6 83018500cNL – Vertaling van de originele installatie- en gebruikershandleiding – Technische wijzigingen voorbehouden.
AANSLUITING OP EEN STUURSPANNING 0 10 V EN/OF 4 20MA
De ingebouwde positieregelaar regelt de aandrijving in afhankelijkheid
van het instelsignaal y van de regelaar. Als stuursignal dient een span-
ningssignaal (0 - 10 V–) aan klem 3u of een stroomsignaal aan klem 3i. Is
aan beide klemmen (3u (0 - 10 V) en 3i (4 - 20 mA)) tegelijk een stuursig-
naal actief, dan heeft de ingang met de hoogste waarde prioriteit.
Bij een stijgend instelsignaal schuift de koppelstang uit en gaat de klep
open (nominale belasting).
Werkingsrichting 2 (netspanning op interne aansluiting 2b):
Bij een stijgend instelsignaal schuift de koppelstang in en sluit de klep
(nominale belasting). Het beginpunt en het regelbereik zijn vast inge-
steld. Om deelbereiken (en alleen voor spanningsingang 3u) in te stellen,
is een splitrange-eenheid als toebehoren verkrijgbaar (zie werking split-
range-eenheid), die voor inbouw in de aandrijving bedoeld is.
Na het inschakelen van de voedingsspanning en na de initialisatie voert
de aandrijving, afhankelijk van het stuursignaal, elke klepslag tussen 0%
en 100% uit. Dankzij de elektronica en het wegmeetsysteem gaat geen
enkele slag verloren en heeft de aandrijving geen regelmatige na-initi-
alisatie nodig. Bij het bereiken van een eindpositie wordt deze positie
gecontroleerd en indien nodig gecorrigeerd en opnieuw opgeslagen.
De parallelwerking van meerdere aandrijvingen van hetzelfde SUT-type
is op die manier gegarandeerd. Het terugmeldingssignaal y0 = 0 - 10 V
komt overeen met de eectieve klepslag van 0 tot 100%.
Wordt in de werkingsrichting 1 het stuursignaal 0 - 10 V onderbroken,
dan schuift de stang helemaal in en wordt de klep gesloten. Om de klep
te kunnen openen (werkingsrichting 1), moet een spanning van 10V tus-
sen klem 1 en 3u worden aangesloten of dient naar werkingsrichting 2 te
worden omgeschakeld.
Met de codeerschakelaar kan de karakteristiek van de klep worden inge-
steld. Een procentueel gelijke en kwadratische karakteristiek is alleen
mogelijk, als de aandrijving als continue aandrijving wordt gebruikt. Met
andere schakelaars kunnen de looptijden worden gekozen (mogelijk bij
2 standen-, 3 standen- of continue functie).
AANSLUITING ALS 2 STANDENKLEPAANDRIJVING 24 V
Deze aansturing (OPEN/GESLOTEN) kan met twee draden gebeuren. De
spanning op de klemmen 1 en 2a aanleggen. Door klem 2b onder span-
ning (24 V) te zetten, schuift de koppelstang uit en gaat de klep open. Na
uitschakeling van deze spanning beweegt de aandrijving naar de tegen-
overliggende eindpositie en sluit de klep. In de eindposities (klepaanslag
of bereiken van de maximale slag) of bij overbelasting reageert de elek-
tronische motoruitschakeling (geen eindschakelaars).
Met de codeerschakelaar de looptijden instellen. De karakteristiek kan
hierbij niet worden gekozen (resulterend is de karakteristiek van de
klep). De klemmen 3i, 3u en 44 mogen niet aangesloten zijn.
AANSLUITING ALS 3 STANDENKLEPAANDRIJVING 24 V
Door klem 2a (resp. 2b) onder spanning te zetten, kan de klep in elke wil-
lekeurige stand worden gezet. Wordt spanning op klem 1 en 2b gezet,
dan schuift de koppelstang uit en gaat de klep open. De stang schuift
in en sluit de klep, als de stroomkring via klem 1 en 2a wordt gesloten.
In de eindposities (klepaanslag of bereiken van de maximale slag) of bij
overbelasting reageert de elektronische motoruitschakeling (geen eind-
schakelaars). Door de aansluitingen te verwisselen, kan de slagrichting
worden omgedraaid.
Met de codeerschakelaar de looptijden instellen. De karakteristiek kan
hierbij niet worden gekozen (resulterend is de karakteristiek van de
klep). De klemmen 3i, 3u en 44 mogen niet aangesloten zijn.
SPLITRANGEEENHEID ALS TOEBEHOREN TE KOOP
De splitrange-eenheid kan in de aandrijving ingebouwd of extern in een
elektrische verdeeldoos ondergebracht worden. Het beginpunt Uo en
het regelbereik U kunnen via potentiometers worden ingesteld. Op die
manier kunnen met het stuursignaal van de regelaar meerdere regeltoe-
stellen in een sequentie of cascade worden aangestuurd. Het ingangs-
signaal (deelbereik) wordt in een uitgangssignaal van 0 - 10 V omgezet.
SCHAKELAARCODERING
Verwijzing naar andere passages van de installa-
tie- en gebruikershandleiding.
Inbedrijfstelling
Controleer of de bedrijfsgegevens die op het typeplaatje van de
warmtewisselaar vermeld staan, niet overschreden worden.
Controleer of de schroefverbindingen correct zijn aangedraaid.
De kleppen in de aanvoer en retour zo gelijktijdig mogelijk langzaam
openen, tot de bedrijfstemperatuur is bereikt.
ATTENTION
De pompen die de warmtewisselaar voeden, moeten voorzien zijn
van afsluiters. Pompen of installaties die een hogere bedrijfsdruk
genereren dan voor de warmtewisselaar is aangegeven, moeten
met veiligheidskleppen worden uitgerust.
De pompen mogen geen lucht aanzuigen, om te voorkomen dat waters-
lagen tot bedrijfsstoringen leiden. Om drukstoten te voorkomen,
moeten de pompen tegen gesloten kleppen werken.
De warmtewisselaar tijdens het vullen ontluchten via de in het lei-
dingnet beschikbare ontluchtingskleppen.
ATTENTION
Drukstoten vermijden.
OPMERKING
Onvoldoende ontluchte warmtewisselaars leveren niet de volle ca-
paciteit. De resterende lucht verhoogt de kans op corrosie.
De primaire en secundaire zijde langzaam en tegelijkertijd sluiten. Is
dit niet mogelijk, dan eerst de warme zijde sluiten.
Na de inbedrijfstelling controleren of er geen drukpulsaties op het appa-
raat inwerken. Als de warmtewisselaar tussen een regelklep en een die-
rentiaaldrukregelaar is ingebouwd, dient te worden verzekerd dat zich
bij een gelijktijdig sluiten van beide regelinrichtingen geen onderdruk
kan vormen en dat zo stoomstoten worden vermeden.
De functionaliteit van de regelinrichtingen controleren. Algemeen erop
letten dat er geen bedrijfstoestanden kunnen ontstaan die in strijd zijn
met deze handleiding.
ATTENTION
Stoomstoten, druk- en temperatuurpulsaties kunnen tot lekkage in
de warmteoverbrenger leiden.
Voor voldoende potentiaalvereening zorgen, om de corrosie-
bescherming niet in gevaar te brengen.