Lenovo ThinkCentre A55 Handboek Voor De Gebruiker

Type
Handboek Voor De Gebruiker

Deze handleiding is ook geschikt voor

Han dboe k voor de gebruiker
Type 8700, 8701, 8705, 8717
Type 8973, 8975, 8979, 8983
Type 8985, 8991, 8995, 9265
Type 9269, 9277, 9279, 9283
Type 9287, 9379, 9383, 9387
Type 9389, 9631, 9635, 9637
Type 9646, 9648
Han dboe k voor de gebruiker
Opmerking
Lees eerst “Belangrijke veiligheidsinformatie” op pagina v en Bijlage B, “Kennisgevingen”, op pagina 73.
Tweede uitgave (november 2006)
© Copyright Lenovo 2006.
Portions © Copyright IBM Corp. 2005.
Inhoudsopgave
Belangrijke veiligheidsinformatie . . . .v
Situaties waarin onmiddellijk handelen vereist is . .v
Algemene veiligheidsrichtlijnen . . . . . . . .vi
Service en upgrades . . . . . . . . . .vi
Voorkoming van statische elektriciteit . . . . vii
Netsnoeren en voedingsadapters . . . . . . viii
Verlengsnoeren en aanverwante apparaten . . . viii
Stekkers en aansluitingen . . . . . . . . viii
Externe apparatuur . . . . . . . . . . .ix
Batterijen . . . . . . . . . . . . . .ix
Warmte en ventilatie van het product . . . . .ix
Gebruiksomgeving . . . . . . . . . . .x
Veiligheidsvoorschriften voor de elektriciteit . . .xi
Kennisgeving lithiumbatterij . . . . . . . . .xi
Veiligheidsvoorschriften voor de modem . . . . xii
Verklaring van conformiteit met laserrichtlijnen . . xii
Kennisgeving voedingseenheid . . . . . . . xiii
Veilig omgaan met gegevens . . . . . . . . xiii
Reiniging en onderhoud . . . . . . . . . . xiv
Aanvullende veiligheidsvoorschriften . . . . . xiv
Kennismaking . . . . . . . . . . .xv
Hoofdstuk 1. Uw werkplek inrichten . . .1
Comfort . . . . . . . . . . . . . . . .1
Reflectie en verlichting . . . . . . . . . . .1
Luchtcirculatie . . . . . . . . . . . . . .2
Stopcontacten en kabellengte . . . . . . . . .2
Hoofdstuk 2. De computer installeren . .3
De computer aansluiten . . . . . . . . . .3
De computer aanzetten . . . . . . . . . . .8
De installatie van de software voltooien . . . . .8
Belangrijk om te doen . . . . . . . . . . .8
Updates van het besturingssysteem installeren . . .9
Andere besturingssystemen installeren . . . . . .9
Updates van de antivirussoftware installeren . . .9
De computer afsluiten . . . . . . . . . . .9
Hoofdstuk 3. Opties installeren . . . .11
Kenmerken . . . . . . . . . . . . . .11
Specificaties . . . . . . . . . . . . . .14
Beschikbare opties . . . . . . . . . . . .15
Benodigd gereedschap . . . . . . . . . . .15
Werken met apparaten die gevoelig zijn voor stati-
sche
elektriciteit . . . . . . . . . . . . .16
Externe opties installeren . . . . . . . . . .16
De plaats van aansluitingen aan de voorkant . .17
De plaats van aansluitingen aan de achterkant . .18
Stuurprogramma’s ophalen . . . . . . . .19
De kap verwijderen . . . . . . . . . . . .20
De plaats van componenten . . . . . . . . .21
Onderdelen van de systeemplaat . . . . . . .22
Geheugen installeren . . . . . . . . . . .25
Adapterkaarten installeren . . . . . . . . .26
Interne stations installeren . . . . . . . . .28
Stationsspecificaties . . . . . . . . . . .28
Een station installeren in compartiment 1 of 2 . .30
Stations aansluiten . . . . . . . . . . . .32
Het eerste optische-schijfstation aansluiten . . .32
Een extra optische-schijfstation of parallel ATA
vaste-schijfstation aansluiten . . . . . . . .32
Een serieel ATA vaste-schijfstation aansluiten . .33
Beveiligingsvoorzieningen installeren . . . . . .33
Geïntegreerd kabelslot . . . . . . . . . .34
Hangslot . . . . . . . . . . . . . .35
Wachtwoordbeveiliging . . . . . . . . .35
De batterij vervangen . . . . . . . . . . .35
Een vergeten wachtwoord wissen (CMOS wissen) 36
Kap terugplaatsen en kabels aansluiten . . . . .37
Hoofdstuk 4. Software herstellen . . .39
Herstelschijven maken en gebruiken . . . . . .39
Backup- en herstelbewerkingen uitvoeren . . . .41
Het werkgebied van Rescue and Recovery gebrui-
ken
. . . . . . . . . . . . . . . . .41
Noodherstelmedia maken en gebruiken . . . . .43
Een Reparatiediskette maken en gebruiken . . . .44
Stuurprogramma’s installeren of herstellen . . . .44
Een herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven 45
Herstelproblemen oplossen . . . . . . . . .46
Hoofdstuk 5. Het programma Setup
Utility gebruiken . . . . . . . . . .47
Het programma Setup Utility starten . . . . . .47
Instellingen bekijken en wijzigen . . . . . . .47
Wachtwoorden gebruiken . . . . . . . . . .47
Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden 48
Gebruikerswachtwoord . . . . . . . . .48
Beheerderswachtwoord . . . . . . . . .48
Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen . .48
Security Profile by Device gebruiken . . . . . .49
Een opstartapparaat selecteren . . . . . . . .49
Een tijdelijk opstartapparaat selecteren . . . .49
De opstartvolgorde van apparaten wijzigen . . .50
Geavanceerde instellingen . . . . . . . . .50
Het programma Setup Utility afsluiten . . . . .50
Hoofdstuk 6. Systeemprogramma’s bij-
werken
. . . . . . . . . . . . . . .51
Systeemprogramma’s gebruiken . . . . . . .51
Het BIOS vanaf een diskette bijwerken (flashen) . .51
Hoofdstuk 7. Diagnose en probleem-
oplossing
. . . . . . . . . . . . .53
Elementaire probleemoplossing . . . . . . . .53
Diagnoseprogramma’s . . . . . . . . . . .54
PC-Doctor voor Windows . . . . . . . .55
© Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. iii
PC-Doctor voor DOS . . . . . . . . . .55
PC-Doctor voor Windows PE . . . . . . .57
De muis schoonmaken . . . . . . . . . . .57
Optische muis . . . . . . . . . . . .57
Niet-optische muis . . . . . . . . . . .58
Hoofdstuk 8. Informatie, hulp en ser-
vice
. . . . . . . . . . . . . . . .61
Informatiebronnen . . . . . . . . . . . .61
Map Online boeken . . . . . . . . . . .61
ThinkVantage Productivity Center . . . . . .61
Access Help . . . . . . . . . . . . .62
Veiligheid en garantie . . . . . . . . . .62
www.lenovo.com . . . . . . . . . . .62
Hulp en service . . . . . . . . . . . . .63
De documentatie en de diagnoseprogramma’s
gebruiken . . . . . . . . . . . . . .63
Service aanvragen . . . . . . . . . . .63
Andere services . . . . . . . . . . . .64
Extra services aanschaffen . . . . . . . .64
Bijlage A. Handmatige modem-
opdrachten
. . . . . . . . . . . . .65
Basic AT-opdrachten . . . . . . . . . . .65
Extended AT-opdrachten . . . . . . . . . .67
MNP/V.42/V.42bis/V.44-opdrachten . . . . . .68
Fax Class 1-opdrachten . . . . . . . . . .69
Fax Class 2-opdrachten . . . . . . . . . .69
Spraakopdrachten . . . . . . . . . . . .70
Bijlage B. Kennisgevingen . . . . . .73
Kennisgeving televisieuitvoer . . . . . . . .74
Handelsmerken . . . . . . . . . . . . .74
Trefwoordenregister . . . . . . . . .75
iv Handboek voor de gebruiker
Belangrijke veiligheidsinformatie
Opmerking
Het is van belang dat u eerst de veiligheidsinformatie leest.
Deze informatie helpt u uw desktop of notebook veilig te gebruiken. Gebruik en
bewaar alle informatie die bij uw computer is geleverd. De informatie in dit docu-
ment
vormt op geen enkele manier een wijziging van de voorwaarden in de koop-
overeenkomst
of de Lenovo
Verklaring van Beperkte Garantie. Meer informatie
vindt u in de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie.
De veiligheid van de klant is belangrijk. Onze producten worden ontworpen met
het oog op veiligheid en effectiviteit. Personal computers zijn echter elektronische
apparaten. Netsnoeren, voedingsadapters en andere onderdelen kunnen een
veiligheidsrisico opleveren dat, met name bij onjuist gebruik en misbruik, kan lei-
den tot schade en lichamelijk letsel. Om deze risico’s te verkleinen, dient u de bij
het product geleverde instructies te volgen, u te houden aan alle waarschuwingen
op het product zelf en in de bedieningsinstructies, en de informatie in dit docu-
ment zorgvuldig te lezen. Door de instructies in dit document en bij het product
zorgvuldig op te volgen, kunt u zichzelf beschermen tegen gevaar en zorgen voor
een veilige werkomgeving.
Opmerking: Deze informatie bevat verwijzingen naar voedingsadapters en batte-
rijen.
Naast notebookcomputers worden ook andere producten (zoals
luidsprekers en beeldschermen) geleverd met een externe voedings-
adapter. Als u een dergelijk product in bezit hebt, is deze informatie
ook daarop van toepassing. Bovendien kunnen er in
computerproducten interne batterijen ter grootte van een munt
(knoopcellen) zijn verwerkt, waarmee de systeemklok in stand
wordt gehouden wanneer de stekker niet in het stopcontact zit. De
veiligheidsvoorschriften voor batterijen gelden dus voor alle
computerproducten.
Situaties waarin onmiddellijk handelen vereist is
Door misbruik of achteloosheid kunnen producten beschadigd raken. Bepaalde
schade aan producten is zo ernstig dat het product niet meer mag worden
gebruikt voordat het is geïnspecteerd en, indien nodig, gerepareerd door een
geautoriseerde onderhoudstechnicus.
Net als bij andere elektronische producten dient u goed op het product te letten
wanneer u het aanzet. In zeer uitzonderlijke gevallen kan het zijn dat u een
geur waarneemt of rook dan wel vonkjes uit het product ziet komen. Het kan
ook zijn dat u een ploppend, krakend of sissend geluid hoort. Dit kan erop wij-
zen dat een van de interne elektronische componenten op een gecontroleerde
manier defect is geraakt. Het kan echter ook een indicatie zijn van een mogelijk
gevaarlijke situatie. Neem in dergelijke gevallen nooit risico’s en probeer niet
zelf een diagnose te stellen. Neem voor hulp contact op met het Customer Sup-
port Center. Een lijst van telefoonnummers van Service and Support vindt u in
de informatie over veiligheid en garantie die bij uw computer is geleverd.
© Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. v
Controleer de computer en de onderdelen regelmatig op beschadigingen, sporen
van slijtage en mogelijk gevaar. Mocht u twijfels hebben over de conditie van
een bepaalde component, gebruik het product dan niet. Neem contact op met het
Customer Support Center of met de fabrikant van het product. U krijgt dan te
horen hoe u het product kunt inspecteren en, indien nodig, kunt laten repareren.
In het onwaarschijnlijke geval dat een van de onderstaande omstandigheden
zich voordoet of als u twijfelt aan de veiligheid van het product, stopt u het
gebruik van het product, haalt u de stekker uit het stopcontact en ontkoppelt u
de telefoonkabels. Neem voor verdere instructies contact op met het Customer
Support Center. Zie Hoofdstuk 8, “Informatie, hulp en service”, op pagina 61.
v Gebroken of beschadigde netsnoeren, stekkers, adapters, verlengsnoeren, piek-
spanningsbeveiligingen
of voedingseenheden.
v Tekenen van oververhitting, rook, vonken of vuur.
v Schade aan een batterij (zoals barsten of deuken), spontane ontlading of lekkage
uit de batterij (herkenbaar aan vreemde stoffen).
v Een krakend, sissend of knallend geluid of een sterke geur afkomstig uit het
product.
v Aanwijzingen dat er vloeistof is gemorst of dat er iets op de computer, het net-
snoer of de voedingsadapter is gevallen.
v De computer, het netsnoer of de adapter zijn nat geworden.
v Het product is gevallen of op welke manier dan ook beschadigd.
v Het product werkt niet normaal als u de bedieningsinstructies volgt.
Opmerking:
Als u deze situatie constateert bij een product (bijvoorbeeld een ver-
lengsnoer) dat niet is gefabriceerd door Lenovo, gebruik dit product
dan niet meer totdat u advies hebt ingewonnen bij de fabrikant of
totdat u een geschikte vervanging hebt gevonden.
Algemene veiligheidsrichtlijnen
Neem altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om de kans op letsel of
schade te verkleinen:
Service en upgrades
Probeer niet zelf onderhoud aan het product uit te voeren, tenzij u hiertoe instruc-
ties
hebt gekregen in de documentatie of vanuit het Customer Support Center.
Gebruik alleen een serviceverlener die goedkeuring heeft voor het repareren van
het desbetreffende product.
Opmerking: Sommige onderdelen van de computer kunnen door de gebruiker
worden uitgebreid of vervangen. Upgrades worden meestal opties
genoemd. Vervangende onderdelen die zijn goedgekeurd om door de
klant zelf te worden geïnstalleerd, worden Customer Replaceable
Units of CRU’s genoemd. CRU’s zijn voorzien van documentatie met
instructies voor vervanging van deze onderdelen door de klant. Volg
bij het installeren of vervangen van dergelijke onderdelen steeds de
instructies. Dat het aan/uit-lampje niet brandt, betekent niet noodza-
kelijkerwijs dat het spanningsniveau binnenin een product nul is.
Voordat u de kap opent van een product dat is uitgerust met een net-
snoer,
dient u altijd te controleren of het apparaat uit staat en of de
stekker van het product uit het stopcontact is gehaald. Bij vragen
neemt u contact op met het Customer Support Center.
vi Handboek voor de gebruiker
Hoewel er geen bewegende onderdelen in uw computer zitten als het netsnoer uit
het stopcontact is gehaald, is het goed om de de volgende waarschuwingen,
omwille van uw veiligheid, ter harte te nemen:
Gevaar
Gevaarlijke bewegende onderdelen. Houd uw vingers en andere lichaams-
delen
op afstand.
Attentie
Zet de computer uit en laat hem drie tot vijf minuten afkoelen voordat u
de kap opent om CRU’s te vervangen.
Voorkoming van statische elektriciteit
Statische elektriciteit is ongevaarlijk voor uzelf, maar kan de computeronderdelen
en de opties zwaar beschadigen. Onjuist behandeling van onderdelen die gevoelig
zijn voor statische elektriciteit, kan leiden tot schade aan die onderdelen. Als u een
optie of CRU uitpakt, open de antistatische verpakking dan pas wanneer u instruc-
tie krijgt om de desbetreffende optie of CRU te installeren.
Als u werkt met opties of CRU’s, of handelingen binnenin de computer uitvoert,
neem dan de volgende voorzorgsmaatregelen om schade ten gevolge van statische
elektriciteit te voorkomen:
v Beweeg zo min mogelijk. Door wrijving kan er statische elektriciteit ontstaan.
v Ga voorzichtig met de onderdelen om. Pak adapters, geheugenmodules en
andere printplaten bij de rand beet. Raak nooit onbeschermde elektronische cir-
cuits aan.
v Zorg dat ook anderen de componenten niet aanraken.
v Wanneer u een nieuwe optie installeert die gevoelig is voor statische elektriciteit,
houd dan de antistatische verpakking met dat onderdeel minstens 2 seconden
tegen een metalen afdekplaatje van een uitbreidingssleuf of een ander ongeverfd
metalen oppervlak op de computer. Hiermee vermindert u de statische lading
van de verpakking en van uw lichaam.
v Installeer het onderdeel dat gevoelig is voor statische elektriciteit zo mogelijk
direct vanuit de antistatische verpakking, zonder het eerst neer te leggen. Als u
het onderdeel neer moet leggen nadat u het uit de verpakking hebt gehaald, leg
het dan op de antistatische verpakking op een vlakke ondergrond.
v Leg het onderdeel niet op de kap van de computer of op een metalen onder-
grond.
Belangrijke veiligheidsinformatie vii
Netsnoeren en voedingsadapters
Gebruik uitsluitend netsnoeren en voedingsadapters die door de fabrikant van het
product zijn geleverd.
U dient een goedgekeurd netsnoer te gebruiken. In Duitsland dient dit H05VV-F,
3G, 0,75 mm
2
of beter te zijn. In andere landen moeten dienovereenkomstig
geschikte netsnoeren worden gebruikt.
Wind een netsnoer nooit om een voedingsadapter of een ander voorwerp. Hier-
door kan er een mechanische spanning op het snoer komen te staan, waardoor het
kan rafelen of scheuren. Dit kan gevaar opleveren.
Plaats netsnoeren altijd zo, dat niemand er op kan gaan staan of over kan vallen
en dat er geen voorwerpen op kunnen worden gezet.
Voorkom dat snoeren en voedingsadapters in aanraking komen met vloeistof. Laat
een netsnoer of voedingsadapter bijvoorbeeld niet liggen bij een wasbak of toilet,
of op een vloer die wordt schoongemaakt met een vloeibaar reinigingsmiddel.
Vloeistoffen kunnen kortsluiting veroorzaken, met name als het netsnoer of de
voedingsadapter slijtage vertoont ten gevolge van verkeerd gebruik. Bovendien
kan vloeistof corrosie van de stekkers en/of aansluitpunten veroorzaken, hetgeen
uiteindelijk kan leiden tot oververhitting.
Sluit de netsnoeren en signaalkabels altijd in de juiste volgorde aan en zorg dat de
stekkers altijd stevig in het stopcontact zitten.
Gebruik geen voedingsadapter die sporen vertoont van corrosie aan de invoer-
pennen of sporen van oververhitting (zoals vervormd plastic) bij de aansluiting of
op een ander deel van de voedingsadapter.
Maak nooit gebruik van een netsnoer waarvan de contactpunten sporen van roest,
corrosie of oververhitting vertonen of waarvan het snoer of de stekker op welke
manier dan ook beschadigd is.
Verlengsnoeren en aanverwante apparaten
Controleer of elk verlengsnoer, elke piekspanningsbeveiliging, elke noodvoeding en
elke verdeelstekker die u gebruikt, bestand is tegen de elektrische eisen van het
product. Overbelast deze apparaten nooit. Als u een verdeelstekker gebruikt, mag
de belasting niet hoger zijn dan de invoerspecificatie van die stekker. Raadpleeg
een elektricien als u vragen hebt over de capaciteit, vereisten en invoerspanning
van apparatuur.
Stekkers en aansluitingen
Als het stopcontact waarop u de computerapparatuur wilt aansluiten beschadigd
of verroest blijkt te zijn, gebruik het dan niet tot een gekwalificeerde elektricien het
heeft vervangen.
Verbuig of verander de stekker niet. Als de stekker beschadigd is, bestel dan een
vervangend exemplaar bij de fabrikant.
Gebruik voor de computer niet hetzelfde stopcontact als voor andere elektrische
apparaten die veel stroom gebruiken. Het voltage kan dan instabiel worden, en dit
kan leiden tot schade aan de computer, de gegevens en/of de aangesloten appara-
tuur.
viii Handboek voor de gebruiker
Bepaalde producten worden geleverd met een stekker met randaarde. Deze stekker
past alleen in een stopcontact met randaarde. Dit is een veiligheidsvoorziening.
Steek dergelijke stekkers alleen in een geaard stopcontact. Voorkom overbelasting
van het stopcontact. De totale systeembelasting mag niet hoger zijn dan 80 procent
van de specificatie van de groep. Raadpleeg een elektricien als u vragen hebt over
belasting en de capaciteit van de verdeelkast.
Zorg dat het netsnoer dat u gebruikt, correct bedraad is, goed bereikbaar is en zich
in de buurt van de apparatuur bevindt. Zorg dat het snoer niet helemaal strak
staat; hierdoor kan het slijten.
Controleer of het stopcontact dat u gebruikt, de juiste spanning en stroomsterkte
levert voor het apparaat dat u installeert.
Wees altijd zorgvuldig als u de stekker in het stopcontact steekt of eruit haalt.
Externe apparatuur
Sluit, als de computer aan staat, geen andere externe kabels of snoeren aan dan
USB- en 1394-kabels, anders kan de computer beschadigd raken. Om schade aan
de aangesloten apparaten te voorkomen, dient u na het uitschakelen van de com-
puter minimaal vijf seconden te wachten voordat u de externe apparaten ontkop-
pelt.
Batterijen
Alle PC’s die door Lenovo worden gefabriceerd, bevatten een niet oplaadbare
knoopcelbatterij die de systeemklok van stroom voorziet. Bovendien zijn veel
mobiele producten, zoals notebookcomputers, uitgerust met een oplaadbare batterij
die het systeem stroom levert als het niet is aangesloten op het lichtnet. De batte-
rijen die door Lenovo voor uw product worden geleverd, zijn getest op compatibi-
liteit
en mogen alleen worden vervangen door goedgekeurde onderdelen.
Probeer een batterij nooit open te maken of te repareren. Zorg dat de batterij niet
gedeukt of doorboord wordt en niet in contact komt met open vuur. Voorkom
kortsluiting van de metalen contactpunten. Stel de batterij niet bloot aan water of
andere vloeistoffen. Laad de batterij uitsluitend op volgens de instructies in de
productdocumentatie.
Door misbruik of onoordeelkundig gebruik kan de batterij oververhit raken, waar-
door
er gassen of vonken uit de batterij of knoopcel kunnen komen. Als uw batterij
beschadigd is of lekt, of zich op de polen materiaal heeft afgezet, moet u de batte-
rij
niet meer gebruiken en een nieuwe aanschaffen.
Als batterijen lange tijd ongebruikt worden gelaten, kan de kwaliteit ervan teruglo-
pen.
Bij bepaalde oplaadbare batterijen (met name lithium-ionenbatterijen) kan het
ongebruikt laten van de batterij in ontladen toestand leiden tot een verhoogde kans
op kortsluiting, waardoor de levensduur van de batterij wordt verkort en er tevens
een veiligheidsrisico ontstaat. Zorg dat oplaadbare lithium-ionenbatterijen niet
helemaal ontladen raken en bewaar deze batterijen niet in ontladen toestand.
Warmte en ventilatie van het product
Computers produceren warmte als ze aan staan en als de batterijen worden opge-
laden.
Door hun compacte formaat kunnen notebookcomputers een aanzienlijke
hoeveelheid hitte produceren. Neem daarom altijd de volgende elementaire voor-
zorgsmaatregelen:
Belangrijke veiligheidsinformatie ix
v Laat een notebookcomputer niet te lang op uw schoot staan als hij aan staat of
als de batterij wordt opgeladen. Tijdens de normale werking produceert de com-
puter
enige warmte. Langdurig contact met uw lichaam of kleding kan ongemak
en zelfs brandwonden veroorzaken.
v Gebruik de computer niet en laad de batterijen niet op in de buurt van licht ont-
vlambare
of explosieve materialen.
v Ventilatieopeningen, ventilatoren en/of koelribben maken deel uit van het pro-
duct
omwille van de veiligheid, het comfort en een betrouwbare werking. Deze
voorzieningen kunnen per ongeluk geblokkeerd raken als u het product op een
bed, zitbank, vloerkleed of andere zachte ondergrond plaatst. Zorg ervoor dat
deze voorzieningen nooit geblokkeerd, bedekt of uitgeschakeld raken.
Het
is aan te raden eens per drie maanden uw bureaucomputer te controleren op
ophopingen van stof. Schakel de stroom uit en haal de stekker uit het stopcontact
voordat u de controle start; verwijder alle stof dat zich in openingen in de front-
plaat bevindt. Als u van buitenaf ziet dat er zich ergens binnenin de computer stof
heeft verzameld, verwijder ook dat dan en vergeet niet om de inlaat van het koel-
element,
de sleuven in de voedingseenheid en de ventilatoren schoon te maken.
Zet de computer altijd uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u de kap
opent. Probeer te voorkomen dat uw computer wordt gebruikt in de buurt van
plaatsen waar veel wordt gelopen. Mocht een dergelijke opstelling onvermijdelijk
zijn, controleer dan vaker of de computer niet vuil is en maak de computer indien
nodig vaker schoon.
Neem voor uw eigen veiligheid en voor het in stand houden van optimale
computerprestaties altijd de volgende elementaire voorzorgsmaatregelen voor uw
desktopcomputer:
v Houd de kap gesloten zolang de stekker in het stopcontact zit.
v Controleer regelmatig of de buitenkant van de computer niet bestoft is.
v Verwijder al het stof uit de ventilatiesleuven en -openingen in de frontplaat. Als
de computer in een stoffige of drukke omgeving staat, kan het nodig zijn de
computer vaker schoon te maken.
v Blokkeer de luchttoevoer naar de ventilatieopeningen niet.
v Plaats de computer niet in een kast of ander meubelstuk, want dit vergroot de
kans dat de computer oververhit raakt.
v De lucht die in de computer wordt gezogen, mag niet warmer zijn dan 35° C.
v Gebruik geen luchtfilterapparatuur die niet voor desktops is bestemd.
Gebruiksomgeving
De optimale omgeving om uw computer in te gebruiken is een omgeving met een
temperatuur van 10 tot 35°C en een relatieve vochtigheid van 35 tot 80%. Als uw
computer is vervoerd of opgeslagen is geweest bij een temperatuur van minder
dan 10°C, gebruik de koude computer dan niet meteen, maar geeft hem de tijd om
langzaam op de optimale bedrijfstemperatuur van 10 top 35°C te komen. Onder
bepaalde omstandigheden kan dit wel twee uur duren. Onder bepaalde omstandig-
heden
kan dit wel twee uur duren. Laat u de computer niet goed op temperatuur
komen, dan kan dit bij gebruik leiden tot onherstelbare schade.
Plaats de computer indien mogelijk in een goed geventileerde, droge ruimte, uit de
zon.
Houd elektrische apparaten zoals ventilatoren, radio’s, zware luidsprekers, air
conditioners en magnetrons uit de buurt van de computer, want het sterke magne-
x Handboek voor de gebruiker
tische veld dat door dergelijke apparaten wordt veroorzaakt, kan schade toebren-
gen aan het beeldscherm en aan de gegevens op de vaste schijf.
Plaats nooit vloeistoffen op of naast de computer of de aangesloten apparatuur. Als
er vloeistof op de computer of een aangesloten apparaat wordt gemorst, kan er
kortsluiting ontstaan, met alle desastreuze gevolgen van dien.
Blijf, als u aan het eten of roken bent, uit de buurt van het toetsenbord. Er kan
namelijk schade ontstaan door kruimels die op het toetsenbord vallen.
Veiligheidsvoorschriften voor de elektriciteit
Gevaar
Elektrische stroom van lichtnet-, telefoon- en communicatiekabels is
gevaarlijk.
Houd u ter voorkoming van een schok aan het volgende:
v Om een elektrische schok te voorkomen, dient u de computer niet te gebrui-
ken tijdens onweer.
v Sluit tijdens onweer geen kabels aan en ontkoppel ze niet; voer ook geen
installatie-, onderhouds- of configuratiewerkzaamheden aan dit product uit
tijdens onweer.
v Sluit alle netsnoeren aan op correct bedrade, geaarde stopcontacten.
v Sluit ook het netsnoer van alle apparaten die op dit product worden aangeslo-
ten aan op een correct geaard stopcontact.
v Gebruik indien mogelijk slechts één hand bij het aansluiten en loskoppelen
van signaalkabels.
v Zet een apparaat nooit aan als dit brand-, water- of structuurschade vertoont.
v Ontkoppel alle netsnoeren, telecommunicatiesystemen, netwerken en modems
voordat u de kap van het apparaat opent, tenzij de installatie- of configuratie-
instructies expliciet anders voorschrijven.
v Als u dit product of een aangesloten apparaat installeert, verplaatst of opent,
houd u dan bij het aansluiten en loskoppelen van de kabels aan het volgende:
Aansluiten:
1. Zet alles UIT.
2. Sluit eerst alle kabels aan op de appara-
ten.
3. Sluit de signaalkabels aan.
4. Steek de stekker in het stopcontact.
5. Zet het apparaat AAN.
Ontkoppelen:
1. Zet alles UIT.
2. Haal eerst de stekker uit het stopcon-
tact.
3. Ontkoppel de signaalkabels.
4. Ontkoppel alle kabels en snoeren van de
apparaten.
Kennisgeving lithiumbatterij
Waarschuwing
Als de batterij op onjuiste wijze wordt vervangen, bestaat er explosiege-
vaar.
Belangrijke veiligheidsinformatie xi
Vervang de lithium knoopbatterij alleen door hetzelfde type of door een gelijk-
waardig type dat wordt aanbevolen door de fabrikant. De batterij bevat lithium en
kan bij verkeerd gebruik exploderen.
Houd u aan het volgende:
v Gooi de batterij niet in water
v Verwarm de batterij niet boven 100°C
v Haal de batterij niet uit elkaar
Gooi
de batterij niet bij het huisvuil weg, maar behandel deze als klein chemisch
afval.
De volgende verklaring geldt voor gebruikers in de staat Californië, V.S.:
Materiaal met perchloraat: Wees voorzichtig. Zie
www.dtsc.ca.gov/hazardouswaste/perchlorate.
Veiligheidsvoorschriften voor de modem
Waarschuwing
Gebruik alleen telefoonkabels van minimaal 0,13 mm (26 AWG) of dikker
om het risico op brand zo klein mogelijk te houden.
Neem ter voorkoming van brand, elektrische schokken of verwondingen bij het
gebruik van telefonische apparatuur altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht:
v Installeer geen telefoonbedrading tijdens onweer.
v Installeer geen telefoonaansluitingen in natte ruimtes tenzij de aansluiting spe-
ciaal
ontworpen is voor gebruik in natte ruimtes.
v Raak geen telefoonkabels of -stekkers aan die niet geïsoleerd zijn.
v Wees voorzichtig bij het installeren of doortrekken van telefoonlijnen.
v Gebruik de telefoon niet tijdens onweer, tenzij u een draadloos model hebt. Er
bestaat een kleine kans op een elektrische schok als gevolg van blikseminslag.
v Geef gaslekken in de buurt van de telefoon niet telefonisch door.
Verklaring van conformiteit met laserrichtlijnen
Sommige personal computermodellen worden standaard geleverd met een CD- of
DVD-station. CD- en DVD-stations zijn ook los als optie te verkrijgen. CD- en
DVD-stations zijn laserproducten. Deze stations voldoen in de Verenigde Staten
aan de eisen gesteld in de Department of Health and Human Services 21 Code of
Federal Regulations (DHHS 21 CFR) Subchapter J voor laserproducten van Klasse
1. De stations voldoen aan de eisen gesteld in de International Electrotechnical
Commission (IEC) 60825-1 en CENELEC EN 60 825-1 bedoeld voor laserproducten
van klasse 1.
Let bij het installeren van een CD- of DVD-station op het volgende.
xii Handboek voor de gebruiker
Waarschuwing
Het wijzigen van instellingen of het uitvoeren van procedures anders dan
hier is beschreven, kan leiden tot blootstelling aan gevaarlijke straling.
Open de behuizing van het CD-station of DVD-station niet. Als u de behuizing
van het CD- of DVD-station opent, kunt u worden blootgesteld aan gevaarlijke
laserstraling. Het CD- of DVD-station bevat geen onderdelen die kunnen worden
vervangen of onderhouden.
Sommige CD- of DVD-stations bevatten een ingebouwde laserdiode van klasse 3A
of 3B. Let op het volgende.
Gevaar
Laserstraling indien geopend. Kijk niet in de laserstraal en vermijd direct
contact met de laserstraal.
Kennisgeving voedingseenheid
Verwijder nooit de kap van de voedingseenheid of van enig onderdeel dat is voor-
zien van het volgende label:
Gevaarlijke spannings-, stroom- en voltageniveaus binnen componenten waarop dit
label is bevestigd. Deze componenten bevatten geen onderdelen die kunnen wor-
den
vervangen of onderhouden. Als u vermoedt dat er met een van deze onderde-
len
een probleem is, neem dan contact op met een onderhoudstechnicus.
Veilig omgaan met gegevens
Verwijder onbekende bestanden niet en wijzig niet de naam van bestanden of
directory’s die niet door u zijn gemaakt. Doet u dat wel, dan werkt uw computer
daarna wellicht niet meer goed.
Houd er rekening mee dat het gebruik van netwerkresources uw computer kwets-
baar
kan maken voor computervirussen, hackers, spyware en andere kwaadwillige
activiteiten die schade kunnen toebrengen aan uw computer, uw software en uw
gegevens. Het is uw eigen verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat u adequaat
bescherming regelt in de vorm van firewalls, antivirussoftware en anti-
spywaresoftware, en dat u dergelijke software up-to-date houdt.
Belangrijke veiligheidsinformatie xiii
Reiniging en onderhoud
Houd uw computer en uw werkplek schoon. Als u de computer wilt schoonma-
ken, sluit de computer dan eerst af en haal de stekker uit het stopcontact. Spuit rei-
nigingsmiddelen
of andere vloeistoffen nooit rechtstreeks op de computer en maak
de computer nooit schoon met reinigingsmiddelen die brandbare stoffen bevatten.
Doe het reinigingsmiddel op een zachte doek en maak daarmee de buitenkant van
de computer schoon.
Aanvullende veiligheidsvoorschriften
Plastic zakken kunnen gevaarlijk zijn. Houd plastic zakken uit de buurt van baby’s
en kinderen om de kans op verstikking te voorkomen.
xiv Handboek voor de gebruiker
Kennismaking
In dit Handboek voor de gebruiker vindt u de volgende informatie:
v Hoofdstuk 1, “Uw werkplek inrichten”, op pagina 1 geeft informatie over het
optimaal opstellen van uw computer en over verlichtingsbronnen, luchtcirculatie
en stopcontacten.
v Hoofdstuk 2, “De computer installeren”, op pagina 3 bevat informatie over het
installeren van de computer, de software en het besturingssysteem.
v Hoofdstuk 3, “Opties installeren”, op pagina 11 geeft informatie over de voorzie-
ningen
en opties die voor de computer beschikbaar zijn.
v In Hoofdstuk 4, “Software herstellen”, op pagina 39 vindt u instructies voor het
werken met het programma ThinkVantage
®
Rescue and Recovery
en het maken
van herstelschijven, het maken van backups, het herstellen van software en het
terugzetten van de hele inhoud van de vaste schijf.
v In Hoofdstuk 5, “Het programma Setup Utility gebruiken”, op pagina 47 vindt u
instructies voor het bekijken en wijzigen van de configuratie-instellingen van de
computer.
v In Hoofdstuk 6, “Systeemprogramma’s bijwerken”, op pagina 51 vindt u infor-
matie
over het bijwerken van de POST/BIOS en het herstellen van de fouten die
hierbij kunnen optreden.
v Hoofdstuk 7, “Diagnose en probleemoplossing”, op pagina 53 bevat informatie
over het oplossen van problemen en het werken met diagnoseprogramma’s.
v In Hoofdstuk 8, “Informatie, hulp en service”, op pagina 61 vindt u informatie
over een groot aantal handige informatiebronnen die bij Lenovo verkrijgbaar
zijn.
v In Bijlage A, “Handmatige modemopdrachten”, op pagina 65 vindt u opdrachten
voor het handmatig programmeren van de modem.
v Bijlage B, “Kennisgevingen”, op pagina 73 bevat kennisgevingen en informatie
over handelsmerken.
© Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. xv
xvi Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 1. Uw werkplek inrichten
U haalt het meeste uit uw computer als u zowel de apparatuur als de werkplek
afstemt op uw behoeften en op het soort werk dat u doet. Comfort is natuurlijk
van groot belang, maar bij het inrichten van uw werkplek moet u ook letten op
praktische zaken als lichtbronnen, luchtcirculatie en de plaats van de stopcontac-
ten.
Comfort
Hoewel er niet één werkhouding bestaat die ideaal is voor iedereen, kunt u met
behulp van de volgende richtlijnen een houding vinden die voor u geschikt is.
Als u lange tijd in dezelfde houding zit, kan dit vermoeidheid veroorzaken. Een
goede stoel kan een groot verschil uitmaken. De rugleuning en de zitting moeten
onafhankelijk van elkaar kunnen worden ingesteld en moeten goed steun bieden.
De zitting moet een gebogen voorkant hebben om de druk op de bovenbenen te
verminderen. Stel de zitting zo in, dat uw bovenbenen evenwijdig aan de vloer zijn
en uw voeten plat op de vloer of op een voetsteun staan.
Als u met het toetsenbord werkt, moet u uw onderarmen in een horizontale hou-
ding
en uw polsen in een neutrale, gemakkelijke stand houden. Probeer het toet-
senbord met een lichte aanslag te bedienen en houd uw handen en vingers ont-
spannen.
U kunt het toetsenbord in de meest comfortabele stand zetten door de
toetsenbordsteunen te verstellen.
Stel het beeldscherm zo op dat de bovenkant van het scherm zich op ooghoogte
bevindt, of iets lager. Plaats het beeldscherm op een prettige afstand (gewoonlijk is
dit 50 tot 60 cm) en plaats het zodanig dat u kunt kijken zonder uw lichaam te
hoeven verdraaien. Plaats ook andere apparatuur die u veel gebruikt, zoals de tele-
foon
en de muis, zo dat u er gemakkelijk bij kunt.
Reflectie en verlichting
Stel het beeldscherm zo op dat u zo min mogelijk last hebt van schittering en
weerkaatsing van lampen, ramen en andere lichtbronnen. Zelfs licht dat wordt
weerkaatst door glimmende oppervlakken kan hinderlijke reflecties op uw beeld-
scherm veroorzaken. Zet het beeldscherm indien mogelijk zo neer dat het loodrecht
op de ramen en andere lichtbronnen staat. Verminder indien nodig de boven-
verlichting
door lampen te dimmen of door minder sterke lampen te gebruiken.
Als u het beeldscherm in de buurt van een raam neerzet, scherm het zonlicht dan
af met gordijnen of een zonnescherm. Wellicht moet u de helderheid en het con-
© Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. 1
trast van het beeldscherm in de loop van de dag enkele malen anders instellen. De
verlichting is immers niet de hele dag constant.
Wanneer het niet mogelijk is om reflecties te vermijden of de verlichting aan te
passen, kan een anti-reflectiescherm uitkomst bieden. Een dergelijk scherm kan de
duidelijkheid van het beeld echter verminderen. Het is daarom beter om er pas een
te gebruiken wanneer geen van de andere mogelijkheden soelaas biedt.
Een stoflaag verergert de problemen die door reflectie worden veroorzaakt. Vergeet
niet uw beeldscherm regelmatig schoon te maken met een zachte, vochtige doek en
een vloeibare, niet-schurende glasreiniger.
Luchtcirculatie
De computer en het beeldscherm produceren warmte. In de computer zit een ven-
tilator die frisse lucht naar binnen zuigt en warme lucht naar buiten blaast. De
warme lucht van het beeldscherm ontsnapt automatisch via ventilatiespleten. Wan-
neer de ventilatiespleten geblokkeerd zijn, kan er oververhitting ontstaan. Dit kan
storingen of beschadigingen tot gevolg hebben. Plaats de computer en het beeld-
scherm
zodanig dat de ventilatiespleten niet worden geblokkeerd; 5 cm ventilatie-
ruimte is over het algemeen voldoende. Zorg er ook voor dat de lucht niet naar
iemand anders wordt geblazen.
Stopcontacten en kabellengte
De plaats van stopcontacten en de lengte van de netsnoeren en kabels van de prin-
ter
en andere apparaten kunnen van invloed zijn op de uiteindelijke opstelling van
de computer.
Denk bij het opstellen van de computer aan het volgende:
v Vermijd het gebruik van verlengsnoeren. Sluit het netsnoer van de computer
indien mogelijk direct op een stopcontact aan.
v Houd netsnoeren en kabels uit de buurt van looppaden en andere plaatsen waar
mensen er over kunnen struikelen of tegenaan kunnen lopen.
Meer
informatie over netsnoeren vindt u in “Netsnoeren en voedingsadapters” op
pagina viii in dit boekje en in de bij uw computer geleverde informatie over veilig-
heid en garantie.
2 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 2. De computer installeren
Controleer voordat u begint of u de computer wel installeert in de best mogelijke
werkruimte, een ruimte die voldoet aan uw wensen en geschikt is voor het soort
werk dat u doet. Lees voor meer informatie Hoofdstuk 1, “Uw werkplek
inrichten”, op pagina 1.
Opmerking: Lees “Belangrijke veiligheidsinformatie” op pagina v voordat u uw
computer gaat installeren. De voorzorgsmaatregelen en richtlijnen
zorgen dat u veilig kunt werken.
De computer aansluiten
Lees de volgende informatie voordat u begint met het aansluiten van de computer.
Zoek de kleine pictogrammen bij de aansluitingen aan de achterkant van de com-
puter.
Als de kabels en het aansluitpaneel van de computer aansluitingen met een kleur-
codering
hebben, sluit de kabels dan aan op aansluitingen met dezelfde kleur.
Koppel bijvoorbeeld een kabel met een blauw uiteinde aan een blauwe aansluiting,
een rode kabel aan een rode aansluiting enz.
Opmerking: Mogelijk heeft uw computer niet alle aansluitingen die in dit gedeelte
worden beschreven; dit is afhankelijk van het specifieke model.
1. Controleer de stand van de voltage-keuzeschakelaar aan de achterkant van de
computer. Zet de schakelaar zo nodig om met een balpen.
v Als het lichtnet een spanning heeft tussen 100–127 V AC, zet de schakelaar
dan op 115 V.
v Bij een netspanning tussen 200–240 V AC moet de schakelaar op 230 V
staan.
115
2. De kabel van het toetsenbord kan een standaard toetsenbordaansluiting1
hebben of een USB-aansluiting (Universal Serial Bus)2. Sluit de kabel aan op
de juiste toetsenbordaansluiting.
© Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. 3
Opmerking: Sommige modellen hebben een toetsenbord met een
vingerafdruklezer. Nadat u uw computer hebt geïnstalleerd en
aangezet, kunt u in het online Help-systeem Access Help meer
informatie vinden over de vingerafdruklezer. Instructies voor het
openen van dit online Help-systeem vindt u in “Access Help” op
pagina 62.
3. De kabel van de muis kan een standaard muisaansluiting 1 hebben of een
USB-aansluiting (Universal Serial Bus) 2. Sluit de kabel aan op de juiste
muisaansluiting op de computer.
4. Verbind de kabel van het beeldscherm met de beeldschermaansluiting op de
computer.
v Als u een standaard VGA-beeldscherm (Video Graphics Array) hebt, sluit u
de kabel aan zoals hieronder afgebeeld.
Opmerking: Als uw model beschikt over twee beeldschermaansluitingen,
gebruik dan de aansluiting voor de AGP-adapter (accelerated
graphics port).
v Als u een DVI-beeldscherm (digital video interface) hebt, sluit u de kabel
aan zoals hieronder afgebeeld.
4 Handboek voor de gebruiker
Opmerking: In de computer moet een adapter zijn geïnstalleerd die het
DVI-beeldscherm ondersteunt.
5. Als u een modem hebt, sluit die dan als volgt aan:
L
IN
E
PHONE
P
H
O
N
E
LINE
PHONE
LINE
PHONE
LINE
1 In de afbeelding ziet u de twee aansluitingen aan de achterkant van de computer
die nodig zijn om de modem aan te sluiten.
2 In landen (zoals Nederland en België) waar een telefoonaansluiting van het type
RJ-11 wordt gebruikt, sluit u het ene eind van de telefoonkabel aan op de telefoon
en het andere eind op de telefoonaansluiting aan de achterkant van de computer.
Sluit het ene eind van de modemkabel aan op de modemaansluiting aan de achter-
kant van de computer en het andere eind op de telefoonaansluiting in de muur.
3 Als u geen RJ-11-aansluiting gebruikt, is er een splitter of een converter nodig om de
kabels te verbinden met de telefoonaansluiting in de muur, zoals boven in de afbeel-
ding is te zien. Ook kunt u de splitter of converter gebruiken zonder telefoon, zoals
onder in de afbeelding is te zien.
6. Audioapparaten worden als volgt gekoppeld. Zie voor meer informatie over
luidsprekers de stappen 7 en 8 op pagina 6.
Hoofdstuk 2. De computer installeren 5
1 Audiolijningang Hier komen de audiosignalen binnen van een extern audioapparaat,
zoals een stereo-set.
2 Audiolijnuitgang Via deze aansluiting gaan audiosignalen van de computer naar
externe apparaten, zoals actieve stereo-luidsprekers.
3 Microfoon Door deze aansluiting kunt u een microfoon met de computer ver-
binden voor het opnemen van geluid of het gebruik van spraak-
herkenningssoftware.
4 Hoofdtelefoon Dit is de aansluiting om een hoofdtelefoon op de computer aan te
sluiten als u naar muziek of andere geluiden wilt luisteren zonder
anderen te storen. Deze aansluiting kan ook aan de voorkant van de
computer zitten.
7. Als u actieve luidsprekers met een AC-adapter gebruikt, gaat u als volgt te
werk.
a. Sluit zo nodig de kabel tussen de luidsprekers aan. Bij sommige luidspre-
kers kan deze kabel niet worden losgemaakt.
b. Verbind de kabel van de AC-adapter met de luidspreker.
c. Sluit de luidsprekers op de computer aan.
d. Verbind de AC-adapter met het lichtnet.
8. Als u passieve luidsprekers zonder AC-adapter gebruikt, doet u het volgende.
a. Sluit zo nodig de kabel tussen de luidsprekers aan. Bij sommige luidspre-
kers kan deze kabel niet worden losgemaakt.
b. Sluit de luidsprekers op de computer aan.
9. Sluit de overige apparaten aan die u hebt. Mogelijk zijn op uw computer niet
alle afgebeelde aansluitingen aanwezig.
6 Handboek voor de gebruiker
1394
1394
1 USB Gebruik deze aansluiting om een USB-apparaat aan te sluiten, bij-
voorbeeld een muis, scanner, printer of organizer.
2 Serieel Hierop kunt u een externe modem, een seriële printer of andere
apparaten aansluiten die een 9-pens seriële stekker hebben.
3 S-video Sluit hierop een televisie aan met S-Video-aansluiting. Sommige van
de betere videokaarten hebben deze aansluiting.
4 Parallel Hierop kunt u een parallelle printer aansluiten of een ander apparaat
dat gebruik maakt van een 25-pens parallelle verbinding.
5 Ethernet Met deze aansluiting kunt u de computer aansluiten op een LAN
(local area network) van het type Ethernet, of op een kabelmodem.
Belangrijk: Om bij aansluiting op een Ethernet-netwerk de computer
te laten voldoen aan de FCC-richtlijnen, dient u een Ethernet-kabel
van categorie 5 te gebruiken.
6 MIDI/joystick Hierop kunt u een joystick, gamepad of MIDI-apparaat (musical
instrument digital interface) zoals een keyboard aansluiten.
7 IEEE 1394 Deze aansluiting wordt ook wel Firewire genoemd omdat de
gegevensoverdracht hier bijzonder snel gaat. Er zijn twee soorten
IEEE 1394-aansluitingen: 4-pens en 6-pens. IEEE 1394 biedt een kop-
peling met verschillende soorten consumentenelektronica, zoals digi-
tale audioapparatuur en scanners.
10. Sluit de netsnoeren aan op stopcontacten met deugdelijke randaarde.
Opmerking: Meer informatie over aansluitingen vindt u in Access Help, het online
Help-systeem. Instructies voor het openen van dit online Help-sys-
teem
vindt u in “Access Help” op pagina 62.
Hoofdstuk 2. De computer installeren 7
De computer aanzetten
Zet eerst het beeldscherm en de andere externe apparaten aan en dan pas de com-
puter. Nadat de zelftest bij het opstarten is voltooid, wordt het venster met het
logo gesloten. Als er op uw computer vooraf software is geïnstalleerd, wordt het
installatieprogramma van de software gestart.
Als er tijdens het opstarten problemen optreden, raadpleegt u Hoofdstuk 7, “Dia-
gnose
en probleemoplossing”, op pagina 53. Aanvullende Help-informatie vindt u
in Hoofdstuk 8, “Informatie, hulp en service”, op pagina 61. Tijdens de garantie-
periode kunt u voor telefonische hulp en informatie terecht bij het Customer Sup-
port
Center. In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garan-
tie
vindt u een wereldwijde lijst van telefoonnummers voor Service en
Ondersteuning.
De installatie van de software voltooien
Belangrijk
Lees de licentieovereenkomsten zorgvuldig voordat u programma’s installeert
op deze computer. Deze overeenkomsten gaan nader in op uw rechten, ver-
plichtingen en garanties ten aanzien van de software op deze computer. Door
deze programma’s te gebruiken gaat u akkoord met de voorwaarden in deze
overeenkomsten. Als u de overeenkomsten niet accepteert, gebruik de
programma’s dan ook niet. Breng in plaats daarvan de hele computer terug
tegen volledige terugbetaling van het aankoopbedrag.
Nadat u de computer voor de eerste keer hebt opgestart, volgt u de aanwijzingen
op het scherm om de installatie van de software te voltooien. Als u de installatie
van de software niet voltooit bij het eerste gebruik van de computer, kunnen er
onvoorspelbare resultaten optreden. Als de installatie is voltooid, kunt u meer
informatie over de computer vinden in Access Help, het online Help-systeem.
Instructies voor het openen van dit online Help-systeem vindt u in “Access Help”
op pagina 62.
Opmerking: Op sommige modellen is vooraf een meertalige versie van het
besturingssysteem Microsoft Windows geïnstalleerd. Als er op uw
computer een meertalige versie aanwezig is, wordt u tijdens de eerste
installatieprocedure gevraagd om de gewenste taal te selecteren. Na
installatie kunt u de taalversie desgewenst wijzigen vanuit het
Windows Configuratiescherm.
Belangrijk om te doen
U kunt later tijd en moeite besparen door na het installeren van de computer het
volgende te doen:
v Maak een image van de diagnose-CD, maak diagnosediskettes of maak nood-
herstelmedia.
Diagnoseprogramma’s worden gebruikt voor het testen van de
hardwarecomponenten van de computer en voor het melden van door het
besturingssysteem gecontroleerde instellingen die hardwarestoringen kunnen
veroorzaken. Als u een diagnose-CD, diagnosediskettes of noodherstelmedia
klaar hebt liggen, bent u er zeker van dat u het diagnoseprogramma kunt
8 Handboek voor de gebruiker
gebruiken als het werkgebied van Rescue and Recovery ontoegankelijk wordt.
Meer informatie vindt u in “PC-Doctor voor DOS” op pagina 55 of “PC-Doctor
voor Windows PE” op pagina 57.
v Noteer het type, model en serienummer van de computer. Als u service of tech-
nische
ondersteuning nodig hebt, zal u hiernaar worden gevraagd. Meer infor-
matie
vindt u in de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en
garantie.
Updates van het besturingssysteem installeren
Microsoft stelt updates voor diverse besturingssystemen beschikbaar via de
website Microsoft Windows Update. De website stelt automatisch vast welke
updates van Windows er beschikbaar zijn voor uw specifieke computer en geeft
een overzicht van die updates. Onder deze updates vallen beveiligingsfixes,
nieuwe versies van Windows-componenten (bijvoorbeeld de mediaspeler), fixes
voor andere onderdelen van het besturingssysteem, en verbeteringen.
Meer informatie over het updaten van het besturingssysteem vindt u in Access
Help, het online Help-systeem. Instructies voor het openen van dit online Help-
systeem
vindt u in “Access Help” op pagina 62.
Andere besturingssystemen installeren
Als u zelf een besturingssysteem installeert, volgt u de aanwijzingen op de CD’s of
diskettes van het besturingssysteem. Vergeet niet alle stuurprogramma’s te installe-
ren na installatie van het besturingssysteem. Instructies voor installatie worden
meestal met de stuurprogramma’s meegeleverd.
Updates van de antivirussoftware installeren
Op uw computer is antivirussoftware geïnstalleerd, voor het detecteren en elimine-
ren
van virussen. Lenovo heeft een volledige versie van de antivirussoftware op
uw vaste schijf geplaatst en biedt u een gratis abonnement voor 90 dagen aan. Na
die 90 dagen moet u zelf zorgen dat er nieuwe virusdefinities worden opgehaald.
Meer informatie over het updaten van de antivirussoftware vindt u in Access Help,
het online Help-systeem. Instructies voor het openen van dit online Help-systeem
vindt u in “Access Help” op pagina 62.
De computer afsluiten
Volg altijd de correcte afsluitprocedure van het besturingssysteem als u de compu-
ter wilt uitzetten. Zo voorkomt u dat er gegevens verloren gaan of programma’s
beschadigd raken. Om het besturingssysteem Microsoft Windows af te sluiten,
opent u het menu Start op het bureaublad en klikt u op Afsluiten. Selecteer
Afsluiten in het keuzemenu en klik op OK.
Hoofdstuk 2. De computer installeren 9
10 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 3. Opties installeren
Dit hoofdstuk bevat een inleiding over de functies en opties die beschikbaar zijn
voor uw computer. De mogelijkheden van uw computer zijn gemakkelijk uit te
breiden. U kunt geheugen, stations en adapterkaarten toevoegen. Raadpleeg bij het
installeren van een optie zowel deze instructies als de instructies die bij de optie
zijn geleverd.
Opmerking: Gebruik alleen onderdelen die door Lenovo zijn verstrekt.
Belangrijk
Lees voordat u een optie installeert of verwijdert eerst “Belangrijke
veiligheidsinformatie” op pagina v. Deze voorzorgsmaatregelen en richtlijnen
zorgen dat u veilig kunt werken.
Kenmerken
In dit gedeelte vindt u een overzicht van de voorzieningen en de vooraf geïnstal-
leerde software.
Systeeminformatie
De volgende informatie is van toepassing op een aantal modellen. Informatie
voor uw specifieke model vindt u in het programma Setup Utility. Zie Hoofd-
stuk
5, “Het programma Setup Utility gebruiken”, op pagina 47.
Microprocessor (verschilt per model)
v Intel
®
Pentium
®
D-processor
© Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. 11
v Intel Pentium 4-processor met HyperThreading Technology
v Intel Pentium 4 processor
v Intel Celeron
®
D processor
v AMD Athlon 64
v AMD Sempron
v Interne cache (grootte verschilt per modeltype)
Geheugen
v Ondersteuning voor twee DDR2 (double data rate 2) DIMM’s (dual inline
memory modules)
v 512 KB flashgeheugen voor systeemprogramma’s
Interne
stations
v 3,5-inch plat 1,44 MB diskettestation
v SATA (Serial Advanced Technology Attachment) intern vaste-schijfstation
v Optische-schijfstation (niet alle modellen)
Videosubsysteem
Aansluiting voor PCI Express x16 Graphics-kaart op de systeemplaat
Audiosubsysteem
v High Definition ADI 1986 Audio Codec
v Aansluitingen voor microfoon en hoofdtelefoon op het voorpaneel
v Lijningang, lijnuitgang en microfoonaansluiting op het achterpaneel
v Interne mono-luidspreker (bepaalde modellen)
Communicatiemogelijkheden
v 10/100 Mbps geïntegreerde Ethernet-controller met ondersteuning van de voor-
ziening
Wake on LAN
®
(bepaalde modellen)
v 10/100/1000 Mbps geïntegreerde Ethernet-controller (bepaalde modellen)
v PCI V.90 Data/Fax-modem (bepaalde modellen)
Voorzieningen
voor systeembeheer
v RPL (Remote Program Load) en DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol)
v Wake on LAN
v Wake on Ring (in Setup Utility heet dit Serial Port Ring Detect)
v Beheer op afstand
v Opstartvolgorde bij automatisch opstarten
v System Management (SM) BIOS en software
v Mogelijkheid tot het opslaan van de resultaten van de zelftest bij opstarten
(power-on self-test, POST)
Input/output-voorzieningen
v 25-pens ECP/EPP-aansluitingen
v 9-pens seriële poort
v Zes 4-pens, USB-poorten (twee aan de voorkant en vier aan de achterkant)
v Muisaansluiting (standaard)
v Toetsenbordaansluiting (standaard)
12 Handboek voor de gebruiker
v Ethernet-aansluiting
v VGA-beeldschermaansluiting
v Audio-aansluitingen (zie Audiosubsysteem)
Uitbreidingsmogelijkheden
v Vier stationscompartimenten
v Twee standaard PCI-adapteraansluitingen
v Eén aansluiting voor een PCI Express x1-kaart
v Eén aansluiting voor een PCI Express x16 grafisch kaart (bepaalde modellen)
Voeding
v 250 Watt voedingseenheid met handmatige voltageschakelaar (bepaalde model-
len)
v 280 Watt voedingseenheid met handmatige voltageschakelaar (bepaalde model-
len)
v 310 Watt voedingseenheid met handmatige voltageschakelaar (bepaalde model-
len)
v Automatische instelling invoerfrequentie (50/60 Hz)
v ACPI (Advanced Configuration and Power Interface)
Beveiligingsvoorzieningen
v Toetsenbord met vingerafdruklezer (bepaalde modellen; zie het programma
ThinkVantage Productivity Center voor meer informatie)
v Systeemwachtwoord en configuratiewachtwoord voor toegang tot BIOS
v Ondersteuning voor het installeren van een geïntegreerd kabelslot (Kensington-
slot)
om de kap te vergrendelen
v Mogelijkheid voor gebruik van een hangslot om de kap te beveiligen
v Instelbare opstartvolgorde
v Opstarten zonder diskettestation, toetsenbord of muis
v Onbewaakte opstartprocedure
v Diskette- en vaste-schijfstationbesturing
v I/O-besturing van seriële en parallelle poort
v Beveiligingsprofielen per apparaat
Vooraf
geïnstalleerde software
De computer kan met vooraf geïnstalleerde software worden geleverd. Als dit het
geval is, bestaat deze uit het besturingssysteem, stuurprogramma’s voor de inge-
bouwde voorzieningen en overige ondersteunende software.
Besturingssystemen, vooraf geïnstalleerd (varieert per model)
Opmerking: Deze besturingssystemen zijn niet in alle landen beschikbaar.
v MicrosoftWindows XP Home
v Microsoft Windows XP Professional
v Microsoft Windows Vista
Besturingssystemen gecertificeerd of getest op compatibiliteit
1
1. De besturingssystemen die hier worden weergegeven, zijn gecertificeerd of getest op compatibiliteit op het moment dat deze
publicatie wordt gedrukt. Ook kan Lenovo na het verschijnen van dit boekje concluderen dat er nog meer besturingssystemen
Hoofdstuk 3. Opties installeren 13
v Microsoft Windows 2000
v Linux
®
Specificaties
In dit gedeelte vindt u de fysieke specificaties van uw computer.
Afmetingen
Hoogte: 400 mm
Breedte: 175 mm
Diepte: 432 mm
Gewicht
Minimumconfiguratie: 8,17 kg
Maximumconfiguratie: 10,21 kg
Omgevingsvoorwaarden
Luchttemperatuur:
Systeem aan: 10°C tot 35°C
Systeem uit: 10°C tot 60°C
Maximumhoogte: 914 m
Opmerking: De maximumhoogte van 914 m is de maximumhoogte waarbij de opgegeven luchttemperatuur
van toepassing is. Wanneer deze hoogte wordt overschreden, zal de luchttemperatuur lager zijn dan de opge-
geven
temperatuur.
Luchtvochtigheid:
Systeem aan: 10% tot 80%
Systeem uit: 10% tot 90%
Elektrische
invoer
Invoerspanning:
Laag:
Minimum: 100 V wisselstroom
Maximum: 127 V wisselstroom
Invoerfrequentie: 50/60 Hz
Instelling voltageschakelaar: 115 V
Hoog:
Minimum: 200 V wisselstroom
Maximum: 240 V wisselstroom
Invoerfrequentie: 50/60 Hz
Instelling voltageschakelaar: 230 V
Opgenomen vermogen (bij benadering):
Minimumconfiguratie bij levering: 0,10 kWatt
Maximumconfiguratie: 0,31 kWatt
compatibel zijn met deze computer. Deze lijst is onderhevig aan wijzigingen. Om na te gaan of een bepaald besturingssysteem is
gecertificeerd voor of getest op compatibiliteit kunt u de website van de fabrikant van dat besturingssysteem raadplegen.
14 Handboek voor de gebruiker
Beschikbare opties
Enkele beschikbare opties:
v Externe opties
Parallelle apparaten, zoals printers en externe stations
Seriële apparaten, zoals externe modems en digitale camera’s
Audioapparatuur, zoals externe luidsprekers voor het geluidssysteem
USB-apparaten, zoals printers, joysticks en scanners
Beveiliging, bijvoorbeeld een hangslot
Beeldschermen
v
Interneopties
Systeem geheugen, ook DIMM’s (dual in-line memory modules) genoemd
PCI-adapters
PCI Express x1-adapter
PCI Express x16-adapter (bepaalde modellen)
Interne stations, zoals:
- Optische stations, zoals CD- en DVD-stations
- Vaste schijf
- Diskettestations en andere stations voor verwisselbare media
Voor
de meest recente informatie over beschikbare opties kunt u terecht op de
Lenovo-website op http://www.lenovo.com/ of bij uw dealer of vertegenwoordi-
ger.
Benodigd gereedschap
Als u bepaalde opties in de computer wilt installeren, hebt u een schroevendraaier
nodig. Bij een aantal opties is er voor het installeren ook nog ander gereedschap
vereist. Raadpleeg de instructies bij de optie.
Hoofdstuk 3. Opties installeren 15
Werken met apparaten die gevoelig zijn voor statische elektriciteit
Statische elektriciteit is ongevaarlijk voor uzelf, maar kan de computeronderdelen
en de opties zwaar beschadigen.
Als u een optie installeert, maak de antistatische verpakking ervan dan nooit open
voordat de installatieaanwijzingen u hiertoe opdracht geven.
Neem bij het omgaan met opties en computeronderdelen de volgende voorzorgs-
maatregelen in acht om schade door statische elektriciteit te voorkomen:
v Beweeg zo min mogelijk. Door wrijving kan er statische elektriciteit ontstaan.
v Ga voorzichtig met de onderdelen om. Pak adapterkaarten en geheugenmodules
bij de randen vast. Raak nooit onbeschermde elektronische componenten aan.
v Zorg dat ook anderen de componenten niet aanraken.
v Wanneer u een nieuwe optie installeert, houd dan de antistatische verpakking
met de optie minstens 2 seconden tegen een metalen afdekplaatje van een
uitbreidingssleuf of een ander ongeverfd metalen oppervlak op de computer.
Hiermee vermindert u de statische lading van de verpakking en van uw
lichaam.
v Installeer zo mogelijk de optie direct in de computer zonder hem eerst neer te
leggen. Als u de optie neer moet leggen nadat u deze uit de verpakking hebt
gehaald, leg deze dan op de antistatische verpakking op een vlakke ondergrond.
v Leg de optie niet op de kap van de computer of op een metalen oppervlak.
Externe opties installeren
In dit gedeelte worden de externe aansluitingen van de computer beschreven.
Hierop kunt u externe opties aansluiten, zoals externe luidsprekers, een printer of
een scanner. Voor bepaalde externe apparaten moet u aanvullende software instal-
leren. Als u een extern apparaat installeert, kunt u in dit gedeelte zien welke aan-
sluiting
u moet gebruiken. Met behulp van de instructies die bij het externe appa-
raat zijn geleverd, kunt u dat apparaat vervolgens aansluiten en de vereiste
software of stuurprogramma’s installeren.
16 Handboek voor de gebruiker
De plaats van aansluitingen aan de voorkant
In onderstaande afbeelding ziet u waar de aansluitingen zich aan de voorkant van
de computer bevinden.
1 USB-poort 3 Microfoonaansluiting
2 Hoofdtelefoonaansluiting 4 USB-poort
Hoofdstuk 3. Opties installeren 17
De plaats van aansluitingen aan de achterkant
In onderstaande afbeelding ziet u waar de aansluitingen zich aan de achterkant
van de computer bevinden.
1 Diagnoselampje netvoeding 10 Ethernet-aansluiting
2 Voltageschakelaar 11 USB-poorten (2)
3 Voedingsaansluiting 12 Microfoonaansluiting
4 Aansluiting voor standaard
muis
13 Audiolijnuitgang
5 Toetsenbordaansluiting (stan-
daard)
14 Audiolijningang
6 Seriële poort 15 Aansluiting voor PCI Express x1-kaart of
PCI Express x16 Graphics-kaart
7 Parallelle poort 16 Aansluiting voor PCI Express x1-kaart of
PCI Express x16 Graphics-kaart
8 VGA-beeldschermaansluiting 17 Aansluiting PCI-adapter
9 USB-poorten (2)
Opmerking: Sommige aansluitingen op de achterkant van de computer zijn voor-
zien
van een kleurcode. Dit vergemakkelijkt de aansluiting van de
kabels.
18 Handboek voor de gebruiker
Aansluiting Beschrijving
Muisaansluiting Hierop kunt u een muis, trackball of ander aanwijsapparaat
aansluiten dat een standaard-muisaansluiting heeft.
Toetsenbordaansluiting Hierop kunt u een toetsenbord aansluiten dat een standaard-
toetsenbordaansluiting heeft.
Seriële poort Hierop sluit u een externe modem, een seriële printer of een
ander apparaat aan dat gebruikmaakt van een 9-pens seriële
poort.
Parallelle poort Wordt gebruikt voor het aansluiten van een parallelle printer,
een parallelle scanner of een ander apparaat dat gebruik maakt
van een 25-pens parallelle poort.
USB-aansluitingen Hierop kunt u een USB-apparaat, zoals een USB-scanner of
USB-printer aansluiten. Als u meer dan zes USB-apparaten
hebt, kunt u een USB-hub kopen, die u kunt gebruiken om
extra USB-apparaten op aan te sluiten.
Ethernet-aansluiting Hierop kunt u een Ethernet-kabel voor een LAN (local area
network) aansluiten.
Opmerking: Om de computer te laten voldoen aan de FCC-
richtlijnen (Klasse B), dient u een Ethernet-kabel van categorie
5 te gebruiken.
Microfoonaansluiting Hier kunt u een microfoon aansluiten op de computer. Deze is
vereist als u geluid wilt opnemen, bijvoorbeeld bij het werken
met spraakherkenningssoftware.
Audiolijnuitgang Via deze uitgang worden audiosignalen van de computer ver-
zonden naar externe apparaten, zoals actieve stereo luidspre-
kers
(luidsprekers met ingebouwde versterker), hoofdtelefoons,
multimediatoetsenborden of de audiolijningang van een stereo-
installatie of een ander extern opnameapparaat.
Audiolijningang Hier komen de audiosignalen binnen van een extern audioap-
paraat, zoals een stereo-set. Als u een extern audioapparaat
aansluit, sluit u een kabel aan tussen de uitgang voor audiosig-
nalen van het apparaat en de ingang voor audiosignalen van
de computer.
Stuurprogramma’s ophalen
U kunt stuurprogramma’s voor besturingssystemen die niet vooraf geïnstalleerd
zijn, vinden op http://www.lenovo.com/support/ op Internet. Installatie-instruc-
ties vindt u in de README-bestanden van de stuurprogramma’s.
Hoofdstuk 3. Opties installeren 19
De kap verwijderen
Belangrijk
Lees voordat u de kap van de computer verwijdert “Belangrijke
veiligheidsinformatie” op pagina v en “Werken met apparaten die gevoelig
zijn voor statische elektriciteit” op pagina 16.
U verwijdert de kap als volgt:
1. Verwijder alle media (diskettes, CD’s, of tapes) uit de stations, sluit uw
besturingssysteem af, schakel alle aangesloten apparatuur uit en zet de compu-
ter uit.
2. Haal alle stekkers uit het stopcontact.
3. Ontkoppel alle kabels die op de computer zijn aangesloten. Dit geldt voor net-
snoeren,
I/O-kabels en alle andere op de computer aangesloten kabels.
4. Verwijder eventueel aanwezige sloten waarmee de kap van de computer kan
worden afgesloten.
5. Als de kap is vastgezet met handschroeven, verwijder die dan.
6. Druk op de ontgrendelknop aan de zijkant van de kap en schuif de kap naar
achteren.
20 Handboek voor de gebruiker
De plaats van componenten
In onderstaande afbeelding kunt u zien waar de verschillende componenten zich
bevinden.
1 Ventilator en koelelement van pro-
cessor
4 Aansluitingen voor PCI-Express- en
PCI-adapters
2 Geheugenmodules 5 Systeemventilator
3 PCI-adapterkaart 6 Voedingseenheid
Hoofdstuk 3. Opties installeren 21
Onderdelen van de systeemplaat
De systeemplaat, ook wel het moederbord genoemd, is de hoofdprintplaat in de
computer. De systeemplaat zorgt voor de uitvoering van alle basisfuncties en
ondersteunt daarnaast een verscheidenheid aan apparaten. De systeemplaat zorgt
voor de uitvoering van alle basisfuncties en ondersteunt daarnaast een verschei-
denheid aan apparaten. Dit geldt zowel voor apparaten die vooraf in de fabriek
zijn geïnstalleerd als voor apparaten die u op een later tijdstip zelf installeert.
In de onderstaande afbeelding ziet u de plaats van de onderdelen op de systeem-
plaat van bepaalde modellen.
1 Ventilatoraansluiting voor micropro-
cessor
12 Aansluiting voorpaneel
2 Microprocessor en koelelement 13 SATA IDE-aansluiting (2)
3 Geheugenaansluiting 1 14 USB-poorten op voorpaneel (2)
4 Geheugenaansluiting 2 15 SATA IDE-aansluiting (2)
5 CMOS wis/herstel-jumper 16 Aansluitingen voor PCI-kaarten
6 Voedingsaansluiting 17 Audioaansluiting voorpaneel
7 Aansluiting voor diskettestation 18 CD-IN-aansluiting
8 IDE-aansluiting 1 19 Aansluiting voor PCI Express x16
grafische kaart
9 IDE-aansluiting 2 20 Aansluiting voor een PCI Express
x1-kaart
10 Batterij 21 Aansluiting voor systeemventilator
11 Voedingsaansluiting ventilator 22 12v-voedingsaansluiting
22 Handboek voor de gebruiker
In de onderstaande afbeelding ziet u de plaats van de onderdelen op de systeem-
plaat van bepaalde modellen.
1 Microprocessor en koelelement 12 USB-poorten vooraan (2)
2 Ventilatoraansluiting voor micropro-
cessor
13 Seriële poort (COM)
3 Geheugenaansluiting 1 14 Audioaansluiting voorpaneel
4 Geheugenaansluiting 2 15 CD-IN-aansluiting
5 Voedingsaansluiting 16 Aansluitingen voor PCI-kaarten (2)
6 Diskettestationaansluiting 17 Aansluiting voor PCI Express
x1-kaart
7 IDE-aansluiting 18 Batterij
8 SATA IDE-aansluiting (2) 19 Aansluiting voor PCI Express x16
grafische kaart
9 Voedingsaansluiting ventilator 20 Aansluiting voor systeemventilator
10 Aansluiting voorpaneel 21 12v-voedingsaansluiting
11 CMOS wis/herstel-jumper
Hoofdstuk 3. Opties installeren 23
In de onderstaande afbeelding ziet u de plaats van de onderdelen op de systeem-
plaat van bepaalde modellen.
1 Microprocessor en koelelement 12 Aansluiting voorpaneel
2 Ventilatoraansluiting voor micropro-
cessor
13 USB-poorten op voorpaneel (2)
3 Geheugenaansluiting 1 14 Audioaansluiting voorpaneel
4 Geheugenaansluiting 2 15 CD-IN-aansluiting
5 Aansluiting voor diskettestation 16 Aansluitingen voor PCI-kaarten
6 Voedingsaansluiting 17 Aansluiting voor een PCI Express
x1-kaart
7 IDE-aansluiting 1 18 Batterij
8 IDE-aansluiting 2 19 Aansluiting voor PCI Express x16
grafische kaart
9 Voedingsaansluiting ventilator 20 Aansluiting voor systeemventilator
10 SATA IDE-aansluiting (2) 21 12v-voedingsaansluiting
11 CMOS wis/herstel-jumper
24 Handboek voor de gebruiker
Geheugen installeren
De computer beschikt over twee aansluitingen waarin u DIMM’s (dual inline
memory modules) kunt plaatsen, waardoor u het systeemgeheugen kunt uitbreiden
tot maximaal 2 GB.
Houd u bij het installeren van geheugenmodules aan de volgende regels:
v Gebruik 1,8 V, 184-pens DDR2 SDRAM (double data rate 2 synchronous
dynamic random access memory).
v Gebruik geheugenmodules van 256 MB, 512 MB, 1,0 GB of 2,0 GB in elke wille-
keurige
combinatie, tot een maximum van 4,0 GB.
U
installeert een geheugenmodule als volgt:
1. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap verwijderen” op pagina 20.
2. Kijk waar de geheugenaansluitingen zich bevinden. Zie “Onderdelen van de
systeemplaat” op pagina 22.
3. Open de klemmetjes.
4. Zorg ervoor dat uitsparing 1 van de geheugenmodule lijnt met de punt 2
op de systeemplaat. Druk de geheugenmodule recht omlaag in de aansluiting
tot de klemmetjes op hun plaats vallen.
Volgende stappen:
v Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende
gedeelte.
v Als u de installatie wilt voltooien, gaat u naar “Kap terugplaatsen en
kabels aansluiten” op pagina 37.
Hoofdstuk 3. Opties installeren 25
Adapterkaarten installeren
In dit gedeelte leest u hoe u adapterkaarten kunt installeren of verwijderen. De
computer heeft twee uitbreidingsaansluitingen voor PCI-adapters en één voor een
PCI Express x1-adapter.
U installeert een adapterkaart als volgt:
1. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap verwijderen” op pagina 20.
2. Druk aan de achterkant van de computer op de ontgrendelknop 1 om de
adapterklem 2 te openen en verwijder het afdekplaatje van de adaptersleuf.
3. Haal de adapterkaart uit de antistatische verpakking.
4. Installeer de adapterkaart in de juiste aansluiting op de systeemplaat.
5. Draai de adapterklem dicht om de adapterkaarten vast te zetten.
26 Handboek voor de gebruiker
Volgende stappen
v Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende
gedeelte.
v Als u de installatie wilt voltooien, gaat u naar “Kap terugplaatsen en
kabels aansluiten” op pagina 37.
Hoofdstuk 3. Opties installeren 27
Interne stations installeren
In deze paragraaf leest u hoe u interne stations kunt installeren of verwijderen.
Interne stations zijn apparaten waar de computer gegevens opslaat die later weer
kunnen worden gelezen. U kunt extra stations in de computer installeren om de
opslagcapaciteit uit te breiden of om de computer geschikt te maken voor het lezen
van andere typen media. De volgende typen stations zijn beschikbaar:
v Seriële ATA vaste-schijfstations
v Parallelle ATA vaste-schijfstations
v Optische-schijfstations, zoals CD- en DVD-stations
v Stations voor verwisselbare media
Opmerking:
Deze stations worden ook wel IDE-stations (integrated drive
electronics) genoemd.
Interne stations worden geïnstalleerd in compartimenten. In dit boek wordt gespro-
ken
van compartiment 1, compartiment 2 enzovoort.
Wanneer u een intern station installeert, moet u er goed op letten of het comparti-
ment
dat u daarvoor wilt gebruiken geschikt is voor het desbetreffende type en
formaat station. Zorg ook dat de interne stationskabels goed worden aangesloten
op het geïnstalleerde station.
Stationsspecificaties
De computer wordt geleverd met de volgende in de fabriek geïnstalleerde stations:
v Een optische-schijfstation in compartiment 1 (bepaalde modellen)
v Een 3,5-inch diskettestation in compartiment 3 (bepaalde modellen)
v Een 3,5-inch vaste-schijfstation in compartiment 4
Alle
compartimenten waarin geen station is geïnstalleerd, zijn bedekt met een
metalen plaatje en een kunststof afdekplaatje.
28 Handboek voor de gebruiker
In de onderstaande afbeelding ziet u de plaats van de onderdelen op de systeem-
plaat.
Hieronder ziet u een overzicht van het type en de afmetingen van de stations die
in de verschillende compartimenten kunnen worden geïnstalleerd:
1Compartiment 1 - Maximumhoogte: 43 mm
(1,7 inch)
v Optische-schijfstation zoals een CD- of
DVD-station (in sommige modellen
vooraf geïnstalleerd)
v 5,25-inch vaste-schijfstation
v 3,5-inch vaste-schijfstation (hiervoor is
speciale montagebeugel vereist, een zg.
Universal Adapter Bracket 5.25 to 3.5-
inch)
*
2Compartiment 2 - Maximumhoogte: 43 mm
(1,7 inch)
v Optische-schijfstation zoals een CD- of
DVD-station
v 5,25-inch station voor verwisselbare
opslagmedia
v 3,5-inch vaste-schijfstation (hiervoor is
speciale montagebeugel vereist, een zg.
Universal Adapter Bracket 5.25 to 3.5-
inch)
*
3Compartiment 3 - Maximumhoogte: 25,8
mm (1 inch)
3,5-inch diskettestation (vooraf geïnstal-
leerd op bepaalde modellen)
4Compartiment 4 - Maximumhoogte: 25,8
mm (1 inch)
3,5-inch SATA vaste-schijfstation (vooraf
geïnstalleerd)
5Compartiment 5 - Maximumhoogte: 25,8
mm (1 inch)
3,5-inch SATA vaste-schijfstation
* De Universal Adapter Bracket, 5.25 to 3.5-inch kunt u bestellen bij de betere
computerspeciaalzaak en via het Customer Support Center.
Hoofdstuk 3. Opties installeren 29
Een station installeren in compartiment 1 of 2
Voer de volgende stappen uit om een station te installeren in compartiment 1 of
compartiment 2:
1. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap verwijderen” op pagina 20.
2. Verwijder de frontplaat door de drie plastic lipjes aan de linkerkant los te
maken en de frontplaat naar buiten te draaien. Zet de frontplaat voorzichtig
terzijde, zonder de kabel voor de aan/uit-schakelaar en de LED’s te ontkoppe-
len.
Opmerking: Er is een reserve montagebeugel 1 aangebracht aan de zijkant
van het bovenste stationscompartiment.
3. Verwijder het antistatische metalen plaatje van het stationscompartiment.
4. Als u een station voor verwisselbare opslagmedia installeert (bijvoorbeeld een
DVD-station), verwijder dan het plastic paneeltje voor compartiment uit de
frontplaat door de plastic nokjes waarmee het paneeltje aan de binnenkant
van het frontplaatje vastzit, naar elkaar toe te knijpen.
5. Als u een ander type station installeert dan een serieel ATA-vaste-schijfstation,
zorg dan dat het station dat u installeert juist is ingesteld als master- dan wel
slave-apparaat.
Opmerking: Een serieel ATA vaste-schijfstation hoeft niet te worden ingesteld
als master- of slave-apparaat.
Als dit station het optische-schijfstation of een parallel ATA vaste-schijfstation
is, stel het dan in als master-apparaat. Raadpleeg voor informatie over de
master/slave-jumper de documentatie bij het station.
6. Schuif de montagebeugel in het bovenste stationscompartiment naar beneden
en verwijder hem.
30 Handboek voor de gebruiker
7. Voor een 5,25-inch station monteert u een montagebeugel aan de zijkant van
het station.
8. Als u een 3,5-inch station installeert, moet u een zg. Universal Adapter
Bracket 5.25 to 3.5-inch gebruiken. Deze Universal Adapter Bracket, 5.25 to
3.5-inch kunt u bestellen bij de betere computerspeciaalzaak en via het
Customer Support Center. Installeer een beugel aan de zijkant van de
Universal Adapter Bracket.
9. Installeer het 5,25-inch station of de Universal Adapter Bracket met het 3,5-
inch station in het compartiment.
10. Als u de frontplaat weer wilt aanbrengen, houdt u de plastic nokjes aan de
rechterkant van de frontplaat recht voor de overeenkomstige gaatjes in het
chassis en vervolgens draait u de frontplaat naar binnen totdat hij links vast-
klikt.
11. Ga verder met “Stations aansluiten” op pagina 32.
Hoofdstuk 3. Opties installeren 31
Stations aansluiten
De stappen voor het aansluiten van een station zijn verschillend per type station.
Gebruik een van de volgende procedures voor het aansluiten van het station.
Het eerste optische-schijfstation aansluiten
1. Voor een station zijn twee kabels nodig: een voedingskabel om aan te sluiten
op de voedingseenheid en een signaalkabel om aan te sluiten op de systeem-
plaat.
2. Zoek de signaalkabel met drie stekkers die is meegeleverd met de computer of
het nieuwe station.
3. Zoek de IDE-aansluiting op de systeemplaat. Zie “Onderdelen van de
systeemplaat” op pagina 22.
4. Sluit het ene uiteinde van de signaalkabel aan op het station en het andere uit-
einde op de IDE-aansluiting op de systeemplaat. U voorkomt elektronische ruis
door alleen de stekkers aan de uiteinden van de kabel te gebruiken.
5. Zoek de vieraderige voedingskabel met het label P4 op en sluit deze aan op het
station.
Een extra optische-schijfstation of parallel ATA vaste-schijf-
station
aansluiten
1. Zoek de extra stekker op van de signaalkabel met drie stekkers die is aangeslo-
ten op de IDE-aansluiting op de systeemplaat. Zie “Onderdelen van de
systeemplaat” op pagina 22.
2. Koppel de extra stekker van de signaalkabel aan het nieuwe station.
3. Zoek de extra vierdraads aansluiting voor de netspanning en verbindt deze met
het station.
32 Handboek voor de gebruiker
Een serieel ATA vaste-schijfstation aansluiten
Een serieel vaste-schijfstation kan worden aangesloten op elke beschikbare SATA-
aansluiting.
1. Zorg dat u de bij het nieuwe station geleverde signaalkabel bij de hand hebt.
2. Zoek een beschikbare SATA-aansluiting op de systeemplaat. Zie “Onderdelen
van de systeemplaat” op pagina 22.
3. Sluit het ene uiteinde van de signaalkabel aan op het station en het andere uit-
einde
op een beschikbare SATA-aansluiting op de systeemplaat.
4. Zoek een van de extra vijfaderige voedingskabels op en sluit deze aan op het
station.
Volgende stappen
v Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende
gedeelte.
v Als u de installatie wilt voltooien, gaat u naar “Kap terugplaatsen en
kabels aansluiten” op pagina 37.
Beveiligingsvoorzieningen installeren
Om diefstal en onbevoegd gebruik van de computer te voorkomen, kunt u gebruik
maken van diverse beveiligingssloten. Naast het aanbrengen van sloten kunt u
onbevoegd gebruik van software voorkomen door het toetsenbord softwarematig
te vergrendelen totdat een correct wachtwoord wordt getypt.
Zorg ervoor dat bepaalde beveiligingskabels die u installeert geen problemen ople-
veren
voor andere computerkabels.
Hoofdstuk 3. Opties installeren 33
Geïntegreerd kabelslot
Met een ingebouwd kabelslot (ook wel Kensington-slot genoemd) kunt u de com-
puter
vastmaken aan bijvoorbeeld een bureau of een tafel. Het kabelslot zit vast
aan een beveiligingsslot aan de achterkant van uw computer en wordt met een
sleutel geopend of afgesloten. Met het kabelslot vergrendelt u ook de knoppen
waarmee de kap van de computer wordt geopend. Dit is hetzelfde type slot dat
ook voor veel notebook-computers wordt gebruikt. Kabelsloten kunnen recht-
streeks
bij Lenovo worden besteld. Ga naar http://www.lenovo.com/support/ en
zoek op Kensington.
34 Handboek voor de gebruiker
Hangslot
De computer is uitgerust met een oog voor een hangslot. Met een dergelijk slot
kan worden voorkomen dat de kap wordt verwijderd.
Wachtwoordbeveiliging
Om onbevoegd gebruik van de computer te verhinderen, kunt u met het pro-
gramma
Setup Utility wachtwoorden instellen. Zie “Wachtwoorden gebruiken” op
pagina 47.
Volgende stappen
v Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende
gedeelte.
v Als u de installatie wilt voltooien, gaat u naar “Kap terugplaatsen en
kabels aansluiten” op pagina 37.
De batterij vervangen
De computer heeft een speciaal geheugen voor de datum, de tijd en de instellingen
voor de ingebouwde voorzieningen, zoals configuratie van de parallelle poort.
Door middel van een batterij blijft deze informatie ook bewaard nadat u de com-
puter
hebt uitgezet.
Normaliter hoeft u geen aandacht te besteden aan de batterij en hoeft u deze ook
niet op te laden. Een batterij gaat echter niet eeuwig mee. Als de batterij leeg raakt,
gaan de datum, tijd en configuratiegegevens (waaronder ook de wachtwoorden)
verloren. Er verschijnt dan een foutmelding wanneer u de computer aanzet.
Hoofdstuk 3. Opties installeren 35
Raadpleeg “Kennisgeving lithiumbatterij” op pagina xi voor meer informatie over
het vervangen en weggooien van de batterij.
U vervangt de batterij als volgt:
1. Zet de computer en alle randapparatuur uit.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap verwijderen” op pagina 20.
3. Kijk waar de batterij zich bevindt. Zie “Onderdelen van de systeemplaat” op
pagina 22.
4. Verwijder de oude batterij
5. Installeer de nieuwe batterij.
6. Zet de kap van de computer terug en sluit het netsnoer weer aan. Zie “Kap
terugplaatsen en kabels aansluiten” op pagina 37.
Opmerking: Wanneer de computer voor de eerste keer wordt aangezet nadat
de batterij is vervangen, kan er een foutbericht worden afgebeeld.
Dit is normaal na het vervangen van de batterij.
7. Zet de computer en alle randapparatuur aan.
8. Gebruik het programma Setup Utility om de datum, de tijd en de wachtwoor-
den
in te stellen. Zie Hoofdstuk 5, “Het programma Setup Utility gebruiken”,
op pagina 47.
Een vergeten wachtwoord wissen (CMOS wissen)
Dit gedeelte heeft betrekking op vergeten of verloren wachtwoorden. Meer infor-
matie over vergeten wachtwoorden vindt u in het programma ThinkVantage
Productivity Center op het bureaublad.
Een vergeten wachtwoord wissen:
1. Zet de computer en alle randapparatuur uit.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap verwijderen” op pagina 20.
3. Zoek de jumper voor het wissen van CMOS/BIOS op de systeemplaat. Zie
“Onderdelen van de systeemplaat” op pagina 22.
4. Verzet de jumper van de standaardpositie (pennetje 1 en 2) naar de positie voor
onderhoud of configuratie (pennetje 2 en 3).
5. Plaats de kap van de computer terug en sluit het netsnoer aan. Zie “Kap terug-
plaatsen en kabels aansluiten” op pagina 37.
36 Handboek voor de gebruiker
6. Zet de computer weer aan en wacht ongeveer tien seconden. Zet de computer
weer uit door de aan/uit-schakelaar ongeveer vijf seconden in te drukken. De
computer wordt uitgeschakeld.
7. Herhaal stappen 2 tot en met 4 op pagina 36.
8. Zet de jumper terug in de standaardpositie (pennetje 1 en 2).
9. Plaats de kap van de computer terug en sluit het netsnoer aan. Zie “Kap terug-
plaatsen
en kabels aansluiten”.
Kap terugplaatsen en kabels aansluiten
Nadat u met de opties van de computer hebt gewerkt, installeert u eventueel ver-
wijderde onderdelen opnieuw, plaatst u de kap van de computer terug en sluit u
alle losgekoppelde kabels weer aan, inclusief netsnoeren en telefoonlijnen. Daar-
naast
kan het, afhankelijk van de optie die is geïnstalleerd, nodig zijn om te beves-
tigen dat de bijgewerkte informatie in het programma Setup Utility correct is.
U kunt als volgt de kap van de computer terugplaatsen en de kabels weer aanslui-
ten:
1. Controleer of alle componenten weer op de juiste manier in de computer zijn
teruggeplaatst en of alle losse schroeven en stukken gereedschap zijn verwij-
derd.
2. Zorg dat er geen kabels in de weg zitten die het terugplaatsen van de kap ver-
hinderen.
3. Plaats de kap van de computer op het frame zodat de geleiderails aan de
onderkant van de kap in de rails vallen en schuif de kap dicht totdat deze vast-
klikt.
4. Als u bij het verwijderen van de kap handschroeven hebt verwijderd, breng die
dan weer aan.
Hoofdstuk 3. Opties installeren 37
5. Sluit de kap zo nodig weer af met een slot.
6. Sluit de externe kabels en snoeren weer op de computer aan. Zie “Externe
opties installeren” op pagina 16.
7. Hoe u de configuratie bijwerkt, leest u in Hoofdstuk 5, “Het programma Setup
Utility gebruiken”, op pagina 47.
38 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 4. Software herstellen
Als er een probleem met de software of de hardware is en het is nodig software te
herstellen, dan kunt u kiezen uit diverse methoden. Sommige van deze methoden
zijn per besturingssysteem verschillend.
In dit hoofdstuk maakt u kennis met de hersteloplossingen die Lenovo biedt. Uit-
gelegd wordt hoe de volgende herstelmethoden werken:
v Herstelschijven maken en gebruiken
v Backup- en herstelbewerkingen uitvoeren
v Het werkgebied van Rescue and Recovery gebruiken
v Noodherstelmedia maken en gebruiken
v Een Reparatiediskette maken en gebruiken
v Stuurprogramma’s installeren of herstellen
v Een herstelapparaat opnemen in de opstartvolgorde
v Problemen met herstelprocedures oplossen
Meer informatie over het programma Rescue and Recovery vindt u in Access Help,
het online Help-systeem dat door Lenovo wordt geleverd. Hoe u het online Help-
systeem opent, wordt beschreven in “Access Help” op pagina 62.
Herstelschijven maken en gebruiken
Als uw computer beschikt over een CD- of DVD-brander, kunt u een set herstel-
schijven maken waarmee de oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf bij levering
kunt herstellen. Deze herstelschijven zijn handig als u de computer overbrengt
naar een ander gebied, als u de computer verkoopt of recyclet. U kunt deze schij-
ven ook gebruiken als laatste redmiddel, nadat alle andere herstelmethoden zijn
mislukt. Het is verstandig om bij wijze van voorzorgsmaatregel zo snel mogelijk
een set herstelschijven te maken.
Opmerking: Welke herstelbewerkingen u met behulp van de herstelschijven kunt
uitvoeren, hangt af van het besturingssysteem waarmee ze zijn
gemaakt. Volgens uw Microsoft Windows-licentie mag u slechts één
set herstelschijven maken; het is daarom van belang dat u de schijven
die u hebt gemaakt, op een veilige plaats opbergt.
Doe het volgende om herstelschijven te maken:
1. Ga naar het menu Start van Windows en klik op Alle programma’s, op
ThinkVantage en op Herstelmedia maken.
2. Selecteer in de sectie Herstelschijven de optie Nu een set Herstelschijven
maken.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Hieronder
wordt uitgelegd hoe de herstelschijven worden gebruikt onder de ver-
schillende
besturingssystemen:
v Windows XP: U kunt de Herstelschijven gebruiken om de inhoud van de vaste
schijf terug te brengen in de staat zoals die bij levering was, om aangepast
fabrieksherstel uit te voeren, en om andere reddings- en herstelwerkzaamheden
uit te voeren, zoals het veiligstellen van afzonderlijke bestanden.
© Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. 39
v Windows Vista: U kunt de Herstelschijven gebruiken om de inhoud van de vaste
schijf terug te brengen in de staat zoals die bij levering was.
Als
u de Herstelschijven onder Windows XP gebruikt, krijgt u de mogelijkheid
naar het werkgebied van Rescue and Recovery te gaan en daar te kiezen uit een
aantal herstelbewerkingen. Gebruikt u de Herstelschijven onder Windows Vista,
dan wordt u gevraagd de schijven te plaatsen en wordt u uitsluitend door het pro-
ces
voor het herstellen van de fabrieksinhoud geleid.
Om de herstelschijven onder Windows XP te gebruiken, doet u het volgende:
Waarschuwing: Als u de oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf herstelt met
de herstelschijven, worden alle bestanden die op dat moment op de vaste schijf
staan, gewist en vervangen door de oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf. Tij-
dens
het herstelproces krijgt u de gelegenheid om één of meer bestanden op de
vaste schijf naar andere media te kopiëren voordat de gegevens worden verwij-
derd.
1. Plaats de opstartschijf van Rescue and Recovery in het CD- of DVD-station.
2. Start de computer opnieuw op.
3. Na een korte vertraging wordt het werkgebied van Rescue and Recovery afge-
beeld.
Opmerking: Als het werkgebied voor Rescue and Recovery niet wordt afge-
beeld, hebt u in het BIOS waarschijnlijk het opstartstation (CD-of
DVD-station) niet correct opgegeven. Zie “Een herstelapparaat in
de opstartvolgorde opgeven” op pagina 45.
4. Als er een masterwachtwoord is ingesteld, typt u dat wachtwoord zodra daar
om wordt gevraagd.
5. In het menu van Rescue and Recovery klikt u op Systeem herstellen.
6. Volg de instructies op het scherm. Plaats de juiste Herstelschijf wanneer daarom
wordt gevraagd.
Opmerking:
Nadat u fabrieksinhoud hebt teruggezet op de vaste schijf, moet u
wellicht bepaalde software en stuurprogramma’s opnieuw installeren.
Raadpleeg voor meer informatie “Het werkgebied van Rescue and
Recovery gebruiken” op pagina 41.
Om de herstelschijven onder Windows Vista te gebruiken, doet u het volgende:
Waarschuwing: Als u de oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf herstelt met
de herstelschijven worden alle bestanden die op dat moment op de vaste schijf
staan, gewist en vervangen door de oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf.
1. Plaats uw Start Recovery-schijf in het CD- of DVD-station.
2. Start de computer opnieuw op.
3. Volg de instructies op het scherm. Plaats de juiste Herstelschijf wanneer daar
om wordt gevraagd.
Opmerking:
Nadat u fabrieksinhoud hebt teruggezet op de vaste schijf, moet u
wellicht bepaalde software en stuurprogramma’s opnieuw installeren.
Raadpleeg voor meer informatie “Het werkgebied van Rescue and
Recovery gebruiken” op pagina 41.
40 Handboek voor de gebruiker
Backup- en herstelbewerkingen uitvoeren
Met het programma Rescue and Recovery kunt u een backup maken van de volle-
dige inhoud van de vaste schijf, inclusief het besturingssysteem, gegevens-
bestanden,
toepassingsprogramma’s en persoonlijke instellingen. U kunt aangeven
waar het programma Rescue and Recovery de backup opslaat:
v Op een beschermd gebied van de vaste schijf
v Op een tweede vaste schijf die in de computer is geïnstalleerd
v Op een aangesloten USB-vaste schijf
v Op een netwerkstation
v Op beschrijfbare CD’s of DVD’s (een station voor beschrijfbare CD of DVD’s is
hiervoor nodig)
Nadat
u een backup hebt gemaakt van de vaste schijf, kun u de complete inhoud
van de vaste schijf herstellen of alleen bepaalde bestanden terugzetten.
Om een backupbewerking uit te voeren vanuit het programma Rescue and
Recovery doet u het volgende:
1. Selecteer in het menu Start van Windows Alle programma’s en klik op
ThinkVantage en op Rescue and Recovery. Het programma Rescue and
Recovery wordt geopend.
2. Klik in het hoofdvenster van Rescue and Recovery op Backup van uw vaste
schijf maken.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Om
een herstelbewerking uit te voeren met Rescue and Recovery doet u het vol-
gende:
1. Selecteer in het menu Start van Windows Alle programma’s en klik op
ThinkVantage en op Rescue and Recovery. Het programma Rescue and
Recovery wordt geopend.
2. Klik in het hoofdvenster van Rescue and Recovery op Het systeem herstellen
vanuit een backup.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Meer
informatie over een uitvoeren van een herstelbewerking vanuit het werkge-
bied van Rescue and Recovery vindt u in “Het werkgebied van Rescue and
Recovery gebruiken”.
Het werkgebied van Rescue and Recovery gebruiken
Het werkgebied van Rescue and Recovery bevindt zich in een beschermd en ver-
borgen
gebied op de vaste schijf dat onafhankelijk van Windows werkt. Hierdoor
kunt u herstelbewerkingen uitvoeren ook als Windows niet gestart kan worden. U
kunt de volgende herstelbewerkingen uitvoeren in het werkgebied van Rescue and
Recovery:
v Bestanden veiligstellen vanaf een vaste schijf of vanaf een backup: Met het
werkgebied van Rescue and Recovery kunt u bestanden op uw vaste schijf
opzoeken en overbrengen naar een netwerkschijf of naar andere beschrijfbare
media, zoals een USB-vaste schijf of een diskette. Deze functie is zelfs beschik-
baar
als u geen backup van uw bestanden hebt gemaakt of als er wijzigingen in
de bestanden zijn aangebracht na de laatste backupbewerking. U kunt ook
afzonderlijke bestanden van een Rescue and Recovery-backup op de vaste schijf,
een USB-apparaat of een netwerkstation veiligstellen.
Hoofdstuk 4. Software herstellen 41
v De vaste schijf herstellen met een Rescue and Recovery-backup: Nadat u een
dergelijke backup hebt gemaakt met Rescue and Recovery, kunt u herstel-
bewerkingen
uitvoeren met het werkgebied van Rescue and Recovery, zelfs als
het niet lukt om Windows te starten.
v De oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf herstellen: Vanuit het werkge-
bied
van Rescue and Recovery kunt u de volledige inhoud van de vaste schijf
herstellen in de toestand zoals die was bij het verlaten van de fabriek. Als de
vaste schijf meerdere partities bevat, hebt u de mogelijkheid om de oorspronke-
lijke
inhoud te herstellen in partitie C: terwijl de overige partities intact blijven.
Omdat bewerkingen vanuit het werkgebied van Rescue and Recovery onafhan-
kelijk van het besturingssysteem worden uitgevoerd, kunt u de oorspronkelijke
inhoud van de vaste schijf zelfs herstellen als u Windows niet kunt starten.
Waarschuwing: Als u de vaste schijf herstelt met een Rescue and Recovery-
backup
of als u de oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf herstelt, worden alle
bestanden in de primaire partitie van de vaste schijf (meestal station C) tijdens het
herstelproces gewist. Maak indien mogelijk kopieën van belangrijke bestanden. Als
u Windows niet kunt starten, kunt u de functie Bestanden veiligstellen in het werk-
gebied van Rescue and Recovery gebruiken om bestanden te kopiëren vanaf uw
vaste schijf naar andere media.
Het werkgebied van Rescue and Recovery kunt u als volgt starten:
1. Zet de computer uit.
2. Start de computer opnieuw op.
3. Druk herhaaldelijk op de toets F11.
4. Als u een geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F11 los.
5. Als er een wachtwoord is ingesteld voor Rescue and Recovery, typt u het
wachtwoord zodra daarom wordt gevraagd. Rescue and Recovery wordt na
enige tijd geopend.
Opmerking: Als u het scherm van Rescue and Recovery niet ziet, gaat u naar
“Herstelproblemen oplossen” op pagina 46.
6. Voer een van de volgende handelingen uit:
v Om bestanden veilig te stellen vanaf de vaste schijf of vanaf een backup,
klikt u op Bestanden veiligstellen; volg daarna de aanwijzingen op het
scherm.
v Om de vaste schijf te herstellen met een Rescue and Recovery-backup of om
de fabriekinhoud te herstellen, klikt u op Systeem herstellen en volgt u de
instructies op het scherm.
v Voor informatie over andere functies van het werkgebied van Rescue and
Recovery klikt u op Help.
Opmerkingen:
1. Nadat u fabrieksinhoud hebt teruggezet op de vaste schijf, moet u wellicht
bepaalde stuurprogramma’s opnieuw installeren. Zie “Stuurprogramma’s instal-
leren
of herstellen” op pagina 44.
2. Bij bepaalde computers is Microsoft Office of Microsoft Works bij levering al
geïnstalleerd. Als u de bestanden van Microsoft Office of Microsoft Works
opnieuw moet installeren, gebruikt u daarvoor de Microsoft Office CD of Micro-
soft
Works CD. Deze CD’s worden alleen geleverd bij computers waarop Micro-
soft
Office of Microsoft Works vooraf is geïnstalleerd.
42 Handboek voor de gebruiker
Noodherstelmedia maken en gebruiken
Noodherstelmedia, zoals een CD of een USB vaste-schijfstation, kunt u gebruiken
om fouten te herstellen die het onmogelijk maken om toegang te krijgen tot het
werkgebied van Rescue and Recovery op de vaste schijf.
Opmerking: Welke herstelbewerkingen u met behulp van de noodherstelmedia
kunt uitvoeren, hangt af van het besturingssysteem waarop ze wor-
den
gebruikt. Deze schijf kan worden gestart in elk type CD- of
DVD-station. Op het noodherstelmedium staat ook een versie van het
diagnoseprogramma PC-Doctor, zodat u vanaf het noodherstel-
medium
de oorzaak van een probleem kunt opsporen.
U maakt noodherstelmedia als volgt:
1. Open het menu Start en klik achtereenvolgens op Alle programma’s,
ThinkVantage en Herstelmedia maken.
2. Geef in het gebied Noodherstelmedia aan welk type herstelmedium u wilt
maken. U kunt als noodherstelmedium kiezen tussen CD, USB vaste-schijf-
station en een tweede intern vaste-schijfstation.
3. Klik op OK.
4. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Hieronder wordt uitgelegd hoe de herstelschijven worden gebruikt onder de ver-
schillende besturingssystemen:
v Windows XP: U kunt de Herstelschijven gebruiken om de inhoud van de vaste
schijf terug te brengen in de staat zoals die bij levering was, om aangepast
fabrieksherstel uit te voeren, en om andere reddings- en herstelwerkzaamheden
uit te voeren, zoals het veiligstellen van afzonderlijke bestanden.
v Windows Vista: U kunt met de noodherstelmedia alle herstelbewerkingen uit-
voeren, behalve de fabrieksinhoud herstellen (volledig noch aangepast).
Om de noodherstelmedia te gebruiken, doet u het volgende:
v Als u CD’s of DVD’s hebt gebruikt als noodherstelmedia, plaats de eerste daar-
van
dan in het optische-schijfstation en start de computer opnieuw op.
v Als u een USB vaste-schijfstation hebt gebruikt als noodherstelmedium, sluit dat
station dan aan op een van de USB-poorten van de computer en start de compu-
ter daarna opnieuw op.
v Als u gebruik maakt van een tweede intern vaste-schijfstation, stel de opstart-
volgorde
dan in dat er vanaf dat station wordt opgestart.
Zodra
de noodherstelmedia worden opgestart, verschijnt het werkgebied van Res-
cue
and Recovery. Binnen dat programma is er Help-informatie beschikbaar voor
elk van de functies. Als uw noodherstelmedium (CD-station, DVD-station of USB-
apparaat)
weigert te starten, hebt u in het BIOS waarschijnlijk niet correct opgege-
ven welk medium uw noodherstelmedium is. Zie “Een herstelapparaat in de
opstartvolgorde opgeven” op pagina 45.
Hoofdstuk 4. Software herstellen 43
Een Reparatiediskette maken en gebruiken
Als het niet lukt om naar het werkgebied van Rescue and Recovery te gaan of om
Windows kunt u een Reparatiediskette gebruiken om het werkgebied van Rescue
and Recovery te repareren of om een bestand te repareren dat nodig is om naar
Windows te kunnen gaan. Het is verstandig om een dergelijke Reparatiediskette zo
spoedig mogelijk te maken, zodat u ingedekt bent tegen alle mogelijke eventuali-
teiten.
Om een Reparatiediskette te maken, doet u het volgende:
1. Start de computer en het besturingssysteem op.
2. Open een webbrowser en ga naar het volgende internetadres:
http://www.lenovo.com/think/support/site.wss/document.do?lndocid=MIGR-54483
3. Plaats een lege diskette in diskettestation A. De informatie op die diskette
wordt gewist en de diskette wordt geformatteerd.
4. Dubbelklik op de juiste bestandsnaam. De diskette wordt gemaakt.
5. Haal de diskette uit het station en plak er een etiket op met de tekst Reparatie-
diskette.
U gebruikt de reparatiediskette als volgt:
1. Sluit het besturingssysteem af en zet de computer uit.
2. Plaats de Reparatiediskette in diskettestation A.
3. Zet de computer aan en volg de instructies op het scherm.
Opmerking:
Als de reparatie zonder fouten wordt voltooid, kunt u toegang tot het
werkgebied van Rescue and Recovery krijgen door herhaaldelijk op
de toets F11 te drukken terwijl u de computer opnieuw opstart. Als u
een geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F11
los.Na afloop van de reparatie kunt u ook weer naar de Windows-
omgeving
gaan.
Als er tijdens de reparatie een foutbericht verschijnt, en de reparatie niet kan wor-
den
voortgezet, is er wellicht een probleem met de partitie waarop het werkgebied
van Rescue and Recovery zich bevindt. Gebruik de noodherstelmedia voor toegang
tot het werkgebied van Rescue and Recovery. Informatie over het maken en
gebruiken van noodherstelmedia vindt u in “Noodherstelmedia maken en
gebruiken” op pagina 43.
Stuurprogramma’s installeren of herstellen
Voordat u stuurprogramma’s kunt herstellen of installeren, moet er een besturings-
systeem op uw computer zijn geïnstalleerd. Zorg dat u beschikt over de documen-
tatie
en de diskette(s) of CD(’s) met de software voor het apparaat.
Stuurprogramma’s voor tijdens fabricage geïnstalleerde apparaten bevinden zich
op de vaste schijf van de computer (doorgaans station C) in de map SWTOOLS\
drivers. Andere stuurprogramma’s worden meegeleverd bij de desbetreffende
apparaten.
De meest recente stuurprogramma’s voor bij fabricage geïnstalleerde apparaten
vindt u ook op de website http://www.lenovo.com/think/support/.
44 Handboek voor de gebruiker
U kunt als volgt het stuurprogramma voor een in de fabriek geïnstalleerd appa-
raat opnieuw installeren:
1. Start de computer en het besturingssysteem op.
2. Roep met behulp van de Windows Verkenner of Deze Computer de
directorystructuur van uw vaste schijf op.
3. Open de map C:\SWTOOLS.
4. Open de map DRIVERS. In deze map bevinden zich submappen die zijn
genoemd naar de diverse apparaten die op uw computer zijn geïnstalleerd (bij-
voorbeeld
voor AUDIO of VIDEO).
5. Open de map van het gewenste apparaat.
6. Installeer het stuurprogramma op een van de volgende manieren:
v Ga naar de submap van het apparaat en zoek het bestand README.TXT of
een ander bestand met de extensie TXT op. Dit bestand is vaak genoemd
naar een bepaald besturingssysteem, bijvoorbeeld WIN98.TXT. In het tekstbe-
stand vindt u informatie over het opnieuw installeren van het desbetreffende
stuurprogramma.
v Als er in de submap van het apparaat een bestand met de extensie INF staat,
kunt u de applet Nieuwe Hardware gebruiken (in het Windows
Configuratiescherm) om het stuurprogramma opnieuw te installeren. Niet
alle stuurprogramma’s kunnen opnieuw worden geïnstalleerd met dit pro-
gramma. Wanneer u in het programma Nieuwe hardware wordt gevraagd
om het te installeren stuurprogramma, klikt u op Diskette en Bladeren.
Selecteer vervolgens het juiste stuurprogramma in de submap van het appa-
raat.
v Ga naar de submap van het apparaat en zoek het bestand SETUP.EXE.
Dubbelklik op SETUP.EXE en volg de instructies op het scherm.
Een herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven
Voordat u het programma Rescue and Recovery start vanaf een CD, DVD, USB
vaste-schijfstation of enig extern apparaat, moet u eerst de opstartvolgorde wijzi-
gen
in het programma Setup Utility.
Om de opstartvolgorde te bekijken of te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
1. Zet de computer uit, zet hem weer aan en druk tijdens het opstarten herhaalde-
lijk op de toets F1.
2. Wanneer het logoscherm wordt afgebeeld of wanneer u een reeks geluids-
signalen hoort, laat u de toets F1 los.
3. Voer uw huidige wachtwoord als daar om wordt gevraagd.
4. Als het hoofdmenu van het programma Setup Utility verschijnt, gaat met de
cursortoetsen naar Startup.
5. Stel de opstartvolgorde in zoals door de omstandigheden wordt vereist.
6. Druk tweemaal op Esc om naar het afsluitmenu van het programma Setup
Utility te gaan.
7. Ga met de cursortoetsen naar de optie Save and exit en druk op Enter.
8. Druk, als het venster Setup Confirmation verschijnt, nogmaals op Enter.
9. De computer wordt opnieuw opgestart.
Opmerking: Als u een extern apparaat gebruikt, moet u eerst de computer uitzet-
ten voordat u het externe apparaat aansluit.
Hoofdstuk 4. Software herstellen 45
Meer informatie over het programma Setup Utility vindt u in Hoofdstuk 5, “Het
programma Setup Utility gebruiken”, op pagina 47.
Herstelproblemen oplossen
Als u niet naar het werkgebied van Rescue and Recovery of naar de Windows-
omgeving kunt gaan, kunt u het volgende doen:
v Start het werkgebied van Rescue and Recovery met het noodherstelmedium
(CD, DVD of USB vaste-schijfstation). Raadpleeg voor meer informatie “Nood-
herstelmedia maken en gebruiken” op pagina 43.
v Gebruik een Reparatiediskette om het werkgebied van Rescue and Recovery te
repareren of om een bestand te repareren dat nodig is om naar Windows te kun-
nen gaan. Raadpleeg voor meer informatie “Een Reparatiediskette maken en
gebruiken” op pagina 44.
v Als u van plan bent de fabrieksinhoud op de vaste schijf terug te zetten, kunt u
een set Herstelschijven gebruiken. Zie “Herstelschijven maken en gebruiken” op
pagina 39.
Het
is belangrijk om zo snel mogelijk een Reparatiediskette, noodherstelmedia en
een set herstelschijven te maken en deze allemaal op een veilige plaats op te ber-
gen.
Als het u niet lukt om met behulp van de noodherstelmedia, de Reparatiediskette
of de set Herstelschijven toegang te krijgen tot het werkgebied van Rescue and
Recovery of de Windows-omgeving, is het apparaat waarmee u het herstel pro-
beert uit te voeren (CD- of DVD-station of USB vaste-schijfstation) mogelijk niet
gedefinieerd in de opstartvolgorde van het BIOS. Zie “Een herstelapparaat in de
opstartvolgorde opgeven” op pagina 45.
46 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 5. Het programma Setup Utility gebruiken
Het programma Setup Utility is opgeslagen in het EEPROM (Electrically Erasable
Programmable Read-Only Memory) van uw computer. U kunt het programma
Setup Utility gebruiken om de configuratie van de computer te bekijken en te wij-
zigen,
ongeacht het besturingssysteem dat u gebruikt. De instellingen die u in uw
besturingssysteem kiest, kunnen eventuele vergelijkbare instellingen in het pro-
gramma Setup Utility echter overschrijven.
Het programma Setup Utility starten
Om het programma Setup Utility te starten, doet u het volgende:
1. Als uw computer al is ingeschakeld als u deze procedure start, moet u het
besturingssysteem afsluiten en de computer uitschakelen.
2. Houd de toets F1 ingedrukt terwijl u de computer aanzet. Als u een aantal
geluidssignalen hoort, laat u de F1-toets weer los.
Opmerkingen:
a. Als u een USB-toetsenbord gebruikt en het programma Setup Utility via
deze methode niet wordt afgebeeld, houd de toets F1 dan niet voortdurend
ingedrukt, maar druk er enkele keren op nadat u de computer hebt aange-
zet.
b. Als er een gebruikerswachtwoord of configuratiewachtwoord is ingesteld,
wordt het menu van het programma Setup Utility pas afgebeeld nadat u het
wachtwoord hebt getypt. Zie “Wachtwoorden gebruiken”.
Het
programma Setup Utility kan automatisch worden gestart als er bij de POST
(zelftest) wordt ontdekt dat er hardware is geïnstalleerd of verwijderd.
Instellingen bekijken en wijzigen
Het menu van het programma Setup Utility bestaat uit een lijst met systeem-
configuratie-opties.
Voor het programma Setup Utility moet u het toetsenbord gebruiken. Welke toet-
sen
worden gebruikt om de verschillende taken uit te voeren, wordt onder aan elk
scherm afgebeeld.
Wachtwoorden gebruiken
Met het programma Setup Utility kunt u wachtwoorden instellen om te voorko-
men dat onbevoegden toegang krijgen tot uw computer en gegevens. De volgende
soorten wachtwoorden zijn beschikbaar:
v Gebruikerswachtwoord
v Beheerderswachtwoord
Om
de computer te kunnen gebruiken is het niet noodzakelijk dat u een wacht-
woord instelt. Als u echter besluit een wachtwoord in te stellen, lees dan de vol-
gende
paragrafen.
© Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. 47
Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden
U kunt elke combinatie van maximaal 12 tekens (a-z en 0-9) en symbolen gebrui-
ken.
Omwille van de veiligheid is het verstandig om een sterk wachtwoord te
gebruiken, dat niet eenvoudig kan worden geraden. Sterke wachtwoorden voldoen
gewoonlijk aan de volgende regels:
v Ze zijn minstens acht tekens lang
v Ze bevatten minimaal één letter, één cijfer en één symbool
v Ze bevatten ten minste een van de volgende symbolen: , . / ` ; ' []
v U kunt ook spaties gebruiken
v Wachtwoorden voor het programma Setup Utility en vaste-schijfwachtwoorden
zijn niet hoofdlettergevoelig.
v Ze zijn geheel verschillend van uw naam of gebruikersnaam
v Ze vormen geen bekend woord of bekende naam
v Ze verschillen wezenlijk van uw eerdere wachtwoorden
Gebruikerswachtwoord
Als er een gebruikerswachtwoord is ingesteld, wordt de gebruiker elke keer als hij
de computer inschakelt, gevraagd dat wachtwoord op te geven. De computer kan
pas worden gebruikt als het juiste wachtwoord via het toetsenbord is opgegeven.
Beheerderswachtwoord
Het beheerderswachtwoord voorkomt dat de instellingen in het programma Setup
Utility door onbevoegden worden gewijzigd. Als u verantwoordelijk bent voor de
instellingen van diverse computers, is het verstandig met een beheerders-
wachtwoord te werken.
Als er een configuratiewachtwoord is ingesteld, verschijnt er iedere keer dat u het
programma Setup Utility wilt starten een wachtwoordaanwijzing.
Als u zowel een systeem- als een beheerderswachtwoord hebt ingesteld, kunt u
een van beide wachtwoorden opgeven. Als u echter van plan bent uw configuratie-
instellingen
te wijzigen, moet u het beheerderswachtwoord opgeven.
Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen
U kunt een wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of wissen:
Opmerking: U kunt elke combinatie van maximaal 12 tekens (A-Z, a-z en 0-9)
gebruiken.Zie “Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden”.
1. Start het programma Setup Utility (zie Hoofdstuk 5, “Het programma Setup
Utility gebruiken”, op pagina 47).
2. In het menu van het programma Setup Utility selecteert u Security.
3. Selecteer Set Passwords. Bekijk de informatie die aan de rechterkant van het
scherm wordt afgebeeld.
48 Handboek voor de gebruiker
Security Profile by Device gebruiken
Security Profile by Device wordt gebruikt om het de gebruiker mogelijk of onmo-
gelijk te maken om met de volgende apparaten te werken:
IDE-controller Als deze voorziening is ingesteld op Disable, worden alle appara-
ten die zijn aangesloten op de IDE-controller (bijvoorbeeld de
vaste schijf of het CD-ROM-station) uitgeschakeld en niet weerge-
geven in de systeemconfiguratie.
Diskette Drive Access Als deze voorziening is ingesteld op Disabled, is het diskette-
station niet toegankelijk.
Diskette Write Protect Als deze voorziening is ingesteld op Enable, worden alle diskettes
behandeld alsof ze tegen schrijven zijn beschermd. U kunt de
diskette wel lezen, maar u kunt er niet naar schrijven.
Voor het instellen van Security Profile by Device, gaat u als volgt te werk:
1. Start het programma Setup Utility (zie “Het programma Setup Utility starten”
op pagina 47).
2. In het menu van het programma Setup Utility selecteert u Security.
3. Selecteer Security Profile by Device.
4. Kies de gewenste apparaten en instellingen en druk op Enter.
5. Ga terug naar het menu van het programma Setup Utility en kies Exit en
daarna Save Settings of Save and exit the Setup Utility.
Opmerking: Als u de wijzigingen niet wilt opslaan, kiest u Exit the Setup
Utility without saving.
Een opstartapparaat selecteren
Als de computer niet opstart vanaf een bepaald apparaat, zoals een CD-ROM, dis-
kette of vaste schijf, gebruikt u een de volgende procedures om een opstart-
apparaat
in te stellen.
Een tijdelijk opstartapparaat selecteren
Gebruik deze procedure om op te starten vanaf een willekeurig apparaat.
Opmerking: Niet alle CD’s, vaste schijven en diskettes zijn opstartbaar.
1. Zet de computer uit.
2. Houd de toets F12 ingedrukt terwijl u de computer aanzet. Zodra het menu
met opstartapparaten (Startup Devices) wordt afgebeeld, laat u de toets F12
weer los.
Opmerking:
Als u een USB-toetsenbord gebruikt en het menu Startup Device
via deze methode niet wordt afgebeeld, houd de toets F12 dan
niet voortdurend ingedrukt, maar druk er enkele keren op nadat
u de computer hebt aangezet.
3. Selecteer het gewenste opstartapparaat in het menu Startup Device en druk op
Enter.
Opmerking:
Door een opstartapparaat te selecteren in het menu Startup Device
wordt de opstartvolgorde niet permanent gewijzigd.
Hoofdstuk 5. Het programma Setup Utility gebruiken 49
De opstartvolgorde van apparaten wijzigen
Om de ingestelde opstartvolgorde te bekijken of te wijzigen, gaat u als volgt te
werk:
1. Start het programma Setup Utility (zie “Het programma Setup Utility starten”
op pagina 47).
2. Selecteer Startup.
3. Selecteer Startup Sequence. Bekijk de informatie die aan de rechterkant van het
scherm wordt afgebeeld.
4. Selecteer de apparaten voor de Primary Startup Sequence, de Automatic
Startup Sequence en de Error Startup Sequence.
5. Kies Exit in het menu van het programma Setup Utility en kies vervolgens
Save Settings of Save and exit the Setup Utility.
Als u deze instellingen hebt gewijzigd en u wilt weer terug naar de standaard-
instellingen, kiest u Load Default Settings in het menu Exit.
Geavanceerde instellingen
Bij sommige computermodellen bevindt zich in het menu Advanced settings de
instelling Enable/Disable HyperThreading. Deze functie werkt alleen bij
besturingssystemen die kunnen werken met HyperThreading, zoals Microsoft
Windows XP. De standaardinstelling voor HyperThreading is Enabled (ingescha-
keld). Als u echter Set Defaults kiest en een ander besturingssysteem gebruikt dan
Windows XP, kan het prestatievermogen van de computer afnemen. Stel
HyperThreading dus altijd in op Disabled, tenzij u zeker weet dat het besturings-
systeem
HyperThreading ondersteunt.
Het programma Setup Utility afsluiten
Als u klaar bent met het bekijken of wijzigen van de instellingen, drukt u op Esc
om naar het menu van het programma Setup Utility te gaan. (Het is mogelijk dat u
verschillende keren op Esc moet drukken.) Als u de gewijzigde instellingen wilt
opslaan, selecteert u Save Settings of Save and exit the Setup Utility. Doet u dat
niet, dan worden de wijzigingen niet bewaard.
50 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 6. Systeemprogramma’s bijwerken
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het bijwerken van het POST/BIOS en het
herstellen van de fouten die hierbij kunnen optreden.
Systeemprogramma’s gebruiken
De basislaag van de software die in elke computer is ingebouwd, wordt gevormd
door systeemprogramma’s. Tot de systeemprogramma’s behoren de zelftestroutines
(POST), de BIOS-instructies (basic input/output system) en het programma Setup
Utility. POST is een reeks tests en procedures die iedere keer dat u de computer
aanzet, worden uitgevoerd. Het BIOS is een softwarelaag waarin instructies van
andere softwarelagen worden vertaald naar elektronische signalen die de
computerhardware kan begrijpen. U kunt het programma Setup Utility gebruiken
om de configuratie en de instellingen van de computer te bekijken en te wijzigen.
Op de systeemplaat van uw computer bevindt zich een module met de naam
EEPROM (electrically erasable programmable read-only memory), in de volksmond
ook wel flashgeheugen genoemd. U kunt de zelftest (POST), het BIOS en het pro-
gramma
Setup Utility eenvoudig bijwerken door uw computer op te starten met
een flashdiskette of door een speciaal bijwerkprogramma uit te voeren vanuit het
besturingssysteem.
Lenovo brengt regelmatig wijzigingen of verbeteringen aan in het POST/BIOS. Bij-
gewerkte versies kunnen worden opgehaald van internet, vanaf de Lenovo-website
op http://www.lenovo.com. Instructies voor het gebruik van POST/BIOS-updates
vindt u in een txt-bestand dat samen met de updatebestanden wordt gedownload.
Voor de meeste modellen kunt u een bijwerkprogramma downloaden waarmee u
een flashdiskette voor een systeemprogramma-update kunt maken of een bijwerk-
programma dat u kunt uitvoeren vanuit het besturingssysteem.
Opmerking: U kunt op het internet een zogenaamd .iso-image (een image van een
automatisch startende CD) van het diagnoseprogramma downloaden
van http://www.lenovo.com voor systemen zonder diskettestation.
Het BIOS vanaf een diskette bijwerken (flashen)
Om het BIOS vanaf een diskette bij te werken (flashen), doet u het volgende:
1. Plaats een flashdiskette in het diskettestation. Updates van systeem-
programma’s zijn beschikbaar op http://www.lenovo.com/support op internet.
2. Zet de computer aan. Als de computer al aan staat, moet u hem eerst uitscha-
kelen en vervolgens opnieuw aanzetten. De update begint.
3. Volg de instructies op het scherm om de update te voltooien.
© Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. 51
52 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 7. Diagnose en probleemoplossing
In dit hoofdstuk worden enkele programma’s voor elementaire probleemoplossing
en diagnose beschreven. Mocht het probleem met uw computer hier niet worden
beschreven, raadpleeg dan Hoofdstuk 8, “Informatie, hulp en service”, op pagina
61 voor aanvullende informatiebronnen over probleemoplossing.
Elementaire probleemoplossing
In de volgende tabel vindt u informatie over het oplossen van het probleem met
uw computer.
Soort fout Handeling
De computer start niet op na het
indrukken van de aan/uit-knop.
Controleer of:
v Het netsnoer is aangesloten aan de achterzijde van de computer en op een
goed werkend stopcontact.
v De computer nog een tweede netschakelaar aan de achterzijde heeft en of die
wel aan staat.
v Het netvoedingslampje aan de voorkant van de computer brandt.
v Het voltage is correct is ingesteld voor het lichtnet in uw land.
Mocht
u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
Het beeldscherm is leeg. Controleer of:
v De kabel van het beeldscherm goed vastzit aan de achterkant van het beeld-
scherm
en de achterkant van de computer.
v Het netsnoer is aangesloten aan de achterzijde van het beeldscherm en op een
goed werkend stopcontact.
v Het beeldscherm aan staat en de knoppen voor helderheid en contrast goed
zijn ingesteld.
v De signaalkabel van het beeldscherm stevig aan het beeldscherm en de
beeldschermaansluiting van de computer is verbonden.
Opmerking:
Als de computer twee beeldschermaansluitingen heeft, controleer
dan of het beeldscherm is aangesloten op de AGP aansluiting en niet op de
aansluiting aan de achterkant van de systeemplaat. Meer informatie vindt u in
“De computer aansluiten” op pagina 3.
Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
Het toetsenbord werkt niet. De
computer reageert niet op het
toetsenbord.
Controleer of:
v De computer is ingeschakeld.
v Het beeldscherm aan staat en de knoppen voor helderheid en contrast goed
zijn ingesteld.
v De kabel van het toetsenbord stevig in de aansluiting van het toetsenbord op
de computer zit.
v Geen van de toetsen klemmen.
Mocht
u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
© Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. 53
Soort fout Handeling
Het Enhanced Performance
USB-toetsenbord doet het niet.
Controleer of:
v De computer is ingeschakeld.
v Het toetsenbord stevig in de USB-aansluiting aan de voor- of achterzijde van
de computer zit.
v Geen van de toetsen klemmen.
Mocht
u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
De muis werkt niet. De compu-
ter reageert niet op de muis.
Controleer of:
v De computer is ingeschakeld.
v De muiskabel stevig in de muisaansluiting op de computer zit.
v De muis schoon is. Zie “De muis schoonmaken” op pagina 57 voor meer
informatie.
Mocht
u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
Het besturingssysteem start niet
op.
Controleer of:
v Er geen diskette in het diskettestation zit.
v
In de opstartvolgorde het apparaat is opgenomen waarop het besturings-
systeem
is geïnstalleerd. Meestal is het besturingssysteem geïnstalleerd op de
vaste schijf. Zie “Een opstartapparaat selecteren” op pagina 49.
Mocht
u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
De computer geeft een aantal
geluidssignalen voordat het
besturingssysteem wordt gestart.
Controleer of er geen toetsen klem zitten.
Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In
de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
Diagnoseprogramma’s
Diagnoseprogramma’s worden gebruikt voor het testen van de hardware-
componenten van de computer en voor het melden van door het besturings-
systeem
gecontroleerde instellingen die hardwarestoringen kunnen veroorzaken. Er
zijn op uw computer twee programma’s vooraf geïnstalleerd om u te helpen bij het
opsporen van problemen:
v PC-Doctor voor Windows (voor het opsporen van problemen tijdens het werken
met het besturingssysteem Windows)
v PC-Doctor voor DOS of PC-Doctor voor Windows PE, afhankelijke van het
machinetype en model (voor het opsporen van problemen als Windows niet kan
worden gestart)
Opmerkingen:
1. De laatste versie van de diagnoseprogramma’s PC-Doctor voor Windows en
PC-Doctor voor DOS kunt u ook downloaden vanaf http://www.lenovo.com/
support/.
Voer het type van de machine in het veld Use Quick Path en klik op
Go om de bestanden te downloaden die specifiek voor uw computer zijn.
2. Als het u niet lukt om het probleem zelf op te sporen en op te lossen met
PC-Doctor voor Windows, en afhankelijk van uw machinetype en -model,
54 Handboek voor de gebruiker
PC-Doctor voor DOS of PC-Doctor voor Windows PE, sla de door beide
diagnoseprogramma’s gegenereerde logboeken dan op en druk ze af. U hebt
deze logboeken nodig tijdens uw onderhoud met de servicetechnicus van
Lenovo. (Het logbestand dat door PC-Doctor voor Windows wordt gegene-
reerd,
wordt automatisch opgeslagen in C:\PCDR\DETAILED.TXT.)
PC-Doctor voor Windows
PC-Doctor voor Windows is een diagnoseprogramma dat werkt via het besturings-
systeem
Windows. Met PC-Doctor voor Windows kunt u de symptomen en oplos-
singen voor computerproblemen opzoeken, toegang krijgen tot het probleem-
oplossingscentrum
van Lenovo, de stuurprogramma’s bijwerken en
systeemgegevens raadplegen.
U start PC-Doctor voor Windows door op het bureaublad van Windows het menu
Start te openen, achtereenvolgens Alle programma’s en PC-Doctor voor Windows
te selecteren en op PC-Doctor voor Windows te klikken. Volg de instructies op het
scherm. Meer informatie over het werken met PC-Doctor voor Windows vindt u in
het Help-systeem van het programma zelf.
Als PC-Doctor voor Windows is uitgevoerd zonder dat er een probleem is gevon-
den, maar u vermoedt dat er wel een probleem is, dan kunt u proberen of u het
probleem kunt opsporen met PC-Doctor voor DOS of PC-Doctor voor Windows
PE.
PC-Doctor voor DOS
Op uw Lenovo-computer staat, afhankelijk van het machinetype en model,
PC-Doctor voor DOS of PC-Doctor voor Windows PE. Het diagnoseprogramma
PC-Doctor voor DOS maakt deel uit van het werkgebied van Rescue and Recovery
en wordt onafhankelijk van het besturingssysteem uitgevoerd. U gebruikt PC-
Doctor
voor DOS als u het besturingssysteem niet kunt starten en als u het pro-
bleem
niet hebt kunnen vinden met PC-Doctor voor Windows. U kunt PC-Doctor
voor DOS uitvoeren vanaf een diagnose-CD of -diskettes die u zelf hebt gemaakt.
Daarnaast kunt u PC-Doctor voor DOS uitvoeren vanuit het werkgebied van Res-
cue
and Recovery.
Opmerking: Maak zo snel mogelijk een diagnose-CD of -diskette, voor het geval
het niet lukt om PC-Doctor voor DOS uit te voeren vanuit het werk-
gebied van Rescue and Recovery.
Een image van de diagnose-CD maken
U kunt een zelfstartend, opstartbaar CD-image (een zg. .iso-image) van het
diagnoseprogramma downloaden vanaf de website http://www.lenovo.com/
support/.
Nadat u het image hebt gedownload, maakt u de CD met behulp van
speciale software voor het branden van CD’s.
Heeft uw computer geen CD-brander of hebt u geen toegang tot internet, raad-
pleeg dan “Diagnosediskettes maken”.
Diagnosediskettes maken
Om diagnosediskettes te maken, downloadt u het diagnoseprogramma PC-Doctor
voor DOS vanaf de website http://www.lenovo.com/support/ en plaatst u het op
twee lege, geformatteerde diskettes.
Als u geen toegang tot internet hebt, kunt u de diagnosediskettes als volgt maken:
Hoofdstuk 7. Diagnose en probleemoplossing 55
Opmerking: Om deze procedure te kunnen uitvoeren, hebt u een ingebouwd
diskettestation of een USB-diskettestation nodig.
1. Sluit het besturingssysteem af en zet de computer uit.
2. Als u een USB-diskettestation gebruikt, sluit dat dan aan op de computer.
3. Druk herhaaldelijk op de toets F11 terwijl u de computer aanzet.
4. Als u een geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F11 los.
Het scherm van Rescue and Recovery verschijnt dan.
Opmerking: Op bepaalde modellen drukt op de toets Esc om Rescue and
Recovery te openen.
5. Kies in het werkgebied van Rescue and Recovery Diagnoseschijven maken.
6. Volg de aanwijzingen op het scherm.
7. Als wordt gevraagd om een diskette, plaatst u een lege, geformatteerde dis-
kette
in het diskettestation en volgt u de aanwijzingen op het scherm.
8. Zodra de bewerking voltooid is, haalt u de diskette uit het station en drukt u
op Beëindigen.
9. Plaats nog een lege, geformatteerde diskette in het diskettestation en volg de
aanwijzingen op het scherm.
10. Zodra de bewerking voltooid is, haalt u de diskette uit het station en drukt u
op Beëindigen.
Een diagnoseprogramma uitvoeren vanaf CD of diskettes
U kunt het diagnoseprogramma uitvoeren vanaf een diagnose-CD of -diskettes die
u zelf hebt gemaakt. Dit doet u als volgt:
1. Controleer of de computer uit staat.
2. Als u het diagnoseprogramma wilt uitvoeren vanaf diskettes en u een USB-
diskettestation gebruikt, sluit dat dan aan.
3. Plaats de CD in het optische-schijfstation of de eerste diagnosediskette in het
diskettestation.
4. Start de computer opnieuw op.
Opmerking: Als het diagnoseprogramma niet automatisch wordt gestart, is het
optische-schijf- of diskettestation wellicht niet ingesteld als
opstartstation. Instructies voor het wijzigen van de opstart-
volgorde
vindt u in “Een opstartapparaat selecteren” op pagina
49.
5. Zodra het diagnoseprogramma is gestart, volgt u de aanwijzingen op het
scherm op.
Opmerking: Als u het diagnoseprogramma uitvoert vanaf diskette, verwijder
dan desgevraagd de eerste diskette en plaats de tweede in het sta-
tion.
6. Als het programma klaar is, haalt u de CD of diskette uit het station.
7. Selecteer de diagnosetest die u wilt uitvoeren. Als u meer hulp nodig hebt,
kunt u op F1 drukken.
Diagnose uitvoeren vanuit het werkgebied van Rescue and
Recovery
Als u nog geen diagnose-CD of -diskettes hebt gemaakt, kunt u het diagnose-
diskette PC-Doctor voor DOS uitvoeren vanuit het werkgebied van Rescue and
Recovery. Als u de diagnose wilt uitvoeren vanuit het werkgebied van Rescue and
Recovery, gaat u als volgt te werk:
56 Handboek voor de gebruiker
1. Sluit het besturingssysteem af en zet de computer uit.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F11 terwijl u de computer aanzet.
3. Als u een geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F11 los.
Het scherm van Rescue and Recovery verschijnt dan.
Opmerking: Op bepaalde modellen drukt op de toets Esc om Rescue and
Recovery te openen.
4. Kies in het werkgebied van Rescue and Recovery Hardwarediagnose.
5. Volg de aanwijzingen op het scherm. De computer wordt opnieuw opgestart.
6. Als dit is gebeurd, wordt het diagnoseprogramma automatisch geopend. Selec-
teer
de diagnosetest die u wilt uitvoeren. Als u meer hulp nodig hebt, kunt u
op F1 drukken.
PC-Doctor voor Windows PE
Op uw Lenovo-computer staat ofwel PC-Doctor voor DOS ofwel PC-Doctor voor
Windows PE. Welke het is, hangt af van het machinetype en model van de compu-
ter.
Het diagnoseprogramma PC-Doctor voor Windows PE maakt deel uit van het
werkgebied van Rescue and Recovery. U gebruikt PC-Doctor voor Windows PE als
u het besturingssysteem niet kunt starten en als u het probleem niet hebt kunnen
vinden met PC-Doctor voor Windows.
Diagnose uitvoeren vanuit het werkgebied van Rescue and
Recovery
U kunt PC-Doctor voor Windows PE uitvoeren vanuit het werkgebied van Rescue
and Recovery. Als u de diagnose wilt uitvoeren vanuit het werkgebied van Rescue
and Recovery, gaat u als volgt te werk:
1. Sluit het besturingssysteem af en zet de computer uit.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F11 terwijl u de computer aanzet.
3. Als u een geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F11 los.
Het scherm van Rescue and Recovery verschijnt dan.
4. Kies in het werkgebied van Rescue and Recovery Hardwarediagnose.
5. Het diagnoseprogramma wordt automatisch geopend. Selecteer de diagnosetest
die u wilt uitvoeren. Als u meer hulp nodig hebt, kunt u op F1 drukken.
6. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Opmerking:
PC-Doctor voor Windows PE staat op het noodherstelmedium. Meer
informatie over noodherstelmedia vindt u in “Noodherstelmedia
maken en gebruiken” op pagina 43.
De muis schoonmaken
In dit gedeelte vindt u instructies voor het reinigen van de muis. De procedure is
afhankelijk van het type muis dat u hebt: optisch of niet-optisch.
Optische muis
Een optische muis maakt voor het navigeren van de aanwijzer gebruik van een
LED en een optische sensor. Als de aanwijzer op het scherm de bewegingen van de
muis niet meer soepel volgt, moet de muis worden gereinigd. U maakt de optische
muis als volgt schoon.
1. Zet de computer uit.
2. Ontkoppel de muis van de computer.
Hoofdstuk 7. Diagnose en probleemoplossing 57
3. Keer de muis om en kijk goed naar de lens.
a. Als de lens vuil is, maakt u die voorzichtig schoon met een wattenstaafje.
b. Als de lens stoffig is, blaast u het stof voorzichtig weg.
4. Controleer het oppervlak waarop de muis wordt gebruikt. Als er op het opper-
vlak een zeer complex patroon aanwezig is, kan de digitale signaalprocessor
(DSP) de wijzigingen in de positie van de muis wellicht moeilijk volgen.
5. Sluit de muis weer aan op de computer.
6. Zet de computer weer aan.
Niet-optische muis
Een niet-optische muis maakt voor het navigeren van de aanwijzer op het scherm
gebruik van een balletje. Als de aanwijzer op het scherm de bewegingen van de
muis niet meer soepel volgt, moet de muis worden gereinigd. U maakt de niet-op-
tische
muis als volgt schoon.
Opmerking: De onderstaande afbeelding verschilt wellicht van uw muis.
1 Ring
2 Bal
3 Plastic rollers
4 Balhouder
U reinigt de muis, met bal, als volgt:
1. Zet de computer uit.
2. Ontkoppel de muis van de computer.
3. Keer de muis om. Draai de ring 1 naar de ontgrendelde stand om de bal te
verwijderen.
4. Houd uw hand over de ring en bal 2 en keer de muis weer om; de bal valt
in uw hand.
5. Was de bal in een warm sopje en droog deze af.
58 Handboek voor de gebruiker
6. Blaas zachtjes in de balhouder 4 om stof en vuil los te maken.
7. Kijk naar opgehoopt vuil op de plastic rollers 3in de balhouder. Gewoonlijk
ziet u een streep van vuil midden op de rollers.
8. Als de rollers vuil zijn, kunt u ze reinigen met een wattenstaafje dat gedrenkt
is in alcohol. Draai de rollers met uw vinger en maak ze rondom schoon. Zorg
ervoor dat de rollers nog midden in de groeven liggen nadat u ze hebt gerei-
nigd.
9. Verwijder eventuele achtergebleven vezels van het wattenstaafje.
10. Plaats de bal en de ring weer terug. Draai de ring in de vergrendelde stand.
11. Sluit de muis weer aan op de computer.
12. Zet de computer weer aan.
Hoofdstuk 7. Diagnose en probleemoplossing 59
60 Handboek voor de gebruiker
Hoofdstuk 8. Informatie, hulp en service
Als u hulp, service of technische ondersteuning nodig hebt of als u gewoon meer
informatie wilt hebben over producten van Lenovo, dan staat Lenovo u terzijde
met een ruime hoeveelheid verschillende mogelijkheden.
Informatiebronnen
In dit gedeelte vindt u informatie over de manier waarop u toegang krijgt tot
belangrijke informatiebronnen over diverse aspecten van uw computer.
Map Online boeken
De map Online Boeken bevat publicaties die u helpen bij de installatie en het
gebruik van de computer. Deze map is vooraf op uw computer geïnstalleerd en u
hebt geen toegang tot internet nodig om de publicaties te kunnen bekijken. Naast
het Handboek voor de gebruiker dat u nu leest, is in de map Online Boeken ook de
Gids voor het vervangen van hardware beschikbaar.
De Gids voor het vervangen van hardware bevat stapsgewijze instructies voor het ver-
vangen
van de CRU’s (Customer Replaceable Units) in de computer. CRU’s zijn
onderdelen van de computer die door de gebruiker kunnen worden geüpgraded of
vervangen.
Om deze publicatie te openen, opent u het menu Start, selecteert u Alle
programma’s en Online boeken en klikt u op Online boeken. Dubbelklik op de
gewenste publicatie voor uw computer. Deze publicaties zijn ook aanwezig op de
Lenovo-website, op http://www.lenovo.com.
Opmerkingen:
1. Voor deze publicaties wordt gebruik gemaakt van PDF-indeling (Portable Docu-
ment
Format); om ze te kunnen lezen hebt u het programma Adobe Acrobat
Reader nodig. Als Adobe Acrobat Reader nog niet op uw computer is geïnstal-
leerd en u probeert een PDF-bestand te openen, dan verschijnt er een bericht en
wordt u door de installatie van Adobe Acrobat Reader geloodst.
2. De publicaties die vooraf op uw computer zijn geïnstalleerd, zijn op de Lenovo-
website
(http://www.lenovo.com/support/) beschikbaar in andere talen.
3. Als u van Adobe Acrobat Reader een versie wilt installeren in een andere taal
dan die waarin het programma op uw computer is geïnstalleerd, gaat u naar de
website van Adobe (http://www.adobe.com) en downloadt u de gewenste ver-
sie.
ThinkVantage Productivity Center
Het programma ThinkVantage Productivity Center wijst u de weg naar een keur
aan informatiebronnen en tools, en is niet alleen bedoeld om computergebruik
gemakkelijker en veiliger te maken, maar ook om u te helpen de kosten te beper-
ken
en de productiviteit te verhogen. Het ThinkVantage Productivity Center helpt
u bij het installeren, doorgronden en verbeteren van de computer.
Het ThinkVantage Productivity Center bevat informatie over uw computer en biedt
heel gemakkelijk toegang tot diverse technieken, waaronder:
v Het programma Rescue and Recovery
© Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. 61
v Productivity Center
v Client Security Solution
v Fabrieksherstel
v Systeemupdates
v Service en Ondersteuning
Opmerking:
ThinkVantage Technologies zijn slechts op bepaalde Lenovo-compu-
ters beschikbaar.
U opent het ThinkVantage Productivity Center het menu Start te openen en achter-
eenvolgens
op Alle programma’s, ThinkVantage en Productivity Center te klik-
ken.
Access Help
Access Help is een online Help-systeem dat informatie verstrekt over de manier
waarop u aan de slag kunt gaan, over het uitvoeren van elementaire handelingen,
het aanpassen van instellingen aan uw persoonlijke voorkeuren, het beschermen
van gegevens, het uitbreiden en upgraden van de computer, en het oplossen van
problemen.
U opent Access Help door het menu Start te openen en achtereenvolgens op Alle
programma’s, ThinkVantage en Access Help te klikken. Nadat u Access Help hebt
geopend, kunt u in het linker deelvenster een keuze maken op het tabblad Inhoud
of Index, of via het het tabblad Zoeken op zoek gaan naar een bepaald woord.
Veiligheid en garantie
In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u
ook belangrijke kennisgevingen en informatie over zg. CRU’s (Customer
Replacement Units). Zie voor meer informatie over CRU’s “Service en upgrades”
op pagina vi.
www.lenovo.com
De Lenovo-website (www.lenovo.com) bevat een enorme hoeveelheid informatie
en services ter ondersteuning van het aanschaffen, upgraden en onderhouden van
de computer. De meest up-to-date informatie voor uw computer is steeds op de
Lenovo-website beschikbaar. Op de website www.lenovo.com kunt u tevens:
v Desktop- en notebookcomputers, beeldschermen, projectoren, upgrades en acces-
soires voor uw computer aanschaffen, en profiteren van speciale aanbiedingen.
v Extra diensten aanschaffen, zoals ondersteuning voor hardware, besturings-
systemen
en softwareprogramma’s, instellen en configureren van het netwerk, en
installatie op maat.
v Upgrades en uitgebreide reparatieservices voor de hardware aanschaffen.
v De meest recente stuurprogramma’s en updates van de software voor uw speci-
fieke model computer downloaden.
v De online handleidingen voor uw producten raadplegen.
v De Lenovo Verklaring van Beperkte Garantie lezen.
v Toegang krijgen tot informatie over probleemoplossing en ondersteuning voor
uw model computer en andere ondersteunde producten.
v De telefoonnummers van de service- en ondersteuningsdienst voor uw land of
regio opzoeken.
v Zoeken naar een serviceverlenen bij u in de buurt.
62 Handboek voor de gebruiker
Hulp en service
Als u hulp of service voor uw computer nodig hebt, kunt u op een groot aantal
plaatsen terecht.
De documentatie en de diagnoseprogramma’s gebruiken
Veel computerproblemen kunt u zelf oplossen, zonder professionele hulp. Als er
een probleem met uw computer optreedt, raadpleegt u Hoofdstuk 7, “Diagnose en
probleemoplossing”, op pagina 53. Aanvullende informatiebronnen voor het oplos-
sen van computerproblemen worden opgesomd in “Informatiebronnen” op pagina
61.
Vermoedt u dat het probleem wordt veroorzaakt door de software, raadpleeg dan
de documentatie (inclusief de README-bestanden en de online Help) van het
besturingssysteem of het softwareprogramma in kwestie.
De meeste computers worden geleverd met een aantal diagnoseprogramma’s die u
kunt gebruiken om hardwareproblemen op te sporen. Zie “Diagnoseprogramma’s”
op pagina 54 voor instructies voor het gebruik van deze diagnoseprogramma’s.
Uit de informatie voor probleemoplossing of de berichten van de diagnose-
programma’s kan blijken dat u aanvullende of bijgewerkte stuurprogramma’s of
andere software nodig hebt. Er zijn Lenovo-pagina’s op internet beschikbaar
waarop u de nieuwste technische informatie kunt vinden en stuurprogramma’s en
updates kunt downloaden. Ga naar http://www.lenovo.com/support/ en volg
de instructies.
Service aanvragen
Als u hebt geprobeerd het probleem zelf op te lossen, maar u blijkt hulp nodig te
hebben, dan kunt u tijdens de garantieperiode voor telefonische ondersteuning en
informatie terecht bij het Customer Support Center. Tijdens de garantieperiode zijn
de volgende services beschikbaar:
v Probleembepaling - Speciaal opgeleid personeel staat klaar om u te helpen om
vast te stellen of een probleem wordt veroorzaakt door de hardware en wat er
moet gebeuren om het probleem te verhelpen.
v Reparatie van hardware - Als is vastgesteld dat een probleem wordt veroorzaakt
door hardware die onder de garantie valt, zal speciaal opgeleid onderhouds-
personeel
zorgdragen voor de noodzakelijke service.
v Ontwerpwijzigingen - In sommige gevallen moet een product na de verkoop
worden aangepast. Lenovo of uw Lenovo-dealer zal dergelijke technische wijzi-
gingen meestal in uw hardware aanbrengen.
Opmerking:
De volgende handelingen vallen niet onder de garantie:
v Vervanging of gebruik van onderdelen die niet zijn gefabriceerd
door Lenovo of van Lenovo-onderdelen zonder garantie
v Opsporing van de oorzaak van softwareproblemen
v Configuratie van het BIOS als onderdeel van een installatie of
upgrade
v Wijzigingen of upgrades van stuurprogramma’s
v Installatie en onderhoud van netwerkbesturingssystemen
v Installatie en onderhoud van softwareprogramma’s
Hoofdstuk 8. Informatie, hulp en service 63
In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een
volledig overzicht van de garantievoorwaarden. Bewaar altijd uw aankoopbewijs
om recht te blijven houden op de garantieservice.
Voor een lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning in uw land of
regio gaat u naar http://www.lenovo.com/support/ en klikt u op Support phone
list. U kunt ook de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garan-
tie
raadplegen.
Opmerking: Telefoonnummers kunnen zonder voorafgaand bericht worden gewij-
zigd. Als het nummer voor uw land of regio ontbreekt, neemt u con-
tact
op met uw Lenovo-wederverkoper of met uw Lenovo-vertegen-
woordiger.
Als u belt, is het het handigst als u de telefoon in de buurt van de computer
plaatst en de volgende gegevens bij de hand hebt:
v Machinetype en model
v De serienummers van de hardwareproducten
v Een beschrijving van het probleem
v De precieze bewoordingen van eventuele foutberichten
v Gegevens over de configuratie (hardware en software)
Andere services
Als u uw computer meeneemt op reis of als u verhuist naar een land waar uw
desktop- of notebookcomputer wordt verkocht, is de Internationale Garantieservice
(IWS) voor uw computer beschikbaar, waardoor u recht heeft op garantieservice
gedurende de garantieperiode. De service wordt verleend door serviceverleners die
zijn gemachtigd om garantieservice te verlenen.
Servicemethoden en procedures verschillen per land en sommige services zijn niet
in alle landen beschikbaar. Internationale Garantieservice (IWS) wordt verleend via
de servicemethode (zoals depot, carry-in of on-site) die in het desbetreffende land
wordt geboden. Servicebureaus in sommige landen bieden mogelijk geen service
voor alle modellen van een bepaald machinetype. In sommige landen worden er
mogelijk kosten in rekening gebracht of gelden beperkingen voor service.
Om vast te stellen of uw computer in aanmerking komt voor Internationale
Garantieservice (IWS) en om een lijst te bekijken van landen waar service beschik-
baar
is, gaat u naar http://www.lenovo.com/support/ , klikt u op Warranty en
volgt u de instructies op het scherm.
Voor technische ondersteuning bij de installatie van, of vragen over, Service Packs
voor uw vooraf geïnstalleerde Microsoft Windows-product, raadpleegt u de
website Microsoft Product Support Services op http://support.microsoft.com/
directory/. U kunt ook contact opnemen met het Customer Support Center. Moge-
lijk
worden er kosten in rekening gebracht.
Extra services aanschaffen
Zowel tijdens als na de garantieperiode kunt u extra diensten aanschaffen, zoals
ondersteuning voor hardware, besturingssystemen en toepassingsprogramma’s,
instellen en configureren van het netwerk, uitgebreide reparatiediensten voor hard-
ware
en installatie op maat. De naam en beschikbaarheid van een service kan per
land en regio verschillen. Meer informatie over deze services vindt u op de
Lenovo-website op http://www.lenovo.com.
64 Handboek voor de gebruiker
Bijlage A. Handmatige modemopdrachten
In deze bijlage vindt u opdrachten voor het handmatig programmeren van de
modem.
Opdrachten worden door de modem geaccepteerd terwijl de modem in de
opdrachtwerkstand staat. De modem staat automatisch in de opdrachtwerkstand
totdat u een nummer kiest en een verbinding tot stand brengt. Opdrachten kunnen
naar de modem worden gestuurd vanaf actieve communicatiesoftware op een PC
of vanaf een ander werkstation.
Alle opdrachten die naar de modem worden gestuurd, moeten beginnen met AT
en moeten worden afgesloten met ENTER. Alle opdrachten kunnen in hoofdletters
of in kleine letters worden getypt, maar hoofdletters en kleine letters kunnen niet
door elkaar worden gebruikt. Om de opdrachten beter leesbaar te maken, kunt u
spaties invoegen tussen de opdrachten. Als u een parameter weglaat bij een
opdracht waarvoor een parameter vereist is, wordt als waarde voor die parameter
0 gebruikt.
Voorbeeld:
ATH [ENTER]
Opmerking: In de volgende tabellen zijn allee standaardwaarden vet gedrukt.
Basic AT-opdrachten
Opdracht Functie
A Binnenkomend gesprek handmatig beant-
woorden.
A/ Voorgaande opdracht herhalen. A/ mag niet
worden voorafgegaan door AT of worden
gevolgd door ENTER.
D_ 0 - 9, A-D, # en *
L voorgaande nummer opnieuw kiezen
P pulskiezen
Opmerking: Pulskiezen wordt niet onder-
steund in Australië, Nieuw-Zeeland, Noor-
wegen en Zuid-Afrika.
T toetskiezen
W wachten op tweede kiestoon
, onderbreken
@ wacht op vijf seconden stilte
! flash
; terug naar opdrachtwerkstand na kiezen
DS=n Een van de vier telefoonnummers (n=0-3)
kiezen die zijn opgeslagen in het permanente
geheugen van de modem.
© Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. 65
Opdracht Functie
E_ E0 Opdrachten worden niet afgebeeld
E1 Opdrachten worden afgebeeld
+++ Escapetekens - Schakelen van werkstand
Verzenden/Ontvangen naar opdrachtwerk-
stand (T.I.E.S.-opdracht)
H_ H0 Modemverbinding verbreken
H1 Modem actief maken
Opmerking: H1-opdracht wordt niet onder-
steund in Italië
I_ I0 Productidentificatiecode weergeven
I1 Test ROM-controlegetal
I2 Interne geheugentest
I3 Firmware-ID
I4 Gereserveerd ID
L_ L0 Laag luidsprekervolume
L1 Laag luidsprekervolume
L2 Gemiddeld luidsprekervolume
L3 Hoog luidsprekervolume
M_ M0 Interne luidspreker uit
M1 Interne luidspreker aan tot carrier wordt
gevonden
M2 Interne luidspreker altijd aan
M3 Interne luidspreker aan tot carrier wordt
gevonden en uit tijdens kiezen
N_ Alleen voor compatibiliteit; heeft geen effect
O_ O0 Terug naar werkstand Verzenden/Ontvangen
O1 Terug naar werkstand Verzenden/Ontvangen
en equalizer retrain initialiseren
P Pulskiezen instellen als standaard
Q_ Q0 Modem verstuurt responsen
Sr? Waarde in register r lezen en afbeelden.
Sr=n Register r instellen op waarde n (n = 0-255).
T Toonkiezen instellen als standaard
V_ V0 Numerieke responsen
V1 Spraakresponsen
W_ W0 Alleen DTE-snelheid rapporteren
W1 Lijnsnelheid, foutcorrectieprotocol en DTE-
snelheid aangeven.
W2 Alleen DCE-snelheid aangeven
X_ X0 Hayes Smartmodem 300 compatibele
responsen/blind kiezen.
X1 Gelijk aan X0 plus alle CONNECT-responsen/
blind
kiezen
66 Handboek voor de gebruiker
Opdracht Functie
X2 Gelijk aan X1 plus detectie kiestoon
X3 Gelijk aan X1 plus bezetdetectie/blind kiezen
X4 Alle responsen en kiestoon en bezet signaal-
detectie
Z_ Z0 Actief profiel 0 opnieuw instellen en ophalen
Z1 Actief profiel 1 opnieuw instellen en ophalen
Extended AT-opdrachten
Opdracht Functie
&C_ &C0 Force Carrier Detect Signal High (ON)
&C1 CD inschakelen als carrier op afstand niet
aanwezig is
&D_ &D0 Modem negeert het DTR-signaal
&D1 Modem gaat terug naar opdrachtwerkstand
na DTR-toggle
&D2 Modemverbinding verbreken en modem
gaat terug naar opdrachtwerkstand na DTR-
toggle
&D3 Modem opnieuw instellen na DTR-toggle
&F_ &F Fabrieksconfiguratie herstellen
&G_ &G0 Guardtoon uitschakelen
&G1 Guardtoon uitschakelen
&G2 1800 Hz guardtoon
&K_ &K0 Gegevensstroombesturing uitschakelen
&K3 RTS/CTS-hardwarestroombesturing inscha-
kelen
&K4 XON/XOFF-softwarestroombesturing inscha-
kelen
&K5 Transparante XON/XOFF-stroombesturing
inschakelen
&K6 RTS/CTS- en XON/XOFF-stroombesturing
inschakelen
&M_ &M0 Asynchrone bewerking
&P_ &P0 VS-instellingen voor off-hook-to-on-hook-
ratio
&P1 GB- en Hongkong off-hook-to-on-hook-ratio
&P2 Gelijk aan &P0-instelling maar met 20 pulsen
per minuut
&P3 Gelijk aan &P1-instelling maar met 20 pulsen
per minuut
&R_ &R0 Gereserveerd
&R1 CTS werkt met vereisten voor stroom-
besturing
&S_ &S0 Force DSR Signal High (ON)
Bijlage A. Handmatige modemopdrachten 67
Opdracht Functie
&S1 DSR uit in opdrachtwerkstand en aan in
on-linewerkstand
&T_ &T0 Test in uitvoering beëindigen
&T1 Lokale analoge loopbacktest uitvoeren
&T3 Lokale digitale loopbacktest uitvoeren
&T4 Digitale loopbacktest op afstand toestaan
door modem op afstand
&T5 Digitale loopbacktest op afstand niet toestaan
&T6 Digitale loopbacktest op afstand uitvoeren
&T7 Digitale loopbacktest op afstand en zelftest
uitvoeren
&T8 Lokale analoge loopbacktest en zelftest uitvoe-
ren
&V &V0 Actieve en opgeslagen profielen weergeven
&V1 Statistieken laatste verbinding weergeven
&W_ &W0 Actief profiel opslaan als Profiel 0
&W1 Actief profiel opslaan als Profiel 1
%E_ %E0 Auto-retrain uitschakelen
%E1 Auto-retrain inschakelen
+MS? De huidige instellingen voor modulatie weer-
geven
+MS=? Een lijst van ondersteunde modulatie-opties
weergeven
+MS=a,b,c,e,f Modulatie selecteren, waarbij: a=0, 1, 2, 3, 9,
10, 11, 12, 56, 64, 69; b=0-1; c=300-56000;
d=300- 56000; e=0-1; en f=0-1. A, b, c, d, e, f
standaardwaarde=12, 1, 300, 56000, 0, 0. Para-
meter “a” geeft het gewenste modulatie-
protocol op, waarbij: 0=V.21, 1=V.22,
2=V.22bis, 3=V.23, 9=V.32, 10=V.32bis, 11=V.34,
12=V.90,K56Flex,V.34......,56=K 56Flex,
V.90,V.34......, 64=Bell 103 en 69=Bell 212.
Parameter “b” geeft automodebewerkingen
aan, waarbij: 0=automode uitgeschakeld, 1=
automode ingeschakeld met V.8/V.32 Annex
A. Parameter “c” geeft de minimale gegevens-
frequentie voor verbinding aan (300- 56000).
Parameter “d” geeft de maximale
verbindingssnelheid aan (300-56000); Parame-
ter “e” geeft het codec-type aan (0= Law en
1=A-Law). Parameter “f” geeft “robbed bit”
signaaldetectie aan (0=detectie uitgeschakeld
1=detectie ingeschakeld)
MNP/V.42/V.42bis/V.44-opdrachten
Opdracht Functie
%C_ %C0 MNP Class 5 en V.42bis gegevenscompressie uitschake-
len
68 Handboek voor de gebruiker
Opdracht Functie
%C1 Alleen MNP Class 5 gegevenscompressie inschakelen
%C2 Alleen V.42bis gegevenscompressie inschakelen
%C3 MNP Class 5 en V.42bis gegevenscompressie inschake-
len
&Q_ &Q0 Alle direct datalink (gelijk aan \N1)
&Q5 V.42 datalink met uitwijkopties
&Q6 Alle normale datalink (gelijk aan \N0)
+DS44=0, 0 V.44 uitschakelen
+DS44=3, 0 V.44 inschakelen
+DS44? Huidige waarden
+DS44=? Lijst van ondersteunde waarden
Fax Class 1-opdrachten
+FAE=n Data/Fax Automatisch beantwoorden
+FCLASS=n Servicecategorie
+FRH=n Gegevens ontvangen met HDLC-framing
+FRM=n Gegevens ontvangen
+FRS=n Stilte ontvangen
+FTH=n Gegevens verzenden met HDLC-framing
+FTM=n Gegevens verzenden
+FTS=n Verzenden stoppen en wachten
Fax Class 2-opdrachten
+FCLASS=n Servicescategorie.
+FAA=n Adaptief antwoord.
+FAXERR Waarde faxfout.
+FBOR Databitorder fase C.
+FBUF? Buffergrootte (alleen lezen).
+FCFR Bevestiging voor ontvangen.
+FCLASS= Servicecategorie.
+FCON Respons faxverbinding.
+FCIG Polled station identificatie instellen.
+FCIG: Polled station identificatie aangeven.
+FCR Functie voor ontvangst.
+FCR= Functie voor ontvangst.
+FCSI: Het opgeroepen station-ID aangeven.
+FDCC= Parameters DCE-functies.
+FDCS: Huidige sessie rapporteren.
+FDCS= Resultaten huidige sessie.
Bijlage A. Handmatige modemopdrachten 69
+FDIS: Functies op afstand aangeven.
+FDIS= Parameters huidige sessie.
+FDR Ontvangst fase C gegevens beginnen of voortzetten.
+FDT= Datatransmissie.
+FDTC: Polled station functies aangeven.
+FET: Post page berichtrespons.
+FET=N Pagina-interpunctie verzenden.
+FHNG Beëindiging met status.
+FK Sessie beëindigen.
+FLID= String lokaal-ID.
+FLPL Document voor polling.
+FMDL? Model aangeven.
+FMFR? Fabrikant aangeven.
+FPHCTO Timeout fase C.
+FPOLL Geeft de pollingaanvraag aan.
+FPTS: Status paginaoverdracht.
+FPTS= Status paginaoverdracht.
+FREV? Revisie aangeven.
+FSPT Polling inschakelen.
+FTSI: Het transmitstation-ID aangeven.
Spraakopdrachten
#BDR Baudwaarde selecteren
#CID Detectie Caller ID inschakelen en rapportage-indeling
#CLS Data, Fax of Voice/Audio selecteren
#MDL? Model aangeven
#MFR? Fabrikant aangeven
#REV? Revisieniveau aangeven
#TL Verzendniveau audio-uitvoer
#VBQ? Grootte querybuffer
#VBS Bits per sample (ADPCM of PCM)
#VBT Timer signaaltoon
#VCI? Compressiemethode aangeven
#VLS Spraaklijn selecteren
#VRA Ringback goes away timer
#VRN Ringback never came timer
#VRX Stemontvangstwerkstand
#VSDB Silence deletion tuner
#VSK Buffer skid-instellingen
#VSP Silence detectieperiode
#VSR Selectie samplefrequentie
70 Handboek voor de gebruiker
#VSS Silence deletion tuner
#VTD Functies voor rapportage DTMF-toon
#VTM Plaatsing timingmark inschakelen
#VTS Toonsignalen genereren
#VTX Spraakverzendmodus
Opmerking voor gebruikers in Zwitserland:
Als Taxsignal op uw Swisscom-telefoonlijn niet uitgeschakeld is, kan dit de
modemfunctie nadelig beïnvloeden. Dit kan worden verholpen door een filter
met de volgende specificaties:
Telekom PTT SCR-BE
Taximpulssperrfilter-12kHz
PTT Art. 444.112.7
Bakom 93.0291.Z.N
Bijlage A. Handmatige modemopdrachten 71
72 Handboek voor de gebruiker
Bijlage B. Kennisgevingen
Mogelijk brengt Lenovo de in dit document genoemde producten, diensten of
voorzieningen niet uit in alle landen. Neem contact op met uw plaatselijke Lenovo-
vertegenwoordiger
voor informatie over de producten en diensten die in uw regio
beschikbaar zijn. Verwijzing in deze publicatie naar producten of diensten van
Lenovo houdt niet in dat uitsluitend Lenovo-producten of -diensten gebruikt kun-
nen worden. Functioneel gelijkwaardige producten of diensten kunnen in plaats
daarvan worden gebruikt, mits dergelijke producten of diensten geen inbreuk
maken op intellectuele eigendomsrechten of andere rechten van Lenovo. De
gebruiker is verantwoordelijk voor het vaststellen van de mate van samenwerking
met producten, programma’s of diensten van anderen.
Mogelijk heeft Lenovo octrooien of octrooi-aanvragen met betrekking tot bepaalde
in deze publicatie genoemde producten. Aan het feit dat deze publicatie aan u ter
beschikking is gesteld, kan geen recht op licentie of ander recht worden ontleend.
Vragen over licenties kunt u schriftelijk richten aan:
Lenovo (United States), Inc.
500 Park Offices Drive, Hwy. 54
Research Triangle Park, NC 27709
U.S.A.
Attention: Lenovo Director of Licensing
LENOVO
GROUP LTD. LEVERT DEZE PUBLICATIE OP “AS IS”-BASIS ZONDER
ENIGE GARANTIE, UITDRUKKELIJK NOCH STILZWIJGEND, MET INBEGRIP
VAN, MAAR NIET BEPERKT TOT , DE GARANTIES OF VOORWAARDEN VAN
VOORGENOMEN GEBRUIK OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL.
In sommige rechtsgebieden is het uitsluiten van stilzwijgende garanties niet toege-
staan,
zodat bovenstaande uitsluiting mogelijk niet op u van toepassing is.
In dit boek kunnen technische onjuistheden en/of typfouten voorkomen. De infor-
matie in deze publicatie is onderhevig aan wijzigingen. Wijzigingen zullen in
nieuwe uitgaven van deze publicatie worden opgenomen. Lenovo kan de
producten en/of programma’s die in deze publicatie worden beschreven zonder
aankondiging wijzigen en/of verbeteren.
De producten die in dit document worden beschreven, zijn niet bedoeld voor
gebruik bij implantaties of andere levensondersteunende toepassingen waarbij sto-
ringen kunnen leiden tot letsel of overlijden. De informatie in dit document heeft
geen invloed op Lenovo-productspecificaties of -garanties en wijzigt die niet. Niets
in dit document doet dienst als uitdrukkelijke of stilzwijgende licentie of vrijwa-
ring onder de intellectuele eigendomsrechten van Lenovo of derden. Alle informa-
tie
in dit document is afkomstig van specifieke omgevingen en wordt hier uitslui-
tend ter illustratie afgebeeld. In andere gebruiksomgevingen kan het resultaat
anders zijn.
Lenovo behoudt zich het recht voor om door u verstrekte informatie te gebruiken
of te distribueren op iedere manier die zij relevant acht, zonder dat dit enige ver-
plichting voor Lenovo jegens u schept.
Verwijzingen in deze publicatie naar andere dan Lenovo-websites zijn uitsluitend
opgenomen ter volledigheid en gelden op geen enkele wijze als aanbeveling voor
© Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. 73
die websites. Het materiaal op dergelijke websites maakt geen deel uit van het
materiaal voor dit Lenovo-product. Gebruik van dergelijke websites is geheel voor
eigen risico.
Alle hierin opgenomen prestatiegegevens zijn verkregen in een gecontroleerde
omgeving. De resultaten in andere gebruiksomgevingen kunnen aanzienlijk afwij-
ken. Bepaalde metingen zijn mogelijk verricht aan systemen die nog in de ontwik-
kelingsfase
verkeerden, en er is geen garantie dat de resultaten hiervan gelijk zijn
aan die van algemeen verkrijgbare systemen. Ook is het mogelijk dat sommige
metingen schattingen zijn die door extrapolatie zijn verkregen. De feitelijke resulta-
ten kunnen hiervan afwijken. Gebruikers van dit document dienen de toepasselijke
gegevens voor hun specifieke omgeving te controleren.
Kennisgeving televisieuitvoer
De volgende kennisgeving heeft betrekking op modellen die over de door de
fabriek geïnstalleerde functie voor televisieuitvoer beschikken.
Dit product bevat technologie voor de bescherming van copyright en wordt
beschermd door methodeclaims van bepaalde Amerikaanse octrooien en andere
intellectuele-eigendomsrechten die eigendom zijn van Macrovision Corporation en
andere rechthebbenden. Het gebruik van deze technologie voor de bescherming
van copyright moet worden geautoriseerd door Macrovision Corporation, en is
alleen bedoeld voor thuisgebruik en ander gebruik in beperkte kring, tenzij het
gebruik op andere wijze door Macrovision Corporation is geautoriseerd. Reverse
engineering of demontage is verboden.
Handelsmerken
De volgende benamingen zijn handelsmerken van Lenovo in de Verenigde Staten
en/of andere landen:
Lenovo
Rescue and Recovery
ThinkCentre
ThinkVantage
Wake on LAN is een handelsmerk van International Business Machines
Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Microsoft, Windows en Windows Vista zijn handelsmerken van Microsoft
Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Intel, Celeron en Pentium zijn handelsmerken van Intel Corporation in de Ve re-
nigde
Staten en/of andere landen.
Linux is een handelsmerk van Linus Torvalds in de Verenigde Staten en/of andere
landen.
Andere namen van ondernemingen, producten en diensten kunnen handelsmerken
zijn van derden.
74 Handboek voor de gebruiker
Trefwoordenregister
A
aansluiten, stations 32
Access Help 62
adapterkaarten
installeren 26
PCI 15
poorten 26
afsluiten, Setup Utility 50
antivirussoftware updaten 9
apparaat, stuurprogramma’s 19
audio, subsysteem 12
audiolijningang 19
audiolijnuitgang 19
B
batterij, plaats 22
batterij vervangen 35
beschrijving van de aansluiting 19
besturingssysteem
installeren 9
updaten 9
beveiliging
geïntegreerd
kabelslot 35
kabelslot 34
oog voor hangslot 35
voorzieningen 13, 33
BIOS, bijwerken (flashen) 51
C
CMOS wissen 36
componenten
plaats
21
computer
aansluiten 3
aanzetten, computer 8
afsluiten 9
Customer Replacement Units (CRU’s) 62
Customer Support Center 63
D
diagnose
CD-image 8, 55, 56
diskettes 8, 55, 56, 57
PC-Doctor voor DOS 54, 55
PC-Doctor voor Windows 54, 55
PC-Doctor voor Windows PE 54, 57
programma’s 54, 63
werkgebied van Rescue and Recovery 56, 57
diagnose-CD, image
maken 55
uitvoeren 56
diagnosediskettes
maken 55
uitvoeren 56
E
Ethernet-aansluiting 19
F
fysieke specificaties 14
G
garantie-informatie 62
gebruiken
beveiligingsprofielen voor apparatuur 49
Setup Utility 47
wachtwoorden 47
geheugenmodules installeren 25
H
handelsmerken 74
hulp en service 63
I
I/O (input/output)
voorzieningen
12
informatiebronnen 61
installeren
besturingssysteem
9
DIMM’s (dual inline memory modules) installeren 25
software 8
systeem 25
K
kabels, aansluiten 37
kap
terugplaatsen 37
verwijderen 20
kennisgevingen 73
L
Lenovo-website 62
M
microfoonaansluiting 19
modemopdrachten
Basic AT 65
Extended AT 67
Fax Class 1 69
Fax Class 2 69
MNP/V.42/V.42bis/V.44 68
Spraak 70
modemopdrachten, handmatig 65
muis schoonmaken
niet-optische
muis 58
© Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. 75
muis schoonmaken (vervolg)
optische muis 57
muisaansluiting 19
N
niet-optische muis 58
O
omgeving, in bedrijf 14
Online boeken, map 61
oog voor hangslot 35
ophalen
stuurprogramma’s
20
opties 15
beschikbaar 14
externe 15
interne 15
opties installeren
adapterkaarten
26
beveiligingsfuncties 33
DIMM’s 25
externe 16
installeren 25
optische muis 57
P
parallelle poort 19
plaats van componenten 21
poorten
achterkant
18
voorkant 17
problemen oplossen 53
R
Rescue and Recovery 39
S
selecteren
opstartapparaat 49
tijdelijk opstartapparaat 49
seriële poort 19
Setup Utility 47
software
installeren
8
specificaties
fysiek
14
stations
aansluiten 32
compartimenten 13, 28
diskette 15
installeren 30
interne 12, 28
optische 15
specificaties 28
vaste schijf 15
verwisselbare media 15
stuurprogramma’s 19
systeemplaat
installeren 15, 22, 23, 24
onderdelen herkennen 22
systeemplaat (vervolg)
plaats 22, 23, 24
poorten 22, 23, 24
systeemprogramma’s 51
systeemprogramma’s bijwerken 51
T
terugplaatsen
batterij 35
terugplaatsen, kap 37
ThinkVantage Productivity Center 61
toetsenbordaansluiting 19
U
updaten
antivirussoftware 9
besturingssysteem 9
flashen van BIOS 51
USB-aansluitingen 19
V
vervangen
opstartvolgorde apparaten 50
verwijderen, kap 20
video, subsysteem 12
voeding
aanzetten 8
ACPI (Advanced Configuration and Power Interface) 13
uitzetten, computer 9
voorzieningen 11
W
wachtwoord
beheerder 48
gebruiker 48
instellen, wijzigen, wissen 48
vergeten 36
wissen 36
wachtwoorden
overwegingen
48
werken met apparaten die gevoelig zijn voor statische elektri-
citeit 16
werkplek inrichten 1
Z
zelftest (power-on self-test, POST) 51
76 Handboek voor de gebruiker
Onderdeelnummer: 41X5669
Gedrukt in Nederland
(1P) P/N: 41X5669

Documenttranscriptie

Handboek voor de gebruiker Type Type Type Type Type Type Type 8700, 8973, 8985, 9269, 9287, 9389, 9646, 8701, 8975, 8991, 9277, 9379, 9631, 9648 8705, 8979, 8995, 9279, 9383, 9635, 8717 8983 9265 9283 9387 9637 Handboek voor de gebruiker Opmerking Lees eerst “Belangrijke veiligheidsinformatie” op pagina v en Bijlage B, “Kennisgevingen”, op pagina 73. Tweede uitgave (november 2006) © Copyright Lenovo 2006. Portions © Copyright IBM Corp. 2005. Inhoudsopgave Belangrijke veiligheidsinformatie . . . . v Situaties waarin onmiddellijk handelen vereist is . . v Algemene veiligheidsrichtlijnen . . . . . . . . vi Service en upgrades . . . . . . . . . . vi Voorkoming van statische elektriciteit . . . . vii Netsnoeren en voedingsadapters . . . . . . viii Verlengsnoeren en aanverwante apparaten. . . viii Stekkers en aansluitingen . . . . . . . . viii Externe apparatuur . . . . . . . . . . . ix Batterijen . . . . . . . . . . . . . . ix Warmte en ventilatie van het product . . . . . ix Gebruiksomgeving . . . . . . . . . . . x Veiligheidsvoorschriften voor de elektriciteit . . . xi Kennisgeving lithiumbatterij . . . . . . . . . xi Veiligheidsvoorschriften voor de modem . . . . xii Verklaring van conformiteit met laserrichtlijnen . . xii Kennisgeving voedingseenheid . . . . . . . xiii Veilig omgaan met gegevens . . . . . . . . xiii Reiniging en onderhoud . . . . . . . . . . xiv Aanvullende veiligheidsvoorschriften . . . . . xiv Kennismaking . . . . . . . . . . . xv Hoofdstuk 1. Uw werkplek inrichten . . . 1 Comfort . . . . . . . Reflectie en verlichting . . Luchtcirculatie . . . . . Stopcontacten en kabellengte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 1 2 2 Hoofdstuk 2. De computer installeren . . 3 De computer aansluiten . . . . . . . De computer aanzetten . . . . . . . . De installatie van de software voltooien . . Belangrijk om te doen . . . . . . . . Updates van het besturingssysteem installeren Andere besturingssystemen installeren . . . Updates van de antivirussoftware installeren De computer afsluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 8 8 8 9 9 9 9 Hoofdstuk 3. Opties installeren . . . . 11 Kenmerken . . . . . . . . . . . . . Specificaties . . . . . . . . . . . . . Beschikbare opties . . . . . . . . . . . Benodigd gereedschap . . . . . . . . . . Werken met apparaten die gevoelig zijn voor statische elektriciteit . . . . . . . . . . . . Externe opties installeren . . . . . . . . . De plaats van aansluitingen aan de voorkant . De plaats van aansluitingen aan de achterkant. Stuurprogramma’s ophalen . . . . . . . De kap verwijderen. . . . . . . . . . . De plaats van componenten . . . . . . . . Onderdelen van de systeemplaat . . . . . . Geheugen installeren . . . . . . . . . . © Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. . . . . 11 14 15 15 . . . . . . . . . 16 16 17 18 19 20 21 22 25 Adapterkaarten installeren . . . . . . . . Interne stations installeren . . . . . . . . Stationsspecificaties . . . . . . . . . . Een station installeren in compartiment 1 of 2 . Stations aansluiten . . . . . . . . . . . Het eerste optische-schijfstation aansluiten . . Een extra optische-schijfstation of parallel ATA vaste-schijfstation aansluiten . . . . . . . Een serieel ATA vaste-schijfstation aansluiten . Beveiligingsvoorzieningen installeren . . . . . Geïntegreerd kabelslot . . . . . . . . . Hangslot . . . . . . . . . . . . . Wachtwoordbeveiliging . . . . . . . . De batterij vervangen . . . . . . . . . . Een vergeten wachtwoord wissen (CMOS wissen) Kap terugplaatsen en kabels aansluiten . . . . . . . . . . 26 28 28 30 32 32 . . . . . . . 32 33 33 34 35 35 35 36 . 37 Hoofdstuk 4. Software herstellen . . . 39 Herstelschijven maken en gebruiken . . . . . Backup- en herstelbewerkingen uitvoeren . . . Het werkgebied van Rescue and Recovery gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . Noodherstelmedia maken en gebruiken . . . . Een Reparatiediskette maken en gebruiken . . . Stuurprogramma’s installeren of herstellen . . . Een herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven Herstelproblemen oplossen . . . . . . . . . 39 . 41 . . . . 41 43 44 44 45 . 46 Hoofdstuk 5. Het programma Setup Utility gebruiken . . . . . . . . . . 47 Het programma Setup Utility starten . . . . . Instellingen bekijken en wijzigen . . . . . . Wachtwoorden gebruiken . . . . . . . . . Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden Gebruikerswachtwoord . . . . . . . . Beheerderswachtwoord . . . . . . . . Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen . Security Profile by Device gebruiken . . . . . Een opstartapparaat selecteren . . . . . . . Een tijdelijk opstartapparaat selecteren . . . De opstartvolgorde van apparaten wijzigen. . Geavanceerde instellingen . . . . . . . . Het programma Setup Utility afsluiten . . . . . 47 . 47 . 47 48 . 48 . 48 . 48 . 49 . 49 . 49 . 50 . 50 . 50 Hoofdstuk 6. Systeemprogramma’s bijwerken . . . . . . . . . . . . . . . 51 Systeemprogramma’s gebruiken . . . . . . Het BIOS vanaf een diskette bijwerken (flashen) . . 51 . 51 Hoofdstuk 7. Diagnose en probleemoplossing . . . . . . . . . . . . . 53 Elementaire probleemoplossing . Diagnoseprogramma’s . . . . PC-Doctor voor Windows . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53 . 54 . 55 iii PC-Doctor voor DOS . . . PC-Doctor voor Windows PE De muis schoonmaken. . . . Optische muis . . . . . Niet-optische muis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 57 57 57 58 Hoofdstuk 8. Informatie, hulp en service . . . . . . . . . . . . . . . . 61 Informatiebronnen . . . . . . . . . . . Map Online boeken. . . . . . . . . . ThinkVantage Productivity Center . . . . . Access Help . . . . . . . . . . . . Veiligheid en garantie . . . . . . . . . www.lenovo.com . . . . . . . . . . Hulp en service . . . . . . . . . . . . De documentatie en de diagnoseprogramma’s gebruiken . . . . . . . . . . . . . Service aanvragen . . . . . . . . . . iv Handboek voor de gebruiker . . . . . . . 61 61 61 62 62 62 63 . 63 . 63 Andere services . . . . Extra services aanschaffen . . . . . . . . . . . . . . . 64 . 64 Bijlage A. Handmatige modemopdrachten . . . . . . . . . . . . . 65 Basic AT-opdrachten . . . . . Extended AT-opdrachten . . . . MNP/V.42/V.42bis/V.44-opdrachten Fax Class 1-opdrachten . . . . Fax Class 2-opdrachten . . . . Spraakopdrachten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 67 68 69 69 70 Bijlage B. Kennisgevingen . . . . . . 73 Kennisgeving televisieuitvoer . Handelsmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74 . 74 Trefwoordenregister . . . . . . . . . 75 Belangrijke veiligheidsinformatie Opmerking Het is van belang dat u eerst de veiligheidsinformatie leest. Deze informatie helpt u uw desktop of notebook veilig te gebruiken. Gebruik en bewaar alle informatie die bij uw computer is geleverd. De informatie in dit document vormt op geen enkele manier een wijziging van de voorwaarden in de koopovereenkomst of de Lenovo™ Verklaring van Beperkte Garantie. Meer informatie vindt u in de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie. De veiligheid van de klant is belangrijk. Onze producten worden ontworpen met het oog op veiligheid en effectiviteit. Personal computers zijn echter elektronische apparaten. Netsnoeren, voedingsadapters en andere onderdelen kunnen een veiligheidsrisico opleveren dat, met name bij onjuist gebruik en misbruik, kan leiden tot schade en lichamelijk letsel. Om deze risico’s te verkleinen, dient u de bij het product geleverde instructies te volgen, u te houden aan alle waarschuwingen op het product zelf en in de bedieningsinstructies, en de informatie in dit document zorgvuldig te lezen. Door de instructies in dit document en bij het product zorgvuldig op te volgen, kunt u zichzelf beschermen tegen gevaar en zorgen voor een veilige werkomgeving. Opmerking: Deze informatie bevat verwijzingen naar voedingsadapters en batterijen. Naast notebookcomputers worden ook andere producten (zoals luidsprekers en beeldschermen) geleverd met een externe voedingsadapter. Als u een dergelijk product in bezit hebt, is deze informatie ook daarop van toepassing. Bovendien kunnen er in computerproducten interne batterijen ter grootte van een munt (″knoopcellen″) zijn verwerkt, waarmee de systeemklok in stand wordt gehouden wanneer de stekker niet in het stopcontact zit. De veiligheidsvoorschriften voor batterijen gelden dus voor alle computerproducten. Situaties waarin onmiddellijk handelen vereist is Door misbruik of achteloosheid kunnen producten beschadigd raken. Bepaalde schade aan producten is zo ernstig dat het product niet meer mag worden gebruikt voordat het is geïnspecteerd en, indien nodig, gerepareerd door een geautoriseerde onderhoudstechnicus. Net als bij andere elektronische producten dient u goed op het product te letten wanneer u het aanzet. In zeer uitzonderlijke gevallen kan het zijn dat u een geur waarneemt of rook dan wel vonkjes uit het product ziet komen. Het kan ook zijn dat u een ploppend, krakend of sissend geluid hoort. Dit kan erop wijzen dat een van de interne elektronische componenten op een gecontroleerde manier defect is geraakt. Het kan echter ook een indicatie zijn van een mogelijk gevaarlijke situatie. Neem in dergelijke gevallen nooit risico’s en probeer niet zelf een diagnose te stellen. Neem voor hulp contact op met het Customer Support Center. Een lijst van telefoonnummers van Service and Support vindt u in de informatie over veiligheid en garantie die bij uw computer is geleverd. © Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. v Controleer de computer en de onderdelen regelmatig op beschadigingen, sporen van slijtage en mogelijk gevaar. Mocht u twijfels hebben over de conditie van een bepaalde component, gebruik het product dan niet. Neem contact op met het Customer Support Center of met de fabrikant van het product. U krijgt dan te horen hoe u het product kunt inspecteren en, indien nodig, kunt laten repareren. In het onwaarschijnlijke geval dat een van de onderstaande omstandigheden zich voordoet of als u twijfelt aan de veiligheid van het product, stopt u het gebruik van het product, haalt u de stekker uit het stopcontact en ontkoppelt u de telefoonkabels. Neem voor verdere instructies contact op met het Customer Support Center. Zie Hoofdstuk 8, “Informatie, hulp en service”, op pagina 61. v Gebroken of beschadigde netsnoeren, stekkers, adapters, verlengsnoeren, piekspanningsbeveiligingen of voedingseenheden. v Tekenen van oververhitting, rook, vonken of vuur. v Schade aan een batterij (zoals barsten of deuken), spontane ontlading of lekkage uit de batterij (herkenbaar aan vreemde stoffen). v Een krakend, sissend of knallend geluid of een sterke geur afkomstig uit het product. v Aanwijzingen dat er vloeistof is gemorst of dat er iets op de computer, het netsnoer of de voedingsadapter is gevallen. v De computer, het netsnoer of de adapter zijn nat geworden. v Het product is gevallen of op welke manier dan ook beschadigd. v Het product werkt niet normaal als u de bedieningsinstructies volgt. Opmerking: Als u deze situatie constateert bij een product (bijvoorbeeld een verlengsnoer) dat niet is gefabriceerd door Lenovo, gebruik dit product dan niet meer totdat u advies hebt ingewonnen bij de fabrikant of totdat u een geschikte vervanging hebt gevonden. Algemene veiligheidsrichtlijnen Neem altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om de kans op letsel of schade te verkleinen: Service en upgrades Probeer niet zelf onderhoud aan het product uit te voeren, tenzij u hiertoe instructies hebt gekregen in de documentatie of vanuit het Customer Support Center. Gebruik alleen een serviceverlener die goedkeuring heeft voor het repareren van het desbetreffende product. Opmerking: Sommige onderdelen van de computer kunnen door de gebruiker worden uitgebreid of vervangen. Upgrades worden meestal ″opties″ genoemd. Vervangende onderdelen die zijn goedgekeurd om door de klant zelf te worden geïnstalleerd, worden Customer Replaceable Units of CRU’s genoemd. CRU’s zijn voorzien van documentatie met instructies voor vervanging van deze onderdelen door de klant. Volg bij het installeren of vervangen van dergelijke onderdelen steeds de instructies. Dat het aan/uit-lampje niet brandt, betekent niet noodzakelijkerwijs dat het spanningsniveau binnenin een product nul is. Voordat u de kap opent van een product dat is uitgerust met een netsnoer, dient u altijd te controleren of het apparaat uit staat en of de stekker van het product uit het stopcontact is gehaald. Bij vragen neemt u contact op met het Customer Support Center. vi Handboek voor de gebruiker Hoewel er geen bewegende onderdelen in uw computer zitten als het netsnoer uit het stopcontact is gehaald, is het goed om de de volgende waarschuwingen, omwille van uw veiligheid, ter harte te nemen: Gevaar Gevaarlijke bewegende onderdelen. Houd uw vingers en andere lichaamsdelen op afstand. Attentie Zet de computer uit en laat hem drie tot vijf minuten afkoelen voordat u de kap opent om CRU’s te vervangen. Voorkoming van statische elektriciteit Statische elektriciteit is ongevaarlijk voor uzelf, maar kan de computeronderdelen en de opties zwaar beschadigen. Onjuist behandeling van onderdelen die gevoelig zijn voor statische elektriciteit, kan leiden tot schade aan die onderdelen. Als u een optie of CRU uitpakt, open de antistatische verpakking dan pas wanneer u instructie krijgt om de desbetreffende optie of CRU te installeren. Als u werkt met opties of CRU’s, of handelingen binnenin de computer uitvoert, neem dan de volgende voorzorgsmaatregelen om schade ten gevolge van statische elektriciteit te voorkomen: v Beweeg zo min mogelijk. Door wrijving kan er statische elektriciteit ontstaan. v Ga voorzichtig met de onderdelen om. Pak adapters, geheugenmodules en andere printplaten bij de rand beet. Raak nooit onbeschermde elektronische circuits aan. v Zorg dat ook anderen de componenten niet aanraken. v Wanneer u een nieuwe optie installeert die gevoelig is voor statische elektriciteit, houd dan de antistatische verpakking met dat onderdeel minstens 2 seconden tegen een metalen afdekplaatje van een uitbreidingssleuf of een ander ongeverfd metalen oppervlak op de computer. Hiermee vermindert u de statische lading van de verpakking en van uw lichaam. v Installeer het onderdeel dat gevoelig is voor statische elektriciteit zo mogelijk direct vanuit de antistatische verpakking, zonder het eerst neer te leggen. Als u het onderdeel neer moet leggen nadat u het uit de verpakking hebt gehaald, leg het dan op de antistatische verpakking op een vlakke ondergrond. v Leg het onderdeel niet op de kap van de computer of op een metalen ondergrond. Belangrijke veiligheidsinformatie vii Netsnoeren en voedingsadapters Gebruik uitsluitend netsnoeren en voedingsadapters die door de fabrikant van het product zijn geleverd. U dient een goedgekeurd netsnoer te gebruiken. In Duitsland dient dit H05VV-F, 3G, 0,75 mm2 of beter te zijn. In andere landen moeten dienovereenkomstig geschikte netsnoeren worden gebruikt. Wind een netsnoer nooit om een voedingsadapter of een ander voorwerp. Hierdoor kan er een mechanische spanning op het snoer komen te staan, waardoor het kan rafelen of scheuren. Dit kan gevaar opleveren. Plaats netsnoeren altijd zo, dat niemand er op kan gaan staan of over kan vallen en dat er geen voorwerpen op kunnen worden gezet. Voorkom dat snoeren en voedingsadapters in aanraking komen met vloeistof. Laat een netsnoer of voedingsadapter bijvoorbeeld niet liggen bij een wasbak of toilet, of op een vloer die wordt schoongemaakt met een vloeibaar reinigingsmiddel. Vloeistoffen kunnen kortsluiting veroorzaken, met name als het netsnoer of de voedingsadapter slijtage vertoont ten gevolge van verkeerd gebruik. Bovendien kan vloeistof corrosie van de stekkers en/of aansluitpunten veroorzaken, hetgeen uiteindelijk kan leiden tot oververhitting. Sluit de netsnoeren en signaalkabels altijd in de juiste volgorde aan en zorg dat de stekkers altijd stevig in het stopcontact zitten. Gebruik geen voedingsadapter die sporen vertoont van corrosie aan de invoerpennen of sporen van oververhitting (zoals vervormd plastic) bij de aansluiting of op een ander deel van de voedingsadapter. Maak nooit gebruik van een netsnoer waarvan de contactpunten sporen van roest, corrosie of oververhitting vertonen of waarvan het snoer of de stekker op welke manier dan ook beschadigd is. Verlengsnoeren en aanverwante apparaten Controleer of elk verlengsnoer, elke piekspanningsbeveiliging, elke noodvoeding en elke verdeelstekker die u gebruikt, bestand is tegen de elektrische eisen van het product. Overbelast deze apparaten nooit. Als u een verdeelstekker gebruikt, mag de belasting niet hoger zijn dan de invoerspecificatie van die stekker. Raadpleeg een elektricien als u vragen hebt over de capaciteit, vereisten en invoerspanning van apparatuur. Stekkers en aansluitingen Als het stopcontact waarop u de computerapparatuur wilt aansluiten beschadigd of verroest blijkt te zijn, gebruik het dan niet tot een gekwalificeerde elektricien het heeft vervangen. Verbuig of verander de stekker niet. Als de stekker beschadigd is, bestel dan een vervangend exemplaar bij de fabrikant. Gebruik voor de computer niet hetzelfde stopcontact als voor andere elektrische apparaten die veel stroom gebruiken. Het voltage kan dan instabiel worden, en dit kan leiden tot schade aan de computer, de gegevens en/of de aangesloten apparatuur. viii Handboek voor de gebruiker Bepaalde producten worden geleverd met een stekker met randaarde. Deze stekker past alleen in een stopcontact met randaarde. Dit is een veiligheidsvoorziening. Steek dergelijke stekkers alleen in een geaard stopcontact. Voorkom overbelasting van het stopcontact. De totale systeembelasting mag niet hoger zijn dan 80 procent van de specificatie van de groep. Raadpleeg een elektricien als u vragen hebt over belasting en de capaciteit van de verdeelkast. Zorg dat het netsnoer dat u gebruikt, correct bedraad is, goed bereikbaar is en zich in de buurt van de apparatuur bevindt. Zorg dat het snoer niet helemaal strak staat; hierdoor kan het slijten. Controleer of het stopcontact dat u gebruikt, de juiste spanning en stroomsterkte levert voor het apparaat dat u installeert. Wees altijd zorgvuldig als u de stekker in het stopcontact steekt of eruit haalt. Externe apparatuur Sluit, als de computer aan staat, geen andere externe kabels of snoeren aan dan USB- en 1394-kabels, anders kan de computer beschadigd raken. Om schade aan de aangesloten apparaten te voorkomen, dient u na het uitschakelen van de computer minimaal vijf seconden te wachten voordat u de externe apparaten ontkoppelt. Batterijen Alle PC’s die door Lenovo worden gefabriceerd, bevatten een niet oplaadbare knoopcelbatterij die de systeemklok van stroom voorziet. Bovendien zijn veel mobiele producten, zoals notebookcomputers, uitgerust met een oplaadbare batterij die het systeem stroom levert als het niet is aangesloten op het lichtnet. De batterijen die door Lenovo voor uw product worden geleverd, zijn getest op compatibiliteit en mogen alleen worden vervangen door goedgekeurde onderdelen. Probeer een batterij nooit open te maken of te repareren. Zorg dat de batterij niet gedeukt of doorboord wordt en niet in contact komt met open vuur. Voorkom kortsluiting van de metalen contactpunten. Stel de batterij niet bloot aan water of andere vloeistoffen. Laad de batterij uitsluitend op volgens de instructies in de productdocumentatie. Door misbruik of onoordeelkundig gebruik kan de batterij oververhit raken, waardoor er gassen of vonken uit de batterij of knoopcel kunnen komen. Als uw batterij beschadigd is of lekt, of zich op de polen materiaal heeft afgezet, moet u de batterij niet meer gebruiken en een nieuwe aanschaffen. Als batterijen lange tijd ongebruikt worden gelaten, kan de kwaliteit ervan teruglopen. Bij bepaalde oplaadbare batterijen (met name lithium-ionenbatterijen) kan het ongebruikt laten van de batterij in ontladen toestand leiden tot een verhoogde kans op kortsluiting, waardoor de levensduur van de batterij wordt verkort en er tevens een veiligheidsrisico ontstaat. Zorg dat oplaadbare lithium-ionenbatterijen niet helemaal ontladen raken en bewaar deze batterijen niet in ontladen toestand. Warmte en ventilatie van het product Computers produceren warmte als ze aan staan en als de batterijen worden opgeladen. Door hun compacte formaat kunnen notebookcomputers een aanzienlijke hoeveelheid hitte produceren. Neem daarom altijd de volgende elementaire voorzorgsmaatregelen: Belangrijke veiligheidsinformatie ix v Laat een notebookcomputer niet te lang op uw schoot staan als hij aan staat of als de batterij wordt opgeladen. Tijdens de normale werking produceert de computer enige warmte. Langdurig contact met uw lichaam of kleding kan ongemak en zelfs brandwonden veroorzaken. v Gebruik de computer niet en laad de batterijen niet op in de buurt van licht ontvlambare of explosieve materialen. v Ventilatieopeningen, ventilatoren en/of koelribben maken deel uit van het product omwille van de veiligheid, het comfort en een betrouwbare werking. Deze voorzieningen kunnen per ongeluk geblokkeerd raken als u het product op een bed, zitbank, vloerkleed of andere zachte ondergrond plaatst. Zorg ervoor dat deze voorzieningen nooit geblokkeerd, bedekt of uitgeschakeld raken. Het is aan te raden eens per drie maanden uw bureaucomputer te controleren op ophopingen van stof. Schakel de stroom uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u de controle start; verwijder alle stof dat zich in openingen in de frontplaat bevindt. Als u van buitenaf ziet dat er zich ergens binnenin de computer stof heeft verzameld, verwijder ook dat dan en vergeet niet om de inlaat van het koelelement, de sleuven in de voedingseenheid en de ventilatoren schoon te maken. Zet de computer altijd uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u de kap opent. Probeer te voorkomen dat uw computer wordt gebruikt in de buurt van plaatsen waar veel wordt gelopen. Mocht een dergelijke opstelling onvermijdelijk zijn, controleer dan vaker of de computer niet vuil is en maak de computer indien nodig vaker schoon. Neem voor uw eigen veiligheid en voor het in stand houden van optimale computerprestaties altijd de volgende elementaire voorzorgsmaatregelen voor uw desktopcomputer: v Houd de kap gesloten zolang de stekker in het stopcontact zit. v Controleer regelmatig of de buitenkant van de computer niet bestoft is. v Verwijder al het stof uit de ventilatiesleuven en -openingen in de frontplaat. Als de computer in een stoffige of drukke omgeving staat, kan het nodig zijn de computer vaker schoon te maken. v Blokkeer de luchttoevoer naar de ventilatieopeningen niet. v Plaats de computer niet in een kast of ander meubelstuk, want dit vergroot de kans dat de computer oververhit raakt. v De lucht die in de computer wordt gezogen, mag niet warmer zijn dan 35° C. v Gebruik geen luchtfilterapparatuur die niet voor desktops is bestemd. Gebruiksomgeving De optimale omgeving om uw computer in te gebruiken is een omgeving met een temperatuur van 10 tot 35°C en een relatieve vochtigheid van 35 tot 80%. Als uw computer is vervoerd of opgeslagen is geweest bij een temperatuur van minder dan 10°C, gebruik de koude computer dan niet meteen, maar geeft hem de tijd om langzaam op de optimale bedrijfstemperatuur van 10 top 35°C te komen. Onder bepaalde omstandigheden kan dit wel twee uur duren. Onder bepaalde omstandigheden kan dit wel twee uur duren. Laat u de computer niet goed op temperatuur komen, dan kan dit bij gebruik leiden tot onherstelbare schade. Plaats de computer indien mogelijk in een goed geventileerde, droge ruimte, uit de zon. Houd elektrische apparaten zoals ventilatoren, radio’s, zware luidsprekers, air conditioners en magnetrons uit de buurt van de computer, want het sterke magne- x Handboek voor de gebruiker tische veld dat door dergelijke apparaten wordt veroorzaakt, kan schade toebrengen aan het beeldscherm en aan de gegevens op de vaste schijf. Plaats nooit vloeistoffen op of naast de computer of de aangesloten apparatuur. Als er vloeistof op de computer of een aangesloten apparaat wordt gemorst, kan er kortsluiting ontstaan, met alle desastreuze gevolgen van dien. Blijf, als u aan het eten of roken bent, uit de buurt van het toetsenbord. Er kan namelijk schade ontstaan door kruimels die op het toetsenbord vallen. Veiligheidsvoorschriften voor de elektriciteit Gevaar Elektrische stroom van lichtnet-, telefoon- en communicatiekabels is gevaarlijk. Houd u ter voorkoming van een schok aan het volgende: v Om een elektrische schok te voorkomen, dient u de computer niet te gebruiken tijdens onweer. v Sluit tijdens onweer geen kabels aan en ontkoppel ze niet; voer ook geen installatie-, onderhouds- of configuratiewerkzaamheden aan dit product uit tijdens onweer. v Sluit alle netsnoeren aan op correct bedrade, geaarde stopcontacten. v Sluit ook het netsnoer van alle apparaten die op dit product worden aangesloten aan op een correct geaard stopcontact. v Gebruik indien mogelijk slechts één hand bij het aansluiten en loskoppelen van signaalkabels. v Zet een apparaat nooit aan als dit brand-, water- of structuurschade vertoont. v Ontkoppel alle netsnoeren, telecommunicatiesystemen, netwerken en modems voordat u de kap van het apparaat opent, tenzij de installatie- of configuratieinstructies expliciet anders voorschrijven. v Als u dit product of een aangesloten apparaat installeert, verplaatst of opent, houd u dan bij het aansluiten en loskoppelen van de kabels aan het volgende: Aansluiten: Ontkoppelen: 1. Zet alles UIT. 1. Zet alles UIT. 2. Sluit eerst alle kabels aan op de apparaten. 2. Haal eerst de stekker uit het stopcontact. 3. Sluit de signaalkabels aan. 3. Ontkoppel de signaalkabels. 4. Steek de stekker in het stopcontact. 4. Ontkoppel alle kabels en snoeren van de apparaten. 5. Zet het apparaat AAN. Kennisgeving lithiumbatterij Waarschuwing Als de batterij op onjuiste wijze wordt vervangen, bestaat er explosiegevaar. Belangrijke veiligheidsinformatie xi Vervang de lithium knoopbatterij alleen door hetzelfde type of door een gelijkwaardig type dat wordt aanbevolen door de fabrikant. De batterij bevat lithium en kan bij verkeerd gebruik exploderen. Houd u aan het volgende: v Gooi de batterij niet in water v Verwarm de batterij niet boven 100°C v Haal de batterij niet uit elkaar Gooi de batterij niet bij het huisvuil weg, maar behandel deze als klein chemisch afval. De volgende verklaring geldt voor gebruikers in de staat Californië, V.S.: Materiaal met perchloraat: Wees voorzichtig. Zie www.dtsc.ca.gov/hazardouswaste/perchlorate. Veiligheidsvoorschriften voor de modem Waarschuwing Gebruik alleen telefoonkabels van minimaal 0,13 mm (26 AWG) of dikker om het risico op brand zo klein mogelijk te houden. Neem ter voorkoming van brand, elektrische schokken of verwondingen bij het gebruik van telefonische apparatuur altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht: v Installeer geen telefoonbedrading tijdens onweer. v Installeer geen telefoonaansluitingen in natte ruimtes tenzij de aansluiting speciaal ontworpen is voor gebruik in natte ruimtes. v Raak geen telefoonkabels of -stekkers aan die niet geïsoleerd zijn. v Wees voorzichtig bij het installeren of doortrekken van telefoonlijnen. v Gebruik de telefoon niet tijdens onweer, tenzij u een draadloos model hebt. Er bestaat een kleine kans op een elektrische schok als gevolg van blikseminslag. v Geef gaslekken in de buurt van de telefoon niet telefonisch door. Verklaring van conformiteit met laserrichtlijnen Sommige personal computermodellen worden standaard geleverd met een CD- of DVD-station. CD- en DVD-stations zijn ook los als optie te verkrijgen. CD- en DVD-stations zijn laserproducten. Deze stations voldoen in de Verenigde Staten aan de eisen gesteld in de Department of Health and Human Services 21 Code of Federal Regulations (DHHS 21 CFR) Subchapter J voor laserproducten van Klasse 1. De stations voldoen aan de eisen gesteld in de International Electrotechnical Commission (IEC) 60825-1 en CENELEC EN 60 825-1 bedoeld voor laserproducten van klasse 1. Let bij het installeren van een CD- of DVD-station op het volgende. xii Handboek voor de gebruiker Waarschuwing Het wijzigen van instellingen of het uitvoeren van procedures anders dan hier is beschreven, kan leiden tot blootstelling aan gevaarlijke straling. Open de behuizing van het CD-station of DVD-station niet. Als u de behuizing van het CD- of DVD-station opent, kunt u worden blootgesteld aan gevaarlijke laserstraling. Het CD- of DVD-station bevat geen onderdelen die kunnen worden vervangen of onderhouden. Sommige CD- of DVD-stations bevatten een ingebouwde laserdiode van klasse 3A of 3B. Let op het volgende. Gevaar Laserstraling indien geopend. Kijk niet in de laserstraal en vermijd direct contact met de laserstraal. Kennisgeving voedingseenheid Verwijder nooit de kap van de voedingseenheid of van enig onderdeel dat is voorzien van het volgende label: Gevaarlijke spannings-, stroom- en voltageniveaus binnen componenten waarop dit label is bevestigd. Deze componenten bevatten geen onderdelen die kunnen worden vervangen of onderhouden. Als u vermoedt dat er met een van deze onderdelen een probleem is, neem dan contact op met een onderhoudstechnicus. Veilig omgaan met gegevens Verwijder onbekende bestanden niet en wijzig niet de naam van bestanden of directory’s die niet door u zijn gemaakt. Doet u dat wel, dan werkt uw computer daarna wellicht niet meer goed. Houd er rekening mee dat het gebruik van netwerkresources uw computer kwetsbaar kan maken voor computervirussen, hackers, spyware en andere kwaadwillige activiteiten die schade kunnen toebrengen aan uw computer, uw software en uw gegevens. Het is uw eigen verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat u adequaat bescherming regelt in de vorm van firewalls, antivirussoftware en antispywaresoftware, en dat u dergelijke software up-to-date houdt. Belangrijke veiligheidsinformatie xiii Reiniging en onderhoud Houd uw computer en uw werkplek schoon. Als u de computer wilt schoonmaken, sluit de computer dan eerst af en haal de stekker uit het stopcontact. Spuit reinigingsmiddelen of andere vloeistoffen nooit rechtstreeks op de computer en maak de computer nooit schoon met reinigingsmiddelen die brandbare stoffen bevatten. Doe het reinigingsmiddel op een zachte doek en maak daarmee de buitenkant van de computer schoon. Aanvullende veiligheidsvoorschriften Plastic zakken kunnen gevaarlijk zijn. Houd plastic zakken uit de buurt van baby’s en kinderen om de kans op verstikking te voorkomen. xiv Handboek voor de gebruiker Kennismaking In dit Handboek voor de gebruiker vindt u de volgende informatie: v Hoofdstuk 1, “Uw werkplek inrichten”, op pagina 1 geeft informatie over het optimaal opstellen van uw computer en over verlichtingsbronnen, luchtcirculatie en stopcontacten. v Hoofdstuk 2, “De computer installeren”, op pagina 3 bevat informatie over het installeren van de computer, de software en het besturingssysteem. v Hoofdstuk 3, “Opties installeren”, op pagina 11 geeft informatie over de voorzieningen en opties die voor de computer beschikbaar zijn. v In Hoofdstuk 4, “Software herstellen”, op pagina 39 vindt u instructies voor het werken met het programma ThinkVantage® Rescue and Recovery™ en het maken van herstelschijven, het maken van backups, het herstellen van software en het terugzetten van de hele inhoud van de vaste schijf. v In Hoofdstuk 5, “Het programma Setup Utility gebruiken”, op pagina 47 vindt u instructies voor het bekijken en wijzigen van de configuratie-instellingen van de computer. v In Hoofdstuk 6, “Systeemprogramma’s bijwerken”, op pagina 51 vindt u informatie over het bijwerken van de POST/BIOS en het herstellen van de fouten die hierbij kunnen optreden. v Hoofdstuk 7, “Diagnose en probleemoplossing”, op pagina 53 bevat informatie over het oplossen van problemen en het werken met diagnoseprogramma’s. v In Hoofdstuk 8, “Informatie, hulp en service”, op pagina 61 vindt u informatie over een groot aantal handige informatiebronnen die bij Lenovo verkrijgbaar zijn. v In Bijlage A, “Handmatige modemopdrachten”, op pagina 65 vindt u opdrachten voor het handmatig programmeren van de modem. v Bijlage B, “Kennisgevingen”, op pagina 73 bevat kennisgevingen en informatie over handelsmerken. © Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. xv xvi Handboek voor de gebruiker Hoofdstuk 1. Uw werkplek inrichten U haalt het meeste uit uw computer als u zowel de apparatuur als de werkplek afstemt op uw behoeften en op het soort werk dat u doet. Comfort is natuurlijk van groot belang, maar bij het inrichten van uw werkplek moet u ook letten op praktische zaken als lichtbronnen, luchtcirculatie en de plaats van de stopcontacten. Comfort Hoewel er niet één werkhouding bestaat die ideaal is voor iedereen, kunt u met behulp van de volgende richtlijnen een houding vinden die voor u geschikt is. Als u lange tijd in dezelfde houding zit, kan dit vermoeidheid veroorzaken. Een goede stoel kan een groot verschil uitmaken. De rugleuning en de zitting moeten onafhankelijk van elkaar kunnen worden ingesteld en moeten goed steun bieden. De zitting moet een gebogen voorkant hebben om de druk op de bovenbenen te verminderen. Stel de zitting zo in, dat uw bovenbenen evenwijdig aan de vloer zijn en uw voeten plat op de vloer of op een voetsteun staan. Als u met het toetsenbord werkt, moet u uw onderarmen in een horizontale houding en uw polsen in een neutrale, gemakkelijke stand houden. Probeer het toetsenbord met een lichte aanslag te bedienen en houd uw handen en vingers ontspannen. U kunt het toetsenbord in de meest comfortabele stand zetten door de toetsenbordsteunen te verstellen. Stel het beeldscherm zo op dat de bovenkant van het scherm zich op ooghoogte bevindt, of iets lager. Plaats het beeldscherm op een prettige afstand (gewoonlijk is dit 50 tot 60 cm) en plaats het zodanig dat u kunt kijken zonder uw lichaam te hoeven verdraaien. Plaats ook andere apparatuur die u veel gebruikt, zoals de telefoon en de muis, zo dat u er gemakkelijk bij kunt. Reflectie en verlichting Stel het beeldscherm zo op dat u zo min mogelijk last hebt van schittering en weerkaatsing van lampen, ramen en andere lichtbronnen. Zelfs licht dat wordt weerkaatst door glimmende oppervlakken kan hinderlijke reflecties op uw beeldscherm veroorzaken. Zet het beeldscherm indien mogelijk zo neer dat het loodrecht op de ramen en andere lichtbronnen staat. Verminder indien nodig de bovenverlichting door lampen te dimmen of door minder sterke lampen te gebruiken. Als u het beeldscherm in de buurt van een raam neerzet, scherm het zonlicht dan af met gordijnen of een zonnescherm. Wellicht moet u de helderheid en het con© Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. 1 trast van het beeldscherm in de loop van de dag enkele malen anders instellen. De verlichting is immers niet de hele dag constant. Wanneer het niet mogelijk is om reflecties te vermijden of de verlichting aan te passen, kan een anti-reflectiescherm uitkomst bieden. Een dergelijk scherm kan de duidelijkheid van het beeld echter verminderen. Het is daarom beter om er pas een te gebruiken wanneer geen van de andere mogelijkheden soelaas biedt. Een stoflaag verergert de problemen die door reflectie worden veroorzaakt. Vergeet niet uw beeldscherm regelmatig schoon te maken met een zachte, vochtige doek en een vloeibare, niet-schurende glasreiniger. Luchtcirculatie De computer en het beeldscherm produceren warmte. In de computer zit een ventilator die frisse lucht naar binnen zuigt en warme lucht naar buiten blaast. De warme lucht van het beeldscherm ontsnapt automatisch via ventilatiespleten. Wanneer de ventilatiespleten geblokkeerd zijn, kan er oververhitting ontstaan. Dit kan storingen of beschadigingen tot gevolg hebben. Plaats de computer en het beeldscherm zodanig dat de ventilatiespleten niet worden geblokkeerd; 5 cm ventilatieruimte is over het algemeen voldoende. Zorg er ook voor dat de lucht niet naar iemand anders wordt geblazen. Stopcontacten en kabellengte De plaats van stopcontacten en de lengte van de netsnoeren en kabels van de printer en andere apparaten kunnen van invloed zijn op de uiteindelijke opstelling van de computer. Denk bij het opstellen van de computer aan het volgende: v Vermijd het gebruik van verlengsnoeren. Sluit het netsnoer van de computer indien mogelijk direct op een stopcontact aan. v Houd netsnoeren en kabels uit de buurt van looppaden en andere plaatsen waar mensen er over kunnen struikelen of tegenaan kunnen lopen. Meer informatie over netsnoeren vindt u in “Netsnoeren en voedingsadapters” op pagina viii in dit boekje en in de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie. 2 Handboek voor de gebruiker Hoofdstuk 2. De computer installeren Controleer voordat u begint of u de computer wel installeert in de best mogelijke werkruimte, een ruimte die voldoet aan uw wensen en geschikt is voor het soort werk dat u doet. Lees voor meer informatie Hoofdstuk 1, “Uw werkplek inrichten”, op pagina 1. Opmerking: Lees “Belangrijke veiligheidsinformatie” op pagina v voordat u uw computer gaat installeren. De voorzorgsmaatregelen en richtlijnen zorgen dat u veilig kunt werken. De computer aansluiten Lees de volgende informatie voordat u begint met het aansluiten van de computer. Zoek de kleine pictogrammen bij de aansluitingen aan de achterkant van de computer. Als de kabels en het aansluitpaneel van de computer aansluitingen met een kleurcodering hebben, sluit de kabels dan aan op aansluitingen met dezelfde kleur. Koppel bijvoorbeeld een kabel met een blauw uiteinde aan een blauwe aansluiting, een rode kabel aan een rode aansluiting enz. Opmerking: Mogelijk heeft uw computer niet alle aansluitingen die in dit gedeelte worden beschreven; dit is afhankelijk van het specifieke model. 115 1. Controleer de stand van de voltage-keuzeschakelaar aan de achterkant van de computer. Zet de schakelaar zo nodig om met een balpen. v Als het lichtnet een spanning heeft tussen 100–127 V AC, zet de schakelaar dan op 115 V. v Bij een netspanning tussen 200–240 V AC moet de schakelaar op 230 V staan. 2. De kabel van het toetsenbord kan een standaard toetsenbordaansluiting1 hebben of een USB-aansluiting (Universal Serial Bus)2. Sluit de kabel aan op de juiste toetsenbordaansluiting. © Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. 3 Opmerking: Sommige modellen hebben een toetsenbord met een vingerafdruklezer. Nadat u uw computer hebt geïnstalleerd en aangezet, kunt u in het online Help-systeem Access Help meer informatie vinden over de vingerafdruklezer. Instructies voor het openen van dit online Help-systeem vindt u in “Access Help” op pagina 62. 3. De kabel van de muis kan een standaard muisaansluiting 1 hebben of een USB-aansluiting (Universal Serial Bus) 2. Sluit de kabel aan op de juiste muisaansluiting op de computer. 4. Verbind de kabel van het beeldscherm met de beeldschermaansluiting op de computer. v Als u een standaard VGA-beeldscherm (Video Graphics Array) hebt, sluit u de kabel aan zoals hieronder afgebeeld. Opmerking: Als uw model beschikt over twee beeldschermaansluitingen, gebruik dan de aansluiting voor de AGP-adapter (accelerated graphics port). v Als u een DVI-beeldscherm (digital video interface) hebt, sluit u de kabel aan zoals hieronder afgebeeld. 4 Handboek voor de gebruiker Opmerking: In de computer moet een adapter zijn geïnstalleerd die het DVI-beeldscherm ondersteunt. 5. Als u een modem hebt, sluit die dan als volgt aan: E ON PH E ON PH E ON PH LINE PH E LIN ON E LIN LIN 1 2 3 E E In de afbeelding ziet u de twee aansluitingen aan de achterkant van de computer die nodig zijn om de modem aan te sluiten. In landen (zoals Nederland en België) waar een telefoonaansluiting van het type RJ-11 wordt gebruikt, sluit u het ene eind van de telefoonkabel aan op de telefoon en het andere eind op de telefoonaansluiting aan de achterkant van de computer. Sluit het ene eind van de modemkabel aan op de modemaansluiting aan de achterkant van de computer en het andere eind op de telefoonaansluiting in de muur. Als u geen RJ-11-aansluiting gebruikt, is er een splitter of een converter nodig om de kabels te verbinden met de telefoonaansluiting in de muur, zoals boven in de afbeelding is te zien. Ook kunt u de splitter of converter gebruiken zonder telefoon, zoals onder in de afbeelding is te zien. 6. Audioapparaten worden als volgt gekoppeld. Zie voor meer informatie over luidsprekers de stappen 7 en 8 op pagina 6. Hoofdstuk 2. De computer installeren 5 1 Audiolijningang 2 Audiolijnuitgang 3 Microfoon 4 Hoofdtelefoon Hier komen de audiosignalen binnen van een extern audioapparaat, zoals een stereo-set. Via deze aansluiting gaan audiosignalen van de computer naar externe apparaten, zoals actieve stereo-luidsprekers. Door deze aansluiting kunt u een microfoon met de computer verbinden voor het opnemen van geluid of het gebruik van spraakherkenningssoftware. Dit is de aansluiting om een hoofdtelefoon op de computer aan te sluiten als u naar muziek of andere geluiden wilt luisteren zonder anderen te storen. Deze aansluiting kan ook aan de voorkant van de computer zitten. 7. Als u actieve luidsprekers met een AC-adapter gebruikt, gaat u als volgt te werk. a. Sluit zo nodig de kabel tussen de luidsprekers aan. Bij sommige luidsprekers kan deze kabel niet worden losgemaakt. b. Verbind de kabel van de AC-adapter met de luidspreker. c. Sluit de luidsprekers op de computer aan. d. Verbind de AC-adapter met het lichtnet. 8. Als u passieve luidsprekers zonder AC-adapter gebruikt, doet u het volgende. a. Sluit zo nodig de kabel tussen de luidsprekers aan. Bij sommige luidsprekers kan deze kabel niet worden losgemaakt. b. Sluit de luidsprekers op de computer aan. 9. Sluit de overige apparaten aan die u hebt. Mogelijk zijn op uw computer niet alle afgebeelde aansluitingen aanwezig. 6 Handboek voor de gebruiker 1394 1394 1 USB 2 Serieel 3 S-video 4 Parallel 5 Ethernet 6 MIDI/joystick 7 IEEE 1394 Gebruik deze aansluiting om een USB-apparaat aan te sluiten, bijvoorbeeld een muis, scanner, printer of organizer. Hierop kunt u een externe modem, een seriële printer of andere apparaten aansluiten die een 9-pens seriële stekker hebben. Sluit hierop een televisie aan met S-Video-aansluiting. Sommige van de betere videokaarten hebben deze aansluiting. Hierop kunt u een parallelle printer aansluiten of een ander apparaat dat gebruik maakt van een 25-pens parallelle verbinding. Met deze aansluiting kunt u de computer aansluiten op een LAN (local area network) van het type Ethernet, of op een kabelmodem. Belangrijk: Om bij aansluiting op een Ethernet-netwerk de computer te laten voldoen aan de FCC-richtlijnen, dient u een Ethernet-kabel van categorie 5 te gebruiken. Hierop kunt u een joystick, gamepad of MIDI-apparaat (musical instrument digital interface) zoals een keyboard aansluiten. Deze aansluiting wordt ook wel Firewire genoemd omdat de gegevensoverdracht hier bijzonder snel gaat. Er zijn twee soorten IEEE 1394-aansluitingen: 4-pens en 6-pens. IEEE 1394 biedt een koppeling met verschillende soorten consumentenelektronica, zoals digitale audioapparatuur en scanners. 10. Sluit de netsnoeren aan op stopcontacten met deugdelijke randaarde. Opmerking: Meer informatie over aansluitingen vindt u in Access Help, het online Help-systeem. Instructies voor het openen van dit online Help-systeem vindt u in “Access Help” op pagina 62. Hoofdstuk 2. De computer installeren 7 De computer aanzetten Zet eerst het beeldscherm en de andere externe apparaten aan en dan pas de computer. Nadat de zelftest bij het opstarten is voltooid, wordt het venster met het logo gesloten. Als er op uw computer vooraf software is geïnstalleerd, wordt het installatieprogramma van de software gestart. Als er tijdens het opstarten problemen optreden, raadpleegt u Hoofdstuk 7, “Diagnose en probleemoplossing”, op pagina 53. Aanvullende Help-informatie vindt u in Hoofdstuk 8, “Informatie, hulp en service”, op pagina 61. Tijdens de garantieperiode kunt u voor telefonische hulp en informatie terecht bij het Customer Support Center. In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een wereldwijde lijst van telefoonnummers voor Service en Ondersteuning. De installatie van de software voltooien Belangrijk Lees de licentieovereenkomsten zorgvuldig voordat u programma’s installeert op deze computer. Deze overeenkomsten gaan nader in op uw rechten, verplichtingen en garanties ten aanzien van de software op deze computer. Door deze programma’s te gebruiken gaat u akkoord met de voorwaarden in deze overeenkomsten. Als u de overeenkomsten niet accepteert, gebruik de programma’s dan ook niet. Breng in plaats daarvan de hele computer terug tegen volledige terugbetaling van het aankoopbedrag. Nadat u de computer voor de eerste keer hebt opgestart, volgt u de aanwijzingen op het scherm om de installatie van de software te voltooien. Als u de installatie van de software niet voltooit bij het eerste gebruik van de computer, kunnen er onvoorspelbare resultaten optreden. Als de installatie is voltooid, kunt u meer informatie over de computer vinden in Access Help, het online Help-systeem. Instructies voor het openen van dit online Help-systeem vindt u in “Access Help” op pagina 62. Opmerking: Op sommige modellen is vooraf een meertalige versie van het besturingssysteem Microsoft Windows geïnstalleerd. Als er op uw computer een meertalige versie aanwezig is, wordt u tijdens de eerste installatieprocedure gevraagd om de gewenste taal te selecteren. Na installatie kunt u de taalversie desgewenst wijzigen vanuit het Windows Configuratiescherm. Belangrijk om te doen U kunt later tijd en moeite besparen door na het installeren van de computer het volgende te doen: v Maak een image van de diagnose-CD, maak diagnosediskettes of maak noodherstelmedia. Diagnoseprogramma’s worden gebruikt voor het testen van de hardwarecomponenten van de computer en voor het melden van door het besturingssysteem gecontroleerde instellingen die hardwarestoringen kunnen veroorzaken. Als u een diagnose-CD, diagnosediskettes of noodherstelmedia klaar hebt liggen, bent u er zeker van dat u het diagnoseprogramma kunt 8 Handboek voor de gebruiker gebruiken als het werkgebied van Rescue and Recovery ontoegankelijk wordt. Meer informatie vindt u in “PC-Doctor voor DOS” op pagina 55 of “PC-Doctor voor Windows PE” op pagina 57. v Noteer het type, model en serienummer van de computer. Als u service of technische ondersteuning nodig hebt, zal u hiernaar worden gevraagd. Meer informatie vindt u in de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie. Updates van het besturingssysteem installeren Microsoft stelt updates voor diverse besturingssystemen beschikbaar via de website Microsoft Windows Update. De website stelt automatisch vast welke updates van Windows er beschikbaar zijn voor uw specifieke computer en geeft een overzicht van die updates. Onder deze updates vallen beveiligingsfixes, nieuwe versies van Windows-componenten (bijvoorbeeld de mediaspeler), fixes voor andere onderdelen van het besturingssysteem, en verbeteringen. Meer informatie over het updaten van het besturingssysteem vindt u in Access Help, het online Help-systeem. Instructies voor het openen van dit online Helpsysteem vindt u in “Access Help” op pagina 62. Andere besturingssystemen installeren Als u zelf een besturingssysteem installeert, volgt u de aanwijzingen op de CD’s of diskettes van het besturingssysteem. Vergeet niet alle stuurprogramma’s te installeren na installatie van het besturingssysteem. Instructies voor installatie worden meestal met de stuurprogramma’s meegeleverd. Updates van de antivirussoftware installeren Op uw computer is antivirussoftware geïnstalleerd, voor het detecteren en elimineren van virussen. Lenovo heeft een volledige versie van de antivirussoftware op uw vaste schijf geplaatst en biedt u een gratis abonnement voor 90 dagen aan. Na die 90 dagen moet u zelf zorgen dat er nieuwe virusdefinities worden opgehaald. Meer informatie over het updaten van de antivirussoftware vindt u in Access Help, het online Help-systeem. Instructies voor het openen van dit online Help-systeem vindt u in “Access Help” op pagina 62. De computer afsluiten Volg altijd de correcte afsluitprocedure van het besturingssysteem als u de computer wilt uitzetten. Zo voorkomt u dat er gegevens verloren gaan of programma’s beschadigd raken. Om het besturingssysteem Microsoft Windows af te sluiten, opent u het menu Start op het bureaublad en klikt u op Afsluiten. Selecteer Afsluiten in het keuzemenu en klik op OK. Hoofdstuk 2. De computer installeren 9 10 Handboek voor de gebruiker Hoofdstuk 3. Opties installeren Dit hoofdstuk bevat een inleiding over de functies en opties die beschikbaar zijn voor uw computer. De mogelijkheden van uw computer zijn gemakkelijk uit te breiden. U kunt geheugen, stations en adapterkaarten toevoegen. Raadpleeg bij het installeren van een optie zowel deze instructies als de instructies die bij de optie zijn geleverd. Opmerking: Gebruik alleen onderdelen die door Lenovo zijn verstrekt. Belangrijk Lees voordat u een optie installeert of verwijdert eerst “Belangrijke veiligheidsinformatie” op pagina v. Deze voorzorgsmaatregelen en richtlijnen zorgen dat u veilig kunt werken. Kenmerken In dit gedeelte vindt u een overzicht van de voorzieningen en de vooraf geïnstalleerde software. Systeeminformatie De volgende informatie is van toepassing op een aantal modellen. Informatie voor uw specifieke model vindt u in het programma Setup Utility. Zie Hoofdstuk 5, “Het programma Setup Utility gebruiken”, op pagina 47. Microprocessor (verschilt per model) v Intel® Pentium® D-processor © Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. 11 v v v v v v Intel Pentium 4-processor met HyperThreading Technology Intel Pentium 4 processor Intel Celeron® D processor AMD Athlon 64 AMD Sempron Interne cache (grootte verschilt per modeltype) Geheugen v Ondersteuning voor twee DDR2 (double data rate 2) DIMM’s (dual inline memory modules) v 512 KB flashgeheugen voor systeemprogramma’s Interne stations v 3,5-inch plat 1,44 MB diskettestation v SATA (Serial Advanced Technology Attachment) intern vaste-schijfstation v Optische-schijfstation (niet alle modellen) Videosubsysteem Aansluiting voor PCI Express x16 Graphics-kaart op de systeemplaat Audiosubsysteem v High Definition ADI 1986 Audio Codec v Aansluitingen voor microfoon en hoofdtelefoon op het voorpaneel v Lijningang, lijnuitgang en microfoonaansluiting op het achterpaneel v Interne mono-luidspreker (bepaalde modellen) Communicatiemogelijkheden v 10/100 Mbps geïntegreerde Ethernet-controller met ondersteuning van de voorziening Wake on LAN® (bepaalde modellen) v 10/100/1000 Mbps geïntegreerde Ethernet-controller (bepaalde modellen) v PCI V.90 Data/Fax-modem (bepaalde modellen) Voorzieningen voor systeembeheer v RPL (Remote Program Load) en DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) v Wake on LAN v Wake on Ring (in Setup Utility heet dit Serial Port Ring Detect) v Beheer op afstand v Opstartvolgorde bij automatisch opstarten v System Management (SM) BIOS en software v Mogelijkheid tot het opslaan van de resultaten van de zelftest bij opstarten (power-on self-test, POST) Input/output-voorzieningen v 25-pens ECP/EPP-aansluitingen v 9-pens seriële poort v Zes 4-pens, USB-poorten (twee aan de voorkant en vier aan de achterkant) v Muisaansluiting (standaard) v Toetsenbordaansluiting (standaard) 12 Handboek voor de gebruiker v Ethernet-aansluiting v VGA-beeldschermaansluiting v Audio-aansluitingen (zie Audiosubsysteem) Uitbreidingsmogelijkheden v Vier stationscompartimenten v Twee standaard PCI-adapteraansluitingen v Eén aansluiting voor een PCI Express x1-kaart v Eén aansluiting voor een PCI Express x16 grafisch kaart (bepaalde modellen) Voeding v 250 Watt voedingseenheid met handmatige voltageschakelaar (bepaalde modellen) v 280 Watt voedingseenheid met handmatige voltageschakelaar (bepaalde modellen) v 310 Watt voedingseenheid met handmatige voltageschakelaar (bepaalde modellen) v Automatische instelling invoerfrequentie (50/60 Hz) v ACPI (Advanced Configuration and Power Interface) Beveiligingsvoorzieningen v Toetsenbord met vingerafdruklezer (bepaalde modellen; zie het programma ThinkVantage Productivity Center voor meer informatie) v Systeemwachtwoord en configuratiewachtwoord voor toegang tot BIOS v Ondersteuning voor het installeren van een geïntegreerd kabelslot (Kensingtonslot) om de kap te vergrendelen v Mogelijkheid voor gebruik van een hangslot om de kap te beveiligen v Instelbare opstartvolgorde v Opstarten zonder diskettestation, toetsenbord of muis v Onbewaakte opstartprocedure v Diskette- en vaste-schijfstationbesturing v I/O-besturing van seriële en parallelle poort v Beveiligingsprofielen per apparaat Vooraf geïnstalleerde software De computer kan met vooraf geïnstalleerde software worden geleverd. Als dit het geval is, bestaat deze uit het besturingssysteem, stuurprogramma’s voor de ingebouwde voorzieningen en overige ondersteunende software. Besturingssystemen, vooraf geïnstalleerd (varieert per model) Opmerking: Deze besturingssystemen zijn niet in alle landen beschikbaar. v MicrosoftWindows XP Home v Microsoft Windows XP Professional v Microsoft Windows Vista™ Besturingssystemen gecertificeerd of getest op compatibiliteit1 1. De besturingssystemen die hier worden weergegeven, zijn gecertificeerd of getest op compatibiliteit op het moment dat deze publicatie wordt gedrukt. Ook kan Lenovo na het verschijnen van dit boekje concluderen dat er nog meer besturingssystemen Hoofdstuk 3. Opties installeren 13 v Microsoft Windows 2000 v Linux® Specificaties In dit gedeelte vindt u de fysieke specificaties van uw computer. Afmetingen Hoogte: 400 mm Breedte: 175 mm Diepte: 432 mm Gewicht Minimumconfiguratie: 8,17 kg Maximumconfiguratie: 10,21 kg Omgevingsvoorwaarden Luchttemperatuur: Systeem aan: 10°C tot 35°C Systeem uit: 10°C tot 60°C Maximumhoogte: 914 m Opmerking: De maximumhoogte van 914 m is de maximumhoogte waarbij de opgegeven luchttemperatuur van toepassing is. Wanneer deze hoogte wordt overschreden, zal de luchttemperatuur lager zijn dan de opgegeven temperatuur. Luchtvochtigheid: Systeem aan: 10% tot 80% Systeem uit: 10% tot 90% Elektrische invoer Invoerspanning: Laag: Minimum: 100 V wisselstroom Maximum: 127 V wisselstroom Invoerfrequentie: 50/60 Hz Instelling voltageschakelaar: 115 V Hoog: Minimum: 200 V wisselstroom Maximum: 240 V wisselstroom Invoerfrequentie: 50/60 Hz Instelling voltageschakelaar: 230 V Opgenomen vermogen (bij benadering): Minimumconfiguratie bij levering: 0,10 kWatt Maximumconfiguratie: 0,31 kWatt compatibel zijn met deze computer. Deze lijst is onderhevig aan wijzigingen. Om na te gaan of een bepaald besturingssysteem is gecertificeerd voor of getest op compatibiliteit kunt u de website van de fabrikant van dat besturingssysteem raadplegen. 14 Handboek voor de gebruiker Beschikbare opties Enkele beschikbare opties: v Externe opties – Parallelle apparaten, zoals printers en externe stations – Seriële apparaten, zoals externe modems en digitale camera’s – Audioapparatuur, zoals externe luidsprekers voor het geluidssysteem – USB-apparaten, zoals printers, joysticks en scanners – Beveiliging, bijvoorbeeld een hangslot – Beeldschermen v Interneopties – Systeem geheugen, ook DIMM’s (dual in-line memory modules) genoemd – PCI-adapters – PCI Express x1-adapter – PCI Express x16-adapter (bepaalde modellen) – Interne stations, zoals: - Optische stations, zoals CD- en DVD-stations - Vaste schijf - Diskettestations en andere stations voor verwisselbare media Voor de meest recente informatie over beschikbare opties kunt u terecht op de Lenovo-website op http://www.lenovo.com/ of bij uw dealer of vertegenwoordiger. Benodigd gereedschap Als u bepaalde opties in de computer wilt installeren, hebt u een schroevendraaier nodig. Bij een aantal opties is er voor het installeren ook nog ander gereedschap vereist. Raadpleeg de instructies bij de optie. Hoofdstuk 3. Opties installeren 15 Werken met apparaten die gevoelig zijn voor statische elektriciteit Statische elektriciteit is ongevaarlijk voor uzelf, maar kan de computeronderdelen en de opties zwaar beschadigen. Als u een optie installeert, maak de antistatische verpakking ervan dan nooit open voordat de installatieaanwijzingen u hiertoe opdracht geven. Neem bij het omgaan met opties en computeronderdelen de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om schade door statische elektriciteit te voorkomen: v Beweeg zo min mogelijk. Door wrijving kan er statische elektriciteit ontstaan. v Ga voorzichtig met de onderdelen om. Pak adapterkaarten en geheugenmodules bij de randen vast. Raak nooit onbeschermde elektronische componenten aan. v Zorg dat ook anderen de componenten niet aanraken. v Wanneer u een nieuwe optie installeert, houd dan de antistatische verpakking met de optie minstens 2 seconden tegen een metalen afdekplaatje van een uitbreidingssleuf of een ander ongeverfd metalen oppervlak op de computer. Hiermee vermindert u de statische lading van de verpakking en van uw lichaam. v Installeer zo mogelijk de optie direct in de computer zonder hem eerst neer te leggen. Als u de optie neer moet leggen nadat u deze uit de verpakking hebt gehaald, leg deze dan op de antistatische verpakking op een vlakke ondergrond. v Leg de optie niet op de kap van de computer of op een metalen oppervlak. Externe opties installeren In dit gedeelte worden de externe aansluitingen van de computer beschreven. Hierop kunt u externe opties aansluiten, zoals externe luidsprekers, een printer of een scanner. Voor bepaalde externe apparaten moet u aanvullende software installeren. Als u een extern apparaat installeert, kunt u in dit gedeelte zien welke aansluiting u moet gebruiken. Met behulp van de instructies die bij het externe apparaat zijn geleverd, kunt u dat apparaat vervolgens aansluiten en de vereiste software of stuurprogramma’s installeren. 16 Handboek voor de gebruiker De plaats van aansluitingen aan de voorkant In onderstaande afbeelding ziet u waar de aansluitingen zich aan de voorkant van de computer bevinden. 1 2 USB-poort Hoofdtelefoonaansluiting 3 4 Microfoonaansluiting USB-poort Hoofdstuk 3. Opties installeren 17 De plaats van aansluitingen aan de achterkant In onderstaande afbeelding ziet u waar de aansluitingen zich aan de achterkant van de computer bevinden. 1 2 3 4 10 11 12 13 Ethernet-aansluiting USB-poorten (2) Microfoonaansluiting Audiolijnuitgang 14 Audiolijningang 6 Diagnoselampje netvoeding Voltageschakelaar Voedingsaansluiting Aansluiting voor standaard muis Toetsenbordaansluiting (standaard) Seriële poort 15 7 Parallelle poort 16 8 9 VGA-beeldschermaansluiting USB-poorten (2) 17 Aansluiting voor PCI Express x1-kaart of PCI Express x16 Graphics-kaart Aansluiting voor PCI Express x1-kaart of PCI Express x16 Graphics-kaart Aansluiting PCI-adapter 5 Opmerking: Sommige aansluitingen op de achterkant van de computer zijn voorzien van een kleurcode. Dit vergemakkelijkt de aansluiting van de kabels. 18 Handboek voor de gebruiker Aansluiting Beschrijving Muisaansluiting Hierop kunt u een muis, trackball of ander aanwijsapparaat aansluiten dat een standaard-muisaansluiting heeft. Toetsenbordaansluiting Hierop kunt u een toetsenbord aansluiten dat een standaardtoetsenbordaansluiting heeft. Seriële poort Hierop sluit u een externe modem, een seriële printer of een ander apparaat aan dat gebruikmaakt van een 9-pens seriële poort. Parallelle poort Wordt gebruikt voor het aansluiten van een parallelle printer, een parallelle scanner of een ander apparaat dat gebruik maakt van een 25-pens parallelle poort. USB-aansluitingen Hierop kunt u een USB-apparaat, zoals een USB-scanner of USB-printer aansluiten. Als u meer dan zes USB-apparaten hebt, kunt u een USB-hub kopen, die u kunt gebruiken om extra USB-apparaten op aan te sluiten. Ethernet-aansluiting Hierop kunt u een Ethernet-kabel voor een LAN (local area network) aansluiten. Opmerking: Om de computer te laten voldoen aan de FCCrichtlijnen (Klasse B), dient u een Ethernet-kabel van categorie 5 te gebruiken. Microfoonaansluiting Hier kunt u een microfoon aansluiten op de computer. Deze is vereist als u geluid wilt opnemen, bijvoorbeeld bij het werken met spraakherkenningssoftware. Audiolijnuitgang Via deze uitgang worden audiosignalen van de computer verzonden naar externe apparaten, zoals actieve stereo luidsprekers (luidsprekers met ingebouwde versterker), hoofdtelefoons, multimediatoetsenborden of de audiolijningang van een stereoinstallatie of een ander extern opnameapparaat. Audiolijningang Hier komen de audiosignalen binnen van een extern audioapparaat, zoals een stereo-set. Als u een extern audioapparaat aansluit, sluit u een kabel aan tussen de uitgang voor audiosignalen van het apparaat en de ingang voor audiosignalen van de computer. Stuurprogramma’s ophalen U kunt stuurprogramma’s voor besturingssystemen die niet vooraf geïnstalleerd zijn, vinden op http://www.lenovo.com/support/ op Internet. Installatie-instructies vindt u in de README-bestanden van de stuurprogramma’s. Hoofdstuk 3. Opties installeren 19 De kap verwijderen Belangrijk Lees voordat u de kap van de computer verwijdert “Belangrijke veiligheidsinformatie” op pagina v en “Werken met apparaten die gevoelig zijn voor statische elektriciteit” op pagina 16. U verwijdert de kap als volgt: 1. Verwijder alle media (diskettes, CD’s, of tapes) uit de stations, sluit uw besturingssysteem af, schakel alle aangesloten apparatuur uit en zet de computer uit. 2. Haal alle stekkers uit het stopcontact. 3. Ontkoppel alle kabels die op de computer zijn aangesloten. Dit geldt voor netsnoeren, I/O-kabels en alle andere op de computer aangesloten kabels. 4. Verwijder eventueel aanwezige sloten waarmee de kap van de computer kan worden afgesloten. 5. Als de kap is vastgezet met handschroeven, verwijder die dan. 6. Druk op de ontgrendelknop aan de zijkant van de kap en schuif de kap naar achteren. 20 Handboek voor de gebruiker De plaats van componenten In onderstaande afbeelding kunt u zien waar de verschillende componenten zich bevinden. 1 2 3 Ventilator en koelelement van processor Geheugenmodules PCI-adapterkaart 4 5 6 Aansluitingen voor PCI-Express- en PCI-adapters Systeemventilator Voedingseenheid Hoofdstuk 3. Opties installeren 21 Onderdelen van de systeemplaat De systeemplaat, ook wel het moederbord genoemd, is de hoofdprintplaat in de computer. De systeemplaat zorgt voor de uitvoering van alle basisfuncties en ondersteunt daarnaast een verscheidenheid aan apparaten. De systeemplaat zorgt voor de uitvoering van alle basisfuncties en ondersteunt daarnaast een verscheidenheid aan apparaten. Dit geldt zowel voor apparaten die vooraf in de fabriek zijn geïnstalleerd als voor apparaten die u op een later tijdstip zelf installeert. In de onderstaande afbeelding ziet u de plaats van de onderdelen op de systeemplaat van bepaalde modellen. 1 22 12 Aansluiting voorpaneel 2 3 4 5 6 7 8 Ventilatoraansluiting voor microprocessor Microprocessor en koelelement Geheugenaansluiting 1 Geheugenaansluiting 2 CMOS wis/herstel-jumper Voedingsaansluiting Aansluiting voor diskettestation IDE-aansluiting 1 13 14 15 16 17 18 19 9 IDE-aansluiting 2 20 10 11 Batterij Voedingsaansluiting ventilator 21 22 SATA IDE-aansluiting (2) USB-poorten op voorpaneel (2) SATA IDE-aansluiting (2) Aansluitingen voor PCI-kaarten Audioaansluiting voorpaneel CD-IN-aansluiting Aansluiting voor PCI Express x16 grafische kaart Aansluiting voor een PCI Express x1-kaart Aansluiting voor systeemventilator 12v-voedingsaansluiting Handboek voor de gebruiker In de onderstaande afbeelding ziet u de plaats van de onderdelen op de systeemplaat van bepaalde modellen. 1 2 12 13 USB-poorten vooraan (2) Seriële poort (COM) 3 4 5 6 Microprocessor en koelelement Ventilatoraansluiting voor microprocessor Geheugenaansluiting 1 Geheugenaansluiting 2 Voedingsaansluiting Diskettestationaansluiting 14 15 16 17 7 8 IDE-aansluiting SATA IDE-aansluiting (2) 18 19 9 10 11 Voedingsaansluiting ventilator Aansluiting voorpaneel CMOS wis/herstel-jumper 20 21 Audioaansluiting voorpaneel CD-IN-aansluiting Aansluitingen voor PCI-kaarten (2) Aansluiting voor PCI Express x1-kaart Batterij Aansluiting voor PCI Express x16 grafische kaart Aansluiting voor systeemventilator 12v-voedingsaansluiting Hoofdstuk 3. Opties installeren 23 In de onderstaande afbeelding ziet u de plaats van de onderdelen op de systeemplaat van bepaalde modellen. 1 2 24 12 13 Aansluiting voorpaneel USB-poorten op voorpaneel (2) 3 4 5 6 Microprocessor en koelelement Ventilatoraansluiting voor microprocessor Geheugenaansluiting 1 Geheugenaansluiting 2 Aansluiting voor diskettestation Voedingsaansluiting 14 15 16 17 7 8 IDE-aansluiting 1 IDE-aansluiting 2 18 19 9 10 11 Voedingsaansluiting ventilator SATA IDE-aansluiting (2) CMOS wis/herstel-jumper 20 21 Audioaansluiting voorpaneel CD-IN-aansluiting Aansluitingen voor PCI-kaarten Aansluiting voor een PCI Express x1-kaart Batterij Aansluiting voor PCI Express x16 grafische kaart Aansluiting voor systeemventilator 12v-voedingsaansluiting Handboek voor de gebruiker Geheugen installeren De computer beschikt over twee aansluitingen waarin u DIMM’s (dual inline memory modules) kunt plaatsen, waardoor u het systeemgeheugen kunt uitbreiden tot maximaal 2 GB. Houd u bij het installeren van geheugenmodules aan de volgende regels: v Gebruik 1,8 V, 184-pens DDR2 SDRAM (double data rate 2 synchronous dynamic random access memory). v Gebruik geheugenmodules van 256 MB, 512 MB, 1,0 GB of 2,0 GB in elke willekeurige combinatie, tot een maximum van 4,0 GB. U installeert een geheugenmodule als volgt: 1. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap verwijderen” op pagina 20. 2. Kijk waar de geheugenaansluitingen zich bevinden. Zie “Onderdelen van de systeemplaat” op pagina 22. 3. Open de klemmetjes. 4. Zorg ervoor dat uitsparing 1 van de geheugenmodule lijnt met de punt 2 op de systeemplaat. Druk de geheugenmodule recht omlaag in de aansluiting tot de klemmetjes op hun plaats vallen. Volgende stappen: v Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte. v Als u de installatie wilt voltooien, gaat u naar “Kap terugplaatsen en kabels aansluiten” op pagina 37. Hoofdstuk 3. Opties installeren 25 Adapterkaarten installeren In dit gedeelte leest u hoe u adapterkaarten kunt installeren of verwijderen. De computer heeft twee uitbreidingsaansluitingen voor PCI-adapters en één voor een PCI Express x1-adapter. U installeert een adapterkaart als volgt: 1. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap verwijderen” op pagina 20. 2. Druk aan de achterkant van de computer op de ontgrendelknop 1 om de adapterklem 2 te openen en verwijder het afdekplaatje van de adaptersleuf. 3. Haal de adapterkaart uit de antistatische verpakking. 4. Installeer de adapterkaart in de juiste aansluiting op de systeemplaat. 5. Draai de adapterklem dicht om de adapterkaarten vast te zetten. 26 Handboek voor de gebruiker Volgende stappen v Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte. v Als u de installatie wilt voltooien, gaat u naar “Kap terugplaatsen en kabels aansluiten” op pagina 37. Hoofdstuk 3. Opties installeren 27 Interne stations installeren In deze paragraaf leest u hoe u interne stations kunt installeren of verwijderen. Interne stations zijn apparaten waar de computer gegevens opslaat die later weer kunnen worden gelezen. U kunt extra stations in de computer installeren om de opslagcapaciteit uit te breiden of om de computer geschikt te maken voor het lezen van andere typen media. De volgende typen stations zijn beschikbaar: v Seriële ATA vaste-schijfstations v Parallelle ATA vaste-schijfstations v Optische-schijfstations, zoals CD- en DVD-stations v Stations voor verwisselbare media Opmerking: Deze stations worden ook wel IDE-stations (integrated drive electronics) genoemd. Interne stations worden geïnstalleerd in compartimenten. In dit boek wordt gesproken van compartiment 1, compartiment 2 enzovoort. Wanneer u een intern station installeert, moet u er goed op letten of het compartiment dat u daarvoor wilt gebruiken geschikt is voor het desbetreffende type en formaat station. Zorg ook dat de interne stationskabels goed worden aangesloten op het geïnstalleerde station. Stationsspecificaties De computer wordt geleverd met de volgende in de fabriek geïnstalleerde stations: v Een optische-schijfstation in compartiment 1 (bepaalde modellen) v Een 3,5-inch diskettestation in compartiment 3 (bepaalde modellen) v Een 3,5-inch vaste-schijfstation in compartiment 4 Alle compartimenten waarin geen station is geïnstalleerd, zijn bedekt met een metalen plaatje en een kunststof afdekplaatje. 28 Handboek voor de gebruiker In de onderstaande afbeelding ziet u de plaats van de onderdelen op de systeemplaat. Hieronder ziet u een overzicht van het type en de afmetingen van de stations die in de verschillende compartimenten kunnen worden geïnstalleerd: 1Compartiment 1 - Maximumhoogte: 43 mm v Optische-schijfstation zoals een CD- of (1,7 inch) DVD-station (in sommige modellen vooraf geïnstalleerd) v 5,25-inch vaste-schijfstation v 3,5-inch vaste-schijfstation (hiervoor is speciale montagebeugel vereist, een zg. Universal Adapter Bracket 5.25 to 3.5inch) * 2Compartiment 2 - Maximumhoogte: 43 mm v Optische-schijfstation zoals een CD- of (1,7 inch) DVD-station v 5,25-inch station voor verwisselbare opslagmedia v 3,5-inch vaste-schijfstation (hiervoor is speciale montagebeugel vereist, een zg. Universal Adapter Bracket 5.25 to 3.5inch) * 3Compartiment 3 - Maximumhoogte: 25,8 3,5-inch diskettestation (vooraf geïnstalmm (1 inch) leerd op bepaalde modellen) 4Compartiment 4 - Maximumhoogte: 25,8 3,5-inch SATA vaste-schijfstation (vooraf mm (1 inch) geïnstalleerd) 5Compartiment 5 - Maximumhoogte: 25,8 3,5-inch SATA vaste-schijfstation mm (1 inch) * De ″Universal Adapter Bracket, 5.25 to 3.5-inch″ kunt u bestellen bij de betere computerspeciaalzaak en via het Customer Support Center. Hoofdstuk 3. Opties installeren 29 Een station installeren in compartiment 1 of 2 Voer de volgende stappen uit om een station te installeren in compartiment 1 of compartiment 2: 1. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap verwijderen” op pagina 20. 2. Verwijder de frontplaat door de drie plastic lipjes aan de linkerkant los te maken en de frontplaat naar buiten te draaien. Zet de frontplaat voorzichtig terzijde, zonder de kabel voor de aan/uit-schakelaar en de LED’s te ontkoppelen. Opmerking: Er is een reserve montagebeugel 1 aangebracht aan de zijkant van het bovenste stationscompartiment. 3. Verwijder het antistatische metalen plaatje van het stationscompartiment. 4. Als u een station voor verwisselbare opslagmedia installeert (bijvoorbeeld een DVD-station), verwijder dan het plastic paneeltje voor compartiment uit de frontplaat door de plastic nokjes waarmee het paneeltje aan de binnenkant van het frontplaatje vastzit, naar elkaar toe te knijpen. 5. Als u een ander type station installeert dan een serieel ATA-vaste-schijfstation, zorg dan dat het station dat u installeert juist is ingesteld als master- dan wel slave-apparaat. Opmerking: Een serieel ATA vaste-schijfstation hoeft niet te worden ingesteld als master- of slave-apparaat. Als dit station het optische-schijfstation of een parallel ATA vaste-schijfstation is, stel het dan in als master-apparaat. Raadpleeg voor informatie over de master/slave-jumper de documentatie bij het station. 6. Schuif de montagebeugel in het bovenste stationscompartiment naar beneden en verwijder hem. 30 Handboek voor de gebruiker 7. Voor een 5,25-inch station monteert u een montagebeugel aan de zijkant van het station. 8. Als u een 3,5-inch station installeert, moet u een zg. ″Universal Adapter Bracket 5.25 to 3.5-inch″ gebruiken. Deze ″Universal Adapter Bracket, 5.25 to 3.5-inch″ kunt u bestellen bij de betere computerspeciaalzaak en via het Customer Support Center. Installeer een beugel aan de zijkant van de Universal Adapter Bracket. 9. Installeer het 5,25-inch station of de Universal Adapter Bracket met het 3,5inch station in het compartiment. 10. Als u de frontplaat weer wilt aanbrengen, houdt u de plastic nokjes aan de rechterkant van de frontplaat recht voor de overeenkomstige gaatjes in het chassis en vervolgens draait u de frontplaat naar binnen totdat hij links vastklikt. 11. Ga verder met “Stations aansluiten” op pagina 32. Hoofdstuk 3. Opties installeren 31 Stations aansluiten De stappen voor het aansluiten van een station zijn verschillend per type station. Gebruik een van de volgende procedures voor het aansluiten van het station. Het eerste optische-schijfstation aansluiten 1. Voor een station zijn twee kabels nodig: een voedingskabel om aan te sluiten op de voedingseenheid en een signaalkabel om aan te sluiten op de systeemplaat. 2. Zoek de signaalkabel met drie stekkers die is meegeleverd met de computer of het nieuwe station. 3. Zoek de IDE-aansluiting op de systeemplaat. Zie “Onderdelen van de systeemplaat” op pagina 22. 4. Sluit het ene uiteinde van de signaalkabel aan op het station en het andere uiteinde op de IDE-aansluiting op de systeemplaat. U voorkomt elektronische ruis door alleen de stekkers aan de uiteinden van de kabel te gebruiken. 5. Zoek de vieraderige voedingskabel met het label P4 op en sluit deze aan op het station. Een extra optische-schijfstation of parallel ATA vaste-schijfstation aansluiten 1. Zoek de extra stekker op van de signaalkabel met drie stekkers die is aangesloten op de IDE-aansluiting op de systeemplaat. Zie “Onderdelen van de systeemplaat” op pagina 22. 2. Koppel de extra stekker van de signaalkabel aan het nieuwe station. 3. Zoek de extra vierdraads aansluiting voor de netspanning en verbindt deze met het station. 32 Handboek voor de gebruiker Een serieel ATA vaste-schijfstation aansluiten Een serieel vaste-schijfstation kan worden aangesloten op elke beschikbare SATAaansluiting. 1. Zorg dat u de bij het nieuwe station geleverde signaalkabel bij de hand hebt. 2. Zoek een beschikbare SATA-aansluiting op de systeemplaat. Zie “Onderdelen van de systeemplaat” op pagina 22. 3. Sluit het ene uiteinde van de signaalkabel aan op het station en het andere uiteinde op een beschikbare SATA-aansluiting op de systeemplaat. 4. Zoek een van de extra vijfaderige voedingskabels op en sluit deze aan op het station. Volgende stappen v Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte. v Als u de installatie wilt voltooien, gaat u naar “Kap terugplaatsen en kabels aansluiten” op pagina 37. Beveiligingsvoorzieningen installeren Om diefstal en onbevoegd gebruik van de computer te voorkomen, kunt u gebruik maken van diverse beveiligingssloten. Naast het aanbrengen van sloten kunt u onbevoegd gebruik van software voorkomen door het toetsenbord softwarematig te vergrendelen totdat een correct wachtwoord wordt getypt. Zorg ervoor dat bepaalde beveiligingskabels die u installeert geen problemen opleveren voor andere computerkabels. Hoofdstuk 3. Opties installeren 33 Geïntegreerd kabelslot Met een ingebouwd kabelslot (ook wel Kensington-slot genoemd) kunt u de computer vastmaken aan bijvoorbeeld een bureau of een tafel. Het kabelslot zit vast aan een beveiligingsslot aan de achterkant van uw computer en wordt met een sleutel geopend of afgesloten. Met het kabelslot vergrendelt u ook de knoppen waarmee de kap van de computer wordt geopend. Dit is hetzelfde type slot dat ook voor veel notebook-computers wordt gebruikt. Kabelsloten kunnen rechtstreeks bij Lenovo worden besteld. Ga naar http://www.lenovo.com/support/ en zoek op Kensington. 34 Handboek voor de gebruiker Hangslot De computer is uitgerust met een oog voor een hangslot. Met een dergelijk slot kan worden voorkomen dat de kap wordt verwijderd. Wachtwoordbeveiliging Om onbevoegd gebruik van de computer te verhinderen, kunt u met het programma Setup Utility wachtwoorden instellen. Zie “Wachtwoorden gebruiken” op pagina 47. Volgende stappen v Als u met een andere optie wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte. v Als u de installatie wilt voltooien, gaat u naar “Kap terugplaatsen en kabels aansluiten” op pagina 37. De batterij vervangen De computer heeft een speciaal geheugen voor de datum, de tijd en de instellingen voor de ingebouwde voorzieningen, zoals configuratie van de parallelle poort. Door middel van een batterij blijft deze informatie ook bewaard nadat u de computer hebt uitgezet. Normaliter hoeft u geen aandacht te besteden aan de batterij en hoeft u deze ook niet op te laden. Een batterij gaat echter niet eeuwig mee. Als de batterij leeg raakt, gaan de datum, tijd en configuratiegegevens (waaronder ook de wachtwoorden) verloren. Er verschijnt dan een foutmelding wanneer u de computer aanzet. Hoofdstuk 3. Opties installeren 35 Raadpleeg “Kennisgeving lithiumbatterij” op pagina xi voor meer informatie over het vervangen en weggooien van de batterij. U vervangt de batterij als volgt: 1. Zet de computer en alle randapparatuur uit. 2. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap verwijderen” op pagina 20. 3. Kijk waar de batterij zich bevindt. Zie “Onderdelen van de systeemplaat” op pagina 22. 4. Verwijder de oude batterij 5. Installeer de nieuwe batterij. 6. Zet de kap van de computer terug en sluit het netsnoer weer aan. Zie “Kap terugplaatsen en kabels aansluiten” op pagina 37. Opmerking: Wanneer de computer voor de eerste keer wordt aangezet nadat de batterij is vervangen, kan er een foutbericht worden afgebeeld. Dit is normaal na het vervangen van de batterij. 7. Zet de computer en alle randapparatuur aan. 8. Gebruik het programma Setup Utility om de datum, de tijd en de wachtwoorden in te stellen. Zie Hoofdstuk 5, “Het programma Setup Utility gebruiken”, op pagina 47. Een vergeten wachtwoord wissen (CMOS wissen) Dit gedeelte heeft betrekking op vergeten of verloren wachtwoorden. Meer informatie over vergeten wachtwoorden vindt u in het programma ThinkVantage Productivity Center op het bureaublad. Een vergeten wachtwoord wissen: 1. Zet de computer en alle randapparatuur uit. 2. Verwijder de kap van de computer. Zie “De kap verwijderen” op pagina 20. 3. Zoek de jumper voor het wissen van CMOS/BIOS op de systeemplaat. Zie “Onderdelen van de systeemplaat” op pagina 22. 4. Verzet de jumper van de standaardpositie (pennetje 1 en 2) naar de positie voor onderhoud of configuratie (pennetje 2 en 3). 5. Plaats de kap van de computer terug en sluit het netsnoer aan. Zie “Kap terugplaatsen en kabels aansluiten” op pagina 37. 36 Handboek voor de gebruiker 6. Zet de computer weer aan en wacht ongeveer tien seconden. Zet de computer weer uit door de aan/uit-schakelaar ongeveer vijf seconden in te drukken. De computer wordt uitgeschakeld. 7. Herhaal stappen 2 tot en met 4 op pagina 36. 8. Zet de jumper terug in de standaardpositie (pennetje 1 en 2). 9. Plaats de kap van de computer terug en sluit het netsnoer aan. Zie “Kap terugplaatsen en kabels aansluiten”. Kap terugplaatsen en kabels aansluiten Nadat u met de opties van de computer hebt gewerkt, installeert u eventueel verwijderde onderdelen opnieuw, plaatst u de kap van de computer terug en sluit u alle losgekoppelde kabels weer aan, inclusief netsnoeren en telefoonlijnen. Daarnaast kan het, afhankelijk van de optie die is geïnstalleerd, nodig zijn om te bevestigen dat de bijgewerkte informatie in het programma Setup Utility correct is. U kunt als volgt de kap van de computer terugplaatsen en de kabels weer aansluiten: 1. Controleer of alle componenten weer op de juiste manier in de computer zijn teruggeplaatst en of alle losse schroeven en stukken gereedschap zijn verwijderd. 2. Zorg dat er geen kabels in de weg zitten die het terugplaatsen van de kap verhinderen. 3. Plaats de kap van de computer op het frame zodat de geleiderails aan de onderkant van de kap in de rails vallen en schuif de kap dicht totdat deze vastklikt. 4. Als u bij het verwijderen van de kap handschroeven hebt verwijderd, breng die dan weer aan. Hoofdstuk 3. Opties installeren 37 5. Sluit de kap zo nodig weer af met een slot. 6. Sluit de externe kabels en snoeren weer op de computer aan. Zie “Externe opties installeren” op pagina 16. 7. Hoe u de configuratie bijwerkt, leest u in Hoofdstuk 5, “Het programma Setup Utility gebruiken”, op pagina 47. 38 Handboek voor de gebruiker Hoofdstuk 4. Software herstellen Als er een probleem met de software of de hardware is en het is nodig software te herstellen, dan kunt u kiezen uit diverse methoden. Sommige van deze methoden zijn per besturingssysteem verschillend. In dit hoofdstuk maakt u kennis met de hersteloplossingen die Lenovo biedt. Uitgelegd wordt hoe de volgende herstelmethoden werken: v Herstelschijven maken en gebruiken v Backup- en herstelbewerkingen uitvoeren v Het werkgebied van Rescue and Recovery gebruiken v v v v v Noodherstelmedia maken en gebruiken Een Reparatiediskette maken en gebruiken Stuurprogramma’s installeren of herstellen Een herstelapparaat opnemen in de opstartvolgorde Problemen met herstelprocedures oplossen Meer informatie over het programma Rescue and Recovery vindt u in Access Help, het online Help-systeem dat door Lenovo wordt geleverd. Hoe u het online Helpsysteem opent, wordt beschreven in “Access Help” op pagina 62. Herstelschijven maken en gebruiken Als uw computer beschikt over een CD- of DVD-brander, kunt u een set herstelschijven maken waarmee de oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf bij levering kunt herstellen. Deze herstelschijven zijn handig als u de computer overbrengt naar een ander gebied, als u de computer verkoopt of recyclet. U kunt deze schijven ook gebruiken als laatste redmiddel, nadat alle andere herstelmethoden zijn mislukt. Het is verstandig om bij wijze van voorzorgsmaatregel zo snel mogelijk een set herstelschijven te maken. Opmerking: Welke herstelbewerkingen u met behulp van de herstelschijven kunt uitvoeren, hangt af van het besturingssysteem waarmee ze zijn gemaakt. Volgens uw Microsoft Windows-licentie mag u slechts één set herstelschijven maken; het is daarom van belang dat u de schijven die u hebt gemaakt, op een veilige plaats opbergt. Doe het volgende om herstelschijven te maken: 1. Ga naar het menu Start van Windows en klik op Alle programma’s, op ThinkVantage en op Herstelmedia maken. 2. Selecteer in de sectie Herstelschijven de optie Nu een set Herstelschijven maken. 3. Volg de aanwijzingen op het scherm. Hieronder wordt uitgelegd hoe de herstelschijven worden gebruikt onder de verschillende besturingssystemen: v Windows XP: U kunt de Herstelschijven gebruiken om de inhoud van de vaste schijf terug te brengen in de staat zoals die bij levering was, om aangepast fabrieksherstel uit te voeren, en om andere reddings- en herstelwerkzaamheden uit te voeren, zoals het veiligstellen van afzonderlijke bestanden. © Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. 39 v Windows Vista: U kunt de Herstelschijven gebruiken om de inhoud van de vaste schijf terug te brengen in de staat zoals die bij levering was. Als u de Herstelschijven onder Windows XP gebruikt, krijgt u de mogelijkheid naar het werkgebied van Rescue and Recovery te gaan en daar te kiezen uit een aantal herstelbewerkingen. Gebruikt u de Herstelschijven onder Windows Vista, dan wordt u gevraagd de schijven te plaatsen en wordt u uitsluitend door het proces voor het herstellen van de fabrieksinhoud geleid. Om de herstelschijven onder Windows XP te gebruiken, doet u het volgende: Waarschuwing: Als u de oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf herstelt met de herstelschijven, worden alle bestanden die op dat moment op de vaste schijf staan, gewist en vervangen door de oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf. Tijdens het herstelproces krijgt u de gelegenheid om één of meer bestanden op de vaste schijf naar andere media te kopiëren voordat de gegevens worden verwijderd. 1. Plaats de opstartschijf van Rescue and Recovery in het CD- of DVD-station. 2. Start de computer opnieuw op. 3. Na een korte vertraging wordt het werkgebied van Rescue and Recovery afgebeeld. Opmerking: Als het werkgebied voor Rescue and Recovery niet wordt afgebeeld, hebt u in het BIOS waarschijnlijk het opstartstation (CD-of DVD-station) niet correct opgegeven. Zie “Een herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven” op pagina 45. 4. Als er een masterwachtwoord is ingesteld, typt u dat wachtwoord zodra daar om wordt gevraagd. 5. In het menu van Rescue and Recovery klikt u op Systeem herstellen. 6. Volg de instructies op het scherm. Plaats de juiste Herstelschijf wanneer daarom wordt gevraagd. Opmerking: Nadat u fabrieksinhoud hebt teruggezet op de vaste schijf, moet u wellicht bepaalde software en stuurprogramma’s opnieuw installeren. Raadpleeg voor meer informatie “Het werkgebied van Rescue and Recovery gebruiken” op pagina 41. Om de herstelschijven onder Windows Vista te gebruiken, doet u het volgende: Waarschuwing: Als u de oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf herstelt met de herstelschijven worden alle bestanden die op dat moment op de vaste schijf staan, gewist en vervangen door de oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf. 1. Plaats uw Start Recovery-schijf in het CD- of DVD-station. 2. Start de computer opnieuw op. 3. Volg de instructies op het scherm. Plaats de juiste Herstelschijf wanneer daar om wordt gevraagd. Opmerking: Nadat u fabrieksinhoud hebt teruggezet op de vaste schijf, moet u wellicht bepaalde software en stuurprogramma’s opnieuw installeren. Raadpleeg voor meer informatie “Het werkgebied van Rescue and Recovery gebruiken” op pagina 41. 40 Handboek voor de gebruiker Backup- en herstelbewerkingen uitvoeren Met het programma Rescue and Recovery kunt u een backup maken van de volledige inhoud van de vaste schijf, inclusief het besturingssysteem, gegevensbestanden, toepassingsprogramma’s en persoonlijke instellingen. U kunt aangeven waar het programma Rescue and Recovery de backup opslaat: v Op een beschermd gebied van de vaste schijf v Op een tweede vaste schijf die in de computer is geïnstalleerd v Op een aangesloten USB-vaste schijf v Op een netwerkstation v Op beschrijfbare CD’s of DVD’s (een station voor beschrijfbare CD of DVD’s is hiervoor nodig) Nadat u een backup hebt gemaakt van de vaste schijf, kun u de complete inhoud van de vaste schijf herstellen of alleen bepaalde bestanden terugzetten. Om een backupbewerking uit te voeren vanuit het programma Rescue and Recovery doet u het volgende: 1. Selecteer in het menu Start van Windows Alle programma’s en klik op ThinkVantage en op Rescue and Recovery. Het programma Rescue and Recovery wordt geopend. 2. Klik in het hoofdvenster van Rescue and Recovery op Backup van uw vaste schijf maken. 3. Volg de aanwijzingen op het scherm. Om een herstelbewerking uit te voeren met Rescue and Recovery doet u het volgende: 1. Selecteer in het menu Start van Windows Alle programma’s en klik op ThinkVantage en op Rescue and Recovery. Het programma Rescue and Recovery wordt geopend. 2. Klik in het hoofdvenster van Rescue and Recovery op Het systeem herstellen vanuit een backup. 3. Volg de aanwijzingen op het scherm. Meer informatie over een uitvoeren van een herstelbewerking vanuit het werkgebied van Rescue and Recovery vindt u in “Het werkgebied van Rescue and Recovery gebruiken”. Het werkgebied van Rescue and Recovery gebruiken Het werkgebied van Rescue and Recovery bevindt zich in een beschermd en verborgen gebied op de vaste schijf dat onafhankelijk van Windows werkt. Hierdoor kunt u herstelbewerkingen uitvoeren ook als Windows niet gestart kan worden. U kunt de volgende herstelbewerkingen uitvoeren in het werkgebied van Rescue and Recovery: v Bestanden veiligstellen vanaf een vaste schijf of vanaf een backup: Met het werkgebied van Rescue and Recovery kunt u bestanden op uw vaste schijf opzoeken en overbrengen naar een netwerkschijf of naar andere beschrijfbare media, zoals een USB-vaste schijf of een diskette. Deze functie is zelfs beschikbaar als u geen backup van uw bestanden hebt gemaakt of als er wijzigingen in de bestanden zijn aangebracht na de laatste backupbewerking. U kunt ook afzonderlijke bestanden van een Rescue and Recovery-backup op de vaste schijf, een USB-apparaat of een netwerkstation veiligstellen. Hoofdstuk 4. Software herstellen 41 v De vaste schijf herstellen met een Rescue and Recovery-backup: Nadat u een dergelijke backup hebt gemaakt met Rescue and Recovery, kunt u herstelbewerkingen uitvoeren met het werkgebied van Rescue and Recovery, zelfs als het niet lukt om Windows te starten. v De oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf herstellen: Vanuit het werkgebied van Rescue and Recovery kunt u de volledige inhoud van de vaste schijf herstellen in de toestand zoals die was bij het verlaten van de fabriek. Als de vaste schijf meerdere partities bevat, hebt u de mogelijkheid om de oorspronkelijke inhoud te herstellen in partitie C: terwijl de overige partities intact blijven. Omdat bewerkingen vanuit het werkgebied van Rescue and Recovery onafhankelijk van het besturingssysteem worden uitgevoerd, kunt u de oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf zelfs herstellen als u Windows niet kunt starten. Waarschuwing: Als u de vaste schijf herstelt met een Rescue and Recoverybackup of als u de oorspronkelijke inhoud van de vaste schijf herstelt, worden alle bestanden in de primaire partitie van de vaste schijf (meestal station C) tijdens het herstelproces gewist. Maak indien mogelijk kopieën van belangrijke bestanden. Als u Windows niet kunt starten, kunt u de functie Bestanden veiligstellen in het werkgebied van Rescue and Recovery gebruiken om bestanden te kopiëren vanaf uw vaste schijf naar andere media. Het werkgebied van Rescue and Recovery kunt u als volgt starten: 1. Zet de computer uit. 2. Start de computer opnieuw op. 3. Druk herhaaldelijk op de toets F11. 4. Als u een geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F11 los. 5. Als er een wachtwoord is ingesteld voor Rescue and Recovery, typt u het wachtwoord zodra daarom wordt gevraagd. Rescue and Recovery wordt na enige tijd geopend. Opmerking: Als u het scherm van Rescue and Recovery niet ziet, gaat u naar “Herstelproblemen oplossen” op pagina 46. 6. Voer een van de volgende handelingen uit: v Om bestanden veilig te stellen vanaf de vaste schijf of vanaf een backup, klikt u op Bestanden veiligstellen; volg daarna de aanwijzingen op het scherm. v Om de vaste schijf te herstellen met een Rescue and Recovery-backup of om de fabriekinhoud te herstellen, klikt u op Systeem herstellen en volgt u de instructies op het scherm. v Voor informatie over andere functies van het werkgebied van Rescue and Recovery klikt u op Help. Opmerkingen: 1. Nadat u fabrieksinhoud hebt teruggezet op de vaste schijf, moet u wellicht bepaalde stuurprogramma’s opnieuw installeren. Zie “Stuurprogramma’s installeren of herstellen” op pagina 44. 2. Bij bepaalde computers is Microsoft Office of Microsoft Works bij levering al geïnstalleerd. Als u de bestanden van Microsoft Office of Microsoft Works opnieuw moet installeren, gebruikt u daarvoor de Microsoft Office CD of Microsoft Works CD. Deze CD’s worden alleen geleverd bij computers waarop Microsoft Office of Microsoft Works vooraf is geïnstalleerd. 42 Handboek voor de gebruiker Noodherstelmedia maken en gebruiken Noodherstelmedia, zoals een CD of een USB vaste-schijfstation, kunt u gebruiken om fouten te herstellen die het onmogelijk maken om toegang te krijgen tot het werkgebied van Rescue and Recovery op de vaste schijf. Opmerking: Welke herstelbewerkingen u met behulp van de noodherstelmedia kunt uitvoeren, hangt af van het besturingssysteem waarop ze worden gebruikt. Deze schijf kan worden gestart in elk type CD- of DVD-station. Op het noodherstelmedium staat ook een versie van het diagnoseprogramma PC-Doctor, zodat u vanaf het noodherstelmedium de oorzaak van een probleem kunt opsporen. U maakt noodherstelmedia als volgt: 1. Open het menu Start en klik achtereenvolgens op Alle programma’s, ThinkVantage en Herstelmedia maken. 2. Geef in het gebied Noodherstelmedia aan welk type herstelmedium u wilt maken. U kunt als noodherstelmedium kiezen tussen CD, USB vaste-schijfstation en een tweede intern vaste-schijfstation. 3. Klik op OK. 4. Volg de aanwijzingen op het scherm. Hieronder wordt uitgelegd hoe de herstelschijven worden gebruikt onder de verschillende besturingssystemen: v Windows XP: U kunt de Herstelschijven gebruiken om de inhoud van de vaste schijf terug te brengen in de staat zoals die bij levering was, om aangepast fabrieksherstel uit te voeren, en om andere reddings- en herstelwerkzaamheden uit te voeren, zoals het veiligstellen van afzonderlijke bestanden. v Windows Vista: U kunt met de noodherstelmedia alle herstelbewerkingen uitvoeren, behalve de fabrieksinhoud herstellen (volledig noch aangepast). Om de noodherstelmedia te gebruiken, doet u het volgende: v Als u CD’s of DVD’s hebt gebruikt als noodherstelmedia, plaats de eerste daarvan dan in het optische-schijfstation en start de computer opnieuw op. v Als u een USB vaste-schijfstation hebt gebruikt als noodherstelmedium, sluit dat station dan aan op een van de USB-poorten van de computer en start de computer daarna opnieuw op. v Als u gebruik maakt van een tweede intern vaste-schijfstation, stel de opstartvolgorde dan zó in dat er vanaf dat station wordt opgestart. Zodra de noodherstelmedia worden opgestart, verschijnt het werkgebied van Rescue and Recovery. Binnen dat programma is er Help-informatie beschikbaar voor elk van de functies. Als uw noodherstelmedium (CD-station, DVD-station of USBapparaat) weigert te starten, hebt u in het BIOS waarschijnlijk niet correct opgegeven welk medium uw noodherstelmedium is. Zie “Een herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven” op pagina 45. Hoofdstuk 4. Software herstellen 43 Een Reparatiediskette maken en gebruiken Als het niet lukt om naar het werkgebied van Rescue and Recovery te gaan of om Windows kunt u een Reparatiediskette gebruiken om het werkgebied van Rescue and Recovery te repareren of om een bestand te repareren dat nodig is om naar Windows te kunnen gaan. Het is verstandig om een dergelijke Reparatiediskette zo spoedig mogelijk te maken, zodat u ingedekt bent tegen alle mogelijke eventualiteiten. Om een Reparatiediskette te maken, doet u het volgende: 1. Start de computer en het besturingssysteem op. 2. Open een webbrowser en ga naar het volgende internetadres: http://www.lenovo.com/think/support/site.wss/document.do?lndocid=MIGR-54483 3. Plaats een lege diskette in diskettestation A. De informatie op die diskette wordt gewist en de diskette wordt geformatteerd. 4. Dubbelklik op de juiste bestandsnaam. De diskette wordt gemaakt. 5. Haal de diskette uit het station en plak er een etiket op met de tekst Reparatiediskette. U gebruikt de reparatiediskette als volgt: 1. Sluit het besturingssysteem af en zet de computer uit. 2. Plaats de Reparatiediskette in diskettestation A. 3. Zet de computer aan en volg de instructies op het scherm. Opmerking: Als de reparatie zonder fouten wordt voltooid, kunt u toegang tot het werkgebied van Rescue and Recovery krijgen door herhaaldelijk op de toets F11 te drukken terwijl u de computer opnieuw opstart. Als u een geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F11 los.Na afloop van de reparatie kunt u ook weer naar de Windowsomgeving gaan. Als er tijdens de reparatie een foutbericht verschijnt, en de reparatie niet kan worden voortgezet, is er wellicht een probleem met de partitie waarop het werkgebied van Rescue and Recovery zich bevindt. Gebruik de noodherstelmedia voor toegang tot het werkgebied van Rescue and Recovery. Informatie over het maken en gebruiken van noodherstelmedia vindt u in “Noodherstelmedia maken en gebruiken” op pagina 43. Stuurprogramma’s installeren of herstellen Voordat u stuurprogramma’s kunt herstellen of installeren, moet er een besturingssysteem op uw computer zijn geïnstalleerd. Zorg dat u beschikt over de documentatie en de diskette(s) of CD(’s) met de software voor het apparaat. Stuurprogramma’s voor tijdens fabricage geïnstalleerde apparaten bevinden zich op de vaste schijf van de computer (doorgaans station C) in de map SWTOOLS\ drivers. Andere stuurprogramma’s worden meegeleverd bij de desbetreffende apparaten. De meest recente stuurprogramma’s voor bij fabricage geïnstalleerde apparaten vindt u ook op de website http://www.lenovo.com/think/support/. 44 Handboek voor de gebruiker U kunt als volgt het stuurprogramma voor een in de fabriek geïnstalleerd apparaat opnieuw installeren: 1. Start de computer en het besturingssysteem op. 2. Roep met behulp van de Windows Verkenner of Deze Computer de directorystructuur van uw vaste schijf op. 3. Open de map C:\SWTOOLS. 4. Open de map DRIVERS. In deze map bevinden zich submappen die zijn genoemd naar de diverse apparaten die op uw computer zijn geïnstalleerd (bijvoorbeeld voor AUDIO of VIDEO). 5. Open de map van het gewenste apparaat. 6. Installeer het stuurprogramma op een van de volgende manieren: v Ga naar de submap van het apparaat en zoek het bestand README.TXT of een ander bestand met de extensie TXT op. Dit bestand is vaak genoemd naar een bepaald besturingssysteem, bijvoorbeeld WIN98.TXT. In het tekstbestand vindt u informatie over het opnieuw installeren van het desbetreffende stuurprogramma. v Als er in de submap van het apparaat een bestand met de extensie INF staat, kunt u de applet Nieuwe Hardware gebruiken (in het Windows Configuratiescherm) om het stuurprogramma opnieuw te installeren. Niet alle stuurprogramma’s kunnen opnieuw worden geïnstalleerd met dit programma. Wanneer u in het programma Nieuwe hardware wordt gevraagd om het te installeren stuurprogramma, klikt u op Diskette en Bladeren. Selecteer vervolgens het juiste stuurprogramma in de submap van het apparaat. v Ga naar de submap van het apparaat en zoek het bestand SETUP.EXE. Dubbelklik op SETUP.EXE en volg de instructies op het scherm. Een herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven Voordat u het programma Rescue and Recovery start vanaf een CD, DVD, USB vaste-schijfstation of enig extern apparaat, moet u eerst de opstartvolgorde wijzigen in het programma Setup Utility. Om de opstartvolgorde te bekijken of te wijzigen, gaat u als volgt te werk: 1. Zet de computer uit, zet hem weer aan en druk tijdens het opstarten herhaaldelijk op de toets F1. 2. Wanneer het logoscherm wordt afgebeeld of wanneer u een reeks geluidssignalen hoort, laat u de toets F1 los. 3. Voer uw huidige wachtwoord als daar om wordt gevraagd. 4. Als het hoofdmenu van het programma Setup Utility verschijnt, gaat met de cursortoetsen naar Startup. 5. Stel de opstartvolgorde in zoals door de omstandigheden wordt vereist. 6. Druk tweemaal op Esc om naar het afsluitmenu van het programma Setup Utility te gaan. 7. Ga met de cursortoetsen naar de optie ″Save and exit″ en druk op Enter. 8. Druk, als het venster Setup Confirmation verschijnt, nogmaals op Enter. 9. De computer wordt opnieuw opgestart. Opmerking: Als u een extern apparaat gebruikt, moet u eerst de computer uitzetten voordat u het externe apparaat aansluit. Hoofdstuk 4. Software herstellen 45 Meer informatie over het programma Setup Utility vindt u in Hoofdstuk 5, “Het programma Setup Utility gebruiken”, op pagina 47. Herstelproblemen oplossen Als u niet naar het werkgebied van Rescue and Recovery of naar de Windowsomgeving kunt gaan, kunt u het volgende doen: v Start het werkgebied van Rescue and Recovery met het noodherstelmedium (CD, DVD of USB vaste-schijfstation). Raadpleeg voor meer informatie “Noodherstelmedia maken en gebruiken” op pagina 43. v Gebruik een Reparatiediskette om het werkgebied van Rescue and Recovery te repareren of om een bestand te repareren dat nodig is om naar Windows te kunnen gaan. Raadpleeg voor meer informatie “Een Reparatiediskette maken en gebruiken” op pagina 44. v Als u van plan bent de fabrieksinhoud op de vaste schijf terug te zetten, kunt u een set Herstelschijven gebruiken. Zie “Herstelschijven maken en gebruiken” op pagina 39. Het is belangrijk om zo snel mogelijk een Reparatiediskette, noodherstelmedia en een set herstelschijven te maken en deze allemaal op een veilige plaats op te bergen. Als het u niet lukt om met behulp van de noodherstelmedia, de Reparatiediskette of de set Herstelschijven toegang te krijgen tot het werkgebied van Rescue and Recovery of de Windows-omgeving, is het apparaat waarmee u het herstel probeert uit te voeren (CD- of DVD-station of USB vaste-schijfstation) mogelijk niet gedefinieerd in de opstartvolgorde van het BIOS. Zie “Een herstelapparaat in de opstartvolgorde opgeven” op pagina 45. 46 Handboek voor de gebruiker Hoofdstuk 5. Het programma Setup Utility gebruiken Het programma Setup Utility is opgeslagen in het EEPROM (Electrically Erasable Programmable Read-Only Memory) van uw computer. U kunt het programma Setup Utility gebruiken om de configuratie van de computer te bekijken en te wijzigen, ongeacht het besturingssysteem dat u gebruikt. De instellingen die u in uw besturingssysteem kiest, kunnen eventuele vergelijkbare instellingen in het programma Setup Utility echter overschrijven. Het programma Setup Utility starten Om het programma Setup Utility te starten, doet u het volgende: 1. Als uw computer al is ingeschakeld als u deze procedure start, moet u het besturingssysteem afsluiten en de computer uitschakelen. 2. Houd de toets F1 ingedrukt terwijl u de computer aanzet. Als u een aantal geluidssignalen hoort, laat u de F1-toets weer los. Opmerkingen: a. Als u een USB-toetsenbord gebruikt en het programma Setup Utility via deze methode niet wordt afgebeeld, houd de toets F1 dan niet voortdurend ingedrukt, maar druk er enkele keren op nadat u de computer hebt aangezet. b. Als er een gebruikerswachtwoord of configuratiewachtwoord is ingesteld, wordt het menu van het programma Setup Utility pas afgebeeld nadat u het wachtwoord hebt getypt. Zie “Wachtwoorden gebruiken”. Het programma Setup Utility kan automatisch worden gestart als er bij de POST (zelftest) wordt ontdekt dat er hardware is geïnstalleerd of verwijderd. Instellingen bekijken en wijzigen Het menu van het programma Setup Utility bestaat uit een lijst met systeemconfiguratie-opties. Voor het programma Setup Utility moet u het toetsenbord gebruiken. Welke toetsen worden gebruikt om de verschillende taken uit te voeren, wordt onder aan elk scherm afgebeeld. Wachtwoorden gebruiken Met het programma Setup Utility kunt u wachtwoorden instellen om te voorkomen dat onbevoegden toegang krijgen tot uw computer en gegevens. De volgende soorten wachtwoorden zijn beschikbaar: v Gebruikerswachtwoord v Beheerderswachtwoord Om de computer te kunnen gebruiken is het niet noodzakelijk dat u een wachtwoord instelt. Als u echter besluit een wachtwoord in te stellen, lees dan de volgende paragrafen. © Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. 47 Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden U kunt elke combinatie van maximaal 12 tekens (a-z en 0-9) en symbolen gebruiken. Omwille van de veiligheid is het verstandig om een sterk wachtwoord te gebruiken, dat niet eenvoudig kan worden geraden. Sterke wachtwoorden voldoen gewoonlijk aan de volgende regels: v Ze zijn minstens acht tekens lang v Ze bevatten minimaal één letter, één cijfer en één symbool v Ze bevatten ten minste een van de volgende symbolen: , . / ` ; ' [] v U kunt ook spaties gebruiken v Wachtwoorden voor het programma Setup Utility en vaste-schijfwachtwoorden zijn niet hoofdlettergevoelig. v Ze zijn geheel verschillend van uw naam of gebruikersnaam v Ze vormen geen bekend woord of bekende naam v Ze verschillen wezenlijk van uw eerdere wachtwoorden Gebruikerswachtwoord Als er een gebruikerswachtwoord is ingesteld, wordt de gebruiker elke keer als hij de computer inschakelt, gevraagd dat wachtwoord op te geven. De computer kan pas worden gebruikt als het juiste wachtwoord via het toetsenbord is opgegeven. Beheerderswachtwoord Het beheerderswachtwoord voorkomt dat de instellingen in het programma Setup Utility door onbevoegden worden gewijzigd. Als u verantwoordelijk bent voor de instellingen van diverse computers, is het verstandig met een beheerderswachtwoord te werken. Als er een configuratiewachtwoord is ingesteld, verschijnt er iedere keer dat u het programma Setup Utility wilt starten een wachtwoordaanwijzing. Als u zowel een systeem- als een beheerderswachtwoord hebt ingesteld, kunt u een van beide wachtwoorden opgeven. Als u echter van plan bent uw configuratieinstellingen te wijzigen, moet u het beheerderswachtwoord opgeven. Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen U kunt een wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of wissen: Opmerking: U kunt elke combinatie van maximaal 12 tekens (A-Z, a-z en 0-9) gebruiken.Zie “Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden”. 1. Start het programma Setup Utility (zie Hoofdstuk 5, “Het programma Setup Utility gebruiken”, op pagina 47). 2. In het menu van het programma Setup Utility selecteert u Security. 3. Selecteer Set Passwords. Bekijk de informatie die aan de rechterkant van het scherm wordt afgebeeld. 48 Handboek voor de gebruiker Security Profile by Device gebruiken Security Profile by Device wordt gebruikt om het de gebruiker mogelijk of onmogelijk te maken om met de volgende apparaten te werken: IDE-controller Diskette Drive Access Diskette Write Protect Als deze voorziening is ingesteld op Disable, worden alle apparaten die zijn aangesloten op de IDE-controller (bijvoorbeeld de vaste schijf of het CD-ROM-station) uitgeschakeld en niet weergegeven in de systeemconfiguratie. Als deze voorziening is ingesteld op Disabled, is het diskettestation niet toegankelijk. Als deze voorziening is ingesteld op Enable, worden alle diskettes behandeld alsof ze tegen schrijven zijn beschermd. U kunt de diskette wel lezen, maar u kunt er niet naar schrijven. Voor het instellen van Security Profile by Device, gaat u als volgt te werk: 1. Start het programma Setup Utility (zie “Het programma Setup Utility starten” op pagina 47). 2. In het menu van het programma Setup Utility selecteert u Security. 3. Selecteer Security Profile by Device. 4. Kies de gewenste apparaten en instellingen en druk op Enter. 5. Ga terug naar het menu van het programma Setup Utility en kies Exit en daarna Save Settings of Save and exit the Setup Utility. Opmerking: Als u de wijzigingen niet wilt opslaan, kiest u Exit the Setup Utility without saving. Een opstartapparaat selecteren Als de computer niet opstart vanaf een bepaald apparaat, zoals een CD-ROM, diskette of vaste schijf, gebruikt u een de volgende procedures om een opstartapparaat in te stellen. Een tijdelijk opstartapparaat selecteren Gebruik deze procedure om op te starten vanaf een willekeurig apparaat. Opmerking: Niet alle CD’s, vaste schijven en diskettes zijn opstartbaar. 1. Zet de computer uit. 2. Houd de toets F12 ingedrukt terwijl u de computer aanzet. Zodra het menu met opstartapparaten (Startup Devices) wordt afgebeeld, laat u de toets F12 weer los. Opmerking: Als u een USB-toetsenbord gebruikt en het menu Startup Device via deze methode niet wordt afgebeeld, houd de toets F12 dan niet voortdurend ingedrukt, maar druk er enkele keren op nadat u de computer hebt aangezet. 3. Selecteer het gewenste opstartapparaat in het menu Startup Device en druk op Enter. Opmerking: Door een opstartapparaat te selecteren in het menu Startup Device wordt de opstartvolgorde niet permanent gewijzigd. Hoofdstuk 5. Het programma Setup Utility gebruiken 49 De opstartvolgorde van apparaten wijzigen Om de ingestelde opstartvolgorde te bekijken of te wijzigen, gaat u als volgt te werk: 1. Start het programma Setup Utility (zie “Het programma Setup Utility starten” op pagina 47). 2. Selecteer Startup. 3. Selecteer Startup Sequence. Bekijk de informatie die aan de rechterkant van het scherm wordt afgebeeld. 4. Selecteer de apparaten voor de Primary Startup Sequence, de Automatic Startup Sequence en de Error Startup Sequence. 5. Kies Exit in het menu van het programma Setup Utility en kies vervolgens Save Settings of Save and exit the Setup Utility. Als u deze instellingen hebt gewijzigd en u wilt weer terug naar de standaardinstellingen, kiest u Load Default Settings in het menu Exit. Geavanceerde instellingen Bij sommige computermodellen bevindt zich in het menu Advanced settings de instelling Enable/Disable HyperThreading. Deze functie werkt alleen bij besturingssystemen die kunnen werken met HyperThreading, zoals Microsoft Windows XP. De standaardinstelling voor HyperThreading is Enabled (ingeschakeld). Als u echter Set Defaults kiest en een ander besturingssysteem gebruikt dan Windows XP, kan het prestatievermogen van de computer afnemen. Stel HyperThreading dus altijd in op Disabled, tenzij u zeker weet dat het besturingssysteem HyperThreading ondersteunt. Het programma Setup Utility afsluiten Als u klaar bent met het bekijken of wijzigen van de instellingen, drukt u op Esc om naar het menu van het programma Setup Utility te gaan. (Het is mogelijk dat u verschillende keren op Esc moet drukken.) Als u de gewijzigde instellingen wilt opslaan, selecteert u Save Settings of Save and exit the Setup Utility. Doet u dat niet, dan worden de wijzigingen niet bewaard. 50 Handboek voor de gebruiker Hoofdstuk 6. Systeemprogramma’s bijwerken In dit hoofdstuk vindt u informatie over het bijwerken van het POST/BIOS en het herstellen van de fouten die hierbij kunnen optreden. Systeemprogramma’s gebruiken De basislaag van de software die in elke computer is ingebouwd, wordt gevormd door systeemprogramma’s. Tot de systeemprogramma’s behoren de zelftestroutines (POST), de BIOS-instructies (basic input/output system) en het programma Setup Utility. POST is een reeks tests en procedures die iedere keer dat u de computer aanzet, worden uitgevoerd. Het BIOS is een softwarelaag waarin instructies van andere softwarelagen worden vertaald naar elektronische signalen die de computerhardware kan begrijpen. U kunt het programma Setup Utility gebruiken om de configuratie en de instellingen van de computer te bekijken en te wijzigen. Op de systeemplaat van uw computer bevindt zich een module met de naam EEPROM (electrically erasable programmable read-only memory), in de volksmond ook wel ″flashgeheugen″ genoemd. U kunt de zelftest (POST), het BIOS en het programma Setup Utility eenvoudig bijwerken door uw computer op te starten met een flashdiskette of door een speciaal bijwerkprogramma uit te voeren vanuit het besturingssysteem. Lenovo brengt regelmatig wijzigingen of verbeteringen aan in het POST/BIOS. Bijgewerkte versies kunnen worden opgehaald van internet, vanaf de Lenovo-website op http://www.lenovo.com. Instructies voor het gebruik van POST/BIOS-updates vindt u in een txt-bestand dat samen met de updatebestanden wordt gedownload. Voor de meeste modellen kunt u een bijwerkprogramma downloaden waarmee u een flashdiskette voor een systeemprogramma-update kunt maken of een bijwerkprogramma dat u kunt uitvoeren vanuit het besturingssysteem. Opmerking: U kunt op het internet een zogenaamd .iso-image (een image van een automatisch startende CD) van het diagnoseprogramma downloaden van http://www.lenovo.com voor systemen zonder diskettestation. Het BIOS vanaf een diskette bijwerken (flashen) Om het BIOS vanaf een diskette bij te werken (flashen), doet u het volgende: 1. Plaats een flashdiskette in het diskettestation. Updates van systeemprogramma’s zijn beschikbaar op http://www.lenovo.com/support op internet. 2. Zet de computer aan. Als de computer al aan staat, moet u hem eerst uitschakelen en vervolgens opnieuw aanzetten. De update begint. 3. Volg de instructies op het scherm om de update te voltooien. © Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. 51 52 Handboek voor de gebruiker Hoofdstuk 7. Diagnose en probleemoplossing In dit hoofdstuk worden enkele programma’s voor elementaire probleemoplossing en diagnose beschreven. Mocht het probleem met uw computer hier niet worden beschreven, raadpleeg dan Hoofdstuk 8, “Informatie, hulp en service”, op pagina 61 voor aanvullende informatiebronnen over probleemoplossing. Elementaire probleemoplossing In de volgende tabel vindt u informatie over het oplossen van het probleem met uw computer. Soort fout Handeling De computer start niet op na het Controleer of: indrukken van de aan/uit-knop. v Het netsnoer is aangesloten aan de achterzijde van de computer en op een goed werkend stopcontact. v De computer nog een tweede netschakelaar aan de achterzijde heeft en of die wel aan staat. v Het netvoedingslampje aan de voorkant van de computer brandt. v Het voltage is correct is ingesteld voor het lichtnet in uw land. Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning. Het beeldscherm is leeg. Controleer of: v De kabel van het beeldscherm goed vastzit aan de achterkant van het beeldscherm en de achterkant van de computer. v Het netsnoer is aangesloten aan de achterzijde van het beeldscherm en op een goed werkend stopcontact. v Het beeldscherm aan staat en de knoppen voor helderheid en contrast goed zijn ingesteld. v De signaalkabel van het beeldscherm stevig aan het beeldscherm en de beeldschermaansluiting van de computer is verbonden. Opmerking: Als de computer twee beeldschermaansluitingen heeft, controleer dan of het beeldscherm is aangesloten op de AGP aansluiting en niet op de aansluiting aan de achterkant van de systeemplaat. Meer informatie vindt u in “De computer aansluiten” op pagina 3. Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning. Het toetsenbord werkt niet. De computer reageert niet op het toetsenbord. Controleer of: v De computer is ingeschakeld. v Het beeldscherm aan staat en de knoppen voor helderheid en contrast goed zijn ingesteld. v De kabel van het toetsenbord stevig in de aansluiting van het toetsenbord op de computer zit. v Geen van de toetsen klemmen. Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning. © Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. 53 Soort fout Handeling Het Enhanced Performance USB-toetsenbord doet het niet. Controleer of: v De computer is ingeschakeld. v Het toetsenbord stevig in de USB-aansluiting aan de voor- of achterzijde van de computer zit. v Geen van de toetsen klemmen. Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning. De muis werkt niet. De computer reageert niet op de muis. Controleer of: v De computer is ingeschakeld. v De muiskabel stevig in de muisaansluiting op de computer zit. v De muis schoon is. Zie “De muis schoonmaken” op pagina 57 voor meer informatie. Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning. Het besturingssysteem start niet op. Controleer of: v Er geen diskette in het diskettestation zit. v In de opstartvolgorde het apparaat is opgenomen waarop het besturingssysteem is geïnstalleerd. Meestal is het besturingssysteem geïnstalleerd op de vaste schijf. Zie “Een opstartapparaat selecteren” op pagina 49. Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning. De computer geeft een aantal Controleer of er geen toetsen klem zitten. geluidssignalen voordat het besturingssysteem wordt gestart. Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning. Diagnoseprogramma’s Diagnoseprogramma’s worden gebruikt voor het testen van de hardwarecomponenten van de computer en voor het melden van door het besturingssysteem gecontroleerde instellingen die hardwarestoringen kunnen veroorzaken. Er zijn op uw computer twee programma’s vooraf geïnstalleerd om u te helpen bij het opsporen van problemen: v PC-Doctor voor Windows (voor het opsporen van problemen tijdens het werken met het besturingssysteem Windows) v PC-Doctor voor DOS of PC-Doctor voor Windows PE, afhankelijke van het machinetype en model (voor het opsporen van problemen als Windows niet kan worden gestart) Opmerkingen: 1. De laatste versie van de diagnoseprogramma’s PC-Doctor voor Windows en PC-Doctor voor DOS kunt u ook downloaden vanaf http://www.lenovo.com/ support/. Voer het type van de machine in het veld Use Quick Path en klik op Go om de bestanden te downloaden die specifiek voor uw computer zijn. 2. Als het u niet lukt om het probleem zelf op te sporen en op te lossen met PC-Doctor voor Windows, en afhankelijk van uw machinetype en -model, 54 Handboek voor de gebruiker PC-Doctor voor DOS of PC-Doctor voor Windows PE, sla de door beide diagnoseprogramma’s gegenereerde logboeken dan op en druk ze af. U hebt deze logboeken nodig tijdens uw onderhoud met de servicetechnicus van Lenovo. (Het logbestand dat door PC-Doctor voor Windows wordt gegenereerd, wordt automatisch opgeslagen in C:\PCDR\DETAILED.TXT.) PC-Doctor voor Windows PC-Doctor voor Windows is een diagnoseprogramma dat werkt via het besturingssysteem Windows. Met PC-Doctor voor Windows kunt u de symptomen en oplossingen voor computerproblemen opzoeken, toegang krijgen tot het probleemoplossingscentrum van Lenovo, de stuurprogramma’s bijwerken en systeemgegevens raadplegen. U start PC-Doctor voor Windows door op het bureaublad van Windows het menu Start te openen, achtereenvolgens Alle programma’s en PC-Doctor voor Windows te selecteren en op PC-Doctor voor Windows te klikken. Volg de instructies op het scherm. Meer informatie over het werken met PC-Doctor voor Windows vindt u in het Help-systeem van het programma zelf. Als PC-Doctor voor Windows is uitgevoerd zonder dat er een probleem is gevonden, maar u vermoedt dat er wel een probleem is, dan kunt u proberen of u het probleem kunt opsporen met PC-Doctor voor DOS of PC-Doctor voor Windows PE. PC-Doctor voor DOS Op uw Lenovo-computer staat, afhankelijk van het machinetype en model, PC-Doctor voor DOS of PC-Doctor voor Windows PE. Het diagnoseprogramma PC-Doctor voor DOS maakt deel uit van het werkgebied van Rescue and Recovery en wordt onafhankelijk van het besturingssysteem uitgevoerd. U gebruikt PCDoctor voor DOS als u het besturingssysteem niet kunt starten en als u het probleem niet hebt kunnen vinden met PC-Doctor voor Windows. U kunt PC-Doctor voor DOS uitvoeren vanaf een diagnose-CD of -diskettes die u zelf hebt gemaakt. Daarnaast kunt u PC-Doctor voor DOS uitvoeren vanuit het werkgebied van Rescue and Recovery. Opmerking: Maak zo snel mogelijk een diagnose-CD of -diskette, voor het geval het niet lukt om PC-Doctor voor DOS uit te voeren vanuit het werkgebied van Rescue and Recovery. Een image van de diagnose-CD maken U kunt een zelfstartend, opstartbaar CD-image (een zg. .iso-image) van het diagnoseprogramma downloaden vanaf de website http://www.lenovo.com/ support/. Nadat u het image hebt gedownload, maakt u de CD met behulp van speciale software voor het branden van CD’s. Heeft uw computer geen CD-brander of hebt u geen toegang tot internet, raadpleeg dan “Diagnosediskettes maken”. Diagnosediskettes maken Om diagnosediskettes te maken, downloadt u het diagnoseprogramma PC-Doctor voor DOS vanaf de website http://www.lenovo.com/support/ en plaatst u het op twee lege, geformatteerde diskettes. Als u geen toegang tot internet hebt, kunt u de diagnosediskettes als volgt maken: Hoofdstuk 7. Diagnose en probleemoplossing 55 Opmerking: Om deze procedure te kunnen uitvoeren, hebt u een ingebouwd diskettestation of een USB-diskettestation nodig. 1. Sluit het besturingssysteem af en zet de computer uit. 2. Als u een USB-diskettestation gebruikt, sluit dat dan aan op de computer. 3. Druk herhaaldelijk op de toets F11 terwijl u de computer aanzet. 4. Als u een geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F11 los. Het scherm van Rescue and Recovery verschijnt dan. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Opmerking: Op bepaalde modellen drukt op de toets Esc om Rescue and Recovery te openen. Kies in het werkgebied van Rescue and Recovery Diagnoseschijven maken. Volg de aanwijzingen op het scherm. Als wordt gevraagd om een diskette, plaatst u een lege, geformatteerde diskette in het diskettestation en volgt u de aanwijzingen op het scherm. Zodra de bewerking voltooid is, haalt u de diskette uit het station en drukt u op Beëindigen. Plaats nog een lege, geformatteerde diskette in het diskettestation en volg de aanwijzingen op het scherm. Zodra de bewerking voltooid is, haalt u de diskette uit het station en drukt u op Beëindigen. Een diagnoseprogramma uitvoeren vanaf CD of diskettes U kunt het diagnoseprogramma uitvoeren vanaf een diagnose-CD of -diskettes die u zelf hebt gemaakt. Dit doet u als volgt: 1. Controleer of de computer uit staat. 2. Als u het diagnoseprogramma wilt uitvoeren vanaf diskettes en u een USBdiskettestation gebruikt, sluit dat dan aan. 3. Plaats de CD in het optische-schijfstation of de eerste diagnosediskette in het diskettestation. 4. Start de computer opnieuw op. Opmerking: Als het diagnoseprogramma niet automatisch wordt gestart, is het optische-schijf- of diskettestation wellicht niet ingesteld als opstartstation. Instructies voor het wijzigen van de opstartvolgorde vindt u in “Een opstartapparaat selecteren” op pagina 49. 5. Zodra het diagnoseprogramma is gestart, volgt u de aanwijzingen op het scherm op. Opmerking: Als u het diagnoseprogramma uitvoert vanaf diskette, verwijder dan desgevraagd de eerste diskette en plaats de tweede in het station. 6. Als het programma klaar is, haalt u de CD of diskette uit het station. 7. Selecteer de diagnosetest die u wilt uitvoeren. Als u meer hulp nodig hebt, kunt u op F1 drukken. Diagnose uitvoeren vanuit het werkgebied van Rescue and Recovery Als u nog geen diagnose-CD of -diskettes hebt gemaakt, kunt u het diagnosediskette PC-Doctor voor DOS uitvoeren vanuit het werkgebied van Rescue and Recovery. Als u de diagnose wilt uitvoeren vanuit het werkgebied van Rescue and Recovery, gaat u als volgt te werk: 56 Handboek voor de gebruiker 1. Sluit het besturingssysteem af en zet de computer uit. 2. Druk herhaaldelijk op de toets F11 terwijl u de computer aanzet. 3. Als u een geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F11 los. Het scherm van Rescue and Recovery verschijnt dan. Opmerking: Op bepaalde modellen drukt op de toets Esc om Rescue and Recovery te openen. 4. Kies in het werkgebied van Rescue and Recovery Hardwarediagnose. 5. Volg de aanwijzingen op het scherm. De computer wordt opnieuw opgestart. 6. Als dit is gebeurd, wordt het diagnoseprogramma automatisch geopend. Selecteer de diagnosetest die u wilt uitvoeren. Als u meer hulp nodig hebt, kunt u op F1 drukken. PC-Doctor voor Windows PE Op uw Lenovo-computer staat ofwel PC-Doctor voor DOS ofwel PC-Doctor voor Windows PE. Welke het is, hangt af van het machinetype en model van de computer. Het diagnoseprogramma PC-Doctor voor Windows PE maakt deel uit van het werkgebied van Rescue and Recovery. U gebruikt PC-Doctor voor Windows PE als u het besturingssysteem niet kunt starten en als u het probleem niet hebt kunnen vinden met PC-Doctor voor Windows. Diagnose uitvoeren vanuit het werkgebied van Rescue and Recovery U kunt PC-Doctor voor Windows PE uitvoeren vanuit het werkgebied van Rescue and Recovery. Als u de diagnose wilt uitvoeren vanuit het werkgebied van Rescue and Recovery, gaat u als volgt te werk: 1. Sluit het besturingssysteem af en zet de computer uit. 2. Druk herhaaldelijk op de toets F11 terwijl u de computer aanzet. 3. Als u een geluidssignaal hoort of het logo-scherm ziet, laat u de toets F11 los. Het scherm van Rescue and Recovery verschijnt dan. 4. Kies in het werkgebied van Rescue and Recovery Hardwarediagnose. 5. Het diagnoseprogramma wordt automatisch geopend. Selecteer de diagnosetest die u wilt uitvoeren. Als u meer hulp nodig hebt, kunt u op F1 drukken. 6. Volg de aanwijzingen op het scherm. Opmerking: PC-Doctor voor Windows PE staat op het noodherstelmedium. Meer informatie over noodherstelmedia vindt u in “Noodherstelmedia maken en gebruiken” op pagina 43. De muis schoonmaken In dit gedeelte vindt u instructies voor het reinigen van de muis. De procedure is afhankelijk van het type muis dat u hebt: optisch of niet-optisch. Optische muis Een optische muis maakt voor het navigeren van de aanwijzer gebruik van een LED en een optische sensor. Als de aanwijzer op het scherm de bewegingen van de muis niet meer soepel volgt, moet de muis worden gereinigd. U maakt de optische muis als volgt schoon. 1. Zet de computer uit. 2. Ontkoppel de muis van de computer. Hoofdstuk 7. Diagnose en probleemoplossing 57 3. Keer de muis om en kijk goed naar de lens. a. Als de lens vuil is, maakt u die voorzichtig schoon met een wattenstaafje. b. Als de lens stoffig is, blaast u het stof voorzichtig weg. 4. Controleer het oppervlak waarop de muis wordt gebruikt. Als er op het oppervlak een zeer complex patroon aanwezig is, kan de digitale signaalprocessor (DSP) de wijzigingen in de positie van de muis wellicht moeilijk volgen. 5. Sluit de muis weer aan op de computer. 6. Zet de computer weer aan. Niet-optische muis Een niet-optische muis maakt voor het navigeren van de aanwijzer op het scherm gebruik van een balletje. Als de aanwijzer op het scherm de bewegingen van de muis niet meer soepel volgt, moet de muis worden gereinigd. U maakt de niet-optische muis als volgt schoon. Opmerking: De onderstaande afbeelding verschilt wellicht van uw muis. 1 2 3 4 Ring Bal Plastic rollers Balhouder U reinigt de muis, met bal, als volgt: 1. Zet de computer uit. 2. Ontkoppel de muis van de computer. 3. Keer de muis om. Draai de ring 1 naar de ontgrendelde stand om de bal te verwijderen. 4. Houd uw hand over de ring en bal 2 en keer de muis weer om; de bal valt in uw hand. 5. Was de bal in een warm sopje en droog deze af. 58 Handboek voor de gebruiker 6. Blaas zachtjes in de balhouder 4 om stof en vuil los te maken. 7. Kijk naar opgehoopt vuil op de plastic rollers 3in de balhouder. Gewoonlijk ziet u een streep van vuil midden op de rollers. 8. Als de rollers vuil zijn, kunt u ze reinigen met een wattenstaafje dat gedrenkt is in alcohol. Draai de rollers met uw vinger en maak ze rondom schoon. Zorg ervoor dat de rollers nog midden in de groeven liggen nadat u ze hebt gereinigd. 9. Verwijder eventuele achtergebleven vezels van het wattenstaafje. 10. Plaats de bal en de ring weer terug. Draai de ring in de vergrendelde stand. 11. Sluit de muis weer aan op de computer. 12. Zet de computer weer aan. Hoofdstuk 7. Diagnose en probleemoplossing 59 60 Handboek voor de gebruiker Hoofdstuk 8. Informatie, hulp en service Als u hulp, service of technische ondersteuning nodig hebt of als u gewoon meer informatie wilt hebben over producten van Lenovo, dan staat Lenovo u terzijde met een ruime hoeveelheid verschillende mogelijkheden. Informatiebronnen In dit gedeelte vindt u informatie over de manier waarop u toegang krijgt tot belangrijke informatiebronnen over diverse aspecten van uw computer. Map Online boeken De map Online Boeken bevat publicaties die u helpen bij de installatie en het gebruik van de computer. Deze map is vooraf op uw computer geïnstalleerd en u hebt geen toegang tot internet nodig om de publicaties te kunnen bekijken. Naast het Handboek voor de gebruiker dat u nu leest, is in de map Online Boeken ook de Gids voor het vervangen van hardware beschikbaar. De Gids voor het vervangen van hardware bevat stapsgewijze instructies voor het vervangen van de CRU’s (Customer Replaceable Units) in de computer. CRU’s zijn onderdelen van de computer die door de gebruiker kunnen worden geüpgraded of vervangen. Om deze publicatie te openen, opent u het menu Start, selecteert u Alle programma’s en Online boeken en klikt u op Online boeken. Dubbelklik op de gewenste publicatie voor uw computer. Deze publicaties zijn ook aanwezig op de Lenovo-website, op http://www.lenovo.com. Opmerkingen: 1. Voor deze publicaties wordt gebruik gemaakt van PDF-indeling (Portable Document Format); om ze te kunnen lezen hebt u het programma Adobe Acrobat Reader nodig. Als Adobe Acrobat Reader nog niet op uw computer is geïnstalleerd en u probeert een PDF-bestand te openen, dan verschijnt er een bericht en wordt u door de installatie van Adobe Acrobat Reader geloodst. 2. De publicaties die vooraf op uw computer zijn geïnstalleerd, zijn op de Lenovowebsite (http://www.lenovo.com/support/) beschikbaar in andere talen. 3. Als u van Adobe Acrobat Reader een versie wilt installeren in een andere taal dan die waarin het programma op uw computer is geïnstalleerd, gaat u naar de website van Adobe (http://www.adobe.com) en downloadt u de gewenste versie. ThinkVantage Productivity Center Het programma ThinkVantage Productivity Center wijst u de weg naar een keur aan informatiebronnen en tools, en is niet alleen bedoeld om computergebruik gemakkelijker en veiliger te maken, maar ook om u te helpen de kosten te beperken en de productiviteit te verhogen. Het ThinkVantage Productivity Center helpt u bij het installeren, doorgronden en verbeteren van de computer. Het ThinkVantage Productivity Center bevat informatie over uw computer en biedt heel gemakkelijk toegang tot diverse technieken, waaronder: v Het programma Rescue and Recovery © Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. 61 v v v v v Productivity Center Client Security Solution Fabrieksherstel Systeemupdates Service en Ondersteuning Opmerking: ThinkVantage Technologies zijn slechts op bepaalde Lenovo-computers beschikbaar. U opent het ThinkVantage Productivity Center het menu Start te openen en achtereenvolgens op Alle programma’s, ThinkVantage en Productivity Center te klikken. Access Help Access Help is een online Help-systeem dat informatie verstrekt over de manier waarop u aan de slag kunt gaan, over het uitvoeren van elementaire handelingen, het aanpassen van instellingen aan uw persoonlijke voorkeuren, het beschermen van gegevens, het uitbreiden en upgraden van de computer, en het oplossen van problemen. U opent Access Help door het menu Start te openen en achtereenvolgens op Alle programma’s, ThinkVantage en Access Help te klikken. Nadat u Access Help hebt geopend, kunt u in het linker deelvenster een keuze maken op het tabblad Inhoud of Index, of via het het tabblad Zoeken op zoek gaan naar een bepaald woord. Veiligheid en garantie In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u ook belangrijke kennisgevingen en informatie over zg. CRU’s (Customer Replacement Units). Zie voor meer informatie over CRU’s “Service en upgrades” op pagina vi. www.lenovo.com De Lenovo-website (www.lenovo.com) bevat een enorme hoeveelheid informatie en services ter ondersteuning van het aanschaffen, upgraden en onderhouden van de computer. De meest up-to-date informatie voor uw computer is steeds op de Lenovo-website beschikbaar. Op de website www.lenovo.com kunt u tevens: v Desktop- en notebookcomputers, beeldschermen, projectoren, upgrades en accessoires voor uw computer aanschaffen, en profiteren van speciale aanbiedingen. v Extra diensten aanschaffen, zoals ondersteuning voor hardware, besturingssystemen en softwareprogramma’s, instellen en configureren van het netwerk, en installatie op maat. v Upgrades en uitgebreide reparatieservices voor de hardware aanschaffen. v De meest recente stuurprogramma’s en updates van de software voor uw specifieke model computer downloaden. v De online handleidingen voor uw producten raadplegen. v De Lenovo Verklaring van Beperkte Garantie lezen. v Toegang krijgen tot informatie over probleemoplossing en ondersteuning voor uw model computer en andere ondersteunde producten. v De telefoonnummers van de service- en ondersteuningsdienst voor uw land of regio opzoeken. v Zoeken naar een serviceverlenen bij u in de buurt. 62 Handboek voor de gebruiker Hulp en service Als u hulp of service voor uw computer nodig hebt, kunt u op een groot aantal plaatsen terecht. De documentatie en de diagnoseprogramma’s gebruiken Veel computerproblemen kunt u zelf oplossen, zonder professionele hulp. Als er een probleem met uw computer optreedt, raadpleegt u Hoofdstuk 7, “Diagnose en probleemoplossing”, op pagina 53. Aanvullende informatiebronnen voor het oplossen van computerproblemen worden opgesomd in “Informatiebronnen” op pagina 61. Vermoedt u dat het probleem wordt veroorzaakt door de software, raadpleeg dan de documentatie (inclusief de README-bestanden en de online Help) van het besturingssysteem of het softwareprogramma in kwestie. De meeste computers worden geleverd met een aantal diagnoseprogramma’s die u kunt gebruiken om hardwareproblemen op te sporen. Zie “Diagnoseprogramma’s” op pagina 54 voor instructies voor het gebruik van deze diagnoseprogramma’s. Uit de informatie voor probleemoplossing of de berichten van de diagnoseprogramma’s kan blijken dat u aanvullende of bijgewerkte stuurprogramma’s of andere software nodig hebt. Er zijn Lenovo-pagina’s op internet beschikbaar waarop u de nieuwste technische informatie kunt vinden en stuurprogramma’s en updates kunt downloaden. Ga naar http://www.lenovo.com/support/ en volg de instructies. Service aanvragen Als u hebt geprobeerd het probleem zelf op te lossen, maar u blijkt hulp nodig te hebben, dan kunt u tijdens de garantieperiode voor telefonische ondersteuning en informatie terecht bij het Customer Support Center. Tijdens de garantieperiode zijn de volgende services beschikbaar: v Probleembepaling - Speciaal opgeleid personeel staat klaar om u te helpen om vast te stellen of een probleem wordt veroorzaakt door de hardware en wat er moet gebeuren om het probleem te verhelpen. v Reparatie van hardware - Als is vastgesteld dat een probleem wordt veroorzaakt door hardware die onder de garantie valt, zal speciaal opgeleid onderhoudspersoneel zorgdragen voor de noodzakelijke service. v Ontwerpwijzigingen - In sommige gevallen moet een product na de verkoop worden aangepast. Lenovo of uw Lenovo-dealer zal dergelijke technische wijzigingen meestal in uw hardware aanbrengen. Opmerking: De volgende handelingen vallen niet onder de garantie: v Vervanging of gebruik van onderdelen die niet zijn gefabriceerd door Lenovo of van Lenovo-onderdelen zonder garantie v Opsporing van de oorzaak van softwareproblemen v Configuratie van het BIOS als onderdeel van een installatie of upgrade v Wijzigingen of upgrades van stuurprogramma’s v Installatie en onderhoud van netwerkbesturingssystemen v Installatie en onderhoud van softwareprogramma’s Hoofdstuk 8. Informatie, hulp en service 63 In de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie vindt u een volledig overzicht van de garantievoorwaarden. Bewaar altijd uw aankoopbewijs om recht te blijven houden op de garantieservice. Voor een lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning in uw land of regio gaat u naar http://www.lenovo.com/support/ en klikt u op Support phone list. U kunt ook de bij uw computer geleverde informatie over veiligheid en garantie raadplegen. Opmerking: Telefoonnummers kunnen zonder voorafgaand bericht worden gewijzigd. Als het nummer voor uw land of regio ontbreekt, neemt u contact op met uw Lenovo-wederverkoper of met uw Lenovo-vertegenwoordiger. Als u belt, is het het handigst als u de telefoon in de buurt van de computer plaatst en de volgende gegevens bij de hand hebt: v Machinetype en model v De serienummers van de hardwareproducten v Een beschrijving van het probleem v De precieze bewoordingen van eventuele foutberichten v Gegevens over de configuratie (hardware en software) Andere services Als u uw computer meeneemt op reis of als u verhuist naar een land waar uw desktop- of notebookcomputer wordt verkocht, is de Internationale Garantieservice (IWS) voor uw computer beschikbaar, waardoor u recht heeft op garantieservice gedurende de garantieperiode. De service wordt verleend door serviceverleners die zijn gemachtigd om garantieservice te verlenen. Servicemethoden en procedures verschillen per land en sommige services zijn niet in alle landen beschikbaar. Internationale Garantieservice (IWS) wordt verleend via de servicemethode (zoals depot, carry-in of on-site) die in het desbetreffende land wordt geboden. Servicebureaus in sommige landen bieden mogelijk geen service voor alle modellen van een bepaald machinetype. In sommige landen worden er mogelijk kosten in rekening gebracht of gelden beperkingen voor service. Om vast te stellen of uw computer in aanmerking komt voor Internationale Garantieservice (IWS) en om een lijst te bekijken van landen waar service beschikbaar is, gaat u naar http://www.lenovo.com/support/ , klikt u op Warranty en volgt u de instructies op het scherm. Voor technische ondersteuning bij de installatie van, of vragen over, Service Packs voor uw vooraf geïnstalleerde Microsoft Windows-product, raadpleegt u de website Microsoft Product Support Services op http://support.microsoft.com/ directory/. U kunt ook contact opnemen met het Customer Support Center. Mogelijk worden er kosten in rekening gebracht. Extra services aanschaffen Zowel tijdens als na de garantieperiode kunt u extra diensten aanschaffen, zoals ondersteuning voor hardware, besturingssystemen en toepassingsprogramma’s, instellen en configureren van het netwerk, uitgebreide reparatiediensten voor hardware en installatie op maat. De naam en beschikbaarheid van een service kan per land en regio verschillen. Meer informatie over deze services vindt u op de Lenovo-website op http://www.lenovo.com. 64 Handboek voor de gebruiker Bijlage A. Handmatige modemopdrachten In deze bijlage vindt u opdrachten voor het handmatig programmeren van de modem. Opdrachten worden door de modem geaccepteerd terwijl de modem in de opdrachtwerkstand staat. De modem staat automatisch in de opdrachtwerkstand totdat u een nummer kiest en een verbinding tot stand brengt. Opdrachten kunnen naar de modem worden gestuurd vanaf actieve communicatiesoftware op een PC of vanaf een ander werkstation. Alle opdrachten die naar de modem worden gestuurd, moeten beginnen met AT en moeten worden afgesloten met ENTER. Alle opdrachten kunnen in hoofdletters of in kleine letters worden getypt, maar hoofdletters en kleine letters kunnen niet door elkaar worden gebruikt. Om de opdrachten beter leesbaar te maken, kunt u spaties invoegen tussen de opdrachten. Als u een parameter weglaat bij een opdracht waarvoor een parameter vereist is, wordt als waarde voor die parameter 0 gebruikt. Voorbeeld: ATH [ENTER] Opmerking: In de volgende tabellen zijn allee standaardwaarden vet gedrukt. Basic AT-opdrachten Opdracht Functie A Binnenkomend gesprek handmatig beantwoorden. A/ Voorgaande opdracht herhalen. A/ mag niet worden voorafgegaan door AT of worden gevolgd door ENTER. D_ 0 - 9, A-D, # en * L voorgaande nummer opnieuw kiezen P pulskiezen Opmerking: Pulskiezen wordt niet ondersteund in Australië, Nieuw-Zeeland, Noorwegen en Zuid-Afrika. DS=n © Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. T toetskiezen W wachten op tweede kiestoon , onderbreken @ wacht op vijf seconden stilte ! flash ; terug naar opdrachtwerkstand na kiezen Een van de vier telefoonnummers (n=0-3) kiezen die zijn opgeslagen in het permanente geheugen van de modem. 65 Opdracht E_ Functie E0 Opdrachten worden niet afgebeeld E1 Opdrachten worden afgebeeld +++ H_ Escapetekens - Schakelen van werkstand Verzenden/Ontvangen naar opdrachtwerkstand (T.I.E.S.-opdracht) H0 Modemverbinding verbreken H1 Modem actief maken Opmerking: H1-opdracht wordt niet ondersteund in Italië I_ L_ M_ I0 Productidentificatiecode weergeven I1 Test ROM-controlegetal I2 Interne geheugentest I3 Firmware-ID I4 Gereserveerd ID L0 Laag luidsprekervolume L1 Laag luidsprekervolume L2 Gemiddeld luidsprekervolume L3 Hoog luidsprekervolume M0 Interne luidspreker uit M1 Interne luidspreker aan tot carrier wordt gevonden M2 Interne luidspreker altijd aan M3 Interne luidspreker aan tot carrier wordt gevonden en uit tijdens kiezen Alleen voor compatibiliteit; heeft geen effect N_ O_ O0 Terug naar werkstand Verzenden/Ontvangen O1 Terug naar werkstand Verzenden/Ontvangen en equalizer retrain initialiseren P Q_ Q0 Modem verstuurt responsen Sr? Waarde in register r lezen en afbeelden. Sr=n Register r instellen op waarde n (n = 0-255). T Toonkiezen instellen als standaard V_ W_ X_ 66 Pulskiezen instellen als standaard Handboek voor de gebruiker V0 Numerieke responsen V1 Spraakresponsen W0 Alleen DTE-snelheid rapporteren W1 Lijnsnelheid, foutcorrectieprotocol en DTEsnelheid aangeven. W2 Alleen DCE-snelheid aangeven X0 Hayes Smartmodem 300 compatibele responsen/blind kiezen. X1 Gelijk aan X0 plus alle CONNECT-responsen/ blind kiezen Opdracht Z_ Functie X2 Gelijk aan X1 plus detectie kiestoon X3 Gelijk aan X1 plus bezetdetectie/blind kiezen X4 Alle responsen en kiestoon en bezet signaaldetectie Z0 Actief profiel 0 opnieuw instellen en ophalen Z1 Actief profiel 1 opnieuw instellen en ophalen Extended AT-opdrachten Opdracht Functie &C0 Force Carrier Detect Signal High (ON) &C1 CD inschakelen als carrier op afstand niet aanwezig is &D0 Modem negeert het DTR-signaal &D1 Modem gaat terug naar opdrachtwerkstand na DTR-toggle &D2 Modemverbinding verbreken en modem gaat terug naar opdrachtwerkstand na DTRtoggle &D3 Modem opnieuw instellen na DTR-toggle &F_ &F Fabrieksconfiguratie herstellen &G_ &G0 Guardtoon uitschakelen &G1 Guardtoon uitschakelen &G2 1800 Hz guardtoon &K0 Gegevensstroombesturing uitschakelen &K3 RTS/CTS-hardwarestroombesturing inschakelen &K4 XON/XOFF-softwarestroombesturing inschakelen &K5 Transparante XON/XOFF-stroombesturing inschakelen &K6 RTS/CTS- en XON/XOFF-stroombesturing inschakelen &M_ &M0 Asynchrone bewerking &P_ &P0 VS-instellingen voor off-hook-to-on-hookratio &P1 GB- en Hongkong off-hook-to-on-hook-ratio &P2 Gelijk aan &P0-instelling maar met 20 pulsen per minuut &P3 Gelijk aan &P1-instelling maar met 20 pulsen per minuut &R0 Gereserveerd &R1 CTS werkt met vereisten voor stroombesturing &S0 Force DSR Signal High (ON) &C_ &D_ &K_ &R_ &S_ Bijlage A. Handmatige modemopdrachten 67 Opdracht Functie &T_ &V &W_ %E_ &S1 DSR uit in opdrachtwerkstand en aan in on-linewerkstand &T0 Test in uitvoering beëindigen &T1 Lokale analoge loopbacktest uitvoeren &T3 Lokale digitale loopbacktest uitvoeren &T4 Digitale loopbacktest op afstand toestaan door modem op afstand &T5 Digitale loopbacktest op afstand niet toestaan &T6 Digitale loopbacktest op afstand uitvoeren &T7 Digitale loopbacktest op afstand en zelftest uitvoeren &T8 Lokale analoge loopbacktest en zelftest uitvoeren &V0 Actieve en opgeslagen profielen weergeven &V1 Statistieken laatste verbinding weergeven &W0 Actief profiel opslaan als Profiel 0 &W1 Actief profiel opslaan als Profiel 1 %E0 Auto-retrain uitschakelen %E1 Auto-retrain inschakelen +MS? De huidige instellingen voor modulatie weergeven +MS=? Een lijst van ondersteunde modulatie-opties weergeven +MS=a,b,c,e,f Modulatie selecteren, waarbij: a=0, 1, 2, 3, 9, 10, 11, 12, 56, 64, 69; b=0-1; c=300-56000; d=300- 56000; e=0-1; en f=0-1. A, b, c, d, e, f standaardwaarde=12, 1, 300, 56000, 0, 0. Parameter “a” geeft het gewenste modulatieprotocol op, waarbij: 0=V.21, 1=V.22, 2=V.22bis, 3=V.23, 9=V.32, 10=V.32bis, 11=V.34, 12=V.90,K56Flex,V.34......,56=K 56Flex, V.90,V.34......, 64=Bell 103 en 69=Bell 212. Parameter “b” geeft automodebewerkingen aan, waarbij: 0=automode uitgeschakeld, 1= automode ingeschakeld met V.8/V.32 Annex A. Parameter “c” geeft de minimale gegevensfrequentie voor verbinding aan (300- 56000). Parameter “d” geeft de maximale verbindingssnelheid aan (300-56000); Parameter “e” geeft het codec-type aan (0= Law en 1=A-Law). Parameter “f” geeft “robbed bit” signaaldetectie aan (0=detectie uitgeschakeld 1=detectie ingeschakeld) MNP/V.42/V.42bis/V.44-opdrachten Opdracht %C_ 68 Handboek voor de gebruiker Functie %C0 MNP Class 5 en V.42bis gegevenscompressie uitschakelen Opdracht &Q_ Functie %C1 Alleen MNP Class 5 gegevenscompressie inschakelen %C2 Alleen V.42bis gegevenscompressie inschakelen %C3 MNP Class 5 en V.42bis gegevenscompressie inschakelen &Q0 Alle direct datalink (gelijk aan \N1) &Q5 V.42 datalink met uitwijkopties &Q6 Alle normale datalink (gelijk aan \N0) +DS44=0, 0 V.44 uitschakelen +DS44=3, 0 V.44 inschakelen +DS44? Huidige waarden +DS44=? Lijst van ondersteunde waarden Fax Class 1-opdrachten +FAE=n Data/Fax Automatisch beantwoorden +FCLASS=n Servicecategorie +FRH=n Gegevens ontvangen met HDLC-framing +FRM=n Gegevens ontvangen +FRS=n Stilte ontvangen +FTH=n Gegevens verzenden met HDLC-framing +FTM=n Gegevens verzenden +FTS=n Verzenden stoppen en wachten Fax Class 2-opdrachten +FCLASS=n Servicescategorie. +FAA=n Adaptief antwoord. +FAXERR Waarde faxfout. +FBOR Databitorder fase C. +FBUF? Buffergrootte (alleen lezen). +FCFR Bevestiging voor ontvangen. +FCLASS= Servicecategorie. +FCON Respons faxverbinding. +FCIG Polled station identificatie instellen. +FCIG: Polled station identificatie aangeven. +FCR Functie voor ontvangst. +FCR= Functie voor ontvangst. +FCSI: Het opgeroepen station-ID aangeven. +FDCC= Parameters DCE-functies. +FDCS: Huidige sessie rapporteren. +FDCS= Resultaten huidige sessie. Bijlage A. Handmatige modemopdrachten 69 +FDIS: Functies op afstand aangeven. +FDIS= Parameters huidige sessie. +FDR Ontvangst fase C gegevens beginnen of voortzetten. +FDT= Datatransmissie. +FDTC: Polled station functies aangeven. +FET: Post page berichtrespons. +FET=N Pagina-interpunctie verzenden. +FHNG Beëindiging met status. +FK Sessie beëindigen. +FLID= String lokaal-ID. +FLPL Document voor polling. +FMDL? Model aangeven. +FMFR? Fabrikant aangeven. +FPHCTO Timeout fase C. +FPOLL Geeft de pollingaanvraag aan. +FPTS: Status paginaoverdracht. +FPTS= Status paginaoverdracht. +FREV? Revisie aangeven. +FSPT Polling inschakelen. +FTSI: Het transmitstation-ID aangeven. Spraakopdrachten 70 #BDR Baudwaarde selecteren #CID Detectie Caller ID inschakelen en rapportage-indeling #CLS Data, Fax of Voice/Audio selecteren #MDL? Model aangeven #MFR? Fabrikant aangeven #REV? Revisieniveau aangeven #TL Verzendniveau audio-uitvoer #VBQ? Grootte querybuffer #VBS Bits per sample (ADPCM of PCM) #VBT Timer signaaltoon #VCI? Compressiemethode aangeven #VLS Spraaklijn selecteren #VRA Ringback goes away timer #VRN Ringback never came timer #VRX Stemontvangstwerkstand #VSDB Silence deletion tuner #VSK Buffer skid-instellingen #VSP Silence detectieperiode #VSR Selectie samplefrequentie Handboek voor de gebruiker #VSS Silence deletion tuner #VTD Functies voor rapportage DTMF-toon #VTM Plaatsing timingmark inschakelen #VTS Toonsignalen genereren #VTX Spraakverzendmodus Opmerking voor gebruikers in Zwitserland: Als Taxsignal op uw Swisscom-telefoonlijn niet uitgeschakeld is, kan dit de modemfunctie nadelig beïnvloeden. Dit kan worden verholpen door een filter met de volgende specificaties: Telekom PTT SCR-BE Taximpulssperrfilter-12kHz PTT Art. 444.112.7 Bakom 93.0291.Z.N Bijlage A. Handmatige modemopdrachten 71 72 Handboek voor de gebruiker Bijlage B. Kennisgevingen Mogelijk brengt Lenovo de in dit document genoemde producten, diensten of voorzieningen niet uit in alle landen. Neem contact op met uw plaatselijke Lenovovertegenwoordiger voor informatie over de producten en diensten die in uw regio beschikbaar zijn. Verwijzing in deze publicatie naar producten of diensten van Lenovo houdt niet in dat uitsluitend Lenovo-producten of -diensten gebruikt kunnen worden. Functioneel gelijkwaardige producten of diensten kunnen in plaats daarvan worden gebruikt, mits dergelijke producten of diensten geen inbreuk maken op intellectuele eigendomsrechten of andere rechten van Lenovo. De gebruiker is verantwoordelijk voor het vaststellen van de mate van samenwerking met producten, programma’s of diensten van anderen. Mogelijk heeft Lenovo octrooien of octrooi-aanvragen met betrekking tot bepaalde in deze publicatie genoemde producten. Aan het feit dat deze publicatie aan u ter beschikking is gesteld, kan geen recht op licentie of ander recht worden ontleend. Vragen over licenties kunt u schriftelijk richten aan: Lenovo (United States), Inc. 500 Park Offices Drive, Hwy. 54 Research Triangle Park, NC 27709 U.S.A. Attention: Lenovo Director of Licensing LENOVO GROUP LTD. LEVERT DEZE PUBLICATIE OP “AS IS”-BASIS ZONDER ENIGE GARANTIE, UITDRUKKELIJK NOCH STILZWIJGEND, MET INBEGRIP VAN, MAAR NIET BEPERKT TOT, DE GARANTIES OF VOORWAARDEN VAN VOORGENOMEN GEBRUIK OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. In sommige rechtsgebieden is het uitsluiten van stilzwijgende garanties niet toegestaan, zodat bovenstaande uitsluiting mogelijk niet op u van toepassing is. In dit boek kunnen technische onjuistheden en/of typfouten voorkomen. De informatie in deze publicatie is onderhevig aan wijzigingen. Wijzigingen zullen in nieuwe uitgaven van deze publicatie worden opgenomen. Lenovo kan de producten en/of programma’s die in deze publicatie worden beschreven zonder aankondiging wijzigen en/of verbeteren. De producten die in dit document worden beschreven, zijn niet bedoeld voor gebruik bij implantaties of andere levensondersteunende toepassingen waarbij storingen kunnen leiden tot letsel of overlijden. De informatie in dit document heeft geen invloed op Lenovo-productspecificaties of -garanties en wijzigt die niet. Niets in dit document doet dienst als uitdrukkelijke of stilzwijgende licentie of vrijwaring onder de intellectuele eigendomsrechten van Lenovo of derden. Alle informatie in dit document is afkomstig van specifieke omgevingen en wordt hier uitsluitend ter illustratie afgebeeld. In andere gebruiksomgevingen kan het resultaat anders zijn. Lenovo behoudt zich het recht voor om door u verstrekte informatie te gebruiken of te distribueren op iedere manier die zij relevant acht, zonder dat dit enige verplichting voor Lenovo jegens u schept. Verwijzingen in deze publicatie naar andere dan Lenovo-websites zijn uitsluitend opgenomen ter volledigheid en gelden op geen enkele wijze als aanbeveling voor © Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. 73 die websites. Het materiaal op dergelijke websites maakt geen deel uit van het materiaal voor dit Lenovo-product. Gebruik van dergelijke websites is geheel voor eigen risico. Alle hierin opgenomen prestatiegegevens zijn verkregen in een gecontroleerde omgeving. De resultaten in andere gebruiksomgevingen kunnen aanzienlijk afwijken. Bepaalde metingen zijn mogelijk verricht aan systemen die nog in de ontwikkelingsfase verkeerden, en er is geen garantie dat de resultaten hiervan gelijk zijn aan die van algemeen verkrijgbare systemen. Ook is het mogelijk dat sommige metingen schattingen zijn die door extrapolatie zijn verkregen. De feitelijke resultaten kunnen hiervan afwijken. Gebruikers van dit document dienen de toepasselijke gegevens voor hun specifieke omgeving te controleren. Kennisgeving televisieuitvoer De volgende kennisgeving heeft betrekking op modellen die over de door de fabriek geïnstalleerde functie voor televisieuitvoer beschikken. Dit product bevat technologie voor de bescherming van copyright en wordt beschermd door methodeclaims van bepaalde Amerikaanse octrooien en andere intellectuele-eigendomsrechten die eigendom zijn van Macrovision Corporation en andere rechthebbenden. Het gebruik van deze technologie voor de bescherming van copyright moet worden geautoriseerd door Macrovision Corporation, en is alleen bedoeld voor thuisgebruik en ander gebruik in beperkte kring, tenzij het gebruik op andere wijze door Macrovision Corporation is geautoriseerd. Reverse engineering of demontage is verboden. Handelsmerken De volgende benamingen zijn handelsmerken van Lenovo in de Verenigde Staten en/of andere landen: Lenovo Rescue and Recovery ThinkCentre ThinkVantage Wake on LAN is een handelsmerk van International Business Machines Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. Microsoft, Windows en Windows Vista zijn handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. Intel, Celeron en Pentium zijn handelsmerken van Intel Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. Linux is een handelsmerk van Linus Torvalds in de Verenigde Staten en/of andere landen. Andere namen van ondernemingen, producten en diensten kunnen handelsmerken zijn van derden. 74 Handboek voor de gebruiker Trefwoordenregister A E aansluiten, stations 32 Access Help 62 adapterkaarten installeren 26 PCI 15 poorten 26 afsluiten, Setup Utility 50 antivirussoftware updaten 9 apparaat, stuurprogramma’s 19 audio, subsysteem 12 audiolijningang 19 audiolijnuitgang 19 Ethernet-aansluiting F fysieke specificaties 14 G garantie-informatie 62 gebruiken beveiligingsprofielen voor apparatuur Setup Utility 47 wachtwoorden 47 geheugenmodules installeren 25 B batterij, plaats 22 batterij vervangen 35 beschrijving van de aansluiting besturingssysteem installeren 9 updaten 9 beveiliging geïntegreerd kabelslot 35 kabelslot 34 oog voor hangslot 35 voorzieningen 13, 33 BIOS, bijwerken (flashen) 51 19 H 19 handelsmerken 74 hulp en service 63 I I/O (input/output) voorzieningen 12 informatiebronnen 61 installeren besturingssysteem 9 DIMM’s (dual inline memory modules) installeren 25 software 8 systeem 25 C CMOS wissen 36 componenten plaats 21 computer aansluiten 3 aanzetten, computer 8 afsluiten 9 Customer Replacement Units (CRU’s) Customer Support Center 63 49 K kabels, aansluiten 37 kap terugplaatsen 37 verwijderen 20 kennisgevingen 73 62 D diagnose CD-image 8, 55, 56 diskettes 8, 55, 56, 57 PC-Doctor voor DOS 54, 55 PC-Doctor voor Windows 54, 55 PC-Doctor voor Windows PE 54, 57 programma’s 54, 63 werkgebied van Rescue and Recovery diagnose-CD, image maken 55 uitvoeren 56 diagnosediskettes maken 55 uitvoeren 56 L Lenovo-website 62 M 56, 57 © Lenovo 2006. Portions © IBM Corp. 2005. microfoonaansluiting 19 modemopdrachten Basic AT 65 Extended AT 67 Fax Class 1 69 Fax Class 2 69 MNP/V.42/V.42bis/V.44 68 Spraak 70 modemopdrachten, handmatig 65 muis schoonmaken niet-optische muis 58 75 muis schoonmaken (vervolg) optische muis 57 muisaansluiting 19 N niet-optische muis 58 omgeving, in bedrijf 14 Online boeken, map 61 oog voor hangslot 35 ophalen stuurprogramma’s 20 opties 15 beschikbaar 14 externe 15 interne 15 opties installeren adapterkaarten 26 beveiligingsfuncties 33 DIMM’s 25 externe 16 installeren 25 optische muis 57 P parallelle poort 19 plaats van componenten 21 poorten achterkant 18 voorkant 17 problemen oplossen 53 R 39 S selecteren opstartapparaat 49 tijdelijk opstartapparaat 49 seriële poort 19 Setup Utility 47 software installeren 8 specificaties fysiek 14 stations aansluiten 32 compartimenten 13, 28 diskette 15 installeren 30 interne 12, 28 optische 15 specificaties 28 vaste schijf 15 verwisselbare media 15 stuurprogramma’s 19 systeemplaat installeren 15, 22, 23, 24 onderdelen herkennen 22 76 51 T O Rescue and Recovery systeemplaat (vervolg) plaats 22, 23, 24 poorten 22, 23, 24 systeemprogramma’s 51 systeemprogramma’s bijwerken Handboek voor de gebruiker terugplaatsen batterij 35 terugplaatsen, kap 37 ThinkVantage Productivity Center toetsenbordaansluiting 19 61 U updaten antivirussoftware 9 besturingssysteem 9 flashen van BIOS 51 USB-aansluitingen 19 V vervangen opstartvolgorde apparaten 50 verwijderen, kap 20 video, subsysteem 12 voeding aanzetten 8 ACPI (Advanced Configuration and Power Interface) uitzetten, computer 9 voorzieningen 11 13 W wachtwoord beheerder 48 gebruiker 48 instellen, wijzigen, wissen 48 vergeten 36 wissen 36 wachtwoorden overwegingen 48 werken met apparaten die gevoelig zijn voor statische elektriciteit 16 werkplek inrichten 1 Z zelftest (power-on self-test, POST) 51 Onderdeelnummer: 41X5669 Gedrukt in Nederland (1P) P/N: 41X5669
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96

Lenovo ThinkCentre A55 Handboek Voor De Gebruiker

Type
Handboek Voor De Gebruiker
Deze handleiding is ook geschikt voor