HP 355 G2 Notebook PC Handleiding

Type
Handleiding
Referentiehandleiding
Ā© Copyright 2014 Hewlett-Packard
Development Company, L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar en wordt door
Hewlett-Packard Company onder licentie
gebruikt. Microsoft en Windows zijn in de
Verenigde Staten gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP producten en
diensten staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of weglatingen in deze
publicatie.
Eerste editie: mei 2014
Onderdeelnummer van document:
763506-331
Kennisgeving over het product
In deze referentiehandleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de
meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk
zijn niet alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Niet alle functies zijn beschikbaar in alle
edities van Windows. Voor deze computer
is mogelijk bijgewerkte en/of afzonderlijk
aangeschafte hardware, stuurprogramma's
en/of software vereist om volledig te
kunnen profiteren van de functionaliteit van
Windows. Ga naar
http://www.microsoft.com voor meer
informatie.
Neem voor de recentste informatie in deze
handleiding contact op met de
ondersteuning. Voor ondersteuning in de
VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/
contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning
gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/
us/en/wwcontact_us.html.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiƫren, downloaden
of anderszins gebruiken van een
softwareproduct dat vooraf op deze
computer is geĆÆnstalleerd, bevestigt u dat u
gehouden bent aan de voorwaarden van de
HP EULA (End User License Agreement).
Indien u niet akkoord gaat met deze
licentievoorwaarden, kunt u uitsluitend
aanspraak maken op de mogelijkheid het
gehele, ongebruikte product (hardware en
software) binnen 14 dagen te retourneren,
voor een volledige restitutie op basis van
het restitutiebeleid van de desbetreffende
verkoper.
Neem contact op met de verkoper voor
meer informatie of om te vragen om een
volledige restitutie van de prijs van de
computer.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! Werk niet met de computer op uw schoot en blokkeer de ventilatieopeningen
van de computer niet, om de kans op letsel door hitte of oververhitting van de computer te beperken.
Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt
geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal, zoals een ernaast staande printer, of een
voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een dik kleed of kleding). Zorg ook dat de
netvoedingsadapter, als die wordt gebruikt, niet in contact komt met de huid of een voorwerp van
zacht materiaal. De computer en de netvoedingsadapter voldoen aan de temperatuurlimieten voor
oppervlakken die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals gedefinieerd door de International
Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950).
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave
1 Inleiding ............................................................................................................................................................. 1
Informatie zoeken ................................................................................................................................. 2
2 Vertrouwd raken met de computer .................................................................................................................... 4
Rechterkant .......................................................................................................................................... 4
Linkerkant ............................................................................................................................................. 5
Beeldscherm ........................................................................................................................................ 6
Bovenkant ............................................................................................................................................ 7
Touchpad ............................................................................................................................. 7
Lampjes ............................................................................................................................... 8
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) ......................... 10
Toetsen .............................................................................................................................. 11
Onderkant ........................................................................................................................................... 12
Voorkant ............................................................................................................................................. 13
3 Verbinding maken met een netwerk ............................................................................................................... 14
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................. 14
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ....................................... 14
Knop voor draadloze communicatie gebruiken ................................................. 14
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken ....................................... 15
WLAN gebruiken ................................................................................................................ 15
Gebruikmaken van een internetprovider ........................................................... 15
WLAN configureren ........................................................................................... 16
Draadloze router configureren .......................................................................... 16
Draadloos netwerk beveiligen ........................................................................... 16
Verbinding maken met draadloos netwerk (WLAN) .......................................... 17
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken ......................................... 18
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................... 18
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) ............................................................. 18
4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten .................................................. 20
Cursorbesturing gebruiken ................................................................................................................. 20
Voorkeuren voor cursorbesturing instellen ........................................................................ 20
Touchpadbewegingen gebruiken ....................................................................................... 20
Touchpad uit- of inschakelen ............................................................................ 21
Tikken ................................................................................................................ 21
v
Schuiven ........................................................................................................... 21
Knijpen met twee vingers om te zoomen .......................................................... 22
Tikken met twee vingers ................................................................................... 23
Toetsenbord gebruiken ...................................................................................................................... 23
Sneltoetsen in Windows gebruiken .................................................................................... 23
Sneltoetsen herkennen ...................................................................................................... 24
Actietoetsen gebruiken ...................................................................................................... 24
Toetsenblokken gebruiken ................................................................................................. 25
GeĆÆntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken ................................................. 25
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken ............................................ 26
5 Multimedia ....................................................................................................................................................... 27
Besturingselementen voor het afspelen van media gebruiken ........................................................... 27
Audio .................................................................................................................................................. 27
Luidsprekers aansluiten ..................................................................................................... 27
Geluidsvolume aanpassen ................................................................................................ 27
Hoofdtelefoons/microfoons aansluiten ............................................................................... 28
Audiofuncties op de computer controleren ........................................................................ 28
Webcam (alleen bepaalde modellen) ................................................................................................. 29
Video .................................................................................................................................................. 29
VGA ................................................................................................................................... 30
HDMI .................................................................................................................................. 30
Audio configureren voor HDMI .......................................................................................... 31
6 Energiebeheer ................................................................................................................................................ 33
Computer uitschakelen ....................................................................................................................... 33
Opties voor energiebeheer instellen ................................................................................................... 34
Standen voor energiebesparing gebruiken ........................................................................ 34
Slaapstand activeren en beƫindigen ................................................................. 34
De door de gebruiker geĆÆnitialiseerde sluimerstand inschakelen en afsluiten . . 34
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken ............................ 34
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beƫindigen slaapstand .......................... 35
Accuvoeding gebruiken ..................................................................................................... 35
Aanvullende informatie over de accu opzoeken ............................................... 35
Accucontrole gebruiken ..................................................................................... 36
Acculading weergeven ...................................................................................... 36
Accuwerktijd maximaliseren .............................................................................. 36
Omgaan met een lage acculading .................................................................... 36
Lage acculading herkennen ............................................................. 37
Problemen met een lage acculading verhelpen ............................... 37
Accu plaatsen of verwijderen ............................................................................ 37
vi
Accu plaatsen ................................................................................... 37
Accu verwijderen .............................................................................. 38
Accuvoeding besparen ...................................................................................... 38
Door de gebruiker vervangbare accu bewaren ................................................. 39
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren ................................................. 39
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen .............................................. 39
Externe netvoeding gebruiken ........................................................................................... 39
Netvoedingsadapter testen ............................................................................... 41
7 Externe kaarten en apparaten ........................................................................................................................ 42
Geheugenkaartlezers gebruiken ........................................................................................................ 42
Digitale kaart plaatsen ....................................................................................................... 42
Digitale kaart verwijderen .................................................................................................. 43
USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 43
USB-apparaat aansluiten ................................................................................................... 44
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 44
Optionele externe apparaten gebruiken ............................................................................................. 45
Optionele externe schijfeenheden gebruiken .................................................................... 45
8 Schijfeenheden ............................................................................................................................................... 46
Schijfeenheden hanteren ................................................................................................................... 46
Externe vaste schijven gebruiken ....................................................................................................... 46
Onderhoudsklep verwijderen of vervangen ....................................................................... 47
Onderpaneel verwijderen .................................................................................. 47
Onderpaneel terugplaatsen ............................................................................... 47
Vaste schijf vervangen of upgraden .................................................................................. 48
Vaste schijf verwijderen .................................................................................... 48
Vaste schijf plaatsen ......................................................................................... 50
Prestaties van de vaste schijf verbeteren .......................................................................... 50
Schijfdefragmentatie gebruiken ......................................................................... 50
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................. 51
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde modellen) ................................................ 51
Status van HP 3D DriveGuard herkennen ........................................................ 51
9 Beveiliging ....................................................................................................................................................... 52
Computer beveiligen .......................................................................................................................... 52
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 53
Wachtwoorden instellen in Windows ................................................................................. 53
Wachtwoorden instellen in Computer Setup ...................................................................... 53
Beheerderswachtwoord in Computer Setup* beheren ...................................................... 54
vii
Beheerderswachtwoord in Computer Setup* invoeren ..................................... 55
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................... 55
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................................. 55
Essentiƫle beveiligingsupdates installeren ......................................................................................... 56
Optionele beveiligingskabel installeren .............................................................................................. 56
De vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen) ............................................................. 57
Locatie van de vingerafdruklezer ....................................................................................... 57
HP SimplePass gebruiken ................................................................................................. 57
Vingerafdrukken vastleggen .............................................................................. 58
Vastgelegde vingerafdruk gebruiken om u aan te melden bij Windows ............ 58
10 Onderhoud .................................................................................................................................................... 59
Geheugenmodules toevoegen of vervangen ..................................................................................... 59
Computer reinigen .............................................................................................................................. 61
Reinigingsprocedures ........................................................................................................ 62
Scherm reinigen (All-in-Ones of notebooks) ..................................................... 62
Zijkanten of bovenzijde reinigen ........................................................................ 62
Touchpad, toetsenbord of muis reinigen ........................................................... 62
Programma's en stuurprogramma's bijwerken ................................................................................... 63
SoftPaq Download Manager gebruiken .............................................................................................. 63
11 Back-ups maken, herstellen en terugzetten ................................................................................................. 64
Herstelmedia en back-ups maken ...................................................................................................... 64
HP Herstelmedia maken .................................................................................................... 64
Herstellen ........................................................................................................................................... 65
Herstellen met HP Recovery Manager .............................................................................. 66
Wat u moet weten ............................................................................................. 66
Het gebruik van de HP herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) ................... 67
HP Herstelmedia gebruiken om te herstellen .................................................... 67
Opstartvolgorde van de computer wijzigen ....................................................... 67
HP herstelpartitie verwijderen (alleen bepaalde modellen) ............................................... 68
12 Setup Utility (BIOS) en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken ..................................................... 69
Setup Utility (BIOS) starten ................................................................................................................ 69
BIOS-update uitvoeren ....................................................................................................................... 69
BIOS-versie vaststellen ..................................................................................................... 69
BIOS-update downloaden .................................................................................................. 70
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken ................................................................................ 71
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden ..................... 71
viii
13 Ondersteuning .............................................................................................................................................. 72
Contact opnemen met de ondersteuning ........................................................................................... 72
Labels ................................................................................................................................................. 73
14 Specificaties .................................................................................................................................................. 74
Ingangsvermogen ............................................................................................................................... 74
Omgevingsvereisten ........................................................................................................................... 74
Bijlage A Reizen met de computer ..................................................................................................................... 75
Bijlage B Problemen oplossen ........................................................................................................................... 77
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen ............................................................................... 77
Problemen oplossen ........................................................................................................................... 77
Computer kan niet worden ingeschakeld ........................................................................... 77
Computerscherm is leeg .................................................................................................... 77
Software werkt niet goed ................................................................................................... 78
Computer staat aan maar reageert niet ............................................................................. 78
Computer is ongewoon warm ............................................................................................ 78
Extern apparaat werkt niet ................................................................................................. 79
Draadloze netwerkverbinding werkt niet ............................................................................ 79
Schijf wordt niet afgespeeld ............................................................................................... 79
Film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm ............................................................. 80
Branden van een schijf begint niet of stopt voordat het brandproces is voltooid ............... 80
Bijlage C Elektrostatische ontlading ................................................................................................................... 81
Index ................................................................................................................................................................... 82
ix
x
1 Inleiding
Nadat u de computer gebruiksklaar heeft gemaakt en heeft geregistreerd, voert u de volgende
stappen uit:
ā—
Maak verbinding met internet: configureer een bekabeld of draadloos netwerk waarmee u
verbinding kunt maken met internet. Zie
Verbinding maken met een netwerk op pagina 14 voor
meer informatie.
ā—
Uw antivirussoftware bijwerken: bescherm uw computer tegen schade door virussen. De
software is vooraf geĆÆnstalleerd op de computer. Zie
Antivirussoftware gebruiken op pagina 55
voor meer informatie.
ā—
Raak vertrouwd met de computer: maak kennis met de voorzieningen van uw computer. Zie
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 en Navigeren met het toetsenbord,
aanraakbewegingen en aanwijsapparaten op pagina 20 voor meer informatie.
ā—
Zoek geĆÆnstalleerde software: toegang tot een overzicht van de vooraf op de computer
geĆÆnstalleerde software.
Typ a op het startscherm, klik op Apps en selecteer uit de weergegeven opties. Voor meer
informatie over het gebruik van software die bij de computer is geleverd, raadpleegt u de
instructies van de softwarefabrikant. Deze instructies kunnen zijn verstrekt bij de software, of
staan op de website van de fabrikant.
ā—
Maak een back-up van uw vaste schijf door herstelschijven of een herstel-flashdrive te maken.
Zie
Back-ups maken, herstellen en terugzetten op pagina 64.
1
Informatie zoeken
U heeft
Installatie-instructies
al gebruikt om de computer in te schakelen en deze handleiding op te
zoeken. Gebruik de volgende tabel voor informatiebronnen met productinformatie, instructies en
meer.
Hulpmiddelen Informatie
Poster
Installatie-instructies
ā—
De computer gebruiksklaar maken
ā—
Onderdelen van de computer herkennen
HP Support Assistant
Om HP Support Assistant te openen vanuit het
startscherm, selecteert u de app HP Support
Assistant.
Neem voor de recentste informatie in deze handleiding
contact op met de ondersteuning. Voor ondersteuning
in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP.
Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
ā—
Informatie over het besturingssysteem
ā—
Updates van software, stuurprogramma's en BIOS
ā—
Hulpmiddelen voor probleemoplossing
ā—
Krijgen van ondersteuning
Wereldwijde ondersteuning
Ga naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html voor ondersteuning in uw taal.
ā—
Online chatten met een technicus van HP
ā—
Ondersteuning via e-mail
ā—
Telefoonnummers voor ondersteuning
ā—
Locaties HP Servicecentrum
HP website
Neem voor de recentste informatie in deze handleiding
contact op met de ondersteuning. Voor ondersteuning
in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP.
Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
ā—
Informatie over ondersteuning
ā—
Onderdelen bestellen en aanvullende ondersteuning vinden
ā—
Voor het apparaat verkrijgbare accessoires
Handleiding voor veiligheid en comfort
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
ā–²
Typ ondersteuning in het startscherm en
selecteer de app HP Support Assistant.
ā€“ of ā€“
Ga naar
http://www.hp.com/ergo.
ā—
Aanwijzingen voor een optimale werkplek, een goede houding
en gezonde werkgewoonten
ā—
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
1. Typ ondersteuning in het startscherm en
selecteer de app HP Support Assistant.
2. Selecteer achtereenvolgens Deze computer en
Gebruikershandleidingen.
ā—
Informatie over veiligheid en kennisgevingen
ā—
Informatie over het afvoeren van accu's
Beperkte garantie
*
Om deze handleiding te openen, selecteert u de app
HP Help en ondersteuning, selecteert u Deze
computer en selecteert u vervolgens Garantie en
services.
Garantiegegevens
2 Hoofdstuk 1 Inleiding
Hulpmiddelen Informatie
ā€“ of ā€“
Ga naar
http://www.hp.com/go/orderdocuments.
*De specifiek toegekende HP beperkte garantie die van toepassing is op uw product, kunt u vinden in de elektronische
handleidingen op de computer en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos. In sommige landen of regio's wordt door
HP een gedrukte versie van de HP beperkte garantie meegeleverd in de doos. Voor sommige landen of regio's waar de
garantie niet in drukvorm wordt verstrekt, kunt u een gedrukt exemplaar aanvragen. Ga naar
http://www.hp.com/go/
orderdocuments of schrijf naar:
ā—
Noord-Amerika: Hewlett-Packard, MS POD, 11311 Chinden Blvd., Boise, ID 83714, Verenigde Staten
ā—
Europa, Midden-Oosten, Afrika: Hewlett-Packard, POD, Via G. Di Vittorio, 9, 20063, Cernusco s/Naviglio (MI), Italiƫ
ā—
Aziƫ en Stille Oceaan: Hewlett-Packard, POD, P.O. Box 200, Alexandra Post Office, Singapore 911507
Wanneer u een gedrukt exemplaar van uw garantie aanvraagt, geef dan het productnummer, de garantieperiode (te vinden
op het servicelabel) en uw naam en postadres op.
BELANGRIJK: Stuur uw HP product NIET terug naar de bovenstaande adressen. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
Informatie zoeken 3
2 Vertrouwd raken met de computer
Rechterkant
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan-uitlampje
ā—
Aan: de computer is ingeschakeld.
ā—
Knipperend: de computer staat in de slaapstand, een
energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en
andere niet-benodigde onderdelen worden
uitgeschakeld.
ā—
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
(2)
Lampje van de vaste schijf
ā—
Wit knipperend: er wordt geschreven naar of gelezen
van de vaste schijf.
ā—
Oranje: HP 3D DriveGuard heeft tijdelijk de interne
vaste schijf geparkeerd (alleen bepaalde modellen).
OPMERKING: Zie
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen
bepaalde modellen) op pagina 51 voor meer informatie
over HP 3D DriveGuard.
(3)
Audio-uitgang (hoofdtelefoon)/Audio-ingang
(microfoon)
Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers met eigen
voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset
of een kabel van een televisietoestel aansluiten. Ook kunt
u hierop de microfoon van een optionele headset
aansluiten. Deze ingang biedt geen ondersteuning voor
optionele apparaten met uitsluitend een microfoon.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u
de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt
u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg
Informatie
over voorschriften, veiligheid en milieu
voor meer
informatie over veiligheid. Om deze handleiding te openen,
typt u in het startscherm ondersteuning en vervolgens
de app HP Support Assistant.
OPMERKING: Wanneer u een apparaat aansluit op deze
connector, worden de computerluidsprekers uitgeschakeld.
4 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
OPMERKING: Zorg dat de apparaatkabel een connector
met vier pinnen heeft die zowel audio-uit (hoofdtelefoon)
als audio-in (microfoon) ondersteunt.
(4)
USB 2.0-poort Hiermee kunt u een optioneel USB-apparaat aansluiten,
zoals een toetsenbord, muis, externe schijf, printer,
scanner of USB-hub.
OPMERKING: Zie
USB-apparaat gebruiken
op pagina 43 voor informatie over de verschillende typen
USB-poorten.
(5) Optische schijf (alleen bepaalde modellen) Hiermee wordt een optische schijf gelezen of wordt naar
een optische schijf geschreven (afhankelijk van het
computermodel).
(6) Uitvoerknop van de optische-schijfeenheid
(alleen bepaalde modellen)
Hiermee ontgrendelt u de schijflade van de optische-
schijfeenheid.
(7)
Bevestigingspunt voor de beveiligingskabel Hiermee sluit u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel
aan op de computer.
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet in de
eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze
voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer
verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
Linkerkant
Onderdeel Beschrijving
(1)
Netvoedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
(2) Lampje van de netvoedingsadapter/accu
ā—
Wit: De netvoedingsadapter is aangesloten op een
externe voedingsbron en de accu is volledig
opgeladen.
ā—
Oranje: De computer is aangesloten op een externe
voedingsbron en de accu wordt opgeladen.
ā—
Uit: De netvoedingsadapter is niet aangesloten op een
externe voedingsbron.
(3) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
Linkerkant 5
Onderdeel Beschrijving
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat wanneer u de
computer gebruikt.
(4)
Poort voor externe monitor Hierop kunt u een optionele VGA-monitor of projector
aansluiten.
(5)
HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een optioneel
video- of audioapparaat, zoals een high-definition televisie,
andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur,
of een HDMI-apparaat met hoge snelheid.
(6)
RJ-45-netwerkconnector/lampjes Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
ā—
Groen (links): het netwerk is aangesloten.
ā—
Oranje (rechts): er is netwerkactiviteit.
(7)
USB 3.0-poorten (2) Op elke USB 3.0-poort kan een optioneel USB-apparaat
worden aangesloten, zoals een toetsenbord, muis, externe
schijf, printer, scanner of USB-hub.
OPMERKING: Zie
USB-apparaat gebruiken
op pagina 43 voor informatie over de verschillende typen
USB-poorten.
Beeldscherm
Onderdeel Beschrijving
(1) Interne microfoons (2) Hiermee neemt u geluid op.
6 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(2) Webcamlampje Aan: de webcam is in gebruik.
(3) Webcam (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken. Op
sommige modellen kunt u met streaming video videovergaderen
en online chatten.
Open HP Support Assistant voor informatie over het gebruik van
de webcam. Om HP Support Assistant te openen vanuit het
startscherm, selecteert u de app HP Support Assistant.
(4) WLAN-antennes (2)* Met deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen binnen een draadloos lokaal netwerk (WLAN).
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe
omgeving van de antennes vrij. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het
gedeelte over uw land of regio in
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
. Om deze handleiding te openen, typt u in
het startscherm ondersteuning en vervolgens de app HP Support Assistant.
Bovenkant
Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan-uitknop/-lampje van het touchpad Hiermee kunt u het touchpad in- en uitschakelen.
(2) Touchpadgebied Hiermee kunt u de aanwijzer (cursor) verplaatsen en
onderdelen op het scherm selecteren of activeren.
(3) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(4) Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op
een externe muis.
Bovenkant 7
Lampjes
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan-uitlampje
ā—
Aan: De computer is ingeschakeld.
ā—
Knipperend: de computer staat in de slaapstand, een
energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en andere
niet-benodigde onderdelen worden uitgeschakeld.
ā—
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
(2)
Lampje Geluid uit
ā—
Oranje: het geluid van de computer is uitgeschakeld.
ā—
Uit: het geluid van de computer is ingeschakeld.
(3)
Lampje voor draadloze communicatie Aan: een geĆÆntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule en/of
een BluetoothĀ®-apparaat, is ingeschakeld.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje
voor draadloze communicatie oranje wanneer alle
apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld zijn.
(4) Vingerafdruklezer (alleen bepaalde
modellen)
Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows
aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.
(5) Touchpadlampje
ā—
Aan: het touchpad is uitgeschakeld.
8 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
ā—
Uit: het touchpad is ingeschakeld.
(6) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld. Met het toetsenbord kunt u
nu alleen hoofdletters typen.
Bovenkant 9
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen)
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan-uitknop
ā—
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan-
uitknop om de computer in te schakelen.
ā—
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de
aan-uitknop om de slaapstand te activeren.
ā—
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op
de aan-uitknop om de slaapstand te beƫindigen.
ā—
Als de computer in de sluimerstand staat, drukt u kort
op de aan-uitknop om de sluimerstand te beƫindigen.
VOORZICHTIG: De aan-uitknop ingedrukt houden,
resulteert in het verlies van niet-opgeslagen gegevens.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures
van WindowsĀ® geen resultaat hebben, houdt u de aan-
uitknop minimaal vijf seconden ingedrukt om de computer uit
te schakelen.
Raadpleeg uw energieopties voor meer informatie over uw
energie-instellingen. Typ energie in het Startscherm,
selecteer Energie- en slaapstandinstellingen en daarna
Energie en slaapstand in de lijst van toepassingen.
(2) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het computergeluid weergegeven.
(3) Vingerafdruklezer (alleen bepaalde
modellen)
Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows
aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.
10 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Toetsen
Onderdeel Beschrijving
(1) Esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets, de
num lock-toets of de esc-toets of de b-toets om
veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
(3)
Windows-knop Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer.
(4) Functietoetsen Druk op een van deze toetsen in combinatie met de fn-toets
om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
(5) Functietoetsen Druk op een van deze toetsen in combinatie met de fn-toets
om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
(6) Num lock-toets Hiermee schakelt u het toetsenblok tussen de cijfer- en
pijlenfunctie.
(7) Toetsenblok Typ cijfers of gebruik de pijlenfunctie.
Bovenkant 11
Onderkant
Onderdeel Beschrijving
(1)
Ontgrendeling voor het afdekplaatje van
de accu en vergrendeling
Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte.
(2) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu.
(3) Toetsenbordschroef Hiermee kunt u het toetsenbord verwijderen.
(4)
Geheugenpaneel Hiermee krijgt u toegang tot de schroef voor het
toetsenbord, de geheugenmoduleslots en de
optischeschijfeenheid.
(5) Ventilatieopeningen (4) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de
interne onderdelen.
12 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de
interne ventilator automatisch aan- en uitgaat wanneer
u de computer gebruikt.
(6) Luidsprekers (2) Hier wordt het geluid van de computer geproduceerd.
(7)
Onderpaneel Biedt toegang tot de vasteschijfruimte, het slot voor de
draadloze LAN (WLAN)-module en de
geheugenmoduleslots.
VOORZICHTIG: Vervang de module voor draadloze
communicatie alleen door een module die is
goedgekeurd voor gebruik in de computer door de
overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de
regelgeving met betrekking tot apparatuur voor
draadloze communicatie in uw land. Zo voorkomt u
dat het systeem niet meer reageert. Als er na het
vervangen van de module een waarschuwing wordt
weergegeven, verwijdert u de module om de
functionaliteit van de computer te herstellen. Neem
vervolgens contact op met de klantenondersteuning.
Om Help en ondersteuning te openen, selecteert u
Start > Help en ondersteuning.
Voorkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Geheugenkaartlezer Hiermee worden optionele geheugenkaarten gelezen
die informatie opslaan, beheren, delen of openen.
Voorkant 13
3 Verbinding maken met een netwerk
U kunt de computer overal mee naar toe nemen. Maar ook thuis kunt u met de computer en een
bekabelde of draadloze netwerkverbinding de wereld verkennen en u toegang verschaffen tot
miljoenen websites. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u zich met die wereld in verbinding
kunt stellen.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. Uw computer beschikt mogelijk over een of meer van de volgende apparaten voor
draadloze communicatie:
ā—
Apparaat met draadloze netwerkverbinding (WLAN): met dit apparaat kunt u de computer
aansluiten op WLAN-netwerken (doorgaans Wi-Fi-netwerken, draadloze netwerken (WLAN) of
WLANā€™s genoemd) op kantoor, thuis en op openbare plekken, zoals luchthavens, restaurants,
cafƩs, hotels en universiteiten. In een draadloos netwerk communiceert de computer met een
draadloze router of een draadloos toegangspunt.
ā—
Bluetooth-apparaat: hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal Area Network, PAN)
opzetten om verbinding te maken met andere voor Bluetooth geschikte apparaten zoals
computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een PAN
communiceert elk apparaat direct met andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief
korte afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar bevinden.
Zie de informatie en koppelingen naar websites in HP Ondersteuningsassistent voor meer informatie
over de technologie voor draadloze communicatie. Om HP Support Assistant te openen vanuit het
startscherm, selecteert u de app HP Support Assistant.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
Met deze functies kunt u de apparaten voor draadloze communicatie in uw computer regelen:
ā—
Knop voor draadloze communicatie, schakelaar voor draadloze communicatie of toets voor
draadloze communicatie (in dit hoofdstuk ook wel knop voor draadloze communicatie genoemd).
ā—
Voorzieningen van het besturingssysteem
Knop voor draadloze communicatie gebruiken
De computer heeft een knop voor draadloze communicatie, een of meer draadloze apparaten en een
of twee lampjes voor draadloze communicatie, afhankelijk van het model. Standaard zijn alle
apparaten voor draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze
communicatie (wit) wanneer u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor
draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje
voor draadloze communicatie wit is, zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie
ingeschakeld. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie uit is, zijn alle apparaten voor
draadloze communicatie uitgeschakeld.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
14 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn ingeschakeld, kunt u de knop voor
draadloze communicatie gebruiken om alle apparatuur voor draadloze communicatie tegelijk in of uit
te schakelen.
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met
een netwerk en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
U gebruikt de bedieningselementen van het besturingssysteem als volgt:
1. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.
2. Selecteer Netwerk en internet en vervolgens Netwerkcentrum.
Open HP Support Assistant voor meer informatie. Om HP Support Assistant te openen vanuit het
startscherm, selecteert u de app HP Support Assistant.
WLAN gebruiken
Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos LAN (WLAN). Een WLAN bestaat
uit andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden met behulp van een draadloze
router of een draadloos toegangspunt.
OPMERKING: De begrippen
draadloze router
en
draadloos toegangspunt
worden vaak door elkaar
gebruikt.
ā—
Een grootschalig WLAN, zoals een bedrijfs-WLAN of openbaar WLAN, maakt gewoonlijk gebruik
van draadloze toegangspunten die ondersteuning bieden voor een groot aantal computers en
accessoires, en waarmee belangrijke netwerkfuncties van elkaar kunnen worden gescheiden.
ā—
Een privƩ-WLAN of een WLAN op een klein kantoor maakt gewoonlijk gebruik van een
draadloze router, waarmee een aantal draadloze en bekabelde computers een
internetverbinding, printer en bestanden kunnen delen zonder dat daarvoor extra hardware of
software nodig is.
Om het WLAN-apparaat in de computer te gebruiken, maakt u verbinding met een WLAN-
infrastructuur (van een serviceprovider, een openbaar netwerk of een bedrijfsnetwerk).
Gebruikmaken van een internetprovider
Om thuis internet te gebruiken, opent u een account bij een internetprovider. Neem contact op met
een lokale internetprovider voor het aanschaffen van een internetservice en een modem. De
internetprovider helpt u bij het instellen van het modem, het installeren van een netwerkkabel
waarmee u de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie aansluit op het modem, en
het testen van de internetservice.
OPMERKING: Van uw internetprovider ontvangt u een gebruikers-id en wachtwoord voor toegang
tot internet. Noteer deze gegevens en bewaar ze op een veilige plek.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 15
WLAN configureren
Om een WLAN-verbinding in te stellen en verbinding te maken met internet, heeft u de volgende
apparatuur nodig:
ā—
een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een abonnement voor internet met hoge
snelheid via een internetprovider;
ā—
een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2);
ā—
een computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3).
OPMERKING: Sommige modems hebben een ingebouwde draadloze router. Vraag bij uw
internetprovider na wat voor type modem u heeft.
Op de volgende afbeelding wordt een voorbeeld weergegeven van een draadloze netwerkinstallatie
die is aangesloten op internet.
Naarmate het netwerk groeit, kunnen aanvullende draadloze en bekabelde computers op het netwerk
worden aangesloten om toegang tot internet te verkrijgen.
Als u hulp nodig heeft bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
Draadloze router configureren
Als u hulp nodig heeft bij het configureren van een draadloze router, raadpleegt u de informatie die
de routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
OPMERKING: U wordt geadviseerd de nieuwe computer met voorzieningen voor draadloze
communicatie eerst aan te sluiten op de router, met behulp van de netwerkkabel die is geleverd bij de
router. Als de computer eenmaal verbinding heeft gemaakt met internet, kunt u de kabel loskoppelen
en vervolgens via uw draadloze netwerk toegang krijgen tot internet.
Draadloos netwerk beveiligen
Wanneer u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos
netwerk, is het altijd belangrijk de beveiligingsvoorzieningen in te schakelen om het netwerk te
beveiligen tegen onbevoegde toegang. Draadloze netwerken in openbare zones (hotspots), zoals
cafƩs en luchthavens, zijn mogelijk helemaal niet beveiligd. Als u zich zorgen maakt om de
beveiliging van uw computer op een hotspot, kunt u uw netwerkactiviteiten het beste beperken tot
niet-vertrouwelijke e-mailactiviteiten en oppervlakkig surfen op internet.
Draadloze radiosignalen hebben bereik tot buiten het netwerk, zodat andere WLAN-apparaten
onbeveiligde signalen kunnen ontvangen. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen om uw WLAN te
beveiligen:
ā—
Gebruik een firewall.
Een firewall is een barriĆØre die zowel gegevens als verzoeken om gegevens die naar uw
netwerk zijn verzonden controleert en eventuele verdachte onderdelen verwijdert. Er zijn zowel
16 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
software- als hardwarematige firewalls beschikbaar. Sommige netwerken gebruiken een
combinatie van beide typen.
ā—
Gebruik versleuteling voor draadloze communicatie.
Codering voor draadloze communicatie maakt gebruik van beveiligingsinstellingen om gegevens
die via het netwerk worden verzonden, te versleutelen en ontsleutelen. Open HP Support
Assistant voor meer informatie. Om HP Support Assistant te openen vanuit het startscherm,
selecteert u de app HP Support Assistant.
Verbinding maken met draadloos netwerk (WLAN)
U sluit als volgt de notebookcomputer aan op het draadloos netwerk:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat is ingeschakeld, brandt het
lampje voor draadloze communicatie. Als het lampje voor draadloze communicatie uit is, drukt u
op de knop voor draadloze communicatie.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld zijn.
2. Wijs de rechterbovenhoek of -benedenhoek van het startscherm aan om de charms weer te
geven.
3. Selecteer Instellingen en klik op het netwerkstatuspictogram.
4. Selecteer uw WLAN in de lijst.
5. Klik op Verbinding maken.
Als het draadloze netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een
netwerkbeveiligingscode in te voeren. Typ de code en klik vervolgens op Aanmelden.
OPMERKING: Als er geen WLAN's worden weergegeven, bevindt u zich mogelijk buiten het
bereik van een draadloze router of toegangspunt.
OPMERKING: Als u het WLAN waarmee u verbinding wilt maken niet ziet, klikt u op het
Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op het netwerkstatuspictogram en selecteert u
Netwerkcentrum openen. Klik op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Er
wordt een lijst met opties weergegeven om handmatig te zoeken naar een netwerk en hier
verbinding mee te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding te maken.
6. Volg de instructies op het scherm om de verbinding te voltooien.
Nadat de verbinding is gemaakt, beweegt u de muisaanwijzer over het netwerkstatuspictogram in het
systeemvak uiterst rechts op de taakbalk om de naam en status van de verbinding te controleren.
OPMERKING: Het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naargelang
de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of
vaste obstakels zoals wanden en vloeren.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 17
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken
Een Bluetooth-apparaat biedt draadloze communicatie binnen een klein bereik, ter vervanging van
fysieke kabelverbindingen waarmee elektronische apparaten, zoals de volgende, vroeger werden
aangesloten:
ā—
Computers (desktopcomputer, notebookcomputer, PDA)
ā—
Telefoons (mobiele telefoon, draadloze telefoon, smartphone)
ā—
Weergaveapparaten (printer, camera)
ā—
Audioapparaten (headset, luidsprekers)
ā—
Muis
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk, waardoor u een PAN (Personal
Area Network - persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Raadpleeg de
helpfunctie van de Bluetooth-software voor informatie over de configuratie en het gebruik van
Bluetooth-apparaten.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk
Er zijn twee soorten bekabelde verbindingen: lokaal netwerk (LAN) en modemverbinding. Een LAN-
verbinding maakt gebruik van een netwerkkabel en is veel sneller dan een modem, dat gebruikmaakt
van een telefoonkabel. Beide kabels zijn afzonderlijk verkrijgbaar.
WAARSCHUWING! Om de kans op elektrische schokken, brand of beschadiging van de apparatuur
te beperken, steekt u geen modemkabel of telefoonkabel in de RJ-45-netwerkconnector.
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer direct op een router in uw huis (in plaats van
draadloos werken), of als u de computer op een bestaand netwerk in uw kantoor wilt aansluiten.
Om verbinding te maken met een lokaal netwerk (LAN), heeft u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel
nodig.
U sluit als volgt de netwerkkabel aan:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer.
18 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of
op een router.
OPMERKING: Als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat
de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met
het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk 19
4 Navigeren met het toetsenbord,
aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Op de computer kunt u niet alleen gebruikmaken van het toetsenbord en de muis, maar ook op het
scherm navigeren met aanraakbewegingen (alleen bepaalde modellen). Aanraakbewegingen kunnen
op het touchpad van uw computer of op een touchscreen gebruikt worden (alleen bepaalde
modellen).
Bepaalde computermodellen hebben speciale actietoetsen of sneltoetsfuncties op het toetsenbord
waarmee u veelvoorkomende taken kunt uitvoeren.
Cursorbesturing gebruiken
OPMERKING: naast de bij de computer horende cursorbesturingen kunt u een (afzonderlijk aan te
schaffen) externe USB-muis gebruiken door deze aan te sluiten op een van de USB-poorten van de
computer.
Voorkeuren voor cursorbesturing instellen
Via de eigenschappen voor de muis in Windows kunt u de instellingen voor aanwijsapparaten
aanpassen aan uw wensen. U kunt bijvoorbeeld de knopconfiguratie, kliksnelheid en opties voor de
aanwijzer instellen. U kunt ook demonstraties van touchpadbewegingen bekijken.
U opent als volgt de eigenschappen van de muis in Windows:
ā—
Typ muis op het startscherm, klik op Instellingen en selecteer vervolgens Muis.
Touchpadbewegingen gebruiken
Met het touchpad kunt u op het computerscherm navigeren en de aanwijzer besturen met
eenvoudige vingerbewegingen.
TIP: Gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de corresponderende knoppen van
een externe muis zou gebruiken.
OPMERKING: Touchpadbewegingen worden niet in alle apps ondersteund.
20 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Touchpad uit- of inschakelen
Om het touchpad uit of in te schakelen, tikt u twee keer snel achtereen op de aan-uitknop van het
touchpad.
Tikken
Om een selectie te maken op het scherm, gebruikt u de tikfunctie op het touchpad.
ā—
Tik met Ć©Ć©n vinger in het touchpadgebied om een keuze te maken. Dubbeltik op een onderdeel
om het te openen.
Schuiven
Schuiven kan worden gebruikt om op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag of opzij te
bewegen.
ā—
Plaats twee vingers iets uit elkaar op het touchpadgebied en sleep ze omhoog, omlaag, naar
links of naar rechts.
Cursorbesturing gebruiken 21
Knijpen met twee vingers om te zoomen
Door te knijpen met twee vingers kunt u afbeeldingen of tekst in- en uitzoomen.
ā—
Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden op het touchpadgebied en ze daarna van elkaar
af te bewegen.
ā—
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te houden op het touchpadgebied en ze daarna naar
elkaar toe te bewegen.
22 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Tikken met twee vingers
Door met twee vingers te tikken kunt u menuselecties maken voor een object op het scherm.
OPMERKING: Het tikken met twee vingers heeft dezelfde functies als het rechtsklikken met de
muis.
ā—
Plaats twee vingers op het touchpad-gebied en druk op het menu opties voor het geselecteerde
object.
Toetsenbord gebruiken
Met het toetsenbord en de muis kunt u typen en dezelfde functies uitvoeren als bij het gebruik van
aanraakbewegingen. Met de actietoetsen en sneltoetsen op het toetsenbord kunt u specifieke
functies uitvoeren.
TIP: Met de Windows-toets op het toetsenbord kunt u snel terugkeren naar het startmenu
vanuit een geopende app of het bureaublad van Windows. Als u nogmaals op de Windows-toets
drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
OPMERKING: Afhankelijk van het land of de regio waarin u woont, is het mogelijk dat uw
toetsenbord andere toetsen en toetsenbordfuncties heeft dan de toetsen en functies die in dit
gedeelte worden beschreven.
Sneltoetsen in Windows gebruiken
Windows beschikt over sneltoetsen waarmee u snel acties kunt uitvoeren. Druk op de Windows-toets
alleen of in combinatie met een bepaalde toets om een toegewezen actie uit te voeren.
Toetsenbord gebruiken 23
Sneltoetsen herkennen
Een sneltoets is een combinatie van de fn-toets (2) en de esc-toets (1).
Met fn+esc kunt u systeeminformatie weergeven.
Actietoetsen gebruiken
Met een actietoets voert u de aan de toets toegewezen functie uit. Het pictogram op elk van de
toetsen f1 tot en met f4 en f6 tot en met f12 geeft de toegewezen functie voor die toets aan.
Om de functie van een actietoets uit te voeren, houdt u de toets ingedrukt.
VOORZICHTIG: Wees zeer voorzichtig wanneer u wijzigingen aanbrengt in Setup Utility (BIOS).
Fouten kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
De actietoetsvoorziening is standaard ingeschakeld. U kunt deze voorziening uitschakelen in Setup
Utility (BIOS). Zie
Setup Utility (BIOS) en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken
op pagina 69 voor instructies voor het openen van Setup Utility (BIOS), en volg daarna de
instructies onder aan het scherm.
Nadat u de actietoetsfunctie hebt uitgeschakeld, kunt u de functies nog wel uitvoeren door op de fn-
toets te drukken in combinatie met de bijbehorende actietoets.
Pictogra
m
Toets Beschrijving
f1 Hiermee opent u Help en ondersteuning.
Hiermee opent u Help en ondersteuning, dat zelfstudieprogramma's, informatie over het
besturingssysteem Windows en de computer, antwoorden op vragen en updates voor de computer
bevat.
f2 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds verder verlaagd.
f3 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds verder verhoogd.
f4 Hiermee schakelt u tussen de schermweergaven van beeldschermen die op het systeem zijn
aangesloten. Als er bijvoorbeeld een monitor op de computer is aangesloten, schakelt u met f4
24 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Pictogra
m
Toets Beschrijving
tussen weergave op het computerbeeldscherm, weergave op de monitor en gelijktijdige weergave
op de computer en de monitor.
De meeste externe monitors maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard om
videogegevens op de computer te ontvangen. De sneltoets f4 kan ook schakelen tussen andere
apparaten die beeldgegevens op de computer ontvangen.
f6 Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
f7 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verlaagd.
f8 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verhoogd.
f9 Hiermee speelt u het vorige muziekstuk van een audio-cd of het vorige gedeelte van een dvd of bd
af.
f10 Hiermee kunt u een audio-cd, dvd of bd afspelen of het afspelen onderbreken of hervatten.
f11 Hiermee speelt u het volgende muziekstuk van een audio-cd of het volgende gedeelte van een dvd
of bd af.
f12 Hiermee schakelt u de voorziening voor draadloze communicatie in of uit.
OPMERKING: Met deze toets kunt u geen draadloze verbinding tot stand brengen. Om een
draadloze verbinding tot stand te brengen, zorgt u ervoor dat een draadloos netwerk is ingesteld.
Toetsenblokken gebruiken
De computer heeft een geĆÆntegreerd numeriek toetsenblok en ondersteunt bovendien een optioneel
extern numeriek toetsenblok of een optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok.
GeĆÆntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken
De computer heeft een geĆÆntegreerd numeriek toetsenblok en ondersteunt tevens een optioneel
extern numeriek toetsenblok of een optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok. Zie
Toetsen op pagina 11 voor meer informatie over het geĆÆntegreerde numerieke toetsenblok.
Onderdeel Beschrijving
(1) num lock-toets Hiermee schakelt u tussen de navigatiefuncties en numerieke
functies op het geĆÆntegreerde numerieke toetsenblok.
OPMERKING: De toetsenblokfunctie die actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt opnieuw
actief wanneer de computer weer wordt ingeschakeld.
(2) GeĆÆntegreerd numeriek toetsenblok Wanneer num lock is ingeschakeld, kan dit worden gebruikt als
een extern numeriek toetsenblok.
Toetsenbord gebruiken 25
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken
Bij de meeste externe numerieke toetsenblokken is de werking van de toetsen afhankelijk van het wel
of niet zijn ingeschakeld van Num Lock. (num lock is standaard uitgeschakeld.) Bijvoorbeeld:
ā—
Wanneer num lock is ingeschakeld, kunt u met de meeste toetsenbloktoetsen cijfers typen.
ā—
Wanneer num lock is uitgeschakeld, werken de meeste toetsenbloktoetsen als pijltoetsen, page
up-toets of page down-toets.
Wanneer num lock op een extern toetsenblok wordt ingeschakeld, gaat het num lock-lampje op de
computer branden. Wanneer num lock op een extern toetsenblok wordt uitgeschakeld, gaat het num
lock-lampje op de computer uit.
U schakelt als volgt num lock in of uit tijdens het werken op een extern toetsenblok:
ā–²
Druk op de toets num lk op het externe toetsenblok, niet op het toetsenbord van de computer.
26 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
5 Multimedia
De computer beschikt mogelijk over het volgende:
ā—
GeĆÆntegreerde luidspreker(s)
ā—
GeĆÆntegreerde microfoon(s)
ā—
GeĆÆntegreerde webcam
ā—
Vooraf geĆÆnstalleerde multimediasoftware
ā—
Multimediaknoppen of -toetsen
Besturingselementen voor het afspelen van media gebruiken
Afhankelijk van uw computermodel beschikt u mogelijk over de volgende bedieningselementen voor
het afspelen van media waarmee u een mediabestand kunt afspelen, pauzeren, vooruit spoelen of
terugspoelen:
ā—
Mediaknoppen
ā—
Mediasneltoetsen (specifieke toetsen die in combinatie met de fn-toets worden ingedrukt)
ā—
Mediatoetsen
Audio
Op uw HP computer kunt u muziek-cdā€™s afspelen, muziek downloaden en beluisteren, audio-inhoud
van internet (inclusief radio) streamen, audio opnemen, of audio en video mixen om multimedia te
maken. Om uw luisterervaring te verbeteren sluit u externe audioapparaten, zoals luidsprekers of
hoofdtelefoons, aan.
Luidsprekers aansluiten
U kunt bekabelde luidsprekers op de computer aansluiten door deze op een USB-poort (of de audio-
uitgang) op de computer of een dockingstation aan te sluiten.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om draadloze luidsprekers aan te sluiten op de
computer. Zie
Audio configureren voor HDMI op pagina 31 voor informatie over het aansluiten van
high-definition luidsprekers op de computer. Pas eerst het geluidsvolume aan voordat u
audioapparaten aansluit.
Geluidsvolume aanpassen
Afhankelijk van uw computermodel kunt u het volume aanpassen met:
ā—
volumeknoppen;
ā—
Sneltoetsen voor het volume (specifieke toetsen die worden ingedrukt in combinatie met de fn-
toets);
ā—
volumetoetsen.
Besturingselementen voor het afspelen van media gebruiken 27
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset
opzet. Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid
en milieu
voor meer informatie over veiligheid. Om deze handleiding te openen, typt u in het
startscherm ondersteuning en vervolgens de app HP Support Assistant.
OPMERKING: U kunt het geluidsvolume ook aanpassen via het besturingssysteem en via bepaalde
programma's.
OPMERKING: Zie Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor informatie over het type
bediening dat de computer voor het volume heeft.
Hoofdtelefoons/microfoons aansluiten
U kunt bekabelde hoofdtelefoons of headsets op de audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-ingang
(microfooningang) op de computer aansluiten. Er zijn veel headsets met geĆÆntegreerde microfoons in
de handel verkrijgbaar.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om
draadloze
hoofdtelefoons of headsets aan te sluiten
op de computer.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet.
Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor meer informatie over veiligheid. Om deze handleiding te openen, typt u in het startscherm
ondersteuning en vervolgens de app HP Support Assistant.
Audiofuncties op de computer controleren
OPMERKING: Voor optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon
en neemt u geluid op in een omgeving die vrij is van achtergrondruis.
U controleert de audiofuncties van de computer als volgt:
1. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.
2. Selecteer Hardware en geluiden en selecteer Geluid.
3. Wanneer het venster Geluid wordt weergegeven, selecteert u het tabblad Geluiden. Selecteer
onder Programmagebeurtenissen de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een
alarmsignaal en klik daarna op Testen.
Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of de aangesloten hoofdtelefoon.
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Typ geluiden op het startscherm en selecteer Geluidsrecorder.
2. Klik op Opname starten en spreek in de microfoon.
3. Sla het bestand op het bureaublad op.
4. Open een multimediaprogramma en speel het opgenomen geluid af.
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.
2. Selecteer Hardware en geluiden en selecteer Geluid.
28 Hoofdstuk 5 Multimedia
Webcam (alleen bepaalde modellen)
Sommige computers bevatten een geĆÆntegreerde webcam. In combinatie met de vooraf
geĆÆnstalleerde software kunt u de webcam gebruiken om een foto te maken of een video op te
nemen. U kunt de gemaakte foto of video-opname weergeven en op de vaste schijf van de computer
opslaan.
Met de webcamsoftware kunt u experimenteren met de volgende voorzieningen:
ā—
videobeelden vastleggen en delen;
ā—
video streamen met software voor expresberichten;
ā—
foto's maken.
Video
Uw HP computer is een krachtig videoapparaat waarmee u streaming video van uw favoriete
websites kunt bekijken en video en films kunt downloaden om deze op uw computer te bekijken
zonder dat u een netwerkverbinding nodig hebt.
Om uw kijkgenot te verbeteren, gebruikt u een van de videopoorten op de computer om een externe
monitor, projector of tv aan te sluiten. De computer beschikt mogelijk over een HDMI-poort (High-
Definition Multimedia Interface), waarop u een high-definition monitor of hd-tv kunt aansluiten.
De computer beschikt over de volgende externe videopoorten:
ā—
VGA
ā—
HDMI (High Definition Multimedia Interface)
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste
poort van de computer. Raadpleeg bij vragen de instructies van de fabrikant van het apparaat.
OPMERKING: Zie Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor informatie over de
videopoorten van de computer.
Webcam (alleen bepaalde modellen) 29
VGA
De externe-monitorpoort of VGA-poort is een analoge weergave-interface waarmee u een extern
VGA-weergaveapparaat aansluit op de computer, zoals een externe VGA-monitor of VGA-projector.
1. Sluit de VGA-kabel van de monitor of projector zoals aangeduid aan op de VGA-poort op de
computer.
2. Druk op f4 om te schakelen tussen 4 weergavetoestanden:
ā—
Alleen computerscherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm
van de computer.
ā—
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op
zowel
de computer als het
externe apparaat.
ā—
Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergegeven op
zowel
de computer als
het externe apparaat.
ā—
Alleen tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe
apparaat.
Telkens wanneer u op f4 drukt, wordt de beeldschermstatus gewijzigd.
OPMERKING: Als u de optie 'Uitspreiden' kiest, zorgt u ervoor dat u de schermresolutie van
het externe apparaat als volgt wordt aangepast. Typ configuratiescherm op het startscherm
en selecteer Configuratiescherm. Selecteer Vormgeving aan persoonlijke voorkeur aanpassen.
Selecteer onder Weergave de optie Schermresolutie aanpassen.
HDMI
Via de HDMI-poort sluit u de computer aan op een optioneel video- of audioapparaat, zoals een high-
definition televisietoestel of op andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur.
OPMERKING: Om video- en/of audiosignalen te verzenden via de HDMI-poort, heeft u een
(afzonderlijk aan te schaffen) HDMI-kabel nodig.
Op de HDMI-poort van de computer kan Ć©Ć©n HDMI-apparaat worden aangesloten. De op het
computerscherm weergegeven informatie kan gelijktijdig worden weergegeven op het HDMI-
apparaat.
U sluit een video- of audioapparaat als volgt aan op de HDMI-poort:
30 Hoofdstuk 5 Multimedia
1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het videoapparaat.
3. Druk op f4 om te schakelen tussen 4 weergavetoestanden:
ā—
Alleen computerscherm: Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm
van de computer.
ā—
Dupliceren: Hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op
zowel
de computer als het
externe apparaat.
ā—
Uitspreiden: Hiermee wordt het beeld uitgespreid weergegeven op
zowel
de computer als
het externe apparaat.
ā—
Alleen tweede scherm: Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe
apparaat.
Telkens wanneer u op f4 drukt, wordt de beeldschermstatus gewijzigd.
OPMERKING: Als u de optie 'Uitspreiden' kiest, zorgt u ervoor dat u de schermresolutie van
het externe apparaat als volgt wordt aangepast. Typ configuratiescherm op het startscherm
en selecteer Configuratiescherm in de lijst met toepassingen. Selecteer Vormgeving en
persoonlijke instellingen. Selecteer onder Weergave de optie Schermresolutie aanpassen.
Audio configureren voor HDMI
Om HDMI-audio te configureren, sluit u eerst een audio- of videoapparaat, zoals een high-
definitiontelevisietoestel, aan op de HDMI-poort van de computer. Daarna configureert u als volgt het
standaardweergaveapparaat voor audio:
1. Klik op het Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Klik vervolgens op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Digitale uitvoer of Apparaat voor digitale uitvoer (HDMI).
3. Klik op Als standaard instellen en daarna op OK.
U geeft als volgt de audio weer via de luidsprekers van de computer weer:
Video 31
1. Klik op het Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Klik vervolgens op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Luidsprekers.
3. Klik op Als standaard instellen en daarna op OK.
32 Hoofdstuk 5 Multimedia
6 Energiebeheer
OPMERKING: Een computer kan een aan-uitknop of een aan-uitschakelaar hebben. De term
aan-
uitknop
wordt in deze gehele handleiding gebruikt om te verwijzen naar de aan-uitknop en aan/uit-
schakelaar.
Computer uitschakelen
VOORZICHTIG: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt
opgeslagen.
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het
besturingssysteem, en worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Schakel de computer uit in de volgende gevallen:
ā—
Als u de accu wilt vervangen of toegang wilt tot onderdelen in de computer.
ā—
Als u externe hardware aansluit die niet op een USB-poort (Universal Serial Bus) kan worden
aangesloten.
ā—
Als u de computer langere tijd niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron.
Hoewel u de computer kunt uitschakelen met de aan-uitknop, is het aan te raden om de opdracht
Afsluiten van Windows te gebruiken:
OPMERKING: Als de computer in de slaapstand of in de sluimerstand staat, moet u eerst de
slaapstand of de sluimerstand beƫindigen voordat u de computer kunt uitschakelen.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Wijs de rechterbovenhoek of -onderhoek van het startscherm aan.
3. Klik op Instellingen, klik op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten.
ā€“ of ā€“
Klik met de rechtermuisknop op de startknop in de linkeronderhoek van het scherm en selecteer
Afsluiten en daarna Afsluiten.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hierboven genoemde afsluitprocedures te
gebruiken, probeert u de volgende noodprocedures in de volgorde waarin ze hier staan vermeld:
ā—
Druk op ctrl+alt+delete. Klik op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten.
ā—
Druk op de aan-uitknop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
ā—
Koppel de computer los van de externe voedingsbron.
ā—
Verwijder de accu (bij modellen met een door de gebruiker vervangbare accu).
Computer uitschakelen 33
Opties voor energiebeheer instellen
Standen voor energiebesparing gebruiken
De slaapstand staat standaard ingeschakeld.
Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knipperen de aan-uitlampjes en wordt het scherm
leeggemaakt. Uw werk wordt in het geheugen opgeslagen.
VOORZICHTIG: Activeer de slaapstand niet terwijl er wordt gelezen van of geschreven naar een
schijf of een externe geheugenkaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van de audio- of
videokwaliteit, verlies van audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
OPMERKING: Verbinding maken met een netwerk of het uitvoeren van computerfuncties is niet
mogelijk wanneer de computer in de slaapstand staat.
Slaapstand activeren en beƫindigen
Als de computer is ingeschakeld, kunt u als volgt de slaapstand activeren:
ā—
Druk kort op de aan-uitknop.
ā—
Wijs de rechterbovenhoek of -onderhoek van het startscherm aan. Als de lijst met emoticons
wordt geopend, klikt u op Instellingen, het pictogram Energie en vervolgens op Slaapstand.
Om de slaapstand te beƫindigen, drukt u kort op de aan-uitknop.
Wanneer de slaapstand wordt beƫindigd, gaan de aan-uitlampjes branden en wordt het scherm
weergegeven zoals dit was toen u stopte met werken.
OPMERKING: Als u een wachtwoord op de computer heeft ingesteld voor het beƫindigen van de
sluimerstand, voert u uw Windows-wachtwoord in voordat de computer uw werk opnieuw weergeeft.
De door de gebruiker geĆÆnitialiseerde sluimerstand inschakelen en afsluiten
U kunt gebruikers als volgt de sluimerstand handmatig laten activeren en energiebeheerinstellingen
en time-outs laten wijzigen via het onderdeel Energiebeheer:
1. Typ energiebeheer op het startscherm en selecteer vervolgens Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Het gedrag van de aan-uitknop bepalen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Selecteer bij Actie als ik op de aan-uitknop druk de optie Sluimerstand.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Om u de sluimerstand te beƫindigen, drukt u kort op de aan-uitknop. De aan-uitlampjes gaan branden
en uw werk wordt weergegeven op het scherm op het punt waar u was gestopt met werken.
OPMERKING: Als u heeft ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beƫindigen,
voert u uw Windows-wachtwoord in voordat uw werk weer op het scherm wordt weergegeven.
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken
De energiemeter bevindt zich op het Windows-bureaublad. Met behulp van de energiemeter krijgt u
snel toegang tot de instellingen van Energiebeheer en kunt u de resterende acculading bekijken.
34 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
ā—
Wijs op het Windows-bureaublad op het pictogram van de energiemeter om de acculading en
het huidige energiebeheerschema weer te geven.
ā—
Klik op het pictogram van de energiemeter en selecteer een onderdeel in de lijst om toegang te
krijgen tot Energiebeheer of om het energiebeheerschema te wijzigen. U kunt ook
energiebeheer in het startscherm typen en vervolgens Energiebeheer selecteren.
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe
netvoeding werkt. Als de accu een laag of kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, geeft het pictogram
ook een bericht weer.
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beƫindigen slaapstand
U stelt als volgt in dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beƫindigen van de slaapstand
of de sluimerstand:
1. Typ energiebeheer op het startscherm en selecteer vervolgens Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Een wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
OPMERKING: Als u een wachtwoord voor een gebruikersaccount wilt instellen of het huidige
wachtwoord voor uw gebruikersaccount wilt wijzigen, klikt u op Het wachtwoord voor uw
gebruikersaccount instellen of wijzigen en volgt u de instructies op het scherm. Als u geen
gebruikerswachtwoord hoeft te maken of te wijzigen, gaat u naar stap 5.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Accuvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Gebruik uitsluitend de volgende producten om veiligheidsrisico's te beperken:
de bij de computer geleverde accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele
accu die als accessoire is aangeschaft bij HP.
De computer wordt door een accu gevoed als die niet is aangesloten op externe netvoeding. De
accuwerktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, programma's die worden uitgevoerd, de helderheid van het beeldscherm, externe
apparatuur die op de computer is aangesloten en andere factoren. Als u de accu in de computer laat
zitten wanneer de computer is aangesloten op een netvoedingsbron, wordt de accu opgeladen.
Bovendien wordt zo uw werk beschermd in geval van een stroomstoring. Als er een opgeladen accu
in de computer is geplaatst en de computer op externe netvoeding werkt, schakelt de computer
automatisch over op accuvoeding wanneer de netvoedingsadapter wordt losgekoppeld van de
computer of als er een stroomstoring plaatsvindt.
OPMERKING: Wanneer u de computer loskoppelt van de netvoeding, wordt de helderheid van het
beeldscherm automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen. Op bepaalde computermodellen
kan worden geschakeld tussen videomodi voor een langere accuwerktijd.
Aanvullende informatie over de accu opzoeken
HP Help en ondersteuning biedt hulpprogrammaā€™s en informatie over de accu. Om accu-informatie te
openen, selecteert u de HP Support Assistant app op het startscherm en vervolgens Accuprestaties.
Opties voor energiebeheer instellen 35
ā—
Hulpprogramma Accucontrole voor het testen van de accuprestaties;
ā—
Informatie over kalibreren, energiebeheer en de juiste manier om een accu te hanteren en op te
slaan om de levensduur van de accu te maximaliseren;
ā—
Informatie over soorten accu's, specificaties, levensduur en capaciteit
U krijgt als volgt toegang tot de informatie over accu's:
ā–²
Om accu-informatie te openen, selecteert u de HP Support Assistant app op het startscherm, en
vervolgens Accuprestaties.
Accucontrole gebruiken
HP Help en ondersteuning biedt informatie over de status van de accu die in de computer is
geplaatst.
U voert Accucontrole als volgt uit:
1. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer.
OPMERKING: Accucontrole werkt alleen goed als de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron.
2. Om accu-informatie te openen, selecteert u de HP Support Assistant app op het startscherm en
vervolgens Accuprestaties.
Accucontrole test de accu en de accucellen om te controleren of deze naar behoren functioneren en
rapporteert vervolgens de resultaten van de test.
Acculading weergeven
ā–²
Beweeg de aanwijzer over het energiemeterpictogram op het Windows-bureaublad in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
Accuwerktijd maximaliseren
De accuwerktijd varieert, afhankelijk van voorzieningen die u gebruikt terwijl de computer op
accuvoeding werkt. De maximale accuwerktijd neemt geleidelijk af, omdat de capaciteit van de accu
afneemt ten gevolge van bepaalde natuurlijke processen.
Tips voor het maximaliseren van de accuwerktijd:
ā—
Verlaag de helderheid van het scherm.
ā—
Verwijder de accu uit de computer wanneer de accu niet in gebruik is of wordt opgeladen (als de
computer een door de gebruiker vervangbare accu heeft).
ā—
Bewaar de door de gebruiker vervangbare accu op een koele, droge plaats.
ā—
Selecteer de instelling Energiespaarstand in Energiebeheer.
Omgaan met een lage acculading
In dit gedeelte worden de waarschuwingen en systeemreacties beschreven die standaard zijn
ingesteld. Sommige waarschuwingen voor een lage acculading en de manier waarop het systeem
daarop reageert, kunt u wijzigen in het onderdeel Energiebeheer. Voorkeuren die u in Energiebeheer
instelt, zijn niet van invloed op de werking van de lampjes.
Typ energie in het startscherm en selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
36 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Lage acculading herkennen
Als een accu de enige voedingsbron van de computer is, een laag of kritiek laag niveau bereikt,
gebeurt het volgende:
ā—
Het acculampje (alleen bepaalde modellen) geeft een laag of kritiek laag niveau van de
acculading aan.
ā€“ of ā€“
ā—
Het energiemeterpictogram in het systeemvak geeft een lage of kritiek lage acculading aan.
OPMERKING: Zie Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken op pagina 34
voor meer informatie over de energiemeter.
Als de computer aan staat of in de slaapstand staat, blijft de computer nog even in de slaapstand
staan. Vervolgens wordt de computer uitgeschakeld, waarbij niet-opgeslagen werk verloren gaat.
Problemen met een lage acculading verhelpen
Lage acculading verhelpen wanneer er een externe voedingsbron beschikbaar is
ā–²
Sluit een van de volgende apparaten aan:
ā—
netvoedingsadapter
ā—
optioneel docking- of uitbreidingsapparaat;
ā—
optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft.
Een lage acculading verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is
Om een lage acculading te verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is, slaat u uw werk
op en schakelt u de computer uit.
Accu plaatsen of verwijderen
Accu plaatsen
Accu plaatsen
U plaatst de accu als volgt:
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond, met de accuruimte naar u toe.
Opties voor energiebeheer instellen 37
2. Plaats de accu (1) in de accuruimte totdat de accu op zijn plaats zit.
De accu-ontgrendeling (2) vergrendelt de accu automatisch. Schuif de accuvergrendeling (3)
naar buiten om de accu goed te vergrendelen.
Accu verwijderen
U verwijdert de accu als volgt:
VOORZICHTIG: bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron voor de
computer vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op en schakel de computer uit via
Windows voordat u de accu verwijdert. Zo voorkomt u dat er gegevens verloren gaan.
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond, met de accuruimte naar u toe.
2. Schuif de ontgrendeling van de accu (1) en accuvergrendeling (2) naar binnen om de accu te
ontgrendelen.
3. Verwijder de accu uit de computer (3).
Accuvoeding besparen
ā—
Typ energie in het startscherm en selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
ā—
Open het onderdeel Energiebeheer en selecteer instellingen voor een lager energieverbruik.
ā—
Schakel draadloze verbindingen en LAN-verbindingen uit en sluit modemapplicaties af wanneer
u deze niet gebruikt.
ā—
Ontkoppel externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron wanneer u
deze apparatuur niet gebruikt.
38 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
ā—
Zet alle optionele externe geheugenkaarten die u niet gebruikt stop, schakel ze uit of verwijder
ze.
ā—
Verlaag de helderheid van het beeldscherm.
ā—
Activeer de slaapstand of sluit de computer af zodra u stopt met werken.
Door de gebruiker vervangbare accu bewaren
VOORZICHTIG: Stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen om
beschadiging van de accu te voorkomen.
Als u een computer langer dan twee weken niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron,
verwijdert u de door de gebruiker vervangbare accu en bergt u de accu afzonderlijk op.
Bewaar de accu op een koele en droge plaats, zodat de accu langer opgeladen blijft.
OPMERKING: Een opgeborgen accu moet elke 6 maanden worden gecontroleerd. Wanneer de
capaciteit minder is dan 50 procent, laadt u de accu op voordat u de accu weer opbergt.
Kalibreer een accu die een maand of langer opgeborgen is geweest voordat u deze in gebruik neemt.
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren
WAARSCHUWING! Verminder het risico van brand of brandwonden: probeer de accu niet uit elkaar
te halen, te pletten of te doorboren; veroorzaak geen kortsluiting tussen de externe contactpunten;
laat de accu niet in aanraking komen met water of vuur.
Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor het correct afvoeren van afgedankte
accu's. Om deze handleiding te openen, typt u in het startscherm ondersteuning en vervolgens de
app HP Support Assistant. Om accu-informatie te openen, selecteert u de HP
Ondersteuningsassistent app op het startscherm en vervolgens Accuprestaties.
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen
Accucontrole waarschuwt dat de accu moet worden vervangen wanneer een interne cel niet correct
wordt opgeladen of wanneer de opslagcapaciteit van de accu de status Zwak heeft bereikt. Als de
accu onder de garantievoorwaarden van HP valt, krijgt u ook informatie over een garantie-id. Een
bericht verwijst u naar de website van HP voor meer informatie over het bestellen van een
vervangende accu.
Externe netvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde
netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde
compatibele adapter.
OPMERKING: Zie de poster
Installatie-instructies
, die u in de doos vindt van de computer, voor
informatie over het aansluiten van de computer op netvoeding.
Externe netvoeding wordt geleverd via een goedgekeurde netvoedingsadapter of een optioneel
docking- of uitbreidingsapparaat.
Sluit de computer in de volgende situaties aan op een externe netvoedingsbron:
ā—
Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert.
ā—
Wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast.
Opties voor energiebeheer instellen 39
ā—
Wanneer u informatie schrijft naar een cd, dvd of bd (alleen bepaalde modellen);
ā—
Wanneer u Schijfdefragmentatie uitvoert;
ā—
Wanneer u een back-up of hersteltaak uitvoert.
Als u de computer aansluit op een externe netvoedingsbron, gebeurt het volgende:
ā—
De accu wordt opgeladen.
ā—
Als de computer is ingeschakeld, verandert het energiemeterpictogram in de taakbalk van vorm.
Wanneer u de computer loskoppelt van externe netvoeding, gebeurt het volgende:
ā—
De computer schakelt over naar accuvoeding.
ā—
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
40 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Netvoedingsadapter testen
Test de netvoedingsadapter als de computer een van de volgende symptomen vertoont nadat deze is
aangesloten op de netvoeding:
ā—
De computer wordt niet ingeschakeld.
ā—
Het display wordt niet ingeschakeld.
ā—
De aan-uitlampjes zijn uit.
U test de netvoedingsadapter als volgt:
OPMERKING: De volgende instructies gelden voor computers met een door de gebruiker
vervangbare accu.
1. Zet de computer uit.
2. Verwijder de accu uit de computer.
3. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer en steek de stekker van de adapter in het
stopcontact.
4. Zet de computer aan.
ā—
Als de aan-uitlampjes
aan
gaan, werkt de netvoedingsadapter naar behoren.
ā—
Als de aan-uitlampjes
uit
blijven, werkt de netvoedingsadapter niet en moet deze worden
vervangen.
Neem contact op met de ondersteuning voor informatie over het verkrijgen van een vervangende
netvoedingsadapter.
Opties voor energiebeheer instellen 41
7 Externe kaarten en apparaten
Geheugenkaartlezers gebruiken
Met optionele digitale kaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze
kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer
en apparatuur met digitale media, zoals camera's en PDA's.
Zie
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor meer informatie over de types
geheugenkaarten die worden ondersteund op de computer.
Digitale kaart plaatsen
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een digitale kaart, om
beschadiging van de connectoren van de digitale kaart te voorkomen.
1. Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren naar de computer gericht.
2. Plaats de kaart in het digitale-mediaslot en druk de kaart naar binnen tot deze goed op zijn
plaats zit.
U hoort een geluidssignaal als het apparaat is gedetecteerd en er wordt mogelijk een menu met
beschikbare opties weergegeven.
42 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten
Digitale kaart verwijderen
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van de digitale kaart,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Sla uw gegevens op en sluit alle applicaties die gebruikmaken van de digitale kaart.
2. Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware in het systeemvak aan de rechterkant
van de taakbalk. Volg daarna de instructies op het scherm.
3. Druk op de kaart (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2).
OPMERKING: Als de kaart niet vanzelf naar buiten komt, trekt u deze uit het slot.
USB-apparaat gebruiken
USB (Universal Serial Bus) is een hardwarematige interface die kan worden gebruikt om een
optioneel extern apparaat aan te sluiten, zoals een USB-toetsenbord, -muis, -drive, -printer, -scanner
of -hub.
Voor bepaalde USB-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het
apparaat meegeleverd. Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over
apparaatspecifieke software. Deze instructies kunnen worden verstrekt bij de software of op schijven,
of kunnen op de website van de fabrikant staan.
De computer heeft ten minste Ć©Ć©n USB-poort die ondersteuning biedt voor USB 1.0-, 1.1-, 2.0- of 3.0-
apparaten. Uw computer kan ook beschikken over een USB-poort met voeding die stroom levert aan
een extern apparaat als u het aansluit met een kabel die geschikt is voor USB met voeding. Een
optioneel dockingapparaat of USB-hub biedt extra USB-poorten die met de computer kunnen worden
gebruikt.
USB-apparaat gebruiken 43
USB-apparaat aansluiten
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het aansluiten van het apparaat om
beschadiging van een USB-connector te voorkomen.
ā–²
Sluit de USB-kabel voor het apparaat aan op de USB-poort.
OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de afgebeelde computer.
Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft het systeem dit aan met een geluidssignaal.
OPMERKING: De eerste keer dat u een USB-apparaat aansluit, verschijnt er een bericht in het
systeemvak om aan te geven dat het apparaat wordt herkend door de computer.
USB-apparaat verwijderen
VOORZICHTIG: Trek niet aan de kabel om het USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging
van een USB-connector te voorkomen.
VOORZICHTIG: Volg de volgende procedure voor het veilig verwijderen van een USB-apparaat, om
te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Als u een USB-apparaat wilt verwijderen, slaat u uw gegevens op en sluit u alle applicaties die
gebruikmaken van het apparaat.
2. Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware in het systeemvak aan de rechterkant
van de taakbalk en volg de instructies op het scherm.
3. Koppel het apparaat los.
44 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten
Optionele externe apparaten gebruiken
OPMERKING: Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor informatie over benodigde software,
stuurprogramma's en de te gebruiken poort op de computer.
U sluit als volgt een extern apparaat aan op de computer:
VOORZICHTIG: Als u een apparaat met eigen netvoedingsaansluiting aansluit, kunt u het risico van
schade aan de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat het apparaat is uitgeschakeld en de
stekker uit het stopcontact is gehaald.
1. Sluit het apparaat aan op de computer.
2. Als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, steekt u de stekker van het
apparaat in een geaard stopcontact.
3. Schakel het apparaat in.
Om een extern apparaat zonder eigen voeding te verwijderen, schakelt u het apparaat uit en koppelt
u het los van de computer. Om een extern apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting te
verwijderen, schakelt u het apparaat uit, koppelt u het los van de computer en haalt u vervolgens de
stekker uit het stopcontact.
Optionele externe schijfeenheden gebruiken
Verwisselbare externe schijfeenheden bieden u meer mogelijkheden voor het opslaan en gebruiken
van informatie. U kunt een USB-schijfeenheid toevoegen door de schijfeenheid aan te sluiten op een
USB-poort op de computer.
OPMERKING: Er moet een externe optische USB-schijf van HP worden aangesloten op de USB-
poort met eigen voeding van de computer.
Er zijn verschillende typen verwisselbare USB-stations:
ā—
1,44-MB diskettestation
ā—
Vaste-schijfmodule
ā—
Externe optische-schijfeenheid (cd, dvd en Blu-ray)
ā—
MultiBay-apparaat
Optionele externe apparaten gebruiken 45
8 Schijfeenheden
Schijfeenheden hanteren
VOORZICHTIG: Schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten
worden behandeld. Lees de volgende waarschuwingen voordat u schijfeenheden hanteert.
Waarschuwingen die betrekking hebben op specifieke procedures, worden vermeld bij de
desbetreffende procedures.
Neem deze voorzorgsmaatregelen in acht:
ā—
Activeer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is of koppel de externe vaste schijf los
voordat u een computer verplaatst die op een externe vaste schijf is aangesloten.
ā—
Ontlaad, voordat u de schijfeenheid aanraakt, de statische elektriciteit door een geaard
oppervlak aan te raken.
ā—
Raak de connectorpinnen op een verwisselbare schijfeenheid of op de computer niet aan.
ā—
Behandel een schijfeenheid voorzichtig. Laat de schijfeenheid niet vallen en zet er niets op.
ā—
Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid plaatst of verwijdert. Als u niet zeker weet
of de computer is afgesloten of in de slaap- of hibernationstand staat, schakelt u de computer in
en vervolgens via het besturingssysteem weer uit.
ā—
Gebruik niet te veel kracht wanneer u een schijfeenheid in een schijfruimte plaatst.
ā—
Gebruik het toetsenbord van de computer niet en verplaats de computer niet als een optionele
optische-schijfeenheid naar een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
ā—
Stel schijfeenheden niet bloot aan extreme temperaturen of extreme vochtigheid.
ā—
Stel schijfeenheden niet bloot aan vloeistoffen. Spuit geen reinigingsmiddelen op een
schijfeenheid.
ā—
Verwijder het medium uit een schijfeenheid alvorens de schijfeenheid uit de schijfruimte te
verwijderen, of voordat u een schijfeenheid meeneemt op reis, verzendt of opbergt.
ā—
Verzend een schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal, zoals noppenfolie.
Vermeld op de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
ā—
Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van beveiligingsapparatuur
met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven. In
beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden rƶntgenstralen gebruikt in
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
Externe vaste schijven gebruiken
VOORZICHTIG: Neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren
gaan of het systeem vastloopt:
Sla uw werk op en sluit de computer af voordat u een geheugenmodule of een vaste schijf plaatst of
vervangt.
46 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld, zet u de computer aan door op de aan-uitknop te
drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
Onderhoudsklep verwijderen of vervangen
Onderpaneel verwijderen
Verwijder het onderpaneel om toegang te krijgen tot de vaste schijf en andere componenten.
1. Verwijder de accu (zie
Accu plaatsen of verwijderen op pagina 37).
2. Wanneer de accuruimte van u af wijst, verwijdert u de schroef (1), kantelt u het onderpaneel
omhoog (2) en tilt u het (3) op.
Onderpaneel terugplaatsen
Plaats het onderpaneel terug nadat u het geheugenmoduleslot, de vaste schijf, het label met
kennisgevingen en andere onderdelen heeft bekeken.
1. Wanneer de accuruimte van u af wijst, legt u de onderhoudsklep neer en lijn de voorste rand van
de onderhoudsklep uit met de voorste rand van de computer (1).
2. Lijn de tabs (2) aan de achterste rand van het onderpaneel uit met de uitsparingen op de
computer en leg deze neer tot ze stevig op hun plaats zitten.
Externe vaste schijven gebruiken 47
3. Plaats de schroef (3) en draai deze vast.
4. Plaats de accu (zie Accu plaatsen of verwijderen op pagina 37).
Vaste schijf vervangen of upgraden
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Sluit de computer af voordat u de vaste schijf uit de vaste-schijfruimte verwijdert. Verwijder de vaste
schijf niet wanneer de computer aanstaat of in de slaapstand of de sluimerstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat, zet u de computer aan
door op de aan-uitknop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
Vaste schijf verwijderen
U verwijdert als volgt een vaste schijf:
1. Sla uw werk op en zet de computer uit.
2. Ontkoppel de netvoeding en externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
4. Verwijder de accu. (Zie
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen op pagina 39.)
48 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
5. Wanneer de accuruimte van u af wijst, verwijdert u de schroef (1), kantelt u het onderpaneel
omhoog (2) en tilt u het (3) op.
6. Til de connector (1) op om de vaste schijf los te koppelen. Trek aan het lipje om de kabel van de
vaste schijf los te maken (2) en til de vaste schijf uit de vasteschijfruimte (3).
Externe vaste schijven gebruiken 49
Vaste schijf plaatsen
OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer.
U installeert een vaste schijf als volgt:
1. Plaats de vaste schijf in de vasteschijfruimte (1) en trek aan het plastic lipje (2) om de kabel van
de vaste schijf opnieuw aan te sluiten. Druk vervolgens de connector naar beneden om de vaste
schijf (3) opnieuw aan te sluiten.
2. Plaats het onderpaneel terug (zie Onderhoudsklep verwijderen of vervangen op pagina 47).
3. Plaats de accu (zie
Accu plaatsen of verwijderen op pagina 37).
4. Sluit de netvoeding en externe apparaten aan op de computer.
5. Zet de computer aan.
Prestaties van de vaste schijf verbeteren
Schijfdefragmentatie gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt, raken de bestanden op de vaste schijf gefragmenteerd. Met
Schijfdefragmentatie worden de gefragmenteerde bestanden en mappen samengevoegd op de vaste
schijf zodat het systeem efficiƫnter werkt.
OPMERKING: Schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's.
Nadat u Schijfdefragmentatie hebt gestart, werkt het zelfstandig verder. Al naargelang de grootte van
de vaste schijf en het aantal gefragmenteerde bestanden kan de defragmentatie meer dan een uur in
beslag nemen. U kunt instellen dat de schijfdefragmentatie 's nachts wordt uitgevoerd of op een
ander tijdstip waarop u de computer niet hoeft te gebruiken.
50 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
HP adviseert u om de vaste schijf minstens Ć©Ć©n keer per maand te defragmenteren. U kunt instellen
dat Schijfdefragmentatie maandelijks wordt uitgevoerd, maar u kunt ook op elk gewenst moment
Schijfdefragmentatie handmatig starten.
U gebruikt Schijfdefragmentatie als volgt:
1. Sluit de computer aan op een netvoedingsbron.
2. Typ schijf op het startscherm.
3. Klik op Optimaliseren.
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken
als het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van
Windows-instellingen. Raadpleeg HP Support Assistant. Om HP Support Assistant te openen
vanuit het startscherm, selecteert u de app HP Support Assistant.
Zie de helpfunctie van Schijfdefragmentatie voor meer informatie.
Schijfopruiming gebruiken
Met Schijfopruiming wordt op de vaste schijf gezocht naar overbodige bestanden, die u veilig kunt
verwijderen om schijfruimte vrij te maken, zodat de computer efficiƫnter werkt.
U gebruikt Schijfopruiming als volgt:
1. Typ op het scherm Start schijf en selecteer vervolgens Apps verwijderen om schijfruimte vrij
te maken.
2. Volg de instructies op het scherm.
HP 3D DriveGuard gebruiken (alleen bepaalde modellen)
HP 3D DriveGuard beschermt een vaste schijf door deze te parkeren en gegevensverzoeken tegen
te houden wanneer zich de volgende gebeurtenissen voordoen:
ā—
U laat de computer vallen.
ā—
U verplaatst de computer met het beeldscherm gesloten terwijl de computer op accuvoeding
werkt.
Kort na deze gebeurtenissen wordt de normale werking van de vaste schijf door HP 3D DriveGuard
hersteld.
OPMERKING: Omdat SSD's (solid-state drives) geen bewegende onderdelen bevatten, is HP 3D
DriveGuard niet nodig.
OPMERKING: Een vaste schijf in de ruimte voor de primaire of secundaire vaste schijf wordt
beschermd door HP 3D DriveGuard. Een vaste schijf die is geplaatst in een optioneel
dockingapparaat of is aangesloten op een USB-poort, wordt niet beschermd door HP 3D DriveGuard.
Zie de helpfunctie van de HP 3D DriveGuard software voor meer informatie.
Status van HP 3D DriveGuard herkennen
Het vasteschijflampje op de computer verandert van kleur, ten teken dat een schijf in de ruimte voor
primaire vaste schijf en/of de schijf in een ruimte voor secundaire vaste schijf (alleen bepaalde
modellen) is geparkeerd. Om te zien of een schijfeenheid wordt beschermd of is geparkeerd, gebruikt
u het pictogram op het Windows-bureaublad, in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk
of in het Mobiliteitscentrum:
Externe vaste schijven gebruiken 51
9 Beveiliging
Computer beveiligen
Standaardbeveiligingsvoorzieningen van het Windows-besturingssysteem en de onafhankelijk van
Windows draaiende Computer Setup kunnen uw persoonlijke instellingen en gegevens tegen diverse
risico's beschermen.
OPMERKING: Van beveiligingsfuncties moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan.
Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt
of gestolen.
OPMERKING: Voordat u uw computer verzendt voor reparatie, maakt u back-ups van alle
vertrouwelijke bestanden en verwijdert u deze. Verwijder tevens alle wachtwoordinstellingen.
OPMERKING: Bepaalde voorzieningen die in dit hoofdstuk worden genoemd, zijn mogelijk niet
beschikbaar op uw computer.
OPMERKING: Uw computer ondersteunt mogelijk Computrace (alleen bepaalde modellen), een
online service voor opsporing en herstel in het kader van beveiliging die beschikbaar is in bepaalde
landen en regio's. Als de computer wordt gestolen, kan Computrace deze opsporen wanneer de
onbevoegde gebruiker internet op gaat. U kunt Computrace gebruiken door de software aan te
schaffen en een abonnement op de service te nemen. Voor informatie over het bestellen van de
Computrace-software gaat u naar
http://hp-pt.absolute.com.
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegde toegang tot Computer Setup (f10) Beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Ongeoorloofd opstarten vanaf een optionele externe
optischeschijfeenheid (alleen bepaalde modellen), optionele
externe vaste schijf (alleen bepaalde modellen) of interne
netwerkadapter.
Functie voor opstartopties in Computer Setup*
Onbevoegde toegang tot Windows-gebruikersaccounts Windows-gebruikerswachtwoord
Onbevoegde toegang tot gegevens
ā—
Windows-gebruikerswachtwoord
ā—
Windows Defender
Onbevoegde toegang tot de instellingen van Computer
Setup en andere identificatiegegevens van het systeem
Beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Onbevoegd meenemen van de computer Slot voor een beveiligingskabel (voor een optionele
beveiligingskabel)
*Computer Setup is een vooraf geĆÆnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het
besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. U kunt navigeren door Computer Setup en selecties maken met
behulp van de cursorbesturing (zoals het touchpad, de EasyPoint-muisbesturing of een USB-muis) of het toetsenbord.
52 Hoofdstuk 9 Beveiliging
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens te beveiligen. U kunt
verschillende typen wachtwoorden instellen, afhankelijk van de manier waarop u de toegang tot uw
informatie wilt regelen. Wachtwoorden kunnen worden ingesteld in Windows of in de onafhankelijk
van Windows draaiende Computer Setup die vooraf is geĆÆnstalleerd op de computer.
ā—
Beheerderswachtwoorden worden ingesteld in Computer Setup en beheerd door het systeem-
BIOS.
ā—
Wachtwoorden voor Windows kunnen uitsluitend worden ingesteld in het besturingssysteem
Windows.
U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor een functie van Computer Setup en een
beveiligingsvoorziening van Windows. U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor meerdere
functies van Computer Setup.
Gebruik de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
ā—
Volg bij het maken van wachtwoorden de vereisten die zijn ingesteld door het programma.
ā—
Gebruik niet hetzelfde wachtwoord voor meerdere applicaties of websites en gebruik uw
Windows-wachtwoord niet voor applicaties of websites.
ā—
Bewaar de wachtwoorden niet in een bestand op de computer.
De volgende tabellen bevatten veelvoorkomende Windows-wachtwoorden en Computer Setup-
wachtwoorden en een beschrijving van hun functie.
Wachtwoorden instellen in Windows
Wachtwoord Functie
Beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-account op
beheerdersniveau.
OPMERKING: Met het instellen van het
beheerderswachtwoord voor Windows wordt niet het
beheerderswachtwoord voor Computer Setup ingesteld.
Gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount.
*Raadpleeg HP Support Assistant voor informatie over het instellen van een Windows-beheerderswachtwoord of Windows-
gebruikerswachtwoord in het startscherm. Om HP Support Assistant te openen vanuit het startscherm, selecteert u de app
HP Support Assistant.
Wachtwoorden instellen in Computer Setup
Wachtwoord Functie
Beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot Computer Setup.
OPMERKING: Als er functies ingeschakeld zijn die
voorkomen dat het beheerderswachtwoord wordt verwijderd,
kunt u het pas verwijderen zodra deze functies worden
uitgeschakeld.
*Nadere bijzonderheden over deze wachtwoorden vindt u in het volgende onderwerp
Wachtwoorden gebruiken 53
Beheerderswachtwoord in Computer Setup* beheren
U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen:
Een nieuw beheerderswachtwoord instellen
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer Press the ESC key for
Startup Menu (Druk op Esc voor het startmenu) onder in het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup (Computerinstellingen) te gaan.
3. Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Administrator Password
(Beheerderswachtwoord) en druk vervolgens op enter.
4. Typ een wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
5. Typ nogmaals het nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
6. Lees het bericht door en selecteer Doorgaan.
7. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, drukt u op f10 om op te slaan en
af te sluiten en volgt u de instructies op het scherm.
ā€“ of ā€“
Selecteer met de pijltoetsen Exit (Afsluiten) > Exit Saving Changes (Afsluiten en wijzigingen
opslaan). Druk vervolgens op enter en volg de instructies op het scherm.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
Beheerderswachtwoord wijzigen
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer Press the ESC key for
Startup Menu (Druk op Esc voor het startmenu) onder in het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Administrator Password
(Beheerderswachtwoord) en druk vervolgens op enter.
4. Typ uw huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
5. Wanneer u om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, typt u het nieuwe wachtwoord en drukt
u op enter.
6. Wanneer u nogmaals om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, typt u het nieuwe
wachtwoord en drukt u op enter.
7. Lees het bericht door en selecteer Doorgaan.
8. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, drukt u op f10 om op te slaan en
af te sluiten en volgt u de instructies op het scherm.
ā€“ of ā€“
Selecteer met de pijltoetsen Exit (Afsluiten) > Exit Saving Changes (Afsluiten en wijzigingen
opslaan). Druk vervolgens op enter en volg de instructies op het scherm.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
54 Hoofdstuk 9 Beveiliging
Beheerderswachtwoord verwijderen
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer Press the ESC key for
Startup Menu (Druk op Esc voor het startmenu) onder in het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Administrator Password
(Beheerderswachtwoord) en druk vervolgens op enter.
4. Typ uw huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
5. Wanneer u om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op enter.
6. Wanneer u nogmaals om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u
op enter.
7. Lees het bericht door en selecteer Doorgaan.
8. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, drukt u op f10 om op te slaan en
af te sluiten en volgt u de instructies op het scherm.
ā€“ of ā€“
Selecteer met de pijltoetsen Exit (Afsluiten) > Exit Saving Changes (Afsluiten en wijzigingen
opslaan). Druk vervolgens op enter en volg de instructies op het scherm.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
Beheerderswachtwoord in Computer Setup* invoeren
Naast de prompt Beheerderswachtwoord typt u uw wachtwoord (met behulp van dezelfde soort
toetsen die u gebruikt hebt om het wachtwoord in te stellen) en drukt u op enter. Na drie mislukte
pogingen om het beheerderswachtwoord op te geven, moet u de computer opnieuw opstarten en het
opnieuw proberen.
Antivirussoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt om toegang te krijgen tot e-mail, een netwerk of internet, kunt u
deze mogelijk blootstellen aan computervirussen. Computervirussen kunnen het besturingssysteem,
programma's en hulpprogramma's uitschakelen, of de werking ervan verstoren.
Met antivirussoftware kunt u de meeste virussen detecteren, vernietigen en in veel gevallen
eventueel aangerichte schade herstellen. Om uw computer te blijven beschermen tegen nieuw
ontdekte virussen, moet antivirussoftware bijgehouden worden.
Er is mogelijk vooraf een antivirusprogramma op uw computer geĆÆnstalleerd en dit kan een
evaluatieversie zijn. Het wordt ten zeerste aanbevolen dat u de evaluatieversie omzet in een reguliere
versie of dat u een antivirusprogramma naar keuze aanschaft om uw computer volledig te
beschermen.
Open HP Support Assistant voor meer informatie over computervirussen. Om HP Support Assistant
te openen vanuit het startscherm, selecteert u de app HP Support Assistant.
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een
firewall kan een softwareprogramma zijn dat u op uw computer en/of netwerk installeert of het kan
een oplossing zijn die zowel uit hardware als software bestaat.
Antivirussoftware gebruiken 55
U kunt twee soorten firewalls in overweging nemen:
ā—
Hostgebaseerde firewallsoftware die alleen de computer beschermt waarop deze is
geĆÆnstalleerd;
ā—
Netwerkgebaseerde firewalls die tussen de ADSL- of kabelmodem en uw thuisnetwerk worden
geĆÆnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een firewall op een systeem is geĆÆnstalleerd, worden alle gegevens die vanaf en naar het
systeem worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker
gedefinieerde beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
Mogelijk is er al een firewall geĆÆnstalleerd op uw computer of netwerkapparatuur. Als dat niet het
geval is, zijn er softwareoplossingen voor firewalls beschikbaar.
OPMERKING: In bepaalde situaties kan een firewall toegang tot spelletjes op internet blokkeren,
het delen van printers of bestanden in een netwerk tegenhouden of toegestane bijlagen bij e-
mailberichten blokkeren. U kunt dat probleem tijdelijk oplossen door de firewall uit te schakelen, de
gewenste taak uit te voeren en de firewall weer in te schakelen. Configureer de firewall opnieuw als u
het probleem volledig wilt oplossen.
Essentiƫle beveiligingsupdates installeren
VOORZICHTIG: Microsoft verzendt waarschuwingen met betrekking tot essentiƫle updates.
Installeer alle essentiƫle updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt, om de computer
te beschermen tegen beveiligingslekken en computervirussen.
U kunt kiezen of updates automatisch geĆÆnstalleerd moeten worden. Om de instellingen aan te
passen, typt u c op het startscherm en selecteert u Configuratiescherm. Selecteer achtereenvolgens
Systeem en beveiliging, Windows Update en Instellingen wijzigen en volg de instructies op het
scherm.
Optionele beveiligingskabel installeren
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan.
Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt
gestolen.
OPMERKING: Het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer kan er iets anders
uitzien dan op de afbeelding in dit gedeelte. Zie
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor
de plaats van het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel.
1. Leg de beveiligingskabel om een stevig verankerd voorwerp heen.
2. Steek de sleutel (1) in het kabelslot (2).
3. Steek het kabelslot in het slot voor de beveiligingskabel op de computer (3) en vergrendel het
kabelslot met de sleutel.
56 Hoofdstuk 9 Beveiliging
De vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Op bepaalde computermodellen zijn geĆÆntegreerde vingerafdruklezers beschikbaar. Om de
vingerafdruklezer te gebruiken, moet op de computer een gebruikersaccount en een wachtwoord
worden ingesteld. Vervolgens registreert u met de HP SimplePass software een of meer
vingerafdrukken.
Locatie van de vingerafdruklezer
De vingerafdruklezer is een kleine metalen sensor die zich bevindt in een van de volgende gedeelten
van uw computer:
ā—
Aan de onderkant van het touchpad;
ā—
Aan de rechterkant van het toetsenbord;
ā—
Aan de rechterbovenkant van het scherm;
ā—
Aan de linkerkant van het scherm.
Al naargelang uw computermodel kan de lezer horizontaal of verticaal zijn geplaatst. In beide
gevallen veegt u uw vinger langs de metalen sensor. Zie
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer
(alleen bepaalde modellen) op pagina 10 voor de locatie van de vingerafdruklezer op de computer.
HP SimplePass gebruiken
HP SimplePass biedt een eenvoudig te gebruiken interface voor het beveiligen van de computer en
het vereenvoudigen van de manier waarop u zich aanmeldt bij de computer en met wachtwoorden
beveiligde websites. U gebruikt een geregistreerde vingerafdruk om:
ā—
u bij Windows aan te melden;
ā—
toegang te krijgen tot websites en andere programma's waarvoor u zich moet aanmelden.
ā—
een service voor eenmalige aanmelding in te stellen. U kunt de vingerafdruklezer dan gebruiken
om aanmeldingsgegevens te maken voor alle applicaties waarvoor u een gebruikersnaam en
wachtwoord nodig heeft.
ā—
beveiligde accounts op de computer in te stellen voor meerdere gebruikers.
Raadpleeg de helpfunctie van de software voor meer informatie over HP SimplePass.
De vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen) 57
Vingerafdrukken vastleggen
U legt als volgt een of meer vingerafdrukken vast met HP SimplePass:
1. Schuif een vinger over de vingerafdruksensor om HP SimplePass te starten.
ā€“ of ā€“
Typ simple op het startscherm en selecteer HP SimplePass.
2. Als het HP SimplePass welkomstscherm wordt weergegeven, klikt u op Aan de slag.
3. HP SimplePass vraagt u met uw rechterwijsvinger over de sensor te vegen.
4. Veeg 3 keer met uw vinger om de registratie te voltooien.
Als de registratie is gelukt, wordt er boven de vinger een groene cirkel weergegeven.
5. Selecteer Windows-aanmelding instellen om een wachtwoord voor Windows in te stellen.
Vastgelegde vingerafdruk gebruiken om u aan te melden bij Windows
U meldt u als volgt aan bij Windows met uw vingerafdruk:
1. Nadat u uw vingerafdrukken heeft vastgelegd, start u Windows opnieuw.
2. Gebruik een van de vingers waarvan u de vingerafdruk heeft vastgelegd om u aan te melden bij
Windows.
58 Hoofdstuk 9 Beveiliging
10 Onderhoud
Geheugenmodules toevoegen of vervangen
De computer heeft Ć©Ć©n geheugenmodulecompartiment. U kunt de capaciteit van de computer
vergroten door een geheugenmodule in het beschikbare slot voor geheugenuitbreidingsmodules te
plaatsen of door een upgrade van de bestaande geheugenmodule in het slot voor de primaire
geheugenmodule uit te voeren.
OPMERKING: Voordat u een geheugenmodule toevoegt of vervangt, controleert u of de computer
de meest recente BIOS-versie bevat. Voer indien nodig een update uit van het BIOS. Zie
BIOS-
update uitvoeren op pagina 69.
VOORZICHTIG: Als de computer niet over de meest recente BIOS-versie beschikt voordat u een
geheugenmodule installeert of vervangt, kunnen er diverse problemen met het systeem ontstaan.
WAARSCHUWING! Haal vĆ³Ć³r het plaatsen van een geheugenmodule de stekker uit het stopcontact
en verwijder alle accu's om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur
te beperken.
VOORZICHTIG: Door elektrostatische ontlading kunnen elektronische onderdelen beschadigd
raken. Zorg dat u vrij bent van statische elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken
voordat u een procedure start.
VOORZICHTIG: Neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren
gaan of het systeem vastloopt:
Zet de computer uit voordat u geheugenmodules toevoegt of vervangt. Verwijder een
geheugenmodule niet wanneer de computer aan staat of in de slaapstand of de sluimerstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat, zet u de computer aan
door op de aan-uitknop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
OPMERKING: Als u bij het toevoegen van een tweede geheugenmodule een tweekanaals
configuratie wilt gebruiken, zorgt u ervoor dat beide geheugenmodules gelijk zijn.
Ga als volgt te werk om een geheugenmodule toe te voegen of te vervangen:
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel de netvoeding en externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Verwijder de accu (zie
Accu verwijderen op pagina 38).
4. Verwijder het onderpaneel (zie
Onderpaneel verwijderen op pagina 47).
5. Voor het vervangen van een geheugenmodule verwijdert u de bestaande geheugenmodule:
a. Trek de borgklemmetjes (1) aan beide zijden van de geheugenmodule weg.
De geheugenmodule komt omhoog.
Geheugenmodules toevoegen of vervangen 59
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het
geheugenmoduleslot.
VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan
de module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
Bewaar verwijderde geheugenmodules in een antistatische verpakking om de module te
beschermen.
6. Plaats als volgt een nieuwe geheugenmodule:
VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de
module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op Ć©Ć©n lijn met het nokje in het
geheugenmoduleslot.
b. Druk de module onder een hoek van 45 graden ten opzichte van het
geheugenmodulecompartiment in het geheugenmoduleslot totdat de module goed op zijn
plaats zit (2).
60 Hoofdstuk 10 Onderhoud
c. Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden en oefen daarbij druk uit op zowel
de linker- als de rechterkant van de geheugenmodule, totdat de borgklemmetjes
vastklikken.
VOORZICHTIG: Zorg dat u de geheugenmodule niet buigt om schade aan de
geheugenmodule te voorkomen.
7. Plaats het onderpaneel terug (zie Onderpaneel terugplaatsen op pagina 47).
8. Plaats de accu (zie
Accu plaatsen op pagina 37).
9. Sluit de netvoeding en externe apparaten aan op de computer.
10. Schakel de computer in.
Computer reinigen
Gebruik de volgende producten voor het veilig reinigen van uw computer:
ā—
Dimethyl benzyl ammoniumchloride 0,3 procent maximale concentratie (bijvoorbeeld
wegwerpdoekjes die in verschillende merken worden geleverd)
ā—
Glasreinigingsmiddel zonder alcohol
ā—
Water met milde zeepoplossing
ā—
Droge microvezel-reinigingsdoek of een zeemlap (antistatische doek zonder olie)
ā—
Antistatische veegdoekjes
Computer reinigen 61
VOORZICHTIG: Gebruik geen schoonmaakmiddelen die permanente schade aan uw computer
kunnen veroorzaken. U kunt een bepaald schoonmaakmiddel pas gebruiken als u zeker weet dat het
geen alcohol, aceton, ammoniumchloride, methyleenchloride of koolwaterstoffen bevat.
Materiaal met vezels, zoals papieren doekjes, kunnen de computer bekrassen. In de loop van de tijd
kunnen er vuildeeltjes en reinigingsmiddelen in de krassen achterblijven.
Reinigingsprocedures
Volg de in dit gedeelte beschreven procedures voor het veilig reinigen en desinfecteren van uw
computer.
WAARSCHUWING! Probeer de computer niet schoon te maken terwijl deze is ingeschakeld, om
het risico van elektrische schokken of schade aan onderdelen te beperken.
Schakel de computer uit.
Koppel de netvoeding los.
Koppel alle externe apparaten los.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, spuit u geen
schoonmaakmiddelen of vloeistoffen direct op het oppervlak van de computer. Als er vloeistoffen op
het oppervlak terecht komen, kunnen er interne onderdelen beschadigd raken.
Scherm reinigen (All-in-Ones of notebooks)
Veeg het display met een zacht, pluisvrij en met een
alcoholvrij
glasreinigingsmiddel bevochtigd
doekje schoon. Controleer of het display droog is voordat u de computer sluit.
Zijkanten of bovenzijde reinigen
Gebruik voor het reinigen van de zijkanten of de bovenzijde een zachte microvezel-doek of een
zeemlap die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen, of gebruik een
wegwerpdoekje dat geschikt is voor dit doel.
OPMERKING: Verwijder wanneer u de bovenzijde van de computer reinigt, het vuil door
ronddraaiende bewegingen te maken.
Touchpad, toetsenbord of muis reinigen
WAARSCHUWING! Gebruik geen stofzuiger om het toetsenbord te reinigen, om het risico van een
elektrische schok of schade aan interne onderdelen te beperken. Een stofzuiger kan stofdeeltjes op
het oppervlak van het toetsenbord achterlaten.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, zorgt u ervoor dat er geen
vloeistof tussen de toetsen komt.
ā—
Gebruik voor het reinigen van het touchpad, het toetsenbord of de muis een zachte microvezel-
doek of een zeemlap die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen, of
gebruik een wegwerpdoekje.
ā—
Om te voorkomen dat de toetsen vast komen te zitten en om vuil, pluizen en vuildeeltjes te
verwijderen, gebruikt u een spuitbus met perslucht en een rietje.
62 Hoofdstuk 10 Onderhoud
Programma's en stuurprogramma's bijwerken
U wordt aangeraden regelmatig een update uit te voeren van uw programma's en stuurprogramma's.
Ga naar
http://www.hp.com/support om de recentste versies te downloaden. U kunt zich ook
aanmelden voor het ontvangen van automatische updateberichten wanneer nieuwe updates
beschikbaar komen.
SoftPaq Download Manager gebruiken
HP SoftPaq Download Manager (SDM) is een hulpprogramma dat snel toegang verschaft tot
SoftPaq-informatie voor zakelijke computers van HP zonder dat het SoftPaq-nummer benodigd is.
Met dit hulpprogramma kunt u eenvoudig zoeken naar SoftPaqs en deze vervolgens downloaden en
uitpakken.
Met SoftPaq Download Manager wordt vanaf de FTP-site van HP een gepubliceerd databasebestand
gelezen en gedownload dat het computermodel en SoftPaq-informatie bevat. Met SoftPaq Download
Manager kunt u een of meer computermodellen opgeven om vast te stellen welke SoftPaqs
beschikbaar zijn om te worden gedownload.
SoftPaq Download Manager controleert de HP FTP-site op updates van de database en software. Als
updates worden gevonden, worden deze gedownload en automatisch toegepast.
SoftPaq Download Manager is beschikbaar via de website van HP. Om SoftPaq Download Manager
te gebruiken voor het downloaden van SoftPaq's, downloadt en installeert u eerst het programma.
U downloadt SoftPaq's als volgt:
ā–²
Typ s op het startscherm. Typ softpaq in het zoekvak en selecteer vervolgens HP SoftPaq
Download Manager. Volg de instructies om SoftPaqs te downloaden.
OPMERKING: Klik op Ja als u wordt verzocht dat te doen.
Programma's en stuurprogramma's bijwerken 63
11 Back-ups maken, herstellen en
terugzetten
De volgende processen komen in dit hoofdstuk aan bod:
ā—
Herstelmedia en back-ups maken
ā—
Het systeem herstellen
Herstelmedia en back-ups maken
1. Maak HP Recovery-media als u de computer hebt ingesteld. Met deze stap maakt u een back-
up van de HP Recovery-partitie op de computer. De back-up kan worden gebruikt om het
oorspronkelijke besturingssysteem opnieuw te installeren wanneer de harde schijf is beschadigd
of vervangen.
HP Recovery-media die u maakt bieden de volgende herstelopties:
ā—
Systeemherstelā€”Installeert het originele besturingssysteem opnieuw en de programma's
die in de fabriek zijn geĆÆnstalleerd.
ā—
Herstel van geminimaliseerde kopieā€”Installeert het besturingssysteem en alle aan
hardware gerelateerde stuurprogramma's en software opnieuw, maar geen andere
softwaretoepassingen.
ā—
Herstel naar de fabrieksinstellingen: hiermee herstelt u de computer naar de
oorspronkelijke fabrieksinstellingen door alle gegevens van de harde schijf te verwijderen
en deze opnieuw te partitioneren. Vervolgens worden het besturingssysteem en de
software die in de fabriek is geĆÆnstalleerd opnieuw geĆÆnstalleerd.
Zie
HP Herstelmedia maken op pagina 64.
2. Gebruik de hulpprogramma's van Windows voor het maken van systeemherstelpunten en back-
ups van persoonlijke gegevens. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie en
stappen. Typ help op het startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
HP Herstelmedia maken
HP Herstelbeheer is een softwareprogramma dat een nieuwe manier biedt om herstelmedia te maken
nadat u de computer succesvol heeft ingesteld. Met HP herstelmedia kunt u een
systeemherstelprocedure uitvoeren als de vaste schijf beschadigd raakt. Het systeemherstel
installeert het oorspronkelijke besturingssysteem en de programma's die standaard geĆÆnstalleerd zijn,
en configureert de instellingen van de programma's. HP herstelmedia kan ook gebruikt worden om
het systeem aan te passen of voor het herstellen van de fabrieksimage wanneer u een vaste schijf
vervangt.
ā—
U kunt slechts Ć©Ć©n set HP Recovery-media maken. Wees voorzichtig met deze herstelmiddelen
en bewaar ze op een veilige plaats.
ā—
HP Recovery Manager onderzoekt de computer en bepaalt de benodigde opslagcapaciteit voor
de lege USB-flashdrive of het benodigde aantal lege dvd-schijven.
64 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, herstellen en terugzetten
ā—
Om herstelschijven te maken, moet uw computer beschikken over een vaste schijf met de
mogelijkheid dvd's te schrijven, en dient u uitsluitend lege dvd-r, dvd+r, dvd-r dl of dvd+r dl-
schijven te gebruiken. Gebruik geen lees/schrijf-schijven zoals cdĀ±rw, dvdĀ±rw, dubbellaags dvd
Ā±rw of bd-re (herschrijfbare Blu-ray-schijven); deze zijn niet compatibel met de HP Recovery
Manager software. U kunt echter ook een lege USB-flashdrive van hoge kwaliteit gebruiken.
ā—
Als uw computer geen geĆÆntegreerde optische-schijfeenheid heeft met de mogelijkheid dvd's te
schrijven, maar u wilt dvd-herstelmedia maken, kunt u een (afzonderlijk aan te schaffen)
optionele externe optische-schijfeenheid gebruiken om herstelschijven te maken of kunt u
herstelschijven voor de computer aanvragen via Ondersteuning. Raadpleeg het boekje
Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning
dat bij de computer is geleverd. U kunt ook
contactgegevens vinden op de website van HP. Ga naar
http://www.hp.com/support, selecteer
uw land of regio en volg de instructies op het scherm. Als u een externe optische-schijfeenheid
gebruikt, moet deze direct aangesloten worden op een USB-poort op de computer; de schijf kan
niet verbonden worden met een USB-poort op een extern apparaat, zoals een USB -hub.
ā—
Zorg ervoor dat de computer is aangesloten op een netvoedingsbron voordat u de herstelmedia
maakt.
ā—
Dit proces kan een uur of langer duren. Onderbreek het proces niet.
ā—
U kunt het programma eventueel afsluiten voordat u klaar bent met het maken van alle herstel-
dvd's. HP Recovery Manager zal de huidige dvd branden. De volgende keer dat u HP Recovery
Manager start, wordt u verzocht door te gaan, waarna de resterende schijven worden gebrand.
HP Herstelmedia maken:
BELANGRIJK: Sluit op tablets het toetsenborddock aan voordat u met deze stappen begint (alleen
bepaalde modellen).
1. Typ herstel op het startscherm en selecteer HP Recovery Manager.
2. Selecteer Herstelmedia maken en volg daarna de instructies op het scherm.
Als u het systeem ooit moet herstellen, raadpleegt u
Herstellen met HP Recovery Manager
op pagina 66.
Herstellen
Er zijn verschillende opties om uw systeem te herstellen. Kies de methode die het best past bij uw
situatie en expertiseniveau:
ā—
Windows biedt verschillende opties voor het herstellen vanaf een back-up, het vernieuwen van
de computer en het terugzetten van de computer naar de oorspronkelijke staat. Raadpleeg Help
en ondersteuning voor meer informatie en stappen. Typ help op het startscherm en selecteer
Help en ondersteuning.
ā—
Als u een probleem met een vooraf geĆÆnstalleerd(e) toepassing of stuurprogramma moet
oplossen, gebruikt u de optie Stuurprogramma's en toepassingen opnieuw installeren van HP
Recovery Manager om de afzonderlijke toepassing of het afzonderlijke stuurprogramma
opnieuw te installeren.
Typ herstel op het startscherm, selecteer HP Herstelbeheer en selecteer daarna Stations en
toepassingen opnieuw installeren en volg de instructies op het scherm.
ā—
Als u uw computer opnieuw wilt instellen met een geminimaliseerde afbeelding, kunt u de optie
HP Minimized Image Recovery kiezen uit de HP Recovery-partitie (alleen bepaalde modellen) of
HP Recovery-media. Met herstel van geminimaliseerde kopieƫn worden alleen
stuurprogramma's en hardware activerende toepassingen geĆÆnstalleerd. Andere toepassingen in
Herstellen 65
de kopie blijven beschikbaar voor installatie via de optie Stuurprogramma's en toepassingen
opnieuw installeren in HP Recovery Manager.
Zie
Herstellen met HP Recovery Manager op pagina 66 voor meer informatie.
ā—
Als de originele partitionering en inhoud van de computer wilt herstellen, kunt u kiezen voor de
optie Systeemherstel van de HP herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) of de eerder
gemaakte HP herstelmedia gebruiken. Zie
Herstellen met HP Recovery Manager op pagina 66
voor meer informatie. Als u nog geen herstelmedia hebt gemaakt, zie
HP Herstelmedia maken
op pagina 64.
ā—
Als u de harde schijf hebt vervangen, kunt u de optie Fabrieksinstellingen van HP Recovery-
media gebruiken om de fabriekskopie te herstellen op het vervangende station. Zie
Herstellen
met HP Recovery Manager op pagina 66 voor meer informatie.
ā—
Als u de herstelpartitie wilt verwijderen om ruimte op de vaste schijf terug te winnen, biedt HP
Herstelbeheer de optie Herstelpartitie verwijderen.
Zie
HP herstelpartitie verwijderen (alleen bepaalde modellen) op pagina 68 voor meer
informatie.
Herstellen met HP Recovery Manager
Met de software HP Recovery Manager kunt u de computer terugzetten in de oorspronkelijke staat,
door gebruik te maken van de eerder gemaakte HP herstelmedia of de HP herstelpartitie (alleen
bepaalde modellen). Als u nog geen herstelmedia hebt gemaakt, zie
HP Herstelmedia maken
op pagina 64.
Met de HP herstelmedia kunt u uit de volgende herstelopties kiezen:
ā—
Systeemherstelā€”Installeert het originele besturingssysteem opnieuw en configureert de
instellingen vervolgens voor de programma's die in de fabriek zijn geĆÆnstalleerd.
ā—
Herstellen met geminimaliseerde installatiekopie (alleen bepaalde modellen)ā€”Installeert het
besturingssysteem en alle hardware-gerelateerde stuurprogramma's en software opnieuw, maar
geen andere softwaretoepassingen.
ā—
Herstel naar de fabrieksinstellingen: hiermee herstelt u de computer naar de oorspronkelijke
fabrieksinstellingen door alle gegevens van de harde schijf te verwijderen en deze opnieuw te
partitioneren. Vervolgens worden het besturingssysteem en de software die in de fabriek is
geĆÆnstalleerd opnieuw geĆÆnstalleerd.
Met de HP Herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) kunt u Systeemherstel en Herstellen met
geminimaliseerde installatiekopie gebruiken.
Wat u moet weten
ā—
HP Recovery Manager herstelt alleen software die in de fabriek is geĆÆnstalleerd. Voor software
die niet bij deze computer is meegeleverd, moet de software worden gedownload van de
website van de fabrikant of moet de software opnieuw worden geĆÆnstalleerd vanaf de media die
door de fabrikant is geleverd.
ā—
Herstel met HP Recovery Manager moet worden gebruikt als laatste redmiddel om
computerproblemen op te lossen.
ā—
HP Herstelmedia moet gebruikt worden als de vaste schijf van de computer vastloopt. Als u nog
geen herstelmedia hebt gemaakt, zie
HP Herstelmedia maken op pagina 64.
66 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, herstellen en terugzetten
ā—
Voor de optie Fabrieksinstellingen herstellen, moet u HP herstelmedia gebruiken. Als u nog
geen herstelmedia hebt gemaakt, zie
HP Herstelmedia maken op pagina 64.
ā—
Als de HP herstelmedia niet werkt, kunt u herstelmedia voor uw systeem aanvragen bij
Ondersteuning. Raadpleeg het boekje
Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning
dat bij
de computer is geleverd. U kunt ook contactgegevens vinden op de website van HP. Ga naar
http://www.hp.com/support, selecteer uw land of regio en volg de instructies op het scherm.
BELANGRIJK: HP Recovery Manager maakt niet automatisch back-ups van uw persoonlijke
gegevens. Maak voor u gaat herstellen back-ups van persoonlijke gegevens die u wilt behouden.
Het gebruik van de HP herstelpartitie (alleen bepaalde modellen)
Met de HP herstelpartitie (alleen bepaalde modellen) kunt u het systeem of een geminimaliseerde
installatiekopie herstellen zonder dat u herstelschijven of een USB-flashdrive nodig heeft. Dit type
herstelactie kan alleen worden gebruikt als de vaste schijf nog werkt.
Om HP Herstelbeheer te starten vanuit de HP Herstelpartitie:
BELANGRIJK: Sluit op tablets het toetsenborddock aan voordat u met deze stappen begint (alleen
bepaalde modellen).
1. Druk op f11 terwijl de computer wordt opgestart.
ā€“ of ā€“
Houd f11 ingedrukt als u op de aan-uitknop drukt.
2. Selecteer Probleemoplossing in het menu opstartopties.
3. Selecteer HP Recovery Manager en volg de instructies op het scherm.
HP Herstelmedia gebruiken om te herstellen
U kunt HP Recovery-media gebruiken om het originele systeem te herstellen. Deze methode kan
gebruikt worden als uw systeem geen HP Recovery-partitie heeft of als de harde schijf niet goed
werkt.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Plaats de HP herstelmedia die u hebt gemaakt en start de computer opnieuw op.
OPMERKING: als de computer niet automatisch opnieuw opstart in HP Recovery Manager,
wijzigt u de opstartvolgorde van de computer. Zie
Opstartvolgorde van de computer wijzigen
op pagina 67.
3. Volg de instructies op het scherm.
Opstartvolgorde van de computer wijzigen
Als de computer niet opnieuw start in HP Recovery Manager kunt u de opstartvolgorde van de
computer wijzigen. Dat is de volgorde van in het BIOS vermelde apparaten waar de computer
opstartgegevens zoekt. U kunt de selectie wijzigen voor een optische schijf of een USB-flashdrive.
Voor het wijzigen van de opstartvolgorde:
1. Plaats de HP Recovery-media die u hebt gemaakt.
2. Start de computer opnieuw op, druk snel op esc en druk op f9 om de opstartopties weer te
geven.
Herstellen 67
3. Selecteer de optische schijf of de USB-flashdrive waar u vanaf wilt opstarten.
4. Volg de instructies op het scherm.
HP herstelpartitie verwijderen (alleen bepaalde modellen)
Met HP Recovery Manager-software kunt u de HP Recovery-partitie verwijderen om schijfruimte vrij
te maken.
BELANGRIJK: Nadat u de HP herstelpartitie hebt verwijderd, kunt u geen gebruik meer maken van
de optie Vernieuwen of de optie om alles te verwijderen en Windows opnieuw te installeren.
Bovendien kunt u vanaf de HP herstelpartitie geen systeemherstel of herstel met geminimaliseerde
kopie uitvoeren. Maak daarom voordat u de herstelpartitie verwijdert HP herstelmedia; Zie
HP
Herstelmedia maken op pagina 64.
Volg de volgende stappen om de HP Recovery-partitie te verwijderen:
1. Typ herstel op het startscherm en selecteer HP Recovery Manager.
2. Selecteer Herstelpartitie verwijderen en volg daarna de instructies op het scherm.
68 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, herstellen en terugzetten
12 Setup Utility (BIOS) en HP PC Hardware
Diagnostics (UEFI) gebruiken
Setup Utility, ook wel Basic Input/Output System (BIOS) genoemd, regelt de communicatie tussen
alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals schijfeenheden, het beeldscherm, het
toetsenbord, de muis en de printer). Setup Utility (BIOS) bevat instellingen voor de soorten apparaten
die zijn geĆÆnstalleerd, voor de opstartvolgorde van de computer en voor de hoeveelheid
systeemgeheugen en uitbreidingsgeheugen.
Setup Utility (BIOS) starten
Om Setup Utility (BIOS) te starten, schakelt u de computer aan of start u die opnieuw. Druk snel op
esc en daarna op f10.
OPMERKING: Wees uiterst voorzichtig met het aanbrengen van wijzigingen in Setup Utility (BIOS).
Fouten kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
BIOS-update uitvoeren
Mogelijk zijn op de website van HP bijgewerkte versies van het BIOS beschikbaar.
De meeste BIOS-updates op de website van HP zijn ingepakt in gecomprimeerde bestanden die
SoftPaqs
worden genoemd.
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat
informatie over de installatie en het oplossen van problemen.
BIOS-versie vaststellen
Als u wilt vaststellen of er een recentere BIOS-versie beschikbaar is voor de computer, moet u weten
welke versie van het systeem-BIOS momenteel is geĆÆnstalleerd.
Informatie over de BIOS-versie (ook wel
ROM-datum
of
systeem-BIOS
) genoemd) kunt u weergeven
door te drukken op fn+esc (als Microsoft Windows al is gestart) of door Setup Utility (BIOS) te
gebruiken.
1. Start Setup Utility (BIOS) (zie
Setup Utility (BIOS) starten op pagina 69).
2. Om Setup Utility (BIOS) af te sluiten zonder uw wijzigingen op te slaan, gebruikt u de pijltoetsen
om Afsluiten te selecteren, selecteer Afsluiten en wijzigingen niet opslaan, en druk daarna op
enter.
3. Selecteer Ja.
Setup Utility (BIOS) starten 69
BIOS-update downloaden
VOORZICHTIG: Om het risico van schade aan de computer of een mislukte installatie te beperken,
downloadt en installeert u een BIOS-update alleen terwijl de computer met de netvoedingsadapter is
aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet
wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer de computer is aangesloten op een
optioneel dockingapparaat of een optionele voedingsbron. Volg de onderstaande instructies tijdens
het downloaden en installeren:
Schakel de stroomvoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact te halen.
Sluit de computer niet af en activeer de slaapstand of de sluimerstand niet.
Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.
1. Typ hp support assistant op het startscherm en selecteer de app HP Support Assistant.
2. Klik op Updates and tune-ups (Updates en verbeteringen) en klik vervolgens op Check for HP
updates now (Nu controleren op HP-updates).
3. Volg de instructies op het scherm om de computer te selecteren en de BIOS-update te zoeken
die u wilt downloaden.
4. Voer in de downloadsectie de volgende stappen uit:
a. Zoek de BIOS-update die recenter is dan de BIOS-versie die momenteel op de computer is
geĆÆnstalleerd. Noteer de datum, naam of andere informatie waaraan u de update kunt
herkennen. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update terugvinden nadat deze
naar de vaste schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden naar de vaste schijf.
Noteer het pad naar de locatie op de vaste schijf waarnaar de BIOS-update wordt
gedownload. U heeft dit pad nodig wanneer u klaar bent om de update te installeren.
OPMERKING: Als de computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de
netwerkbeheerder voordat u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van
het systeem-BIOS.
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op
het scherm verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u
als volgt te werk:
1. Typ bestand op het startscherm en selecteer Bestandsverkenner.
2. Dubbelklik op de aanduiding van de vasteschijfeenheid. De vasteschijfaanduiding is gewoonlijk
Lokaal station (C:).
3. Maak gebruik van het eerder genoteerde pad en open de map op de vaste schijf die de update
bevat.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld
bestandsnaam
.exe).
De installatie van het BIOS begint.
5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
OPMERKING: Nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is geslaagd, kunt u het
gedownloade bestand van de vaste schijf verwijderen.
70 Hoofdstuk 12 Setup Utility (BIOS) en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken
HP PC Hardware Diagnostics is een Unified Extensible Firmware Interface (UEFI) waarmee u
diagnostische tests kunt uitvoeren om te bepalen of de computerhardware goed werkt. Het
hulpprogramma wordt buiten het besturingssysteem uitgevoerd om hardwareproblemen te kunnen
isoleren van problemen die worden veroorzaakt door het besturingssysteem of andere
softwarecomponenten.
U kunt HP PC Hardware Diagnostics UEFI als volgt starten:
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op, druk snel op esc en druk daarna op f2.
Het BIOS zoekt op drie plaatsen naar de diagnoseprogramma's in de volgende volgorde:
a. Aangesloten USB-station
OPMERKING: Zie HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat
downloaden op pagina 71 om het hulpprogramma van HP PC Hardware Diagnostics
(UEFI) naar een USB-station te downloaden.
b. Vaste schijf
c. BIOS
2. Als het diagnoseprogramma wordt geopend, selecteert u het type diagnosetest dat u wilt
uitvoeren met de pijltoetsen op het toetsenbord en volgt u de instructies op het scherm.
OPMERKING: Om een diagnosetest te stoppen, drukt u op esc.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden
OPMERKING: De instructies voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) zijn
alleen beschikbaar in het Engels.
1. Ga naar http://www.hp.com.
2. Wijs boven aan de pagina Ondersteuning aan en klik vervolgens op Drivers downloaden.
3. Voer de productnaam in het tekstvak in en klik op Start.
ā€“ of ā€“
Klik op Nu zoeken zodat HP uw product automatisch kan detecteren.
4. Selecteer achtereenvolgens uw computermodel en uw besturingssysteem.
5. Klik in het gedeelte Diagnostic op Omgeving voor HP UEFI-ondersteuning.
ā€“ of ā€“
Klik op Downloaden en selecteer Uitvoeren.
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) gebruiken 71
13 Ondersteuning
Contact opnemen met de ondersteuning
Als de informatie in deze gebruikershandleiding of in HP Support Assistant geen uitsluitsel geeft over
uw vragen, kunt u contact opnemen met de ondersteuning. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
Hier kunt u:
ā—
online chatten met een technicus van HP;
OPMERKING: Ondersteuning via chat is niet in alle talen beschikbaar, maar wel altijd in het
Engels.
ā—
gebruikmaken van ondersteuning via e-mail;
ā—
telefoonnummers voor ondersteuning opzoeken;
ā—
een HP servicecentrum opzoeken.
72 Hoofdstuk 13 Ondersteuning
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland
gebruikt.
BELANGRIJK: Alle labels die in dit gedeelte worden beschreven, bevinden zich op een van de 3
plaatsen, afhankelijk van uw computermodel: aan de onderkant van de computer, in de accuruimte of
onder het onderpaneel.
ā—
Servicelabel: bevat belangrijke informatie voor het identificeren van uw computer. Wanneer u
contact opneemt met de ondersteuning, wordt u waarschijnlijk gevraagd om het serie-, product-
en modelnummer. Zoek deze nummers op voordat u contact opneemt met de ondersteuning.
Onderdeel
(1) Serienummer
(2) Productnummer
(3) Garantieperiode
ā—
MicrosoftĀ® certificaat van echtheid (alleen bepaalde modellen): bevat de Windows-
productsleutel. U heeft de productsleutel mogelijk nodig wanneer u het besturingssysteem wilt
bijwerken of problemen met het systeem wilt oplossen.
ā—
Label(s) met kennisgevingen: bevatten kennisgevingen betreffende het gebruik van de
computer.
ā—
Label(s) met keurmerken voor apparatuur voor draadloze communicatie: bevatten informatie
over optionele apparaten voor draadloze communicatie en de keurmerken van een aantal
landen/regio's waarin deze apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik.
Labels 73
14 Specificaties
ā—
Ingangsvermogen
ā—
Omgevingsvereisten
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt
reizen met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron
voor gelijkstroom. De netvoedingsbron moet 100-240 V, 50-60 Hz als nominale specificaties hebben.
Hoewel de computer kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u dringend
aangeraden de computer alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron
die door HP is geleverd en goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specificaties.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 19,5 V gelijkstroom bij 2,31 A - 45 W
19,5 V gelijkstroom bij 3,33 A - 65 W
OPMERKING: Dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
OPMERKING: De bedrijfsspanning en werkstroom van de computer vindt u op het label met
kennisgevingen.
Omgevingsvereisten
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf (schrijven naar optische schijf) 5Ā°C tot 35Ā°C 41Ā°F tot 95Ā°F
Buiten bedrijf -20Ā°C tot 60Ā°C -4Ā°F tot 140Ā°F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
In bedrijf -15 m tot 3048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
74 Hoofdstuk 14 Specificaties
A Reizen met de computer
Neem voor optimale resultaten de volgende transportrichtlijnen in acht:
ā—
U maakt als volgt uw computer gereed voor transport:
ā—¦
Maak een back-up van uw gegevens.
ā—¦
Verwijder alle schijven en alle externe geheugenkaarten.
VOORZICHTIG: Verwijder media uit de schijfeenheid voordat u de schijfeenheid uit de
schijfhouder haalt en voordat u de schijfeenheid vervoert, verstuurt of opbergt. Zo beperkt u
het risico van schade aan de computer of een schijfeenheid en het risico van
gegevensverlies.
ā—¦
Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.
ā—¦
Schakel de computer uit.
ā—
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up niet bij de computer.
ā—
Wanneer u met het vliegtuig reist, neemt u de computer mee als handbagage en checkt u de
computer niet in met de rest van de bagage.
VOORZICHTIG: Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en
detectorstaven. In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden
rƶntgenstralen gebruikt in plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt
geen schade toe aan schijfeenheden.
ā—
Elke luchtvaartmaatschappij heeft eigen regels voor het gebruik van computers tijdens vluchten.
Overleg vooraf met de luchtvaartmaatschappij als u de computer in het vliegtuig wilt gebruiken.
ā—
Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan 2 weken niet wordt
gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
ā—
Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op
de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
ā—
Als de computer is voorzien van een apparaat voor draadloze communicatie, bijvoorbeeld een
802.11b/g-apparaat, een GSM-apparaat (Global System for Mobile Communications) of een
GPRS-apparaat (General Packet Radio Service), houdt u er dan rekening mee dat het gebruik
van deze apparaten in bepaalde omgevingen niet is toegestaan. Dit kan het geval zijn aan boord
van een vliegtuig, in ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op gevaarlijke locaties. Als u
niet zeker weet wat het beleid is voor het gebruik van een bepaald apparaat, kunt u het beste
vooraf toestemming vragen voordat u het apparaat gebruikt.
ā—
Ga als volgt te werk als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
ā—¦
Vraag de douanebepalingen voor computers op voor de landen/regio's die u gaat
bezoeken.
ā—¦
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt
gebruiken. De netspanning, frequentie en stekkers kunnen verschillen per land/regio.
75
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere
apparaten zijn bedoeld, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
76 Bijlage A Reizen met de computer
B Problemen oplossen
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen
ā—
Raadpleeg HP Support Assistant voor meer informatie over de computer en koppelingen naar
websites. Om HP Support Assistant vanuit het startscherm te openen, selecteert u de app HP
Support Assistant.
OPMERKING: Voor sommige controle- en reparatieprogramma's is een internetverbinding
vereist. HP biedt ook aanvullende programma's waarvoor geen internetverbinding vereist is.
ā—
Neem contact op met de ondersteuning van HP. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
Kies uit de volgende typen ondersteuning:
ā—¦
Online chatten met een technicus van HP;
OPMERKING: chatten is niet in alle talen beschikbaar, maar wel altijd in het Engels.
ā—¦
Een e-mail sturen naar ondersteuning van HP;
ā—¦
telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning van HP opzoeken;
ā—¦
een HP servicecentrum opzoeken.
Problemen oplossen
In de volgende gedeelten vindt u informatie over algemene problemen en oplossingen.
Computer kan niet worden ingeschakeld
Als de computer niet wordt ingeschakeld wanneer u op de aan-uitknop drukt, kunnen de volgende
suggesties u wellicht helpen te achterhalen waarom de computer niet opstart:
ā—
Als de computer is aangesloten op een stopcontact, controleert u of het stopcontact voldoende
voeding levert door een ander elektrisch apparaat op het stopcontact aan te sluiten.
OPMERKING: Gebruik alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter of een
netvoedingsadapter die door HP is goedgekeurd voor deze computer.
ā—
Als de computer is aangesloten op een andere externe voedingsbron dan een stopcontact, sluit
de computer dan met behulp van de netvoedingsadapter aan op een stopcontact. Controleer of
het netsnoer en de netvoedingsadapter goed zijn aangesloten.
Computerscherm is leeg
Als u de computer niet heeft uitgeschakeld maar het scherm leeg blijft, kunnen een of meer van de
volgende instellingen de oorzaak vormen:
ā—
De computer staat mogelijk in de slaapstand. Om de slaapstand te beƫindigen, drukt u kort op
de aan-uitknop. De slaapstand is een energiebesparende voorziening waarbij het beeldscherm
wordt uitgeschakeld. De slaapstand kan automatisch worden geactiveerd als de computer is
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen 77
ingeschakeld maar niet wordt gebruikt, of als de acculading een laag niveau heeft bereikt. Om
deze en andere voedingsinstellingen te wijzigen, klikt u met de rechtermuisknop op het
pictogram Accu op het Windows-bureaublad in het systeemvak aan de rechterkant van de
taakbalk en klik u vervolgens op Voorkeuren.
ā—
De computer is niet ingesteld om het beeld op het scherm weer te geven. Druk op f4 om de
beeldweergave over te schakelen naar het beeldscherm van de computer. Voor de meeste
modellen geldt dat wanneer een optioneel extern weergaveapparaat, bijvoorbeeld een monitor,
is aangesloten op de computer, het beeld kan worden weergegeven op het computerscherm of
op het externe weergaveapparaat of op beide apparaten tegelijk. Wanneer u herhaaldelijk op f4
drukt, wordt de weergave afwisselend geschakeld tussen het beeldscherm van de computer,
een of meer externe beeldschermen en gelijktijdige weergave op alle apparaten.
Software werkt niet goed
Als de software niet of abnormaal reageert, start u de computer opnieuw op door de rechterkant van
het scherm aan te wijzen. Wanneer de emoticons worden weergegeven, klikt u op Instellingen. Klik
op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten. Als u de computer niet opnieuw kunt opstarten
aan de hand van deze procedure, raadpleegt u het volgende gedeelte,
Computer staat aan maar
reageert niet op pagina 78.
Computer staat aan maar reageert niet
Wanneer de computer is ingeschakeld maar niet reageert op opdrachten van de software of het
toetsenbord, voert u de volgende noodprocedures voor afsluiten uit in de aangegeven volgorde,
totdat de computer wordt afgesloten:
VOORZICHTIG: Noodprocedures voor afsluiten resulteren in het verlies van niet-opgeslagen
gegevens.
ā—
Druk op de aan-uitknop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
ā—
Koppel de externe voedingsbron los en verwijder de accu uit de computer.
Computer is ongewoon warm
Als de computer in gebruik is, kan deze warm aanvoelen. Dit is een normaal verschijnsel. Wanneer
de computer echter
ongewoon
warm aanvoelt, is de computer mogelijk oververhit als gevolg van een
geblokkeerde ventilatieopening.
Als u vermoedt dat de computer oververhit raakt, laat u de computer afkoelen tot kamertemperatuur.
Zorg dat alle ventilatieopeningen nergens door worden geblokkeerd tijdens het gebruik van de
computer.
WAARSCHUWING! Werk niet met de computer op uw schoot en blokkeer de ventilatieopeningen
van de computer niet, om de kans op brandwonden of oververhitting van de computer te verkleinen.
Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt
geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal, zoals een optionele printer naast de computer, of
een voorwerp van zacht materiaal, zoals een kussen, een kleed of kleding. Zorg er ook voor dat de
netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van
zacht materiaal. De temperatuur van de computer en de netvoedingsadapter blijft binnen de
temperatuurlimieten voor de oppervlakken die toegankelijk zijn voor de gebruiker, zoals bepaald in de
International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950).
OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat
terwijl u met de computer werkt.
78 Bijlage B Problemen oplossen
Extern apparaat werkt niet
Probeer de volgende suggesties als een extern apparaat niet goed werkt:
ā—
Schakel het apparaat in volgens de instructies van de fabrikant.
ā—
Controleer of alle apparaataansluitingen correct zijn.
ā—
Controleer of het apparaat elektrische voeding krijgt.
ā—
Controleer of het apparaat, met name als het een ouder apparaat betreft, compatibel is met het
besturingssysteem.
ā—
Controleer of de juiste stuurprogramma's en de recentste versies hiervan zijn geĆÆnstalleerd.
Draadloze netwerkverbinding werkt niet
Als een draadloze netwerkverbinding niet goed werkt, doet u het volgende:
ā—
Om een draadloos of bekabeld apparaat voor draadloze communicatie te activeren of
deactiveren, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram Netwerkverbinding in het
Windows-bureaublad in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Om apparaten te
activeren, schakelt u het selectievakje van de menuoptie in. Om het apparaat te deactiveren,
schakelt u het selectievakje uit.
ā—
Controleer of het apparaat voor draadloze communicatie is ingeschakeld.
ā—
Controleer of de draadloze antennes van de computer nergens door worden geblokkeerd.
ā—
Controleer of het kabel- of DSL-modem en het netsnoer daarvan correct zijn aangesloten en of
de lampjes op het kabel- of DSL-modem branden.
ā—
Controleer of de draadloze router of het draadloze toegangspunt correct is aangesloten op de
netvoedingsadapter en het kabel- of DSL-modem, en of de lampjes branden.
ā—
Koppel alle kabels los en sluit ze opnieuw aan. Schakel vervolgens het apparaat uit en opnieuw
in.
Schijf wordt niet afgespeeld
ā—
Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af voordat u een cd of dvd afspeelt.
ā—
Verbreek de verbinding met internet voordat u een cd of dvd afspeelt.
ā—
Controleer of de schijf juist is geplaatst.
ā—
Controleer of de schijf schoon is. Maak de schijf zo nodig schoon met gefilterd water en een
pluisvrije doek. Veeg van het midden van de schijf naar de buitenrand.
ā—
Controleer de schijf op krassen. Als u krassen vindt, behandel de schijf dan met een reparatieset
voor optische schijven. Dergelijke sets zijn te koop in veel elektronicazaken.
ā—
Dergelijke sets zijn te koop in veel elektronicazaken.
Schakel de slaapstand uit alvorens de schijf af te spelen. Activeer de slaapstand niet tijdens het
afspelen van een schijf. Klik op Nee wanneer dit bericht wordt weergegeven. Nadat u op Nee
heeft geklikt, kan het volgende gebeuren:
ā—¦
Het afspelen wordt hervat.
ā€“ of ā€“
Problemen oplossen 79
ā—¦
Het afspeelvenster in het multimediaprogramma wordt gesloten. Klik op de knop Afspelen
in uw multimediaprogramma om de schijf weer af te spelen. Heel soms komt het voor dat u
het programma moet afsluiten en opnieuw moet starten.
Film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm
1. Als zowel het beeldscherm van de computer als een extern beeldscherm zijn ingeschakeld,
drukt u een of meer keren op f4 om te schakelen tussen de twee beeldschermen.
2. Configureer de monitorinstellingen zodanig dat het externe beeldscherm het primaire
beeldscherm wordt:
a. Klik in het Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op een leeg gedeelte van het
bureaublad van de computer en selecteer Schermresolutie.
b. Geef een primair en een secundair beeldscherm op.
OPMERKING: Als beide beeldschermen worden gebruikt, wordt het dvd-beeld niet
weergegeven op een beeldscherm dat is ingesteld als secundair beeldscherm.
Branden van een schijf begint niet of stopt voordat het brandproces is voltooid
ā—
Controleer of alle programma's zijn afgesloten.
ā—
Schakel de slaapstand uit.
ā—
Controleer of u het juiste type schijf voor uw schijfeenheid gebruikt.
ā—
Controleer of de schijf correct is geplaatst.
ā—
Selecteer een lagere schrijfsnelheid en probeer het opnieuw.
ā—
Als u een schijf kopieert, slaat u de informatie van de bronschijf op de vaste schijf op voordat u
probeert de inhoud te branden op een nieuwe schijf. Brand daarna de nieuwe schijf vanaf de
vaste schijf.
80 Bijlage B Problemen oplossen
C Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is de ontlading van statische elektriciteit wanneer twee objecten met elkaar
in aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u ontvangt wanneer u over tapijt loopt en vervolgens
een metalen deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen worden beschadigd door de ontlading van statische elektriciteit
vanaf vingers of andere elektrostatische geleiders. Neem de volgende voorschriften in acht om het
risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken:
ā—
Als u de computer moet loskoppelen met het oog op instructies voor het verwijderen of
installeren van onderdelen, moet u voor een goede aarding zorgen voordat u de computer
loskoppelt. Pas daarna kunt u de behuizing openen.
ā—
Houd onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
ā—
Raak geen pinnen, aansluitingen en circuits aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo weinig
mogelijk hoeft aan te raken.
ā—
Gebruik niet-magnetische gereedschappen.
ā—
Raak voordat u de onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak aan, zodat u niet
statisch geladen bent.
ā—
Als u een onderdeel verwijdert, plaatst u dit in een antistatische verpakking.
Neem contact op met de klantenondersteuning als u meer wilt weten over statische elektriciteit of
hulp nodig hebt bij het verwijderen of installeren van onderdelen.
81
Index
A
Aan/uit-schakelaar 33
Aan-uit
accu 35
besparen 38
opties 34
Aan-uitknop 33
aan-uitknop herkennen 10
Aan-uitlampjes 8
Aan-uit-lampjes 4
Aanwijsapparaten, voorkeuren
instellen 20
accu
afvoeren 39
bewaren 39
vervangen 39
Accu
lage acculading 36
ontladen 36
resterende lading weergeven
36
voeding besparen 38
Accu, temperatuur 39
Accucontrole 36
Accuhendel, herkennen 12
Accu-informatie zoeken 35
Accuruimte 73
Accuvoeding 35
actietoetsen
afspelen, onderbreken,
hervatten 25
draadloos 25
helderheid van het scherm
verhogen 24
helderheid van het scherm
verlagen 24
Help en ondersteuning 24
schakelen tussen
schermweergaven 24
volgende track of sectie 25
volume dempen 25
volume omhoog 25
volume omlaag 25
vorige track of sectie 25
Afsluiten 33
Antivirussoftware 55
Audiofuncties controleren 28
Audio-ingang (microfooningang)
herkennen 4
Audio-uitgang
(hoofdtelefoonuitgang)
herkennen 4
B
back-ups 64
Bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 17
Beheerderswachtwoord 53
Beschrijfbare media 34
Besparen, voeding 38
Beveiliging, draadloze
communicatie 16
Bevestigingspunt voor de
beveiligingskabel, herkennen 5
bewaren, accu 39
BIOS
update downloaden 70
update uitvoeren 69
versie vaststellen 69
Bluetooth, label 73
Bluetooth-apparaat 14, 18
C
Caps Lock-lampje, herkennen 9
Computer, reizen met 39, 75
Computer reageert niet 33
Computer Setup
Beheerderswachtwoord 54
Configureren
audio voor HDMI 31
Connector, netvoeding 5
Controleren, audiofuncties 28
D
Digitale kaart
plaatsen 42
verwijderen 43
Draadloos netwerk (WLAN)
bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 17
benodigde apparatuur 16
beveiliging 16
functioneel bereik 17
gebruiken 15
openbare WLAN, verbinding
maken 17
verbinding maken 17
Draadloze communicatie,
bedieningselementen
besturingssysteem 14
knop 14
Draadloze communicatie, knop
14
E
Elektrostatische ontlading 81
Esc-toets herkennen 11
Essentiƫle updates, software 56
Externe apparaten 45
Externe monitor, poort 30
Externe netvoeding gebruiken 39
Externe schijfeenheid 45
F
Firewallsoftware 55
Fn-toets, herkennen 11
Fn-toets herkennen 24
Functietoetsen, herkennen 11
G
Gebruiken
externe netvoeding 39
standen voor
energiebesparing 34
Gebruikerswachtwoord 53
Geheugenkaart 34
ondersteunde types 42
Geheugenkaartlezer, herkennen
13
Geheugenmodule
herkennen 13
plaatsen 60
vervangen 59
verwijderen 59
Geheugenpaneel, herkennen 12
82 Index
geĆÆntegreerd numeriek
toetsenblok, herkennen 25
Geluidsvolume
aanpassen 27
knoppen 27
toetsen 27
geminimaliseerde image
terugzetten 67
geminimaliseerde installatiekopie
maken 66
H
Harde schijf
HP 3D DriveGuard 51
plaatsen 50
verwijderen 48
Harde-schijflampje 4
HD-apparatuur aansluiten 30
HDMI, audio configureren 31
HDMI-poort, herkennen 6
HDMI-poort, verbinding maken
met 30
herstel
HP Recovery Manager 66
media 67
met HP herstelmedia 65
opties 65
schijven 67
systeem 66
USB-flashdrive 67
herstel-
ondersteunde schijven 65
schijven 65
herstellen
starten 67
herstelmedia
maken 64
maken met HP Recovery
Manager 65
herstelpartitie
verwijderen 68
Hoofdtelefoon en microfoons,
aansluiten 28
Hoofdtelefoonuitgang (audio-
uitgang) 4
HP 3D DriveGuard 51
HP Herstelbeheer
starten 67
HP herstelmedia
herstel 67
HP Herstelmedia
maken 64
HP Herstelpartitie
herstellen 67
verwijderen 68
HP PC Hardware Diagnostics
(UEFI)
downloaden 71
gebruiken 71
HP Recovery Manager
opstartproblemen herstellen
67
Hubs 43
I
In-/uitgangen
audio-ingang
(microfooningang) 4
audio-uitgang (hoofdtelefoon)
4
netwerk 6
RJ-45 (netwerk) 6
Ingangsvermogen 74
Installatie van draadloos netwerk
16
Interne microfoons, herkennen 6
Internetverbinding instellen 16
K
Kabels
USB 44
Kennisgevingen
label met kennisgevingen 73
labels met keurmerk voor
draadloze communicatie 73
Keurmerk voor draadloze
communicatie, label 73
Knijpen met twee vingers om te
zoomen touchpadbeweging 22
Knoppen
aan-uit 10
geluidsvolume 27
linkerknop van touchpad 7
media 27
optische-schijfeenheid
uitwerpen 5
rechterknop van touchpad 7
voeding 33
Windows-knop 11
Kritiek lage acculading 34
L
Labels
bluetooth 73
certificaat van echtheid van
Microsoft 73
kennisgevingen 73
keurmerk voor draadloze
communicatie 73
serienummer 73
WLAN 73
Lage acculading 36
lampjes
netvoedingsadapter/accu 5
Lampjes
aan-uit 4, 8
Caps Lock 9
draadloze communicatie 8
harde schijf 4
RJ-45-netwerkstatus 6
Touchpad 8
Lampjes, vaste schijf 51
Lampje van de
netvoedingsadapter/accu 5
Lampje van de vaste schijf 51
lampje voor draadloze
communicatie 14
Lampje voor draadloze
communicatie 8
Leesbare media 34
Luchthavenbeveiliging 46
Luidsprekers, herkennen 10
M
Media afspelen,
bedieningselementen voor 27
Mediasneltoetsen 27
Microfooningang (audio-ingang)
herkennen 4
Microsoft, certificaat van echtheid,
label 73
Muis, externe
voorkeuren instellen 20
N
Netvoedingsadapter, testen 41
Netvoedingsadapter testen 41
Netvoedingsconnector
herkennen 5
Netwerkconnector, herkennen 6
Num lock, extern toetsenblok 26
Index 83
Num lock-toets herkennen 25
O
Omgevingsvereisten 74
Onderdelen
beeldscherm 6
bovenkant 7
linkerkant 5
onderkant 12
rechterkant 4
voorkant 13
Onderhoud
schijfdefragmentatie 50
schijfopruiming 51
ondersteunde schijven
herstel- 65
Ontgrendeling accuafdekplaatje
12
Openbare WLAN, verbinding
maken 17
opstartvolgorde
HP Recovery Manager
aanpassen 67
Opties voor energiebeheer
instellen 34
Optionele externe apparaten
gebruiken 45
Optische schijf, herkennen 5
Optische-schijfeenheid 45
origineel systeemherstel 66
P
poorten
HDMI 30
Poorten
externe monitor 6, 30
HDMI 6
USB 5
VGA 30
Poort voor externe monitor 6
Problemen, oplossen 77
Problemen oplossen
schijf afspelen 79
schijf branden 80
Problemen oplossen, extern
beeldscherm 80
Productnaam en productnummer,
van computer 73
R
Reizen, met computer 39, 73
Reizen met de computer 75
RJ-45-(netwerk)lampjes,
herkennen 6
RJ-45-netwerkconnector,
herkennen 6
S
Schakelaar, aan/uit 33
Schijfdefragmentatie, software 50
Schijfeenheden
externe 45
gebruiken 46
hanteren 46
optische 45
vaste 45
Schijfmedia 34
Schijfopruiming, software 51
Schuiven, touchpadbeweging 21
Serienummer 73
Serienummer, van computer 73
Slaapstand
activeren 34
beƫindigen 34
Sleuven
beveiligingskabel 5
sneltoetsen
beschrijving 24
Sneltoetsen, media 27
SoftPaqs, downloaden 63
Software
antivirus 55
essentiƫle updates 56
firewall 55
schijfdefragmentatie 50
schijfopruiming 51
Standen voor energiebesparing
34
systeemherstel 66
systeemherstelpunt
maken 64
T
Temperatuur 39
Terugzetten
Windows
Bestandsgeschiedenis 65
Toetsen
esc 11
fn 11
functie 11
geluidsvolume 27
media 27
Toetsenblok, extern
gebruiken 26
num lock 26
Toetsenblokken herkennen 25
toetsenbord, sneltoetsen
herkennen 24
Toetsenbordschroef, herkennen
12
Touchpad
gebruiken 20
knoppen 7
Touchpadbewegingen
knijpen met twee vingers om te
zoomen 22
schuiven 21
Touchpadgebied
herkennen 7
Touchpadlampje herkennen 8
U
Uitschakelen, computer 33
Uitwerpknop van de optische-
schijfeenheid, herkennen 5
USB 3.0-poort 6
USB-apparaten
beschrijving 43
verwijderen 44
USB-apparatuur
aansluiten 44
USB-hubs 43
USB-kabel aansluiten 44
USB-poorten herkennen 5, 6
Uw computer onderhouden 61
Uw computer reinigen 61
V
Vaste schijf
externe 45
Vaste schijf, herkennen 13
Ventilatieopeningen, herkennen
5, 12
Verbinding maken met draadloos
netwerk (WLAN) 17
Verwijderde bestanden
terugzetten 65
VGA-poort, verbinding maken
met 30
Video 29
84 Index
Vingerafdrukken, registreren 58
Vingerafdruklezer 57
Vingerafdruklezer herkennen 10
W
Wachtwoordbeveiliging instellen
voor beƫindigen slaapstand 35
Wachtwoorden
beheerder 53, 54
gebruiker 53
Webcam 7, 29
Webcam, herkennen 7
Windows
bestanden terugzetten 65
Bestandsgeschiedenis 65
systeemherstelpunt 64
Windows-knop, herkennen 11
WLAN, label 73
WLAN-antennes, herkennen 7
WLAN-apparaat 15, 73
Index 85
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95

HP 355 G2 Notebook PC Handleiding

Type
Handleiding