.4 Zadelhoogte op het frame instellen
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 59)
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 55)
Zijbekleding links demonteren. ( pag. 56)
Framebescherming demonteren. ( pag. 57)
Spatbord achter demonteren. ( pag. 54)
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien
tot de aanslag.
Brandstoftank demonteren. ( pag. 62)
S05979-10
Hoofdwerk
Slangklem 1losmaken.
S06071-10
Schroeven 2aan de rechter- en linkerzijde verwijderen.
Console met luchtfilterbak verwijderen.
S06029-10
Schroef 3aan de linkerzijde van de console verwijderen en
de sierlijst eraf nemen.
11 ZADELHOOGTE
42
S05984-10
Schroeven 4verwijderen en console losmaken.
Luchtfilterbak in de gewenste positie steken.
Voorgeschreven waarde
Hoge zadelpositie Boringen A
Lage zadelpositie Boringen B
Console in elkaar zetten, schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Sierlijst met schroef positioneren en vastdraaien.
S06072-10
Console in de gewenste zadelhoogte positioneren en schroe-
ven 2aan de rechter- en linkerzijde positioneren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef console M8 35 Nm
Loctite®2701™
Hoge zadelpositie Positie C
Lage zadelpositie Positie D
S05987-10
Aanzuigflens op carburateur positioneren en slangklem 1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Slangklem carbura-
teur
- 2,8 Nm
ZADELHOOGTE 11
43
S05988-10
Voorwaarde
Hoge zadelpositie
Ervoor zorgen dat de tankverhoging 5gemonteerd is.
Voorwaarde
Lage zadelpositie
Ervoor zorgen dat de tankverhoging 5verwijderd is.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 64)
Kartelschroef op de brandstofkraan tegen de klok in draaien tot
de aanslag.
Spatbord achter monteren. ( pag. 54)
Framebescherming monteren. ( pag. 57)
Zijbekleding links monteren. ( pag. 57)
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 56)
Zadel monteren. ( pag. 59)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
44
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
401942-01
Motorfiets aan het frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (78929955100)
Beide wielen hebben geen contact met de grond.
Motorfiets borgen tegen omvallen.
12.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
402581-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het neerzetten van de motorfiets de plug-in standaard 1
in de adapter voor de plug-in standaard aan de linkerzijde van
het voertuig plaatsen.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
12.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
45
S05940-10
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven 1losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk
uit de binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 46)
V00199-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers 1van beide vorkpoten naar beneden schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als dit vuil niet wordt ver-
wijderd, kunnen de daarachter liggende afdichtringen
gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 123)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 46)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
46
12.5 Voorvorkprotector demonteren
F03100-10
Schroeven 1verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven 2aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotec-
tor verwijderen.
F03099-10
Schroeven 3aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvorkpro-
tector verwijderen.
12.6 Voorvorkprotector monteren
F03099-11
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroe-
ven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
F03100-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroe-
ven 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Remkabel en klem positioneren. Schroeven 3monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remkabel-
houder
EJOT 1,7 Nm
De remleiding alleen met de metalen bus klemmen.
Controleren of de bovenkant van de bus zo goed mogelijk
gelijk zit met de klem.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
47
12.7 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
Voorwiel demonteren. ( pag. 88)
S05943-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven 2verwijderen en remzadels verwijderen.
Remzadel met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
Info
Remkabel niet knikken.
S06003-11
Schroeven 3losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven 4losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
12.8 Vorkpoten monteren
S05940-10
Hoofdwerk
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven 1zijn naar links en voor gepo-
sitioneerd.
Info
De tweede gefreesde groef in de vorkpoot moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgeslo-
ten.
S06003-10
Schroeven 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroeven 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
48
S05943-11
Remzadel positioneren, schroeven 4monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8 20 Nm
Loctite®243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven 5monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remkabel-
houder
EJOT 1,7 Nm
De remleiding alleen met de metalen bus klemmen.
Controleren of de bovenkant van de bus zo goed mogelijk
gelijk zit met de klem.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 88)
12.9 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
Voorwiel demonteren. ( pag. 88)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 47)
Startnummerbord demonteren. ( pag. 52)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 53)
S06004-10
Hoofdwerk
Brandstoftankontluchting 1uit de vorkbuis trekken.
Moer 2verwijderen.
Schroef 3losdraaien, bovenste kroonplaat met stuur verwij-
deren en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
S05946-10
Beschermring 4verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
49
12.10 Onderste kroonplaat monteren
F02885-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging contro-
leren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 122)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofd-
lager 1monteren.
Controleren of de balhoofdafdichting boven 2correct is
gepositioneerd.
Beschermring 3erop schuiven.
S06004-11
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Moer 4monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer balhoofd M20x1,5 10 Nm
S05940-11
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven 5zijn naar links en voor gepo-
sitioneerd.
Info
De tweede gefreesde groef in de vorkpoot moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgeslo-
ten.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
50
S06005-10
Schroeven 6vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
S06006-10
Moer 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer balhoofd M20x1,5 10 Nm
Brandstoftankontluchting 7in de vorkbuis positioneren.
S06006-11
Schroef 8vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat klop-
pen om spanning te voorkomen.
Schroeven 9vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
S05943-12
Remzadel positioneren, schroeven bk monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8 20 Nm
Loctite®243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven bl monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remkabel-
houder
EJOT 1,7 Nm
De remleiding alleen met de metalen bus klemmen.
Controleren of de bovenkant van de bus zo goed mogelijk
gelijk zit met de klem.
Nawerk
Controleren of kabelstreng, bowdenkabel, rem- en koppelings-
kabel ongehinderd kunnen bewegen en juist zijn gemonteerd.
Spatbord voor monteren. ( pag. 53)
Startnummerbord monteren. ( pag. 52)
Voorwiel monteren. ( pag. 88)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 51)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
51
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
12.11 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en
beschadigt componenten.
Corrigeer verkeerde speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en
daardoor ook de lagerzittingen in het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor-
en achteruit bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 51)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het
gehele stuurbereik. Er mogen geen blokkeringen te voelen
zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 51)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
12.12 Speling balhoofdlager instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
S06007-10
Hoofdwerk
Brandstoftankontluchting 1uit de vorkbuis trekken.
Schroeven 2losdraaien.
Schroef 3losdraaien.
Moeren 4losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer balhoofd M20x1,5 10 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat klop-
pen om spanning te voorkomen.
Schroef 3vastdraaien.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
52
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Schroeven 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Brandstoftankontluchting 1in de vorkbuis positioneren.
Nawerk
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 51)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
12.13 Balhoofdlager smeren
H02387-01
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 48)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 49)
Info
Het balhoofdlager wordt bij montage en demontage van
de onderste kroonplaat gereinigd en gesmeerd.
12.14 Startnummerbord demonteren
S06008-10
Bedrijfsurenteller demonteren en opzij hangen.
Schroef 1verwijderen.
Startnummerbord van de remleiding halen en verwijderen.
12.15 Startnummerbord monteren
S06009-10
Startnummerbord van de remleiding vasthaken en positione-
ren.
De uitsteeksels 1grijpen in het spatbord.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
53
S06010-10
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef startnum-
merbord
M6 4 Nm
Bedrijfsurenteller monteren.
Voorgeschreven waarde
Schroef bedrijfsuren-
teller
EJOT PT®
K35x18
2 Nm
12.16 Spatbord voor demonteren
S05958-10
Schroeven 1verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
12.17 Spatbord voor monteren
S06011-10
Spatbord op het startnummerbord positioneren.
De nokken van het startnummerbord zijn vertand met de
boringen 1van het spatbord.
S05958-11
Spatbord aan de onderste kroonplaat positioneren, schroe-
ven 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbord M6 6 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
54
12.18 Spatbord achter demonteren
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 59)
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 55)
Zijbekleding links demonteren. ( pag. 56)
Framebescherming demonteren. ( pag. 57)
S06015-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen.
Schroef 2verwijderen.
Spatbord met einddemper er naar achter toe verwijderen.
Info
De einddemper moet uit de uitlaatmof worden getrok-
ken.
12.19 Spatbord achter monteren
S06033-10
Hoofdwerk
Spatbord met einddemper positioneren.
Het spatbord grijpt in de uitsteeksels Avan het spat-
bord.
De einddemper is in de uitlaatmof Bgestoken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
55
S06015-10
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbord
achter
M6 6 Nm
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Framebescherming monteren. ( pag. 57)
Zijbekleding links monteren. ( pag. 57)
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 56)
Zadel monteren. ( pag. 59)
12.20 Zijbekleding rechts demonteren
S06058-10
Zijbekleding in de bereiken Aen Bnaar de zijkant toe eraf
trekken en verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
56
12.21 Zijbekleding rechts monteren
S06059-10
Zijbekleding met de uitsteeksels 1in het bereik Aen de
uitsteeksels 2in het bereik Bvasthaken.
Zijbekleding in de rubberbussen drukken.
12.22 Zijbekleding links demonteren
S06060-10
Zijbekleding in de bereiken Aen Bnaar de zijkant toe eraf
trekken en verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
57
12.23 Zijbekleding links monteren
S06061-10
Zijbekleding met de uitsteeksels 1in het bereik Aen de
uitsteeksels 2in het bereik Bhangen.
Zijbekleding in de rubberbussen drukken.
12.24 Framebescherming demonteren
Voorwerk
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 55)
Zijbekleding links demonteren. ( pag. 56)
S06037-10
Hoofdwerk
Kabelbinders verwijderen.
Schroeven 1met bussen verwijderen.
Linker framebescherming verwijderen.
Rechter framebescherming verwijderen.
12.25 Framebescherming monteren
S06037-10
Hoofdwerk
Linker framebescherming positioneren.
Framebescherming rechts positioneren.
Schroeven 1met bussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef framebe-
scherming
M5 3 Nm
Framebescherming met kabelbinders vastzetten.
Nawerk
Zijbekleding links monteren. ( pag. 57)
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 56)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
58
12.26 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 55)
Einddemper demonteren. ( pag. 61)
S06023-10
Hoofdwerk
Schroeven 1met bussen verwijderen en
spatbescherming 2verwijderen.
S06024-10
Remkabel 3uit de houders verwijderen.
Schroef 4verwijderen en het achterwiel met de achterbrug
zo ver neerlaten dat het achterwiel nog gedraaid kan worden.
Achterwiel in deze stand vastzetten.
Schroef 5verwijderen en schrokdemper verwijderen.
12.27 Schokdemper monteren
S06024-11
Hoofdwerk
Schokdemper positioneren en schroef 1monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M10 45 Nm
Loctite®243™
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M10 45 Nm
Loctite®243™
Remkabel 3in houder vastzetten.
S06023-11
Spatbescherming 4positioneren, schroeven 5met bussen
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbescher-
ming
EJOT PT®
K60x25-Z
2 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 61)
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 56)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
59
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
12.28 Zadel afnemen
S06021-10
Snelsluiting 1openen en zadel achter optillen.
Zadel terugtrekken en afnemen.
12.29 Zadel monteren
S06022-10
Zadel aan de schroef 1vasthaken, achter neerlaten en tege-
lijkertijd naar voren schuiven.
Het uitsteeksel 2is vastgehaakt in de brandstoftank.
S06021-11
Snelsluiting 3sluiten.
12.30 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig altijd met luchtfilter.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 59)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
60
S06025-10
Hoofdwerk
Bevestigingslip 1losmaken.
Luchtfilter met luchtfilterhouder verwijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
12.31 Luchtfilter monteren
S06016-10
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.
Luchtfilter in het bereik Ainvetten.
Duurzaam vet ( pag. 122)
S06026-10
Luchtfilter plaatsen en borgpen 1in bus Bpositioneren.
Het luchtfilter is correct gepositioneerd.
Bevestigingslip 2inhaken.
De borgpen 3wordt door de bevestigingsklem 2op
zijn plaats gehouden.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is, kunnen
stof en vuil in de motor dringen en schade veroorzaken.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 59)
12.32 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 59)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 59)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
61
S05968-10
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen
en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 122)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met een hoogwaardige luchtfilterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 122)
Luchtfilterbak reinigen.
Controleren of de luchtinlaataansluiting stevig vastzit en niet is
beschadigd.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 60)
Zadel monteren. ( pag. 59)
12.33 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Voorwerk
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 55)
S06027-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen.
Einddemper aan de uitlaatmof 2van het bochtstuk af trek-
ken.
12.34 Einddemper monteren
S06027-11
Hoofdwerk
Einddemper met de aanzuigmof 1monteren.
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 56)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
62
12.35 Isolatiemateriaal van de einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van de glasvezelvulling naar buiten, de demper "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 55)
Einddemper demonteren. ( pag. 61)
S05970-10
Hoofdwerk
Schroeven 1van de eindkap 2met flensbus verwijderen.
Eindkap en buitenpijp 3verwijderen.
Isolatiemateriaal 4van de binnenpoot verwijderen.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controle-
ren of deze beschadigd zijn.
Nieuw isolatiemateriaal op de binnenpoot monteren.
Buitenpoot over het isolatiemateriaal schuiven.
Eindkap in de buitenpijp steken.
Schroeven met flensbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 61)
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 56)
12.36 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
63
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 59)
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien
tot de aanslag.
S06062-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen.
S06063-10
Schroeven 2verwijderen.
S06041-10
Brandstofslang 3eraf trekken.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Brandstoftankontluchting uit de vorkbuis trekken.
Beide spoilers naar de zijkant van de radiateuropname trekken
en brandstoftank naar boven toe verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
64
12.37 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Hoofdwerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd. ( pag. 70)
S06041-11
Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant
van de radiateuropname vasthaken.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of
worden beschadigd.
Brandstofslang 1monteren.
S06063-10
Schroeven 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef brandstof-
tankspoiler aan radia-
teur
M6 6 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
65
S06062-11
Schroef 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Brandstoftankontluchting in de vorkbuis positioneren.
Nawerk
Kartelschroef op de brandstofkraan tegen de klok in draaien tot
de aanslag.
Zadel monteren. ( pag. 59)
12.38 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 65)
12.39 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
66
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 122)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 122)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
12.40 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
V00235-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok naar boven
duwen en de kettingspanning Abepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting 1moet daarbij
gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Kettingspanning 5 … 8 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 67)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
67
12.41 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
Kettingspanning controleren. ( pag. 66)
V02827-10
Hoofdwerk
Moer 1losdraaien.
Moeren 2losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5 … 8 mm
Stelschroeven 3links en rechts zo draaien, dat de mar-
keringen aan de linker en rechter kettingspanner 4in
dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen A. Zo
is het achterwiel correct uitgelijnd.
Moeren 2vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 4tegen de stelschroe-
ven 3liggen.
Moer 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M14x1,5 40 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
12.42 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
68
400227-01
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controle-
ren.
» Als ketting, kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten
zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
Bij het monteren van de sluitschakel moet de
gesloten zijde van de borging altijd naar de
looprichting wijzen.
S06042-10
Afdekking ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Wanneer de afdekking van het ketting-aandrijfwiel in het
gemarkeerde bereik Ais doorgesleten:
Afdekking ketting-aandrijfwiel vervangen.
Controleren of de afdekking van het ketting-aandrijfwiel goed
vastzit.
» Als de afdekking ketting-aandrijfwiel loszit:
Afdekking van het ketting-aandrijfwiel vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef afdekking
ketting-
aandrijfwiel
M6 8 Nm
S06043-10
Glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder het bovenste glijblok bevindt:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Resterende
schroeven chassis
M6 10 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
69
S06044-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Onderste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
glijblok
M8 15 Nm
400985-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de ket-
tinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is
versleten:
Kettinggeleiding vervangen.
H00131-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Kettinggeleiding vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Resterende
schroeven chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
70
12.43 Frame controleren
R06624-10
Frame op beschadiging, scheurvorming en vervorming controle-
ren.
» Als het frame beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Frame vervangen.
Voorgeschreven waarde
Reparaties aan het frame zijn niet toegestaan.
12.44 Achterbrug controleren
V00216-01
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming
controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Voorgeschreven waarde
Reparaties van de achterbrug zijn niet toegestaan.
12.45 Gaskabellegging controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe gasbowdenkabel kan bij verkeerde montage geknikt, ingeklemd of geblokkeerd
worden.
Als de gasbowdenkabel geknikt, ingeklemd of geblokkeerd is, kan de snelheid niet meer worden gecon-
troleerd.
Controleer of de montage van de gaskabel en de speling van de gaskabel aan de voorschriften vol-
doen.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 59)
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien
tot de aanslag.
Brandstoftank demonteren. ( pag. 62)
S06038-01
Hoofdwerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd.
De gaskabel moet aan de achterkant van het stuur, achter
de koelmiddelslang en links op het frame gelegd zijn.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabel correct leggen.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 64)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
71
Kartelschroef op de brandstofkraan tegen de klok in draaien tot
de aanslag.
Zadel monteren. ( pag. 59)
12.46 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging
en slijtage. Controleren of de stuurcovers goed vastzitten.
Info
De rubberen stuurcovers zijn links op een huls
en rechts op de handgreep van de gashendel
gevulkaniseerd. De linker huls is op het stuur
vastgeklemd.
De rubberen stuurcover kan alleen worden vervangen
met de huls of de gasbuis.
» Als een rubberen stuurcover beschadigd of versleten is:
Rubberen stuurcover vervangen.
D07902-10
Schroef 1op goede bevestiging controleren.
Voorgeschreven waarde
Schroef vaste
handgreep
M4 5 Nm
Loctite®243™
De ruit Amoet naar boven zijn gepositioneerd.
12.47 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
V02820-12
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de
stelschroef 1aan de grootte van de hand van de bestuurder
aanpassen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel verder van het stuur af te
staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te
staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik
geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
72
12.48 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
V02828-10
Het aan het stuur gemonteerde voorraadreservoir van de
hydraulische koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Vloeistofpeil controleren.
Voorgeschreven waarde
Maat A(vloeistofpeil onder
bovenkant reservoir)
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschre-
ven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
( pag. 72)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12.49 Vloeistofpeil hydraulische koppeling corrigeren
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
73
V02828-10
Het aan het stuur gemonteerde voorraadreservoir van de
hydraulische koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Vloeistof tot maat Acorrigeren.
Voorgeschreven waarde
Maat A(vloeistofpeil onder
bovenkant reservoir)
4 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 121)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
12.50 Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
V02828-11
Het aan het stuur gemonteerde voorraadreservoir van de
hydraulische koppeling in een horizontale positie zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
74
S06064-10
Ontluchtingsspuit 4met de juiste vloeistof vullen.
Spuit (50329050000)
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 121)
Aan koppelingsactuator de ontluchtingsschroef verwijderen en
ontluchtingsspuit 4monteren.
V02829-10
Vervolgens de vloeistof zo lang in het systeem spuiten totdat
deze er door de opening Avan de koppelingscilinder weer
zonder luchtbellen uitkomt.
Tussendoor vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder
afzuigen om overstromen te voorkomen.
Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren
en vastdraaien.
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Vloeistofpeil lager dan
bovenkant van reservoir
4 mm
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
REMSYSTEEM 13
75
13.1 Vrije slag remhendel controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem
druk op de voorwielrem op.
Stel de vrije slag aan de handremhendel op de voorgeschreven wijze in.
V02821-13
Remhendel naar voren duwen en vrije slag Acontroleren.
Vrije slag remhendel 3 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Uitgangspositie van de remhendel instellen.
( pag. 75)
13.2 Uitgangspositie van de remhendel instellen
V02821-12
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 75)
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef 1
instellen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de remhendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de remhendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik
geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
13.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
400257-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat Acontroleren.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak van de remplaketten
verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
13 REMSYSTEEM
76
voor 2,5 mm
achter 2,5 mm
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorge-
schreven waarde:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
13.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
V02822-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Remvloeistofpeil controleren.
Voorgeschreven waarde
Maat A(vloeistofpeil onder
bovenkant reservoir)
4 mm
» Als het remvloeistofpeil niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 77)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
REMSYSTEEM 13
77
13.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem con-
troleren. ( pag. 78)
V02822-11
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
13 REMSYSTEEM
78
309386-11
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
4 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 121)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13.6 Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
V02823-10
Controleren of de remvoeringen nog de minimale
voeringdikte Ahebben.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de minimale voeringdikte is onderschreden:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 78)
Remvoeringen controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 78)
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebrui-
ken.
13.7 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 13
79
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingscoëfficiënt van de
remplaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de fabrieksgarantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
V02822-11
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
13 REMSYSTEEM
80
V02824-10
Schroeven 4verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door het remzadel
licht naar de zijkant te kantelen. Remzadel voorzichtig naar
achteren van de remschijf trekken.
Remzuiger terug in de uitgangspositie duwen en ervoor zorgen
dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig afzuigen.
V02825-10
De splitpennen 5verwijderen.
Bout 6verwijderen.
Remplaketten verwijderen.
Remzadel reinigen.
Nieuwe remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Controleren of de remplaketten goed in de borgveer
gepositioneerd zijn.
Bouten 6positioneren.
De splitpennen 5monteren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Remschijven controleren. ( pag. 75)
V02824-10
Remzadel positioneren.
Schroeven 4monteren, maar nog niet vastdraaien.
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Remhendel ingedrukt vastzetten.
Remzadel wordt uitgelijnd.
Schroeven 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8 20 Nm
Loctite®243™
Vastzetting van de remhendel verwijderen.
REMSYSTEEM 13
81
V02822-11
Remvloeistofpeil corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Remvloeistofpeil onder
bovenkant reservoir
4 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 121)
Deksel 2met membraan 3positioneren.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt bij oververhitting of verkeerde instelling uit.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
Zorg ervoor dat instelwerkzaamheden deskundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is
u graag van dienst.)
402026-10
Veer 1losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen
en weer bewegen en vrije slag Acontroleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Vrije slag aan het rempedaal instellen. ( pag. 81)
Veer 1vasthaken.
13.9 Vrije slag aan het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt bij oververhitting of verkeerde instelling uit.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
Zorg ervoor dat instelwerkzaamheden deskundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is
u graag van dienst.)
13 REMSYSTEEM
82
S06046-10
Veer van het rempedaal losmaken.
Moer 1losdraaien.
Drukstang 2zoveel draaien tot de vrije slag Abereikt is.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Drukstang 2tegenhouden en moer 1vastdraaien.
Veer van het rempedaal vastmaken.
Controleren of de uitgangspositie van het rempedaal geschikt
is voor de bestuurder.
» Als de uitgangspositie van het rempedaal moet worden
aangepast:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen.
( pag. 82)
13.10 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt bij oververhitting of verkeerde instelling uit.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
Zorg ervoor dat instelwerkzaamheden deskundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is
u graag van dienst.)
S06047-10
Veer 1losmaken.
Moer 2losdraaien en met drukstang 3terugdraaien totdat
de maximale vrije slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het
rempedaal moer 4losdraaien en schroef 5draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang 3zoveel draaien tot de vrije slag Abereikt is.
Eventueel uitgangspositie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Schroef 5tegenhouden en moer 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer pedaalhende-
laanslag
M8 20 Nm
Drukstang 3tegenhouden en moer 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
Veer 1vasthaken.
REMSYSTEEM 13
83
13.11 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en zorg ervoor dat niemand met het voertuig rijdt, voordat het probleem
verholpen is. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
H01654-11
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
»Als in het kijkglas 1een luchtbel te zien is:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 83)
13.12 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en zorg ervoor dat niemand met het voertuig rijdt, voordat het probleem
verholpen is. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
13 REMSYSTEEM
84
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem
controleren. ( pag. 85)
R06657-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2en membraan verwijderen.
H01654-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
10 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 121)
Deksel en membraan positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
REMSYSTEEM 13
85
13.13 Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
V02830-10
Controleren of de remvoeringen nog de minimale
voeringdikte Ahebben.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de minimale voeringdikte is onderschreden:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 85)
Remvoeringen controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 85)
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebrui-
ken.
13.14 Remplaketten van de achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
13 REMSYSTEEM
86
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingscoëfficiënt van de
remplaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de fabrieksgarantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
R06657-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2en membraan verwijderen.
Remzuiger terug in de uitgangspositie duwen en ervoor zorgen
dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig afzuigen.
S06075-10
De splitpennen 3verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door het remzadel
licht naar de zijkant te kantelen.
Bout 4verwijderen.
Remplaketten en borgveer verwijderen.
Remzadel reinigen.
Borgveer positioneren.
Nieuwe remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Bout 4monteren.
Info
Voor een gemakkelijkere montage van de bout, de rem-
plaketten omhoog tegen de borgveer drukken.
Op juiste plaatsing van de remplaketten en borgveer
letten.
REMSYSTEEM 13
87
De splitpennen 3monteren.
Remschijven controleren. ( pag. 75)
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf zitten en er een drukpunt aanwezig is.
H01654-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
10 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 121)
Deksel en membraan monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14 WIELEN, BANDEN
88
14.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
F03113-10
Hoofdwerk
Schroef 1enkele slagen losdraaien.
Schroeven 2losdraaien.
Op de schroef 1drukken om de steekas uit de asopname te
schuiven.
Schroef 1verwijderen.
F03114-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas verwijderen. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
F03040-10
Afstandsbussen 3verwijderen.
14.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
WIELEN, BANDEN 14
89
F03041-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbus-
sen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 122)
Afstandsbussen erin zetten.
F03113-11
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 122)
Voorwiel positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Steekas erin steken.
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas
voor
M10 40 Nm
Loctite®243™
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen
de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M6 10 Nm
14.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
V02834-10
Hoofdwerk
Moer 1verwijderen.
Kettingspanner 2verwijderen.
14 WIELEN, BANDEN
90
H00117-10
Steekas 3slechts zo ver eruit trekken, dat het achterwiel
naar voren kan worden geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van
het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas verwijderen. Achterwiel uit
de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
F03042-10
Afstandsbussen 4verwijderen.
14.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
F03043-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbus-
sen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 122)
Afstandsbussen erin zetten.
Info
De brede afstandsbus in looprichting links plaatsen.
WIELEN, BANDEN 14
91
H00117-12
Steekas 2reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 122)
Achterwiel positioneren en steekas erin steken.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting erop leggen.
Kettingspanner 3aan beide zijden positioneren en steekas
helemaal inschuiven.
V02834-11
Moer 4monteren, maar nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners tegen de stelschroeven lig-
gen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 66)
Moer 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M14x1,5 40 Nm
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
14.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
H01144-10
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
14 WIELEN, BANDEN
92
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
14.6 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
14.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot
gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn
gespannen, ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak
slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en
van de spaakdiameter.
Wanneer er verschillende toonfrequenties hoorbaar zijn
bij spaken met gelijke lengte en dikte, duidt dat op ver-
schillende spaakspanningen.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippels M3,5 3 Nm
Momentsleutelset (58429094000)
KOELSYSTEEM 15
93
15.1 Koelsysteem
S06065-10
Door de waterpomp 1in de motor is er een gedwongen circulatie
van het koelmiddel.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt gere-
geld door een klep in de radiateurdop 2. Daardoor is de aangege-
ven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functie-
storingen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als
de motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
S06066-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop 1verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 … 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
15 KOELSYSTEEM
94
400243-10
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil Aboven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 120)
Radiateurdop monteren.
15.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als
de motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil Aboven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 120)
Radiateurdop monteren.
KOELSYSTEEM 15
95
15.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als
de motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
S06067-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
Schroef 1verwijderen. Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapplug water-
pompdeksel
M6 6 Nm
15.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
15 KOELSYSTEEM
96
S06068-10
Hoofdwerk
Ervoor zorgen dat schroef 1is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Koelmiddel tot maat Avullen.
Voorgeschreven waarde
Maat Aboven de radiateur-
lamellen
10 mm
Koelmiddel 0,55 l Koelmiddel
( pag. 120)
400677-11
Het voertuig in de afgebeelde positie zetten en beveiligen
tegen wegrollen. Er moet een hoogteverschil van Bmoet
worden bereikt.
Voorgeschreven waarde
Hoogteverschil B50 cm
Info
Om ervoor te zorgen dat alle lucht uit het koelsysteem
kan ontsnappen, moet het voertuig aan de voorkant
worden opgetild. Een slecht ontlucht koelsysteem heeft
een lager koelvermogen, waardoor de motor oververhit
kan raken.
Voertuig weer op een horizontale ondergrond zetten.
Koelmiddel tot maat Abijvullen.
Radiateurdop monteren.
Nawerk
Korte proefrit maken.
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 94)
15.6 Koelmiddel verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als
de motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
KOELSYSTEEM 15
97
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
S06067-10
Schroef 1verwijderen. Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
S06068-10
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapplug water-
pompdeksel
M6 6 Nm
Koelmiddel tot maat Avullen.
Voorgeschreven waarde
Maat Aboven de radiateur-
lamellen
10 mm
Koelmiddel 0,55 l Koelmiddel
( pag. 120)
400677-11
Het voertuig in de afgebeelde positie zetten en beveiligen
tegen wegrollen. Er moet een hoogteverschil van Bmoet
worden bereikt.
Voorgeschreven waarde
Hoogteverschil B50 cm
Info
Om ervoor te zorgen dat alle lucht uit het koelsysteem
kan ontsnappen, moet het voertuig aan de voorkant
worden opgetild. Een slecht ontlucht koelsysteem heeft
een lager koelvermogen, waardoor de motor oververhit
kan raken.
Voertuig weer op een horizontale ondergrond zetten.
Koelmiddel tot maat Abijvullen.
Radiateurdop monteren.
15 KOELSYSTEEM
98
Nawerk
Korte proefrit maken.
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 94)
MOTOR AFSTELLEN 16
99
16.1 Speling gaskabel controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer
bewegen en de speling gaskabel Abepalen.
Speling gaskabel 3 … 5 mm
» Als de speling gaskabel niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 99)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en met stationair toerental laten draaien. Stuur
over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 99)
16.2 Speling gaskabel instellen
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 59)
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien
tot de aanslag.
Brandstoftank demonteren. ( pag. 62)
Controleren of gaskabel correct is gelegd. ( pag. 70)
V02835-10
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet 1terugschuiven.
Controleren of de gaskabelmantel in de stelschroef 2tot de
aanslag is ingeschoven.
Moer 3losdraaien.
16 MOTOR AFSTELLEN
100
400192-11
Stelschroef 2zo draaien, dat bij de gashendel de gaskabel-
speling Aaanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 3 … 5 mm
Moer 3vastdraaien.
Manchet 1erop schuiven.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 64)
Kartelschroef op de brandstofkraan tegen de klok in draaien tot
de aanslag.
Zadel monteren. ( pag. 59)
Speling gaskabel controleren. ( pag. 99)
16.3 Stekkerverbinding van de ontstekingscurveaanpassing
S05989-10
De stekkerverbinding 1van de ontstekingscurveaanpassing
bevindt zich onder de brandstoftank aan het frame.
Mogelijke toestanden
Soft De stekkerverbinding van de ontstekingscurveaanpas-
sing is losgekoppeld; er wordt een betere rijbaarheid bereikt.
Performance De stekkerverbinding van de ontstekingscur-
veaanpassing is verbonden; er wordt een hoger vermogen
bereikt.
16.4 Ontstekingscurve wijzigen
Ontstekingscurve van Performance op Soft omschakelen
Stekkerverbinding 1van de ontstekingscurveaanpassing loskoppelen.
(afbeelding S05989-10 pag. 100)
Soft Betere rijbaarheid
Ontstekingscurve van Soft naar Performance omschakelen
Stekkerverbinding 1van de ontstekingscurveaanpassing verbinden.
(afbeelding S05989-10 pag. 100)
Performance Hoger vermogen
16.5 Carburateur - stationair toerental
S06052-10
De stationaire afstelling van de carburateur is van grote invloed op
het startgedrag, een stabiel stationair toerental en de respons bij
het gas geven. Dat betekent dat een motor met een correct afge-
steld stationair toerental gemakkelijker start dan een motor met
verkeerd afgesteld stationair toerental.
Info
De carburateur en de componenten zijn door de trillingen
van de motor onderhevig aan een verhoogde slijtage. Slij-
tage kan storingen veroorzaken.
MOTOR AFSTELLEN 16
101
Het stationaire mengsel wordt ingesteld met de regelschroef statio-
naire lucht 1.
Het stationaire toerental wordt met de regelschroef stationair toe-
rental 2afgesteld.
16.6 Carburateur - stationair toerental instellen
Voorwerk
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 55)
S06052-10
Hoofdwerk
Regelschroef stationaire lucht 1tot de aanslag indraaien en
op de aangegeven basisinstelling draaien.
Voorgeschreven waarde
Regelschroef stationaire lucht
open 3,5 omw
Motor warmrijden.
Voorgeschreven waarde
Warmloopfase 5 min
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Met de regelschroef voor het stationair toerental 2het statio-
naire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Chokefunctie gedeactiveerd Chokehendel is helemaal
omhoog gedrukt. ( pag. 17)
Stationair toerental 1.500 … 2.000 1/min
Regelschroef stationaire lucht 1langzaam met de klok mee
draaien tot het stationaire toerental begint te dalen.
Deze stand onthouden en de regelschroef stationaire lucht nu
langzaam tegen de klok in draaien totdat het stationaire toe-
rental weer daalt.
Tussen deze beide standen het punt met het hoogste statio-
naire toerental instellen.
16 MOTOR AFSTELLEN
102
Info
Als daarbij het motortoerental sterk stijgt, moet het sta-
tionaire toerental weer worden verlaagd tot het normale
niveau en de hiervoor genoemde werkstappen nog een
keer worden herhaald.
Als met de hier beschreven methode geen bevredigend
resultaat wordt bereikt kan dat liggen aan een onjuist
gedimensioneerde stationaire sproeier.
Als de regelschroef stationaire lucht tot de aanslag is
gedraaid en het toerental niet verandert, moet een klei-
nere stationaire sproeier worden gebruikt.
Na het vervangen van de sproeier moet het instellen
weer van voren af aan worden herhaald.
Bij grotere veranderingen van de buitentemperatuur en
extreme hoogteverschillen moet het stationair toerental
opnieuw worden afgesteld.
16.7 Vlotterkamer carburateur aftappen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Info
Werkzaamheden bij koude motor uitvoeren.
Water in de vlotterkamer leidt tot functiestoringen.
Voorwerk
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien
tot de aanslag.
MOTOR AFSTELLEN 16
103
Er stroomt geen brandstof meer van de tank naar de car-
burateur.
S06053-10
Hoofdwerk
Een doek onder de carburateur leggen zodat de uitlopende
brandstof wordt opgevangen.
Sluitschroef 1verwijderen.
Brandstof helemaal laten uitlopen.
Sluitschroef monteren en vastdraaien.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
104
17.1 Cardanoliepeil controleren
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
S06069-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen.
Cardanoliepeil controleren.
Er moet een klein beetje cardanolie uit de boring lopen.
» Als er geen cardanolie uit loopt:
Cardanolie bijvullen. ( pag. 105)
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle car-
danoliepeil
M6 7 Nm
17.2 Cardanolie verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Cardanolie bij warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal vlak in de plug-in standaard plaatsen.
S06055-10
Hoofdwerk
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Olieaftapschroef 1met magneet verwijderen.
Cardanolie helemaal aftappen.
Olieaftapschroef met magneet grondig reinigen.
Afdichtvlak van de motor reinigen.
Olieaftapschroef met magneet en nieuwe pakkingring monte-
ren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met
magneet
M12x1,5 20 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 17
105
Info
Te weinig cardanolie of olie van onvoldoende kwaliteit
leidt tot voortijdige slijtage van de versnelling.
S06070-10
Olievulschroef 2met keerring verwijderen en cardanolie bij-
vullen.
Transmissieolie 0,50 l Motorolie (15W/50)
( pag. 120)
Olievulschroef 2met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 104)
17.3 Cardanolie bijvullen
Info
Te weinig cardanolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de versnelling.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
S06069-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen.
S06070-10
Olievulschroef 2met keerring verwijderen.
Cardanolie bijvullen tot olie uit de boring van de olieaftap-
schroef stroomt.
Motorolie (15W/50) ( pag. 120)
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle car-
danoliepeil
M6 7 Nm
Olievulschroef 2met keerring monteren en vastdraaien.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
106
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
REINIGING, ONDERHOUD 18
107
18.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig om zijn waarde en uitzicht gedurende lange tijd te behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorko-
men.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale, in de handel
verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten en met een penseel
bewerken.
Motorfietsreiniger ( pag. 122)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 102)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Vertel uw kind om meerdere keren voorzichtig te
remmen, om de remplaketten en remschijven te
drogen en vuil te verwijderen.
Na de reiniging moet uw kind een korte rit maken, totdat de
motor de bedrijfstemperatuur heeft bereikt en het remsysteem
door voorzichtig remmen gedroogd is.
18 REINIGING, ONDERHOUD
108
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Beschermkappen op de stuurarmaturen terugschuiven, zodat
ook het water dat hier is ingedrongen kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 65)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 122)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behande-
len met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 123)
LAGERING 19
109
19.1 Lagering
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten.
Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de
overwintering (minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het
seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stilleggen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 122)
Brandstof tanken. ( pag. 26)
Tip
De brandstoftank zoals voorgeschreven vullen en daar-
bij brandstof met een laag ethanolgehalte gebruiken.
Motorfiets reinigen. ( pag. 107)
Cardanolie verversen. ( pag. 104)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 93)
Vlotterkamer van de carburateur aftappen. ( pag. 102)
Bandenspanning controleren. ( pag. 92)
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een
deken.
19 LAGERING
110
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat, waardoor
motoronderdelen en uitlaat gaan roesten.
19.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 22)
Een proefrit maken.
OPSPOREN VAN FOUTEN 20
111
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 22)
Motorfiets is langere tijd niet
gebruikt en daarom zit er oude
brandstof in de vlotterkamer
Vlotterkamer van de carburateur aftap-
pen. ( pag. 102)
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Bougie verroest of nat Bougie en bougiedop reinigen en dro-
gen, indien nodig vervangen.
Elektrodenafstand van de bou-
gie te groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,70 mm
Defect in het ontstekingssys-
teem
Ontstekingssysteem controleren.
Ontsteking instellen.
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, uitschakelknop
defect
Uitschakelknop controleren.
Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Steekverbinding reinigen en met con-
tactspray behandelen.
Water in carburateur resp.
sproeiers verstopt
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Motor heeft geen stationair toe-
rental
Stationaire sproeier verstopt Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Stelschroeven aan carburateur
verdraaid
Carburateur - stationair toerental
instellen. ( pag. 101)
Bougie defect Bougie vervangen.
Ontstekingssysteem defect Bobine controleren.
Bougiedop controleren.
Motor start niet Carburateur loopt over, omdat
de vlotternaald is vervuild of
versleten
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Caburateursproeiers los Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Defect in het ontstekingssys-
teem
Ontstekingssysteem controleren.
Ontsteking instellen.
Motor heeft te weinig vermogen Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen. ( pag. 60)
Uitlaatsysteem lekt, is ver-
vormd of heeft te weinig glas-
vezelvulling in de einddemper
Controleren of het uitlaatsysteem
beschadigd is.
Isolatiemateriaal van de einddemper
vervangen. ( pag. 62)
Defect in het ontstekingssys-
teem
Ontstekingssysteem controleren.
Ontsteking instellen.
20 OPSPOREN VAN FOUTEN
112
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor heeft te weinig vermogen Membraan of membraanhuis
beschadigd
Membraan en membraanhuis controle-
ren.
Slijtageverschijnsel Motor controleren.
Motor stokt of klapt in de car-
burateur
Te weinig brandstof Kartelschroef op de brandstofkraan
tegen de klok in draaien tot de aanslag.
Brandstof tanken. ( pag. 26)
Motor zuigt valse lucht aan Controleren of de aanzuigflens en de
carburateur goed vastzitten.
Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Steekverbinding reinigen en met con-
tactspray behandelen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in het
koelsysteem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren.
( pag. 94)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk ver-
vuild
Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 95)
Koelmiddel vullen. ( pag. 95)
Cilinderkop of cilinderkoppak-
king beschadigd
Cilinderkop of cilinderkoppakking con-
troleren.
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Verkeerd ontstekingstijdstip
door losse stator
Ontsteking instellen.
Witte rookontwikkeling (stoom
in het uitlaatgas)
Cilinderkop of cilinderkoppak-
king beschadigd
Cilinderkop of cilinderkoppakking con-
troleren.
Transmissieolie stroomt uit de
ontluchtingsslang
Te veel transmissieolie gevuld Cardanoliepeil controleren.
( pag. 104)
Water in de transmissieolie Radiale keerring of waterpomp
beschadigd
Radiale keerring en waterpomp contro-
leren.
TECHNISCHE GEGEVENS 21
113
21.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt benzinemotor, vloeistofgekoeld, met
membraaninlaat
Cilinderinhoud 64,90 cm³
Slag 40,8 mm
Boring 45 mm
Stationair toerental 1.500 … 2.000 1/min
Krukaslagers 2 groefkogellagers
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerringen 1 vierkante ring
Motorsmering Mengsmering
Primaire overbrenging 23:75 recht vertande tandwielaandrijving
Koppeling Meerplaats koppeling in het oliebad
Versnellingsbak 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 13:37
2e versnelling 16:34
3e versnelling 18:31
4e versnelling 21:30
5e versnelling 23:28
6e versnelling 24:26
Ontstekingssysteem Hidria Digital
Bougie BRISK AR12C
Elektrodenafstand bougie 0,70 mm
Radiateur Vloeistofkoeling
Starthulp Kickstarterhendel
21.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef stuurschuifas (stuurschui-
fonderdeel)
M4 4 Nm
Loctite®243™
Schroef tapeind (stuurschuifonder-
deel)
M4 1 Nm
Loctite®243™
Moer uitlaatbesturing-schuiveras M5 4 Nm
Schroef houderplaat voor retour-
veer van de schakelas
M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef koppelingsveerschotel M5 6 Nm
Schroef lagerborgring aandrijfasla-
ger
M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef schakelvastzetting M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef stator M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef uitlaatbesturing aan cilin-
derkop
M5 5 Nm
21 TECHNISCHE GEGEVENS
114
Schroef uitlaatbesturingsdeksel M5 4 Nm
Schroef waterpompwiel M5 5 Nm
Loctite®243™
Aftapplug waterpompdeksel M6 8 Nm
Schroef aanslagstuk kickstarter-
hendel
M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef aanzuigflens M6 6 Nm
Schroef binnendeksel koppeling M6 10 Nm
Schroef buitendeksel koppeling M6 10 Nm
Schroef controle cardanoliepeil M6 7 Nm
Schroef dynamodeksel M6 8 Nm
Schroef houder koppelingskabel M6 8 Nm
Schroef koppelingsnemercilinder M6 8 Nm
Loctite®243™
Schroef lagerborging schakelwals M6 5 Nm
Loctite®243™
Schroef motorbehuizing M6 10 Nm
Schroef motorontluchting M6 4 Nm
Loctite®243™
Schroef schakelvastzetting M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef uitlaatbesturing aan cilin-
derkop
M6 10 Nm
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingshendel M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef waterpompdeksel M6 8 Nm
Schroef cilinderkop M7 18 Nm
Moeren cilindervoet M8 20 Nm
Schroef cilindervoet M8x32 10 Nm
Schroef kickstarterhendel M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroef ketting-aandrijfwiel M10 60 Nm
Loctite®2701™
Schroef koppelingmeenemer M10 60 Nm
Loctite®243™
Bougie M10x1 13 Nm
Moer rotor M12x1 50 Nm
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Moer primair tandwiel M14x1,25 40 Nm
Loctite®243™
TECHNISCHE GEGEVENS 21
115
21.3 Carburateur
Carburateurtype MIKUNI TM 24
Naaldpositie 2e positie van boven
Regelschroef stationaire lucht
open 3,5 omw
Hoofdsproeier 210
Sproeiernaald 5N17
Stationaire sproeier 20
Naaldsproeier Q-O (454)
Gasschuif 2,5
21.3.1 Carburateur afstellen
MIKUNI TM 24
ASL TEMP 20 … 7 °C 6 … 5 °C 6 … 15 °C 16 … 24 °C 25 … 36 °C 37 … 49 °C
2.301 …
3.000 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
3,5
20
5N17
3
210
3,5
20
5N17
2
200
2,5
15
5N17
2
200
3,5
15
5N17
2
200
2,5
15
5N17
1
200
1.501 …
2.300 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
3
20
5N17
2
220
3,5
20
5N17
2
210
3,5
20
5N17
2
200
2,5
15
5N17
2
200
3,5
15
5N17
2
200
2,5
15
5N17
1
200
751 …
1.500 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
3
20
5N17
3
220
3
20
5N17
2
220
3,5
20
5N17
2
210
3,5
20
5N17
2
200
2,5
15
5N17
2
200
3,5
15
5N17
2
200
301 …
750 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
3,5
25
5N17
3
225
3
20
5N17
3
220
3
20
5N17
2
220
3,5
20
5N17
2
210
3,5
20
5N17
2
200
2,5
15
5N17
2
200
0 …
300 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
3,5
25
5N17
3
225
3
20
5N17
3
220
3
20
5N17
2
220
3,5
20
5N17
2
210
3,5
20
5N17
2
210
3,5
20
5N17
2
200
ASL Boven NAP
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef stationaire lucht open (slagen)
IJ Stationaire sproeier
NDL Sproeiernaald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
De afstelling van de carburateur is afhankelijk van de gedefinieerde omgevings- en gebruiksomstandigheden.
21 TECHNISCHE GEGEVENS
116
21.4 Vulhoeveelheden
21.4.1 Cardanolie
Transmissieolie 0,50 l Motorolie (15W/50) ( pag. 120)
21.4.2 Koelmiddel
Koelmiddel 0,55 l Koelmiddel ( pag. 120)
21.4.3 Brandstof
Inhoud brandstoftank ca. 4,5 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie
(1:60) ( pag. 121)
21.5 Voorvork
Artikelnummer voorvork A405C103W106000
Voorvork WP XACT AER
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Luchtdruk 3 bar
Vorklengte 735 mm
Veerlengte met voorspanbus(sen) 377,5 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk links 40 + 15
10 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 121)
Oliehoeveelheid cartridge rechts 240 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 121)
Vethoeveelheid cartridge links 6 g Speciaal vet (00062010053)
( pag. 123)
21.6 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper A405C403X113000
Schokdemper WP XACT 5735
Ingaande demping lowspeed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Ingaande demping highspeed
Comfort 2 omw
Standaard 1,5 omw
Sport 1 omw
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
TECHNISCHE GEGEVENS 21
117
Veervoorspanning 5 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 32 kg 40 N/mm
Gewicht bestuurder: 37 kg 45 N/mm
Gewicht bestuurder: 42 kg 50 N/mm
Veerlengte 190 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 30 mm
Dynamische veerweg 80 mm
Inbouwlengte 327 mm
Stootdemperolie ( pag. 121) SAE 2,5
21.7 Chassis
Frame Centraal buisframe van chroommolybdeen stalen bui-
zen, geëloxeerd
Voorvork WP XACT AER
Schokdemper WP XACT 5735
Veerweg
voor 215 mm
achter 253,5 mm
Vorksprong 22 mm
Remsysteem
voor Schijfrem met remzadel met 1 zuigers
achter Schijfrem met remzadel met 1 zuigers
Remschijven - diameter
voor 198 mm
achter 180 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,5 mm
achter 2,5 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging 14:48
Ketting 1/2 x 1/4” keerring
Leverbare kettingwielen 46, 48, 50
Balhoofdhoek 64,5°
Wielstand 1.129,8 … 1.138,8 mm
Zadelhoogte onbelast 715 … 760 mm
Los van de vloer, onbelast 245,2 … 251 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 53,5 kg
Maximaal bestuurdersgewicht 50 kg
21 TECHNISCHE GEGEVENS
118
21.8 Banden
Band voor Band achter
60/100 - 14 M/C 30M TT
MAXXIS MAXXCROSS MXST
80/100 - 12 41M TT
MAXXIS MAXXCROSS MXST
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Contacteer over mogelijke alternatieve
fabrikanten een erkende dealer of een gekwalificeerde bandenhandelaar. De van toepassing zijnde plaatselijke
goedkeuringsvoorschriften en de respectieve technische specificaties moeten in acht worden genomen. Meer
informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
KTM.COM
21.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef remkabelhouder EJOT 1,7 Nm
Schroef spatbescherming EJOT PT®K60x25-Z 2 Nm
Slangklem carburateur - 2,8 Nm
Schroef uitschakelknop M3 0,4 Nm
Spaaknippels M3,5 3 Nm
Schroef gasschuifdeksel M4 2 Nm
Schroef vaste handgreep M4 5 Nm
Loctite®243™
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Moer drukstang rempedaal M6 6 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel voor
M6 8 Nm
Schroef asopname M6 10 Nm
Schroef brandstoftankspoiler aan
radiateur
M6 6 Nm
Schroef gashendel M6 5 Nm
Schroef kogelscharnier drukstang
op remcilinder
M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef koppelingsgevercilinder M6 5 Nm
Schroef remcilinder M6 10 Nm
Schroef remcilinder M6 5 Nm
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef spatbord M6 6 Nm
Schroef startnummerbord M6 4 Nm
Moer bandenhouder M8 10 Nm
Moer pedaalhendelaanslag M8 20 Nm
Motordraagschroef M8 30 Nm
Loctite®2701™
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 21
119
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroef console M8 35 Nm
Loctite®2701™
Schroef kettingwiel M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef remzadel achter M8x20 18 Nm
Loctite®243™
Schroef remzadel achter M8x40 18 Nm
Loctite®243™
Schroef remzadel voor M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Schroefverbinding motorophanging M8 30 Nm
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef rempedaal M10 45 Nm
Loctite®243™
Schroef schokdemper boven M10 45 Nm
Loctite®243™
Schroef schokdemper onder M10 45 Nm
Loctite®243™
Schroef steekas voor M10 40 Nm
Loctite®243™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite®243™
Moer achterbrugbout M12x1 40 Nm
Moer steekas achter M14x1,5 40 Nm
Moer balhoofd M20x1,5 10 Nm
22 GEBRUIKSSTOFFEN
120
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Alleen Super ongelood gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm of gelijkwaardig is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol
(bijv. E15, E25, E85, E100) gebruiken.
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestadditief voor aluminiummotoren gebruiken. Minder-
waardige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Geen zuiver water gebruiken omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelmiddel vervuld kunnen worden.
Uitsluitend koelmiddel gebruiken dat voldoet aan de aangegeven voorwaarden (zie informatie op de verpak-
king) en de juiste eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gedistilleerd water gebruiken, als
het koelmiddel verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengd koelmiddel wordt aanbevolen.
Gegevens van de koelmiddelfabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (ver-
draagbaarheid) met andere koelmiddelen in acht nemen.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
COOLANT M3.0
Motorolie (15W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 124)
SAE ( pag. 124) (15W/50)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend motorolie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Top Speed 4T
Motorolie 2-takt
Norm / classificatie
JASO FD ( pag. 124)
Voorgeschreven waarde
Uitsluitend hoogwaardige 2-takt motorolie van bekende merken gebruiken.
Volledig synthetisch
GEBRUIKSSTOFFEN 22
121
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Cross Power 2T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die de
juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 124) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over
de geschikte eigenschappen beschikken.
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
Norm / classificatie
DIN EN 228
JASO FD ( pag. 124) (1:60)
Mengverhouding
1:60 Motorolie 2-takt ( pag. 120)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 120)
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Cross Power 2T
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 124) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Alleen olie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
23 HULPSTOFFEN
122
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Clean
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Bio Dirt Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF®
LGHB 2
HULPSTOFFEN 23
123
Speciaal vet (00062010053)
Aanbevolen leverancier
Klüber Lubrication®
Klüberfood NH1 34401
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Joker 440 Synthetic
24 NORMEN
124
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
JASO FD
JASO FD is een classificatie voor een 2-takt-motorolie, die speciaal is ontwikkeld voor de extreme belastingen
tijdens races. Dankzij de eersteklas synthetische esters en de speciaal daarop afgestemde additieven wordt ook
onder extreme omstandigheden een probleemloze verbranding bereikt.
LIJST MET AFKORTINGEN 25
125
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
INDEX
127
INDEX
A
Achterbrug
controleren ........................ 70
Achterwiel
demonteren ........................ 89
monteren ......................... 90
Afbeelding voertuig
linksvoor .......................... 11
rechtsachter ....................... 12
Afbeeldingen .......................... 10
Antivries
controleren ........................ 93
Artikelnummer schokdemper ................ 14
Artikelnummer voorvork ................... 13
B
Balhoofdlager
smeren ........................... 52
Bandenspanning
controleren ........................ 92
Basisinstelling van het chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . 29
Bedieningshandleiding ..................... 9
Bedrijfsmiddelen ........................ 10
Bedrijfsurenteller ....................... 18
Beoogd gebruik ......................... 6
Beschermende kleding ..................... 8
Brandstofkraan ......................... 17
Brandstoftank
demonteren ........................ 62
monteren ......................... 64
C
Carburateur
stationair toerental . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
stationair toerental instellen . . . . . . . . . . . . 101
vlotterkamer aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Cardanolie
bijvullen ......................... 105
verversen ......................... 104
Cardanoliepeil
controleren ....................... 104
Choke .............................. 17
D
Dynamische veerweg
instellen .......................... 35
E
Einddemper
demonteren ........................ 61
isolatiemateriaal vervangen . . . . . . . . . . . . . 62
monteren ......................... 61
F
Fabrieksgarantie ........................ 10
Frame
controleren ........................ 70
Framebescherming
demonteren ........................ 57
monteren ......................... 57
Frame-etiket .......................... 13
G
Garantie ............................. 10
Gashendel ............................ 15
Gaskabellegging
controleren ........................ 70
Gebruiksdefinitie ........................ 6
H
Hulpstoffen ........................... 10
I
Inbedrijfname
nastalling ........................ 110
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 19
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling ............................. 22
Ingaande demping highspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 31
Ingaande demping lowspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 30
K
Ketting
controleren ........................ 67
reinigen .......................... 65
Ketting-aandrijfwiel
controleren ........................ 67
Kettinggeleiding
controleren ........................ 67
Kettingspanning
controleren ........................ 66
instellen .......................... 67
Kettingwiel
controleren ........................ 67
Kickstarterhendel ....................... 18
Klantenservice ......................... 10
INDEX
128
Koelmiddel
aftappen .......................... 95
verversen .......................... 96
vullen ............................ 95
Koelmiddelpeil
controleren ......................93-94
Koelsysteem .......................... 93
Koppeling
vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
vloeistofpeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . 72
vloeistofpeil corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Koppelingshendel ....................... 15
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 71
L
Lagering ............................ 109
Luchtfilter
demonteren ........................ 59
monteren ......................... 60
reinigen .......................... 60
Luchtfilterbak
reinigen .......................... 60
Luchtvering ........................... 29
M
Milieu ............................... 8
Motor
inrijden ........................... 21
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
reinigen ......................... 107
vanhefboknemen ................... 44
Motornummer .......................... 13
O
Onderste kroonplaat
demonteren ........................ 48
monteren ......................... 49
Onjuist gebruik .......................... 6
Ontstekingscurve
stekkerverbinding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
wijzigen ......................... 100
Opsporen van fouten .................111-112
P
Plug-in standaard ....................... 18
R
Reiniging ........................107-108
Remhendel ........................... 15
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 75
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Rempedaal ........................... 18
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 82
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Remplaketten
van de achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . 85
van de voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . 78
Remschijven
controleren ........................ 75
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . 83
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 77
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 83
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 76
Remvoeringborging
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 85
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 78
Remvoeringen
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 85
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 78
Reserveonderdelen ...................... 10
Rubberen stuurcovers
controleren ........................ 71
S
Schokdemper
demonteren ........................ 58
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . 33
monteren ......................... 58
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . 33
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 34
Service .............................. 10
Serviceschema .......................27-28
Spaakspanning
controleren ........................ 92
Spatbord achter
demonteren ........................ 54
monteren ......................... 54
Spatbord voor
demonteren ........................ 53
monteren ......................... 53
Speling balhoofdlager
controleren ........................ 51
instellen .......................... 51
Speling gaskabel
controleren ........................ 99
instellen .......................... 99
Starten .............................. 22
INDEX
129
Startnummerbord
demonteren ........................ 52
monteren ......................... 52
Stuurpositie ........................... 38
instellen .......................... 38
T
Tankdop
openen ........................... 16
sluiten ........................... 16
Tanken
brandstof ......................... 26
Technisch toebehoren .................... 10
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 118
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 113
banden .......................... 118
carburateur ....................... 115
chassis .......................... 117
motor ........................... 113
schokdemper ...................... 116
voorvork ......................... 116
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
Toestand van de banden
controleren ........................ 91
Transporteren ......................... 25
U
Uitgaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . 37
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 31
Uitschakelknop ........................ 15
V
Veilig gebruik .......................... 7
Versnellingshendel ...................... 17
Voertuigidentificatiennummer ............... 13
Voorvork
luchtdruk instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Voorvorkprotector
demonteren ........................ 46
Voorvork-protector
monteren ......................... 46
Voorwiel
demonteren ........................ 88
monteren ......................... 88
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . 35
demonteren ........................ 47
monteren ......................... 47
ontluchten ......................... 44
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Vulhoeveelheid
brandstof ..................... 26,116
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96-97, 116
transmissieolie . . . . . . . . . . . . . . . . . 105, 116
W
Werkinstructies ......................... 8
Z
Zadel
afnemen .......................... 59
monteren ......................... 59
Zadelhoogte
aan de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . 40
Instelmogelijkheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
op de schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . 39
op het frame instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Zijbekleding links
demonteren ........................ 56
monteren ......................... 57
Zijbekleding rechts
demonteren ........................ 55
monteren ......................... 56
*3214829nl*
3214829nl
19.12.2023
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
KTM.COM
Foto: Mitterbauer/KISKA/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132

KTM 2024 65 SX de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor