Nikon D1X Handleiding

Type
Handleiding
Nl
Gebruikshandleiding
Nl
Gedrukt in Japan
S2J00110501(1F)
6MHA0921-05
ii
Over deze handleiding
Gefeliciteerd met uw aanschaf van de Nikon D1x digitale camera. Het doel van deze
handleiding is ervoor te zorgen dat u aan het gebruik van deze digitale
spiegelreflexcamera maximaal plezier en profijt beleeft. U vindt erin hoe de camera
werkt, en hoe bepaalde functies kunnen worden gebruikt om foto's onder verschillende
omstandigheden te maken. De handleiding is verdeeld in de volgende hoofdstukken:
•Voorbereiding ................................................................................. blz. 1–18
In dit hoofdstuk worden de symbolen en weergavemethoden besproken die in
deze handleiding worden gebruikt. Tevens wordt een overzicht gegeven van de
namen en functies van de bedieningsorganen en symbolen.
Basisprincipes .................................................................................. blz. 19–50
In dit hoofdstuk leert u hoe u rechttoe-rechtaan kunt fotograferen. Na het
lezen ervan weet u genoeg over uw camera om te kunnen genieten van de
eenvoud en directheid van digitale fotografie.
•Persooonlijke Instellingen en andere menu's ........................... blz. 155–191
In dit hoofdstuk worden de Persoonlijke Instellingen besproken en wordt een
index van de cameramenu's gegeven.
•Technische gegevens ...................................................................... blz. 193–223
Raadpleeg dit hoofdstuk voor informatie over accessoires, verzorging van uw
camera, het oplossen van problemen en specificaties.
•Naslaggids ........................................................................................ blz. 51–154
Net als in het voorgaande hoofdstuk worden de stappen die u moet uitvoeren voor
het maken en weergeven van foto’s in de meest logische volgorde besproken, maar
dit keer worden de onderwerpen uitgebreider behandeld. Bij het weergeven van
foto's wordt ook besproken hoe u foto's op een computer of televisie kunt bekijken.
iii
•Overzicht ........................................................................... blz. 2–3
Eerste kennismaking met uw camera .......................... blz. 4–18
Eerste stappen .................................................................. blz. 20–31
•Foto's maken ..................................................................... blz. 32–50
•Verzorging van uw camera ............................................. blz. 194–197
Optionele accessoires .................................................... blz. 198–207
•Problemen oplossen ........................................................ blz. 208–211
Specificaties ....................................................................... blz. 212–219
•Index ................................................................................... blz. 220–223
•Persoonlijke Instellingen ................................................. blz. 156–185
Andere cameramenu's .................................................... blz. 186–191
Geavanceerde fotografie ................................................ blz. 52–119
Camera aansluiten op een computer .......................... blz. 148–154
•Voor uw veiligheid ........................................................... iv–v
Aandacht voor camera en voeding ..............................
vi–viii
•Opmerkingen ....................................................................
ix–xi
•Inhoudsopgave ..................................................................
xii–xiv
•Weergeven ........................................................................ blz. 120–147
iv
Voor uw veiligheid
Om schade aan uw Nikon-product en letsel bij uzelf en anderen te voorkomen,
dient u voordat u dit apparaat gebruikt de volgende veiligheidsvoorschriften goed
door te nemen. Bewaar deze voorschriften op een plaats waar eenieder die het
product gebruikt er kennis van kan nemen.
De mogelijke gevolgen van het niet in acht nemen van de in dit hoofdstuk vermelde
veiligheidsvoorschriften worden door middel van de volgende symbolen weergegeven:
Dit symbool staat bij waarschuwingen, informatie die u moet lezen voordat
u uw Nikon-product gebruikt om eventueel letsel te voorkomen.
WAARSCHUWINGEN
Kijk niet door de zoeker in de zon
Wanneer u door de zoeker recht in de zon of een andere sterke lichtbron kijkt, kan dit leiden
tot blijvend oogletsel.
Schakel apparaat bij storing onmiddellijk uit
Komt er rook of een ongewone geur uit het apparaat of de netstroomadapter (als accessoire
leverbaar), koppel de netstroomadapter dan los en verwijder de batterijen onmiddellijk. Pas
daarbij op dat u zich niet brandt. Wanneer u doorgaat het apparaat te gebruiken, kan dit leiden
tot letsel. Na verwijdering van de batterijen dient u het apparaat door een door Nikon erkende
Technische Dienst te laten nakijken.
Gebruik het apparaat niet in de buurt van ontvlambaar gas
Gebruik electronische apparatuur niet in de buurt van ontvlambaar gas, aangezien dit kan
leiden tot ontploffingen of brand.
Doe de camerariem niet om uw hals
Om de hals dragen van de camerariem kan leiden tot verstikking. Let er vooral op dat de riem
niet om de hals van een baby of kind wordt gelegd.
Demonteer het apparaat niet
Aanraking van inwendige onderdelen van het apparaat kan leiden tot letsel. Bij storing mag het
apparaat alleen door een daartoe bevoegde monteur worden gerepareerd. Komt het binnenwerk
als gevolg van een val of ander ongeluk bloot te liggen, verwijder dan de batterij en/of
wisselstroomadapter en laat het apparaat door een door Nikon erkende Technische Dienst
nakijken.
v
Wees voorzichtig bij het gebruik van batterijen
Wanneer u er verkeerde dingen mee doet kunnen batterijen lekken of ontploffen. Neem bij
het werken met batterijen de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
Zorg dat het product uit staat voordat u de batterij plaatst of verwijdert. Zorg bij gebruik
van een wisselstroomadapter dat deze losgekoppeld is.
•Vreemde stoffen op de polen van de batterij—zoals transpiratievocht of olie—kunnen tot
een gebrekkig of niet werkend contact leiden. Reinig de batterij voor plaatsing grondig met
een zachte droge doek.
•Wordt het product gedurende langere tijd op batterijvoeding gebruikt, dan kan de batterij
heet worden. Denk daaraan wanneer u de batterij uit het apparaat verwijdert.
Gebruik alleen batterijen die voor gebruik bij dit apparaat zijn goedgekeurd.
Stel de batterij niet bloot aan vuur of overmatige hitte of vocht. Sluit de batterij niet kort en
demonteer hem niet.
Gebruik geschikte snoeren
Gebruik alleen de bijgeleverde snoeren of speciaal voor dit doel bij Nikon verkrijgbare snoeren
voor aansluiting op in- en uitgaande aansluitpunten, om zeker te zijn dat aan de
productvoorschriften wordt voldaan.
Buiten bereik van kinderen houden
Zorg er voor dat baby's geen batterijen of andere kleine onderdelen in hun mond kunnen
stoppen.
Verwijderen van geheugenkaarten
Geheugenkaarten kunnen tijdens gebruik heet worden. Wees daarom voorzichtig wanneer u
een geheugenkaart uit de camera verwijdert.
CD-ROM's
De CD-ROM's waarop de software en handleidingen staan dienen niet op audio-CD-apparatuur
te worden afgespeeld. Het spelen van CD-ROM's op een audio-CD-speler kan leiden tot
gehoorverlies of schade aan de apparatuur.
Gebruik flitser
Het gebruik van een flitser dichtbij de ogen van een mens of dier kan blijvend oogletsel
veroorzaken. Let hier vooral op bij het fotograferen van baby's; dan moet de flitser zich op
minimaal één meter afstand van het onderwerp bevinden.
Vermijd aanraking met vloeibaar kristal
Mocht de LCD-monitor breken, pas dan op voor letsel door gebroken glas en voorkom dat het
vloeibaar kristal uit de LCD-monitor in aanraking komt met de huid, ogen of mond.
vi
Niet laten vallen
Bij sterke schokken of trillingen kan de werking van camera en objectief ontregeld raken.
Droog houden
Dit product is niet waterbestendig en kan bij onderdompeling in water of bij blootstelling aan
een hoge vochtigheidsgraad storingen vertonen. Roest kan de mechanismen onherstelbaar
aantasten.
Plotselinge temperatuurverschillen vermijden
Plotselinge temperatuurverschillen, zoals zich voordoen bij het binnenkomen of verlaten van
een verwarmd gebouw op een koude dag, kunnen condensatie in het apparaat veroorzaken.
Om condensatie te voorkomen dient u het apparaat in zijn koffer of een plastic tas te plaatsen
voordat u het aan plotselinge temperatuurverschillen blootstelt.
Weghouden bij sterke magnetische velden
U dient deze apparatuur niet te gebruiken of op te bergen in de buurt van apparaten die sterke
electromagnetische straling of magnetische velden produceren. Sterke statische ladingen of de
magnetische velden afkomstig van bijvoorbeeld zendapparatuur kunnen storingen veroorzaken
in de LCD-monitor, data op de geheugenkaarten beschadigen en de interne circuits van het
product aantasten.
Sluitergordijn niet aanraken
Het sluitergordijn is gemaakt van zeer dun materiaal, dat makkelijk beschadigd raakt. Oefen
nooit druk op het gordijn uit, raak het nooit aan met reinigingshulpmidddelen of andere voor-
werpen, en stel het nooit bloot aan de sterke luchtstroom uit een compressor. Het kan leiden
tot krassen, vervorming of scheuren.
Reinigen
•Wanneer u het camerahuis schoonmaakt, gebruik dan gecomprimeerde lucht om stof en
pluizen te verwijderen en wrijf het vervolgens zachtjes na met een zachte, droge doek. Veeg
nadat u uw camera op het strand heeft gebruikt eventueel zand of zout weg met een licht
met zuiver water bevochtigde doek en droog uw camera daarna grondig. Het kan voorko-
men dat de statische electriciteit die wordt geproduceerd door een borstel of doek de
LCD-vensters doet oplichten of verdonkeren. Dit wijst niet op een storing, en de weergave
wordt weldra weer normaal.
Denk er bij het reinigen van objectief en spiegel aan dat deze componenten snel beschadigd
raken. Stof en pluizen dienen voorzichtig te worden weggeblazen. Wanneer u een lucht-
spuitbus gebruikt, houd de bus dan verticaal (door de bus scheef te houden kan er vloeistof
op de spiegel terechtkomen). Zit er een vingerafdruk of andere vlek op het objectief, breng
dan een beetje lensreiniger aan op een zachte doek en veeg het objectief voorzichtig schoon.
•Zie "Technische gegevens: Onderhoud van uw camera" voor informatie over het reinigen
van het low-pass filter.
Aandacht voor camera en voeding
vii
Opslag
Om schimmel en meeldauw te voorkomen dient u het apparaat in een droge, goed geven-
tileerde ruimte op te bergen. Wanneer u het product lange tijd niet gebruikt, verwijder dan
de batterij om lekkage te voorkomen en berg de camera op in een plastic zak met een
droogmiddel. Berg de camerakoffer echter niet op in een plastic tas, aangezien het materiaal
hierdoor kan worden aangetast. Let er ook op dat een droogmiddel na verloop van tijd zijn
absorptievermogen verliest en daarom regelmatig moet worden vervangen.
Berg het apparaat niet op met nafta- of kamfermottenballen, dichtbij apparatuur die sterke
magnetisch velden produceert, of in ruimten die worden blootgesteld aan hoge temperatu-
ren, zoals bijvoorbeeld bij een kachel of in een auto op een warme dag.
Om schimmel en meeldauw te voorkomen dient u tenminste één keer per maand de
camera uit de opslag te halen, aan te zetten en de ontspanknop een paar keer in te drukken.
Berg de batterij op op een koele, droge plaats.
•Voordat u uit de camera afkomstige EN-4 battery packs opbergt, dient u de beschermkap
die de laadcontacten beschermt terug te plaatsen.
LCD-monitor
De LCD-monitor kan een aantal pixels bevatten die altijd oplichten of nooit oplichten. Dit is
gewoon voor TFT LCD-monitoren en wijst niet op een storing. Gemaakte opnamen wor-
den hier niet door beïnvloed.
•Bij helder licht kunnen de beelden op de LCD-monitor moeilijk te zien zijn.
Oefen geen druk uit op de LCD-monitor, aangezien dit schade of storing tot gevolg kan
hebben. Stof of pluizen op de LCD-monitor kunt u verwijderen met een blaaskwastje. Vlek-
ken kunt u verwijderen door het oppervlak met een zachte doek of zeem licht schoon te
wrijven.
•Mocht het scherm breken, pas dan op dat niemand zich verwondt aan het gebroken glas en
dat het vloeibare kristal uit de LCD-monitor niet in aanraking komt met huid, ogen of mond.
•Plaats de beschermkap terug
op de LCD-monitor wanneer
u de camera vervoert of
onbeheerd achterlaat.
Raak de batterijpolen niet aan met andere metalen voorwerpen. Houd de batterijpolen
schoon.
viii
Schakel de camera uit voordat u de batterij verwijdert of de wisselstroomadapter afkoppelt
Haal de stekker van het product niet uit het contact en verwijder de batterij niet terwijl de
camera aanstaat, of terwijl de camera opnamen opslaat of wist. Wordt de stroomtoevoer
onder deze omstandigheden abrupt onderbroken, dan kan gegevensverlies optreden of kun-
nen interne schakelingen of het geheugen beschadigd raken. Om stroomonderbreking te voor-
komen moet u de camera niet verplaatsen als hij op de wisselstroomadapter aangesloten is.
Houd altijd een volle reservebatterij paraat
Bij belangrijke gelegenheden moet u altijd een volledig opgeladen reservebatterij meenemen.
Niet elke locatie biedt de gelegenheid snel even batterijen op te laden.
Op koude dagen neemt het vermogen van batterijen vaak af. Zorg dat de batterij volledig
opgeladen is wanneer u bij koud weer buiten foto's maakt. Bewaar een reservebatterij op een
warme plaats en wissel de twee zo nodig om. Wanneer een koude batterij eenmaal opge-
warmd is, neemt het vermogen vaak weer wat toe.
Aandacht voor camera en voeding (vervolg)
ix
Opmerkingen
•Voor de gehele of gedeeltelijke reproductie, verzending, transcriptie, opslag in
een geautomatiseerd gegevensbestand, of vertaling in welke taal, in welke vorm,
en met welke middelen ook van de bij uw Nikon product geleverde handleidin-
gen is de voorafgaande schriftelijke toestemming van Nikon vereist.
De hardware- en softwarespecificaties beschreven in deze handleidingen kunnen
ten alle tijde zonder voorafgaande waarschuwing worden gewijzigd.
•Nikon is niet aansprakelijk voor schade als gevolg van het gebruik van dit product.
Hoewel Nikon alles in het werk heeft gesteld om te zorgen dat de informatie in
deze handleidingen juist en volledig is, stellen we het zeer op prijs als u de Nikon-
importeur op de hoogte zou willen stellen van eventuele vergissingen of omissies.
x
Mededeling betreffende het verbod op kopiëren en reproduceren
Let er op dat alleen al het bezit van materiaal dat digitaal is gekopieerd of gereprodu-
ceerd door middel van een scanner, digitale camera of ander apparaat wettelijk straf-
baar kan zijn.
•Voorwerpen die volgens de wet niet mogen worden gekopieerd of gereprodu-
ceerd
Kopieer of reproduceer geen papiergeld, munten, waardepapieren of obligaties
van de (plaatselijke) overheid, zelfs als dergelijke kopieën of reproducties voor-
zien zijn van een stempel "specimen".
Het kopiëren of reproduceren van papiergeld, munten of waardepapieren die in
het buitenland in circulatie zijn is verboden.
Tenzij vooraf toestemming is verleend door de overheid, is het kopiëren of re-
produceren van ongebruikte door de overheid uitgegeven postzegels of brief-
kaarten verboden.
Het kopiëren of reproduceren van door de overheid uitgegeven zegels of van
gecertificeerde, door de wet voorgeschreven documenten is verboden.
•Waarschuwingen m.b.t. zekere kopieën en reproducties
Houd rekening met wetten aangaande kopiëren of reproduceren van waarde-
papieren uitgegeven door commerciële instellingen (aandelen, wissels, cheques,
cadeaucertificaten, etc.), reispassen, of coupons. Het kopiëren of reproduceren
van door de overheid uitgegeven paspoorten, vergunningen afgegeven door
overheidsinstanties en andere instellingen, identiteitskaarten, en kaartjes, zoals pasjes
en maaltijdbonnen, is vaak niet toegestaan.
Auteursrechten
Het kopiëren of reproduceren van auteursrechterlijk beschermde creatieve wer-
ken zoals boeken, muziek, schilderijen, houtgravures, kaarten, tekeningen, films en
foto’s is verboden middels nationale en internationale wetten. Gebruik dit product
niet voor het maken van illegale kopieën of voor het inbreuk maken op de auteurs-
rechten.
Opmerkingen (vervolg)
xi
Handelsmerken
Apple, het Apple-logo, Macintosh, Mac OS, Power Macintosh en PowerBook zijn
gedeponeerde handelsmerken van Apple Computer, Inc. Finder en Power Mac zijn
handelsmerken van Apple Computer, Inc. IBM en IBM PC/AT zijn gedeponeerde
handelsmerken van International Business Machines Corporation. Microdrive is een
handelsmerk van International Business Machines Corporation. PowerPC is een
handelsmerk van International Business Machines Corporation, gebruikt onder licentie.
Microsoft is een gedeponeerd handelsmerk en Windows, MS-Windows en Window
NT zijn handelsmerken van Microsoft Corporation. Pentium is een handelsmerk van
Intel Corporation. CompactFlash is een handelsmerk van SanDisk corporation. Alle
andere handelsnamen die in deze handleiding of in de andere bij uw Nikon-product
geleverde documentatie worden vermeld, zijn handelsmerken of gedeponeerde han-
delsmerken van de betreffende houders.
xii
Inhoudsopgave
Over deze handleiding .................................................................................................................... ii
Voor uw veiligheid ............................................................................................................................. iv
Aandacht voor camera en voeding .......................................................................................... vi
Opmerkingen ........................................................................................................................................ ix
Voorbereiding ...................................................................................... 1
Overzicht .......................................................................................................................2
Eerste kennismaking met uw camera ..................................................................... 4
Basisprincipes ...................................................................................... 19
Eerste stappen ............................................................................................................. 20
Stap 1: Batterij in camera plaatsen .......................................................................................... 22
Stap 2:Objectief bevestigen ....................................................................................................... 24
Stap 3: Geheugenkaart inbrengen ........................................................................................... 26
Stap 4:Taal kiezen ............................................................................................................................. 28
Stap 5:Tijd en datum instellen .................................................................................................. 30
Foto's maken ................................................................................................................ 32
Stap 0:Voor u begint ...................................................................................................................... 34
Stap 1: Camera-instellingen ......................................................................................................... 36
Stap 2: Beelduitsnede bepalen................................................................................................... 43
Stap 3: Scherpstellen ....................................................................................................................... 44
Stap 4: Belichting controleren .................................................................................................... 46
Stap 5: Foto maken .......................................................................................................................... 47
Stap 6:Resultaat controleren ..................................................................................................... 48
Naslaggids ............................................................................................ 51
Geavanceerde fotografie ........................................................................................... 52
Opnamestanden ................................................................................................................................. 52
Beeldkwaliteit ........................................................................................................................................ 56
Gevoeligheid (ISO-equivalent) ...................................................................................................62
Witbalans ................................................................................................................................................ 64
Automatische scherpstelling ......................................................................................................... 70
xiii
Selectie scherpstelveld ..................................................................................................................... 73
AF-veldfunctie ....................................................................................................................................... 74
Scherpstelvergrendeling .................................................................................................................. 78
Goede resultaten verkrijgen met automatische scherpstelling ................................ 80
Handmatige scherpstelling ............................................................................................................ 81
Lichtmeting ............................................................................................................................................. 82
Belichtingsmethode ........................................................................................................................... 84
Belichtingsvergrendeling .................................................................................................................. 96
Belichtingscorrectie ............................................................................................................................ 98
Auto-bracketing ................................................................................................................................... 100
Zelfontspanner ..................................................................................................................................... 103
Dioptrie-aanpassing ........................................................................................................................... 104
LCD-verlichting.................................................................................................................................... 105
Visuele scherptedieptecontrole ................................................................................................. 106
Positie brandpunt ............................................................................................................................... 107
TTL-flitsfotografie ............................................................................................................................... 108
Flitsaansluitingen en -indicaties .................................................................................................... 109
Flitsmethoden ....................................................................................................................................... 110
Compatible flitsers ............................................................................................................................. 112
De FUNC-toets .................................................................................................................................. 116
Bestandsnummering .......................................................................................................................... 117
Fotograferen met GPS .................................................................................................................... 118
Weergeven ................................................................................................................... 120
Weergave-opties................................................................................................................................. 120
Basisprincipes weergeven .............................................................................................................. 122
Opties weergavemenu .................................................................................................................... 134
Opties Setup-menu ........................................................................................................................... 143
Weergeven op een televisie ........................................................................................................ 146
Camera aansluiten op een computer ..................................................................... 148
Software voor de D1x .................................................................................................................... 150
Foto's lezen van geheugenkaarten ........................................................................................... 154
xiv
Persoonlijke Instellingen en andere menu's ..................................... 155
Persoonlijke Instellingen ............................................................................................. 156
Andere cameramenu's ............................................................................................... 186
Technische gegevens ........................................................................... 193
Verzorging van uw camera ........................................................................................ 194
Optionele accessoires ............................................................................................... 198
Problemen oplossen.................................................................................................... 208
Specificaties .................................................................................................................. 212
Index .............................................................................................................................. 220
Inhoudsopgave (vervolg)
1
VOORBEREIDING
Over dit hoofdstuk
In dit hoofdstuk worden de symbolen en weergavemethoden besproken die in deze handleiding
worden gebruikt. Tevens wordt een overzicht gegeven van de namen en functies van de
bedieningsorganen en symbolen.
•Overzicht .............. blz. 2–3
Eerste kennismaking met uw
camera ..................... blz. 4–18
2
VOORBEREIDING—OVERZICHT
Overzicht
Het doel van deze handleiding is om te zorgen dat u maximaal plezier en profijt hebt
van het fotograferen met deze geavanceerde digitale spiegelreflexcamera. De D1x biedt:
een 23,7 mm × 15,6 mm grote CCD-opname-element van 5,47 miljoen pixels,
geschikt om beeldbestanden van 3008 × 1960 pixels vast te leggen (2000 × 1312
pixels is ook mogelijk)
•nieuwe 3D-digitale matrix-beeldsturing met 3D-kleuren-matrixlichtmeting, door-
de-lens (TTL) witbalans en tooncorrectie voor nauwkeurige belichtingsregeling,
automatische witbalansaanpassing en optimale kleurprecisie
•keus uit twee kleurprofielen (één geoptimaliseerd voor de sRGB kleurruimte,
één voor de Adobe RGB kleurruimte), zodat gebruikers een kleurruimte kunnen
kiezen die op hun work-flow aansluit
een verhoogde opnamefrequentie van circa drie beelden per seconden voor
maximaal negen achtereenvolgende opnamen (zes opnamen in RAW-stand)
een menu van 0-36 Persoonlijke Instellingen die naar gelang uw keuze via de
LCD-monitor instelbaar zijn in het Engels, Frans, Duits of Japans
•verliesloze compressie van RAW-beelddata, zodat u meer beelden op één
geheugenkaart kunt opslaan (zonder dat de beeldkwaliteit wordt aangetast) en
beelden sneller kunt overspelen
Onderhoud van uw camera
Uw camera is een precisieapparaat dat regelmatig dient te worden onderhouden. Aanbevolen wordt
om uw camera ten minste elke een tot twee jaar door een erkende Nikon Technische Dienst te laten
nakijken, en elke 3 tot 5 jaar een complete onderhoudsbeurt te laten geven (merk op dat hiervoor
betaald dient te worden). Regelmatig laten nakijken en onderhouden van uw camera is vooral aan te
bevelen wanneer u uw camera professioneel gebruikt. Op het moment dat u uw camera ter controle
aanbiedt, raden wij u aan alle vaak gebuikte accessoires, zoals lenzen en flitsers, mede aan te bieden.
Gebruik uisluitend Nikon elektronische accessoires
Uw Nikon digitale camera is volgens de hoogste technologische standaards ontwikkeld en bevat
complexe elektronische circuits. Alleen elektronische accessoires van het merk Nikon (inclusief
batterijladers, oplaadbare batterijen en lichtnetadapters), die door Nikon speciaal zijn gecertificeerd
voor gebruik met uw Nikon digitale camera, zijn ontwikkeld om binnen de operationele en veiligheids-
eisen van deze elektronische circuits te werken en zijn met het oog daarop getest en goedgekeurd.
H
ET
GEBRUIK
VAN
NIET
-
NIKON
ELEKTRONISCHE
ACCESSOIRES
KAN
UW
CAMERA
BESCHADIGEN
EN
KAN
DE
N
IKON
-
GARANTIE
DOEN
VERVALLEN
.
Neem voor meer informatie over originele Nikon-accessoires contact op met uw handelaar of
de importeur.
3
VOORBEREIDING—OVERZICHT
Om het vinden van de informatie gemakkelijker te maken worden de volgende
symbolen en methoden van weergave gebruikt:
Dit icoon staat bij waarschuwingen: informatie die u moet lezen voordat u
uw camera gebruikt om schade aan het apparaat te voorkomen.
Dit icoon staat bij opmerkingen: informatie die u moet lezen voordat u uw
camera gebruikt.
Dit icoon staat bij tips: aanvullende informatie die van pas kan komen wan-
neer u uw camera gebruikt.
Dit symbool staat bij camera-instellingen die kunnen worden ingesteld met de
Persoonlijke Instelling (en) waarnaar het getal verwijst dat na het symbool volgt.
Dit icoon geeft aan dat er elders in deze handleiding meer informatie staat.
Nieuw exemplaar van deze handleiding
Mocht u deze handleiding kwijtraken, dan kunt u tegen betaling bij de importeur of een er-
kende Technische Dienst een nieuw exemplaar bestellen.
Maak testopnamen
Voordat u bij belangrijke gelegenheden (zoals bruiloften of reizen) foto's maakt, is het aan te
bevelen om met testopnamen te controleren of de camera goed werkt. Nikon is niet aansprakelijk
voor kosten of verlies die eventueel voortvloeien uit het niet goed functioneren van het product.
Levenslang leerproces
Als onderdeel van Nikons streven naar een "levenslang leerproces" waarbij Nikon continu
productondersteuning en –informatie verschaft, is er on-line up-to-date informatie beschikbaar
op de volgende sites:
•voor gebruikers in de VS: http://www.nikonusa.com/
•voor gebruikers in Europa: http://www.nikon-euro.com/
•voor gebruikers in Azië, Oceanië, het Midden-Oosten en Afrika: http://www.nikon-asia.com/
Bezoek deze sites om op de hoogte te blijven van de laatste productinformatie en algemeen
advies over digitale beeldweergave en fotografie.
Raadpleeg voor meer informatie uw dichtstbijzijnde Nikon-vertegenwoordiger.
http://www.klt.co.jp/Nikon/Network/index.html
Dit symbool staat bij instellingen die u met behulp van de cameramenu's
kunt afstellen.
4
VOORBEREIDING—EERSTE KENNISMAKING MET UW CAMERA
Eerste kennismaking met uw camera
Neem even de tijd met uw camera vertrouwd te raken.
Camerahuis
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
25
24
23
22
21
20
19
18
17
16
15
14
5
VOORBEREIDING—EERSTE KENNISMAKING MET UW CAMERA
1 AF-schakelaar .................................. blz. 70
2 Ontgrendelknop voor objectief .. blz. 25
3 Beschermkapje gelijkstroomingang
en video-uitgang ........................... blz. 146
4 10—polige
afstandsbedieningaansluiting ...... blz. 206
5 Zelfontspannerlampje ................. blz. 103
6 Synchronisatiecontact voor
externe flitser ............................... blz. 109
7 Ontgrendeling keuzeschijf ............ blz. 13
8 Oogje voor camerariem ............... blz. 12
9 Keuzeschijf ....................................... blz. 13
10 To ets bracketing ................. blz. 100, 217
11 Flitstoets ......................................... blz. 110
12 Gevoeligheidstoets ........................ blz. 62
13 Accessoireschoentje.................... blz. 109
14 Knop visuele
scherptedieptecontrole .............. blz. 106
15 Secundaire instelschijf ................... blz. 14
16 Aan/uit-schakelaar .......................... blz. 23
17 Ontspanknop ..................... blz. 44–47, 78
18 Toets lichtmeetmethode ....... blz. 84–93
Formatteertoets ............................. blz. 27
19 Belichtingscorrectietoets...... blz. 98, 217
20 Oogje voor camerariem ............... blz. 12
21 LCD-scherm bovenop camera ....... blz. 8
22 Ontgrendeling selectieknop
lichtmeetmethode .......................... blz. 82
23
Selectieknop lichtmeetmethode .....
blz. 82
24 Indicatie brandpunt ...................... blz. 107
25 Dioptrie-instelknop ..................... blz. 104
6
VOORBEREIDING—EERSTE KENNISMAKING MET UW CAMERA
Eerste kennismaking met uw camera (vervolg)
Camerahuis (vervolg)
F
U
N
C
MENU
38
39
40
41
42
37
43
36
35
34
33
32
31
30
29
28
27
26
47
48
49
50
51
46
45
44
7
VOORBEREIDING—EERSTE KENNISMAKING MET UW CAMERA
41 Multi-selector ................... blz. 16, 73, 124
42 Vergrendeling multi-selector ....... blz. 73
43 Beschermkapje
interface-aansluiting ............ blz. 119, 148
44 Toegangslampje geheugenkaart ... blz. 47
45
Beschermkapje
CompactFlash-kaartsleuf ................
blz. 26
46 Ontgrendeling kaartsleufkapje
(onder kapje)................................... blz. 26
47 Ontspanknop
(verticale opnamen) ....................... blz. 43
48 Vergrendeling ontspanknop
(verticale opnamen) ....................... blz. 43
49 Hoofdinstelschijf
(verticale opnamen) ....................... blz. 14
50 AF-start-toets (AF-ON)
(verticale opnamen) ....................... blz. 72
51 Statiefaansluiting
26 Hendel oculairsluiter ................... blz. 103
27 Wis-/formatteer-toets .......... blz. 27, 129
28 Monitortoets ........................ blz. 120, 123
29 LCD-monitor .................... blz. vii, 17, 120
30 Vergrendeling battery pack .......... blz. 22
31 MENU-toets .................................... blz. 17
32 FUNC-toets ............................ blz. 18, 116
33 Beveiligingstoets ........................... blz. 132
34 Thumbnail-toets ........................... blz. 122
35 Witbalans-toets .............................. blz. 64
36 LCD-venster achterop camera ...... blz. 8
37 Zoekeroculair
38 Vergrendelingstoets automatische
belichting/scherpstelling .......... blz. 78, 96
39 AF-starttoets (AF-ON) ................ blz. 72
40 Hoofdinstelschijf ............................. blz. 14
8
VOORBEREIDING—EERSTE KENNISMAKING MET UW CAMERA
Eerste kennismaking met uw camera (vervolg)
LCD-venster achterop camera
LCD-venster bovenop camera
1
5
6
7
8
2
3
4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
9
VOORBEREIDING—EERSTE KENNISMAKING MET UW CAMERA
11 Sluitertijd .................................... blz. 86, 91
Belichtingscorrectie ....................... blz. 98
Datum en tijd ................................ blz. 217
12 Diafragmaweergave .................. blz. 88, 91
Weergave-indicatie ...................... blz. 120
13 Indicatie diafragmavergrendeling
........................................................... blz. 94
14 Aantal resterende opnamen ........ blz. 34
PC-stand-indicatie ........................ blz. 149
15 Nummer huidige beeld ................. blz. 27
16 Batterij-indicatie ............................. blz. 23
17 Aanduiding
CompactFlash-geheugenkaart ..... blz. 27
18 Scherpstelveld ................................. blz. 73
1
Aanduiding sluitertijdvergrendeling
........................................................... blz. 94
2 Jaar-/maand-indicator .................. blz. 217
3 Aanduiding klok-batterij ............... blz. 31
4 Belichtingscorrectie-indicator ..... blz. 98
5 Bracketing-indicator .................... blz. 100
6 Belichtingsmethode ................ blz. 84–93
7 Aanduiding Flexibel Programma . blz. 85
8 Flitsmethode ................................. blz. 110
9 Electronische analoge
belichtingsaanduiding ..................... blz. 92
Belichtingscorrectie ....................... blz. 98
10 Dag-aanduiding ............................. blz. 217
GPS-signaalaanduiding ................. blz. 118
5 Gevoeligheidsindicatie................... blz. 62
6 Geheugenkaartindicatie ................ blz. 34
7 Witbalans ......................................... blz. 64
8 Beeldkwaliteit (beeldformaat) ..... blz. 60
1
Indicatie Persoonlijke Instellingen ......
blz.
159
2 Zwartwitstand ................................ blz. 59
3 Aanduiding beeldkwaliteit ............ blz. 59
4 Gevoeligheid .................................... blz. 62
Aantal resterende opnamen ........ blz. 34
Bestandstype ................................... blz. 59
Nummer Persoonlijke Instellingen
......................................................... blz. 159
10
VOORBEREIDING—EERSTE KENNISMAKING MET UW CAMERA
Eerste kennismaking met uw camera (vervolg)
Informatie in de zoeker
1
2
34 5 67 8
14131211109
11
VOORBEREIDING—EERSTE KENNISMAKING MET UW CAMERA
9 Lichtmeetsysteem .......................... blz. 83
Batterij-indicatie ............................. blz. 23
10 Vergrendeling automatische
belichting .......................................... blz. 96
11 Sluitertijd .................................... blz. 86, 91
12 Diafragma ................................... blz. 88, 91
13 Electronische analoge
belichtingsaanduiding ..................... blz. 92
Belichtingscorrectie ....................... blz. 98
14 Opnameteller .................................. blz. 34
Aantal resterende opnamen ........ blz. 53
Belichtingscorrectiewaarde .......... blz. 98
1
Referentiecirkel (diameter 12 mm)
voor centrumgerichte lichtmeting
........................................................... blz. 83
2 Scherpstelkaders
(scherpstelvelden) .......................... blz. 73
Spotmeetvelden .............................. blz. 83
3 Scherpstelindicatie ......................... blz. 45
4 Sluitertijdvergrendeling ................. blz. 94
5 Diafragmavergrendeling ................ blz. 94
6 Belichtingsmethode ................ blz. 84–93
7 Indicatie belichtingscorrectie ....... blz. 98
8 Flitsklaarlampje ............................. blz. 109
12
VOORBEREIDING—EERSTE KENNISMAKING MET UW CAMERA
Accessoires
Uw camera wordt geleverd inclusief de volgende accessoires:
BM-1
beschermkap
LCD-monitor
Videokabel EG-D1 Camerariem
AN-D1X*
Body-dop BF-1A
Nikon View CDGebruikshandleiding D
1
x
(deze handleiding)
Bevestigen van de camerariem
Bevestig de camerariem stevig aan de twee oogjes van het camerahuis, zoals hieron-
der afgebeeld.
C
D
-
R
O
M
C
D
-
R
O
M
C
D
-
R
O
M
C
D
-
R
O
M
C
D
-
R
O
M
Nl
Gebruikshandleiding
Eerste kennismaking met uw camera (vervolg)
Naslag-CD
(bevat
Gebruikshandleiding
Nikon View)
C
D
-
R
O
M
C
D
-
R
O
M
C
D
-
R
O
M
C
D
-
R
O
M
C
D
-
R
O
M
* De camerariem bevat leer, wat bij schuring of langdurige aanraking met een vochtig voorwerp
kan verbleken.
13
VOORBEREIDING—EERSTE KENNISMAKING MET UW CAMERA
De keuzeschijf
Om de gebruiksstand te kiezen drukt u de ontgrendelknop
van de keuzeschijf in en zet u de keuzeschijf in de gewenste
stand.
Stand Beschrijving
blz. 103
Zelfontspanner
Gebruik deze stand om trillingsonscherpte als gevolg van het
afdrukken te voorkomen of om foto's van uzelf te nemen.
blz. 52
C
Continu
Zolang de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden blijft de
camera opnamen maken.
blz. 52
S
Enkelbeeld
Elke keer als de ontspanknop wordt ingedrukt neemt de ca-
mera één foto.
blz. 120
PLAY
Weergave
Deze stand wordt gebruikt voor het bekijken en wissen van
foto's die op de geheugenkaart zijn opgeslagen.
blz. 148
PC
PC-stand
Deze stand wordt gebruikt als de camera is aangesloten op
een computer.
14
VOORBEREIDING—EERSTE KENNISMAKING MET UW CAMERA
en bekijk
blz.
64
blz.
66
blz.
62
druk op
draai
kiezen witbalansinstelling
Nauwkeurig instellen witbalans/
voorkeuze witbalanswaarde se-
lectere
instellen gevoeligheid (ISO-equi-
valent)
Voor
Knoppen en instelschijven
De hoofd- en subinstelschijven worden gebruikt in combinatie met de toetsen op
de boven- en achterkant van de camera om diverse instellingen af te stellen. Voor het
nemen van rechtopstaande (portretformaat) foto's bevindt er zich vlakbij de ontspan-
knop een gemakkelijk toegankelijke schijf met dezelfde functies als de hoofdinstel-
schijf.
WITBALANS
GEVOELIG-
HEID
Eerste kennismaking met uw camera (vervolg)
ISO-toets
Auto-bracketing-toetss
Flitstoets
FUNC-toets
Subinstelschijf
Toets
belichtingscorrectie
Toets
belichtingsmethode
Hoofdinstelschijf
Witbalanstoets
Thumbnail-toets
MENU-toets
15
VOORBEREIDING—EERSTE KENNISMAKING MET UW CAMERA
Voor
kiezen van diafragma-sluitertijd-
combinatie (programma-auto-
matiek)
kiezen sluitertijd (sluitertijd-
voorkeuze of handmatige
belichtingsregeling)
kiezen diafragma (diafragma-
voorkeuze of handmatige
belichtingsregeling)
instellen of opheffen auto-
bracketing
kiezen van aantal opnamen en
belichtingscorrectie voor auto-
bracketing
kiezen van belichtingsmethode
kiezen van belichtings-
correctiewaarde
druk op
MODE
draai
blz.
84–
93
blz.
85
blz.
86,
90
blz.
88,
90
blz.
100
blz.
100
blz.
98
en bekijk
BELICHTING
instellen van de flitsmethode(bij
gebruik van Nikon Speedlight)
blz.
110
FLITSER
16
VOORBEREIDING—EERSTE KENNISMAKING MET UW CAMERA
Eerste kennismaking met uw camera (vervolg)
Duw
Menuonderdelen markeren
Duw de multi-selector omhoog of omlaag om menuonderdelen of –opties te
markeren.
Menuonderdelen selecteren
Duw de multi-selector naar rechts om het gemarkeerde menuonderdeel of de
gemarkeerde optie te selecteren (bij sommige menu's kunt u geen onderdeel of
optie selecteren door de multi-selector naar rechts te duwen). Wanneer u een
menuonderdeel selecteert verschijnt er soms een nieuw submenu met opties.
Terugkeren naar vorige menu zonder onderdeel of optie te selecteren
Duw de multi-selector naar links om terug te keren naar het vorige menu
zonder een onderdeel of optie te selecteren (sommige menu's kunt u niet
verlaten door de multi-selector naar links te duwen).
Handeling
Gebruik multi-selector
Door de multi-selector omhoog, omlaag, naar links of naar rechts te duwen kunt u
de volgende handelingen uitvoeren.
Scherpstelgebied kiezen
Duw de multi-selector omhoog, omlaag, naar links of naar rechts om één van
de vijf scherpstelgebieden te kiezen.
Thumbnails markeren
Duw de multi-selector omhoog, omlaag, naar links of naar rechts om een
thumbnail in de thumbnailweergave of op een thumbnailmenu te markeren.
17
VOORBEREIDING—EERSTE KENNISMAKING MET UW CAMERA
Gebruik cameramenu's
U kunt diverse instellingen wijzigen met behulp van de menu's die op de LCD-monitor
verschijnen. Er zijn vier menu's die elk een ander aspect van de camerabediening besturen.
Menu's bekijken
Als de camera aan staat kunt u de menu's oproepen door op de toets te drukken.
Delete
Slide Show
Protect
Hide Image
Print Set
Folder Designate
Display Mode
D1X
PLAYBACK MENU
Om het menu van het scherm te laten verdwijnen dient u nogmaals op de toets
te drukken. Indien er beelden op de geheugenkaart zijn opgeslagen, wordt het meest
recente beeld op de monitor weergegeven. Wanneer u in de standen enkelbeeld,
continu, zelfontspanner of PC de ontspanknop half indrukt, verdwijnt het menu van
het scherm en stelt de camera scherp, zodat hij klaar is voor de volgende opname.
Het menu verlaten
Wanneer u de ontspanknop half indrukt in de standen enkelbeeld, continu, zelfontspanner of PC,
verdwijnt het menu van het scherm en stelt de camera scherp, zodat hij klaar is voor de volgende
opname. Het menu kan in alle standen van het scherm worden verwijderd door de toets in te
drukken, of door de camera uit en weer aan te zetten. In de stand terugspelen kunt u het menu ook
van het scherm verwijderen door een andere stand te selecteren.
Menu Functie
PLAYBACK
blz.
186-187
Geavanceerde weergavemogelijkheden, zoals automati-
sche weergave ("diashows"), het wissen van meerdere
beelden tegelijk en het kiezen van een de map waarvan
de beelden moeten worden teruggespeeld.
SHOOTING
blz.
188-189
Geavanceerde opnamehandelingen, zoals keuze beeld-
kwaliteit en AF-veld. Veel van deze functies zijn ook uit te
voeren met behulp van de toetsen en instelschijven. Dit
menu is er in de weergavestand niet.
Fijnregeling van een aantal camerafuncties. Dit menu kan
niet worden gebruikt in de weergavestand.
CUSTOM
SETTINGS
blz.
155–185
Basisinstelling camera (bijv. formatteren van geheugen-
kaarten, instellen van tijd en datum).
SETUP
blz.
190-191
18
VOORBEREIDING—EERSTE KENNISMAKING MET UW CAMERA
Een menu kiezen
Wanneer de keuzeschijf op PLAY staat en u drukt op de
toets, dan verschijnt
het terugspeelmenu. In de standen enkelbeeld, continu, zelfontspanner en PC ver-
schijnt het opnamemenu. Ontgrendel de multi-selector en duw de multi-selector
omhoog of omlaag om andere menu’s weer te geven. Duw de multi-selector naar
rechts om toegang te krijgen tot het geselecteerde menu.
Als u reeds een onderdeel in het menu heeft gemarkeerd, duw de multi-selector dan
naar rechts, zodat er geen onderdeel is geselecteerd en kies vervolgens een ander
menu, zoals hierboven beschreven.
Een selectie maken
Duw de multi-selector omhoog of omlaag om een menuonderdeel te markeren, en duw
de multi-selector vervolgens naar rechts. Als er meerdere opties zijn bij het geselecteerde
onderdeel, wordt er een submenu getoond; duw de multi-selector omhoog of omlaag om
de gewenste optie te markeren. Duw de multi-selector vervolgens naar rechts of druk op
de toets om uw keus door te voeren en terug te keren naar het hoofdmenu.
Wijzigingen in de instellingen worden direct bij het maken van een selectie van
kracht. Om één stap terug te gaan zonder een selectie te maken dient u de multi-
selector naar links te duwen.
Format
Language
Video Output
Date
GPS Input
LCD Brightness
Monitor Off
NTSC
En
– –
– –
OFF
2
SET UP MENU
NTSC
En
– –
– –
OFF
2
SET UP MENU
Format
Language
Video Output
Date
GPS Input
LCD Brightness
Monitor Off
NTSC
En
– –
– –
OFF
2
SET UP MENU
Format
Language
Video Output
Date
GPS Input
LCD Brightness
Monitor Off
OK
De
En
Fr
Es
Language
English
Deutsch
Français
Español
SET UP MENU
Het terugspeelmenu
Het terugspeelmenu kan alleen worden weergegeven wanneer er een CompactFlash kaart in
de camera aanwezig is.
Sommige menu-onderdelen zijn tijdens het opslaan van beelden op de geheugenkaart mogelijk
niet beschikbaar. Kan de multi-selector niet naar rechts worden gedrukt, gebruik dat de
toets om uw keuze door te voeren en terug te keren naar het hoofdmenu.
Eerste kennismaking met uw camera (vervolg)
19
BASISPRINCIPES
Over dit hoofdstuk
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de camera klaar voor gebruik maakt en leert u hoe u
rechttoe-rechtaan kunt fotograferen.
Eerste stappen .. blz. 20–31
•Foto's maken ......... blz. 32–50
20
BASISPRINCIPES—EERSTE STAPPEN
Eerste stappen
Gaat u uw camera voor het eerst gebruiken, dan dient u eerst onderstaande stap-
pen uit te voeren. Meer informatie over de onderwerpen die in dit hoofdstuk wor-
den behandeld treft u aan in de hoofdstukken "Persoonlijke Instellingen en andere
menu's" en "Technische gegevens".
BASISPRINCIPES: EERSTE STAPPEN
Batterij in camera plaatsen ............................................... blz. 22–23
STAP 1
Objectief bevestigen .......................................................... blz. 24–25
STAP 2
Geheugenkaart inbrengen ................................................ blz. 26–27
STAP 3
Taal kiezen ............................................................................ blz. 28–29
STAP 4
Tijd en datum instellen ...................................................... blz. 30–31
STAP 5
21
BASISPRINCIPES—EERSTE STAPPEN
ZIE OOK
•Technische gegevens: specificaties ............................. blz. 212–219
•Persoonlijke Instellingen en andere menu's ............ blz. 155–191
•Technische gegevens: Optionele accessoires .......... blz. 198–207
•Technische gegevens: Optionele accessoires .......... blz. 198–207
Aandacht voor camera en voeding ........................... vi–viii
•Technische gegevens: accessoires ..............................
blz. 198–207
BASISPRINCIPES—EERSTE STAPPEN
22
STAP 1
1
—Batterij in camera plaatsen
Bij deze stap plaatst u een batterij in de camera en controleert u het batterijniveau.
De camera maakt gebruik van een oplaadbare nikkel-metaalhydride (NiMH) kracht-
bron, de battery pack EN-4, die apart te koop is bij uw Nikon dealer.
1
.1 Laad de battery pack op
Laad de EN-4 op voordat u hem voor het eerst
gebruikt. Voor een maximale opnametijd moet
een battery pack voor gebruik volledig opgela-
den te zijn. De EN-4 kan met de MH-16
Sneloplader (apart verkrijgbaar) in circa ander-
half uur worden opgeladen.
1
.3 Vergrendel de battery pack
Verwijderen van de battery pack
Om de battery pack uit de camera te verwijderen dient u hem te ontgrendelen en uit de
camera te schuiven. Verwijder de battery pack alleen wanneer de camera uit is gezet.
Oplaadapparaten voor de EN-4
Naast de MH-16 kan de EN-4 worden geladen met de MH-19 Multilader voor de F5, F100,
D1-serie, D100 en E3/E3s, met de MH-17 Snellader (voor aansluiting op de sigarettenaansteker
van de auto), met de MH-15 Snellader voor de F100 conventionele camera en de EH-3
Snellader voor de E3/E3s digitale camera's.
Voor meer informatie over:
blz. 202 Optionele accessoires
1
.2 Plaats de battery pack in de camera
Zet de camera uit voordat u de battery pack plaatst of verwijdert (A). Open
de vergrendeling van de battery pack (B) en plaats hem in de camera (C).
A B C
BASISPRINCIPES—EERSTE STAPPEN
23
STAP 1
1
.4 Controleer de energievoorraad
Zet de camera aan (A) en controleer het laadniveau op het LCD-venster
bovenop de camera (B).
A B
Automatisch uitschakelen
Als er gedurende zes seconden geen handelingen worden uitgevoerd, worden alle indicaties
in de zoeker en het LCD-venster aan de achterkant van de camera, tezamen met de indica-
ties van sluitertijd en diafragma in het LCD-venster bovenop de camera, automatisch uitge-
schakeld. Wanneer u de ontspanknop half indrukt wordt de weergave opnieuw geactiveerd.
Let er op dat u de ontspanknop voor verticale opnamen eerst moet ontgrendelen voor u
hem kunt gebruiken.
15—Auto Meter-Off Delay ( blz. 168)
De periode waarna de meter automatisch uitschakelt kan worden ingesteld op vier, zes, acht of
zestien seconden, met behulp van Persoonlijke Instelling 15.
Battery pack volledig opgeladen
Battery pack bijna leeg
Zorg dat u een volledig opgeladen reserve battery pack bij de hand
heeft (de lichtmeetindicatie [ , , ] in de zoeker knippert wan-
neer de battery pack bijna leeg is, en de weergave in de zoeker wordt
uitgeschakeld om stroom te besparen wanneer er geen handelingen
worden uitgevoerd.)
Battery pack leeg
Er kunnen geen foto's worden gemaakt voordat de battery pack ver-
vangen is.
of Batterij kan niet langer worden gebruikt
De batterijprestaties zijn verminderd als gevolg van herhaald gebruiken
en herladen. U kunt pas weer foto's maken als de batterij is vervangen
door een volledig geladen reserve battery pack.
BASISPRINCIPES—EERSTE STAPPEN
24
2
—Objectief bevestigen
Voor optimaal gebruik van het complete scala aan camerafuncties is het aan te beve-
len een type G of D AF Nikkor CPU-objectief te gebruiken.
Bij het plaatsen of verwijderen van de body-dop of een objectief dient u op te passen dat er
geen vuil of andere ongerechtigheden in het camerahuis terecht kunnen komen, aangezien dit
de kwaliteit van uw foto's kan aantasten. Houd de camera rechtop of schuin voorover, zodat de
bajonetvatting naar beneden wijst. Plaats de dop van het camerahuis terug wanneer er geen
objectief op de camera zit.
Voor meer informatie over:
blz. 198 Compatible objectieven
STAP 2
A
B
2
.1 Plaats een objectief op het camerahuis
Zet de camera uit voordat u een objectief beves-
tigt of verwijdert (A). Houd de index op het ob-
jectief tegenover de index op het camerahuis en
plaats het objectief in de bajonetvatting van de
camera. Draai het objectief vervolgens tegen de
klok in tot het inklikt (B). Druk daarbij de
objectiefontgrendelknop niet in.
Als er geen objectief bevestigd is of als het ge-
plaatste objectief niet van een CPU is voorzien,
dan verschijnt er een knipperend
indicatie in
de diafragmaweergave in de zoeker en op het LCD-
venster bovenop de camera wanneer u de camera aanzet. Als de
belichtingsmethode op programma-automatiek of sluitertijdvoorkeuze staat,
knippert de indicatie voor de belichtingsmethode om te waarschuwen dat de
camera zal functioneren als of hij op diafragmavoorkeuze staat.
CPU-objectieven hebben
CPU-contacten
Type G objectief Type D objectief
BASISPRINCIPES—EERSTE STAPPEN
25
Wanneer er geen objectief bevestigd is
Wanneer er geen objectief bevestigd is, bedek de objectief-
aansluiting dan met de BF-1A dop die bij de camera wordt gele-
verd. Als er geen dop op de objectiefaansluiting zit, kan er vuil op
de spiegel of op het matglas van de zoeker terechtkomen.
22—Aperture Setting ( blz. 173)
Standaard wordt het diafragma automatisch door de camera ingesteld of, indien de
belichtingsmethode op handmatig of diafragmavoorkeuze staat, met behulp van de sub-instel-
schijf. Met Persoonlijke Instelling 22 kunt u het diafragma handmatig instellen met behulp van de
diafragmaring op het objectief.
2
.2 Zet het diafragma van het objectief op het kleinste diafragma
U hoeft deze stap niet uit te voeren als u een type
G objectief gebruikt (op type G objectieven zit geen
diafragmaring). Als u een ander type objectief ge-
bruikt, zet het diafragma van het objectief dan op
het hoogste f-getal (het kleinste diafragma). Als u
niet van plan bent om het diafragma handmatig in
te stellen met behulp van de diafragmaring op het
objectief, vergrendel het diafragma dan (B).
Als het objectief niet op het kleinste diafragma staat
wanneer u de camera aanzet, dan verschijnt er een
knipperende aanduiding in de zoeker en op
het LCD-venster bovenop de camera. Zolang deze indicatie zichtbaar is kunt
u geen foto's nemen.
STAP 2
2
2
f
t
m
28
7
0
5
0
35
2
8
85
1
0
5
2
2
Verwijderen van het objectief
Controleer of de camera uit staat en draai het objectief met de
klok mee terwijl u de ontgrendelknop van het objectief ingedrukt
houdt.
A
B
BASISPRINCIPES—EERSTE STAPPEN
26
3
—Geheugenkaart inbrengen
In plaats van een filmrolletje gebruikt uw digitale Nikon-camera CompactFlash-
geheugenkaarten om foto's op te slaan. Bij deze stap wordt beschreven hoe u
geheugenkaarten in de camera plaatst en formatteert. Raadpleeg bij het kopen van
geheugenkaarten voor uw camera de lijst met goedgekeurde kaarten in "Technische
gegevens: accessoires".
3
.1 Open het deksel van de kaartsleuf
Zorg dat de camera uit staat voordat u geheugenkaarten in de camera plaatst
of er uit verwijdert. Open het deur tje dat de ontgrendelknop van het kaart-
sleufdeksel beschermt (B1) en druk op de ontgrendelknop van het kaartsleuf-
deksel (B2) om de kaartsleuf te openen (B3).
Probeer de geheugenkaart niet ondersteboven of achterstevoren in de camera te plaatsen.
Gebruik geen kracht bij het inbrengen van de kaart. Wanneer u de kaart verkeerd of te hard in
de camera duwt, kunnen de camera of de kaart beschadigd raken.
Voor meer informatie over:
blz. 203 Goedgekeurde geheugenkaarten
STAP 3
A
3
.2 Plaats de geheugenkaart in de camera
Schuif de geheugenkaart in de kaartsleuf (A) totdat de contacten van de kaart
zich volledig in de aansluitingen achterin de gleuf bevinden. De kaart dient te
worden ingevoerd met het etiket gericht naar het CARD teken bij de
ingang van de kaartsleuf. Nadat u de kaart volledig heeft ingebracht, dient u de
uitwerpknop om te klappen en het deksel te sluiten (B).
B
A B
BASISPRINCIPES—EERSTE STAPPEN
27
Geheugenkaarten kunnen heet worden tijdens gebruik. Wees daarom voorzichtig wanneer u
de kaart verwijdert.
Formatteren van de geheugenkaart
Geheugenkaarten moeten voorafgaand aan het eerste gebruik worden geformatteerd. Om de
geheugenkaart te formatteren dient u de camera aan te zetten (A) en de toetsen tegelij-
kertijd langer dan twee seconden ingedrukt te houden (B) (druk op een willekeurige andere
toets om het proces te beëindigen zonder de kaart te formatteren). Er verschijnt een knippe-
rende For (formatteren) indicatie in het LCD-venster bovenop de camera (C). Om de geheugen-
kaart te formatteren dient u de toetsen nogmaals in te drukken. Let er op dat u bij het
formatteren van geheugenkaarten permanent alle informatie wist die er eventueel op staat.
Zorg dat u een kopie maakt van de informatie die u wilt bewaren voordat u een kaart formatteert.
STAP 3
A B
B C
Wanneer het formatteren voltooid is, geeft de opnameteller op het LCD-venster bovenop de
camera 1 aan en wordt op beide LCD-vensters aangegeven hoeveel beelden maximaal bij de
huidige instellingen op de kaart kunnen worden opgeslagen (bij meer dan honderd geeft de
teller FL aan).
Verwijderen van de geheugenkaart
Geheugenkaarten kunnen zonder
gegevensverlies worden verwijderd.
Zet de camera uit en controleer of
het toegangslampje uit is. Probeer niet
om de kaart te verwijderen terwijl het
toegangslampje brandt; het niet in acht
nemen van deze voorzorgsmaatre-
gel kan leiden tot gegevensverlies of beschadiging van de camera of de kaar t. Open het kaartsleuf-
deksel, zet de uitwerpknop rechtop (A) en druk hem in (B1) om de kaar t uit te voeren (B2).
Format ( blz. 143)
Geheugenkaarten kunnen ook worden geformatteerd met behulp van de optie Format in
het Setup-menu.
A
BASISPRINCIPES—EERSTE STAPPEN
28
NTSC
En
– –
– –
OFF
2
SET UP MENU
Format
Language
Video Output
Date
GPS Input
LCD Brightness
Monitor Off
4
—Taal kiezen
De cameramenu's en meldingen kunnen in het Engels, Frans, Duits, Japans of Spaans
worden weergegeven. Kies voordat u de tijd en datum instelt een taal voor de camera-
menu's, zoals hieronder beschreven.
4
.1 Roep de cameramenu's op
Zet de camera aan (A) en druk op de toets (B). Op de LCD-monitor
verschijnt het menu voor de huidige gebruiksstand (C).
4
.2 Roep het SETUP-menu op
Ontgrendel de multi-selector en duw hem omhoog of omlaag (A) tot het
SETUP-menu verschijnt (B).
4
.3 Selecteer Language
Duw de multi-selector naar rechts om toegang te krijgen tot het SETUP-
menu. Duw de multi-selector vervolgens omlaag tot het tweede onderdeel
van boven gemarkeerd is (afhankelijk van de geselecteerde taal staat er bij het
tweede onderdeel van boven het woord Language of LANG).
STAP 4
A
125
NORM
OFF
OFF
White Bal
ISO
Image Quality
Assign FUNC
AF Area Mode
File No. Seq.
Command Lock
SHOOTING MENU
A B C
Format
Language
Video Output
Date
GPS Input
LCD Brightness
Monitor Off
NTSC
En
– –
– –
OFF
2
SET UP MENU
A B
BASISPRINCIPES—EERSTE STAPPEN
29
4
.4 Kies een taal
Duw de multi-selector naar rechts om het menu Language op te roepen.
Duw de multi-selector vervolgens omhoog of omlaag tot de gewenste taal
gemarkeerd is. Duw de multi-selector naar rechts om uw keus door te voeren
en terug te keren naar het SETUP-menu.
STAP 4
OK
De
En
Fr
Es
Language
English
Deutsch
Français
Español
SET UP MENU
BASISPRINCIPES—EERSTE STAPPEN
30
5
—Tijd en datum instellen
Bij elke foto die u neemt worden de tijd en datum geregistreerd. Om te zorgen dat
de juiste informatie wordt vastgelegd, dient u de interne klok van de camera op de
juiste tijd en datum in te stellen voor u de camera voor het eerst gebruikt.
5
.1 Roep de cameramenu's op
Zet de camera aan (A) en druk op de toets (B). Op de LCD-monitor
verschijnt het menu voor de huidige gebruiksstand (C).
NTSC
En
– –
– –
OFF
2
Format
Language
Video Output
GPS Input
LCD Brightness
Monitor Off
SET UP MENU
Date
5
.2 Roep het SETUP-menu op
Ontgrendel de multi-selector en duw hem omhoog of omlaag (A) tot het
SETUP-menu verschijnt (B).
5
.3 Roep het Date-menu op
Duw de multi-selector naar rechts om toegang te krijgen tot het SETUP-menu.
Duw de multi-selector vervolgens omhoog of omlaag om Date te markeren.
Duw de multi-selector naar rechts om het Date-menu op te roepen.
STAP 5
Delete
Slide Show
Protect
Hide Image
Print Set
Folder Designate
Display Mode
D1X
PLAYBACK MENU
A B C
Format
Language
Video Output
Date
GPS Input
LCD Brightness
Monitor Off
NTSC
En
– –
– –
OFF
2
SET UP MENU
A B
BASISPRINCIPES—EERSTE STAPPEN
31
5
.4 Stel datum en tijd in
Wijzig het geselecteerde onderdeel door de multi-selector omhoog of om-
laag te duwen. Duw de multi-selector naar rechts om het jaar, de maand, de
dag, uren, minuten of seconden blauw te markeren.
5
.5 Verlaat het Date-menu
Om de wijzigingen in de instellingen te bewaren en terug te keren naar het
SETUP-menu dient u op de toets te drukken.
STAP 5
De batterij van de klok
De klokkalender wordt gevoed door een aparte batterij die een levensduur heeft van onge-
veer tien jaar. Wanneer de batterij leeg is, verschijnt de batterij-indicator voor de klok ( )
op het LCD-venster bovenop de camera. Dit is niet van invloed op de werking van de camera,
maar de juiste tijd en datum worden niet langer weergegeven. Breng de camera naar een door
Nikon erkende Technische Dienst, waar de batterij tegen vergoeding kan worden ver vangen.
De tijd en datum kunnen ook worden ingesteld door middel van de BKT en toetsen in
combinatie met de hoofdinstelschijf. Zie voor meer informatie "Technische gegevens: specificaties".
2001 01
00
00
01
00
Date
YM
HM
D
S
SET OK
FUNC
FUNC
SET UP MENU
32
BASISPRINCIPES—FOTO'S MAKEN
Belichting controleren ....................................................... blz. 46
STAP 4
Scherpstellen ....................................................................... blz. 44–45
STAP 3
Beelduitsnede bepalen ....................................................... blz. 43
STAP 2
Camera-instellingen ........................................................... blz. 36–42
STAP 1
Foto's maken
De nodige voorbereiding zijn getroffen; u bent klaar klaar om foto's te maken. In dit
hoofdstuk wordt beschreven hoe u foto's maakt met behulp van de automatische
scherpstelling en geprogrammeerde automatische belichting. Dit "kijken-en-schie-
ten" levert in veel gevallen optimale resultaten op, terwijl u tussen de opnamen door
geen tijd verliest met het wijzigen van camera-instellingen. Meer informatie treft u
aan in het hoofdstuk "Naslaggids", volgens het onderstaand schema.
BASISPRINCIPES: FOTO'S MAKEN
Resultaat controleren ........................................................ blz. 48–50
STAP 6
Foto maken .......................................................................... blz. 47
STAP 5
33
BASISPRINCIPES—FOTO'S MAKEN
ZIE OOK
Opnamestanden ... blz. 52–55 Beeldkwaliteit ..... blz. 56–61
•Gevoeligheid ..........
blz. 62–63 Witbalans ............ blz. 64–69
Scherpstelling ........
blz. 70–81 Lichtmeting ......... blz. 82–83
Belichting ................
blz. 84–102
•Visuele scherptedieptecontrole................................. blz. 106
•Technische gegevens: Optionele accessoires .......... blz. 198–207
Scherpstelling ................................................................. blz. 70–81
•Visuele scherptedieptecontrole................................. blz. 106
•Positie brandpunt .......................................................... blz. 107
Lichtmeting ..................................................................... blz. 82–83
Belichting ........................................................................ blz. 84–102
•Zelfontspanner .............................................................. blz. 103
•Weergave-opties ........................................................... blz. 120–121
Basisprincipes weergeven ............................................ blz. 122–133
Opties weergavemenu ................................................. blz. 134–142
34
BASISPRINCIPES—FOTO'S MAKEN
0
—Voor u begint
Zorg voordat u met een nieuwe camera gaat fotograferen dat u de volgende stap-
pen heeft uitgevoerd:
0
.1 Zet de camera aan en controleer de batterijconditie
Wanneer de camera aanstaat (A), wordt de batterijconditie getoond op het
LCD-venster bovenop de camera (B). Controleer de batterijconditie zoals
beschreven bij Stap 1 in "Eerste stappen" ( blz. 23).
A B
STAP 0
0
.2 Controleer het aantal resterende opnamen
Het aantal foto's dat bij de huidige instellingen op de geheugenkaart kan wor-
den opgeslagen wordt aangegeven.
Wanneer dit getal op nul komt te staan, gaan de Cd (card) indicator in de
zoeker en de CARD iconen op de LCD-vensters bovenop en achterop de
camera knipperen. Om meer opnamen te kunnen maken dient u een aantal
foto's te wissen of een andere geheugenkaart in de camera te plaatsen. U
kunt wellicht ook nog extra opnamen maken door een andere beeldkwaliteit-
sinstelling te kiezen.
35
BASISPRINCIPES—FOTO'S MAKEN
Neutraliseren (reset) van camera-instellingen
Wanneer u de camera voor het eerst gebruikt, wilt u wellicht
wijzigingen en Persoonlijke Instellingen van eerdere gebruikers
ongedaan maken. Nadat u de camera heeft aangezet kunt u alle
instellingen terugzetten op hun standaardwaarde door de
en toetsen tegelijkertijd langer dan twee seconden inge-
drukt te houden (reset met twee toetsen). Voor meer informatie
over het terugstellen van de instellingen met twee toetsen zie
"Persoonlijke Instellingen en andere cameramenu's: Reset met twee toetsen" ( blz. 184).
Opnameteller
Het opnamenummer op het LCD-venster bovenop de camera komt overeen met het aantal
foto's in de huidige map op de geheugenkaar t. Het opname-aantal begint weer bij 1 wanneer
u een nieuwe map creëert.
35—Rear Control Panel Display ( blz. 183)
Als u Frame Count selecteert bij Persoonlijke Instelling 35,
dan wordt het aantal resterende opnamen ook getoond op
het LCD-venster achterop de camera.
STAP 0
0
.3 Stel dioptrie van zoeker in
Uw Nikon-camera heeft een dioptrie-instelling voor
aanpassing aan het gezichtsvermogen. Voor de vers-
telling dient u de dioptrieknop uit te trekken (1) en
te verdraaien (2) tot de scherpstelvakjes in de zoe-
ker scherp zijn. Is de instelling voltooid, duw dan
knop terug naar binnen.
Voor meer informatie over:
blz. 23 Batterijniveau controleren
blz. 184 Reset van camera-instellingen
blz. 104 Dioptrie-instelling zoeker
blz. 140 Nieuwe mappen creëren
blz. 129 Opnamen wissen
blz. 56 Beeldkwaliteit
36
BASISPRINCIPES—FOTO'S MAKEN
1
—Camera-instellingen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u een foto neemt met automatische
scherpstelling (enkelvoudige autofocus), matrix-lichtmeting, geprogrammeerde au-
tomatische belichting, gevoeligheidsinstelling (ISO-equivalent) op 125, beeldkwaliteit-
sinstelling op normaal en automatische witbalans. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat
u een type G of D AF-Nikkor objectief gebruikt. Deze instellingen geven in de meeste
situaties een optimaal resultaat, terwijl u geen tijd verliest met camera-instellingen.
Om deze instellingen te gebruiken dient u de camera als volgt in te stellen.
1
.1 Kies een gebruiksstand ( blz. 52-55)
Houd de ontgrendeling van de keuzeschijf ingedrukt
en draai de keuzeschijf op S (enkelbeeld film-
transport). In deze stand neemt de camera telkens
één foto wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
STAP 1
1
.2 Kies beeldkwaliteit en –formaat ( blz. 56-61)
Hier ziet u de instelling voor grote kleurenfoto's met beeldkwaliteit JPEG
Normal, wat het beste compromis is tussen bestandsgrootte en beeldkwaliteit.
Het Assign FUNC-menu ( blz. 116)
Wanneer u Qual selecteert in het Assign FUNC-menu, dan kunt u de beeldkwaliteit afstel-
len door de toets in combinatie met de instelschijven te gebruiken.
A B
Delete
Slide Show
Protect
Hide Image
Print Set
Folder Designate
Display Mode
D1X
PLAYBACK MENU
A
125
NORM
OFF
OFF
White Bal
ISO
Image Quality
Assign FUNC
AF Area Mode
File No. Seq.
Command Lock
SHOOTING MENU
Druk op de toets om de camera-
menu's op te roepen (A). Ontgrendel
vervolgens de multi-selector en duw hem
omhoog of omlaag tot het opnamemenu
wordt getoond (B). Duw de multi-
selector naar rechts om toegang te krij-
gen tot het opnamemenu (C).
C
White Bal
ISO
Image Quality
Assign FUNC
AF Area Mode
File No. Seq.
Command Lock
A
125
NORM
OFF
OFF
SHOOTING MENU
37
BASISPRINCIPES—FOTO'S MAKEN
Image Quality
Quality
High
JPEG Fine
JPEG Normal
OK
JPEG Basic
SHOOTING MENU
Color
Resolution
Quality
Image Quality
NORM
SHOOTING MENU
Markeer Quality (F) en duw de multi-selector naar rechts om het Quality-menu op
te roepen (G).
G
STAP 1
Markeer Image Quality (D) en duw de multi-selector naar rechts om het Image
Quality-menu op te roepen (E).
Markeer JPEG Normal (H) en duw de multi-selector naar rechts om uw keus door
te voeren en terug te keren naar het Image Quality-menu (I).
D E
F
H I
Color
Resolution
Quality
Image Quality
NORM
SHOOTING MENU
White Bal
ISO
Image Quality
Assign FUNC
AF Area Mode
File No. Seq.
Command Lock
A
125
NORM
OFF
OFF
SHOOTING MENU
Color
Resolution
Quality
Image Quality
NORM
SHOOTING MENU
Image Quality
Quality
High
JPEG Fine
JPEG Normal
OK
JPEG Basic
SHOOTING MENU
38
BASISPRINCIPES—FOTO'S MAKEN
1
—Camera-instellingen (vervolg)
STAP 1
OK
Image Quality
Resolution
Large
Medium
SHOOTING MENU
Color
Resolution
Quality
Image Quality
NORM
SHOOTING MENU
Herhaal C-D om het Image Quality-menu op te roepen en markeer Resolution (N).
Duw de multi-selector vervolgens naar rechts om het Size-menu op te roepen (O).
N O
Color
Resolution
Quality
Image Quality
NORM
SHOOTING MENU
OK
Image Quality
Resolution
Large
Medium
SHOOTING MENU
Markeer Large (P) en duw de multi-selector naar rechts om uw keus door te voe-
ren en terug te keren naar het Image Quality-menu (Q). Druk op de toets om
terug te keren naar het opnamemenu.
Markeer Color (L) en duw de multi-selector naar rechts om uw keus door te voe-
ren en terug te keren naar het Image Quality-menu (M).
Herhaal C-D om het Image Quality-menu op te roepen en markeer Color (J). Duw
de multi-selector vervolgens naar rechts om het Color-menu op te roepen (K).
Color
Resolution
Quality
Image Quality
NORM
SHOOTING MENU
Color
Resolution
Quality
Image Quality
NORM
SHOOTING MENU
L M
OK
Image Quality
Color
Color
B&W
SHOOTING MENU
Color
Resolution
Quality
Image Quality
NORM
SHOOTING MENU
J K
P Q
39
BASISPRINCIPES—FOTO'S MAKEN
1
.4 Kies een witbalansinstelling ( blz. 64-69)
Houd de toets ingedrukt (A) en draai aan de hoofdinstelschijf (B) tot er
A (automatische witbalans) verschijnt op het LCD-venster achterop de ca-
mera (C). Bij deze instelling stelt de camera de witbalans automatisch in voor
een goed resultaat bij de meest gangbare lichtbronnen.
A B C
1
.5 Kies een scherpstelmethode ( blz. 70-71)
Draai aan de AF-schakelaar tot hij op zijn plaats klikt
bij S (enkelvoudige autofocus). De camera stelt au-
tomatisch scherp op het onderwerp in het geselec-
teerde scherpstelveld wanneer u de ontspanknop
half indrukt. Er kunnen alleen foto's worden gemaakt
wanneer de camera heeft kunnen scherpstellen.
Probeer in deze stand niet om scherp te stellen met behulp van de scherp-
stelring op het objectief.
STAP 1
1
.3 Stel gevoeligheid (ISO-equivalent) in ( blz. 62-63)
Houd de ISO-toets ingedrukt (A) en draai aan de hoofdinstelschijf (B) tot er
125 verschijnt op het LCD-venster achterop de camera (C). Hiermee wordt
de gevoeligheid (het digitale equivalent van filmgevoeligheid) ingesteld op een
waarde die ruwweg overeenkomt met ISO125.
A B C
40
BASISPRINCIPES—FOTO'S MAKEN
1
—Camera-instellingen (vervolg)
STAP 1
1
.6 Stel het AF-veld in ( blz. 74-77)
Stel via het opnamemenu de scherpstelling op een enkel AF-veld in, zoals
hieronder beschreven.
Markeer AF Area Mode (D) en duw de multi-selector naar rechts om het menu AF
Area Mode op te roepen (E).
Markeer Single Area AF (F) en duw de multi-selector naar rechts om uw keus
door te voeren en terug te keren naar het opnamemenu (G). Druk op de toets
om het menu van de LCD-monitor te laten verdwijnen.
Delete
Slide Show
Protect
Hide Image
Print Set
Folder Designate
Display Mode
D1X
PLAYBACK MENU
OK
AF Area Mode
Dynamic Area AF
Single Area AF
SHOOTING MENU
A
125
NORM
OFF
OFF
White Bal
ISO
Image Quality
Assign FUNC
AF Area Mode
File No. Seq.
Command Lock
SHOOTING MENU
A
A
125
NORM
OFF
OFF
White Bal
ISO
Image Quality
Assign FUNC
AF Area Mode
File No. Seq.
Command Lock
SHOOTING MENU
B
D E
A
125
NORM
OFF
OFF
White Bal
ISO
Image Quality
Assign FUNC
AF Area Mode
File No. Seq.
Command Lock
SHOOTING MENU
OK
AF Area Mode
Dynamic Area AF
Single Area AF
SHOOTING MENU
F G
Druk op de toets om de camera-
menu's op te roepen (A). Ontgrendel
vervolgens de multi-selector en duw hem
omhoog of omlaag tot het opnamemenu
wordt getoond (B). Duw de multi-
selector naar rechts om toegang te krij-
gen tot het opnamemenu (C).
C
White Bal
ISO
Image Quality
Assign FUNC
AF Area Mode
File No. Seq.
Command Lock
A
125
NORM
OFF
OFF
SHOOTING MENU
41
BASISPRINCIPES—FOTO'S MAKEN
STAP 1
1
.7 Kies een scherpstelveld ( blz. 73)
Ontgrendel de multi-selector (A) en duw hem omhoog of omlaag, naar links
en naar rechts tot het middelste scherpstelveld is geselecteerd, in de zoeker
en op het LCD-venster bovenop de camera (B). Vergrendel de multi-selector
hierna weer.
A B
1
.8 Kies een lichtmeetmethode ( blz. 82-83)
Houd de ontgrendeling van de selectieknop lichtmeetmethode ingedrukt (A-
1) en draai de selectieknop op (matrix-lichtmeting; A-2). In de zoeker
verschijnt nu de aanduiding voor matrixmeting (B). Bij matrix-lichtmeting wordt
informatie uit alle gebieden van het beeld gebruikt om de belichting te bepa-
len, wat het beste resultaat voor het totale beeld oplevert.
A B
Het Assign FUNC-menu ( blz. 116)
Wanneer u AF Area selecteert in het Assign FUNC-menu, kunt u de AF-gebiedstand instel-
len door de toets in combinatie met de hoofdinstelschijf te gebruiken.
42
BASISPRINCIPES—FOTO'S MAKEN
1
.9 Kies een belichtingsmethode ( blz. 84-95)
Houd de MODE-toets ingedrukt (A) en draai aan de hoofdinstelschijf (B)
totdat de aanduiding voor de belichtingsmethode op het LCD-venster bo-
venop de camera (geprogrammeerde automatische belichting; C) aangeeft.
De camera stelt sluitertijd en diafragma automatisch zodanig in dat uw onder-
werp optimaal wordt belicht. De belichting wordt ingesteld volgens het
belichtingsprogramma van de camera.
A B C
Niet-CPU objectieven
Geprogrammeerde automatische belichting is alleen mogelijk bij gebruik van een objectief met
CPU. Wanneer er een ander objectief op de camera is bevestigd, wordt de belichtingsmethode
automatisch op diafragmavoorkeuze ingesteld. De aanduiding voor de belichtingsmethode op
het LCD-venster bovenop de camera toont een knipperende , en de belichtingsstandindicator
in de zoeker toont . Het diafragma wordt op het LCD-venster en in de zoeker weergegeven
als . Het diafragma moet handmatig worden ingesteld met behulp van de diafragmaring
op het objectief.
1
—Camera-instellingen (vervolg)
STAP 1
43
BASISPRINCIPES—FOTO'S MAKEN
2
—Beelduitsnede bepalen
Wanneer u het onderwerp in beeld neemt dient u de camera zoals hieronder afge-
beeld vast te houden, met uw elleboog ter ondersteuning licht tegen uw bovenli-
chaam gedrukt. Houd de handgreep in uw rechterhand en omvat de camera of het
objectief met uw linkerhand (A). U kunt de tweede ontspanknop gebruiken wan-
neer u de camera verticaal houdt (B).
De aanbevolen houding voor het maken van foto's is met uw ene voet een halve
pas voor de andere en uw bovenlichaam in een stabiele positie.
A B
Neem geen foto's waarbij de camera scherpstelt op de zon of een andere sterke lichtbron.
Door fel licht kan het opname-element (CCD) worden aangetast. Ook kan er hierdoor een
lichtwaas op de uiteindelijke foto te zien zijn.
Sluitertijd en camerabeweging
Beweging of trilling van de camera kan tot onscherpe opnamen leiden. Om dat te voorkomen
moet u bij opnamen uit de hand geen sluitertijden gebruiken die langer zijn dan één gedeeld
door de brandpuntsafstand (dus niet langer dan 1/50 bij een 50 mm objectief). Bij langere
sluitertijden wordt aanbevolen een statief te gebruiken.
STAP 2
44
BASISPRINCIPES—FOTO'S MAKEN
3
—Scherpstellen
Bij enkelvoudige autofocus stelt de camera scherp op het onderwerp in het geselec-
teerde scherpstelveld wanneer u de ontspanknop half indrukt. Richt het scherpstelk-
ader op uw onderwerp (A) en druk de ontspanknop half in (B).
A B
STAP 3
45
BASISPRINCIPES—FOTO'S MAKEN
De camera stelt automatisch scherp en het resultaat van de automatische scherpstelling
is te zien in de zoeker.
Weergave zoeker
De zoeker toont circa 96% van het beeld dat de CCD opneemt. Het gebied dat op de uitein-
delijke foto komt toont iets meer dan het beeld dat u door de zoeker ziet.
Voor meer informatie over:
blz. 73 Selectie scherpstelveld
blz. 78 Vergrendeling scherpstelling
blz. 104 Dioptrie-instelling
STAP 3
Betekenis
Het punt van scherpstelling ligt tussen de camera en het
onderwerp.
De camera is scherpgesteld.
Het punt van scherpstelling ligt achter het onderwerp.
De scherpstelindicatie knippert om aan te geven dat de
camera niet automatisch kan scherpstellen. Zie voor meer
informatie over wat u moet doen als de camera niet
automatisch kan scherpstellen "Goede resultaten met
automatische scherpstelling" ( blz. 80).
46
BASISPRINCIPES—FOTO'S MAKEN
4
—Belichting controleren
Na half indrukken van de ontspanknop stelt de camera
de sluitertijd en het diafragma automatisch zodanig in
dat er een goede belichting wordt verkregen. Contro-
leer de sluitertijd- en diafragma-indicaties in de zoeker
voordat u een foto neemt. Als de foto onder- of over-
belicht dreigt te worden, verschijnt er één van de vol-
gende indicaties in de zoeker en op het LCD-scherm bovenop de camera.
2—EV Steps for Exposure Control ( blz. 161)
Standaard worden diafragma en sluitertijd in de kleinst mogelijk stappen gevarieerd. Gebruik
Persoonlijke Instelling 2 om de variatiegrootte voor diafragma, sluitertijd en belichtingscorrectie
te wijzigen.
Aanduiding
Lo
HI
STAP 4
Betekenis
Foto wordt onderbelicht. Gebruik een flitser.
Foto wordt overbelicht. Gebruik een grijsfilter.
47
BASISPRINCIPES—FOTO'S MAKEN
5
—Foto maken
Druk de ontspanknop met een vloeiende beweging
geheel in om een foto te maken.
Terwijl de foto wordt opgeslagen op de geheugenkaart licht het kaarttoegangslampje
op. Zolang het lampje knippert mag u de kaart niet uitwerpen, de camera niet uitzetten,
de batterij niet verwijderen en de wisselstroomadapter (apart verkrijgbaar) niet
loskoppelen. Wanneer u dat toch doet kan dit leiden tot gegevensverlies.
Uw camera is voorzien van een gecombineerde electronische (CCD) en mechanische sluiter.
Deze sluiter werkt niet volgens hetzelfde principe als de mechanische sluiters in conventionele
reflexcamera’s. Als gevolg hiervan neemt de tijdsduur tussen het geluid van spiegel en sluiter na
een bepaald punt niet af, zelfs niet bij hoge sluitertijden.
1—Image Review ( blz. 161)
Met behulp van deze instelling kunt u kiezen of de gemaakte opname tijdens de opslag automa-
tisch op de LCD-monitor wordt ver toond, of dat de gemaakte opname alleen wordt vertoond
als de toets wordt ingedrukt.
STAP 5
48
BASISPRINCIPES—FOTO'S MAKEN
6
—Resultaten controleren
Foto's die op de geheugenkaart opgeslagen zijn kunnen met één druk op de knop
worden weergegeven, zelfs als de camera niet in de weergavestand staat. Hierdoor
kunt u het resultaat vrijwel direct na de opname controleren. Bent u niet tevreden
met de foto, dan kunt u de instellingen wijzigen en een nieuwe foto maken. Foto's die
u niet wilt houden kunt u meteen wissen.
6
.1 Zet de LCD-monitor aan
Druk op de toets om de LCD-monitor aan te zetten (A). De meest
recente foto wordt op de LCD-monitor getoond (B).
A B
STAP 6
6
.2 Selecteer een foto
Om de andere foto's in het geheugen te bekijken duwt u de multi-selector omhoog of
omlaag. Duw de multi-selector omhoog om foto's te bekijken die u vóór de getoonde
foto heeft genomen, en naar beneden voor foto's die u erna heeft genomen. Houd de
multi-selector ingedrukt om snel naar een bepaald beeldnummer te gaan. Is de laatste
foto geselecteerd en u duwt de multi-selector omlaag, dan wordt de eerste foto op de
geheugenkaart getoond. Is de eerste foto op de geheugenkaart geselecteerd en u
duwt de multi-selector omhoog, dan wordt de meest recente foto getoond.
De toets
Wanneer u na het opnemen van een foto op de toets drukt om de monitor aan te
zetten, wordt de meest recente opname getoond. Wanneer u echter de monitor uitschakelde
terwijl de menu's werden weergegeven, worden de menu's weer getoond wanneer u de
monitor aanschakelt.
18—Monitor Off Delay ( blz. 170)
Standaard wordt de LCD-monitor automatisch uitgeschakeld om stroom te sparen als er ge-
durende twintig seconden geen handelingen zijn verricht. Met Persoonlijke Instelling 18 kunt u
het tijdsduur voor automatische uitschakeling wijzigen.
Als de geheugenkaart geen foto's bevat, verschijnt er het bericht "No image in
current folder". Druk op de toets om de LCD-monitor uit te zetten.
49
BASISPRINCIPES—FOTO'S MAKEN
6
.3 Zoom in op de geselecteerde foto
Om in te zoomen op de geselecteerde thumbnail of op de foto die u in de
enkelbeeldstand bekijkt, dient u op de
toets te drukken (A). Het centrale deel
van de foto wordt vergroot tot het de LCD-monitor vult (B).
STAP 6
A
Als de kaart een aantal opnamen bevat, vindt u het wellicht makkelijker om het
beeld dat u wilt bekijken te selecteren in een menu met thumbnails, in plaats van
één voor één door de foto's te bladeren. Wanneer u de hoofdinstelschijf ronddraait
terwijl u de
toets ingedrukt houdt, doorloopt u de volgende beeldcyclus:
één beeld vier miniatuurbeelden negen miniatuurbeelden één beeld.
B
Duw op de multi-selector om andere delen van het beeld te bekijken. Om de zoom
op te heffen en terug te keren naar de normale grootte moet u de
toets
nogmaals indrukken. Let er op dat Persoonlijke Instelling 36 op 1 moet staan om te
kunnen zoomen. In dat geval wordt de omvang van het buffergeheugen met een
derde verkleind.
Gedurende circa twee seconden nadat u de
knop heeft ingedrukt om in te
zoomen op het beeld, of nadat u op de multi-selector heeft gedrukt om door het
beeld te scrollen, verschijnt er in de rechteronderhoek van de weergave een thumbnail
waarop uw huidige positie in het beeld wordt aangegeven.
50
BASISPRINCIPES—FOTO'S MAKEN
6
.5 Ongewenste foto's wissen
Wanneer u bij het bekijken van één beeld of thumbnails op de toets
drukt (A), dan wordt het huidige beeld geselecteerd om te wissen. Er ver-
schijnt een bevestigingsdialoog (B). Druk nogmaals op de toets om de
foto te wissen en terug te keren naar de enkelbeeldstand of de thumbnails.
Wanneer u op een willekeurige andere toets drukt, breekt u het wisproces af
en wordt de geselecteerde foto niet gewist.
A
Delete Images?
YES
B
6
.6 Terugkeren naar opnamestand
Wanneer u tijdens het bekijken van foto's op welk moment dan ook op de
toets drukt, wordt de LCD-monitor uitgeschakeld en keert de camera
terug naar de opnamestand. Wanneer u de ontspanknop half indrukt gaat de
LCD-monitor ook uit, en daarmee is de camera klaar voor de volgende op-
name.
STAP 6
6
—Resultaten controleren (vervolg)
6
.4 Informatie over de geselecteerde foto
Om foto-informatie te bekijken over een beeld dat u in de enkelbeeldstand
bekijkt, dient u de multi-selector naar rechts of links te duwen (zie voor meer
informatie over het weergeven van foto-informatie "Naslaggids: Weergeven").
A B
51
NASLAGGIDS
Over dit hoofdstuk
In dit hoofdstuk wordt het maken en weergeven van foto's uitgebreid besproken en leer t u
hoe u de camera kunt aansluiten op een computer.
•Geavanceerde fotografie
......................... blz. 52–119
•Weergeven ............. blz. 120–147
Aansluiten op een computer
.................................... blz. 148–154
52
Opnamesnelheid (continustand)
De hierboven vermelde snelheid van circa drie beelden per seconde is het gemiddelde dat
wordt verkregen bij een temperatuur van 20°C, AF met continue servo, handmatige belichting,
een sluitertijd van
1
/
250
of sneller en een diafragma dat kleiner is dan de grootste lensopening.
Opnamestanden
Met behulp van de keuzeschijf kunt u kiezen tussen de standen enkelbeeld, continu
en zelfontspanner.
Om een gebruiksstand te kiezen dient u de ontgrendelknop
van de keuzeschijf in te drukken en de keuzeschijf op de
gewenste instelling te zetten.
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—OPNAMESTANDEN
Stand Beschrijving
C
Continu
Terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden worden er foto's
genomen met een maximale snelheid van circa drie beelden per seconde.
De foto's worden tijdelijk in een geheugenbuffer opgeslagen, die maxi-
maal negen foto's kan bevatten. Meer foto's kunnen worden gemaakt
zodra er voldoende geheugen in de buffer beschikbaar is. Er kunnen
maximaal negen foto's (of zes bij RAW beeldkwaliteit) worden genomen
voordat de buffer vol is; als On (Max shots 6/4) wordt gekozen bij
Persoonlijke Instelling 36, dan is het maximum aantal foto's zes (vier RAW-
beelden).
Zelfontspanner
Gebruik deze stand om onscherpe foto's als gevolg van camerabeweging
te voorkomen of om foto's te maken waar u zelf op staat.
S
Enkelbeeld
De camera neemt één foto telkens wanneer de ontspanknop wordt
ingedrukt. Het kaarttoegangslampje brandt wanneer de foto's op de
geheugenkaart worden opgeslagen. Terwijl de foto's worden bewaard
worden eventuele nieuwe foto's tijdelijk in een geheugenbuffer opgesla-
gen voordat ze op de kaart worden bewaard. Als deze buffer vol is,
werkt de ontspanknop niet totdat er genoeg geheugen in de buffer be-
schikbaar is voor de volgende foto.
De volgende standen zijn mogelijk:
53
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—OPNAMESTANDEN
Aantal resterende opnamen (continustand)
Wanneer de ontspanknop in de continustand half wordt inge-
drukt, wordt op het LCD-venster bovenop de camera getoond
hoeveel foto's er nog achter elkaar kunnen worden gemaakt
voordat de buffer vol is. Deze indicator staat op negen wanneer
de buffer leeg is en wordt telkens met één verlaagd bij elke foto
die in de buffer wordt opgeslagen. Let er op dat er geen negen
foto's achter elkaar kunnen worden genomen als er hiervoor
niet genoeg geheugen op de geheugenkaart beschikbaar is.
54
Uitzetten camera
Verwijder de geheugenkaart niet uit de camera terwijl er beelden worden overgedragen van de buffer
naar de kaart (als de buffer negen foto's bevat, duurt dit minimaal 15 seconden). Het niet in
acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan leiden tot verlies van beeldinformatie of bescha-
diging van de camera of de kaart. Als de AAN/UIT-schakelaar op uit wordt gezet terwijl de
buffer nog beeldinformatie bevat, schakelt de camera uit nadat het beeld dat op dat moment
naar de kaart wordt geschreven is opgeslagen. Alle andere beelden in de buffer gaan ver-
loren. Als de batterij leeg raakt tijdens het fotograferen in de continustand, wordt de ontspan-
knop geblokkeerd en worden alle foto's die in de buffer zitten op de geheugenkaart opgesla-
gen.
In de volgende tabel staat hoeveel tijd het kost om foto's op een Nikon EC-96CF (96-MB)
CompactFlash-kaart op te slaan:
*De snelheid waarmee beelden worden opgeslagen is mede afhankelijk van merk/type
geheugenkaart.
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—OPNAMESTANDEN
Opnamestanden (vervolg)
High
JPEG Fine
JPEG
Normal
JPEG
Basic
JPEG (1 : 4)
JPEG (1 : 8)
Beeld-
kwaliteit
Bestandsformaat
Beeld-
grootte
JPEG (1 : 16)
Large
Medium
Large
Medium
RGB-TIFF
YCbCr-TIFF
RAW (ongecomprimeerd)
RAW (gecomprimeerd)
Large
Medium
Large
Medium
Large
Medium
Opslagtijd (±)
240 sec (8 beelden)
130 sec (9 beelden)
215 sec (5 beelden)
190 sec (9 beelden)
60 sec (9 beelden)
35 sec (9 beelden)
55 sec (9 beelden)
20 sec (9 beelden)
30 sec (9 beelden)
15 sec (9 beelden)
123 sec (6 beelden)
90 sec (6 beelden)
55
25—C-Mode Shooting Speed ( blz. 176)
De snelheid waarmee de camera in de continustand foto's neemt kan worden gewijzigd met
behulp van Persoonlijke Instelling 25.
26—C-Mode Max Shots ( blz. 176)
Met behulp van Persoonlijke Instelling 26 kan het aantal opnamen dat in de continustand achter
elkaar kan worden genomen worden ingesteld op iedere waarde tussen één en negen (tussen
één en zes in RAW-stand) door ON te kiezen voor Persoonlijke Instelling 36.
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—OPNAMESTANDEN
56
Beeldkwaliteit
De beeldkwaliteitsinstelling regelt de beeldkwaliteit en het beeldformaat, inclusief
het beeldtype (kleur of zwart-wit) en de beeldgrootte (in pixels).
Beeldkwaliteitsinstellingen kunnen worden gekozen in het
beeldkwaliteitssubmenu, dat u kunt oproepen door Image
Quality te markeren in het opnamemenu en de multi-
selector naar rechts te duwen.
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—BEELDKWALITEIT
Image Quality
Quality/High
YCbCr
RGB
OK
NEF
(
RAW
)
SHOOTING MENU
Color
Resolution
Quality
Image Quality
NORM
SHOOTING MENU
Image Quality
Quality
High
JPEG Fine
JPEG Normal
OK
JPEG Basic
SHOOTING MENU
Er zijn de volgende opties:
Color Kies tussen kleurenfoto's en zwartwitfoto's.
Resolution
Kies uit Large (3008 × 1960 pixels) of Medium (2000 × 1312).
Quality
Stel hier de compressie van de foto's in. Er zijn vier opties: High, JPEG
Fine, JPEG Normal en JPEG Basic. Als u HIGH selecteert heeft u de keus
uit nog twee of (afhankelijk van de optie die u heeft geselecteerd bij
Persoonlijke Instelling 28) drie bestandsformaten: YCbCr, RGB en NEF
(RAW).
Compressieverhouding kiezen
Markeert u Quality in het beeldkwaliteitsmenu en duwt u
de multi-selector naar rechts, dan verschijnt er een menu met
beeldkwaliteitsinstellingen (compressieverhoudingen).
Het Quality-menu biedt de onderstaande opties.
High
Wanneer u High markeert in het beeldkwaliteitsmenu en
de multi-selector naar rechts duwt, verschijnt er een menu
met bestandsformaatopties. Beelden van de kwaliteit HI kun-
nen worden opgeslagen als ongecomprimeerde TIFF- of RAW-
data of (afhankelijk van de optie die u heeft geselecteerd bij
Per soonlijke Instelling 28) als RAW-data die zijn
gecomprimeerd volgens een "verliesloos" algoritme dat de beeldkwaliteit niet
beïnvloedt.The following options are available:
Voor meer informatie over:
188 Het opnamemenu
Optie Beschrijving
57
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—BEELDKWALITEIT
RGB
Beelden worden bewaard in niet-gecomprimeerd RGB-TIFF.
Dit bestandsformaat wordt ondersteund door een groot aantal
beeldbewerkingsapplicaties.
NEF (RAW)
Primaire 12-bits gegevens van de CCD worden direct op de geheugen-
kaart opgeslagen in Nikon Electronic Image Format (NEF). Dit type be-
standen kan alleen worden gelezen met Nikon View of Nikon Capture 3.
YCbCr
Beelden worden bewaard in niet-gecomprimeerd YCbCr-TIFF-formaat,
waarbij de beeldinformatie wordt gerepresenteerd door één
luminantiekanaal (Y) en twee kleurkanalen (Cb en Cr). De twee kleur-
kanalen nemen dezelfde ruimte in als het luminantiekanaal, waardoor de
bestandsomvang tweederde is van die van een RGB-TIFF-bestand. YCbCr
is een efficiëntere wijze van beeldrepresentatie dan RGB, aangezien de
kwaliteit hetzelfde blijft maar er minder ruimte wordt ingenomen. Ge-
bruik YCbCr wanneer u hoge kwaliteit wilt combineren met een mini-
male bestandsomvang in een ongecomprimeerd eindbestand. Dit bestands-
type kan worden gelezen met Nikon View of Nikon Capture 3.
JPEG Fine
Beelden worden JPEG-gecomprimeerd met een verhouding van circa 1 : 4.
JPEG Normal
Beelden worden JPEG-gecomprimeerd met een verhouding van circa 1 : 8.
JPEG Basic
Beelden worden JPEG-gecomprimeerd met een verhouding van circa 1 : 16.
Nadat u een beeldkwaliteits- of bestandsformaatoptie heeft gemarkeerd, dient u de
multi-selector naar rechts te duwen om terug te keren naar het Image Quality-
menu. Druk op de
toets om terug te keren naar het opnamemenu.
28—NEF(RAW) Image Save ( blz. 178)
De instelling RAW kan alleen worden gebruikt als u Uncompressed of Compressed heeft
gekozen in het menu NEF(RAW) Image Save (Persoonlijke Instelling 28). Indien u
Compressed heeft gekozen, worden RAW-beelden met vijftig tot zestig procent gecomprimeerd.
Er zijn de volgende opties:
Optie Beschrijving
58
Beeldkwaliteit (vervolg)
OK
Image Quality
Color
Color
B&W
SHOOTING MENU
Beeldtype kiezen
Markeer Color in het Image Quality-menu en duw de multi-
selector naar rechts om het menu met kleuropties (rechts af-
gebeeld) op te roepen. Markeer Color (voor kleurenfoto's)
of B&W (voor zwartwitfoto's) door de multi-selector om-
hoog of omlaag te duwen. Uw keus is niet van invloed op het
aantal opnamen dat op de geheugenkaart kan worden opge-
slagen. Het Color-menu kan niet worden gebruikt bij een instelling van High > NEF
(RAW).
Nadat u het beeldtype heeft gekozen, dient u de multi-selector naar rechts te duwen
om terug te keren naar het Image Quality-menu.
Beeldgrootte kiezen
Markeer Resolution in het Image Quality-menu en duw
de multi-selector naar rechts om het menu met beeldgroottes
op te roepen.
OK
Image Quality
Resolution
Large
Medium
SHOOTING MENU
Optie Beschrijving
Medium Beelden worden opgeslagen bij een grootte van 2000 × 1312 pixels.
Large Beelden worden opgeslagen bij een grootte van 3008 × 1960 pixels.
Wanneer u Large kiest, wordt het aantal pixels in het beeld vergroot, zodat de
bestandsomvang toeneemt en er minder beelden op de geheugenkaart kunnen
worden opgeslagen. Het Resolution-menu kan niet worden gebruikt bij een instel-
ling van High > NEF (RAW). Als er RAW-beelden op een Nikon View of Nikon
Capture 3 getoond worden, dan kan er een beeldgrootte geselecteerd worden van
3008 × 1960 pixels (zes megapixels) en 4016 × 2616 pixels (tien megapixels).
Nadat u een grootte heeft gemarkeerd, dient u de multi-selector naar rechts te
duwen om terug te keren naar het Image Quality-menu. Druk op de
toets
om terug te keren naar het opnamemenu.
Er zijn de volgende opties:
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—BEELDKWALITEIT
59
Uitleg bij beeldkwaliteitsweergave
De huidige beeldkwaliteitsinstelling wordt getoond
op het LCD-venster achterop de camera, zoals rechts
afgebeeld. Een beeldkwaliteit van JPEG Normal wordt
weergegeven als NORM, een bestandsformaat van
YCbCr-TIFF als CbCr en een zwart-wit beeldtype
als B/W.
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—BEELDKWALITEIT
High
JPEG Fine
JPEG
Normal
JPEG
Basic
JPEG (1 : 4)
JPEG (1 : 8)
Beeldkwaliteit en bestandsomvang
In de volgende tabel ziet u hoeveel beelden er bij benadering kunnen worden opgesla-
gen op een 96-MB geheugenkaart bij diverse combinaties van beeldkwaliteit, beeld-
grootte en bestandsomvang (het beeldtype is niet van invloed op de bestandsomvang en
dus ook niet op het aantal beelden dat op de geheugenkaar t kan worden opgeslagen).
Beeld-
kwaliteit
Bestandsformaat
Beeld-
grootte
Aantal beelden (±)
(96-MB kaart)*
Bestand-
somvang (±)
11,2 MB
5,0 MB
8
17
*De werkelijke bestandsomvang (en dus het aantal beelden dat op de geheugenkaart kan
worden opgeslagen) van JPEG-gecomprimeerde bestanden hangt af van het specifieke onder-
werp en de compositie. Over het algemeen geldt de regel dat hoe meer details er in een beeld
aanwezig zijn, hoe groter het JPEG-bestand zal zijn.
** Vijftig tot zestig procent gecomprimeerd vergeleken met RAW (uncompressed).
Hoewel het aantal resterende opnamen dat op de LCD-vensters wordt aangegeven hetzelfde
is als bij RAW (ongecomprimeerd), worden de beelden tijdens het opslaan gecomprimeerd,
zodat er feitelijk meer beelden op de geheugenkaart kunnen worden opgeslagen.
JPEG (1 : 16)
16,9 MB 5
7,5 MB 12
11
Large
2,8 MB 29
Medium 1,3 MB 66
Large 1,4 MB 59
Medium 640 KB 132
720 KB 118
320 KB 256
7,6 MB
**
RGB-TIFF
YCbCr-TIFF
RAW (ongecomprimeerd)
RAW (gecomprimeerd)
Large
Medium
Large
Medium
Large
Medium
BestandsformaatBeeldkwaliteit
Beeldtype (alleen
zwart-wit beelden)
Beeldgrootte
60
Beeldkwaliteit instellen met de toets
Als u Qual kiest in het Assign FUNC-submenu, dan wordt de functie beeld-
kwaliteit toegekend aan de toets, zodat u de beeldkwaliteit kunt instellen zon-
der de cameramenu's te gebruiken.
1
Druk op de toets (A) en draai aan de hoofdinstelschijf (B) tot de gewenste
beeldkwaliteit (compressieverhouding) wordt getoond op het LCD-venster ach-
terop de camera (C).
A
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—BEELDKWALITEIT
Voor meer informatie over:
blz. 116 Het Assign FUNC-submenu
blz. 8 De weergave op het LCD-venster achterop de camera (beeldkwaliteit)
B C
A B C
2
Druk op de toets (A) en draai aan de sub-instelschijf (B) tot de gewenste
combinatie van bestandsformaat (alleen beelden met kwaliteit High), beeldtype
en beeldgrootte wordt getoond op het LCD-venster achterop de camera.
Terwijl u de hoofdinstelschijf ronddraait, loopt u door de onderstaande instellingen-
cyclus (een beeldkwaliteit van JPEG Normal wordt op het LCD-venster achterop
de camera weergegeven als NORM):
HI FINE NORM BASIC
Beeldkwaliteit (vervolg)
61
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—BEELDKWALITEIT
RAW
Het beeldtype zwartwit wordt op het LCD-venster achterop de camera weer-
gegeven als B/W. Als er geen indicator verschijnt, is het beeldtype ingesteld op
kleurenfoto's.
Terwijl u de sub-instelschijf ronddraait, loopt u door de onderstaande beeld-
formaatcyclus (bestandsformaat (alleen beelden met kwaliteit High), beeldtype
en beeldgrootte). Een bestandsformaat van YCbCr-TIFF wordt op het LCD-ven-
ster achterop de camera weergegeven als CbCr.
Beeldbestandsnamen
Foto’s die met camera's uit de D1-serie zijn opgenomen worden bewaard als beeldbestanden
met een bestandsnaam volgens het patroon "DSC_nnn.xxx", waarbij "nnn" een viercijferig getal
is van 0001 tot 9999 dat automatisch door de camera wordt toegekend en "xxx" een drieletterige
extensie ("NEF" voor RAW-beelden, "TIF" voor RGB-TIFF of YCbCr-TIFF, en "JPG" voor JPEG-
beelden gecreëerd bij de instellingen JPEG Fine, JPEG Normal of JPEG Basic).
28—NEF(RAW) Image Save ( blz. 178)
De instelling RAW kan alleen worden gebruikt als u Uncompressed of Compressed heeft
gekozen in het menu NEF(RAW) Image Save (Persoonlijke Instelling 28).
RGB
M
RGB
B/W
M
CbCr
M
CbCr
B/W
M
RGB
L
RGB
B/W
L
CbCr
L
CbCr
B/W
L
Beeldkwaliteit HIGH
M
B/W
M
L
B/W
L
Beeldkwaliteit FINE, NORMAL, BASIC
62
Gevoeligheid (ISO-equivalent)
Indien gewenst kunt u de standaard gevoeligheid, die ruwweg overeenkomt met ISO
125, wijzigen. U kunt de gevoeligheid verhogen om bij weinig licht zonder flits te
kunnen fotograferen.
Gevoeligheid afstellen met de
toets
U kunt de gevoeligheid (ISO-equivalent) afstellen door op de ISO-toets te drukken
(A) en aan de hoofdinstelschijf te draaien (B). De huidige gevoeligheidsinstelling wordt
op het LCD-venster achterop de camera getoond (C) terwijl u de ISO-toets indrukt.
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—GEVOELIGHEID (ISO-EQUIVALENT)
OK
ISO
125
160
200
250
320
SHOOTING MENU
B C
Terwijl u de hoofdinstelschijf ronddraait, loopt u door de volgende instellingencyclus:
Voor meer informatie over:
blz. 188 Het opnamemenu
Gevoeligheid afstellen vanaf het opnamemenu
U kunt de gevoeligheid ook instellen op ISO-equivalenten
van circa ISO 125 tot ISO 800 met behulp van de optie ISO
in het opnamemenu. Markeer ISO in het opnamemenu en
duw de multi-selector naar rechts om het menu met
gevoeligheidsinstellingen op te roepen. Duw de multi-selector
omhoog of omlaag om de gewenste instelling te markeren
en vervolgens naar rechts om uw keus door te voeren en terug te keren naar het
opnamemenu.
A
63
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—GEVOELIGHEID (ISO-EQUIVALENT)
Stap van
1
/
2
LW
Stap van 1 LW
Hogere gevoeligheidsinstellingen
Let er op dat het verhogen van de gevoeligheid leidt tot meer beeldruis in de uiteindelijke foto.
20—ISO Step Value ( blz. 172)
Standaard wordt de gevoeligheid gewijzigd in stappen die overeenkomen met
1
/
3
LW (
1
/
3
stop).
Met Persoonlijke Instelling 20 kunt u de stappen instellen op
1
/
2
of 1 LW.
Gevoeligheid verhoogd tot circa
twee stops (2 LW) boven ISO 800
Gevoeligheid verhoogd tot circa
één stop (1 LW) boven ISO 800
Indien mogelijk wordt de huidige gevoeligheidsinstelling gehandhaafd wanneer een nieuwe
stapgrootte wordt ingesteld. Als de op dat moment geselecteerde gevoeligheid niet aansluit bij
de gekozen stapgrootte, dan wordt de gevoeligheid afgerond naar de dichtstbijzijnde instelling.
31—ISO Boost ( blz. 180)
De gevoeligheid kan met globaal één tot twee stappen boven het equivalent van ISO 800
worden verhoogd. Als u bij Persoonlijke Instelling 35 ISO heeft geselecteerd, of als u de ISO-
toets indrukt als Frame Count geselecteerd is, dan verschijnt er op het LCD-venster ach-
terop de camera (de gevoeligheid is verhoogd tot circa één stop boven ISO 800) of
(de gevoeligheid is verhoogd tot circa twee stops boven ISO 800).
64
Witbalans
De kleur van het licht dat een voorwerp weerkaatst is afhankelijk van de kleur van de
lichtbron; toch is het menselijk brein in staat zich aan te passen aan veranderende
lichtomstandigheden, waardoor een wit voorwerp er voor het menselijk oog onder de
meeste omstandigheden wit uit blijft zien. Een digitale camera kan deze aanpassing
nabootsen, zodat kleuren die voor het menselijk oog wit lijken ook wit zijn op uw foto's.
Deze aanpassing wordt "witbalans" genoemd.
Om een witbalansinstelling te kiezen voor de huidige lichtbron dient u op de toets te
drukken (A) en aan de hoofinstelschijf te draaien (B). Terwijl u de toets indrukt wordt
de huidige witbalansinstelling getoond op het LCD-venster achterop de camera (C).
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—WITBALANS
A B C
Terwijl u de hoofdinstelschijf ronddraait, loopt u door de onderstaande instellingen-
cyclus:
A PRE
Instelling Kleurtemp. Beschrijving
Flash
(Flitser)
± 5400 K
Gebruik deze instelling bij Nikon Speedlights. Gebruik
bij andere flitsers de witbalans preset.
Direct sunlight
(Direct zonlicht)
± 5200 K
Gebruik deze instelling wanneer u fotografeert bij di-
rect zonlicht (daglicht).
Fluorescent
(Fluorescentielicht)
± 4200 K
Gebruik deze instelling wanneer u binnen fotografeert
bij fluorescentielicht (TL).
Incandescent
(Gloeilamplicht)
± 3000 K
Gebruik deze instelling wanneer u binnen fotografeert
bij gloeilampverlichting.
A
Auto
(Automatisch)
± 4200-7000 K
Witbalans afgesteld op basis van kleurtemperatuur-
informatie van CCD-sensor van 1005 pixels.
65
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—WITBALANS
Automatische witbalans (A) is geschikt voor de meeste lichtbronnen. Om de wit-
balans af te stemmen op een bepaalde lichtbron dient u een geschikte instelling in de
bovenstaande lijst te selecteren. Indien gewenst kunt u deze witbalansinstellingen
(met uitzondering van de witbalans preset) nauwkeurig afstemmen op een bepaalde
lichtbron ( blz. 66). In plaats daarvan kunt u de witbalans preset ( blz. 67)
gebruiken om de witbalans in te stellen op een gemeten waarde.
Automatische Witbalans
De automatische witbalans wordt ingesteld op de het moment dat u de ontspanknop half
indrukt. Wanneer u de ontspanknop in één beweging geheel doordrukt, dan kan het voorko-
men dat de witbalans voor de eerste opname niet geheel in overeenstemming met de licht-
bron is.
Witbalansmetingen
De witbalansmetingen worden uitgevoerd met een door-de-lens meetsysteem. Zelfs als het
onderwerp en de camera zich in verschillend licht bevinden, kan de camera de witbalans op het
onderwerp afstemmen wanneer u automatische witbalans of de witbalans preset gebruikt.
Kleurtemperatuur
Hoe een kleur wordt ervaren is afhankelijk van de waarnemer en andere factoren. Kleur-
temperatuur is een objectieve maatstaf voor de kleur van een lichtbron, omschreven als de
temperatuur tot welke een voorwerp verhit zou moeten worden om licht in dezelfde golfleng-
ten uit te stralen. Lichtbronnen met een kleurtemperatuur rond 5000-5500ºK lijken wit, terwijl
lichtbronnen met een lagere kleurtemperatuur, zoals gloeilampen, enigszins geel of rood over-
komen. Lichtbronnen met een hogere kleurtemperatuur lijken ietwat blauwachtig.
Cloudy
(Bewolkt)
± 6000 K
Gebruik deze instelling wanneer u buiten fotografeert
bij een bewolkte lucht (daglicht).
Shade
(Schaduw)
± 8000 K
Gebruik deze instelling wanneer u bij zonnig weer in
de schaduw fotografeert (daglicht).
PRE
Preset
(Preset)
Gebruik deze instelling om de witbalans af te stemmen op de
lichtbron. De camera kan maximaal drie instellingen opslaan.
Instelling Kleurtemp. Beschrijving
66
Witbalans (vervolg)
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—WITBALANS
Witbalans nauwkeurig afstellen
Bij andere instellingen dan PRE (preset) kunt u de witbalans nauwkeurig afstemmen
door op de
toets te drukken (A) en aan de sub-instelschijf te draaien (B). U
kunt de witbalans bijstellen van –3 tot +3 in stappen van 1.
A B C
White Bal
Auto
Incandescent
Fluorescent
Direct Sunlight
Flash
SHOOTING MENU
00
OK
White Bal
Fine Tune WB
SHOOTING MENU
Bij verlaging van de witbalans krijgt het beeld een rode kleurzweem en bij verhoging
van de witbalans een blauwe. Bij andere instellingen dan ± 0 verschijnt er een
aanduiding op het LCD-venster achterop de camera.
Witbalans afstemmen vanaf het opnamemenu
U kunt de witbalans afstemmen met de optie White Bal in
het opnamemenu. Markeer in het opnamemenu White Bal
en duw de multi-selector naar rechts om het witbalansmenu
op te roepen. Duw de multi-selector omhoog of omlaag om
de gewenste instelling te markeren.
Wanneer u een witbalansinstelling markeert en de multi-
selector naar rechts duwt, verschijnt er een dialoog waarin u
de gekozen instelling nauwkeurig kunt afstemmen (dit geldt
niet voor WB Preset (witbalans preset)). Duw de multi-
selector omhoog of omlaag om in te stellen met hoeveel u
de witbalans wilt wijzigen. Duw de multi-selector vervolgens
naar rechts om uw keus door te voeren en terug te keren naar het opnamemenu.
Voor meer informatie over:
blz. 188 Het opnamemenu
67
White Bal
Auto
Incandescent
Fluorescent
Direct Sunlight
Flash
SHOOTING MENU
White Bal
SHOOTING MENU
WB Preset
Set
Preset-1
Preset-2
Preset-3
Witbalans preset
De witbalans voorinstelling (preset) is handig wanneer u fotografeert bij gekleurde
lichtbronnen en andere ongebruikelijke lichtomstandigheden.
Vastleggen van de witbalans preset
1
Markeer op het opnamemenu White Bal en duw de
multi-selector naar rechts om het witbalansmenu op te
roepen.
3
Markeer Set en duw de multi-selector naar rechts. Het
bericht "Please release the shutter" verschijnt.
Please release
the shutter
SHOOTING MENU
White Bal
WB Preset
2
Markeer WB Preset en duw de multi-selector naar rechts.
Het rechts getoonde menu verschijnt.
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—WITBALANS
68
Witbalans (vervolg)
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE — WITBALANS
OK
Preset/Save to
Preset-1
Preset-2
Preset-3
Repeat release
Cancel
SHOOTING MENU
4
Richt de camera bij het licht dat in de uiteindelijke foto gebruikt zal worden op
een wit of neutraal grijs voorwerp, zodanig dat het de zoeker vult. Druk de ontspan-
knop nu helemaal in. De sluiter wordt ontspannen en de gemeten witbalans-
waarde wordt opgeslagen in het camerageheugen, maar er wordt geen beeld
opgeslagen op de geheugenkaart.
Let er op dat u bij deze handeling de camera met behulp van de scherpstelring
op het objectief in de handmatige scherpstelstand moet scherpstellen. Bij enkel-
voudige autofocus kan de camera door gebrek aan contrast niet op het witte of
grijze meetvlak scherpstellen en wordt de ontspanknop geblokkeerd. Ook dient
u automatische belichting (belichtingsstand P, S of A) te gebruiken om extreme
onder- of overbelichting te voorkomen, aangezien dit een optimale witbalans-
meting kan verstoren. De witbalans kan ook worden ingesteld bij gebruik van
handmatige belichting (belichtingsstand M); let er echter op dat
belichtingsinstellingen die zouden leiden tot extreme onder- of overbelichting
kunnen verhinderen dat de camera de witbalans instelt.
5
Het rechts afgebeelde menu verschijnt op de LCD-moni-
tor. U kunt de gemeten waarde voor witbalans preset
opslaan als Preset-1, Preset-2 of Preset-3; markeer de
gewenste optie en duw de multi-selector naar rechts om
de witbalansinstelling vast te leggen en terug te keren naar
het opnamemenu. Selecteer Repeat release om de
witbalans opnieuw te meten, of Cancel om terug te keren naar het opname-
menu zonder de nieuwe witbalanswaarde op te slaan.
Witbalans meten
Bij het meten van de witbalans bij studioverlichting is het aan te bevelen een neutraal grijs
voorwerp als doel te gebruiken. Wanneer u een wit voorwerp gebruikt, dient u een
belichtingsinstelling te selecteren waarbij het voorwerp in de foto grijs zou worden afgebeeld
om een verkeerde interpretatie als gevolg van overbelichting te voorkomen.
69
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—WITBALANS
OK
White Bal
SHOOTING MENU
WB Preset
Set
Preset-1
Preset-2
Preset-3
Witbalans preset oproepen
•Witbalans preset oproepen met de toets
Kies de witbalansinstelling Preset ( blz. 67), druk op de toets (A) en draai
de sub-instelschijf rond (B) tot de gewenste instelling wordt getoond op het
LCD-venster achterop de camera (C).
A B C
De instelling
komt overeen met Preset-1, met Preset-2 en met
Preset-3.
•Witbalans preset oproepen vanaf het opnamemenu
Markeer WB Preset in het witbalansmenu en duw de
multi-selector naar rechts. Het menu rechts verschijnt;
markeer de gewenste instelling en duw de multi-selector
naar rechts om uw keus door te voeren en terug te ke-
ren naar het opnamemenu.
70
Automatische scherpstelling (AF)
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—AUTOMATISCHE SCHERPSTELLING
Voor meer informatie over:
blz. 81 Handmatige scherpstelling
De AF-schakelaar
Wanneer de AF-schakelaar (A) op S (enkelvoudige autofocus) of C (continu auto-
focus) staat, stelt de camera automatisch scherp wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt (B).
A B
Wanneer uw onderwerp stilstaat, kunt u met enkelvoudige autofocus de scherpstelling
op het onderwerp vergrendelen door de ontspanknop half ingedrukt te houden (of
door één van de AF-ON-toetsen ingedrukt te houden). De camera blijft op deze
afstand scherpgesteld zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt (of één van de
AF-ON-toetsen ingedrukt houdt), zelfs als u beelduitsnede zodanig wijzigt dat het
onderwerp zich niet langer in het geselecteerde scherpstelveld bevindt. In deze stand
kan er alleen worden afgedrukt wanneer de camera heeft scherpgesteld (scherpte-
prioriteit).
Bij bewegende onderwerpen kunt u continu AF gebruiken. De camera meet dan
voortdurend de afstand tot het onderwerp in het scherpstelgebied en stelt de
scherpstelling zonodig bij. De ontspanknop kan ook ingedrukt worden als de camera
niet scherpgesteld staat (ontspanprioriteit).
Zowel bij enkelvoudige als continu AF kunt u met behulp van de multi-selector een
van de vijf scherpstelvelden selecteren.
71
Scherpstelstand Beschrijving
C
Continu autofocus
(ontspanprioriteit)
De camera stelt continu scherp zolang de ontspanknop half inge-
drukt wordt gehouden (focus tracking). De ontspanknop kan op
elk moment helemaal worden ingedrukt, ongeacht of de camera
scherpgesteld staat (ontspanprioriteit). Wanneer het teken ()
aangeeft dat het beeld scherpgesteld is, is deze scherpstelling niet
vergrendeld.
S
Enkelvoudige
autofocus
(scherpteprioriteit)
De camera stelt scherp wanneer u de ontspanknop half indrukt.
De scherpstelling blijft vergrendeld zolang u de ontspanknop in
deze positie houdt (scherpstelvergrendeling). De ontspanknop kan
echter alleen helemaal worden ingedrukt als het teken () aan-
geeft dat het beeld scherp is (scherpteprioriteit).
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—AUTOMATISCHE SCHERPSTELLING
72
De AF-ON-toetsen
Een andere manier om de automatische scherpstelling te activeren is door op de
AF-ON-toets (A) te drukken, of door op de AF-ON-toets voor verticale opnamen
(B) te drukken als de ontspanknop voor verticale opnamen is ontgrendeld. Wanneer
u op één van deze twee toetsen drukt, gebeurt er hetzelfde als wanneer u de ontspan-
knop half indrukt.
4—AF Activation ( blz. 162)
Met deze instelling kunt u de camera programmeren om alleen automatisch scherp te stellen
wanneer de AF-ON-toetsen worden ingedrukt, om te voorkomen dat u per ongeluk een foto
neemt.
Automatische scherpstelling (vervolg)
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—AUTOMATISCHE SCHERPSTELLING
A B
73
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—SELECTIE SCHERPSTELVELD
Het gekozen scherpstelveld kan vast worden ingesteld door de multi-selector te
vergrendelen.
U kunt het scherpstelveld niet wijzigen wanneer er beelden op de LCD-monitor worden
weergegeven.
U kunt het scherpstelveld bij ieder type matglas selecteren.
6—Focus Area Select ( blz. 163)
Bij de standaardinstellingen kan de selectie van het scherpstelveld alleen van het middelste
scherpstelveld naar de vier buitenste scherpstelvelden en terug overgaan. Wanneer u de multi-
selector bijvoorbeeld omhoog duwt wanneer het bovenste scherpstelveld geselecteerd is, heeft
dit geen effect. U kunt dit wijzigen, zodat de selectie van het scherpstelveld "doorloopt" en u
van het bovenste naar het onderste gebied of van het linker naar het rechter gebied kunt gaan
zonder de positie van uw vinger op de multi-selector te veranderen.
Voor meer informatie over:
blz. 78 Scherpstelvergrendeling
Selectie scherpstelveld
Uw digitale Nikon-camera heeft vijf scherpstelvelden die samen een flink deel van het
beeld beslaan. Door de keuze van het scherpstelveld te laten afhangen van uw com-
positie en de positie van uw onderwerp, kunt u scherpstellen op een onderwerp dat
zich niet in het midden bevindt zonder de scherpstelvergrendeling te gebruiken.
Ontgrendel de multi-selector (A) en kies daarmee een scherpstelveld. Het geselec-
teerde scherpstelveld wordt weergegeven op het LCD-venster bovenop de camera
(B) en licht in de zoeker even rood op (C).
A B C
74
AF-veldfunctie
Wanneer de automatische scherpstelling aanstaat, kunt u twee AF-veldfuncties kie-
zen: bij de eerste wordt de scherpstelling in één AF-veld bepaald (enkelvelds-AF), bij
de tweede kan de camera de scherpstelling op het onderwerp bijhouden terwijl het
zich van het ene naar het andere scherpstelveld verplaatst (dynamische AF).
Bij enkelvelds-AF kunt u het scherpstelveld zelf kiezen. Als uw onderwerp zich echter
grillig beweegt of als u aan het experimenteren bent met diverse composities, dan
kan het moeilijk of onmogelijk zijn om het scherpstelveld in te stellen met behulp van
de multi-selector. In dergelijke gevallen kunt u dynamische AF gebruiken om de ca-
mera zelf het nieuwe scherpstelpunt te laten kiezen.
Bij gebruik van dynamische AF in combinatie met enkelvoudige autofocus kunt u het
scherpstelveld niet met behulp van de multi-selector kiezen. In plaats daarvan beoor-
deelt de camera continu de afstand tot de onderwerpen in alle vijf de scherpstel-
velden en kiest automatisch het scherpstelveld waarvan het onderwerp zich het
dichtst bij de camera bevindt. Deze combinatie is handig wanneer uw onderwerp
zich altijd het dichtst bij de camera bevindt en u een aantal cameraposities uitpro-
beert om de beste compositie te bepalen.
Bij gebruik van dynamische AF in combinatie continu autofocus meet de camera de
afstand tot het onderwerp in het geselecteerde scherpstelveld als u de ontspanknop
half indrukt om de automatische scherpstelling te activeren. De camera blijft continu
scherpstellen op dit onderwerp terwijl het zich door de scherpstelvelden verplaatst.
U kunt op elk gewenst moment met de multi-selector een nieuw scherpstelveld
kiezen. Deze combinatie is handig wanneer uw onderwerp zich grillig beweegt en
handmatige selectie van het scherpstelveld te langzaam of te omslachtig is.
AF-veldfunctie selecteren
Markeer in het opnamemenu AF Area Mode en duw de
multi-selector naar rechts. Het menu rechts verschijnt. Mar-
keer de gewenste optie en duw de multi-selector naar rechts
om uw keus door te voeren en terug te keren naar het
opnamemenu.
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—AF-VELDFUNCTIE
OK
AF Area Mode
Dynamic Area AF
Single Area AF
SHOOTING MENU
Voor meer informatie over:
blz. 188 Het opnamemenu
75
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—AF-VELDFUNCTIE
De huidige AF-veldfunctie wordt getoond op het LCD-venster bovenop de camera.
BeschrijvingOptieIcoon
Als u de automatische scherpstelling activeert door
de ontspanknop half in te drukken of op één van de
twee AF-ON-toetsen te drukken, stelt de camera
scherp op het onderwerp in het actieve scherpstel-
veld. De camera scant vervolgens continu alle vijf de
scherpstelvelden om scherpgesteld te blijven terwijl
het onderwerp zich door de andere scherpstelvelden
verplaatst. Deze stand is handig als het moeilijk te
voorspellen is waar het onderwerp zich zal bevinden
op het moment dat u afdrukt. Tenzij u het scherpstel-
veld wijzigt met behulp van de multi-selector, wordt
het oorspronkelijk geselecteerde scherpstelveld de
volgende keer dat u de automatische scherpstelling
activeert gebruikt als scherpsteldoel.
Dynamic Area AF
(dynamische AF)
Er zijn de volgende opties:
AF-veldfunctie selecteren met de
toets
Als u AF Area kiest in het Assign FUNC-submenu, dan wordt de functie AF-
veldfunctie toegekend aan de toets, zodat u de AF-veldfunctie kunt selecteren
zonder de cameramenu's te gebruiken. Druk op de toets (A) en draai aan de
hoofdinstelschijf (B) tot de gewenste AF-veldfunctie wordt getoond op het LCD-
venster achterop de camera (C).
A B C
Single Area AF
(enkelvelds-AF)
De camera stelt scherp op het onderwerp in het gese-
lecteerde scherpstelveld. Deze stand is effectief wan-
neer u scherpstelt op relatief statische onderwerpen.
76
Voorkeur voor het dichtstbijzijnde onderwerp
Wanneer u dynamische AF hebt geselecteerd kunt u de voorkeur voor het dichtstbij-
zijnde onderwerp (closest-subject priority) inschakelen. Dan beoordeelt de camera
de afstand tot de onderwerpen in de vijf scherpstelvelden en kiest hij het veld met
het onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt. De camera volgt daarna
dit onderwerp terwijl het zich door de scherpstelvelden verplaatst. Hierdoor blijft hij
scherpgesteld op het doel totdat de ontspanknop wordt ingedrukt. Bij slechte ver-
lichting van het onderwerp of het gebruik van een tele-objectief kan het zijn dat de
camera niet het scherpstelveld met het dichtstbijzijnde onderwerp selecteert. In dat
geval wordt enkelvelds-AF aanbevolen.
Als voorkeur voor het dichtstbijzijnde onderwerp is ingeschakeld worden er in de
zoeker of op het LCD-venster bovenop de camera geen scherpstelindicaties weer-
gegeven.
Geavanceerde opties voor dynamische AF
Indien gewenst kunt u bij dynamische AF en enkelvoudige autofocus de voorkeur voor het
dichtstbijzijnde onderwerp uitzetten, zodat u de multi-selector kunt gebruiken om het scherp-
stelveld te selecteren. U kunt de voorkeur voor het dichtstbijzijnde onderwerp bij dynamische
AF en continu AF activeren, zodat de camera opnieuw scherpstelt op het dichtstbijzijnde on-
derwerp wanneer hij het oorspronkelijke onderwerp is kwijtgeraakt. Deze opties worden al-
leen aanbevolen voor ervaren gebruikers die de nodige voorbereidingen hebben getroffen om
deze combinaties goed te benutten.
9—Dynamic AF, Single-Servo ( blz. 165)
Bij enkelvoudige autofocus staat de voorkeur voor het dichtstbijzijnde onderwerp bij dynami-
sche AF standaard aan. Gebruik Persoonlijke Instelling 9 om de voorkeur voor het dichtstbij-
zijnde onderwerp uit te zetten.
10—Dynamic AF, Continuous-Servo ( blz. 165)
Bij continu autofocus staat de voorkeur voor het dichtstbijzijnde onderwerp bij dynamische AF
standaard uit. Gebruik Persoonlijke Instelling 10 om de voorkeur voor het dichtstbijzijnde on-
derwerp aan te zetten.
Voor meer informatie over:
blz. 116 Het Assign FUNC-submenu
AF-veldfunctie (vervolg)
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—AF-VELDFUNCTIE
77
U kunt het scherpstelveld niet handmatig selecteren als de voorkeur voor het dichtstbij-
zijnde onderwerp geactiveerd is, omdat de camera het scherpstelveld dan automa-
tisch selecteert. Daarom verschijnt er in de zoeker en op het LCD-venster bovenop
de camera geen scherpstelindicatie. In de volgende tabel wordt de relatie tussen de
AF-veldfunctie en het scherpstelveld schematisch weergegeven:
Selectie
scherpstel-
veld
Scherp-
stelveld
AF-
veldfunctie
Voorkeur voor het
dichtstbijzijnde
onderwerp
Weergave
LCD-
venster
Scherpstel-
veld in zoeker
weergeven?
Handmatig
S-AF
Enkelvelds-
AF
Ja
Dynamische
AF
Nee
Ja
Handmatig
C-AF
Enkelvelds-
AF
Ja
Handmatig
Dynamische
AF
Uit
(standaard)
Ja
Automatisch
Aan (Persoonlijke
Instelling 10 staat op
Closest Subject)
Nee
Aan
(standaard)
Uit (Persoonlijke
Instelling 9 staat op
Select AF Area)
Automatisch
Handmatig
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—AF-VELDFUNCTIE
78
Scherpstelvergrendeling
U kunt de scherpstelvergrendeling in combinatie met automatische scherpstelling
gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp dat zich niet in één van de vijf
scherpstelvelden bevindt, of in gevallen waarbij de camera anders niet in staat zou
zijn om automatisch scherp te stellen ( blz. 80).
De werking van de scherpstelvergrendeling is afhankelijk van de gebruikte AF-me-
thode: enkelvoudige AF of continu AF. Volg de stappen hieronder.
1
Plaats het onderwerp in het geselecteerde scherpstelveld (A) en druk de ontspan-
knop half in (B).
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—SCHERPSTELVERGRENDELING
A
B
2
Vergrendel de scherpstelling wanneer het scherpstelteken () in de zoeker ver-
schijnt.
•Bij enkelvoudige autofocus:
Als het scherpstelteken in de zoeker is versche-
nen, wordt de scherpstelling vergrendeld wanneer
u de ontspanknop half indrukt. De scherpstelling
blijft vergrendeld zolang u de knop in deze posi-
tie houdt. U kunt de scherpstelling ook vergren-
delen door op de AE-L/AF-L-toets te drukken (zie hieronder).
•Bij continu autofocus:
Druk nadat het scherpstelteken in de zoeker is
verschenen op de AE-L/AF-L-toets om zowel de
scherpstelling als de belichting te vergrendelen. De
scherpstelling blijft vergrendeld zolang u de AE-L/
AF-L-toets ingedrukt houdt, zelfs als u uw vinger
van de ontspanknop haalt.
Voor meer informatie over:
blz. 96 Belichtingsvergrendeling
79
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—SCHERPSTELVERGRENDELING
3
Houd de scherpstelling vergrendeld, bepaal opnieuw de compositie van uw foto
(A) en druk af (B).
A
B
Wanneer u de scherpstelling vergrendelt door de ontspanknop half in te druk-
ken, kunt u een aantal foto's achter elkaar nemen bij dezelfde scherpstelinstelling
door de ontspanknop tussen de opnamen door licht ingedrukt te houden. De
scherpstelling blijft tussen de opnamen door ook vergrendeld zolang u de AE-L/
AF-L-toets ingedrukt houdt.
Wanneer de scherpstelling vergrendeld is dient u de afstand tussen de camera en
het onderwerp niet te veranderen. Als uw onderwerp zich verplaatst, stel dan
opnieuw scherp.
21—AE-L/AF-L Button ( blz. 172)
U kunt de AE-L/AF-L-toets zo instellen dat alleen de scherpstelling wordt vergrendeld, in plaats
van zowel de scherpstelling als de belichting.
80
Goede resultaten met automatische scherpstelling
In de hieronder beschreven omstandigheden functioneert de automatische
scherpstelling niet goed. In dat geval kunt u handmatig scherpstellen (
blz. 81), of
de automatische scherpstelling gebruiken zoals hieronder beschreven.
Het onderwerp is slecht verlicht
Gebruik een Speedlight met AF-hulpverlichting, zoals de
SB-28DX of SB-50DX (apart leverbaar) en selecteer het
middelste scherpstelveld.
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—GOEDE RESULTATEN MET AUTOMATISCHE SCHERPSTELLING
Het scherpstelveld bevat zowel zeer heldere als relatief don-
kere partijen
Het kan bijvoorbeeld zijn dat de camera niet automatisch
kan scherpstellen als het onderwerp zich half in de scha-
duw bevindt. Stel in dat geval handmatig scherp (
blz.
81).
Het scherpstelveld wordt gedomineerd door regelmatige geo-
metrische patronen
Regelmatige geometrische patronen—bij voorbeeld een rij
ramen van een wolkenkrabber—kunnen het AF-systeem
in verwarring brengen. Gebruik handmatige scherpstelling
(
blz. 81).
Het scherpstelveld bevat voorwerpen die zich op verschillende
afstanden van de camera bevinden
De automatische scherpstelling kan misleid raken wanneer
het onderwerp zich achter gaas of tralies bevindt. Gebruik
de scherpstelvergrendeling (
blz. 78) om op een ander
onderwerp op dezelfde afstand scherp te stellen en bepaal
dan opnieuw de compositie van uw foto.
Er is (bijna) geen contrast tussen het onderwerp en de achtergrond
Gebrek aan contrast—bijvoorbeeld wanneer het onder-
werp dezelfde kleur heeft als de achtergrond—kan auto-
matische scherpstelling onmogelijk maken. Gebruik de
scherpstelvergrendeling (
blz. 78) om op een ander on-
derwerp op dezelfde afstand scherp te stellen en bepaal
dan opnieuw de compositie van uw foto.
81
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—HANDMATIGE SCHERPSTELLING
Handmatige scherpstelling
Handmatige scherpstelling kan worden gebruikt bij objectieven die automatische
scherpstelling niet ondersteunen (andere objectieven dan AF-Nikkor-objectieven) of in
situaties waarin u met automatische scherpstelling niet het gewenste resultaat bereikt.
Scherpstellen in de zoeker
Om handmatig scherp te stellen dient u de AF-schakelaar (A) in de stand M te
zetten en aan de scherpstelring van het objectief (B) te draaien totdat het beeld in
het heldere matte veld in de zoeker scherp is. U kunt ook foto's maken als het
scherpstelteken () niet in de zoeker verschijnt.
Electronische afstandsmeter
Als u in de handmatige scherpstelstand een objectief
met een lichtsterkte van f/5,6 of hoger gebruikt kunt u
het scherpstelteken () gebruiken om de scherpstelling
in een willekeurig scherpstelveld te controleren. Zet
de AF-schakelaar op M en druk de ontspanknop half
in. Voordat de scherpstelinformatie in de zoeker ver-
dwijnt dient u aan de scherpstelring van het objectief
(A) te draaien tot het scherpstelteken () in de zoe-
ker verschijnt (B). Als
verschijnt is de camera scherp-
gesteld op een punt tussen de camera en het onder-
werp. Als verschijnt is de camera scherpgesteld op
een punt achter het onderwerp.
A B
Voor meer informatie over:
blz. 80 Goede resultaten verkrijgen met automatische scherpstelling
blz. 73 Selectie scherpstelveld
A
B
82
Lichtmeting
Bij de D1x zijn drie lichtmeetmethoden mogelijk. Welke u het beste kunt gebruiken
is afhankelijk van de verlichting van het onderwerp. Bij bepaalde objectieven zijn niet
alle meetmethoden beschikbaar.
Om een lichtmeetmethode te kiezen dient u de ontgrendeling
voor de lichtmeetmethode in te drukken (1) terwijl u de
toets voor de lichtmeetmethode in de gewenste stand zet
(2).
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—LICHTMETING
14—Center-Weight Area ( blz. 168)
Deze optie wordt gebruikt om de grootte van het gebied dat bij centrumgerichte lichtmeting
de meeste nadruk krijgt in te stellen op 6 mm, 10 mm, 13 mm of op het gemiddelde voor het
totale beeld (integraalmeting).
Voor meer informatie over:
blz. 198 Compatible objectieven
83
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—LICHTMETING
Er zijn de volgende opties:
Methode Beschrijving
3D-kleuren-
matrix/Kleuren-
matrix
De lichtmeting wordt uitgevoerd met een CCD-sensor met 1005 pixels
(67 verticaal, 15 horizontaal), die de belichting bepaalt op basis van
diverse gegevens over alle sectoren van het beeld. De effectiviteit van
dit systeem is het duidelijkst wanneer het beeld wordt overheerst door
heldere (witte of gele) of donkere (zwarte of groene) kleuren, waarbij
het resultaat dicht ligt bij wat het menselijk oog ziet. 3D-kleurenmatrix-
meting, waarbij voor het bepalen van de belichting ook informatie uit
het objectief wordt gebruikt, is alleen mogelijk bij gebruik van een type
G of D objectief. Bij gebruik van andere typen objectieven wordt kleu-
ren-matrixmeting gebruikt. Deze instelling is niet aan te bevelen bij
gebruik van belichtingsvergrendeling of belichtingscorrectie. Gebruik
in dat geval centrumgerichte meting of spotmeting.
Centrumgericht
De camera meet het licht in het totale beeld, maar legt de nadruk op
een cirkel met een diameter van 8 mm in het midden van het beeld
(gebruik de cirkel van 12 mm middenin de zoeker als referentie voor
centrumgerichte lichtmeting).
Spotmeting
De camera meet het licht in een cirkel met een diameter van 3 mm
die gecentreerd is op het geselecteerde scherpstelveld en circa twee
procent van het beeld beslaat. Spotmeting wordt aanbevolen voor
onderwerpen in tegenlicht, scènes met een hoog contrast en andere
gelegenheden waarbij u de lichtmeting wilt beperken tot een gebied
dat ongeveer overeenkomt met dat van het scherpstelkader. Omdat
de lichtmeting gekoppeld is aan het huidige scherpstelveld, is het aan
te bevelen om uw compositie zo te arrangeren dat het hoofd-
onderwerp in één van de scherpstelvelden valt en vervolgens met de
multi-selector dat scherpstelveld te selecteren. Denk er echter aan
dat wanneer de voorkeur voor het dichtstbijzijnde onderwerp aan-
staat of bij gebruik van een niet-CPU-objectief de lichtmeting alleen
wordt uitgevoerd in het middelste scherpstelveld.
Voor meer informatie over:
blz. 96 Belichtingsvergrendeling
blz. 98 Belichtingscorrectie
blz. 73 Selectie scherpstelveld
blz. 76 Voorkeur voor het dichtstbijzijnde onderwerp
84
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—BELICHTINGSMETHODE
Belichtingsmethode
De D1x biedt de keus uit vier belichtingsmethoden: programma-automatiek, sluiter-
tijdvoorkeuze, diafragmavoorkeuze en handmatig.
Programma-automatiek (geprogrammeerd automatisch)
Bij programma-automatiek stelt de camera de sluitertijd en het diafragma automa-
tisch optimaal in volgens het belichtingsprogramma (zie hiernaast). Deze
belichtingsmethode wordt aanbevolen voor snapshots en andere niet-geplande si-
tuaties waarop u snel moet reageren. Voor meer complexe fotografische situaties
kan programma-automatiek ook worden gebruikt met het flexibel programma, auto-
bracketing (
blz. 100) en belichtingscorrectie ( blz. 98). Programma-automatiek
kan alleen worden gebruikt bij CPU-objectieven.
Zo stel u de programma-automatiek in:
1
Druk op de MODE-toets en verdraai de hoofdinstelschijf
tot op het LCD-venster bovenop de camera verschijnt.
2
Bepaal de uitsnede van uw foto en druk af.
Diafragmaring objectief
Als de diafragmaring van het objectief niet is ingesteld op het kleinste diafragma, verschijnt in de
zoeker en op het LCD-venster bovenop de camera een knipperende aanduiding en is de
ontspanknop geblokkeerd. Dit geldt niet voor type G objectieven, die geen diafragmaring hebben.
Niet-CPU-objectieven
Als u programma-automatiek heeft geselecteerd terwijl er geen CPU-objectief op de camera zit, dan
wordt de belichtingsmethode automatisch op diafragmavoorkeuze ingesteld (A). De diafragmaweergave
in de zoeker en op het LCD-venster bovenop de camera toont de op het LCD-venster
bovenop de camera knippert en de weergave voor de belichtingsmethode in de zoeker staat op
om aan te geven dat het diafragma handmatig moet worden ingesteld met de diafragmaring.
Belichtingsaanduidingen
Als de belichting niet goed kan worden ingesteld omdat het onderwerp te licht of te donker is,
verschijnt er één van de volgende aanduidingen in de zoeker en op het LCD-venster bovenop
de camera:
Onderwerp te licht; gebruik een grijsfilter.
Onderwerp te donker; gebruik een flitser.
85
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—BELICHTINGSMETHODE
Flexibel programma
Bij programma-automatiek is een groot aantal combinaties van sluitertijd en diafragma mogelijk,
waarvan elk de juiste belichting oplevert. Met het flexibel programma kunt u een andere com-
binatie van sluitertijd en diafragma kiezen zonder dat de belichting verandert. Hiervoor draait u
aan de instelschijf (A). Wanneer het flexibele programma in werking is, verschijnt er een asterisk
("*") naast de aanduiding voor de belichtingsmethode op het LCD-venster bovenop de camera
(B). Om de sluitertijd en het diafragma terug te zetten op hun standaardwaarden dient u de
instelschijf te verdraaien tot de asterisk verdwijnt. Het flexibele programma wordt ook opgehe-
ven wanneer u de camera uitzet of een reset met twee toetsen uitvoert ( blz. 184).
Belichtingsprogramma
Hieronder wordt het belichtingsprogramma voor programma-automatiek in een grafiek weer-
gegeven.
De maximum en minimum lichtwaarden (LW) zijn afhankelijk van de gevoeligheid (ISO-equivalent).
Bij matrixlichtmeting wordt een LW van hoger dan 17
1
/
3
bij ISO 200 teruggebracht tot 17
1
/
3
.
A B
Diafragma
-
4
-3
1
2
13
-2
-1
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1
1
F1.4
F1
F2
F2.8
F4
F5.6
F8
F11
F16
F22
F32
30" 15"
8"
4" 2" 1" 2 4 8 15 30 60
125 250 500
1000
2000 4000
8000 16000
2
2
2
1
20
19
18
17
16
15
14
[
EV
]
23
17
1
/
3
Meetbereik: LW 1-21
ISO 200, objectief met lichtsterkte f/1,4 en kleinste
diafragma van f/16 (bijv. AF 50 mm f/1,4D)
Sluitertijd
86
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—BELICHTINGSMETHODE
Belichtingsmethode (vervolg)
Sluitertijdvoorkeuze
Bij sluitertijdvoorkeuze stelt de gebruiker de sluitertijd in terwijl de camera automa-
tisch het diafragma instelt. De sluitertijd is instelbaar van dertig seconden tot 1/
16.000 seconde. Gebruik een korte sluitertijd om bewegingen te "bevriezen" en een
lange sluitertijd om bewegende onderwerpen te vervagen. Sluitertijdvoorkeuze kan
alleen worden gebruikt bij CPU-objectieven.
Om te fotograferen bij sluitertijdvoorkeuze:
1
Druk op de MODE-toets en draai de hoofdinstelschijf
rond tot verschijnt op het LCD-venster bovenop de
camera.
Diafragmaring objectief
Als de diafragmaring van het objectief niet is ingesteld op het kleinste diafragma, dan verschijnt
in de zoeker en op het LCD-venster bovenop de camera een knipperende aanduiding en
is de ontspanknop geblokkeerd. Dit geldt niet voor type G objectieven, die geen diafragmaring
hebben.
Non-CPU Lenses
Als u sluitertijdvoorkeuze heeft geselecteerd terwijl er geen CPU-objectief op de camera zit,
dan wordt de belichtingsmethode automatisch op diafragmavoorkeuze ingesteld (A). De
diafragmaweergave in de zoeker en op het LCD-venster bovenop de camera toont , de
op het LCD-venster bovenop de camera knippert en de weergave voor de belichtingsmethode
in de zoeker staat op om aan te geven dat het diafragma handmatig moet worden ingesteld
met de diafragmaring.
3
Bepaal de uitsnede van uw foto en druk af.
2
Draai aan de hoofdinstelschijf om een sluitertijd te kie-
zen.
87
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—BELICHTINGSMETHODE
Onderwerp te licht; kies een kortere sluitertijd of gebruik een grijsfilter.
Onderwerp te donker; kies een langere sluitertijd of gebruik een flitser.
Tijdopnamen
Bij foto’s die met een sluitertijd van circa één seconde of langer zijn opgenomen kan ruis
optreden.
Belichtingsindicaties
Als de belichting niet goed kan worden ingesteld omdat het onderwerp te licht of te donker is,
knippert de electronische analoge belichtingsaanduiding en verschijnt er één van de volgende
indicaties in de zoeker en op het LCD-venster bovenop de camera:
Sluitertijdvergrendeling
De ingstelde sluitertijd kan worden vergrendeld ( blz. 94).
2—EV Steps for Exposure Control ( blz. 161)
Standaard wordt de sluitertijd gevarieerd in stappen van
1
/
3
LW (
1
/
3
stop). Indien gewenst
kunnen de stappen worden vergroot tot
1
/
2
of 1 stop.
12—Assign Command Dial ( blz. 166)
Deze instelling kan worden gebruikt om de taken van de instelschijven om te draaien, zodat de
hoofdinstelschijf het diafragma regelt en de sub-instelschijf de sluitertijd.
88
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—BELICHTINGSMETHODE
Belichtingsmethode (vervolg)
Diafragmavoorkeuze
Bij diafragmavoorkeuze stelt de gebruiker het diafragma in terwijl de camera auto-
matisch de sluitertijd instelt. Kleine diafragma's (hoge f/-getallen) kunnen worden
gebruikt om de scherptediepte te vergroten, zodat bijvoorbeeld zowel het hoofd-
onderwerp als de achtergrond scherp zijn. Grote diafragma's (lage f/-getallen) hou-
den de achtergrond onscherp en laten meer licht door naar de camera, zodat het
flitsbereik groter wordt en kortere sluitertijden mogelijk zijn.
Om te fotograferen bij diafragmavoorkeuze:
1
Druk op de MODE-toets en draai aan de hoofdinstel-
schijf tot op het LCD-venster bovenop de camera
verschijnt.
Diafragmaring objectief
Als de diafragmaring van het objectief niet is ingesteld op het kleinste diafragma, dan verschijnt
in de zoeker en op het LCD-venster bovenop de camera een knipperende aanduiding en
is de ontspanknop geblokkeerd. Dit geldt niet voor type G objectieven, die geen diafragmaring
hebben.
Niet-CPU-objectieven
Als u diafragmavoorkeuze heeft geselecteerd terwijl er geen CPU-objectief op de camera zit,
dan toont de diafragmaweergave in de zoeker en op het LCD-venster bovenop de camera
om aan te geven dat het diafragma handmatig moet worden ingesteld met de diafragma-
ring van het objectief.
3
Bepaal de uitsnede van uw foto en druk af.
2
Draai aan de hoofdinstelschijf om een diafragma te kie-
zen.
89
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—BELICHTINGSMETHODE
Onderwerp te licht; kies een hoger f/-getal of gebruik een grijsfilter.
Onderwerp te donker; kies een lager f-/getal of gebruik een flitser.
Belichtingsindicaties
Als de belichting niet goed kan worden ingesteld omdat het onderwerp te licht of te donker is,
knippert de electronische analoge belichtingsaanduiding en verschijnt er één van de volgende
indicaties in de zoeker en op het LCD-venster bovenop de camera:
Diafragmavergrendeling
Het ingestelde diafragma kan worden vergrendeld ( blz. 94).
2—EV Steps for Exposure Control ( blz. 161)
Standaard wordt het diafragma gevarieerd in stappen van
1
/
3
LW (
1
/
3
stop). Indien gewenst
kunnen de stappen worden vergroot tot
1
/
2
of 1 stop.
12—Assign Command Dial ( blz. 166)
Deze instelling kan worden gebruikt om de taken van de instelschijven om te draaien, zodat de
hoofdinstelschijf het diafragma regelt en de sub-instelschijf de sluitertijd.
22—Aperture Setting ( blz. 173)
Gebruik deze instelling als u het diafragma wilt instellen met de diafragmaring van het objectief.
Let er op dat het diafragma bij type G objectieven altijd wordt ingesteld met behulp van de
instelschijven, ongeacht de optie die u gekozen heeft bij Persoonlijke Instelling 22.
90
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—BELICHTINGSMETHODE
Belichtingsmethode (vervolg)
Handmatig
In de handmatige stand regelt de gebruiker zowel het diafragma als de sluitertijd. De
sluiter kan onbeperkt worden opengehouden voor een lange tijdopname ("bulb") of
de sluitertijd kan worden ingesteld op een vaste waarde tussen dertig seconden en
1/16.000 seconde. Het diafragma kan worden ingesteld van de minimum tot de
maximum waarde voor het objectief. Wanneer u de electronische analoge
belichtingsaanduiding in de zoeker of het LCD-venster bovenop de camera als lei-
draad gebruikt, kunt u de belichting afstemmen op de opnameomstandigheden en
de specifieke taak.
Om te fotograferen in de handmatige bedieningsstand:
1
Druk op de MODE-toets en draai de hoofdinstelschijf
rond tot verschijnt op het LCD-venster bovenop
de camera.
Diafragmaring objectief
Als de diafragmaring van het objectief niet is ingesteld op het kleinste diafragma, is er in de
zoeker en op het LCD-venster bovenop de camera een knipperende aanduiding te zien
en is de ontspanknop buiten werking gesteld. Dit geldt niet bij type G objectieven, die geen
diafragmaring hebben.
Niet-CPU-objectieven
Als u diafragmavoorkeuze heeft geselecteerd terwijl er geen CPU-objectief op de camera zit,
dan tonen de diafragma-aanduiding in de zoeker en op het LCD-venster bovenop de camera
om aan te geven dat het diafragma handmatig moet worden ingesteld.
Tijdopnamen
Bij een sluitertijdinstelling op blijft de sluiter net zolang open als u de ontspanknop
ingedrukt houdt. Wanneer de sluiter echter bij welke instelling dan ook langer dan circa één
seconde open is, kan het beeld ruis vertonen.
91
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—BELICHTINGSMETHODE
2
Draai aan de hoofdinstelschijf om een sluitertijd te kiezen (A). U stelt het dia-
fragma in door aan de sub-instelschijf te draaien (B).
A
B
2—EV Steps for Exposure Control ( blz. 161)
Standaard worden het diafragma en de sluitertijd gevarieerd met stappen van
1
/
3
LW (
1
/
3
stop).
Indien gewenst kunnen de stappen worden verhoogd tot
1
/
2
of 1 stap.
92
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—BELICHTINGSMETHODE
3
Bepaal de uitsnede van uw foto en druk af.
Belichtingsmethode (vervolg)
Controleer de belichting in de electronische analoge belichtingsaanduiding in de
zoeker en op het LCD-venster bovenop de camera, zoals hieronder afgebeeld
(de onderstaande illustratie toont de weergave die op het LCD-venster bovenop
de camera verschijnt). Stel de sluitertijd en het diafragma in om de de gewenste
belichting is bereikt. Als de grenzen van het lichtmeetssysteem van de camera
worden overschreden, gaat de electronische analoge belichtingsaanduiding knip-
peren.
Optimale belichting Optimale belichting Optimale belichting
1
/
3
LW onderbelicht
1
/
2
LW onderbelicht 1 LW onderbelicht
Meer dan 2 LW
overbelicht
Meer dan 3 LW
overbelicht
Meer dan 3 LW
overbelicht
Persoonlijke Instelling 2
(EV steps for
exposure control)
ingesteld op
1
/
3
stap
Persoonlijke Instelling 2
(LW-stappen voor
belichtingsregeling)
ingesteld op
1
/
2
stap
Persoonlijke Instelling 2
(EV steps for
exposure control)
ingesteld op 1 stap
93
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—BELICHTINGSMETHODE
AF Micro Nikkor-objectieven
Wer kt u met een losse belichtingsmeter en gebruikt u de sub-instelschijf om het diafragma in te
stellen, dan hoeft u geen rekening te houden met verlengingsfactoren. Een belichtingscorrectie
in verband met een verlengingsfactor is alleen nodig wanneer u de diafragmaring van het
objectief gebruikt.
Vergrendeling sluitertijd en diafragma
De sluitertijd en het diafragma kunnen worden vergrendeld ( blz. 94).
12—Assign Command Dial ( blz. 166)
Deze instelling kan worden gebruikt om de taken van de instelschijven om te draaien, zodat de
hoofdinstelschijf het diafragma regelt en de sub-instelschijf de sluitertijd.
22—Aperture Setting ( blz. 173)
Gebruik deze instelling als u het diafragma wilt instellen met de diafragmaring van het objectief.
Let er op dat het diafragma bij type G objectieven altijd wordt ingesteld met behulp van de
instelschijven, ongeacht de optie die u gekozen heeft bij Persoonlijke Instelling 22.
94
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—BELICHTINGSMETHODE
Belichtingsmethode (vervolg)
Vergrendeling sluitertijd en diafragma
Bij de standen sluitertijdvoorkeuze en handmatige belichting kunt u de ingestelde
sluitertijd vergrendelen. Bij de standen diafragmavoorkeuze en handmatige belichting
kunt u het ingestelde diafragma vergrendelen. Vergrendelen is niet mogelijk bij pro-
gramma-automatiek. Voor verhoogd gebruiksgemak kunt u de vergrendelfunctie toe-
kennen aan de
toets door Lock te selecteren in het Assign FUNC-submenu
van het opnamemenu.
Sluitertijdvergrendeling
Als u de vergrendelfunctie heeft toegekend aan de
toets, dan kunt u de geko-
zen sluitertijd vergrendelen door op de toets te drukken (A) en aan de hoofd-
instelschijf te draaien (B) tot de icoon van de sluitertijdvergrendeling in de zoeker en
op het LCD-venster bovenop de camera verschijnt (C). Om de sluitertijd te
ontgrendelen dient u op de
toets te drukken en aan de hoofdinstelschijf te
draaien tot de vergrendelicoon niet langer in de zoeker en op het LCD-venster
wordt weergegeven.
Diafragmavergrendeling
Als u de vergrendelfunctie heeft toegekend aan de
toets, dan kunt u het inge-
stelde diafragma vergrendelen door op de
toets te drukken (A) en aan de sub-
instelschijf te draaien (B) tot de icoon van de diafragmavergrendeling in de zoeker en
op het LCD-venster bovenop de camera verschijnt (C). Om het diafragma te
ontgrendelen dient u op de
toets te drukken en aan de sub-instelschijf te
draaien tot de vergrendelicoon niet langer in de zoeker en op het LCD-venster
wordt weergegeven.
A B C
A B C
95
ADVANCED PHOTOGRAPHY—EXPOSURE MODE
OK
Command Lock
OFF
Shutter-Speed
Aperture
Both
SHOOTING MENU
Het Command Lock-menu
De sluitertijd en het diafragma kunnen ook worden vergren-
deld vanaf het Command Lock-submenu. Markeer in het
opnamemenu Command Lock en duw de multi-selector
naar rechts om de bijbehorende opties op te roepen. Mar-
keer de gewenste optie en duw de multi-selector naar rechts
om uw keus door te voeren en terug te keren naar het
opnamemenu.
Er zijn de volgende opties:
Shutter-Speed
Alleen de sluitertijd wordt vergrendeld. Deze optie kan niet wor-
den gebruikt bij de belichtingsmethoden diafragmavoorkeuze en
programma-automatiek.
Aperture
Alleen het diafragma wordt vergrendeld. Deze optie kan niet wor-
den gebruikt bij de belichtingsmethoden sluitertijdvoorkeuze en
programma-automatiek.
Both
Zowel de sluitertijd als het diafragma worden vergrendeld. Deze
optie kan alleen worden gebruikt bij handmatige belichting.
OFF
Vergrendelingen die van kracht zijn in de huidige belichtingsmethode
worden opgeheven.
Voor meer informatie over:
blz. 116 Het Assign FUNC-submenu
blz. 188 Het opnamemenu
Optie Beschrijving
96
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—BELICHTINGSVERGRENDELING
Belichtingsvergrendeling
Met belichtingsvergrendeling is het mogelijk om de belichting met centrumgerichte
lichtmeting of spotmeting af te stemmen op een onderwerp waarop de lichtmeting
in de uiteindelijke beelduitsnede niet gericht zal zijn. Richt de camera op het onder-
werp en druk op de AE-L/AF-L-toets om de belichting te meten. De belichting blijft
op deze instelling vergrendeld zolang u de toets ingedrukt houdt. Zo kunt u de
gemeten belichting vasthouden terwijl u opnieuw de uitsnede van uw foto inneemt.
Zo gebruikt u de belichtingsvergrendeling:
1
Druk op de ontgrendeling van de selectieknop voor de
lichtmeetmethode (1) en draai aan die knop (2) om
centrumgerichte meting of spotmeting te selecteren.
Matrixmeting, waarbij de belichting voor het totale beeld
w ordt gemeten, levert in combinatie met
belichtingsvergrendeling niet het gewenste resultaat op.
2
Plaats het onderwerp in het scherpstelveld (gebruik het middelste scherpstelveld
bij gebruik van centrumgerichte lichtmeting), druk de ontspanknop half in en
controleer of het scherpstelteken () in de zoeker verschijnt (A). Terwijl u de
ontspanknop half ingedrukt houdt, dient u de AE-L/AF-L-toets in te drukken en
ingedrukt te houden (B).
Bij spotmeting meet de camera de belichting in het geselecteerde scherpstelveld
(of in het middelste scherpstelveld wanneer een niet-CPU-objectief wordt ge-
bruikt of voorkeur voor het dichtstbijzijnde onderwerp geactiveerd is). Bij centrum-
gerichte lichtmeting meet de camera het licht in het totale beeld, met de nadruk
op een cirkel met een diameter van 8 mm in het midden van de zoeker.
De belichting blijft vergrendeld zolang u de AE-L/AF-L-toets ingedrukt houdt. Bij
enkelvoudige of continu autofocus worden zowel de scherpstelling als de belichting
vergrendeld als u de AE-L/AF-L-toets indrukt. Wanneer de belichtingsvergrendeling
geactiveerd is, is er in de zoeker een EL-indicator te zien.
A B
97
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—BELICHTINGSVERGRENDELING
3
Houd de AE-L/AF-L-toets ingedrukt, bepaal opnieuw de compositie van uw foto
(A) en druk af (B).
Sluitertijd en diafragma instellen
Wanneer de belichtingsvergrendeling actief is kunt u de volgende aanpassingen uitvoeren:
Belichtingsmethode
Programma-automatiek
Handeling
een nieuwe combinatie van diafragma en sluitertijd kiezen met
het flexibele programma ( blz. 84)
Sluitertijdvoorkeuze de sluitertijd veranderen
Diafragmavoorkeuze het diafragma veranderen
Deze handelingen zijn niet van invloed op de gemeten belichting. De ingestelde waarden wor-
den getoond in de zoeker en op het LCD-venster bovenop de camera.
Wanneer de belichtingsvergrendeling actief is kan de lichtmeting niet worden gewijzigd. Eventuele
wijzigingen in de lichtmeting worden pas van kracht nadat u de AE-L/AF-L-toets losgelaten heeft.
7—AE Lock ( blz. 164)
Deze instelling kan worden gebruikt om de functie belichtingsvergrendeling toe te kennen aan
de ontspanknop.
14—Center Weight Area ( blz. 168)
Deze optie wordt gebruikt om de grootte van het gebied dat de meeste nadruk krijgt bij
centrumgerichte lichtmeting in te stellen op 6 mm, 10 mm, 13 mm of op het gemiddelde voor
het totale beeld.
21—AE-L/AF-L Button ( blz. 172)
Met deze optie kan worden ingesteld of de AE-L/AF-L-knop de vergrendeling realiseert van
scherpstelling én belichting, alleen de scherpstelling of alleen de belichting, of dat eenmaal
indrukken de belichting vergrendelt totdat de knop een tweede maal wordt ingedrukt of de
opname wordt gemaakt.
A B
98
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—BELICHTINGSCORRECTIE
Belichtingscorrectie
Belichtingscorrectie wordt toegepast om opzettelijk af te wijken van de optimale
belichtingswaarde die de camera heeft geselecteerd. Dit kan bijvoorbeeld van pas
komen wanneer u van een onderwerp met een hoog contrast verschillende
belichtingen wilt proberen. Belichtingscorrectie werkt het best in combinatie met
centrumgerichte meting of spotmeting.
1
Druk de toets in en draai aan de hoofdinstelschijf. De belichtingscorrectie kan
worden ingesteld op een willekeurige waarde tussen +5 LW en –5 LW met
stappen van
1
/
3
LW (
1
/
3
stop). Als vuistregel geldt dat een positieve waarde voor
belichtingscorrectie moet worden ingesteld als de achtergrond lichter is dan het
hoofdonderwerp, en een negatieve waarde als de achtergrond donkerder is dan
het hoofdonderwerp.
Weergave zoeker
-0,3 LW
+2 LW
Bij andere waarden dan ±0 verschijnt er een indicatie in de zoeker en op het
LCD-venster bovenop de camera, en knippert de "0" middenin de electronische
analoge belichtingsaanduiding. U kunt op elk gewenst moment controleren wat
de huidige belichtingscorrectie-instelling is door op de toets te drukken of
door op de electronische analoge belichtingsaanduiding te kijken.
99
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—BELICHTINGSCORRECTIE
2—EV Steps for Exposure Control ( blz. 161)
Deze instelling kan worden gebruikt om de stappen voor belichtingscorrectie in te stellen op
1
/
2
of 1 stop.
13—Easy Exposure Compensation ( blz. 167)
Deze instelling kan worden gebruikt om de belichting met alleen de instelschijven in te kunnen
stellen.
2
Bepaal de uitsnede van de foto, stel scherp en druk af.
U kunt de normale belichting terugzetten door de belichtingscorrectie op nul te
zetten of door een reset met twee toetsen uit te voeren. De belichtingscorrectie
wordt niet teruggesteld wanneer u de camera uitzet.
100
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—AUTO-BRACKETING
Auto-bracketing
Met auto-bracketing maakt de camera volautomatisch een belichtingstrapje, waarbij
naast de door de camera gemeten belichting (al dan niet met belichtingscorrectie
aangepast) een ruimere en een krappere belichting worden gerealiseerd. Het ver-
schil tussen de belichtingen is maximaal ± 2 LW. Auto-bracketing kan worden ge-
bruikt in alle belichtingsmethoden.
1
Druk de BKT-toets in (A) en
draai de hoofdinstelschijf rond
totdat BKT verschijnt op het
LCD-venster bovenop de ca-
mera (B).
2
Druk de BKT-toets in (A) en draai de sub-instelschijf rond (B) om een bracketing-
programma te kiezen (C).
Welke belichtingsinstellingen beïnvloed worden door auto-bracketing hangt af van de
belichtingsmethode.
Belichtingsmethode Camera stelt belichting in door variëren van
Diafragmavoorkeuze Sluitertijd
Programma-automatiek Sluitertijd en diafragma
Sluitertijdvoorkeuze Diafragma
Handmatig Sluitertijd
A B C
2—EV Steps for Exposure Control ( blz. 161)
Deze instelling regelt de grootte van de stappen voor auto-bracketing.
A B
101
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—AUTO-BRACKETING
Welke bracketing-programma gebruikt kan worden hangt af van de grootte van de
LW-stappen die u heeft geselecteerd bij Persoonlijke Instelling 2.
Persoonlijke Instelling 2 ingesteld op 1/3 stop
Optie
Belichtingsweergave
–2F1.0
–2F0.7
–2F0.3
+2F1.0
+2F0.7
+2F0.3
–3F1.0
–3F0.7
–3F0.3
+3F1.0
+3F0.7
+3F0.3
3F1.0
3F0.7
3F0.3
Persoonlijke Instelling 2 ingesteld op 1/2 stop
Optie
–2F1.0
–2F0.5
+2F1.0
+2F0.5
–3F1.0
–3F0.5
+3F1.0
+3F0.5
3F1.0
3F0.5
Belichtingsweergave
Bracketing-
volgorde
0/–1,0
0/–0,5
0/+1,0
0/+0,5
–1,0/ –2,0 /0
–0,5/ –1,0 /0
+1,0/ 0 /+2,0
+0,5/ 0 /+1,0
0/ –1,0 /+1,0
0/ –0,5 /+0,5
Bracketing-
volgorde
0/–1,0
0/–0,7
0/–0,3
0/+1,0
0/+0,7
0/+0,3
–1,0/ –2,0 /0
–0,7/ –1,3 /0
–0,3/ –0,7 /0
+1,0/ 0 /+2,0
+0,7/ 0 /+1,3
+0,3/ 0 /+0,7
0/ –1,0 /+1,0
0/ –0,7 /+0,7
0/ –0,3 /+0,3
Persoonlijke Instelling 2 ingesteld op 1 stop
Optie
–2F1.0
+2F1.0
–3F1.0
+3F1.0
3F1.0
Belichtingsweergave
Bracketing-
volgorde
0/–1,0
0/+1,0
–1,0/ –2,0 /0
+1,0/ 0 /+2,0
0/ –1,0 /+1,0
11—AE/Flash Bracketing ( blz. 166)
Als een Speedlight flitser wordt gebruikt in combinatie met auto-bracketing, zullen zowel het
flitsniveau (DDL-niveau voor het hoofdonderwerp) en de belichting bij elke opname variëren.
Met Persoonlijke Instelling 11 kunt u de camera zo programmeren dat bij bracketing alleen het
flitsniveau of alleen op de belichtingswaarde wordt gevarieerd.
102
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—AUTO-BRACKETING
3
Om de eerste foto in de serie te nemen dient u de compositie te bepalen, scherp
te stellen en af te drukken. Wanneer u de ontspanknop ingedrukt houdt en de
keuzeschijf op C (continu stand) heeft gezet, stopt de camera automatisch met
fotograferen na het nemen van het aantal opnamen dat in het bracketing-pro-
gramma is opgegeven (twee of drie). Bij de enkelbeeldstand en de
zelfontspannerstand wordt er telkens als u de ontspanknop helemaal indrukt één
foto genomen. Om bracketing op te heffen voordat alle foto's in de serie ge-
maakt zijn, dient u de BKT-toets in de drukken en de hoofdinstelschijf te ver-
draaien totdat BKT niet langer in de zoeker en op het LCD-venster wordt weer-
gegeven. Het programma dat was geselecteerd toen auto-bracketing werd opge-
heven wordt de volgende keer dat u auto-bracketing gebruikt weer teruggesteld.
Tijdens het fotograferen toont de camera de gewijzigde waarden voor sluitertijd en diafragma.
Bracketing kan in combinatie met belichtingscorrectie worden gebruikt om correctiewaarden
van meer dan +2,0 of minder dan –2,0 te verkrijgen.
Als de camera wordt uitgezet voordat alle foto's in de serie zijn genomen, wordt het bracketing
hervat vanaf de volgende opname in de serie wanneer de camera weer wordt aangezet. Als de
geheugenkaart volraakt voordat alle foto's in de serie gemaakt zijn, kunt u verder gaan met de
volgende opname in de serie nadat u een aantal beelden heeft gewist of een nieuwe geheugen-
kaart in de camera heeft geplaatst.
3—Bracketing Order ( blz. 162)
Deze instelling kan worden gebruikt om de bracketing-volgorde te wijzigen, zodat bracketing
van onderbelicht naar overbelicht wordt uitgevoerd.
Voor meer informatie over:
blz. 103 Zelfontspanner gebruiken
blz. 98 Belichtingscorrectie
Auto-bracketing (vervolg)
103
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—ZELFONTSPANNER
Zelfontspanner
De zelfontspanner kan worden gebruikt om trillingsonscherpte te voorkomen of om
zelf op de foto te komen. De camera dient op een stabiele, vlakke ondergrond te
worden geplaatst; gebruik van een statief is aan te bevelen.
Zo gebruikt u de zelfontspanner:
1
Druk de ontgrendeling van de keuzeschijf in (1) en zet de
keuzeschijf (2) op
(zelfontspannerstand).
2
Bepaal de uitsnede van uw foto en stel scherp. Controleer bij gebruik van enkelvou-
dige autofocus dat het scherpstelteken () in de zoeker wordt getoond, aangezien
er anders geen opname wordt gemaakt. Als de belichtingsmethode niet op hand-
matig (M) staat, dient u de oculairafsluiter (A) te sluiten om te voorkomen dat licht
dat via het oculair binnetreedt de automatische belichting misleidt. Stel de camera
scherp en druk de ontspanknop helemaal in om de zelfontspanner te starten (B).
De zelfontspannerlamp voorop de camera gaat knipperen (C) en stopt circa twee
seconden voordat de sluiter automatisch ontspant om een foto te nemen.
A B C
Ga bij het activeren van de zelfontspanner niet voor het objectief staan om de timer te
starten indien de autofocus actief is.
Als u de sluitertijd in de zelfontspannerstand op zet, wordt de sluitertijd ingesteld op
ongeveer
1
/
4
sec.
Om de zelfontspanner uit te zetten voordat er een foto genomen is, dient u de keuzeschijf op
een andere instelling te zetten.
16—Self-timer Delay ( blz. 169)
Met deze optie kan de vertraging van de zelfontspanner worden ingesteld op 10 (standaard-
waarde), 2, 5 of 20 seconden.
104
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—DIOPTRIE-AANPASSING
Dioptrie-aanpassing
De zoeker is voorzien van een dioptrie-instelknop om het beeld aan te passen aan
verschillen in gezichtsvermogen.
Om de dioptrie van de zoeker aan te passen dient u de
dioptrieknop uit te trekken en rond te draaien tot de
scherpstelhaakjes in de zoeker scherp zijn. De dioptrie
kan worden ingesteld tussen –3 m
-1
en + 1 m
-1
. Met
behulp van corrigerende lenzen (apart verkrijgbaar) kan
de dioptrie worden ingesteld tussen –3 m
-1
en +2 m
-1
.
Als u de dioptrie naar tevredenheid heeft ingesteld, dient u de dioptrieknop terug te
duwen in het camerahuis.
Pas bij het bedienen van de dioptrieknop op dat u uw oog niet met vinger of nagel beschadigt.
Voor meer informatie over:
blz. 198 Accessoires
105
17—LCD Illumination ( blz. 169)
Met deze optie kunt u de verlichting zo instellen dat hij aanspringt wanneer u op een willekeu-
rige toets drukt.
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—LCD-VERLICHTING
LCD-verlichting
Met behulp van de LCD-verlichting kunt u de LCD-vensters verlichten, zodat u de
camera-instellingen ook in het donker kunt aflezen.
Om de verlichting aan te zetten dient u de AAN/UIT-
knop op te draaien. De verlichting blijft aan zolang u
de knop in deze stand houdt. Als u de knop heeft losge-
laten blijft de verlichting aan zolang er belichtingsinformatie
wordt weergegeven of totdat de ontspanknop wordt
ingedrukt.
106
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—VISUELE SCHERPTEDIEPTECONTROLE
Visuele scherptedieptecontrole
Om de scherptediepte bij een bepaalde diafragma-instelling te controleren drukt u
de knop voor de visuele scherptedieptecontrole in.
Het objectief wordt ingesteld op het diafragma dat de
camera heeft geselecteerd bij programma-automatiek
of sluitertijdvoorkeuze, of op de waarde die de gebrui-
ker heeft geselecteerd bij diafragmavoorkeuze of hand-
matige belichtingsregeling. Het zoekerbeeld geeft u een
indruk van de scherptediepte die bij het huidige dia-
fragma kan worden verkregen.
107
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—POSITIE BRANDPUNT
Positie brandpunt
De positie van het brandpunt in de camera wordt aangegeven door middel van een
merkteken op het camerahuis.
De opnameafstand, de afstand tussen de camera en het
onderwerp, dient bij handmatige meting vanaf dit merk-
teken te worden gemeten. De afstand tussen
bajonetvatting en het brandpunt is 46,5 mm.
108
TTL-flitsfotografie
Om TTL (through-the-lens) flitssturing toe te passen, dient u een SB-80DX, SB-
50DX of SB-28DX Speedlight op de camera aan te sluiten en de flitser op D-TTL
automatisch flitsen te zetten. Afhankelijk van het type objectief dat u gebruikt zijn één
of meer van de volgende TTL-flitsstanden mogelijk. TTL-flitssturing kan alleen wor-
den gebruikt in combinatie met de SB-80DX, SB-50DX en SB-28DX.
3D Multi-Sensor uitgebalanceerde invulflits voor digitale reflexen
Multi-Sensor Uitgebalanceerde invulflits voor digitale reflexen
Deze stand kan worden gebruikt wanneer er een Nikkor-objectief met CPU op de
camera zit. Op basis van informatie van het matrixmeetsysteem wordt de flitsdosering
afgestemd op het bereiken van een balans tussen flitslicht en omgevingslicht. Wan-
neer u op de ontspanknop drukt, geeft de Speelight-flitser, vlak voor de opname een
serie nauwelijks waarneembare voorflitsen (monitor-voorflitsen) af. De monitor-voor-
flitsen worden weerkaatst door objecten in alle delen van het beeld en worden
gemeten door de TTL-multisensor van de camera. Deze informatie wordt onmiddel-
lijk geanalyseerd in combinatie met informatie over de huidige gevoeligheidsinstelling
(ISO-equivalent), het diafragma, de brandpuntafstand van het objectief en de
belichtingscorrectiewaarde. Het resultaat van deze analyse wordt gebruikt om de
intensiteit van de flitser af te stemmen op de omgevingsverlichting. Bij gebruik van
een type G of D objectief wordt er afstandsinformatie in de berekening meegeno-
men, wat resulteert in een nog nauwkeurigere flitssturing (3D Multi-Sensor Uit-
gebalanceerde Invulflits).
Centrumgerichte TTL-invulflits voor digitale reflexcamera
Deze stand wordt gebruikt bij objectieven zonder CPU. Bij gebruik van een objectief
zonder CPU kiest de camera automatisch centrumgerichte lichtmeting, zodat de
intensiteit van de flitser ongeveer in balans is met de omgevingsverlichting van het
hoofdonderwerp en de achtergrond. Als er zich een sterk reflecterend object in het
beeld bevindt of als de achtergrond geen licht weerkaatst, kan het zijn dat de camera
niet in staat is de belichting goed in te stellen. In dat geval is het aan te bevelen
standaard TTL-flitssturing te gebruiken. De standaard TTL-flitssturing wordt automa-
tisch geactiveerd wanneer u spotmeting heeft geselecteerd.
Standaard TTL-flits voor digitale reflexcamera
De standaard TTL-flitssturing kan bij alle typen objectieven worden gebruikt. Bij stan-
daard TTL-flitssturing wordt geen rekening gehouden met de helderheid van de
achtergrond, maar wordt de intensiteit van de flitser zo afgestemd dat het hoofd-
onderwerp voldoende licht krijgt. Daardoor is deze stand geschikt voor foto's waarop
het hoofdonderwerp wordt benadrukt ten koste van andere details, of waarbij
belichtingscorrectie wordt gebruikt. Deze stand wordt automatisch geactiveerd wan-
neer u spotmeting selecteert.
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—TTL-FLITSFOTOGRAFIE
109
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—FLITSAANSLUITINGEN EN -INDICATIES
Flitsaansluitingen en -indicaties
Uw digitale Nikon-camera is voorzien van een accessoireschoentje waarmee
Speedlight flitsers direct op de camera kunnen worden aangesloten en een synchro-
nisatie-aansluiting waarmee Speedlights via een flitskabel kunnen worden aangeslo-
ten. Wanneer u een Speedlight heeft aangesloten, geeft de flitsklaar-aanduiding in de
zoeker aan wanneer de flitser volledig opgeladen en klaar voor gebruik is.
Accessoireschoentje
Een aantal Nikon Speedlights, waaronder de SB-80DX,
SB-50DX, SB-28DX, SB28, SB-27, SB-26, SB-25, SB-24,
SB-23, SB-22s, SB-29s en SB-29, kunnen direct, zonder
synchronisatiekabel, op het accessoireschoentje worden
bevestigd. Het accessoireschoentje is uitgerust met een
veiligheidsvergrendeling die er voor zorgt dat Speedlights
met een vergrendelpen (de SB-80DX, SB-28DX, SB28, SB-27, SB-26, SB-25, SB-22s,
SB-29s en SB-29) niet van de camera kunnen vallen.
Flitskabelaansluiting
Op het synchronisatiecontact van de camera kunt u een
flitskabel aansluiten. Gebruik de kabelaansluiting niet
wanneer u flitst met synchronisatie op het tweede sluiter-
gordijn en de Speedlight SB-80DX, SB-50DX, SB-28DX,
SB-28, SB-27, SB-26, SB-25, SB-24, SB-23, SB-22s, SB-29s
of SB-29 op het accessoireschoentje bevestigd is.
Flitsklaarlampje
Wanneer de Speedlight SB-80DX, SB-50DX, SB-28DX, SB-28, SB-27, SB-26, SB-25,
SB-24, SB-23, SB-22s, SB-29s of SB-29 is aangesloten, gaat het flitsklaarlampje bran-
den wanneer de flitser volledig opgeladen en klaar voor gebruik is. Als het flitsklaar-
lampje gedurende drie seconden knippert direct nadat u een foto met de flits in de
D-TTL-stand of de niet-TTL automatische flitsstand heeft genomen, is de flitser op
volle capaciteit afgevuurd en kan het zijn dat de foto onderbelicht is. Controleer het
resultaat op de LCD-monitor. Is de foto onderbelicht, stel dan de afstand tot het
onderwerp, het diafragma, de sluitertijd of de uitlichtingshoek bij en maak een nieuwe
opname.
110
De camera doorloopt de volgende cyclus van flitsmethoden:
Bij toepassing van rode-ogenreductie is er één seconde vertraging tussen het moment waarop
u de ontspanknop helemaal indrukt en het ontspannen van de sluiter. Houd de camera gedu-
rende deze tijd stil en let er op dat uw onderwerp niet beweegt. De rode-ogenreductie werkt
het best wanneer uw onderwerp zich ruim binnen het flitsbereik bevindt en wanneer mensen
recht naar de camera kijken.
Om door cameratrilling veroorzaakte onscherpte te voorkomen, wordt aanbevolen bij flitsen
met lange sluitertijden (al dan niet met rode-ogenreductie) een statief te gebruiken.
Synchronisatie op het tweede sluitergordijn kan niet in combinatie met een studioflitssysteem
worden gebruikt.
Flitsmethoden
Er zijn vijf flitsmethoden. Om de flitsmethode in te stellen, dient u de flitstoets (A) in
te drukken terwijl u aan de hoofdinstelschijf draait (B).
BA
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—FLITSMETHODEN
*
*In de standen programma-automatiek en diafragmavoorkeuze wordt het rechts
getoonde symbool weergegeven wanneer de flitstoets wordt losgelaten.
111
De flitser wordt gecombineerd met een lange sluitertijd (maxi-
maal 30 sec), waardoor het bestaande licht de achtergrond tot
uiting doet komen. Bij de standen programma-automatiek en
diafragmavoorkeuze kiest de camera gewoonlijk automatisch
een sluitertijd van
1
/
500
1
/
60
sec.
Flitsen met lange tijden
Gebruik deze stand om beweging te suggereren door een lichtst-
room te creëren die bewegende voorwerpen lijkt te volgen.
Wanneer deze stand wordt gecombineerd met programma-
automatiek of diafragmavoorkeuze, dan wordt een lange sluiter-
tijd gekozen, zodat hetzelfde effect wordt bereikt als bij flitsen
met lange tijden. Bij gebruik van de SB-26, SB-25 of SB-24 dient
u de flitser op REAR in te stellen.
Synchronisatie achterste
gordijn
Deze stand combineert rode-ogenreductie met flitsen met een
lange tijd (alleen mogelijk met de SB-80DX, SB-28DX, SB-28,
SB-27 en SB-26). Zet de belichtingsmethode op programma-
automatiek of diafragmavoorkeuze.
Rode-ogenreductie met
lange tijden
Deze stand wordt voor de meeste situaties aanbevolen. Ge-
bruikt u de SB-26, SB-25 of SB-24, kies dan op de flitser de
stand NORMAL.
Synchronisatie voorste
gordijn
Er zijn de volgende flitsmethoden:
Flitssynch.stand Beschrijving
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—FLITSMETHODEN
In deze stand (alleen mogelijk bij de SB-80DX, SB-28DX, SB-28,
SB-27 en SB-26) wordt er ongeveer één seconde voordat de
hoofdflitser wordt afgevuurd een voorflits voor rode-ogen-
reductie afgevuurd, waardoor de pupillen in de ogen van uw
onderwerp samentrekken en en een eventueel "rode ogen"-
effect wordt verminderd.
Rode-ogenreductie
112
Compatible flitsers
Bij uw digitale Nikon-camera kunt u de onderstaande Speedlight flitsers gebruiken.
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—COMPAT IBLE FLITSERS
Standaard
TTL
2
Niet-TTL
automatisch
TTL
1
A
SB-80DX
SB-50DX
13
SB-28DX
4
5
Flitsstand
Uit-
gebalanceerde
invulflits
ObjectiefSpeedlight
7
5
8
9, 13
Alle typen
Alle typen
Alle typen
Alle typen
Alle typen
Type G of D Nikkor
3
Andere CPU-Nikkor
6
Ander Nikkor-objectief
SB-28
SB-27
SB-26
10
SB-25
SB-24
Alle typen
SB-23/SB-21B
11
/
SB-29s/SB-2
Alle typen SB-11
12
/SB-14
1Kan alleen worden gebruikt wanneer een SB-80DX, SB-50DX of SB-28DX op de ca-
mera zit. Wanneer een ander Speedlight bevestigd is en op TTL wordt gezet, dan wordt
de ontspanknop geblokkeerd en kunnen er geen foto's worden gemaakt.
2Bij spotmeting wordt deze instelling als "standaard D-TTL-flitssturing" beschouwd (zie
hierboven).
3Met uitzondering van IX-Nikkor objectieven.
43D Multi-Sensor Uitgebalanceerde Invulflits voor de D1-serie.
5 Automatisch diafragma (AA).
6Met uitzondering van AF-Nikkor-objectieven voor de F3AF.
7Multisensor Uitgebalanceerde invulflits voor de D1-serie.
8 Centrumgerichte invulflits voor de D1-serie.
Alle typen
SB-22s/SB-22/
SB-20/SB-16B/
SB-15
113
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—COMPAT IBLE FLITSERS
Flitsmethode
M REAR
13
13
13
13
13
13
13
13
9Niet-TTL automatisch flitsen (A).
10 Met de SB-26 kunt u draadloos slave-flitsen. Wordt de schakelaar van de flitser op D
gezet, dan wordt de sluitertijd ingesteld op een waarde lager dan
1
/
200
sec.
11 Automatische scherpstelling kan alleen worden gebruikt bij de SB-21B, SB-29s of SB-29
wanneer er een AF-Micro objectief (60 mm, 105 mm, 200 mm) op de camera zit.
12 Gebruikt u de SB-11 of SB-14 in de A- of M-stand, dan dient u met behulp van de SU-2 de
SC-13 aan te sluiten. Hoewel u voor de aansluiting van de SB-11 en SB-14 ook de SC-11
of SC-15 kunt gebruiken, verschijnt er dan geen flitsklaarsignaal in de zoeker en wordt de
sluitertijd niet automatisch ingesteld.
13 De SB-50DX Speedlight (apart verkrijgbaar) kan niet worden gebruikt met niet-TTL
automatisch flitsen, FP high-speed flitsen, herhaald flitsen of rode-ogen-reductie.
Strobo-flitsen
Synchronisatie
achterste
gordijn
Rode-
ogenreductie
Handmatig
FP high-
speed flitsen
13
114
Compatible flitsers (vervolg)
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—COMPAT IBLE FLITSERS
Raadpleeg de handleiding bij uw Speedlight voor gedetailleerdere gebruikersinformatie. In de
tabel met cameratype in de handleiding bij de SB-28DX valt uw digitale Nikon-camera onder
categorie A.
Is de sluitertijd
1
/
500
sec. of langer, dan synchroniseert de sluiter met de flitser.
Als het flitsklaarlampje gedurende drie seconden knippert nadat u een foto met de SB-80DX,
SB-50DX of SB-28DX in de D-TTL-stand heeft genomen, kan het zijn dat de foto onderbelicht
is. Controleer de foto op de LCD-monitor. Is de foto onderbelicht, stel dan de brandpunt-
afstand, het diafragma of de uitlichtingshoek bij en maak een nieuwe opname.
Bij gebruik van een andere Speedlight dan de SB-80DX, SB-50DX of SB-28DX bij een sluiter-
tijd van
1
/
500
sec kan het zijn dat de waarschuwing voor onderbelichting niet verschijnt. Als foto's
onderbelicht zijn zonder dat er een waarschuwing in de zoeker verschijnt, zet de sluitertijd dan
op
1
/
250
sec. en maak de foto opnieuw.
De belichtingsinformatie achterop Speedlights wordt gegeven in stappen van
1
/
3
LW. Stelt u de
stappen voor de belichtingsvariatie op de camera in op
1
/
2
LW, (met behulp van Persoonlijke
Instelling 20), dan geeft de Speedlight niet de juiste ISO-waarde weer. Dit is niet van invloed op
de werkelijke belichtingswaarde.
De gevoeligheidsinstellingen die bij D-TTL-flitsfotografie gebruikt kunnen worden zijn equiva-
lent aan ISO 125, 160, 200, 250, 320, 400, 500, 640, en 800. Als de gevoeligheidsverhoging wordt
gebruikt (Persoonlijke Instelling 31), dan kan het zijn dat de flitser niet de juiste flitsbelichting
produceert, afhankelijk van het diafragma of de afstand tot het onderwerp.
Wanneer de Speedlight is voorzien van een AF-hulpverlichting, dan gaat de hulpverlichting
alleen branden als het middelste scherpstelveld wordt gebruikt.
Wanneer de belichtingsmethode op programma-automatiek staat, dan hangt het maximum
diafragma af van de gevoeligheid, zoals hieronder afgebeeld:
Gevoeligheid (ISO-equivalent)
Grootste diafragma
125
4,2
160
4,5
200
4,8
250
5,0
320
5,3
400
5,6
Gevoeligheid (ISO-equivalent)
Grootste diafragma
500
6
640
6,3
800
6,7
Als het grootste diafragma van het objectief kleiner is dan hierboven aangegeven, dan wordt het
maximum diafragma begrensd door de lichtsterkte (het grootste diafragma) van het objectief.
115
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—COMPAT IBLE FLITSERS
Gebruik alleen Nikon Speedlights. Bij gebruik van een ander merk flitser bestaat de kans op
beschadiging van electronische circuits van de camera of de flitser. Raadpleeg eerst de Techni-
sche Dienst van Nikon voordat u een andere dan de hier vermelde Nikon Speedlights gebruikt.
*De sluitertijd wordt automatisch ingesteld op een waarde tussen
1
/
500
1
/
60
sec. of tussen
1
/
500
– 30 sec. bij flitsen met lange tijden.
** Als een sluitertijd sneller dan
1
/
500
sec. wordt gekozen, verlaagt de camera de sluitertijd
automatisch tot
1
/
500
sec. wanneer de Speedlight wordt aangezet.
TTL kan niet worden gebruikt bij gebruik van een aantal flitsers tegelijk.
Automatisch door
camera ingesteld
Diafragma
Waarde gekozen door
gebruiker
Automatisch door camera
ingesteld*
1
/
500
30 sec.**
Sluitertijd
Automatisch door camera
ingesteld*
1
/
500
–30sec.**, bulb
Programma-automatiek
Sluitertijdvoorkeuze
Belichtingsmethode
Diafragmavoorkeuze
Handmatig
belichtingsregeling
Wanneer u flitsbelichtingscorrectie gebruikt, verschijnt in de zoeker zonder dat de grootte
van de correctie wordt weergegeven.
Is de Speedlight los van de camera opgesteld met behulp van flitskabel SC-17, dan kan het zijn
dat bij de D-TTL-instellingen alleen de juiste belichting wordt ingesteld bij standaard D-TTL.
Aanbevolen wordt om standaard D-TTL te gebruiken. Maak bij gebruik van standaard D-TTL
een testopname en controleer het resultaat op de LCD-monitor.
Gebruik bij D-TTL-flitssturing alleen de reflector die bij uw Speedlight geleverd wordt. Gebruik
geen ander type reflector of een diffusor, aangezien dit de interne berekeningen van de camera
kan verstoren en kan leiden tot onjuiste flitsresultaten.
Wanneer u de flitsmethode op flitsen met lange tijden (al dan niet met rode-ogenreductie)
instelt, selecteer dan als belichtingsmethode programma-automatiek of diafragmavoorkeuze.
De sluitertijden en diafragma's die bij de SB-80DX, SB-50DX en SB-28DX kunnen worden
gebruikt staan hieronder afgebeeld.
blz.
84
blz.
86
blz.
88
blz.
90
116
blz. 56
Beeldkwaliteit kan worden ingesteld met toets
en instelschijven.
blz. 156
Persoonlijke instellingen kunnen worden geselec-
teerd met toets en instelschijven.
De FUNC-toets
Door de functie beeldkwaliteit, Persoonlijke Instellingen, instelvergrendeling of de
AF-veldfunctie toe te kennen aan de toets, kunt u de geselecteerde instelling
wijzigen met de instelschijf en regelen via het LCD-venster achterop de camera.
Om een nieuwe functie aan de
toets toe te kennen,
dient u Assign FUNC in het opnamemenu te markeren en
de multi-selector naar rechts te duwen om het regelmenu
op te roepen. Markeer de gewenste instelling en duw de
multi-selector naar rechts om terug te keren naar het opname-
menu.
Er zijn de volgende opties:
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—DE FUNC-TOETS
Optie Beschrijving
OK
Assign FUNC
Qual
CSM
AF Area
Lock
SHOOTING MENU
Voor meer informatie over:
blz. 188 Het opnamemenu
AF-veldfunctie kan worden geselecteerd met
toets.
blz. 74
blz. 94
toets kan met instelschijven worden gebruikt
om sluitertijd en/of diafragma te vergrendelen.
Qual
CSM
AF Area
Lock
117
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—BESTANDSNUMMERING
OK
File No. Seq.
OFF
ON
Reset
SHOOTING MENU
Bestandsnummering
Wanneer de opeenvolgende bestandsnummering geactiveerd is, worden bestands-
en mapnummers in oplopende volgorde toegekend vanaf het laatst gebruikte num-
mer wanneer u een nieuwe map creëert, een nieuwe geheugenkaart in de camera
plaatst of de bestaande geheugenkaart formatteert. Zie voor meer informatie over
opeenvolgende bestandsnummering Persoonlijke Instelling 29, File Number Sequence
( blz. 179).
Om een bestandsnummeringsoptie te kiezen dient u File
No.Seq. te markeren in het opnamemenu en de multi-
selector naar rechts te duwen. Het menu rechts verschijnt.
Markeer de gewenste instelling en duw de multi-selector naar
rechts om terug te keren naar het opnamemenu.
Er zijn de volgende opties:
OFF
ON
Reset
Optie
Continu opeenvolgende bestandsnummering uit.
Continu opeenvolgende bestandsnummering aan.
Opeenvolgende bestandsnummering begint weer vanaf laagste
beschikbare nummer in huidige map.
Beschrijving
29—File Number Sequence ( blz. 179)
U kunt de bestandsnummering ook regelen met Persoonlijke Instelling 29.
118
Fotograferen met GPS
De camera is voorzien van een RS-232C seriële interface die kan worden gebruikt voor
aansluiting op een Global Positioning System (GPS) apparaat, zodat het mogelijk is
informatie op te slaan over de locatie waar een opname werd gemaakt.
Met het GPS Input-submenu kunt u de RS-232C-interface van
de camera afstemmen op aansluiting op een GPS-apparaat.
Markeer in het Setup-menu GPS Input en duw de multi-selector
naar rechts. Het menu rechts verschijnt. Markeer de gewenste
optie en duw de multi-selector naar rechts om terug te keren
naar het opnamemenu.
Het GPS Input-menu bevat de volgende opties:
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—FOTOGRAFEREN MET GPS
Optie
OK
GPS Input
ON
OFF
SET UP MENU
Beschrijving
ON
Configureert de seriële interface voor aansluiting op een GPS-
apparaat.
In de weergavestand vindt er geen gegevensoverdracht plaats tussen de camera en het GPS-apparaat,
zelfs niet wanneer GPS geselecteerd is op het GPS Input-menu.
Wanneer er communicatie plaatsvindt tussen de camera en het GPS-
apparaat, wordt de letter "D" getoond op het LCD-venster bovenop
de camera. Deze letter blijft zichtbaar tot de belichtingsindicators
automatisch uitschakelen of de camera wordt uitgezet. Als de letter
"D" eenmaal zichtbaar is, wordt informatie over de huidige positie die
wordt ontvangen terwijl de camera met het GPS-apparaat
communiceert opgeslagen bij de beeldgegevens voor elke foto, zelfs
als de communicatie tussen de camera en het apparaat later wordt onderbroken.
GPS-informatie wordt opgenomen in de foto-informatie voor iedere foto die wordt genomen terwijl
de letter "D" zichtbaar is op het LCD-venster.
Wanneer u een GPS-apparaat gebruikt om de positie van de camera vast te leggen, controleer dan
voordat u een foto neemt of de letter "D" zichtbaar is op het LCD-venster bovenop de camera. Let er
vooral op dat de positie niet wordt vastgelegd als u direct na het aanzetten van het GPS-apparaat de
ontspanknop helemaal indrukt om een foto te maken, zonder de ontspanknop eerst half in te drukken
en te wachten tot de camera heeft scherpgesteld.
Zie voor meer informatie over het gebruik en aansluiten van GPS-apparaten de handleiding bij het
betreffende apparaat.
OFF Blokkeert de seriële poort.
119
GEAVANCEERDE FOTOGRAFIE—FOTOGRAFEREN MET GPS
GPS-apparaat aansluiten
Zorg bij het aansluiten van een GPS-apparaat via een seriële kabel dat de kabel aangesloten is
op de RS-232C seriële interface-aansluiting van de camera en dat hiervoor een stereo-mini-
stekker van 2,5mm is gebruikt. Wanneer een andere stekker wordt gebruikt of de stekker in het
verkeerde contact wordt gestoken, kan dit leiden tot beschadiging van de camera of de kabel.
Compatible GPS-apparaten
Bij uw camera kunnen apparaten van GARMIN of MAGELLAN GPS die compatibel zijn met het
NMEA0183 ver.2.01-protocol worden gebruikt (NMEA=National Marine Electronics Association).
Van de volgende GPS-apparaten is vastgesteld dat ze bij uw camera werken:
GARMIN GPS III
•MAGELLAN COLORTRAK
Bij Nikon zijn geen kabels verkrijgbaar voor aansluiting van de camera op GPS-apparaten. De gebruiker
dient zelf te voorzien in een geschikte kabel. De RS-232-aansluiting op de camera is geschikt voor een
stereo-ministekker van 2,5mm. Om de camera op het GPS-apparaat aan te sluiten heeft u een GND-
lijn en Data-Out-lijn nodig (Data-Out heeft hier betrekking op het GPS-apparaat). De GND-lijn van
het GPS-apparaat dient te worden aangesloten op de GND-lijn van de stereo-ministekker van 2,5mm.
De Data-Out-lijn van het GPS-apparaat dient te worden aangesloten op de Data-In-lijn van de stereo-
ministekker van 2,5mm.
Voor meer informatie over:
blz. 190 Het Setup-menu
blz. 124 Foto-informatie
DATA-IN
(aansluiting op DATA-OUT
contact van GPS-apparaat)
GND
(aansluiting op aarde contact
van GPS-apparaat)
(Niet gebruikt)
120
Direct weergeven
In de enkelbeeldstand, de continustand, de PC-stand en de zelfontspannerstand kunt
u beelden die op de geheugenkaart zijn opgeslagen met één druk op de knop bekij-
ken, zonder de keuzeschijf op PLAY te zetten. Druk op de
toets (B) om de laatst
gemaakte opname te bekijken (als de camera in de sluimerstand staat en er geen
diafragma- of sluitertijdindicaties worden getoond moet u de ontspanknop eerst half
indrukken (A) om de camera te reactiveren).
Weergave-opties
U kunt foto's weergeven door de keuzeschijf op PLAY (terugspeelstand) te zetten,
door in de enkelbeeldstand, de continustand, de zelfontspannerstand of de PC-stand
op de monitortoets te drukken (direct weergeven), of door met "Image Review" fo-
to's bij het opslaan op de geheugenkaart automatisch op de LCD-monitor te bekijken.
Weergavestand
De weergavestand wordt alleen gebruikt om opnamen weer te geven, niet om fo-
to's te maken. U kunt de terugspeelstand selecteren door de ontgrendeling van de
keuzeschijf in te drukken en de keuzeschijf op PLAY te zetten.
WEERGEVEN—WEERGAVE-OPTIES
BA
Als de geheugenkaart leeg is wanneer u de camera in de weergavestand zet of direct weerge-
ven selecteert, verschijnt het bericht "No images in current folder".
121
WEERGEVEN—WEERGAVE-OPTIES
Image Review
In de enkelbeeldstand, de continustand, de PC-stand en de zelfontspannerstand kunt
u foto's bekijken terwijl ze worden opgeslagen op de geheugenkaart. Wanneer de
camera in de PC-stand met een computer is verbonden waarop Nikon Capture 3
Camera Control wordt gebruikt, dan toont de monitor geen beelden.
1
Selecteer On in het Image Review-menu (Persoonlijke Instelling 1; blz. 161).
2
Neem een foto met de keuzeschijf in de stand S (enkel beeld), C (continu),
(zelfontspanner) of PC.
Te rwijl de foto wordt opgeslagen op de geheugenkaart, springt de monitor
automatisch aan en wordt de foto die u zojuist heeft genomen getoond. In de
enkel-beeldstand en de zelfontspannerstand wordt er steeds één foto getoond
wanneer u afdrukt. In de continustand worden de foto's in een serie op volgorde
getoond nadat de hele serie genomen is en wanneer u de ontspanknop heeft
losgelaten.
Wanneer u nieuwe foto's maakt wanneer er beelden worden getoond, wordt de
vertoning van beelden onderbroken.
In de weergavestand en bij direct weergeven, of wanneer u "Image Review" in de continustand
gebruikt, kunnen foto's één voor één of in overzichten met vier of negen thumbnails worden
weergegeven (zie "Aantal getoonde beelden kiezen", hieronder).
122
Basisprincipes weergeven
In de standen weergeven, direct weergeven en opnemen-en-weergeven kunt u de
onderstaande handelingen uitvoeren.
Aantal getoonde beelden kiezen
Tijdens het weergeven kunt u beelden één voor één of in overzichten van vier of
negen thumbnails bekijken. Om het aantal getoonde beelden te kiezen, dient u de
toets (A) in te drukken en aan de hoofdinstelschijf te draaien (B).
WEERGEVEN—BASISPRINCIPES WEERGEVEN
Als de kaart bij het weergeven van thumbnails minder dan het geselecteerde aantal beelden
bevat, worden de thumbnails in de linkerbovenhoek van de LCD-monitor getoond.
Eén beeld Vier thumbnails
Negen thumbnails
BA
123
WEERGEVEN—BASISPRINCIPES WEERGEVEN
Voor meer informatie over:
blz. 170 Persoonlijke Instelling 18
De gekozen instelling is van kracht bij de standen weergeven, direct weergeven en –
in de continustand – bij opnemen-en-afspelen.
Uitschakelen LCD-monitor
De LCD-monitor wordt uitgeschakeld als:
er gedurende een bij Persoonlijke Instelling 18 (Monitor Off Delay) ingestelde
periode geen handelingen zijn uitgevoerd.
de
toets wordt ingedrukt.
de ontspanknop half wordt ingedrukt in de standen enkelbeeld, continu,
zelfontspanner of de stand PC wanneer de camera niet is aangesloten op een
computer waarop Nikon Capture 3 Camera Control draait.
124
WEERGEVEN—BASISPRINCIPES WEERGEVEN
Basisprincipes weergeven (vervolg)
In de standen weergeven en direct weergeven zijn het eerste en het laatste beeld
aan elkaar gekoppeld. Wanneer u de multi-selector omlaag duwt als de meest re-
cente opname geselecteerd is, gaat u naar de oudste foto in het geheugen. Wanneer
u de multi-selector omhoog duwt als de oudste foto geselecteerd is, gaat u naar de
meest recente foto.
Om informatie te bekijken over de huidige foto dient u de multi-selector naar rechts
of links te duwen om door de onderstaande cyclus van foto-informatie te lopen.
Voor meer informatie over:
blz. 142 Het Display Mode-submenu
blz. 118 GPS-apparaat aansluiten
Bladzijde 6 (histogram) en bladzijde 7 (hoge lichten) worden alleen getoond als u de
betreffende optie heeft geselecteerd in het Display Mode-submenu van het
weergavemenu. Bladzijde 5 wordt alleen getoond als er een GPS-apparaat aangeslo-
ten was toen de foto werd genomen. Afhankelijk van het objectief die u gebruikt kan
het zijn dat sommige informatie niet wordt getoond.
Enkelbeeld weergeven
Ontgrendel de multi-selector en duw hem
omhoog of omlaag om meer beelden te
bekijken.
Bladzijde 1
(startscherm)
Bladzijde 2
Bladzijde 5Bladzijde 8
Bladzijde 3 Bladzijde 4
Bladzijde 7 Bladzijde 6
125
De foto-informatieweergave bevat de volgende onderdelen:
Bladzijde 1
1 Beveiligingsstatus
2 Mapnummer/beeldnummer
Bladzijde 2
1 Beveiligingsstatus
2 Beeldnummer/totaal aantal beelden
3 Mapnaam
4 Bestandsnaam
5 Bestandsformaat
6 Opnamedatum
7 Opnametijdstip
8 Beeldgrootte
9 Beeldkwaliteit
Bladzijde 3
1 Cameratype
2 Firmware-versie camera
3 Lichtmeetmethode
4 Sluitertijd
5 Diafragma
6 Belichtingsmethode
7 Belichtingscorrectie
Bladzijde 4
1 Gevoeligheid (ISO-equivalent)
2 Witbalans
3 Witbalansaanpassing
4 Tooncorrectie
5 Verscherping
6 Brandpuntsafstand
7 Kleurinstelling
WEERGEVEN—BASISPRINCIPES WEERGEVEN
2
1
1
2
4
6
3
5
7
1
2
4
6
3
5
7
1
2
126
1 Hoogtegraad
2 Breedtegraad
3 Hoogte
*Alleen getoond indien GPS-apparaat tij-
dens nemen van foto was aangesloten.
Bladzijde 7 (hoge lichten)*
De lichtste delen van het beeld (hoge lich-
ten) knipperen.
*Alleen getoond als weergave van hoge
lichten geselecteerd is in het Display
Mode-menu van de opnamestand.
Bladzijde 6 (histogram)*
Het histogram wordt gegeven in de vorm
van een staafdiagram, waarbij de helderheid
van de pixels via de horizontale as wordt
weergegeven en het aantal pixels van iedere
helderheid in het beeld op de verticale as.
*Alleen getoond als weergave histogram
geselecteerd is in het Display Mode-
menu van de opnamestand.
Bladzijde 8 (alleen beeld)
Er wordt geen informatie getoond.
Bladzijde 5 (GPS-gegevens)*
Basisprincipes weergeven (vervolg)
WEERGEVEN—BASISPRINCIPES WEERGEVEN
1
2
3
127
WEERGEVEN—BASISPRINCIPES WEERGEVEN
Thumbnails weergeven
Bij het weergeven van thumbnails kunt u het gewenste beeld markeren met behulp
van de multi-selector.
Om per bladzijde door de thumbnails te bladeren dient u de
toets in te druk-
ken en aan de sub-instelschijf te draaien.
128
WEERGEVEN—BASISPRINCIPES WEERGEVEN
Basisprincipes weergeven (vervolg)
36—Zoom-PB. during Image write ( blz. 183)
Zoom kan alleen worden gebruikt bij de stand opnemen-en-afspelen als u OFF (de standaard
optie) bij Persoonlijke Instelling 36 heeft geselecteerd.
Het centrum van het beeld wordt vergroot tot het de LCD-monitor vult. Duw op
de multi-selector om andere delen van de foto te bekijken. Druk op de toets
om de zoom op te heffen en terug te keren naar normaal weergeven.
Zoom
Om in te zoomen op het beeld dat in de enkelbeeldstand wordt getoond of op het
beeld dat in de thumbnail-stand is geselecteerd, dient u op de
toets te drukken.
Gedurende circa twee seconden nadat u de knop heeft ingedrukt om in te
zoomen op het beeld, of nadat u op de multi-selector heeft gedrukt om door het
beeld te scrollen, verschijnt er in de rechteronderhoek van de weergave een thumbnail
waarop uw huidige positie in het beeld wordt aangegeven.
129
Delete Images?
YES
Afzonderlijke foto's wissen
U kunt het beeld dat in de enkelbeeldstand wordt getoond of het
beeld dat in de thumbnail-stand is geselecteerd wissen met de
toets (om meerdere beelden tegelijk te wissen dient u de Delete-
optie in het weergavemenu te gebruiken). Eenmaal gewiste beelden
kunnen niet worden teruggehaald.
1
Geef het beeld weer dat u wilt wissen (enkelbeeldstand) of markeer het beeld in
de thumbnail-weergave (thumbnail-stand).
2
Druk op de toets (A). Er verschijnt een bevestigingsdialoog (B).
BA
3
Druk nogmaals op de toets om de foto te wissen en terug te keren naar
(direct) weergeven. Om het wisproces te beëindigen zonder de foto te wissen
dient u op de toets te drukken.
WEERGEVEN—BASISPRINCIPES WEERGEVEN
Delete Images?
YES
130
Foto's wissen: het Delete-menu
Met behulp van de optie Delete in het weergavemenu kunt u geselecteerde foto's
of alle foto's van de geheugenkaart wissen, en printopdrachtbestanden welke zijn
gecreëerd met de optie Print Set annuleren.
Om het Delete-submenu op te roepen dient u Delete te
markeren in het weergavemenu en de multi-selector naar
rechts te duwen. Markeer de gewenste optie en duw de multi-
selector naar rechts om uw keus door te voeren.
Het Delete-submenu bevat de volgende opties:
Delete
PLAYBACK MENU
Selected
All
Print Set
Selected
Optie
All
Print Set
Selecteer de te wissen foto('s) in een menu met thumbnails.
Beschrijving
Wis alle beelden van de geheugenkaart. Verborgen of bevei-
ligde beelden worden niet gewist.
Verwijder de printopdracht (wis het printopdrachtbestand) dat
met de optie Print Set is gecreëerd ( blz. 139).
Basisprincipes weergeven (vervolg)
WEERGEVEN—BASISPRINCIPES WEERGEVEN
Afhankelijk van het aantal mappen en beeldbestanden op de kaart kan het een half uur of
langer duren om alle beelden op de kaart te wissen met behulp van de optie All op het
Delete-submenu.
131
Wissen van geselecteerde beelden
Door Selected te kiezen in het Delete-submenu roept u
een menu met thumbnails op. Markeer de beelden die u wilt
wissen met de multi-selector. U kunt op elk gewenst mo-
ment op de toets drukken om terug te keren naar het
weergavemenu zonder de beelden te wissen.
00-1
10
0
1
1
0
1
1
10
10
100-4
100-4
00-
00
0
-4
10
00-
0
0
-4
-
4
0
00-
00-2
00-2
100
1
00
10
0
0
0
1
10
100
-
5
100-3
00-
00
0-3
0
10
1
1
0
100
10
00
00-6
10
0
1
0
0
0
00
00-
0
00
0
00
0
0
00-
00
-
0
0
0
0
0
0
SET OK
PLAYBACK MENU
FUNC
FUNC
OK
NO
YES
PLAYBACK MENU
Selected
Delete
5 images
Om een beeld voor wissen te selecteren dient u het beeld te
markeren en op de toets te drukken. Het beeld wordt
gemerkt met een icoon (om de selectie ongedaan te ma-
ken dient u het beeld te markeren en nogmaals op de toets
te drukken). Herhaal deze procedure tot alle beelden die u
wilt wissen geselecteerd zijn en druk op de toets. De
bevestigingsdialoog rechts wordt getoond; markeer YES en druk op de toets
om de geselecteerde beelden te wissen. Om het wisproces te beëindigen zonder de
beelden te wissen dient u NO te markeren en op de toets te drukken.
WEERGEVEN—BASISPRINCIPES WEERGEVEN
132
Voor meer informatie over:
blz. 186 Het weergavemenu
WEERGEVEN—BASISPRINCIPES WEERGEVEN
Basisprincipes weergeven (vervolg)
Beelden beveiligen tegen wissen
U kunt voorkomen dat de foto die in de enkelbeeld weergavestand wordt getoond,
of het beeld dat u in de thumbnail-stand hebt geselecteerd, per ongeluk wordt ge-
wist door de
toets te gebruiken (om meerdere beelden tegelijkertijd te bevei-
ligen dient u de optie Protect in het weergavemenu te gebruiken).
1
Geef het beeld dat u wilt beveiligen weer (enkelbeeldstand) of markeer het beeld
in de thumbnail-weergave (thumbnail-stand).
2
Druk op de toets (A). Het geselecteerde (thumbnail) beeld wordt gemerkt
met een icoon (B).
BA
U kunt de beveiligde status van een beeld op elk gewenst moment ongedaan
maken, zodat u het beeld kunt wissen. Om de beveiligde status van een beeld
ongedaan te maken dient u het beeld weer te geven (enkelbeeldstand) of te
markeren (thumbnail-stand) en op de toets te drukken.
133
Bestandseigenschappen van beveiligde beelden
Beveiligde beelden hebben in DOS-formaat de status "alleen lezen".
Het Protect-menu
Markeer Protect in het weergavemenu en duw de multi-
selector naar rechts. Er verschijnt een menu met thumbnails
waarop u met de multi-selector beelden kunt markeren. U
kunt op elk gewenst moment terugkeren naar het weergave-
menu zonder de beveiligstatus van beelden te wijzigen door
op de toets te drukken.
Om een beeld te beveiligen dient u het te markeren en op de
toets te drukken.
Het beeld wordt gemerkt met een icoon (om de beveiligde status van een
beeld ongedaan te maken dient u het beeld te markeren en nogmaals op de
toets te drukken). Herhaal deze procedure tot u alle beelden die u wilt beveiligen
heeft geselecteerd en druk op de toets om de wijzigingen door te voeren en
het thumbnail-menu te verlaten.
00-1
10
0
1
1
1
0
1
1
10
10
100-4
100-4
00-
00
0
-4
10
00-
0
0
-4
-
4
0
00-
00-2
00-2
100
1
00
10
0
0
0
10
10
1
00
-
5
100-3
00-
00
0-3
0
10
1
1
0
100
10
00
100-6
10
0
1
0
0
0
00
00-
0
00
0
00
0
0
00-
00
0
-
0
0
0
0
0
0
SET OK
PLAYBACK MENU
WEERGEVEN—BASISPRINCIPES WEERGEVEN
134
Start
Optie
Frame Intvl
Start de diashow.
Beschrijving
Geef op hoelang elk beeld moet worden getoond.
Slide Show
PLAYBACK MENU
Start
Frame Intvl
2
Markeer de gewenste optie en duw de multi-selector naar rechts. Er zijn de
volgende opties:
3
Wijs, om de diavoorstelling te beginnen, Start aan en
duw de multi-selector naar rechts. Pauzeer door op
te drukken, het in stap 4 getoonde menu verschijnt. Druk,
om tijdens de diavoorstelling naar het afspeelmenu terug
te keren, op de toets.
Opties weergavemenu
Behalve de hierboven beschreven opties wissen en beveiligen bevat het weergave-
menu opties voor automatisch weergeven, beelden verbergen tijdens weergeven,
het creëren van digitale printopdrachten, het creëren van nieuwe mappen en het
opgeven van de mappen waaruit u beelden wilt weergeven, en het instellen van de
informatie die in de foto-informatieweergave wordt getoond.
Automatisch weergeven: het Slide Show-menu
Met de optie Slide Show in het weergavemenu kunt u beelden automatisch op
volgorde weergeven.
1
Markeer Slide Show in het weergavemenu en duw de
multi-selector naar rechts. Het menu rechts verschijnt.
WEERGEVEN—OPTIES WEERGAVEMENU
135
4
Aan het einde van de diashow, of als u de diashow heeft
gepauzeerd of gestopt, verschijnt het menu rechts. Mar-
keer de gewenste optie met de multi-selector en duw de
multi-selector naar rechts om uw keus door te voeren.
Duw de multi-selector naar links of druk op de toets
om de diashow te beëindigen en terug te keren naar het
weergavemenu.
Er zijn de volgende opties:
OK
Slide Show
PLAYBACK MENU
Frame Intvl
2
3
5
10
s
s
s
s
Beschrijving
Voor meer informatie over:
blz. 186 Het weergavemenu
OK
Restart
Frame Intvl
Wijzigen van weergavetijd
Wanneer u Frame Intvl in het Slide Show-menu selec-
teert of als u de diashow pauzeert, verschijnt het menu met
tijdsinstellingen dat rechts is afgebeeld. Om de tijd dat elk
beeld wordt getoond te wijzigen dient u de gewenste optie
te markeren en de multi-selector naar rechts te duwen. De
diashow start of gaat verder vanaf het punt waarop hij werd
onderbroken.
WEERGEVEN—OPTIES WEERGAVEMENU
Optie
Frame Intvl Wijzig de tijd dat elk beeld wordt getoond.
Restart Start de diashow opnieuw vanaf het nu getoonde beeld.
136
Beelden verbergen tijdens weergeven: het Hide Image-menu
Bij het voorbereiden van een diashow of het vertonen van foto's aan anderen wilt u
wellicht de optie Hide Image gebruiken om bepaalde beelden op de geheugen-
kaart te verbergen. Verborgen beelden kunnen alleen worden bekeken vanaf het
Hide Image-menu en kunnen niet worden gewist met de
toets of het Delete-
menu.
Markeer Hide Image in het weergavemenu en duw de multi-
selector naar rechts. Er verschijnt een menu met thumbnails
waarop u beelden kunt markeren met behulp van de multi-
selector. U kunt elk gewenst aantal beelden selecteren om te
verbergen of weer zichtbaar te maken. Druk daarna op de
toets om de wijzigingen door te voeren en het
thumbnail-menu te verlaten. U kunt op elk gewenst moment terugkeren naar het
weergavemenu zonder de verberg-status van beelden te wijzigen, door op de
toets te drukken.
Om een beeld te verbergen dient u het te markeren en op de
toets te druk-
ken. Het beeld wordt gemerkt met een en een icoon (om de verberg-
status van een beeld ongedaan te maken dient u het beeld te markeren en nogmaals
op de toets te drukken). Herhaal deze procedure tot u alle beelden die u wilt
verbergen heeft geselecteerd en druk op de toets om de wijzigingen door te
voeren en het thumbnail-menu te verlaten.
00-1
10
0
1
1
1
0
1
1
10
10
100-4
100-4
00-
00
0
-4
10
00-
0
0
-4
-
4
0
00-
00-2
00-2
100
1
00
10
0
0
0
10
10
1
00
-
5
100-3
00-
00
0-3
0
10
1
1
0
100
10
00
100-6
10
0
1
0
0
0
00
00-
0
00
0
00
0
0
00-
00
0
-
0
0
0
0
0
0
SET OK
PLAYBACK MENU
Voor meer informatie over:
blz. 186 Het weergavemenu
Opties weergavemenu (vervolg)
WEERGEVEN—OPTIES WEERGAVEMENU
137
Bestandseigenschappen van beveiligde beelden
Beveiligde beelden hebben in DOS-formaat de status "alleen lezen".
Bestandsnummering van verborgen beelden
Hoewel verborgen beelden alleen in het Hide Image-menu worden getoond, krijgen zij
bestandsnummers toegekend, zodat hun bestaan tijdens het weergeven kan worden afgeleid
uit het feit dat er bestandsnummers ontbreken.
WEERGEVEN—OPTIES WEERGAVEMENU
138
Foto's klaarmaken voor printen: het Print Set-menu
Met de optie Print Set in het weergavemenu kunt u digitale printopdrachten creë-
ren waarin u kunt opgeven welke foto's moeten worden afgedrukt, hoeveel afdruk-
ken u van elke foto wilt en welke informatie er op elke foto moet worden vermeld.
Deze informatie wordt opgeslagen op de geheugenkaart in Digital Print Order Format
(DPOF). U kunt de kaart daarna uit de camera verwijderen en in een DPOF-
compatibel systeem—een inkjet printer met DPOF-functie of een professioneel foto-
afwerksysteem met DPOF-functie—plaatsen en de printopdracht laten uitvoeren.
Beelden die met de beeldkwaliteitsinstelling RAW zijn opgenomen kunnen echter
niet op deze wijze worden verwerkt.
Markeer Print Set in het weergavemenu en duw de multi-
selector naar rechts. Er verschijnt een menu met thumbnails
waarop u beelden met de multi-selector kunt markeren. U
kunt op elk gewenst moment terugkeren naar het weergave-
menu zonder de printopdracht te wijzigen door op de
toets te drukken.
00-1
10
0
1
1
1
0
1
1
10
10
100-4
100-4
00-
00
0
-4
10
00-
0
0
-4
-
4
0
00-
00-2
00-2
100
1
00
10
0
0
0
10
10
1
00
-
5
100-3
00-
00
0-3
0
10
1
1
0
100
10
00
100-6
10
0
1
0
0
0
00
00-
0
00
0
00
0
0
00-
00
0
-
0
0
0
0
0
0
SET OK
PLAYBACK MENU
Na het creëren van een printopdracht
Gebruik geen ander apparaat, zoals een computer, om beelden van de geheugenkaart te
wissen nadat u een printopdracht heeft gecreëerd.
•Verander de verborgen-status van beelden die zijn opgenomen in de printopdracht niet.
Exif Versie 2.2
De D1
X
ondersteunt Exif (Exchangeable Image File Format for Digital Still Cameras) versie 2.2,
een standaard die het mogelijk maakt de informatie die bij de foto's werd opgeslagen, te gebruiken
voor een optimale kleurweergave wanneer de beelden worden geprint met Exif-compatible printers.
Voor meer informatie over:
blz. 186 Het weergavemenu
Opties weergavemenu (vervolg)
WEERGEVEN—OPTIES WEERGAVEMENU
Om een beeld aan de printopdracht toe te voegen, dient u het beeld te markeren en op
de toets te drukken. Het beeld wordt gemerkt met een icoon (om de selectie
ongedaan te maken dient u het beeld te markeren en nogmaals op de toets te drukken).
Herhaal deze procedure tot alle beelden die u wilt printen geselecteerd zijn en druk op
de toets om het hiernaast weergegeven menu met printopties op te roepen.
139
Printopties
Nadat u de beelden die u wilt printen heeft geselecteerd en
op de toets heeft gedrukt, verschijnt het menu met
opties dat rechts is afgebeeld. Markeer de gewenste optie
met de multi-selector. Printopties gelden voor alle foto's in
de printopdracht.
OK
Print Set
PLAYBACK MENU
Done
Imprint Date
Copies1
Done
Optie
Voltooi verandering aan de printopdracht en verlaat het menu
printopties.
Omschrijving
Copies
Met deze optie krijgt u de rechts weer-
gegeven dialoog te zien. Druk de multi-
selector omhoog of omlaag om in te
stellen hoeveel prints u van elke op-
name wilt. Druk de multi-selector naar
rechts om uw keuze door te voeren
en terug te keren naar het menu printopties.
Print Set
PLAYBACK MENU
Copies
1
OK
Inprint Date
Is dit vakje aangeklikt, dan zal de opnamedatum op al de gese-
lecteerde foto’s worden geprint. Om deze optie te selecteren
of de selectie ongedaan te maken markeert u de optie en drukt
u de multi-selector naar rechts.
Digital Print Order Format
Het Digital Print Order Format (DPOF) is een breed geaccepteerde industriestandaard voor
de uitwisseling van printopdrachten tussen camera en afwerkapparatuur. DPOF wordt niet
alleen ondersteund door een aantal table top inkjet printers, maar ook door afdruk-systemen
voor fotolaboratoria. Controleer voordat u gaat printen of het te gebruiken uitvoer-aparaat
DPOF ondersteunt. Maakt u foto’s die direct vanaf de opslagkaart worden geprint, dan bevelen
wij u aan kleurinstelling I (sRGB) te kiezen (bij Persoonlijke Instelling 32).
Voor meer informatie over:
blz. 181 Persoonlijke Instelling 32
Dit zijn de mogelijkheden:
WEERGEVEN—OPTIES WEERGAVEMENU
140
Map-opties: het Folder Designate-menu
Het Folder Designate-menu wordt gebruikt om nieuwe mappen met door de
gebruiker opgegeven mapnummers te creëren, en om map(pen) te selecteren om
foto’s uit weer te geven.
Markeer Folder Designate in het weergavemenu en duw
de multi-selector naar rechts. Het menu rechts verschijnt.
New
Folder Select
Folder Designate
PLAYBACK MENU
Dit zijn de mogelijkheden:
Optie Omschrijving
Folder Select
Kiest u deze optie, dan verschijnt het menu van de tegenover-
liggende pagina.
New
Is deze optie geselecteerd, dan ver-
schijnt een dialoog waarin u een num-
mer voor een map kunt selecteren.
Druk de multi-selector omhoog of
omlaag om een mapnummer te kie-
zen, druk vervolgens de multi-selector
naar rechts om een nieuwe mapnaam
te kiezen, die begint met het gekozen nummer en eindigt op
“NCDIX”. Hierna gemaakte opnamen worden in deze map
opgeslagen. Druk op de toets om de instellingen door te
voeren en terug te keren naar het Folder Select-submenu.
Voor meer informatie over:
blz. 186 Het weergave-menu
Opties weergavemenu (vervolg)
WEERGEVEN—OPTIES WEERGAVEMENU
101
OK
New
Folder Designate
PLAYBACK MENU
141
Map kiezen om beelden uit weer te geven
Wanneer u Folder Select selecteert in het Folder Designate-
menu, worden de rechts getoonde opties weergegeven. Mar-
keer het gewenste onderdeel en duw de multi-selector naar
rechts om uw keus door te voeren en terug te keren naar het
Folder Designate-submenu.
Er zijn de volgende opties:
OK
Folder Select
NCD1X
All
Current
Folder Designate
PLAYBACK MENU
Optie Beschrijving
All
Beelden in alle mappen die voldoen aan de Design Rule for Ca-
mera File Systems (DCF) (alle digitale Nikon-camera's en de meeste
andere digitale camera's) zijn tijdens het weergeven zichtbaar.
NCD1X
Beelden in alle mappen gecreëerd met een camera uit de D1-
serie zijn tijdens het weergeven zichtbaar.
Current
Alleen beelden in de huidige map zijn tijdens het weergeven
zichtbaar.
Meerdere mappen creëren
Als u met de optie New meerdere mappen na elkaar creëert en vervolgens Current kiest in het
Folder Select-menu, worden alleen de foto's in de laatst gecreëerde map getoond. U kunt geen
andere map kiezen om beelden uit weer te geven wanneer u een camera uit de D1-serie gebruikt.
Als u bijvoorbeeld drie mappen achter elkaar creëert, 101NCD1X, 102NCD1X en 103NCD1X,
en u kiest Current, dan worden alleen foto's uit 103NCD1X getoond. Om foto's uit de andere
twee mappen te bekijken zou u NCD1X of All moeten kiezen in het Folder Select-menu.
Nieuwe map creëren bij starten camera
Als u bij het aanzetten van de camera de toets ingedrukt houdt, wordt er een nieuwe
map gecreëerd. Voordat u vervolgens een foto neemt met de camera dient u er zeker van te
zijn dat het LCD-venster bovenop de camera een "1" toont als volgnummer voor de foto.
Wanneer u een foto neemt voordat het volgnummer een "1" toont, zal de foto worden opge-
slagen in de map die het laatst in gebruik was voordat de nieuwe map werd gemaakt. Merk op
dat er geen nieuwe map wordt gecreëerd als de geheugenkaart al een lege map bevat. Er zal
een foutmelding worden weergegeven als de toets wordt ingedrukt bij het opstarten van
de camera, en de huidige map het nummer 999 heeft. Bij het optreden van deze fout zal op het
LCD-venster bovenop de camera knipperen.
WEERGEVEN—OPTIES WEERGAVEMENU
Druk in het Folder Select-menu op de toets om terug te keren naar de weergavestand.
142
Weergeven histogrammen en hoge lichten: het Display Mode-menu
Met de opties in dit menu bepaalt u of er bij het weergeven van een beeld informa-
tie over het histogram en de hoge lichten bij de foto-informatie wordt vermeld.
Markeer Display Mode in het weergavemenu en duw de
multi-selector naar rechts. Het menu rechts verschijnt. Mar-
keer de gewenste optie en duw de multi-selector naar rechts
om uw keus door te voeren en terug te keren naar het
weergavemenu.
OK
Image only
Histogram
Highlights
Both
Display Mode
PLAYBACK MENU
Er zijn de volgende opties:
Optie Beschrijving
Image only
De foto-informatie bevat geen informatie over het histogram
en de hoge lichten.
Histogram
De foto-informatie bevat een bladzijde met een histogram dat
de toonverdeling in het beeld weergeeft.
Highlights
De foto-informatie bevat een bladzijde waarop de hoge lichten
van het beeld worden weergegeven. De hoge lichten (lichtste
partijen van het beeld) worden aangegeven door een knippe-
rende contour.
Both
De foto-informatie bevat een bladzijde met een histogram en
een bladzijde met de hoge lichten van het beeld.
Voor meer informatie over:
blz. 186 Het weergavemenu
blz. 126 Weergave histogram en hoge lichten
Opties weergavemenu (vervolg)
WEERGEVEN—OPTIES WEERGAVEMENU
143
Opties Setup-menu
Het Setup-menu bevat opties voor het formatteren van geheugenkaarten en het
regelen van de video-uitgang en monitorinstellingen.
Geheugenkaarten formatteren: het Format-menu
Om geheugenkaarten voor gebruik in uw digitale Nikon-
camera te formatteren dient u Format te markeren in het
Setup-menu en de multi-selector naar rechts te duwen. Het
menu rechts verschijnt. Markeer de gewenste optie en druk
op de
toets om uw keus door te voeren.
Er zijn de volgende opties:
FUNC
FUNC
OK
Format
NO
YES
Warning!
All images
will be deleted
SET UP MENU
Optie Beschrijving
NO
Selecteer deze optie om terug te keren naar het Setup-menu
zonder de geheugenkaart te formatteren.
YES
Het formatteren begint zodra u de toets indrukt om deze
optie te selecteren; dit proces kan niet worden opgeheven. Als
het formatteren voltooid is, verschijnt het bericht "No images
in current folder". Druk op de toets om terug te keren
naar het Setup-menu.
WEERGEVEN—OPTIES SETUP-MENU
144
Opties Setup-menu (vervolg)
WEERGEVEN—OPTIES SETUP-MENU
Video-uitgang kiezen: het Video Output-menu
Met het Video Output-menu selecteert u de norm voor de video-uitgang die
wordt gebruikt bij aansluiting van de camera op een televisie of videoapparaat. De
standaardinstelling is NTSC. Als u de camera op een PAL-apparaat aansluit, dient u
de instelling te wijzigen.
Markeer Video Output in het Setup-menu en duw de multi-
selector naar rechts. Het menu rechts verschijnt. Markeer de
gewenste optie en duw de multi-selector naar rechts om uw
keus door te voeren en terug te keren naar het Setup-menu.
OK
NTSC
PAL
Video Output
SET UP MENU
Bij de videoinstelling PAL wordt het aantal pixels in de video-uitvoer selectief verminderd, zodat
beelden die worden weergegeven op een PAL-videoapparaat een verlaagde resolutie hebben.
Voor meer informatie over:
blz. 190 Het Setup-menu
Er zijn de volgende opties:
Optie Beschrijving
PAL
NTSC
Selecteer deze optie wanneer u de camera op een NTSC-ap-
paraat aansluit.
Helderheid LCD-monitor bijstellen: het LCD Brightness-menu
Met deze optie regelt u de helderheid van de LCD-monitor.
Markeer LCD Brightness in het Setup-menu en duw de
multi-selector naar rechts. Het menu rechts verschijnt. U kunt
kiezen uit vijf helderheidsniveaus. Duw de multi-selector om-
hoog om de helderheid te vergroten en omlaag om de hel-
derheid te verminderen. Het getal geeft het helderheidsniveau
weer, waarbij 5 de helderste instelling is. Duw de multi-selector naar rechts om uw
keus door te voeren en terug te keren naar het Setup-menu.
2
LCD Brightness
SET UP MENU
Selecteer deze optie wanneer u de camera op een PAL-appa-
raat aansluit (Deze norm wordt in Nederland en België gebruikt).
145
WEERGEVEN—OPTIES SETUP-MENU
Als de camera op een wisselstroomadapter (apart verkrijgbaar) is aangesloten, blijft de monitor
tien minuten aan wanneer er geen handelingen worden verricht, ongeacht de instelling op het
Monitor Off-menu.
Weergave LCD-monitor herstellen
Om de LCD-monitor weer aan te zetten nadat hij automatisch is uitgeschakeld dient u op de
toets te drukken.
18—Monitor Off Delay ( blz. 170)
U kunt de tijd voordat de LCD-monitor automatisch uitschakelt ook met behulp van dit menu
instellen.
Het Monitor Off-menu
Wanneer de camera op batterijvoeding werkt, schakelt de LCD-monitor automa-
tisch uit als er gedurende twintig seconden geen handelingen zijn verricht. U kunt
deze periode wijzigen met behulp van het Monitor Off-menu.
Markeer Monitor Off in het Setup-menu en duw de multi-
selector naar rechts. Het menu rechts verschijnt. Markeer de
gewenste optie en druk op de
toets of duw de multi-
selector naar rechts om uw keus door te voeren en terug te
keren naar het Setup-menu.
Monitor Off
SET UP MENU
OK
20
10
1
5
10
s
s
min
min
min
146
Sluit dit einde van
de kabel aan op
de televisie of de
videorecorder.
Weergeven op een televisie
U kunt uw digitale Nikon-camera met de bijgeleverde kabel aansluiten op een tele-
visie of videoapparaat, zodat u het monitorbeeld op een televisiescherm kunt bekij-
ken of op een videocassette kunt opnemen.
Open de beschermkap van de VIDEO OUT en DC-IN aansluitingen van uw camera.
WEERGEVEN—WEERGEVEN OP EEN TELEVISIE
Video-uitgang
Gelijkstroomingang
Sluit de camera op het videoapparaat aan zoals hieronder afgebeeld.
Sluit dit einde van
de kabel aan op de
camera
147
WEERGEVEN—WEERGEVEN OP EEN TELEVISIE
Wanneer de videokabel aangesloten is functioneert de camera in alle opzichten
normaal. Als de LCD-monitor aanstaat wordt het monitorbeeld op het televisie-
scherm getoond. Het is aan te bevelen de camera op een netstroomadapter (apart
verkrijgbaar) aan te sluiten tijdens het weergeven van beelden op een televisie, om
te voorkomen dat de batterij leegraakt. Zie de documentatie bij uw adapter voor
informatie over het aansluiten van de netstroomadapter. Wanneer de camera op
een netstroomadapter is aangesloten, schakelt de LCD-monitor automatisch uit als
er tien minuten lang geen handelingen zijn verricht, ongeacht de instelling in het
Monitor Off Delay-menu (Persoonlijke Instelling 18; blz. 170) of Monitor
Off-menu ( blz. 145).
De standaardinstelling is NTSC. Bij aansluiting van de camera op een PAL-apparaat
dient u de instelling te wijzigen.
Aansluiten en loskoppelen van videokabel
Zorg dat de camera uitstaat voordat u de videokabel aansluit of loskoppelt.
Bij de videoinstelling PAL wordt het aantal pixels in de video-uitvoer selectief verminderd, zodat
beelden die worden weergegeven op een PAL-videoapparaat een verlaagde resolutie hebben.
Video Output ( blz. 144)
Met de optie Video Output in het Setup-menu kunt u de video-uitgang instellen op de norm
NTSC of PAL.
148
Camera aansluiten op een computer
Uw digitale Nikon-camera is voorzien van een IEEE 1394-interface voor aansluiting
op een computer. Wanneer u Nikon View op uw computer heeft geïnstalleerd, kunt
u foto's op de computermonitor bekijken of kopiëren naar uw harde schijf. Met de
camerabesturingssoftware Nikon Capture 3 kunt u de camera-instellingen op af-
stand regelen en foto’s bewerken voor printen of professionele beeldverwerking.
Voordat u begint
Voordat u de camera op een computer aansluit dient u:
te zorgen dat u alle noodzakelijke software heeft geïnstalleerd en de software-
handleidingen zorgvuldig heeft gelezen
te controleren of uw systeem voldoet aan de vereisten vermeld in de software-
handleidingen
de camera uit te zetten en te zorgen dat er een batterij in de camera zit of dat de
camera is aangesloten op een netstroomadapter
Om te zorgen dat de stroomvoorziening van de camera niet wordt onderbroken
terwijl de camera op een computer is aangesloten, is het aan te bevelen een
netstroomadapter (apart verkrijgbaar) te gebruiken.
Camera aansluiten op een computer
1
Gebruik voor het aansluiten van de camera op een computer via de IEEE 1394-
interface een IEEE 1394-kabel (apart verkrijgbaar). Open de beschermkap van de
IEEE 1394-aansluiting van de camera en sluit de apparaten zoals hieronder afge-
beeld aan.
CAMERA AANSLUITEN OP EEN COMPUTER
Voor informatie over het aansluiten van IEEE 1394-apparaten dient u de docu-
mentatie bij uw computer of bij uw IEEE 1394-uitbreidingskaart te raadplegen.
IEEE 1394-apparaten kunnen worden aangesloten en afgekoppeld terwijl de com-
puter en het apparaat aanstaan ("hot plugging"); uitschakelen en opnieuw opstarten
is dus niet nodig.
149
CAMERA AANSLUITEN OP EEN COMPUTER
2
Om te zorgen dat er data-overdracht tussen de com-
puter en de camera kan plaatsvinden dient u de
keuzeschijf van de camera op PC te zetten. Als de
schijf op een andere stand staat, herkent de compu-
ter de camera niet.
Doordat de IEEE 1394-interface "hot" kan worden aangesloten, is het mogelijk
stap 1 en 2 om te draaien door de camera aan te zetten en de keuzeschijf op PC
te zetten voordat u de camera op de computer aansluit.
Als de camera goed is aangesloten en Nikon Capture 3
Camera Control draait, toont het LCD-venster bovenop
de camera PC (PC wordt niet getoond wanneer Nikon
View Nikon Transfer draait). Als de continue opnames-
tand wordt geselecteerd terwijl Nikon Capture 3 draait
en de ontspanknop van de camera ingedrukt wordt
gehouden, dan kan de snelheid waarmee foto's worden gemaakt afnemen.
Als noch Nikon View Nikon Transfer noch Nikon Capture 3 Camera Control
draaien terwijl de camera is aangesloten, dan werkt de camera normaal. Als de
keuzeschijf op PC staat, dient de opnamestand (enkelbeeld of continu) echter
met behulp van Persoonlijke Instelling 30 ( blz. 180) worden ingesteld.
3
Om de aansluiting tussen de camera en de computer te beëindigen, dient u
Nikon View of Nikon Capture 3 te verlaten en de keuzeschijf van de camera op
een andere instelling te zetten. Als u Nikon Capture 3 gebruikt, wacht dan tot PC
van het LCD-venster is verdwenen voordat u de kabel loskoppelt.
Zet de camera niet uit terwijl er data-overdracht plaatsvindt.
Opnamesnelheid (Nikon Capture 3)
De opnamesnelheid kan afnemen wanneer de ontspanknop van de camera wordt gebruikt op de
opnamen te maken, wanneer de camera is aangesloten op een PC waarop Nikon Capture 3 draait.
Voor meer informatie over:
blz. 180 Persoonlijke Instelling 30
150
Software voor de D1x
CAMERA AANSLUITEN OP EEN COMPUTER—SOFTWARE VOOR DE D1x
Nikon View
Met Nikon View kunt u beelden van de geheugenkaart in uw camera naar uw com-
puter overbrengen. De overgespeelde foto's kunt u bekijken, printen en opslaan op
verwisselbare media, bijvoorbeeld voor aflevering bij een foto-afwerkbedrijf.
Systeemvereisten voor Nikon View
Windows
*Vereist wanneer de camera op de computer is aangesloten. De camera zal mogelijk niet naar
verwachting functioneren wanneer hij op een IEEE 1394-hub (knooppunt) wordt aangesloten.
Kijk op de onderstaande websites voor informatie over IEEE 1394 uitbreidingskaarten die zijn
getest en goedgekeurd voor gebruik bij uw digitale Nikon-camera.
Softwarespecificaties kunnen zonder voorafgaande waarschuwing worden gewijzigd. Bezoek
de volgende websites voor de laatste informatie en software-upgrades:
•voor gebruikers in de VS: http://www.nikonusa.com/
•voor gebruikers in Europa: http://www.nikon-euro.com/
•voor gebruikers in Azië, Oceanië, het Midden-Oosten en Afrika: http://www.nikon-asia.com/
Besturings-
systeem
Voorgeïnstalleerde versie van Windows XP Home Edition, Windows
XP Professional, Windows 2000 Professional, Windows Millennium
Edition (Me), Windows 98 Second Edition (SE)
CVE
300 MHz Pentium of beter
RAM
64 MB (128 MB of meer aanbevolen)
Ruimte harde
schijf
60 MB nodig voor installatie. Extra schijfruimte van 10 MB plus ruimte
ter waarde van tweemaal de capaciteit van de geheugenkaart van de
camera op de systeemschijf wanneer Nikon View draait.
Video-
resolutie
800 × 600 pixels met 16-bits kleur (High Color). 24-bits kleur (True
Color) aanbevolen.
Overige
CD-ROM-station vereist voor installatie
IEEE 1394-interface* die voldoet aan OHCI
Internet-aansluiting nodig voor uploaden van beelden
151
CAMERA AANSLUITEN OP EEN COMPUTER—SOFTWARE VOOR DE D1x
Macintosh
1Vereist wanneer de camera op de computer is aangesloten. Bij aansluiting op een IEEE
1394-hub (knooppunt) kan het zijn dat de camera niet naar verwachting functioneert.
2Voor de benodigde schijfruimte bij gebruik van andere software dient u de documentatie
bij de betreffende software te raadplegen.
Besturings-
systeem
Overige
Video-
resolutie
Mac OS 9.0–9.2, Mac OS X (10.1.2–10.2)
CD-ROM-station vereist voor installatie
Internet-aansluiting nodig voor uploaden van beelden
800 × 600 pixels met 16-bits kleur (duizenden kleuren). 24-bits kleur
(miljoenen kleuren) aanbevolen.
Model
iMac, iMac DV, Power Mac G3 (Blue & White), Power Mac G4 of later,
iBook, Power Book G3 of later; alleen modellen met ingebouwde
FireWire-interface
1
worden ondersteund
RAM
64 MB (128 MB of meer aanbevolen)
Ruimte harde
schijf
55 MB nodig voor installatie. Extra schijfruimte van 10 MB plus ruimte
ter waarde van tweemaal de capaciteit van de geheugenkaart van de
camera op de systeemschijf wanneer Nikon View draait.
2
152
Software voor de D1x (vervolg)
CAMERA AANSLUITEN OP EEN COMPUTER—SOFTWARE VOOR DE D1x
Nikon Capture 3
Met Nikon Capture 3 (apart leverbaar) kunt u de camera vanuit uw computer bestu-
ren. Foto's kunnen rechtstreeks op de harde schijf van de computer worden opgesla-
gen via een IEEE 1394-aansluiting, of ze kunnen met Nikon Capture 3 worden opge-
nomen en meteen bewerkt voordat ze op de harde schijf worden opgeslagen. Nikon
Capture 3 ondersteunt Nikon Electronic Image Format (NEF), waardoor u in staat
bent foto's met de beeldkwaliteitsinstelling NEF (RAW) op de harde schijf van de
computer op te slaan, ze in een ander programma te bewerken en in een ander
formaat onder een andere naam op te slaan. Nikon Capture 3 maakt ook serie-
verwerking mogelijk, waarmee de efficiency van studiofotografie kan worden verhoogd.
Systeemvereisten voor Nikon Capture 3
Windows
1 Afhankelijk van het aantal opgeslagen beelden kan meer geheugen nodig zijn.
2Vereist als de camera op de computer moet kunnen worden aangesloten. Bij aansluiting op een
IEEE 1394-hub (knooppunt) kan het voorkomen dat de camera niet naar verwachting functio-
neert. Zie de rechts vermelde websites voor informatie over IEEE 1394 uitbreidingsborden en
–kaarten die zijn getest en goedgekeurd voor gebruik bij uw digitale Nikon-camera.
RAM
(Nikon View)
64 MB (128 MB bij RAW-beelden) of meer aanbevolen.
Overige
CD-ROM-station vereist voor installatie
IEEE 1394-interface
2
die voldoet aan OHCI
Internet-aansluiting nodig voor uploaden van beelden
Video-
resolutie
800 × 600 pixels met 16-bits kleur (High Color). 24-bits kleur (True
Color) aanbevolen.
Ruimte harde
schijf
200 MB nodig voor installatie. Extra schijfruimte van 10 MB plus ruimte
ter waarde van tweemaal de capaciteit van de geheugenkaart van de
camera op de systeemschijf wanneer Nikon Capture 3 draait.
1
CVE
300 MHz Pentium of beter
Besturings-
systeem
Voorgeïnstalleerde versie van Windows XP Home Edition, Windows
XP Professional, Windows 2000 Professional, Windows Millennium
Edition (Me), Windows 98 Second Edition (SE)
RAM
(Nikon
Capture 3)
Windows XP: 128 MB (256 MB of meer aanbevolen)
Andere platforms: 64 MB of meer aanbevolen (128 MB of meer aan-
bevolen bij het werken met RAW-beelden)
153
CAMERA AANSLUITEN OP EEN COMPUTER—SOFTWARE VOOR DE D1x
Nikon Capture 2
Nikon Capture 2 ondersteunt de D1
X
vanaf versie 2.0.3. Bij het opslaan van RAW-beelden in JPEG-
formaat (Exif formaat) of TIFF-formaat maakt Nikon Capture 2 versie 2.0.3 gebruik van Exif versie 2.1.
Nikon Capture 3
Nikon Capture 3 versie 3.5 ondersteunt Exif versie 2.2. Bij het opslaan van RAW-beelden in JPEG-
formaat (Exif formaat) of TIFF-formaat maakt Nikon Capture 3 versie 3.0.0 gebruik van Exif versie 2.1.
Softwarespecificaties kunnen zonder voorafgaande waarschuwing worden gewijzigd. Bezoek
voor de laatste informatie en software upgrades de websites die op bladzijde 3 van deze
handleiding staan vermeld.
Macintosh
1 Met CarbonLib versie 1.5 of later.
2Versie 10.1.5 of versie 10.2 is vereist wanneer u Nikon Capture 3 Camera Control in
combinatie gebruikt met D1X digitale camera's.
3
Vereist wanneer de camera op de computer is aangesloten. Bij aansluiting op een IEEE 1394-
hub (knooppunt) kan het voorkomen dat de camera niet naar verwachting functioneert.
4 Afhankelijk van aantal opgenomen beelden; meer kan nodig zijn.
Besturings-
systeem
Mac OS 9.0.4
1
, 9.1, 9,2, Mac OS X (10.1.3
2
–10.2)
Model
iMac, iMac DV, Power Mac G3 (Blue & White), Power Mac G4 of later,
iBook, Power Book G3 of later; alleen modellen met ingebouwde
FireWire-interface
3
worden ondersteund
Ruimte harde
schijf
200 MB nodig voor installatie. Extra schijfruimte van 10 MB plus ruimte
ter waarde van tweemaal de capaciteit van de geheugenkaart van de
camera op de systeemschijf wanneer Nikon Capture 3 draait.
4
Video-
resolutie
800 × 600 pixels met 16-bits kleur (duizenden kleuren). 24-bits kleur
(miljoenen kleuren) aanbevolen.
Overige
CD-ROM-station vereist voor installatie
Internet-aansluiting nodig voor uploaden van beelden
RAM
(Nikon View)
64 MB (128 MB bij RAW-beelden) of meer aanbevolen.
RAM
(Nikon
Capture 3)
Mac OS X: 128 MB (256 MB of meer aanbevolen)
Mac OS 9: geheugentoewijzing 32 MB of meer voor Nikon Capture 3
Camera Control, 128 MB of meer aan Nikon Capture 3 Editor
154
Foto's lezen van geheugenkaarten
Wanneer u een geheugenkaart in de EC-AD1 PC-kaartadapter (apart verkrijgbaar)
plaatst, kunt u de inhoud ervan bekijken via iedere kaartsleuf of PC-kaartlezer die
PCMCIA type-II ATA-geheugenkaarten ondersteunt.
1
Verwijder de geheugenkaart uit de computer en
plaats hem in de PC-kaartadapter zoals rechts af-
gebeeld.
CAMERA AANSLUITEN OP EEN COMPUTER—FOTO'S LEZEN VAN GEHEUGENKAARTEN
2
Plaats de adapter in een computer die is voorzien van een kaartsleuf of PC-
kaartlezer die ATA-geheugenkaarten ondersteunt. Zie voor uitgebreide instruc-
ties de documentatie geleverd bij uw computer of kaartlezer.
3
De kaart functioneert als een schijfstation. U kunt foto's genomen bij de instellin-
gen FINE, NORMAL of BASIC bekijken met behulp van iedere applicatie die
JPEG ondersteunt. Beelden genomen bij een instelling van HIGH/RGB-TIFF kunt
u openen in applicaties die het TIFF-formaat ondersteunen. U heeft Nikon View
of Nikon Capture 3 nodig om foto's te bekijken die zijn genomen bij de instellin-
gen HIGH/RAW of HIGH/YCbCr-TIFF.
C
o
m
p
a
c
tF
la
s
h
C
a
r
d
T
M
EC
-64C
F
M
B
C
o
m
p
a
c
tF
la
s
h
C
a
r
d
T
M
EC
-AD
1
A
D
A
P
T
E
R
CompactFlash
Card
TM
TM
EC-AD1
PC Card AdapterPC Card Adapter
Afhankelijk van de besturingsomgeving die u gebruikt dient u wellicht drivers te installeren, de
kaart in het systeem te registreren of de configuratie van de computer af te stemmen op het
lezen van microdrives en CompactFlash-geheugenkaarten. Raadpleeg voor meer informatie de
bij uw computer of besturingssysteem geleverde documentatie.
155
PERSOONLIJKE
INSTELLINGEN EN
ANDERE MENU'S
Over dit hoofdstuk
Dit hoofdstuk beschrijft de opties waaruit u kunt kiezen bij de menu’s Persoonlijke Instellingen
en geeft een index van het opname-, weergave- en setup-menu.
•Persoonlijke Instellingen
....................... blz. 156–185
Andere cameramenu's
............................ blz. 186–191
156
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
A
125
NORM
OFF
OFF
White Bal
ISO
Image Quality
Assign FUNC
AF Area Mode
File No. Seq.
Command Lock
SHOOTING MENU
0
1
2
3
4
A
ON
OFF
OFF
OFF
5
6
N
Bank Select
Image Review
EV Step
BKT Order
AF Activation
Anti-mirror
Focus Area
CSM MENU
Persoonlijke Instellingen
Uw digitale Nikon-camera heeft een menu met 36 Persoonlijke Instellingen die u
kunt gebruiken om een groot aantal camerabedieningsfuncties op maat in te stellen.
Archief Persoonlijke-Instellingen kiezen
Kies voordat u de Persoonlijke Instellingen wijzigt in welk archief (aangeduid als “bank”)
u de wijzigingen wilt opslaan. De camera kan de instellingen in archieven opslaan, die
u op elk gewenst moment kunt oproepen. U kunt maximaal vier instellingen-
combinaties voor veel gebruikte functies of opnameomstandigheden creëren, die u
snel kunt oproepen wanneer u ze nodig heeft.
Standaard worden wijzigingen in de Persoonlijke Instellingen bewaard in Bank A. Zo
creëert u andere archieven:
1
Roep de cameramenu's op
Zet de camera aan (A) en druk op de toets (B). Het menu voor de huidige
gebruiksstand verschijnt op de LCD-monitor (C).
A B C
A B
2
Roep het CSM-menu op
Ontgrendel de multi-selector en duw hem omhoog of omlaag (A) tot het menu
Persoonlijke Instellingen verschijnt (B).
157
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Gebruik van de functieknop om personaliseerbare instellingen te wijzigen
Als u CSM selecteert in het Assign FUNC-submenu, dan
kunt u de toets gebruiken om het archief Persoonlijke
Instellingen te selecteren. Houd de toets ingedrukt en
draai de hoofdinstelschijf rond tot Persoonlijke Instelling 0
verschijnt op het LCD-venster achterop de camera. Het op
dat moment geselecteerde archief wordt getoond na het Per-
soonlijke-Instellingennummer. Om een nieuw Instellingenarchief
te selecteren dient u aan de sub-instelschijf te draaien terwijl
u de toets ingedrukt houdt. Uw selectie wordt van kracht
als u de toets loslaat.
3
Roep het menu Custom Setting Bank op
Duw de multi-selector naar rechts om het menu Persoonlijke Instellingen te ope-
nen. Duw de multi-selector vervolgens omhoog of omlaag om F0 Custom
Setting Bank te markeren. Duw de multi-selector naar rechts om het onder-
staande menu op te roepen.
OK
Custom
Setting Bank
Bank A
Bank B
Bank C
Bank D
F0
CSM MENU
4
Kies een archief voor Persoonlijke-Instellingen
Duw de multi-selector omhoog of omlaag om het gewenste archief (bank) te
markeren. Duw de multi-selector vervolgens naar rechts om uw keus door te
voeren en terug te keren naar het menu Persoonlijke Instellingen.
De in het archief opgeslagen instellingen worden automatisch van kracht wanneer u
het opent. Eventuele wijzigingen in de Persoonlijke Instellingen die u maakt nadat u
het archief heeft geselecteerd, worden in het geselecteerde archief opgeslagen.
Voor meer informatie over:
blz. 116 Het Assign FUNC-submenu
158
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
A
125
NORM
OFF
OFF
White Bal
ISO
Image Quality
Assign FUNC
AF Area Mode
File No. Seq.
Command Lock
SHOOTING MENU
0
1
2
3
4
A
ON
OFF
OFF
OFF
5
6
N
Bank Select
Image Review
EV Step
BKT Order
AF Activation
Anti-mirror
Focus Area
CSM MENU
3
Selecteer een Persoonlijke Instelling
Duw de multi-selector naar rechts om het menu Persoonlijke Instellingen te ope-
nen. Duw de multi-selector vervolgens omhoog of omlaag (A) om de gewenste
instelling te markeren (B).
A B C
A B
2
Roep het CSM-menu op
Ontgrendel de multi-selector en duw hem omhoog of omlaag (A) tot het menu
Persoonlijke Instellingen getoond wordt (B).
Persoonlijke Instellingen wijzigen
U wijzigt Persoonlijke Instellingen in het huidige archief met behulp van het menu
Per soonlijke Instellingen.
1
Roep de cameramenu's op
Zet de camera aan (A) en druk op de toets (B). Het menu voor de huidige
gebruiksstand verschijnt op de LCD-monitor (C).
Persoonlijke Instellingen (vervolg)
0
1
2
3
4
A
ON
OFF
OFF
OFF
Bank Select
Image Review
EV Step
BKT Order
AF Activation
5
Anti-mirror
6
Focus Area
CSM MENU
N
A B
159
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Gebruik van de functieknop om personaliseerbare instellingen te wijzigen
Als u CSM selecteert in het Assign FUNC-submenu, dan
kunt u de toets gebruiken om Persoonlijke Instellingen
te wijzigen. Houd de toets ingedrukt en draai de hoofd-
instelschijf rond tot het gewenste Instellingennummer op het
LCD-venster achterop de camera verschijnt. Om de geselec-
teerde instelling te wijzigen dient u aan de sub-instelschijf te
draaien terwijl u de toets ingedrukt houdt. Uw selectie
wordt van kracht als u de toets loslaat.
4
Kies een optie voor de geselecteerde instelling
Duw de multi-selector naar rechts (A) om een menu met opties voor de gese-
lecteerde instelling (B) op te roepen.
Voor meer informatie over:
blz. 116 Het Assign FUNC-submenu
OK
F1
Image Review
OFF
ON
CSM MENU
A B
Duw de multi-selector omhoog of omlaag om de gewenste optie te markeren.
Duw de multi-selector vervolgens naar rechts om uw keus door te voeren en
terug te keren naar het menu Persoonlijke Instellingen. Om terug te keren naar
het menu Persoonlijke Instellingen zonder de instellingen te wijzigen duwt u de
multi-selector naar links.
Wanneer de Persoonlijke Instellingen in het huidige ar-
chief niet op hun standaardwaarden staan, verschijnt
de indicator CUSTOM op het LCD-venster achterop
de camera.
160
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Persoonlijke Instellingen (vervolg)
OK
Custom
Setting Bank
Bank A
Bank B
Bank C
Bank D
F0
CSM MENU
Voor meer informatie over:
blz. 159 Persoonlijke Instellingen wijzigen met toets
Omschrijving
Instellingenarchief A geselecteerd
Instellingenarchief B geselecteerd
Instellingenarchief C geselecteerd
Instellingenarchief D geselecteerd
Nr.Optie
Bank A
(standaard)
Bank B
Bank C
Bank D
Opties Persoonlijke-Instellingen
Op de volgende bladzijden volgt een lijst met de opties die u heeft in het menu
Persoonlijke Instellingen en welke instellingen mogelijk zijn bij elke optie. Bij de
opties staan de instellings- en optienummers vermeld die op het LCD-venster
achterop de camera verschijnen als u de Persoonlijke Instellingen wijzigt met de
toets.
Persoonlijke Instelling 0: Custom Setting Bank
De camera kan maximaal vier archieven met Persoonlijke
Instellingen opslaan: Bank A, Bank B, Bank C en Bank D. Om
de Instellingen in een archief te activeren, dient u het ge-
wenste archief te selecteren in het menu Custom Set-
ting Bank. Eventuele wijzigingen in de Instellingen worden
opgeslagen in de op dat moment geselecteerde bank.
161
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Persoonlijke Instelling 1: Image Review
Met deze Instelling kunt u kiezen of foto’s tijdens het opslaan
op de geheugenkaart automatisch op de LCD-monitor wor-
den weergegeven, of dat ze alleen worden getoond als u op
de toets drukt.
OK
F1
Image Review
OFF
ON
CSM MENU
Omschrijving
Beelden worden alleen getoond als de toets
wordt ingedrukt.
Voor meer informatie over:
blz. 121 Beelden voorvertonen
Persoonlijke Instelling 2: EV Steps for Exposure Control
Standaard worden instellingen die de belichting beïnvloeden
(sluitertijd, diafragma, belichtingscorrectie en auto-bracketing)
gewijzigd in stappen van
1
/
3
LW (
1
/
3
stop). Deze instelling kan
worden gebruikt om de stappen te vergroten tot
1
/
2
of 1
stop. De verandering wordt doorgevoerd in de aanduidingen
in de zoeker en op het LCD-venster bovenop de camera.
OK
EV Steps for
Exposure Control
1/3 Step
1 Step
1/2 Step
F2
CSM MENU
Omschrijving
De belichtingsinstellingen worden gewijzigd in stap-
pen van
1
/
3
LW (
1
/
3
stop).
De belichtingsinstellingen worden gewijzigd in stap-
pen van
1
/
2
LW (
1
/
2
stop).
De belichtingsinstellingen worden gewijzigd in stap-
pen van 1 LW (1 stop).
Nr.
Nr.Optie
Optie
1/3 Step
(standaard)
1/2 Step
1 Step
Beelden worden tijdens opslag op de geheugenkaart
automatisch op de monitor getoond nadat u na de
opname de ontspanknop heeft losgelaten.
ON
OFF
(standaard)
162
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Persoonlijke Instelling 3: Bracketing Order
Standaard verloopt auto-bracketing in de volgorde beschre-
ven in de naslaggids ( blz. 100). Indien gewenst kunt u de
camera instellen om bracketing uit te voeren van de laagste
belichtingswaarde (onderbelichting) naar de hoogste
belichtingswaarde (overbelichting).
OK
Bracketing Order
F3
MTR>Under>Over
Under>MTR>Over
CSM MENU
Persoonlijke Instelling 4: AF Activation
Standaard kunnen zowel de ontspanknop als de AF-ON-toet-
sen worden gebruikt om de automatische scherpstelling te
activeren. Indien gewenst kunt u de camera zo instellen dat
de autofocus alleen wordt geactiveerd als één van de AF-
ON-toetsen wordt ingedrukt.
OK
F4
AF Activation
Shutter/AF-ON
OFF
ON
AF-ON only
CSM MENU
Omschrijving
Automatische scherpstelling alleen uitgevoerd met
de AF-ON-toetsen.
Persoonlijke Instellingen (vervolg)
Automatische scherpstelling wordt uitgevoerd met
de AF-ON-toetsen of door de ontspanknop half in
te drukken.
Optie
AF-ON only
Shutter/AF-ON
(standaard)
Nr.
Omschrijving
Bracketing uitgevoerd in de volgorde vermeld in de
naslaggids ( blz. 101).
Bracketing uitgevoerd van laagste naar hoogste
waarde.
Optie
MTR>Under>Over
(standaard)
Under>MTR>Over
Nr.
Voor meer informatie over:
blz. 100 Auto-bracketing
163
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Persoonlijke Instelling 5: Anti-mirror-shock mode
Standaard wordt de spiegel voor de CCD weggeklapt op het
moment dat de sluiter zich opent om een foto te nemen.
Om trilling van de camera zoveel mogelijk te beperken kan
de belichting worden uitgesteld tot de spiegel is opklapt en
eventuele trillingen zijn gestopt.
OK
F5
Anti-mirror
-shock mode
OFF
ON
CSM MENU
Omschrijving
Persoonlijke Instelling 6: Focus Area Select
Standaard vormen de vier buitenste AF-velden de grens van
het gebied waarin AF-velden geselecteerd kunnen worden. Is
één van deze AF-velden geselecteerd, dan heeft opnieuw in
dezelfde richting drukken van de multi-selector geen nut. U
kunt dit wijzigen zodat de selectie van het scherpstelveld "door-
loopt" van het bovenste naar het onderste gebied en van het
linker naar het rechter gebied. Wanneer u de multi-selector nu omhoog duwt als het
bovenste scherpstelveld gemarkeerd is, wordt het onderste scherpstelveld geselec-
teerd. Omgekeerd wordt het bovenste scherpstelveld geselecteerd wanneer u de
multi-selector omlaag duwt als het onderste gebied geselecteerd is. Op dezelfde
wijze wordt het linker scherpstelveld geselecteerd als u de multi-selector naar rechts
duwt terwijl het rechter gebied gemarkeerd is.
OK
F6
Focus Area Select
No Wrap
ON
OFF
Wrap
CSM MENU
Omschrijving
Selectie scherpstelveld loopt door.
Selectie scherpstelveld begrensd.
Nr.
Nr.
Optie
Optie
Wrap
No Wrap
(standaard)
Voor meer informatie over:
blz. 73 Scherpstelveld selecteren
De sluiter wordt geopend zodra de spiegel wordt
opgeklapt.
OFF
(standaard)
De belichting wordt uitgesteld tot de spiegel is
opgeklapt om trilling van de camera zoveel mogelijk
te beperken voor situaties waarbij voor maximale
scherpte de kleinste kans op trilling moet worden
uitgesloten, zoals bij microscoopfotografie.
ON
164
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Persoonlijke Instelling 7: AE Lock
Standaard wordt de belichting vergrendeld door de AE-L/
AF-L-toets in te drukken. U kunt dit wijzigen, zodat de
belichting wordt vergrendeld wanneer u de ontspanknop half
indrukt.
F7
AE Lock
AE-L/AF-L Buttom
ON
OFF
+
Shutter Button
CSM MENU
OK
Omschrijving
Belichting wordt vergrendeld door de AE-L/AF-L-
toets in te drukken.
Belichting wordt vergrendeld wanneer de ontspan-
knop half wordt ingedrukt.
Persoonlijke Instelling 8: Mirror Lock-up for CCD Cleaning
Deze optie wordt gebruikt om de spiegel in de opgeklapte
stand te vergrendelen voor het inspecteren of reinigen van
het low-pass filter dat voor de CCD zit. Zie "Technische ge-
gevens: Verzorging van uw camera" ( blz. 196).
OK
F8
Mirror Lock-up
for CCD Cleaning
OFF
ON
OFF
CCD Cleaning
CSM MENU
Omschrijving
Persoonlijke Instellingen (vervolg)
Nr.
Nr.
Optie
AE-L/AF-L Button
(standaard)
+ Shutter Button
Optie
Spiegel niet in opgeklapte stand vergrendeld.
OFF
(standaard)
Spiegel in opgeklapte stand vergrendeld. Om te zor-
gen dat er voeding beschikbaar is om de spiegel na
het reinigen neer te laten, wordt deze optie pas van
kracht wanneer de camera wordt gevoed door een
EH-4 netstroomadapter (apart verkrijgbaar).
CCD Cleaning
Voor meer informatie over:
blz. 96 Vergrendeling automatische belichting
165
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Persoonlijke Instelling 10: Dynamic AF, Continuous-Servo
Deze optie wordt gebruikt om de voorkeur voor het
dichtstbijzijnde onderwerp aan of uit te zetten bij gebruik van
dynamische AF en continu AF.
F10
Dynamic AF,
Continuous-Servo
Select AF Area
ON
OFF
Closest Subject
CSM MENU
OK
Omschrijving
Camera stelt scherp op het onderwerp in het gese-
lecteerde scherpstelveld.
Persoonlijke Instelling 9: Dynamic AF, Single-Servo
Deze optie wordt gebruikt om de voorkeur voor het
dichtstbijzijnde onderwerp aan of uit te zetten bij gebruik van
dynamische AF en enkelvoudige AF.
F9
Dynamic AF,
Single-Servo
Closest Subject
OFF
ON
Select AF Area
CSM MENU
OK
OmschrijvingNr.Optie
Optie
Select AF Area
(standaard)
Nr.
Camera bepaalt afstand tot de onderwerpen in elk
scherpstelgebied en selecteert het onderwerp dat
zich het dichtst bij de camera bevindt.
Closest Subject
(standaard)
Camera stelt scherp op het onderwerp in het gese-
lecteerde scherpstelgebied.
Select AF Area
2—EV Steps for Exposure Control ( blz. 161)
Standaard worden sluitertijd en diafragma gevarieerd in stappen van
1
/
3
LW (
1
/
3
stop). Indien
gewenst kunnen de stappen worden vergroot naar
1
/
2
of 1 stop.
Voor meer informatie over:
blz. 74 AF-veldfunctie
Camera bepaalt afstand tot de onderwerpen in elk
scherpstelveld en selecteert het onderwerp dat zich
het dichtst bij de camera bevindt.
Closest Subject
166
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Persoonlijke Instelling 11: AE/Flash Bracketing
Standaard veranderen bij elke opname zowel de automa-
tisch belichting als de flitsbelichting als auto-bracketing geacti-
veerd is. Met deze optie kunt u de camera zo instellen dat
alleen de automatische belichting of de flitsbelichting wordt
veranderd.
OK
AE/Flash
Bracketing
F11
CSM MENU
AE & Flash
AE Only
Flash Only
Omschrijving
Zowel automatische belichting als flitsbelichting
worden gevarieerd.
Alleen automatisch belichting wordt gevarieerd;
flitsbelichting blijft ongewijzigd.
Persoonlijke Instelling 12: Assign Command Dial
Standaard regelt de hoofdinstelschijf de sluitertijd (sluitertijd-
voorkeuze en handmatige belichting) en de sub-instelschijf
het diafragma (diafragmavoorkeuze en handmatige belichting).
Met deze optie kunt u de taken omdraaien.
F12
Assign
Command Dial
Main
=
S, Sub
=
A
ON
OFF
Main
=
A, Sub
=
S
CSM MENU
OK
Omschrijving
Nr.
Nr.
Optie
AE & Flash
(standaard)
AE Only
Optie
Hoofdinstelschijf regelt de sluitertijd, sub-instelschijf
het diafragma.
Main=S, Sub=A
(standaard)
Hoofdinstelschijf regelt het diafragma, sub-instelschijf
de sluitertijd.
Main=A, Sub=S
Voor meer informatie over:
blz. 100 Auto-bracketing
Persoonlijke Instellingen (vervolg)
Alleen flitsbelichting wordt gevarieerd; automatische
belichting blijft ongewijzigd.
Flash Only
167
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Persoonlijke Instelling 13: Easy Exposure Compensation
Indien gewenst kunt u de belichtingscorrectie instellen door
alleen aan de instelschijven te draaien, zonder de toets in te
drukken. De belichtingscorrectie kan worden ingesteld op
waarden van –5 LW tot +5 LW.
F13
Easy Exposure
Compensation
[+
/
–]
& CMD Dial
ON
OFF
CMD Dial only
CSM MENU
OK
OmschrijvingNr.Optie
Belichtingscorrectie wordt ingesteld door op de
toets te drukken terwijl aan de hoofdinstelschijf
wordt gedraaid.
[
+
/
] & CMD Dial
(standaard)
2—EV Steps for Exposure Control ( blz. 161)
Standaard worden het diafragma en de sluitertijd gevarieerd met stappen van
1
/
3
LW (
1
/
3
stop).
Indien gewenst kunnen de stappen worden vergroot tot
1
/
2
of 1 stop.
Voor meer informatie over:
blz. 98 Belichtingscorrectie
Belichtingscorrectie wordt ingesteld met één van de
instelschijven. Welke instelschijf hangt af van de
belichtingsmethode en de optie gekozen bij Persoon-
lijke Instelling 12.
CMD Dial only
Belichtingsmethode
Persoonlijke Instelling 12
P
S
A
M
Main=S, Sub=A
Sub-instelschijf
Sub-instelschijf
Hoofdinstelschijf
Main=A, Sub=S
Sub-instelschijf
Hoofdinstelschijf
Sub-instelschijf
168
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Persoonlijke Instelling 14: Center Weight Area
Bij het bepalen van de belichting wordt bij centrumgerichte
lichtmeting de meeste nadruk gelegd op een cirkel in het
midden van het beeld. Met deze optie kunt u de diameter
van deze cirkel instellen, zoals hieronder getoond.
OK
Center Weight
Area
F14
Ø8mm
Ø6mm
Ø10mm
Ø13mm
Average
CSM MENU
Meetveld
Persoonlijke Instelling 15: Auto Meter-Off Delay
Deze instelling wordt gebruikt om te regelen hoe lang de
belichtingsinformatie op het venster bovenop de camera in-
geschakeld blijft vanaf half indrukken van de ontspanknop of
inschakeling van de camera. Een lange inschakelingsduur geeft
een verhoogd stroomgebruik.
OK
Auto Meter-Off
Delay
F15
6
4
8
16
s
s
s
s
CSM MENU
Tijd inschakeling belichtingsinfo (circa)
Nr.
Nr.
Optie
Optie
Voor meer informatie over:
blz. 82 Lichtmeting
Nadruk op cirkel van 10 mm doorsnee
φ
10 mm
Persoonlijke Instellingen (vervolg)
Nadruk op cirkel van 6 mm doorsnee
φ
6mm
Nadruk op cirkel van 8 mm doorsnee
φ
8mm (standaard)
Belichting gebaseerd op meting totale beeldAverage
Nadruk op cirkel van 13 mm doorsnee
φ
13 mm
Zestien seconden16 s
Acht seconden8s
Zes seconden6s (standaard)
Vier seconden4s
169
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Persoonlijke Instelling 17: LCD Illumination
Standaard worden de LCD-vensters verlicht wanneer de
AAN/UIT-schakelaar op wordt gezet. Indien gewenst kunt
u de camera zo instellen dat de LCD-vensters worden ver-
licht wanneer u op een willekeurige toets drukt.
F17
LCD Illumination
Lamp On Switch
ON
OFF
Any Button
CSM MENU
OK
Omschrijving
LCD-vensters alleen verlicht als AAN/UIT-schake-
laar op wordt gezet.
LCD-vensters verlicht bij indrukken willekeurige
toets.
Persoonlijke Instelling 16: Self-timer Delay
Deze instelling wordt gebruikt om in de zelfontspannerstand
de tijdsduur in te stellen vanaf het moment dat de ontspan-
toets wordt ingedrukt tot het moment dat de sluiter wordt
geopend.
OK
Self-timer Delay
CSM MENU
F16
2
5
10
20
s
s
s
s
Sluitertijd vertraagd met (circa)Nr.Optie
Optie
Lamp On Switch
(standaard)
Any Button
Nr.
Tw ee seconden2s
Voor meer informatie over:
blz. 103 Zelfontspanner gebruiken
Vijf seconden5s
Tien seconden10 s (standaard)
Tw intig seconden20 s
170
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Persoonlijke Instelling 18: Monitor Off Delay
Dit onderdeel regelt de tijdsduur dat de LCD-monitor inge-
schakeld blijft wanneer er geen handelingen worden verricht.
Hoe langer de LCD-monitor blijft aanstaan, hoe sneller de
batterij leeg raakt.
OK
F18
Monitor Off Delay
CSM MENU
20
10
1
5
10
s
s
min
min
min
LCD-monitor gaat uit na (circa)Nr.Optie
Eén minuut1min
Persoonlijke Instellingen (vervolg)
Tien seconden10 s
Tw intig seconden20 s (standaard)
Vijf minuten5min
Tien minuten10 min
171
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Persoonlijke Instelling 19: Aperture Control during Zoom
Bij objectieven met een variabele brandpuntafstand (bijvoor-
beeld Micro Nikkor of zoomobjectieven), verandert het groot-
ste diafragma mee met de brandpuntafstand. Deze instelling
regelt hoe dit diafragma zich verhoudt tot het f/-getal dat de
gebruiker bij diafragmavoorkeuze of handmatige
belichtingsregeling heeft ingesteld. Standaard blijft de inge-
stelde diafragmawaarde bij in- en uitzoomen vast ingesteld op het gekozen f/-getal.
Indien gewenst kunt u de camera zo instellen dat het f/-getal meeverandert met de
brandpuntafstand, zodat het diafragma een vaste afstand tot de grootste opening
houdt. Stel: u gebruikt een AF Zoom-Nikkor objectief 70-210 mm, f/4-5; U kiest f/8,
bij een zoomstand van 70 mm. Het objectief is ten opzichte van het grootste dia-
fragma twee stops gediafragmeerd. Zoomt u nu in tot 210mm, dan blijft het dia-
fragma standaard op f/8 staan. Kiest u de tweede instelling, dan wordt het diafragma
echter verkleind tot f/11, twee stappen vanaf het grootste diafragma voor deze
brandpuntafstand (f/5,6).
OK
F19
Aperture Control
during Zoom
Fixed
Variable
CSM MENU
OmschrijvingNr.Optie
Diafragma verandert niet mee met brandpuntafstand
objectief.
Fixed
(standaard)
Variable
Voor meer informatie over:
blz. 84 Belichtingsmethode
Diafragma verandert mee met brandpuntafstand
objectief.
172
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Persoonlijke Instelling 20: ISO Step Value
Standaard wordt de gevoeligheid gewijzigd in stappen van
1
/
3
LW (
1
/
3
stop). Met deze optie kunt u de stappen vergroten
naar
1
/
2
of 1 stap.
OK
ISO Step Value
1/3 Step
1 Step
1/2 Step
F20
CSM MENU
Persoonlijke Instelling 21: AE-L/AF-L Button
Standaard worden scherpstelling en belichting bij het indruk-
ken van de AE-l/AF-L-toets samen vergrendeld. Persoonlijk
Instelling 21 regelt de verschillende vergrendelingsmogelijk-
heden van deze toets.
AE-L/AF-L Button
AE Lock only
AF Lock only
AE Lock hold
AE/AF lock
F21
CSM MENU
OK
Omschrijving
Persoonlijke Instellingen (vervolg)
Optie Nr.
Omschrijving
Gevoeligheidsvariaties in stappen ter waarde van
1
/
3
LW (
1
/
3
stop)
Gevoeligheidsvariaties in stappen ter waarde van
1
/
2
LW (
1
/
2
stop)
Optie
1/3 step
(standaard)
1/2 step
Nr.
Gevoeligheidsvariaties in stappen ter waarde van 1
LW (1 stop)
1 step
Scherpstelling en belichting worden vergrendeld
wanneer AE-L/AF-L-toets wordt ingedrukt.
AE/AF Lock
(standaard)
Met indrukken van de AE-L/AF-L-knop vergrendelt
u de belichting. De belichting blijft vergrendeld tot-
dat de knop opnieuw wordt ingedrukt of de ontspan-
knop wordt ingedrukt.
AF Lock hold
Voor meer informatie over:
blz. 62 Gevoeligheid (ISO-equivalent)
blz. 78 Scherpstelvergrendeling
Belichting wordt vergrendeld wanneer AE-L/AF-L-toets
wordt ingedrukt. Scherpstelling wordt niet vergrendeld.
AE Lock only
Scherpstelling wordt vergrendeld wanneer AE-L/AF-L-
toets wordt ingedrukt. Belichting wordt niet vergrendeld.
AF Lock only
173
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Persoonlijke Instelling 22: Aperture Setting
Standaard kunt u het diafragma alleen wijzigen met behulp
van de sub-instelschijf, niet met de diafragmaring op het ob-
jectief. Met dit onderdeel kunt u de camera zo instellen dat
het diafragma alleen met de diafragmaring van het objectief
kan worden ingesteld, en niet met de sub-instelschijf.
F22
Aperture Setting
Sub-Command Dial
ON
OFF
Aperture Ring
CSM MENU
OK
Omschrijving
Diafragma kan alleen worden ingesteld met de sub-
instelschijf.
Nr.Optie
Sub-Command Dial
(standaard)
Voor meer informatie over:
blz. 96 Vergrendeling automatische belichting
blz. 88 Selectie diafragma
blz. 166 Persoonlijke Instelling 12
Diafragma kan alleen worden ingesteld met de
diafragmaring op het objectief. Wanneer deze optie
geactiveerd is, wordt het diafragma in stappen van 1
LW weergegeven op het LCD-venster. Let er op dat
zelfs wanneer u bij Persoonlijke Instelling 12 de dia-
fragma-instelling heeft toegewezen aan de hoofdinstel-
schijf, het diafragma alleen kan worden gewijzigd met
behulp van de diafragmaring op het objectief.
Aperture Ring
174
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Persoonlijke Instellingen (vervolg)
Persoonlijke Instelling 23: Image Sharpening
Standaard verscherpt de camera foto's automatisch, zodat
contouren worden versterkt. Deze Instelling regelt hoeveel
de foto wordt verscherpt.
Image Sharpening
Low
High
None
Normal
F23
CSM MENU
OK
Omschrijving
Het beeld wordt verscherpt, zodat contouren wor-
den versterkt.
Nr.Optie
Normal
(standaard)
Het beeld wordt licht verscherpt, maar niet zoveel
als bij de standaardwaarde.
Low
Het beeld wordt sterker verscherpt dan bij de
standaardwaarde.
High
Het beeld wordt niet verscherpt.None
Omdat de verscherping van de D1x is geoptimaliseerd voor de verschillende horizontale en
verticale resoluties van de CCD van de camera, is het aan te bevelen de verscherping aan te
laten staan.
175
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Persoonlijke Instelling 24: Tone Compensation
Bij het opslaan van foto's op de geheugenkaart past de camera de
toonwaarden in het beeld aan om een optimaal contrast te berei-
ken. Deze aanpassing wordt uitgevoerd door middel van tooncurven
die de relatie definiëren tussen de toonverdeling in het oorspron-
kelijke beeld en die in het gecorrigeerde resultaat. Met Persoonlijke
Instelling 24 kunt u een curve selecteren die geschikt is voor het
onderwerp en het apparaat waarop het beeld zal worden afgedrukt of weergegeven.
OK
Tone
Compensation
Normal
Auto
Less contrast
More contrast
Custom
F24
CSM MENU
OmschrijvingNr.Optie
Custom
De Custom tooncorrectiecurve wordt naar de camera gedownload met Nikon Capture 3
camerabesturingssoftware (apart verkrijgbaar). Nikon Capture 3 kan niet worden gebruikt om
een eigen curve te vormen bij Mac OS X versie 10.1.4 of eerder, daar deze versies van Mac OS
X de camerabesturing (Camera Control) met de D1x niet ondersteunen.
Voor meer informatie over:
blz. 152 Nikon Capture 3
Als matrixmeting geselecteerd is, optimaliseert de
camera het contrast automatisch door een curve te
kiezen voor "Normal", "Less Contrast" of "More
Contrast". Bij selectie van een andere lichtmeet-
methode is deze optie gelijk aan Normal.
Auto
(standaard)
Er wordt een standaard curve gebruikt. Deze curve is
geschikt voor de meeste taferelen, van donkere tot lichte.
Normal
Gebruik deze curve om een zachter beeld te krij-
gen, bijvoorbeeld bij portretten genomen in direct
zonlicht, omdat gedeelten van het gelaat anders “uit-
gebleekt” zouden worden weergegeven.
Less contrast
Deze curve maakt het beeld pittiger en gedetailleer-
der, goed voor nevelige landschappen en andere
onderwerpen met weinig contrast.
More contrast
Er wordt een door de gebruiker ingestelde curve
gebruikt die vanaf Nikon Capture 3 naar de camera
is gedownload. Als er geen curve naar de camera is
gedownload, is deze optie gelijk aan Normal.
Custom
176
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Persoonlijke Instellingen (vervolg)
Persoonlijke Instelling 26: C-Mode Max Shots
Bij dit onderdeel kan de gebruiker het maximum aantal foto's
opgeven dat kan worden opgeslagen in de tijdelijke geheugen-
buffer bij het fotograferen in de continustand. De opties varië-
ren van één tot negen opnamen; de standaardinstelling is ne-
gen. Let er echter op dat de buffer niet meer dan zes RAW-
beelden tegelijkertijd kan bevatten, zelfs als het ingestelde
maximum zeven of meer is. Als de zoom in de stand direct weergeven met behulp
van Persoonlijke Instelling 36 geactiveerd is, dan is het maximum aantal opnamen zes,
of vier RAW-beelden.
90
OK
C-Mode Max Shots
F26
CSM MENU
Persoonlijke Instelling 25: C-Mode Shooting Speed
Met dit onderdeel stelt u de frequentie in waarmee foto's in
de continustand worden genomen.
OK
C-Mode
Shooting Speed
3 fps
2 fps
1 fps
F25
CSM MENU
OmschrijvingNr.Optie
Er worden foto's genomen met een snelheid van
drie beelden per seconde.
3fps
(standaard)
Er worden foto's genomen met een snelheid van
twee beelden per seconde.
2fps
Voor meer informatie over:
blz. 52 Continustand
blz. 183 Persoonlijke Instelling 36
Er worden foto's genomen met een snelheid van
één beeld per seconde.
1fps
177
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Persoonlijke Instelling 27: Display Mode
Dit onderdeel bepaalt of er extra pagina’s met een histogram
en de hoge lichten in de foto-informatie worden gegeven
wanneer foto's op de monitor worden vertoond. Deze Instel-
ling kan ook worden gewijzigd met het onderdeel Display
Mode in het weergavemenu.
OK
Display Mode
Image only
Histogram
Highlights
Both
F27
CSM MENU
Omschrijving
Alleen foto en standaardfoto-informatie wordt ge-
toond.
Nr.Optie
Image only
(standaard)
Voor meer informatie over:
blz. 126 Weergave histogram en hoge lichten
blz. 142 Het Display Mode-submenu
Pagina met hoge lichten in beeld wordt toegevoegd
aan foto-informatie.
Highlights
Pagina met histogram en pagina met hoge lichten
worden toegevoegd aan foto-informatie.
Both
Pagina met histogram met de toonverdeling in het
beeld wordt aan foto-informatie toegevoegd.
Histogram
178
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Persoonlijke Instellingen (vervolg)
Persoonlijke Instelling 28: NEF (RAW) Image Save
Dit onderdeel bepaalt of beelden bij een beeldkwaliteit van
High kunnen worden opgeslagen in RAW-formaat, en of
beelden in RAW-formaat gecomprimeerd worden. Denk er-
aan dat u Nikon View of Nikon Capture 3 nodig heeft om
RAW-beeldbestanden op een computer te kunnen openen.
OK
NEF
(
RAW
)
Image Save
OFF
Uncompressed
Compressed
F28
CSM MENU
OmschrijvingNr.Optie
RAW-beelden worden opgeslagen zonder
compressie.
Uncompressed
(standaard)
Voor meer informatie over:
blz. 56 Beeldkwaliteit
blz. 150 Nikon View
blz. 152 Nikon Capture 3
blz. 140 Het Folder Designate-menu
blz. 117 Het File No.Seq.-menu
RAW-beelden worden gecomprimeerd met een
"losless” (verliesloos) algoritme dat de bestandsom-
vang verminderd met circa vijftig tot zestig procent
zonder de beeldkwaliteit aan te tasten.
Compressed
Beelden met kwaliteit High kunnen alleen in TIFF-
formaat worden opgeslagen.
OFF
179
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
OK
File Number
Sequence
OFF
ON
Reset
F29
CSM MENU
OmschrijvingNr.Optie
De opeenvolgende bestandsnummering staat aan. Bij
het creëren van een nieuwe map of het plaatsen van
een nieuwe geheugenkaart in de camera, gaat de
bestands- en mapnummering verder vanaf het laatst
gebruikte nummer.
ON
De opeenvolgende bestandsnummering staat uit. Bij
het creëren van een nieuwe map of het plaatsen van
een nieuwe geheugenkaart in de camera, begint de
bestandsnummering weer vanaf 0001. Totdat er een
nieuwe map wordt gecreëerd of een nieuwe geheugen-
kaart wordt ingevoerd, gaat de bestands- en map-
nummering verder vanaf het laatst gebruikte nummer.
OFF
(standaard)
Bestandsnummering
Als doorlopende bestandsnummering niet geselecteerd is, begint de bestandsnummering vanaf
0001 wanneer de gebruiker een nieuwe map creëert met het Folder Designate-menu van
de weergavestand. De bestandsnummering begint ook vanaf 0001 als de camera automatisch
een nieuwe map creëert, ongeacht of doorlopende bestandsnummering geselecteerd is. Nieuwe
mappen worden automatisch gecreëerd wanneer:
het aantal beelden in de huidige map 999 bereikt
de huidige map een bestand genummerd 9999 bevat
Persoonlijke Instelling 29: File Number Sequence
Bij het opslaan van foto's kent de camera aan ieder beeld een
bestandsnaam toe die bestaat uit "DSC_" gevolgd door een
viercijferig getal van 0001 tot 9999. Beelden worden opgesla-
gen in mappen met een naam die bestaat uit een driecijferig
mapnummer van 100 tot 999 gevolgd door "NCD1X" (bij-
voorbeeld "100NCD1X"). Met Persoonlijke Instelling 29 regelt
u de wijze waarop de camera map- en bestandsnummers toekent. U kunt de bestands-
nummering ook instellen met de optie File No.Seq. in het opnamemenu.
De huidige bestands- en mapnummers worden uit
het geheugen gewist en de opeenvolgende bestands-
nummering begint bij het maken van de volgende
foto weer vanaf 0001. Als de huidige map al foto's
bevat, gaat de opeenvolgende bestandsnummering
verder vanaf het laagste beschikbare nummer.
Reset
180
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Persoonlijke Instellingen (vervolg)
Persoonlijke Instelling 31: ISO Boost
Met deze instelling verhoogt u de gevoeligheid (ISO-equiva-
lent) met ongeveer één tot twee stops (1-2 LW) boven de
hoogste instelling, die overeenkomt met ongeveer ISO 800.
Deze instelling is niet afhankelijk van de ingestelde ISO waarde.
Bij verhoogde gevoeligheid kunt u bijvoorbeeld 's avonds bij
sportevenementen kortere sluitertijden gebruiken, of voor-
komen dat een slecht verlicht onderwerp onderbelicht wordt. Houd er echter reke-
ning mee dat het verhogen van de gevoeligheid leidt tot meer "ruis" (vergelijkbaar
met het grofkorrelige effect van een hooggevoelige film) in de uiteindelijke foto.
OK
ISO Boost
OFF
1 step over 800
2 steps over 800
F31
CSM MENU
OmschrijvingNr.Optie
Gevoeligheid kan niet boven maximum worden ver-
hoogd.
OFF
(standaard)
Voor meer informatie over:
blz. 148 Camera aansluiten op een computer
blz. 62 Gevoeligheid (ISO-equivalent)
Gevoeligheid verhoogd tot circa één stap (1 LW)
boven het equivalent van ISO 800. LCD-venster ach-
terop camera toont HI-1.
1 step over 800
Gevoeligheid verhoogd tot circa twee stappen (2
LW) boven het equivalent van ISO 800. LCD-ven-
ster achterop camera toont HI-2.
2 steps over 800
Persoonlijke Instelling 30: PC Shooting Mode
Wanneer de camera in de PC-stand staat, kunt u de keuze-
schijf niet gebruiken om te kiezen tussen de enkelbeeldstand
en de continustand. Met deze instelling regelt u de opnames-
tand wanneer de camera op een computer is aangesloten.
OK
F30
PC Shooting Mode
Single
Continuous
CSM MENU
OmschrijvingNr.Optie
Camera naakt telkens als de ontspanknop wordt
ingedrukt één foto.
Single
(standaard)
Camera neemt blijft foto’s maken zolang de ontspan-
knop ingedrukt wordt gehouden.
Continuous
181
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Persoonlijke Instelling 32: Color Mode
Bij uw digitale Nikon-camera kunt u kiezen uit diverse
kleurmodi voor het vastleggen van digitale foto's. Kies een
instelling die geschikt is voor het aantal foto's dat u produceert
en de uit te voeren taak. Wanneer u foto's opent in een
applicatie die kleurbeheer ondersteunt, dient u een kleurprofiel
te selecteren dat overeenkomt met de kleurinstelling die van
kracht was toen u de foto nam. Let er op dat als u het beeld bij het openen converteert
naar een ander kleurprofiel, u niet precies dezelfde kleuren krijgt als bij het origineel.
Als het beeld wordt geconverteerd naar een kleurprofiel met een smaller gamma,
kunnen zich toononderbrekingen voordoen.
OK
Color Mode
F32
CSM MENU
(
sRGB
)
(
AdobeRGB
)
OmschrijvingOptie Nr.
Deze instelling is aangepast aan de sRGB-kleurruimte,
die kleuren (vrijwel) zonder bewerking reproduceert
zoals ze worden gezien. Deze kleurruimte is vooral
geschikt voor portretten van mensen.
I (sRGB)
(standaard)
Beelden opgeslagen in deze stand zijn aangepast aan
de Adobe RBG-kleurruimte. Deze kleurruimte kan
een breder scala aan kleuren weergeven dan de
sRGB-kleurruimte, zodat hij vooral geschikt is voor
studiosituaties en commerciële productie-workflow.
II (AdobeRGB)
Kleurinstelling II
Foto’s die zijn gemaakt in Stand II bevatten een ingesloten ICC-profiel, dat ervoor zorgt dat de
juiste kleurruimte-instellingen automatisch kunnen worden gekozen wanneer de beelden worden
geopend in Adobe Photoshop, of in andere programma’s die color management (kleurbeheer)
ondersteunen (kijk in de documentatie die bij de software werd geleverd voor meer informatie).
Het systeem voor het opnemen van beelden in stand II is weliswaar gebaseerd op de Exif en DCF
standaards, het is echter niet volledig conform deze standaards. Gebruik van stand I wordt aanbe-
volen wanneer u foto’s maakt die zullen worden bekeken met andere camera’s of andere Exif/
DCF-compatible apparatuur, die zullen worden geprint met Exif Print (de directe print-optie van
een aantal inkjet kleurenprinters), of die worden geprint via een printshop of een andere commer-
ciële printservice. Wilt u weten of uw printer of printservice Exif Print ondersteunt, kijk dan in de
documentatie van uw printer of informeer bij uw foto-afwerkadres. Gebruik voor de beste resul-
taten Nikon View of Nikon Capture 3, welke een uitstekende aanvulling vormen op elk type
beeld-workflow. Nikon Capture 3 is uniek om de mogelijkheid beelden in NEF-formaat te bewer-
ken zonder dat de beeldkwaliteit van het origineel wordt aangetast; het hoort thuis in de eerste
fase van elke produktie-workflow waarin beeldbewerkingssoftware is opgenomen.
182
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Persoonlijke Instellingen (vervolg)
Persoonlijke Instelling 33: Hue Adjustment
Hoewel u met de geavanceerde lichtmeting en witbalans van de
camera kleuren nauwkeurig kunt reproduceren onder vrijwel alle
lichtomstandigheden, kan het voorkomen dat u de kleurbalans onder
bijzondere lichtomstandigheden wilt bijstellen of opzettelijk een
kleurzweem wilt creëren. Dit kunt u doen door de instelling van de
kleurverzadiging te wijzigen. Die instellingen variëren van 0 tot 6,
waarbij 3 de standaardwaarde is. Wanneer u de kleurverzadiging hoger dan 3 instelt, komt er
een gele zweem over het beeld te liggen; kleuren die bij een instelling van 3 rood zijn worden
naarmate de instelling wordt verhoogd steeds meer oranje. Wanneer u de kleurverzadiging
verlaagt tot onder 3, creëer t u een blauwe zweem; kleuren die bij een instelling van 3 rood
zijn worden steeds meer paars naarmate de instelling verder wordt verlaagd.
Persoonlijke Instelling 34: Disable Shutter if no CD Card
Standaard is de ontspanknop vergrendeld als er geen
geheugenkaart in de camera zit. Deze instelling kan worden
gebruikt om de ontspanknop te ontgrendelen als er geen
geheugenkaart in de camera zit. Wanneer de camera is aan-
gesloten op een computer waarop Nikon Capture 3 Camera
Control draait, worden de beelden in dat geval echter direct
op de harde schijf van uw computer opgeslagen in plaats van op de geheugenkaar t.
Persoonlijke Instelling 34 heeft dan geen effect en de ontspanknop is altijd ontgrendeld.
OK
Hue Adjustment
4
3
5
6
0
F33
CSM MENU
OK
F34
Disable Shutter
if no CF Card
ON
OFF
CSM MENU
Omschrijving
Ontspanknop vergrendeld wanneer er geen kaart
in de camera zit.
Nr.Optie
ON
(standaard)
Ontspanknop functioneert zelfs als er geen kaart in
de camera zit.
OFF
Wanneer de camera in de PC-stand staat en is aangesloten op een computer, functioneert de
ontspanknop zelfs als er zich geen geheugenkaart in de camera bevindt, ongeacht de gekozen
optie bij Persoonlijke Instelling 34.
Voor meer informatie over:
blz. 149 PC-stand
183
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Persoonlijke Instelling 35: Rear Control Panel Display
Deze instelling regelt wat er op het LCD-venster achterop
de camera wordt getoond: de huidige gevoeligheidsinstelling
(ISO-equivalent) of het aantal resterende opnamen.
OK
ISO
F35
Rear Control
Panel Display
ISO
Frame Count
CSM MENU
Persoonlijke Instelling 36: Zoom-PB. during Image write
Wanneer u On heeft geselecteerd bij Image Preview (Per-
soonlijke Instelling 1), dan worden foto's op de LCD-monitor
getoond terwijl ze worden opgeslagen op de geheugenkaart
(direct weergeven). Met Persoonlijke Instelling 36 bepaalt u
of het mogelijk is in te zoomen op het beeld op de LCD-
monitor terwijl het beeld wordt opgeslagen op de geheugen-
kaart.
OK
F36
Zoom-PB. during
Image write
OFF
ON
CSM MENU
OmschrijvingNr.Optie
OmschrijvingOptie Nr.
Voor meer informatie over:
blz. 161 Persoonlijke Instelling 1
blz. 120 Direct weergeven
LCD-venster achterop camera toont aantal reste-
rende opnamen. Gevoeligheid alleen getoond bij in-
drukken van de ISO-toets.
Frame Count
LCD-venster achterop camera toont huidige
gevoeligheidsinstelling.
ISO
(standaard)
Zoomen pas mogelijk na opslaan beelden.
OFF
(standaard)
Zoomen mogelijk tijdens opslaan beelden op
geheugenkaart.
ON
184
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Standaardinstellingen terugzetten (Reset met twee toetsen)
Door de
toets en de toets tegelijkertijd in te
drukken kunt u de camera terugzetten op de standaard-
instellingen. Wanneer u de twee toetsen samen tweemaal
indrukt, worden zowel de camera-instellingen als de Per-
soonlijke Instellingen van het op dat moment geselecteerde
archief teruggezet op hun standaardwaarden.
Persoonlijke Instellingen (vervolg)
Camera-Instellingen terugzetten op standaardwaarden
Om de camera-instellingen op te heffen dient u de toets en de toets
tegelijkertijd langer dan twee seconden ingedrukt te houden. De volgende instellin-
gen worden teruggesteld op hun standaardwaarden:
Instelling
Belichtingsmethode
Scherpstelveld
AF-veldfunctie
Gevoeligheid
Beeldformaat
Beeldkwaliteit
Witbalans
Witbalans-
aanpassing
Standaard
Programma-
automatiek
Centraal
Enkelvelds-AF
Equivalent ISO 125
Groot
(3008 × 1960 pixels/kleur)
JPEG Normal
Automatisch
±0
Instelling
Auto-bracketing
Flitsmethode
Belichtingscorrectie
Belichgtingsvergrendeling
Vergrendeling
diafragma
Vergrendeling
sluitertijd
Flexibel pro-
gramma
Standaard
Uit
Synchronisatie
eerste sluitergordijn
±0,0
Uit
Uit
Uit
Uit
185
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE MENU'S—PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Persoonlijke Instellingen terugzetten op hun standaardwaarden
U kunt de instellingen van het huidige instellingenarchief terugzetten op hun standaard-
waarden door de toets en de toets tegelijkertijd langer dan twee secon-
den in te drukken. De CUSTOM-indicator op het LCD-venster achterop de ca-
mera gaat knipperen. Laat beide toetsen los als de indicator knippert en druk ze
vervolgens allebei opnieuw in. Alle instellingen in het huidige instellingenarchief en de
hierboven genoemde camera-instellingen worden teruggezet op hun standaard-
waarden. De instellingen opgeslagen in andere archieven worden niet beïnvloed.
186
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE CAMERAMENU'S—ANDERE CAMERAMENU'S
Andere cameramenu's
Delete
Slide Show
Protect
Hide Image
Print Set
Folder Designate
Display Mode
D1X
PLAYBACK MENU
Op de volgende bladzijden wordt een index gegeven van de opties in het opname-
menu, het weergavemenu en het Setup-menu.
Het weergavemenu (PLAYBACK MENU)
Het weergavemenu, dat u in alle bedieningsmethoden kunt ope-
nen, bevat de hiernaast getoonde weergave-opties.
187
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE CAMERAMENU'S—ANDERE CAMERAMENU'S
Delete
Wis alle of geselecteerde foto's en annuleer printopdrachtbestanden.
U kunt afzonderlijke beelden ook wissen met de toets.
Delete
PLAYBACK MENU
Selected
All
Print Set
blz. 130
Slide Show
Automatisch weergeven.
Slide Show
PLAYBACK MENU
Start
Frame Intvl
blz. 134
Protect
Beveilig beelden tegen wissen. U kunt afzonderlijke beelden ook be-
veiligen met de toets.
00-1
10
0
1
1
1
0
1
1
10
10
100-4
100-4
00-
00
0
-4
10
00-
0
0
-4
-
4
0
00-
00-2
00-2
100
1
00
10
0
0
0
10
10
1
00
-
5
100-3
00-
00
0-3
0
10
1
1
0
100
10
00
100-6
10
0
1
0
0
0
00
00-
0
00
0
00
0
0
00-
00
0
-
0
0
0
0
0
0
SET OK
PLAYBACK MENU
blz. 133
Hide Image
Verberg beelden tijdens het weergeven.
00-1
10
0
1
1
1
0
1
1
10
10
100-4
100-4
00-
00
0
-4
10
00-
0
0
-4
-
4
0
00-
00-2
00-2
100
1
00
10
0
0
0
10
10
1
00
-
5
100-3
00-
00
0-3
0
10
1
1
0
100
10
00
100-6
10
0
1
0
0
0
00
00-
0
00
0
00
0
0
00-
00
0
-
0
0
0
0
0
0
SET OK
PLAYBACK MENU
blz. 136
Print Set
Creëer digitale printopdrachtbestanden.
00-1
10
0
1
1
1
0
1
1
10
10
100-4
100-4
00-
00
0
-4
10
00-
0
0
-4
-
4
0
00-
00-2
00-2
100
1
00
10
0
0
0
10
10
1
00
-
5
100-3
00-
00
0-3
0
10
1
1
0
100
10
00
100-6
10
0
1
0
0
0
00
00-
0
00
0
00
0
0
00-
00
0
-
0
0
0
0
0
0
SET OK
PLAYBACK MENU
blz. 138
Folder Designate
Creëer nieuwe mappen; selecteer map waaruit u foto's wilt weerge-
ven.
New
Folder Select
Folder Designate
PLAYBACK MENU
blz. 140
Display Mode
Bepaal hier of de opnamen worden weergegeven met een histogram
van de verdeling van de toonwaarden of met knipperende hoge lich-
ten. U kunt deze optie ook instellen met Persoonlijke Instelling 27.
OK
Image only
Histogram
Highlights
Both
Display Mode
PLAYBACK MENU
blz. 142
188
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE CAMERAMENU'S—ANDERE CAMERAMENU'S
Andere cameramenu's (vervolg)
A
125
NORM
OFF
OFF
White Bal
ISO
Image Quality
Assign FUNC
AF Area Mode
File No. Seq.
Command Lock
SHOOTING MENU
Het opnamemenu (SHOOTING MENU)
Het opnamemenu regelt de opname-instellingen in de standen
enkelbeeld, continu, zelfontspanner en PC. Veel van de opties in
het opnamemenu kunt u ook wijzigen met behulp van de instel-
schijven.
189
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE CAMERAMENU'S—ANDERE CAMERAMENU'S
Image Quality
Kies de beeldkwaliteit (compressieverhouding) en het beeldformaat (kleur
en grootte). Bij een beeldkwaliteit van HIGH kunt u nog een menu met
bestandsformaatopties oproepen. U kunt deze handeling ook uitvoeren
met de toets en de instelschijven.
Color
Resolution
Quality
Image Quality
NORM
SHOOTING MENU
blz. 56
White Bal
Stel de witbalans af op de lichtbron. U kunt de witbalans ook wijzigen
met de toets.
White Bal
Auto
Incandescent
Fluorescent
Direct Sunlight
Flash
SHOOTING MENU
blz. 64
ISO
Kies een gevoeligheidsinstelling (ISO-equivalent). U kunt de gevoelig-
heid ook wijzigen met de ISO-toets en de hoofdinstelschijf.
OK
ISO
125
160
200
250
320
SHOOTING MENU
blz. 62
Assign FUNC
Selecteer de functie die u in de opnamestand wilt toekennen aan de
toets.
OK
Assign FUNC
Qual
CSM
AF Area
Lock
SHOOTING MENU
blz. 116
AF Area Mode
Stel de camera zo af dat hij of scherpstelt op het onderwerp in één scherp-
stelveld (enkevelds-AF) of het onderwerp volgt terwijl het zich verplaatst van
het ene scherpstelveld naar het andere (dynamische AF). U kunt deze hande-
ling ook uitvoeren met de toets en de hoofdinstelschijf.
OK
AF Area Mode
Dynamic Area AF
Single Area AF
SHOOTING MENU
blz. 74
File No. Seq.
Bepaal de wijze waarop de camera bestandsnamen aan foto's geeft. U
kunt dit ook regelen met Persoonlijke Instelling 29 ( blz. 179).
OK
File No. Seq.
OFF
ON
Reset
SHOOTING MENU
blz. 117
Command Lock
Vergrendel de sluitertijd en/of het diafragma. U kunt deze handeling
ook uitvoeren met de toets en de instelschijven.
OK
Command Lock
OFF
Shutter-Speed
Aperture
Both
SHOOTING MENU
blz. 95
190
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE CAMERAMENU'S—ANDERE CAMERAMENU'S
Format
Language
Video Output
Date
GPS Input
LCD Brightness
Monitor Off
NTSC
En
– –
– –
OFF
2
SET UP MENU
Het Setup-menu
Met het Setup-menu kunt u de basisinstellingen van de camera
wijzigen en taken uitvoeren als het formatteren van geheugen-
kaarten.
Andere cameramenu's (vervolg)
191
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN ANDERE CAMERAMENU'S—ANDERE CAMERAMENU'S
Monitor Off
Stel in hoe lang de LCD-monitor aanblijft als er geen handelingen
worden verricht. U kunt dit ook instellen met Persoonlijke Instelling
18.
Monitor Off
SET UP MENU
OK
20
10
1
5
10
s
s
min
min
min
blz. 145
Format
Formatteer geheugenkaarten voor gebruik met uw digitale Nikon-
camera. U kunt deze handeling ook uitvoeren met twee toetsen.
FUNC
FUNC
OK
Format
NO
YES
Warning!
All images
will be deleted
SET UP MENU
blz. 143
Language
Kies de taal waarin de menu's en berichten worden weergegeven.
OK
De
En
Fr
Es
Language
English
Deutsch
Français
Español
SET UP MENU
blz. 28
Video Output
Kies de videostandaard voor weergave van de opnamen op een TV of
aansluiting op een videorecorder.
OK
NTSC
PAL
Video Output
SET UP MENU
blz. 144
Date
Stel datum en tijd in. U kunt datum en tijd ook instellen met de BKT
en toetsen ( blz. 217).
2001 01
00
00
01
00
Date
YM
HM
D
S
SET OK
FUNC
FUNC
SET UP MENU
blz. 30
GPS Input
Maak seriële instellingen voor aansluiting voor een Global Positioning
System (GPS).
OK
GPS Input
ON
OFF
SET UP MENU
blz. 118
LCD Brightness
Voor instelling van de helderheid van de LCD-monitor.
2
LCD Brightness
SET UP MENU
blz. 144
192
193
TECHNISCHE
GEGEVENS
Over dit hoofdstuk
Dit hoofdstuk beschrijft hoe u ervoor kunt zorgen dat uw digitale Nikon-camera goed blijft
werken en legt uit wat u moet doen als de camera niet naar verwachting functioneert. Ook
wordt een lijst gegeven van de accessoires die voor uw camera geschikt zijn en worden de
specificaties van de camera gegeven.
•Verzorging van uw camera
....................... blz. 194–197
Optionele accessoires
............................. blz. 198–207
•Problemen oplossen..blz. 208–211
Specificaties .................... blz. 212–219
Index..................................... blz. 220–223
194
TECHNISCHE GEGEVENS—VERZORGING VAN UW CAMERA
Verzorging van uw camera
Matglas vervangen
Uw digitale Nikon-camera is voorzien van een BriteView-matglas type B. Een trans-
parant Fresnel-matglas type E, met een lijnenraster dat geschikt is als referentiekader
en voor bouwkundige fotografie, is apart verkrijgbaar.
Om het matglas te vervangen dient u de volgende stappen uit te voeren:
1
Zet de camera uit, verwijder het objectief van het camerahuis (A) en gebruik de
bij uw matglas geleverde pincet om de matglasvergrendeling naar u toe te trek-
ken (B). De matglashouder springt nu open.
2
Verwijder het matglas dat in de camera zit met de bijgeleverde pincet. Houd het
matglas bij het uitsteeksel vast om krassen te voorkomen (A). Pak het vervan-
gende matglas met de pincet bij het uitsteeksel vast en plaats het in de houder
(B). Duw de voorste rand van de houder omhoog tot hij op zijn plaats klikt (C).
2
2
f
t
m
2
8
7
0
50
3
5
2
8
8
5
1
0
5
2
2
A B
Raak de spiegel van de camera en het oppervlak van de matglazen niet aan.
Gebruik alleen matglazen die bestemd zijn voor gebruik bij camera's in de D1-serie.
CBA
195
TECHNISCHE GEGEVENS—VERZORGING VAN UW CAMERA
Onderhoud van uw camera
Uw camera is een precisieapparaat dat regelmatig dient te worden onderhouden. Aanbevolen wordt
om uw camera ten minste elke een tot twee jaar door een erkende Nikon Technische Dienst te laten
nakijken, en elke 3 tot 5 jaar een complete onderhoudsbeurt te laten geven (merk op dat hiervoor
betaald dient te worden). Regelmatig laten nakijken en onderhouden van uw camera is vooral aan te
bevelen wanneer u uw camera professioneel gebruikt. Op het moment dat u uw camera ter controle
aanbiedt, raden wij u aan alle vaak gebuikte accessoires, zoals lenzen en flitsers, mede aan te bieden.
Mocht de LCD-monitor breken, pas dan op voor letsel door gebroken glas en voorkom dat het
vloeibaar kristal uit de LCD-monitor in aanraking komt met de huid, ogen of mond.
Het kan voorkomen dat de statische electriciteit die wordt geproduceerd door een borstel of
doek de LCD-vensters doet oplichten of verdonkeren. Dit wijst niet op een storing, en de
weergave wordt weldra weer normaal.
Reinigen
Bij het reinigen van het camerahuis, het objectief, de spiegel, de zoeker en de LCD-
monitor dient u de onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht te nemen.
Camerahuis
Gebruik gecomprimeerde lucht om stof en pluizen te verwijderen en
veeg het camerahuis daarna voorzichtig met een zachte droge doek
na. Nadat u de camera op het strand of bij zee heeft gebruikt, dient u
eventueel zand of zout met een licht met puur water bevochtigde
doek schoon te vegen en hem daarna grondig af te drogen.
Objectief,
spiegel, zoeker
Deze elementen zijn van glas gemaakt en daarom gemakkelijk te be-
schadigen. Verwijder stof en pluizen met gecomprimeerde lucht. Bij
gebruik van een luchtspuitbus dient u de bus verticaal te houden (als
u de bus schuin houdt, kan er vloeistof op objectief, spiegel of zoeker
terechtkomen). Om vingerafdrukken en andere vlekken te verwijde-
ren moet u een kleine hoeveelheid lensreiniger op een zachte doek
aanbrengen en het objectief hiermee voorzichtig reinigen.
LCD-monitor
Verwijder stof en pluizen met gecomprimeerde lucht. Om vingeraf-
drukken en andere vlekken te verwijderen dient u het oppervlak met
een zachte doek of zeem zachtjes schoon te vegen. Gebruik hierbij
geen kracht, aangezien dit kan leiden tot beschadiging of storing.
196
TECHNISCHE GEGEVENS—VERZORGING VAN UW CAMERA
Verzorging van uw camera (vervolg)
Reinigen van het low-pass filter
De CCD (Charge-Coupled Device) die dienst doet als het beeldelement van de
camera is voorzien van een low-pass filter dat een eventueel moiré-effect voorkomt.
Hoewel dit filter er voor zorgt dat er geen vuil direct op de CCD kan komen, kan vuil
of stof op het filter onder bepaalde opnameomstandigheden zichtbaar zijn op de
foto's. In dat geval dient u het filter te reinigen.
Hoe stelt u vast of het filter gereinigd moet worden
Hieronder wordt beschreven hoe u kunt controleren of het filter gereinigd dient te
worden:
1
Om te zorgen dat de sluiter niet beschadigd raakt, heeft u voor deze procedure
een EH-4 netstroomadapter nodig (apart verkrijgbaar). Zet de camera uit en sluit
de adapter aan.
2
Verwijder het objectief en zet de camera aan.
3
Druk op de toets en duw de multi-selector om-
hoog of omlaag om het menu Persoonlijke Instellingen te
kiezen.
0
1
2
3
4
A
ON
OFF
OFF
OFF
5
6
N
Bank Select
Image Review
EV Step
BKT Order
AF Activation
Anti-mirror
Focus Area
CSM MENU
OK
F8
Mirror Lock-up
for CCD Cleaning
OFF
ON
OFF
CCD Cleaning
CSM MENU
4
Duw de multi-selector naar rechts om het menu Persoon-
lijke Instellingen te openen en vervolgens omhoog of
omlaag om Persoonlijke Instelling 8 (Mirror Lock-up
for CCD Cleaning) te markeren. Duw de multi-selector
daarna naar rechts om het menu rechts op te roepen.
5
Markeer CCD Cleaning en duw de multi-selector naar rechts. De spiegel wordt
in de reinigingsstand geklapt en het sluitergordijn wordt geopend, zodat het low-
pass filter zichtbaar wordt.
6
Houd de camera zo dat het licht op het low-pass filter
valt en inspecteer dit op vuil of stof. Als het filter vuil is,
dient u het volgens de onderstaande aanwijzingen te
reinigen. Als er zich geen vuil op het filter bevindt, roep
dan het Mirror Lock-up for CCD Cleaning-sub-
menu op zoals beschreven bij stap 3 en 4 en selecteer
de optie OFF. De spiegel wordt weer neergelaten en het sluitergordijn wordt
gesloten.
197
TECHNISCHE GEGEVENS—VERZORGING VAN UW CAMERA
Reinigen van het filter
Het low-pass filter is bijzonder breekbaar en gemakkelijk te beschadigen. Aanbevolen
wordt om het filter bij een door Nikon erkende Technische Dienst te laten reinigen.
Mocht u toch besluiten om het filter zelf te reinigen, volg dan onderstaande stappen.
1
Klap de spiegel op zoals beschreven bij de eerste vijf stappen van "Hoe stelt u
vast of het filter gereinigd moet worden". Let er op dat u voor deze procedure
een EH-4 netstroomadapter (apart verkrijgbaar) nodig heeft. Als u geen adapter
heeft, dient u de camera door een door Nikon erkende Technische Dienst te
laten reinigen.
2
Verwijder stof en vuil van het filter met gecomprimeerde
lucht. Gebruik hiervoor geen blaaskwastje, aangezien
de haartjes het filter zouden kunnen beschadigen. Vuil
dat niet met gecomprimeerde lucht kan worden ver-
wijderd, kan alleen door een door Nikon erkende Tech-
nische Dienst worden verwijderd. U mag het filter nooit
aanraken of schoonvegen.
3
Roep het submenu Mirror Lock-up for CCD Cleaning op, zoals hierboven
beschreven bij stap 3 en 4 van "Hoe stelt u vast of het filter gereinigd moet
worden" en selecteer de optie OFF. De spiegel wordt weer neergelaten en het
sluitergordijn wordt gesloten.
4
Zet de camera uit, plaats de dop van het objectief of het camerahuis terug en
verwijder de netstroomadapter.
198
TECHNISCHE GEGEVENS—OPTIONELE ACCESSOIRES
Compatible objectieven
Nikon beveelt aan CPU-objectieven bij uw digitale Nikon-camera te gebruiken. Met
name type G- of D-objectieven worden aanbevolen, aangezien u alleen met deze
objectieven alle opnamefuncties van de camera ten volle kunt benutten. De objec-
tieven die u bij de camera's van de D1-serie kunt gebruiken staan hieronder ver-
meld.
Optionele accessoires
Objectief
Belichtingsmethode
CPU-objectieven
1Met electronische afstandsmeter.
2Lichtmeetgebied komt overeen met geselecteerde scherpstelveld ( blz. 73).
3Het lichtmeet- en flitssturingssysteem van de camera werkt niet goed als u de tilt- en/of
shift-verstelling van het objectief gebruikt, of wanneer u een ander diafragma dan het
grootste diafragma gebruikt.
4Zonder shift- en/of tilt-verstelling.
5Compatible met alle AF-S en AF-I Nikkor-objectieven, behalve de AF-S 17-35 mm f/2.8D
IF-ED en de AF-S 28-70 mm f/2.8D IF-ED.
6Met effectieve lichtsterkte van minimaal f/5,6.
7Met lichtsterkte van minimaal f/5,6.
8 Sommige objectieven kunnen niet worden gebruikt ( blz. 200).
MASP
Type G of D AF Nikkor, AF-S, AF-I Nikkor
3
PC Micro Nikkor 85 mm F2.8D
AF-I Teleconverter
5
AF Nikkor, geen G- of D-type
(behalve objectieven voor F3AF)
AI-P Nikkor
Non-CPU-objectieven
10
9
AI-type Nikkor
AI-aangepaste Nikkor
Reflex-Nikkor
8
PC-Nikkor
8
AI-type Teleconverter
13
13
PB-6 Balgapparaat voor scherpstelling
12
Automatische tussenringen (PK 11A, 12, 13, PN-11)
199
TECHNISCHE GEGEVENS—OPTIONELE ACCESSOIRES
Scherpstellen Belichtingsmetingsmethode
Automatisch
Handmatig
Matrix
Centrumgericht
Spot
9 Belichting bepalen door gesloten diafragma. Belichtingsvergrendeling gebruiken voordat
het objectief wordt versteld.
10 Belichting bepalen door gesloten diafragma. Belichting bepalen voordat het objectief wordt
versteld.
11 Belichtingscorrectie nodig bij sommige objectieven (raadpleeg gebruikshandleiding bij
teleconverter).
12 Automatische tussenring PK-11A, 12 of 13 nodig.
13 Belichting bepalen door gesloten diafragma van objectief op balg. Ontspan sluiter nadat
belichting is gemeten.
Voor de camera's in de D1-serie is een grote variëteit aan AF Nikkor-objectieven
(groothoek-, tele-, zoom-, micro-objectieven, objectieven met regelbare
onscherpteweergave (DC), plus standaardobjectieven) verkrijgbaar, met brandpunt-
afstanden van 16-600mm. Vraag uw Nikon-dealer om meer informatie.
(3D kleur)
2
4
3
(3D kleur)
3
2,3
6
6
(3D kleur)
2
(Kleur)
2
7
(Kleur)
7
7
4
9
9
6
11
11
6
6
200
TECHNISCHE GEGEVENS—OPTIONELE ACCESSOIRES
Optionele accessoires (vervolg)
Niet-compatible objectieven
De volgende objectieven zonder CPU kunnen niet bij camera's van de D1-serie worden gebruikt:
TC-16AS AF Teleconverter
•Niet-AI-objectieven
Objectieven waarbij de AU-1 scherpsteleenheid (400mm f/4.5, 600mm f/5.6, 800mm f/8,
1200mm f/11) nodig is
•Fisheye (6mm f/5.6, 8mm f/8, OP10mm f/5.6)
21mm f/4 (oud type)
K2 ring
ED 180-600mm f/8 (serienummer 174041-174180)
ED 360-1200mm f/11 (serienummer 174031-174127)
200-600mm f/9.5 (serienummer 280001-300490)
•Objectieven voor de F3AF (80mm f/2.8, 200mm f/3.5, TC-16S Teleconverter)
PC 28mm f/4 (serienummer 180900 of eerder)
PC 35mm f/2.8 (serienummer 851001-906200 of eerder)
PC 35mm f/3.5 (oud type)
1000mm f/6.3 Reflex (oud type)
1000mm f/11 Reflex (serienummer 142361-143000)
2000mm f/11 Reflex (serienummer 200111-200310)
Herkennen van type G of D Nikkor-objectieven met ingebouwde CPU
CPU-objectieven (A) kunt u herkennen aan de CPU-contactpunten. Bovendien staat
er op type G AF-Nikkor-objectieven een "G" (B) en op type D AF-Nikkor-objectie-
ven een "D" (C).
A B
C
Nikkor-objectief met
ingebouwde CPU
(CPU-objectief)
Type G AF-Nikkor-
objectief
Type D AF-Nikkor-
objectief
Type G-objectieven zijn niet voorzien van een diafragmaring. In tegenstelling tot bij
andere objectieven is het niet nodig om de diafragmaring op het kleinste diafragma
(grootste f/-getal) te vergrendelen bij gebruik van een type G-objectief bij deze
camera.
201
TECHNISCHE GEGEVENS—OPTIONELE ACCESSOIRES
Gebruik van objectief zonder CPU:
Stel de lichtmeting in op centrumgericht of spot en de belichtingsmethode op diafragmavoorkeuze of
handmatig. Zelfs wanneer u als belichtingsmethode programma-automatiek of sluitertijdvoorkeuze
selecteert, wordt de camera automatisch ingesteld op diafragmavoorkeuze met centrumgerichte
meting, en knippert de aanduiding voor de belichtingsmethode (P of S) op het LCD-venster bo-
venop de camera om aan te geven dat diafragmavoorkeuze van kracht is (in de zoeker is A zichtbaar).
Het diafragma kan alleen worden ingesteld met de diafragmaring op het objectief, ongeacht de
geselecteerde belichtingsmethode; u kunt het diafragma niet instellen met de sub-instelschijf. De
diafragma-indicaties in de zoeker en op het LCD-venster bovenop de camera staan op F--.
Brandpuntafstand objectief en beeldhoek
De omvang van het gebied dat met een kleinbeeldcamera wordt belicht is 24 ×
36mm. Bij de D1x is dat echter 15,6 × 23,7mm. Als gevolg hiervan verschilt de
beeldhoek van foto's genomen met de D1x van die van foto’s die met een klein-
beeldcamera worden genomen, zelfs wanneer de brandpuntafstand en de opname-
afstand gelijk zijn.
25,5D1X 30 36 42 52,5 75 90 127,5
17
Kleinbeeld fotocamera
20 24 28 35 50 60 85
Beeldhoek
Brandpuntafstand (mm) in kleinbeeldformaat
(voor gelijke beeldhoek)
157,5D1X 202,5 270 300 450 600 750 900
105
Kleinbeeld fotocamera
135 180 200 300 400 500 600
Beeldhoek
Brandpuntafstand (mm) in kleinbeeldformaat
(voor gelijke beeldhoek)
De diagonale beeldhoek van een kleinbeeldcamera is ongeveer 1,5 keer zo groot als
die van de D1x. Hieruit volgt dat wanneer u een objectief met een bepaalde
brandpuntafstand op de D1x bevestigt, de bijbehorende brandpuntafstand in het
kleinbeeldformaat bij de beeldhoek van de D1x anderhalf keer de brandpuntafstand
van het objectief is. In het volgende schema worden enkele voorbeelden gegeven:
Beeldgrootte (D1x)
Beeldgrootte (kleinbeeldformaat)
Objectief
(15.6 mm × 23.7 mm)
Beelddiagonaal
(24 mm × 36 mm)
Beeldhoek (kleinbeeldformaat)
Beeldhoek (D1x)
202
TECHNISCHE GEGEVENS—OPTIONELE ACCESSOIRES
Optionele accessoires (vervolg)
Andere accessoires
Bij het ter perse gaan van deze handleiding waren de volgende accessoires voor uw
digitale Nikon-camera verkrijgbaar. Vraag uw verkoper of plaatselijke Nikon-verte-
genwoordiger om meer informatie.
EN-4 oplaadbaar Battery Pack
De EN-4 is een oplaadbaar nikkel-metaal hydride (Ni-MH) battery pack dat speciaal
voor gebruik in camera's uit de D1-serie bestemd is.
MH-16 snellader
De MH-16 kan gebruikt worden om het EN-4 battery pack op te laden.
MH-17 snellader
De MH-17, die aan te sluiten is op de sigarettenaansteker in uw auto, kunt u gebrui-
ken om het EN-4 battery pack op te laden wanneer u onderweg bent.
EH-4 netstroomadapter
De EH-4 is geschikt voor wisselstroombronnen van 100-120V of 220-240V en 50-
60Hz. Voor gebruik in Noord-Amerika, Groot-Brittannië, Europa, Australië en Japan
zijn andere voedingskabels verkrijgbaar.
Matglazen
Naast het BriteView-matglas type B dat bij uw camera geleverd wordt, kunt u het
transparante Fresnel-matglas type E bij camera's uit de D1-serie gebruiken. Dit mat-
glas is voorzien van een lijnenraster (zie rechter figuur hieronder), zodat het geschikt
is voor reproductie- en architectuurfotografie. Gebruik voor optimale resultaten PC-
Nikkor-objectieven. Alle camera's uit de D1-serie worden geleverd met een BriteView-
matglas type B.
Aankoop van camera-accessoires
U camera functioneer t alleen optimaal bij gebruik van Nikon-accessoires. Accessoires van an-
dere merken kunnen afwijkende specificaties hebben en uw camera beschadigen. Bij gebruik van
accessoires van andere merken kan Nikon niet garanderen dat uw camera goed functioneert.
Matglas type E
Matglas type B
203
TECHNISCHE GEGEVENS—OPTIONELE ACCESSOIRES
EC-CF CompactFlash-geheugenkaarten
Deze kaarten kunnen in de D1x worden geplaatst voor het opslaan van foto's. Door
het kleine formaat zijn ze uiterst gemakkelijk mee te nemen.
Compatibele CompactFlash en Microdrive kaarten
Voor camera's uit de D1-serie zijn Nikon EC-CF CompactFlash-geheugenkaarten
verkrijgbaar. Bovendien zijn de onderstaande CompactFlash-geheugenkaarten en
microdrives getest en goedgekeurd voor gebruik bij de D1x.
SanDisk SDCFB-16, SDCFB-32, SDCFB-48, SDCFB-64, SDCFB-96, SDCFB-128
CompactFlash-geheugenkaarten
Lexar Media 10x-USB 128 MB en 160 MB; 8x-USB 8 MB, 16 MB, 32 MB, 48 MB,
64 MB en 80 MB; 4xUSB 8 MB, 16 MB, 32 MB, 48 MB, 64 MB en 80 MB
CompactFlash-geheugenkaarten
IBM DSCM-10512 en DSCM-11000 microdrives
Voor meer informatie over de functies en het aanbevolen gebruik van de
bovenstaande geheugenkaarten wordt verwezen naar de betreffende fabrikant.
EC-AD1 PC-kaartadapter
Met behulp van de PC-kaartadapter kunnen de CompactFlash-geheugenkaarten
worden gelezen door computers met een PCMCIA-kaartgleuf die is geconfigureerd
voor ATA-geheugenkaarten.
Geheugenkaarten
Geheugenkaarten kunnen tijdens gebruik heet worden. Pas daarom op wanneer u kaarten
uit de camera verwijdert.
Formatteer geheugenkaarten voordat u ze voor het eerst gebruikt.
•Verwijder de geheugenkaart niet uit de camera terwijl hij geformatteerd wordt. Wanneer u
deze voorzorgsmaatregel niet in acht neemt, kan de geheugenkaart onbruikbaar worden.
•Verwijder de geheugenkaart niet uit de camera, zet de camera niet uit, verwijder de batte-
rijen niet en koppel de netstroomadapter niet los wanneer er informatie wordt opgeslagen,
gewist of overgespeeld naar een computer. Het niet in acht nemen van deze voorzorgs-
maatregel kan leiden tot dataverlies of beschadiging van de camera of de kaart.
Raak de aansluitpunten niet aan met uw vingers of metalen voorwerpen.
Gebruik geen kracht bij het openen en sluiten van het kaartdeksel. Het niet in acht nemen
van deze voorzorgsmaatregel kan leiden tot beschadiging van de kaart.
•U dient de geheugenkaarten niet te buigen, te laten vallen of bloot te stellen aan hevige
fysieke schokken.
•U dient de geheugenkaarten niet bloot te stellen aan water, hoge vochtigheidsgraden of
direct zonlicht.
204
TECHNISCHE GEGEVENS—OPTIONELE ACCESSOIRES
DK-14 anticondens zoekeroculairs
Deze zoekeroculairs voorkomen dat het glas bij vochtige of koude omstandigheden
beslaat.
DK-6 rubberen oogschelp
De oogschelp voorkomt vermoeidheid van de ogen doordat het beeld in de zoeker
makkelijker te zien is.
Dioptriecorrectielenzen voor de zoeker
Om rekening te kunnen houden met individuele verschillen in gezichtsvermogen, zijn
er vijf typen oculairlenzen verkrijgbaar met oogsterktes van -3, -2, 0, +1 en +2.
DR-4 hoekzoeker/DK-7 oculairadapter
De DR-4 kan haaks op het oculair worden bevestigd, zodat u het beeld in de zoeker
van bovenaf kunt bekijken. De DK-7 wordt gebruikt wanneer de DR-3 hoekzoeker
of de DG-2 zoekerloep op camera's uit de D1-serie bevestigd is.
Filters
Nikon-filters kunnen worden onderverdeeld in drie groepen: schroeffilters, inleg-
filters en filters voor de achterzijde van bepaalde objectieven. Op het R60 filter na
hoeft u geen belichtingscorrectie toe te passen wanneer er een Nikon-filter gemon-
teerd is (bij het R60 filter dient u de belichtingscorrectie op +1 te zetten). Bij andere
merken filters kan het zijn dat de automatische scherpstelling of electronische afstands-
meting niet juist functioneert.
Lineaire polarisatiefilters kunnen niet bij camera's uit de D1-serie worden gebruikt.
Gebruik in plaats daarvan het circulaire polarisatiefilter C-PL.
Als u het objectief met een filter wilt beschermen, gebruik dan een NC- of L37C-
filter.
Wanneer er een filter op het objectief bevestigd is, kan er een moiré-effect optreden
als u een onderwerp in sterk tegenlicht fotografeert of als er zich een sterke licht-
bron in het beeld bevindt. In dat geval dient u het filter te verwijderen voordat u een
foto neemt.
Optionele accessoires (vervolg)
205
TECHNISCHE GEGEVENS—OPTIONELE ACCESSOIRES
Nikon Speedlight SB-28DX
Deze Speedlight heeft een richtgetal van 50 (in de handmatige stand, met de flitskop
in de 35 mm zoomstand en bij ISO 200 m en 20°C). De flitser wordt gevoed door
vier alkalibatterijen (andere stroombronnen voor de SB-28DX zijn onder andere de
SD-6, SD-7, SD-8A en de SK-6 power-bracket, die alle apart verkrijgbaar zijn). Wan-
neer de SB-28DX op camera's uit de D1-serie bevestigd is, wordt 3D Multi-Sensor
Uitgebalanceerde invulflits ondersteund, wat resulteert in een natuurlijke, uit-
gebalanceerde verlichting, zelfs wanneer het tafereel sterk reflecterende voorwer-
pen bevat of de achtergrond zich op grote afstand van de camera bevindt. De SB-
28DX is voorzien van AF-hulpverlichting, zodat u zelfs bij het fotograferen van zeer
donkere onderwerpen automatisch kunt scherpstellen. Tevens beschikt deze flitser
over een automatische zoominstelling die de uitlichtingshoek aanpast aan de beeld-
hoek van het objectief en ondersteunt hij flitsen met lange sluitertijden, synchronisa-
tie op het tweede sluitergordijn, automatisch niet-TTL flitsen, handmatig flitsen, strobo-
flitsen en FP high speed flitsen.
Speedlight-accessoires voor de SB-28DX
Voor gebruik van de onderstaande Speedlight-accessoires bij de SB-28DX wordt u er op
gewezen dat deze accessoires in twee varianten (een oude en een nieuwe) verkrijgbaar zijn, elk
met een ander type aansluiting:
•SD-6 battery stack/SC-7 C-cel-battery pack
De SC-16 stroomkabel die bij oudere modellen van deze producten geleverd werd kan
niet op de SB-28DX worden aangesloten. De SC-16A stroomkabel die bij nieuwe model-
len geleverd wordt is ook apart verkrijgbaar en kan worden gebruikt om oude modellen
van de SD-6 en SD-7 stroombron op de SB-28DX aan te sluiten.
SK-6 power-bracket
De aansluiting van het oude model SK-6 power-bracket kan niet met de SB-28DX worden
gebruikt. Wanneer u een oud model SK-6 power-bracket heeft, is het aan te raden uw
Nikon-dealer te raadplegen.
•SD-8 batterijhouder
De SD-8 kan niet bij de SB-28DX worden gebruikt. Wanneer u een SD-8 heeft, is het aan
te raden uw Nikon-dealer te raadplegen. Let er op dat het nieuwe model, de SD-8A, wel bij
de SB-28DX gebruikt kan worden.
206
TECHNISCHE GEGEVENS—OPTIONELE ACCESSOIRES
2
2
ft
m
2
8
7
0
5
0
35
2
8
8
5
1
0
5
2
2
Optionele accessoires (vervolg)
Nikon Speedlight SB-80DX
De SB-80DX is een topprestatie flitser met een richtgetal van 53 (in de handmatige
stand, met de flitskop in de 35 mm zoomstand en bij ISO 200 m en 20°C). Hij kan
worden gevoed door vier LR6 (AA) alkaline batterijen of door de stroombron SD-
7, SD-8A of SK-6 (allemaal apart verkrijgbaar). Voor indirect flitsen of close-up foto-
grafie kan de flitskop 90 ° omhoog, 7 ° omlaag, 180 ° naar links en 90 naar rechts
worden geroteerd. Voor groothoekfoto's kan het flitslicht worden verstrooid door
de SB-80DX in combinatie met een groothoekadapter of adapter voor indirect
flitsen te gebruiken, waardoor er zacht licht ontstaat dat bij close-ups en indirect
flitsen zorgt voor evenwicht tussen het onderwerp op de voorgrond en de achter-
grond. De SB-80DX is voorzien van een instellicht, zodat u de instellingen ook in het
donker kunt wijzigen. Met behulp van de eigen instellingen kunt u alle aspecten van
het flitsen nauwkeurig afstellen.
Nikon Speedlight SB-50DX
Deze Speedlight heeft een richtgetal van 32 (in de handmatige stand, met de flitskop
in de 35 mm zoomstand en bij ISO 200 m en 20°C). De flitser wordt gevoed door
twee CR123A of DL123A type lithiumbatterijen van 3V. Wanneer de SB-50DX op
camera's uit de D1-serie bevestigd is, wordt 3D Multi-Sensor Uitgebalanceerde invulflits
ondersteund, wat resulteert in een natuurlijke, uitgebalanceerde verlichting, zelfs
wanneer het tafereel sterk reflecterende voorwerpen bevat of de achtergrond zich
op grote afstand van de camera bevindt. De SB-50DX is voorzien van AF-hulp-
verlichting, zodat u zelfs bij het fotograferen van zeer donkere onderwerpen auto-
matisch kunt scherpstellen. Tevens beschikt deze flitser over een automatische zoom-
instelling die de uitlichtingshoek aanpast aan de beeldhoek van het objectief en on-
dersteunt hij flitsen met lange sluitertijden, synchronisatie op het tweede sluiter-
gordijn en handmatig flitsen. U kunt de SB-50DX -18° kantelen, zodat de flitser zelfs
op 30 cm afstand kan worden gebruikt.
Accessoires voor afstandsbediening
Uw digitale Nikon-camera is voorzien van een 10-polig
contact voor afstandsbediening, automatisch fotograferen
en aansluiting op andere apparaten. Het contact is afge-
dekt met een beschermingskapje voor wanneer het niet
gebruikt wordt. U kunt de volgende accessoires aanslui-
ten:
207
TECHNISCHE GEGEVENS—OPTIONELE ACCESSOIRES
Software
Er zijn twee softwarepakketten voor de D1x verkrijgbaar: Nikon View, waarmee u
de inhoud van het camerageheugen kunt bekijken als de camera via de IEEE 1394-
aansluiting op een computer aangesloten is, en Nikon Capture 3, waarmee u de
camera op afstand kunt bedienen en beelden kunt optimaliseren. Beide pakketten
zijn verkrijgbaar in Windows- en Macintosh-versies.
Accessoire
ML-3
modulite-
afstandsbedienings-
set
MC-30
afstandsbedienings-
kabel
Afstandsbediening sluiter met blauwe, gele en zwarte con-
tacten voor aansluiting op een afstandsapparaat voor sluiter-
ontspanning, dat bijvoorbeeld reageert op licht of geluid.
Omschrijving
1m
Lengte
(±)
Voor infrarood afstandsbediening met een bereik van maxi-
maal 8 m.
Ontspant sluiter op afstand; kan worden gebruikt om
cameratrilling te vermijden. Kan worden gebruikt om
ontspanknop bij lange tijdopnamen te vergrendelen.
80 cm
MC-20
afstandsbedienings-
kabel
Ontspant sluiter via kabel: goed te gebruiken om camera-
trilling te vermijden. Is voorzien van tijdopnamefunctie en
timer-functie, waarbij er een piepje klinkt voor elke se-
conde dat de sluiter openstaat.
80 cm
MC-25
adapterkabel
Tienpolige of tweepolige adapterkabel voor aansluiting op
de MW-2 radiobesturingset, de MT-2 interval-timer, de ML-
2 modulite-afstandsbedieningsset en andere apparaten met
twee-polige contacten.
20 cm
ML-2
modulite-
afstandsbedienings-
set
Voor infrarood afstandsbediening met een bereik van maxi-
maal 100 m. Afstandsbediening over grotere afstanden kan
worden bereikt door meer dan één set te gebruiken.
Adapterkabel MC-25 benodigd.
MC-22
afstandsbedienings-
kabel
MC-21
verlengkabel
Kan worden aangesloten op de MC-20, MC-22, MC-25
en MC-30.
3m
MC-23
koppelingskabel
Maakt gelijktijdige ontspannen van twee camera's uit de
D1-serie mogelijk.
40 cm
208
TECHNISCHE GEGEVENS—PROBLEMEN OPLOSSEN
Probleem Oplossing
Problemen oplossen
Hieronder wordt een lijst gegeven van de aanduidingen en meldingen die in de
zoeker, op de LCD-vensters en op de LCD-monitor verschijnen als zich een pro-
bleem voordoet met de camera. Raadpleeg de lijst hieronder voor u contact op-
neemt met uw verkoper of Nikon-importeur.
Regelpaneel en Zoekeraanduidingen
Aanduiding
Zoeker
Geen objectief bevestigd,
of bevestigde objectief is
geen Nikkor-objectief met
ingebouwde CPU
Gebruik Nikkor CPU-ob-
jectief (behalve IX-Nikkor),
of zet belichtingsmethode
op A of M en gebruik
diafragmaring objectief om
diafragma in te stellen
blz.
24, 88,
90, 198
Camera kan niet automa-
tisch scherpstellen
Stel handmatig scherp blz. 81
(knippert)
Batterij leeg Ve rvang batterij blz. 23††
Batterij bijna leeg
Houd volledig opgeladen
batterij bij de hand
blz. 23
Diafragmaring objectief
staat niet op kleinste dia-
fragma
Zet ring op kleinste dia-
fragma (hoogste f/-getal)
blz. 25
(knippert) (knippert)
Onderwerp te helder;
foto wordt overbelicht
Bij belichtingsmethode:
Pgebruik neutraalfilter
S—verhoog sluitertijd; als
indicatie blijft een
grijsfilter gebruiken
A
—kies kleiner diafragma
(hoger f/-getal); als in-
dicatie blijft een grijs-
filter gebruiken
blz.
86, 88
†De aanduidingen in zoeker zijn alleen zichtbaar als u een toets indrukt. Bovendien knip-
pert de aanduiding voor de lichtmeetmethode ( , , ) om te waarschuwen dat
de batterij bijna leeg is.
†† De aanduidingen in de zoeker en op het LCD-venster achterop de camera zijn uitge-
schakeld om stroom te sparen.
LCD-
venster
209
TECHNISCHE GEGEVENS—PROBLEMEN OPLOSSEN
Probleem Oplossing
Aanduiding
LCD-
venster
Zoeker
Onderwerp te donker;
foto wordt onderbelicht
In belichtingsmethode:
Pgebruik flitser
S—verleng sluitertijd; als
aanduiding blijft, flitser
gebruiken
A
ckies groter dia-
fragma (kleiner f/-ge-
tal); als aanduiding
blijft, flitser gebruiken
blz.
86, 88
Sluitertijd of bulb (tijd-
opname) geselecteerd bij
sluitertijdvoorkeuze
Kies andere sluitertijd of
schakel over op hand-
matige belichtingsregeling
blz.
86, 90
(knippert) (knippert)
Belichtingsmethode P of S
geselecteerd en:
geen objectief bevestigd, of
geen CPU-objectief beves-
tigd
Gebruik CPU-Nikkor-
objectief of selecteer
belichtingsmethode A of
M
blz.
24, 88,
90, 198
or
(knippert)
Sluitertijd korter dan kort-
ste synchronisatietijd
(belichtingsmethode S en M)
Sluitertijd automatisch in-
gesteld op
1
/
500
sec
blz. 114
Sluitertijd
knippert
500
Als aanduiding 3 sec lang
knippert na afvuren flitser
kan foto onderbelicht zijn
Controleer foto op LCD-
monitor; indien onderbe-
licht, belichting bijstellen
en opnieuw proberen
blz. 115
Storing camera
Open sluiter. Als indicator
blijft of vaak verschijnt,
raadpleeg door Nikon er-
kende Technische Dienst
(knippert) (knippert)
Flitser ondersteunt geen
rode-ogenreductie en flits-
synchronisatiestand staat op:
•rrode-ogenreductie of
flitsen met lange sluitertijd
en rode-ogenreductie
Kies andere flits-stand of
gebruik een flitser die
rode-ogenreductie onder-
steunt.
blz.
110–113
210
TECHNISCHE GEGEVENS—PROBLEMEN OPLOSSEN
Probleem Oplossing
Problemen oplossen (vervolg)
Bericht
LCD-
venster
Foutmeldingen op LCD-monitor
Wanneer zich tijdens het weergeven van foto's een probleem voordoet, verschijnt
er over het beeld op de LCD-monitor heen een melding. Ook kan er een aanduiding
verschijnen op het LCD-venster bovenop de camera.
blz. 26
Camera vindt geen
geheugenkaart
Zet camera uit en
controleer of kaart
goed zit
No card present
blz. 203
Camera heeft geen
toegang tot geheugen-
kaart, of kaart is niet
goed geformatteerd
Ver vang geheugen-
kaart door een door
Nikon goedgekeurde
kaart
This card cannot
be used
blz. 26
blz.
56–61
blz.
129–131
Kaart is vol of aantal
bestanden over-
schrijdt maximum dat
camera kan verwer-
ken, of alle bestands-
nummers zijn gebruikt
Wis foto's of kies la-
gere beeldkwaliteit-
sinstelling of kleinere
beeldgrootte of ver-
vang geheugenkaart
blz. 143
Geheugenkaart niet
geformatteerd voor
gebruik in deze ca-
mera
Formatteer geheugen-
kaart
Card is not
formatted
blz. 140
Geheugenkaart
bevat geen beelden
Map die is
geselecteerd voor
terugspelen bevat
geen beelden
Plaats geheugenkaart
die foto's bevat in
camera
•Er kunnen geen
beelden worden
teruggespeeld tot een
map met beelden is
geselecteerd op het
Folder Designate-
menu van de
terugspeelstand
No images in
current folder
211
TECHNISCHE GEGEVENS—PROBLEMEN OPLOSSEN
Probleem OplossingBericht
LCD-
venster
Opmerking over electronisch gestuurde camera's
In zeer zeldzame gevallen kunnen er ongebruikelijke tekens op de LCD-vensters verschijnen en
kan de camera ophouden met functioneren. Meestal wordt dit fenomeen veroorzaakt door
een sterke externe statische lading. Zet de camera uit, verwijder de battery pack, plaats die
terug en zet de camera opnieuw aan.
blz. 136
Alle foto's in huidige
map zijn verborgen
Er kunnen geen beel-
den worden terug-
gespeeld totdat ver-
berg-status van ten-
minste één beeld
met commando
Hide Image is ge-
wijzigd
All images are
hidden
blz.
148–154
Bestandsformaat
voldoet niet langer
aan DCF-norm
omdat beeld is
bewerkt in
beeldbewerkings
a pplicatie of
anderszins
gewijzigd met
behulp van een
computer
Bestand is verminkt
Overschrijf het origi-
nele bestand op de
geheugenkaart niet
als u beelden na be-
w erking in een
computerapplicatie
opslaat
File does not
contain image
data
212
TECHNISCHE GEGEVENS—SPECIFICATIES
Specificaties
Type
Bedrijfs
temperatuur
vochtigheid
Digitale eenoogreflexcamera, verwisselbaar objectief
0 – 40 °C
Minder dan 85% (geen condensatie)
Opslag
Compressie
Beeldkwaliteit HI: niet-gecomprimeerde YCbCr-TIFF (8-bits),
RGB-TIFF (8-bits) of RAW-gegevens (12-bits); gecomprimeerde
RAW-gegevens (12-bits, verliesloos compressie-algoritme
comprimeert gegevens circa 50–60%)
Beeldkwaliteit FINE, NORMAL of BASIC: overeenkomstig met
JPEG-basislijn (compressieverhoudingen bij benadering respec-
tievelijk 1:4, 1:8, 1:16) respectively)
Media Type I/II CompactFlash-kaarten; Microdrive (512MB, 1GB)
Capaciteit (±)
(96 MB-media)
High/RAW (niet-gecomprimeerd)
11
High/YCbCr-TIFF/Large 8
High/RGB-TIFF/Large 5
JPEG Fine (1 : 4)/Large 29
JPEG Normal (1 : 8)/Large 59
JPEG Basic (1 : 16)/Large 114
Beeldsensor 23,7 × 15,6 mm, 12-bit RGB CCD, totaal 5,47 miljoen pixels.
Bedienings-
methoden
Enkelbeeldstand met Preview-stand
Continustand, ongeveer 3 bps, max. 4–9 beelden achter
elkaar, met capture-preview
Zelfontspannerstand; vertraging op te geven door gebruiker
Weergavestand met weergavemenu
PC-stand; gegevensoverdracht naar computer
S
C
PLAY
PC
Beeldgrootte 3008 × 1960 pixels (Large)/2000 × 1312 pixels (Medium)
Witbalans •Automatisch (TTL-besturing met CCD van 1005 pixels)
Zes handmatige standen met fijnregeling
•Preset-mogelijkheid
Gevoeligheid 125 – 800 (ISO-equivalent) met stappen van
1
/
3
,
1
/
2
of 1 LW
Weergavefunctie Eén beeld weergeven, thumbnails weergeven (4 of 9 beelden),
diashow, weergave histogram en highlights
Wisfunctie
Kaart formatteren, alle beelden wissen, geselecteerde beelden wissen
Bestandssysteem Overeenkomstig met Design Rule for Camera File Systems, Digital
Print-Order Format (DPOF)
Effectieve pixels
5,3 miljoen
213
TECHNISCHE GEGEVENS—SPECIFICATIES
Video-uitgang Te selecteren uit NTSC of PAL
Externe interface
IEEE 1394 (geschikt voor snelheden tot 400Mbps); RS-232C-aanslui-
ting voor GPS-apparaat (GPS-apparaten niet bij Nikon verkrijgbaar)
Compatible objectieven
Ty p e D of G
AF-Nikkor
Alle camerafuncties ondersteund
Ander type G of D
Nikkor
Alle camerafuncties behalve automatische scherpstelling onder-
steund
Andere
AF-Nikkor
Alle camerafuncties behalve 3D-kleurenmatrixmeting en 3D Multi-
Sensor Uitgebalanceerde Invulflits voor D1-serie
AI-P Nikkor Alle camerafuncties behalve 3D-kleurenmatrixmeting, 3D Multi-
Sensor Uitgebalanceerde Invulflits voor D1-serie en automati-
sche scherpstelling ondersteund
Overige Andere objectieven kunnen worden gebruikt met de standen
diafragmavoorkeuze of handmatige belichtingsregeling met
centrumgerichte of spotmeting; de electronische afstandsmeter
kan worden gebruikt bij objectieven met een grootste diafragma
van f/5,6 of sneller.
Objectiefvatting Nikon F-vatting (met AF-koppeling en AF-aansluitpunten)
Beeldhoek Equivalent in kleinbeeld (135) formaat is circa 1,5 keer de
brandpuntafstand van het objectief.
Zoeker
Matglas BriteView transparant matglas Type B Mark III; optioneel matglas
Type E (met lijnenraster) voor D1-serie kan ook worden gebruikt
Oogafstand
22 mm (bij –1,0 m
-1
)
Type Ooghoogte optisch pentaprisma met dioptrie van –3 tot +1 m
-1
,
voorzien van oculairsluiter
Beelddekking Ver ticale en horizontale beelddekking circa 96% van lens
Vergroting 0,8 × bij 50mm-objectief ingesteld op oneindig en –1,0 m
-1
Reflexspiegel Quick return type
Diafragma objectief
Automatisch diafragma met visuele scherptedieptecontrole
*Tenzij anders aangegeven gelden alle cijfers voor een camera met volledig opgeladen
batterijen die wordt gebruikt bij een omgevingstemperatuur van 20°C.
214
TECHNISCHE GEGEVENS—SPECIFICATIES
Automatische
scherpstelling
TTL-fasedetectie d.m.v autofocus-module Nikon Multi-CAM1300;
meetbereik –1 tot 19 LW (ISO 100 bij kamertemperatuur)
Aandrijving
objectief
Directe enkelvoudige autofocus (S), continu autofocus (C), hand-
matig (M); anticiperende scherpstelling, automatisch geactiveerd naar
gelang status onderwerp met enkelvoudige of continu autofocus
Scherpstelveld
Keuze uit vijf scherpstelvelden
AF-veldfunctie Enkelvelds-AF, dynamische AF (ondersteunt voorkeur voor het
dichtstbijzijnde onderwerp)
Vergrendeling
scherpstelling
Scherpstelling kan worden vergrendeld met AE/AF-vergrendeltoets
of – bij enkelvoudige AF – door de ontspanknop half in te drukken
TTL-belichtingsmeting met volledig open diafragma en drie licht-
meetmethoden
Lichtmeetsysteem
3D-
kleurenmatrix
3D-kleurenmatrixmeting met CCD van 1005 pixels wordt on-
dersteund wanneer Nikkor-objectief Type D of G bevestigd is; bij
andere objectieven wordt kleurenmatrixmeting met CCD van
1005 pixels ondersteund
Centrumgericht Nadruk (75% van totaal) op cirkel met diameter van 8 mm in
midden van beeld
Spot
Belichting bepaald door cirkel met diameter van 3 mm in midden van
beeld (circa 2% van beeld); bij gebruik Nikkor-objectief met CPU kan
elk van de vijf scherpstelvelden voor spotmeting worden gebruikt
Lichtmeetbereik Bij ISO 100, kamertemperatuur en met objectief van f/1,4: 0–20
LW (centrumgericht of 3D-kleurenmatrixmeting) of 2–20 LW
(spotmeting)
Koppeling
lichtmeting
Combinatie CPU en AI
Belichtingsmethoden
Programma-automatiek met flexibel programma
Sluitertijdvoorkeuze
Diafragmavoorkeuze
Handmatig (belichting instelbaar in stappen van
1
/
2
of
1
/
3
LW)
P
S
A
M
Belichtings-
correctie
-5 tot +5 in stappen van
1
/
3
LW; belichtingscorrectie-indicator
verschijnt in zoeker en op LCD-venster bovenop camera
Vergrendeling auto-
matische belichting
Gemeten waarde vergrendeld bij indrukken AE/AF-vergrendel-
toets
Auto-bracketing
2–3 opnamen variërend in stappen van
1
/
3
,
1
/
2
of 1 LW
Specificaties (vervolg)
215
TECHNISCHE GEGEVENS—SPECIFICATIES
Zelfontspanner Electronisch gestuurd, duur 2-20 seconden
Gecombineerde electronische (CCD) en mechanische sluiterSluiter
Tijden 30–
1
/
16.000
sec. (in stappen van 1/3 LW), tijdopnamen (bulb)
Flitser
Flitsmethoden
Synchronisatie op het voorste gordijn (normaal), rode-ogenreductie,
rode-ogenreductie bij flitsen met lange tijdopnamen, flitsen met
lange tijdopnamen, synchronisatie op het tweede sluitergordijn
Flitsklaarlampje
Gaat branden wanneer SB-80DX, SB-50DX, SB-28DX, SB-28, SB-27 of SB-22s
volledig is opgeladen; knippert na afvuren op volle capaciteit drie seconden lang
Accessoireschoentje
Standaard ISO middencontact-flitsschoen met veiligheidsvergrendeling
Synchronisatiecontact
Standaard JIS-aansluiting met borgschroefdraad
Visuele scherpte-
dieptecontrole
Diafragma objectief verlaagd bij indrukken knop
Afstandsbediening Besturing op afstand via 10-polig afstandsbedieningscontact of IEEE
1394 interface (geschikt voor snelheden tot 400 Mbps)
LCD-monitor 2", 130.000 punts, lage temperatuur polysiliconen TFT LCD met
instelbare witte LED-verlichting en helderheid
Stroombron EN-4 Ni-MH battery pack, 7,2 V gelijkstroom (kan worden opge-
laden met optionele MH-17, MH-16 of MH-15 snellader); EH-4
netstroomadapter (apart verkrijgbaar), 100-240 V wisselstroom
Statiefaansluiting
1
/
4
" (JIS)
Afmetingen (B × H × D)
Circa 157 × 153 × 85 mm
Gewicht Circa 1.100 g zonder batterij
Synchronisatie-
contact
Alleen X-contact; flitssynchronisatie voor sluitertijden tot
1
/
500
sec
Flitssturing
Automatische uitgebalanceerde invulflits aangestuurd door
vijfsegments TTL multisensor met uit één component bestaande IC.
-
3D Multi-Sensor Uitgebalanceerde Invulflits voor D1-serie (SB-
80DX, SB-50DX of SB-28DX met type D of G Nikkor-objectief)
-
Multi-Sensor Uitgebalanceerde Invulflits (SB-80DX, SB-50DX of SB-28DX
met AI-P Nikkor-objectief of ander type Nikkor-objectief dan D of G)
Automatisch diafragma (AA) flitsen (SB-80DX, SB-50DX of SB-
28DX met CPU-Nikkor-objectief)
•Niet-TTL automatisch flitsen (SB-80DX, SB-28DX, SB-28, SB-
27, SB-22s en andere Speedlights)
216
TECHNISCHE GEGEVENS—SPECIFICATIES
Specificaties (vervolg)
De batterij raakt eerder leeg wanneer u:
• de LCD-monitor gebruikt
• de ontspanknop half ingedrukt houdt
• herhaaldelijk automatisch scherpstelt
• foto's neemt in HIGH beeldkwaliteit
• een lange sluitertijd gebruikt
Om de EN-4 oplaadbare batterijen optimaal te benutten dient u:
de batterijpolen schoon te houden. Vuile batterijpolen veroorzaken slechte aansluitingen,
waardoor de levensduur van de batterij kan worden verkort.
de batterijen onmiddellijk na het opladen te gebruiken. Batterijen die zijn opgeladen en daarna
lange tijd niet worden gebruikt kunnen een deel van hun lading verliezen. Als de batterij na
het opladen een tijd niet gebruikt is, druk dan op de "ververs"-knop op de MH-16 batterijlader
om de batterij voor het opladen eerst te ontladen. Hierdoor worden ook "geheugeneffecten"
voorkomen die kunnen leiden tot verminderde prestatie van de batterij.
*Nikon behoudt zich het recht voor om de specificaties van de hardware en software
beschreven in deze handleidingen te allen tijde zonder voorafgaande waarschuwing te
wijzigen. Nikon is niet aansprakelijk voor schade als gevolg van eventuele vergissingen in
deze handleiding.
217
TECHNISCHE GEGEVENS—SPECIFICATIES
LCD-verlichting
De verlichting van de LCD-vensters wordt na verloop van tijd geleidelijk donkerder. Dit is
normaal; indien gewenst kunt u de verlichting tegen vergoeding door de Nikon Technische
Dienst laten vervangen.
Opnameteller
De opnameteller die op het LCD-venster bovenop de camera wordt getoond geeft het aantal
foto's in de huidige map weer en keert terug naar 1 wanneer een nieuwe map wordt ge-
creëerd. Er wordt een nieuwe map gecreëerd als:
het aantal foto's in de huidige map het maximum van 999 bereikt.
de bestandsnummering in de opeenvolgende-nummeringsstand 9999 bereikt.
een nieuwe map wordt gecreëerd met de optie New in het Folder Designate-menu van
de weergavestand
Tijd en datum bekijken
Als u de BKT-toets en toets tegelijkertijd indrukt (A), wordt op het LCD-venster bovenop
de camera het jaar getoond (B). Als u de toets één keer indrukt worden de maand en de
dag getoond en als u de toets nog een keer indrukt de uren en minuten. Wanneer u de toets
voor de derde keer indrukt verdwijnen de tijd en datum van het venster.
A B
Om de tijd en datum in te stellen dient u de BKT-toets en toets tegelijkertijd langer dan
twee seconden in te drukken. De jaarindicator op het LCD-venster gaat knipperen. Gebruik de
hoofdinstelschijf om het jaar in te stellen en druk vervolgens op de toets om de maand te
bekijken en in te stellen. Herhaal dit proces om het uur en de minuten in te stellen. Om
wijzigingen in de tijd en datum te bewaren en terug te keren naar de normale gebruiksstand
dient u de toets in te drukken terwijl de minuten worden getoond. Om terug te keren naar
de normale gebruiksstand zonder de wijzigingen te bewaren, dient u de ontspanknop half in te
drukken. Als er gedurende drie minuten geen handelingen zijn uitgevoerd, worden eventuele
wijzigingen automatisch bewaard en verdwijnen de tijd en datum van de weergave.
218
TECHNISCHE GEGEVENS—SPECIFICATIES
Specificaties (vervolg)
Witbalans nauwkeurig afstellen
De kleurtemperaturen die voortvloeien uit nauwkeurige afstelling van de witbalans worden
hieronder per instelling weergegeven:
Afstelling Gloeilamp Direct zonlicht**TL-buis*
Kleurtemperatuur (bij benadering)
+3 2.700 K 4.800 K2.700 K
+2 2.800 K 4.900 K3.000 K
+1 2.900 K 5.000 K3.700 K
±0 3.000 K 5.200 K4.200 K
–1 3.100 K 5.300 K5.000 K
–2 3.150 K 5.400 K6.500 K
–3 3.250 K 5.600 K7.200 K
*De witbalans voor TL-verlichting kan nauwkeurig worden afgesteld om rekening te kun-
nen houden met een grote variëteit aan kunstmatige verlichting, van stadionverlichting
met lage kleurtemperaturen tot kwikdampverlichting met hoge kleurtemperaturen. Ge-
bruikers van de D1x dienen er op attent te zijn dat de kleurtemperaturen die worden
bereikt bij het nauwkeurig afstellen van de witbalans voor TL-verlichting heel anders
kunnen zijn dan de in de D1x gebruikte waarden.
** Daglicht
219
TECHNISCHE GEGEVENS—SPECIFICATIES
Flitser Bewolkt** Schaduw** Afstelling
Kleurtemperatuur (bij benadering)
4.800 K 5.400 K 6.700 K +3
5.000 K 5.600 K 7.100 K +2
5.200 K 5.800 K 7.500 K +1
5.400 K 6.000 K 8.000 K ±0
5.600 K 6.200 K 8.400 K –1
5.800 K 6.400 K 8.800 K –2
6.000 K 6.600 K 9.200 K –3
220
TECHNISCHE GEGEVENS—INDEX
Index
Symbolen
3D-kleurenmatrixmeting. Zie Lichtmeting
3D Multi Sensor Uitgebalanceerde
Invulflits voor digitale reflexcamera. Zie
Flitsfotografie
A
A (diafragmavoorkeuzestand). Zie
Belichtingsmethode
A (Automatische witbalans). Zie Wit-
balans
Accessoires ........................................ 198-207
Accessoireschoentje ................................. 109
AF-veldfunctie ......................................... 74-77
dynamische AF ............................................. 74-77
enkelvelds-AF ...............................................74-77
Afstandsinformatie ............................. 83, 108
Anticiperende scherpstelling .................... 71
Anti-trillingsfunctie spiegel ...................... 163
Auto-bracketing ................................ 100-102
Automatische scherpstelling ............... 70-80
Automatisch uitschakelen meter,
interval ..................................................... 168
Automatisch uitschakelen ........................ 145
B
Basic. Zie Beeldkwaliteit
Batterij ................................. vi-vii, 22-23, 202
batterij-indicator ..................................... 23, 208
installeren ........................................................22-23
klok ............................................................................. 31
Beeldkwaliteit ............................ 36-38, 56-61
Beeldgrootte ................................................. 58
Beeldhoek .................................................... 201
Belichtingscorrectie .............................. 98-99
Belichtingsmethode ......................... 42,84-85
diagragmavoorkeuze ................................ 88-89
handmatig ........................................................90-93
programma-automatiek ................. 42, 84-85
sluitertijdvoorkeuze................................... 86-87
Beveiligen ............................................ 132-133
Body-dop ........................................................ 25
Bulb .................................................................. 90
C
C (continu autofocus). Zie Automatische
scherpstelling
C (continu opnamestand). Zie Continu
opnamestand
Centrumgerichte invulflits voor digitale
reflexcamera. Zie Flitsfotografie
Centrumgerichte lichtmeting. Zie
Lichtmeting
Color Mode ................................................. 181
Continu AF. Zie Scherpstelmethode
Continu opnamestand ....... 13, 52, 120-121
D
Datum en tijd. Zie Klokkalender
Design Rule for Camera File Systems
................................................................... 141
DFC. Zie Design Rule for Camera File
Systems
Diafragma ................................................. 88-91
vergrendeling ....................................................... 94
grootste ................................................................... 88
kleinste ................................................. 25, 88, 200
Diafragmavoorkeuzestand. Zie
Belichtingsmethode
Diashow .............................................. 134-135
Digital Print Order Format ..................... 139
Dioptrie-aanpassing ................................... 104
Direct weergeven ...................................... 120
DPOF. Zie Digital Print Order Format
221
TECHNISCHE GEGEVENS—INDEX
E
EH-4 netstroomadapter. Zie
Netstroomadapter
Electronische analoge
belichtingsaanduiding .............................. 92
Electronische afstandsmeter .............. 45, 81
EN-4 NiMH battery pack. Zie Batterij
Enkelbeeld-opnamestand
............................................ 13, 52, 120-121
Enkelbeeld weergeven ..... 49, 122, 124-126
Enkelvoudige AF. Zie Scherpstelmethode
F
Fine. Zie Beeldkwaliteit
Flits-bracketing ................................. 100, 166
Flitsfotografie ..................................... 108-115
flitsmethode ............................................. 110-111
flitsen met lange tijden .......... 110-111, 115
flitsen met lange tijden plus
rode-ogenreductie ............. 110-111, 115
rode-ogenreductie............................... 110-113
synchronisatie tweede
sluitergordijn ...................................... 110-111
synchronisatie achterste
sluitergordijn ...................................... 110-111
TTL-flitssturing ........................... 108, 112-113
Flitsklaarlampje ........................................... 109
Flexibel programma .................................... 85
Focus tracking ............................................... 71
Folder Select ............................................... 140
Formatteren. Zie Geheugenkaart
Foto's wissen............................... 50, 129-131
G
Geheugenkaart .................... 26-27, 143, 203
formatteren ................................................ 27, 143
Gegevensoverdracht. Zie PC-stand
Gevoeligheid .................................... 39, 62-63
Sensitivity Boost ................................................. 63
GPS ....................................................... 118-119
H
Handmatige belichting. Zie
Belichtingsmethode
Handmatige scherpstelling. Zie Scherpst-
elstand
Hide Image .......................................... 136-137
High. Zie Beeldkwaliteit
Histogram ........................................... 126-142
Hoge lichten ....................................... 126-142
Hulpverlichting automatische
scherpstelling ...................... 114, 205, 206
I
IEEE 1394 interface. Zie PC-stand
Image review ............................................... 121
ISO-equivalent. Zie Gevoeligheid
J
JPEG ........................................................... 56-61
K
Kaartsleuf ................................................. 26-27
Keuzeschijf ............. 13, 52-53, 120-121, 149
Kleurtemperatuur. Zie Witbalans
Klokkalender .................................. 30-31, 217
L
Lange tijden, flitsen. Zie Flitsfotografie
Large. Zie Beeldgrootte
LCD-verlichting ................................ 105, 169
Lichtmeting ....................................... 41, 82-83
3D kleurenmatrix .............................................. 83
centrumgericht .................................................... 83
en flitsstanden .................................................. 108
matrix ...............................................................41, 83
spot ............................................................................ 83
222
TECHNISCHE GEGEVENS—INDEX
M
Matglas ................................................ 194, 202
Matrixlichtmeting. Zie Lichtmeting
Medium. Zie Beeldgrootte
MH-16 snellader .................................. 22, 202
Multisensor uitgebalanceerde invulflits
voor digitale reflexcamera. Zie
Flitsfotografie
N
NEF. Zie RAW-gegevens
Netstroomadapter .................................... 202
Nikon Capture 3 ............................... 152-153
Nikon View ........................................ 150-151
Normal. Zie Beeldkwaliteit
NTSC. Zie Video-uitgang
O
Objectief ................................ 24-25, 198-201
bevestigen ....................................................... 24-25
compatibiliteit ......................................... 198-201
CPU-Nikkor .................................... 24, 198-200
D-type AF Nikkor ................ 24-25, 198-200
G-type AF Nikkor ................ 24-25, 198-200
niet-CPU ........................... 24, 84-90, 198-201
reinigen ...................................................................... vi
verwijderen ........................................................... 25
Opnamemenu ............................. 17, 188-189
P
PAL. Zie Video-uitgang
PC-stand ....................................................... 149
Persoonlijke Instellingen ................. 156-185
archief A, B, C, D ..................... 156-157, 160
menu ................................................... 17, 160-183
terugzetten op standaardwaarden
................................................................... 184-185
PRE. Zie Witbalans
Print Set ............................................... 138-139
Programma-automatiek. Zie
Belichtingsmethode
R
RAW-data ....................................... 56-61, 178
Reset met twee toetsen ................. 184-185
Resolutie. Zie Beeldgrootte
RGB. Zie Beeldkwaliteit
RGB-TIFF ................................................. 56-61
Rode-ogenreductie. Zie Flitsfotografie
Rode-ogenreductie bij flitsen met lange
tijden. Zie Flitsfotografie
RS-232C-interface. Zie GPS
S
S (belichtingsmethode sluitertijdvoor-
keuze). Zie Belichtingsmethode
S (enkelbeeldopname). Zie Enkel-
beeldopnamestand
S (enkelvoudige autofocus). Zie Scherpst-
elstand, enkelvoudige autofocus
Scherpstelmethode......................... 70-71, 81
continu .............................................................. 70-71
enkelvoudig .................................................... 70-71
handmatig ....................................................... 81
Scherpstelveld ......................................... 73-77
Scherptediepte .................................... 88, 106
Setup-menu ............... 17, 143-145, 190-191
Sluitertijd
gesynchroniseerd ............................................ 114
vergrendeling ................................................94-95
Sluitertijdvoorkeuze. Zie
Belichtingsmethode
Speedlight .......................... 108-115, 205-206
Zie ook Flitsfotografie
Spiegel ..................................................... vi, 163
spiegel opklappen .................... 164, 196-197
Spotmeting. Zie Lichtmeting
Standaard TTL-flitsfotografie voor digitale
reflexcamera. Zie Flitsfotografie
Synchronisatie-aansluiting ........................ 109
Synchronisatie op het tweede sluiter-
gordijn. Zie Flitsfotografie
Index (vervolg)
223
TECHNISCHE GEGEVENS—INDEX
T
Taal .................................................................. 28
Thumbnails .................................. 49, 122-123
Tijdopnamen .......................................... 87, 90
Tooncorrectie ............................................ 175
V
Vergrendeling automatische belichting
............................................................... 96-97
Vergrendeling automatische scherpstelling.
Zie Scherpstelvergrendeling
Vergrendeling scherpstelling ............... 78-79
Video-uitgang ............................ 144, 146-147
Visuele scherptedieptecontrole ............. 106
Voorflits .............................................. 108, 111
Voorflits monitor ....................................... 108
Voorkeur voor het dichtstbijzijnde
onderwerp .......................................... 76-77
W
Weergavemenu .......................... 17, 134-142
Weergeven ......................................... 120-147
Weergavestand ................................. 124, 142
Weergavetijd beeld .......................... 134-135
Wissen ........................................ 130-131, 187
Witbalans ........................ 39, 64-69, 218-219
Y
YCbCr. Zie Beeldkwaliteit
YCbCr-TIFF............................................. 56-61
Z
Zelfontspanner ........... 13, 52, 103, 120-121
Nl
Gebruikshandleiding
Nl
Gedrukt in Japan
SB3C00100601(1F)
6MHA0921-06
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238

Nikon D1X Handleiding

Type
Handleiding