nl
Veiligheidsinstructies voor het gebruik
56 BKS 4540
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES VOOR HET GEBRUIK
Vooraleer u met het gereedschap werkt
Lees dit handboek grondig vooraleer u onze producten gebruikt, zodat u vertrouwd geraakt met
het gereedschap.
Werk nooit met een kettingzaag wanneer u moe, ziek of gestresseerd bent of wanneer u genee-
smiddelen hebt ingenomen waardoor u moe wordt of wanneer u alcohol of drugs gebruikt hebt.
Zorg tijdens het werken met de kettingzaag voor een goed verlucht werkbereik. Start of bedien
het gereedschap nooit in gesloten ruimtes of gebouwen. De uitlaatgassen bevatten gevaarlijk
koolmonoxide.
Gebruik de kettingzaag niet wanneer het hard waait of bij slecht weer of slecht zicht of bij zeer
hoge of lage temperaturen. Controleer de boom altijd op afgestorven takken die naar beneden
kunnen vallen tijdens het omzagen.
Draag antislipveiligheidsschoenen, nauw aansluitende kledij en gehoor-, oog en hoofdbescher-
ming. Draag handschoenen die beschermen tegen vibraties. Aangenomen wordt dat het zoge-
naamde fenomeen van Raynaud, dat de vingers van de persoon in kwestie treft, veroorzaakt
kan worden door vibratie en koude. Bleekheid en gevoelloosheid van de vingers. Omdat niet
bekend is vanaf welke minimale belasting deze klachten kunnen optreden, raden wij absoluut de
volgende voorzorgsmaatregelen aan. Houd u warm, vooral hoofd, nek, voeten, enkels, handen
en polsen. Las vaker een pauze in, let op een goede doorbloeding door krachtige oefeningen
met de armen en rook niet. De kettingzaag moet altijd scherp zijn en de zaag moet samen met
het beschermsysteem tegen vibraties zorgvuldig worden onderhouden. Een botte ketting ver-
hoogt de zaagtijd en wanneer een dergelijke ketting door het hout wordt gedrukt, verhoogt de
vibratiebelasting op de handen. Een zaag met losse onderdelen of met beschadigde of versle-
ten vibratiedempers produceert hogere vibraties. De werkduur beperken. Ook wanneer al deze
voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen, kan niet worden uitgesloten dat uw vingers
gevoelloos worden of dat een carpaletunnelsyndroom ontstaat. Daarom moet bij regelmatig of
permanent gebruik van het gereedschap zorgvuldig de staat van handen en vingers in de gaten
worden gehouden. Wanneer een van de boven beschreven symptomen zich voordoet, vraag
dan onmiddellijk advies aan de arts.
Men dient voorzichtig te zijn bij het hanteren van brandstof. Veeg brandstof die gemorst werd
weg en verwijder de kettingzaag minstens 3 m van de tankplaats alvorens de motor te starten.
Op plaatsen waar brandstof wordt vermengd, gedecanteerd/bijgevuld of opgeslagen, moeten
alle bronnen die vonken of vlammen kunnen veroorzaken, worden verwijderd. Rook niet tijdens
het hanteren van brandstof of tijdens het werken met de kettingzaag.
Let er bij het starten van de motor en tijdens het zagen op dat er geen andere personen in
de buurt van de kettingzaag zijn. Er mogen zich geen personen of dieren in het werkbereik
bevinden. Bij het inschakelen en de werking van de kettingzaag moeten kinderen, huisdieren
of toeschouwers een afstand van minimaal 10 m respecteren.
Begin pas te zagen wanneer het werkbereik vrij is, wanneer u stabiel staat en de vallende stam
zeker kunt ontwijken.
Houd de kettingzaag altijd met beide handen vast, wanneer de motor draait. Omsluit de hand-
grepen van de kettingzaag stevig met duimen en vingers.
Let er bij het draaien van de motor op dat geen enkel lichaamsdeel in contact komt met de zaag.
Controleer voordat u de motor start of de ketting geen voorwerpen of personen raakt.
De kettingzaag moet met uitgeschakelde motor, met zaagzwaard en ketting naar achter en
geluidsdemper van het lichaam verwijderd worden gedragen.
Controleer de kettingzaag voor elk gebruik op versleten, losse of vervangen onderdelen. Een
beschadigde, foutief ingestelde of onvolledig of niet vast gemonteerde kettingzaag mag niet
worden gebruikt. Let erop dat de ketting stopt, wanneer het gas gelost wordt.