Volvo 2010 Snelstartgids

Type
Snelstartgids

Deze handleiding is ook geschikt voor

GEFELICITEERD MET UW NIEUWE VOLVO!
Het ontdekken van een nieuwe auto is een spannende bezigheid.
Neem deze Quick Guide door om nog meer plezier te beleven aan uw nieuwe
Volvo. Zie voor meer informatie het instructieboekje.
Waarschuwingsteksten en andere belangrijke informatie vindt u alleen in het
instructieboekje – niet in deze brochure. Het instructieboekje bevat bovendien
de recentste gegevens.
Opties staan aangegeven met een sterretje (*).
Op www.volvocars.com vindt u meer informatie over uw auto.
VOLVO V70 & XC70
quick Guide
WEB EDITION
1
2
3 4
1
2
TRANSPONDERSLEUTEL
Vergrendelt de portieren alsmede de
achterklep en activeert het alarm*.
Ontgrendelt de portieren
A
alsmede
de achterklep en deactiveert het alarm.
Ontgrendelt de achterklep – hij wordt
niet geopend.
Activeert de Approach-verlichting
in buitenspiegels* alsmede interieur-,
instap- en kentekenplaatverlichting.
Richtingaanwijzers en stadslichten
vóór/achterlichten branden.
“Paniek-toets. In een noodsituatie ca.
3 seconden lang ingedrukt houden om
het alarm te laten afgaan.
A
Als geen van de portieren noch de achterklep
binnen 2 minuten na ontgrendeling wordt geopend,
worden deze na enige tijd automatisch opnieuw
vergrendeld.
STARTEN
MOTOR AFZETTEN EN TRANSPONDERSLEUTEL UITNEMEN
De transpondersleutel in het contactslot
steken.
De transpondersleutel licht aandrukken
waarna deze naar binnen schuift.
Het koppelings- of rempedaal bedienen. Op de knop START/STOP/ENGINE drukken
om de motor te starten
B
.
B
Tijdens de koude start ligt het stationaire toerental mogelijk hoger dan normaal.
De auto parkeren en op de knop START/
STOP/ENGINE drukken om de motor af te
zetten.
De transpondersleutel licht aandrukken
waarna deze naar buiten schuift. Bij auto’s met
een automatische versnellingsbak dient de
keuzehendel in stand P te staan.
1
2
3
4
1
PCC (PERSONAL CAR COMMUNICATOR)*, MET KEYLESS DRIVE
Informatie over de status van de auto die
binnen een straal van 20 m te ontvangen is.
Toets indrukken en 7 seconden wachten.
Bij het indrukken van de toets zonder ont-
vangst verschijnt de meest recente status uit
het geheugen.
1
Groen lampje: De auto is vergrendeld.
2
Oranje lampje: De auto is ontgrendeld.
3
De rode lampjes lichten beurtelings op:
Er zit mogelijk iemand in de auto.
4
Rood lampje: Het alarm is afgegaan.
STARTEN MET KEYLESS DRIVE
In de auto stappen met de PCC bijvoorbeeld in
uw binnenzak.
Het koppelings- of rempedaal bedienen.
Op de knop START/STOP/ENGINE drukken
om de motor te starten
A
.
A
Tijdens de koude start ligt het stationaire toerental mogelijk hoger dan normaal.
MOTOR AFZETTEN
De auto parkeren en op de knop START/STOP/
ENGINE drukken om de motor af te zetten.
BELANGRIJK
Met Keyless drive hoeft de PCC alleen in de
auto aanwezig te zijn. Laat de PCC bijvoor-
beeld in uw binnenzak zitten.
Bij het gebruik van de buitenhandgreep van
een van de portieren wordt de auto ontgren-
deld.
Om de auto na het parkeren te vergrendelen,
hoeft u alleen het portier te sluiten en de
knop op de portierhandgreep in te drukken.
LEERVERZORGING
BLIS, BLIND SPOT INFORMATION
SYSTEM*
Leren bekleding heeft regelmatige verzorging
nodig. Gebruik daarom één- à viermaal per
jaar (zo nodig vaker) een leerverzorgingspro-
duct. Leerverzorgingsproducten zijn verkrijg-
baar bij de erkende Volvo-werkplaats.
Als het controlelampje voor BLIS soms
oplicht zonder dat u andere voertuigen in de
dode hoeken kunt waarnemen, is er wellicht
sprake van reflecties op een glad en nat
wegdek of laag staande zon in de camera.
Bij een storing in het systeem verschijnt
op het display de melding BLIS Service
vereist.
2
6
3
4
1
5
7
2
AUDIOSYSTEEM
3
Geluidsweergave regelen
Knop indrukken om uit BAS, TREBLE,
FADER, BALANS, Dolby Pro Logic II* of
SUBWOOFER* te kiezen.
Knop omdraaien om bij te regelen.
A
AUX-ingang voor bijvoorbeeld een mp3-speler
(voor optimale geluidsweergave het volume op half
zetten).
1
Indrukken voor AAN/UIT
Omdraaien om het volume te regelen.
Voor elk van de functies radio, TP,
handsfree* en RTI wordt het volume apart
opgeslagen en een volgende keer opnieuw
gehanteerd.
2
Een van de standen AM, FM1, FM2, CD of
MODE selecteren.
MODE gebruiken om de functie AUX
A
te
activeren en het volume bij te stellen van
de geluidsbron die op de AUX-ingang
aangesloten is.
CD
4
Andere cd-track met pijl-links/pijl-rechts
of aan (3) draaien.
Cd* kiezen met pijl-omhoog/pijl-omlaag.
6
Cd uitwerpen
Indrukken om de actuele cd uit te wer-
pen.
Knop ingedrukt houden om alle cd’s in
de cd-wisselaar* uit te werpen.
7
Cd-wisselaar*. Een cd (1–6) selecteren.
RADIO
3
Omdraaien om een radiozender te
kiezen.
4
Zender zoeken met de pijl-links/pijl-
rechts. Tot 20 zenders opslaan (tien voor
FM1 en tien voor FM2) op door 0–9 inge-
drukt te houden, waarna een bevestiging
op het display verschijnt.
5
De 10 best doorkomende radiozenders
automatisch opslaan
Ca. 2 seconden lang AUTO indrukken.
Tijdens het zoeken staat de tekst Autom.
opslaan op het display.
Daarna op de toetsen 09 drukken om de
gevonden radiozenders te beluisteren.
ELEKTRISCHE ACHTERKLEPBEDIENING*
Openen
Druk op de openingsknop rechts van de
verlichtingsbediening of op de toets van de
transpondersleutel of trek eenmaal aan de
buitenhandgreep van de achterklep.
Sluiten
De sluitknop op de achterklep indrukken of de
achterklep handmatig dichtduwen.
1
2
ELEKTRONISCHE KLIMAATREGELING, ECC*
HANDMATIGE REGELING
Ventilatorsnelheid
Luchtverdeling
Ontwaseming om de voorruit en zijrui-
ten snel van condens te ontdoen.
Interior Air Quality System (IAQS).
UIT/AUT/Recirculatie.
Airconditioning AAN/UIT
Elektrische verwarming achter-
ruit en buitenspiegels. Automatische
uitschakeling.
AUTOMATISCHE REGELING
In de stand AUTO regelt het ECC-systeem
automatisch alle functies voor een groter bedie-
ningsgemak en optimale luchtkwaliteit.
1
Temperatuur
Knoppen omdraaien voor de gewenste
temperatuur. Ingestelde temperatuur staat
op display.
2
Op AUTO drukken om de temperatuur en
de overige functies automatisch te laten
regelen.
OPBERGMOGELIJKHEDEN, 12V-AANSLUITINGEN EN AUX-INGANG
BELANGRIJK
Bij gebruik van de 12V-aansluiting in de
bagageruimte kan de accu ontladen raken.
De 12V-aansluitingen in de middenconsole
werken alleen in contactslotstand I of hoger. De
12V-aansluiting rechts in de bagageruimte is
altijd ingeschakeld.
123456
12.3
12:34
P
_3 C
o
0
1
1000km
to empty tank
T2
3 62 41 5
8 9
7
BOORDCOMPUTER EN DAGTELLER
1
Dagtellers
De auto is uitgerust met twee onafhankelij-
ke dagtellers, T1 en T2, die altijd aanstaan.
Zie toets (6) om te wisselen tussen T1 en
T2 en om de dagtellerwaarde te resetten.
2
Brandstofmeter
Pijl die aangeeft aan welke kant van de
auto de tankvuldop zit.
3
Laag brandstofpeil
Het lampje licht op, wanneer er nog maar
weinig brandstof in de tank zit. Tank zo
spoedig mogelijk.
4
Actieradius
Aan het duimwiel (8) van de boordcompu-
ter draaien om de berekende actieradius te
bekijken.
BELANGRIJK
“Km actieradius” is een indicatie van het
aantal kilometers dat u met de resterende
brandstofvoorraad kunt afleggen op basis
van de eerdere rijomstandigheden.
5
Klok
Knop (6) rechts- of linksom draaien om de
tijd in te stellen.
6
Omdraaien om bijvoorbeeld KM ACTIE-
RADIUS op het display (4).
Omdraaien om de tijd in te stellen.
7
Indrukken om eventuele meldingen op
het display te bekijken. Nogmaals indruk-
ken om een melding te laten verdwijnen.
8
Boordcomputer
Gewenste functie instellen met het duim-
wiel.
9
Alle functies van de boordcomputer
resetten.
STUURWIEL INSTELLEN TANKEN
WAARSCHUWING!
Het stuurwiel instellen
vóórdat u gaat rijden. Nooit tijdens het rijden.
Op de knop drukken om de tankvulklep te
openen.
12
A
0
B
C
D
E
F
3
VERLICHTINGSBEDIENING
Verlichting display en instrumenten-
paneel
Mistlampen (vóór)
Mistachterlicht (alleen bestuurders-
zijde)
Automatisch dimlicht. Grootsignalen
geven is mogelijk, maar het normale
groot licht werkt niet.
Stadslichten voor/achterlichten
Dimlicht. Dimlicht dooft bij het afzetten
van de motor. Groot licht te activeren
met de hendel.
Koplamphoogteregeling, dimlicht.
Automatisch bij Bi-Xenon
®
verlichting*.
Grootlichtsignalen.
Wisselen tussen groot licht/dimlicht.
A
Enkele wisslag ruitenwisser.
B
Intervalfunctie. Aan (B) draaien om
in te stellen.
C
Normale snelheid
D
Hoge snelheid
E
Ruiten- en koplampsproeiers
F
Ruitensproeier achterklep
Displaysymbool
bij regensensor
aan.
REGENSENSOR* EN RUITENWISSERS
REGENSENSOR
1
Indrukken om de regensensor te active-
ren. Ruitenwissers in stand 0 of A.
2
Duimwiel – aantal wisslagen.
3
Ruitenwisser achterklep intervalstand/
normale stand.
BESTUURDERSONDERSTEUNENDE
SYSTEMEN*
BLUETOOTH*
Om de bestuurder te helpen om tijdig te
remmen, een veilige afstand tot voorliggers
te houden of een goede positie binnen de
rijstrook aan te houden, is de auto mogelijk
uitgerust met een of meer van de volgende
systemen:
Adaptieve cruisecontrol*
Afstandscontrole*
Botswaarschuwing met automatische
rem*
Driver Alert System*
Maak de mobiele telefoon identificeer-
baar/zichtbaar
Houd de knop PHONE van het audiosy-
steem ingedrukt
Kies Telefoon toevoegen in het display
van het audiosysteem
Kies de telefoon die u wilt aansluiten
Voer via de toetsen van de mobiele tele-
foon de cijfers in die op het display van
het audiosysteem staan.
1.
2.
3.
4.
5.
2
1
+
-
3
2
1
5 4
4
3
5
2
SLEUTELSTANDEN (0 & I) VOORSTOEL INSTELLEN
TP 10076 (Dutch). AT 0820. Printed in Sweden, Göteborg 2008. Copyright © 2000–2008 Volvo Car Corporation.
PARKEERREM
Aanzetten
Op de handgreep drukken.
Het lampje knippert, totdat de rem
volledig is aangezet waarna het lampje
continu brandt.
1
Lendensteun
2
Hellingshoek ruggedeelte
3
Stoel omhoog/omlaag
4
Voorkant zitting omhoog/omlaag
5
Vooruit/achteruit
0
Verlichting instrumenten en klok inge-
schakeld, stuurslot opgeheven.
I
Schuifdak, elektrisch bediende ruiten,
ventilator, ECC, ruitenwissers, 12V-aan-
sluitingen in middenconsole, RTI.
Koppelingspedaal of rempedaal niet bedie-
nen.
TRANSPONDERSLEUTEL
Stand
0
Stand I
KEYLESS DRIVE
Stand I
Het audiosysteem en de interieurverlichting
zijn altijd in en uit te schakelen, ongeacht de
sleutelstand.
Lossen
Sleutelstand 0 of I.
Het koppelings- of rempedaal bedienen.
2
Handgreep uittrekken.
Automatisch lossen
Een versnelling inschakelen en wegrijden.
(Bij auto’s met een automatische versnel-
lingsbak dien u de veiligheidsgordel te
dragen.)
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8

Volvo 2010 Snelstartgids

Type
Snelstartgids
Deze handleiding is ook geschikt voor