KTM 50 SX de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

BEDIENINGSHANDLEIDING 2024
50 SX
50 SX FACTORY EDITION
Artikelnr. 3214828nl
BESTE KTM KLANT,
*3214828nl*
3214828nl
19.12.2023
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief
voertuig dat, mits goed onderhouden, u en uw kind lang plezier zal schenken.
We wensen uw kind altijd een goede en veilige rit!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 13) Stempel van dealer
Motornummer ( pag. 13)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip van publicatie gaat overeen met de nieuwste stand van deze
modelserie. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet
worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveromvang horen.
© 2023 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met schrifte-
lijke toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
50 SX (F6001X4)
50 SX FACTORY EDITION US (F6075X4)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 5
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 5
1.2 Gebruikte formatteringen .................... 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ........................ 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik....... 6
2.2 Onjuist gebruik .................................. 6
2.3 Veiligheidsaanwijzingen ...................... 6
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ......... 6
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ......... 7
2.6 Veilig gebruik .................................... 7
2.7 Beschermende kleding ....................... 8
2.8 Werkinstructies.................................. 8
2.9 Milieu............................................... 8
2.10 Bedieningshandleiding ....................... 8
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie................. 10
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ........... 10
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren ......... 10
3.4 Service ........................................... 10
3.5 Afbeeldingen ................................... 10
3.6 Klantenservice................................. 10
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 11
4.1 Afbeelding voertuig links
(symbolische weergave) .................... 11
4.2 Afbeelding voertuig rechts
(symbolische weergave) .................... 12
5 SERIENUMMERS........................................ 13
5.1 Voertuigidentificatiennummer ........... 13
5.2 Frame-etiket.................................... 13
5.3 Motornummer.................................. 13
5.4 Artikelnummer voorvork .................... 13
5.5 Artikelnummer schokdemper............. 14
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 15
6.1 Remhendel...................................... 15
6.2 Gashendel....................................... 15
6.3 Uitschakelknop................................ 15
6.4 Tankdop openen .............................. 15
6.5 Tankdop sluiten ............................... 16
6.6 Brandstofkraan ................................ 16
6.7 Choke ............................................. 17
6.8 Kickstarterhendel............................. 17
6.9 Rempedaal...................................... 17
6.10 Plug-in standaard............................. 18
6.11 Bedrijfsurenteller ............................. 18
7 INBEDRIJFSTELLING.................................. 19
7.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 19
7.2 Motor inrijden.................................. 21
8 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 22
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 22
8.2 Voertuig starten ............................... 22
8.3 Beginnen met rijden......................... 23
8.4 Rijden............................................. 23
8.5 Afremmen ....................................... 24
8.6 Stoppen, parkeren............................ 24
8.7 Transporteren .................................. 25
8.8 Brandstof tanken ............................. 25
9 SERVICESCHEMA ....................................... 27
9.1 Extra informatie ............................... 27
9.2 Serviceschema................................. 27
10 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 29
10.1 Basisinstelling chassis voor
bestuurdersgewicht controleren ......... 29
10.2 Luchtvering XACT 5235 ................... 29
10.3 Ingaande demping schokdemper ....... 30
10.4 Ingaande demping lowspeed van de
schokdemper instellen...................... 30
10.5 Ingaande demping highspeed van de
schokdemper instellen...................... 31
10.6 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen...................... 31
10.7 Maat achterwiel zonder belasting
bepalen........................................... 32
10.8 Statische veerweg schokdemper
controleren...................................... 33
10.9 Dynamische veerweg van de
schokdemper controleren.................. 33
10.10 Veervoorspanning schokdemper
instellen ...................................... 34
10.11 Dynamische veerweg instellen ....... 35
10.12 Basisinstelling voorvork controleren ... 35
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen ............... 36
10.14 Uitgaande demping voorvork
instellen.......................................... 37
10.15 Stuurpositie..................................... 37
10.16 Stuurpositie instellen .................... 38
11 ZADELHOOGTE........................................... 39
11.1 Instelmogelijkheden van de
zadelhoogte..................................... 39
11.2 Zadelhoogte op de schokdemper
instellen ...................................... 39
11.3 Zadelhoogte aan de voorvork
instellen ...................................... 40
11.4 Zadelhoogte op het frame
instellen ...................................... 41
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 44
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken ....... 44
12.2 Motorfiets van hefbok nemen ............ 44
INHOUDSOPGAVE
3
12.3 Vorkpoten ontluchten ....................... 44
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ....... 45
12.5 Voorvorkprotector demonteren ........... 45
12.6 Voorvorkprotector monteren............... 46
12.7 Vorkpoten demonteren .................. 46
12.8 Vorkpoten monteren ...................... 47
12.9 Onderste kroonplaat demonteren .... 48
12.10 Onderste kroonplaat monteren ....... 49
12.11 Speling balhoofdlager controleren...... 51
12.12 Speling balhoofdlager instellen ...... 51
12.13 Balhoofdlager smeren ................... 52
12.14 Brandstoftank demonteren ............ 52
12.15 Brandstoftank monteren ................ 54
12.16 Startnummerbord demonteren........... 55
12.17 Startnummerbord monteren .............. 56
12.18 Spatbord voor demonteren ................ 56
12.19 Spatbord voor monteren.................... 56
12.20 Zijbekleding links demonteren........... 57
12.21 Zijbekleding links monteren .............. 57
12.22 Zijbekleding rechts demonteren......... 58
12.23 Zijbekleding rechts monteren ............ 58
12.24 Schokdemper demonteren ............. 58
12.25 Schokdemper monteren ................ 59
12.26 Zadel afnemen................................. 59
12.27 Zadel monteren................................ 59
12.28 Framebescherming demonteren......... 60
12.29 Framebescherming monteren ............ 60
12.30 Luchtfilter demonteren ................. 60
12.31 Luchtfilter monteren ..................... 61
12.32 Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen ....................................... 61
12.33 Einddemper demonteren................... 62
12.34 Einddemper monteren ...................... 63
12.35 Isolatiemateriaal van de einddemper
vervangen .................................... 63
12.36 Afdekking ketting-aandrijfwiel
demonteren..................................... 64
12.37 Afdekking ketting-aandrijfwiel
monteren ........................................ 64
12.38 Kettingvervuiling controleren............. 65
12.39 Ketting reinigen ............................... 65
12.40 Kettingspanning controleren ............. 66
12.41 Kettingspanning instellen ................. 66
12.42 Ketting, kettingwiel,
ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren .............. 67
12.43 Kettinggeleiding instellen .............. 69
12.44 Frame controleren ........................ 69
12.45 Achterbrug controleren .................. 70
12.46 Gaskabellegging controleren.............. 70
12.47 Rubberen stuurcovers controleren...... 71
13 REMSYSTEEM............................................ 72
13.1 Remhendelspeling controleren .......... 72
13.2 Uitgangspositie van de remhendel
instellen.......................................... 72
13.3 Remschijven controleren................... 72
13.4 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren...................................... 73
13.5 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen ...................................... 74
13.6 Remvoeringen en remvoeringborging
van de voorwielrem controleren ......... 75
13.7 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen .................................... 76
13.8 Vrije slag rempedaal controleren........ 79
13.9 Vrije slag aan het rempedaal
instellen ...................................... 79
13.10 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ...................................... 80
13.11 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren...................................... 81
13.12 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen ...................................... 81
13.13 Remvoeringen en remvoeringborging
van de achterwielrem controleren ...... 83
13.14 Remplaketten van de achterwielrem
vervangen .................................... 83
14 WIELEN, BANDEN ...................................... 86
14.1 Voorwiel demonteren .................... 86
14.2 Voorwiel monteren ........................ 86
14.3 Achterwiel demonteren ................. 87
14.4 Achterwiel monteren ..................... 88
14.5 Bandentoestand controleren.............. 89
14.6 Bandenspanning controleren ............. 90
14.7 Spaakspanning controleren ............... 90
15 KOELSYSTEEM........................................... 91
15.1 Koelsysteem .................................... 91
15.2 Antivries en koelmiddelpeil
controleren...................................... 91
15.3 Koelmiddelpeil controleren ............... 92
15.4 Koelmiddel aftappen .................... 93
15.5 Koelmiddel vullen ........................ 93
15.6 Koelmiddel verversen .................... 94
16 MOTOR AFSTELLEN ................................... 96
16.1 Speling gaskabel controleren............. 96
16.2 Speling gaskabel instellen ............. 96
16.3 Carburateur - stationaire afstelling..... 97
16.4 Carburateur - stationair toerental
instellen ...................................... 97
16.5 Koppelingsinstelling controleren .... 98
16.6 koppelingsdeksel demonteren ........ 99
16.7 Koppeling instellen ..................... 100
16.8 Koppelingsdeksel monteren ......... 103
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 104
17.1 Cardanoliepeil controleren .............. 104
INHOUDSOPGAVE
4
17.2 Cardanolie verversen ................... 104
17.3 Cardanolie bijvullen .................... 105
18 CARBURATEUR........................................ 107
18.1 Carburateur demonteren .............. 107
18.2 Carburateur monteren ................. 109
19 REINIGING, ONDERHOUD......................... 112
19.1 Motorfiets reinigen ......................... 112
20 LAGERING ............................................... 114
20.1 Lagering........................................ 114
20.2 Inbedrijfname na stalling................ 115
21 OPSPOREN VAN FOUTEN.......................... 116
22 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 118
22.1 Motor............................................ 118
22.2 Aanhaalmomenten motor ................ 118
22.3 Carburateur met
carburateurafstelling ...................... 119
22.3.1 Carburateurafstelling (Optie:
Lage zadelpositie)...................... 119
22.3.2 Carburateurafstelling (Optie:
Hoge zadelpositie) ..................... 120
22.4 Vulhoeveelheden............................ 121
22.4.1 Cardanolie................................. 121
22.4.2 Koelmiddel ............................... 121
22.4.3 Brandstof.................................. 121
22.5 Chassis ......................................... 121
22.6 Banden......................................... 122
22.7 Voorvork........................................ 122
22.8 Schokdemper ................................ 123
22.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 123
23 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 126
24 HULPSTOFFEN......................................... 128
25 NORMEN ................................................. 130
26 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 131
INDEX ............................................................. 133
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt werkzaamheden die specialistische kennis en technisch inzicht vereisen. Laat de
werkzaamheden voor de veiligheid van uw kind uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage.
Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde
speciale gereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
1.2 Gebruikte formatteringen
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normale races kan weerstaan. Dit
voertuig voldoet aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale motor-
sportbonden.
Info
Gebruik dit voertuig uitsluitend op afgesloten trajecten buiten het openbare wegennet.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfsen hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties voor het toepassingsgebied.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluids-
demping dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten wer-
king is gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaat-
gassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Het voertuig mag uitsluitend door geïnstrueerde personen worden gebruikt.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Zorg ervoor dat uw kind bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, hand-
schoenen alsmede broek en jas met bescherming draagt.
Zorg ervoor dat uw kind altijd beschermende kleding draagt die zich in een goede staat bevindt en
voldoet aan de wettelijke eisen.
Als u zelf motorfiets rijdt zorg er dan voor dat u altijd het goede voorbeeld geeft en zelf ook geschikte
beschermende kleding draagt tijdens het rijden.
2.8 Werkinstructies
Voor zover niet anders aangegeven moet bij alle werkzaamheden het contact zijn uitgeschakeld (modellen met
contactslot, modellen met transpondersleutel) resp. de motor stilstaan (modellen zonder contactslot of transpon-
dersleutel).
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Tenzij anders vermeld gelden de normale voorwaarden voor alle werkzaamheden en beschrijvingen.
Omgevingstemperatuur 20 °C
Omgevingsluchtdruk 1.013 mbar
Relatieve luchtvochtigheid 60 ± 5 %
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, expansieschroe-
ven, afdichtingen, dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen
vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite®) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij het gebruik in acht nemen.
Als op een nieuw onderdeel reeds schroefborgmiddel (bijv. Precote®) is aangebracht, geen extra borgmiddel aan-
brengen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
2.10 Bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding beslist goed en volledig door voordat uw kind voor het eerst gaat rijden. In de
bedieningshandleiding vinden u en uw kind veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudi-
ger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstemt op uw kind en hoe u en uw kind zich
kunnen beschermen tegen letsel.
Tip
Bewaar deze bedieningshandleiding op uw eindapparaat, zodat deze altijd kan worden nagelezen.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk deel van het voertuig. Bij verkoop moet de bedieningshandleiding
door de nieuwe eigenaar opnieuw worden gedownload.
De bedieningshandleiding kan via de QR-code of de link op het leveringscertificaat meerdere keren worden
gedownload.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar. Via uw gecertificeerde KTMdealer kan ook een afgedrukt exemplaar wor-
den besteld.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het KTM Dealer.net worden bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt.
Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig is veroorzaakt, bestaat er
geen aanspraak op fabrieksgarantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor de veiligheid van uw kind alleen reserveonderdelen en toebehoren dat door KTM is vrijgegeven en/of
aanbevolen en laat dit alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor
veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM-website.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals op zand of op een nat, stoffig of
modderig traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen, luchtfilters of veringscomponen-
ten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende
service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
AFBEELDING VOERTUIG 4
11
4.1 Afbeelding voertuig links (symbolische weergave)
I00587-10
1Klep voor vorkluchtdruk
2Uitschakelknop ( pag. 15)
3Tankdop
4Brandstofkraan ( pag. 16)
5Snelsluiting zadel
6Schokdemperinstelling ingaande demping
7Choke
4 AFBEELDING VOERTUIG
12
4.2 Afbeelding voertuig rechts (symbolische weergave)
I00586-10
1Voorvorkinstelling uitgaande demping
2Gashendel ( pag. 15)
3Remhendel ( pag. 15)
4Voertuigidentificatiennummer ( pag. 13)
5Insteller koppeling
6Rempedaal ( pag. 17)
7Kickstarterhendel ( pag. 17)
8Schokdemperinstelling uitgaande demping
9Kijkglas remvloeistof achter
SERIENUMMERS 5
13
5.1 Voertuigidentificatiennummer
401945-10
Het voertuigidentificatienummer 1is aan de rechterkant van het
balhoofd gegraveerd.
5.2 Frame-etiket
402154-10
Het frame-etiket 1is vooraan op de framebuis aangebracht.
5.3 Motornummer
401949-11
Het motornummer 1is in de linkerkant van de motor onder het
ketting-aandrijfwiel gegraveerd.
5.4 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork 1is aan de buitenkant van
de asopname gegraveerd.
5 SERIENUMMERS
14
5.5 Artikelnummer schokdemper
H01186-10
Het artikelnummer van de schokdemper 1is aan de onderkant
van de schokdemper naar de rechterkant toe gegraveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
15
6.1 Remhendel
I00589-10
De remhendel 1is aan de rechterzijde van het stuur aange-
bracht.
Met de remhendel wordt de voorwielrem bediend.
6.2 Gashendel
I00589-11
De gashendel 1is aan de rechterzijde van het stuur
aangebracht.
6.3 Uitschakelknop
I00590-10
De uitschakelknop 1is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Uitschakelknop in de uitgangspositie In deze stand is het
ontstekingscircuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Uitschakelknop ingedrukt In deze stand is het ontste-
kingscircuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit
en een stilstaande motor schakelt niet in.
6.4 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
I00591-10
Tankdop 1tegen de klok in draaien en naar boven toe verwij-
deren.
6.5 Tankdop sluiten
I00591-11
Tankdop plaatsen en met de klok mee draaien tot de brand-
stoftank goed gesloten is.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting 1zonder knik-
ken leggen.
6.6 Brandstofkraan
I00592-10
De brandstofkraan 1bevindt zich aan de linkerzijde van de
brandstoftank.
Mogelijke toestanden
Brandstofkraan gesloten De kartelschroef is tot de aan-
slag met de klok mee gedraaid. Er kan geen brandstof uit de
brandstoftank stromen.
Brandstofkraan geopend De kartelschroef is tot de aanslag
tegen de klok in gedraaid. Er kan brandstof uit de brandstof-
tank stromen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
6.7 Choke
I00593-10
De chokeknop 1is aan de linkerkant van de carburateur aange-
bracht.
Als de chokefunctie is geactiveerd wordt er in de carburateur een
opening vrijgegeven waardoor de motor extra brandstof kan aanzui-
gen. Daardoor ontstaat een rijker brandstof-luchtmengsel dat voor
de koude start nodig is.
Info
Bij een warme motor moet de chokefunctie gedeactiveerd
zijn.
Mogelijke toestanden
Chokefunctie geactiveerd Chokeknop is tot de aanslag uitge-
trokken.
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag
ingedrukt.
6.8 Kickstarterhendel
H01184-10
De kickstarterhendel 1is rechts aan de motor aangebracht.
De kickstarterhendel kan worden gezwenkt.
Info
Voor het rijden eerst de kickstarterhendel naar de motor
zwenken.
6.9 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal 1bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
6.10 Plug-in standaard
402581-10
De bevestiging van de plug-in standaard 1bevindt zich aan het
frame aan de linkerkant van het voertuig.
De plug-in standaard wordt gebruikt voor het parkeren van de
motorfiets.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
6.11 Bedrijfsurenteller
I00594-10
De bedrijfsurenteller 1is boven het startnummerbord aange-
bracht.
Hij geeft het totale aantal bedrijfsuren van de motor aan.
De bedrijfsurenteller begint te tellen als de motor wordt gestart en
hij stopt als de motor wordt uitgeschakeld.
Info
Op de bedrijfsurenteller kan niets worden gewist of inge-
steld.
INBEDRIJFSTELLING 7
19
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOntbrekende fysieke of psychische geschiktheid van het kind vormt een groot
risico.
Kinderen kunnen gevaren vaak onderschatten of geheel niet herkennen.
Uw kind moet al zelf kunnen fietsen.
Uw kind moet het voertuig na vallen zelf weer rechtop kunnen zetten.
Bovendien moet uw kind begrijpen dat voorschriften en aanwijzingen van u of van een andere toe-
zichthoudende persoon opgevolgd moeten worden.
Vertel uw kind dat het in geen geval zonder toezichthoudende persoon met het voertuig mag rijden.
Vertel uw kind dat het niet sneller mag rijden dan voor uw kind beheersbaar.
Vraag niet teveel van uw kind.
Let erop dat conditie, rijtechniek en motivatie passen.
Laat uw kind uitsluitend met het voertuig rijden, als uw kind zowel lichamelijk als geestelijk in staat
is een voertuig te rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Zorg ervoor dat uw kind bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, hand-
schoenen alsmede broek en jas met bescherming draagt.
Zorg ervoor dat uw kind altijd beschermende kleding draagt die zich in een goede staat bevindt en
voldoet aan de wettelijke eisen.
Als u zelf motorfiets rijdt zorg er dan voor dat u altijd het goede voorbeeld geeft en zelf ook geschikte
beschermende kleding draagt tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOnaangepast rijgedrag vormt een groot risico.
Let erop dat uw kind de rijsnelheid aanpast aan de situatie op de rijweg en de rijvaardigheden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Vertel uw kind dat het geen bijrijder mag meenemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
Let erop dat uw kind de voet van het rempedaal neemt als hij of zij niet wil afremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe rijwerkcomponenten worden door overbelasting beschadigd of onbruikbaar.
Overschrijd het hoogst toegelaten bestuurdersgewicht niet.
7 INBEDRIJFSTELLING
20
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen zijn eventueel niet met het voertuig vertrouwd.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Houd er bij het gebruik van de motorfiets rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van over-
matig lawaai.
Controleren of de werkzaamheden van de controle voor de verkoop zijn uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
U ontvangt het leveringsdocument bij de overdracht van het voertuig.
Voor de eerste rit samen met uw kind de volledige bedieningshandleiding aandachtig doorlezen.
Info
Daarbij vooral ingaan op de veiligheidsaanwijzingen en het risico op letsel.
Uw kind uitleg geven over de rij- en valtechnieken, zoals de effecten van gewichtsverschuivingen op
het rijgedrag.
Ervoor zorgen dat uw kind vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 72)
Uitgangspositie van het rempedaal instellen. ( pag. 80)
Voor de eerste inbedrijfstelling controleren of de basisinstelling van het chassis geschikt is voor het gewicht
van uw kind.
Info
Neem contact op met uw geautoriseerde KTM-werkplaats voor informatie over verschillende regelvari-
anten.
Laat uw kind op een geschikt terrein wennen aan het rijgedrag van de motorfiets, bij voorkeur op een groot
open veld.
Info
Om ervoor te zorgen dat uw kind een gevoel krijgt voor de werking van de rem, moet u uw kind eerst
aanduwen. Pas als uw kind de voorwielrem kan doseren, kan de motor worden gestart.
Laat uw kind eerst naar een andere persoon rijden, die uw kind helpt bij het stoppen en draaien.
Obstakels neerzetten waar uw kind omheen moet rijden, zodat uw kind kan wennen aan het rijgedrag van het
voertuig.
Uw kind moet ook proberen om zo langzaam mogelijk en staand te rijden om een beter gevoel voor de motor-
fiets te krijgen.
Uw kind mag niet over een terrein rijden dat te veel vergt van de capaciteiten en de ervaring van uw kind.
Uw kind moet tijdens het rijden het stuur met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten
rusten.
Ervoor zorgen dat het hoogst toelaatbare bestuurdersgewicht niet wordt overschreden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal bestuurdersgewicht 45 kg
Maximale grootte van de bestuurder < 130 cm
Spaakspanning controleren. ( pag. 90)
Info
De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.
INBEDRIJFSTELLING 7
21
Motor inrijden. ( pag. 21)
7.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motorvermogen
tijdens de eerste 3 rij-uren < 70 %
tijdens de eerste 5 rij-uren < 100 %
Vol gas geven vermijden!
8 RIJ-INSTRUCTIES
22
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan wor-
den gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 104)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 73)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 81)
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem con-
troleren. ( pag. 75)
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem
controleren. ( pag. 83)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 92)
Kettingvervuiling controleren. ( pag. 65)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding
controleren. ( pag. 67)
Kettingspanning controleren. ( pag. 66)
Bandentoestand controleren. ( pag. 89)
Bandenspanning controleren. ( pag. 90)
Spaakspanning controleren. ( pag. 90)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontro-
leerd, omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveilig-
heid ernstig nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 45)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 44)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed
vastzitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zorg ervoor dat de motor met een laag toerental wordt warm gereden.
RIJ-INSTRUCTIES 8
23
Info
Als de motorfiets niet goed start kan dat worden veroorzaakt door oude brandstof in de vlotterkamer. De
licht ontvlambare stoffen in de brandstof vervluchtigen als de motorfiets langere tijd stilstaat.
Als de vlotterkamer met verse ontsteekbare brandstof is gevuld zal de motor meteen starten.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
Motorfiets staat meer dan 1 week stil
Vlotterkamer van de carburateur aftappen.
Kartelschroef op de brandstofkraan tegen de klok in draaien tot de aanslag.
Er kan brandstof van de brandstoftank naar de carburateur stromen.
Motor koud
Chokeknop tot de aanslag omhoog trekken en max. ¼ slag draaien.
Kickstarterhendel krachtig en volledig naar voren intrappen.
Info
Geen gas geven.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
8.3 Beginnen met rijden
Info
Voor het rijden moet de plug-in standaard worden verwijderd.
Voorzichtig gas geven.
8.4 Rijden
Info
Als er tijdens het rijden ongewone geluiden optreden, meteen stoppen, de motor uitzetten en contact
opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
Als de chokefunctie is geactiveerd, moet deze worden gedeactiveerd als de motor warm is.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas
terugdraaien. Pas uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid verlaagt nauwelijks,
maar er wordt aanmerkelijk minder brandstof verbruikt.
Uw kind mag altijd slechts zoveel gas geven als de motor op dat moment kan verwerken abrupt opendraaien
van de gashendel verhoogt het verbruik.
Uw kind moet de motor uitzetten, als de motorfiets langere tijd stationair draait of stilstaat.
Voorgeschreven waarde
2 min
8 RIJ-INSTRUCTIES
24
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Vertel uw kind dat het de manier van remmen moet aanpassen aan de rijsituatie en de toestand van
de weg.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en laat het kind pas verder rijden, als het probleem is opgelost. (De geau-
toriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Vertel uw kind om meerdere keren voorzichtig te remmen, om de remplaketten en remschijven te dro-
gen en vuil te verwijderen.
Op een zandige, regennatte of gladde ondergrond zoveel mogelijk de achterwielrem gebruiken.
Indien mogelijk ophouden met remmen voordat u een bocht inrijdt.
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen zijn eventueel niet met het voertuig vertrouwd.
Laat het voertuig nooit onbeheerd achter als de motor draait.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indrukken totdat de motor stilstaat.
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien tot de aanslag.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
RIJ-INSTRUCTIES 8
25
8.7 Transporteren
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Motor uitzetten.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen borgen tegen omvallen en wegrollen.
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
8 RIJ-INSTRUCTIES
26
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 15)
400214-10
Brandstoftank maximaal tot maat Amet brandstof vullen.
Voorgeschreven waarde
Maat A35 mm
Inhoud brandstoftank
ca.
2,3 l Superbrandstof
loodvrij (95
octaan) gemengd
met 2-takt
motorolie (1:60)
( pag. 127)
Tankdop sluiten. ( pag. 16)
SERVICESCHEMA 9
27
9.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen
werkzaamheden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
9.2 Serviceschema
om de 24 maanden
om de 90 bedrijfsuren
om de 45 bedrijfsuren
om de 15 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren. ( pag. 75) ○●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren. ( pag. 83) ○●●●●
Remschijven controleren. ( pag. 72) ○●●●●
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid. ○●●●●
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 73) ○●●
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. ● ●
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 81) ○●●
Remvloeistof van de achterwielrem verversen. ● ●
Speling van remhendel controleren. ( pag. 72) ○●●●●
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 79) ○●●●●
Stationair toerental controleren. ○●●●●
Cardanolie verversen. ( pag. 104) ○●●●●
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchtings, aftapslangen enz.) en man-
chetten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
○●●●●
Kabels controleren op beschadiging en leggen zonder knikken. ○●●●●
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling. ○●●●●
Frame controleren. ( pag. 69) ●●●
Achterbrug controleren. ( pag. 70) ●●●
Achterbruglager op speling controleren. ●●●
Schokdemper-zwenklager op speling controleren. ●●●
Bandentoestand controleren. ( pag. 89) ○●●●●
Bandenspanning controleren. ( pag. 90) ○●●●●
Wiellager op speling controleren. ●●●
Wielnaven controleren. ●●●
Velgslag controleren. ○●●●
Spaakspanning controleren. ( pag. 90) ○●●●
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 67) ○●●●
Kettingspanning controleren. ( pag. 66) ○●●●●
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting enz.) smeren en controleren of ze
licht lopen.
○●●●●
Bougie vervangen ●●●
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 61) ○●●●●
9 SERVICESCHEMA
28
om de 24 maanden
om de 90 bedrijfsuren
om de 45 bedrijfsuren
om de 15 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Isolatiemateriaal van de einddemper vervangen. ( pag. 63) ● ●
Voorvorkservice uitvoeren. ● ●
Schokdemperservice uitvoeren. ● ●
Controleren of alle schroeven, moeren en slangklemmen goed vastzitten. ○●●●●
Koppelingsinstelling controleren. ( pag. 98) ●●●
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 91) ○●●●
Koelmiddel verversen. ( pag. 94)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 51) ○ ●
Balhoofdlager smeren. ( pag. 52) ●●●
Carburateurcomponenten controleren/instellen. ●●●
Cilinders en zuigers controleren. ●●●
Klein motoronderhoud uitvoeren. (Koppeling controleren. Inlaatmembraan controleren.
Zuigers vervangen.)
● ●
Groot motoronderhoud uitvoeren, inclusief demontage en montage van de motor. (Drijf-
stang, drijfstanglager en kruktap vervangen. Overbrengingssysteem controleren. Kruk-
aslager vervangen. Aanzuigflens vervangen. Alle motorlagers vervangen.)
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken. ○●●●●
Service in het KTM Dealer.net noteren. ○●●●●
Eenmalig interval
Periodiek interval
CHASSIS AFSTELLEN 10
29
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken
en om beschadiging aan voorvork, schokdemper, achterbrug en
frame te voorkomen moeten de basisinstelling en veringscom-
ponenten bij het gewicht van de bestuurder passen.
Dit voertuig is in de leveringstoestand ingesteld op het
standaardgewicht van een bestuurder (met complete
beschermende kleding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersge-
wicht
25 … 35 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet
de basisinstelling van de veringscomponenten worden aange-
past.
Kleine afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen
van de veervoorspanning worden gecompenseerd, bij grotere
afwijkingen moet een aangepaste vering worden gemonteerd.
10.2 Luchtvering XACT 5235
In de voorvork WP XACT 5235 wordt een luchtvering gebruikt.
Bij dit systeem bevindt de vering zich in de linker voorvorkpoot en de demping in de rechter voorvorkpoot.
Aangezien de voorvorkveren niet nodig zijn, wordt een aanzienlijk gewichtsvoordeel bereikt ten opzichte van con-
ventionele voorvorken. Ook het reageren op kleine oneffenheden wordt aanzienlijk verbeterd.
Onder normale rij-omstandigheden zorgt alleen een luchtkussen voor de vering. Als eindslag bevindt zich een sta-
len veer in de linkervorkpoot.
Info
Als de voorvork regelmatig doorslaat, moet de luchtdruk in de voorvork worden verhoogd om beschadiging
van de voorvork en het frame te voorkomen.
De luchtdruk in de voorvork kan met een voorvorkpomp snel worden aangepast aan het bestuurdersgewicht, de
omstandigheden van het terrein en de wens van de bestuurder. De voorvork hoeft niet te worden gedemonteerd.
De ingewikkelde montage van hardere of zachtere vorkveren kan achterwege blijven.
Als de luchtkamer als gevolg van een beschadigde pakking lucht zou verliezen, zakt de voorvork desondanks toch
niet door. De lucht wordt in dit geval in de vork tegengehouden. De veerweg blijft grotendeels behouden. De dem-
ping wordt harder en het rijcomfort neemt af.
De demping kan in de uitgaande demping worden ingesteld.
De instelling uitgaande demping bevindt zich aan de bovenzijde van de rechter vorkpoot.
10 CHASSIS AFSTELLEN
30
10.3 Ingaande demping schokdemper
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken: highspeed en lowspeed.
High- en lowspeed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en niet op de rijsnelheid.
De highspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed op de landing na een sprong. Het ach-
terwiel veert daarbij snel in.
De lowspeed instelling voor ingaande demping is bijvoorbeeld van invloed bij het rijden over lange hobbels op de
ondergrond. Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
Beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high- en lowspeed is echter vloeiend. Daarom
zijn wijzigingen in het highspeedbereik van de ingaande demping ook van invloed op het lowspeedbereik en
omgekeerd.
10.4 Ingaande demping lowspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De lowspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper langzaam tot
normaal inveert.
F02184-10
Stelschroef 1met een schroevendraaier met de klok mee
draaien tot de laatste voelbare klik.
Info
Schroef 2niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping lowspeed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
CHASSIS AFSTELLEN 10
31
10.5 Ingaande demping highspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Info
De highspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper snel inveert.
F02184-11
Spatbescherming opzij drukken.
Stelschroef 1met een steeksleutel tot de aanslag met de
klok mee draaien.
Info
Schroef 2niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping highspeed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
Spatbescherming positioneren.
10.6 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
10 CHASSIS AFSTELLEN
32
F02185-10
Stelschroef 1met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen
de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
10.7 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
400988-10
Hoofdwerk
Een zoveel mogelijk verticale afstand tussen de achterwielas
en een vast punt meten - bijv. een markering op de zijbekle-
ding.
Waarde als maat Anoteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
CHASSIS AFSTELLEN 10
33
10.8 Statische veerweg schokdemper controleren
400989-10
Maat Aachterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 32)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop
houden.
Opnieuw de afstand meten tussen de achterwielas en het vaste
punt.
Waarde als maat Bnoteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat A
en B.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 12 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aange-
geven maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen.
( pag. 34)
10.9 Dynamische veerweg van de schokdemper controleren
400990-10
Maat Aachterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 32)
Met behulp van een persoon die de motorfiets vasthoudt, gaat
de bestuurder met volledige beschermende kleding in een nor-
male zitpositie (voeten op de voetsteunen) op de motorfiets
zitten en beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de
achterwielas en het vaste punt.
Waarde als maat Cnoteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat A
en C.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg 80 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven
maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 35)
10 CHASSIS AFSTELLEN
34
10.10 Veervoorspanning schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig
uit elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
Schokdemper demonteren. ( pag. 58)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
F02186-10
Hoofdwerk
Totale veerlengte in gespannen toestand meten en de waarde
noteren.
Contraring 1losdraaien.
Stelring 2draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (T304)
Haaksleutel (T1533)
Info
Als de veer niet geheel kan worden ontspannen, moet
de veer worden gedemonteerd voor een nauwkeurige
meting van de veerlengte.
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring 2op de voorgeschreven
maat spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning 5 mm
Info
De veervoorspanning is het verschil tussen de ontspan-
nen veerlengte en de gespannen veerlengte.
Afhankelijk van de statische of dynamische veerweg
kan een hogere of lagere veervoorspanning nodig zijn.
Contraring 1vastdraaien.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 59)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
CHASSIS AFSTELLEN 10
35
10.11 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
Schokdemper demonteren. ( pag. 58)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 15
… 25 kg
25 N/mm
Gewicht bestuurder
(standaard): 25 … 35 kg
30 N/mm
Gewicht bestuurder: 35
… 45 kg
35 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van
de veer.
Kleine afwijkingen in gewicht kunnen worden gecom-
penseerd door het wijzigen van de veervoorspanning.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 59)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
Statische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 33)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren.
( pag. 33)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen.
( pag. 31)
10.12 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen wor-
den gecompenseerd door de vorkluchtdruk.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij
het inveren) moet de vorkluchtdruk volgens de voorschriften
worden verhoogd om beschadiging aan voorvork en frame te
voorkomen.
10 CHASSIS AFSTELLEN
36
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Niet op elkaar afgestemde wijzigingen van de basisinstelling van het chassis kunnen het rijgedrag aan-
zienlijk verslechteren en componenten overbelasten.
Voer instellingen alleen binnen het aanbevolen bereik uit.
Laat uw kind na wijzigingen eerst langzaam rijden, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De luchtdruk op zijn vroegst 5 minuten na het uitzetten van de motor onder dezelfde omstandigheden con-
troleren of instellen.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De uitgaande demping bevindt zich in de rechter vork-
poot.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
I00595-10
Hoofdwerk
Beschermkap 1verwijderen.
Vorkpomp 2helemaal in elkaar schuiven.
Vorkpomp (79412966100)
Info
De vorkpomp wordt bij de motor geleverd.
Vorkpomp op de linker vorkpoot aansluiten.
Het display van de vorkpomp wordt automatisch ingescha-
keld.
Bij het aansluiten ontsnapt wat lucht uit de vorkpoot.
Info
Dit komt door het volume van de slang en is geen
defect van de vorkpomp of voorvork.
De bijgevoegde KTM PowerParts-handleiding in acht
nemen.
Luchtdruk volgens de richtlijn instellen.
Voorgeschreven waarde
Luchtdruk 1 bar
Verandering in de luchtdruk
stapsgewijs met
0,2 bar
Minimale luchtdruk 1,4 bar
Maximale luchtdruk 4 bar
Info
Luchtdruk nooit buiten de aangegeven grenswaarden
instellen.
Vorkpomp van de linker vorkpoot loskoppelen.
CHASSIS AFSTELLEN 10
37
Bij het loskoppelen ontsnapt druk uit de slang, niet uit de
vorkpoot.
Het display van de vorkpomp schakelt na 80 seconden
automatisch uit.
Beschermkap monteren.
Info
Beschermkap alleen met de hand monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
10.14 Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
I00596-10
Instelelement 1tot de aanslag met de klok mee draaien.
Info
Het stelelement 1bevindt zich aan het bovenste uit-
einde van de rechter vorkpoot.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
10.15 Stuurpositie
C00248-10
Op de bovenste kroonplaat bevinden zich 2 boringen op een
afstand Avan elkaar.
Afstand boringen A15 mm
De boringen op de stuuradapters zijn op een afstand Bvan het
midden geplaatst.
Afstand boringen B3,5 mm
De stuuradapters kunnen in 4 verschillende standen worden
gemonteerd. Daardoor is het mogelijk het stuur in de
aangenaamste positie voor de bestuurder te zetten.
10 CHASSIS AFSTELLEN
38
10.16 Stuurpositie instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen gerepareerd stuur vormt een veiligheidsrisico.
Als het stuur werd verbogen of uitgelijnd, treedt materiaalmoeheid op. Hierdoor kan het stuur breken.
Vervang het stuur, als het stuur is verbogen of beschadigd.
C00249-10
Schroeven 1verwijderen. Stuurklemmen verwijderen. Stuur
verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
Schroeven 2verwijderen. Stuuradapters verwijderen.
Stuuradapters in de gewenste positie zetten. Schroeven 2
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuur-
adapter
M10 40 Nm
Loctite®243™
Stuur positioneren.
Info
Erop letten dat de kabels en leidingen correct worden
gelegd.
Stuurklemmen positioneren. Schroeven 1monteren en
gelijkmatig vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Info
Op gelijkmatige spleetmaten letten.
ZADELHOOGTE 11
39
11.1 Instelmogelijkheden van de zadelhoogte
H03605-01
Dit voertuig biedt meerdere mogelijkheden om de zadelhoogte aan
de bestuurdergrootte aan te passen.
De zadelhoogte kan met de montagepositie van de voorvork, de
schokdemper en het frame worden gewijzigd.
Info
Als de zadelhoogte aan voorvork en schokdemper wordt
ingesteld, moet erop worden gelet dat het voertuig na
afsluiten van de werkzaamheden zo recht mogelijk staat.
Bij laag ingestelde zadelhoogte aan de schokdemper moet
de voorvork overeenkomstig worden doorgestoken en omge-
keerd.
11.2 Zadelhoogte op de schokdemper instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Laat uw kind na wijzigingen eerst langzaam rijden, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
I00664-10
Hoofdwerk
Achterwiel met achterbrug vasthouden en schroef 1verwijde-
ren.
Schokdemper afhankelijk van de gewenste zadelhoogte positio-
neren.
Voorgeschreven waarde
Hoge zadelpositie A
Lage zadelpositie B
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M10 45 Nm
Loctite®243™
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
11 ZADELHOOGTE
40
11.3 Zadelhoogte aan de voorvork instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Laat uw kind na wijzigingen eerst langzaam rijden, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De zadelhoogte kan door doorsteken van de vorkpoten traploos worden gewijzigd.
Als de zadelhoogte aan de voorvork wordt ingesteld, moet ook de zadelhoogte aan de schokdemper worden
ingesteld.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
Voorwiel demonteren. ( pag. 86)
S05939-10
Hoofdwerk
Schroef 1losdraaien.
Schroef 2losdraaien.
Vorkpoot afhankelijk van de gewenste zadelhoogte positione-
ren.
Voorgeschreven waarde
Voorwaarden
Zitpositie zo laag mogelijk, voorvork helemaal doorgestoken
Maximale afstand Atus-
sen onderkant schroefdop
en bovenkant kroonplaat
18 mm
Voorwaarden
Zadelpositie zo hoog mogelijk, voorvork helemaal uitgetrok-
ken
Onderzijde schroefdeksel Bis vlak uitgelijnd met
bovenzijde kroonplaat
Vorkpoot alleen binnen het beschreven bereik positioneren.
Schroef 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
Schroef 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Handeling aan de andere vorkpoot herhalen.
Voorgeschreven waarde
Beide vorkpoten gelijk positioneren.
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 86)
ZADELHOOGTE 11
41
11.4 Zadelhoogte op het frame instellen
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 59)
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien
tot de aanslag.
Brandstoftank demonteren. ( pag. 52)
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 58)
Einddemper demonteren. ( pag. 62)
I00665-10
Hoofdwerk
Slangklem 1losmaken.
I00666-10
Schroeven 2aan de rechter- en linkerzijde verwijderen.
Console met luchtfilterbak verwijderen.
I00667-10
Slangklem 3losmaken en inlaatsnorkel op de gewenste posi-
tie schuiven.
Voorgeschreven waarde
Hoge zadelpositie Positie A
Lage zadelpositie Positie B
11 ZADELHOOGTE
42
I00668-10
Voorwaarde
Lage zadelpositie
Console in positie Cmet schroeven 2aan de rechter-
en linkerzijde positioneren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef frame-
arm achteraan
M8 30 Nm
Loctite®2701™
I00669-10
Voorwaarde
Hoge zadelpositie
Console in positie Dmet schroeven 2aan de rechter-
en linkerzijde positioneren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef frame-
arm achteraan
M8 30 Nm
Loctite®2701™
I00671-10
Aanzuigflens op carburateur positioneren en slangklem 1
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Slangklem carbura-
teur
- 2,8 Nm
ZADELHOOGTE 11
43
I00670-10
Voorwaarde
Hoge zadelpositie
Ervoor zorgen dat de tankverhoging 4gemonteerd is.
Voorwaarde
Lage zadelpositie
Ervoor zorgen dat de tankverhoging 4verwijderd is.
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 63)
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 58)
Brandstoftank monteren. ( pag. 54)
Zadel monteren. ( pag. 59)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
44
12.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
401942-01
Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.
Hefbok (78929955100)
Beide wielen hebben geen contact met de grond.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
12.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402581-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het neerzetten van de motorfiets de plug-in standaard 1
in de adapter voor de plug-in standaard aan de linkerzijde van
het voertuig plaatsen.
Info
De plug-in standaard verwijderen voordat u gaat rijden.
12.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
F02179-10
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven 1losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk
uit de binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
45
12.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 45)
S00886-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers 1van beide vorkpoten naar beneden schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als dit vuil niet wordt ver-
wijderd, kunnen de daarachter liggende afdichtringen
gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 129)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 46)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
12.5 Voorvorkprotector demonteren
I00597-10
Schroeven 1verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven 2aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvorkprotec-
tor verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
46
I00598-10
Schroeven 3aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvorkpro-
tector verwijderen.
12.6 Voorvorkprotector monteren
I00598-11
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroe-
ven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
I00597-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroe-
ven 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Remkabel en klem positioneren. Schroeven 3monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remleiding-
houder
EJOT PT
K60x20-Z
2 Nm
12.7 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
Voorwiel demonteren. ( pag. 86)
I00651-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven 2verwijderen en remzadels verwijderen.
Remzadel met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
Info
Remleiding niet knikken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
47
I00652-10
Schroeven 3losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven 4losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
12.8 Vorkpoten monteren
F02179-10
Hoofdwerk
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven 1zijn naar achteren gepositi-
oneerd.
Info
De tweede gefreesde groef in de vorkpoot moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgeslo-
ten.
I00652-11
Schroeven 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroeven 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
I00653-10
Remzadel positioneren, schroef 4monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x35 20 Nm
Loctite®243™
Schroef 5monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x35 20 Nm
Loctite®243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven 6monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remleiding-
houder
EJOT PT
K60x20-Z
2 Nm
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 86)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
48
12.9 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
Voorwiel demonteren. ( pag. 86)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 46)
Startnummerbord demonteren. ( pag. 55)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 56)
I00654-10
Hoofdwerk
Brandstoftankontluchting 1uit de vorkbuis trekken.
Moer 2verwijderen.
Schroef 3losdraaien, bovenste kroonplaat met stuur verwij-
deren en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Kabels en leidingen niet knikken.
I00655-10
Beschermring 4verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
49
12.10 Onderste kroonplaat monteren
I00656-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging contro-
leren en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 128)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofd-
lager 1monteren.
Beschermring 2erop schuiven.
I00657-10
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Moer 3monteren, maar nog niet vastdraaien.
I00658-10
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroeven 4zijn naar achteren gepositi-
oneerd.
Info
De tweede ingefreesde groef (van boven) moet door de
bovenkant van de bovenste kroonplaat worden afgeslo-
ten.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
50
I00659-10
Schroeven 5vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
I00660-10
Moer 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer balhoofd M20x1,5 10 Nm
Brandstoftankontluchting 6in de vorkbuis positioneren.
I00661-10
Schroef 7vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat klop-
pen om spanning te voorkomen.
Schroeven 8vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
I00653-11
Remzadel positioneren, schroef 9monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x35 20 Nm
Loctite®243™
Schroef bk monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x35 20 Nm
Loctite®243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven bl monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remleiding-
houder
EJOT PT
K60x20-Z
2 Nm
Nawerk
Spatbord voor monteren. ( pag. 56)
Startnummerbord monteren. ( pag. 56)
Controleren of kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelings-
leiding vrij kunnen bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Voorwiel monteren. ( pag. 86)
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 51)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
51
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
12.11 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en
beschadigt componenten.
Corrigeer verkeerde speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en
daardoor ook de lagerzittingen in het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
H01167-01
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor-
en achteruit bewegen.
Er mag geen speling in de balhoofdlager te voelen zijn.
» Als er speling voelbaar is:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 51)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stuur moet eenvoudig kunnen worden bewogen over het
gehele stuurbereik. Er mogen geen blokkeringen te voelen
zijn.
» Als er blokkeringen voelbaar zijn:
Speling balhoofdlager instellen. ( pag. 51)
Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
12.12 Speling balhoofdlager instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
I00599-10
Hoofdwerk
Brandstoftankontluchting 1uit de vorkbuis trekken.
Schroeven 2losdraaien.
Schroef 3losdraaien.
Moeren 4losdraaien en weer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer balhoofd M20x1,5 10 Nm
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat klop-
pen om spanning te voorkomen.
Schroef 3vastdraaien.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
52
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroeven 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Brandstoftankontluchting 1in de vorkbuis positioneren.
Nawerk
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 51)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
12.13 Balhoofdlager smeren
H02387-01
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 48)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 49)
Info
Het balhoofdlager wordt bij montage en demontage van
de onderste kroonplaat gereinigd en gesmeerd.
12.14 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 59)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
53
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien
tot de aanslag.
I00600-10
Hoofdwerk
Brandstoftankontluchting 1uit de vorkbuis trekken.
Schroef 2verwijderen.
I00602-10
Brandstofslang 3eraf trekken.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
I00601-10
Brandstoftankspoiler uit rubberen bus 4trekken.
Brandstoftank optillen.
Brandstoftank verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
54
12.15 Brandstoftank monteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
I00601-11
Hoofdwerk
Brandstoftank positioneren.
Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of
worden beschadigd.
Brandstoftankspoiler in rubberen bus 1drukken.
Controleren of gaskabel correct is gelegd. ( pag. 70)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
55
I00600-11
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Brandstoftankontluchting 3in de vorkbuis positioneren.
I00602-11
Brandstofslang 4monteren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 59)
12.16 Startnummerbord demonteren
I00594-11
Schroeven 1verwijderen.
Bedrijfsurenteller opzij hangen.
I00603-10
Schroef 2verwijderen.
Startnummerbord van de remleiding halen en verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
56
12.17 Startnummerbord monteren
I00604-10
Startnummerbord op de remleiding aanbrengen.
Startnummerbord positioneren.
De uitsteeksels 1grijpen in het spatbord.
I00605-10
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef startnum-
merbord
M6 4 Nm
Bedrijfsurenteller monteren en met schroeven 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
12.18 Spatbord voor demonteren
F02890-10
Schroeven 1verwijderen. Spatbord voor verwijderen.
12.19 Spatbord voor monteren
F02891-10
Spatbord met de boringen 1op de uitsteeksels op het start-
nummerbord positioneren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
57
F02890-11
Spatbord voor positioneren. Schroeven 2monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef spatbord M6 6 Nm
12.20 Zijbekleding links demonteren
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 59)
I00607-10
Hoofdwerk
Linker zijbekleding in de bereiken Aen Buit de rubberen
bussen trekken.
Zijbekleding links verwijderen.
12.21 Zijbekleding links monteren
I00608-10
Hoofdwerk
Linker zijbekleding in het bereik Ain de rubberen bus 1en
in het bereik Bin de rubberen bus 2duwen.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 59)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
58
12.22 Zijbekleding rechts demonteren
I00609-10
Rechter zijbekleding in de bereiken Aen Buit de rubberen
bussen trekken.
Rechter zijbekleding verwijderen.
12.23 Zijbekleding rechts monteren
I00610-10
Hoofdwerk
Rechter zijbekleding in het bereik Ain de rubberen bus 1
en in het bereik Bin de rubberen bus 2duwen.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 59)
12.24 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
I00611-10
Hoofdwerk
Remleiding 1uit de houder trekken.
Schroef 2verwijderen en de achterbrug voorzichtig neerla-
ten.
Schroef 3verwijderen, spatbescherming 4opzij duwen en
schokdemper verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
59
12.25 Schokdemper monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Rij na wijzigingen eerst langzaam, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
I00611-11
Hoofdwerk
Spatbescherming 1opzij drukken.
Schokdemper met schroef 2positioneren, afhankelijk van de
gewenste zadelhoogte.
Achterbrug optillen, schokdemper met schroef 3monteren
en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M10 45 Nm
Loctite®243™
Schroef 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper boven
M10 45 Nm
Loctite®243™
Remkabel 4in houder hangen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
12.26 Zadel afnemen
I00612-10
Snelsluiting 1openen en zadel achter optillen.
Zadel terugtrekken en afnemen.
12.27 Zadel monteren
I00613-10
Zadel aan de schroef 1vasthaken, achter neerlaten en tege-
lijkertijd naar voren schuiven.
Het uitsteeksel 2is vastgehaakt in de brandstoftank.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
60
I00612-11
Snelsluiting 3sluiten.
12.28 Framebescherming demonteren
I00637-10
Kabelbinders verwijderen.
Schroeven 1met bussen verwijderen.
Linker framebescherming verwijderen.
Rechter framebescherming naar voren schuiven en naar bene-
den verwijderen.
12.29 Framebescherming monteren
I00637-10
Linker framebescherming positioneren.
Rechter framebescherming van onder plaatsen en naar achte-
ren schuiven.
Schroeven 1met bussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
Framebescherming met kabelbinders vastzetten.
12.30 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig altijd met luchtfilter.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 59)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
61
I00614-10
Hoofdwerk
Bevestigingslip 1losmaken. Luchtfilter naar voren toe verwij-
deren.
12.31 Luchtfilter monteren
I00614-11
Hoofdwerk
Schoon luchtfilter in het bereik Amonteren.
Luchtfilter met borglip 1vastzetten.
Info
Wanneer het luchtfilter niet correct gemonteerd is, kun-
nen stof en vuil in de motor dringen en schade veroor-
zaken.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 59)
12.32 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 59)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 60)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
62
I00672-10
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen
en goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 128)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met een hoogwaardige luchtfilterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 128)
Luchtfilterbak reinigen.
Controleren of de luchtinlaataansluiting stevig vastzit en niet is
beschadigd.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 61)
Zadel monteren. ( pag. 59)
12.33 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Voorwerk
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 58)
I00615-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen.
Einddemper aan de mof 2van het bochtstuk af trekken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
63
12.34 Einddemper monteren
I00615-11
Hoofdwerk
Einddemper plaatsen.
Einddemper met de mof 1monteren.
Voorgeschreven waarde
Hoge zadelpositie A
Lage zadelpositie B
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 58)
Zadel monteren. ( pag. 59)
12.35 Isolatiemateriaal van de einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
In de loop van de tijd vervluchtigen de vezels van het isolatiemateriaal en verdwijnen naar buiten, de dem-
per "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 58)
Einddemper demonteren. ( pag. 62)
700514-01
Hoofdwerk
(50 SX)
Schroeven 1van de eindkap 2met flensbus verwijde-
ren.
Eindkap en buitenpijp 3verwijderen.
Isolatiemateriaal 4van de binnenpoot verwijderen.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en con-
troleren of deze beschadigd zijn.
Nieuw isolatiemateriaal op de binnenpoot monteren.
Buitenpoot over het isolatiemateriaal schuiven.
Eindkap in de buitenpijp steken.
Schroeven met flensbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
64
F02956-10
(FACTORY EDITION)
Schroeven 1van de buitenpijp verwijderen.
Buitenpijp met eindkap 2verwijderen.
Isolatiemateriaal 3van de binnenpoot verwijderen.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en con-
troleren of deze beschadigd zijn.
Nieuw isolatiemateriaal op de binnenpoot monteren.
Buitenpijp met eindkap 2over het isolatiemateriaal
schuiven.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven van
einddemper
M5 9 Nm
Loctite®243™
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 63)
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 58)
Zadel monteren. ( pag. 59)
12.36 Afdekking ketting-aandrijfwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
I00616-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen.
Schroef 2verwijderen.
Afdekking ketting-aandrijfwiel verwijderen.
12.37 Afdekking ketting-aandrijfwiel monteren
I00616-10
Hoofdwerk
Afdekking ketting-aandrijfwiel positioneren. Schroeven 1
monteren, maar nog niet vastdraaien.
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
achter
M6x12 8 Nm
Schroeven 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
voor
M6x35 8 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
65
12.38 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 65)
12.39 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
400725-01
Hoofdwerk
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 128)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray offroad ( pag. 128)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
66
12.40 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
I00617-10
Hoofdwerk
Ketting aan het einde van het onderste glijblok naar boven
duwen en de kettingspanning Abepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting 1moet daarbij
gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Kettingspanning 5 … 8 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 66)
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
12.41 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
Kettingspanning controleren. ( pag. 66)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
67
I00618-10
Hoofdwerk
Moer 1losdraaien.
Moeren 2losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5 … 8 mm
Stelschroeven 3links en rechts zo draaien, dat de mar-
keringen aan de linker en rechter kettingspanner 4in
dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen A. Zo
is het achterwiel correct uitgelijnd.
Moeren 2vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 4tegen de stelschroe-
ven 3liggen.
Moer 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M12x1 40 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
12.42 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
Afdekking ketting-aandrijfwiel demonteren. ( pag. 64)
I00708-10
Hoofdwerk
Afdekking ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Wanneer de afdekking van het ketting-aandrijfwiel in het
gemarkeerde bereik Ais doorgesleten:
Afdekking ketting-aandrijfwiel vervangen.
400227-01
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel versleten zijn:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
Bij het monteren van de sluitschakel moet de
gesloten zijde van de borging altijd naar de
looprichting wijzen.
Ketting controleren op slijtage.
» Als de ketting versleten is:
Aandrijfset vervangen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
68
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten
kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel sneller.
I00619-10
Glijblok op slijtage controleren.
» Wanneer het tussenstuk tot op de hoogte van basisstuk
versleten is:
Bovenste glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroef van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende
schroeven chassis
M6 10 Nm
I00620-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op
dezelfde hoogte of onder onderste glijblok bevindt:
Onderste glijblok vervangen.
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Schroef van het onderste glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
glijblok
M8 15 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
69
400985-01
Kettinggeleiding controleren op slijtage.
Info
De slijtage is herkenbaar aan de voorkant van de ket-
tinggeleiding.
» Wanneer het lichtgekleurde deel van de kettinggeleiding is
versleten:
Kettinggeleiding vervangen.
I00621-01
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
» Als de kettinggeleiding loszit:
Schroeven van de kettinggeleiding vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende
schroeven chassis
M6 10 Nm
Nawerk
Afdekking ketting-aandrijfwiel monteren. ( pag. 64)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
12.43 Kettinggeleiding instellen
Info
De grootte van het kettingwiel verschilt afhankelijk van het aantal tanden. Bij een kleiner kettingwiel kan
de kettinggeleiding worden aangepast.
F02201-10
Schroef 1verwijderen.
Kettinggeleiding positioneren.
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 10 Nm
12.44 Frame controleren
R06661-10
Frame op beschadiging, scheurvorming en vervorming controle-
ren.
» Als het frame beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Frame vervangen.
Voorgeschreven waarde
Reparaties aan het frame zijn niet toegestaan.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
70
12.45 Achterbrug controleren
R06662-10
Achterbrug op beschadiging, scheurvorming en vervorming
controleren.
» Als de achterbrug beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Achterbrug vervangen.
Voorgeschreven waarde
Reparaties van de achterbrug zijn niet toegestaan.
12.46 Gaskabellegging controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDe gasbowdenkabel kan bij verkeerde montage geknikt, ingeklemd of geblokkeerd
worden.
Als de gasbowdenkabel geknikt, ingeklemd of geblokkeerd is, kan de snelheid niet meer worden gecon-
troleerd.
Controleer of de montage van de gaskabel en de speling van de gaskabel aan de voorschriften vol-
doen.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 59)
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien
tot de aanslag.
Brandstoftank demonteren. ( pag. 52)
I00663-10
Hoofdwerk
Controleren of gaskabel correct is gelegd.
De gaskabel moet aan de achterkant van het stuur, boven
het brandstoftanklager, naar de carburateur gelegd zijn. Hij
mag niet aan de stuurbescherming worden gehangen.
» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd:
Gaskabel correct leggen.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 54)
Zadel monteren. ( pag. 59)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
71
12.47 Rubberen stuurcovers controleren
401197-01
Rubberen stuurcovers aan stuur controleren op beschadiging
en slijtage. Controleren of de stuurcovers goed vastzitten.
Info
De rubberen stuurcovers zijn links op een huls
en rechts op de handgreep van de gashendel
gevulkaniseerd. De linker huls is op het stuur
vastgeklemd.
De rubberen stuurcover kan alleen worden vervangen
met de huls of de gasbuis.
» Als een rubberen stuurcover beschadigd of versleten is:
Rubberen stuurcover vervangen.
D07902-10
Schroef 1op goede bevestiging controleren.
Voorgeschreven waarde
Schroef vaste
handgreep
M4 5 Nm
Loctite®243™
De ruit Amoet naar boven zijn gepositioneerd.
13 REMSYSTEEM
72
13.1 Remhendelspeling controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de voorwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsysteem
druk op de voorwielrem op.
Stel de vrije slag aan de handremhendel op de voorgeschreven wijze in.
I00589-12
Remhendel naar voren duwen en speling Acontroleren.
Speling aan de remhendel 3 … 5 mm
» Als de speling niet met de voorgeschreven waarde overeen-
komt:
Speling van de remhendel instellen.
13.2 Uitgangspositie van de remhendel instellen
V02821-12
Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef 1
instellen.
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid,
komt de remhendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid,
komt de remhendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
Draai de stelschroef alleen met de hand en gebruik
geen geweld.
Niet instellen tijdens het rijden.
13.3 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
400257-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat Acontroleren.
Info
Door slijtage kan de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak van de remplaketten
verminderen.
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,2 mm
REMSYSTEEM 13
73
achter 2,2 mm
» Als de dikte van de remschijf minder is dan de voorge-
schreven waarde:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
13.4 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
13 REMSYSTEEM
74
V02822-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Remvloeistofpeil controleren.
Voorgeschreven waarde
Maat A(vloeistofpeil onder
bovenkant reservoir)
4 mm
» Als het remvloeistofpeil niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 74)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13.5 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
REMSYSTEEM 13
75
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Voorwerk
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem con-
troleren. ( pag. 75)
V02822-11
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
309386-11
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
4 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 126)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
13.6 Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
13 REMSYSTEEM
76
I00622-01
Controleren of de remvoeringen nog de minimale
voeringdikte Ahebben.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de minimale voeringdikte is onderschreden:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 76)
Remvoeringen controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
( pag. 76)
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebrui-
ken.
13.7 Remplaketten van de voorwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingscoëfficiënt van de
remplaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de fabrieksgarantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
REMSYSTEEM 13
77
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
V02822-11
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
I00623-01
Schroef 4en schroef 5verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door het remzadel
licht naar de zijkant te kantelen. Remzadel voorzichtig naar
achteren van de remschijf trekken.
Remzuiger terug in de uitgangspositie duwen en ervoor zorgen
dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig afzuigen.
I00638-10
Borgring 6verwijderen.
Schroef 7verwijderen.
Remplaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten
veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen
toegestaan. Opbouw en wrijvingscoëfficiënt van de
remplaketten en daarmee ook het remvermogen kun-
nen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de
eerste uitrusting, is overeenstemming met de origi-
nele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt
in dit geval niet meer overeen met de afleveringstoe-
stand; de fabrieksgarantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren
die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Nieuwe remplaketten positioneren.
13 REMSYSTEEM
78
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Controleren of de remplaketten goed in de borgveer
gepositioneerd zijn.
Schroef 7monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remplaketten M5 5 Nm
Borgring 6monteren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Remschijven controleren. ( pag. 72)
I00623-01
Remzadel positioneren.
Schroef 4monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x35 20 Nm
Loctite®243™
Schroef 5monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x35 20 Nm
Loctite®243™
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Remhendel ingedrukt vastzetten.
Remzadel wordt uitgelijnd.
Schroef 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x35 20 Nm
Loctite®243™
Schroef 5vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x35 20 Nm
Loctite®243™
Vastzetting van de remhendel verwijderen.
REMSYSTEEM 13
79
V02822-11
Remvloeistofpeil corrigeren.
Voorgeschreven waarde
Remvloeistofpeil onder
bovenkant reservoir
5 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 126)
Deksel 2met membraan 3positioneren.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
13.8 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt bij oververhitting of verkeerde instelling uit.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
Zorg ervoor dat instelwerkzaamheden deskundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is
u graag van dienst.)
I00624-10
Veer 1losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen
en weer bewegen en vrije slag Acontroleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Vrije slag aan het rempedaal instellen. ( pag. 79)
Veer 1vasthaken.
13.9 Vrije slag aan het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt bij oververhitting of verkeerde instelling uit.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
Zorg ervoor dat instelwerkzaamheden deskundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is
u graag van dienst.)
13 REMSYSTEEM
80
I00639-10
Veer van het rempedaal losmaken.
Moer 1losdraaien.
Drukstang 2zoveel draaien tot de vrije slag Abereikt is.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Drukstang 2tegenhouden en moer 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer drukstang rem-
pedaal
M6 6 Nm
Veer van het rempedaal vastmaken.
Controleren of de uitgangspositie van het rempedaal geschikt
is voor de bestuurder.
» Als de uitgangspositie van het rempedaal moet worden
aangepast:
Uitgangspositie van het rempedaal instellen.
( pag. 80)
13.10 Uitgangspositie van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt bij oververhitting of verkeerde instelling uit.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
Zorg ervoor dat instelwerkzaamheden deskundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is
u graag van dienst.)
I00640-10
Veer 1losmaken.
Moer 2losdraaien en met drukstang 3terugdraaien totdat
de maximale vrije slag is bereikt.
Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het
rempedaal moer 4losdraaien en schroef 5draaien.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Drukstang 3zoveel draaien tot de vrije slag Abereikt is.
Eventueel uitgangspositie van het rempedaal aanpassen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Schroef 5tegenhouden en moer 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
Drukstang 3tegenhouden en moer 2vastdraaien.
REMSYSTEEM 13
81
Voorgeschreven waarde
Resterende moeren
chassis
M6 10 Nm
Veer 1vasthaken.
13.11 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en zorg ervoor dat niemand met het voertuig rijdt, voordat het probleem
verholpen is. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
H01654-11
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
»Als in het kijkglas 1een luchtbel te zien is:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 81)
13.12 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, is het remsys-
teem ondicht of zijn de remplaketten versleten.
Controleer het remsysteem en zorg ervoor dat niemand met het voertuig rijdt, voordat het probleem
verholpen is. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
13 REMSYSTEEM
82
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem
controleren. ( pag. 83)
R06690-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met ring 3en membraan 4verwijderen.
H01654-10
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
10 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 126)
Deksel met ring en membraan positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
REMSYSTEEM 13
83
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
13.13 Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
M02047-10
Remvoeringen op minimale voeringdikte Acontroleren.
Minimale voeringdikte A1 mm
» Als de voeringdikte dunner is dan de minimale voering-
dikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 83)
Remvoeringen controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
( pag. 83)
Borging de remvoeringen controleren.
» Als de remvoeringen niet correct zijn bevestigd:
Remvoeringen borgen, evt. nieuwe onderdelen gebrui-
ken.
13.14 Remplaketten van de achterwielrem vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor ondeskundig onderhoud valt het remsysteem uit.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
13 REMSYSTEEM
84
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerouderde of ongeschikte remvloeistof schaadt de werking van het remsysteem.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterwielrem overeenkomstig het serviceschema wordt
ververst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Controleer of alleen schone, goedgekeurde remvloeistof uit een goed gesloten container wordt
gebruikt. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-toegestane remplaketten veranderen de remwerking.
Niet alle remplaketten zijn voor KTMmotorfietsen toegestaan. Opbouw en wrijvingscoëfficiënt van de
remplaketten en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele remplaketten.
Als remplaketten worden gebruikt die afwijken van de eerste uitrusting, is overeenstemming met de ori-
ginele toelating niet gegarandeerd. Het voertuig komt in dit geval niet meer overeen met de afleverings-
toestand; de fabrieksgarantie vervalt.
Gebruik uitsluitend remplaketten en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aanbevolen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
I00645-10
Hoofdwerk
Borgring 1verwijderen.
Schroef 2verwijderen.
Schroef 3en schroef 4verwijderen.
I00646-01
Remzadel verwijderen.
Info
Remkabel niet knikken of beschadigen.
Remplaketten verwijderen.
Remzadel en remzadeldrager reinigen.
Remzadel met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
Remschijven controleren. ( pag. 72)
REMSYSTEEM 13
85
I00647-10
Schroeven 5verwijderen.
Deksel 6en membraan 7verwijderen.
Remzuiger terug in de uitgangspositie duwen en ervoor zorgen
dat er geen remvloeistof uit het remvloeistofreservoir stroomt,
indien nodig afzuigen.
I00646-01
Nieuwe remplaketten positioneren.
Info
Remplaketten altijd per set vervangen.
Controleren of de remplaketten goed in de borgveer
gepositioneerd zijn.
Remzadel op de remschijf positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
I00648-10
Schroef 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del achter
M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroef 4monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del achter
M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroef 2monteren.
Voorgeschreven waarde
Schroef remplaketten M5 5 Nm
Borgring 1monteren.
H01654-10
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf zitten en er een drukpunt aanwezig is.
Remvloeistofpeil corrigeren tot maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A(remvloeistofpeil
lager dan bovenkant reser-
voir)
10 mm
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 126)
Deksel met ring en membraan positioneren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
14 WIELEN, BANDEN
86
14.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
I00649-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen.
Schroeven 2losdraaien.
I00650-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas verwijderen. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
H00934-10
Afstandsbussen 3verwijderen.
14.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
WIELEN, BANDEN 14
87
H01198-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Loopvlakken Avan de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 128)
Afstandsbussen erin zetten.
I00650-11
Steekas reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 128)
Voorwiel positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Steekas erin steken.
I00649-10
Schroef 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas
voor
M10 40 Nm
Loctite®243™
Remhendel meerdere keren indrukken tot remplaketten tegen
de remschijf liggen.
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
De vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M6 10 Nm
14.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
I00635-10
Hoofdwerk
Moer 1verwijderen.
Kettingspanner 2verwijderen.
14 WIELEN, BANDEN
88
I00636-10
Steekas 3slechts zo ver eruit trekken, dat het achterwiel
naar voren kan worden geschoven.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven. Ketting van
het kettingwiel nemen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging
beschermen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel vasthouden en steekas verwijderen. Achterwiel uit
de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
F02175-10
Afstandsbussen 4verwijderen.
14.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
F02176-11
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Loopvlakken Avan de afstandsbussen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 128)
Afstandsbussen erin zetten.
Info
De brede afstandsbus in looprichting links plaatsen.
WIELEN, BANDEN 14
89
I00636-11
Steekas 1reinigen en licht invetten.
Duurzaam vet ( pag. 128)
Achterwiel positioneren en steekas erin steken.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Ketting erop leggen.
Kettingspanner 2aan beide zijden positioneren en steekas
helemaal inschuiven.
I00635-11
Moer 3monteren, maar nog niet vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners tegen de stelschroeven lig-
gen.
Kettingspanning controleren. ( pag. 66)
Moer 3vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M12x1 40 Nm
Rempedaal meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf zitten en er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
14.5 Bandentoestand controleren
Info
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.
Andere banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Het profiel van de banden voor het voor- en achterwiel moet altijd gelijk zijn.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
H01144-10
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
14 WIELEN, BANDEN
90
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
14.6 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
14.7 Spaakspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerd gespannen spaken beïnvloeden het rijgedrag nadelig en leiden tot
gevolgschade.
Als de spaken te vast zijn gespannen, barsten de spaken door overbelasting. Als de spaken te los zijn
gespannen, ontstaat een zij- of hoogteslag in het wiel. Hierdoor komen andere spaken ook los te zitten.
Controleer de spaakspanning regelmatig, in het bijzonder bij een nieuw voertuig. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
400694-01
Kort met het handvat van een schroevendraaier op elke spaak
slaan.
Info
De toonfrequentie is afhankelijk van de spaaklengte en
van de spaakdiameter.
Wanneer er verschillende toonfrequenties hoorbaar zijn
bij spaken met gelijke lengte en dikte, duidt dat op ver-
schillende spaakspanningen.
De toon moet helder zijn.
» Wanneer de spaakspanning verschillend is:
Spaakspanning corrigeren.
Aanhaalmoment van de spaken controleren.
Voorgeschreven waarde
Spaaknippels M3,5 3 Nm
Momentsleutelset (58429094000)
KOELSYSTEEM 15
91
15.1 Koelsysteem
I00625-10
Door de waterpomp 1in de motor is er een gedwongen circulatie
van het koelmiddel.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt gere-
geld door een klep in de radiateurdop 2. Daardoor is de aangege-
ven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functie-
storingen rekening moet worden gehouden.
120 °C
De koeling vindt plaats via de rijwind.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als
de motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
I00626-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop 1verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 … 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
15 KOELSYSTEEM
92
400243-10
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil Aboven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 126)
Radiateurdop monteren.
15.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als
de motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
400243-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
Koelmiddelpeil Aboven de
radiateurlamellen
10 mm
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 126)
Radiateurdop monteren.
KOELSYSTEEM 15
93
15.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als
de motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
I00627-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
Schroef 1verwijderen. Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapplug water-
pompdeksel
M6 6 Nm
15.5 Koelmiddel vullen
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
15 KOELSYSTEEM
94
I00625-11
Hoofdwerk
Ervoor zorgen dat schroef 1is vastgedraaid.
Motorfiets rechtop zetten.
Radiateurdop 2verwijderen.
Radiateur compleet met koelmiddel vullen.
Koelmiddel 0,7 l Koelmiddel
( pag. 126)
I00662-10
Schroef 3verwijderen tot het koelmiddel zonder luchtbellen
uitkomt.
Schroef 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ontluchtingsschroef
koelmiddel
M6 8 Nm
Koelmiddel tot maat Avullen.
Voorgeschreven waarde
Maat Aboven de radiateur-
lamellen
10 mm
Koelmiddel 0,7 l Koelmiddel
( pag. 126)
Radiateurdop 2monteren.
Nawerk
Korte proefrit maken.
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 92)
15.6 Koelmiddel verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als
de motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
KOELSYSTEEM 15
95
Voorwaarden
Motor is koud.
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de waterpompdeksel plaatsen.
I00625-11
Schroef 1verwijderen. Radiateurdop 2verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Aftapplug water-
pompdeksel
M6 6 Nm
I00662-10
Schroef 3verwijderen tot het koelmiddel zonder luchtbellen
uitkomt.
Schroef 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ontluchtingsschroef
koelmiddel
M6 8 Nm
Koelmiddel tot maat Avullen.
Voorgeschreven waarde
Maat Aboven de radiateur-
lamellen
10 mm
Koelmiddel 0,7 l Koelmiddel
( pag. 126)
Radiateurdop 2monteren.
Nawerk
Korte proefrit maken.
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 92)
16 MOTOR AFSTELLEN
96
16.1 Speling gaskabel controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer
bewegen en de speling gaskabel Abepalen.
Speling gaskabel 3 … 5 mm
» Als de speling gaskabel niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 96)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en met stationair toerental laten draaien. Stuur
over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 96)
16.2 Speling gaskabel instellen
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 59)
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien
tot de aanslag.
Brandstoftank demonteren. ( pag. 52)
Controleren of gaskabel correct is gelegd. ( pag. 70)
I00629-10
Hoofdwerk
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet 1terugschuiven.
Controleren of de gaskabelmantel in de stelschroef 2tot de
aanslag is ingeschoven.
Moer 3losdraaien.
MOTOR AFSTELLEN 16
97
400192-11
Stelschroef 2zo draaien, dat bij de gashendel de gaskabel-
speling Aaanwezig is.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 3 … 5 mm
Moer 3vastdraaien.
Manchet 1erop schuiven.
Nawerk
Brandstoftank monteren. ( pag. 54)
Zadel monteren. ( pag. 59)
Speling gaskabel controleren. ( pag. 96)
16.3 Carburateur - stationaire afstelling
I00630-10
De stationaire afstelling van de carburateur is van grote invloed op
het startgedrag, een stabiel stationair toerental en de respons bij
het gas geven. Dat betekent dat een motor met een correct afge-
steld stationair toerental gemakkelijker start dan een motor met
verkeerd afgesteld stationair toerental.
Info
De carburateur en de componenten zijn door de trillingen
van de motor onderhevig aan een verhoogde slijtage. Slij-
tage kan storingen veroorzaken.
Het stationaire toerental wordt met de regelschroef stationair toe-
rental 1afgesteld.
Het stationaire mengsel wordt ingesteld met de regelschroef statio-
naire lucht 2.
16.4 Carburateur - stationair toerental instellen
I00630-10
Regelschroef stationaire lucht 2tot de aanslag indraaien en
op de aangegeven basisinstelling draaien.
Voorgeschreven waarde
Regelschroef stationaire lucht
open 3 omw
Motor warmrijden.
Voorgeschreven waarde
Warmloopfase 5 min
Speciaal gereedschap aansluiten.
Bedrijfsurenteller met toerenteller (A54012920100)
16 MOTOR AFSTELLEN
98
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Met de regelschroef voor het stationair toerental 1het statio-
naire toerental instellen.
Voorgeschreven waarde
Chokefunctie gedeactiveerd Chokeknop is tot de aanslag
ingedrukt. ( pag. 17)
Stationair toerental 1.400 … 1.500 1/min
Regelschroef stationaire lucht 2langzaam met de klok mee
draaien tot het stationaire toerental begint te dalen.
Deze stand onthouden en de regelschroef stationaire lucht nu
langzaam tegen de klok in draaien totdat het stationaire toe-
rental weer daalt.
Tussen deze beide standen het punt met het hoogste statio-
naire toerental instellen.
Info
Als daarbij het motortoerental sterk stijgt, moet het sta-
tionaire toerental weer worden verlaagd tot het normale
niveau en de hiervoor genoemde werkstappen nog een
keer worden herhaald.
Als met de hier beschreven methode geen bevredigend
resultaat wordt bereikt kan dat liggen aan een onjuist
gedimensioneerde stationaire sproeier.
Als de regelschroef stationaire lucht tot de aanslag is
gedraaid en het toerental niet verandert, moet een klei-
nere stationaire sproeier worden gebruikt.
Na het vervangen van de sproeier moet het instellen
weer van voren af aan worden herhaald.
Bij grotere veranderingen van de buitentemperatuur en
extreme hoogteverschillen moet het stationair toerental
opnieuw worden afgesteld.
16.5 Koppelingsinstelling controleren
102041-10
Speciaal gereedschap 1aansluiten.
Bedrijfsurenteller met toerenteller (A54012920100)
MOTOR AFSTELLEN 16
99
401521-01
Voertuig met het voorwiel tegen een vast voorwerp zetten.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motorfiets starten.
Vol gas geven totdat het hoogste toerental is bereikt.
Voorgeschreven waarde
Gebruik met vol gas 3 s
Toerental aflezen.
Sliptoerental 9.800 … 10.400 1/min
» Als de aangegeven waarde niet wordt bereikt:
Koppeling instellen. ( pag. 100)
16.6 koppelingsdeksel demonteren
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Info
Er kan brandstof via de carburateur uitstromen.
Uitstromende brandstof opvangen met een geschikte bak.
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien
tot de aanslag.
Voertuig op de linkerkant leggen.
I00634-10
Schroeven 1verwijderen.
Koppelingsdeksel 2met pakkingring verwijderen.
16 MOTOR AFSTELLEN
100
16.7 Koppeling instellen
Voorwerk
Voorwaarde
Koppelingsdeksel blijft gemonteerd
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
Voorwaarde
Koppelingsdeksel wordt verwijderd
Koppelingsdeksel demonteren. ( pag. 99)
I00643-10
Voorwaarde
Koppelingsdeksel blijft gemonteerd
Plug 1met pakkingring verwijderen.
I00641-10
Koppelingskorf draaien tot de stelschroeven 2toeganke-
lijk zijn.
Info
Koppelingskorf wordt met de kickstarterhendel
gedraaid.
Instelschroeven 2worden met het achterwiel
gedraaid.
I00642-10
Voorwaarde
Wanneer geen houvast aanwezig is:
Stelschroeven 2tot de laatste voelbare klik tegen de
klok in draaien.
Stelschroeven 28 klikken met de klok mee op de
basisinstelling draaien.
Voorgeschreven waarde
Basisinstelling sliptoe-
rental
9.800 … 10.400 1/min
MOTOR AFSTELLEN 16
101
Info
Vanaf de aanslag mogen de veren met de stel-
schroeven maximaal 14 klikken worden voorge-
spannen.
Als 15 klikken of meer worden voorgespannen,
kan de koppeling klemmen en niet meer worden
teruggezet. De koppeling moet uit elkaar worden
genomen.
Voorwaarde
Wanneer het sliptoerental te laag is:
Stelschroeven 2met de klok mee draaien.
Voorgeschreven waarde
1 klik verhoogt het slip-
toerental met
200 … 300 1/min
Info
Vanaf de aanslag mogen de veren met de stel-
schroeven maximaal 14 klikken worden voorge-
spannen.
Voorwaarde
Wanneer het sliptoerental te hoog is:
Stelschroeven 2tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
1 klik verlaagt het slip-
toerental met
200 … 300 1/min
I00643-10
Plug 1met nieuwe pakkingring monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle
cardanoliepeil
M14x1,25 10 Nm
I00644-10
Voorwaarde
Koppelingsdeksel wordt verwijderd
Koppelingskorf 1draaien, tot de stelschroeven 2toe-
gankelijk zijn.
Info
Koppelingskorf 1wordt met de kickstarterhendel
gedraaid.
Instelschroeven 2worden met het achterwiel
gedraaid.
16 MOTOR AFSTELLEN
102
I00644-11
Voorwaarde
Wanneer geen houvast aanwezig is:
Stelschroeven 2tot de laatste voelbare klik tegen de
klok in draaien.
Stelschroeven 28 klikken met de klok mee op de
basisinstelling draaien.
Voorgeschreven waarde
Basisinstelling sliptoe-
rental
9.800 … 10.400 1/min
Info
Vanaf de aanslag mogen de veren met de stel-
schroeven maximaal 14 klikken worden voorge-
spannen.
Als 15 klikken of meer worden voorgespannen,
kan de koppeling klemmen en niet meer worden
teruggezet. De koppeling moet uit elkaar worden
genomen.
Voorwaarde
Wanneer het sliptoerental te laag is:
Stelschroeven 2met de klok mee draaien.
Voorgeschreven waarde
1 klik verhoogt het slip-
toerental met
200 … 300 1/min
Info
Vanaf de aanslag mogen de veren met de stel-
schroeven maximaal 14 klikken worden voorge-
spannen.
Voorwaarde
Wanneer het sliptoerental te hoog is:
Stelschroeven 2tegen de klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
1 klik verlaagt het slip-
toerental met
200 … 300 1/min
Nawerk
Voorwaarde
Koppelingsdeksel blijft gemonteerd
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
Voorwaarde
Koppelingsdeksel wordt verwijderd
Koppelingsdeksel monteren. ( pag. 103)
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 104)
Koppelingsinstelling controleren. ( pag. 98)
MOTOR AFSTELLEN 16
103
16.8 Koppelingsdeksel monteren
I00634-11
Hoofdwerk
Koppelingsdeksel 1met pakkingring positioneren.
Schroeven 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef buitendeksel
koppeling
M6 10 Nm
Nawerk
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 104)
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
104
17.1 Cardanoliepeil controleren
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
I00631-10
Hoofdwerk
Schroef 1met pakkingring verwijderen.
Cardanoliepeil controleren.
Uit de boring mag geen cardanolie uittreden.
Het cardanoliepeil staat tot de onderzijde van de boring.
» Als het cardanoliepeil onder de boring staat:
Cardanolie bijvullen. ( pag. 105)
» Als cardanolie uittreedt:
Cardanoliepeil corrigeren.
Schroef 1met pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle car-
danoliepeil
M14x1,25 10 Nm
17.2 Cardanolie verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Cardanolie bij warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorfiets op horizontaal vlak in de plug-in standaard plaatsen.
I00632-10
Hoofdwerk
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Olieaftapschroef 1met magneet verwijderen.
Cardanolie helemaal aftappen.
Olieaftapschroef met magneet grondig reinigen.
Afdichtvlak van de motor reinigen.
Olieaftapschroef met magneet en nieuwe pakkingring monte-
ren en vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 17
105
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met
magneet
M12x1,5 20 Nm
I00633-10
Olievulschroef 2met keerring verwijderen en cardanolie bij-
vullen.
Transmissieolie 0,20 l Transmissieolie
(ATF Dexron 3)
( pag. 127)
Info
Te weinig cardanolie of olie van onvoldoende kwaliteit
leidt tot voortijdige slijtage van de versnelling.
Olievulschroef 2met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Cardanoliepeil controleren. ( pag. 104)
17.3 Cardanolie bijvullen
Info
Te weinig cardanolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de versnelling.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
I00631-10
Hoofdwerk
Schroef controle cardanoliepeil 1verwijderen.
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
106
I00633-10
Olievulschroef 2met keerring verwijderen.
Cardanolie bijvullen tot olie uit de boring van de olieaftap-
schroef stroomt.
Transmissieolie (ATF Dexron 3) ( pag. 127)
Schroef controle cardanoliepeil 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef controle car-
danoliepeil
M14x1,25 10 Nm
Olievulschroef 2met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
CARBURATEUR 18
107
18.1 Carburateur demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
Zadel afnemen. ( pag. 59)
Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien
tot de aanslag.
Brandstoftank demonteren. ( pag. 52)
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 58)
Einddemper demonteren. ( pag. 62)
Framebescherming demonteren. ( pag. 60)
Zijbekleding links demonteren. ( pag. 57)
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 58)
18 CARBURATEUR
108
R06704-10
Hoofdwerk
Slangklemmen 1en 2losmaken.
R06705-10
Ontluchtingsslang 3lostrekken.
R06706-10
Schroeven 4verwijderen.
Werkstap aan de tegenoverliggende zijde herhalen.
Console met spatbord verwijderen.
Info
Op de aanzuigaansluiting letten.
R06707-10
Brandstofleiding 5uit de geleiding verwijderen.
CARBURATEUR 18
109
R06708-10
Carburateur naar achteren trekken.
R06709-10
Gasschuifdeksel 6openen.
Gasschuif uit de carburateur trekken.
Resterende brandstof legen.
R06710-10
Gasschuifveer naar achteren trekken.
Veerschotel 7naar achteren schuiven.
R06711-10
Gaskabel 8losmaken.
Gasschuif verwijderen.
18.2 Carburateur monteren
R06711-11
Hoofdwerk
Gaskabel 1vastmaken.
18 CARBURATEUR
110
R06710-11
Veerschotel 2en gasschuifveer positioneren.
R06709-11
Gasschuif en gasschuifdeksel positioneren.
Gasschuifdeksel 3handvast vastdraaien.
Afstand tussen carburateurhuis en gasschuifdeksel meten.
» Afstand: 3 mm
Als de voorgeschreven waarde niet wordt bereikt:
Gasschuifdeksel correct vastschroeven.
R06708-11
Carburateur monteren.
R06707-11
Brandstofslang 4in de geleiding positioneren.
R06706-11
Console positioneren.
Info
Op de aanzuigflens letten.
Schroeven 5monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M8 25 Nm
Werkstap aan de tegenoverliggende zijde herhalen.
CARBURATEUR 18
111
R06705-11
Ontluchtingsslang 6monteren.
R06704-11
Slangklem 7en 8positioneren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Slangklem carbura-
teur
- 2,8 Nm
Nawerk
Speling gaskabel controleren. ( pag. 96)
Einddemper monteren. ( pag. 63)
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 58)
Zijbekleding links monteren. ( pag. 57)
Carburateur - stationair toerental instellen. ( pag. 97)
Framebescherming monteren. ( pag. 60)
Brandstoftank monteren. ( pag. 54)
Zadel monteren. ( pag. 59)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
19 REINIGING, ONDERHOUD
112
19.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig om zijn waarde en uitzicht gedurende lange tijd te behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorko-
men.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale, in de handel
verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten en met een penseel
bewerken.
Motorfietsreiniger ( pag. 128)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op het droge voertuig aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Vlotterkamer van de carburateur aftappen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Vertel uw kind om meerdere keren voorzichtig te
remmen, om de remplaketten en remschijven te
drogen en vuil te verwijderen.
Na de reiniging moet uw kind een korte rit maken, totdat de
motor de bedrijfstemperatuur heeft bereikt en het remsysteem
door voorzichtig remmen gedroogd is.
REINIGING, ONDERHOUD 19
113
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Beschermkappen op de stuurarmaturen terugschuiven, zodat
ook het water dat hier is ingedrongen kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 65)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 128)
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behande-
len met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 129)
20 LAGERING
114
20.1 Lagering
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Info
Als de motorfiets langere tijd niet wordt gebruikt, worden extra maatregelen aanbevolen.
Alvorens de motorfiets te stallen controleren of alle onderdelen goed werken en of ze zijn versleten. Als
er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de over-
wintering (minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden aan het begin van het vol-
gende seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stallen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 128)
Brandstof tanken. ( pag. 25)
Tip
De brandstoftank zoals voorgeschreven vullen en daar-
bij brandstof met een laag ethanolgehalte gebruiken.
Motorfiets reinigen. ( pag. 112)
Cardanolie verversen. ( pag. 104)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 91)
Vlotterkamer van de carburateur aftappen.
Bandenspanning controleren. ( pag. 90)
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 44)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een
deken.
LAGERING 20
115
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat, waardoor
motoronderdelen en uitlaat gaan roesten.
20.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 44)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 22)
Een proefrit maken.
21 OPSPOREN VAN FOUTEN
116
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 22)
Motorfiets is langere tijd niet
gebruikt en daarom zit er oude
brandstof in de vlotterkamer
Vlotterkamer van de carburateur aftap-
pen.
Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Bougie verroest of nat Bougie en bougiedop reinigen en dro-
gen, indien nodig vervangen.
Elektrodenafstand van de bou-
gie te groot
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,70 mm
Defect in het ontstekingssys-
teem
Ontstekingssysteem controleren.
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, uitschakelknop
defect
Uitschakelknop controleren.
Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Steekverbinding reinigen en met con-
tactspray behandelen.
Water in carburateur resp.
sproeiers verstopt
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Motor heeft geen stationair toe-
rental
Stationaire sproeier verstopt Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Stelschroeven aan carburateur
verdraaid
Carburateur - stationair toerental
instellen. ( pag. 97)
Bougie defect Bougie vervangen.
Ontstekingssysteem defect Bobine controleren.
Bougiedop controleren.
Motor start niet Carburateur loopt over omdat
de vlotternaald is vervuild of
versleten
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Caburateursproeiers los Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Defect in het ontstekingssys-
teem
Ontstekingssysteem controleren.
Motor heeft te weinig vermogen Brandstoftoevoer onderbroken Brandstoftankontluchting controleren.
Brandstofkraan reinigen.
Carburateurcomponenten controle-
ren/instellen.
Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter en luchtfilterbak
reinigen. ( pag. 61)
Uitlaatsysteem lekt, is ver-
vormd of heeft te weinig glas-
vezelvulling in de einddemper
Controleren of het uitlaatsysteem
beschadigd is.
Isolatiemateriaal van de einddemper
vervangen. ( pag. 63)
Ontstekingssysteem defect Bobine controleren.
Bougiedop controleren.
OPSPOREN VAN FOUTEN 21
117
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor heeft te weinig vermogen Membraan of membraanhuis
beschadigd
Membraan en membraanhuis controle-
ren.
Slijtageverschijnsel Motor controleren.
Toerental voor ingrijpen te laag
of te hoog
Koppelingsinstelling controleren.
( pag. 98)
Motor stokt of klapt in de car-
burateur
Te weinig brandstof Kartelschroef op de brandstofkraan
tegen de klok in draaien tot de aanslag.
Brandstof tanken. ( pag. 25)
Motor zuigt valse lucht aan Controleren of de aanzuigflens en de
carburateur goed vastzitten.
Stekker of bobine los of geoxi-
deerd
Steekverbinding reinigen en met con-
tactspray behandelen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in het
koelsysteem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren.
( pag. 92)
Te weinig rijwind Motor afzetten als hij stilstaat.
Radiateurlamellen sterk ver-
vuild
Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 93)
Koelmiddel vullen. ( pag. 93)
Cilinderkop of cilinderkoppak-
king beschadigd
Cilinderkop of cilinderkoppakking con-
troleren.
Radiateurslang geknikt Radiateurslang vervangen.
Witte rookontwikkeling (stoom
in het uitlaatgas)
Cilinderkop of cilinderkoppak-
king beschadigd
Cilinderkop of cilinderkoppakking con-
troleren.
Transmissieolie stroomt uit de
ontluchtingsslang
Te veel transmissieolie gevuld Cardanoliepeil controleren.
( pag. 104)
Water in de transmissieolie Radiale keerring of waterpomp
beschadigd
Radiale keerring en waterpomp contro-
leren.
22 TECHNISCHE GEGEVENS
118
22.1 Motor
Bouwwijze 1-cilinder 2-takt bezinemotor, vloeistofgekoeld, met
membraaninlaat
Cilinderinhoud 49,9 cm³
Slag 40,7 mm
Boring 39,5 mm
Krukaslagers 2 groefkogellagers
Drijfstanglager Naaldlager
Zuigerboutlager Naaldlager
Zuigers Gegoten aluminium
Zuigerringen 1 vierkante ring
Motorsmering Mengsmering
Primaire overbrenging 33:61 recht vertande tandwielaandrijving
Koppeling Meerplaats centrifugale koppeling
Transmissie Starre 1-traps reductieaandrijving
Overbrengingsverhouding 14:31
Ontstekingssysteem Selettra Digital
Bougie (50 SX) BRISK AR10C (standaard), BRISK AR10IR (aanbevolen
voor wedstrijden)
Bougie (FACTORY EDITION) BRISK AR10IR
Elektrodenafstand bougie 0,70 mm
Radiateur Vloeistofkoeling
Starthulp Kickstartsysteem
22.2 Aanhaalmomenten motor
Moer waterpompwiel M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef kickstarterhendel M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef lagerborgring M5 5 Nm
Loctite®243™
Schroef statorbevestiging M5 6 Nm
Loctite®243™
Aftapplug waterpompdeksel M6 6 Nm
Onderdrukaansluiting (behuizings-
ontluchting)
M6 4 Nm
Loctite®243™
Ontluchtingsschroef koelmiddel M6 8 Nm
Schroef aanzuigflens M6 5 Nm
Loctite®243™
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel voor
M6x35 8 Nm
Schroef binnendeksel koppeling M6 10 Nm
Schroef bobine M6 8 Nm
Loctite®243™
Schroef buitendeksel koppeling M6 10 Nm
Schroef cilinderkop M6x25 10 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 22
119
Schroef drukplaat M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef dynamodeksel M6 6 Nm
Schroef ketting-aandrijfwiel M6 10 Nm
Loctite®2701™
Schroef massakabel M6 10 Nm
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef paspen M6 10 Nm
Loctite®2701™
Schroef uitlaatflens M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Moeren cilindervoet M8 20 Nm
Schroef cilindervoet M8x41 7 Nm
Schroef koppelingskorf M8 35 Nm
Loctite®243™
Bougie M10x1 13 Nm
Moer primair tandwiel M10x1,25 40 Nm
Loctite®243™
Moer rotor M10x1,25 15 Nm
Loctite®243™
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm
Schroef controle cardanoliepeil M14x1,25 10 Nm
22.3 Carburateur met carburateurafstelling
Carburateurtype Dell`Orto PHBG 19BS
Naaldpositie 2e positie van boven
Regelschroef stationaire lucht
open 3 omw
Hoofdsproeier 88 (85, 90, 92)
Sproeiernaald W7
Stationaire sproeier 50
Naaldsproeier 262AU
Gasschuif 40
Chokemondstuk 65
22.3.1 Carburateurafstelling (Optie: Lage zadelpositie)
DellOrto PHBG19 BS
ASL TEMP 20 … 7 °C 6 … 5 °C 6 … 15 °C 16 … 24 °C 25 … 36 °C 37 … 49 °C
2.301 …
3.000 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
3
50
W7
2
82
3
48
W7
2
82
3
45
W7
2
82
3
48
W7
1
85
3
48
W7
1
85
22 TECHNISCHE GEGEVENS
120
ASL TEMP 20 … 7 °C 6 … 5 °C 6 … 15 °C 16 … 24 °C 25 … 36 °C 37 … 49 °C
1.501 …
2.300 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
3
50
W7
2
82
3
50
W7
2
82
3
48
W7
2
82
3
48
W7
2
82
3
48
W7
2
85
3
48
W7
2
88
751 …
1.500 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
3
52
W7
2
88
3
50
W7
2
85
3
50
W7
2
85
3
50
W7
2
85
3
50
W7
2
88
3
50
W7
2
90
301 …
750 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
3
55
W7
2
88
3
52
W7
2
88
3
50
W7
2
88
3
50
W7
2
88
3
50
W7
2
90
3
50
W7
2
92
0 …
300 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
3
55
W7
2
90
3
52
W7
2
90
3
50
W7
2
90
3
50
W7
2
90
3
50
W7
2
92
3
50
W7
2
95
M/FT ASL Boven NAP
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef stationaire lucht open (slagen)
IJ Stationaire sproeier
NDL Sproeiernaald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
De afstelling van de carburateur is afhankelijk van de gedefinieerde omgevings- en gebruiksomstandigheden.
22.3.2 Carburateurafstelling (Optie: Hoge zadelpositie)
DellOrto PHBG19 BS
ASL TEMP 20 … 7 °C 6 … 5 °C 6 … 15 °C 16 … 24 °C 25 … 36 °C 37 … 49 °C
2.301 …
3.000 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
3
50
W7
2
85
3
48
W7
2
85
3
45
W7
2
85
3
48
W7
1
88
3
48
W7
1
88
1.501 …
2.300 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
3
50
W7
2
85
3
50
W7
2
85
3
48
W7
2
85
3
48
W7
2
85
3
48
W7
2
88
3
48
W7
2
90
751 …
1.500 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
3
52
W7
2
90
3
50
W7
2
88
3
50
W7
2
88
3
50
W7
2
88
3
50
W7
2
90
3
50
W7
2
92
TECHNISCHE GEGEVENS 22
121
ASL TEMP 20 … 7 °C 6 … 5 °C 6 … 15 °C 16 … 24 °C 25 … 36 °C 37 … 49 °C
301 …
750 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
3
55
W7
2
90
3
52
W7
2
90
3
50
W7
2
90
3
50
W7
2
90
3
50
W7
2
92
3
50
W7
2
95
0 …
300 m
ASO
IJ
NDL
POS
MJ
3
55
W7
2
92
3
52
W7
2
92
3
50
W7
2
92
3
50
W7
2
92
3
50
W7
2
95
3
50
W7
2
98
M/FT ASL Boven NAP
TEMP Temperatuur
ASO Regelschroef stationaire lucht open (slagen)
IJ Stationaire sproeier
NDL Sproeiernaald
POS Naaldpositie van boven
MJ Hoofdsproeier
De afstelling van de carburateur is afhankelijk van de gedefinieerde omgevings- en gebruiksomstandigheden.
22.4 Vulhoeveelheden
22.4.1 Cardanolie
Transmissieolie 0,20 l Transmissieolie (ATF Dexron 3)
( pag. 127)
22.4.2 Koelmiddel
Koelmiddel 0,7 l Koelmiddel ( pag. 126)
22.4.3 Brandstof
Inhoud brandstoftank ca. 2,3 l Superbrandstof loodvrij (95 octaan)
gemengd met 2-takt motorolie
(1:60) ( pag. 127)
22.5 Chassis
Frame Centraal buisframe van chroommolybdeen stalen bui-
zen, geëloxeerd
Voorvork WP XACT 35
Schokdemper WP XACT Mono Shock
Veerweg
voor 200,6 mm
achter 190,5 mm
Vorksprong 22 mm
Remsysteem
voor Schijfrem met remzadel met 4 zuigers
achter Schijfrem met remzadel met 2 zuigers
22 TECHNISCHE GEGEVENS
122
Remschijven - diameter
voor 160 mm
achter 160 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 2,2 mm
achter 2,2 mm
Bandenspanning terrein
voor 1,0 bar
achter 1,0 bar
Secundaire overbrenging 11:40
Ketting 1/2 x 3/16”
Leverbare kettingwielen 38, 39, 40, 41, 42
Balhoofdhoek 66°
Wielstand 1.023,5 … 1.035,6 mm
Zadelhoogte onbelast 634 … 683 mm
Los van de vloer, onbelast 214,6 … 222,8 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 42,5 kg
Maximaal bestuurdersgewicht 45 kg
22.6 Banden
Geldigheid Band voor Band achter
(50 SX) 60/100 - 12 36J TT
MAXXIS MAXXCROSS MXST+
2,75 - 10 38J TT
MAXXIS MAXXCROSS MXST+
(FACTORY EDITION) 60/100 - 12 36J TT
Dunlop GEOMAX MX53F
70/100 - 10 41J TT
Dunlop GEOMAX MX53
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Contacteer over mogelijke alternatieve
fabrikanten een erkende dealer of een gekwalificeerde bandenhandelaar. De van toepassing zijnde plaatselijke
goedkeuringsvoorschriften en de respectieve technische specificaties moeten in acht worden genomen. Meer
informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
KTM.COM
22.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork A400C102X106000
Voorvork WP XACT 35
Uitgaande demping
Comfort 15 klikken
Standaard 12 klikken
Sport 10 klikken
Luchtdruk 1 bar
Vorklengte 685 mm
Veerlengte met voorspanbus(sen) 337,5 mm
Hoeveelheid olie buitenwerk links 25 ± 5 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 127)
Oliehoeveelheid cartridge rechts 225 ml Vorkpootolie (SAE 4)
(48601166S1) ( pag. 127)
TECHNISCHE GEGEVENS 22
123
Vethoeveelheid cartridge links 6 g Speciaal vet (00062010053)
( pag. 129)
22.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper A400C402X113000
Schokdemper WP XACT Mono Shock
Ingaande demping lowspeed
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Ingaande demping highspeed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Uitgaande demping
Comfort 18 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 12 klikken
Veervoorspanning 5 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 15 … 25 kg 25 N/mm
Gewicht bestuurder (standaard): 25 … 35 kg 30 N/mm
Gewicht bestuurder: 35 … 45 kg 35 N/mm
Veerlengte 130 mm
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 12 mm
Dynamische veerweg 80 mm
Inbouwlengte 275 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5)
(50180751S1) ( pag. 127)
22.9 Aanhaalmomenten chassis
Resterende EJOT PT-schroeven EJOT PT K60x20 2 Nm
Schroef remleidinghouder EJOT PT K60x20-Z 2 Nm
Slangklem carburateur - 2,8 Nm
Schroef uitschakelknop M3 0,4 Nm
Schroef tegenlager snelsluiting
zadel
EJOT PT 35x16 M3,5 0,75 Nm
Spaaknippels M3,5 3 Nm
Schroef vaste handgreep M4 5 Nm
Loctite®243™
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef remplaketten M5 5 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
124
Schroeven van einddemper
(FACTORY EDITION)
M5 9 Nm
Loctite®243™
Moer drukstang rempedaal M6 6 Nm
Moer kogelscharnier drukstang op
de remcilinder van het achterste
remsysteem
M6 10 Nm
Resterende moeren chassis M6 10 Nm
Resterende schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef achterbevestiging M6 4 Nm
Schroef achterbrugelement eind-
demper
M6 6 Nm
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel achter
M6x12 8 Nm
Schroef asopname M6 10 Nm
Schroef gashendel M6 4,5 Nm
Schroef handremarmatuur M6 5 Nm
Schroef remcilinder van het ach-
terste remsysteem
M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef remschijf achter M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef spatbord M6 6 Nm
Schroef startnummerbord M6 4 Nm
Moer aanslag rempedaal M8 20 Nm
Moer bandenhouder M8 10 Nm
Motordraagschroef M8 25 Nm
Loctite®2701™
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroef framearm achteraan M8 30 Nm
Loctite®2701™
Schroef kettingwiel M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef onderste glijblok M8 15 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef remzadel achter M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroef remzadel voor M8x35 20 Nm
Loctite®243™
Schroef stuurplaat M8 20 Nm
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Moer rempedaal M10 45 Nm
Resterende moeren chassis M10 45 Nm
Resterende schroeven chassis M10 45 Nm
Schroef schokdemper boven M10 45 Nm
Loctite®243™
TECHNISCHE GEGEVENS 22
125
Schroef schokdemper onder M10 45 Nm
Loctite®243™
Schroef steekas voor M10 40 Nm
Loctite®243™
Schroef stuuradapter M10 40 Nm
Loctite®243™
Moer achterbrugbout M12x1 40 Nm
Moer steekas achter M12x1 40 Nm
Moer balhoofd M20x1,5 10 Nm
23 GEBRUIKSSTOFFEN
126
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Alleen Super ongelood gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm of gelijkwaardig is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol
(bijv. E15, E25, E85, E100) gebruiken.
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestadditief voor aluminiummotoren gebruiken. Minder-
waardige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Geen zuiver water gebruiken omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelmiddel vervuld kunnen worden.
Uitsluitend koelmiddel gebruiken dat voldoet aan de aangegeven voorwaarden (zie informatie op de verpak-
king) en de juiste eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gedistilleerd water gebruiken, als
het koelmiddel verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengd koelmiddel wordt aanbevolen.
Gegevens van de koelmiddelfabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (ver-
draagbaarheid) met andere koelmiddelen in acht nemen.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
COOLANT M3.0
Motorolie 2-takt
Norm / classificatie
JASO FD ( pag. 130)
Voorgeschreven waarde
Uitsluitend hoogwaardige 2-takt motorolie van bekende merken gebruiken.
Volledig synthetisch
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Cross Power 2T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die de
juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
GEBRUIKSSTOFFEN 23
127
MOTOREX®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180751S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 130) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over
de geschikte eigenschappen beschikken.
Superbrandstof loodvrij (95 octaan) gemengd met 2-takt motorolie (1:60)
Norm / classificatie
DIN EN 228
JASO FD ( pag. 130) (1:60)
Mengverhouding
1:60 Motorolie 2-takt ( pag. 126)
Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 126)
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Cross Power 2T
Transmissieolie (ATF Dexron 3)
Norm / classificatie
Dexron III (ATF Dexron 3)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend ATF-transmissieolie die aan de aangegeven normen voldoet (zie informatie op de verpak-
king) en de juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
ATF Dexron 3
Vorkpootolie (SAE 4) (48601166S1)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 130) (SAE 4)
Voorgeschreven waarde
Alleen olie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
24 HULPSTOFFEN
128
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chain Clean
Kettingspray offroad
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chainlube Offroad
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Clean
Olie voor luchtfilters van schuimstof
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Bio Liquid Power
Reinigingsmiddel voor luchtfilter
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Bio Dirt Remover
Smeervet met hoge viscositeit
Aanbevolen leverancier
SKF®
LGHB 2
HULPSTOFFEN 24
129
Speciaal vet (00062010053)
Aanbevolen leverancier
Klüber Lubrication®
Klüberfood NH1 34401
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Joker 440 Synthetic
25 NORMEN
130
JASO FD
JASO FD is een classificatie voor een 2-takt-motorolie, die speciaal is ontwikkeld voor de extreme belastingen
tijdens races. Dankzij de eersteklas synthetische esters en de speciaal daarop afgestemde additieven wordt ook
onder extreme omstandigheden een probleemloze verbranding bereikt.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
LIJST MET AFKORTINGEN 26
131
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
INDEX
133
INDEX
A
Achterbrug
controleren ........................ 70
Achterwiel
demonteren ........................ 87
monteren ......................... 88
Afbeelding voertuig
links ............................. 11
rechts ............................ 12
Afbeeldingen .......................... 10
Afdekking ketting-aandrijfwiel
demonteren ........................ 64
monteren ......................... 64
Antivries
controleren ........................ 91
Artikelnummer
voorvork .......................... 13
Artikelnummer schokdemper ................ 14
Artikelnummer voorvork ................... 13
B
Balhoofdlager
smeren ........................... 52
Bandenspanning
controleren ........................ 90
Basisinstelling van het chassis
voor bestuurdersgewicht controleren . . . . . . . 29
Bedieningshandleiding ..................... 8
Bedrijfsmiddelen ........................ 10
Bedrijfsurenteller ....................... 18
Beoogd gebruik ......................... 6
Beschermende kleding ..................... 8
Brandstofkraan ......................... 16
Brandstoftank
demonteren ........................ 52
monteren ......................... 54
C
Carburateur
demonteren ....................... 107
monteren ........................ 109
stationair toerental instellen . . . . . . . . . . . . . 97
stationaire afstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Cardanolie
bijvullen ......................... 105
verversen ......................... 104
Cardanoliepeil
controleren ....................... 104
Choke .............................. 17
D
Dynamische veerweg
instellen .......................... 35
E
Einddemper
demonteren ........................ 62
isolatiemateriaal vervangen . . . . . . . . . . . . . 63
monteren ......................... 63
F
Fabrieksgarantie ........................ 10
Frame
controleren ........................ 69
Framebescherming
demonteren ........................ 60
monteren ......................... 60
Frame-etiket .......................... 13
G
Garantie ............................. 10
Gashendel ............................ 15
Gaskabellegging
controleren ........................ 70
Gebruiksdefinitie ........................ 6
H
Hulpstoffen ........................... 10
I
Inbedrijfname
nastalling ........................ 115
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 19
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling ............................. 22
Ingaande demping highspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 31
Ingaande demping lowspeed
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 30
K
Ketting
controleren ........................ 67
reinigen .......................... 65
Ketting-aandrijfwiel
controleren ........................ 67
Kettinggeleiding
controleren ........................ 67
instellen .......................... 69
Kettingspanning
controleren ........................ 66
instellen .......................... 66
INDEX
134
Kettingwiel
controleren ........................ 67
Kickstarterhendel ....................... 17
Klantenservice ......................... 10
Koelmiddel
aftappen .......................... 93
verversen .......................... 94
vullen ............................ 93
Koelmiddelpeil
controleren ......................91-92
Koelsysteem .......................... 91
Koppeling
instellen ......................... 100
instelling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Koppelingsdeksel
koppelingsdeksel demonteren . . . . . . . . . . . . 99
koppelingsdeksel monteren . . . . . . . . . . . . 103
L
Lagering ............................ 114
Luchtfilter
demonteren ........................ 60
monteren ......................... 61
reinigen .......................... 61
Luchtfilterbak
reinigen .......................... 61
Luchtvering XACT 5235 ................... 29
M
Milieu ............................... 8
Motor
inrijden ........................... 21
Motorfiets
met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
reinigen ......................... 112
vanhefboknemen ................... 44
Motornummer .......................... 13
O
Onderste kroonplaat
demonteren ........................ 48
monteren ......................... 49
Onjuist gebruik .......................... 6
Opsporen van fouten .................116-117
P
Plug-in standaard ....................... 18
R
Reiniging ........................112-113
Remhendel ........................... 15
speling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 72
Rempedaal ........................... 17
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 80
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 83
van de achterwielrem vervangen . . . . . . . . . . 83
van de voorwielrem vervangen . . . . . . . . . . . 76
Remschijven
controleren ........................ 72
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . 81
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 74
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 81
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 73
Remvoeringborging
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 83
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 75
Remvoeringen
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 75
Reserveonderdelen ...................... 10
Rubberen stuurcovers
controleren ........................ 71
S
Schokdemper
demonteren ........................ 58
dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . 33
monteren ......................... 59
statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . 33
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 34
Service .............................. 10
Serviceschema .......................27-28
Spaakspanning
controleren ........................ 90
Spatbord voor
demonteren ........................ 56
monteren ......................... 56
Speling balhoofdlager
controleren ........................ 51
instellen .......................... 51
Speling gaskabel
controleren ........................ 96
instellen .......................... 96
Starten .............................. 22
Startnummerbord
demonteren ........................ 55
monteren ......................... 56
INDEX
135
Stuurpositie ........................... 37
instellen .......................... 38
T
Tankdop
openen ........................... 15
sluiten ........................... 16
Tanken
brandstof ......................... 25
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 123
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 118
banden .......................... 122
carburateur ....................... 119
chassis .......................... 121
motor ........................... 118
schokdemper ...................... 123
voorvork ......................... 122
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
Toebehoren ........................... 10
Toestand van de banden
controleren ........................ 89
Transporteren ......................... 25
U
Uitgaande demping
van de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . 37
van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . 31
Uitschakelknop ........................ 15
V
Veilig gebruik .......................... 7
Voertuigidentificatiennummer ............... 13
Voorvork
artikelnummer ...................... 13
Voorvorkprotector
demonteren ........................ 45
Voorvork-protector
monteren ......................... 46
Voorwiel
demonteren ........................ 86
monteren ......................... 86
Vorkpoten
basisinstelling controleren . . . . . . . . . . . . . . 35
demonteren ........................ 46
luchtdruk instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
monteren ......................... 47
ontluchten ......................... 44
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Vulhoeveelheid
brandstof ..................... 26,121
koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94-95, 121
transmissieolie . . . . . . . . . . . . . . . . . 105, 121
W
Werkinstructies ......................... 8
Z
Zadel
afnemen .......................... 59
monteren ......................... 59
Zadelhoogte
aan de voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . 40
Instelmogelijkheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
op de schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . 39
op het frame instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Zijbekleding links
demonteren ........................ 57
monteren ......................... 57
Zijbekleding rechts
demonteren ........................ 58
monteren ......................... 58
*3214828nl*
3214828nl
19.12.2023
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
KTM.COM
Foto: Mitterbauer/KISKA/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138

KTM 50 SX de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor