Blz. 2-10
Subdirectory's
Als u de gegevens in een goedgeorganiseerde directory-structuur wilt opslaan,
kunt u subdirectory’s aanmaken onder de HOME-directory, en meer
subdirectory’s binnen de subdirectory’s. Deze hiërarchie van directory’s lijkt
op de mapstructuur in een computer. U kunt de subdirectory’s namen geven
die weergeven wat er in elke subdirectory staat, of een andere willekeurige
naam. Raadpleeg hoofdstuk 2 in de gebruikshandleiding van de
rekenmachine voor meer informatie over het bewerken van directory’s.
Variabelen
Variabelen lijken op de bestanden in de harde schijf van een computer. Een
variabele kan een object (numerieke waarden, algebraïsche uitdrukkingen,
lijsten, vectoren, matrices, programma’s, enz.) opslaan. Variabelen hebben
namen die kunnen bestaan uit elke combinatie van alfabetische en numerieke
tekens, maar die moeten beginnen met een letter (Nederlands of Grieks). De
naam van een variabele mag ook enkele niet-alfabetische tekens bevatten,
zoals het pijltje (→), maar deze moeten wel met een alfabetisch teken worden
gecombineerd. ‘→A’ is dus een geldige variabelennaam, maar ‘→’ niet.
Geldige voorbeelden van variabelennamen zijn: ‘A’, ‘B’, ‘a’, ‘b’, ‘α’, ‘β’,
‘A1’, ‘AB12’, ‘A12’,’Vel’,’Z0’,’z1’, enz.
Een variabele kan niet dezelfde naam krijgen als een functie van de
rekenmachine. De volgende namen zijn gereserveerd voor de rekenmachine:
ALRMDAT, CST, EQ, EXPR, IERR, IOPAR, MAXR, MINR, PICT, PPAR, PRTPAR,
VPAR, ZPAR, der_, e, i, n1,n2, …, s1, s2, …, ΣDAT, ΣPAR, π, ∞.
Variabelen kunnen worden georganiseerd in subdirectory’s (raadpleeg
hoofdstuk 2 in de gebruikshandleiding van de rekenmachine).