Pottinger VITASEM 302 ADD Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Handleiding
NL
+ INSTRUCTIES VOOR DE OVERDRACHT VAN MACHINES . . . pagina 3
"Vertaling van de originele handleiding" Nr. 99 8632.NL.80M.0
Rijenzaaimachine
VITASEM 302 ADD
(Type 8632 : + . . 01001)
VITASEM 402 ADD
(Type 8633 : + . . 01001)
ALLG./BA SEITE 2 / 0000-NL
Productaansprakelijkheid, informatieplicht
Productaansprakelijkheid verplicht de fabrikant en handelaar bij de verkoop van machines een
handleiding te overhandigen en de gebruiker te instrueren over de bedienings-, de veiligheids- en de
onderhoudsvoorschriften.
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de
fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
- Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden.
- Document B blijft bij de dealer en
- Document C is voor de gebruiker.
In de zin van de productaansprakelijkheid is elke landbouwer ondernemer.
Een schade in de zin van de wet productaansprakelijkheid is een schade, die door een machine ontstaat,
die echter niet aan deze machine ontstaat: voor de aansprakelijkheid is een eigen risico voorzien van
EURO 500,-.
Bedrijfsschade in de zin van de productaansprakelijkheid is uitgesloten.
Let op! Ook wanneer de machine later door de gebruiker wordt ingeruild of doorverkocht dient de
handleiding meegeleverd en de nieuwe gebruiker op de voorschriften te worden gewezen.
NL Geachte gebruiker!
U hebt een goede keuze gemaakt en wij feliciteren U dan ook dat U voor
het merk Pöttinger hebt gekozen.
Als Uw landbouwkundige partner bieden wij U kwaliteit en capaciteit,
gekoppeld aan een goede service.
Teneinde enig inzicht te verkrijgen in de omstandigheden waaronder
de machine wordt ingezet en om in de toekomst nieuwe machines te
kunnen ontwikkelen, verzoeken wij U ons enige gegevens te verstrekken.
Daardoor is het dan ook mogelijk om U in de toekomst gericht over nieuwe
ontwikkelingen te informeren.
Pöttinger-nieuwsbrief
www.poettinger.at/nl/newsletter
Actuele vakinformatie, nuttige links en ontspanning
Document D
NL-0600 Dokum D Anbaugeräte
PÖTTINGER Landtechnik GmbH
Industriegelände 1
A-4710 Grieskirchen
Tel. 07248 / 600 -0
Telefax 07248 / 600-2511
Wij verzoeken U de volgende punten i.v.m. de wet op de productaansprakelijkheid te controleren.
NL
Machine aan de hand van de pakbon gecontroleerd. Alle verpakte delen verwijderd en uitgepakt. Aftakas, veiligheidsinrichtingen en
handleidingen zijn aanwezig.
De bediening, de inbedrijfsstelling en het onderhoud van de machine resp. werktuig aan de hand van de handleiding met de gebruiker
besproken en uitgelegd.
Bandenspanning gecontroleerd
Wielbouten en moeren op vastzitten gecontroleerd.
Op het juiste toerental van de aftakas gewezen.
Aanspanning aan de trekker gecontroleerd en eventueel aangepast: Driepuntsbevestiging
Informatie verstrekt over lengtebepaling van de aftakas.
Proefgedraaid met de machine en geen gebreken geconstateerd.
Tijdens het proefdraaien de werking van de machine uitgelegd.
Het zwenken in werk- en transportstand uitgelegd.
Informatie verstrekt over extra leverbaar toebehoren.
Gebruiker gewezen op het nut en de noodzaak om de handleiding goed te lezen.
Aankruisen hetgeen van toepassing is. X
INSTRUCTIES VOOR DE
OVERDRACHT VAN MACHINES
Ter controle van de juiste overdracht van de machine en de handleiding is het gewenst dat dit aan de fabrikant wordt bevestigd.
Hiertoe dient:
- Document A getekend naar de importeur c.q. naar de fabrikant te worden gezonden of via internet (www.poettinger.at) te worden verstuurd.
- Document B blijft bij de dealer en
- Document C is voor de gebruiker.
- 4 -
1200-NL INHALT_8632
INHOUDSOPGAVE NL
Inhoudsopgave
VEILIGHEID
Veiligheidsinstructies .................................................5
PRESTATIEOMSCHRIJVING
Overzicht....................................................................6
Varianten ....................................................................6
WAARSCHUWINGSTEKENS
CE-kenmerk ............................................................... 7
Waarschuwingspictogrammen ..................................7
Betekenis van de waarschuwingstekens ...................7
TECHNISCHE GEGEVENS
Korte beschrijving van de machine ...........................9
Technische gegevens ................................................9
Uitrusting .................................................................10
Extra veiligheidsaanwijzingen voor VITASEM ADD..10
Extra uitrusting.........................................................10
TREKKER VOORWAARDEN
Trekker .....................................................................11
Ballastgewichten .....................................................11
Hefinrichting (drie-punts-koppeling) ........................11
Noodzakelijke hydraulische aansluitingen ...............11
Noodzakelijke stroomaansluitingen .........................11
AAN- EN AFBOUW
Laden ....................................................................... 12
Aanbouw ..................................................................12
Afbouw ....................................................................14
Transportstand .........................................................15
COMPASS TERMINAL
Capaciteitskenmerken van de terminal ...................16
Ingebruikname .........................................................17
COMPASS terminal bedieningspaneel ....................17
Weergave en functies ..............................................17
Kalibreren .................................................................19
Basisinstelling .......................................................... 20
Alarmmeldingen ....................................................... 25
Voorbeelden voor het aanleggen van het rijpad ......26
GEBRUIK
Gebruiksinstructies .................................................. 27
Hectareteller ............................................................28
Laadplateau .............................................................28
Zaadbak vullen ........................................................29
Zaadbak legen .........................................................30
Zaadbak reinigen .....................................................31
Zaadbakdeksel ........................................................32
DOSEREN
Functiewijze .............................................................33
Fijn zaaiwiel .............................................................33
Multizaaisysteem .....................................................34
Instellen van de te zaaien hoeveelheid ....................35
Aandrijfstand / zaaiasdraairichting ..........................35
Afsluitschuiven .........................................................36
Korrelproef voor bovenuitzaai..................................37
Bodemklep ..............................................................38
Afdekkingen (extra uitrusting) ..................................38
Roeras .....................................................................39
ZWAAIENDE MENGAS
Zwaaiende mengas .................................................40
AFDRAAIEN/KALIBREREN
Hoeveelheid zaad instellen met de afdraaiproef .....41
SPOORWIEL
Manier van functioneren ..........................................44
KOUTERDRUK
Kouterdrukverstelling ............................................... 45
Diepte-instelling ....................................................... 45
DIEPTE-INSTELLING
SLEUVENTREKKER
Sleuventrekker .........................................................47
TANDHOUDERSOORTEN
Tandhoudersoorten..................................................48
RIJPADEN
Aanleggen van rijpaden ...........................................49
Verderschakeling van het rijpad...............................50
Rijpadmarkeur .........................................................51
HOEVEELHEIDVERSTELLING
Elektrische hoeveelheidverstelling 1) .......................52
TRANSPORT
Attentie / transport ...................................................53
ONDERHOUD
Veiligheidsaanwijzing ...............................................54
Algemene aanwijzingen voor het onderhoud .........54
Reinigen van machinedelen .....................................54
In de openlucht laten staan .....................................54
Overwinteren ...........................................................54
Aftakassen ...............................................................54
Hydrauliekinstallatie .................................................54
Onderhoud ...............................................................55
SERVICE
Schakelschema .......................................................58
Aansluitbezetting Compass terminal .......................59
Sensoren ..................................................................60
Hoogteverstelling van de vulpeilsensor ...................60
AANHANGSEL
Aanwijzingen voor veilig werken ..............................63
Combinatie van trekker en aanbouwwerktuig .........64
- 5 -
0600-NL-SICHERHEIT_8521
NL
VEILIGHEID
Veiligheidsinstructies
De hefinrichting van de trekker bij het aan- en ontkoppelen op ”positieregeling” zetten!
Bij het aan- en ontkoppelen of bij het op- en afbouwen mag zich niemand tussen de trekker en de
machine of tussen de verschillende machines bevinden; ook bij het bedienen van de buitenhydrauliek
mag men niet „ertussen“ gaan staan. Gevaar voor verwondingen!
Let op voldoende stuurveiligheid – ook met een gevulde voorraadtank. Breng eventueel frontgewichten
aan op de trekker!
Telkens voor het in gebruik nemen, de trekker en machine controleren op bedrijfs- en verkeersveiligheid!
Alle beschermkappen moeten zijn aangebracht!
De bestuurder is verantwoordelijk voor de „veiligheid“!
Niet met volle voorraadtank transporteren!
Het is verboden op de machine te klimmen of erop mee te rijden (ook op het vulplatform) alsook zich
op te houden binnen de gevarenzone (het zwenkbereik)!
Bij het verlaten van de trekker, voor het afstellen van de machine en bij onderhoudswerkzaamheden
moet de combinatie worden neergelaten, motor afzetten en contactsleutel verwijderen!
Instel- en onderhoudswerkzaamheden alleen uitvoeren als de machine is neergelaten!
Niet met de hand in de zaadbak grijpen en geen voorwerpen in de lege bak leggen, omdat een aanwezige
roeras, bij een aandrijfstand > ”0” kan draaien, als de machine wordt verschoven (en het stappenwiel
draait). Gevaar voor verwondingen en schade aan de machine!
Let er bij het vullen met ontsmet zaad en bij het reinigen van de voorraadtank met perslucht op, dat
ontsmettingsmiddels irriteert en giftig is: lichaamsdelen beschermen!
Voordat de machine in gebruik wordt genomen of voor het wegrijden, moet worden gekeken of er zich
geen personen in de nabijheid van de machine bevinden!
Controleer voor het eerste gebruik – en na een langdurige periode van stilstand – het oliepeil van de
aandrijving en ga na of alle lageringen voldoende zijn gesmeerd! Controleer tevens of alle bouten goed
vastzitten en controleer hydraulische installatie op lekkage!
Voordat u de rijenzaaimachine in gebruik neemt, dient u deze gebruikershandleiding en de veiligheidsaanwijzingen
(‘Voor uw veiligheid’) eerst zorgvuldig door te lezen en in acht te nemen; dit geldt ook voor de handleiding van een
combinatie-bodembewerkingsmachine.
De bedienende persoon dient te worden geïnstrueerd over gebruik, onderhoud, veiligheidseisen en de gevaren van de
machine. Alle andere gebruikers van de machine moeten kennis nemen van de veiligheidsaanwijzingen.
De gebruiker dient zich te houden aan alle voorschriften ter voorkoming van ongevallen, alsmede aan de algemeen
geldende regels wat betreft veiligheid, arbeidsgeneeskunde en wegverkeer.
Let op de ‘waarschuwingspictogrammen´!
Aanwijzingen in deze handleiding met dit teken en waarschuwingsstickers op de machine
waarschuwen voor gevaar! (Verklaringen van de waarschuwingsstickers zie bijlage
‘pictogramsymbolen’).
Verlies van de garantie
De rijenzaaimachine is uitsluitend geconstrueerd voor normaal gebruik in de landbouw. Iedere andere toepassing geldt
als oneigenlijk gebruik. Voor schade die door oneigenlijk gebruik wordt veroorzaakt, kan de fabrikant niet aansprakelijk
worden gesteld.
Tot eigenlijk gebruik behoort ook het in acht nemen van de voorgeschreven bedrijfs-, onderhouds- en
reparatieomstandigheden, evenals het gebruik van uitsluitend originele onderdelen.
Bij gebruik van toebehoren en/of onderdelen (slijtage- en reserveonderdelen) die niet door de firma Pöttinger zijn
vrijgegeven, vervalt iedere aanspraak op garantie.
De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die ontstaat door eigenhandige reparaties en wijzigingen
aan de machine, en door gebrek aan controle tijdens het gebruik.
Eventuele klachten bij de levering (transportschade, volledigheid) moeten direct schriftelijk worden gemeld.
Garantieclaims en na te komen garantiebepalingen of uitsluiting van de aansprakelijkheid volgens onze
leveringsvoorwaarden.
1200-NL_ÜBERSICHT_8632
NL
- 6 -
PRESTATIEOMSCHRIJVING
Overzicht
Aanduidingen:
(1) Sleuventrekker
(2) Zaadbak
(3) Transmissie
(4) Vulplatform
(5) Rotorkopeg
(6) Zaaikouters
(7) Spoorwiel
(8) Tanden
Varianten
Aanduiding Beschrijving
302 ADD Werkbreedte: 300 cm
402 ADD Werkbreedte: 400 cm
1
2
3
4
6
8
7
5
- 7 -
0900_NL-Warnbildzeichen_8611
NL
WAARSCHUWINGSTEKENS
Voor het in gebruik nemen, de
gebruikershandleiding lezen,
de veiligheidsaanwijzingen
opvolgen,
transport en montageaanwijzingen
opvolgen!
CE-kenmerk
Het door de fabrikant aan te brengen CE-kenmerk, geeft aan dat de machine beantwoord aan
de EG-richtlijnen.
EG conform verklaring (zie bijlage).
Met het ondertekenen van de EG conform-verklaring verklaart de fabrikant dat de afgeleverde
machine aan alle voorgeschreven veiligheids- en medische voorschriften beantwoordt.
Aanwijzingen voor
veilig werken
In deze handleiding
zijn alle plaatsen
die betrekking
heb ben op de
vei lig heid met
dit teken aan ge -
ge ven.
Betekenis van de waarschuwingstekens
Waarschuwingspictogrammen
Waarschuwingspictogrammen wijzen op mogelijk gevaarlijke punten; ze dienen de veiligheid van alle personen die met
of aan de zaaimachine werken.
Ontbrekende of beschadigde waarschuwingspictogrammen onmiddellijk opnieuw aanbrengen!
Na het eerste gebruik alle
boutverbindingen ocntroleren
en eventuel natrekken. Daarna
regelmatig controleren. Speciale
aandraaimoomenten: zie handleiding
of evt. onderdelenlijst. Gebruik een
draaimomentsleutel!
Het meerijden op de machine tijdens
het werk of gedurende transport is
niet toegestaan. Het laadplatform
alleen betreden als de combinatie van
trekker en werktuig stilstaat en het
platform veilig is ondersteund.
Uitklapbare zijdelen. Afstand houden.
Niet in het bereik van uitklappen
machinedelen komen. Let op
voldoende vrije ruimte om uit te
kunnen klappen.
Verwondingsrisico. Afstand houden.
Draaiende machinedelen. Afstand
houden.
Niet achter beschermkappen of
afdekplaten enzovoort grijpen.
- 8 -
0900_NL-Warnbildzeichen_8611
NL
WAARSCHUWINGSTEKENS
Levensgevaar door zwevende last, De Vitasem
aanpikken aan de voorraadbak. Gebruik hijsbanden,
geen kettingen! Nooit de zaaimachine gelijktijdig met het
grondbewerkingswerktuig samen ophijsen.
Haak van hefmiddel hier aanhaken.
Verboden zich op te houden onder
– of in het gevarengebied rond een
geheven last.
Afstand houden. NOOIT
beschermkappen openen terwijl de
machine nog wordt aangedreven.
Levensgevaar door zwevende last, De Vitasem A
aanpikken aan de voorraadbak en het transportoog.
Gebruik hijsbanden, geen kettingen! Nooit de zaaimachine
gelijktijdig met het grondbewerkingswerktuig samen
ophijsen.
Afstand houden. Gevaar voor
uitzwenkende machinedelen, of
weggeslingerde voorwerpen.
- 9 -
1101-NL TECHN. DATEN_8632
NL
TECHNISCHE GEGEVENS
Korte beschrijving van de machine
”VITASEM” zijn mechanische driepuntsaanbouw-zaaimachines (cat. ll).
‘VITASEM’ wordt naar keuze voorzien van trekkouters of eenschijfskouters, ‘VITASEM’ heeft naar keuze een
kouterwisselsysteem voor trekkouters en breedzaaikouters, of eenschijfskouters.
De aanbouw met de trekstangschommelas zorgt voor een goede aanpassing aan de bodem en voor een zekere
aandrijving.
De zaaiasaandrijving gebeurt door het rechtse loopwiel via een traploos verstelbare tweegebieds oliebadaandrijving die
het toerental van de zaaias ongeveer kan halveren en die bij een instelling voor ”bovenuitzaai” bovendien de draairichting
van de zaaias omkeert.
Bij de 3 m machine kan de zaaias aan de linker zijde worden uitgeschakeld.
Het bijzondere van de ‘VITASEM’ is dat de machine met haar multi-zaaiwielen normaal in ‘benedenuitzaai’ zaait, en
bij instelling voor ‘bovenuitzaai’ (optioneel) door verandering van draairichting van de zaaias bijv. koolzaadkorrels
afzonderlijk doseert.
Voor een eenvoudige bediening en veilig gebruik zorgen o.a. het regendichte zaadbakdeksel, de functioneel gevormde
zaadbak, de toevoertrechters per zaaiwiel, de niveauaanwijzer, de afzonderlijke en centrale kouterdrukverstelling en het
gemakkelijk afdraaien met de zwengel.
Om de ”VITASEM” aan de verschillende gebruiksomstandigheden aan te passen, zijn er gepaste uitrustingen beschikbaar:
b.v. verschillende zaadeguitvoeringen, hydraulisch omschakel- en uitlichtbare markeurs, een elektronische rijpadschakeling
inclusief hectareteller en afdraaihulp, een resthoeveelheidsmelder en zaaiascontrole, een rijpadmarkering, hydraulische
kouterdruk- en zaadhoeveelheidsinstelling, een schommelroeras voor graszaad e.a.
* Transportbreedte van het bodembewerkingsapparaat in acht
nemen!
(wijzigingen voorbehouden)
Technische gegevens
VITASEM 302 ADD 402 ADD
Werkbreedte [cm] 300 400
Transportbreedte ca. [cm] 300 * 430 *
Zaadbak-uitlopen 25 33
Rijenaantal 24 32
Rijenafstand [cm] 12,5 12,5
Gewicht [kg] (zonder toebehoor)
~ 1080 kg ~ 1275 kg
Zaadbakinhoud [l] (bak groot) 600 (1100) 850 (1400)
Vulhoogte ca. [cm] 161 / 180 161 / 180
Vulopening [cm] 250 x 62 350 x 62
Kouterstap [cm] 25
Schijfkouter Ø [mm] 350 x 3
Drukrol Ø [mm] 330 x 50
Kouterdruk / kouter [kg] 50
Spoorbreedte ca. [cm] 280 (300) ** 390
Oliebadtransmissie – hoeveelheid 2,5 l (Hydraulische olie HLP 32)
Geluidsniveau < "70 dB (A)"
- 10 -
1101-NL TECHN. DATEN_8632
TECHNISCHE GEGEVENS NL
Uitrusting
- Zaadbak met inhoudsweergave en klapdeksel
- Traploos verstelbare tweesectoren
oliebadtransmissie
- Multi-zaaiwielen
- Fijn doseerwiel
- Rechts half uitschakelbare zaaias (halve breedte)
- Afdraai-installatie met slinger en stortgoten
- Centrale kouterdrukverstelling
- afneembare steunen voor demontage / parkeren
Extra uitrusting
- Voorziening voor bovenuitzaai (bijv. koolzaad)
- Zaai-aanaardmes 1-delig, met nalopende tanden; ca.
17 kg/m
- Aanaardmesverlenging voor zijdelingse afdekking; ca.
3 kg
- Perfect-aanaardmes, met geveerde tanden; ca. 22
kg/m
- Transport-tandbescherming voor perfect-aanaardmes
(2,5 en 3m)
- Schijvenspoortrekker met losbreekbeveiliging en
hydraulische hefinrichting; ca. 60 kg
- Verlenging hydraulische slang 0,5m en 1,6m
- elektr. rijspoorschakeling met zaaiwielstop - voor 2 of
3 rijen per spoor - incl. hectareteller en afdraaihulp-
functie
- Resthoeveelheid- en zaaiascontrole (alleen in
combinatie met rijspoorschakeling)
- Aansluitkabel voor accu
- Regelkabel 2m, 4m, 7m als verlenging bij
machinecombinaties
- Schijven-rijspoormarkering (alleen bij rijspoorschakeling
en vulplatform); ca. 35 kg
- Roeras - draaiend of pendelroeras
- Afdekking voor zaaibehuizing - voor niet gebruikte
uitlopen
- Vulplatform met traptrede en leuning; ca. 14 kg/m
- Hectareteller (mech.)
- hydraulische spoorwielheffing
- Afstrijker voor drukrollen
- elektrische zaaigoedverstelling
Extra veiligheidsaanwijzingen voor VITASEM ADD
Niet in de roterende roeras grijpen.
Bij alle onderhouds- en instelwerkzaamheden aan de machine moet worden gelet op de veiligheidsafstanden; er
bestaat gevaar door roterende en oscillerende machine-onderdelen.
Platforms alleen gebruiken voor het vullen van de zaadbak. Meerijden op de machine is uitdrukkelijk verboden.
Rijden op openbare wegen:
- Neem de wettelijke voorschriften in acht
- Ritten over de openbare weg mogen alleen worden uitgevoerd zoals beschreven in het hoofdstuk
‘Transportpositie’
- Alle hydraulische systemen moeten worden gesloten
- Geen onderdelen in de zaadbak leggen – ook bij het rangeren roteert de roeras
Veiligheidsvoorzieningen moeten goed functioneren
Zwenkbare onderdelen moeten voor de rit in de juiste positie worden gebracht en moeten worden beveiligd tegen
losraken, waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan
Voor de rit verlichting controleren
- 11 -
1000-NL_SCHLEPPER VORAUSSETZUNG_8611
NL
TREKKER VOORWAARDEN
Trekker
Voor het gebruik van deze machine is een trekker nodig die
voldoet aan de volgende voorwaarden:
- Trekkervermogen: vanaf 90 kW (in combinatie met een
cirkeleg, afhankelijk van de cirkeleg)
- Aanbouw: hefarm cat. II
- Aansluitingen: zie tabel ‘Noodzakelijke hydrauliek en
stroomaansluitingen’
Ballastgewichten
Ballastgewichten
De trekker moet aan de voorkant worden voorzien van
voldoende ballastgewichten, om het stuur- en remvermogen
te garanderen.
Ten minste 20% van het ledig gewicht van het
voertuig op de vooras.
Hefinrichting (drie-punts-koppeling)
- De hefininrichting (drie-punts-koppeling) van de trekker
moet berekend zijn op de belasting (zie Technische
gegevens).
- De hefsteunen moeten middels de bijbehorende
verstelinrichting op gelijke lengte worden afgesteld (4).
(zie instructieboekje van de tractorfabrikant)
- Wanneer de hefsteunen aan de hefarmen in verschillende
posities te verstellen zijn, moet de achterste positie worden
gekozen. Daardoor wordt de hydraulische installatie van
de trekker ontlast.
- De begrenzingskettingen of de stabilisatoren van de
hefarmen (5) moeten zo worden ingesteld, dat de
aanbouwwerktuigen zich niet zijdelings kunnen bewegen
(veiligheidsmaatregel voor transportritten).
20%
Kg
371-08-16
371-08-16
Noodzakelijke hydraulische aansluitingen
Uitvoe-
ring
Verbruiker Enkelvoudig-werkende
hydraulische aansluiting
Dubbelwerkende hy-
draulische aansluiting
Aanduiding
(machine)
Standaard Sleuventrekker X
hydraulische topstang (variant) X
Optie hydraulische kouterdrukverstelling X
hydraulische spoorwielheffing X
Noodzakelijke stroomaansluitingen
Uitvoering Verbruiker Polen Volt Stroomaansluiting
Standaard Verlichting 7-polig 12 VDC volgens DIN-ISO 1724
Compass regeling 3-polig 12 VDC volgens DIN-ISO 9680
- 12 -
0900-NL AN- UND ABBAU_8622
NL
AAN- EN AFBOUW
Laden
L
Let op!
Niet in de omgeving of onder de geheven
machine verblijven.
Voor het laden met de kraan moet de rijenzaaimachine met
geopende zaadbakdeksel aan de middenwandopening (L) en
met 2 ogen aan het vulplatform worden bevestigd.
Alleen solo met een lege zaadbak optillen (zonder
bodembewerkingsmachine).
Op de draagkracht van de riem letten.
Er voorzichtig mee omgaan en op de balans letten.
Aanbouw
De Vitasem A serie is geconstrueerd voor de aanbouw aan een Pöttinger rotorkopeg uit de serie Lion of voor een rotorkopeg
met dezelfde aanbouwvoorwaarden.
De rijenzaaimachine wordt aan de pakker van de rotorkopeg gefixeerd en via de topstang geleid.
Let op!
Beknellingsgevaar! Als de trekker naar de rijenzaaimachine wordt gereden, mogen zich geen personen
binnen de gevarenzone bevinden!
De trekker dient tijdens de aan- en afbouw van de rijenzaaimachine tegen onbedoeld wegrollen te
worden beveiligd!
De hefhydrauliek van de trekker mag alleen worden bediend, wanneer zich geen personen binnen de
gevarenzone tussen de trekker en de rijenzaaimachine bevinden!
1) Rotorkopeg op de aanbouw voorbereiden:
(Rotorkopeg van de serie LION!)
Aanwijzing:
Als de rijenzaaimachine wordt aangebouwd aan
een andere dan een Pöttinger-rotorkopeg, dient
de compatibiliteit te worden gecontroleerd!
Let op!
Beknellingsgevaar! De trekker met de
aangebouwde rotorkopeg tegen onbedoeld
starten en wegrollen beveiligen!
- De wals van de rotorkopeg in de onderste positie (1) steken
De walsbevestiging van de rotorkopeg moet in
combinatie met de rijenzaaimachine zwenkbaar zijn.
- Rotorkopeg heffen
- De hulpbout (2) (parkeerpositie is op de stootrail) in de
hulpboring van de wals (3) steken (maakt het verwijderen
van de zwenkbout gemakkelijker)
- Rotorkopeg laten zakken
- Zwenkbout (4) verwijderen.
De wals van de rotorkopeg moet in combinatie met de
zaaimachine zwenkbaar zijn!
- de 4 houdbeugels (5) openen
1
2
3
4
5
- 13 -
0900-NL AN- UND ABBAU_8622
AAN- EN AFBOUW NL
2) Rijenzaaimachine op de rotorkopeg monteren:
Let op!
Beknellingsgevaar! Er mogen zich geen
personen binnen de gevarenzone bevinden.
Personen die instructie geven, mogen pas
tussen de werktuigen komen als de trekker
helemaal tot stilstand is gekomen!
- De rotorkopeg onder de Vitasem rijden tot de
verbindingsbouten van de Vitasem zich boven de
verbindingshouders van de rotorkopeg bevinden.
Let op!
Kantelgevaar! Het zwaartepunt van de
rijenzaaimachine bevindt zich achter de
tank. Bij het heffen van de rotorkopeg
moet erop worden gelet dat de achterste
steunpoten van de rijenzaaimachine
steeds contact met de bodem blijven
houden. Net zolang totdat de voorste
verbindingshouders (6) zijn beveiligd!
- Rotorkopeg heffen tot de voorste beugels van de
verbindingshouder kunnen worden beveiligd. (6)
- Hulpbout verwijderen (7) en terugplaatsen in de
parkeerpositie
- Rotorkopeg heffen tot de achterste houdbeugels
kunnen worden beveiligd. (8)
- De voorste steunpoten verwijderen.
- Rotorkopeg laten zakken en de topstang (9) aanbouwen.
De topstang moet zo worden ingesteld dat tijdens het
gebruik de bovenkant van de zaadbak horizontaal staat.
- De combinatie heffen tot de achterste steunpoten
kunnen worden verwijderd.
3) Verbindingsleidingen aansluiten
Let op!
Kans op beschadiging! De
verbindingsleidingen moeten zorgvuldig
worden gelegd. Houd er rekening mee
dat de aangebouwde werktuigen ook nog
kunnen bewegen.
- Hydraulische leidingen aan de trekker aansluiten
- Verbindingskabel van de Compass regeling aansluiten.
De terminal in de trekker bevestigen. Let erop dat de
kabelgeleiding beschermd is
- Verbindingskabel van de verlichting aan de trekker
aansluiten
6
7
8
9
- 14 -
0900-NL AN- UND ABBAU_8622
AAN- EN AFBOUW NL
Afbouw
Let op!
Beknellingsgevaar! De geleegde rijenzaaimachine mag alleen op een stevige en vlakke ondergrond
worden afgekoppeld. De rijenzaaimachine wordt op 4 steunpoten neergezet. De steunpoten moeten
voldoende stevig staan.
1) Rijenzaaimachine van de rotorkopeg
afkoppelen:
- De rotorkopeg heffen
- De achterste steunpoten in de houder plaatsen en
fixeren
- De rotorkopeg laten zakken tot de topstang vrij kan
worden bewogen
- Topstang afkoppelen
- De rotorkopeg heffen
- De voorste steunpoten in de houder plaatsen en fixeren
- De beugels van de verbindingshouders openen
- De rotorkopeg laten zakken
- Hydraulische leidingen aan de trekker afsluiten
- Verbindingskabel van de Compass regeling afsluiten.
- Verbindingskabel van de verlichting aan de trekker
afsluiten
2) Rotorkopeg voor het gebruik zonder
rijenzaaimachine instellen:
- De rotorkopeg heffen
- De hulpbout (parkeerpositie is op de stootrail) in de
hulpboring van de wals (A) steken (maakt het verwijderen
van de zwenkbout gemakkelijker)
- De rotorkopeg laten zakken en de zwenkbout plaatsen
- De rotorkopeg heffen en de hulpbout verwijderen en
in de daarvoor bedoelde parkeerpositie plaatsen
A
- 15 -
0900-NL AN- UND ABBAU_8622
AAN- EN AFBOUW NL
Transportstand
Tijdens ritten over de openbare weg moeten trekker en machine voldoen aan de regels van de nationale wegenverkeerswet
en aan de voorschriften ter voorkoming van ongevallen en letsel.
De eigenaar van het voertuig of de bestuurder is verantwoordelijk voor het naleven van de wettelijke bepalingen.
De algemene veiligheidsbepalingen in de bijlage bij deze handleiding moeten worden opgevolgd.
Let op!
Het is niet toegestaan om op de
rijenzaaimachine mee te rijden!
- transport alleen met een lege zaadbak
- Het zaadbakdeksel sluiten
- Stortgoten opklappen en zorgvuldig vastzetten
- Opklapbare trede omhoog zetten en beveiligen
- Markeur opklappen en vastmaken
- Spoorwiel opklappen en vastmaken
- Rijspoormarkeur opklappen en vastmaken
1100_NL-Compass-Terminal_8611
- 16 -
NL
COMPASS TERMINAL
Capaciteitskenmerken van de terminal
Elektrische aansluiting
De zaaimonitor wordt van stroom voorzien via een stekker volgens DIN 9680 van de 12-V boordnetaansluiting van de trekker. Deze 3-
polige stekkers worden ook ingezet in 2-polige uitvoering, omdat alleen de twee hoofdaansluitingen (+12V, massa) nodig zijn.
Let op!
Stekkers en contactdozen van een ander bouwtype mogen niet worden gebruikt, omdat de veiligheid tijdens het
gebruik niet gegarandeerd kan worden.
Technische gegevens
Netspanning: +10,5V … +16,0V
Stroomverbruik van de zaaimonitor: 100 mA
Temperatuurbereik: -20°C … +70°C
Beschermgraad: IP65
Zekering: 15A zekering in de netspanningsstekker
LCD-weergave: achtergrondverlicht
Let op!
De terminal moet tegen vocht en lage temperaturen worden beschermd! De terminal kan niet in de buitenlucht
worden bewaard!
Nuttige functies
De Compass terminal is een compacte boordcomputer met veel zinvolle functies. De computer regelt belangrijke regel- en controletaken
en maakt werkzaamheden gemakkelijker door de weergave- en hulpfuncties.
Overzicht van de bruikbare functies:
Regelfuncties:
- maken van rijpaden
- maken van rijpadmarkeringen
- handmatige of automatische doorschakeling van de rijpadtijdseenheden door bijv. sleuventrekkerwisselventiel, signaaldoos of
sensoren
- onderbreken van de automatische doorschakeling van de rijpadtijdseenheden (om uit te wijken voor een hindernis)
- regeling van de uitvoerhoeveelheid (optioneel)
Weergavefuncties:
- rijpadtijdseenheid- en rijpadritme-weergave
- deeloppervlak hectareteller
- totaaloppervlak hectareteller
- rijsnelheid
- zaaias-omwenteling
- actuele uitvoerhoeveelheid
Controlefuncties:
- zaaiascontrole
- vulpeilcontrole
Hulpfuncties:
- sensortest
- afdraaihulp voor de berekening en het meetellen van de handslingeromwentelingen
- instelbare tijdvertraging voor de automatische doorschakeling van de rijpadtijdseenheid
- menukeuze in verschillende talen
1100_NL-Compass-Terminal_8611
- 17 -
COMPASS TERMINAL NL
Ingebruikname
De Compass terminal wordt met de toets ingeschakeld. In de weergave verschijnt gedurende ca. 3 seconden het ingestelde
machinetype en de software-versie, aansluitend de snelheidsweergave.
De Compass terminal wordt met de toets (3 seconden indrukken) uitgeschakeld.
Bij de ingebruikname dient vooraf de correcte basisinstelling (machinetype, taal, …) te worden gecontroleerd en te
worden aangepast.
COMPASS terminal bedieningspaneel
Het bedieningspaneel van de Compass terminal
(0) Weergave/display
(1) Menu
(2) Pijlen
(3) Kalibreren
(4) Rijsnelheid
(5) Hectareteller
(6) Uitvoerhoeveelheid
(7) Rijpad
(8) I/O
Bedieningsaanwijzingen
voor het navigeren en wijzigen van de instelwaarden
voor het opslaan, toets 3 seconden indrukken of tot een akoestisch signaal
klinkt
voor het wisselen tussen de menu's zonder op te slaan, toets kort indrukken
voor het verlaten van een submenu zonder op te slaan
Weergave en functies
Weergave Rijsnelheid (4)
1x drukken = weergave rijsnelheid (in km/h)
Weergave Hectareteller (5)
1x drukken = weergave deeloppervlak hectareteller
Deeloppervlak hectareteller wissen = 3 seconden indrukken of tot een akoestisch signaal klinkt
2x drukken = weergave totaaloppervlak hectareteller (wordt weergegeven met het symbool "")
Totaaloppervlak hectareteller wissen = 3 seconden indrukken of tot een akoestisch signaal klinkt
Weergave Omwentelingen (8)
1x drukken = weergave zaaiasomwenteling (in omw/min)
1100_NL-Compass-Terminal_8611
- 18 -
COMPASS TERMINAL NL
176 kg/ha
50
Weergave Rijpadtijdseenheid en Rijpadritme (7)
1x drukken = actuele rijpadtijdseenheid en ritme
Via de pijltjestoetsen kan de rijpadtijdseenheid manueel worden gewijzigd.
Toets
sec. drukken = De rijpadteller wordt teruggezet in de startwaarde van het
ingestelde rijpadritme
Het symbool verschijnt en knippert, wanneer de rijsnelheid
wordt herkend.
Aanwijzing:
Wanneer het symbool niet verschijnt, kan dit duiden op een defect. Controleer eerst
de aandrijfkabel of de sensoren.
2x drukken = STOP verschijnt op het display, de telling stopt (pauze) en de actuele waarde wordt opgeslagen
(bijv. om uit te wijken voor een hindernis). Opnieuw drukken = de telling start opnieuw met de
opgeslagen waarde
Weergave Uitvoerhoeveelheid (6)
1x drukken = weergave van de ingestelde uitvoerhoeveelheid en de
aandrijvingspositie (voorwaarde: de afdraaiproef is uitgevo-
erd)
1100_NL-Compass-Terminal_8611
- 19 -
COMPASS TERMINAL NL
Calibr. test
Menge
3,1 kg / ha
Calibr. test
Area
1 / 10 ha
Calibr. test
Gear
akt. 50 %
Calibr. test
Please
turn !!!
Calibr. test
Crank
turn: 238
Calibr. test
Setpoint
0,31 kg
Calibr. test
Actual
0,29 kg
Calibr. test
Gear
new: 53 %
a
b
c
d
e
f
g
h
Kalibratie – proces
Voorwaarde: de afdraaigoot is bevestigd.
Wijziging van de weergavewaarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de toets
a Invoer van de gewenste hoeveelheid zaad per hectare
b Invoer van het af te draaien oppervlak
Mogelijke instelwaarden zijn: 1/10 ha, 1/20 ha, 1/40 ha, 1/100 ha
Deze instelling beïnvloedt het aantal noodzakelijke slinger-omwentelingen en daarmee de
nauwkeurigheid van de kalibratie.
c Invoer van de actuele aandrijfinstelling
De actuele aandrijfinstelling kan worden afgelezen aan de aandrijfhendel van de zaaimachine
en kan in de terminal worden ingevoerd.
c * Invoer van de start-aandrijfinstelling (alleen bij 'elektr. zaadhoeveelheidverstelling')
Het handslinger-symbool op het display verwijst naar het noodzakelijke handmatige draaien
met de handslinger voor de instelling van de nieuwe aandrijfstand!
d Met de handslinger draaien, tot de zaaiwielen volledig met zaaigoed zijn gevuld
e De weergegeven omwentelingen met de handslinger afdraaien
De Compass terminal telt de handslingeromwentelingen van de weergegeven waarde terug.
Daardoor wordt altijd weergegeven hoeveel slingeromwentelingen nog resten. De laatste
5 slingeromwentelingen worden bovendien van een akoestisch signaal voorzien, om de
bedienende persoon erop voor te bereiden dat de afdraaiprocedure bijna ten einde is. Bij
het bereiken van de waarde <0> klinkt een permanent akoestisch signaal zodat het afdraaien
direct wordt beëindigd.
f Weergave van de theoretisch uitgevoerde hoeveelheid zaaigoed
g De uitgevoerde hoeveelheid zaaigoed invoeren
Het met de afdraaigoot opgevangen zaaigoed moet worden gewogen en de waarde moet worden
ingevoerd (als een pijltjestoets wordt vastgehouden, gaan de getallen sneller vooruit).
h De noodzakelijke aandrijfinstelling voor de gewenste hoeveelheid zaad per hectare wordt
berekend en weergegeven. Deze waarde kan worden ingesteld aan de aandrijfhendel van de
zaaimachine.
i * Door de toets 2 seconden in te drukken wordt de nieuwe aandrijfinstelling voor de
gewenste zaadhoeveelheid per hectare ingesteld. Als de aandrijfstand is ingevoerd en de
kalibratie is afgesloten, wordt dat op het display met 'einde' gesymboliseerd.
Aanwijzing:
De displayweergave
i betekent dat de kalibratie succesvol is afgesloten.
Wanneer de procedure vooraf wordt afgebroken, zal de kalibratie niet worden
doorgevoerd!
Ter controle kan de procedure meerdere malen worden uitgevoerd.
Toets aan het einde van de kalibratie gedurende 2 seconden drukken, start de procedure
automatisch vanaf punt ‘f’
Toets (2 seconden drukken tot een akoestisch signaal klinkt) slaat de aandrijfinstelling
op
Kalibreren
Toets (7) Kalibreren: Procesregeling voor het vaststellen van de juiste aandrijfinstelling voor een exacte uitvoer van
de hoeveelheid zaad per hectare
*2 sec.
*
i
* Optie 'Elektrische zaadhoeveelheidverstelling'
1100_NL-Compass-Terminal_8611
- 20 -
COMPASS TERMINAL NL
Normal setting
Rhythm
Rhythm
16,0 m
asym. 4
Rhythm
half width
no
Ritme
Voor de instellingen van het rijpadritme. Dit wordt na invoer van de
injectiebreedte en de werkbreedte automatisch berekend.
Wijziging van de weergavewaarde met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de toets
a Invoer van de injectiebreedte:
De injectiebreedte kan tussen 5 – 50m (in stappen van een halve meter)
worden ingevoerd. Symmetrisch of asymmetrisch wordt automatisch
berekend.
Is een rijpad niet gewenst, dan moet de invoer op UIT worden gezet
b Halve breedte (verschijnt alleen bij asymmetrisch)
ja / nee
(ja = uit asymmetrisch wordt een symmetrisch rijpad)
c Veldbegin (verschijnt alleen bij asymmetrisch, halve breedte NEE en
speciaal rijpad):
arbeidsbegin aan de linker / rechter veldrand
d Stotter rijpad: uit = doorgaande rijpaden
Stotter rijpad: Xm = de rijpaden worden niet doorlopend aangelegd,
maar in instelbare stroken van 1 – 20m
e Ritme-overzicht: samenvatting van de instelling
16,0 m
-> weergave van de injectiebreedte
asym.re. 4
-> weergave van het ritme, veldbegin en tijdseenheid
-> weergave van start – breedte
-> weergave van stotter – rijpad
(zie ook hoofdstuk ‘Voorbeelden voor het aanleggen van rijpaden’)
Rhythm
Field start
left
Rhythm
St. aisle
Off
Rhythm
16,0 m
asym.re. 4
a
b
c
d
e
Normal setting
Moni-
toring
Controle
Voor de instellingen van de alarmgrenzen.
Wijziging van de weergavewaarden met de
toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu
met de toets
a Zaaias:
uit = geen alarm of niet beschikbaar
3,0-20,0 sec = tijd vanaf wanneer het alarm
wordt geactiveerd, bij niet draaiende zaaias.
b Vulpeil:
uit = geen alarm of niet beschikbaar
aan = vulpeil onder sensorniveau leidt tot
alarm
Monitoring
So. shft
Monitoring
Level
Monitoring
So. shft
8,0 s
Monitoring
Level
Off
a
b
Basisinstelling
Toets (1) menu: In de basisinstellingen worden naast het machinetype en de taal ook opties, controlemeldingen en
het contrast van de weergave geconfigureerd.
1100_NL-Compass-Terminal_8611
- 21 -
COMPASS TERMINAL NL
Normal setting
Set-
ting
Setting
FG-
Switching
Setting
FG-Switching
Hectare-
meter
a
Setting
FG-Switching
Track-
marker
b
Setting
FG-Switching
Tailwhe.
c
Setting
FG-Switching
Signal
Sckt
d
1
Setting
Switch-
time
Setting
Switchtime
3,5 s
e
2
Instelling
Voor het instellen van het rijpad.
Wijziging van de weergavewaarden met de
toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu
met de toets
1 Rijpadschakeling:
Afhankelijk van de configuratie van de machine
zijn 4 mogelijkheden die het signaal opwekken
beschikbaar voor de rijpad-doorschakeling. De
keuze moet worden gemaakt in overeenstemming
met de configuratie van de machine.
a Hectareteller: Geen omwentelingsimpulsen
aan de aandrijfsensor schakelt het rijpad na de
ingestelde vertragingsduur verder.
b Sleuventrekker: Een sensorsignaal van de
neergelaten sleuventrekker schakelt het rijpad
na de ingestelde vertragingsduur verder.
c Spoorwiel: Een sensorsignaal van het
bediende spoorwiel schakelt het rijpad na de
ingestelde vertragingsduur verder.
d Signaalstekkerdoos: Een signaal van de
trekker bij het heffen van de hefarm schakelt
het rijpad na de ingestelde vertragingsduur
verder.
Aanwijzing:
De automatische
rijpadschakeling wordt pas na
5 seconden rijden weer actief!
De rijpadtijdseenheid kan op
elk moment met de toets
manueel worden stilgezet (pauze)
of worden gewijzigd (zie alinea
‘Weergaven en functies’).
2 Schakelduur:
De schakelduur is een schakelimpulsvertraging
voor de automatische doorschakeling van de
rijpadtijdseenheden en dient ter voorkoming
van foutieve schakelingen.
e De vertragingsduur kan worden ingesteld
van 0,5 … 20,0 seconden. Als richtwaarden
gelden:
hectareteller: 3,5 seconden
sleuventrekker: 1,5 seconden
signaalstekkerdoos: 1,5 seconden
spoorwiel: 3,5 seconden
1100_NL-Compass-Terminal_8611
- 22 -
COMPASS TERMINAL NL
f
3
* 3 3 Elektrische zaadhoeveelheidverstelling:
De op te brengen zaadhoeveelheid kan door
middel van deze optionele voorziening in
voorgedefinieerde procentstappen worden
vergroot of verkleind
* f De optionele voorziening in- of uitschakelen
(ja / nee)
* g De procentstap voor de verstelling met de
toetsen Tasten voordefiniëren.
* Stelmotor kalibreren:
Aanwijzing:
De procedure is alleen
noodzakelijk na een reparatie
of na het vervangen van de
stelmotor!
Om de stelmotor te kalibreren
moet de handslinger handmatig
worden gedraaid!
h Procedure starten met de toets
i De stelmotor komt automatisch in de
onderste en in de bovenste positie.
Hiervoor moet de handslinger worden
gedraaid!
j De stelmotor is gekalibreerd.
De instelling met de toets (2 seconden
indrukken) opslaan.
Wijziging van de waarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu
met de toets
Aanwijzing:
Bij het submenu 'Instelling +/-
zaad' moet om op te slaan de
toets ten minste 2 seconden
worden ingedrukt!
2%
g
Start
Anschlaege
h
Anschlaege
Bitte Kurbel drehen
i
Anschlaege
Anschlaege ok
j
2 sec
opslaan!
2 sec
opslaan!
2 sec
opslaan!
2 sec
opslaan!
* Optie 'Elektrische zaadhoeveelheidverstelling'
1100_NL-Compass-Terminal_8611
- 23 -
COMPASS TERMINAL NL
Normal setting
100m
Leveling
100m afstelling
Om tot een exacte zaaduitvoer en hectaretelling te komen, heeft de machine
een impulsgetal voor een traject van 100m nodig. Het impulsgetal moet
worden aangepast aan de bodemgesteldheid.
Wijziging van de weergavewaarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de toets
a Het impulsgetal kan direct worden ingesteld volgens onderstaande
richtwaarden-tabel
Machinetype Werkbreedte [m] Impulsen / 100m
Vitasem 252 2,5 805
Vitasem 302 (6,00-16) 3,0 805
Vitasem 302 (10,00-15,3) 3,0 762
Vitasem 402 4,0 762
Vitasem A 252 2,5 720
Vitasem A 302 3,0 720
Vitasem A 402 4,0 720
100m afstelling voor het bepalen van het impulsgetal / 100m
traject
Komt de richtwaarden-tabel niet overeen met de bodemgesteldheid (bijv.
de hectareteller is onnauwkeurig of de weergegeven rijsnelheid klopt niet),
dan kan het impulsgetal als volgt worden bepaald:
b Machine naar het begin van het 100m traject brengen.
Om de meting te starten toets drukken.
c 100m traject rijden.
Om de meting te beëindigen toets drukken.
d Na een succesvolle meting moet het impulsgetal worden
opgeslagen
Whe. pulses / 100m
768 Imp
100m
Adjust hect. meter
Start
Adjust hect. meter
Travel 100m then
Stop
Adjust hect. meter
Old
No.
Impulses 768
a
b
c
d
1100_NL-Compass-Terminal_8611
- 24 -
COMPASS TERMINAL NL
Normal setting
Brightness
Contrast
Voor de instelling van het contrast van het display.
Wijziging van de weergavewaarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de toets
Brightness
Normal setting
Machines
typ
Machinetype
Voor de instelling van het machinetype
Wijziging van de weergavewaarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de toets
Machinestyp
Vitasem 402
Normal setting
Language
Taal
Voor de instelling van de weergegeven taal
Opties: RO – DK – PO – CZ – I – E – F – GB – D
Wijziging van de weergavewaarden met de toetsen
Opslaan en verder naar het volgende menu met de toets
Language
English
Sensortest
Voor de controle van de bewakings-sensoren.
Een zwart gemarkeerd sensornummer betekent ‘Sensor actief’.
* Elektrische zaadhoeveelheidverstelling
a actuele voedingsspanning van het bedieningsgedeelte
b actuele aandrijfstand
c met de pijltjestoetsen kan de stelmotor handmatig worden versteld
a
b
* Optie 'Elektrische zaadhoeveelheidverstelling'
1100_NL-Compass-Terminal_8611
- 25 -
COMPASS TERMINAL NL
Alarmmeldingen
Melding Betekenis van de melding Oplossing Uitschakelen van de melding
Zaaias staat Een exacte zaaduitvoer kan
niet worden gegarandeerd. De
werkzaamheden dienen te worden
gestaakt en het probleem moet
worden opgelost.
De aandrijfkabel moet
worden gecontroleerd.
De positie en functie van
de sensor moet worden
gecontroleerd.
De melding kan korte tijd worden
uitgeschakeld met de toets
Vulpeil te laag De zaaigoedhoeveelheid in de tank is
te gering voor een exacte zaaduitvoer.
Voordat de werkzaamheden worden
voortgezet moet het zaaigoed
worden bijgevuld.
Zaaigoed bijvullen. De melding kan korte tijd worden
uitgeschakeld met de toets totdat
weer met rijden wordt begonnen. De
melding kan worden uitgeschakeld met
de toets totdat de zaadtankdeksel
weer wordt geopend (5 seconden
drukken).
1100_NL-Compass-Terminal_8611
- 26 -
COMPASS TERMINAL NL
2,50 m 10 m
3,00 m 12 m
4,00 m 16 m
4,50 m 18 m
5,00 m 20 m
6,00 m 24 m
2,50 m 10 m
3,00 m 12 m
4,00 m 16 m
4,50 m 18 m
5,00 m 20 m
6,00 m 24 m
4
2,50 m 7,50 m
3,00 m 9 m
4,00 m 12 m
5,00 m 15 m
6,00 m 18 m
Arbeitsbreite Spritzenbreite
Drillmachine Streubreite
Schalt-
rhyth-
mus
Durch-
fahrt
3
1 321321132
1423132 4 321
6
2,50 m 12,50 m
3,00 m 15 m
4,00 m 20 m
5,00 m 25 m
6,00 m 30 m
2,50 m 15 m
3,00 m 18 m
4,00 m 24 m
4,50 m 27 m
5,00 m 30 m
2,50 m 15 m
3,00 m 18 m
4,00 m 24 m
4,50 m 27 m
5,00 m 30 m
5
1324 1525431
14235 1625463
4A
123 23 234114
8
2,50 m 17,5 m
3,00 m 21 m
4,00 m 28 m
2,50 m 20 m
3,00 m 24 m
4,00 m 32 m
2,50 m 20 m
3,00 m 24 m
4,00 m 32 m
7
1 32 465 732 51 4
1423576 865 71 8
6A
21 34 21 3455 6
8A
3
2
4
3
23
5
4
34
45
345 4 56 712 1832
Beispiele für das Anlegen der Fahrgassen
Fahrgasse symmetrisch in einer Drillspur
Fahrgasse in versetzter Drillspur (asymetrisch)
Voorbeelden voor het aanleggen van het rijpad
voorbeeld voor het aanleggen van de rijpaden
rijpad symmetrisch in een zaaispoor
rijpad in scheef zaaispoor (asymmetrisch)
Door-
vaart
Werkbreedte
zaaimachine
Injec-
tiebreedte
strooibreedte
Scha-
kelritme
- 27 -
1102-NL EINSATZ_8622
NL
GEBRUIK
Gebruiksinstructies
- de zaaimachine met een kleine zijdelingse speling van
de hefarm en „waterpas“ vervoeren (bovenkant van de
voorraadtank horizontaal) – met de topstang instellen,
- hydraulische installatie op de trekker tijdens het werk in
´zweefstand´zetten: hefhydrauliek en markeur,
- op de wendakker de zaaimachine voldoende hoog
opheffen,
- de zaaimachine tijdens het aanlopen neerlaten (niet
stilstaand) om stoppingen van de schijfkouters te
voorkomen,
- de rijsnelheid aanpassen aan de omstandigheden, zodat het
zaad op een gelijkmatige diepte wordt uitgebracht (onder
goede omstandigheden snelheid tot ca. 12 km/h),
- instellingen controleren – zoals de afdraaiproef:
doseringsmethode, afsluitschuiven, bodemklep,
aandrijfstand (ledigingsbakken omhooggeklapt
inklikken),
- bij het begin van het zaaien – en daarna op regelmatige
tussentijden – controleren of alle kouters zaaien (geen
verstoppingen) en of de hoeveelheid klopt,
- restanten van ontsmettingsmiddelen kunnen het stromen
van het zaad beïnvloeden; het is zinvol om voor de zekerheid
na ca. 2 vullingen nogmaals een controle-afdraaiproef uit
te voeren,
- voor gevolgschade door verstoppingen of afwijkingen
van de gezaaide hoeveelheden is de fabrikant niet
aansprakelijk,
- stappenwiel voldoende bodemdruk geven –
veerspanning,
- markeur-instelling en het omschakelen daarvan,
het rijpaden-ritme incl. het stoppen van het zaaiwiel
controleren,
- afstand onderkant schaarhouder tot grond ca. 42,5 cm.
- zaadbak pas vullen nadat deze is gemonteerd en voor
demontage legen (kantelgevaar),
- bij het vullen opletten dat er geen vreemde voorwerpen
(papierresten, zaklabels) in de zaadbak terechtkomen,
- het zaadbakdeksel sluiten,
- vulpeil en inhoudsaanduiding controleren; let op een
gelijkmatige verdeling,
- opklapbare trede van de laadbrug tijdens de werkzaamheden
omhoog klappen,
- omwille van de hygroscopische eigenschappen van het
zaad (inclusief ontsmettingsmiddel) de zaadbak bij langere
werkonderbrekingen leegmaken.
Houd er rekening mee dat ontsmettingsmiddel
irriteert of zelfs giftig is!
- 28 -
1102-NL EINSATZ_8622
GEBRUIK NL
Hectareteller
(indien geen Compass terminal beschikbaar is)
Zodra het stappenwiel draait, wordt geteld.
De aanduiding gebeurt in a en ha.
Met de draaikruk (1) op „0“ zetten.
Erop letten dat de hectareteller, al naar gelang de
machinebreedte, op het bijhorende „niveau“ wordt
aangedreven en met een voldoende veerkracht aanligt.
As opzetstuk (2): Ø 13,6 mm – “2,5 m”
Ø 16,3 mm – “3,0 m”
Ø 21,8 mm – “4,0 m”
Laadplateau
Het laadplateau met opstaptreden en leuning vergemakkelijkt
het vullen van de voorraadbak.
Na gebruik de traptreden opklappen!
Tijdens het rijden mogen zich geen
personen op de traptreden en het
laadplateau bevinden!
Houd de treden schoon!
1
2
- 29 -
1102-NL EINSATZ_8622
GEBRUIK NL
Zaadbak vullen
Let op!
Om de zaadbak op een veilige manier te kunnen
vullen, dient op het volgende te worden gelet:
- De trekker is afgezet en tegen wegrollen
beveiligd!
- De zaaimachine is aan de trekker aangebouwd
en rust op een stevige en vlakke ondergrond!
- De treden van de toegangsladder zijn schoon
en niet glad, evenals het vulplatform!
- Bij werkzaamheden op het vulplatform
vasthouden aan de leuning!
Procedure tijdens het vullen:
1) Deksel (1) openen
Aanwijzing:
Bij het vullen met een Big Bag moet de
openingshoek van de zaadbakdeksel in de
maximale positie worden ingesteld. (zie
hoofdstuk 'Zaadbakdeksel')
2) Klap de mechanische vulpeilweergave omhoog.
3) Zaaigoedzak op de leuning en de zijkant van de zaadbak
(2) plaatsen
Let op!
Draag een beschermmasker!
Het inademen van zaaigoedstof
(ontsmettingsmiddel) kan problemen met de
gezondheid veroorzaken.
4) Zaaigoedzak:
zak openen en het zaaigoed gelijkmatig verdeeld in de
zaadbak uitschudden.
Big Bag / vulwormschroef:
Big Bag of de vulwormschroef aan de zijkant of vanaf de
achterkant bij de geopende zaadbak positioneren.
Het zaaigoed gelijkmatig in de zaadbak verdelen.
Let op!
De toelaatbare vulhoeveelheid en het maximaal
toegelaten totaalgewicht mogen niet worden
overschreden!
5) Klap de mechanische vulpeilweergave naar beneden..
6) Deksel sluiten
Aanwijzing:
- Tijdens het vullen altijd op de vlotter letten.
- De zaadbak mag niet worden 'leeggereden', bij
een laag vulpeil moet het zaaigoed gelijkmatig
worden verdeeld.
2
1
- 30 -
1102-NL EINSATZ_8622
GEBRUIK NL
Zaadbak legen
Het overgebleven zaadgoed moet altijd met een daarvoor
geschikt reservoir uit de zaadbak worden geschept.
Kleine restanten kunnen via de bodemkleppen worden
verwijderd.
Let op!
Om de zaadbak op een veilige manier te
kunnen legen, dient op het volgende te
worden gelet:
- De trekker is afgezet en tegen wegrollen
beveiligd!
- De zaaimachine is aan de trekker
aangebouwd en rust op een stevige en
vlakke ondergrond!
- De treden van de toegangsladder zijn schoon
en niet glad, evenals het vulplatform!
Procedure bij het legen met behulp van de
bodemkleppen:
Let op!
Valgevaar! De volgende werkzaamheden
mogen niet op het vulplatform worden
uitgevoerd, maar uitsluitend staande aan
de zijkant van de zaaimachine.
Wanneer werkzaamheden toch op het
vulplatform moeten worden uitgevoerd,
moet de leuning altijd met één hand worden
vastgehouden!
1) De stortgoten (1) heffen en uit de vergrendelingshaken
losmaken
2) De zaadgeleidingsrail (2) aan beide kanten ontgrendelen
en laten zakken.
3) Indien beschikbaar, overlaadopstapje inklappen en
aansluitend de stortgoten (1) van links en rechts van
de machine onder de doseereenheid schuiven.
Let op!
Draag een beschermmasker!
Het inademen van zaaigoedstof
(ontsmettingsmiddel) kan problemen met
de gezondheid veroorzaken.
1
2
2
- 31 -
1102-NL EINSATZ_8622
GEBRUIK NL
Zaadbak reinigen
- met perslucht uitblazen
Let op!
Draag een beschermmasker!
Het inademen van zaaigoedstof
(ontsmettingsmiddel) kan problemen met
de gezondheid veroorzaken.
- neem beschermende maatregelen tegen stof en
restanten van ontsmettingsmiddelen!
- De bodemkleppen moeten helemaal open blijven staan,
zodat bijv. muizen de zaadbak die naar zaaigoed ruikt
niet zullen proberen aan te knagen.
- Zaadbak tegen vocht beschermen!
4) Alle sperschuiven (3) en de bodemkleppenhendel (4)
helemaal openen - stelhendel tot de aanslag.
5) Als de stortgoten gevuld zijn, moet de
bodemkleppenhendel (4) worden gesloten. De
stortgoten lopen leeg.
6) Herhaal de procedure vanaf punt 3 totdat de zaadbak
helemaal leeg is.
Nadat de zaadbak helemaal is geleegd, moeten de
stortgoten (1) weer in de vergrendelingshaken worden
vastgemaakt en de zaadgeleidingsrail (2) moet worden
teruggeplaatst en gefixeerd.
3 4
- 32 -
1100-NL Saatkastendeckel_8611
GEBRUIK NL
Zaadbakdeksel
Instellen van de openingshoek:
Positie (1): 85°
Als de zaadbakdeksel en het scharnier aan de binnenste
gaten worden vastgeschroefd, dan kan de zaadbakdeksel
tot maximaal 85° worden geopend.
Positie (2): 101°
Als de zaadbakdeksel en het scharnier aan de buitenste
gaten worden vastgeschroefd, dan kan de zaadbakdeksel
tot maximaal 101° worden geopend.
101°
346-09-36
346-09-37
85°
1
2
- 33 -
1000-NL DOSIERVERFAHREN_8611
NL
DOSEREN
Functiewijze
Iedere zaai-eenheid bestaat uit een grof zaaiwiel (2) met
afsluitschuif (1) en een fijn zaaiwiel (3) met afsluitschuif
(4).
Alle zaaiwielen worden op dezelfde manier met de
traploos regelbare zaaias aangedreven. De snelheid en
de draairichting van de zaaias, evenals de gebruikte
reduceerstukken beïnvloeden de zaadhoeveelheid.
Door de gecombineerde zaai-eenheid kan gebruik worden
gemaakt van de grove en fijne zaaiwielen, zonder dat de
machine hoeft te worden omgebouwd.
Aanwijzing!
Tijdens de werkzaamheden kan de
afsluitschuif van het zaaiwiel dat NIET
wordt gebruikt per zaai-eenheid worden
gesloten!
Fijn zaaiwiel
Het fijne zaaiwiel is geschikt voor rond, gelijkmatig zaaigoed
met een diameter van maximaal ca. 2mm.
Als doseerprocedure is het onderuitzaaisysteem
geschikt
Instelling:
Aandrijfstand: 1 … 100
Bodemklep: positie ‘0’
Afsluitschuif: afsluitschuif (1) gesloten (A)
Afsluitschuif (4) helemaal geopend (B)
Roeras: afhankelijk van het zaaigoed
1
2
4
3
A B
- 34 -
1000-NL DOSIERVERFAHREN_8611
DOSEREN NL
Multizaaisysteem
Om alle zaaigoedsoorten afhankelijk van korrelgrootte,
zaaihoeveelheid en overige eisen zo optimaal mogelijk op het
land te brengen, biedt de VITASEM – behalve een traploos
regelbaar zaaiastoerental – vier doseerprocedures:
1. Onderuitzaai - voor 'normaal zaaigoed' als graan o.a.
(fig. 15).
2. Gereduceerde onderuitzaai * - voor 'normaal
zaaigoed' in geringe uitzaaihoeveelheid, bijv. hybride
rogge (fig. 16, met afdekking).
3. Onderuitzaai voor fijn zaaigoed - In de onderuitzaai-
varianten kan bovendien het zaaiastoerental worden
gehalveerd - door een transmissiereductie. (zie fig. 15,
alleen met fijnzaaiwiel)
4. Bovenuitzaai * - afzonderlijke korreldosering voor
fijn zaaigoed, bijv. koolzaad (fig. 17, met afdekking en
draairichtingverandering).
* alleen bij extra uitrusting ‘Bovenuitzaai’: zaaias-
draairichtingverandering mogelijk.
Het bijzondere van de bovenuitzaai (extra
uitrusting)
Door het omkeren van de zaaiasdraairichting schept
iedere zaaiwielnok – met een speciaal gevormde schepcel
(19/1) – een zaadkorrel, leidt het onder een afdekking
door (20/1) en geeft het dan vrij voor een „vrije val“ naar
de zaaikouters.
De korrel-per-korrel dosering resulteert in een betere
verdeling van de groeiruimte, een betere plantontwikkeling
en een grotere opbrengst - bovendien is er minder zaad
nodig.
Het VITASEM bovenuitzaaisysteem is alleen geschikt
voor rond, gelijkmatig zaad met een diameter van ca. 1,8
- 2,8 mm – speciaal voor raapzaad en voor koolachtige
zaaizaden:
... het zaad mag geen los afval van ontsmettingsmiddel
bevatten, het oppervlak van de korrels mag niet kleven
(als restanten van ontsmettingsmiddel in de schepcellen
zit, de cellen met een borstel reinigen).
Zaad met toevoegingen, b.v. bijgevoegd
ontsmettingsmiddel of slakkenkorrels, is niet geschikt
voor bovenuitzaai.
... voor een gelijkmatige uitstrooi van het zaad is
een rijsnelheid hoger dan 6 km/h niet aanbevolen.
Hevige trillingen, b.v. op akkers met veel stenen of
aardkluiten, kunnen eveneens een invloed hebben op
de kwaliteit van de uitstrooi.
... de hellingsgraad moet beneden de 15% liggen.
Wanneer aan de voornoemde voorwaarden
niet kan worden voldaan, is ‘Onderuitzaai
met fijn zaaiwiel’ te adviseren. Dit geldt ook
voor hybride koolzaadsoorten met zeer
verschillende korrelafmetingen.
1
19
15
16
17
2
20
- 35 -
1000-NL DOSIERVERFAHREN_8611
DOSEREN NL
Instellen van de te zaaien hoeveelheid
De doseermethode overeenkomstig het regelmechanismen
instellen volgens de aanduidingen in de zaaitabel.
De zaaias-draairichtingverandering is ‘Inhoud’ van de extra
uitrusting ‘Bovenuitzaai’.
Regelmechanismen:
a) aandrijfstand (zaaiasdraairichting)
b) afsluitschuiven
c) bodemklep
d) reduceerstukken voor fijn zaad
e) afdekkingen
f ) roeras
Aandrijfstand / zaaiasdraairichting
De tweetraps oliebadaandrijving is van 0 - 100 traploos
regelbaar (0 = stilstand zaaias).
Afleeswaarde = stelhefboom / naar voren (richting 100).
De stelhefboom met de stergreep vastzetten (21/1).
Door een tandwielreductie kan het toerental van de zaaias
in ”onderuitzaai” worden gehalveerd.
Indien een zeer kleine te zaaien hoeveelheid een
aandrijfstand lager dan 10 vereist, dan moet via een
tandwielreductie het toerental van de zaaias ongeveer
worden gehalveerd en de regelwaarde van de aandrijving
ongeveer worden verdubbeld (vervolgens opnieuw
afdraaien).
Te verstellen aan de linkerkant van de machine
– bescherming openen – door omsteken van de meenemer
(22/1 of 23/2) en aanloopring (22/2 of 23/1).
normaal toerental – meenemer rechts (22/1a of 23/2a)
1/2 toerental – meenemer links (22/1b of 23/2b)
Verandering van de zaaiasdraairichting
De meenemers (23/2+4) en aanloopringen (23/1+3) op de
juiste wijze monteren:
Onderuitzaai meenemer links (2-zw. / 4-blauw)
(norm. toerental) aanloopringen rechts (1-rood / 3-
groen)
Onderuitzaai meenemer (2-zwart) rechts
(1/2 toerental) aanloopring (1-rood) links
Bovenuitzaai - meenemer (2-zwart) links
- meenemer (4-blauw) rechts
- aanloopring (1-rood) rechts
- aanloopring (3-groen) links
}
}
Bescherming van de aandrijving na het
instellen en tijdens het werk sluiten!
21
22
23
1
- 36 -
1000-NL DOSIERVERFAHREN_8611
DOSEREN NL
Afsluitschuiven
De afsluitschuiven (24/A) hebben 2 functies:
- afsluiten / openen van de zaadbakuitlopen
- instelling van de hoogte waar het zaad wordt
opgenomen aan het zaaiwiel bij bovenuitzaai.
De afsluitschuiven dienen niet voor de regeling van de te
zaaien hoeveelheid!
Op hellingen kan een verkeerde instelling van de schuiven
leiden tot verschillen in de gezaaide hoeveelheden!
Stand van de schuif voor onderuitzaai:
de schuif moet steeds volledig geopend zijn (24/2);
schuif gesloten = stand 1 (24/1).
Geen tussenstanden gebruiken.
Stand van de schuif voor bovenuitzaai: (extra
uitrusting)
Hier wordt de hoogte, waarop het zaad door het zaaiwiel
wordt opgenomen, door de stand van de afsluitschuif
ingesteld.
Deze schuifstand is afhankelijk van de stromen van
het zaad. Ze kan worden bepaald door middel van een
korrelproef (zie ook pagina 2 van de zaaitabel).
24
- 37 -
1000-NL DOSIERVERFAHREN_8611
DOSEREN NL
25a
25
Korrelproef voor bovenuitzaai
Voorbereiding van de korrelproef:
- de schuif sluiten
- de voorraadbak vullen met zaad (raapzaad)
- de ledigingsbakken plaatsen
- de afsluitschuif arrêteren in stand a
- de bodemklep blijft in stand 0
- minstens 10 draaiasomwentelingen vooraf
draaien
Uitvoering van de korrelproef:
Aan een of meerdere zaadverdelers moeten de korrels
worden opgevangen, terwijl zo lang aan de handslinger
wordt gedraaid, tot de zaaias precies een omwenteling
gemaakt heeft.
De correcte stand van de schuif (fig. 25) is bereikt als bij
een zaaiasomwenteling per zaadverdeler 36 +/- 4 korrels
worden uitgebracht.
Worden in schuifstand a meer dan 40 korrels per
zaaiasomwenteling geteld, dan is het zaad niet geschikt
voor bovenuitzaai.
Worden per omwenteling minder dan 32 korrels geteld,
dan moeten de afsluitschuiven worden gearrêteerd in de
volgend grootste schuifstand (eerst „b”, dan ”c” resp.
”d”) (fig. 25).
De korrelproef moet iedere keer worden
herhaald.
Belangrijke aanwijzing:
- Na elke verandering van de schuifstand moeten opnieuw
ten minste 10 zaaiasomwentelingen vooraf worden
gedraaid!
- De korrelproef moet ook tijdens het werk worden
uitgevoerd, om het correct functioneren van de
bovenuitzaai te garanderen.
Soms zorgen verstopte schepcellen voor een
vermindering van de gezaaide hoeveelheid. In
dat geval moeten de schepcellen met een borstel
worden gereinigd!
- 38 -
1000-NL DOSIERVERFAHREN_8611
DOSEREN NL
Bodemklep
0 - 7 instelstanden voor verschillende zaadafmetingen
– telkens aangegeven in de zaaitabel – stelhefboom
(26/1).
Ontstaan er bij het afdraaien – bij groot uitvallende korrels
– ”korrelstralen” of beschadigingen van het zaad, dan
moet de bodemklep 1 stand hoger dan in de zaaitabel
is aangegeven.
(Bij graan, bij fijn zaad met reduceerstukken en bij raapzaad
in bovenuitzaai is de bodemklepstand „0“. Verstellen van
de bodemklep in stand „1“ – zie onderhoud).
Afdekkingen (extra uitrusting)
Alleen bij ”bovenuitzaai” en ”gereduceerde onderuitzaai”
worden de afdekkingen inclusief de vergrendelingen
gemonteerd (29/1+2).
(Bij het monteren van de vergrendelingen letten op een
”hoorbaar inklikken”, bij de afbouw bij (29/3) licht opheffen
en naar achteren wegtrekken).
De afdekkingen met de vergrendelingen gepast
vastzetten:
Onderuitzaai - middelste inkerving
(30/1)
bovenuitzaai - middelste inkerving
(30/1)
gereduceerde onderuitzaai - achterste aanslag (31/1)
1
1
26
31
30
1
2
3
29
1
2
- 39 -
1000-NL DOSIERVERFAHREN_8611
DOSEREN NL
Roeras
Er zijn 2 varianten om het zaaigoed in de tank door te
roeren:
(A) – draaiende roeras
(B) – pendelroeras
Draaiende roeras
Roeras uit – stekker in boring (36/0, 35/0)
Roeras in – stekker in boring (36/1)
Bij koolzaad moet de roeras altijd worden
uitgeschakeld.
‘Draaiende roeras’ ook bij gras uitschakelen
en roervinger verticaal plaatsen.
Met de kettingspanner (35/1) de passende
kettingspanning instellen
B
35 36
1
0
A
- 40 -
1000-NL Pendelrührwelle_8611
NL
ZWAAIENDE MENGAS
3 Schakelstanden
1) Pendelfunctie uitgeschakeld
Hendel in pos. A
Om in te stellen moeten de beide schroeven “TS”
worden losgemaakt.
De sluitpen “S” in boring “OFF” steken en borgen.
De roeras tegen de klok in draaien, tot de lange
menghaken tegen de voorwand van de zaadbak aan
liggen (pos. II).
Toepassing:
Voor alle zelfstandig stromende types zaaigoed.
Voor de meeste types graszaad en graszaadmengsels.
Algemeen voor zaaien van bovenaf.
2) Klein pendelbereik (ca 35°)
Hendel in pos. A
Om in te stellen moeten de beide schroeven “TS”
worden losgemaakt.
De roeras tegen de klok in draaien, tot de sluitpen ‘S’
in de boring ‘2a’ van de as past.
De korte menghaak wijst in de richting uitstroomopening
van het zaaigoedreservoir (pos. I).
Toepassing:
Brugvormend zaaigoed.
3) Maximaal pendelbereik (ca. 85°)
Hendel in pos. A
Om in te stellen moeten de beide schroeven “TS”
worden losgemaakt.
• Het kunststof blokje (K) moet zonder speling in de
opening van de hendel passen.
De roeras 90° met de klok mee draaien.
De sluitpen “S” in boring “2b” steken en borgen.
Toepassing:
uitsluitend voor niet-stromende graszaden en mengsels.
Let op de instelling!
De afmeting 6-20 mm bij gestrekte positie
van aandrijfstang en excenter (P – L).
Let op!
Let altijd op de juiste positie van de
sluitpen “S”, anders bestaat het risico van
botsen.
Zwaaiende mengas
3
2
1
- 41 -
1100-NL ABDREHEN_8622
NL
AFDRAAIEN/KALIBREREN
Hoeveelheid zaad instellen met de
afdraaiproef
Met behulp van de afdraaiproef wordt gecontroleerd
of de hoeveelheid zaad zoals ingesteld op de machine
overeenkomt met de daadwerkelijke hoeveelheid zaad.
Wanneer moet de afdraaiproef worden
uitgevoerd:
- bij het wisselen van zaaigoedsoorten
- bij dezelfde zaaigoedsoort, met verschillende
korrelgrootte, korrelvorm, gewicht of
ontsmettingsmiddel
- bij een wissel van de zaaiwielen
- nadat de bodemklep of de afsluitschuiven zijn
versteld
De zaaimachine op de afdraaiproef
voorbereiden:
Let op!
Om op een veilige manier te afdraaien,
dient op het volgende te worden gelet:
- De trekker is afgezet en tegen wegrollen
beveiligd!
- De zaaimachine is aan de trekker
aangebouwd en rust op een stevige en
vlakke ondergrond!
- De treden van de toegangsladder zijn schoon
en niet glad, evenals het vulplatform!
- de zaadbak op de juiste manier vullen (zie hoofdstuk
'Gebruik / zaadbak vullen')
- zaaimachine horizontaal positioneren
- de rijpadschakeling deactiveren (alle zaaiwielen moeten
draaien voor de afdraaiproef!)
- De gewenste doseerprocedure instellen (zie
'Zaaitabel')
- De afsluitschuiven op de juiste manier instellen (zie
'Zaaitabel')
- alle afsluitschuiven van de zaaiwielen die niet zaaien
moeten worden gesloten
- De bodemklep op de juiste manier instellen (zie
'Zaaitabel')
- De aandrijfstand op de juiste manier instellen (zie
'Zaaitabel')
- Reduceerstukken en roeras op de juiste manier instellen
(zie 'Zaaitabel')
Aanwijzing:
Omdat het zaaigoed door zijn soortelijk
gewicht, korrelgrootte, korrelvorm en
ontsmettingsmiddel zeer verschillend is,
zijn de aangegeven waarden in de zaaitabel
slechts richtwaarden.
Er moet daarom altijd een afdraaiproef worden
uitgevoerd.
Bij afwijkingen van de gewenste
zaaihoeveelheid moet opnieuw
worden afgedraaid met een gewijzigde
aandrijfstand.
Ook wanneer de aandrijfstand niet in de
zaaitabel is aangegeven, kan, bijv. volgens
de waarden van een eerste afdraaiproef (met
willekeurige aandrijfstand) de nieuwe 'juiste'
aandrijfstand worden bepaald, waarmee
dan opnieuw wordt afgedraaid (gebruik de
meegeleverde 'zaaischijf' als hulpmiddel).
Procedure tijdens het afdraaien:
Let op!
Valgevaar! De volgende werkzaamheden
mogen niet op het vulplatform worden
uitgevoerd, maar uitsluitend staande aan de
zijkant van de zaaimachine.
Wanneer werkzaamheden toch op het
vulplatform moeten worden uitgevoerd,
moet de leuning altijd met één hand worden
vastgehouden!
1) De stortgoten (1) heffen en uit de vergrendelingshaken
losmaken
1
- 42 -
1100-NL ABDREHEN_8622
AFDRAAIEN/KALIBREREN NL
3 4
1:1 2:1
2
2
1
2) De zaadgeleidingsrail (2) aan beide kanten ontgrendelen
en laten zakken.
3) Indien beschikbaar, overlaadopstapje inklappen en
aansluitend de stortgoten (1) van links en rechts van
de machine onder de doseereenheid schuiven.
Let op!
Draag een beschermmasker!
Het inademen van zaaigoedstof
(ontsmettingsmiddel) kan problemen met
de gezondheid veroorzaken.
4) Controle van de passende positie van de afsluitschuiven
(3) en van de bodemkleppenhendel (4) volgens de
zaaitabel.
5) De handkruk uit de gereedschapskist nemen en bij de
gewenste overbrenging plaatsen.
6) Voordraaien
Met de handkruk zolang voordraaien, tot het zaaigoed uit
alle zaaiwielhuizen gelijkmatig in de stortgoot valt.
Aanwijzing:
Het voordraaien is absoluut noodzakelijk voor
een exacte afdraaiproef!
Het stroomproces wordt gestabiliseerd, evt.
restanten van ontsmettingsmiddelen worden
verwijderd en alle zaaiwielhuizen worden
gevuld.
7) De stortgoten na het voordraaien weer in de zaadbakken
legen en reinigen
8) De eigenlijke afdraaiproef uitvoeren
Handkrukomwentelingen voor de afdraaiproef
Vitasem A 252 / A 302 / A 402
Oppervlak
1 / 40 ha 1 / 40 ha 1 / 10 ha 1 / 10 ha
Overbrenging
1:1 2:1 1:1 2:1
Werkbreedte
2,5 m
90 45 360 180
3,0 m
75 37 300 150
4,0 m
56,3 28,2 225 113
Aanwijzing:
Bij zeer kleine hoeveelheden (bijv. koolzaad)
is het beter om de afdraaiproef voor 1/10 ha.
uit te voeren.
Gelijkmatig draaien, ca. 1 omwenteling per
sec.
Op de Compass-regeling worden de
omwentelingen meegeteld en weergegeven.
- 43 -
1100-NL ABDREHEN_8622
AFDRAAIEN/KALIBREREN NL
2
1
1
9) Nadat de noodzakelijke handkrukomwentelingen zijn
uitgevoerd, moet het zaaigoed dat zich in de stortgoten
heeft verzameld, worden afgewogen.
Aanwijzing:
Controleer de nauwkeurigheid van de
weegschaal!
10) Het gewicht van de afdraaiproef moet met de
oppervlaktefactor worden vermenigvuldigd om de
hoeveelheid zaad in kg/hectare te berekenen:
bijv. gewicht: 3,2 kg
Oppervlak: 1 / 40 ha
3,2 kg x 40 = 128 kg/ha
Aanwijzing:
Als de gewenste hoeveelheid zaad / hectare
na de eerste afdraaiproef niet is bereikt,
moet de aandrijfstand worden gewijzigd
en moet de afdraaiproef worden herhaald
tot de gewenste hoeveelheid zaad / hectare
wordt bereikt!
Gebruik de zaaischijf als hulpmiddel
om de wijziging van de aandrijfstand te
bepalen.
11) Aandrijfstand (1) volgens de weergegeven waarde van
de zaaischijf wijzigen.
12) Afdraaiproef herhalen totdat de gewenste hoeveelheid
zaad is bereikt.
13) De stortgoten (2) in de vergrendelingshaken van de
parkeerpositie vastzetten
- 44 -
1000-NL Spornrad_8622
NL
SPOORWIEL
Manier van functioneren
Het spoorwiel drijft de zaaias aan via een traploos regelbare
transmissie en levert de noodzakelijke gegevens voor de
Compass terminal.
Wanneer de bodem zonder zaaiprocedure wordt bewerkt,
moet het spoorwiel worden opgeklapt en vastgezet!
De slip van het spoorwiel kan tijdens de werkzaamheden
wijzigen, bijv. als de bodemgesteldheid verandert.
In dat geval moet de transmissie-instelling worden
bijgesteld.
Instelling:
Het spoorwiel wordt met de klaphendel (1) in de
arbeidspositie gezwenkt.
Optioneel: hydraulische spoorwielheffing
Het spoorwiel wordt hydraulisch (2) met een enkelvoudig
regelventiel tussen wendakkerpositie en arbeidspositie
gezwenkt.
Aanwijzing:
Tijdens het zwenken in arbeidspositie moet
erop worden gelet dat de cilinder helemaal
is ingeschoven!
Transportinstelling:
Tijdens transportritten moet het spoorwiel in transportpositie
worden opgeklapt.
Let op!
Voor de transportrit moet de transportpositie
van het spoorwiel worden gecontroleerd.
Aanwijzing:
De aanbevolen startpositie op het veld dient
zo te worden gekozen dat het spoorwiel
zich aan de binnenzijde van het veld
bevindt.
1
1
2
- 45 -
1000-NL SCHARDRUCK_8632
NL
KOUTERDRUK
Kouterdrukverstelling
De kouterdruk wordt versteld via een centrale as aan de
linker kant van de machine. Per kouter kan een druk van
max. 50 kg worden ingesteld. De instelwaarde wordt via
een oriënteringsscala (2) weergegeven.
Instelling (1):
- Oriëntatiescala positie (1): minimale kouterdruk
- Oriëntatiescala positie (5): maximale kouterdruk
Aanwijzing:
Voor de instelling kan de meegeleverde
ratelringsleutel worden gebruikt!
Buitenkouter
Aan de rechter en linker buitenkouter (deze werken met
hogere kouterdruk in de wielsporen) wordt de diepgang en
dus ook de zaaidiepte met de zeskantaanslag ingesteld.
Diepte-instelling
De aandrukrollen (4) met de dimensie 330 x 50 mm
zorgen voor een instelbare dieptebegrenzing en voor het
aandrukken van de bodem.
Instelling (3):
- Oriëntatiescala positie (1): minimale diepte
- Oriëntatiescala positie (8): maximale diepte
2 1
4
Let op!
Voordat de zaai-
machine wordt
afgebouwd, moe-
ten de kouters
volledig worden
ontlast zodat
de afgebouwde
zaaimachine ste-
viger kan worden
neergezet!
1
3
- 46 -
1100-NL Saebereich_8632
NL
DIEPTE-INSTELLING
Ondiep zaaien:
Zaaibereik
0 mm 45 mm
Asinstelling (A) 275 mm 365 mm
Gatenpositie - drukrollenarm (B) Pos. 1 Pos. 1
Normale diepte zaaien:
Zaaibereik
5 mm 50 mm
Asinstelling (A) 275 mm 365 mm
Gatenpositie - drukrollenarm (B) Pos. 3 Pos. 3
Diep zaaien:
Zaaibereik
15 mm 60 mm
Asinstelling (A) 275 mm 365 mm
Gatenpositie - drukrollenarm (B) Pos. 2 Pos. 2
Let op!
De aangegeven
tabellenwaar-
den zijn sterk
afhankelijk van
de bodemgestel-
dheid en de inge-
stelde kouterdruk!
A
B
1 2 3
Aanwijzing:
Om de optimale
diepte-instelling
te verkrijgen
kunnen ook de
drukrollenarmen
in drie verschil-
lende posities
worden geplaatst
(zie tabel)!
- 47 -
0900-NL SPURANREIßER_8622
NL
SLEUVENTREKKER
Sleuventrekker
Functie:
De schijvensleuventrekkers worden hydraulisch met een
enkelvoudig regelventiel bediend.
Wordt het regelventiel in positie ‘heffen’ geschakeld, dan
worden de beide sleuventrekkers geheven.
Wordt het regelventiel in positie ‘neerlaten’ (zweefstand)
geschakeld, dan wordt afwisselend de linker of de rechter
sleuventrekker in de arbeidspositie gebracht.
Instelling:
Sleuventrekker op trekkermidden instellen:
- rekenkundige afmeting (A) bepalen volgens
formule:
formule:
werkbreedte (B) [cm] + rijafstand (R) [cm] / 2 = afmeting
(A) [cm]
Voorbeeld 300 + 12 / 2 = 156 cm
- Sleuventrekker in werkpositie zwenken en bij
verstelpunt (2) de vastgestelde afmeting (A) volgens
afbeelding hiernaast instellen.
Sleuventrekker – grip instellen:
- de schijfas kan aan het verstelpunt (3) worden
verdraaid. De gewenste grip kan afhankelijk van
de bodemomstandigheden worden aangepast.
Wegrijbeveiliging:
De sleuventrekkers zijn voorzien van een losbreekschroef
(As). Wanneer de sleuventrekker stuit op een vaste hindernis,
breekt deze schroef af en de sleuventrekker ontwijkt de
hindernis. Het is raadzaam om een losbreekschroef in de
trekker mee te nemen.
Aanwijzing!
Gebruik alleen originele onderdelen van
Pöttinger! Schroeven met een andere
trekvastheid kunnen schade veroorzaken
aan de zaaimachine!
Transportinstelling:
De sleuventrekkers zijn voorzien van een transportbeveiliging.
Deze moeten in transportpositie aan het bevestigingspunt
(4) worden vastgemaakt en in werkpositie aan
bevestigingspunt (1).
Let op!
Bij het transport over de weg moeten de
sleuventrekkers met de transportbeveiliging
worden beveiligd om onbedoeld zwenken
van de sleuventrekkers tijdens de rit te
voorkomen!
1 2
As
3
3
- 48 -
1000-NL STRIEGELARTEN_8622
NL
TANDHOUDERSOORTEN
Tandhoudersoorten
Zaaitandhouder: (A)
Nadat de zaadkorrels door de aandrukrollen in de bodem
zijn geduwd, zorgen de zaaitandhouders voor een
gelijkmatige bedekking van het zaaigoed met aarde.
Geschikt voor:
- alle bodemsoorten
Precisie tanden: (B)
Gelijk aan de zaaitandhouders, alleen met extra egalisatie-
effect.
Geschikt voor:
- alle bodemsoorten
Instelmogelijkheden bij zaai- en
precisietandhouders:
Tandhouderpositie: (1)
De tandhouderpositie kan via de gatenneigingen (1) zowel
horizontaal als verticaal worden ingesteld. (bijv. bij gebruik
zonder aandrukrollen inkorten).
Als de tandhouderpositie verticaal wijzigt, wijzigt ook de
draagdruk!
Draagdruk: (2)
De ophanging van het tandhouderframe is voorzien van
rubberen buffers zodat bewegingen in beide richtingen
mogelijk zijn. De sterkte van de draagdruk wordt met bouten
(2) vooraf ingesteld. Minder bewegingsvrijheid van de
tandhouder betekent tegelijkertijd een grotere draagdruk.
Tandenneiging: (3)
De tandenneiging wordt met de gatenlijst (3) ingesteld.
Gewenste werkpositie links en rechts met splitpen borgen.
Aanbevolen instelling: de uiteinden van de tanden liggen
horizontaal op de bodem.
Tandhouderverlenging: (4)
De beide buitenste tanden (4) zijn uit- en intrekbaar.
In werkpositie uittrekken en met splitpen borgen. In
transportpositie intrekken en borgen.
Let op!
De tandhouderverlengingen (4) moeten
bij ritten over de weg worden ingetrokken
en geborgd, zodat de maximale
transportbreedte van 3m niet wordt
overschreden!
A
B
1
2
3
4
1
- 49 -
0900-NL FAHRGASSE_8611
NL
RIJPADEN
Aan de rand van het veld (de markeur aan veldzijde
neergelaten) de rijpadentelimpuls op de juiste beginwaarde
zetten – b.v. bij een 3- en 4-ritme op 2.
De automatische verderschakeling gebeurt door sensoren,
b.v. bij de markeurwissel.
Bij symmetrische rijpadenritmes met even getallen
wordt aan de rand van het veld begonnen met een
1/2 zaaimachinewerkbreedte; daartoe kan de linker
machinehelft uitgeschakeld worden – de stekker in het
midden van de zaaias uittrekken.
Heeft de meststrooier een grensstrooimechanisme,
dan kan aan de rand van het veld ook meteen op volle
zaaimachinewerkbreedte en met een volledig rijpad
worden begonnen.
Per wielspoor kunnen 2 of 3 zaaiwielen worden uitgeschakeld
(magneetschakelaars / zaaiwiel verbindingshulzen
73/1+2).
Het „uitschakelen“ gebeurt als de magneetschakelaar met
spanning wordt gevoed; zo kan b.v. bij een elektronische
„storing“ met een volledig rijenaantal worden verder
gewerkt. (Indien nodig kunnen dan afsluitschuiven gesloten
worden).
Bij asymmetrische rijpaden gebeurt het uitschakelen bij
twee doorritten in tegenovergestelde richting telkens
slechts op het wielspoor aan een zijde. De niet benodigde
buiten de bocht liggende magneet moet daarom worden
gedeactiveerd door het uittrekken van de steekverbinding,
al naargelang de gekozen draairichting.
ATTENTIE!
Bij de omschakeling van een symmetrische naar
een asymmetrische markering, zijn de gemarkeerde
afstanden niet gelijk.
bijv.: spoor = 1,80 m
symmetrisch = 90 cm
(midden spoorbreedte = midden
zaaimachine)
asymmetrisch = 90 cm
(midden spoorbreedte = buitenkant
zaaimachine)
(Opgelet: bij levering vanuit de fabriek
zijn steeds de beide magneetkoppelingen
aangesloten. Daarom moet men, nadat het
rijpadenritme en de rijrichting gekozen
werd, de magneten in overeenstemming
hiermee controleren!)
73
Aanleggen van rijpaden
Moeten er geen rijpaden worden aangelegd en moet de
elektronische bewaking toch actief zijn, dan moet het
„0“-ritme gekozen worden.
(Instelling van het rijpadenritme, zie bijlage A, hoofdstuk.
5.1.1)
De huidige bedrijfsgegevens blijven opgeslagen, zodat
b.v. na een werkonderbreking in het juiste ritme wordt
verder gewerkt.
Als de zaaimachine gedurende langere tijd niet gebruikt
werd, moet de rijpadenschakeling gecontroleerd
worden, vooral of de zaaiwielverbindingshulzen (73/2)
lichtlopend op de zaaias draaien en niet door restanten
van ontsmettingsmiddel zwaarlopend zijn.
Bij het rijden op openbare wegen de
elektronica van het boordnet loskoppelen
(de stekker aan de kant van de trekker
uittrekken).
1 2
- 50 -
0900-NL FAHRGASSE_8611
RIJPADEN NL
Het signaal voor de verderschakeling van het rijpad wordt,
afhankelijk van de machineconfiguratie, door een van de
volgende mogelijkheden veroorzaakt.
1) Transmissiesignaal
De regeling herkent de ‘staande zaaias’ en schakelt
na de instelbare duur het rijpad verder.
2) Spoorwiel (alleen bij opbouwmachine)
De regeling herkent de ‘staande zaaias’ en schakelt
na de instelbare duur het rijpad verder.
3) Sleuventrekker
Na het bedienen van de sleuventrekker wordt het rijpad
verder geschakeld.
4) Signaalstekkerdoos van de trekker
Bij het heffen van de trekker-hefarm wordt een signaal
afgegeven en de voor de rijpadverderschakeling
verwerkt.
Verderschakeling van het rijpad
Let op: de gebruikte configuratie moet op
de terminal worden ingesteld!
- 51 -
0900-NL Fahrgassenmarkierer_8622
RIJPADEN NL
Rijpadmarkeur
Functie:
Bij het aanleggen van de rijpaden zakken de spoorschijven
(1) van de rijpadmarkering automatisch naar beneden en
markeren het net aangelegde rijpad. De rijpaden worden
zichtbaar, voordat het zaaigoed is ontkiemd.
Instelbaar is
- de spoorbreedte van het rijpad
- de werkdruk van de spoorschijven
Instelling:
De spoorbreedte van de spoorschijven zo instellen dat
het rijpad, dat door de rijpadkouter is aangelegd, wordt
gemarkeerd.
De werkdruk aanpassen aan de bodem, door de schijven
te verdraaien.
Schijven op losse bodem ongeveer parallel ten opzichte
van de rijrichting plaatsen, en op een zwaardere bodem
meer op grip instellen.
Wanneer het rijpad asymmetrisch in versprongen spoor
wordt aangelegd, dan moet de niet-gebruikte rijpadmarkeur
in opgeklapte positie worden vastgezet.
Transportinstelling:
De rijpadmarkeurs moeten voor transport met de
transportbeveiliging (2) worden beveiligd!
1
2
- 52 -
1101-NL Saatmengenverstellung_8611
NL
HOEVEELHEIDVERSTELLING
Noodbediening:
Bij uival van de elektronica kan de hoeveelheid zaad
handmatig worden ingesteld.
Volgende stappen daarbij uitvoeren:
- Verbinding tussen verstelcilinder en verstelhendel
losmaken door het verwijderen van schroef (60).
- Stand van de aandrijving vaststellen (middels
zaaitabel of uit het Power Control Menu uitlezen)
- Hefboom (62) in de berekende positie brengen en
met stergreep (61) vastklemmen
1) Optie
Elektrische hoeveelheidverstelling 1)
60
62
61
Bediening:
De elektrische zaadgoedverstelling wordt bediend via de
Compass-terminal.
De elektrische zaadhoeveelheidverstelling gebeurt met
een stelmotor (1) en dient voor het instellen van de
zaadhoeveelheid vanuit de trekker.
Met deze stelmotor kan iedere aandrijfstand worden
ingesteld.
De zaadhoeveelheidverstelling wordt in procentstappen
uitgevoerd. Deze procentstappen kunnen individueel
worden ingesteld (zie hoofdstuk 'Compass-terminal:
basisinstelling')
De aandrijfstand wordt weergegeven via een weergaveplaat
(2) op de zaadhoeveelheidverstelling en via de weergave in de
Compass-terminal, als de toets [Uitvoerhoeveelheid] wordt
bevestigd. Daarbij wordt de actuele uitvoerhoeveelheid in
kg/ha, de procentuele uitvoerhoeveelheid en de actuele
aandrijfstand weergegeven.
2
1
- 53 -
0900-NL TRANSPORT_8611
NL
TRANSPORT
Attentie / transport
- De machine in transportstand brengen en controleren of ze
hiervoor klaar is.
- Voor het rijden op openbare wegen de aanwezige Compass
Terminal van het stroomnet loskoppelen (stekker uit de
trekkercontactdoos).
- Het is verboden op de machine mee te rijden of zich op te
houden binnen de gevarenzone ervan.
- De transportsnelheid aanpassen aan de toestand van de
straten en wegen.
- Voorzichtig in de bochten: de aanbouwmachine zwenkt
uit!
- De bepalingen van het wegenverkeersreglement met
betrekking tot technische eisen en rijvaardigheidseisen
moeten in acht worden genomen. Volgens deze voorschriften
is de gebruiker verantwoordelijk voor de verkeersveilige
combinatie van trekker en werktuig tijdens ritten over
openbare wegen.
- Werktuigen mogen de veilige besturing van de combinatie
trekker / werktuig niet in het gedrang brengen. De
toegelaten trekkeraslasten, het toegelaten totaalgewicht en
de belastbaarheid van de banden (afhankelijk van snelheid
en spanning) mogen door de aangebouwde machine niet
worden overschreden. De belasting van de vooras moet voor
de stuurvastheid minstens 20% van het leeggewicht van het
voertuig bedragen.
- De max. toegestane transportbreedte bedraagt 3 m
Bij overbreedte is een speciale vergunning nodig.
- 4 m-combinaties op een lengtetransportwagen vervoeren.
- tandbescherming op de na-eg monteren
- Markeur opklappen en vastzetten
- Toedekker naar binnen zwenken
- Aan de omtrek van de machine mogen geen delen uitsteken
die het verkeer meer dan onvermijdbaar in gevaar brengen
(§ 32 verkeersreglement). Zijn deze uitstekende delen toch
niet te vermijden, dan moeten ze afgedekt en herkenbaar
gemaakt worden.
Veiligheidsmiddelen zijn zowel voor het kenbaar maken van de
machinecontouren als voor de veiligheid aan de achterzijde
noodzakelijk
- bijvoorbeeld rood/wit gestreepte waarschuwingsborden
423 x 423 mm (DIN 11030; strepen elk 100 mm breed,
ineen hoek van 45° naar buiten/achteren verlopend).
- Verlichtings is noodzakelijk als de lichten van de trekker
door aanbouwmachines worden bedekt of indien de
weersomstandigheden het zicht beperken; of b.v. voor- en
achteraan, als de aanbouwmachine aan de zijkanten meer
dan 40 cm buiten de verlichtingsinstallatie van de trekker
uitsteekt; of voor de veiligheid aan de achterzijde, als er meer
dan 1 m afstand is tussen de achterlichten van de trekker
en het uiteinde van de machine.
- Deze waarschuwingsborden en verlichting is in de normale
handel verkrijgbaar.
- Bij het transport op een lengtetransportwagen dient deze
voorzien te zijn van waarschuwingsborden, driehoekreflectoren
aan de achterzijden, aan de zijkant aangebrachte gele
reflectoren en verlichting – ook overdag.
- 54 -
NL
0400_NL-Allgemeine-Wartung_BA
Hydrauliekinstallatie
Wees voorzichtig met hydrauliekinstallaties i.v.m.
verwonding en infectie.
Als er olie uit een slang of leiding spuit, kom dan niet
te dichtbij. Vloeistof zoals olie onder hoge druk kan in
de huid dringen. Raadpleeg in dat geval onmiddellijk
een arts.
Na de eerste 10 bedrijfsuren en alle volgende 50
bedrijfsuren
- Controleer of alle hydraulieknippels/verbindingen dicht
zijn. Eventueel nippels/wartels aandraaien.
Voor iedere inbedrijfsname
- Voor iedere inbedrijfsname moeten de slangen van het
hydrauliek gecontroleerd worden op beschadiging.
Versleten of beschadigde slangen moeten direct
vervangen worden. De kwaliteit van nieuw te monteren
slangen en andere delen moeten aan de eisen voldoen
en gelijk zijn aan het origineel gemonteerde materiaal.
Slangen ondergaan een natuurlijke veroudering. Ze
moeten na 5 of 6 jaren worden vervangen.
In de openlucht laten staan
Als de machine langere tijd in de
open lucht moet blijven, moe ten
de cylinderstangen worden
ge rei nigd en worden ingevet.
FETT
TD 49/93/2
Veiligheid-
saanwijzing
Voor het verrich-
ten van instel-,
onderhouds-
en reparatie-
werkzaamheden,
de trekker motor
uitschakelen.
• Werkzaamheden
onder de machine
alleen uitvoe-
ren, wanneer de
machine veilig
en stabiel staat
en goed wordt
ondersteund.
Na één werkuur
alle bouten nat-
rekken.
Algemene aanwijzingen voor het onderhoud
Om ook na langere tijd nog plezier van uw machine te
houden neemt u de volgende aanwijzingen
in acht:
- Na de eerste gebruiksuren alle bou ten
en moeren na-trekken.
Speciaal gecontroleerd moeten worden:
- Mesbouten bij maaiers
- Bouten in de tandbevestiging van schudders en van
zwadharken
Onderdelen
a. Originele onderdelen en toebehoren zijn speciaal
voor deze ma chi nes en werk tui gen ont wik keld.
b. Wij maken U er uitdrukkelijk op attent dat niet door
ons geleverde delen niet door ons ge con tro leerd en
vrijgegeven zijn.
c. Montage en gebruik hiervan kan on der bepaalde
om stan dig he den con struc tie ve eigenschappen van
Uw ma chi ne negatief beïnvloeden. De fa bri kant
kan niet aansprakelijk wor den gesteld voor scha de
ont staan door het gebruik van niet originele delen en
toebehoren.
d. Zelfstandig wijzigingen aanbrengen of het monteren
van aan bouw de len o.i.d. sluiten elke aansprakelijkheid
van de fabrikant uit.
Reinigen van machinedelen
Let op!
Geen hogedrukreiniger gebruiken voor het reinigen van
lagers en van hydraulische delen.
Gevaar voor roestvorming!
- Na het reinigen van de machine deze volgens het
smeerschema doors me ren en de machine een korte
tijd laten draaien.
- Door met te
hoge druk te
reinigen kan
beschadiging
van lak
optreden.
Veiligheidsaanwijzing
Voor het verrichten van instel-, onderhouds- en reparatie-
werkzaamheden, de trekker motor uitschakelen.
Overwinteren
- De machine voor het over winteren goed schoon
maken.
- Beschermd tegen weersinvloeden opbergen.
- Olie-wisselen of op niveau brengen.
- Blanke delen tegen roest beschermen.
- Alle smeerpunten volgens schema doorsmeren.
Aftakassen
- zie ook de aanwijzingen in de aanhang
Let op: voor u onderhoud pleegt!
In principe gelden de aanwijzingen die in de
gebruikershandleiding worden gegeven.
Als daarin geen speciale aanwijzingen worden gegeven,
gelden de aanwijzingen in de meegeleverde handleiding
van de betreffende aftakassenfabrikant.
Repara-
tieaanwijzingen
Let op de repara-
tieaanwijzingen in
de aanhang (indi-
en beschikbaar)
ONDERHOUD
- 55 -
1100-NL Wartung_8632
ONDERHOUD NL
Onderhoud
LET OP!
Beitsmiddelstof is giftig! Draag tijdens het schoonmaken van de zaaimachine een
beschermmasker.
Bij werkzaamheden aan de aangebouwde machine moet de motor van de trekker zijn afgezet en de
contactsleutel moet worden verwijderd. Beveilig de trekker tegen onbedoeld wegrollen.
Verricht geen werkzaamheden aan een geheven zaaimachine! Is dit toch noodzakelijk, ondersteun
dan de machine extra tegen onbedoeld zakken!
Voor werkzaamheden aan de hydraulische delen moet de installatie drukloos worden gemaakt!
Afgewerkte olie op de voorgeschreven manier verwerken (hydraulische olie op basis van minerale
oliën).
Bij het reinigen met water (bijv. hoge druk) mag de straal niet worden gericht op elektrische onderdelen
en lagerpunten.
Na de eerste 8 bedrijfsuren:
- wielmoeren controleren op vastzitten
- hydraulische leidingen controleren op lekkage
A
B
D
Aandrijvingen:
Oliepeil controleren (vulhoeveelheid 2,5 liter hydraulische
olie HLP 32)
- Machine op een vlakke ondergrond neerzetten
- Peilstok (A) uitschroeven en oliepeil controleren. Indien
nodig bijvullen.
Sensoren controleren:
- Sensor (B) voor snelheid en hectaretelling:
schakelafstand tussen 1-3 mm
Een functiecontrole is in de sensor ingebouwd – na
iedere instellingswijziging moet een testschakeling
worden uitgevoerd (lichtdiode licht op als de sensor
actief is).
- Sensor (C) voor vulpeil
Schakelafstand tussen 1-3 mm
- Drukschakelaar (D) voor wissel-schakelventiel van de
hydraulische sleuventrekker of rijpadmarkeur
Aansluitingen controleren
- Sensor (E) voor rijpaden-doorschakeling middels
spoorwiel
Schakelafstand tussen 1-3 mm bij geheven
rijenzaaimachine.
E
C
- 56 -
1100-NL Wartung_8632
ONDERHOUD NL
Bodemklep controleren:
Voordat met de zaaiwerkzaamheden wordt begonnen moet
de instelling van alle bodemkleppen worden gecontroleerd,
bij een lege zaadbak.
- Bodemklephendel in ‘positie 1’ (F1) brengen
- Justeerkaliber (F2) naast de middelste zaaiwielnokkenrij
van boven naar beneden draaiend tussen zaaiwiel en
bodemklep schuiven – tot de kalibergreep tegen de
zaaibehuizing aanligt.
- Met de schroef (F3) bijstellen tot het justeerkaliber
spelingvrij tussen zaaiwiel en bodemklep past.
Zaaias uitbouwen:
- Sperschuif (G) openen
- Lagerring (H) losmaken en verschuiven
(lagerring (H) rechtsom draaien, 90°, afsluiter indrukken
en zijdelings verschuiven)
- Zaaias draaien, tot de schroef (I) van de askoppeling
toegankelijk is
- Schroef (I) openen
- As naar achter toe uitnemen
Zaaias inbouwen:
- Inbouw in omgekeerde volgorde
- De zijdelingse speling van de zaaias met schroef (J)
begrenzen
G
H
I
J
Let op!
Bij laswerkzaam-
heden aan de
tractor of aange-
bouwd werktuig
en bij het opladen
van de accu van
de trekker of bij
aansluiting van
een tweede accu
(starthulp) moet
de verbinding
met de elek-
trokast worden
losgemaakt.
Kettingaandrijving:
- Aandrijfkettingen met kettingspanner (L) naspannen
- Aandrijfkettingen oliën
L
F1
F2
F3
Diepte-instelling:
- Aan het scharnier van de diepte-instelling bevindt zich
een smeernippel (K)
K
- 57 -
1100-NL Wartung_8632
ONDERHOUD NL
Compass teminal:
- Reinigen met een vochtige doek, gebruik indien nodig
een mild reinigingsmiddel.
- De terminal kan niet in de buitenlucht worden
bewaard!
Let op!
De Compass
terminal moet
tegen vocht en
lage tempera-
turen worden
beschermd! De
terminal kan niet
in de buitenlucht
worden bewaard!
Hydrauliek:
- De slangen van de hydraulische leidingen moeten
regelmatig worden gecontroleerd en bij beschadigingen
of uitdroging worden vervangen (reserveonderdelenlijst).
Slangen hebben een natuurlijke levensduur van ca. 5-6
jaar, daarna moeten ze worden vervangen.
Kettingaandrijving van het spoorwiel:
In het spoorwiel lopen 2 kettingen die vóór en na ieder
seizoen moeten worden gesmeerd.
- Spanpunt voor ketting 1: (M)
- Spanpunt voor ketting 2: (N)
M
N
Elektrocilinder:
- Elektrocilinder regelmatig controleren en vuil
verwijderen.
- Alleen met een vochtige doek reinigen.
- Na gebruik elektrocilinder in positie neutraal
brengen.
- 58 -
1102-NL Service_8611
NL
SERVICE
Schakelschema
S1 Zaaias
S2 Rijpadsensor links
S3 Hectareteller
S4 Werkpositie
S5 Stelmotor
S6 Rijpadsensor rechts
S7 Vulpeil
LIN Bus
Y1 Rijpadmarkeur
Y2 Zaadhoeveelheidverstelling
Y3 Rijpadmagneet rechts
Y4 Rijpadmagneet links
Schakelverdeelkast
Signal = Signaal
- 59 -
1102-NL Service_8611
SERVICE NL
Aansluitbezetting Compass terminal
(stekkeraanzicht van buiten)
- 60 -
1102-NL Service_8611
SERVICE NL
Hoogteverstelling van de vulpeilsensor
1. Openen van de vleugelmoer
2. Handmatig instellen van de juiste hoogte van de sensor
3. Fixeren van de vleugelmoer.
Sensoren
(Datablad van de sensoren)
blauwe kabel: massa (permanent)
zwarte kabel: signaalleiding
bruine kabel: +12V (permanent)
NL-Anhang Titelblatt _BA-Allgemein
NL
AANHANGSEL
NL-Anhang Titelblatt _BA-Allgemein
NL
U maakt de beslissing ‘Original’ of ‘namaak? De beslissing wordt vaak op grond van
de prijs genomen. Een ‘goedkope aanschaf’ kan echter zeer duur worden.
Let dus bij de aanschaf op het ‘Original’ teken met het
klaverblad!
Kwaliteit en nauwkeurige
pas sing
- Bedrijfszekerheid
• Betrouwbaar functioneren
• Lagere levensduur
- Economisch werken
Beschikbaarheid van de onderdelen
Het werken gaat beter
met Originele Pöttinger
onderdelen
Het origineel laat zich niet vervalsen…
9400_NL-Anhang A_Sicherheit
Aanhangsel -A
Aanwijzingen voor veilig werken
- A 1 -
20%
Kg
Aanwijzingen voor veilig werken
In deze handleiding zijn alle plaatsen die betrekking heb ben
op de vei lig heid met dit teken aan ge ge ven.
1.) Doelgericht gebruik
a. Zie technische gegevens.
b. Tot een passend gebruik hoort ook het nakomen van
de door de fabrikant voorgeschreven gebruiks- en
on der houd saan wij zin gen.
2.) Onderdelen
a. Originele onderdelen en toebehoren zijn speciaal voor deze
ma chi nes en werk tui gen ont wik keld.
b. Wij maken U er uitdrukkelijk op attent dat niet door ons geleverde
onderdelen niet door ons ge con tro leerd en vrijgegeven zijn.
c. Montage en gebruik hiervan kan on der bepaalde om stan dig he den
con struc tie ve eigenschappen van Uw ma chi ne negatief
bei nvloe den. De fa bri kant kan niet aansprakelijk wor den gesteld
voor scha de ont staan door het gebruik van niet originele delen
en toebehoren.
d. Zelfstandig wijzigingen aanbrengen of het monteren van
aan bouw de len o.i.d. sluiten elke aansprakelijkheid van de
fabrikant uit.
3.) Beschermkappen, -beugels en - doeken
Alle beschermkappen, -beugels en - doeken moeten aan de
machine gemonteerd zijn en ook intact zijn. Re gel ma ti ge controle
en ver van ging van versleten en be scha dig de be scher min gen is
noodzakelijk.
4.) Voor het in gebruik nemen
a. Voordat met de werkzaamheden begonnen wordt moet de
bestuurder zich met alle bedieningsvoorschriften ver trou wd ma ken.
Tijdens het werk is dit te laat!
b. Voor elke ingebruikname van het voertuig of machine deze op
verkeers- en bedrijfsveiligheid controleren.
5.) Asbest
Bepaalde toeleveringsdelen van het voertuig of
machine kunnen om technische redenen asbest
bevatten. Let op ken te kens die op de onderdelen
staan.
6.) Meenemen van personen is verboden
a. Personen op of in de machine meenemen is niet toe ge staan.
b. De machine mag alleen in de voorgeschreven trans port stand over
openbare wegen worden vervoerd.
7.) Wegverkeer (algemeen)
a. De trekker moet voor en achter voldoende van bal last ge wich ten
worden voorzien om de bestuurbaarheid en de remkracht te
waarborgen.
(Minstens 20% van het leeggewicht van het voertuig moet op de
vooras rusten).
b. De rijeigen schap pen
worden door de weg
en door de machine
beïnvloed. Rijstijl aan
de omstandig heden
aanpassen.
c. Als er eveneens een
volgwagen is aan-
gekoppeld, moet bij
het rijden van bo ch ten
rekening gehouden
worden met de breedte
van de machine en met
eventueel uitslaan van de machine.
d. Als met driepuntsmachines in bochten gereden wordt op de
uit ste ken de delen en op door de massakracht doordraaiende
delen letten!
8.) Algemeen
a. Voor het aankoppelen van machines in de drie punts hefin richting
de hendel van de hefinrichting in een stand blokkeren, waarin
ongecontroleerd heffen of zakken is uitgesloten.
b. Bij het aankoppelen van machines aan de drie punts hefin richting
ontstaat beklemmingsgevaar.
c. In het bereik van de hefarmen bestaat een gevaar van klemmen
of knijpen.
d. Tijdens het gebruik van de bediening voor de hefinrichting buiten
de kabine, niet tussen trekker en machine gaan staan.
e. Aftakas alleen aan- en afkoppelen als de trekkermotor stil staat.
f. Tijdens het rijden met een geheven machine, moet de hendel van
de hefinrichting geblokkeerd zijn, om ongecontroleerd zakken te
vermijden.
g. Voor het verlaten van de trekker, moet de machine op de grond
worden gezet.
h. Er mag niemand tussen de trekker en de machine staan, zonder
dat het geheel tegen wegrollen is beveiligd. (Door gebruik van de
handrem en/of voorlegblokken.)
i. Bij zowel onderhouds-, schoonmaak- en reparatie-werkzaamheden,
de aandrijfmotor uitschakelen en de aandrijfas afkoppelen.
9.) Het reinigen van de machine
Gebruik een hogedrukreiniger niet om gelagerde on der de len
te reinigen, ook het reinigen van hydraulische delen met een
hogedrukreiniger moet worden ontraden.
0000-NL ZUSINFO / BA-EL ALLG.
NL
- Z.64 -
BELANGRIJKE EXTRA-INFORMATIE VOOR UW VEILIGHEID
Zie gebruikershandleiding trekker
Zie prijslijst en/of gebruikershandleiding van de machines
Nameten
Driepuntsmachine of front-/driepuntscombinatie
1. Berekening van het minste frontballastgewicht GV min
Breng het berekende minste frontbalastgewicht, dat voor op de trekker aanwezig moet zijn, over in de tabel.
Frontaanbouwmachine
2. Berekening van het minste ballastgewicht in de driepuntshefinrichting GH min
Breng het berekende minste ballastgewicht, dat achter op de trekker aanwezig moet zijn, over in de tabel.
TL [kg]
TV [kg]
TH [kg]
GH [kg]
GV [kg]
leeggewicht van de trekker
belasting van de voor-as bij een lege trekker
belasting van de achteras bij een lege trekker
hartafstand van de assen
totaalgewicht driepuntsmachine/driepuntsballastgewicht
totaalgewicht frontaanbouwmachine/ frontballast
afstand tussen zwaartepunt frontaanbouw
machine/frontballast en het hart van de
voor-as
afstand hart achteras tot hart hefkogel
afstand hart achteras tot hart hefkogel
hartafstand hefkogel en zwaartepunt
driepuntsmachine / driepuntsballast
a [m]
b [m]
c [m]
d [m]
2
3
1
1
1
1
1
2
2
2
3
3
1
3
2
Combinatie van trekker en aanbouwwerktuig
De combinatie van machines in de front en in de driepuntshefinrichting mag niet leiden tot een overschrijding van de toegestane
totaalgewichten, de toegestane asbelastingen en de maximale bandenbelasting van de trekker. De voor-as van de trekker moet altijd
met tenminste 20% van het ledige gewicht van de trekker belast blijven.
Overtuig u er van voor het aankopen van een machine, dat deze voorwaarden aanwezig zijn, door de volgende berekening uit te
voeren of de combinatie van trekker en werktuig(en) te wegen.
Berekening van het totaalgewicht, de asbelastingen en de belasting van de banden, als ook de minste
ballasttoevoeging
Voor de berekening hebt u de volgende gegevens nodig:
0000-NL ZUSINFO / BA-EL ALLG.
NL
- Z.65 -
BELANGRIJKE EXTRA-INFORMATIE VOOR UW VEILIGHEID
Minste ballastgewicht
front/driepuntshef
Totaalgewicht
Voor-as belasting
Achteras belasting
Daadwerkelijke waarde
vlg. berekening
Toegestane waarde vlg.
gebruikershandleiding
Dubbele toegestane
bandenbelasting
(twee banden)
Het minste ballastgewicht moet als aanbouwwerktuig of in de vorm van ballastgewichten op de trekker
worden aangebracht!
De berekende waarden moeten lager / gelijk () zijn aan de toegestane waarden!
3. Berekening van de daadwerkelijk voor-as belasting TV tat
(Als het minste frontballastgewicht (GV min) niet wordt bereikt door het gewicht van de machine (GV), moet het gewicht in het front worden verhoogd
tot de berekende waarde)
Voer de berekende daadwerkelijke waarde en de in de gebruikershandleiding van de trekker aangegeven toegestane voor-as belasting in de
tabel in.
4. Berekening van het daadwerkelijke totaalgewicht Gtat
(Als het minste ballastgewicht (GH min) niet wordt bereikt moet het gewicht van de driepunts-machine (GH) worden verhoogd tot minste
ballastgewichtswaarde)
Voer de berekende daadwerkelijke waarde en de in de gebruikershandleiding van de trekker aangegeven toegestane totaal-belasting in de
tabel in.
5. Berekening van de daadwerkelijke achteras belasting TH tat
Voer de berekende daadwerkelijke waarde en de in de gebruikershandleiding van de trekker aangegeven toegestane achteras belasting in de
tabel in.
6. Bandenbelasting
Voer de dubbele waarde (twee banden) van de toegestane bandenbelasting (zie bijv. gegevens van de bandenleverancier in de tabel in).
Tabel
Firmanaam en adres van de producent:
PÖTTINGER Landtechnik GmbH
Industriegelände 1
AT - 4710 Grieskirchen
Machine (vervangbare uitrusting):
Zaaimachine
Type
Serienummer
De producent verklaart uitdrukkelijk dat de machine overeenkomt met alle desbetreffende
bepalingen van de volgende EG-richtlijn:
Machines 2006/42/EG
Bovendien wordt de overeenstemming met de volgende andere EG-richtlijnen en/of
desbetreffende bepalingen verklaard
Vindplaats van de toegepaste geharmoniseerde normen:
EN 14018 EN ISO 12100
Vindplaats van de toegepaste overige technische normen en/of specificaties:
Documentatiegemachtigde:
Franz Stadlbauer
Industriegelände 1
A-4710 Grieskirchen
EG-conformiteitsverklaring
Originele conformiteitsverklaring
Markus Baldinger,
Bedrijfsleiding F&E
Grieskirchen, 01.08.2016
Jörg Lechner,
Bedrijfsleiding Productie
VITASEM 302 ADD VITASEM 402 ADD
8632 8633
A empresa PÖTTINGER Landtechnik GmbH
esforçase continuamente por melhorar os
seus produtos, adaptando-os à evolução
técnica.
Por este motivo, reservamonos o direito de modificar
as figuras e as descrições constantes no presente
manual, sem incorrer na obrigação de modificar
máquinas já fornecidas.
As características técnicas, as dimensões e os pesos
não são vinculativos.
A reprodução ou a tradução do presente manual de
instruções, seja ela total ou parcial, requer a autorização
por escrito da
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen
Todos os direitos estão protegidos pela lei da prop-
riedade intelectual.
Im Zuge der technischen Weiterentwicklung
arbeitet die PÖTTINGER Landtechnik
GmbH ständig an der Verbesserung ihrer
Produkte.
Änderungen gegenüber den Abbildungen und
Beschreibungen dieser Betriebsanleitung müssen wir
uns darum vorbehalten, ein Anspruch auf Änderungen
an bereits ausgelieferten Maschinen kann daraus nicht
abgeleitet werden.
Technische Angaben, Maße und Gewichte sind
unverbindlich. Irrtümer vorbehalten.
Nachdruck oder Übersetzung, auch auszugsweise,
nur mit schriftlicher Genehmigung der
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Alle Rechte nach dem Gesetz des Urheberrecht
vorbehalten.
La société PÖTTINGER Landtechnik GmbH
améliore constamment ses produits grâce
au progrès technique.
C'est pourquoi nous nous réser-vons le droit de
modifier descriptions et illustrations de cette notice
d'utilisation, sans qu'on en puisse faire découler un
droit à modifications sur des machines déjà livrées.
Caractéristiques techniques, dimensions et poids sont
sans engagement. Des erreurs sont possibles.
Copie ou traduction, même d'extraits, seulement avec
la permission écrite de
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Tous droits réservés selon la réglementation des
droits d'auteurs.
Following the policy of the PÖTTINGER
Landtechnik GmbH to improve their products
as technical developments continue,
PÖTTINGER reserve the right to make alterations which
must not necessarily correspond to text and illustrations
contai-ned in this publication, and without incurring
obligation to alter any machines previously delivered.
Technical data, dimensions and weights are given as
an indication only. Responsibility for errors or omissions
not accepted.
Reproduction or translation of this publication, in whole
or part, is not permitted without the written consent of the
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
All rights under the provision of the copyright Act are
reserved.
PÖTTINGER Landtechnik GmbH werkt
permanent aan de verbetering van hun
producten in het kader van hun technische
ontwikkelingen. Daarom moeten wij ons
veranderingen van de afbeeldingen en beschrijvingen
van deze gebruiksaanwijzing voorbehouden, zonder
dat daaruit een aanspraak op veranderingen van reeds
geieverde machines kan worden afgeleid.
Technische gegevens, maten en gewichten zijn niet
bindend. Vergissingen voorbehouden.
Nadruk of vertaling, ook gedeeltelijk, slechts met
schriftelijke toestemming van
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Alle rechten naar de wet over het auteursrecht voor-
behouden.
La empresa PÖTTINGER Landtechnik
GmbH se esfuerza contínuamente en
la mejora constante de sus productos,
adaptándolos a la evolución técnica. Por ello
nos vemos obligados a reservarnos todos los derechos
de cualquier modificación de los productos con relación
a las ilustraciones y a los textos del presente manual,
sin que por ello pueda ser deducido derecho alguno a
la modificación de máquinas ya suministradas.
Los datos técnicos, las medidas y los pesos se
entienden sin compromiso alguno.
La reproducción o la traducción del presente manual
de instrucciones, aunque sea tan solo parcial, requiere
de la autorización por escrito de
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Todos los derechos están protegidos por la ley de la
propiedad industrial.
La PÖTTINGER Landtechnik GmbH è
costantemente al lavoro per migliorare i suoi
prodotti mantenendoli aggiornati rispetto allo
sviluppo della tecnica.
Per questo motivo siamo costretti a riservarci la facoltà
di apportare eventuali modifiche alle illustrazioni e alle
descrizioni di queste istruzioni per l’uso. Allo stesso
tempo ciò non comporta il diritto di fare apportare
modifiche a macchine già fornite.
I dati tecnici, le misure e i pesi non sono impegnativi. Non
rispondiamo di eventuali errori. Ristampa o traduzione,
anche solo parziale, solo dietro consenso scritto della
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen.
Ci riserviamo tutti i diritti previsti dalla legge sul diritto
d’autore.
GB
I
P
NL
D
E
F
PÖTTINGER Deutschland GmbH
Servicecenter Landsberg
Spöttinger-Straße 24
Postfach 1561
D-86 899 LANDSBERG / LECH
Telefon:
Ersatzteildienst: +49 8191 9299 - 166 od. 169
Kundendienst: +49 8191 9299 - 130 od. 231
Telefax: +49 8191 59656
e-Mail: landsberg@poettinger.at
PÖTTINGER
Landtechnik GmbH
A-4710 Grieskirchen
Telefon: +43 7248 600-0
Telefax: +43 7248 600-2513
e-Mail: info@poettinger.at
Internet: http://www.poettinger.at
PÖTTINGER Deutschland GmbH
Verkaufs- und Servicecenter Recke
Steinbecker Strasse 15
D-49509 Recke
Telefon: +49 5453 9114-0
Telefax: +49 5453 9114-14
e-Mail: recke@poettinger.at
PÖTTINGER France S.A.R.L.
129 b, la Chapelle
F-68650 Le Bonhomme
Tél.: +33 (0) 3 89 47 28 30
e-Mail: france@poettinger.at
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68

Pottinger VITASEM 302 ADD Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor