HP Samsung CLP-366 Color Laser Printer series Handleiding

Categorie
Notitieboekjes
Type
Handleiding
BASIS
Gebruikershandleiding
CLP-36x Series
CLP-36xW Series
BASIS
Gebruikershandleiding
Deze handleiding geeft informatie met betrekking tot de installatie,
normaal gebruik en het oplossen van problemen in Windows.
GEAVANCEERD
Deze handleiding geeft informatie over de installatie, geavanceerde instelling, gebruik en
het oplossen van problemen in verschillende besturingssystemen.
Afhankelijk van het model of land zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar.
2
BA
S
I
S
1. Inleiding
Belangrijkste voordelen 4
Functies per model 7
Nuttig om te weten 9
Informatie over deze gebruikershandleiding
10
Veiligheidsinformatie 11
Apparaatoverzicht 16
Overzicht van het bedieningspaneel 19
Het apparaat inschakelen 21
Lokaal installeren van het stuurprogramma
22
Het stuurprogramma opnieuw installeren 23
2. De basisfuncties leren kennen
Een testpagina afdrukken 25
Afdrukmateriaal en lade 26
Eenvoudige afdruktaken 33
3. Onderhoud
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen
39
Beschikbare verbruiksartikelen 40
Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud 41
De tonercassette bewaren 42
Toner herverdelen 44
De tonercassette vervangen 46
De cassette voor gebruikte toner vervangen
48
De beeldeenheid vervangen 50
Het apparaat reinigen 52
Tips voor het verplaatsen en opbergen
van uw apparaat 54
4. Problemen oplossen
Tips om papierstoringen te voorkomen 56
Papierstoringen verhelpen 57
Informatie over de status-LED 60
5. Bijlage
Specificaties 63
Informatie over wettelijke voorschriften 72
Copyright 83
1. Inleiding
In dit hoofdstuk staat informatie die u nodig heeft om het apparaat te gebruiken.
Belangrijkste voordelen 4
Functies per model 7
Nuttig om te weten 9
Informatie over deze gebruikershandleiding 10
Veiligheidsinformatie 11
Apparaatoverzicht 16
Overzicht van het bedieningspaneel 19
Het apparaat inschakelen 21
Lokaal installeren van het stuurprogramma 22
Het stuurprogramma opnieuw installeren 23
Belangrijkste voordelen
Milieuvriendelijk
Dit apparaat beschikt over een Eco-functie waarmee u toner en papier
kunt sparen (zie "Easy Eco Driver" op pagina 155).
U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier te besparen
(zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken" op pagina 139).
Om papier te besparen kunt u op beide zijden van het papier afdrukken
(handmatig dubbelzijdig afdrukken) (zie "Geavanceerde afdrukfuncties
gebruiken" op pagina 139).
Dit apparaat bespaart automatisch elektriciteit door het stroomverbruik
aanzienlijk te beperken wanneer het apparaat niet wordt gebruikt.
Afdrukken met hoge snelheid en uitstekende
kwaliteit
U kunt een brede waaier van kleuren afdrukken met cyaan, magenta,
geel en zwart.
U kunt afdrukken met een resolutie tot 2.400 x 600 dpi effectieve output
(600 x 600 x 2 bit).
Snel on-demand afdrukken.
- Voor enkelzijdig afdrukken in zwart-wit: 18 ppm (A4) of 19 ppm
(Letter).
- Voor enkelzijdig afdrukken in kleur: 4 ppm (A4 of Letter).
Belangrijkste voordelen
Gemak
Met voor Google Cloud Print ingeschakelde apps (zie "Google Cloud
Print" op pagina 132) kunt u vanaf uw smartphone of computer
documenten afdrukken, waar u ook bent.
Met Easy Capture Manager kunt u gemakkelijk bewerken en afdrukken
wat u met de toets Print Screen op het toetsenbord hebt vastgelegd (zie
"Easy Capture Manager" op pagina 152).
Samsung Easy Printer Manager en Samsung-printerstatus zijn
programma's die de status van het apparaat controleren en u deze
doorgeven, en waarmee u de instellingen van het apparaat kunt
aanpassen (zie "Samsung Easy Printer Manager gebruiken" op pagina
159 of "Samsung-printerstatus gebruiken" op pagina 162).
Met AnyWeb Print kunt u van een scherm een schermopname of
afdrukvoorbeeld maken en afdrukken op een veel eenvoudigere manier
dan in het gebruikelijke programma (zie "Samsung AnyWeb Print" op
pagina 154).
Met Slim bijwerken kunt u controleren op de nieuwste software en de
nieuwste versie installeren tijdens het installatieproces van het
printerstuurprogramma. Dit is alleen beschikbaar voor gebruikers met
Windows-besturingssystemen.
Als u toegang hebt tot het internet, kunt u op de website van Samsung
(www.samsung.com > selecteer uw product > Ondersteuning of
Downloads) terecht voor hulp, ondersteuning,
printerstuurprogramma’s, handleidingen en andere informatie.
Grote functionaliteit en brede ondersteuning van
toepassingen.
Ondersteuning voor verschillende papierformaten (zie "Specificaties
van de afdrukmedia" op pagina 65).
Watermerken afdrukken: U kunt uw documenten aanpassen met
woorden zoals “CONFIDENTIAL” (zie "Geavanceerde afdrukfuncties
gebruiken" op pagina 139).
Posters afdrukken: De tekst en afbeeldingen op elke pagina van uw
document worden vergroot en afgedrukt over verschillende vellen
papier die u kunt samenvoegen tot een poster (zie "Geavanceerde
afdrukfuncties gebruiken" op pagina 139).
U kunt in verschillende besturingssystemen afdrukken (zie
"Systeemvereisten" op pagina 68).
Het apparaat is uitgerust met een USB- en/of een netwerkinterface.
Belangrijkste voordelen
Ondersteund verschillende instellingsmethoden
voor draadloze netwerken.
De WPS (Wi-Fi Protected Setup™)-knop gebruiken
- U kunt gemakkelijk verbinding maken met een draadloos netwerk
door de WPS-knop op het apparaat en op het toegangspunt (een
draadloze router) te gebruiken.
De USB-kabel of netwerkkabel gebruiken
- U kunt verbinding maken en verschillende instellingen voor het
draadloze netwerk configureren met een USB-kabel of
netwerkkabel.
Wi-Fi Direct gebruiken
- U kunt eenvoudig vanaf uw mobiele apparaat afdrukken met Wi-Fi of
Wi-Fi Direct.
Zie "Methoden voor het instellen van een draadloos netwerk" op
pagina 108.
Functies per model
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land.
Besturingssysteem Software
U kunt het printerstuurprogramma en de software installeren
wanneer u de software-cd in het cd-rom-station van uw computer
plaatst. Voor Windows selecteert u het printerstuurprogramma en
de software in het venster Selecteer de te installeren software
en hulpprogramma's.
Besturingssysteem CLP-36x Series CLP-36xW Series
Windows
Macintosh
Linux
Software
CLP-36x Series CLP-36xW Series
SPL-printerstuurprogramma
XPS-printerstuurprogramma
a
a. U kunt het XPS-stuurprogramma installeren in het venster Aangepaste installatie
(raadpleeg de software-cd die met uw apparaat is meegeleverd).
Samsung Easy Printer Manager
Samsung Easy Color Manager
b
b. Download de software van de website van Samsung en installeer deze: (http://
www.samsung.com > selecteer uw product > Ondersteuning of Downloads).
Controleer of het besturingssysteem van uw computer de software ondersteunt
voordat u met de installatie begint.
Samsung Anyweb Print
b
Samsung-printerstatus
SyncThru™ Web Service
Functies per model
Verschillende functies
(: beschikbaar. Leeg: Niet beschikbaar)
functies CLP-36x Series CLP-36xW Series
Hi-Speed USB 2.0
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN
Netwerkinterface 802.11b/g/n draadloos LAN
a
a. Draadloze netwerkinterfacekaarten (LAN-kaarten) zijn niet in alle landen verkrijgbaar. In sommige landen kan alleen 802.11 b/g worden gebruikt. Neem contact op met uw
plaatselijke Samsung-dealer of de winkel waar u het apparaat kocht.
IPv6
Google Cloud Print
Eco-afdruk(Easy Eco Driver)
b
b. U kunt de Eco-instellingen configureren via de Windows-stuurprogramma.
WPS (Wi-Fi Protected Setup™)
Handmatig dubbelzijdig afdrukken
c
c. Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows-besturingssystemen.
Nuttig om te weten
Waar kan ik het stuurprogramma van de
printer downloaden?
Kijk op www.samsung.com/printer voor de laaste versie
van het stuurprogramma van de printer en installeer deze
op uw systeem.
Waar kan ik accessoires of verbruiksartikelen
kopen?
Vraag na bij een Samsung-distributeur of uw
detailhandelaar.
Kijk op www.samsung.com/supplies. Kies uw land of regio
voor productinformatie.
De status-LED knippert of blijft branden.
Schakel het apparaat uit en weer in.
Zoek de betekenis van de LED-indicatorlampjes in deze
handleiding en los het probleem op (zie "Informatie over de
status-LED" op pagina 60).
Er is papier vastgelopen.
Open en sluit de bovenklep (zie "Voorkant" op pagina 17).
Zoek de instructies voor het verwijderen van vastgelopen
papier in deze handleiding en los het probleem op (zie
"Papierstoringen verhelpen" op pagina 57).
De afdrukken zijn vaag.
Het toner is mogelijk op of ongelijk verdeeld. Schud de
tonercassette heen en weer.
Probeer een andere instelling voor afdrukkwaliteit.
Vervang de tonercassette.
Het apparaat drukt niet af.
Open de afdruklijst en verwijder het document uit de lijst
(zie "Een afdruktaak annuleren" op pagina 34).
Verwijder het stuurprogramma en installeer deze opnieuw
(zie "Lokaal installeren van het stuurprogramma" op
pagina 22).
Selecteer uw printer als de standaardprinter in Windows.
10
1. Inleiding
Informatie over deze gebruikershandleiding
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en
biedt tevens gedetailleerde informatie over de verschillende procedures die
doorlopen moeten worden bij het gebruik van het apparaat.
Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik neemt.
Raadpleeg het hoofdstuk over probleemoplossing als u problemen
ondervindt bij gebruik van het apparaat.
De termen die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt, worden
uitgelegd in het hoofdstuk met de woordenlijst.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de
opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met het
door u gekochte apparaat.
De schermafbeeldingen in deze gebruikershandleiding kunnen afwijken
van de schermweergave van uw apparaat afhankelijk van de firmware-
/stuurprogrammaversie.
De procedures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk
gebaseerd op Windows 7.
1
Afspraken
Sommige in deze gebruikershandleiding gebruikte termen zijn
verwisselbaar:
Document is synoniem met origineel.
Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
Apparaat verwijst naar printer of multifunctionele printer.
2
Algemene pictogrammen
Pictogram Tekst Omschrijving
Opgepast
Biedt gebruikers informatie om het apparaat te
beschermen tegen mogelijke mechanische
schade of defecten.
Opmerking
Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde
uitleg over een functie of voorziening van het
apparaat.
11
1. Inleiding
Veiligheidsinformatie
Deze waarschuwingen en voorzorgen moeten eventuele beschadigingen
aan uw apparaat en verwondingen aan uzelf of anderen voorkomen. Lees
deze instructies aandachtig voor u het apparaat in gebruik neemt. Bewaar
dit document goed nadat u het hebt gelezen.
3
Belangrijke veiligheidssymbolen
Verklaring van alle pictogrammen en symbolen in
dit hoofdstuk
4
Bedrijfsomgeving
Waarschuwing
Waarschuwing
Gevaren of onveilige praktijken die ernstig
letsel of de dood kunnen veroorzaken.
Opgepast
Gevaren of onveilige praktijken die een klein
letsel of eigendomsschade kunnen
veroorzaken.
NIET proberen.
Niet gebruiken als de stekker beschadigd is of als het
stopcontact niet geaard is.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Plaats niets op het apparaat (water, kleine metalen of zware
voorwerpen, kaarsen, brandende sigaretten, enzovoort).
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Als het apparaat oververhit raakt, komt er rook uit, maakt het
vreemde geluiden of verspreidt het vreemde geuren. Schakel
onmiddellijk de stroomschakelaar uit en koppel het apparaat
los.
De gebruiker moet bij het stopcontact kunnen om in geval
van nood de stekker uit het stopcontact te kunnen trekken.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Buig het netsnoer niet en plaats er geen zware voorwerpen op.
Het trappen op of beknellen van het netsnoer door een zwaar
voorwerp kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Haal de stekker niet uit het stopcontact door aan het netsnoer
te trekken; trek de stekker er niet uit met natte handen.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Veiligheidsinformatie
12
1. Inleiding
Opgepast
5
Bedieningswijze
Opgepast
Haal de stekker uit het stopcontact tijdens onweer of als u het
apparaat niet gebruikt.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Opgelet, het papieruitvoergebied is heet.
U kunt brandwonden oplopen.
Als het apparaat is gevallen of als de behuizing beschadigd lijkt,
koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in van een
gekwalificeerd technicus.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Als het apparaat niet goed werkt nadat u deze instructies hebt
uitgevoerd, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de
hulp in van een gekwalificeerd technicus.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Probeer de stekker niet in het stopcontact te forceren als hij er
moeilijk ingaat.
U riskeert een elektrische schok. Neem contact op met een
elektricien om het stopcontact te vervangen.
Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of de
kabel naar de computer bijten.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken en/of uw
huisdier verwonden.
Trek het papier niet uit de printer tijdens het afdrukken.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Houd uw hand niet tussen het apparaat en de papierlade.
U kunt letsel oplopen.
Het apparaat wordt gevoed via het netsnoer.
Om de stroom uit te schakelen, trekt u het netsnoer uit het
stopcontact.
Wees voorzichtig wanneer u papier vervangt of vastgelopen
papier verwijdert.
Nieuw papier heeft scherpe randen die snijwonden kunnen
veroorzaken.
Bij het afdrukken van grote hoeveelheden kan de onderzijde
van het uitvoergebied heet worden. Houd kinderen uit de buurt.
Zij kunnen brandwonden oplopen.
Veiligheidsinformatie
13
1. Inleiding
6
Installatie/verplaatsen
Waarschuwing
Opgepast
Gebruik geen tang of scherpe metalen voorwerpen om
vastgelopen papier te verwijderen.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Vermijd het stapelen van te veel papier in de papieruitvoerlade.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Blokkeer de ventilatieopening niet of duw er geen voorwerpen
in.
Hierdoor kunnen onderdelen warm worden en kan er brand
ontstaan of kan het apparaat beschadigd raken.
Het gebruik van sturingen of instellingen of het uitvoeren van
procedures die afwijken van deze hier vermeld kan resulteren in
gevaarlijke blootstelling aan straling.
Plaats het apparaat niet in een stoffige of vochtige ruimte of op
een plek waar water lekt.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Schakel de stroom uit en maak alle kabels los voordat u het
apparaat verplaatst. De onderstaande informatie bevat slechts
aanbevelingen gebaseerd op het apparaatgewicht. Wanneer u
vanwege uw medische conditie niet kunt tillen, til het apparaat
dan niet op. Voor veilig tillen moet u anderen vragen om u te
helpen en het apparaat altijd met het juiste aantal personen
optillen.
Til vervolgens het apparaat op deze wijze op:
Een apparaat dat minder dan 20 kg weegt, mag door één
persoon worden opgetild.
een apparaat dat 20 - 40 kg weegt, moet door twee personen
worden opgetild.
een apparaat dat meer dan 40 kg weegt, moet door vier of
meer personen worden opgetild.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade
veroorzaken.
Plaats het apparaat niet op een onstabiel of schuin oppervlak.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade
veroorzaken.
Gebruik alleen telefoondraad van Nr. 26 AWG
a
of, indien nodig,
een grotere telefoondraad.
Zo niet kan het apparaat beschadigd raken.
Veiligheidsinformatie
14
1. Inleiding
7
Onderhoud/controle
Opgepast
Gebruik voor een veilige bediening het netsnoer dat met uw
apparaat werd meegeleverd. Als u een snoer gebruikt dat
langer is dan 2 meter voor een apparaat van 110 V, moet het
snoer minstens 16 AWG dik zijn.
Zo niet kan het apparaat beschadigd raken en een elektrische
schok of brand veroorzaken.
Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of
verlengsnoer aan.
Dit kan de prestaties verminderen en een elektrische schok of
brand veroorzaken.
Dek het apparaat niet af en plaats het niet in een slecht
geventileerde ruimte, zoals een kast.
Als het apparaat niet voldoende wordt geventileerd, kan er
brand ontstaan.
Het apparaat moet aangesloten worden op een spanningsbron
met hetzelfde energieniveau als op het label.
Als u niet zeker bent en het spanningsniveau wilt controleren,
neemt u contact op met de elektriciteitsmaatschappij.
a. AWG: American Wire Gauge
Trek het netsnoer van het apparaat uit het stopcontact als u de
binnenkant van het apparaat wilt reinigen. Reinig uw apparaat
niet met benzeen, verdunningsmiddel of alcohol, en spuit geen
water in het apparaat.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Zorg ervoor dat het apparaat niet werkt als u verbruiksartikelen
in het apparaat vervangt of de binnenkant schoonmaakt.
U kunt letsel oplopen.
Houd reinigingsproducten uit de buurt van kinderen.
Kinderen kunnen letsel oplopen.
U mag het apparaat niet zelf demonteren, herstellen of weer in
elkaar steken.
Dit kan het apparaat beschadigen. Neem contact op met een
professioneel technicus als het apparaat gerepareerd moet
worden.
Veiligheidsinformatie
15
1. Inleiding
8
Gebruik van verbruiksartikelen
Opgepast
Verwijder geen kleppen of beveiligingselementen die
vastgeschroefd zijn.
Fixeereenheden mogen alleen worden hersteld door een
gekwalificeerde servicemedewerker. Reparatie door niet-
gekwalificeerde technici kan brand of elektrische schokken
veroorzaken.
Dit apparaat mag alleen worden hersteld door een
medewerker van de technische dienst van Samsung.
Volg de richtlijnen uit de gebruikershandleiding die met het
apparaat werd meegeleverd om het apparaat te reinigen en te
bedienen.
Zo niet, dan kunt u het apparaat beschadigen.
Houd het netsnoer en het contactoppervlak van de stekker stof-
en watervrij.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Haal de tonercassette niet uit elkaar.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Verbrand geen verbruiksartikelen zoals een tonercassette of
fixeereenheid.
Dit kan een explosie of onbeheersbare brand veroorzaken.
Houd kinderen uit de buurt van de plaats waar u
verbruiksartikelen (bijvoorbeeld tonercassettes) bewaart.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Zorg ervoor dat er geen tonerstof op uw lichaam of kledij
terechtkomt bij het vervangen van de tonercassette of het
verwijderen van vastgelopen papier.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Als er tonerstof op uw kleding terechtkomt, moet u geen warm
water gebruiken.
Door warm water hecht de toner zich aan de stof. Gebruik altijd
koud water.
Het gebruik van gerecycleerde verbruiksartikelen, zoals toner,
kan het apparaat beschadigen.
Bij schade als gevolg van het gebruik van gerecyclede
verbruiksartikelen zullen reparatiekosten in rekening worden
gebracht.
16
1. Inleiding
Apparaatoverzicht
9
Toebehoren
Netsnoer Beknopte installatiehandleiding
Software-cd
a
a. De software-cd bevat de stuurprogramma's van de printer en programma's.
Div. accessoires
b
b. Diverse, bij uw printer geleverde accessoires kunnen verschillen per land van aankoop en specifiek model.
Apparaatoverzicht
17
1. Inleiding
10
Voorkant
Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model" op pagina 7).
1 Uitvoerlade 2 Papieruitvoersteun 3 Bovenklep 4 Configuratiescherm 5 Lade
6 Voorklep 7 Ontgrendelknop van de voorklep 8 Tonercassettes 9 Cassette voor gebruikte toner 10 Beeldeenheid
8
9
10
1 2 3
6
7
5
4
Apparaatoverzicht
18
1. Inleiding
11
Achterkant
Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model" op pagina 7).
1 Achterklep 2 Aansluiting netsnoer 3 USB-poort 4
Netwerkpoort
a
a. alleen CLP-36xW.
1
4
3
2
19
1. Inleiding
Overzicht van het bedieningspaneel
Dit bedieningspaneel kan afhankelijk van het model afwijken van uw
apparaat. Er zijn verschillende types bedieningspanelen.
1 Tonerlampjes
Toont de status van de toner (zie "Status-LED" op
pagina 60).
2 Eco
Overschakelen naar de eco-modus voor het
besparen van toner en papier, alleen bij afdrukken
via een pc (zie "Eco-afdruk" op pagina 36).
3
(WPS)
a
Hiermee kunt u de draadloze netwerkverbinding
gemakkelijk configureren zonder computer (zie
"Draadloos netwerk instellen" op pagina 107).
Handmatig afdrukken
- Druk deze knop in iedere keer wanneer u een
vel papier in de lade plaatst, wanneer u
Handmatige invoer als Invoer hebt
geselecteerd in uw printerstuurprogramma.
1
2
3
4
6
5
3
(Schermafdruk)
b
Maakt een schermafdruk
- Als u op deze knop drukt, begint de groene
LED te knipperen. Als u alleen het actieve
scherm wilt afdrukken, laat u de knop los
wanneer de groene LED stopt met knipperen.
Als u het hele scherm wilt afdrukken, laat u de
knop los terwijl de LED nog knippert.
- Handmatig afdrukken
Druk deze knop in iedere keer wanneer u
een vel papier in de lade plaatst, wanneer u
Handmatige invoer als Invoer hebt
geselecteerd in uw printerstuurprogramma.
Schermafdruk kan alleen worden
gebruikt bij de besturingssystemen van
Windows en Macintosh.
Deze functie kan alleen worden gebruikt bij
een apparaat dat via een USB-aansluiting
is aangesloten.
Bij het maken van een afdruk van het
actieve venster/het hele scherm met de
knop Print Screen, gebruikt het apparaat
mogelijk meer toner, afhankelijk van wat
wordt afgedrukt.
Als u gebruikmaakt van Macintosh OS,
kunt u deze functie alleen gebruiken
wanneer het programma Easy Printer
Manager is geïnstalleerd op het apparaat.
U moet Schermafdrukinstellingen
inschakelen in Easy Printer Manager om
gebruik te kunnen maken van de functie
Print Screen.
Overzicht van het bedieningspaneel
20
1. Inleiding
4
(Annuleren)
U kunt op elk moment een taak onderbreken. Tevens
kunt u de volgende functies uitvoeren.
Configuratiepagina
- Houd deze knop ongeveer twee seconden
ingedrukt tot de groene LED langzaam gaat
knipperen en laat de knop los.
Rapport met gebeurtenislogboek/
gebruiksteller afdrukken
- Houd deze knop ongeveer vier seconden
ingedrukt tot de groene LED snel gaat
knipperen en laat de knop los.
Rapport met informatie over
verbruiksartikelen afdrukken
- Houd deze knop ongeveer zes seconden
ingedrukt tot de groene LED gaan branden en
laat de knop los.
5
(Aan/uit/
ontwaken)
Met deze knop kunt u de stroom uitschakelen of het
apparaat uit de slaapstand halen.
6
(Status-LED)
Toont de status van uw printer (zie "Status-LED" op
pagina 60).
a. alleen CLP-36xW.
b. alleen CLP-36x
21
1. Inleiding
Het apparaat inschakelen
1
Sluit de printer eerst op de netvoeding aan.
2
Druk op (Aan/uit/ontwaken) op het bedieningspaneel.
Als u de stroom wilt uitschakelen, drukt u op (Aan/uit/ontwaken) op het bedieningspaneel.
1
2
22
1. Inleiding
Lokaal installeren van het stuurprogramma
Een lokale printer is een printer die via een kabel rechtstreeks op uw
computer is aangesloten. Als uw apparaat met een netwerk is verbonden,
slaat u de onderstaande stappen over en gaat u verder met de installatie
van het stuurprogramma voor een netwerkapparaat (zie de handleiding
Geavanceerd).
Als u gebruikmaakt van een Macintosh- of Linux-besturingssyteem,
raadpleegt u "Installatie voor Macintosh" op pagina 90 of "Installatie
voor Linux" on pagina 92.
Het installatievenster in deze Gebruikershandleiding kan verschillen
afhankelijk van het apparaat en de gebruikte interface.
Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3 meter.
12
Windows
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe hardware
gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren om het venster te sluiten.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
De cd-rom start automatisch op en er verschijnt een
installatievenster.
3
Selecteer Nu installeren.
4
Volg de instructies in het installatievenster.
U kunt de softwaretoepassingen selecteren in het venster Selecteer de
te installeren software en hulpprogramma's.
23
1. Inleiding
Het stuurprogramma opnieuw installeren
Als het printerstuurprogramma niet naar behoren werkt, volg dan de
onderstaande stappen om het stuurprogramma opnieuw te installeren.
13
Windows
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Selecteer in het menu Start achtereenvolgens Programma’s of
Alle programma's > Samsung Printers > naam van uw
printerstuurprogramma > Deïnstalleren.
3
Volg de instructies in het installatievenster.
4
Plaats de software-cd in uw cd-rom-station en installeer het
stuurprogramma opnieuw (zie "Lokaal installeren van het
stuurprogramma" op pagina 22).
2. De basisfuncties leren
kennen
Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het apparaat opgeven. Raadpleeg het
volgende hoofdstuk om waarden in te stellen of te wijzigen. Dit hoofdstuk levert informatie over de algemene
menustructuur en de opties voor de basisinstellingen.
Een testpagina afdrukken 25
Afdrukmateriaal en lade 26
Eenvoudige afdruktaken 33
25
2. De basisfuncties leren kennen
Een testpagina afdrukken
Om te controleren of het apparaat juist werkt, kunt u een testpagina afdrukken (alleen voor Windows).
Een testpagina afdrukken:
Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34) > tabblad Samsung > Demopagina.
26
2. De basisfuncties leren kennen
Afdrukmateriaal en lade
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u afdrukmedia in uw apparaat plaatst.
Wanneer u afdrukmateriaal gebruikt dat niet voldoet aan deze
specificaties, kan dit problemen veroorzaken waarvoor reparatie
vereist is. Zulke reparaties worden niet gedekt door de garantie of
serviceovereenkomst van Samsung.
Zorg ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit
kan uw apparaat beschadigen.
Gebruik van ontvlambaar afdrukmateriaal kan brand veroorzaken.
Gebruik aangegeven afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 65).
Het gebruik van ontvlambaar materiaal of het achterblijven van
vreemde materialen in de printen kan oververhitting veroorzaken en in
zeldzame gevallen brand.
1
Lade overzicht
Om het formaat te wijzigen, moet u de papiergeleiders aanpassen.
Als u de geleiders niet aanpast, kan dit tot gevolg hebben dat de afdruk
scheef of op de verkeerde plaats afgedrukt wordt, of dat het papier
vastloopt.
1 Papierklep
2 Vergrendeling van de
geleider
3 Papierlengtegeleider
4 Papierbreedtegeleider
21
4
3
Afdrukmateriaal en lade
27
2. De basisfuncties leren kennen
2
Papier in de lade plaatsen
1
Open de papierlade (zie "Lade overzicht" op pagina 26).
2
Open de papierklep.
3
Haal de lade handmatig uit het apparaat door de
geleidervergrendeling in de lade in te drukken en te ontgrendelen.
Stel vervolgens de papierlengte- en papierbreedtegeleider in.
4
Buig de papierstapel of waaier het papier uit, om de pagina’s van
elkaar te scheiden voor u het papier in het apparaat plaatst.
2
1
2
3
Afdrukmateriaal en lade
28
2. De basisfuncties leren kennen
5
Plaats het papier in de lade met de te bedrukken zijde naar boven.
Bij papier met een kleiner formaat dan Letter-formaat ontgrendelt u
de geleider van de lade en duwt u de lade naar binnen. Stel
vervolgens de papierlengte- en papierbreedtegeleider in.
Bij papier dat langer is dan Letter-formaat ontgrendelt u de geleider
van de lade en trekt u de lade naar buiten. Stel vervolgens de
papierlengte- en papierbreedtegeleider in.
Druk de papierbreedtegeleider niet te hard tegen de rand van het
papier, omdat het papier daardoor kan buigen.
Gebruik geen papier waarvan de voorste rand opgekruld is. Hierdoor
kan het papier vastlopen of kreukelen.
Als u de breedtegeleider niet aanpast, kan het papier vastlopen.
2
1
2
1
Afdrukmateriaal en lade
29
2. De basisfuncties leren kennen
6
Houd de breedtegeleider ingedrukt en schuif deze tegen de stapel
papier, zonder het papier te buigen.
7
Sluit de papierklep.
8
Plaats de papierlade.
9
Stel het papiertype en -formaat voor de lade in als u een document wilt
afdrukken (zie "Papierformaat en papiertype instellen" op pagina 32).
De in het printerstuurprogramma opgegeven instellingen krijgen
voorrang op de instellingen op het bedieningspaneel.
a Om vanuit een toepassing af te drukken, opent u de toepassing en
start u het afdrukmenu.
b Open Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen"
op pagina 34).
c Klik op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen en selecteer
het juiste papiertype.
Als u bijvoorbeeld op een etiket wilt afdrukken, stelt u het papiertype
in op Etiketten.
d Selecteer Automatisch selecteren (of Handmatige invoer) bij
papierbron en druk vervolgens op OK.
e Start het afdrukken vanuit de toepassing.
Afdrukmateriaal en lade
30
2. De basisfuncties leren kennen
3
Afdrukken op speciale afdrukmedia
De onderstaande tabel toont de te gebruiken speciale afdrukmedia in elke
lade.
De mediatypes worden getoond in de Voorkeursinstellingen. Voor de
beste afdrukkwaliteit, selecteert u het juiste mediatype in het venster
Voorkeursinstellingen > tabblad Papier > Type (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34).
Als u bijvoorbeeld op etiketten wilt afdrukken, selecteert u Etiketten als
Type.
Voor het gebruik van speciale afdrukmedia raden wij u aan om telkens
een vel per keer in te voeren (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 65).
Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 65 voor papiergewicht per
vel.
(: beschikbaar. Leeg: Niet beschikbaar)
Types
Lade
a
a. De beschikbare papiersoorten voor handmatige invoer in de lade:
Normaal papier
Dik papier
Dun papier
Bankpost
Gekleurd papier
Kartonpapier
Etiketten
Voorbedrukt
Katoen
Kringlooppapier
Archiefpapier
Glanzende foto
Foto mat
Afdrukmateriaal en lade
31
2. De basisfuncties leren kennen
Etiketten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u uitsluitend
etiketten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters.
Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden met de volgende
factoren:
- Kleefstoffen: Bestand tegen de fixeertemperatuur van het
apparaat. Controleer de specificaties van uw apparaat voor
informatie over de fixeertemperatuur (ongeveer 170 °C).
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarvan het rugvel
tussen de etiketten niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen
de etiketten kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit kan
ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krullen: Moet plat liggen en in geen enkele richting meer dan 5 mm
omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes
vertonen of loskomen van het rugvel.
Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal blootligt.
Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat etiketten tijdens het
afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen
hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende
achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen,
gekreukt of anderszins beschadigd zijn.
Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6.4 mm van
de zijkanten van het afdrukmedia.
Afdrukmateriaal en lade
32
2. De basisfuncties leren kennen
Voorbedrukt papier
Bij het plaatsen van voorbedrukt papier moet de bedrukte zijde bovenaan
liggen en mag de voorzijde niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u
het papier om. Er zijn geen garanties wat de afdrukkwaliteit betreft.
Briefhoofden moeten afgedrukt worden met hittebestendige inkt die niet
smelt, verdampt of schadelijke gassen uitstoot als ze gedurende 0.1
seconde worden blootgesteld aan de fixeertemperatuur (ongeveer 170
°C) van het apparaat.
De inkt op het voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn en mag de
printerrollen niet beschadigen.
Voor u voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u of de inkt op
het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van
het voorbedrukt papier, waardoor de afdrukkwaliteit afneemt.
4
Papierformaat en papiertype instellen
Nadat u papier in de papierlade hebt geplaatst, stelt u het papierformaat en
de papiersoort in.
Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 34) en stel het papierformaat en de papiersoort in op het
tabblad Papier.
Als u een speciaal papierformaat wilt gebruiken, zoals factuurpapier,
selecteert u Aangepast op het tabblad Papier in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 34).
33
2. De basisfuncties leren kennen
Eenvoudige afdruktaken
Raadpleeg de handleiding Geavanceerd (zie "Geavanceerde
afdrukfuncties gebruiken" op pagina 139) voor speciale afdrukfuncties.
5
Tijdens het afdrukken
Wanneer u gebruik maakt van Macintosh of Linux, raadpleegt u
"Afdrukken in Macintosh" op pagina 147 of "Afdrukken in Linux" op
pagina 149.
Het volgende venster Voorkeursinstellingen is voor Notepad in Windows
7.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Selecteer Afdrukken in het menu Bestand.
3
Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
4
De basisafdrukinstellingen, inclusief het aantal kopieën en het
afdrukbereik, worden geselecteerd in het venster Afdrukken.
Klik op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster Afdrukken om
gebruik te maken van de geavanceerde afdrukopties. (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34).
5
Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de
afdruktaak te starten.
Eenvoudige afdruktaken
34
2. De basisfuncties leren kennen
6
Een afdruktaak annuleren
Een afdruktaak die in een afdrukrij of afdrukspooler wacht om afgedrukt te
worden, annuleert u op de volgende manier:
U kunt toegang krijgen tot dit venster door te dubbelklikken op het
pictogram van het apparaat ( ) in de taakbalk van Windows.
U kunt de huidige taak ook annuleren door te drukken op
(Annuleren) op het bedieningspaneel.
7
Voorkeursinstellingen openen
Het venster Voorkeursinstellingen in deze gebruikshandleiding
verschilt mogelijk van het venster dat u ziet omdat dit afhankelijk is
van de gebruikte printer. Het venster Voorkeursinstellingen bevat
echter vrijwel dezelfde eigenschappen.
Als u een optie selecteert in Voorkeursinstellingen verschijnt er
mogelijk een waarschuwingsteken, of . Een uitroepteken ( )
wil zeggen dat u deze optie wel kunt selecteren maar dat dit niet
wordt aanbevolen. Het teken wil zeggen dat u deze optie niet kunt
selecteren vanwege de instellingen of omgeving van het apparaat.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Kies Afdrukken in het menu Bestand.
3
Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
4
Klik op Eigenschappen of op Voorkeuren.
Eenvoudige afdruktaken
35
2. De basisfuncties leren kennen
U kunt voordat u gaat afdrukken eco-functies toepassen om papier
en toner te besparen (zie "Easy Eco Driver" op pagina 155).
U kunt de huidige status van het apparaat controleren door op de
knop Printerstatus te drukken (zie "Samsung-printerstatus
gebruiken" op pagina 162).
Voorkeursinstellingen gebruiken
Met de optie Favorieten die op elk tabblad maar niet op het tabblad
Samsung verschijnt kunt u de huidige voorkeurinstellingen opslaan voor
toekomstig gebruik.
Volg deze stappen om een Favorieten-item op te slaan:
1
Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2
Typ in het invoervak Favorieten een naam voor deze instellingen.
3
Klik op opslaan.
4
Voer een naam en beschrijving in en selecteer vervolgens de
gewenste icoon.
5
Klik op OK. Als u instellingen opslaat onder Favorieten worden alle
huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen.
Als u een opgeslagen instelling wilt gebruiken, kiest u deze op het
tabblad Favorieten. Het apparaat is nu ingesteld om afdrukken te
maken met de gekozen instellingen. Om de opgeslagen instellingen te
wissen kiest u deze op het tabblad Favorieten en klikt u op
Verwijderen.
Eenvoudige afdruktaken
36
2. De basisfuncties leren kennen
8
Help gebruiken
Klik op de optie waarover u meer wilt weten op het venster
Voorkeursinstellingen en druk op F1 op uw toetsenbord.
9
Eco-afdruk
Met de functie Eco spaart u toner en papier uit. De functie Eco spaart
natuurlijke hulpbronnen en helpt u milieuvriendelijke afdrukken te maken.
Instellen van Eco-modus op het
bedieningspaneel.
Als u op het bedieningspaneel op de knop Eco drukt, staat deze modus
aan. De standaardinstelling van de Eco-modus is Meerdere pagina’s per
vel (2) en Tonerspaarstand.
U kunt de instellingen van het apparaat wijzigen via
Apparaatinstellingen in het programma Samsung Easy Printer
Manager.
Voor gebruikers van Windows en Macintosh, stel in vanaf Samsung
Easy Printer Manager > (schakel over naar geavanceerde
modus) > Apparaatinstellingen, zie "Apparaatinstellingen" op
pagina 161.
De instellingen die via het stuurprogramma zijn opgegeven krijgen
voorrang op de instellingen via het bedieningspaneel.
Eco-modus in het stuurprogramma instellen
Open het tabblad Eco om de Eco-modus in te stellen. Als u de eco-
afbeelding ziet ( ), betekent dit dat de eco-modus momenteel is
ingeschakeld.----
U kunt ook de toepassing Easy Eco Driver gebruiken als u wilt afdrukken in
de Eco-modus. zie "Easy Eco Driver" op pagina 155.
Eenvoudige afdruktaken
37
2. De basisfuncties leren kennen
Eco-opties
Standaardinstelling printer: Volg de instellingen op het
bedieningspaneel van de printer.
Geen: Schakelt Eco-modus uit.
Afdrukken in ecomodus: Schakelt eco-modus in. Activeer de
verschillende Eco-onderdelen die u wilt gebruiken.
Wachtwoord: Als de beheerder heeft ingesteld dat de Eco-modus
moet worden gebruikt, moet u een wachtwoord opgeven om de status
te wijzigen.
Knop Wachtwoord: In SyncThru™ Web Service (tabblad Settings >
Machine Settings > System > Eco > Settings) of Samsung Easy
Printer Manager (Apparaatinstellingen > Eco) is de wachtwoordknop
geactiveerd. Om de afdrukinstellingen te wijzigen, klikt u op deze knop,
voert u het wachtwoord in of neemt u contact op met de beheerder.
Resultaatsimulator
De Resultaatsimulator toont de resultaten van verlaagde kooldioxide-
emissies, elektriciteitsverbruik en de hoeveelheid uitgespaard papier,
naargelang de door u gekozen instellingen.
De resultaten worden berekend op basis van een totaal aantal van
honderd pagina's zonder blanco pagina, als de Eco-modus is
uitgeschakeld.
Zie voor de berekeningscoëfficiënt met betrekking tot CO2, energie en
papier het IEA, de index van het Japanse ministerie van Binnenlandse
Zaken en Communicatie en www.remanufacturing.org.uk. Elk model
gebruikt een ander kengetal.
Het elektriciteitsverbruik in afdrukmodus betreft bij dit apparaat het
gemiddelde elektriciteitsverbruik bij afdrukken.
De weergegeven hoeveelheid is slechts een schatting omdat de
werkelijke hoeveelheid kan verschillen naargelang het gebruikte
besturingssysteem, computerkracht, programma's, aansluitmethode,
mediatype, mediaformaat, complexiteit van de afdruktaak, enz.
3. Onderhoud
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verbruiksartikelen, accessoires en onderdelen voor het onderhoud van
uw apparaat kunt aankopen.
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen 39
Beschikbare verbruiksartikelen 40
Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud 41
De tonercassette bewaren 42
Toner herverdelen 44
De tonercassette vervangen 46
De cassette voor gebruikte toner vervangen 48
De beeldeenheid vervangen 50
Het apparaat reinigen 52
Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw
apparaat 54
39
3. Onderhoud
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen
De verkrijgbare accessoires kunnen verschillen van land tot land. Neem contact op met uw verkoper voor de lijst met beschikbare verbruiksartikelen en
onderdelen.
Als u door Samsung goedgekeurde verbruiksartikelen, accessoires of reserveonderdelen wilt bestellen, neemt u contact op met de lokale Samsung-dealer
of de winkel waar u het apparaat hebt gekocht. Of ga naar www.samsung.com/supplies en selecteer uw land/regio voor de contactgegevens van de
klantenservice.
40
3. Onderhoud
Beschikbare verbruiksartikelen
Als de verbruiksartikelen het einde van hun gebruiksduur naderen, kunt u de volgende verbruiksartikelen voor uw apparaat bestellen:
De levensduur van de tonercassette kan variëren afhankelijk van de opties, het percentage afbeeldingen en de taakmodus.
Als u nieuwe tonercassettes of verbruiksartikelen aanschaft, doet u dit best in het land waar u het apparaat hebt gekocht. Nieuwe tonercassettes of andere
verbruiksartikelen zijn mogelijk niet compatibel met het apparaat omdat de configuratie van tonercassettes en andere verbruiksartikelen per land kunnen
verschillen.
Samsung raadt het gebruik van niet-originele Samsung-tonercassettes, zoals opnieuw gevulde of gereviseerde tonercassettes, af. Samsung kan de
kwaliteit van niet-originele Samsung-tonercassettes niet garanderen. Ondersteuning of reparaties als gevolg van het gebruik van niet-originele Samsung-
tonercassettes worden niet gedekt door de apparaatgarantie.
Type
Gemiddeld aantal afdrukken
a
a. Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig ISO/IEC 19798. Het aantal pagina's kan worden beïnvloed door de gebruiksomstandigheden, de tijd tussen afdruktaken, afbeeldingen en
het type en formaat van het afdrukmateriaal.
Benaming van onderdeel
Tonercassette Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken met een zwarte tonercassette: Ong.
1.500 standaardpagina’s (zwart)
Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken met een kleurentonercassette: Ong.
1.000 standaardpagina’s (geel/magenta/cyaan)
K406 (CLT-K406S): Zwart
C406 (CLT-C406S): Cyaan
M406 (CLT-M406S): Magenta
Y406 (CLT-Y406S): Geel
Beeldeenheid
Circa 16.000 afbeeldingen
b
b. Aantal afbeeldingen op basis van één kleur op elke pagina. Als u documenten afdrukt in vier kleuren (cyaan, magenta, geel, zwart), neemt de gebruiksduur van dit artikel met 25% af.
CLT-R406
Opvangbak voor gebruikte toner
Circa 7.000 afbeeldingen
b
CLT-W406
41
3. Onderhoud
Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud
Neem contact op met de winkel waar u het apparaat hebt gekocht om reserveonderdelen te bestellen. Laat onderhoudsonderdelen alleen vervangen door
een erkende servicemedewerker, de leverancier of personeel van de winkel waar u het apparaat hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de
gemiddelde levensduur is verstreken, valt niet onder de garantie.
Onderhoudsonderdelen worden op gezette tijdstippen vervangen om te verhinderen dat de afdrukkwaliteit verslechtert en er papierinvoerstoringen
optreden als gevolg van versleten onderdelen (zie onderstaande tabel). Uw apparaat moet op elk moment perfect functioneren. De te vervangen
onderdelen moeten worden vervangen wanneer de levensduur van het desbetreffende onderdeel is verstreken.
Onderdelen
Gemiddeld aantal afdrukken
a
a. De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem, de snelheid van de computer, de gebruikte toepassing, de verbindingsmethode, het type en formaat van de
afdrukmedia en de complexiteit van de taak.
fixeereenheid Ong. 20.000 pagina's voor zwart-witmodus of 5.000 pagina's voor kleurenmodus
Transportrol Ong. 20.000 pagina's
Invoerrol Ong. 20.000 pagina's
Opneemrol Ong. 20.000 pagina's
Transportriem (ITB) Ong. 20.000 pagina's voor zwart-witmodus of 5.000 pagina's voor kleurenmodus
42
3. Onderhoud
De tonercassette bewaren
Tonercassettes bevatten componenten die gevoelig zijn voor licht, temperatuur en vochtigheid. Samsung raadt u aan deze aanbevelingen te volgen met
het oog op optimale prestaties, de hoogste kwaliteit en de langste gebruiksduur van uw nieuwe Samsung-tonercassette.
Bewaar deze cassette op de plaats waar de printer wordt gebruikt. Idealiter in een omgeving met gecontroleerde temperatuur en vochtigheid. Haal de
tonercassette pas uit haar originele, ongeopende verpakking op het moment dat u de cassette gaat installeren. Als de originele verpakking ontbreekt, moet
u de bovenste opening van de cassette bedekken met papier en moet u de cassette in een donkere kast bewaren.
Door de verpakking van de cassette te openen voor u de cassette in gebruik neemt, zal de levensduur en bewaartijd van de cassette aanzienlijk verkorten.
Bewaar tonercassetten niet op de grond. Volg de onderstaande procedures om een tonercassette die u uit de printer hebt verwijderd, te bewaren.
Bewaar de cassette in de beschermhoes van de originele verpakking.
Bewaar de tonercassette liggend (niet staand) met dezelfde kant boven als bij de installatie.
Bewaar geen verbruiksartikelen onder de volgende omstandigheden:
- Temperaturen boven 40°C (104°F).
- Luchtvochtigheid van minder dan 20% of meer dan 80%.
- In een omgeving met extreme temperatuur- of vochtigheidsschommelingen.
- In direct zon- of kunstlicht.
- Op stoffige plaatsen.
- In een auto gedurende een lange periode.
- In een omgeving met corrosieve dampen.
- In een omgeving met zilte lucht.
De tonercassette bewaren
43
3. Onderhoud
1
Behandelingsinstructies
Raak het oppervlak van de fotogeleidende drum in de cassette niet aan.
Stel de cassette niet bloot aan onnodige trillingen of schokken.
Roteer de drum niet handmatig, vooral in de tegengestelde richting. Dit
kan interne schade en een tonerlek veroorzaken.
2
Gebruik tonercassette
Samsung Electronics raadt het gebruik van andere tonercassettes dan van
Samsung af, met inbegrip van generische, hervulde of gerecycleerde
tonercassettes of tonercassettes van witte producten.
De printergarantie van Samsung dekt geen schade aan het apparaat
die ontstaan is door het gebruik van een bijgevulde cassette,
gerecyclede cassette of een tonercassette van een ander merk dan
Samsung.
3
Geschatte levensduur van tonercassette
De geschatte levensduur van een cassette (of de beeldeenheid) is
afhankelijk van de hoeveelheid toner die afdruktaken vereisen. De
eigenlijke capaciteit kan variëren afhankelijk van de afdrukdichtheid van de
pagina’s waarop u afdrukt, de omgeving, percentage afbeeldingen, de tijd
tussen de afdruktaken, het type media en het mediaformaat. Als u
bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, wordt er meer toner verbruikt en
moet de cassette waarschijnlijk vaker worden vervangen.
44
3. Onderhoud
Toner herverdelen
Als de tonercassette bijna leeg is:
Witte strepen, onduidelijke afdruk en/of verschillende dichtheid aan beide kanten.
•De Toner-LED knippert oranje.
In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de resterende toner in de tonercassette opnieuw te verdelen. Soms blijven die witte strepen
of lichtere gebieden voorkomen, ook nadat de toner opnieuw is verdeeld.
Voordat u de voorklep opent, moet u eerst de uitvoersteun sluiten.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water hecht de toner
zich aan de stof.
Doorgaan met afdrukken wanneer u de melding over een lege tonercassette hebt gehad, kan leiden tot ernstige schade aan uw apparaat.
Toner herverdelen
45
3. Onderhoud
46
3. Onderhoud
De tonercassette vervangen
Voordat u de voorklep opent, moet u eerst de uitvoersteun sluiten.
Gebruik geen scherpe voorwerpen zoals een mes of een schaar om de verpakking van de tonercassette te openen. Scherpe voorwerpen veroorzaken
mogelijk krassen op het oppervlak van de cassette.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water hecht de toner
zich aan de stof.
Schud de tonercassette grondig. Dit verhoogt de afdrukkwaliteit in het begin.
Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt.
Doorgaan met afdrukken wanneer u de melding over een lege tonercassette hebt gehad, kan leiden tot ernstige schade aan uw apparaat.
De tonercassette vervangen
47
3. Onderhoud
Als een tonercassette het einde van de levensduur bereikt heeft, wordt het venster Printerstatus weergegeven op de computer, waarin wordt aangegeven
dat er een tonercassette moet worden geplaatst.
48
3. Onderhoud
De cassette voor gebruikte toner vervangen
Wanneer de opvangbak voor gebruikte toner is versleten, verschijnt het Smart Panel-programmavenster op het computerscherm om aan te geven dat de
cassette voor gebruikte toner moet worden vervangen. Anders stopt het apparaat met afdrukken.
Er kunnen tonerdeeltjes loskomen in het apparaat maar dit betekent niet dat het apparaat beschadigd is. Neem contact op met de klantenservice als
er zich problemen met de afdrukkwaliteit voordoen.
Als u de cassette voor gebruikte toner uit het apparaat haalt, beweegt u deze voorzichtig en laat u deze niet vallen.
Plaats de cassette voor gebruikte toner op een horizontaal oppervlak, zodat de toner niet uit de cassette kan lekken.
Draai de cassette voor gebruikte toner niet om en houd deze niet schuin.
De cassette voor gebruikte toner vervangen
49
3. Onderhoud
Voor het bestellen van optionele accessoires zijn bestelgegevens beschikbaar (zie "Beschikbare verbruiksartikelen" op pagina 40).
50
3. Onderhoud
De beeldeenheid vervangen
Wanneer de beeldeenheid is versleten, verschijnt het Smart Panel-programmavenster op het computerscherm om aan te geven dat de beeldeenheid moet
worden vervangen. Anders stopt het apparaat met afdrukken.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of schaar, om de beeldeenheid uit de verpakking te halen. U zou het oppervlak van de beeldeenheid
kunnen beschadigen.
Let erop dat u geen krassen maakt op het oppervlak van de beeldeenheid.
Stel de beeldeenheid niet langer dan enkele minuten bloot aan licht, om schade te voorkomen. Bedek de tonercassette indien nodig met een stuk papier
om ze te beschermen.
Controleer of alle tonercassettes correct zijn geïnstalleerd voor u de voorklep sluit.
De beeldeenheid vervangen
51
3. Onderhoud
52
3. Onderhoud
Het apparaat reinigen
Als er zich problemen voordoen met de afdrukkwaliteit of als u uw apparaat in een stofrijke omgeving gebruikt, moet u uw apparaat regelmatig
schoonmaken om de beste afdrukkwaliteit te blijven garanderen en de gebruiksduur van uw apparaat te verlengen.
Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelen die veel alcohol, oplosmiddelen of andere agressieve substanties bevatten, kan de
behuizing verkleuren of vervormen.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan is terecht gekomen, raden wij u aan om de toner te verwijderen met een zachte, met water
bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt, wordt de toner in de lucht geblazen. Dit kan schadelijk voor u zijn.
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden gereduceerd en verholpen door de binnenkant van het
apparaat te reinigen.
4
De buitenkant reinigen
Maak het apparaat aan de buitenkant schoon met een zachte, pluisvrije doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met water, maar let erop dat er geen
water op of in het apparaat terechtkomt.
5
De binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden gereduceerd en verholpen door de binnenkant van het apparaat
te reinigen.
Het apparaat reinigen
53
3. Onderhoud
Gebruik een niet-pluizende doek om het apparaat te reinigen.
Als uw apparaat een aan/uit-schakelaar heeft, zet u de aan/uit-schakelaar uit voordat u het apparaat reinigt.
Voordat u de voorklep opent, moet u eerst de uitvoersteun sluiten.
1
2
1
2
54
3. Onderhoud
Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat
U mag het apparaat bij het verplaatsen niet ondersteboven of op zijn kant houden. Er kan immers toner vrijkomen binnenin het apparaat waardoor er
schade aan het apparaat kan ontstaan of de afdrukkwaliteit kan verslechteren.
Als u het apparaat verplaatst, moet u ervoor zorgen dat ten minste twee mensen het apparaat goed vasthouden.
4. Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
Tips om papierstoringen te voorkomen 56
Papierstoringen verhelpen 57
Informatie over de status-LED 60
Dit hoofdstuk biedt nuttige informatie voor als u een foutmelding opmerkt. Als uw apparaat
beschikt over een displayscherm, controleert u eerst het bericht op het displayscherm om
te fout op te lossen. Als u in dit hoofdstuk geen oplossing voor uw probleem kunt vinden,
raadpleegt u het hoofdstuk Problemen oplossen in de Gebruikershandleiding
Geavanceerd (zie "Problemen oplossen" op pagina 167). Als u geen oplossing kunt
vinden in de Gebruikershandleiding of als het probleem blijft optreden, kunt u contact
opnemen met de klantenservice.
56
4. Problemen oplossen
Tips om papierstoringen te voorkomen
U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type afdrukmedia te gebruiken. Zie de volgende tips om storingen met vastzittend papier te
voorkomen:
Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld (zie "Lade overzicht" op pagina 26).
Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de lade plaatst.
Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 65).
57
4. Problemen oplossen
Papierstoringen verhelpen
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt.
1
In de papierlade
Papierstoringen verhelpen
58
4. Problemen oplossen
2
Binnenin het apparaat
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
Papierstoringen verhelpen
59
4. Problemen oplossen
3
In het uitvoergebied
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
60
4. Problemen oplossen
Informatie over de status-LED
De kleur van de LED geeft de huidige status van het apparaat aan.
Afhankelijk van het model of land zijn enkele LED´s mogelijk niet beschikbaar (zie "Overzicht van het bedieningspaneel" op pagina 19).
Zie de foutmelding en de bijbehorende instructies om de fout op te lossen (zie "Problemen oplossen" op pagina 167).
U kunt de fout ook oplossen met de tips in het programmavenster Samsung-printerstatus (zie "Samsung-printerstatus gebruiken" op pagina 162).
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen.
4
Status-LED
Status Omschrijving
(Status-LED)
Uit Het apparaat is offline of in energiebesparende modus.
Groen
Knippert
Het apparaat ontvangt gegevens van de computer.
Het apparaat drukt gegevens af.
Aan Het apparaat is online en klaar voor gebruik.
Rood
Knippert Het apparaat bevindt in de modus voor handmatig afdrukken of handmatig dubbelzijdig afdrukken.
Aan
De klep is geopend. Sluit de klep (zie "Apparaatoverzicht" op pagina 16).
De papierlade is leeg tijdens het ontvangen of afdrukken van gegevens. Plaats papier in de lade (zie "Papier in de
lade plaatsen" op pagina 27).
Het apparaat is gestopt als gevolg van een ernstige fout.
Oranje
Knippert De firmware wordt bijgewerkt.
Aan Er is een papierstoring opgetreden (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 57).
Informatie over de status-LED
61
4. Problemen oplossen
5
LED's voor toner / WPS / aan/uit/ Eco
Status Omschrijving
(Tonerlampjes)
Oranje
Knippert
De tonercassette is bijna leeg. Het einde van de geschatte levensduur van de cassette is bijna bereikt.
Bereid een nieuwe cassette voor ter vervanging van de oude. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen
door de toner te herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 44).
Aan
Een tonercassette heeft zijn geschatte gebruiksduur bijna bereikt.
a
Het verdient aanbeveling de
tonercassette te vervangen (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 46).
Er is geen tonercassette geïnstalleerd of de verkeerde tonercassette is geïnstalleerd (zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 46).
a. De geschatte levensduur verwijst naar de verwachte of geschatte gebruiksduur van een tonercassette. Het geeft aan hoeveel afdrukken er gemiddeld kunnen worden gemaakt met de
cassette volgens ISO/IEC 19798. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de omgevingsomstandigheden, de tijd tussen afdruktaken en het type en formaat van het
afdrukmateriaal. Er kan wat toner achterblijven in de cassette, ook als de rode LED brandt en de printer stopt met afdrukken.
Uit Alle tonercassettes hebben een normale capaciteit.
(WPS-LED)
b
b. Alleen voor draadloos model (zie "Functies per model" op pagina 7).
Blauw
Knippert Het apparaat maakt verbinding met een draadloos netwerk.
Aan
Het apparaat heeft verbinding met een draadloos netwerk (zie "De knop WPS gebruiken" op pagina
109).
Uit De verbinding tussen het apparaat en het draadloze netwerk is verbroken.
(LED voor Aan/uit/ontwaken)
Blauw
Aan Het apparaat bevindt zich in energiebesparende modus.
Uit
Het apparaat staat in de gereedmodus of het apparaat is uitgeschakeld.
Eco Groen
Aan Eco-modus is ingeschakeld (zie "Eco-afdruk" op pagina 36).
Uit Eco-modus is uitgeschakeld.
5. Bijlage
In dit hoofdstuk staan productspecificaties en informatie met betrekking tot toepasbare regelgeving.
Specificaties 63
Informatie over wettelijke voorschriften 72
Copyright 83
63
5. Bijlage
Specificaties
1
Algemene specificaties
De specificaties hieronder kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Ga naar www.samsung.com voor mogelijk gewijzigde
informatie.
Items Omschrijving
Afmetingen Breedte x Lengte x Hoogte 382 x 309 x 211 mm
Gewicht Apparaat inclusief verbruiksartikelen 9,84 kg
Geluidsniveau
a
Stand-bymodus Achtergrondgeluid
Afdrukmodus
afdrukken in kleur: Minder dan 45 dB(A)
afdrukken in zwart-wit: Minder dan 48 dB(A)
Temperatuur
Gebruik 10 tot 32°C
Opslag (in verpakking) 0 tot 40 °C
Relatieve luchtvochtigheid
Gebruik 20 tot 80% RV
Opslag (in verpakking) 10 tot 90% RV
Nominaal vermogen
b
Modellen op 110 volt AC 110 – 127 V
Modellen op 220 volt AC 220 – 240 V
Specificaties
64
5. Bijlage
Stroomverbruik
Gemiddeld vermogen Minder dan 290 W
Stand-bymodus Minder dan 60 Watt
Energiebesparende modus Minder dan 1,0 W (CLP-36x Series), minder dan 1,4 W (CLP-36xW Series)
Uitgeschakelde toestand 0,45 W
Draadloos
c
Module
SPW-B4319S
a. Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: basisinstallatie apparaat, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken.
b. Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage (V), de frequentie (Hertz) en de stroomsterkte (A) voor uw apparaat.
c. Alleen voor draadloos model (zie "Functies per model" op pagina 7).
Items Omschrijving
Specificaties
65
5. Bijlage
2
Specificaties van de afdrukmedia
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/capaciteit afdrukmedia
a
Lade
Normaal papier
Letter 216 x 279 mm
60 tot 85 g/m
2
(bankpostpapier)
150 vellen van 75 g/m
2
(bankpostpapier).
Legal 216 x 356 mm
US Folio 216 x 330 mm
A4 210 x 297 mm
Oficio 216 x 343 mm
JIS B5 182 x 257 mm
ISO B5 176 x 250 mm
Executive 184 x 267 mm
A5 148 x 210 mm
A6 105 x 148 mm
Dik papier Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
86 tot 120 g/m
2
(bankpostpapier)
•5 vellen
Dun papier Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
60 tot 70 g/m
2
(bankpostpapier)
150 vellen van 60 g/m
2
(bankpostpapier)
Specificaties
66
5. Bijlage
Katoen Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
75 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
150 vellen van 75 g/m
2
(bankpostpapier).
Gekleurd,
voorbedrukt,
kringlooppapier
Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
60 tot 85 g/m
2
(bankpostpapier)
150 vellen van 75 g/m
2
(bankpostpapier).
Etiketten
b
Letter, Legal, Oficio,
US Folio, A4, JIS B5,
ISO B5, Executive, A5
Zie Normaal papier
120 tot 150 g/m
2
(bankpostpapier)
•5 vellen
Kartonpapier
Letter, Legal, Oficio,
US Folio, A4, JIS B5,
ISO B5, Executive,
A5,Briefkaart 4x6
Zie Normaal papier
121 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier)
•5 vellen
Bankpostpapier Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
105 tot 120 g/m
2
(bankpostpapier)
10 vellen
Archiefpapier Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
70 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
100 vellen
Glossy foto
Foto mat
Letter, A4,
Briefkaart 4x6
Zie Normaal papier
111 tot 220 g/m
2
(bankpostpapier)
•1 vellen
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/capaciteit afdrukmedia
a
Lade
Specificaties
67
5. Bijlage
Plaats de vellen een voor een in de lade als het gewicht van het afdrukmateriaal groter is dan 120 g/m
2
.
Minimaal formaat (aangepast) 76 x 152 mm
60 tot 120 g/m
2
(bankpostpapier)
Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm
a. De maximumcapaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van afdrukmedia en de omgevingsomstandigheden.
b. De zachtheid van de voor dit apparaat gebruikte etiketten moet tussen 100 tot 250 (sheffield) bedragen. Deze getallen verwijzen naar het gladheidsniveau.
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/capaciteit afdrukmedia
a
Lade
Specificaties
68
5. Bijlage
3
Systeemvereisten
Microsoft
®
Windows
®
Internet Explorer 6.0 of hoger is minimum vereist voor alle Windows-besturingssystemen.
Gebruikers kunnen de software installeren als ze beheerdersrechten hebben.
Windows Terminal Services is compatibel met uw apparaat.
Besturingssysteem
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM Vrije schijfruimte
Windows
®
XP Intel
®
Pentium
®
III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz)
128 MB (256 MB) 1,5 GB
Windows Server
®
2003 Intel
®
Pentium
®
III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz)
128 MB (512 MB) 1,25 GB tot 2 GB
Windows Server
®
2008 Intel
®
Pentium
®
IV 1 GHz (Pentium IV 2 GHz)
512 MB (2 GB) 10 GB
Windows Vista
®
Intel
®
Pentium
®
IV 3 GHz
512 MB (1 GB) 15 GB
Windows
®
7
Intel
®
Pentium
®
IV 1 GHz 32-bit of 64-bit-processor of hoger
1 GB (2 GB) 16 GB
Ondersteuning voor DirectX
®
9 graphics met 128 MB geheugen (om het Aero-thema in te schakelen).
DVD-R/W-station
Windows Server
®
2008 R2 Intel
®
Pentium
®
IV 1 GHz- (x86) of 1,4 GHz- (x64) processoren (2 GHz of sneller)
512 MB (2 GB) 10 GB
Specificaties
69
5. Bijlage
Macintosh
Besturingssysteem
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM Vrije schijfruimte
Mac OS X 10.4
•Intel
®
-processoren
•PowerPC G4/G5
128 MB voor Mac met PowerPC (512 MB)
512 MB voor een Mac op basis van Intel (1 GB)
1 GB
Mac OS X 10.5
•Intel
®
-processoren
867 MHz of sneller Power PC G4/G5
512 MB (1 GB) 1 GB
Mac OS X 10.6
•Intel
®
-processoren
1 GB (2 GB) 1 GB
Mac OS X 10.7
•Intel
®
-processoren
2 GB 4 GB
Specificaties
70
5. Bijlage
Linux
Items Vereisten
Besturingssysteem
Fedora 5~13 (32/64 bit)
OpenSuSE
®
10.2, 10.3, 11.0, 11.1, 11.2 (32/64 bit)
SuSE 10.1 (32 bits)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04, 7.10, 8.04, 8.10, 9.04, 9.10, 10.04 (32/64 bits)
Mandriva 2007, 2008, 2009, 2009.1, 2010 (32/64 bit)
Debian 4.0, 5.0 (32/64 bit)
Redhat
®
Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bit)
SuSE Linux Enterprise Desktop 10, 11 (32/64 bit)
Processor Pentium IV 2,4GHz (Intel Core™2)
RAM 512 MB (1 GB)
Vrije schijfruimte 1 GB (2 GB)
Specificaties
71
5. Bijlage
4
Netwerkomgeving
Alleen voor draadloze en netwerkmodellen (zie "Functies per model" op pagina 7).
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het als netwerkprinter te kunnen gebruiken. In de volgende tabel worden de
netwerkomgevingen vermeld die door het apparaat worden ondersteund.
Items Specificaties
Netwerkinterface 802.11b/g/n draadloos LAN
Netwerkbesturingssysteem
•Windows
®
XP, Windows Server
®
2003, Windows Vista
®
, Windows
®
7, Windows Server
®
2008 R2
Diverse Linux-besturingssystemen
Mac OS X 10.4 ~ 10.7
Netwerkprotocollen
TCP/IPv4
DHCP, BOOTP
DNS, WINS, Bonjour, SLP, UPnP
Standard TCP/IP Printing(RAW), LPR, IPP, WSD
SNMPv 1/2/3, HTTP
TCP/IPv6 (DHCP, DNS, RAW, LPR, SNMPv 1/2/3, HTTP)
Draadloze netwerkbeveiliging
Verificatie: Open Syst., Ged. Sleutel, WPA Privé, WPA2 Privé (PSK)
Codering: WEP64, WEP128, TKIP, AES
72
5. Bijlage
Informatie over wettelijke voorschriften
Dit apparaat is ontworpen voor een normale werkomgeving en is
gecertificeerd conform verschillende veiligheidsvoorschriften.
5
Verklaring inzake laserveiligheid
De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in
overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1,
subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders
gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de
vereisten van IEC 60825-1: 2007.
Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het
lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik,
gebruiksonderhoud of onder de voorgeschreven servicevoorwaarden
personen niet worden blootgesteld aan laserstralen hoger dan Klasse I.
Waarschuwing
De printer mag nooit worden gebruikt of nagekeken als de beschermkap
van de laser/scanner is verwijderd. Hoewel ze onzichtbaar is, kan de
gereflecteerde laserstraal uw ogen beschadigen.
Neem bij het gebruik van dit apparaat altijd deze elementaire
veiligheidsmaatregelen in acht om het risico op brand, elektrische schokken
en letsels te beperken.
6
Veiligheid in verband met ozon
De ozonemissie van dit apparaat ligt onder 0,1 ppm. Ozon is
zwaarder dan lucht. Zet dit apparaat dus op een plaats met
goede ventilatie.
Informatie over wettelijke voorschriften
73
5. Bijlage
7
Energiebesparingsmodus
8
Recycleren
9
Alleen voor China
Deze printer is uitgerust met een geavanceerde
energiebesparende technologie die het stroomverbruik
vermindert wanneer het apparaat niet wordt gebruikt.
Als de printer gedurende enige tijd geen gegevens ontvangt,
wordt het stroomverbruik automatisch verlaagd.
ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn
gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken.
Meer informatie over het ENERGY STAR-programma vindt u
op http://www.energystar.gov
Voor modellen met de certificering van ENERGY STAR staat
het etiket van ENERGIE STAR op uw apparaat. Controleer of
uw apparaat gecertificeerd is met ENERGY STAR.
Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product, of verwijder ze
op een milieuvriendelijke wijze.
Informatie over wettelijke voorschriften
74
5. Bijlage
10
Correcte verwijdering van dit product
(afgedankte elektrische en elektronische apparatuur)
(Van toepassing in de Europese Unie en andere
Europese landen met gescheiden
inzamelingssystemen voor batterijen)
Alleen voor de Verenigde Staten
Verwijder elektronica door deze naar een goedgekeurd recyclingbedrijf te
brengen. Vind recyclingbedrijven bij u in de buurt op onze
website:www.samsung.com/recyclingdirect Of bel (877) 278 - 0799
11
Radiofrequentiestraling
FCC-normen (VS)
Dit apparaat is conform Deel 15 van de FCC-voorschriften. Het gebruik van
dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden:
dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken
en moet alle ontvangen interferentie aanvaarden, inclusief interferentie
die een ongewenste werking kan veroorzaken.
Deze aanduiding op het product, op de accessoires of in de
documentatie geeft aan dat het product en zijn elektronische
accessoires (bijv. lader, hoofdtelefoon, USB-kabel) aan het eind van
hun levensduur niet met ander huishoudelijk afval mogen worden
weggegooid. Gelieve deze items te scheiden van andere soorten
afval en ze op een verantwoorde wijze te recyclen met het oog op
een duurzaam hergebruik van materialen en ter voorkoming van
eventuele schade aan het milieu of de gezondheid als gevolg van
een ongecontroleerde afvalverwijdering.
Huishoudelijke gebruikers moeten contact opnemen met de winkel
waar ze dit product hebben gekocht of met de gemeente waar ze
wonen om te vernemen waar en hoe ze deze artikelen
milieuvriendelijk kunnen laten recyclen.
Zakelijke gebruikers dienen contact op te nemen met hun
leverancier en dienen de voorwaarden en bepalingen van de
verkoopovereenkomst te controleren. Dit product en zijn
elektronische accessoires mogen niet met ander bedrijfsafval voor
verwijdering worden gemengd.
Informatie over wettelijke voorschriften
75
5. Bijlage
Dit apparaat is getest en voldoet aan de limieten voor digitale apparaten
van klasse B, zoals vastgelegd in deel 15 van de FCC-voorschriften. Deze
beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen
schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat genereert, gebruikt en
straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet volgens
de richtlijnen wordt geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke interferentie voor
radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd
dat bij een bepaalde installatie geen interferentie optreedt. Als dit apparaat
schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt
controleren door het apparaat in en uit te schakelen, raden wij de gebruiker
aan de interferentie te beperken door de volgende maatregelen te treffen:
Verplaats de ontvangstantenne of draai ze een andere kant op.
Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger.
Sluit de apparatuur aan op een stopcontact van een andere stroomkring
dan die waarop de ontvanger is aangesloten.
raadpleeg uw verdeler of een ervaren radio-/televisiemonteur.
Wijzigingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door
de fabrikant (die ervoor moet zorgen dat het apparaat aan de normen
voldoet) kunnen ertoe leiden dat de toestemming aan de gebruiker om
het apparaat te gebruiken vervalt.
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat blijft binnen de grenzen (limieten van klasse B) voor
stoorsignalen vanuit digitale apparatuur die zijn bepaald in de standaard
voor apparatuur die interferentie zou kunnen veroorzaken, met de titel
"Digital Apparatus", ICES-003 van Industry and Science Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques
applicables aux appareils numériques de Classe B prescrites dans la
norme sur le matériel brouilleur : « Appareils Numériques », ICES-003
édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
12
Verenigde Staten
Federal Communications Commission (FCC)
Intentional emitter overeenkomstig FCC Deel 15
Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de
2,4 GHz/5 GHz-band. Deze sectie is alleen van toepassing als deze
apparaten aanwezig zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of er
draadloze apparaten aanwezig zijn.
Eventuele draadloze apparaten in uw systeem zijn enkel gekwalificeerd
voor gebruik in de Verenigde Staten van Amerika als er een FCC ID-
nummer op het systeemlabel staat.
Informatie over wettelijke voorschriften
76
5. Bijlage
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin wordt
aangegeven dat de afstand tussen een draadloos apparaat en het lichaam
minstens 20 cm moet bedragen, bij gebruik van het apparaat nabij het
lichaam (uitstekende delen niet meegerekend). Dit apparaat moet op meer
dan 20 cm van het lichaam worden gehouden wanneer de draadloze
apparatuur is ingeschakeld. Het afgegeven vermogen van het draadloze
apparaat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn
ingebouwd, ligt ruimschoots onder de RF-blootstellingsgrenzen die de FCC
heeft bepaald.
Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender worden
opgesteld of bediend.
Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee
voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen schadelijke interferentie
veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie
accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het
apparaat kan veroorzaken.
Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf worden
hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding gewijzigd worden.
Wanneer u wijzigingen aanbrengt aan een draadloos apparaat, vervalt
de gebruikerslicentie. Neem voor ondersteuning contact op met de
fabrikant.
FCC-bepaling voor het gebruik in draadloze
LAN’s
Tijdens de installatie en het gebruik van een combinatie van deze
zender en antenne kan dicht bij de geïnstalleerde antenne de RF-
blootstellingsgrens van 1 mW/cm2 worden overschreden. Daarom
moet de gebruiker altijd minstens 20 cm afstand houden van de
antenne. Dit apparaat kan niet worden geïnstalleerd met een andere
zender en verzendantenne.
13
Alleen voor Rusland
14
Alleen Duitsland
Informatie over wettelijke voorschriften
77
5. Bijlage
15
Alleen voor Turkije
16
Alleen Thailand
17
De stekker van het netsnoer vervangen
(alleen voor het VK)
Belangrijk
Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker
(BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Als u de
zekering vervangt, moet u het juiste type van 13 ampère gebruiken. Nadat
u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u de afdekkap van de
zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering verloren bent,
mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een nieuwe afdekkap hebt op
gezet.
Neem contact op met de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht.
Stekkers van 13 ampère zijn het meest voorkomende type in het Verenigd
Koninkrijk en kunnen in de meeste gevallen worden gebruikt. Sommige
(vooral oudere) gebouwen hebben echter geen normale stopcontacten van
13 ampère. U moet een geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder
nooit de aangegoten stekker van het netsnoer.
Als u de aangegoten stekker afsnijdt of weggooit, kunt u hem er niet
meer op bevestigen en riskeert u een elektrische schok te krijgen als u
hem in het stopcontact steekt.
Informatie over wettelijke voorschriften
78
5. Bijlage
Belangrijke waarschuwing:
Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet
overeenstemmen met die van de stekker.
Sluit de geel-groene aardedraad aan op de pool die gemarkeerd is met de
letter "E", het aardingssymbool, en geel-groen of groen is gekleurd.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "N" of
zwart is gekleurd.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "L" of
de kleur zwart.
In de stekker, adapter of verdeelkast moet een zekering van 13 ampère zijn
aangebracht.
18
Verklaring van overeenstemming
(Europese landen)
Goedkeuringen en certificeringen
1 januari 1995: Richtlijn 2006/95/EC van het Europees Parlement en de
Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften
der lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen
bepaalde spanningsgrenzen.
1 januari 1996: Richtlijn 2004/108/EC van de Raad inzake de harmonisatie
van de wetgevingen in de lidstaten betreffende elektromagnetische
compatibiliteit.
Dit apparaat moet op een geaard stopcontact worden aangesloten.
De aders van het netsnoer hebben de volgende kleurcodering:
Groen/geel: aarding
Blauw: neutraal
Bruin: fase
Samsung Electronics verklaart hierbij dat deze [CLP-36x
Series] voldoet aan de essentiële vereisten en andere
regelgeving van de laagspanningsrichtlijn (2006/95/EG) en
de EMC-richtlijn (2004/108/EG).
Samsung Electronics verklaart hierbij dat deze [CLP-36xW
Series] in overeenstemming is met de essentiële vereisten en
andere relevante bepalingen van de R&TTE-richtlijn (1999/5/
EG).
De conformiteitsverklaring vindt u op www.samsung.com. Daar
klikt u op Ondersteuning > Downloadcenter en geeft u de
printernaam (MFP) in om EuDoC te doorzoeken.
Informatie over wettelijke voorschriften
79
5. Bijlage
9 maart 1999: Richtlijn 1999/5/EC van de Raad inzake radioapparatuur en
eindapparatuur voor telecommunicatie en de onderlinge herkenning van
hun conformiteit. U kunt bij uw vertegenwoordiger van Samsung
Electronics Co., Ltd. een volledige verklaring krijgen waarin de relevante
richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen, zijn gedefinieerd.
EC-certificering
Certificering voor Richtlijn 1999/5/EC inzake radioapparatuur en
eindapparatuur voor telecommunicatie (FAX)
Dit product van Samsung is gecertificeerd door Samsung zelf voor enkele-
terminalverbindingen in heel Europa met het openbare telefoonnet (PSTN),
in overeenstemming met richtlijn 1999/5/EC. Het product is ontworpen voor
gebruik met de nationale openbare telefoonnetten en compatibele PBX-en
van de Europese landen:
Indien er problemen optreden, moet u in eerste instantie contact opnemen
met het Euro QA Lab van Samsung Electronics Co., Ltd.
Het product is getest op TBR21. Het European Telecommunication
Standards Institute (ETSI) heeft voor gebruik en toepassing in
overeenstemming met deze norm een adviesdocument gepubliceerd (EG
201 121), waarin opmerkingen en extra voorwaarden staan voor
netwerkcompatibiliteit van TBR21-terminals. Het product is getest op, en
voldoet aan, alle relevante adviezen in dit document.
Europese radiogoedkeuringsinformatie
(voor producten uitgerust met door de EU
goedgekeurde radioapparaten)
Deze printer is bestemd voor gebruik thuis of op kantoor. Mogelijk bevat uw
printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de
2,4/5 GHz-band. Deze sectie is alleen van toepassing als deze apparaten
aanwezig zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of er draadloze
apparaten aanwezig zijn.
Het afgegeven vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze
apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder
de RF-blootstellingsgrenzen die de Europese Commissie in de R&TTE-
richtlijn heeft vastgelegd.
Krachtens de goedkeuring van draadloze apparaten
gekwalificeerde Europese lidstaten:
EU-landen
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem
aanwezig zijn mogen in de Europese Unie of
daarmee verbonden regio’s alleen worden gebruikt
als het systeemlabel een CE-markering, een
registratienummer van een aangemelde instantie en
het waarschuwingssymbool bevat.
Informatie over wettelijke voorschriften
80
5. Bijlage
Europese landen met gebruiksbeperkingen:
EU
In Frankrijk mag deze apparatuur alleen binnenshuis worden gebruikt.
EEA/EFTA-landen
Geen beperkingen op dit ogenblik.
19
Mededelingen aangaande normen
Draadloze geleiding
Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de
2,4 GHz/5 GHz-band. De volgende sectie geeft een algemeen overzicht
van beschouwingen die betrekking hebben op het gebruik van een
draadloos apparaat.
Bijkomende beperkingen, waarschuwingen en overwegingen voor
specifieke landen zijn opgenomen in de specifieke landensecties (of
landengroepensecties). De draadloze apparaten in uw systeem zijn
uitsluitend gekwalificeerd voor gebruik in de landen die geïdentificeerd
kunnen worden aan de hand van de markering "Radio gekeurd" op het
systeemclassificatielabel. Als het land waar u het draadloos apparaat wilt
gebruiken niet in de lijst is opgenomen, neemt u contact op met het
plaatselijke instantie voor radiogoedkeuring voor meer informatie over de
vereisten. Draadloze apparaten zijn streng gereguleerd en mogen niet
worden gebruikt.
Het afgegeven vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze
apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder
de tot dusver bekende RF-blootstellingsgrenzen. Omdat de draadlozen
apparaten (die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd) minder energie
afgeven dan conform de veiligheidsnormen en aanbevelingen inzake
radiofrequentie is toegestaan, is de producent ervan overtuigd dat deze
apparaten veilig zijn in het gebruik. Ongeacht het vermogensniveau moet
menselijk contact tijdens de normale werking zoveel mogelijk worden
vermeden.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin wordt
aangegeven dat de afstand tussen het draadloze apparaat en het lichaam,
voor gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam (zonder
uitstekende delen), minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet op
meer dan 20 cm van het lichaam worden gehouden, wanneer de draadloze
apparatuur is ingeschakeld en bezig is met zenden.
Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender worden
opgesteld of bediend.
Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan draadloze
apparaten. Hieronder zijn voorbeelden van gebruikelijke beperkingen
opgenomen.
Informatie over wettelijke voorschriften
81
5. Bijlage
20
Alleen voor Israël
Draadloze RF-communicatie kan interferentie veroorzaken met
apparatuur aan boord van burgerluchtvaarttoestellen. De huidige
luchtvaartreglementeringen eisen dat draadloze toestellen aan
boord van een vliegtuig worden uitgeschakeld tijdens de vlucht.
IEEE 802.11- (beter bekend als draadloos Ethernet) en Bluetooth-
communicatieapparaten zijn voorbeelden van draadloze
communicatieapparaten.
In omgevingen waar het risico op interferentie met andere
apparaten of diensten schadelijk is of als dusdanig wordt
beschouwd, kan gebruik van een draadloos apparaat beperkt of
verboden worden. Luchthavens, ziekenhuizen en ruimtes gevuld
met zuurstof en ontvlambare gassen zijn enkele voorbeelden van
omgevingen waar het gebruik van draadloze apparaten beperkt of
verboden kan zijn. Als u zich in een omgeving bevindt waarvan u
niet zeker weet of het gebruik van draadloze apparaten
gesanctioneerd is, vraagt u de plaatselijke autoriteiten om
toelating voor u het draadloze apparaat inschakelt of in gebruik
neemt.
Elk land voorziet verschillende beperkingen voor het gebruik van
draadloze apparaten. Aangezien uw systeem uitgerust is met een
draadloos apparaat, moet u, als u van het ene land naar het
andere reist, voorafgaand aan uw vertrek bij de plaatselijke
radiogoedkeuringsinstanties informeren of er beperkingen gelden
voor het gebruik van draadloze apparaten in het land van
bestemming.
Als uw systeem uitgerust is met een ingebouwd draadloos
apparaat, mag u het draadloos apparaat niet gebruiken tenzij alle
kleppen en schermen op hun plaats zitten en het systeem
compleet is.
Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf worden
hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding gewijzigd worden.
Wanneer u wijzigingen aanbrengt aan een draadloos apparaat,
vervalt de gebruikerslicentie. Neem voor ondersteuning contact op
met de fabrikant.
Gebruik alleen stuurprogramma’s die goedgekeurd zijn voor het
land waar het apparaat gebruikt zal worden. Raadpleeg de
systeemherstelkit van de fabrikant of neem contact op met de
technische dienst van de fabrikant voor meer informatie.
Informatie over wettelijke voorschriften
82
5. Bijlage
21
Alleen voor China
83
5. Bijlage
Copyright
© 2012 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden.
Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden
gewijzigd.
Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade als gevolg van of in verband met het gebruik van deze
gebruikershandleiding.
Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd.
Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft
Corporation.
Microsoft, Internet Explorer, Excel, Word, PowerPoint en Outlook zijn geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation in
de Verenigde Staten en andere landen.
Google, Picasa, Google Docs, Android en Gmail zijn geregistreerde handelsmerken or handelsmerken van Google Inc.
Google Cloud Print is een handelsmerk van Google Inc.
iPad, iPhone, iPod touch, TrueType, Mac en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc., geregistreerd in de VS en andere landen.
AirPrint en het AirPrint-logo zijn handelsmerken van Apple Inc.
TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc.
Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectievelijke bedrijven of organisaties.
Raadpleeg het bestand "LICENSE.txt" op de meegeleverde cd-rom voor open-sourcelicentiegegevens.
REV. 1.10
GEAVANCEERD
Gebruikershandleiding
CLP-36x Series
CLP-36xW Series
GEAVANCEERD
Gebruikershandleiding
Deze handleiding geeft informatie over de installatie, geavanceerde
instelling, gebruik en het oplossen van problemen in verschillende
besturingssystemen.
Afhankelijk van het model of land zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar.
BASIS
Deze handleiding geeft informatie met betrekking tot de installatie, normaal gebruik en
het oplossen van problemen in Windows.
85
G
EAVAN
C
EERD
1. Installatie van de software
Installatie voor de Macintosh 88
Opnieuw installeren voor Macintosh 89
Installatie voor Linux 90
Opnieuw installeren voor Linux 91
2. Een via een netwerk aangesloten
apparaat gebruiken
Nuttige netwerkprogramma’s 93
Instelling bekabeld netwerk 94
Installeren van een stuurprogramma
over het netwerk 97
IPv6-configuratie 104
Draadloos netwerk instellen 107
Samsung MobilePrint 131
Google Cloud Print 132
3. Speciale functies
Aanpassing aan luchtdruk of hoogte 136
De standaardafdrukinstellingen wijzigen 137
Uw apparaat instellen als standaardprinter
138
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken 139
Afdrukken in Macintosh 147
Afdrukken in Linux 149
4. Nuttige beheerprogramma's
Easy Capture Manager 152
Samsung Easy Color Manager 153
Samsung AnyWeb Print 154
Easy Eco Driver 155
SyncThru™ Web Service gebruiken 156
Samsung Easy Printer Manager gebruiken
159
Samsung-printerstatus gebruiken 162
De Linux Unified Driver Configurator
gebruiken 164
86
G
EAVAN
C
EERD
5. Problemen oplossen
Problemen met papierinvoer 168
Problemen met de voeding en het netsnoer
169
Afdrukproblemen 170
Problemen met de afdrukkwaliteit 174
Problemen met het besturingssysteem 182
1. Installatie van de software
Dit hoofdstuk levert instructies voor het installeren van essentiële en nuttige software voor gebruik in een opstelling waarbij
het apparaat via een kabel aangesloten is. Een lokale printer is een printer die via een kabel rechtstreeks op uw computer
is aangesloten. Als uw apparaat aan een netwerk is verbonden, slaat u de onderstaande stappen over en gaat u verder met
de installatie van het stuurprogramma voor een netwerkapparaat (zie Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
97).
Installatie voor de Macintosh 88
Opnieuw installeren voor Macintosh 89
Installatie voor Linux 90
Opnieuw installeren voor Linux 91
Als u gebruik maakt van het besturingsysteem Windows, kijkt u in de "Lokaal
installeren van het stuurprogramma" op pagina 22 voor installatie van het
apparaatstuurprogramma.
Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3 meter.
88
1. Installatie van de software
Installatie voor de Macintosh
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
3
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
4
Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Installer OS
X.
5
Klik op Ga door.
6
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door.
7
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
8
Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle
toepassingen worden afgesloten. Klik op Ga door.
9
Klik op Ga door in het paneel Gebruikersopties.
10
Klik op Installeer. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor
apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u klikt op Aanpassen, kunt u aangeven welke afzonderlijke
onderdelen u wilt installeren.
11
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
12
Na het installeren van de software moet u uw computer opnieuw
opstarten. Klik op Ga door met installatie.
13
Nadat de installatie is voltooid klikt u op Sluiten.
14
Open de map Programma's > Hulpprogramma's >
Printerconfiguratie.
Voor Mac OS X 10.5-10.7 opent u de map Programma's >
Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen.
15
Klik op Voeg toe op de Printerlijst.
Voor Mac OS X 10.5-10.7 klikt u op het pictogram +, waarna een
venster verschijnt.
16
Klik op Standaardkiezer en zoek de USB-verbinding.
In Mac OS X 10.5-10.7 klikt u op Standaard en zoekt u de USB-
verbinding.
17
Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.4 niet goed werkt,
selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw apparaat
in Model.
Voor Mac OS X 10.5-10.7 als Automatisch selecteren niet goed
werkt, selecteert u Selecteer besturingsbestand… en de
naam van uw apparaat in Druk af via.
Uw apparaat verschijnt in Printerlijst en wordt ingesteld als
standaardapparaat.
18
Klik op Voeg toe.
89
1. Installatie van de software
Opnieuw installeren voor Macintosh
Als het printerbesturingsbestand niet correct werkt, maakt u de installatie
van het besturingsbestand ongedaan en installeert u het opnieuw.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
3
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
4
Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Uninstaller
OS X.
5
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
6
Nadat de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op OK.
Als een apparaat al is toegevoegd, kunt u het verwijderen via
Printerconfiguratie of Afdrukken en faxen.
90
1. Installatie van de software
Installatie voor Linux
U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de website van Samsung
om de printersoftware te installeren (http://www.samsung.com > vind uw
product > Service en downloads).
1
Het Unified Linux-stuurprogramma installeren
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root"
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de printersoftware
te installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met
uw systeembeheerder.
3
Download het Unified Linux Driver-pakket van de website van
Samsung.
4
Klik met de rechtermuisknop op het Unified Linux Driver-pakket en
pak het uit.
5
Dubbelklik op cdroot > autorun.
6
Klik op Next zodra het welkomstscherm verschijnt.
7
Zodra de installatie is voltooid, klikt u op Finish.
Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver Configurator
op het bureaublad geplaatst en de groep Unified Driver aan het
systeemmenu toegevoegd. Als u problemen ondervindt, raadpleegt u de
schermhulp die u kunt openen via het systeemmenu of vanuit het
stuurprogrammapakket van Windows-toepassingen, zoals Unified Driver
Configurator of Image Manager.
91
1. Installatie van de software
Opnieuw installeren voor Linux
Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, maakt u de installatie van
het stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root"
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de installatie
van het printerstuurprogramma ongedaan te maken. Als u geen
supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3
Open het programma Terminal. Wanneer het venster Terminal
verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]#cd /opt/Samsung/mfp/uninstall/
[root@localhost uninstall]#./uninstall.sh
4
Klik op Next.
5
Klik op Finish.
2. Een via een netwerk
aangesloten apparaat gebruiken
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u een apparaat instelt dat via het netwerk aangesloten is en hoe u de
software instelt.
Nuttige netwerkprogramma’s 93
Instelling bekabeld netwerk 94
Installeren van een stuurprogramma over het
netwerk 97
IPv6-configuratie 104
Draadloos netwerk instellen 107
Samsung MobilePrint 131
Google Cloud Print 132
De ondersteunde optionele apparaten en functies kunnen van model tot model verschillen
(zie "Functies per model" op pagina 7).
93
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Nuttige netwerkprogramma’s
Er zijn verschillende programma’s voorhanden om in een netwerkomgeving
de netwerkinstellingen op een eenvoudige manier in te voeren. Zo kan de
netwerkbeheerder diverse apparaten in het netwerk beheren.
Voordat u onderstaande programma’s gaat gebruiken moet u het IP-
adres instellen.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet
beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model"
op pagina 7).
1
SyncThru™ Web Service
Met de in de netwerkapparaat geïntegreerde webserver kunt u het
volgende doen (zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 106):
Informatie over en status van verbruiksartikelen opvragen.
Apparaatinstellingen aanpassen.
E-mail-meldingsopties instellen. Als u deze optie instelt, wordt de
apparaatstatus (als de tonercassette leeg is of als er een foutmelding
is) automatisch naar het e-mailadres van een bepaalde persoon
gestuurd.
De noodzakelijke netwerkparameters voor het apparaat instellen, zodat
u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen.
2
SyncThru™ Web Admin Service
Een webgebaseerd apparaatbeheersysteem voor netwerkbeheerders. Met
SyncThru™ Web Admin Service kunt u netwerkapparatuur op een
efficiënte manier beheren en op afstand controleren. U kunt bovendien
problemen oplossen vanaf iedere plek waar u via het internet toegang hebt
tot het bedrijfsnetwerk.
U kunt dit programma downloaden via http://
solution.samsungprinter.com.
3
SetIP
Met dit hulpprogramma kunt u een netwerkinterface selecteren en
handmatig IP-adressen configureren voor gebruik met het TCP/IP-protocol.
zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Windows)" op pagina
94.
zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Macintosh)" op pagina
95.
zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Linux)" op pagina 96.
De machine ondersteunt de netwerkinterface niet, het kan deze
functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 18).
TCP/IPv6 wordt door dit programma niet ondersteund.
94
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Instelling bekabeld netwerk
U moet de netwerkprotocollen op uw apparaat instellen om het apparaat in
uw netwerk te kunnen gebruiken.
U kunt het netwerk gebruiken nadat u een netwerkkabel hebt aangesloten
op de desbetreffende poort op uw computer.
Gebruik het programma SyncThru™ Web Service of SetIP bij modellen
zonder displayscherm op het bedieningspaneel.
- zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 156.
- zie "Het IP-adres instellen" op pagina 94.
4
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het
bedieningspaneel van het apparaat, waarin de huidige netwerkinstellingen
van uw apparaat worden weergegeven. Dit zal u helpen bij de installatie van
een netwerk.
De printer heeft geen display: Houd de knop (Annuleren of
Stoppen/Wissen) op het configuratiescherm twee seconden ingedrukt.
In dit netwerkconfiguratierapport kunt u het MAC-adres en IP-adres van
uw apparaat vinden.
Voorbeeld:
MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78
IP-adres: 165.254.192.192
5
Het IP-adres instellen
Het apparaat ondersteunt de netwerkinterface niet, het kan deze
functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 18)
TCP/IPv6 wordt door dit programma niet ondersteund.
Eerst moet u een IP-adres instellen voor het beheren van en afdrukken via
het netwerk. In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch
toegewezen via een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol
Server) die zich in het netwerk bevindt.
IPv4-configuratie met het programma SetIP
(Windows)
Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de
computer uitschakelen via Configuratiescherm > Beveiligingscentrum >
Windows Firewall.
1
Installeer dit programma vanaf de meegeleverde cd-rom door te
dubbelklikken op Application > SetIP > Setup.exe.
2
Volg de instructies in het installatievenster.
3
Sluit het apparaat op het netwerk aan met een netwerkkabel.
Instelling bekabeld netwerk
95
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
4
Schakel het apparaat in.
5
In het menu Start van Windows selecteert u Alle programma's >
Samsung Printers > SetIP > SetIP.
6
Klik op het pictogram (derde van links) in het scherm SetIP om
het TCP/IP-configuratievenster te openen.
7
Voer als volgt de nieuwe apparaatgegevens in in het
configuratievenster. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens
mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u
verder kunt gaan.
Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het
hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een netwerkconfiguratierapport
afdrukken" op pagina 94). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
8
Klik op Toepassen en vervolgens op OK. Het
Netwerkconfiguratierapport wordt automatisch op het apparaat
afgedrukt. Bevestig dat alle instellingen juist zijn.
IPv4-configuratie met het programma SetIP
(Macintosh)
Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de
computer uitschakelen via Systeemvoorkeuren > Beveiliging > Firewall.
De onderstaande instructies kunnen afwijken voor uw model.
1
Sluit het apparaat op het netwerk aan met een netwerkkabel.
2
Plaats de installatie-cd en open het schijfvenster. Selecteer
vervolgens MAC_Installer > MAC_Printer > SetIP >
SetIPapplet.html.
3
Dubbelklik op het bestand en Safari zal automatisch worden
geopend. Selecteer vervolgens Vertrouw. De pagina
SetIPapplet.html wordt geopend in de browser. Hier vindt u de
naam en het IP-adres van de printer.
4
Klik op het pictogram (derde van links) in het scherm SetIP om
het TCP/IP-configuratievenster te openen.
Instelling bekabeld netwerk
96
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
5
Voer de nieuwe apparaatgegevens in het configuratievenster in. In
een bedrijfsintranet moeten deze gegevens mogelijk worden
toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u verder kunt
gaan.
Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het
hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een netwerkconfiguratierapport
afdrukken" op pagina 94). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
6
Selecteer Apply, OK en opnieuw OK.
7
Sluit Safari af.
IPv4-configuratie met het programma SetIP
(Linux)
Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de
computer uitschakelen via System Preferences or Administrator.
De volgende instructies kunnen verschillen per model of
besturingssysteem.
1
Open /opt/Samsung/mfp/share/utils/.
2
Dubbelklik op het bestand SetIPApplet.html.
3
Klik hier om het venster TCP/IP Configuration te openen.
4
Voer de nieuwe apparaatgegevens in het configuratievenster in. In
een bedrijfsintranet moeten deze gegevens mogelijk worden
toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u verder kunt
gaan.
Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het
hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een netwerkconfiguratierapport
afdrukken" op pagina 94). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
5
Het Netwerkconfiguratierapport wordt automatisch op het
apparaat afgedrukt.
97
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet
beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model"
op pagina 7).
De machine ondersteunt de netwerkinterface niet, het kan deze
functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 18).
U kunt het printerstuurprogramma en de software installeren
wanneer u de software-cd in het cd-rom-station van uw computer
plaatst. Voor Windows selecteert u het printerstuurprogramma en de
software in het venster Selecteer de te installeren software en
hulpprogramma's.
6
Windows
1
Controleer of het apparaat met het netwerk is verbonden en
ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet reeds ingesteld
zijn (zie "Het IP-adres instellen" op pagina 94).
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
3
Selecteer Nu installeren.
Aangepaste installatie laat u toe om de verbinding van het apparaat
te selecteren en aan te geven welke individuele onderdelen u wilt
installeren. Volg de aanwijzingen op het scherm.
4
Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en schakel het selectievakje
Ik aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst
in. Klik daarna op Volgende.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
98
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Als het apparaat niet in het netwerk of lokaal wordt gevonden, verschijnt
er een foutbericht. Selecteer de gewenste optie en klik op Volgende.
5
Kies de optie in Gebruik van verbeterde functies en deelname
aan het verzamelprogramma voor gebruiksinformatie van
printer. Klik daarna op Volgende.
6
Selecteer Netwerkverbinding in het scherm
Printerverbindingstype.
7
Als het venster Apparaat aansluiten verschijnt, controleert u of het
apparaat met uw netwerk is verbonden. Klik daarna op Volgende.
De firewallsoftware blokkeert mogelijk de netwerkcommunicatie.
Schakel de firewall op de computer uit, voordat u het apparaat met het
netwerk verbindt.
8
De gevonden apparaten worden op het scherm weergegeven.
Selecteer het gewenste apparaat en klik op OK.
9
Volg de instructies in het installatievenster.
De modus installatie op de achtergrond
De modus installatie op de achtergrond is een installatiemethode die geen
tussenkomst van de gebruiker vereist. Zodra u met de installatie start,
worden het stuurprogramma van het apparaat en de software automatisch
op uw computer geïnstalleerd. U kunt de installatie op de achtergrond ook
starten door /s of /S in het opdrachtvenster te typen.
Opdrachtregelparameters
De volgende tabel geeft opdrachten weer die kunnen worden gebruikt in het
opdrachtvenster.
De volgende opdrachtregels zijn effectief en worden gehanteerd
wanneer de opdracht gebruikt wordt met /s of /S. /h, /H of /? zijn
uitzonderlijke opdrachten die alleen gebruikt kunnen worden.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
/s of /S Start installatie op de
achtergrond.
Hiermee worden
apparaatstuurprogramma'
s geïnstalleerd zonder UI's
op te roepen en zonder
tussenkomst van de
gebruiker.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
99
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
/p"<poortnaam>" of
/P"<poortnaam>"
Specificeert de
printerpoort.
Er wordt een
netwerkpoort
gemaakt aan de
hand van de
standaard TCP/
IP-poortmonitor.
Voor een lokale
poort moet deze
poort op het
systeem bestaan
voor deze door
een opdracht
wordt
gespecificeerd.
De printerpoortnaam kan
worden opgegeven als IP-
adres, hostnaam, lokale
USB-poortnaam of
IEEE1284-poortnaam.
Bijvoorbeeld
/p"xxx.xxx.xxx.xxx"
waarin "xxx.xxx.xxx.xxx"
staat voor het IP-adres
van de netwerkprinter. /
p"USB001", /P"LPT1:", /
p"hostnaam".
/a"<dest_path>" of
/A"<dest_path>"
Specificeert het doelpad
voor de installatie.
Het doelpad
moet een
volledig
gekwalificeerd
pad zijn.
Aangezien
apparaatstuurprogramma'
s geïnstalleerd moeten
worden op een voor het
besturingssysteem
specifiek pad, is deze
opdracht alleen van
toepassing op
toepassingssoftware.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
/n"<Printernaam>"
of
/N"<Printernaam>"
Specificeert de
printernaam. De
printerinstantie zal
worden gemaakt
conform de opgegeven
printernaam.
Met deze parameter kunt u
naar wens printerinstanties
toevoegen.
/nd of /ND Geeft de opdracht het
geïnstalleerde
stuurprogramma niet in
te stellen als standaard
apparaatstuurprogram
ma.
Het geeft aan dat het
geïnstalleerde
apparaatstuurprogramma
niet het standaard
apparaatstuurprogramma
op uw systeem zal zijn als
er meer dan een
printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Als er geen
apparaatstuurprogramma
op uw systeem is
geïnstalleerd, is deze optie
niet van toepassing omdat
het Windows-
besturingssysteem het
geïnstalleerde
printerstuurprogramma als
standaardstuurprogramma
zal instellen.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
100
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
/x of /X Maakt gebruik van
bestaande
apparaatstuurprogram
mabestanden om de
printerinstantie te
maken als deze al is
geïnstalleerd.
Deze opdracht biedt een
mogelijkheid om een
printerinstantie te
installeren die
gebruikmaakt van
geïnstalleerde
printerstuurprogrammabes
tanden zonder een
bijkomend
stuurprogramma te
installeren.
/up"<printernaam>"
of
/UP"<printernaam>"
Verwijdert alleen de
opgegeven
printerinstantie en niet
de
stuurprogrammabestan
den.
Deze opdracht biedt een
mogelijkheid om alleen de
opgegeven printerinstantie
van uw systeem te
verwijderen zonder effect
op andere
printerstuurprogramma's.
Hiermee zullen de
printerstuurprogramma's
niet van uw systeem
worden verwijderd.
/d of /D Verwijdert alle
apparaatstuurprogram
ma's en toepassingen
van uw systeem.
Deze opdracht verwijdert
alle geïnstalleerde
apparaatstuurprogramma'
s en toepassingssoftware
van uw systeem.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
/v"<share name>" of
/V"<share name>"
Deelt het geïnstalleerde
apparaat en voegt
andere
platformstuurprogramm
a's toe voor Point &
Print.
Alle ondersteunde
apparaatstuurprogramma'
s van het Windows-
besturingssysteem worden
geïnstalleerd en gedeeld
met de opgegeven <share
name> voor Point & Print.
/o of /O Opent de map Printers
en faxapparaten na
installatie.
Deze opdracht opent de
map Printers en
faxapparaten na installatie
op de achtergrond.
/f"<naam van
logboekbestand>" of
/F"<naam van
logboekbestand>"
Specificeert de naam
van het
logboekbestand. Indien
niet gespecificeerd,
wordt het standaard
logboekbestand
gemaakt in de tijdelijke
map op het systeem.
Er wordt een
logboekbestand gemaakt
in een opgegeven map.
/h, /H of /? Toont het gebruik van
de opdrachtregel.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
101
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
7
Macintosh
1
Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden en
ingeschakeld is.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
3
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
4
Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Installer OS
X.
5
Klik op Ga door.
6
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door.
7
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
8
Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle
programma´s worden afgesloten. Klik op Ga door.
9
Klik op Ga door in het paneel Gebruikersopties.
Als u het IP-adres nog niet hebt ingesteld, klikt u op IP-adres instellen
en raadpleegt u "IPv4-configuratie met het programma SetIP
(Macintosh)" op pagina 95. Als u de draadloze instelling wilt gebruiken,
raadpleegt u "Instellen met Macintosh" op pagina 118.
10
Klik op Installeer. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor
apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u klikt op Aanpassen, kunt u aangeven welke afzonderlijke
onderdelen u wilt installeren.
11
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
12
Na het installeren van de software moet u uw computer opnieuw
opstarten. Klik op Ga door met installatie.
13
Nadat de installatie is voltooid klikt u op Sluiten.
14
Open de map Toepassingen > Hulpprogramma's >
Printerconfiguratie.
Voor Mac OS X 10.5-10.7 opent u de map Toepassingen >
Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen.
15
Klik op Voeg toe op de Printerlijst.
In Mac OS X 10.5 -10.7 klikt u op het pictogram "+". Er verschijnt
een weergavevenster.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
102
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
16
In Mac OS X 10.4 klikt u op IP-printer.
In Mac OS X 10.5-10.7 klikt u op IP.
17
Selecteer HP Jetdirect - Socket in Protocol.
Als u een document van vele pagina’s afdrukt, kunt u de prestaties van
de printer verbeteren door Socket te kiezen in de opties bij
Printertype.
18
Typ het IP-adres van uw printer in het invoerveld Adres.
19
Typ de wachtrijnaam in het invoerveld Wachtrij. Als u de
wachtrijnaam voor uw apparaatserver niet kunt bepalen, probeert u
eerst de standaardwachtrij.
20
Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.4 niet goed werkt,
selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw apparaat
in Model.
Als bij Mac OS X 10.5-10.7 Automatisch selecteren niet goed
werkt, kiest u Printersoftware selecteren en de naam van uw
apparaat in Druk af via.
21
Klik op Voeg toe.
Uw printer verschijnt op de Printerlijst en wordt ingesteld als
standaardprinter.
8
Linux
Om de printersoftware te installeren, moet u softwarepakketten voor Linux
downloaden van de Samsung-website www.samsung.com > selecteer uw
product > Ondersteuning of Downloads).
Het Linux-stuurprogramma installeren en een
netwerkprinter toevoegen
1
Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden en
ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet bovendien zijn
ingesteld.
2
Download het Unified Linux Driver-pakket van de website van
Samsung.
3
Pak het Unified Linux Driver-pakket uit en open de nieuwe map.
4
Dubbelklik op de map cdroot > autorun.
5
Het venster Samsung Installer wordt geopend. Klik op Next.
6
Het venster "Add printer wizard" gaat open. Klik op Next.
7
Selecteer Netwerkprinter en klik op de knop Search.
8
Het IP-adres en het model van de printer verschijnen in de lijst.
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
103
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
9
Selecteer uw apparaat en klik op Next.
10
Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next.
11
Nadat de software is toegevoegd klikt u op Finish.
12
Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Finish.
Een netwerkprinter toevoegen
1
Dubbelklik op Unified Driver Configurator.
2
Klik op Add Printer..
3
Het venster Add printer wizard wordt geopend. Klik op Next.
4
Selecteer Network printer en klik op de knop Search.
5
Het IP-adres en de modelnaam van de printer worden in de lijst
weergegeven.
6
Selecteer uw apparaat en klik op Next.
7
Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next.
8
Nadat de software is toegevoegd klikt u op Finish.
104
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
IPv6-configuratie
IPv6 wordt alleen juist ondersteund in Windows Vista of latere versies.
Als het IPv6-netwerk niet lijkt te werken, zet u alle netwerkinstellingen
terug naar de fabrieksinstellingen en probeert u het opnieuw met
behulp van Instel. wissen.
Volg in een IPv6-netwerkomgeving de volgende procedure om het IPv6-
adres te gebruiken.
9
Via het bedieningspaneel
1
Sluit het apparaat op het netwerk aan met een netwerkkabel.
2
Schakel het apparaat in.
3
Druk een netwerkconfiguratierapport af om de IPv6-adressen te
controleren (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op
pagina 94).
4
Selecteer Start > Configuratiescherm > Printers en
faxapparaten.
5
Klik op Een printer toevoegen in het linkerdeelvenster van Printers
en faxapparaten.
6
Kies Een lokale printer toevoegen op het venster Printer
toevoegen.
7
Het venster Wizard Printer toevoegen wordt geopend. Volg de
instructies in het venster.
Als het apparaat niet in een netwerkomgeving wordt gebruikt, activeert
u IPv6. Raadpleeg de volgende sectie.
IPv6 activeren
1
Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
2
Druk op Netwerk > TCP/IP (IPv6) > IPv6 activeren.
3
Selecteer Aan en druk op OK.
4
Zet het apparaat uit en weer aan.
5
Installeer het printerstuurprogramma opnieuw.
IPv6-configuratie
105
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
IPv6-adressen instellen
Het apparaat ondersteunt de volgende IPv6-adressen voor het afdrukken
vanaf het netwerk en voor netwerkbeheer.
Link-local Address: zelfgeconfigureerde lokale IPv6-adressen (adres
begint met FE80).
Stateless Address: automatisch door een netwerkrouter
geconfigureerd IPv6-adres.
Stateful Address: Door een DHCPv6-server geconfigureerd IPv6-
adres.
Manual Address: Door de gebruiker handmatig geconfigureerd IPv6-
adres.
DHCPv6-adresconfiguratie (Stateful)
Als uw netwerk gebruikmaakt van een DHCPv6-server kunt u een van de
volgende opties instellen voor standaard dynamische host-configuratie.
1
Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
2
Druk op Netwerk > TCP/IP (IPv6) > DHCPv6 Config.
3
Druk op de toets OK om de gewenste waarde te selecteren.
DHCPv6 Addr: gebruik DHCPv6 altijd, ook als de router er niet
om vraagt.
DHCPv6 uit: gebruik DHCPv6 nooit, ook niet als een router
erom vraagt.
Router: Gebruik DHCPv6 alleen als een router erom vraagt.
10
Via de SyncThru™ Web Service
Voor modellen zonder display op het bedieningspaneel moet u eerst
SyncThru™ Web Service openen met behulp van het IPv4-adres en
de onderstaande procedure volgen om IPv6 te gebruiken.
1
Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Typ het
IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld
en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2
Als u zich voor het eerst aanmeldt bij SyncThru™ Web Service,
moet u zich aanmelden als beheerder. Geef de standaard-ID en het
standaardwachtwoord op die hieronder worden weergegeven. We
raden u om veiligheidsredenen aan het standaardwachtwoord te
wijzigen.
ID: admin
beheerder wijzigen: sec00000
3
Wanneer het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend,
plaatst u de muisaanwijzer op Settings bovenaan in de menublak
en klikt u op Network Settings.
4
Klik op TCP/IPv6 in het linkerdeelvenster van de website.
5
Schakel het selectievakje IPv6 Protocol in om IPv6 te activeren.
IPv6-configuratie
106
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
6
Schakel het selectievakje Manual Address in. Vervolgens wordt het
tekstvak Address/Prefix geactiveerd.
7
Voer de rest van het adres in (bijv. 3FFE:10:88:194::AAAA. "A" is de
hexadecimaal 0 tot 9, A tot F).
8
Selecteer de DHCPv6-configuratie.
9
Klik op de knop Apply.
SyncThru™ Web Service gebruiken
1
Start een webbrowser zoals Internet Explorer die IPv6-adressering
als URL ondersteunt.
2
Selecteer een van de IPv6-adressen (Link-local Address,
Stateless Address, Stateful Address, Manual Address) uit het
netwerkconfiguratierapport (zie "Een netwerkconfiguratierapport
afdrukken" op pagina 94).
3
Voer de IPv6-adressen in (bijv. http://[FE80::215:99FF:FE66:7701]).
De adressen moeten tussen vierkante haakjes ("[ ]")worden geplaatst.
107
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Draadloos netwerk instellen
Controleer of uw apparaat een draadloos netwerk ondersteunt.
Afhankelijk van het model is een draadloos netwerk mogelijk niet
beschikbaar (zie "Functies per model" op pagina 7).
Als het IPv6-netwerk niet lijkt te werken, zet u alle
netwerkinstellingen terug naar de fabrieksinstellingen en probeert u
het opnieuw met behulp van Instel. wissen.
11
Aan de slag
Uitleg over het type netwerk
Normaal is er tussen uw computer en het apparaat maar één verbinding
tegelijk mogelijk.
Naam van draadloos netwerk en
netwerkwachtwoord
Draadloze netwerken vereisen een hoger beveiligingsniveau. Als u voor het
eerst een toegangspunt installeert, worden een netwerknaam (SSID), het
type beveiliging en een netwerkwachtwoord voor het netwerk gegenereerd.
Vraag uw netwerkbeheerder om deze informatie voordat u verder gaat met
de installatie van het apparaat.
Infrastructuurmodus
Deze modus wordt doorgaans gebruikt in woningen, kleine
kantoren en thuiskantoren. In deze modus verloopt de
communicatie met het draadloze apparaat via een
toegangspunt.
Ad-hocmodus
In deze modus wordt geen toegangspunt gebruikt. De
draadloze computer en het draadloze apparaat
communiceren rechtstreeks met elkaar.
Draadloos netwerk instellen
108
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
12
Methoden voor het instellen van een draadloos netwerk
U kunt de instellingen van uw draadloze netwerk configureren vanaf het apparaat of de computer. Kies de instellingsmethode uit de onderstaande tabel.
Sommige installatiemethoden voor het draadloze netwerk zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van het model of land.
Raadpleeg het probleemoplossingshoofdstuk (zie "Problemen oplossen" op pagina 127), wanneer er zich problemen voordoen tijdens de instelling van
het draadloze netwerk of de installatie van het stuurprogramma.
Installatiemethode Verbindingsmethode Beschrijving & Referentie
Met toegangspunt
Via de computer Zie "Toegangspunt via USB-kabel (aanbevolen)" op pagina 113 als u Windows gebruikt. A
Mac-gebruikers, zie "Toegangspunt via USB-kabel (aanbevolen)" op pagina 118. B
Zie "Een netwerkkabel gebruiken" op pagina 122. C
Vanaf het bedieningspaneel
van het apparaat
zie "Apparaten met een display" op pagina 110.
zie "Apparaten zonder een display" op pagina 111.
D
zie "Gebruik van de Menu-knop" op pagina 112. E
Zonder toegangspunt Via de computer Zie "Ad-hoc via USB-kabel" op pagina 116 als u Windows gebruikt. F
Mac-gebruikers, zie "Ad-hoc via USB-kabel" op pagina 120. G
Wi-Fi Direct installeren Zie "Wi-Fi Direct installeren" op pagina 126. H
Draadloos netwerk instellen
109
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
13
De knop WPS gebruiken
Als uw printer en een toegangspunt (of draadloze router) Wi-Fi Protected
Setup™ (WPS) ondersteunen, kunt u de instellingen voor het draadloze
netwerk eenvoudig en zonder computer configureren door op het
bedieningspaneel op de knop (WPS) te drukken.
Als u het draadloze netwerk wilt gebruiken in de
infrastructuurmodus, koppelt u de netwerkkabel los van het
apparaat. Of u de knop WPS (PBC) gebruikt of het PIN-nummer
invoert om verbinding te maken met het toegangspunt, hangt af van
het toegangspunt (of de draadloze router) die u gebruikt. Raadpleeg
de gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de draadloze
router) dat u gebruikt voor meer informatie.
Wanneer u de WPS-knop gebruikt om het draadloos netwerk in te
stellen, kunnen de beveiligingsinstellingen wijzigen. Vergrendel de
WPS-optie in de beveiligingsinstellingen van het huidige draadloze
netwerk om dit te voorkomen. De naam van de optie kan verschillen
afhankelijk van het toegangspunt (of draadloze router) dat/die u
gebruikt.
Wat u nodig hebt
Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) Wi-Fi Protected
Setup™ (WPS) ondersteunt.
Controleer of uw apparaat Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt.
Netwerkcomputer (alleen in de PIN-modus)
Uw type kiezen
Met behulp van de knop (WPS) op het bedieningspaneel kunt u op twee
manieren een verbinding met een draadloos netwerk tot stand brengen
voor uw apparaat.
Met de PBC (Push Button Configuration)-methode kunt u uw apparaat
verbinding laten maken met een draadloos netwerk door zowel te drukken
op de (WPS)-knop op het bedieningspaneel van uw apparaat als op de
WPS-knop (of PBC-knop) op een toegangspunt (of draadloze router) met
ondersteuning voor Wi-Fi Protected Setup™ (WPS).
Bij de PIN (Personal Identification Number)-methode kunt u uw apparaat
verbinding laten maken met een draadloos netwerk door de meegeleverde
PIN-gegevens in te voeren op een toegangspunt dat (of draadloze router
die) WPS (Wi-Fi Protected Setup™) ondersteunt.
De fabrieksinstelling voor uw apparaat is de modus PBC. Deze wordt
aanbevolen voor een gewone draadloze netwerkomgeving.
Druk op (Menu) > Netwerk > Draadloos > OK > WPS-inst. om de
WPS-modus te wijzigen via het bedieningspaneel.
Draadloos netwerk instellen
110
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Apparaten met een display
Aansluiten in PBC-modus
1
Druk meer dan twee seconden op de knop (WPS) op het
configuratiescherm.
De machine wacht maximaal twee minuten tot u op de knop WPS (of
PBC) op het toegangspunt (of de draadloze router) hebt gedrukt.
2
Druk op de knop WPS (PBC) op het toegangspunt (of de draadloze
router).
De berichten worden in de onderstaande volgorde op het LCD-
display weergegeven:
a Verbinden: Het apparaat is bezig verbinding te maken met het
toegangspunt (of de draadloze router).
b Verbonden: Als het apparaat verbonden is met het draadloze
netwerk, blijft de WPS-LED branden.
c AP SSID: nadat er een verbinding is gemaakt met het draadloos
netwerk, verschijnt de SSID van het toegangspunt op het
display.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-romstation en volg de
instructies op het scherm om het draadloze netwerk in te stellen.
Verbinding maken in PIN-modus
1
Druk meer dan twee seconden op de knop (WPS) op het
configuratiescherm.
2
De achtcijferige PIN-code verschijnt op het display.
U moet binnen twee minuten de achtcijferige PIN-code invoeren op
de computer die is aangesloten op het toegangspunt (of de
draadloze router).
De berichten worden in de onderstaande volgorde op het LCD-
display weergegeven:
a Verbinden: het apparaat maakt een verbinding met het
draadloos netwerk.
b Verbonden: Als het apparaat verbonden is met het draadloze
netwerk, blijft de WPS-LED branden.
c Type SSID: Nadat de verbinding met het draadloos netwerk is
gemaakt, worden de SSID-gegevens van het toegangspunt
weergegeven op het LCD-display.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-romstation en volg de
instructies op het scherm om het draadloze netwerk in te stellen.
Draadloos netwerk instellen
111
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Apparaten zonder een display
Aansluiten in PBC-modus
1
Houd de knop (WPS) op het configuratiescherm ingedrukt totdat
de status-LED snel begint te knipperen (na ongeveer 2 - 4
seconden).
Er wordt verbinding gemaakt met het draadloze netwerk. De LED
knippert maximaal twee minuten langzaam tot u op de PBC-knop op
een toegangspunt (of draadloze router) drukt.
2
Druk op de knop WPS (PBC) op het toegangspunt (of de draadloze
router).
a Het lampje van de WPS-LED knippert snel. Het apparaat is
bezig verbinding te maken met het toegangspunt (of de
draadloze router).
b Als het apparaat verbonden is met het draadloze netwerk, blijft
de WPS-LED branden.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-romstation en volg de
instructies op het scherm om het draadloze netwerk in te stellen.
Verbinding maken in PIN-modus
1
Het netwerkconfiguratierapport met het PIN-nummer moet worden
afgedrukt (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op
pagina 94).
Houd de knop (Annuleren of Stoppen/Wissen) op het
bedieningspaneel langer dan vijf seconden ingedrukt.
Het apparaat zonder de knop (Annuleren of Stoppen/Wissen):
Houd de knop (WPS) op het bedieningspaneel meer dan tien
seconden ingedrukt.
Het PIN-nummer van uw apparaat wordt weergegeven.
2
Houd de knop (WPS) op het configuratiescherm ingedrukt totdat
de status-LED snel gaat branden (na 4 seconden).
Het apparaat maakt verbinding met het toegangspunt (of draadloze
router).
3
U moet binnen twee minuten de achtcijferige PIN-code invoeren op
de computer die is aangesloten op het toegangspunt (of de
draadloze router).
De LED knippert maximaal twee minuten langzaam tot u de
achtcijferige PIN-code invoert.
De WPS-LED begint op de volgende manier te knipperen:
a Het lampje van de WPS-LED knippert snel. Het apparaat is
bezig verbinding te maken met het toegangspunt (of de
draadloze router).
b Als het apparaat verbonden is met het draadloze netwerk, blijft
de WPS-LED branden.
Draadloos netwerk instellen
112
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
4
Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-romstation en volg de
instructies op het scherm om het draadloze netwerk in te stellen.
Opnieuw verbinding maken met een netwerk
Wanneer de draadloze netwerkfunctie is uitgeschakeld, wordt automatisch
opnieuw geprobeerd een verbinding tot stand te brengen met het
toegangspunt (of de draadloze router) met behulp van de eerder gebruikte
instellingen voor de draadloze verbinding en het adres.
In de volgende gevallen wordt automatisch een nieuwe verbinding met
het draadloze netwerk tot stand gebracht:
Het apparaat wordt uit- en weer aangezet.
Het toegangspunt (of de draadloze router) wordt uit- en weer
ingeschakeld.
Annuleren van het maken van een verbinding
Als u het verbinden met een draadloos netwerk wilt annuleren terwijl dit
proces wordt uitgevoerd, drukt u op de knop (Annuleren of Stoppen/
Wissen) of (Aan/uit/ontwaken) op het bedieningspaneel en laat u deze
weer los. Wacht 2 minuten voordat u opnieuw verbinding met het
draadloze netwerk probeert te maken.
Verbinding met een netwerk verbreken
U kunt de draadloze netwerkverbinding verbreken door langer dan twee
seconden op de knop (WPS) op het configuratiescherm te drukken.
Als het Wi-Fi-netwerk zich in de niet-actieve modus bevindt: De
verbinding tussen het apparaat en het draadloze netwerk wordt
onmiddellijk verbroken en stopt de WPS-LED met branden.
Wanneer het Wi-Fi-netwerk in gebruik is: Zolang het apparaat wacht
tot de huidige taak is afgerond, knippert het lampje van de WPS-LED
snel. Vervolgens wordt de verbinding met het draadloze netwerk
automatisch verbroken en stopt de WPS-LED met branden.
14
Gebruik van de Menu-knop
Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's
mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat
Voor u begint moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloos netwerk
kennen, evenals de netwerksleutel als deze is gecodeerd. Deze gegevens
zijn ingesteld toen het toegangspunt (of de draadloze router) werd
geïnstalleerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent
met de draadloze omgeving waarin u werkt.
Draadloos netwerk instellen
113
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, moet u een
apparaatstuurprogramma installeren om vanuit een toepassing te
kunnen afdrukken (zie "Installeren van een stuurprogramma over het
netwerk" op pagina 97).
1
Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
2
Druk op Netwerk > Draadloos > WLAN-instellingen.
3
Druk op OK om de gewenste installatiemethode te selecteren.
Wizard (aangeraden): In deze modus wordt de installatie
automatisch uitgevoerd. Het apparaat geeft een lijst met
beschikbare netwerken. Nadat een netwerk is geselecteerd,
vraagt de printer naar de bijbehorende beveiligingscode.
Aangepast: In deze modus kunnen gebruikers hun eigen SSID
handmatig invoeren of wijzigen, of de details van de
beveiligingsoptie kiezen.
15
Instellen met Windows
Snelkoppeling naar programma Draadloze verbindingen instellen
zonder CD: All u het printerstuurprogramma eenmaal heeft
geïnstalleerd, heeft u zonder CD toegang tot het programma
Draadloze verbindingen instellen. Selecteer in het Startmenu
achtereenvolgens Programma’s of Alle programma's > Samsung
Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Programma
Draadloze verbinding instellen.
Toegangspunt via USB-kabel (aanbevolen)
Wat u nodig hebt
Toegangspunt
Netwerkcomputer
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze
netwerken
•USB-kabel
Draadloos netwerk instellen
114
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Opzetten van de netwerkinfrastructuur
1
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
2
Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
4
Klik op Nu installeren.
5
Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik aanvaard de
bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst Klik daarna op
Volgende.
6
Kies de optie in Gebruik van verbeterde functies en deelname
aan het verzamelprogramma voor gebruiksinformatie van
printer. Klik daarna op Volgende.
7
Selecteer Configureer de draadloze netwerkconnectie met een
USB-kabel op het scherm Printerverbindingstype. Klik vervolgens
op Volgende.
8
Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten.
Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u wilt gebruiken
en klik op Volgende.
Als het draadloze netwerk al is ingesteld, verschijnt het venster
Informatie draadloos netwerk. Selecteer Ik wil de software
installeren met de huidige instellingen. (Aanbevolen). Klik
daarna op Volgende.
Als u de netwerknaam van uw keuze niet kunt vinden of als u de
draadloze configuratie handmatig wilt instellen, klikt u op
Geavanceerde instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de SSID van het
toegangspunt (de SSID is hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: Selecteer Infrastructuur.
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt
gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is.
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste
WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk.
WPA Privé of WPA2 Privé: Selecteer deze optie als u wilt dat de
afdrukserver wordt geverifieerd op basis van een vooraf gedeelde
WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt
(de zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin), die handmatig
wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de
bijbehorende clients.
Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64, WEP128, TKIP,
AES, TKIP AES).
Netwerkwachtwoord: Voer de sleutelwaarde van het
netwerkwachtwoord in.
Netwerkwachtwoord bevestigen: Bevestig de sleutelwaarde van
het netwerkwachtwoord.
WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de
juiste WEP-sleutelindex.
Draadloos netwerk instellen
115
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Als het toegangspunt is beveiligd, verschijnt het beveiligingsvenster
voor het draadloos netwerk.
Voer het netwerkwachtwoord van het toegangspunt (of de router) in.
9
Als het venster van de netwerkverbinding verschijnt, verwijdert u de
netwerkkabel. Klik daarna op Volgende. De verbinding met de
netwerkkabel kan storing veroorzaken bij het zoeken naar draadloze
apparaten.
10
Het volgende scherm verschijnt als uw printer Wi-Fi Direct
ondersteunt.
Klik op Volgende.
•Met Samsung Easy Printer Manager kunt u Wi-Fi Direct opbouwen
(zie "Wi-Fi Direct installeren" op pagina 126).
Naam Wi-Fi Direct: De standaard netwerknaam is de modelnaam
en is maximaal 22 tekens lang (exclusief "DIRECT-XX-").
Wachtwoordinstelling is de numerieke reeks en tussen de 8 en 64
tekens lang.
11
Als het instellen van het draadloze netwerk is voltooid, verwijder dan
de USB-kabel tussen de computer en de printer. Klik op Volgende.
12
Klik op Volgende als het venster Printers gevonden verschijnt.
13
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende.
14
Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de naam van
het apparaat wijzigen, het apparaat instellen om in het netwerk te
worden gedeeld, het apparaat instellen als standaardapparaat, en
de poortnaam van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende.
15
Als u uw printer wilt registreren op de website van Samsung en
nuttige informatie wilt ontvangen, klik dan op Online registratie. Wilt
u dit niet, klik dan op Voltooien.
Draadloos netwerk instellen
116
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Ad-hoc via USB-kabel
Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog draadloos met uw
computer verbinden door een draadloos ad-hocnetwerk in te stellen. Volg
hiervoor de volgende eenvoudige stappen.
Wat u nodig hebt
Een computer die verbonden is met een netwerk
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze
netwerken
USB-kabel.
Ad-hocnetwerken in Windows instellen
1
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
2
Zet de computer en het draadloos-netwerkapparaat aan.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
4
Klik op Nu installeren.
5
Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik aanvaard de
bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst Klik daarna op
Volgende.
6
Kies de optie in Gebruik van verbeterde functies en deelname
aan het verzamelprogramma voor gebruiksinformatie van
printer. Klik daarna op Volgende.
7
Selecteer Configureer de draadloze netwerkconnectie met een
USB-kabel op het scherm Printerverbindingstype. Klik vervolgens
op Volgende.
8
Er verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het apparaat
heeft gevonden. Klik op Geavanceerde instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Voer de SSID in (de
SSID is hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: Selecteer Ad-hoc.
Kanaal: selecteer het kanaal. (Auto-inst. of 2.412 tot 2.467 MHz.)
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt
gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is.
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste
WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk.
Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64 of WEP128).
Netwerkwachtwoord: Voer de sleutelwaarde van het
netwerkwachtwoord in.
Netwerkwachtwoord bevestigen: Bevestig de sleutelwaarde van
het netwerkwachtwoord.
WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de
juiste WEP-sleutelindex.
Draadloos netwerk instellen
117
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt als de
beveilging van het ad-hocnetwerk is ingeschakeld.
Selecteer Open syst. of Ged. sleutel voor de verificatie en klik op
Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw
draadloze netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk
pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64-
bits of 128-bits WEP-coderingssleutel gecodeerd.
9
Er verschijnt een venster met de instellingen van het draadloze
netwerk. Controleer de instellingen en klik op Volgende.
Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de netwerkconfiguratie
van de computer is ingesteld op DHCP, moet de instelling voor het
draadloze netwerk ook DHCP zijn. Als de netwerkconfiguratie van de
computer is ingesteld op Statisch, moet de instelling voor het draadloze
netwerk ook Statisch zijn.
Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het draadloze netwerk
de instelling Statisch wilt gebruiken, neemt u contact op met de
netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert u
of DHCP wordt vermeld in het venster Bevestiging van instelling
van draadloos netwerk. Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op
TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-adres
automatisch ontvangen (DHCP).
Voor de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert
u of Statisch wordt vermeld in het venster Bevestiging van
instelling van draadloos netwerk. Als DHCP wordt vermeld, klikt u
op de knop TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere
netwerkinstellingen van de printer in te voeren.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat:
- IP-adres: 169.254.133.43
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de
computer).
- Gateway: 169.254.133.1
10
Het venster Instelling van draadloos netwerk voltooid wordt
geopend. Klik op Volgende.
11
Als de instellingen van het draadloze netwerk voltooid zijn, koppelt u
de USB-kabel tussen de computer en de printer los. Klik op
Volgende.
Draadloos netwerk instellen
118
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
12
Klik op Volgende als het venster Printers gevonden verschijnt.
13
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende.
14
Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de naam van
het apparaat wijzigen, het apparaat instellen om in het netwerk te
worden gedeeld, het apparaat instellen als standaardapparaat, en
de poortnaam van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende.
15
Als u uw printer wilt registreren op de website van Samsung en
nuttige informatie wilt ontvangen, klik dan op Online registratie. Wilt
u dit niet, klik dan op Voltooien.
16
Instellen met Macintosh
Wat u nodig hebt
Toegangspunt
Netwerkcomputer
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze
netwerken
USB-kabel
Toegangspunt via USB-kabel (aanbevolen)
1
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
2
Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
4
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
5
Dubbelklik in de map
MAC_Installer
op het pictogram
Installer OS X
.
6
Klik op Ga door.
7
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door.
8
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
9
Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle
toepassingen worden afgesloten. Klik op Ga door.
10
Klik op Instelling van draadloos netwerk in het paneel
Gebruikersopties.
Draadloos netwerk instellen
119
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
11
Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten.
Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u wilt gebruiken
en klik op Next.
Als het draadloze netwerk al is ingesteld, verschijnt het venster
Informatie draadloos netwerk. Selecteer Ik wil de software
installeren met de huidige instellingen. (Aanbevolen). Klik
daarna op Volgende.
Als u de draadloze configuratie handmatig instelt, klikt u op
Geavanceerde instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de SSID van het
toegangspunt (de SSID is hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: selecteer Infrastruct..
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt
gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is.
Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste
WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk.
WPA Privé of WPA2 Privé: Selecteer deze optie als u wilt dat de
afdrukserver wordt geverifieerd op basis van de vooraf gedeelde
WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt
(de zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin), die handmatig
wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de
bijbehorende clients.
Codering: selecteer de codering. (Geen, WEP64, WEP128, TKIP,
AES, TKIP, AES.)
Netwerkwachtwoord: Voer de sleutelwaarde van het
netwerkwachtwoord in.
Netwerkwachtwoord bevestigen: Bevestig de sleutelwaarde van
het netwerkwachtwoord.
WEP-sleutelindex:: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de
juiste WEP-sleutelindex:.
Als de beveiliging van het toegangspunt is ingeschakeld, verschijnt het
beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk.
Voer het netwerkwachtwoord van het toegangspunt (of de router) in.
12
Het volgende scherm verschijnt als uw printer Wi-Fi Direct
ondersteunt.
Klik op Next.
Draadloos netwerk instellen
120
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
•Met Samsung Easy Printer Manager kunt u Wi-Fi Direct opbouwen
(zie "Wi-Fi Direct installeren" op pagina 126).
Netwerknaam (SSID): De standaard netwerknaam is de
modelnaam en is maximaal 22 tekens lang (exclusief "DIRECT-").
Wachtwoord netwerk is de numerieke reeks en tussen de 8 en 64
tekens lang.
13
Als de instellingen van het draadloze netwerk voltooid zijn, koppelt u
de USB-kabel tussen de computer en de printer los.
14
Het instellen van het draadloze netwerk is voltooid. Nadat de
installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten.
Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, moet u een
apparaatstuurprogramma installeren om vanuit een toepassing te
kunnen afdrukken (zie "Installatie voor de Macintosh" op pagina 88).
Ad-hoc via USB-kabel
Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog draadloos
verbinden met uw computer door een draadloos ad-hocnetwerk in te
stellen. Volg hiervoor de volgende eenvoudige stappen.
Wat u nodig hebt
Een computer die verbonden is met een netwerk
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze
netwerken
•USB-kabel.
Een ad-hocnetwerk instellen in Macintosh
1
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
2
Zet de computer en het draadloos-netwerkapparaat aan.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
4
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
5
Dubbelklik in de map
MAC_Installer
op het pictogram
Installer OS X
.
6
Klik op Ga door.
7
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door.
8
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
Draadloos netwerk instellen
121
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
9
Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle
toepassingen worden afgesloten. Klik op Ga door.
10
Klik op Instelling van draadloos netwerk in het paneel
Gebruikersopties.
11
Er verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het apparaat
heeft gevonden. Klik op Geavanceerde instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Voer de SSID in (de
SSID is hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: Selecteer Ad-hoc.
Kanaal: Selecteer het kanaal (Auto-inst. of 2412 MHz tot 2467
MHz).
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt
gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is.
Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste
WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk.
Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64 of WEP128).
Netwerkwachtwoord: Voer de sleutelwaarde van het
netwerkwachtwoord in.
Netwerkwachtwoord bevestigen: Bevestig de sleutelwaarde van
het netwerkwachtwoord.
WEP-sleutelindex:: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de
juiste WEP-sleutelindex:.
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt als het
ad-hocnetwerk een beveiligingsinstelling heeft.
Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en klik op
Next.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw
draadloze netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk
pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64-
bits of 128-bits WEP-coderingssleutel gecodeerd.
12
Er verschijnt een venster met de instellingen van het draadloze
netwerk. Controleer de instellingen en klik op Next.
Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de netwerkconfiguratie
van de computer is ingesteld op DHCP, moet de instelling voor het
draadloze netwerk ook DHCP zijn. Als de netwerkconfiguratie van de
computer is ingesteld op Statisch, moet de instelling voor het draadloze
netwerk ook Statisch zijn.
Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het draadloos netwerk
de instelling Statisch wilt gebruiken, neemt u contact op met de
netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert u
of DHCP wordt vermeld in het venster Bevestiging van instelling
van draadloos netwerk. Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op
TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-adres
automatisch ontvangen (DHCP).
Draadloos netwerk instellen
122
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Voor de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert
u of Statisch wordt vermeld in het venster Bevestiging van
instelling van draadloos netwerk. Als DHCP wordt vermeld, klikt u
op de knop TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere
netwerkinstellingen van de printer in te voeren.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat:
- IP-adres: 169.254.133.43
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de
computer).
- Gateway: 169.254.133.1
13
Als het venster verschijnt dat aangeeft dat de verbinding met de
netwerkkabel is bevestigd, verwijder dan de netwerkkabel en klik op
Next.
Als de netwerkkabel is verbonden, kan de computer de printer
mogelijk moeilijk vinden tijdens het configureren van het draadloze
netwerk.
14
Er wordt verbinding met het draadloze netwerk gemaakt volgens de
netwerkconfiguratie.
15
Het instellen van het draadloze netwerk is voltooid. Nadat de
installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten.
Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, moet u een
apparaatstuurprogramma installeren om vanuit een toepassing te
kunnen afdrukken (zie "Installatie voor de Macintosh" op pagina 88).
17
Een netwerkkabel gebruiken
Wanneer apparaten de netwerkinterface niet ondersteunen, kunt u
deze functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 18).
Uw apparaat is netwerkcompatibel. Om uw apparaat netwerkcompatibel te
maken, moet u enkele configuratieprocedures doorlopen.
Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, moet u
een apparaatstuurprogramma installeren om vanuit een toepassing
te kunnen afdrukken (zie "Installeren van een stuurprogramma over
het netwerk" op pagina 97).
Neem contact op met uw netwerkbeheerder of de persoon die uw
draadloos netwerk heeft ingesteld voor informatie over uw
netwerkconfiguratie.
Draadloos netwerk instellen
123
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Wat u nodig hebt
Toegangspunt
Netwerkcomputer
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze
netwerken
Netwerkkabel
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt bepalen welke netwerkinstellingen voor uw apparaat worden
gebruikt door een netwerkconfiguratierapport af te drukken.
zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 94.
IP-adres instellen via het programma SetIP
(Windows)
Dit programma wordt gebruikt om het IP-adres van uw apparaat handmatig
in te stellen met behulp van het MAC-adres, om te communiceren met het
apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de
netwerkinterface dat u terugvindt in het netwerkconfiguratierapport
terugvindt.
zie "Het IP-adres instellen" op pagina 94.
Het draadloze netwerk van het apparaat
configureren
Voordat u begint, moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloze
netwerk en de netwerksleutel (als deze is gecodeerd) weten. Deze
gegevens zijn ingesteld toen het toegangspunt (of de draadloze router)
werd geïnstalleerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd
bent met de draadloze omgeving waarin u werkt.
Om parameters van het draadloos netwerk te configureren, kunt u
SyncThru™ Web Service gebruiken.
SyncThru™ Web Service gebruiken
Controleer de status van de kabelverbinding voor u begint met de
configuratie van de parameters voor het draadloze netwerk.
1
Controleer of de netwerkkabel op de printer is aangesloten. Als dat
niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het apparaat
aansluiten.
2
Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer
in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.
Voorbeeld:
Draadloos netwerk instellen
124
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
3
Klik op Login in de rechterbovbenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
4
Als u zich voor het eerst aanmeldt bij SyncThru™ Web Service,
moet u zich als beheerder aanmelden. Geef de standaard-ID en het
standaardwachtwoord op die hieronder worden weergegeven. We
raden u om veiligheidsredenen aan het standaardwachtwoord te
wijzigen.
ID: admin
Password: sec00000
5
Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op
Network Settings.
6
Klik op Wireless > Wizard.
De Wizard zal u door de configuratie van het draadloos netwerk
loodsen. Als u het draadloos netwerk echter rechtstreeks wilt instellen,
selecteert u Custom.
7
Selecteer de Network Name(SSID) in de lijst.
SSID: SSID (Service Set Identifier) is een naam die een
draadloos netwerk aanduidt. Toegangspunten en draadloze
apparaten die een verbinding proberen te maken met een
bepaald draadloos netwerk, moeten dezelfde SSID gebruiken.
De SSID is hoofdlettergevoelig.
Operation Mode: Operation Mode verwijst naar het type
draadloze verbinding (zie "Naam van draadloos netwerk en
netwerkwachtwoord" op pagina 107).
- Ad-hoc: In deze modus kunnen draadloze apparaten
rechtstreeks met elkaar communiceren in een peer-to-peer-
omgeving.
- Infrastructure: in deze modus kunnen draadloze apparaten
via een toegangspunt met elkaar te communiceren.
Als de Operation Mode van uw netwerk ingesteld is op Infrastructure
selecteert u de SSID van het toegangspunt. Als Operation Mode
ingesteld is op Ad-hoc selecteert u de SSID van het apparaat. Houd er
rekening mee dat "portthru" de standaard SSID van uw apparaat is.
8
Klik op Next.
Als het venster met beveiligingsinstellingen voor draadloze
netwerken verschijnt, voert u het geregistreerde wachtwoord
(netwerkwachtwoord) in en klikt u op Next.
9
Het bevestigingsvenster verschijnt. Controleer de instellingen van
het draadloze netwerk. Als de instellingen juist zijn, klikt u op Apply.
Ontkoppel de netwerkkabel (standaard of netwerk). Als het goed is,
communiceert uw apparaat nu draadloos met het netwerk. In de ad-
hocmodus kunt u tegelijkertijd een draadloos LAN en een bekabeld
LAN gebruiken.
Draadloos netwerk instellen
125
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
10
Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-romstation en volg de
instructies op het scherm om het draadloze netwerk in te stellen.
18
Het Wi-Fi-netwerk in- of uitschakelen
Als uw apparaat een LCD-display heeft, kunt u Wi-Fi ook in-/
uitschakelen via het menu Network op het bedieningspaneel van het
apparaat.
1
Controleer of de netwerkkabel op het apparaat is aangesloten. Als
dat niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het
apparaat aansluiten.
2
Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer
in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.
Voorbeeld:
3
Klik op Login in de rechterbovbenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
4
Als u zich voor het eerst aanmeldt bij SyncThru™ Web Service,
moet u zich als beheerder aanmelden. Geef de standaard-ID en het
standaardwachtwoord op die hieronder worden weergegeven. We
raden u om veiligheidsredenen aan het standaardwachtwoord te
wijzigen.
ID: admin
Password: sec00000
5
Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op
Network Settings.
6
Klik op Wireless > Custom.
U kunt het Wi-Fi-netwerk ook in- of uitschakelen.
19
Wi-Fi Direct voor mobiel printen instellen
Wi-Fi Direct is een gemakkelijk te installeren, peer-to-
peerverbindingsmethode tussen de gecertificeerde Wi-Fi Direct-printer en
een mobiel apparaat, dat voorziet in een veilige verbinding en betere
doorvoer dan de ad-hocmodus.
Met Wi-Fi Direct kunt u uw printer tegelijkertijd met een Wi-Fi Direct-netwerk
en een toegangspunt verbinden. Daarnaast kunt u tegelijkertijd gebruik
maken van een bekabeld netwerk en een Wi-Fi Direct-netwerk, zodat
meerdere gebruikers documenten kunnen openen en afdrukken via Wi-Fi
Direct en het bekabelde netwerk.
Draadloos netwerk instellen
126
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
U kunt uw mobiele apparaat niet verbinden met het internet via Wi-
Fi Direct op uw printer.
De lijst met ondersteunde protocollen kan verschillen per model. Wi-
Fi Direct-netwerken ondersteunen niet IPv6-, netwerkfilterings-,
IPSec-, WINS- en SLP-diensten.
Er kunnen maximaal 3 apparaten via Wi-Fi Direct worden
aangesloten.
Wi-Fi Direct installeren
U kunt de Wi-Fi Direct-optie inschakelen volgens een van de volgende
methoden.
Via een computer die verbonden is met een USB-kabel
(aanbevolen)
Wanneer de installatie van het stuurprogramma compleet is, kan de
Samsung Easy Printer Manager gebruikt worden om de Wi-Fi Direct-modus
in te stellen en te configureren.
Samsung Easy Printer Manager is alleen beschikbaar voor gebruikers
van Windows en Mac OS.
Selecteer in het menu Start Programma’s of Alle programma's >
Samsung Printers > Samsung Easy Printer Manager >
Apparaatinstellingen > Netwerk.
- Wi-Fi Direct Aan/Uit: Kies Aan om in te schakelen.
- Apparaatnaam: Voer de naam van de printer in om uw printer te
kunnen zoeken op een draadloos netwerk. De standaardnaam van
uw apparaat is de modelnaam.
- IP-adres: Voer het IP-adres van de printer in. Dit IP-adres wordt
gebruikt op uw lokale netwerk en niet voor het bekabelde of
draadloze netwerk. Wij raden u aan om het standaard lokale IP-
adres te gebruiken (het standaard lokaal IP-adres van de printer
voor Wi-Fi Direct is 192.168.3.1)
- Groepsgebruiker: Schakel deze optie in om de printer toe te wijzen
aan de Wi-Fi Direct-groepsgebruiker. De Groepsgebruiker
functioneert op dezelfde manier als het draadloze toegangspunt.
Wij raden u aan deze optie in te schakelen.
- Netwerkwachtwoord: Wanneer uw printer een Groepsgebruiker
is, heeft u een Netwerkwachtwoord nodig om andere mobiele
apparaten te verbinden met uw printer. U kunt het
netwerkwachtwoord zelf instellen, of u kunt het netwerkwachtwoord
dat standaard gegenereerd wordt, laten onthouden.
Vanaf het apparaat (apparaat met een LCD-display)
•Kies Netwerk > Draadloos > Wi-Fi Direct op het bedieningspaneel.
Schakel Wi-Fi Direct in.
Draadloos netwerk instellen
127
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Vanaf een computer met netwerkverbinding
Wanneer uw printer een netwerkkabel of een draadloos toegangspunt
gebruikt, kunt u Wi-Fi Direct inschakelen en configureren via SyncThru™
Web Service.
Ga naar SyncThru™ Web Service, kies Settings > Network Settings
> Wireless > Wi-Fi Direct.
Schakel Wi-Fi Direct in of uit en stel andere opties in.
Voor Linux OS-gebruikers,
- Druk een IP-netwerkconfiguratierapport af om het afdrukken te
controleren (zie"Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op
pagina 94).
- Ga naar SyncThru Web Service, kies Settings > Network
Settings > Wireless > Wi-Fi Direct.
- Schakel Wi-Fi Direct in of uit.
Het mobiele apparaat instellen
Raadpleeg de gebruikershandleiding voor het mobiele apparaat na het
instellen van Wi-Fi Direct op uw printer om Wi-Fi Direct in te stellen op
het mobiele apparaat.
Na het inschakelen van Wi-Fi Direct moet u de toepassing voor mobiel
afdrukken downloaden (bijvoorbeeld: Samsung Mobile printer) om af te
kunnen drukken vanaf uw smartphone.
Wanneer u de printer heeft gevonden waar u verbinding mee wilt
leggen vanaf uw mobiele apparaat, selecteert u de printer en gaat
het LED-lampje op de printer branden. Wanneer u op de WPS-knop
van de printer drukt, wordt er verbinding gemaakt met uw mobiele
apparaat.
Wanneer uw mobiele apparaat WPS niet ondersteund, moet u de
netwerksleutel van een printer invoeren in plaats van te drukken op
de WPS-knop.
20
Problemen oplossen
Problemen tijdens het instellen of de installatie
van het stuurprogramma
Printers niet gevonden
Mogelijk staat uw printer niet aan. Zet de computer en printer aan.
De USB-kabel tussen de computer en het apparaat is niet aangesloten.
Verbind de printer met uw computer door middel van de USB-kabel.
De printer ondersteunt geen draadloze netwerken. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van de printer op de software-cd die bij het
apparaat is geleverd en zorg dat u beschikt over een draadloze
netwerkprinter.
Draadloos netwerk instellen
128
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Verbindingsprobleem - SSID niet gevonden
De printer kan de door u geselecteerde of ingevoerde netwerknaam
(SSID) niet vinden. Controleer de netwerknaam (SSID) op uw
toegangspunt en probeer opnieuw verbinding te maken.
Uw toegangspunt is uitgeschakeld. Zet het toegangspunt aan.
Verbindingsprobleem - Ongeldige beveiliging
De beveiliging is niet op de juiste manier geconfigureerd. Controleer de
beveiliging die op het toegangspunt en de printer is geconfigureerd.
Verbindingsprobleem - Algemene verbindingsfout
Uw computer ontvangt geen signaal van uw apparaat. Controleer de
USB-kabel en de stroomtoevoer van de printer.
Verbindingsprobleem - Verbonden bedraad netwerk
De printer is verbonden met een netwerkkabel. Koppel de netwerkkabel
los van uw apparaat.
Verbindingsprobleem - Het IP-adres toewijzen
Schakel het toegangspunt (of de draadloze router) en het apparaat uit
en weer in.
Fout bij verbinding met pc
Het geconfigureerde netwerkadres kan geen verbinding maken tussen
uw computer en het apparaat.
- Voor een DHCP-netwerkomgeving
De printer ontvangt automatisch het IP-adres (DHCP) als de
toewijzingsmethode voor het IP-adres is ingesteld op DHCP.
Als de afdruktaak niet werkt in DHCP-modus, wordt het probleem
mogelijk veroorzaakt doordat het IP-adres automatisch is gewijzigd.
Vergelijk het IP-adres van het product met het IP-adres van de
printerpoort.
Vergelijken:
1 Druk het netwerkinformatierapport van uw printer af en controleer
vervolgens het IP-adres (zie "Een netwerkconfiguratierapport
afdrukken" op pagina 94).
2 Controleer het IP-adres van de printerpoort van uw computer.
a Klik op het menu Start van Windows.
b Als u Windows XP/Server 2003 gebruikt, selecteert u Printers en
faxapparaten.
Als u Windows Server 2008/Vista gebruikt, selecteert u
Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten
en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm
> Hardware > Apparaten en printers.
c Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
Draadloos netwerk instellen
129
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
d In Windows XP/2003/2008/Vista selecteert u Eigenschappen.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u
Eigenschappen van printer in het snelmenu.
Als bij het item Eigenschappen van printer het teken staat,
kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde
printer selecteren.
e Klik op het tabblad Poort.
f Klik op de knop Poort configureren...
g Controleer of Printernaam of IP-adres: gelijk is aan het IP-adres
op het netwerkconfiguratieblad.
3 Wijzig het IP-adres van de printerpoort als dat afwijkt van het IP-
adres in het netwerkinformatierapport.
Als u de installatie-cd wilt gebruiken om het IP-adres van de poort te
wijzigen, maakt u verbinding met een netwerkprinter. Maak
vervolgens opnieuw verbinding met het IP-adres.
- Voor een statische netwerkomgeving
De printer gebruikt het statische adres als de toewijzingsmethode
voor het IP-adres op de computer is ingesteld op Statisch.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
IP-adres: 169.254.133.42
Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat:
IP-adres: 169.254.133.43
Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de
computer).
Gateway: 169.254.133.1
Andere problemen
Als zich tijdens het gebruik van de printer in een netwerk problemen
voordoen, controleert u de volgende punten:
Raadpleeg de gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de
draadloze router) voor specifieke informatie.
U kunt geen bekabelde en draadloze netwerken tegelijkertijd
inschakelen.
Mogelijk is uw computer, het toegangspunt (of de draadloze router) of
de printer niet ingeschakeld.
Controleer de draadloze ontvangst van het signaal rond het apparaat.
Als de router ver van de printer staat of als er een obstakel in de weg
staat, kan dat de ontvangst van het signaal bemoeilijken.
Schakel het toegangspunt (of de draadloze router), de printer en de
computer uit en weer aan. Soms kan dat helpen om de communicatie
met het netwerk te herstellen.
Controleer of firewallsoftware (V3 of Norton) de communicatie
blokkeert.
Als de computer en de printer op hetzelfde netwerk zijn aangesloten
maar niet kunnen worden gevonden, blokkeert de firewall-software
mogelijk de communicatie. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij de
firewall-software voor informatie over het uitschakelen van de firewall.
Probeer vervolgens nogmaals of de printer kan worden gevonden.
Draadloos netwerk instellen
130
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Controleer of het IP-adres van het apparaat juist is toegewezen. U kunt
het IP-adres controleren door het netwerkconfiguratierapport af te
drukken.
Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) met een
wachtwoord beveiligd is. Als er een wachtwoord is ingesteld, neemt u
contact op met de beheerder van het toegangspunt (of de draadloze
router).
Controleer het IP-adres van de printer. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw en wijzig de instellingen om een
verbinding te maken met het apparaat op het netwerk. Bij DHCP is het
mogelijk dat het toegewezen IP-adres verandert als het apparaat lange
tijd niet wordt gebruikt of als het toegangspunt opnieuw is ingesteld.
Registreer het MAC-adres van het product als u de DHCP-server
configureert op het toegangspunt (of de draadloze router). Dan kunt u
altijd het ingestelde IP-adres gebruiken dat is ingesteld met behulp van
het MAC-adres. U kunt het MAC-adres van uw apparaat vinden door
een netwerkconfiguratierapport af te drukken (zie "Een
netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 94).
Controleer de draadloze omgeving. Mogelijk kunt u geen verbinding
maken met het netwerk in de infrastructuuromgeving waar u
gebruikersgegevens moet invoeren voordat u een verbinding hebt
gemaakt met een toegangspunt (of draadloze router).
Dit apparaat ondersteunt alleen IEEE 802.11b/g/n en Wi-Fi. Andere
draadloze communicatietypes (b.v. Bluetooth) worden niet
ondersteund.
In de ad-hocmodus onder besturingssystemen zoals Windows Vista is
het mogelijk dat u de draadloze verbinding bij elk gebruik van de
draadloze printer opnieuw moet instellen.
Bij draadloze netwerkprinters van Samsung kunnen de
infrastructuurmodus en de ad-hocmodus niet tegelijkertijd worden
gebruikt.
Het apparaat moet zich binnen het bereik van het draadloos netwerk
bevinden.
De printer mag niet in de buurt staan van obstakels die het draadloze
signaal kunnen blokkeren.
Verwijder grote metalen voorwerpen die zich tussen het toegangspunt
(of de draadloze router) en het apparaat bevinden.
Controleer of er geen palen, muren of steunpilaren van metaal of beton
tussen de printer en het draadloze toegangspunt (of de draadloze
router) staan.
De printer mag niet in de buurt staan van andere elektronische
apparaten die het draadloze signaal kunnen verstoren.
Er zijn veel apparaten die het draadloze signaal kunnen verstoren,
waaronder magnetrons en bepaalde Bluetooth-apparaten.
Telkens als de configuratie van uw toegangspunt (of draadloze router)
verandert, moet u het draadloze netwerk van het product opnieuw
instellen.
Er kunnen maximaal 3 apparaten via Wi
-Fi Direct worden aangesloten.
•Als Wi-Fi Direct is ingesteld op AAN, wordt de 802.11 b/g-interface
gebruikt voor de verbinding tussen het toegangspunt en het apparaat.
131
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Samsung MobilePrint
21
Wat is Samsung MobilePrint?
Samsung MobilePrint is een gratis toepassing waarmee gebruikers foto's,
documenten en webpagina's direct van hun smartphone of tablet kunnen
afdrukken. Samsung MobilePrint is niet alleen compatibel met uw
Android-, Windows- en iOS-smartphones maar ook met uw iPod Touch en
tablet-pc. Het verbindt uw mobiele apparaat met een printer van Samsung
die met het netwerk is verbonden of met een draadloze printer via een Wi-
Fi-toegangspunt. U hoeft geen nieuw stuurprogramma te installeren of
netwerkinstellingen te configureren: u hoeft alleen de toepassing Samsung
MobilePrint te installeren en deze detecteert automatisch compatibele
Samsung-printers Behalve het afdrukken van foto's, webpagina's en PDF's
kunt u met deze toepassing ook scannen. Hebt u een multifunctionele
printer van Samsung, scan dan elk document in JPG-, PDF-, of PNG-
indeling om het document snel en eenvoudig te bekijken op uw mobiele
apparaat.
22
Samsung MobilePrint downloaden
Voor het downloaden van Samsung MobilePrint gaat u naar de
toepassingenwinkel (Samsung Apps, Android Market, App Store,
Marketplace) op uw mobiele apparaat, en zoekt u op 'Samsung
MobilePrint'. U kunt ook naar iTunes voor Apple-apparaten of Marketplace
voor Windows-apparaten op uw computer gaan.
23
Ondersteund mobiel besturingssysteem
Android OS 2.1 of hoger
iOS 4.0 of hoger
Windows Phone 7 of hoger
24
Ondersteunde apparaten
iOS 4.0 of hoger: iPod Touch, iPhone, iPad
Android 2.1 of hoger: Galaxy S, Galaxy S2, Galaxy Tab en Android
Mobile Devices
Windows Phone 7 of hoger: Samsung Focus, Omnia7 en OminaW,
en mobiele Windows-apparaten
132
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Google Cloud Print
Google Cloud Print™ is een service waarmee u met uw mobiele telefoon,
tablet en alle andere apparaten met webverbinding een document op een
printer kunt afdrukken. U hoeft alleen uw Google-account bij de printer te
registreren om de service Google Cloud Print te kunnen gebruiken. U kunt
uw document afdrukken of e-mailen vanuit Chrome OS, de Chrome-
browser of een Gmail-/Google Docs-toepassing op uw mobiele apparaat. U
hoeft het printerstuurprogramma dus niet op uw mobiele apparaat te
installeren. Raadpleeg de Google-website (http://support.google.com/
cloudprint) voor meer informatie over Google Cloud Print™.
25
Uw Google-account bij de printer registreren
Zorg dat de printer is ingeschakeld en is verbonden met een
bekabeld of draadloos netwerk met toegang tot internet.
Maak eerst uw Google-account.
1
Open de Chrome-browser.
2
Ga naar www.google.com.
3
Meld u aan bij de Google-website met uw Gmail™-adres.
4
Start Chrome en geef het IP-adres van de printer op in het
browservenster.
5
Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
6
Als u zich voor het eerst aanmeldt bij SyncThru™ Web Service,
moet u zich als beheerder aanmelden. Typ het onderstaande
standaard-ID en het standaard-Password. We raden u om
veiligheidsredenen aan het standaardwachtwoord te wijzigen.
ID: admin
Password: sec00000
Als uw netwerkomgeving met een proxyserver werkt, moet u het IP-
adres en het poortnummer van de proxyserver instellen in Settings >
Network Settings > Google Cloud Print > Proxy Setting. Neem
contact op met uw netwerkprovider of netwerkbeheerder voor meer
informatie.
7
Wanneer het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend,
klikt u op Settings > Network Settings > Google Cloud Print.
8
Voer de naam en een beschrijving van uw printer in.
9
Klik op Register.
Er wordt een bevestigingspop-up weergegeven.
Google Cloud Print
133
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Als u de browser hebt ingesteld op het blokkeren van pop-upvensters,
wordt het bevestigingsvenster niet weergegeven. Sta toe dat er pop-
ups op de website worden weergegeven.
10
Klik op Finish printer registration.
11
Klik op Manage your printers.
Uw printer is nu geregistreerd bij de service Google Cloud Print.
In de lijst worden apparaten weergegeven die gereed zijn voor
Google Cloud Print.
26
Afdrukken met Google Cloud Print
De afdrukprocedure verschilt per toepassing of apparaat. U kunt de lijst
bekijken met toepassingen die de service Google Cloud Print
ondersteunen.
Zorg dat de printer is ingeschakeld en is verbonden met een bekabeld
of draadloos netwerk met toegang tot internet.
Afdrukken vanuit een toepassing op een mobiel
apparaat
De volgende stappen zijn een voorbeeld van het gebruik van Google Docs
op een mobiele telefoon met Android.
1
Installeer de toepassing Cloud Print op uw mobiele apparaat.
Als u de toepassing niet hebt, downloadt u deze van een appwinkel,
bijvoorbeeld Android Market of App Store.
2
Open de toepassing Google Docs vanaf uw mobiele apparaat.
3
Tik op de knop Opties van het document dat u wilt afdrukken.
4
Tik op de knop Verzenden .
5
Tik op de knop Cloud Print ( .
6
Stel de gewenste afdrukopties in.
7
Tik op Click here to Print.
Google Cloud Print
134
2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken
Afdrukken vanuit de Chrome-browser
De volgende stappen zijn een voorbeeld van het gebruik van de Chrome-
browser.
1
Voer Chrome uit.
2
Open het document of de e-mail die u wilt afdrukken.
3
Klik op het moersleutelpictogram ( ) in de rechterbovenhoek van
de browser.
4
Klik op Afdrukken. Er verschijnt een nieuw tabblad voor afdrukken.
5
Selecteer Print with Google Cloud Print.
6
Klik op de knop Afdrukken.
3. Speciale functies
In dit hoofdstuk worden speciale afdrukfuncties verklaard.
Aanpassing aan luchtdruk of hoogte 136
De standaardafdrukinstellingen wijzigen 137
Uw apparaat instellen als standaardprinter 138
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken 139
Afdrukken in Macintosh 147
Afdrukken in Linux 149
De procedures in dit hoofdstuk zijn voornamelijk gebaseerd op Windows 7.
136
3. Speciale functies
Aanpassing aan luchtdruk of hoogte
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de atmosferische druk, die wordt
bepaald door de hoogte boven zeeniveau waar het apparaat staat. De
volgende informatie zal u helpen bij de instelling van uw apparaat voor de
beste afdrukkwaliteit.
Ga na op welke hoogte u zich bevindt en stel de juiste luchtdruk in.
Voor gebruikers van Windows en Macintosh, stel in vanaf Samsung
Easy Printer Manager > (Schakel over naar geavanceerde
modus) > Apparaatinstellingen. zie "Apparaatinstellingen" op pagina
161.
Als uw apparaat is verbonden met het netwerk, kunt u de hoogte
instellen via SyncThru™ Web Service (zie "SyncThru™ Web
Service gebruiken" op pagina 156).
1 Hoog 3
2 Hoog 2
3 Hoog 1
4 Normaal
0
4,000 m
(13,123 ft)
3,000 m
(9,842 ft)
2,000 m
(6,561 ft)
1,000 m
(3,280 ft)
4
3
2
1
137
3. Speciale functies
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
1
Klik op het menu Start van Windows.
2
Als u Windows XP/Server 2003 gebruikt, selecteert u Printers en
faxapparaten.
Als u Windows Server 2008/Vista gebruikt, selecteert u
Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten
en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
3
Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
4
In Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista kiest u
Voorkeursinstellingen.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u
Voorkeursinstellingen in de contextmenu’s.
Als bij het item Voorkeursinstellingen het teken staat, kunt u
andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer
selecteren.
5
Wijzig de instellingen op elk tabblad.
6
Klik op OK.
In Voorkeursinstellingen kunt u de instellingen voor elke afdruktaak
wijzigen.
138
3. Speciale functies
Uw apparaat instellen als standaardprinter
1
Klik op het menu Start van Windows.
2
Als u Windows XP/Server 2003 gebruikt, selecteert u Printers en
faxapparaten.
Als u Windows Server 2008/Vista gebruikt, selecteert u
Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten
en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
3
Selecteer uw apparaat.
4
Klik met uw rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer Als
standaard instellen.
Als bij het item Als standaard instellen voor Windows 7 of Windows
Server 2008 R2 het teken staat, kunt u andere
printerstuurprogramma’s selecteren die met de geselecteerde printer
verbonden zijn.
139
3. Speciale functies
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
XPS-printerstuurprogramma: wordt gebruikt om af te drukken in een
XPS-bestandsindeling
zie "Functies per model" op pagina 7.
Het XPS-printerstuurprogramma kan alleen geïnstalleerd worden op
Windows Vista OS of een recentere versie.
Installeer extra geheugen wanneer een XPS-taak niet wordt
afgedrukt omdat de printer onvoldoende geheugen heeft.
U kunt het XPS-stuurprogramma installeren wanneer u de software-
cd in het cd-rom-station plaatst. Wanneer het installatievenster wordt
weergegeven, selecteert u Aangepaste installatie. U kunt het XPS-
printerstuurprogramma selecteren in het venster Functies
selecteren.
Voor modellen waarbij het XPS-stuurprogramma beschikbaar is via
de website van Samsung, www.samsung.com > zoek uw product >
Ondersteuning of Downloads.
1
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een
bestand.
1
Kruis het selectievak Naar bestand in het venster Afdrukken aan.
2
Klik op Afdrukken.
3
Voer het doelpad en de bestandsnaam in en klik vervolgens op OK.
Bijvoorbeeld c:\Temp\bestandsnaam.
Als u enkel de bestandsnaam invoert wordt het bestand automatisch
opgeslagen in Mijn documenten, Documents and Settings of
Gebruikers. De opslagmap kan verschillen, afhankelijk van uw
besturingssysteem of het gebruikte programma.
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
140
3. Speciale functies
2
Speciale afdrukfuncties verklaard
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken, klikt u op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster Afdrukken van de toepassing
om de afdrukinstellingen te wijzigen. De apparaatnaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven is afhankelijk van het gebruikte
apparaat.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van
toepassing op uw apparaat.
Selecteer het menu Help, of klik op de knop uit het venster, of druk op F1 op uw toetsenbord, en klik op de optie waar u meer over wilt weten (zie
"Help gebruiken" op pagina 36).
Item Omschrijving
Meerdere pagina’s per vel U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel wilt afdrukken. Als u meer dan één pagina per vel afdrukt worden de
pagina’s verkleind en in de door u opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op één vel tot 16 pagina’s afdrukken.
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
141
3. Speciale functies
Poster afdrukken
U kunt een document van één enkele pagina op 4 (poster van 2x2), 9 (poster van 3x3) of 16 vellen (poster van 4x4) papier drukken
om ze aan elkaar te plakken en er een poster van te maken.
Selecteer de waarde Posteroverlap. Geef de Posteroverlap op in millimeters of inches door het keuzerondje bovenaan rechts
op het tabblad Basis te selecteren om de vellen gemakkelijker aan elkaar te kunnen plakken.
Boekje afdrukken
a
Met deze functie kunt u een document op beide zijden van het papier afdrukken en worden de pagina’s zo gerangschikt dat u het
afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken.
Als u een boekje wilt maken, moet u afdrukken op afdrukmateriaal van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio of Oficio.
De optie Boekje afdrukken is niet beschikbaar voor alle papierformaten. Kies de Formaat-optie onder het tabblad Papier
om te kijken welke papierformaten beschikbaar zijn.
Als u een onbeschikbaar papierformaat selecteert, wordt deze optie mogelijk automatisch geannuleerd. Selecteer alleen
beschikbaar papier (papier waarbij geen of staat).
Item Omschrijving
8
9
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
142
3. Speciale functies
Dubbelzijdig
afdrukken
a
Dubbelzijdig afdrukken
(handmatig)
a
U kunt op beide zijden van een vel papier afdrukken (dubbelzijdig). Voor u afdrukt, moet u de gewenste afdrukstand van het
document opgeven.
U kunt deze functie gebruiken met papier van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio of Oficio.
Als uw printer geen duplexeenheid heeft, moet u de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer drukt eerst elke andere
pagina van het document af. Hierna verschijnt er een bericht op uw computer.
De functie Blanco pagina's overslaan werkt niet als u de dubbelzijdige optie heeft ingeschakeld.
U wordt afgeraden dubbelzijdig af te drukken op speciale afdrukmedia, zoals etiketten, enveloppen of dik papier. Dit
kan een papierstoring veroorzaken of het apparaat beschadigen.
Standaardinstelling printer: Als u deze optie selecteert, wordt deze functie bepaald door de instelling die u hebt opgegeven
op het bedieningspaneel van de printer. Deze optie is alleen beschikbaar bij gebruik van het PCL/XPS-printerstuurprogramma
(zie "Functies per model" op pagina 7).
Geen: Hiermee schakelt u deze functie uit.
Lange zijde: Deze optie is de conventionele lay-out die bij boekbinden wordt gebruikt.
Korte zijde: Deze optie is de conventionele lay-out die voor kalenders wordt gebruikt.
Omgekeerd dubbelzijdig afdrukken: Schakel deze optie in om de afdrukvolgorde om te keren bij het dubbelzijdig afdrukken.
Deze optie is niet beschikbaar wanneer u gebruikmaakt van Omgekeerd dubbelzijdig afdrukken (handmatig).
Item Omschrijving
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
143
3. Speciale functies
Papieropties Wijzigt de afmetingen van een document zodat deze kleiner of groter op het vel afgedrukt wordt, door een percentage in te voeren
waarmee het document vergroot of verkleind wordt.
Watermerk Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand document, U gebruikt het bijvoorbeeld om in grote grijze letters
"CONCEPT" of "VERTROUWELIJK" diagonaal op de eerste pagina of op alle pagina’s afdrukken.
Watermerk
(Een watermerk maken)
a Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen.
b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken
bewerken wordt geopend.
c Voer een tekst in het vak Tekst watermerk in.
U kunt maximaal 256 tekens invoeren. De tekst wordt in het voorbeeldvenster weergegeven.
Watermerk
(Een watermerk
bewerken)
a Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen.
b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken
bewerken wordt geopend.
c Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt bewerken en wijzig de tekst van het watermerk en de
opties.
d Klik op Wijzigen als u de wijzigingen wilt opslaan.
e Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten.
Item Omschrijving
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
144
3. Speciale functies
Watermerk
(Een watermerk
verwijderen)
a Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen.
b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken
bewerken wordt geopend.
c Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt verwijderen en klik op de knop Verwijderen.
d Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten.
Overlay
a
Deze optie is beschikbaar wanneer u het PCL/SPL-printerstuurprogramma gebruikt (zie "Software" op pagina 7).
Een overlay is tekst en/of een afbeelding die op de harde schijf van de computer is opgeslagen in een speciale bestandsindeling
en die in een willekeurig document kan worden afgedrukt. Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorgedrukte formulieren
en papier met een briefhoofd. In plaats van een voorgedrukt briefhoofd kunt u een overlay samenstellen die precies dezelfde
informatie bevat. Als u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in het
apparaat te plaatsen. U drukt het briefhoofd gewoon als overlay op uw document af.
Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe paginaoverlay maken met uw logo of afbeelding.
Het formaat van het overlaydocument moet hetzelfde zijn als dat van de documenten die u met de overlay afdrukt. Maak
geen overlay met een watermerk.
De resolutie van het overlaydocument moet dezelfde zijn als die van het document waarop u de overlay wilt afdrukken.
Item Omschrijving
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
145
3. Speciale functies
Overlay
(Een nieuwe
paginaoverlay maken)
a Ga naar de Voorkeursinstellingen als u het document als een overlay wilt opslaan.
b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst. Het venster Overlay bewerken
verschijnt.
c Klik in het venster Overlay bewerken op Maken.
d Geef in het venster Opslaan als een naam op in het vak Bestandsnaam. Selecteer indien nodig de map waarin u het
overlaybestand wilt opslaan. Standaard is dit de map C:\Formover.
e Klik op opslaan. De naam verschijnt in Overzicht overlays.
f Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten.
Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de harde schijf van uw computer.
Overlay
(Een paginaoverlay
gebruiken)
a Klik op het tabblad Geavanceerd.
b Selecteer de gewenste overlay in de vervolgkeuzelijst Tekst.
c Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de vervolgkeuzelijst Tekst voorkomt, selecteert u Bewerken... in de lijst en klikt u
op Laden. Selecteer het overlaybestand dat u wilt gebruiken.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt opgeslagen, kunt u het bestand ook laden vanuit het venster
Openen.
Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand verschijnt in het vak Overzicht overlays en kan worden
afgedrukt. Selecteer de overlay in de vervolgkeuzelijst Overzicht overlays.
d Schakel indien nodig het selectievakje Overlay bevestigen voor afdrukken in. Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt
telkens als u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin u gevraagd wordt om te bevestigen of u een
overlay op uw document wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een overlay is geselecteerd, wordt de overlay automatisch op uw document
afgedrukt.
e Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Item Omschrijving
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
146
3. Speciale functies
Overlay
(Een paginaoverlay
verwijderen)
a Klik in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken op het tabblad Geavanceerd.
b Selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst.
c Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay die u wilt verwijderen.
d Klik op Verwijderen.
e Als er een venster verschijnt waarin u om bevestiging wordt gevraagd, klikt u op Ja.
f Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten. Paginaoverlays die u niet meer gebruikt, kunt u verwijderen.
a. Deze optie is alleen beschikbaar als u het XPS-stuurprogramma gebruikt.
Item Omschrijving
147
3. Speciale functies
Afdrukken in Macintosh
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund.
3
Een document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh-computer moet u in elke toepassing die u
gebruikt de instellingen van het printerstuurprogramma controleren. Volg
de onderstaande stappen om af te drukken vanaf een Macintosh-computer:
1
Open het af te drukken document.
2
Open het menu Bestand en klik op Pagina-instelling
(Documentinstellingen in enkele toepassingen).
3
Selecteer papierformaat, -oriëntatie, -schaal en andere opties, en
zorg ervoor dat uw apparaat is geselecteerd. Klik op OK.
4
Open het menu Bestand en klik op Druk af.
5
Kies het aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt
afdrukken.
6
Klik op Druk af.
4
Printerinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Open een toepassing en selecteer Druk af in het menu Bestand. De
printernaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven is
afhankelijk van de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster is
afgezien van de naam vergelijkbaar met het onderstaande venster.
5
Afdrukken meerdere pagina's op één blad
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een
goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken.
1
Open een toepassing en selecteer Druk af uit het menu Bestand.
2
Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Afdrukstand. Selecteer in
de vervolgkeuzelijst Pagina's per vel het aantal pagina’s dat u op
één vel papier wilt afdrukken.
3
Kies de andere te gebruiken opties.
4
Klik op Druk af.
Het apparaat drukt het gekozen aantal pagina´s op één vel papier af.
Afdrukken in Macintosh
148
3. Speciale functies
6
Dubbelzijdig afdrukken
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund.
Voordat u dubbelzijdig afdrukt, moet u aangeven langs welke rand u de
pagina’s wilt inbinden. De bindopties zijn:
Lange kant binden: dit is de klassieke opmaak die bij het boekbinden
wordt gebruikt.
Korte kant binden: deze optie wordt vaak gebruikt voor kalenders.
1
Selecteer Druk af in het menu Bestand van uw Macintosh-
toepassing.
2
Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Afdrukstand.
3
Selecteer een bindrichting in de optie Dubblezijdig.
4
Kies de andere te gebruiken opties.
5
Als u op Druk af klikt, drukt de printer op beide zijden van het papier
af.
Als u meer dan 2 kopieën afdrukt, kunnen de eerste en de tweede kopie
op hetzelfde vel papier worden afgedrukt. Vermijd op beide zijden van
het papier af te drukken als u meer dan 1 kopie afdrukt.
7
Help gebruiken
Klik op het vraagteken in de linkeronderhoek van het venster en klik op het
onderwerp waarover u meer wilt weten. Er verschijnt een pop-upvenster
met informatie over de functie van die optie waarover het stuurprogramma
beschikt.
149
3. Speciale functies
Afdrukken in Linux
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund.
8
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common
UNIX Printing System (CUPS). U kunt vanuit al deze toepassingen met uw
printer afdrukken.
1
Open een toepassing en selecteer Print in het menu File.
2
Selecteer rechtstreeks Print via lpr.
3
Selecteer uw model uit de lijst met printers in het venster LPR GUI
en klik op Properties.
4
Wijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp van de
volgende vier tabbladen die bovenaan in het venster worden
weergegeven.
General: Wijzigt het papierformaat, papiertype en de
afdrukstand van de documenten. Hiermee kunt u de functie
dubbelzijdig afdrukken inschakelen, start- en eindvaandels
toevoegen en het aantal pagina’s per vel wijzigen.
Automatisch/handmatig dubbelzijdig afdrukken kan mogelijk niet
beschikbaar zijn, afhankelijk van het model. Als alternatief kunt u het
lpr-afdruksysteem of andere programma's gebruiken voor het
afdrukken van even en oneven pagina's.
Text: Stelt de paginamarges en tekstopties, zoals regelafstand
en kolommen in.
Graphics: Op dit tabblad kunt u afbeeldingsopties instellen voor
het afdrukken van afbeeldingsbestanden, zoals kleuropties en
grootte of positie van de afbeelding.
Advanced: Afdrukresolutie, papierbron en bestemming
instellen.
5
Klik op Apply om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster
Properties.
6
Klik op OK in het venster LPR GUI om met afdrukken te beginnen.
7
Het venster Printing verschijnt. Hierin kunt u de status van de
afdruktaak controleren.
Klik op Cancel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren.
Afdrukken in Linux
150
3. Speciale functies
9
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit apparaat door de
standaard-CUPS-methode direct vanaf de opdrachtregel toe te passen.
Met het CUPS-lpr-hulpgramma kunt u dat doen, maar het programma uit
het besturingsbestand vervang het standaard lpr-hulpprogramma door een
veel gebruiksvriendelijker LPR GUI-programma.
Zo drukt u elk bestand af:
1
Typ lpr <bestandsnaam> op de commandoregel van de Linux-shell
en druk op Enter. Het venster LPR GUI wordt geopend.
Wanneer u enkel lpr typt en op Enter drukt, verschijnt eerst het
venster Select file(s) to print. Selecteer de bestanden die u wilt
afdrukken en klik op Open.
2
In het venster LPR GUI selecteert u uw apparaat uit de lijst en wijzigt
u de eigenschappen van de afdruktaak.
3
Klik op OK om met afdrukken te beginnen.
10
Printereigenschappen configureren
In Printer Properties dat u kunt openen in het venster Printers
configuration kunt u de verschillende eigenschappen van uw printer
wijzigen.
1
Open Unified Driver Configurator.
Schakel indien nodig over naar Printers configuration.
2
Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers en klik op
Properties.
3
Het venster Printer Properties wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
General: locatie en naam van de printer wijzigen. De naam die
u op dit tabblad invoert, wordt weergegeven in de printerlijst in
Printers configuration.
Connection: een andere poort bekijken of selecteren. Als u de
poort van het apparaat van USB wijzigt in parallel of omgekeerd
terwijl de printer in gebruik is, moet u de poort van het apparaat
op dit tabblad opnieuw configureren.
Driver: Hiermee kunt u een ander printerstuurprogramma
bekijken of selecteren. Klik op Options als u de standaardopties
van het apparaat wilt instellen.
Jobs: de lijst met afdruktaken weergeven. Klik op Cancel job
om de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het
selectievakje Show completed jobs in om een lijst met vorige
afdruktaken weer te geven.
Classes: Hier ziet u de klasse waartoe uw apparaat behoort.
Klik op Add to Class om uw apparaat toe te voegen aan een
bepaalde klasse of klik op Remove from Class als u het
apparaat wilt verwijderen uit een geselecteerde klasse.
4
Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster
Printer Properties.
4. Nuttige
beheerprogramma's
Dit hoofdstuk introduceert beheerprogramma’s waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat maximaal kunt
benutten.
Easy Capture Manager 152
Samsung Easy Color Manager 153
Samsung AnyWeb Print 154
Easy Eco Driver 155
SyncThru™ Web Service gebruiken 156
Samsung Easy Printer Manager gebruiken 159
Samsung-printerstatus gebruiken 162
De Linux Unified Driver Configurator gebruiken 164
152
4. Nuttige beheerprogramma's
Easy Capture Manager
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 7).
Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows-besturingssystemen (zie "Software" op pagina 7).
Maak een schermafbeelding en start Easy Capture Manager door op de toets Scherm afdrukken te drukken. U kunt nu gemakkelijk uw schermafbeelding
onbewerkt of bewerkt afdrukken.
153
4. Nuttige beheerprogramma's
Samsung Easy Color Manager
Samsung Easy Color Manager helpt gebruikers om subtiele wijzigingen aan te brengen met behulp van 6 kleurtonen en andere eigenschappen, zoals
helderheid, contrast en verzadiging. Wijzigingen van kleurtoon kunnen worden opgeslagen als profiel en worden gebruikt vanaf het stuurprogramma of het
apparaat zelf.
Deze functie is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 7).
Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows- en Macintosh-besturingssystemen (zie "Software" op pagina 7).
Hiermee kunnen gebruikers van kleurenlaserprinters van Samsung kleuren naar wens aanpassen.
Download de software van de website van Samsung. Pak de software vervolgens uit en installeer deze op uw computer. (http://www.samsung.com >
selecteer uw product > Ondersteuning of Downloads).
154
4. Nuttige beheerprogramma's
Samsung AnyWeb Print
Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows- en Macintosh-besturingssystemen.
Met dit hulpprogramma kunt u van schermen een schermopname of afdrukvoorbeeld maken en afdrukken, op een veel eenvoudigere manier dan in het
gebruikelijke programma.
Download de software van de website van Samsung. Pak de software vervolgens uit en installeer deze op uw computer. (http://www.samsung.com >
selecteer uw product > Ondersteuning of Downloads).
155
4. Nuttige beheerprogramma's
Easy Eco Driver
Met Easy Eco Driver kunt u ecofuncties toepassen om papier en toner te besparen voordat u afdrukt. Als u deze toepassing wilt gebruiken, moet u het
selectievakje Easy Eco Driver starten voordat taak wordt afgedrukt in de printereigenschappen inschakelen.
Met Easy Eco Driver kunt u ook eenvoudige bewerkingen uitvoeren, zoals het verwijderen van afbeeldingen en tekst, het wijzigen van lettertypen, en meer.
U kunt instellingen die u vaak gebruikt, opslaan als voorinstelling.
Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows-besturingssystemen.
Gebruiken:
1 Open een document dat u wilt afdrukken.
2 Druk het document af.
Er verschijnt een voorbeeldvenster.
3 Selecteer de opties die u wilt toepassen op het document.
U kunt een voorbeeld van de toegepaste functies bekijken.
4 Klik op Afdrukken.
156
4. Nuttige beheerprogramma's
SyncThru™ Web Service gebruiken
•Voor SyncThru™ Web Service is minimaal Internet Explorer 6.0 of
hoger vereist.
De uitleg over SyncThru™ Web Service in deze
gebruikershandleiding kan afhankelijk zijn van de opties en het
model, en komt mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat.
Alleen voor netwerkmodel.
1
SyncThru™ Web Service weergeven
1
Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het
adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2
De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend.
Aanmelden bij SyncThru™ Web Service
Voor u de opties in SyncThru™ Web Service kunt instellen, moet u zich
aanmelden als beheerder. U kunt SyncThru™ Web Service nog altijd
gebruiken zonder u aan te melden, maar u zult geen toegang hebben tot
het tabblad Settings en het tabblad Security.
1
Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
2
Als u zich voor het eerst aanmeldt bij SyncThru™ Web Service,
moet u zich als beheerder aanmelden. Geef de standaard-ID en het
standaardwachtwoord op die hieronder worden weergegeven. We
raden u om veiligheidsredenen aan het standaardwachtwoord te
wijzigen.
ID: admin
Password: sec00000
2
SyncThru™ Web Service overzicht
Afhankelijk van uw model zullen sommige menu's mogelijk niet
verschijnen.
SyncThru™ Web Service gebruiken
157
4. Nuttige beheerprogramma's
Het tabblad Information
Op dit tabblad wordt algemene informatie over het apparaat weergegeven.
U kunt diverse gegevens controleren, waaronder de resterende
hoeveelheid toner. U kunt ook rapporten afdrukken, zoals een
foutenrapport.
Active Alerts: Toont de waarschuwingen die in het apparaat zijn
gegenereerd en hun ernst.
Supplies: Toont hoeveel pagina´s zijn afgedrukt en hoeveel toner er
nog in de cassette zit.
Usage Counters: Toont het tellers van het aantal vellen per type
afdruk: enkelzijdig en dubbelzijdig.
Current Settings: Toont informatie of het apparaat en het netwerk.
Print information: Drukt rapporten af zoals systeemgerelateerde
rapporten en lettertyperapporten.
Het tabblad Settings
Op dit tabblad kunt u de configuratie van uw apparaat en netwerk instellen.
U moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad weer te geven.
Het tabblad Machine Settings: Stelt de door uw machine geleverde
opties in.
Het tabblad Network Settings: Toont opties voor de netwerkomgeving.
Stelt opties in zoals TCP/IP en netwerkprotocollen.
Het tabblad Security
Op dit tabblad kunt u de beveiligingsgegevens van uw systeem en van het
netwerk instellen. U moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad
weer te geven.
System Security: Stelt de gegevens van de systeembeheerder in en
schakelt tevens de apparaatfuncties in- of uit.
Network Security: Hiermee kunt u instellen opgeven voor IPv4-/IPv6-
filtering.
Het tabblad Maintenance
Op dit tabblad kunt u uw apparaat onderhouden door de firmware te
upgraden en contactgegevens voor het versturen van e-mails in te stellen.
U kunt ook verbinding maken met de website van Samsung of
stuurprogramma's downloaden door het menu Link te selecteren.
Firmware Upgrade: Bijwerken van de firmware van uw apparaat.
Contact Information: Contactgegevens tonen.
Link: Toont koppelingen naar nuttige sites waar u informatie kunt
downloaden of lezen.
SyncThru™ Web Service gebruiken
158
4. Nuttige beheerprogramma's
3
Informatie over de systeembeheerder instellen
Deze instelling is nodig om gebruik te kunnen maken van de optie e-
mailmelding.
1
Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het
adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2
De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend.
3
Selecteer op het tabblad Security System Security > System
Administrator.
4
Voer de naam, het telefoonnummer, locatie en e-mailadres van de
beheerder in.
5
Klik op Apply.
159
4. Nuttige beheerprogramma's
Samsung Easy Printer Manager gebruiken
Samsung Easy Printer Manager is een programma waarbinnen alle
printerinstellingen van Samsung op een enkele plaats samengebracht zijn.
Samsung Easy Printer Manager combineert printerinstellingen met
omgevingsfactoren, instellingen/taakopties en startopties. Met al deze
functies heeft overzichtelijk toegang tot alle functies van uw Samsung-
printer. Samsung Easy Printer Manager biedt twee verschillende interfaces
waaruit de gebruiker kan kiezen: een basisinterface en een interface voor
gevorderde gebruikers. Overschakelen tussen de twee interfaces is
eenvoudig: klik op de knop .
Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows- of Macintosh-
besturingssystemen.
•Voor Samsung Easy Printer Manager met Windows is minimaal
Internet Explorer 6.0 of hoger vereist.
4
Informatie over Samsung Easy Printer Manager
Openen van het programma:
Voor Windows:
Kies Start > Programma’s of Alle programma's > Samsung Printers >
Samsung Easy Printer Manager > Samsung Easy Printer Manager.
Voor Macintosh:
Open de map Programma's > de map Samsung > Samsung Easy
Printer Manager.
De Samsung Easy Printer Manager-interface bestaat uit verschillende
kaders die in de onderstaande tabel worden beschreven:
De schermafbeelding kan verschillen, afhankelijk van het
besturingssysteem dat u gebruikt.
1 Printerlijst
In de printerlijst worden pictogrammen weergegeven
van de printers die op uw computer zijn geïnstalleerd.
Samsung Easy Printer Manager gebruiken
160
4. Nuttige beheerprogramma's
Klik achtereenvolgens op de knop Help ( ) rechtsboven in het venster
en de optie waarover u meer wilt weten.
2
Printerinfor-
matie
In dit kader staat algemene informatie over uw
apparaat. U kunt deze informatie controleren, zoals de
naam van het printermodel, het IP-adres (of
poortnummer) en de printerstatus.
Knop Handleiding: Deze knop verandert in
Probleemoplossingsgids als er een fout
optreedt. U kunt direct naar het desbetreffende
deel in de gebruikershandleiding gaan.
3
Programma-
informatie
Bevat koppelingen voor overschakeling naar
geavanceerde instellingen (wisselen van
gebruikersinterface), vernieuwen,
voorkeursinstellingen, hulp en informatie over het
programma.
Klik op om van de
standaardgebruikersinterface over te schakelen
op de geavanceerde gebruikersinterface.
4
Snelkoppelin-
gen
Toont Snelkoppelingen naar printerspecifieke
functies. Dit gedeelte bevat ook koppelingen naar
toepassingen in de geavanceerde instellingen.
Als u met het apparaat verbinding maakt met
een netwerk, wordt het pictogram SyncThru™
Web Service geactiveerd.
5 Inhoud
Toont informatie over de geselecteerde printer, het
niveau van de toner en het papier. De informatie wijzigt
naargelang de gekozen printer. Niet alle apparaten
beschikken over deze functie.
6
Benod. be-
stellen
Klik op de knop Bestellen in het deelvenster om
verbruiksartikelen te bestellen. U kunt online
reservetonercassette(s) bestellen.
Samsung Easy Printer Manager gebruiken
161
4. Nuttige beheerprogramma's
5
Overzicht interface instellingen voor gevorderde
gebruikers
De interface voor gevorderde gebruikers is bedoeld voor de beheerder van
het netwerk en de printers.
Apparaatinstellingen
U kunt verschillende apparaatinstellingen zoals papier, indeling, emulatie,
netwerk en afdrukinformatie instellen.
Waarschuwingsinstellingen
(alleen voor Windows)
Dit menu bevat instellingen gerelateerd aan de waarschuwingen over
fouten en storingen.
Printerwaarschuwing: Levert instellingen met betrekking tot wanneer
waarschuwingen ontvangen worden.
E-mailwaarschuwing: Levert opties met betrekking tot het ontvangen
van waarschuwingen via e-mail.
Overzicht van waarschuwingen: Levert een geschiedenis met
betrekking tot waarschuwingen gerelateerd aan het apparaat en de
toner.
Taakaccountbeheer
Levert een overzicht van informatie over de verdeling van afdruktaken per
specifieke gebruiker. Deze verdeling kan aangemaakt en toegepast worden
op op apparaten via taakaccountancysoftware zoals SyncThru™ of de
CounThru™ administratiesoftware.
162
4. Nuttige beheerprogramma's
Samsung-printerstatus gebruiken
Samsung-printerstatus is een programma dat de status van de printer
controleert en u daarvan op de hoogte houdt.
Beschikbaar voor Windows-gebruikers.
Het venster Samsung-printerstatus en de inhoud die in deze
gebruikershandleiding worden getoond, kunnen verschillen
afhankelijk van de gebruikte printer of het gebruikte
besturingssysteem.
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met uw
apparaat (zie "Systeemvereisten" op pagina 68).
6
Overzicht Samsung-printerstatus
Als er een fout optreedt tijdens het gebruik van het apparaat, kunt u de fout
controleren in Samsung-printerstatus. Samsung-printerstatus wordt
automatisch geïnstalleerd wanneer u de apparaatsoftware installeert.
U kunt Samsung-printerstatus ook handmatig opstarten. Ga naar
Voorkeursinstellingen, klik op het tabblad Basis > de knop
Printerstatus.
Deze pictogrammen verschijnen op de Windows-taakbalk:
Pictogram betekent Omschrijving
Normaal Het apparaat staat klaar voor gebruik en er
zijn geen fouten of waarschuwingen.
Waarschuwing Het apparaat is in een toestand waarin er in
de toekomst een fout kan optreden. Dit is
bijvoorbeeld als het niveau van de toner
laag is, wat kan leiden tot de toner-
leegstatus.
Fout Er is minstens één fout in het apparaat.
Samsung-printerstatus gebruiken
163
4. Nuttige beheerprogramma's
1 Tonerniveau
Hier wordt het resterende tonerniveau in de
cassette(s) weergegeven. Het apparaat en het
aantal tonercassette(s) in het bovenstaande
venster kunnen verschillen afhankelijk van de
gebruikte printer. Niet alle apparaten beschikken
over deze functie.
2 Optie
U kunt instellingen in verband met de
waarschuwing voor de printertaak instellen.
3 Benod. bestellen U kunt online reservetonercassette(s) bestellen.
4
Problemen
oplossen
U kunt direct naar het deel met de
probleemoplossing gaan in de
gebruikershandleiding.
5 Sluiten Sluit het venster.
164
4. Nuttige beheerprogramma's
De Linux Unified Driver Configurator gebruiken
Unified Linux Driver Configurator is een hulpprogramma dat hoofdzakelijk
bestemd is voor de configuratie van apparaten. U moet Unified Linux Driver
installeren om Unified Driver Configurator te kunnen gebruiken (zie
"Installatie voor Linux" op pagina 90).
Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem wordt
automatisch het pictogram voor Unified Driver Configurator op uw
bureaublad geplaatst.
7
Unified Driver Configurator openen
1
Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad.
U kunt ook op pictogram van het menu Startup klikken en Samsung
Unified Driver > Unified Driver Configurator selecteren.
2
Klik op de knoppen links om het overeenkomstige
configuratievenster te openen.
Klik op Help voor schermhulp.
3
Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit om
Unified Driver Configurator te sluiten.
1 Printer Configuration
2 Port Configuration
De Linux Unified Driver Configurator gebruiken
165
4. Nuttige beheerprogramma's
8
Printers configuration
Printers configuration bevat twee tabbladen: Printers en Classes.
Het tabblad Printers
Klik op het pictogram van het apparaat links in het venster Unified Driver
Configurator om de printerconfiguratie van het huidige systeem weer te
geven.
De bedieningsknoppen van de printer zijn:
Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare apparaten.
Add Printer: hiermee voegt u een nieuw apparaat toe.
Remove Printer: hiermee verwijdert u het geselecteerde apparaat.
Set as Default: hiermee stelt u het geselecteerde apparaat in als
standaardapparaat.
Stop/Start: hiermee kunt u het apparaat stoppen/starten.
Test: hiermee kunt u een testpagina afdrukken om te controleren of de
printer goed werkt.
Properties: Hiermee kunt u de eigenschappen van de printer
weergeven en wijzigen.
1 Schakelt naar Printers configuration.
2 Hier worden alle geïnstalleerde apparaten weergegeven.
3
Hiermee worden de status, modelnaam en URI van uw apparaat
weergegeven.
De Linux Unified Driver Configurator gebruiken
166
4. Nuttige beheerprogramma's
Het tabblad Classes
Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare apparaatklassen
weergegeven.
Refresh: vernieuwt de lijst met klassen.
Add Class: hiermee kunt u een nieuwe apparaatklasse toevoegen.
Remove Class: hiermee verwijdert u de geselecteerde
apparaatklasse.
9
Ports configuration
In dit venster kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven, de status
van elke poort controleren en een poort vrijgeven die bezet wordt door een
afgebroken taak.
Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare poorten.
Release port: hiermee kunt u de geselecteerde poort vrijgeven.
1 Hiermee geeft u alle apparaatklassen weer.
2
Hiermee geeft u de status van de klasse en het aantal apparaten in de
klasse aan.
1
2
1 Schakelt naar Ports configuration.
2 Alle beschikbare poorten.
3
Hiermee geeft u het poorttype, het op de poort aangesloten apparaat
en de status weer.
1
2
3
5. Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
Problemen met papierinvoer 168
Problemen met de voeding en het netsnoer 169
Afdrukproblemen 170
Problemen met de afdrukkwaliteit 174
Problemen met het besturingssysteem 182
168
5. Problemen oplossen
Problemen met papierinvoer
Toestand Voorgestelde oplossing
Het papier loopt vast tijdens het
afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier.
Papier kleeft aan elkaar. Controleer de maximale papiercapaciteit van de lade.
Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt.
Haal het papier uit de lade en buig het of waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven kleven.
Invoerprobleem met een aantal vellen
tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier van hetzelfde soort
en hetzelfde formaat en gewicht.
Afdrukpapier wordt niet ingevoerd. Verwijder vastgelopen papier in het apparaat.
Het papier werd niet goed in de lade gelegd. Verwijder het papier en plaats het op de juiste manier in de lade.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de specificaties van het apparaat.
Het papier blijft vastlopen. Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Als u op speciaal materiaal wilt afdrukken, moet
u deze handmatig invoeren in de lade.
U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de specificaties van het apparaat.
Misschien zitten er materiaalresten in het apparaat. Open de voorklep en verwijder de resten.
169
5. Problemen oplossen
Problemen met de voeding en het netsnoer
Toestand Voorgestelde oplossing
Het apparaat krijgt geen stroom,
of de verbindingskabel tussen de
computer en het apparaat is niet goed
aangesloten.
Sluit de machine eerst aan op het stopcontact en druk op de knop (Aan/uit/ontwaken) op het
bedieningspaneel.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit deze opnieuw aan.
170
5. Problemen oplossen
Afdrukproblemen
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Het apparaat drukt niet
af.
Het apparaat krijgt geen stroom. Controleer of het netsnoer is aangesloten. Controleer de aan/uit-schakelaar en het
stopcontact.
Het apparaat is niet als standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer uw printer als standaardprinter in Windows.
Controleer het volgende:
De bovenklep is niet gesloten. Sluit de bovenklep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 57).
De papierlade is leeg. Plaats papier (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 27).
Er is geen tonercassette geplaatst. Vervang de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 46).
Zorg dat het beschermingsmateriaal is verwijderd van de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 46).
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als er een systeemfout optreedt.
De verbindingskabel tussen de computer en
het apparaat is niet goed aangesloten.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan (zie "Achterkant" op
pagina 18).
De verbindingskabel tussen de computer en
het apparaat is mogelijk defect.
Sluit de kabel indien mogelijk aan op een andere computer die naar behoren werkt
en druk een document af. U kunt ook proberen om een andere kabel voor uw
apparaat te gebruiken.
De poortinstelling is niet juist. Controleer de printerinstellingen in Windows om vast te stellen of de afdruktaak
naar de juiste poort wordt gestuurd. Als uw computer meerdere poorten heeft,
controleert u of het apparaat op de juiste poort is aangesloten.
Het apparaat is mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Controleer de Voorkeursinstellingen om na te gaan of alle afdrukinstellingen
correct zijn.
Afdrukproblemen
171
5. Problemen oplossen
Het apparaat drukt niet
af.
Mogelijk is het printerstuurprogramma niet
goed geïnstalleerd.
Deïnstalleer het stuurprogramma van uw printer en installeer het programma
opnieuw.
Het apparaat werkt niet goed. Kijk of het display van het bedieningspaneel een systeemfout aangeeft. Neem
contact op met een medewerker van de klantenservice.
Het document is zo groot dat er niet voldoende
ruimte op de harde schijf van de computer is
om toegang te krijgen tot de afdruktaak.
Maak extra ruimte op de harde schijf vrij en druk het document opnieuw af.
De uitvoerlade is vol. Wanneer het papier uit de uitvoerlade is verwijderd, gaat het apparaat door met
afdrukken.
Het apparaat haalt
papier uit de verkeerde
invoer.
De papieroptie die in Voorkeursinstellingen
is geselecteerd is mogelijk onjuist.
In veel softwaretoepassingen kunt u de papierbron instellen op het tabblad Papier
in Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34).
Selecteer de juiste papierbron. Raadpleeg Help bij het printerstuurprogramma (zie
"Help gebruiken" op pagina 36).
Een afdruktaak wordt
uiterst langzaam
afgedrukt.
Mogelijk is de afdruktaak zeer complex. Maak de pagina minder complex of wijzig de instellingen voor de afdrukkwaliteit.
De helft van de pagina is
blanco.
Mogelijk is de afdrukstand verkeerd ingesteld. Wijzig de afdrukstand in het desbetreffende programma (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34). Raadpleeg Help bij het
printerstuurprogramma (zie "Help gebruiken" op pagina 36).
Het ingestelde papierformaat stemt niet
overeen met het formaat van het papier in de
lade.
Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier in de papierlade. Controleer of het papierformaat dat
is ingesteld in het printerstuurprogramma overeenstemt met het papier dat is
geselecteerd in het programma dat u gebruikt (zie "Voorkeursinstellingen openen"
op pagina 34).
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Afdrukproblemen
172
5. Problemen oplossen
Het apparaat drukt wel
af, maar de tekst is niet
correct, vervormd of
niet volledig.
De kabel van het apparaat zit los of is defect. Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan. Druk een document
af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Sluit de kabel en het apparaat
indien mogelijk aan op een andere computer en druk een document af dat u eerder
wel correct hebt kunnen afdrukken. Als dit alles niet helpt, probeert u een nieuwe
printerkabel.
Het verkeerde printControleer de papiersoort
en de kwaliteit van het
papier.erstuurprogramma is geselecteerd.
Controleer in het afdrukmenu van de toepassing of u de juiste printer hebt
geselecteerd.
De softwaretoepassing werkt niet naar
behoren.
Probeer een document af te drukken vanuit een andere toepassing.
Het besturingssysteem werkt niet naar
behoren.
Sluit Windows af en start de computer opnieuw op. Schakel het apparaat uit en
weer in.
Er worden blanco
pagina’s afgedrukt.
De tonercassette is leeg of beschadigd. Herverdeel indien nodig het tonerpoeder. Vervang indien nodig de tonercassette.
Zie "Toner herverdelen" op pagina 44.
Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 46.
Mogelijk bevat het bestand blanco pagina’s. Controleer of het bestand blanco pagina’s bevat.
Mogelijk is een onderdeel van het apparaat
defect (bijvoorbeeld de controller of het
moederbord).
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Afdrukproblemen
173
5. Problemen oplossen
Het apparaat drukt het
PDF-bestand niet juist
af. Sommige delen van
afbeeldingen, tekst of
illustraties ontbreken.
Incompatibiliteit tussen het PDF-bestand en
de Acrobat-producten.
Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een
afbeelding. Schakel Afdrukken als afbeelding uit de afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag.
De afdrukkwaliteit van
foto’s is niet goed. De
afbeeldingen zijn niet
duidelijk.
De resolutie van de foto is zeer laag. Verklein de afmetingen van de foto. Als u de afmetingen van de foto in het
programma vergroot, wordt de resolutie verlaagd.
Er komt voor het
afdrukken ter hoogte
van de uitvoerlade
stoom uit het apparaat.
Het gebruik van geperforeerd papier kan damp
veroorzaken tijdens het afdrukken.
Dit is geen probleem. Ga gewoon door met afdrukken.
Het apparaat drukt geen
speciaal papier zoals
rekeningpapier af.
Het papierformaat en de
papierformaatinstelling komen niet overeen.
Stel het juist papierformaat in bij Aangepast op het tabblad Papier in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 34).
Het afgedrukte papier
krult op.
De instelling voor de papiersoort klopt niet. Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de
Voorkeursinstellingen, klik op het tabblad Papier en stel de papiersoort in op Dik
papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34).
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
174
5. Problemen oplossen
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan leiden tot een verminderde afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel
om het probleem te verhelpen.
Toestand Voorgestelde oplossing
Lichte of vage afdrukken Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de afdruk ziet, is de toner bijna op. Plaats een nieuwe tonercassette
(zie "De tonercassette vervangen" op pagina 46).
Als u nog steeds een verticale witte strook of vaag gedeelte op de pagina ziet zelfs als het apparaat nog voldoende toner
heeft, opent en sluit u de voorklep 3 tot 4 keer achtereenvolgens (zie "Apparaatoverzicht" op pagina 16).
Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn.
Als de hele pagina te licht is, is de afdrukresolutie te laag ingesteld of is de tonerbespaarstand ingeschakeld. Wijzig de
afdrukresolutie en schakel de energiebesparende modus uit. Raadpleeg de Help bij het printerstuurprogramma.
Een combinatie van vage plekken en vegen kan erop wijzen dat de tonercassette moet worden gereinigd. Reinig de
binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 52).
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat
reinigen" op pagina 52). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van
de klantenservice.
De bovenste helft van het
papier is lichter bedrukt dan
de rest van het papier.
De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype.
Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen, klik op het tabblad Papier en
stel het papiertype in op Kringlooppapier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34).
Problemen met de afdrukkwaliteit
175
5. Problemen oplossen
Tonervlekken Mogelijk voldoet het papier niet aan de specificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn.
Mogelijk is de transportrol vuil. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 52).
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice (zie
"Het apparaat reinigen" op pagina 52).
Onregelmatigheden Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans ronde, plekken verschijnen:
Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier. Druk het document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken. Probeer papier van een
ander merk.
Een hele partij papier is niet in orde. Problemen tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat sommige delen toner afstoten.
Probeer een ander soort of merk papier.
Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen, klik op het tabblad Papier
en stel de papiersoort in op Dik papier of Dikker (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34).
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice.
Witte vlekken Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
Het papier is te ruw en er valt veel papierstof op de interne onderdelen van het apparaat, wat erop wijst dat de rol vuil kan
zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 52).
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen"
op pagina 52).
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice.
Toestand Voorgestelde oplossing
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBb
C
AaBb
C
AaBb
C
AaBb
C
AaBb
C
Problemen met de afdrukkwaliteit
176
5. Problemen oplossen
Verticale strepen Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont:
Er zitten mogelijk krassen op het oppervlak (drumgedeelte) van de beeldeenheid in het apparaat. Verwijder de
tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De beeldeenheid vervangen" op pagina 50).
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat
reinigen" op pagina 52). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van
de klantenservice.
Zwarte achtergrond Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt (grijze achtergrond):
Gebruik papier met een lager gewicht.
Controleer de omgevingsvoorwaarden: bijzonder droge omstandigheden of een hoge luchtvochtigheid (meer dan 80% RV)
kunnen aanleiding geven tot een grijzere achtergrond.
Verwijder de oude beeldeenheid en plaats een nieuwe (zie "De beeldeenheid vervangen" op pagina 50).
Herverdeel de toner grondig (zie "Toner herverdelen" op pagina 44).
Tonervegen Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 46).
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Verwijder de oude beeldeenheid en plaats een nieuwe (zie "De beeldeenheid vervangen" op pagina 50).
Toestand Voorgestelde oplossing
Problemen met de afdrukkwaliteit
177
5. Problemen oplossen
Verticaal terugkerende
afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke intervallen afwijkingen vertoont:
De beeldeenheid is mogelijk beschadigd. Als de problemen zich na het afdrukken blijven voordoen, vervangt u de oude
beeldeenheid door een nieuwe (zie "De beeldeenheid vervangen" op pagina 50).
Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van het apparaat. Als de afwijkingen zich op de achterkant van de pagina
bevinden zal het probleem waarschijnlijk na enkele pagina’s vanzelf verdwijnen.
De fixeereenheid is mogelijk beschadigd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Schaduwvlekken Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op de afdruk voorkomen.
Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te drukken op papier van een andere partij. Maak een pak papier pas open
op het moment dat u het gaat gebruiken zodat het papier niet te veel vocht opneemt.
Als het gehele oppervlak van een afgedrukte pagina wordt bedekt met schaduwvlekken, kiest u een andere afdrukresolutie
in het programma of in Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34).
Controleer of u het juiste papiertype hebt geselecteerd. Voorbeeld: Als Dikker papier wordt geselecteerd, maar als er
momenteel Normaal papier gebruikt wordt, kan het papier verzadigen met inkt en dit probleem tot gevolg hebben.
Als u een nieuwe tonercassette gebruikt, moet u de toner eerst herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 44).
Er blijven tonerdeeltjes
hangen rond vetgedrukte
tekens of donkere foto’s.
De toner hecht mogelijk niet goed aan dit papiertype.
Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen, klik op het tabblad Papier en
stel het papiertype in op Kringlooppapier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34).
Controleer of u het juiste papiertype hebt geselecteerd. Voorbeeld: Als Dikker papier wordt geselecteerd, maar als er
momenteel Normaal papier gebruikt wordt, kan het papier verzadigen met inkt en dit probleem tot gevolg hebben.
Toestand Voorgestelde oplossing
A
Problemen met de afdrukkwaliteit
178
5. Problemen oplossen
Misvormde tekst Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect) is het papier mogelijk te glad. Probeer een ander soort papier.
Papier schuin Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Let erop dat de geleiders niet te dicht en niet te ver af staan van de stapel papier.
Gekruld of gegolfd Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Papier kan krullen als de temperatuur of de vochtigheid te hoog is.
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade.
Toestand Voorgestelde oplossing
Problemen met de afdrukkwaliteit
179
5. Problemen oplossen
Vouwen of kreuken Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade.
Achterkant van afdrukken is
vuil
Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 52).
Volledig gekleurde of zwarte
pagina’s
Mogelijk is de beeldeenheid niet goed geplaatst. Verwijder de beeldeenheid en plaats deze opnieuw.
De beeldeenheid is mogelijk defect. Verwijder de beeldeenheid en plaats een nieuwe (zie "De beeldeenheid vervangen"
op pagina 50).
Het apparaat moet mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Toestand Voorgestelde oplossing
A
Problemen met de afdrukkwaliteit
180
5. Problemen oplossen
Losse toner Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 52).
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Verwijder de beeldeenheid en plaats een nieuwe (zie "De beeldeenheid vervangen" op pagina 50).
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van
de klantenservice.
Openingen in tekens Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er witte plekken verschijnen op plaatsen die zwart zouden moeten zijn:
Misschien drukt u af op de verkeerde kant van het papier. Verwijder het papier en draai het om.
Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties.
Horizontale strepen Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen het volgende:
Mogelijk is de beeldeenheid niet goed geplaatst. Verwijder de beeldeenheid en plaats deze opnieuw.
De beeldeenheid is mogelijk defect. Verwijder de beeldeenheid en plaats een nieuwe (zie "De beeldeenheid vervangen"
op pagina 50).
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat waarschijnlijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker
van de klantenservice.
Toestand Voorgestelde oplossing
A
Problemen met de afdrukkwaliteit
181
5. Problemen oplossen
Krullen Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade.
Wijzig de papierinstelling op de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen, klik op het tabblad
Papier en stel de papiersoort in op Dun papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34).
Op enkele vellen verschijnt
herhaaldelijk een
onbekende afbeelding.
Losse toner
Vage afdruk of vervuiling
Uw apparaat wordt mogelijk gebruikt op een hoogte van 1.000 m of hoger. Een dergelijke hoogte kan de afdrukkwaliteit
beïnvloeden (bijv. losse toner of een vage afdruk). Stel uw apparaat in op de juiste hoogte (zie "Aanpassing aan luchtdruk of
hoogte" op pagina 136).
Toestand Voorgestelde oplossing
182
5. Problemen oplossen
Problemen met het besturingssysteem
1
Algemene Windows-problemen
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows die bij uw computer is geleverd voor meer informatie over foutmeldingen in Windows.
Toestand Voorgestelde oplossing
Tijdens de installatie
verschijnt het bericht
"Bestand in gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software uit de opstartgroep en start vervolgens Windows weer op. Installeer
het printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht "Algemene
beschermingsfout", "OE-
uitzondering", "Spool 32" of
"Ongeldige bewerking"
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken.
De berichten "Kan niet
afdrukken" of "Er is een time-
outfout in de printer
opgetreden" verschijnen.
Deze meldingen kunnen tijdens het afdrukken verschijnen. Wacht gewoon even tot het apparaat klaar is met afdrukken. Als
het bericht verschijnt als de printer klaar staat voor gebruik of nadat de afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting en gaat
u na of er een fout is opgetreden.
Problemen met het besturingssysteem
183
5. Problemen oplossen
2
Algemene Macintosh-problemen
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Macintosh die met uw computer is meegeleverd voor meer informatie over Macintosh-foutmeldingen.
Toestand Voorgestelde oplossing
Het apparaat drukt het PDF-bestand
niet juist af. Sommige delen van
afbeeldingen, tekst of illustraties
ontbreken.
Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een afbeelding. Schakel Afdrukken als
afbeelding uit de afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Bepaalde letters worden niet normaal
weergegeven tijdens het afdrukken
van het voorblad.
Mac OS kan bij het afdrukken van het voorblad het gebruikte lettertype niet maken . Normale letters en cijfers worden
normaal weergegeven op het voorblad.
Als u op een Macintosh-computer een
document afdrukt met Acrobat
Reader 6.0 of hoger worden de
kleuren niet op de juiste wijze
afgedrukt.
Controleer of de resolutie-instelling in uw printerstuurprogramma overeenkomt met de resolutie-instelling in Acrobat
Reader.
Problemen met het besturingssysteem
184
5. Problemen oplossen
3
Algemene Linux-problemen
Toestand Voorgestelde oplossing
Het apparaat drukt niet af. Controleer of het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Open Unified Driver Configurator en selecteer het tabblad
Printers in Printers configuration om de lijst met beschikbare printers weer te geven. Controleer of uw apparaat in de
lijst staat. Als dit niet zo is, opent u Add new printer wizard om uw apparaat in te stellen.
Controleer of het apparaat is ingeschakeld. Open Printers configuration en selecteer uw apparaat uit de lijst met printers.
Bekijk de omschrijving in het deelvenster Selected printer. Druk op de knop Start als de status de tekenreeks Stopped
bevat. Hierna zou het apparaat weer normaal moeten werken. De status "stopped" is mogelijk geactiveerd wanneer zich
problemen met het afdrukken voordoen. U kunt bijvoorbeeld de opdracht geven om een document af te drukken terwijl de
poort gebruikt wordt door een scantoepassing.
Controleer of de MFP-poort bezet is. Aangezien de functionele onderdelen van het apparaat (printer en scanner) dezelfde
I/O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat verschillende toepassingen tegelijkertijd toegang proberen te verkrijgen tot
dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen mag slechts één toepassing tegelijk een taak uitvoeren op het apparaat. Op
het systeem van de andere gebruiker wordt de melding "Device busy" (Apparaat bezet) weergegeven. Open de
poortconfiguratie en selecteer de poort die is toegewezen aan uw printer. In het deelvenster Selected port kunt u zien of
de poort door een andere toepassing wordt gebruikt. Als dit het geval is, wacht u totdat de uit te voeren taak is voltooid of
klikt u op de knop Release port als u zeker weet dat de huidige toepassing niet naar behoren werkt.
Controleer of er een speciale afdrukoptie is ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw". Als de parameter "-oraw" is
opgegeven in de opdrachtregel verwijdert u deze om het afdrukprobleem op te lossen. In een Gimp front-end kiest u "Print"
-> "Setup printer" en bewerkt u de opdrachtregelparameter in het opdrachtitem.
De CUPS-versie (Common Unix Printing System) die wordt gedistribueerd met SuSE Linux 9.2 (CUPS 1.1.21) heeft een
probleem met het afdrukken via het "Internet Printing Protocol" (IPP). Gebruik "socket printing" in plaats van IPP of
installeer een recentere versie van CUPS (CUPS 1.1.22 of hoger).
Problemen met het besturingssysteem
185
5. Problemen oplossen
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer werd geleverd voor meer informatie over Linux-foutberichten.
Bepaalde kleurafbeeldingen
worden volledig zwart
afgedrukt.
Dit is een bekende bug in Ghostscript (tot GNU Ghostscript versie 7.05) als de basiskleurruimte van het document
geïndexeerde kleurruimte is en via CIE-kleurruimte wordt geconverteerd. Aangezien PostScript CIE-kleurruimte gebruikt
voor het kleuraanpassingssysteem, moet u Ghostscript op uw systeem upgraden naar GNU Ghostscript versie 7.06 of een
hogere versie. Recente Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com.
Sommige kleurafbeeldingen
worden afgedrukt in
onverwachte kleuren.
Dit is een gekende bug in Ghostscript (tot GNU Ghostscript versie 7.xx) als de basiskleurruimte van het document wordt
geïndexeerd als RGB-kleurruimte en wordt geconverteerd via CIE-kleurruimte. Omdat Postscript CIE-kleurruimte gebruikt
voor het kleurvergelijkingssysteem, dient u Ghostscript op uw systeem bij te werken naar GNU Ghostscript versie 8.xx of een
hogere versie. Recente Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com.
Het apparaat drukt geen
volledige pagina’s af. Slechts
de helft van de pagina wordt
afgedrukt.
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51 of een oudere versie van
Ghostscript, 64-bits Linux OS. Dit probleem is bij bugs.ghostscript.com gemeld als Ghostscript Bug 688252. Het probleem
is opgelost in AFPL Ghostscript versie 8.52 en hoger. Download de meest recente versie van AFPL Ghostscript van http://
sourceforge.net/projects/ghostscript/ en installeer deze om dit probleem op te lossen.
Tijdens het afdrukken van
een document wordt de
foutmelding "Cannot open
port device file" getoond.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak (via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse
versies van CUPS-server breken de afdruktaak af als de afdrukopties worden gewijzigd en proberen vervolgens de taak
vanaf het begin opnieuw uit te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de mfp-poort tijdens het afdrukken vergrendelt, blijft
deze vergrendeld door het abrupte afbreken van het stuurprogramma zodat de poort niet beschikbaar is voor volgende
afdruktaken. Als deze situatie zich voordoet, probeert u de mfp-poort vrij te geven door Release port te selecteren in Port
configuration.
Toestand Voorgestelde oplossing
186
Verklarende woordenlijst
Verklarende woordenlijst
De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd te raken met het
product en de terminologie die in deze gebruikershandleiding wordt
gebruikt en verband houdt met afdrukken.
802.11
802.11 bevat een reeks standaarden voor draadloze-netwerkcommunicatie
(WLAN) ontwikkeld door het IEEE LAN/MAN-Standards Committee (IEEE
802).
802.11b/g/n
802.11b/g/n kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte van 2.4
GHz. 802.11b ondersteunt een bandbreedte tot maximaal 11 Mbps,
802.11n ondersteunt een bandbreedte tot 150 Mbps. 802.11b/g/n-
apparaten kunnen interferentie ondervinden van magnetrons, draadloze
telefoons en Bluetooth-apparaten.
Toegangspunt
Een toegangspunt of draadloos toegangspunt (AP of WAP) is een apparaat
dat draadlozecommunicatieapparaten verbindt in een draadloos netwerk
(WLAN) en dienst doet als een centrale zender en ontvanger van WLAN-
radiosignalen.
ADF
De automatische documentinvoer (ADF) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een
gedeelte van het papier in één keer kan scannen.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple Inc
ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was
opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple
ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om de
kleur van één pixel in een bitmapafbeelding te vertegenwoordigen. Een
hogere kleurdiepte geeft een breder scala van te onderscheiden kleuren.
Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke kleuren te
groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans monochroom
of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmapindeling die intern wordt gebruikt door het grafische
subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt gebruikt als
een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
Verklarende woordenlijst
187
Verklarende woordenlijst
BOOTP
Bootstrap-protocol. Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een
netwerkclient om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt
doorgaans in het bootstrapproces van computers of de daarop uitgevoerde
besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere client een IP-
adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers met
een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een
geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak mogelijk
maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de
CCD-module te blokkeren en schade te voorkomen wanneer u het
apparaat verplaatst.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit meerdere
exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is
ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt voordat de overige
kopieën worden gemaakt.
Configuratiescherm
Een bedieningspaneel is het platte, doorgaans verticale, gedeelte waarop
de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze
bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij het afdrukken
te meten. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld dat een vel A4-
papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het papier of origineel
ingewikkelde afbeeldingen of veel tekst bevat, is de dekkingsgraad en
daarmee het tonergebruik hoger.
CSV
Kommagescheiden waarden (CSV). CSV is een type bestandsindeling.
CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen verschillende
toepassingen. Deze bestandsindeling wordt in Microsoft Excel gebruikt en
is min of meer de norm geworden in de IT-sector, ook op niet-
Microsoftplatformen.
DADF
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADF) is een
scanmechanisme waarmee een origineel automatisch wordt ingevoerd en
omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan inscannen.
Verklarende woordenlijst
188
Verklarende woordenlijst
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit de
verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt ingesteld of wordt geïnitialiseerd.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een client/
servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters
naar de DHCP-clienthost die deze gegevens opvraagt om deel te kunnen
uitmaken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een mechanisme voor de
toewijzing van IP-adressen aan clienthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met
geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals
afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DLNA
DLNA (Digital Living Network Alliance) is een standaard waarmee
apparaten in een thuisnetwerk gegevens met elkaar kunnen uitwisselen via
het netwerk.
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie
opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het internet.
Matrixprinter
Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en weer loopt
over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een van inkt
voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt gebruikt
voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot
een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een groter
bestandsformaat.
DRPD
Distinctieve belpatroondetectie. Distinctieve belpatroondetectie is een
dienst van de telefoonmaatschappij waarmee een gebruiker met een
enkele telefoonlijn oproepen naar verschillende telefoonnummers kan
ontvangen.
Verklarende woordenlijst
189
Verklarende woordenlijst
Duplex
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het
apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een printer
met een duplexeenheid kan afdrukken op beide zijden van een vel papier
tijdens één printcyclus.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per
maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de printer
een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s per jaar. De
levensduur duidt de gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal binnen de
garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48 000 pagina’s per
maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het aantal pagina’s tot
2 400 per dag.
ECM
Foutcorrectiemodus (ECM) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van Klasse
1. Hiermee worden fouten tijdens de verzending van faxen, die soms
worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch opgespoord
en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met één apparaat dezelfde resultaten
worden behaald als met een ander.
Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander
systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie
is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag, in tegenstelling tot
simulatie; dit houdt verband met een abstract model van het systeem dat
wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie voor
LAN’s. Hiermee worden de bedrading en de signalen gedefinieerd voor de
fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/
gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt meestal
gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is sedert de jaren ’90 van afgelopen
eeuw de meest gebruikte LAN-technologie.
EtherTalk
Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke
Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Verklarende woordenlijst
190
Verklarende woordenlijst
FDI
Interface extern apparaat (FDI) is een kaart die in het apparaat is
geïnstalleerd zodat andere apparaten van derden, bijvoorbeeld een
muntautomaat of een kaartlezer, kunnen worden aangesloten. Met deze
apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd
met uw apparaat.
FTP
Protocol voor bestandsuitwisseling (FTP) is een algemeen gebruikt
protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat
het TCP/IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Fixeereenheid
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal
fixeert. De eenheid bestaat uit een rol die het papier verwarmt en een rol
die druk uitoefent. Nadat toner op het papier is aangebracht, maakt de
fixeereenheid gebruik van hitte en druk om ervoor te zorgen dat de toner
aan het papier hecht. Dat verklaart ook waarom het papier warm is als het
uit een laserprinter komt.
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen computernetwerken
en een telefoonlijn. Gateways worden veel gebruikt omdat het computers of
netwerken zijn die toegang bieden tot andere computers of netwerken.
Grijswaarden
Grijstinten die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven
worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende
grijstinten weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal punten te
variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal punten, terwijl
lichtere gebieden uit een kleiner aantal punten bestaan.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde of vaste schijf genoemd,
is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde gegevens
opslaat op sneldraaiende platen met een magnetisch oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een
internationale professionele non-profitorganisatie voor de bevordering van
elektrische technologie.
Verklarende woordenlijst
191
Verklarende woordenlijst
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE (Institute
of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B" verwijst naar
een bepaald type connector aan het uiteinde van de parallelle kabel die kan
worden aangesloten op het randapparaat (bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier
bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren. De
term kan nu en dan ook enkel verwijzen naar de meest zichtbare dienst, de
interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat apparaten
gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te wisselen in een
netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de snelheid van
een printer wordt gemeten. Het IPM-cijfer geeft het aantal vellen papier aan
dat een printer binnen één minuut eenzijdig kan bedrukken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel
afdrukken als het beheren van afdruktaken, mediaformaat, resolutie,
enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en
codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere afdrukoplossing
is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de
besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide
verbindingsservices aan die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het IPX-
protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP. IPX/SPX
was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (lokale netwerken) en is een
bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen de
prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) is een
internationale organisatie die normen vastlegt en samengesteld is uit
vertegenwoordigers van nationale standaardiseringsorganisaties. De ISO
produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
Verklarende woordenlijst
192
Verklarende woordenlijst
ITU-T
De Internationale Telecommunicatie Unie is een internationale organisatie
die is opgericht voor de standaardisering en regulering van internationale
radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken omvatten
standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de organisatie
van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen waarmee
internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt. De -T in ITU-
T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T voor het
verzenden van faxdocumenten.
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de compressie
van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of kwaliteit, die
ontworpen is voor de compressie van binaire afbeeldingen, in het bijzonder
voor faxen, maar ook voor andere afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt
voor het opslaan en verzenden van foto’s over het internet.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol voor
het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een
apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat aan een
netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van 48
bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die telkens
per twee worden gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres
wordt doorgaans door de fabrikant in een netwerkinterfacekaart (NIC)
geprogrammeerd en gebruikt als een hulpmiddel aan de hand waarvan
routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat
verschillende functies in één fysieke behuizing combineert, bijvoorbeeld
een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner.
Verklarende woordenlijst
193
Verklarende woordenlijst
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het beperken van
de hoeveelheid gegevens die tussen faxapparaten worden verzonden om
een afbeelding te versturen. MH wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MH is
een op een codeboek gebaseerd lengtecoderingsschema dat
geoptimaliseerd werd om op een doeltreffende wijze witruimtes te
comprimeren. Aangezien de meeste faxen voornamelijk uit witruimte
bestaan, kan hiermee de verzendtijd van de meeste faxen tot een minimum
worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale informatie te
coderen en een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden informatie
te decoderen.
MR
MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen
door ITU-T T.4. MR codeert de eerst gescande lijn met behulp van MH. De
volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt
vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van coöperatieve multi-tasking
om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de
netwerkprotocollen gebaseerd op de klassieke Xerox XNS-stack.
Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
Organische fotogeleider (OPC) is een mechanisme dat een virtuele
afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit een
laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig.
Indien een beeldeenheid een drum bevat, wordt het oppervlak van de drum
op den duur aangetast door het gebruik in de printer. De drum moet dan ook
regelmatig worden vervangen, omdat deze slijt door het contact met de
ontwikkelborstel van de cassette, het reinigingsmechanisme en het papier.
Originelen
Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of tekst, dat
wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren te
verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
Verklarende woordenlijst
194
Verklarende woordenlijst
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is
ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in
hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van
boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
Printeropdrachttaal (PCL) is een paginabeschrijvingstaal (PDL) die
ontwikkeld is door HP als printerprotocol en inmiddels is uitgegroeid tot een
norm in de branche. PCL werd aanvankelijk ontwikkeld voor de eerste
inkjetprinters en is in verschillende versies verschenen voor thermische
printers, matrix- en laserprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems ontwikkelde
bestandsindeling voor het weergeven van tweedimensionale documenten
in een apparaat- en resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PS (PostScript) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal die
voornamelijk gebruikt wordt voor e-publishing en desktop publishing. - die
in een interpreter wordt uitgevoerd om een afbeelding te produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en
gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
Afdrukmedia
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat in
een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
PPM
Pagina’s per minuut (PPM) is een methode voor het meten van de snelheid
van een printer en verwijst naar het aantal pagina’s dat een printer in één
minuut kan afdrukken.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs software kan
communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard invoer-/
uitvoeraanroepen, waardoor veel taken worden vereenvoudigd.
Verklarende woordenlijst
195
Verklarende woordenlijst
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en het
gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
PSTN
Openbaar telefoonnet (PSTN) is het netwerk van openbare
circuitgeschakelde telefoonnetwerken wereldwijd dat in een
bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd.
RADIUS
RADIUS (Remote Authentication Dial In User Service) is een protocol voor
gebruikersidentificatie en accounting op afstand. RADIUS laat toe om
verificatiegegevens zoals gebruikersnamen en wachtwoorden met behulp
van een AAA-concept (authentication, authorization en accounting) voor
het beheer van de netwerktoegang.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (punten per inch). Hoe
hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk
wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en
diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt
tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen
onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor e-mailverkeer
over het internet. SMTP is een relatief eenvoudig op tekst gebaseerd
protocol waarbij één of meer ontvangers van een bericht worden
aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is een client-
serverprotocol, waarbij de client een e-mailbericht verzendt naar de server.
SSID
SSID (Service Set Identifier) is een benaming van een draadloos netwerk
(WLAN). Alle draadloze apparaten in een draadloos netwerk gebruiken
dezelfde SSID om met elkaar te communiceren. De SSID’s zijn
hoofdlettergevoelig en kunnen tot 32 tekens lang zijn.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres om
te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel het
hostadres.
Verklarende woordenlijst
196
Verklarende woordenlijst
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol): de set
communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop het
internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
Verzendrapport (TCR) geeft de details van elke verzending weer, zoals de
taakstatus, het verzendresultaat en het aantal verzonden pagina’s. Er kan
worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een mislukte
verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de
afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner. TIFF-
afbeeldingen maken gebruik van tags: trefwoorden die de kenmerken
definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding. Deze flexibele en
platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt voor illustraties die
met diverse beeldverwerkingstoepassingen zijn gemaakt.
Tonercassette
Een soort fles of container die in apparaten zoals printers wordt gebruikt en
die toner bevat. Toner is een poeder dat in laserprinters en
kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en
afbeeldingen op afdrukpapier. Toner wordt gefixeerd door een combinatie
van hitte en druk vanuit de fixeereenheid, waardoor het zich aan de vezels
in het papier gaat hechten.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Als een TWAIN-compatibele
scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan een
scan worden gestart vanuit het programma; dit een API voor het vastleggen
van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft Windows en
Apple Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om gedeelde
netwerkbronnen te benaderen in Windows NT en andere Microsoft-
producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
Verklarende woordenlijst
197
Verklarende woordenlijst
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het
adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel
geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich
bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers Forum, Inc.
ontwikkelde standaard om computers en randapparatuur met elkaar te
verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen om een
enkele computer-USB-poort tegelijkertijd met meerdere randapparaten te
verbinden.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat helderder
oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden. Watermerken
werden voor het eerst in 1282 in het Italiaanse Bologna gebruikt door
papiermakers om hun product te merken. Ze werden ook toegepast in
postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te
voorkomen.
WEP
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om eenzelfde beveiligingsniveau als
een bedraad LAN te garanderen. WEP beveiligt gegevens door deze via
radiogolven te coderen, zodat ze veilig van het ene punt naar het andere
kunnen worden verzonden.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een beeldverwerkingsarchitectuur
die oorspronkelijk werd gebruikt in Windows Me en Windows XP. Een scan
kan vanuit deze besturingssystemen worden gestart door middel van een
WIA-compatibele scanner.
WPA
WPA (Wi-Fi Protected Access) is een klasse van systemen voor de
beveiliging van draadloze (Wi-Fi) computernetwerken die ontwikkeld werd
voor een betere beveiliging van WEP.
Verklarende woordenlijst
198
Verklarende woordenlijst
WPA-PSK
WPA-PSK (vooraf gedeelde WPA-sleutel) is een speciale WPA-modus
voor kleine ondernemingen en thuisgebruikers. Een gedeelde sleutel of een
gedeeld wachtwoord wordt geconfigureerd in het draadloze toegangspunt
(WAP) en draadloze laptop- of desktopapparaten. WPA-PSK genereert een
unieke sleutel voor elke sessie tussen een draadloze client en de daarmee
geassocieerde WAP voor een betere veiligheid.
WPS
WPS (Wi-Fi Protected Setup) is een standaard voor het tot stand brengen
van een draadloos thuisnetwerk. Als uw draadloze toegangspunt WPS
ondersteunt, kunt u de draadloze netwerkverbinding gemakkelijk
configureren zonder computer.
XPS
XML-papierspecificatie (XPS) is een specificatie voor een
paginabeschrijvingstaal (PDL) en een nieuw uitwisselbaar
documentformaat dat door Microsoft is ontwikkeld. Dit vectorgebaseerd
apparaatonafhankelijk documentformaat is gebaseerd op XML en op een
nieuw afdrukpad.
199
Contact SAMSUNG worldwide
Contact SAMSUNG worldwide
If you have any comments or questions regarding Samsung products,
contact the Samsung customer care center.
Country/Region Customer Care Center Web Site
ALBANIA 42 27 5755
ARGENTINE 0800-333-3733 www.samsung.com
ARMENIA 0-800-05-555
AUSTRALIA 1300 362 603 www.samsung.com
AUSTRIA
0810-SAMSUNG
(7267864, € 0.07/min)
www.samsung.com
AZERBAIJAN 088-55-55-555
BAHRAIN 8000-4726 www.samsung.com
BELARUS 810-800-500-55-500
BELGIUM
02-201-24-18 www.samsung.com/
be (Dutch)
www.samsung.com/
be_fr (French)
BOSNIA 05 133 1999
BRAZIL
0800-124-421
4004-0000
www.samsung.com
BULGARIA 07001 33 11 www.samsung.com
CANADA 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
CHILE 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
CHINA 400-810-5858 www.samsung.com
COLOMBIA 01-8000112112 www.samsung.com
COSTA RICA 0-800-507-7267 www.samsung.com
CROATIA
062 SAMSUNG
(062 726 7864)
www.samsung.com
CZECH
REPUBLIC
800-SAMSUNG (800-726786) www.samsung.com
Samsung Zrt., česká organizační složka, Oasis Florenc,
Sokolovská394/17, 180 00, Praha 8
DENMARK 70 70 19 70 www.samsung.com
DOMINICA 1-800-751-2676 www.samsung.com
ECUADOR 1-800-10-7267 www.samsung.com
EGYPT 0800-726786 www.samsung.com
EIRE 0818 717100 www.samsung.com
EL SALVADOR 800-6225 www.samsung.com
ESTONIA 800-7267 www.samsung.com
FINLAND 030-6227 515 www.samsung.com
FRANCE 01 48 63 00 00 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
Contact SAMSUNG worldwide
200
Contact SAMSUNG worldwide
GERMANY
01805 - SAMSUNG
(726-7864 € 0,14/min)
www.samsung.com
GEORGIA 8-800-555-555
GREECE
IT and Mobile : 80111-
SAMSUNG (80111 7267864)
from land line, local charge/
from mobile, 210 6897691
Cameras, Camcorders,
Televisions and Household
AppliancesFrom mobile and
fixed 2106293100
www.samsung.com
GUATEMALA 1-800-299-0013 www.samsung.com
HONDURAS 800-27919267 www.samsung.com
HONG KONG
(852) 3698-4698 www.samsung.com/
hk
www.samsung.com/
hk_en/
HUNGARY 06-80-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
INDIA
3030 8282
1800 3000 8282
www.samsung.com
INDONESIA
0800-112-8888
021-5699-7777
www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
IRAN 021-8255 www.samsung.com
ITALY 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
JAMAICA 1-800-234-7267 www.samsung.com
JAPAN 0120-327-527 www.samsung.com
JORDAN 800-22273 www.samsung.com
KAZAKHSTAN
8-10-800-500-55-500
(GSM:7799)
www.samsung.com
KOSOVO +381 0113216899
KUWAIT 183-2255 www.samsung.com
KYRGYZSTAN 00-800-500-55-500 www.samsung.com
LATVIA 8000-7267 www.samsung.com
LITHUANIA 8-800-77777 www.samsung.com
LUXEMBURG 261 03 710 www.samsung.com
MALAYSIA 1800-88-9999 www.samsung.com
MACEDONIA 023 207 777
MEXICO 01-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
MOLDOVA 00-800-500-55-500
MONTENEGRO 020 405 888
MOROCCO 080 100 2255 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
Contact SAMSUNG worldwide
201
Contact SAMSUNG worldwide
NIGERIA 080-SAMSUNG(726-7864) www.samsung.com
NETHERLANDS
0900-SAMSUNG
(0900-7267864) (€ 0,10/min)
www.samsung.com
NEW ZEALAND
0800 SAMSUNG
(0800 726 786)
www.samsung.com
NICARAGUA 00-1800-5077267 www.samsung.com
NORWAY 815-56 480 www.samsung.com
OMAN 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
PANAMA 800-7267 www.samsung.com
PERU 0-800-777-08 www.samsung.com
PHILIPPINES
1800-10-SAMSUNG
(726-7864)
1-800-3-SAMSUNG
(726-7864)
1-800-8-SAMSUNG
(726-7864)
02-5805777
www.samsung.com
POLAND
0 801 1SAMSUNG (172678)
022-607-93-33
www.samsung.com
PORTUGAL 80820-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
PUERTO RICO 1-800-682-3180 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
RUMANIA
08010 SAMSUNG (08010 726
7864) only from landline, local
network Romtelecom - local
tariff /021 206 01 10 for landline
and mobile, normal tariff.
www.samsung.com
RUSSIA 8-800-555-55-55 www.samsung.com
SAUDI ARABIA 9200-21230 www.samsung.com
SERBIA
0700 SAMSUNG
(0700 726 7864)
www.samsung.com
SINGAPORE 1800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
SLOVAKIA 0800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
SOUTH AFRICA 0860 SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
SPAIN
902-1-SAMSUNG(902 172
678)
www.samsung.com
SWEDEN 0771 726 7864 (SAMSUNG) www.samsung.com
SWITZERLAND
0848-SAMSUNG
(7267864, CHF 0.08/min)
www.samsung.com/
ch
www.samsung.com/
ch_fr/
TADJIKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com
TAIWAN 0800-329-999 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
Contact SAMSUNG worldwide
202
Contact SAMSUNG worldwide
THAILAND
1800-29-3232
02-689-3232
www.samsung.com
TRINIDAD &
TOBAGO
1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
TURKEY 444 77 11 www.samsung.com
U.A.E 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
U.K 0330 SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
U.S.A 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
UKRAINE
0-800-502-000 www.samsung.com/
ua
www.samsung.com/
ua_ru
UZBEKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com
VENEZUELA 0-800-100-5303 www.samsung.com
VIETNAM 1 800 588 889 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
203
Index
Index
A
achterkant 18
afdrukken
afdrukken naar een bestand 139
de standaardafdrukinstellingen
wijzigen
137
dubbelzijdig afdrukken
Macintosh
148
een document afdrukken
Windows
33
Linux
149
Macintosh
147
meerdere paginas afdrukken op
één vel papier
Macintosh
147
mobiel besturingssysteem
131
mobileprint
131
afdrukmedia
etiketten 31
kartonpapier
31
speciale media
30
uitvoersteun gebruiken
65
voorbedrukt papier
32
afdrukresolutie instellen
Linux 149
algemene pictogrammen 10
B
bedieningspaneel 19
C
conventie 10
D
draadloos
adhocmodus 107
Infrastructuurmodus
107
USBkabel
113
WPS
verbinding verbreken
110
WPS De printer heeft geen display
PBC
111
PIN
111
draadloos netwerk
netwerkkabel 122
E
ecoafdruk 36
een document afdrukken
Linux 149
Macintosh
147
F
functies 4
eigenschappen van afdrukmateriaal
65
G
Google Cloud Print 132
H
handmatige invoermultifunctionele lade
speciale afdrukmedia gebruiken 30
help gebruiken 36, 148
het programma SetIP 94, 123
I
informatie over de statusLED 60
informatie over wettelijke voorschriften
72
Index
204
Index
instellingen voor favorieten voor
afdrukken
35
L
lade
breedte en lengte instellen 26
de grootte van de lade aanpassen
26
Linux
afdrukken 149
algemene Linuxproblemen
184
besturingsbestand opnieuw installeren
voor een via een USBkabel
verbonden apparaat
91
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
102
printereigenschappen
150
SetIP gebruiken
96
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat
installeren
90
unified driver configurator
164
Lokaal
stuurprogramma opnieuw installeren 23
stuurprogrammainstallatie
22
M
Macintosh
afdrukken 147
besturingsbestand opnieuw installeren
voor een via een USBkabel verbonden
apparaat
89
installatie van het stuurprogramma
voor het verbonden netwerk
101
SetIP gebruiken
95
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat
installeren
88
systeemvereisten
69
veelvoorkomende problemen onder
Macintosh
183
Meerdere pagina's op één
vel afdrukken nup
Macintosh 147
N
netwerk
het programma SetIP 94, 95, 96, 123
installatie van draadloos netwerk
107
installatieomgeving
71
introductie van netwerkprogrammas
93
IPv6configuratie
104
stuurprogrammainstallatie
Linux
102
Macintosh
101
Windows
97
O
onderdelen voor onderhoud 41
overlay afdrukken
afdrukken 145
maken
145
verwijderen
146
P
papierstoring
papier verwijderen 57
tips om papierstoringen te voorkomen
56
plaatsen
plaatsen in lade 1 27
speciale media
30
plaatsing van het apparaat
aanpassing aan de hoogte 136
Printerstatus
algemene informatie 162
Index
205
Index
printervoorkeursinstellingen
Linux 150
problemen
afdrukproblemen 170
problemen met betrekking tot
netvoeding
169
problemen met de afdrukkwaliteit
174
problemen met papierinvoer
168
R
reinigen
binnenkant 52
buitenkant
52
S
service contact numbers 199
speciale afdrukfuncties 135
specificaties 63
afdrukmedia
65
stoptoets 20
SyncThru Web Service
algemene informatie 156
T
Tijdens 33
tonercassette
behandelingsinstructies 43
de cassette vervangen
46
geschatte levensduur
43
nietoriginele Samsung en bijgevulde
cassettes
43
opslaan
42
toner herverdelen
44
U
Unix
systeemvereisten 70
USBkabel
besturingsbestand opnieuw
installeren
89, 91
stuurprogrammainstallatie
88, 90
uw apparaat reinigen 52
V
veiligheid
info 11
symbolen
11
verbruiksartikelen
beschikbare verbruiksartikelen 40
bestellen
40
geschatte levensduur van
tonercassette
43
tonercassette vervangen
46
verklarende woordenlijst 186
voorkant 17
W
watermerk
bewerken 143
maken
143
verwijderen
144
Windows
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
97
SetIP gebruiken
94, 123
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat
installeren
22, 23
systeemvereisten
68
veelvoorkomende problemen onder
Windows
182

Documenttranscriptie

Gebruikershandleiding CLP-36x Series CLP-36xW Series BASIS BASIS Deze handleiding geeft informatie met betrekking tot de installatie, normaal gebruik en het oplossen van problemen in Windows. GEAVANCEERD Deze handleiding geeft informatie over de installatie, geavanceerde instelling, gebruik en het oplossen van problemen in verschillende besturingssystemen. Afhankelijk van het model of land zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar. BASIS Beschikbare verbruiksartikelen 1. Inleiding 40 Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud 41 Belangrijkste voordelen 4 Functies per model 7 Nuttig om te weten 9 Informatie over deze gebruikershandleiding 10 Veiligheidsinformatie 11 Apparaatoverzicht 16 Overzicht van het bedieningspaneel 19 Het apparaat inschakelen 21 Lokaal installeren van het stuurprogramma 22 Het stuurprogramma opnieuw installeren 23 2. De basisfuncties leren kennen Een testpagina afdrukken 25 Afdrukmateriaal en lade 26 Eenvoudige afdruktaken 33 3. Onderhoud De tonercassette bewaren 42 Toner herverdelen 44 De tonercassette vervangen 46 De cassette voor gebruikte toner vervangen 48 De beeldeenheid vervangen 50 Het apparaat reinigen 52 Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat 54 4. Problemen oplossen Tips om papierstoringen te voorkomen 56 Papierstoringen verhelpen 57 Informatie over de status-LED 60 5. Bijlage Specificaties 63 Informatie over wettelijke voorschriften 72 Copyright 83 Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen 39 2 1. Inleiding In dit hoofdstuk staat informatie die u nodig heeft om het apparaat te gebruiken. • Belangrijkste voordelen 4 • Functies per model 7 • Nuttig om te weten 9 • Informatie over deze gebruikershandleiding 10 • Veiligheidsinformatie 11 • Apparaatoverzicht 16 • Overzicht van het bedieningspaneel 19 • Het apparaat inschakelen 21 • Lokaal installeren van het stuurprogramma 22 • Het stuurprogramma opnieuw installeren 23 Belangrijkste voordelen Milieuvriendelijk Afdrukken met hoge snelheid en uitstekende kwaliteit • Dit apparaat beschikt over een Eco-functie waarmee u toner en papier kunt sparen (zie "Easy Eco Driver" op pagina 155). • U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier te besparen (zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken" op pagina 139). • Om papier te besparen kunt u op beide zijden van het papier afdrukken (handmatig dubbelzijdig afdrukken) (zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken" op pagina 139). • Dit apparaat bespaart automatisch elektriciteit door het stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het apparaat niet wordt gebruikt. • U kunt een brede waaier van kleuren afdrukken met cyaan, magenta, geel en zwart. • U kunt afdrukken met een resolutie tot 2.400 x 600 dpi effectieve output (600 x 600 x 2 bit). • Snel on-demand afdrukken. - Voor enkelzijdig afdrukken in zwart-wit: 18 ppm (A4) of 19 ppm (Letter). - Voor enkelzijdig afdrukken in kleur: 4 ppm (A4 of Letter). Belangrijkste voordelen Gemak Grote functionaliteit en brede ondersteuning van toepassingen. • Met voor Google Cloud Print ingeschakelde apps (zie "Google Cloud Print" op pagina 132) kunt u vanaf uw smartphone of computer documenten afdrukken, waar u ook bent. • Ondersteuning voor verschillende papierformaten (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 65). • Met Easy Capture Manager kunt u gemakkelijk bewerken en afdrukken wat u met de toets Print Screen op het toetsenbord hebt vastgelegd (zie "Easy Capture Manager" op pagina 152). • Watermerken afdrukken: U kunt uw documenten aanpassen met woorden zoals “CONFIDENTIAL” (zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken" op pagina 139). • Samsung Easy Printer Manager en Samsung-printerstatus zijn programma's die de status van het apparaat controleren en u deze doorgeven, en waarmee u de instellingen van het apparaat kunt aanpassen (zie "Samsung Easy Printer Manager gebruiken" op pagina 159 of "Samsung-printerstatus gebruiken" op pagina 162). • Posters afdrukken: De tekst en afbeeldingen op elke pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt over verschillende vellen papier die u kunt samenvoegen tot een poster (zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken" op pagina 139). • Met AnyWeb Print kunt u van een scherm een schermopname of afdrukvoorbeeld maken en afdrukken op een veel eenvoudigere manier dan in het gebruikelijke programma (zie "Samsung AnyWeb Print" op pagina 154). • Het apparaat is uitgerust met een USB- en/of een netwerkinterface. • Met Slim bijwerken kunt u controleren op de nieuwste software en de nieuwste versie installeren tijdens het installatieproces van het printerstuurprogramma. Dit is alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows-besturingssystemen. • Als u toegang hebt tot het internet, kunt u op de website van Samsung (www.samsung.com > selecteer uw product > Ondersteuning of Downloads) terecht voor hulp, ondersteuning, printerstuurprogramma’s, handleidingen en andere informatie. • U kunt in verschillende besturingssystemen afdrukken (zie "Systeemvereisten" op pagina 68). Belangrijkste voordelen Ondersteund verschillende instellingsmethoden voor draadloze netwerken. • De WPS (Wi-Fi Protected Setup™)-knop gebruiken - U kunt gemakkelijk verbinding maken met een draadloos netwerk door de WPS-knop op het apparaat en op het toegangspunt (een draadloze router) te gebruiken. • De USB-kabel of netwerkkabel gebruiken - U kunt verbinding maken en verschillende instellingen voor het draadloze netwerk configureren met een USB-kabel of netwerkkabel. • Wi-Fi Direct gebruiken - U kunt eenvoudig vanaf uw mobiele apparaat afdrukken met Wi-Fi of Wi-Fi Direct. Zie "Methoden voor het instellen van een draadloos netwerk" op pagina 108. Functies per model Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land. Besturingssysteem Besturingssysteem Software CLP-36x Series CLP-36xW Series Windows ● ● Macintosh ● ● Linux ● ● U kunt het printerstuurprogramma en de software installeren wanneer u de software-cd in het cd-rom-station van uw computer plaatst. Voor Windows selecteert u het printerstuurprogramma en de software in het venster Selecteer de te installeren software en hulpprogramma's. Software CLP-36x Series CLP-36xW Series SPL-printerstuurprogramma ● ● XPS-printerstuurprogrammaa ● ● Samsung Easy Printer Manager ● ● Samsung Easy Color Managerb ● ● Samsung Anyweb Printb ● ● Samsung-printerstatus ● ● SyncThru™ Web Service ● a. U kunt het XPS-stuurprogramma installeren in het venster Aangepaste installatie (raadpleeg de software-cd die met uw apparaat is meegeleverd). b. Download de software van de website van Samsung en installeer deze: (http:// www.samsung.com > selecteer uw product > Ondersteuning of Downloads). Controleer of het besturingssysteem van uw computer de software ondersteunt voordat u met de installatie begint. Functies per model Verschillende functies functies Hi-Speed USB 2.0 CLP-36x Series CLP-36xW Series ● ● Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN ● Netwerkinterface 802.11b/g/n draadloos LANa ● IPv6 ● Google Cloud Print ● Eco-afdruk(Easy Eco Driver)b ● ● WPS (Wi-Fi Protected Setup™) Handmatig dubbelzijdig afdrukkenc ● ● ● a. Draadloze netwerkinterfacekaarten (LAN-kaarten) zijn niet in alle landen verkrijgbaar. In sommige landen kan alleen 802.11 b/g worden gebruikt. Neem contact op met uw plaatselijke Samsung-dealer of de winkel waar u het apparaat kocht. b. U kunt de Eco-instellingen configureren via de Windows-stuurprogramma. c. Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows-besturingssystemen. (●: beschikbaar. Leeg: Niet beschikbaar) Nuttig om te weten Waar kan ik het stuurprogramma van de printer downloaden? Er is papier vastgelopen. • Open en sluit de bovenklep (zie "Voorkant" op pagina 17). • Kijk op www.samsung.com/printer voor de laaste versie van het stuurprogramma van de printer en installeer deze op uw systeem. Waar kan ik accessoires of verbruiksartikelen kopen? • Vraag na bij een Samsung-distributeur of uw detailhandelaar. • Kijk op www.samsung.com/supplies. Kies uw land of regio voor productinformatie. • Zoek de instructies voor het verwijderen van vastgelopen papier in deze handleiding en los het probleem op (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 57). De afdrukken zijn vaag. • Het toner is mogelijk op of ongelijk verdeeld. Schud de tonercassette heen en weer. • Probeer een andere instelling voor afdrukkwaliteit. • Vervang de tonercassette. De status-LED knippert of blijft branden. Het apparaat drukt niet af. • Schakel het apparaat uit en weer in. • Open de afdruklijst en verwijder het document uit de lijst (zie "Een afdruktaak annuleren" op pagina 34). • Zoek de betekenis van de LED-indicatorlampjes in deze handleiding en los het probleem op (zie "Informatie over de status-LED" op pagina 60). • Verwijder het stuurprogramma en installeer deze opnieuw (zie "Lokaal installeren van het stuurprogramma" op pagina 22). • Selecteer uw printer als de standaardprinter in Windows. Informatie over deze gebruikershandleiding Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie over de verschillende procedures die doorlopen moeten worden bij het gebruik van het apparaat. • Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik neemt. • Raadpleeg het hoofdstuk over probleemoplossing als u problemen ondervindt bij gebruik van het apparaat. 2 Algemene pictogrammen Pictogram • De termen die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt, worden uitgelegd in het hoofdstuk met de woordenlijst. • De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met het door u gekochte apparaat. • De schermafbeeldingen in deze gebruikershandleiding kunnen afwijken van de schermweergave van uw apparaat afhankelijk van de firmware/stuurprogrammaversie. • De procedures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk gebaseerd op Windows 7. Tekst Omschrijving Opgepast Biedt gebruikers informatie om het apparaat te beschermen tegen mogelijke mechanische schade of defecten. Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde Opmerking uitleg over een functie of voorziening van het apparaat. 1 Afspraken Sommige in deze gebruikershandleiding gebruikte termen zijn verwisselbaar: • Document is synoniem met origineel. • Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal. • Apparaat verwijst naar printer of multifunctionele printer. 1. Inleiding 10 Veiligheidsinformatie Deze waarschuwingen en voorzorgen moeten eventuele beschadigingen aan uw apparaat en verwondingen aan uzelf of anderen voorkomen. Lees deze instructies aandachtig voor u het apparaat in gebruik neemt. Bewaar dit document goed nadat u het hebt gelezen. 4 Bedrijfsomgeving Waarschuwing 3 Belangrijke veiligheidssymbolen Niet gebruiken als de stekker beschadigd is of als het stopcontact niet geaard is. Verklaring van alle pictogrammen en symbolen in dit hoofdstuk Waarschuwing Opgepast NIET proberen. Gevaren of onveilige praktijken die ernstig letsel of de dood kunnen veroorzaken. Gevaren of onveilige praktijken die een klein letsel of eigendomsschade kunnen veroorzaken. Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Plaats niets op het apparaat (water, kleine metalen of zware voorwerpen, kaarsen, brandende sigaretten, enzovoort). Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. • Als het apparaat oververhit raakt, komt er rook uit, maakt het vreemde geluiden of verspreidt het vreemde geuren. Schakel onmiddellijk de stroomschakelaar uit en koppel het apparaat los. • De gebruiker moet bij het stopcontact kunnen om in geval van nood de stekker uit het stopcontact te kunnen trekken. Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Buig het netsnoer niet en plaats er geen zware voorwerpen op. Het trappen op of beknellen van het netsnoer door een zwaar voorwerp kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Haal de stekker niet uit het stopcontact door aan het netsnoer te trekken; trek de stekker er niet uit met natte handen. Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. 1. Inleiding 11 Veiligheidsinformatie 5 Opgepast Haal de stekker uit het stopcontact tijdens onweer of als u het apparaat niet gebruikt. Bedieningswijze Opgepast Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Opgelet, het papieruitvoergebied is heet. Trek het papier niet uit de printer tijdens het afdrukken. U kunt brandwonden oplopen. Dit kan het apparaat beschadigen. Als het apparaat is gevallen of als de behuizing beschadigd lijkt, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in van een gekwalificeerd technicus. Houd uw hand niet tussen het apparaat en de papierlade. U kunt letsel oplopen. Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Als het apparaat niet goed werkt nadat u deze instructies hebt uitgevoerd, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in van een gekwalificeerd technicus. Het apparaat wordt gevoed via het netsnoer. Om de stroom uit te schakelen, trekt u het netsnoer uit het stopcontact. Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Probeer de stekker niet in het stopcontact te forceren als hij er moeilijk ingaat. U riskeert een elektrische schok. Neem contact op met een elektricien om het stopcontact te vervangen. Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of de kabel naar de computer bijten. Wees voorzichtig wanneer u papier vervangt of vastgelopen papier verwijdert. Nieuw papier heeft scherpe randen die snijwonden kunnen veroorzaken. Bij het afdrukken van grote hoeveelheden kan de onderzijde van het uitvoergebied heet worden. Houd kinderen uit de buurt. Zij kunnen brandwonden oplopen. Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken en/of uw huisdier verwonden. 1. Inleiding 12 Veiligheidsinformatie Gebruik geen tang of scherpe metalen voorwerpen om vastgelopen papier te verwijderen. Opgepast Dit kan het apparaat beschadigen. Vermijd het stapelen van te veel papier in de papieruitvoerlade. Dit kan het apparaat beschadigen. Blokkeer de ventilatieopening niet of duw er geen voorwerpen in. Hierdoor kunnen onderdelen warm worden en kan er brand ontstaan of kan het apparaat beschadigd raken. Het gebruik van sturingen of instellingen of het uitvoeren van procedures die afwijken van deze hier vermeld kan resulteren in gevaarlijke blootstelling aan straling. 6 Installatie/verplaatsen Schakel de stroom uit en maak alle kabels los voordat u het apparaat verplaatst. De onderstaande informatie bevat slechts aanbevelingen gebaseerd op het apparaatgewicht. Wanneer u vanwege uw medische conditie niet kunt tillen, til het apparaat dan niet op. Voor veilig tillen moet u anderen vragen om u te helpen en het apparaat altijd met het juiste aantal personen optillen. Til vervolgens het apparaat op deze wijze op: • Een apparaat dat minder dan 20 kg weegt, mag door één persoon worden opgetild. • een apparaat dat 20 - 40 kg weegt, moet door twee personen worden opgetild. • een apparaat dat meer dan 40 kg weegt, moet door vier of meer personen worden opgetild. Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade veroorzaken. Waarschuwing Plaats het apparaat niet op een onstabiel of schuin oppervlak. Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade veroorzaken. Plaats het apparaat niet in een stoffige of vochtige ruimte of op een plek waar water lekt. Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Gebruik alleen telefoondraad van Nr. 26 AWGa of, indien nodig, een grotere telefoondraad. Zo niet kan het apparaat beschadigd raken. 1. Inleiding 13 Veiligheidsinformatie 7 Gebruik voor een veilige bediening het netsnoer dat met uw apparaat werd meegeleverd. Als u een snoer gebruikt dat langer is dan 2 meter voor een apparaat van 110 V, moet het snoer minstens 16 AWG dik zijn. Zo niet kan het apparaat beschadigd raken en een elektrische schok of brand veroorzaken. Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact. Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. Dit kan de prestaties verminderen en een elektrische schok of brand veroorzaken. Dek het apparaat niet af en plaats het niet in een slecht geventileerde ruimte, zoals een kast. Als het apparaat niet voldoende wordt geventileerd, kan er brand ontstaan. Het apparaat moet aangesloten worden op een spanningsbron met hetzelfde energieniveau als op het label. Als u niet zeker bent en het spanningsniveau wilt controleren, neemt u contact op met de elektriciteitsmaatschappij. a. AWG: American Wire Gauge Onderhoud/controle Opgepast Trek het netsnoer van het apparaat uit het stopcontact als u de binnenkant van het apparaat wilt reinigen. Reinig uw apparaat niet met benzeen, verdunningsmiddel of alcohol, en spuit geen water in het apparaat. Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Zorg ervoor dat het apparaat niet werkt als u verbruiksartikelen in het apparaat vervangt of de binnenkant schoonmaakt. U kunt letsel oplopen. Houd reinigingsproducten uit de buurt van kinderen. Kinderen kunnen letsel oplopen. U mag het apparaat niet zelf demonteren, herstellen of weer in elkaar steken. Dit kan het apparaat beschadigen. Neem contact op met een professioneel technicus als het apparaat gerepareerd moet worden. 1. Inleiding 14 Veiligheidsinformatie • Verwijder geen kleppen of beveiligingselementen die vastgeschroefd zijn. Verbrand geen verbruiksartikelen zoals een tonercassette of fixeereenheid. • Fixeereenheden mogen alleen worden hersteld door een gekwalificeerde servicemedewerker. Reparatie door nietgekwalificeerde technici kan brand of elektrische schokken veroorzaken. Dit kan een explosie of onbeheersbare brand veroorzaken. • Dit apparaat mag alleen worden hersteld door een medewerker van de technische dienst van Samsung. Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname. Volg de richtlijnen uit de gebruikershandleiding die met het apparaat werd meegeleverd om het apparaat te reinigen en te bedienen. Zo niet, dan kunt u het apparaat beschadigen. Houd het netsnoer en het contactoppervlak van de stekker stofen watervrij. Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Houd kinderen uit de buurt van de plaats waar u verbruiksartikelen (bijvoorbeeld tonercassettes) bewaart. Zorg ervoor dat er geen tonerstof op uw lichaam of kledij terechtkomt bij het vervangen van de tonercassette of het verwijderen van vastgelopen papier. Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname. Als er tonerstof op uw kleding terechtkomt, moet u geen warm water gebruiken. Door warm water hecht de toner zich aan de stof. Gebruik altijd koud water. Het gebruik van gerecycleerde verbruiksartikelen, zoals toner, kan het apparaat beschadigen. 8 Gebruik van verbruiksartikelen Bij schade als gevolg van het gebruik van gerecyclede verbruiksartikelen zullen reparatiekosten in rekening worden gebracht. Opgepast Haal de tonercassette niet uit elkaar. Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname. 1. Inleiding 15 Apparaatoverzicht 9 Toebehoren Netsnoer Beknopte installatiehandleiding Software-cda Div. accessoiresb a. De software-cd bevat de stuurprogramma's van de printer en programma's. b. Diverse, bij uw printer geleverde accessoires kunnen verschillen per land van aankoop en specifiek model. 1. Inleiding 16 Apparaatoverzicht 10 Voorkant • Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat. • Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model" op pagina 7). 1 2 3 7 6 8 4 9 10 5 1 Uitvoerlade 2 Papieruitvoersteun 3 Bovenklep 4 Configuratiescherm 5 Lade 6 Voorklep 7 Ontgrendelknop van de voorklep 8 Tonercassettes 9 Cassette voor gebruikte toner 10 Beeldeenheid 1. Inleiding 17 Apparaatoverzicht 11 Achterkant • Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat. • Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model" op pagina 7). 4 3 2 1 1 Achterklep 2 Aansluiting netsnoer 3 USB-poort 4 Netwerkpoorta a. alleen CLP-36xW. 1. Inleiding 18 Overzicht van het bedieningspaneel • Maakt een schermafdruk Dit bedieningspaneel kan afhankelijk van het model afwijken van uw apparaat. Er zijn verschillende types bedieningspanelen. - Als u op deze knop drukt, begint de groene LED te knipperen. Als u alleen het actieve scherm wilt afdrukken, laat u de knop los wanneer de groene LED stopt met knipperen. Als u het hele scherm wilt afdrukken, laat u de knop los terwijl de LED nog knippert. - Handmatig afdrukken ▪ Druk deze knop in iedere keer wanneer u een vel papier in de lade plaatst, wanneer u Handmatige invoer als Invoer hebt geselecteerd in uw printerstuurprogramma. 1 2 3 4 • Schermafdruk kan alleen worden gebruikt bij de besturingssystemen van Windows en Macintosh. 5 6 3 (Schermafdruk) b 1 Tonerlampjes Toont de status van de toner (zie "Status-LED" op pagina 60). 2 Eco Overschakelen naar de eco-modus voor het besparen van toner en papier, alleen bij afdrukken via een pc (zie "Eco-afdruk" op pagina 36). 3 (WPS)a Hiermee kunt u de draadloze netwerkverbinding gemakkelijk configureren zonder computer (zie "Draadloos netwerk instellen" op pagina 107). • Handmatig afdrukken - Druk deze knop in iedere keer wanneer u een vel papier in de lade plaatst, wanneer u Handmatige invoer als Invoer hebt geselecteerd in uw printerstuurprogramma. • Deze functie kan alleen worden gebruikt bij een apparaat dat via een USB-aansluiting is aangesloten. • Bij het maken van een afdruk van het actieve venster/het hele scherm met de knop Print Screen, gebruikt het apparaat mogelijk meer toner, afhankelijk van wat wordt afgedrukt. • Als u gebruikmaakt van Macintosh OS, kunt u deze functie alleen gebruiken wanneer het programma Easy Printer Manager is geïnstalleerd op het apparaat. U moet Schermafdrukinstellingen inschakelen in Easy Printer Manager om gebruik te kunnen maken van de functie Print Screen. 1. Inleiding 19 Overzicht van het bedieningspaneel U kunt op elk moment een taak onderbreken. Tevens kunt u de volgende functies uitvoeren. • Configuratiepagina - Houd deze knop ongeveer twee seconden ingedrukt tot de groene LED langzaam gaat knipperen en laat de knop los. • Rapport met gebeurtenislogboek/ gebruiksteller afdrukken 4 (Annuleren) - Houd deze knop ongeveer vier seconden ingedrukt tot de groene LED snel gaat knipperen en laat de knop los. • Rapport met informatie over verbruiksartikelen afdrukken - Houd deze knop ongeveer zes seconden ingedrukt tot de groene LED gaan branden en laat de knop los. 5 Met deze knop kunt u de stroom uitschakelen of het apparaat uit de slaapstand halen. (Aan/uit/ ontwaken) Toont de status van uw printer (zie "Status-LED" op pagina 60). 6 (Status-LED) a. alleen CLP-36xW. b. alleen CLP-36x 1. Inleiding 20 Het apparaat inschakelen 1 Sluit de printer eerst op de netvoeding aan. 1 2 2 Druk op (Aan/uit/ontwaken) op het bedieningspaneel. Als u de stroom wilt uitschakelen, drukt u op (Aan/uit/ontwaken) op het bedieningspaneel. 1. Inleiding 21 Lokaal installeren van het stuurprogramma Een lokale printer is een printer die via een kabel rechtstreeks op uw computer is aangesloten. Als uw apparaat met een netwerk is verbonden, slaat u de onderstaande stappen over en gaat u verder met de installatie van het stuurprogramma voor een netwerkapparaat (zie de handleiding Geavanceerd). 3 Selecteer Nu installeren. 4 Volg de instructies in het installatievenster. • Als u gebruikmaakt van een Macintosh- of Linux-besturingssyteem, raadpleegt u "Installatie voor Macintosh" op pagina 90 of "Installatie voor Linux" on pagina 92. • Het installatievenster in deze Gebruikershandleiding kan verschillen afhankelijk van het apparaat en de gebruikte interface. • Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3 meter. 12 Windows 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe hardware gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren om het venster te sluiten. 2 U kunt de softwaretoepassingen selecteren in het venster Selecteer de te installeren software en hulpprogramma's. Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. De cd-rom start automatisch op en er verschijnt een installatievenster. 1. Inleiding 22 Het stuurprogramma opnieuw installeren Als het printerstuurprogramma niet naar behoren werkt, volg dan de onderstaande stappen om het stuurprogramma opnieuw te installeren. 13 Windows 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2 Selecteer in het menu Start achtereenvolgens Programma’s of Alle programma's > Samsung Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Deïnstalleren. 3 4 Volg de instructies in het installatievenster. Plaats de software-cd in uw cd-rom-station en installeer het stuurprogramma opnieuw (zie "Lokaal installeren van het stuurprogramma" op pagina 22). 1. Inleiding 23 2. De basisfuncties leren kennen Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het apparaat opgeven. Raadpleeg het volgende hoofdstuk om waarden in te stellen of te wijzigen. Dit hoofdstuk levert informatie over de algemene menustructuur en de opties voor de basisinstellingen. • Een testpagina afdrukken 25 • Afdrukmateriaal en lade 26 • Eenvoudige afdruktaken 33 Een testpagina afdrukken Om te controleren of het apparaat juist werkt, kunt u een testpagina afdrukken (alleen voor Windows). Een testpagina afdrukken: • Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34) > tabblad Samsung > Demopagina. 2. De basisfuncties leren kennen 25 Afdrukmateriaal en lade In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u afdrukmedia in uw apparaat plaatst. 1 Lade overzicht • Wanneer u afdrukmateriaal gebruikt dat niet voldoet aan deze specificaties, kan dit problemen veroorzaken waarvoor reparatie vereist is. Zulke reparaties worden niet gedekt door de garantie of serviceovereenkomst van Samsung. • Zorg ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit kan uw apparaat beschadigen. Om het formaat te wijzigen, moet u de papiergeleiders aanpassen. 1 2 3 • Gebruik van ontvlambaar afdrukmateriaal kan brand veroorzaken. • Gebruik aangegeven afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 65). Het gebruik van ontvlambaar materiaal of het achterblijven van vreemde materialen in de printen kan oververhitting veroorzaken en in zeldzame gevallen brand. 4 1 Papierklep 2 Vergrendeling van de geleider 3 Papierlengtegeleider 4 Papierbreedtegeleider Als u de geleiders niet aanpast, kan dit tot gevolg hebben dat de afdruk scheef of op de verkeerde plaats afgedrukt wordt, of dat het papier vastloopt. 2. De basisfuncties leren kennen 26 Afdrukmateriaal en lade 2 Papier in de lade plaatsen 1 3 Haal de lade handmatig uit het apparaat door de geleidervergrendeling in de lade in te drukken en te ontgrendelen. Stel vervolgens de papierlengte- en papierbreedtegeleider in. Open de papierlade (zie "Lade overzicht" op pagina 26). 1 32 2 4 2 Buig de papierstapel of waaier het papier uit, om de pagina’s van elkaar te scheiden voor u het papier in het apparaat plaatst. Open de papierklep. 2. De basisfuncties leren kennen 27 Afdrukmateriaal en lade 5 Plaats het papier in de lade met de te bedrukken zijde naar boven. 1 2 Bij papier met een kleiner formaat dan Letter-formaat ontgrendelt u de geleider van de lade en duwt u de lade naar binnen. Stel vervolgens de papierlengte- en papierbreedtegeleider in. 1 • Druk de papierbreedtegeleider niet te hard tegen de rand van het papier, omdat het papier daardoor kan buigen. • Gebruik geen papier waarvan de voorste rand opgekruld is. Hierdoor kan het papier vastlopen of kreukelen. • Als u de breedtegeleider niet aanpast, kan het papier vastlopen. 2 Bij papier dat langer is dan Letter-formaat ontgrendelt u de geleider van de lade en trekt u de lade naar buiten. Stel vervolgens de papierlengte- en papierbreedtegeleider in. 2. De basisfuncties leren kennen 28 Afdrukmateriaal en lade 6 Houd de breedtegeleider ingedrukt en schuif deze tegen de stapel papier, zonder het papier te buigen. 7 Sluit de papierklep. 8 Plaats de papierlade. 9 Stel het papiertype en -formaat voor de lade in als u een document wilt afdrukken (zie "Papierformaat en papiertype instellen" op pagina 32). De in het printerstuurprogramma opgegeven instellingen krijgen voorrang op de instellingen op het bedieningspaneel. a Om vanuit een toepassing af te drukken, opent u de toepassing en start u het afdrukmenu. b Open Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34). c Klik op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen en selecteer het juiste papiertype. Als u bijvoorbeeld op een etiket wilt afdrukken, stelt u het papiertype in op Etiketten. d Selecteer Automatisch selecteren (of Handmatige invoer) bij papierbron en druk vervolgens op OK. e Start het afdrukken vanuit de toepassing. 2. De basisfuncties leren kennen 29 Afdrukmateriaal en lade 3 Afdrukken op speciale afdrukmedia De onderstaande tabel toont de te gebruiken speciale afdrukmedia in elke lade. De mediatypes worden getoond in de Voorkeursinstellingen. Voor de beste afdrukkwaliteit, selecteert u het juiste mediatype in het venster Voorkeursinstellingen > tabblad Papier > Type (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34). Als u bijvoorbeeld op etiketten wilt afdrukken, selecteert u Etiketten als Type. Voor het gebruik van speciale afdrukmedia raden wij u aan om telkens een vel per keer in te voeren (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 65). Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 65 voor papiergewicht per vel. Ladea Types Normaal papier ● Dik papier ● Dun papier ● Bankpost ● Gekleurd papier ● Kartonpapier ● Etiketten ● Voorbedrukt ● Katoen ● Kringlooppapier ● Archiefpapier ● Glanzende foto ● Foto mat ● a. De beschikbare papiersoorten voor handmatige invoer in de lade: (●: beschikbaar. Leeg: Niet beschikbaar) 2. De basisfuncties leren kennen 30 Afdrukmateriaal en lade Etiketten • Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken. • Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd. • Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins beschadigd zijn. Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u uitsluitend etiketten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters. Kartonpapier/papier van een aangepast formaat • Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden met de volgende factoren: - Kleefstoffen: Bestand tegen de fixeertemperatuur van het apparaat. Controleer de specificaties van uw apparaat voor informatie over de fixeertemperatuur (ongeveer 170 °C). - Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarvan het rugvel tussen de etiketten niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen de etiketten kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit kan ernstige papierstoringen tot gevolg hebben. - Krullen: Moet plat liggen en in geen enkele richting meer dan 5 mm omkrullen. - Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel. • Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6.4 mm van de zijkanten van het afdrukmedia. 2. De basisfuncties leren kennen 31 Afdrukmateriaal en lade Voorbedrukt papier 4 Papierformaat en papiertype instellen Bij het plaatsen van voorbedrukt papier moet de bedrukte zijde bovenaan liggen en mag de voorzijde niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u het papier om. Er zijn geen garanties wat de afdrukkwaliteit betreft. Nadat u papier in de papierlade hebt geplaatst, stelt u het papierformaat en de papiersoort in. Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34) en stel het papierformaat en de papiersoort in op het tabblad Papier. Als u een speciaal papierformaat wilt gebruiken, zoals factuurpapier, selecteert u Aangepast op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34). • Briefhoofden moeten afgedrukt worden met hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of schadelijke gassen uitstoot als ze gedurende 0.1 seconde worden blootgesteld aan de fixeertemperatuur (ongeveer 170 °C) van het apparaat. • De inkt op het voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn en mag de printerrollen niet beschadigen. • Voor u voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u of de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van het voorbedrukt papier, waardoor de afdrukkwaliteit afneemt. 2. De basisfuncties leren kennen 32 Eenvoudige afdruktaken Raadpleeg de handleiding Geavanceerd (zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken" op pagina 139) voor speciale afdrukfuncties. 3 Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren. 4 De basisafdrukinstellingen, inclusief het aantal kopieën en het afdrukbereik, worden geselecteerd in het venster Afdrukken. 5 Tijdens het afdrukken Wanneer u gebruik maakt van Macintosh of Linux, raadpleegt u "Afdrukken in Macintosh" op pagina 147 of "Afdrukken in Linux" op pagina 149. Het volgende venster Voorkeursinstellingen is voor Notepad in Windows 7. 1 2 Open het document dat u wilt afdrukken. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. Klik op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster Afdrukken om gebruik te maken van de geavanceerde afdrukopties. (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34). 5 Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de afdruktaak te starten. 2. De basisfuncties leren kennen 33 Eenvoudige afdruktaken 6 Een afdruktaak annuleren Een afdruktaak die in een afdrukrij of afdrukspooler wacht om afgedrukt te worden, annuleert u op de volgende manier: • U kunt toegang krijgen tot dit venster door te dubbelklikken op het pictogram van het apparaat ( • 1 2 3 4 Open het document dat u wilt afdrukken. Kies Afdrukken in het menu Bestand. Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren. Klik op Eigenschappen of op Voorkeuren. ) in de taakbalk van Windows. U kunt de huidige taak ook annuleren door te drukken op (Annuleren) op het bedieningspaneel. 7 Voorkeursinstellingen openen • Het venster Voorkeursinstellingen in deze gebruikshandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer. Het venster Voorkeursinstellingen bevat echter vrijwel dezelfde eigenschappen. • Als u een optie selecteert in Voorkeursinstellingen verschijnt er mogelijk een waarschuwingsteken, of . Een uitroepteken ( ) wil zeggen dat u deze optie wel kunt selecteren maar dat dit niet wordt aanbevolen. Het teken wil zeggen dat u deze optie niet kunt selecteren vanwege de instellingen of omgeving van het apparaat. 2. De basisfuncties leren kennen 34 Eenvoudige afdruktaken • U kunt voordat u gaat afdrukken eco-functies toepassen om papier en toner te besparen (zie "Easy Eco Driver" op pagina 155). • U kunt de huidige status van het apparaat controleren door op de knop Printerstatus te drukken (zie "Samsung-printerstatus gebruiken" op pagina 162). 1 2 Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in. 3 4 Klik op opslaan. 5 Klik op OK. Als u instellingen opslaat onder Favorieten worden alle huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen. Typ in het invoervak Favorieten een naam voor deze instellingen. Voorkeursinstellingen gebruiken Met de optie Favorieten die op elk tabblad maar niet op het tabblad Samsung verschijnt kunt u de huidige voorkeurinstellingen opslaan voor toekomstig gebruik. Volg deze stappen om een Favorieten-item op te slaan: Voer een naam en beschrijving in en selecteer vervolgens de gewenste icoon. Als u een opgeslagen instelling wilt gebruiken, kiest u deze op het tabblad Favorieten. Het apparaat is nu ingesteld om afdrukken te maken met de gekozen instellingen. Om de opgeslagen instellingen te wissen kiest u deze op het tabblad Favorieten en klikt u op Verwijderen. 2. De basisfuncties leren kennen 35 Eenvoudige afdruktaken 8 Help gebruiken Klik op de optie waarover u meer wilt weten op het venster Voorkeursinstellingen en druk op F1 op uw toetsenbord. 9 Eco-afdruk Met de functie Eco spaart u toner en papier uit. De functie Eco spaart natuurlijke hulpbronnen en helpt u milieuvriendelijke afdrukken te maken. Instellen van Eco-modus op het bedieningspaneel. Als u op het bedieningspaneel op de knop Eco drukt, staat deze modus aan. De standaardinstelling van de Eco-modus is Meerdere pagina’s per vel (2) en Tonerspaarstand. U kunt de instellingen van het apparaat wijzigen via Apparaatinstellingen in het programma Samsung Easy Printer Manager. • Voor gebruikers van Windows en Macintosh, stel in vanaf Samsung Easy Printer Manager > (schakel over naar geavanceerde modus) > Apparaatinstellingen, zie "Apparaatinstellingen" op pagina 161. De instellingen die via het stuurprogramma zijn opgegeven krijgen voorrang op de instellingen via het bedieningspaneel. Eco-modus in het stuurprogramma instellen Open het tabblad Eco om de Eco-modus in te stellen. Als u de ecoafbeelding ziet ( ingeschakeld.---- ), betekent dit dat de eco-modus momenteel is U kunt ook de toepassing Easy Eco Driver gebruiken als u wilt afdrukken in de Eco-modus. zie "Easy Eco Driver" op pagina 155. 2. De basisfuncties leren kennen 36 Eenvoudige afdruktaken Eco-opties Resultaatsimulator • Standaardinstelling printer: Volg de instellingen op het bedieningspaneel van de printer. • Geen: Schakelt Eco-modus uit. De Resultaatsimulator toont de resultaten van verlaagde kooldioxideemissies, elektriciteitsverbruik en de hoeveelheid uitgespaard papier, naargelang de door u gekozen instellingen. • Afdrukken in ecomodus: Schakelt eco-modus in. Activeer de verschillende Eco-onderdelen die u wilt gebruiken. • Wachtwoord: Als de beheerder heeft ingesteld dat de Eco-modus moet worden gebruikt, moet u een wachtwoord opgeven om de status te wijzigen. Knop Wachtwoord: In SyncThru™ Web Service (tabblad Settings > Machine Settings > System > Eco > Settings) of Samsung Easy Printer Manager (Apparaatinstellingen > Eco) is de wachtwoordknop geactiveerd. Om de afdrukinstellingen te wijzigen, klikt u op deze knop, voert u het wachtwoord in of neemt u contact op met de beheerder. • De resultaten worden berekend op basis van een totaal aantal van honderd pagina's zonder blanco pagina, als de Eco-modus is uitgeschakeld. • Zie voor de berekeningscoëfficiënt met betrekking tot CO2, energie en papier het IEA, de index van het Japanse ministerie van Binnenlandse Zaken en Communicatie en www.remanufacturing.org.uk. Elk model gebruikt een ander kengetal. • Het elektriciteitsverbruik in afdrukmodus betreft bij dit apparaat het gemiddelde elektriciteitsverbruik bij afdrukken. • De weergegeven hoeveelheid is slechts een schatting omdat de werkelijke hoeveelheid kan verschillen naargelang het gebruikte besturingssysteem, computerkracht, programma's, aansluitmethode, mediatype, mediaformaat, complexiteit van de afdruktaak, enz. 2. De basisfuncties leren kennen 37 3. Onderhoud In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verbruiksartikelen, accessoires en onderdelen voor het onderhoud van uw apparaat kunt aankopen. • Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen 39 • Beschikbare verbruiksartikelen 40 • Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud 41 • De tonercassette bewaren 42 • Toner herverdelen 44 • De tonercassette vervangen 46 • De cassette voor gebruikte toner vervangen 48 • De beeldeenheid vervangen 50 • Het apparaat reinigen 52 • Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat 54 Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen De verkrijgbare accessoires kunnen verschillen van land tot land. Neem contact op met uw verkoper voor de lijst met beschikbare verbruiksartikelen en onderdelen. Als u door Samsung goedgekeurde verbruiksartikelen, accessoires of reserveonderdelen wilt bestellen, neemt u contact op met de lokale Samsung-dealer of de winkel waar u het apparaat hebt gekocht. Of ga naar www.samsung.com/supplies en selecteer uw land/regio voor de contactgegevens van de klantenservice. 3. Onderhoud 39 Beschikbare verbruiksartikelen Als de verbruiksartikelen het einde van hun gebruiksduur naderen, kunt u de volgende verbruiksartikelen voor uw apparaat bestellen: Gemiddeld aantal afdrukkena Type Tonercassette Benaming van onderdeel • Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken met een zwarte tonercassette: Ong. 1.500 standaardpagina’s (zwart) • K406 (CLT-K406S): Zwart • Gemiddeld aantal onafgebroken afdrukken met een kleurentonercassette: Ong. 1.000 standaardpagina’s (geel/magenta/cyaan) • M406 (CLT-M406S): Magenta Beeldeenheid Circa 16.000 afbeeldingenb CLT-R406 Opvangbak voor gebruikte toner Circa 7.000 afbeeldingenb CLT-W406 • C406 (CLT-C406S): Cyaan • Y406 (CLT-Y406S): Geel a. Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig ISO/IEC 19798. Het aantal pagina's kan worden beïnvloed door de gebruiksomstandigheden, de tijd tussen afdruktaken, afbeeldingen en het type en formaat van het afdrukmateriaal. b. Aantal afbeeldingen op basis van één kleur op elke pagina. Als u documenten afdrukt in vier kleuren (cyaan, magenta, geel, zwart), neemt de gebruiksduur van dit artikel met 25% af. De levensduur van de tonercassette kan variëren afhankelijk van de opties, het percentage afbeeldingen en de taakmodus. Als u nieuwe tonercassettes of verbruiksartikelen aanschaft, doet u dit best in het land waar u het apparaat hebt gekocht. Nieuwe tonercassettes of andere verbruiksartikelen zijn mogelijk niet compatibel met het apparaat omdat de configuratie van tonercassettes en andere verbruiksartikelen per land kunnen verschillen. Samsung raadt het gebruik van niet-originele Samsung-tonercassettes, zoals opnieuw gevulde of gereviseerde tonercassettes, af. Samsung kan de kwaliteit van niet-originele Samsung-tonercassettes niet garanderen. Ondersteuning of reparaties als gevolg van het gebruik van niet-originele Samsungtonercassettes worden niet gedekt door de apparaatgarantie. 3. Onderhoud 40 Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud Neem contact op met de winkel waar u het apparaat hebt gekocht om reserveonderdelen te bestellen. Laat onderhoudsonderdelen alleen vervangen door een erkende servicemedewerker, de leverancier of personeel van de winkel waar u het apparaat hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de gemiddelde levensduur is verstreken, valt niet onder de garantie. Onderhoudsonderdelen worden op gezette tijdstippen vervangen om te verhinderen dat de afdrukkwaliteit verslechtert en er papierinvoerstoringen optreden als gevolg van versleten onderdelen (zie onderstaande tabel). Uw apparaat moet op elk moment perfect functioneren. De te vervangen onderdelen moeten worden vervangen wanneer de levensduur van het desbetreffende onderdeel is verstreken. Gemiddeld aantal afdrukkena Onderdelen fixeereenheid Ong. 20.000 pagina's voor zwart-witmodus of 5.000 pagina's voor kleurenmodus Transportrol Ong. 20.000 pagina's Invoerrol Ong. 20.000 pagina's Opneemrol Ong. 20.000 pagina's Transportriem (ITB) Ong. 20.000 pagina's voor zwart-witmodus of 5.000 pagina's voor kleurenmodus a. De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem, de snelheid van de computer, de gebruikte toepassing, de verbindingsmethode, het type en formaat van de afdrukmedia en de complexiteit van de taak. 3. Onderhoud 41 De tonercassette bewaren Tonercassettes bevatten componenten die gevoelig zijn voor licht, temperatuur en vochtigheid. Samsung raadt u aan deze aanbevelingen te volgen met het oog op optimale prestaties, de hoogste kwaliteit en de langste gebruiksduur van uw nieuwe Samsung-tonercassette. Bewaar deze cassette op de plaats waar de printer wordt gebruikt. Idealiter in een omgeving met gecontroleerde temperatuur en vochtigheid. Haal de tonercassette pas uit haar originele, ongeopende verpakking op het moment dat u de cassette gaat installeren. Als de originele verpakking ontbreekt, moet u de bovenste opening van de cassette bedekken met papier en moet u de cassette in een donkere kast bewaren. Door de verpakking van de cassette te openen voor u de cassette in gebruik neemt, zal de levensduur en bewaartijd van de cassette aanzienlijk verkorten. Bewaar tonercassetten niet op de grond. Volg de onderstaande procedures om een tonercassette die u uit de printer hebt verwijderd, te bewaren. • Bewaar de cassette in de beschermhoes van de originele verpakking. • Bewaar de tonercassette liggend (niet staand) met dezelfde kant boven als bij de installatie. • Bewaar geen verbruiksartikelen onder de volgende omstandigheden: - Temperaturen boven 40°C (104°F). - Luchtvochtigheid van minder dan 20% of meer dan 80%. - In een omgeving met extreme temperatuur- of vochtigheidsschommelingen. - In direct zon- of kunstlicht. - Op stoffige plaatsen. - In een auto gedurende een lange periode. - In een omgeving met corrosieve dampen. - In een omgeving met zilte lucht. 3. Onderhoud 42 De tonercassette bewaren 1 3 Behandelingsinstructies • Raak het oppervlak van de fotogeleidende drum in de cassette niet aan. • Stel de cassette niet bloot aan onnodige trillingen of schokken. • Roteer de drum niet handmatig, vooral in de tegengestelde richting. Dit kan interne schade en een tonerlek veroorzaken. 2 Geschatte levensduur van tonercassette De geschatte levensduur van een cassette (of de beeldeenheid) is afhankelijk van de hoeveelheid toner die afdruktaken vereisen. De eigenlijke capaciteit kan variëren afhankelijk van de afdrukdichtheid van de pagina’s waarop u afdrukt, de omgeving, percentage afbeeldingen, de tijd tussen de afdruktaken, het type media en het mediaformaat. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, wordt er meer toner verbruikt en moet de cassette waarschijnlijk vaker worden vervangen. Gebruik tonercassette Samsung Electronics raadt het gebruik van andere tonercassettes dan van Samsung af, met inbegrip van generische, hervulde of gerecycleerde tonercassettes of tonercassettes van witte producten. De printergarantie van Samsung dekt geen schade aan het apparaat die ontstaan is door het gebruik van een bijgevulde cassette, gerecyclede cassette of een tonercassette van een ander merk dan Samsung. 3. Onderhoud 43 Toner herverdelen Als de tonercassette bijna leeg is: • Witte strepen, onduidelijke afdruk en/of verschillende dichtheid aan beide kanten. • De Toner-LED knippert oranje. In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de resterende toner in de tonercassette opnieuw te verdelen. Soms blijven die witte strepen of lichtere gebieden voorkomen, ook nadat de toner opnieuw is verdeeld. • Voordat u de voorklep opent, moet u eerst de uitvoersteun sluiten. • Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water hecht de toner zich aan de stof. • Doorgaan met afdrukken wanneer u de melding over een lege tonercassette hebt gehad, kan leiden tot ernstige schade aan uw apparaat. 3. Onderhoud 44 Toner herverdelen 3. Onderhoud 45 De tonercassette vervangen • Voordat u de voorklep opent, moet u eerst de uitvoersteun sluiten. • Gebruik geen scherpe voorwerpen zoals een mes of een schaar om de verpakking van de tonercassette te openen. Scherpe voorwerpen veroorzaken mogelijk krassen op het oppervlak van de cassette. • Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water hecht de toner zich aan de stof. • Schud de tonercassette grondig. Dit verhoogt de afdrukkwaliteit in het begin. • Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt. • Doorgaan met afdrukken wanneer u de melding over een lege tonercassette hebt gehad, kan leiden tot ernstige schade aan uw apparaat. 3. Onderhoud 46 De tonercassette vervangen Als een tonercassette het einde van de levensduur bereikt heeft, wordt het venster Printerstatus weergegeven op de computer, waarin wordt aangegeven dat er een tonercassette moet worden geplaatst. 3. Onderhoud 47 De cassette voor gebruikte toner vervangen Wanneer de opvangbak voor gebruikte toner is versleten, verschijnt het Smart Panel-programmavenster op het computerscherm om aan te geven dat de cassette voor gebruikte toner moet worden vervangen. Anders stopt het apparaat met afdrukken. • Er kunnen tonerdeeltjes loskomen in het apparaat maar dit betekent niet dat het apparaat beschadigd is. Neem contact op met de klantenservice als er zich problemen met de afdrukkwaliteit voordoen. • Als u de cassette voor gebruikte toner uit het apparaat haalt, beweegt u deze voorzichtig en laat u deze niet vallen. • Plaats de cassette voor gebruikte toner op een horizontaal oppervlak, zodat de toner niet uit de cassette kan lekken. Draai de cassette voor gebruikte toner niet om en houd deze niet schuin. 3. Onderhoud 48 De cassette voor gebruikte toner vervangen Voor het bestellen van optionele accessoires zijn bestelgegevens beschikbaar (zie "Beschikbare verbruiksartikelen" op pagina 40). 3. Onderhoud 49 De beeldeenheid vervangen Wanneer de beeldeenheid is versleten, verschijnt het Smart Panel-programmavenster op het computerscherm om aan te geven dat de beeldeenheid moet worden vervangen. Anders stopt het apparaat met afdrukken. • Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of schaar, om de beeldeenheid uit de verpakking te halen. U zou het oppervlak van de beeldeenheid kunnen beschadigen. • Let erop dat u geen krassen maakt op het oppervlak van de beeldeenheid. • Stel de beeldeenheid niet langer dan enkele minuten bloot aan licht, om schade te voorkomen. Bedek de tonercassette indien nodig met een stuk papier om ze te beschermen. • Controleer of alle tonercassettes correct zijn geïnstalleerd voor u de voorklep sluit. 3. Onderhoud 50 De beeldeenheid vervangen 3. Onderhoud 51 Het apparaat reinigen Als er zich problemen voordoen met de afdrukkwaliteit of als u uw apparaat in een stofrijke omgeving gebruikt, moet u uw apparaat regelmatig schoonmaken om de beste afdrukkwaliteit te blijven garanderen en de gebruiksduur van uw apparaat te verlengen. • Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelen die veel alcohol, oplosmiddelen of andere agressieve substanties bevatten, kan de behuizing verkleuren of vervormen. • Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan is terecht gekomen, raden wij u aan om de toner te verwijderen met een zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt, wordt de toner in de lucht geblazen. Dit kan schadelijk voor u zijn. • Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden gereduceerd en verholpen door de binnenkant van het apparaat te reinigen. 4 De buitenkant reinigen Maak het apparaat aan de buitenkant schoon met een zachte, pluisvrije doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met water, maar let erop dat er geen water op of in het apparaat terechtkomt. 5 De binnenkant reinigen Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden gereduceerd en verholpen door de binnenkant van het apparaat te reinigen. 3. Onderhoud 52 Het apparaat reinigen • Gebruik een niet-pluizende doek om het apparaat te reinigen. • Als uw apparaat een aan/uit-schakelaar heeft, zet u de aan/uit-schakelaar uit voordat u het apparaat reinigt. • Voordat u de voorklep opent, moet u eerst de uitvoersteun sluiten. 1 2 2 1 3. Onderhoud 53 Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat • U mag het apparaat bij het verplaatsen niet ondersteboven of op zijn kant houden. Er kan immers toner vrijkomen binnenin het apparaat waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of de afdrukkwaliteit kan verslechteren. • Als u het apparaat verplaatst, moet u ervoor zorgen dat ten minste twee mensen het apparaat goed vasthouden. 3. Onderhoud 54 4. Problemen oplossen In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt. • Tips om papierstoringen te voorkomen 56 • Papierstoringen verhelpen 57 • Informatie over de status-LED 60 Dit hoofdstuk biedt nuttige informatie voor als u een foutmelding opmerkt. Als uw apparaat beschikt over een displayscherm, controleert u eerst het bericht op het displayscherm om te fout op te lossen. Als u in dit hoofdstuk geen oplossing voor uw probleem kunt vinden, raadpleegt u het hoofdstuk Problemen oplossen in de Gebruikershandleiding Geavanceerd (zie "Problemen oplossen" op pagina 167). Als u geen oplossing kunt vinden in de Gebruikershandleiding of als het probleem blijft optreden, kunt u contact opnemen met de klantenservice. Tips om papierstoringen te voorkomen U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type afdrukmedia te gebruiken. Zie de volgende tips om storingen met vastzittend papier te voorkomen: • Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld (zie "Lade overzicht" op pagina 26). • Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt. • Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken. • Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de lade plaatst. • Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier. • Plaats geen verschillende soorten papier in een lade. • Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 65). 4. Problemen oplossen 56 Papierstoringen verhelpen Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt. 1 In de papierlade 4. Problemen oplossen 57 Papierstoringen verhelpen 2 Binnenin het apparaat • Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert. 4. Problemen oplossen 58 Papierstoringen verhelpen 3 In het uitvoergebied • Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert. 4. Problemen oplossen 59 Informatie over de status-LED De kleur van de LED geeft de huidige status van het apparaat aan. • Afhankelijk van het model of land zijn enkele LED´s mogelijk niet beschikbaar (zie "Overzicht van het bedieningspaneel" op pagina 19). • Zie de foutmelding en de bijbehorende instructies om de fout op te lossen (zie "Problemen oplossen" op pagina 167). • U kunt de fout ook oplossen met de tips in het programmavenster Samsung-printerstatus (zie "Samsung-printerstatus gebruiken" op pagina 162). • Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. 4 Status-LED Status Omschrijving Uit Het apparaat is offline of in energiebesparende modus. Knippert Groen (Status-LED) • Het apparaat ontvangt gegevens van de computer. • Het apparaat drukt gegevens af. Aan Het apparaat is online en klaar voor gebruik. Knippert Het apparaat bevindt in de modus voor handmatig afdrukken of handmatig dubbelzijdig afdrukken. • De klep is geopend. Sluit de klep (zie "Apparaatoverzicht" op pagina 16). Rood Aan • De papierlade is leeg tijdens het ontvangen of afdrukken van gegevens. Plaats papier in de lade (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 27). • Het apparaat is gestopt als gevolg van een ernstige fout. Knippert De firmware wordt bijgewerkt. Aan Er is een papierstoring opgetreden (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 57). Oranje 4. Problemen oplossen 60 Informatie over de status-LED 5 LED's voor toner / WPS / aan/uit/ Eco Status Omschrijving Knippert Oranje (Tonerlampjes) Aan De tonercassette is bijna leeg. Het einde van de geschatte levensduur van de cassette is bijna bereikt. Bereid een nieuwe cassette voor ter vervanging van de oude. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen door de toner te herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 44). • Een tonercassette heeft zijn geschatte gebruiksduur bijna bereikt.aHet verdient aanbeveling de tonercassette te vervangen (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 46). • Er is geen tonercassette geïnstalleerd of de verkeerde tonercassette is geïnstalleerd (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 46). Blauw Uit Alle tonercassettes hebben een normale capaciteit. Knippert Het apparaat maakt verbinding met een draadloos netwerk. Aan Het apparaat heeft verbinding met een draadloos netwerk (zie "De knop WPS gebruiken" op pagina 109). Uit De verbinding tussen het apparaat en het draadloze netwerk is verbroken. Aan Het apparaat bevindt zich in energiebesparende modus. Uit Het apparaat staat in de gereedmodus of het apparaat is uitgeschakeld. Aan Eco-modus is ingeschakeld (zie "Eco-afdruk" op pagina 36). Uit Eco-modus is uitgeschakeld. (WPS-LED)b Blauw (LED voor Aan/uit/ontwaken) Eco Groen a. De geschatte levensduur verwijst naar de verwachte of geschatte gebruiksduur van een tonercassette. Het geeft aan hoeveel afdrukken er gemiddeld kunnen worden gemaakt met de cassette volgens ISO/IEC 19798. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de omgevingsomstandigheden, de tijd tussen afdruktaken en het type en formaat van het afdrukmateriaal. Er kan wat toner achterblijven in de cassette, ook als de rode LED brandt en de printer stopt met afdrukken. b. Alleen voor draadloos model (zie "Functies per model" op pagina 7). 4. Problemen oplossen 61 5. Bijlage In dit hoofdstuk staan productspecificaties en informatie met betrekking tot toepasbare regelgeving. • Specificaties 63 • Informatie over wettelijke voorschriften 72 • Copyright 83 Specificaties 1 Algemene specificaties De specificaties hieronder kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Ga naar www.samsung.com voor mogelijk gewijzigde informatie. Items Omschrijving Afmetingen Breedte x Lengte x Hoogte 382 x 309 x 211 mm Gewicht Apparaat inclusief verbruiksartikelen 9,84 kg Stand-bymodus Achtergrondgeluid Geluidsniveaua Afdrukmodus Temperatuur • afdrukken in zwart-wit: Minder dan 48 dB(A) Gebruik 10 tot 32°C Opslag (in verpakking) 0 tot 40 °C Relatieve luchtvochtigheid Gebruik Nominaal vermogenb • afdrukken in kleur: Minder dan 45 dB(A) 20 tot 80% RV Opslag (in verpakking) 10 tot 90% RV Modellen op 110 volt AC 110 – 127 V Modellen op 220 volt AC 220 – 240 V 5. Bijlage 63 Specificaties Items Stroomverbruik Draadloosc Omschrijving Gemiddeld vermogen Minder dan 290 W Stand-bymodus Minder dan 60 Watt Energiebesparende modus Minder dan 1,0 W (CLP-36x Series), minder dan 1,4 W (CLP-36xW Series) Uitgeschakelde toestand 0,45 W Module SPW-B4319S a. Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: basisinstallatie apparaat, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken. b. Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage (V), de frequentie (Hertz) en de stroomsterkte (A) voor uw apparaat. c. Alleen voor draadloos model (zie "Functies per model" op pagina 7). 5. Bijlage 64 Specificaties 2 Specificaties van de afdrukmedia Gewicht/capaciteit afdrukmediaa Type Formaat Afmetingen Lade Letter 216 x 279 mm 60 tot 85 g/m2 (bankpostpapier) Legal 216 x 356 mm • 150 vellen van 75 g/m2 (bankpostpapier). US Folio 216 x 330 mm A4 210 x 297 mm Oficio 216 x 343 mm JIS B5 182 x 257 mm ISO B5 176 x 250 mm Executive 184 x 267 mm A5 148 x 210 mm A6 105 x 148 mm Normaal papier Zie Normaal papier Dik papier Zie Normaal papier 86 tot 120 g/m2 (bankpostpapier) • 5 vellen Zie Normaal papier Dun papier Zie Normaal papier 60 tot 70 g/m2 (bankpostpapier) • 150 vellen van 60 g/m2 (bankpostpapier) 5. Bijlage 65 Specificaties Gewicht/capaciteit afdrukmediaa Type Formaat Afmetingen Lade Zie Normaal papier Katoen Zie Normaal papier Gekleurd, voorbedrukt, 75 tot 90 g/m2 (bankpostpapier) • 150 vellen van 75 g/m2 (bankpostpapier). Zie Normaal papier Zie Normaal papier 60 tot 85 g/m2 (bankpostpapier) • 150 vellen van 75 g/m2 (bankpostpapier). kringlooppapier Zie Normaal papier Etiketten Letter, Legal, Oficio, US Folio, A4, JIS B5, ISO B5, Executive, A5 Zie Normaal papier Kartonpapier Letter, Legal, Oficio, US Folio, A4, JIS B5, ISO B5, Executive, A5,Briefkaart 4x6 b • 5 vellen 121 tot 163 g/m2 (bankpostpapier) • 5 vellen Zie Normaal papier Bankpostpapier 120 tot 150 g/m2 (bankpostpapier) Zie Normaal papier 105 tot 120 g/m2 (bankpostpapier) • 10 vellen Zie Normaal papier Archiefpapier Zie Normaal papier 70 tot 90 g/m2 (bankpostpapier) • 100 vellen Glossy foto Letter, A4, Foto mat Briefkaart 4x6 Zie Normaal papier 111 tot 220 g/m2 (bankpostpapier) • 1 vellen 5. Bijlage 66 Specificaties Gewicht/capaciteit afdrukmediaa Type Formaat Afmetingen Lade Minimaal formaat (aangepast) 76 x 152 mm Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm 60 tot 120 g/m2 (bankpostpapier) a. De maximumcapaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van afdrukmedia en de omgevingsomstandigheden. b. De zachtheid van de voor dit apparaat gebruikte etiketten moet tussen 100 tot 250 (sheffield) bedragen. Deze getallen verwijzen naar het gladheidsniveau. Plaats de vellen een voor een in de lade als het gewicht van het afdrukmateriaal groter is dan 120 g/m2. 5. Bijlage 67 Specificaties 3 Systeemvereisten Microsoft® Windows® Vereisten (aanbevolen) Besturingssysteem Processor RAM Vrije schijfruimte Windows® XP Intel® Pentium® III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz) 128 MB (256 MB) 1,5 GB Windows Server® 2003 Intel® Pentium® III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz) 128 MB (512 MB) 1,25 GB tot 2 GB Windows Server® 2008 Intel® Pentium® IV 1 GHz (Pentium IV 2 GHz) 512 MB (2 GB) 10 GB Windows Vista® Intel® Pentium® IV 3 GHz 512 MB (1 GB) 15 GB Intel® Pentium® IV 1 GHz 32-bit of 64-bit-processor of hoger 1 GB (2 GB) 16 GB Windows® 7 • Ondersteuning voor DirectX® 9 graphics met 128 MB geheugen (om het Aero-thema in te schakelen). • DVD-R/W-station Windows Server® 2008 R2 Intel® Pentium® IV 1 GHz- (x86) of 1,4 GHz- (x64) processoren (2 GHz of sneller) 512 MB (2 GB) 10 GB • Internet Explorer 6.0 of hoger is minimum vereist voor alle Windows-besturingssystemen. • Gebruikers kunnen de software installeren als ze beheerdersrechten hebben. • Windows Terminal Services is compatibel met uw apparaat. 5. Bijlage 68 Specificaties Macintosh Vereisten (aanbevolen) Besturingssysteem Processor Mac OS X 10.4 Mac OS X 10.5 RAM Vrije schijfruimte • Intel®-processoren • 128 MB voor Mac met PowerPC (512 MB) 1 GB • PowerPC G4/G5 • 512 MB voor een Mac op basis van Intel (1 GB) • Intel®-processoren 512 MB (1 GB) 1 GB • 867 MHz of sneller Power PC G4/G5 Mac OS X 10.6 • Intel®-processoren 1 GB (2 GB) 1 GB Mac OS X 10.7 • Intel®-processoren 2 GB 4 GB 5. Bijlage 69 Specificaties Linux Items Vereisten Fedora 5~13 (32/64 bit) OpenSuSE® 10.2, 10.3, 11.0, 11.1, 11.2 (32/64 bit) SuSE 10.1 (32 bits) Besturingssysteem Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04, 7.10, 8.04, 8.10, 9.04, 9.10, 10.04 (32/64 bits) Mandriva 2007, 2008, 2009, 2009.1, 2010 (32/64 bit) Debian 4.0, 5.0 (32/64 bit) Redhat® Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bit) SuSE Linux Enterprise Desktop 10, 11 (32/64 bit) Processor Pentium IV 2,4GHz (Intel Core™2) RAM 512 MB (1 GB) Vrije schijfruimte 1 GB (2 GB) 5. Bijlage 70 Specificaties 4 Netwerkomgeving Alleen voor draadloze en netwerkmodellen (zie "Functies per model" op pagina 7). U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het als netwerkprinter te kunnen gebruiken. In de volgende tabel worden de netwerkomgevingen vermeld die door het apparaat worden ondersteund. Items Netwerkinterface Specificaties • 802.11b/g/n draadloos LAN • Windows® XP, Windows Server® 2003, Windows Vista®, Windows® 7, Windows Server® 2008 R2 Netwerkbesturingssysteem • Diverse Linux-besturingssystemen • Mac OS X 10.4 ~ 10.7 • TCP/IPv4 • DHCP, BOOTP Netwerkprotocollen • DNS, WINS, Bonjour, SLP, UPnP • Standard TCP/IP Printing(RAW), LPR, IPP, WSD • SNMPv 1/2/3, HTTP • TCP/IPv6 (DHCP, DNS, RAW, LPR, SNMPv 1/2/3, HTTP) Draadloze netwerkbeveiliging • Verificatie: Open Syst., Ged. Sleutel, WPA Privé, WPA2 Privé (PSK) • Codering: WEP64, WEP128, TKIP, AES 5. Bijlage 71 Informatie over wettelijke voorschriften Dit apparaat is ontworpen voor een normale werkomgeving en is gecertificeerd conform verschillende veiligheidsvoorschriften. Neem bij het gebruik van dit apparaat altijd deze elementaire veiligheidsmaatregelen in acht om het risico op brand, elektrische schokken en letsels te beperken. 5 Verklaring inzake laserveiligheid De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1, subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de vereisten van IEC 60825-1: 2007. Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik, gebruiksonderhoud of onder de voorgeschreven servicevoorwaarden personen niet worden blootgesteld aan laserstralen hoger dan Klasse I. 6 Waarschuwing De printer mag nooit worden gebruikt of nagekeken als de beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. Hoewel ze onzichtbaar is, kan de gereflecteerde laserstraal uw ogen beschadigen. Veiligheid in verband met ozon De ozonemissie van dit apparaat ligt onder 0,1 ppm. Ozon is zwaarder dan lucht. Zet dit apparaat dus op een plaats met goede ventilatie. 5. Bijlage 72 Informatie over wettelijke voorschriften 7 9 Energiebesparingsmodus Alleen voor China Deze printer is uitgerust met een geavanceerde energiebesparende technologie die het stroomverbruik vermindert wanneer het apparaat niet wordt gebruikt. Als de printer gedurende enige tijd geen gegevens ontvangt, wordt het stroomverbruik automatisch verlaagd. ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken. Meer informatie over het ENERGY STAR-programma vindt u op http://www.energystar.gov Voor modellen met de certificering van ENERGY STAR staat het etiket van ENERGIE STAR op uw apparaat. Controleer of uw apparaat gecertificeerd is met ENERGY STAR. 8 Recycleren Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product, of verwijder ze op een milieuvriendelijke wijze. 5. Bijlage 73 Informatie over wettelijke voorschriften Alleen voor de Verenigde Staten 10 Correcte verwijdering van dit product (afgedankte elektrische en elektronische apparatuur) (Van toepassing in de Europese Unie en andere Europese landen met gescheiden inzamelingssystemen voor batterijen) Deze aanduiding op het product, op de accessoires of in de documentatie geeft aan dat het product en zijn elektronische accessoires (bijv. lader, hoofdtelefoon, USB-kabel) aan het eind van hun levensduur niet met ander huishoudelijk afval mogen worden weggegooid. Gelieve deze items te scheiden van andere soorten afval en ze op een verantwoorde wijze te recyclen met het oog op een duurzaam hergebruik van materialen en ter voorkoming van eventuele schade aan het milieu of de gezondheid als gevolg van een ongecontroleerde afvalverwijdering. Verwijder elektronica door deze naar een goedgekeurd recyclingbedrijf te brengen. Vind recyclingbedrijven bij u in de buurt op onze website:www.samsung.com/recyclingdirect Of bel (877) 278 - 0799 11 Radiofrequentiestraling FCC-normen (VS) Dit apparaat is conform Deel 15 van de FCC-voorschriften. Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: • dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken • en moet alle ontvangen interferentie aanvaarden, inclusief interferentie die een ongewenste werking kan veroorzaken. Huishoudelijke gebruikers moeten contact opnemen met de winkel waar ze dit product hebben gekocht of met de gemeente waar ze wonen om te vernemen waar en hoe ze deze artikelen milieuvriendelijk kunnen laten recyclen. Zakelijke gebruikers dienen contact op te nemen met hun leverancier en dienen de voorwaarden en bepalingen van de verkoopovereenkomst te controleren. Dit product en zijn elektronische accessoires mogen niet met ander bedrijfsafval voor verwijdering worden gemengd. 5. Bijlage 74 Informatie over wettelijke voorschriften Dit apparaat is getest en voldoet aan de limieten voor digitale apparaten van klasse B, zoals vastgelegd in deel 15 van de FCC-voorschriften. Deze beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat genereert, gebruikt en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet volgens de richtlijnen wordt geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat bij een bepaalde installatie geen interferentie optreedt. Als dit apparaat schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt controleren door het apparaat in en uit te schakelen, raden wij de gebruiker aan de interferentie te beperken door de volgende maatregelen te treffen: • Verplaats de ontvangstantenne of draai ze een andere kant op. • Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger. • Sluit de apparatuur aan op een stopcontact van een andere stroomkring dan die waarop de ontvanger is aangesloten. • raadpleeg uw verdeler of een ervaren radio-/televisiemonteur. Wijzigingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant (die ervoor moet zorgen dat het apparaat aan de normen voldoet) kunnen ertoe leiden dat de toestemming aan de gebruiker om het apparaat te gebruiken vervalt. Canadese regelgeving inzake radio-interferentie Dit digitale apparaat blijft binnen de grenzen (limieten van klasse B) voor stoorsignalen vanuit digitale apparatuur die zijn bepaald in de standaard voor apparatuur die interferentie zou kunnen veroorzaken, met de titel "Digital Apparatus", ICES-003 van Industry and Science Canada. Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux appareils numériques de Classe B prescrites dans la norme sur le matériel brouilleur : « Appareils Numériques », ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada. 12 Verenigde Staten Federal Communications Commission (FCC) Intentional emitter overeenkomstig FCC Deel 15 Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz-band. Deze sectie is alleen van toepassing als deze apparaten aanwezig zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of er draadloze apparaten aanwezig zijn. Eventuele draadloze apparaten in uw systeem zijn enkel gekwalificeerd voor gebruik in de Verenigde Staten van Amerika als er een FCC IDnummer op het systeemlabel staat. 5. Bijlage 75 Informatie over wettelijke voorschriften De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin wordt aangegeven dat de afstand tussen een draadloos apparaat en het lichaam minstens 20 cm moet bedragen, bij gebruik van het apparaat nabij het lichaam (uitstekende delen niet meegerekend). Dit apparaat moet op meer dan 20 cm van het lichaam worden gehouden wanneer de draadloze apparatuur is ingeschakeld. Het afgegeven vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder de RF-blootstellingsgrenzen die de FCC heeft bepaald. FCC-bepaling voor het gebruik in draadloze LAN’s Tijdens de installatie en het gebruik van een combinatie van deze zender en antenne kan dicht bij de geïnstalleerde antenne de RFblootstellingsgrens van 1 mW/cm2 worden overschreden. Daarom moet de gebruiker altijd minstens 20 cm afstand houden van de antenne. Dit apparaat kan niet worden geïnstalleerd met een andere zender en verzendantenne. Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender worden opgesteld of bediend. Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken. Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf worden hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding gewijzigd worden. Wanneer u wijzigingen aanbrengt aan een draadloos apparaat, vervalt de gebruikerslicentie. Neem voor ondersteuning contact op met de fabrikant. 13 Alleen voor Rusland 14 Alleen Duitsland 5. Bijlage 76 Informatie over wettelijke voorschriften 15 17 Alleen voor Turkije De stekker van het netsnoer vervangen (alleen voor het VK) Belangrijk 16 Alleen Thailand Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Als u de zekering vervangt, moet u het juiste type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u de afdekkap van de zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering verloren bent, mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een nieuwe afdekkap hebt op gezet. Neem contact op met de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht. Stekkers van 13 ampère zijn het meest voorkomende type in het Verenigd Koninkrijk en kunnen in de meeste gevallen worden gebruikt. Sommige (vooral oudere) gebouwen hebben echter geen normale stopcontacten van 13 ampère. U moet een geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder nooit de aangegoten stekker van het netsnoer. Als u de aangegoten stekker afsnijdt of weggooit, kunt u hem er niet meer op bevestigen en riskeert u een elektrische schok te krijgen als u hem in het stopcontact steekt. 5. Bijlage 77 Informatie over wettelijke voorschriften Belangrijke waarschuwing: 18 Verklaring van overeenstemming (Europese landen) Dit apparaat moet op een geaard stopcontact worden aangesloten. De aders van het netsnoer hebben de volgende kleurcodering: • Groen/geel: aarding Goedkeuringen en certificeringen • Blauw: neutraal • Bruin: fase Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet overeenstemmen met die van de stekker. Sluit de geel-groene aardedraad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "E", het aardingssymbool, en geel-groen of groen is gekleurd. Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "N" of zwart is gekleurd. Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "L" of de kleur zwart. In de stekker, adapter of verdeelkast moet een zekering van 13 ampère zijn aangebracht. • Samsung Electronics verklaart hierbij dat deze [CLP-36x Series] voldoet aan de essentiële vereisten en andere regelgeving van de laagspanningsrichtlijn (2006/95/EG) en de EMC-richtlijn (2004/108/EG). • Samsung Electronics verklaart hierbij dat deze [CLP-36xW Series] in overeenstemming is met de essentiële vereisten en andere relevante bepalingen van de R&TTE-richtlijn (1999/5/ EG). De conformiteitsverklaring vindt u op www.samsung.com. Daar klikt u op Ondersteuning > Downloadcenter en geeft u de printernaam (MFP) in om EuDoC te doorzoeken. 1 januari 1995: Richtlijn 2006/95/EC van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften der lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen. 1 januari 1996: Richtlijn 2004/108/EC van de Raad inzake de harmonisatie van de wetgevingen in de lidstaten betreffende elektromagnetische compatibiliteit. 5. Bijlage 78 Informatie over wettelijke voorschriften 9 maart 1999: Richtlijn 1999/5/EC van de Raad inzake radioapparatuur en eindapparatuur voor telecommunicatie en de onderlinge herkenning van hun conformiteit. U kunt bij uw vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd. een volledige verklaring krijgen waarin de relevante richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen, zijn gedefinieerd. EC-certificering Certificering voor Richtlijn 1999/5/EC inzake radioapparatuur en eindapparatuur voor telecommunicatie (FAX) Europese radiogoedkeuringsinformatie (voor producten uitgerust met door de EU goedgekeurde radioapparaten) Deze printer is bestemd voor gebruik thuis of op kantoor. Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4/5 GHz-band. Deze sectie is alleen van toepassing als deze apparaten aanwezig zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of er draadloze apparaten aanwezig zijn. Dit product van Samsung is gecertificeerd door Samsung zelf voor enkeleterminalverbindingen in heel Europa met het openbare telefoonnet (PSTN), in overeenstemming met richtlijn 1999/5/EC. Het product is ontworpen voor gebruik met de nationale openbare telefoonnetten en compatibele PBX-en van de Europese landen: Indien er problemen optreden, moet u in eerste instantie contact opnemen met het Euro QA Lab van Samsung Electronics Co., Ltd. Het product is getest op TBR21. Het European Telecommunication Standards Institute (ETSI) heeft voor gebruik en toepassing in overeenstemming met deze norm een adviesdocument gepubliceerd (EG 201 121), waarin opmerkingen en extra voorwaarden staan voor netwerkcompatibiliteit van TBR21-terminals. Het product is getest op, en voldoet aan, alle relevante adviezen in dit document. Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn mogen in de Europese Unie of daarmee verbonden regio’s alleen worden gebruikt als het systeemlabel een CE-markering, een registratienummer van een aangemelde instantie en het waarschuwingssymbool bevat. Het afgegeven vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder de RF-blootstellingsgrenzen die de Europese Commissie in de R&TTErichtlijn heeft vastgelegd. Krachtens de goedkeuring van draadloze apparaten gekwalificeerde Europese lidstaten: EU-landen 5. Bijlage 79 Informatie over wettelijke voorschriften Europese landen met gebruiksbeperkingen: EU In Frankrijk mag deze apparatuur alleen binnenshuis worden gebruikt. EEA/EFTA-landen Geen beperkingen op dit ogenblik. 19 Mededelingen aangaande normen Draadloze geleiding Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz-band. De volgende sectie geeft een algemeen overzicht van beschouwingen die betrekking hebben op het gebruik van een draadloos apparaat. Bijkomende beperkingen, waarschuwingen en overwegingen voor specifieke landen zijn opgenomen in de specifieke landensecties (of landengroepensecties). De draadloze apparaten in uw systeem zijn uitsluitend gekwalificeerd voor gebruik in de landen die geïdentificeerd kunnen worden aan de hand van de markering "Radio gekeurd" op het systeemclassificatielabel. Als het land waar u het draadloos apparaat wilt gebruiken niet in de lijst is opgenomen, neemt u contact op met het plaatselijke instantie voor radiogoedkeuring voor meer informatie over de vereisten. Draadloze apparaten zijn streng gereguleerd en mogen niet worden gebruikt. Het afgegeven vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder de tot dusver bekende RF-blootstellingsgrenzen. Omdat de draadlozen apparaten (die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd) minder energie afgeven dan conform de veiligheidsnormen en aanbevelingen inzake radiofrequentie is toegestaan, is de producent ervan overtuigd dat deze apparaten veilig zijn in het gebruik. Ongeacht het vermogensniveau moet menselijk contact tijdens de normale werking zoveel mogelijk worden vermeden. De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin wordt aangegeven dat de afstand tussen het draadloze apparaat en het lichaam, voor gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam (zonder uitstekende delen), minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet op meer dan 20 cm van het lichaam worden gehouden, wanneer de draadloze apparatuur is ingeschakeld en bezig is met zenden. Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender worden opgesteld of bediend. Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan draadloze apparaten. Hieronder zijn voorbeelden van gebruikelijke beperkingen opgenomen. 5. Bijlage 80 Informatie over wettelijke voorschriften Als uw systeem uitgerust is met een ingebouwd draadloos apparaat, mag u het draadloos apparaat niet gebruiken tenzij alle kleppen en schermen op hun plaats zitten en het systeem compleet is. Draadloze RF-communicatie kan interferentie veroorzaken met apparatuur aan boord van burgerluchtvaarttoestellen. De huidige luchtvaartreglementeringen eisen dat draadloze toestellen aan boord van een vliegtuig worden uitgeschakeld tijdens de vlucht. IEEE 802.11- (beter bekend als draadloos Ethernet) en Bluetoothcommunicatieapparaten zijn voorbeelden van draadloze communicatieapparaten. In omgevingen waar het risico op interferentie met andere apparaten of diensten schadelijk is of als dusdanig wordt beschouwd, kan gebruik van een draadloos apparaat beperkt of verboden worden. Luchthavens, ziekenhuizen en ruimtes gevuld met zuurstof en ontvlambare gassen zijn enkele voorbeelden van omgevingen waar het gebruik van draadloze apparaten beperkt of verboden kan zijn. Als u zich in een omgeving bevindt waarvan u niet zeker weet of het gebruik van draadloze apparaten gesanctioneerd is, vraagt u de plaatselijke autoriteiten om toelating voor u het draadloze apparaat inschakelt of in gebruik neemt. Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf worden hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding gewijzigd worden. Wanneer u wijzigingen aanbrengt aan een draadloos apparaat, vervalt de gebruikerslicentie. Neem voor ondersteuning contact op met de fabrikant. Gebruik alleen stuurprogramma’s die goedgekeurd zijn voor het land waar het apparaat gebruikt zal worden. Raadpleeg de systeemherstelkit van de fabrikant of neem contact op met de technische dienst van de fabrikant voor meer informatie. 20 Alleen voor Israël Elk land voorziet verschillende beperkingen voor het gebruik van draadloze apparaten. Aangezien uw systeem uitgerust is met een draadloos apparaat, moet u, als u van het ene land naar het andere reist, voorafgaand aan uw vertrek bij de plaatselijke radiogoedkeuringsinstanties informeren of er beperkingen gelden voor het gebruik van draadloze apparaten in het land van bestemming. 5. Bijlage 81 Informatie over wettelijke voorschriften 21 Alleen voor China 5. Bijlage 82 Copyright © 2012 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden. Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade als gevolg van of in verband met het gebruik van deze gebruikershandleiding. • Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd. • Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation. • Microsoft, Internet Explorer, Excel, Word, PowerPoint en Outlook zijn geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. • Google, Picasa, Google Docs, Android en Gmail zijn geregistreerde handelsmerken or handelsmerken van Google Inc. • Google Cloud Print is een handelsmerk van Google Inc. • iPad, iPhone, iPod touch, TrueType, Mac en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc., geregistreerd in de VS en andere landen. • AirPrint en het AirPrint-logo zijn handelsmerken van Apple Inc. • TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc. • Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectievelijke bedrijven of organisaties. Raadpleeg het bestand "LICENSE.txt" op de meegeleverde cd-rom voor open-sourcelicentiegegevens. REV. 1.10 5. Bijlage 83 Gebruikershandleiding CLP-36x Series CLP-36xW Series GEAVANCEERD GEAVANCEERD Deze handleiding geeft informatie over de installatie, geavanceerde instelling, gebruik en het oplossen van problemen in verschillende besturingssystemen. Afhankelijk van het model of land zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar. BASIS Deze handleiding geeft informatie met betrekking tot de installatie, normaal gebruik en het oplossen van problemen in Windows. GEAVANCEERD 1. Installatie van de software 3. Speciale functies Installatie voor de Macintosh 88 Aanpassing aan luchtdruk of hoogte 136 Opnieuw installeren voor Macintosh 89 De standaardafdrukinstellingen wijzigen 137 Installatie voor Linux 90 Uw apparaat instellen als standaardprinter 138 Opnieuw installeren voor Linux 91 Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken 139 Afdrukken in Macintosh 147 Afdrukken in Linux 149 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 4. Nuttige beheerprogramma's Nuttige netwerkprogramma’s 93 Instelling bekabeld netwerk 94 Easy Capture Manager 152 Samsung Easy Color Manager 153 Installeren van een stuurprogramma over het netwerk 97 Samsung AnyWeb Print 154 IPv6-configuratie 104 Easy Eco Driver 155 Draadloos netwerk instellen 107 SyncThru™ Web Service gebruiken 156 Samsung MobilePrint 131 Samsung Easy Printer Manager gebruiken 159 Google Cloud Print 132 Samsung-printerstatus gebruiken 162 De Linux Unified Driver Configurator gebruiken 164 85 GEAVANCEERD 5. Problemen oplossen Problemen met papierinvoer 168 Problemen met de voeding en het netsnoer 169 Afdrukproblemen 170 Problemen met de afdrukkwaliteit 174 Problemen met het besturingssysteem 182 86 1. Installatie van de software Dit hoofdstuk levert instructies voor het installeren van essentiële en nuttige software voor gebruik in een opstelling waarbij het apparaat via een kabel aangesloten is. Een lokale printer is een printer die via een kabel rechtstreeks op uw computer is aangesloten. Als uw apparaat aan een netwerk is verbonden, slaat u de onderstaande stappen over en gaat u verder met de installatie van het stuurprogramma voor een netwerkapparaat (zie Installeren van een stuurprogramma over het netwerk 97). • Installatie voor de Macintosh 88 • Opnieuw installeren voor Macintosh 89 • Installatie voor Linux 90 • Opnieuw installeren voor Linux 91 • Als u gebruik maakt van het besturingsysteem Windows, kijkt u in de "Lokaal installeren van het stuurprogramma" op pagina 22 voor installatie van het apparaatstuurprogramma. • Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3 meter. Installatie voor de Macintosh 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 12 Na het installeren van de software moet u uw computer opnieuw opstarten. Klik op Ga door met installatie. 2 3 Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. 13 14 Nadat de installatie is voltooid klikt u op Sluiten. 4 Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Installer OS X. 5 6 7 Klik op Ga door. 8 9 10 Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het bureaublad van uw Macintosh-computer. • 15 Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door. Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de gebruiksrechtovereenkomst. Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten. Klik op Ga door. 16 Voor Mac OS X 10.5-10.7 opent u de map Programma's > Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen. Klik op Voeg toe op de Printerlijst. • Voor Mac OS X 10.5-10.7 klikt u op het pictogram +, waarna een venster verschijnt. Klik op Standaardkiezer en zoek de USB-verbinding. • In Mac OS X 10.5-10.7 klikt u op Standaard en zoekt u de USBverbinding. Klik op Ga door in het paneel Gebruikersopties. Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.4 niet goed werkt, selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw apparaat in Model. Klik op Installeer. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd. • 17 Als u klikt op Aanpassen, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt installeren. 11 Open de map Programma's > Hulpprogramma's > Printerconfiguratie. Voor Mac OS X 10.5-10.7 als Automatisch selecteren niet goed werkt, selecteert u Selecteer besturingsbestand… en de naam van uw apparaat in Druk af via. Uw apparaat verschijnt in Printerlijst en wordt ingesteld als standaardapparaat. Voer het wachtwoord in en klik op OK. 18 Klik op Voeg toe. 1. Installatie van de software 88 Opnieuw installeren voor Macintosh Als het printerbesturingsbestand niet correct werkt, maakt u de installatie van het besturingsbestand ongedaan en installeert u het opnieuw. 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2 3 Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. 4 Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Uninstaller OS X. 5 6 Voer het wachtwoord in en klik op OK. Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het bureaublad van uw Macintosh-computer. Nadat de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op OK. Als een apparaat al is toegevoegd, kunt u het verwijderen via Printerconfiguratie of Afdrukken en faxen. 1. Installatie van de software 89 Installatie voor Linux U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de website van Samsung om de printersoftware te installeren (http://www.samsung.com > vind uw product > Service en downloads). 1 Het Unified Linux-stuurprogramma installeren 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2 Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root" in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in. 7 Zodra de installatie is voltooid, klikt u op Finish. Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver Configurator op het bureaublad geplaatst en de groep Unified Driver aan het systeemmenu toegevoegd. Als u problemen ondervindt, raadpleegt u de schermhulp die u kunt openen via het systeemmenu of vanuit het stuurprogrammapakket van Windows-toepassingen, zoals Unified Driver Configurator of Image Manager. U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de printersoftware te installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder. 3 Download het Unified Linux Driver-pakket van de website van Samsung. 4 Klik met de rechtermuisknop op het Unified Linux Driver-pakket en pak het uit. 5 6 Dubbelklik op cdroot > autorun. Klik op Next zodra het welkomstscherm verschijnt. 1. Installatie van de software 90 Opnieuw installeren voor Linux Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, maakt u de installatie van het stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw. 1 Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2 Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root" in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in. U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de installatie van het printerstuurprogramma ongedaan te maken. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder. 3 Open het programma Terminal. Wanneer het venster Terminal verschijnt, typt u het volgende: [root@localhost root]#cd /opt/Samsung/mfp/uninstall/ [root@localhost uninstall]#./uninstall.sh 4 5 Klik op Next. Klik op Finish. 1. Installatie van de software 91 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u een apparaat instelt dat via het netwerk aangesloten is en hoe u de software instelt. • Nuttige netwerkprogramma’s 93 • Instelling bekabeld netwerk 94 • Installeren van een stuurprogramma over het netwerk 97 • IPv6-configuratie 104 • Draadloos netwerk instellen 107 • Samsung MobilePrint 131 • Google Cloud Print 132 De ondersteunde optionele apparaten en functies kunnen van model tot model verschillen (zie "Functies per model" op pagina 7). Nuttige netwerkprogramma’s Er zijn verschillende programma’s voorhanden om in een netwerkomgeving de netwerkinstellingen op een eenvoudige manier in te voeren. Zo kan de netwerkbeheerder diverse apparaten in het netwerk beheren. • Voordat u onderstaande programma’s gaat gebruiken moet u het IPadres instellen. • Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model" op pagina 7). 1 2 SyncThru™ Web Admin Service Een webgebaseerd apparaatbeheersysteem voor netwerkbeheerders. Met SyncThru™ Web Admin Service kunt u netwerkapparatuur op een efficiënte manier beheren en op afstand controleren. U kunt bovendien problemen oplossen vanaf iedere plek waar u via het internet toegang hebt tot het bedrijfsnetwerk. • U kunt dit programma downloaden via http:// solution.samsungprinter.com. 3 SyncThru™ Web Service SetIP Met de in de netwerkapparaat geïntegreerde webserver kunt u het volgende doen (zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 106): Met dit hulpprogramma kunt u een netwerkinterface selecteren en handmatig IP-adressen configureren voor gebruik met het TCP/IP-protocol. • Informatie over en status van verbruiksartikelen opvragen. • • Apparaatinstellingen aanpassen. zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Windows)" op pagina 94. • E-mail-meldingsopties instellen. Als u deze optie instelt, wordt de apparaatstatus (als de tonercassette leeg is of als er een foutmelding is) automatisch naar het e-mailadres van een bepaalde persoon gestuurd. • zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Macintosh)" op pagina 95. • zie "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Linux)" op pagina 96. • De noodzakelijke netwerkparameters voor het apparaat instellen, zodat u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen. • De machine ondersteunt de netwerkinterface niet, het kan deze functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 18). • TCP/IPv6 wordt door dit programma niet ondersteund. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 93 Instelling bekabeld netwerk U moet de netwerkprotocollen op uw apparaat instellen om het apparaat in uw netwerk te kunnen gebruiken. 5 Het IP-adres instellen U kunt het netwerk gebruiken nadat u een netwerkkabel hebt aangesloten op de desbetreffende poort op uw computer. • - zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 156. - zie "Het IP-adres instellen" op pagina 94. 4 Een netwerkconfiguratierapport afdrukken U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het bedieningspaneel van het apparaat, waarin de huidige netwerkinstellingen van uw apparaat worden weergegeven. Dit zal u helpen bij de installatie van een netwerk. • • Het apparaat ondersteunt de netwerkinterface niet, het kan deze functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 18) Gebruik het programma SyncThru™ Web Service of SetIP bij modellen zonder displayscherm op het bedieningspaneel. De printer heeft geen display: Houd de knop (Annuleren of Stoppen/Wissen) op het configuratiescherm twee seconden ingedrukt. In dit netwerkconfiguratierapport kunt u het MAC-adres en IP-adres van uw apparaat vinden. • TCP/IPv6 wordt door dit programma niet ondersteund. Eerst moet u een IP-adres instellen voor het beheren van en afdrukken via het netwerk. In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch toegewezen via een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol Server) die zich in het netwerk bevindt. IPv4-configuratie met het programma SetIP (Windows) Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de computer uitschakelen via Configuratiescherm > Beveiligingscentrum > Windows Firewall. 1 Installeer dit programma vanaf de meegeleverde cd-rom door te dubbelklikken op Application > SetIP > Setup.exe. 2 3 Volg de instructies in het installatievenster. Voorbeeld: • MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78 • IP-adres: 165.254.192.192 Sluit het apparaat op het netwerk aan met een netwerkkabel. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 94 Instelling bekabeld netwerk 4 5 Schakel het apparaat in. 8 In het menu Start van Windows selecteert u Alle programma's > Samsung Printers > SetIP > SetIP. 6 Klik op het pictogram (derde van links) in het scherm SetIP om het TCP/IP-configuratievenster te openen. 7 Voer als volgt de nieuwe apparaatgegevens in in het configuratievenster. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u verder kunt gaan. Klik op Toepassen en vervolgens op OK. Het Netwerkconfiguratierapport wordt automatisch op het apparaat afgedrukt. Bevestig dat alle instellingen juist zijn. IPv4-configuratie met het programma SetIP (Macintosh) Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de computer uitschakelen via Systeemvoorkeuren > Beveiliging > Firewall. De onderstaande instructies kunnen afwijken voor uw model. Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 94). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8. 1 2 Sluit het apparaat op het netwerk aan met een netwerkkabel. 3 Dubbelklik op het bestand en Safari zal automatisch worden geopend. Selecteer vervolgens Vertrouw. De pagina SetIPapplet.html wordt geopend in de browser. Hier vindt u de naam en het IP-adres van de printer. 4 Klik op het pictogram (derde van links) in het scherm SetIP om het TCP/IP-configuratievenster te openen. Plaats de installatie-cd en open het schijfvenster. Selecteer vervolgens MAC_Installer > MAC_Printer > SetIP > SetIPapplet.html. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 95 Instelling bekabeld netwerk 5 Voer de nieuwe apparaatgegevens in het configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u verder kunt gaan. Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 94). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8. 6 7 1 2 3 4 Selecteer Apply, OK en opnieuw OK. Dubbelklik op het bestand SetIPApplet.html. Klik hier om het venster TCP/IP Configuration te openen. Voer de nieuwe apparaatgegevens in het configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u verder kunt gaan. Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 94). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8. Sluit Safari af. IPv4-configuratie met het programma SetIP (Linux) Open /opt/Samsung/mfp/share/utils/. 5 Het Netwerkconfiguratierapport wordt automatisch op het apparaat afgedrukt. Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de computer uitschakelen via System Preferences or Administrator. De volgende instructies kunnen verschillen per model of besturingssysteem. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 96 Installeren van een stuurprogramma over het netwerk • Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model" op pagina 7). 3 Selecteer Nu installeren. • De machine ondersteunt de netwerkinterface niet, het kan deze functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 18). • U kunt het printerstuurprogramma en de software installeren wanneer u de software-cd in het cd-rom-station van uw computer plaatst. Voor Windows selecteert u het printerstuurprogramma en de software in het venster Selecteer de te installeren software en hulpprogramma's. 6 Windows 1 2 Controleer of het apparaat met het netwerk is verbonden en ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet reeds ingesteld zijn (zie "Het IP-adres instellen" op pagina 94). Aangepaste installatie laat u toe om de verbinding van het apparaat te selecteren en aan te geven welke individuele onderdelen u wilt installeren. Volg de aanwijzingen op het scherm. Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. 4 Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en schakel het selectievakje Ik aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst in. Klik daarna op Volgende. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 97 Installeren van een stuurprogramma over het netwerk De modus installatie op de achtergrond Als het apparaat niet in het netwerk of lokaal wordt gevonden, verschijnt er een foutbericht. Selecteer de gewenste optie en klik op Volgende. 5 Kies de optie in Gebruik van verbeterde functies en deelname aan het verzamelprogramma voor gebruiksinformatie van printer. Klik daarna op Volgende. 6 Selecteer Netwerkverbinding in het scherm Printerverbindingstype. 7 Als het venster Apparaat aansluiten verschijnt, controleert u of het apparaat met uw netwerk is verbonden. Klik daarna op Volgende. De firewallsoftware blokkeert mogelijk de netwerkcommunicatie. Schakel de firewall op de computer uit, voordat u het apparaat met het netwerk verbindt. 8 De gevonden apparaten worden op het scherm weergegeven. Selecteer het gewenste apparaat en klik op OK. 9 Volg de instructies in het installatievenster. De modus installatie op de achtergrond is een installatiemethode die geen tussenkomst van de gebruiker vereist. Zodra u met de installatie start, worden het stuurprogramma van het apparaat en de software automatisch op uw computer geïnstalleerd. U kunt de installatie op de achtergrond ook starten door /s of /S in het opdrachtvenster te typen. Opdrachtregelparameters De volgende tabel geeft opdrachten weer die kunnen worden gebruikt in het opdrachtvenster. De volgende opdrachtregels zijn effectief en worden gehanteerd wanneer de opdracht gebruikt wordt met /s of /S. /h, /H of /? zijn uitzonderlijke opdrachten die alleen gebruikt kunnen worden. Opdrachtregel /s of /S Definitie Start installatie op de achtergrond. Omschrijving Hiermee worden apparaatstuurprogramma' s geïnstalleerd zonder UI's op te roepen en zonder tussenkomst van de gebruiker. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 98 Installeren van een stuurprogramma over het netwerk Opdrachtregel /p"<poortnaam>" of /P"<poortnaam>" Definitie Specificeert de printerpoort. Omschrijving De printerpoortnaam kan worden opgegeven als IPadres, hostnaam, lokale USB-poortnaam of IEEE1284-poortnaam. Er wordt een netwerkpoort gemaakt aan de Bijvoorbeeld hand van de • /p"xxx.xxx.xxx.xxx" standaard TCP/ waarin "xxx.xxx.xxx.xxx" IP-poortmonitor. staat voor het IP-adres Voor een lokale van de netwerkprinter. / poort moet deze p"USB001", /P"LPT1:", / poort op het p"hostnaam". systeem bestaan voor deze door een opdracht wordt gespecificeerd. /a"<dest_path>" of /A"<dest_path>" Specificeert het doelpad voor de installatie. Het doelpad moet een volledig gekwalificeerd pad zijn. Aangezien apparaatstuurprogramma' s geïnstalleerd moeten worden op een voor het besturingssysteem specifiek pad, is deze opdracht alleen van toepassing op toepassingssoftware. Opdrachtregel Definitie Omschrijving /n"<Printernaam>" of /N"<Printernaam>" Specificeert de printernaam. De printerinstantie zal worden gemaakt conform de opgegeven printernaam. Met deze parameter kunt u naar wens printerinstanties toevoegen. /nd of /ND Geeft de opdracht het geïnstalleerde stuurprogramma niet in te stellen als standaard apparaatstuurprogram ma. Het geeft aan dat het geïnstalleerde apparaatstuurprogramma niet het standaard apparaatstuurprogramma op uw systeem zal zijn als er meer dan een printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Als er geen apparaatstuurprogramma op uw systeem is geïnstalleerd, is deze optie niet van toepassing omdat het Windowsbesturingssysteem het geïnstalleerde printerstuurprogramma als standaardstuurprogramma zal instellen. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 99 Installeren van een stuurprogramma over het netwerk Opdrachtregel /x of /X /up"<printernaam>" of /UP"<printernaam>" /d of /D Definitie Maakt gebruik van bestaande apparaatstuurprogram mabestanden om de printerinstantie te maken als deze al is geïnstalleerd. Verwijdert alleen de opgegeven printerinstantie en niet de stuurprogrammabestan den. Verwijdert alle apparaatstuurprogram ma's en toepassingen van uw systeem. Omschrijving Opdrachtregel Definitie Omschrijving Deze opdracht biedt een mogelijkheid om een printerinstantie te installeren die gebruikmaakt van geïnstalleerde printerstuurprogrammabes tanden zonder een bijkomend stuurprogramma te installeren. /v"<share name>" of /V"<share name>" Deelt het geïnstalleerde apparaat en voegt andere platformstuurprogramm a's toe voor Point & Print. Alle ondersteunde apparaatstuurprogramma' s van het Windowsbesturingssysteem worden geïnstalleerd en gedeeld met de opgegeven <share name> voor Point & Print. /o of /O Opent de map Printers en faxapparaten na installatie. Deze opdracht opent de map Printers en faxapparaten na installatie op de achtergrond. /f"<naam van logboekbestand>" of /F"<naam van logboekbestand>" Specificeert de naam van het logboekbestand. Indien niet gespecificeerd, wordt het standaard logboekbestand gemaakt in de tijdelijke map op het systeem. Er wordt een logboekbestand gemaakt in een opgegeven map. /h, /H of /? Toont het gebruik van de opdrachtregel. Deze opdracht biedt een mogelijkheid om alleen de opgegeven printerinstantie van uw systeem te verwijderen zonder effect op andere printerstuurprogramma's. Hiermee zullen de printerstuurprogramma's niet van uw systeem worden verwijderd. Deze opdracht verwijdert alle geïnstalleerde apparaatstuurprogramma' s en toepassingssoftware van uw systeem. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 100 Installeren van een stuurprogramma over het netwerk 7 Macintosh 1 Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden en ingeschakeld is. 2 3 Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. 4 Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Installer OS X. 5 6 7 Klik op Ga door. 8 Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle programma´s worden afgesloten. Klik op Ga door. 9 Klik op Ga door in het paneel Gebruikersopties. Als u het IP-adres nog niet hebt ingesteld, klikt u op IP-adres instellen en raadpleegt u "IPv4-configuratie met het programma SetIP (Macintosh)" op pagina 95. Als u de draadloze instelling wilt gebruiken, raadpleegt u "Instellen met Macintosh" op pagina 118. 10 Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het bureaublad van uw Macintosh-computer. Klik op Installeer. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd. Als u klikt op Aanpassen, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt installeren. 11 12 Voer het wachtwoord in en klik op OK. 13 14 Nadat de installatie is voltooid klikt u op Sluiten. Na het installeren van de software moet u uw computer opnieuw opstarten. Klik op Ga door met installatie. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door. Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de gebruiksrechtovereenkomst. Open de map Toepassingen > Hulpprogramma's > Printerconfiguratie. • 15 Voor Mac OS X 10.5-10.7 opent u de map Toepassingen > Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen. Klik op Voeg toe op de Printerlijst. • In Mac OS X 10.5 -10.7 klikt u op het pictogram "+". Er verschijnt een weergavevenster. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 101 Installeren van een stuurprogramma over het netwerk 16 In Mac OS X 10.4 klikt u op IP-printer. • 17 In Mac OS X 10.5-10.7 klikt u op IP. Selecteer HP Jetdirect - Socket in Protocol. Als u een document van vele pagina’s afdrukt, kunt u de prestaties van de printer verbeteren door Socket te kiezen in de opties bij Printertype. 18 19 Typ het IP-adres van uw printer in het invoerveld Adres. 20 Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.4 niet goed werkt, selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw apparaat in Model. Typ de wachtrijnaam in het invoerveld Wachtrij. Als u de wachtrijnaam voor uw apparaatserver niet kunt bepalen, probeert u eerst de standaardwachtrij. • 21 Als bij Mac OS X 10.5-10.7 Automatisch selecteren niet goed werkt, kiest u Printersoftware selecteren en de naam van uw apparaat in Druk af via. Klik op Voeg toe. Uw printer verschijnt op de Printerlijst en wordt ingesteld als standaardprinter. 8 Linux Om de printersoftware te installeren, moet u softwarepakketten voor Linux downloaden van de Samsung-website www.samsung.com > selecteer uw product > Ondersteuning of Downloads). Het Linux-stuurprogramma installeren en een netwerkprinter toevoegen 1 Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden en ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet bovendien zijn ingesteld. 2 Download het Unified Linux Driver-pakket van de website van Samsung. 3 4 5 6 7 8 Pak het Unified Linux Driver-pakket uit en open de nieuwe map. Dubbelklik op de map cdroot > autorun. Het venster Samsung Installer wordt geopend. Klik op Next. Het venster "Add printer wizard" gaat open. Klik op Next. Selecteer Netwerkprinter en klik op de knop Search. Het IP-adres en het model van de printer verschijnen in de lijst. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 102 Installeren van een stuurprogramma over het netwerk 9 10 11 12 Selecteer uw apparaat en klik op Next. Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next. Nadat de software is toegevoegd klikt u op Finish. Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Finish. Een netwerkprinter toevoegen 1 2 3 4 5 Dubbelklik op Unified Driver Configurator. 6 7 8 Selecteer uw apparaat en klik op Next. Klik op Add Printer.. Het venster Add printer wizard wordt geopend. Klik op Next. Selecteer Network printer en klik op de knop Search. Het IP-adres en de modelnaam van de printer worden in de lijst weergegeven. Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next. Nadat de software is toegevoegd klikt u op Finish. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 103 IPv6-configuratie IPv6 wordt alleen juist ondersteund in Windows Vista of latere versies. 6 Kies Een lokale printer toevoegen op het venster Printer toevoegen. 7 Het venster Wizard Printer toevoegen wordt geopend. Volg de instructies in het venster. Als het IPv6-netwerk niet lijkt te werken, zet u alle netwerkinstellingen terug naar de fabrieksinstellingen en probeert u het opnieuw met behulp van Instel. wissen. Als het apparaat niet in een netwerkomgeving wordt gebruikt, activeert u IPv6. Raadpleeg de volgende sectie. Volg in een IPv6-netwerkomgeving de volgende procedure om het IPv6adres te gebruiken. IPv6 activeren 9 Via het bedieningspaneel 1 2 3 Sluit het apparaat op het netwerk aan met een netwerkkabel. 4 Selecteer Start > Configuratiescherm > Printers en faxapparaten. 5 Klik op Een printer toevoegen in het linkerdeelvenster van Printers en faxapparaten. Schakel het apparaat in. Druk een netwerkconfiguratierapport af om de IPv6-adressen te controleren (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 94). 1 2 3 4 5 Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel. Druk op Netwerk > TCP/IP (IPv6) > IPv6 activeren. Selecteer Aan en druk op OK. Zet het apparaat uit en weer aan. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 104 IPv6-configuratie IPv6-adressen instellen 10 Via de SyncThru™ Web Service Het apparaat ondersteunt de volgende IPv6-adressen voor het afdrukken vanaf het netwerk en voor netwerkbeheer. • Link-local Address: zelfgeconfigureerde lokale IPv6-adressen (adres begint met FE80). • Stateless Address: automatisch door een netwerkrouter geconfigureerd IPv6-adres. • Stateful Address: Door een DHCPv6-server geconfigureerd IPv6adres. • Manual Address: Door de gebruiker handmatig geconfigureerd IPv6adres. DHCPv6-adresconfiguratie (Stateful) Voor modellen zonder display op het bedieningspaneel moet u eerst SyncThru™ Web Service openen met behulp van het IPv4-adres en de onderstaande procedure volgen om IPv6 te gebruiken. 1 Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar. 2 Als u zich voor het eerst aanmeldt bij SyncThru™ Web Service, moet u zich aanmelden als beheerder. Geef de standaard-ID en het standaardwachtwoord op die hieronder worden weergegeven. We raden u om veiligheidsredenen aan het standaardwachtwoord te wijzigen. Als uw netwerk gebruikmaakt van een DHCPv6-server kunt u een van de volgende opties instellen voor standaard dynamische host-configuratie. 1 2 3 Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel. Druk op Netwerk > TCP/IP (IPv6) > DHCPv6 Config. Druk op de toets OK om de gewenste waarde te selecteren. • DHCPv6 Addr: gebruik DHCPv6 altijd, ook als de router er niet om vraagt. • DHCPv6 uit: gebruik DHCPv6 nooit, ook niet als een router erom vraagt. • Router: Gebruik DHCPv6 alleen als een router erom vraagt. • ID: admin • beheerder wijzigen: sec00000 3 Wanneer het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, plaatst u de muisaanwijzer op Settings bovenaan in de menublak en klikt u op Network Settings. 4 5 Klik op TCP/IPv6 in het linkerdeelvenster van de website. Schakel het selectievakje IPv6 Protocol in om IPv6 te activeren. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 105 IPv6-configuratie 6 Schakel het selectievakje Manual Address in. Vervolgens wordt het tekstvak Address/Prefix geactiveerd. 7 Voer de rest van het adres in (bijv. 3FFE:10:88:194::AAAA. "A" is de hexadecimaal 0 tot 9, A tot F). 8 9 Selecteer de DHCPv6-configuratie. Klik op de knop Apply. SyncThru™ Web Service gebruiken 1 Start een webbrowser zoals Internet Explorer die IPv6-adressering als URL ondersteunt. 2 Selecteer een van de IPv6-adressen (Link-local Address, Stateless Address, Stateful Address, Manual Address) uit het netwerkconfiguratierapport (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 94). 3 Voer de IPv6-adressen in (bijv. http://[FE80::215:99FF:FE66:7701]). De adressen moeten tussen vierkante haakjes ("[ ]")worden geplaatst. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 106 Draadloos netwerk instellen • Controleer of uw apparaat een draadloos netwerk ondersteunt. Afhankelijk van het model is een draadloos netwerk mogelijk niet beschikbaar (zie "Functies per model" op pagina 7). • Als het IPv6-netwerk niet lijkt te werken, zet u alle netwerkinstellingen terug naar de fabrieksinstellingen en probeert u het opnieuw met behulp van Instel. wissen. Naam van draadloos netwerk en netwerkwachtwoord Draadloze netwerken vereisen een hoger beveiligingsniveau. Als u voor het eerst een toegangspunt installeert, worden een netwerknaam (SSID), het type beveiliging en een netwerkwachtwoord voor het netwerk gegenereerd. Vraag uw netwerkbeheerder om deze informatie voordat u verder gaat met de installatie van het apparaat. 11 Aan de slag Uitleg over het type netwerk Normaal is er tussen uw computer en het apparaat maar één verbinding tegelijk mogelijk. Infrastructuurmodus Deze modus wordt doorgaans gebruikt in woningen, kleine kantoren en thuiskantoren. In deze modus verloopt de communicatie met het draadloze apparaat via een toegangspunt. Ad-hocmodus In deze modus wordt geen toegangspunt gebruikt. De draadloze computer en het draadloze apparaat communiceren rechtstreeks met elkaar. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 107 Draadloos netwerk instellen 12 Methoden voor het instellen van een draadloos netwerk U kunt de instellingen van uw draadloze netwerk configureren vanaf het apparaat of de computer. Kies de instellingsmethode uit de onderstaande tabel. Sommige installatiemethoden voor het draadloze netwerk zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van het model of land. Installatiemethode Verbindingsmethode Via de computer Met toegangspunt Vanaf het bedieningspaneel van het apparaat Zonder toegangspunt Via de computer Wi-Fi Direct installeren Beschrijving & Referentie Zie "Toegangspunt via USB-kabel (aanbevolen)" op pagina 113 als u Windows gebruikt. A Mac-gebruikers, zie "Toegangspunt via USB-kabel (aanbevolen)" op pagina 118. B Zie "Een netwerkkabel gebruiken" op pagina 122. C • zie "Apparaten met een display" op pagina 110. D • zie "Apparaten zonder een display" op pagina 111. zie "Gebruik van de Menu-knop" op pagina 112. E Zie "Ad-hoc via USB-kabel" op pagina 116 als u Windows gebruikt. F Mac-gebruikers, zie "Ad-hoc via USB-kabel" op pagina 120. G Zie "Wi-Fi Direct installeren" op pagina 126. H Raadpleeg het probleemoplossingshoofdstuk (zie "Problemen oplossen" op pagina 127), wanneer er zich problemen voordoen tijdens de instelling van het draadloze netwerk of de installatie van het stuurprogramma. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 108 Draadloos netwerk instellen Uw type kiezen 13 De knop WPS gebruiken Als uw printer en een toegangspunt (of draadloze router) Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunen, kunt u de instellingen voor het draadloze netwerk eenvoudig en zonder computer configureren door op het bedieningspaneel op de knop (WPS) te drukken. • Als u het draadloze netwerk wilt gebruiken in de infrastructuurmodus, koppelt u de netwerkkabel los van het apparaat. Of u de knop WPS (PBC) gebruikt of het PIN-nummer invoert om verbinding te maken met het toegangspunt, hangt af van het toegangspunt (of de draadloze router) die u gebruikt. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de draadloze router) dat u gebruikt voor meer informatie. • Wanneer u de WPS-knop gebruikt om het draadloos netwerk in te stellen, kunnen de beveiligingsinstellingen wijzigen. Vergrendel de WPS-optie in de beveiligingsinstellingen van het huidige draadloze netwerk om dit te voorkomen. De naam van de optie kan verschillen afhankelijk van het toegangspunt (of draadloze router) dat/die u gebruikt. Wat u nodig hebt • Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt. • Controleer of uw apparaat Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt. • Netwerkcomputer (alleen in de PIN-modus) Met behulp van de knop (WPS) op het bedieningspaneel kunt u op twee manieren een verbinding met een draadloos netwerk tot stand brengen voor uw apparaat. Met de PBC (Push Button Configuration)-methode kunt u uw apparaat verbinding laten maken met een draadloos netwerk door zowel te drukken op de (WPS)-knop op het bedieningspaneel van uw apparaat als op de WPS-knop (of PBC-knop) op een toegangspunt (of draadloze router) met ondersteuning voor Wi-Fi Protected Setup™ (WPS). Bij de PIN (Personal Identification Number)-methode kunt u uw apparaat verbinding laten maken met een draadloos netwerk door de meegeleverde PIN-gegevens in te voeren op een toegangspunt dat (of draadloze router die) WPS (Wi-Fi Protected Setup™) ondersteunt. De fabrieksinstelling voor uw apparaat is de modus PBC. Deze wordt aanbevolen voor een gewone draadloze netwerkomgeving. Druk op (Menu) > Netwerk > Draadloos > OK > WPS-inst. om de WPS-modus te wijzigen via het bedieningspaneel. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 109 Draadloos netwerk instellen Apparaten met een display Verbinding maken in PIN-modus Aansluiten in PBC-modus 1 Druk meer dan twee seconden op de knop configuratiescherm. (WPS) op het 1 Druk meer dan twee seconden op de knop configuratiescherm. 2 De achtcijferige PIN-code verschijnt op het display. U moet binnen twee minuten de achtcijferige PIN-code invoeren op de computer die is aangesloten op het toegangspunt (of de draadloze router). De machine wacht maximaal twee minuten tot u op de knop WPS (of PBC) op het toegangspunt (of de draadloze router) hebt gedrukt. 2 De berichten worden in de onderstaande volgorde op het LCDdisplay weergegeven: Druk op de knop WPS (PBC) op het toegangspunt (of de draadloze router). a Verbinden: het apparaat maakt een verbinding met het draadloos netwerk. De berichten worden in de onderstaande volgorde op het LCDdisplay weergegeven: b Verbonden: Als het apparaat verbonden is met het draadloze netwerk, blijft de WPS-LED branden. a Verbinden: Het apparaat is bezig verbinding te maken met het toegangspunt (of de draadloze router). c Type SSID: Nadat de verbinding met het draadloos netwerk is gemaakt, worden de SSID-gegevens van het toegangspunt weergegeven op het LCD-display. b Verbonden: Als het apparaat verbonden is met het draadloze netwerk, blijft de WPS-LED branden. c AP SSID: nadat er een verbinding is gemaakt met het draadloos netwerk, verschijnt de SSID van het toegangspunt op het display. 3 (WPS) op het 3 Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-romstation en volg de instructies op het scherm om het draadloze netwerk in te stellen. Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-romstation en volg de instructies op het scherm om het draadloze netwerk in te stellen. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 110 Draadloos netwerk instellen Apparaten zonder een display Aansluiten in PBC-modus 1 Verbinding maken in PIN-modus 1 Houd de knop (WPS) op het configuratiescherm ingedrukt totdat de status-LED snel begint te knipperen (na ongeveer 2 - 4 seconden). Het netwerkconfiguratierapport met het PIN-nummer moet worden afgedrukt (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 94). Houd de knop (Annuleren of Stoppen/Wissen) op het bedieningspaneel langer dan vijf seconden ingedrukt. Het apparaat zonder de knop Er wordt verbinding gemaakt met het draadloze netwerk. De LED knippert maximaal twee minuten langzaam tot u op de PBC-knop op een toegangspunt (of draadloze router) drukt. Houd de knop (WPS) seconden ingedrukt. (Annuleren of Stoppen/Wissen): op het bedieningspaneel meer dan tien Het PIN-nummer van uw apparaat wordt weergegeven. 2 Druk op de knop WPS (PBC) op het toegangspunt (of de draadloze router). 2 a Het lampje van de WPS-LED knippert snel. Het apparaat is bezig verbinding te maken met het toegangspunt (of de draadloze router). b Als het apparaat verbonden is met het draadloze netwerk, blijft de WPS-LED branden. 3 Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-romstation en volg de instructies op het scherm om het draadloze netwerk in te stellen. Houd de knop (WPS) op het configuratiescherm ingedrukt totdat de status-LED snel gaat branden (na 4 seconden). Het apparaat maakt verbinding met het toegangspunt (of draadloze router). 3 U moet binnen twee minuten de achtcijferige PIN-code invoeren op de computer die is aangesloten op het toegangspunt (of de draadloze router). De LED knippert maximaal twee minuten langzaam tot u de achtcijferige PIN-code invoert. De WPS-LED begint op de volgende manier te knipperen: a Het lampje van de WPS-LED knippert snel. Het apparaat is bezig verbinding te maken met het toegangspunt (of de draadloze router). b Als het apparaat verbonden is met het draadloze netwerk, blijft de WPS-LED branden. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 111 Draadloos netwerk instellen 4 Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-romstation en volg de instructies op het scherm om het draadloze netwerk in te stellen. Verbinding met een netwerk verbreken U kunt de draadloze netwerkverbinding verbreken door langer dan twee Opnieuw verbinding maken met een netwerk Wanneer de draadloze netwerkfunctie is uitgeschakeld, wordt automatisch opnieuw geprobeerd een verbinding tot stand te brengen met het toegangspunt (of de draadloze router) met behulp van de eerder gebruikte instellingen voor de draadloze verbinding en het adres. seconden op de knop (WPS) op het configuratiescherm te drukken. • Als het Wi-Fi-netwerk zich in de niet-actieve modus bevindt: De verbinding tussen het apparaat en het draadloze netwerk wordt onmiddellijk verbroken en stopt de WPS-LED met branden. • Wanneer het Wi-Fi-netwerk in gebruik is: Zolang het apparaat wacht tot de huidige taak is afgerond, knippert het lampje van de WPS-LED snel. Vervolgens wordt de verbinding met het draadloze netwerk automatisch verbroken en stopt de WPS-LED met branden. In de volgende gevallen wordt automatisch een nieuwe verbinding met het draadloze netwerk tot stand gebracht: 14 • Het apparaat wordt uit- en weer aangezet. • Het toegangspunt (of de draadloze router) wordt uit- en weer ingeschakeld. Annuleren van het maken van een verbinding Gebruik van de Menu-knop Afhankelijk van de opties of het model verschijnen sommige menu's mogelijk niet op het display. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat Als u het verbinden met een draadloos netwerk wilt annuleren terwijl dit proces wordt uitgevoerd, drukt u op de knop (Annuleren of Stoppen/ Wissen) of (Aan/uit/ontwaken) op het bedieningspaneel en laat u deze weer los. Wacht 2 minuten voordat u opnieuw verbinding met het draadloze netwerk probeert te maken. Voor u begint moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloos netwerk kennen, evenals de netwerksleutel als deze is gecodeerd. Deze gegevens zijn ingesteld toen het toegangspunt (of de draadloze router) werd geïnstalleerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent met de draadloze omgeving waarin u werkt. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 112 Draadloos netwerk instellen 15 Instellen met Windows Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, moet u een apparaatstuurprogramma installeren om vanuit een toepassing te kunnen afdrukken (zie "Installeren van een stuurprogramma over het netwerk" op pagina 97). 1 2 3 Druk op de knop Snelkoppeling naar programma Draadloze verbindingen instellen zonder CD: All u het printerstuurprogramma eenmaal heeft geïnstalleerd, heeft u zonder CD toegang tot het programma Draadloze verbindingen instellen. Selecteer in het Startmenu achtereenvolgens Programma’s of Alle programma's > Samsung Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Programma Draadloze verbinding instellen. (Menu) op het bedieningspaneel. Druk op Netwerk > Draadloos > WLAN-instellingen. Druk op OK om de gewenste installatiemethode te selecteren. • • Wizard (aangeraden): In deze modus wordt de installatie automatisch uitgevoerd. Het apparaat geeft een lijst met beschikbare netwerken. Nadat een netwerk is geselecteerd, vraagt de printer naar de bijbehorende beveiligingscode. Aangepast: In deze modus kunnen gebruikers hun eigen SSID handmatig invoeren of wijzigen, of de details van de beveiligingsoptie kiezen. Toegangspunt via USB-kabel (aanbevolen) Wat u nodig hebt • Toegangspunt • Netwerkcomputer • Software-cd die bij het apparaat is geleverd • Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze netwerken • USB-kabel 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 113 Draadloos netwerk instellen Opzetten van de netwerkinfrastructuur 1 2 3 4 5 Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten. 6 Kies de optie in Gebruik van verbeterde functies en deelname aan het verzamelprogramma voor gebruiksinformatie van printer. Klik daarna op Volgende. 7 Selecteer Configureer de draadloze netwerkconnectie met een USB-kabel op het scherm Printerverbindingstype. Klik vervolgens op Volgende. 8 Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan. Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. Klik op Nu installeren. Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst Klik daarna op Volgende. Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten. Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u wilt gebruiken en klik op Volgende. Als het draadloze netwerk al is ingesteld, verschijnt het venster Informatie draadloos netwerk. Selecteer Ik wil de software installeren met de huidige instellingen. (Aanbevolen). Klik daarna op Volgende. Als u de netwerknaam van uw keuze niet kunt vinden of als u de draadloze configuratie handmatig wilt instellen, klikt u op Geavanceerde instelling. • Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de SSID van het toegangspunt (de SSID is hoofdlettergevoelig). • Werkingsmodus: Selecteer Infrastructuur. • Verificatie: selecteer een verificatietype. Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is. Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk. WPA Privé of WPA2 Privé: Selecteer deze optie als u wilt dat de afdrukserver wordt geverifieerd op basis van een vooraf gedeelde WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt (de zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin), die handmatig wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de bijbehorende clients. • Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64, WEP128, TKIP, AES, TKIP AES). • Netwerkwachtwoord: Voer de sleutelwaarde van het netwerkwachtwoord in. • Netwerkwachtwoord bevestigen: Bevestig de sleutelwaarde van het netwerkwachtwoord. • WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de juiste WEP-sleutelindex. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 114 Draadloos netwerk instellen 9 10 Als het toegangspunt is beveiligd, verschijnt het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk. • Met Samsung Easy Printer Manager kunt u Wi-Fi Direct opbouwen (zie "Wi-Fi Direct installeren" op pagina 126). Voer het netwerkwachtwoord van het toegangspunt (of de router) in. • Naam Wi-Fi Direct: De standaard netwerknaam is de modelnaam en is maximaal 22 tekens lang (exclusief "DIRECT-XX-"). Als het venster van de netwerkverbinding verschijnt, verwijdert u de netwerkkabel. Klik daarna op Volgende. De verbinding met de netwerkkabel kan storing veroorzaken bij het zoeken naar draadloze apparaten. Het volgende scherm verschijnt als uw printer Wi-Fi Direct ondersteunt. Klik op Volgende. • Wachtwoordinstelling is de numerieke reeks en tussen de 8 en 64 tekens lang. 11 Als het instellen van het draadloze netwerk is voltooid, verwijder dan de USB-kabel tussen de computer en de printer. Klik op Volgende. 12 13 14 Klik op Volgende als het venster Printers gevonden verschijnt. 15 Als u uw printer wilt registreren op de website van Samsung en nuttige informatie wilt ontvangen, klik dan op Online registratie. Wilt u dit niet, klik dan op Voltooien. Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende. Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de naam van het apparaat wijzigen, het apparaat instellen om in het netwerk te worden gedeeld, het apparaat instellen als standaardapparaat, en de poortnaam van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 115 Draadloos netwerk instellen Ad-hoc via USB-kabel 6 Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog draadloos met uw computer verbinden door een draadloos ad-hocnetwerk in te stellen. Volg hiervoor de volgende eenvoudige stappen. Kies de optie in Gebruik van verbeterde functies en deelname aan het verzamelprogramma voor gebruiksinformatie van printer. Klik daarna op Volgende. 7 Selecteer Configureer de draadloze netwerkconnectie met een USB-kabel op het scherm Printerverbindingstype. Klik vervolgens op Volgende. 8 Er verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het apparaat heeft gevonden. Klik op Geavanceerde instelling. Wat u nodig hebt • Een computer die verbonden is met een netwerk • Software-cd die bij het apparaat is geleverd • Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze netwerken • Voer de naam van het draadloze netwerk in: Voer de SSID in (de SSID is hoofdlettergevoelig). • USB-kabel. • Werkingsmodus: Selecteer Ad-hoc. • Kanaal: selecteer het kanaal. (Auto-inst. of 2.412 tot 2.467 MHz.) Ad-hocnetwerken in Windows instellen 1 2 3 4 5 Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten. Zet de computer en het draadloos-netwerkapparaat aan. • Verificatie: selecteer een verificatietype. Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is. Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk. • Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64 of WEP128). Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. • Netwerkwachtwoord: Voer de sleutelwaarde van het netwerkwachtwoord in. Klik op Nu installeren. • Netwerkwachtwoord bevestigen: Bevestig de sleutelwaarde van het netwerkwachtwoord. Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst Klik daarna op Volgende. • WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de juiste WEP-sleutelindex. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 116 Draadloos netwerk instellen Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt als de beveilging van het ad-hocnetwerk is ingeschakeld. • Voor de methode DHCP Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert u of DHCP wordt vermeld in het venster Bevestiging van instelling van draadloos netwerk. Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-adres automatisch ontvangen (DHCP). Selecteer Open syst. of Ged. sleutel voor de verificatie en klik op Volgende. • WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw draadloze netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64bits of 128-bits WEP-coderingssleutel gecodeerd. 9 • Voor de methode Statisch Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert u of Statisch wordt vermeld in het venster Bevestiging van instelling van draadloos netwerk. Als DHCP wordt vermeld, klikt u op de knop TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere netwerkinstellingen van de printer in te voeren. Voorbeeld: Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn: Er verschijnt een venster met de instellingen van het draadloze netwerk. Controleer de instellingen en klik op Volgende. - IP-adres: 169.254.133.42 - Subnetmasker: 255.255.0.0 Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat: Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de netwerkinstellingen van de computer weten. Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op DHCP, moet de instelling voor het draadloze netwerk ook DHCP zijn. Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op Statisch, moet de instelling voor het draadloze netwerk ook Statisch zijn. Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het draadloze netwerk de instelling Statisch wilt gebruiken, neemt u contact op met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres. - IP-adres: 169.254.133.43 - Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de computer). - Gateway: 169.254.133.1 10 Het venster Instelling van draadloos netwerk voltooid wordt geopend. Klik op Volgende. 11 Als de instellingen van het draadloze netwerk voltooid zijn, koppelt u de USB-kabel tussen de computer en de printer los. Klik op Volgende. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 117 Draadloos netwerk instellen 12 13 14 15 Klik op Volgende als het venster Printers gevonden verschijnt. Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende. Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de naam van het apparaat wijzigen, het apparaat instellen om in het netwerk te worden gedeeld, het apparaat instellen als standaardapparaat, en de poortnaam van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende. Als u uw printer wilt registreren op de website van Samsung en nuttige informatie wilt ontvangen, klik dan op Online registratie. Wilt u dit niet, klik dan op Voltooien. 16 Instellen met Macintosh Wat u nodig hebt • Toegangspunt • Netwerkcomputer • Software-cd die bij het apparaat is geleverd • Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze netwerken • USB-kabel Toegangspunt via USB-kabel (aanbevolen) 1 2 3 4 Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten. Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan. Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het bureaublad van uw Macintosh-computer. 5 6 7 8 Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Installer OS X. 9 Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten. Klik op Ga door. 10 Klik op Ga door. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door. Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de gebruiksrechtovereenkomst. Klik op Instelling van draadloos netwerk in het paneel Gebruikersopties. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 118 Draadloos netwerk instellen 11 Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten. Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u wilt gebruiken en klik op Next. • Netwerkwachtwoord bevestigen: Bevestig de sleutelwaarde van het netwerkwachtwoord. • WEP-sleutelindex:: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de juiste WEP-sleutelindex:. Als het draadloze netwerk al is ingesteld, verschijnt het venster Informatie draadloos netwerk. Selecteer Ik wil de software installeren met de huidige instellingen. (Aanbevolen). Klik daarna op Volgende. Als u de draadloze configuratie handmatig instelt, klikt u op Geavanceerde instelling. • Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de SSID van het toegangspunt (de SSID is hoofdlettergevoelig). Als de beveiliging van het toegangspunt is ingeschakeld, verschijnt het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk. Voer het netwerkwachtwoord van het toegangspunt (of de router) in. 12 Het volgende scherm verschijnt als uw printer Wi-Fi Direct ondersteunt. Klik op Next. • Werkingsmodus: selecteer Infrastruct.. • Verificatie: selecteer een verificatietype. Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is. Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk. WPA Privé of WPA2 Privé: Selecteer deze optie als u wilt dat de afdrukserver wordt geverifieerd op basis van de vooraf gedeelde WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt (de zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin), die handmatig wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de bijbehorende clients. • Codering: selecteer de codering. (Geen, WEP64, WEP128, TKIP, AES, TKIP, AES.) • Netwerkwachtwoord: Voer de sleutelwaarde van het netwerkwachtwoord in. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 119 Draadloos netwerk instellen Wat u nodig hebt • Met Samsung Easy Printer Manager kunt u Wi-Fi Direct opbouwen (zie "Wi-Fi Direct installeren" op pagina 126). • Netwerknaam (SSID): De standaard netwerknaam is de modelnaam en is maximaal 22 tekens lang (exclusief "DIRECT-"). • Wachtwoord netwerk is de numerieke reeks en tussen de 8 en 64 tekens lang. 13 Als de instellingen van het draadloze netwerk voltooid zijn, koppelt u de USB-kabel tussen de computer en de printer los. 14 Het instellen van het draadloze netwerk is voltooid. Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten. Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, moet u een apparaatstuurprogramma installeren om vanuit een toepassing te kunnen afdrukken (zie "Installatie voor de Macintosh" op pagina 88). Ad-hoc via USB-kabel Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog draadloos verbinden met uw computer door een draadloos ad-hocnetwerk in te stellen. Volg hiervoor de volgende eenvoudige stappen. • Een computer die verbonden is met een netwerk • Software-cd die bij het apparaat is geleverd • Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze netwerken • USB-kabel. Een ad-hocnetwerk instellen in Macintosh 1 2 3 4 5 6 7 8 Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten. Zet de computer en het draadloos-netwerkapparaat aan. Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het bureaublad van uw Macintosh-computer. Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Installer OS X. Klik op Ga door. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door. Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de gebruiksrechtovereenkomst. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 120 Draadloos netwerk instellen 9 10 11 Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten. Klik op Ga door. Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt als het ad-hocnetwerk een beveiligingsinstelling heeft. Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en klik op Next. Klik op Instelling van draadloos netwerk in het paneel Gebruikersopties. • WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw draadloze netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64bits of 128-bits WEP-coderingssleutel gecodeerd. Er verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het apparaat heeft gevonden. Klik op Geavanceerde instelling. • Voer de naam van het draadloze netwerk in: Voer de SSID in (de SSID is hoofdlettergevoelig). • Werkingsmodus: Selecteer Ad-hoc. 12 Er verschijnt een venster met de instellingen van het draadloze netwerk. Controleer de instellingen en klik op Next. • Kanaal: Selecteer het kanaal (Auto-inst. of 2412 MHz tot 2467 MHz). • Verificatie: selecteer een verificatietype. Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is. Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk. • Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64 of WEP128). • Netwerkwachtwoord: Voer de sleutelwaarde van het netwerkwachtwoord in. • Netwerkwachtwoord bevestigen: Bevestig de sleutelwaarde van het netwerkwachtwoord. • WEP-sleutelindex:: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de juiste WEP-sleutelindex:. Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de netwerkinstellingen van de computer weten. Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op DHCP, moet de instelling voor het draadloze netwerk ook DHCP zijn. Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op Statisch, moet de instelling voor het draadloze netwerk ook Statisch zijn. Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het draadloos netwerk de instelling Statisch wilt gebruiken, neemt u contact op met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres. • Voor de methode DHCP Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert u of DHCP wordt vermeld in het venster Bevestiging van instelling van draadloos netwerk. Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-adres automatisch ontvangen (DHCP). 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 121 Draadloos netwerk instellen • Voor de methode Statisch Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert u of Statisch wordt vermeld in het venster Bevestiging van instelling van draadloos netwerk. Als DHCP wordt vermeld, klikt u op de knop TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere netwerkinstellingen van de printer in te voeren. Voorbeeld: Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn: - IP-adres: 169.254.133.42 Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, moet u een apparaatstuurprogramma installeren om vanuit een toepassing te kunnen afdrukken (zie "Installatie voor de Macintosh" op pagina 88). 17 Een netwerkkabel gebruiken - Subnetmasker: 255.255.0.0 Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat: - IP-adres: 169.254.133.43 - Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de computer). - Gateway: 169.254.133.1 13 Als het venster verschijnt dat aangeeft dat de verbinding met de netwerkkabel is bevestigd, verwijder dan de netwerkkabel en klik op Next. Als de netwerkkabel is verbonden, kan de computer de printer mogelijk moeilijk vinden tijdens het configureren van het draadloze netwerk. 14 Er wordt verbinding met het draadloze netwerk gemaakt volgens de netwerkconfiguratie. 15 Het instellen van het draadloze netwerk is voltooid. Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten. Wanneer apparaten de netwerkinterface niet ondersteunen, kunt u deze functie niet gebruiken (zie "Achterkant" op pagina 18). Uw apparaat is netwerkcompatibel. Om uw apparaat netwerkcompatibel te maken, moet u enkele configuratieprocedures doorlopen. • Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, moet u een apparaatstuurprogramma installeren om vanuit een toepassing te kunnen afdrukken (zie "Installeren van een stuurprogramma over het netwerk" op pagina 97). • Neem contact op met uw netwerkbeheerder of de persoon die uw draadloos netwerk heeft ingesteld voor informatie over uw netwerkconfiguratie. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 122 Draadloos netwerk instellen Wat u nodig hebt • Toegangspunt • Netwerkcomputer • Software-cd die bij het apparaat is geleverd • Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze netwerken • Netwerkkabel Het draadloze netwerk van het apparaat configureren Voordat u begint, moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloze netwerk en de netwerksleutel (als deze is gecodeerd) weten. Deze gegevens zijn ingesteld toen het toegangspunt (of de draadloze router) werd geïnstalleerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent met de draadloze omgeving waarin u werkt. Om parameters van het draadloos netwerk te configureren, kunt u SyncThru™ Web Service gebruiken. Een netwerkconfiguratierapport afdrukken SyncThru™ Web Service gebruiken U kunt bepalen welke netwerkinstellingen voor uw apparaat worden gebruikt door een netwerkconfiguratierapport af te drukken. zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 94. IP-adres instellen via het programma SetIP (Windows) Dit programma wordt gebruikt om het IP-adres van uw apparaat handmatig in te stellen met behulp van het MAC-adres, om te communiceren met het apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de netwerkinterface dat u terugvindt in het netwerkconfiguratierapport terugvindt. Controleer de status van de kabelverbinding voor u begint met de configuratie van de parameters voor het draadloze netwerk. 1 Controleer of de netwerkkabel op de printer is aangesloten. Als dat niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het apparaat aansluiten. 2 Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in. Voorbeeld: zie "Het IP-adres instellen" op pagina 94. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 123 Draadloos netwerk instellen 3 Klik op Login in de rechterbovbenhoek van de SyncThru™ Web Service-website. 4 Als u zich voor het eerst aanmeldt bij SyncThru™ Web Service, moet u zich als beheerder aanmelden. Geef de standaard-ID en het standaardwachtwoord op die hieronder worden weergegeven. We raden u om veiligheidsredenen aan het standaardwachtwoord te wijzigen. • ID: admin • Password: sec00000 5 Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op Network Settings. 6 Klik op Wireless > Wizard. • • SSID: SSID (Service Set Identifier) is een naam die een draadloos netwerk aanduidt. Toegangspunten en draadloze apparaten die een verbinding proberen te maken met een bepaald draadloos netwerk, moeten dezelfde SSID gebruiken. De SSID is hoofdlettergevoelig. Ad-hoc: In deze modus kunnen draadloze apparaten rechtstreeks met elkaar communiceren in een peer-to-peeromgeving. - Infrastructure: in deze modus kunnen draadloze apparaten via een toegangspunt met elkaar te communiceren. Klik op Next. Als het venster met beveiligingsinstellingen voor draadloze netwerken verschijnt, voert u het geregistreerde wachtwoord (netwerkwachtwoord) in en klikt u op Next. De Wizard zal u door de configuratie van het draadloos netwerk loodsen. Als u het draadloos netwerk echter rechtstreeks wilt instellen, selecteert u Custom. Selecteer de Network Name(SSID) in de lijst. - Als de Operation Mode van uw netwerk ingesteld is op Infrastructure selecteert u de SSID van het toegangspunt. Als Operation Mode ingesteld is op Ad-hoc selecteert u de SSID van het apparaat. Houd er rekening mee dat "portthru" de standaard SSID van uw apparaat is. 8 7 Operation Mode: Operation Mode verwijst naar het type draadloze verbinding (zie "Naam van draadloos netwerk en netwerkwachtwoord" op pagina 107). 9 Het bevestigingsvenster verschijnt. Controleer de instellingen van het draadloze netwerk. Als de instellingen juist zijn, klikt u op Apply. Ontkoppel de netwerkkabel (standaard of netwerk). Als het goed is, communiceert uw apparaat nu draadloos met het netwerk. In de adhocmodus kunt u tegelijkertijd een draadloos LAN en een bekabeld LAN gebruiken. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 124 Draadloos netwerk instellen 10 Plaats de meegeleverde software-cd in het cd-romstation en volg de instructies op het scherm om het draadloze netwerk in te stellen. 4 18 Het Wi-Fi-netwerk in- of uitschakelen Als uw apparaat een LCD-display heeft, kunt u Wi-Fi ook in-/ uitschakelen via het menu Network op het bedieningspaneel van het apparaat. 1 2 Controleer of de netwerkkabel op het apparaat is aangesloten. Als dat niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het apparaat aansluiten. Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in. Voorbeeld: 3 Klik op Login in de rechterbovbenhoek van de SyncThru™ Web Service-website. Als u zich voor het eerst aanmeldt bij SyncThru™ Web Service, moet u zich als beheerder aanmelden. Geef de standaard-ID en het standaardwachtwoord op die hieronder worden weergegeven. We raden u om veiligheidsredenen aan het standaardwachtwoord te wijzigen. • ID: admin • Password: sec00000 5 Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op Network Settings. 6 Klik op Wireless > Custom. U kunt het Wi-Fi-netwerk ook in- of uitschakelen. 19 Wi-Fi Direct voor mobiel printen instellen Wi-Fi Direct is een gemakkelijk te installeren, peer-topeerverbindingsmethode tussen de gecertificeerde Wi-Fi Direct-printer en een mobiel apparaat, dat voorziet in een veilige verbinding en betere doorvoer dan de ad-hocmodus. Met Wi-Fi Direct kunt u uw printer tegelijkertijd met een Wi-Fi Direct-netwerk en een toegangspunt verbinden. Daarnaast kunt u tegelijkertijd gebruik maken van een bekabeld netwerk en een Wi-Fi Direct-netwerk, zodat meerdere gebruikers documenten kunnen openen en afdrukken via Wi-Fi Direct en het bekabelde netwerk. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 125 Draadloos netwerk instellen • • U kunt uw mobiele apparaat niet verbinden met het internet via WiFi Direct op uw printer. • De lijst met ondersteunde protocollen kan verschillen per model. WiFi Direct-netwerken ondersteunen niet IPv6-, netwerkfilterings-, IPSec-, WINS- en SLP-diensten. Selecteer in het menu Start Programma’s of Alle programma's > Samsung Printers > Samsung Easy Printer Manager > Apparaatinstellingen > Netwerk. - Wi-Fi Direct Aan/Uit: Kies Aan om in te schakelen. - Apparaatnaam: Voer de naam van de printer in om uw printer te kunnen zoeken op een draadloos netwerk. De standaardnaam van uw apparaat is de modelnaam. - IP-adres: Voer het IP-adres van de printer in. Dit IP-adres wordt gebruikt op uw lokale netwerk en niet voor het bekabelde of draadloze netwerk. Wij raden u aan om het standaard lokale IPadres te gebruiken (het standaard lokaal IP-adres van de printer voor Wi-Fi Direct is 192.168.3.1) - Groepsgebruiker: Schakel deze optie in om de printer toe te wijzen aan de Wi-Fi Direct-groepsgebruiker. De Groepsgebruiker functioneert op dezelfde manier als het draadloze toegangspunt. Wij raden u aan deze optie in te schakelen. - Netwerkwachtwoord: Wanneer uw printer een Groepsgebruiker is, heeft u een Netwerkwachtwoord nodig om andere mobiele apparaten te verbinden met uw printer. U kunt het netwerkwachtwoord zelf instellen, of u kunt het netwerkwachtwoord dat standaard gegenereerd wordt, laten onthouden. • Er kunnen maximaal 3 apparaten via Wi-Fi Direct worden aangesloten. Wi-Fi Direct installeren U kunt de Wi-Fi Direct-optie inschakelen volgens een van de volgende methoden. Via een computer die verbonden is met een USB-kabel (aanbevolen) Wanneer de installatie van het stuurprogramma compleet is, kan de Samsung Easy Printer Manager gebruikt worden om de Wi-Fi Direct-modus in te stellen en te configureren. Samsung Easy Printer Manager is alleen beschikbaar voor gebruikers van Windows en Mac OS. Vanaf het apparaat (apparaat met een LCD-display) • Kies Netwerk > Draadloos > Wi-Fi Direct op het bedieningspaneel. • Schakel Wi-Fi Direct in. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 126 Draadloos netwerk instellen Vanaf een computer met netwerkverbinding • Wanneer u de printer heeft gevonden waar u verbinding mee wilt leggen vanaf uw mobiele apparaat, selecteert u de printer en gaat het LED-lampje op de printer branden. Wanneer u op de WPS-knop van de printer drukt, wordt er verbinding gemaakt met uw mobiele apparaat. Wanneer uw printer een netwerkkabel of een draadloos toegangspunt gebruikt, kunt u Wi-Fi Direct inschakelen en configureren via SyncThru™ Web Service. • Ga naar SyncThru™ Web Service, kies Settings > Network Settings > Wireless > Wi-Fi Direct. • Schakel Wi-Fi Direct in of uit en stel andere opties in. • Voor Linux OS-gebruikers, • Wanneer uw mobiele apparaat WPS niet ondersteund, moet u de netwerksleutel van een printer invoeren in plaats van te drukken op de WPS-knop. 20 - Druk een IP-netwerkconfiguratierapport af om het afdrukken te controleren (zie"Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 94). - Ga naar SyncThru Web Service, kies Settings > Network Settings > Wireless > Wi-Fi Direct. - Schakel Wi-Fi Direct in of uit. Problemen oplossen Problemen tijdens het instellen of de installatie van het stuurprogramma Printers niet gevonden Het mobiele apparaat instellen • • Raadpleeg de gebruikershandleiding voor het mobiele apparaat na het instellen van Wi-Fi Direct op uw printer om Wi-Fi Direct in te stellen op het mobiele apparaat. Na het inschakelen van Wi-Fi Direct moet u de toepassing voor mobiel afdrukken downloaden (bijvoorbeeld: Samsung Mobile printer) om af te kunnen drukken vanaf uw smartphone. • Mogelijk staat uw printer niet aan. Zet de computer en printer aan. • De USB-kabel tussen de computer en het apparaat is niet aangesloten. Verbind de printer met uw computer door middel van de USB-kabel. • De printer ondersteunt geen draadloze netwerken. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de printer op de software-cd die bij het apparaat is geleverd en zorg dat u beschikt over een draadloze netwerkprinter. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 127 Draadloos netwerk instellen Verbindingsprobleem - SSID niet gevonden Fout bij verbinding met pc • • • De printer kan de door u geselecteerde of ingevoerde netwerknaam (SSID) niet vinden. Controleer de netwerknaam (SSID) op uw toegangspunt en probeer opnieuw verbinding te maken. Uw toegangspunt is uitgeschakeld. Zet het toegangspunt aan. Het geconfigureerde netwerkadres kan geen verbinding maken tussen uw computer en het apparaat. - Voor een DHCP-netwerkomgeving De printer ontvangt automatisch het IP-adres (DHCP) als de toewijzingsmethode voor het IP-adres is ingesteld op DHCP. Verbindingsprobleem - Ongeldige beveiliging • De beveiliging is niet op de juiste manier geconfigureerd. Controleer de beveiliging die op het toegangspunt en de printer is geconfigureerd. Verbindingsprobleem - Algemene verbindingsfout Als de afdruktaak niet werkt in DHCP-modus, wordt het probleem mogelijk veroorzaakt doordat het IP-adres automatisch is gewijzigd. Vergelijk het IP-adres van het product met het IP-adres van de printerpoort. Vergelijken: • Uw computer ontvangt geen signaal van uw apparaat. Controleer de USB-kabel en de stroomtoevoer van de printer. Verbindingsprobleem - Verbonden bedraad netwerk • De printer is verbonden met een netwerkkabel. Koppel de netwerkkabel los van uw apparaat. Verbindingsprobleem - Het IP-adres toewijzen • Schakel het toegangspunt (of de draadloze router) en het apparaat uit en weer in. 1 Druk het netwerkinformatierapport van uw printer af en controleer vervolgens het IP-adres (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 94). 2 Controleer het IP-adres van de printerpoort van uw computer. a Klik op het menu Start van Windows. b Als u Windows XP/Server 2003 gebruikt, selecteert u Printers en faxapparaten. • Als u Windows Server 2008/Vista gebruikt, selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers. • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten en printers. • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers. c Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 128 Draadloos netwerk instellen d In Windows XP/2003/2008/Vista selecteert u Eigenschappen. In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u Eigenschappen van printer in het snelmenu. Als bij het item Eigenschappen van printer het teken ► staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer selecteren. e Klik op het tabblad Poort. f Klik op de knop Poort configureren... g Controleer of Printernaam of IP-adres: gelijk is aan het IP-adres op het netwerkconfiguratieblad. 3 Wijzig het IP-adres van de printerpoort als dat afwijkt van het IPadres in het netwerkinformatierapport. Als u de installatie-cd wilt gebruiken om het IP-adres van de poort te wijzigen, maakt u verbinding met een netwerkprinter. Maak vervolgens opnieuw verbinding met het IP-adres. - Andere problemen Als zich tijdens het gebruik van de printer in een netwerk problemen voordoen, controleert u de volgende punten: Raadpleeg de gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de draadloze router) voor specifieke informatie. • U kunt geen bekabelde en draadloze netwerken tegelijkertijd inschakelen. • Mogelijk is uw computer, het toegangspunt (of de draadloze router) of de printer niet ingeschakeld. • Controleer de draadloze ontvangst van het signaal rond het apparaat. Als de router ver van de printer staat of als er een obstakel in de weg staat, kan dat de ontvangst van het signaal bemoeilijken. • Schakel het toegangspunt (of de draadloze router), de printer en de computer uit en weer aan. Soms kan dat helpen om de communicatie met het netwerk te herstellen. • Controleer of firewallsoftware (V3 of Norton) de communicatie blokkeert. Voor een statische netwerkomgeving De printer gebruikt het statische adres als de toewijzingsmethode voor het IP-adres op de computer is ingesteld op Statisch. Voorbeeld: Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn: ▪ IP-adres: 169.254.133.42 ▪ Subnetmasker: 255.255.0.0 Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat: ▪ IP-adres: 169.254.133.43 ▪ Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de computer). ▪ Gateway: 169.254.133.1 Als de computer en de printer op hetzelfde netwerk zijn aangesloten maar niet kunnen worden gevonden, blokkeert de firewall-software mogelijk de communicatie. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij de firewall-software voor informatie over het uitschakelen van de firewall. Probeer vervolgens nogmaals of de printer kan worden gevonden. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 129 Draadloos netwerk instellen • Controleer of het IP-adres van het apparaat juist is toegewezen. U kunt het IP-adres controleren door het netwerkconfiguratierapport af te drukken. • In de ad-hocmodus onder besturingssystemen zoals Windows Vista is het mogelijk dat u de draadloze verbinding bij elk gebruik van de draadloze printer opnieuw moet instellen. • Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) met een wachtwoord beveiligd is. Als er een wachtwoord is ingesteld, neemt u contact op met de beheerder van het toegangspunt (of de draadloze router). • Bij draadloze netwerkprinters van Samsung kunnen de infrastructuurmodus en de ad-hocmodus niet tegelijkertijd worden gebruikt. • Het apparaat moet zich binnen het bereik van het draadloos netwerk bevinden. • De printer mag niet in de buurt staan van obstakels die het draadloze signaal kunnen blokkeren. • Controleer het IP-adres van de printer. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw en wijzig de instellingen om een verbinding te maken met het apparaat op het netwerk. Bij DHCP is het mogelijk dat het toegewezen IP-adres verandert als het apparaat lange tijd niet wordt gebruikt of als het toegangspunt opnieuw is ingesteld. Registreer het MAC-adres van het product als u de DHCP-server configureert op het toegangspunt (of de draadloze router). Dan kunt u altijd het ingestelde IP-adres gebruiken dat is ingesteld met behulp van het MAC-adres. U kunt het MAC-adres van uw apparaat vinden door een netwerkconfiguratierapport af te drukken (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 94). • • Verwijder grote metalen voorwerpen die zich tussen het toegangspunt (of de draadloze router) en het apparaat bevinden. Controleer of er geen palen, muren of steunpilaren van metaal of beton tussen de printer en het draadloze toegangspunt (of de draadloze router) staan. • De printer mag niet in de buurt staan van andere elektronische apparaten die het draadloze signaal kunnen verstoren. Controleer de draadloze omgeving. Mogelijk kunt u geen verbinding maken met het netwerk in de infrastructuuromgeving waar u gebruikersgegevens moet invoeren voordat u een verbinding hebt gemaakt met een toegangspunt (of draadloze router). • Dit apparaat ondersteunt alleen IEEE 802.11b/g/n en Wi-Fi. Andere draadloze communicatietypes (b.v. Bluetooth) worden niet ondersteund. Telkens als de configuratie van uw toegangspunt (of draadloze router) verandert, moet u het draadloze netwerk van het product opnieuw instellen. • Er kunnen maximaal 3 apparaten via Wi-Fi Direct worden aangesloten. • Als Wi-Fi Direct is ingesteld op AAN, wordt de 802.11 b/g-interface gebruikt voor de verbinding tussen het toegangspunt en het apparaat. Er zijn veel apparaten die het draadloze signaal kunnen verstoren, waaronder magnetrons en bepaalde Bluetooth-apparaten. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 130 Samsung MobilePrint 21 Wat is Samsung MobilePrint? Samsung MobilePrint is een gratis toepassing waarmee gebruikers foto's, documenten en webpagina's direct van hun smartphone of tablet kunnen afdrukken. Samsung MobilePrint is niet alleen compatibel met uw Android-, Windows- en iOS-smartphones maar ook met uw iPod Touch en tablet-pc. Het verbindt uw mobiele apparaat met een printer van Samsung die met het netwerk is verbonden of met een draadloze printer via een WiFi-toegangspunt. U hoeft geen nieuw stuurprogramma te installeren of netwerkinstellingen te configureren: u hoeft alleen de toepassing Samsung MobilePrint te installeren en deze detecteert automatisch compatibele Samsung-printers Behalve het afdrukken van foto's, webpagina's en PDF's kunt u met deze toepassing ook scannen. Hebt u een multifunctionele printer van Samsung, scan dan elk document in JPG-, PDF-, of PNGindeling om het document snel en eenvoudig te bekijken op uw mobiele apparaat. 22 23 Ondersteund mobiel besturingssysteem • Android OS 2.1 of hoger • iOS 4.0 of hoger • Windows Phone 7 of hoger 24 Ondersteunde apparaten • iOS 4.0 of hoger: iPod Touch, iPhone, iPad • Android 2.1 of hoger: Galaxy S, Galaxy S2, Galaxy Tab en Android Mobile Devices • Windows Phone 7 of hoger: Samsung Focus, Omnia7 en OminaW, en mobiele Windows-apparaten Samsung MobilePrint downloaden Voor het downloaden van Samsung MobilePrint gaat u naar de toepassingenwinkel (Samsung Apps, Android Market, App Store, Marketplace) op uw mobiele apparaat, en zoekt u op 'Samsung MobilePrint'. U kunt ook naar iTunes voor Apple-apparaten of Marketplace voor Windows-apparaten op uw computer gaan. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 131 Google Cloud Print Google Cloud Print™ is een service waarmee u met uw mobiele telefoon, tablet en alle andere apparaten met webverbinding een document op een printer kunt afdrukken. U hoeft alleen uw Google-account bij de printer te registreren om de service Google Cloud Print te kunnen gebruiken. U kunt uw document afdrukken of e-mailen vanuit Chrome OS, de Chromebrowser of een Gmail-/Google Docs-toepassing op uw mobiele apparaat. U hoeft het printerstuurprogramma dus niet op uw mobiele apparaat te installeren. Raadpleeg de Google-website (http://support.google.com/ cloudprint) voor meer informatie over Google Cloud Print™. 5 Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web Service-website. 6 Als u zich voor het eerst aanmeldt bij SyncThru™ Web Service, moet u zich als beheerder aanmelden. Typ het onderstaande standaard-ID en het standaard-Password. We raden u om veiligheidsredenen aan het standaardwachtwoord te wijzigen. • ID: admin • Password: sec00000 25 Als uw netwerkomgeving met een proxyserver werkt, moet u het IPadres en het poortnummer van de proxyserver instellen in Settings > Network Settings > Google Cloud Print > Proxy Setting. Neem contact op met uw netwerkprovider of netwerkbeheerder voor meer informatie. Uw Google-account bij de printer registreren • Zorg dat de printer is ingeschakeld en is verbonden met een bekabeld of draadloos netwerk met toegang tot internet. • Maak eerst uw Google-account. 1 2 3 4 Open de Chrome-browser. Ga naar www.google.com. Meld u aan bij de Google-website met uw Gmail™-adres. 7 Wanneer het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op Settings > Network Settings > Google Cloud Print. 8 9 Voer de naam en een beschrijving van uw printer in. Klik op Register. Er wordt een bevestigingspop-up weergegeven. Start Chrome en geef het IP-adres van de printer op in het browservenster. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 132 Google Cloud Print Als u de browser hebt ingesteld op het blokkeren van pop-upvensters, wordt het bevestigingsvenster niet weergegeven. Sta toe dat er popups op de website worden weergegeven. 10 11 Afdrukken vanuit een toepassing op een mobiel apparaat De volgende stappen zijn een voorbeeld van het gebruik van Google Docs op een mobiele telefoon met Android. Klik op Finish printer registration. Klik op Manage your printers. 1 Uw printer is nu geregistreerd bij de service Google Cloud Print. Als u de toepassing niet hebt, downloadt u deze van een appwinkel, bijvoorbeeld Android Market of App Store. In de lijst worden apparaten weergegeven die gereed zijn voor Google Cloud Print. 26 Afdrukken met Google Cloud Print De afdrukprocedure verschilt per toepassing of apparaat. U kunt de lijst bekijken met toepassingen die de service Google Cloud Print ondersteunen. Zorg dat de printer is ingeschakeld en is verbonden met een bekabeld of draadloos netwerk met toegang tot internet. Installeer de toepassing Cloud Print op uw mobiele apparaat. 2 3 4 5 6 7 Open de toepassing Google Docs vanaf uw mobiele apparaat. Tik op de knop Opties van het document dat u wilt afdrukken. Tik op de knop Verzenden . Tik op de knop Cloud Print ( . Stel de gewenste afdrukopties in. Tik op Click here to Print. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 133 Google Cloud Print Afdrukken vanuit de Chrome-browser De volgende stappen zijn een voorbeeld van het gebruik van de Chromebrowser. 1 2 3 Voer Chrome uit. 4 5 6 Klik op Afdrukken. Er verschijnt een nieuw tabblad voor afdrukken. Open het document of de e-mail die u wilt afdrukken. Klik op het moersleutelpictogram ( de browser. ) in de rechterbovenhoek van Selecteer Print with Google Cloud Print. Klik op de knop Afdrukken. 2. Een via een netwerk aangesloten apparaat gebruiken 134 3. Speciale functies In dit hoofdstuk worden speciale afdrukfuncties verklaard. • Aanpassing aan luchtdruk of hoogte 136 • De standaardafdrukinstellingen wijzigen 137 • Uw apparaat instellen als standaardprinter 138 • Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken 139 • Afdrukken in Macintosh 147 • Afdrukken in Linux 149 De procedures in dit hoofdstuk zijn voornamelijk gebaseerd op Windows 7. Aanpassing aan luchtdruk of hoogte De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de atmosferische druk, die wordt bepaald door de hoogte boven zeeniveau waar het apparaat staat. De volgende informatie zal u helpen bij de instelling van uw apparaat voor de beste afdrukkwaliteit. Ga na op welke hoogte u zich bevindt en stel de juiste luchtdruk in. 4,000 m (13,123 ft) 1 3,000 m (9,842 ft) 2 2,000 m (6,561 ft) 3 1,000 m (3,280 ft) 4 0 • 1 2 3 4 Hoog 3 Hoog 2 Hoog 1 Normaal Voor gebruikers van Windows en Macintosh, stel in vanaf Samsung Easy Printer Manager > (Schakel over naar geavanceerde modus) > Apparaatinstellingen. zie "Apparaatinstellingen" op pagina 161. • Als uw apparaat is verbonden met het netwerk, kunt u de hoogte instellen via SyncThru™ Web Service (zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 156). 3. Speciale functies 136 De standaardafdrukinstellingen wijzigen 1 2 3 4 Klik op het menu Start van Windows. Als u Windows XP/Server 2003 gebruikt, selecteert u Printers en faxapparaten. • Als u Windows Server 2008/Vista gebruikt, selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers. • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten en printers. • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers. In Voorkeursinstellingen kunt u de instellingen voor elke afdruktaak wijzigen. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat. In Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista kiest u Voorkeursinstellingen. In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u Voorkeursinstellingen in de contextmenu’s. Als bij het item Voorkeursinstellingen het teken ► staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer selecteren. 5 6 Wijzig de instellingen op elk tabblad. Klik op OK. 3. Speciale functies 137 Uw apparaat instellen als standaardprinter 1 2 3 4 Klik op het menu Start van Windows. Als u Windows XP/Server 2003 gebruikt, selecteert u Printers en faxapparaten. • Als u Windows Server 2008/Vista gebruikt, selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers. • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten en printers. • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers. Selecteer uw apparaat. Klik met uw rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer Als standaard instellen. Als bij het item Als standaard instellen voor Windows 7 of Windows Server 2008 R2 het teken ► staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s selecteren die met de geselecteerde printer verbonden zijn. 3. Speciale functies 138 Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken 1 XPS-printerstuurprogramma: wordt gebruikt om af te drukken in een XPS-bestandsindeling • zie "Functies per model" op pagina 7. • Het XPS-printerstuurprogramma kan alleen geïnstalleerd worden op Windows Vista OS of een recentere versie. • Installeer extra geheugen wanneer een XPS-taak niet wordt afgedrukt omdat de printer onvoldoende geheugen heeft. Afdrukken naar een bestand (PRN) Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een bestand. 1 Kruis het selectievak Naar bestand in het venster Afdrukken aan. 2 3 Klik op Afdrukken. • U kunt het XPS-stuurprogramma installeren wanneer u de softwarecd in het cd-rom-station plaatst. Wanneer het installatievenster wordt weergegeven, selecteert u Aangepaste installatie. U kunt het XPSprinterstuurprogramma selecteren in het venster Functies selecteren. • Voor modellen waarbij het XPS-stuurprogramma beschikbaar is via de website van Samsung, www.samsung.com > zoek uw product > Ondersteuning of Downloads. Voer het doelpad en de bestandsnaam in en klik vervolgens op OK. Bijvoorbeeld c:\Temp\bestandsnaam. Als u enkel de bestandsnaam invoert wordt het bestand automatisch opgeslagen in Mijn documenten, Documents and Settings of Gebruikers. De opslagmap kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of het gebruikte programma. 3. Speciale functies 139 Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken 2 Speciale afdrukfuncties verklaard U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer. Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken, klikt u op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster Afdrukken van de toepassing om de afdrukinstellingen te wijzigen. De apparaatnaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven is afhankelijk van het gebruikte apparaat. • Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. • Selecteer het menu Help, of klik op de knop "Help gebruiken" op pagina 36). Item Meerdere pagina’s per vel uit het venster, of druk op F1 op uw toetsenbord, en klik op de optie waar u meer over wilt weten (zie Omschrijving U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel wilt afdrukken. Als u meer dan één pagina per vel afdrukt worden de pagina’s verkleind en in de door u opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op één vel tot 16 pagina’s afdrukken. 3. Speciale functies 140 Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken Item Poster afdrukken Omschrijving U kunt een document van één enkele pagina op 4 (poster van 2x2), 9 (poster van 3x3) of 16 vellen (poster van 4x4) papier drukken om ze aan elkaar te plakken en er een poster van te maken. Selecteer de waarde Posteroverlap. Geef de Posteroverlap op in millimeters of inches door het keuzerondje bovenaan rechts op het tabblad Basis te selecteren om de vellen gemakkelijker aan elkaar te kunnen plakken. Met deze functie kunt u een document op beide zijden van het papier afdrukken en worden de pagina’s zo gerangschikt dat u het afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken. Boekje afdrukkena 8 9 Als u een boekje wilt maken, moet u afdrukken op afdrukmateriaal van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio of Oficio. De optie Boekje afdrukken is niet beschikbaar voor alle papierformaten. Kies de Formaat-optie onder het tabblad Papier om te kijken welke papierformaten beschikbaar zijn. Als u een onbeschikbaar papierformaat selecteert, wordt deze optie mogelijk automatisch geannuleerd. Selecteer alleen beschikbaar papier (papier waarbij geen of staat). 3. Speciale functies 141 Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken Item • Dubbelzijdig afdrukken a Omschrijving U kunt op beide zijden van een vel papier afdrukken (dubbelzijdig). Voor u afdrukt, moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven. • Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)a • U kunt deze functie gebruiken met papier van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio of Oficio. • Als uw printer geen duplexeenheid heeft, moet u de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer drukt eerst elke andere pagina van het document af. Hierna verschijnt er een bericht op uw computer. • De functie Blanco pagina's overslaan werkt niet als u de dubbelzijdige optie heeft ingeschakeld. • U wordt afgeraden dubbelzijdig af te drukken op speciale afdrukmedia, zoals etiketten, enveloppen of dik papier. Dit kan een papierstoring veroorzaken of het apparaat beschadigen. • Standaardinstelling printer: Als u deze optie selecteert, wordt deze functie bepaald door de instelling die u hebt opgegeven op het bedieningspaneel van de printer. Deze optie is alleen beschikbaar bij gebruik van het PCL/XPS-printerstuurprogramma (zie "Functies per model" op pagina 7). • Geen: Hiermee schakelt u deze functie uit. • Lange zijde: Deze optie is de conventionele lay-out die bij boekbinden wordt gebruikt. • Korte zijde: Deze optie is de conventionele lay-out die voor kalenders wordt gebruikt. • Omgekeerd dubbelzijdig afdrukken: Schakel deze optie in om de afdrukvolgorde om te keren bij het dubbelzijdig afdrukken. Deze optie is niet beschikbaar wanneer u gebruikmaakt van Omgekeerd dubbelzijdig afdrukken (handmatig). 3. Speciale functies 142 Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken Item Omschrijving Papieropties Wijzigt de afmetingen van een document zodat deze kleiner of groter op het vel afgedrukt wordt, door een percentage in te voeren waarmee het document vergroot of verkleind wordt. Watermerk Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand document, U gebruikt het bijvoorbeeld om in grote grijze letters "CONCEPT" of "VERTROUWELIJK" diagonaal op de eerste pagina of op alle pagina’s afdrukken. Watermerk a Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen. b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt geopend. c Voer een tekst in het vak Tekst watermerk in. U kunt maximaal 256 tekens invoeren. De tekst wordt in het voorbeeldvenster weergegeven. (Een watermerk maken) Watermerk (Een watermerk bewerken) a Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen. b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt geopend. c Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt bewerken en wijzig de tekst van het watermerk en de opties. d Klik op Wijzigen als u de wijzigingen wilt opslaan. e Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten. 3. Speciale functies 143 Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken Item Watermerk Omschrijving (Een watermerk verwijderen) a Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen. b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt geopend. c Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt verwijderen en klik op de knop Verwijderen. d Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten. Overlaya Deze optie is beschikbaar wanneer u het PCL/SPL-printerstuurprogramma gebruikt (zie "Software" op pagina 7). Een overlay is tekst en/of een afbeelding die op de harde schijf van de computer is opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die in een willekeurig document kan worden afgedrukt. Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorgedrukte formulieren en papier met een briefhoofd. In plaats van een voorgedrukt briefhoofd kunt u een overlay samenstellen die precies dezelfde informatie bevat. Als u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in het apparaat te plaatsen. U drukt het briefhoofd gewoon als overlay op uw document af. Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe paginaoverlay maken met uw logo of afbeelding. • Het formaat van het overlaydocument moet hetzelfde zijn als dat van de documenten die u met de overlay afdrukt. Maak geen overlay met een watermerk. • De resolutie van het overlaydocument moet dezelfde zijn als die van het document waarop u de overlay wilt afdrukken. 3. Speciale functies 144 Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken Item Overlay (Een nieuwe paginaoverlay maken) Overlay (Een paginaoverlay gebruiken) Omschrijving a Ga naar de Voorkeursinstellingen als u het document als een overlay wilt opslaan. b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst. Het venster Overlay bewerken verschijnt. c Klik in het venster Overlay bewerken op Maken. d Geef in het venster Opslaan als een naam op in het vak Bestandsnaam. Selecteer indien nodig de map waarin u het overlaybestand wilt opslaan. Standaard is dit de map C:\Formover. e Klik op opslaan. De naam verschijnt in Overzicht overlays. f Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten. Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de harde schijf van uw computer. a Klik op het tabblad Geavanceerd. b Selecteer de gewenste overlay in de vervolgkeuzelijst Tekst. c Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de vervolgkeuzelijst Tekst voorkomt, selecteert u Bewerken... in de lijst en klikt u op Laden. Selecteer het overlaybestand dat u wilt gebruiken. Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt opgeslagen, kunt u het bestand ook laden vanuit het venster Openen. Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand verschijnt in het vak Overzicht overlays en kan worden afgedrukt. Selecteer de overlay in de vervolgkeuzelijst Overzicht overlays. d Schakel indien nodig het selectievakje Overlay bevestigen voor afdrukken in. Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt telkens als u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin u gevraagd wordt om te bevestigen of u een overlay op uw document wilt afdrukken. Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een overlay is geselecteerd, wordt de overlay automatisch op uw document afgedrukt. e Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. 3. Speciale functies 145 Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken Item Overlay (Een paginaoverlay verwijderen) Omschrijving a b c d e f Klik in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken op het tabblad Geavanceerd. Selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst. Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay die u wilt verwijderen. Klik op Verwijderen. Als er een venster verschijnt waarin u om bevestiging wordt gevraagd, klikt u op Ja. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten. Paginaoverlays die u niet meer gebruikt, kunt u verwijderen. a. Deze optie is alleen beschikbaar als u het XPS-stuurprogramma gebruikt. 3. Speciale functies 146 Afdrukken in Macintosh 4 Printerinstellingen wijzigen Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund. U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer. 3 Een document afdrukken Als u afdrukt met een Macintosh-computer moet u in elke toepassing die u gebruikt de instellingen van het printerstuurprogramma controleren. Volg de onderstaande stappen om af te drukken vanaf een Macintosh-computer: Open een toepassing en selecteer Druk af in het menu Bestand. De printernaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven is afhankelijk van de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster is afgezien van de naam vergelijkbaar met het onderstaande venster. 5 Afdrukken meerdere pagina's op één blad 1 2 Open het af te drukken document. 3 Selecteer papierformaat, -oriëntatie, -schaal en andere opties, en zorg ervoor dat uw apparaat is geselecteerd. Klik op OK. Open het menu Bestand en klik op Pagina-instelling (Documentinstellingen in enkele toepassingen). 4 5 Open het menu Bestand en klik op Druk af. 6 Klik op Druk af. Kies het aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt afdrukken. U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken. 1 2 Open een toepassing en selecteer Druk af uit het menu Bestand. 3 4 Kies de andere te gebruiken opties. Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Afdrukstand. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Pagina's per vel het aantal pagina’s dat u op één vel papier wilt afdrukken. Klik op Druk af. Het apparaat drukt het gekozen aantal pagina´s op één vel papier af. 3. Speciale functies 147 Afdrukken in Macintosh 6 Als u meer dan 2 kopieën afdrukt, kunnen de eerste en de tweede kopie op hetzelfde vel papier worden afgedrukt. Vermijd op beide zijden van het papier af te drukken als u meer dan 1 kopie afdrukt. Dubbelzijdig afdrukken Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund. 7 Help gebruiken Voordat u dubbelzijdig afdrukt, moet u aangeven langs welke rand u de pagina’s wilt inbinden. De bindopties zijn: • Lange kant binden: dit is de klassieke opmaak die bij het boekbinden wordt gebruikt. • Korte kant binden: deze optie wordt vaak gebruikt voor kalenders. 1 Selecteer Druk af in het menu Bestand van uw Macintoshtoepassing. 2 3 4 5 Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Afdrukstand. Klik op het vraagteken in de linkeronderhoek van het venster en klik op het onderwerp waarover u meer wilt weten. Er verschijnt een pop-upvenster met informatie over de functie van die optie waarover het stuurprogramma beschikt. Selecteer een bindrichting in de optie Dubblezijdig. Kies de andere te gebruiken opties. Als u op Druk af klikt, drukt de printer op beide zijden van het papier af. 3. Speciale functies 148 Afdrukken in Linux Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund. Automatisch/handmatig dubbelzijdig afdrukken kan mogelijk niet beschikbaar zijn, afhankelijk van het model. Als alternatief kunt u het lpr-afdruksysteem of andere programma's gebruiken voor het afdrukken van even en oneven pagina's. 8 Afdrukken vanuit een toepassing Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common UNIX Printing System (CUPS). U kunt vanuit al deze toepassingen met uw printer afdrukken. 1 2 3 4 Open een toepassing en selecteer Print in het menu File. Selecteer rechtstreeks Print via lpr. Selecteer uw model uit de lijst met printers in het venster LPR GUI en klik op Properties. Wijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp van de volgende vier tabbladen die bovenaan in het venster worden weergegeven. • • Text: Stelt de paginamarges en tekstopties, zoals regelafstand en kolommen in. • Graphics: Op dit tabblad kunt u afbeeldingsopties instellen voor het afdrukken van afbeeldingsbestanden, zoals kleuropties en grootte of positie van de afbeelding. • Advanced: Afdrukresolutie, papierbron en bestemming instellen. 5 Klik op Apply om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Properties. 6 7 Klik op OK in het venster LPR GUI om met afdrukken te beginnen. Het venster Printing verschijnt. Hierin kunt u de status van de afdruktaak controleren. Klik op Cancel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren. General: Wijzigt het papierformaat, papiertype en de afdrukstand van de documenten. Hiermee kunt u de functie dubbelzijdig afdrukken inschakelen, start- en eindvaandels toevoegen en het aantal pagina’s per vel wijzigen. 3. Speciale functies 149 Afdrukken in Linux 9 Bestanden afdrukken U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit apparaat door de standaard-CUPS-methode direct vanaf de opdrachtregel toe te passen. Met het CUPS-lpr-hulpgramma kunt u dat doen, maar het programma uit het besturingsbestand vervang het standaard lpr-hulpprogramma door een veel gebruiksvriendelijker LPR GUI-programma. 1 Schakel indien nodig over naar Printers configuration. 2 Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers en klik op Properties. 3 Het venster Printer Properties wordt geopend. Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen: • General: locatie en naam van de printer wijzigen. De naam die u op dit tabblad invoert, wordt weergegeven in de printerlijst in Printers configuration. • Wanneer u enkel lpr typt en op Enter drukt, verschijnt eerst het venster Select file(s) to print. Selecteer de bestanden die u wilt afdrukken en klik op Open. Connection: een andere poort bekijken of selecteren. Als u de poort van het apparaat van USB wijzigt in parallel of omgekeerd terwijl de printer in gebruik is, moet u de poort van het apparaat op dit tabblad opnieuw configureren. • In het venster LPR GUI selecteert u uw apparaat uit de lijst en wijzigt u de eigenschappen van de afdruktaak. Driver: Hiermee kunt u een ander printerstuurprogramma bekijken of selecteren. Klik op Options als u de standaardopties van het apparaat wilt instellen. • Jobs: de lijst met afdruktaken weergeven. Klik op Cancel job om de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het selectievakje Show completed jobs in om een lijst met vorige afdruktaken weer te geven. • Classes: Hier ziet u de klasse waartoe uw apparaat behoort. Klik op Add to Class om uw apparaat toe te voegen aan een bepaalde klasse of klik op Remove from Class als u het apparaat wilt verwijderen uit een geselecteerde klasse. Zo drukt u elk bestand af: 1 2 3 Open Unified Driver Configurator. Typ lpr <bestandsnaam> op de commandoregel van de Linux-shell en druk op Enter. Het venster LPR GUI wordt geopend. Klik op OK om met afdrukken te beginnen. 10 Printereigenschappen configureren In Printer Properties dat u kunt openen in het venster Printers configuration kunt u de verschillende eigenschappen van uw printer wijzigen. 4 Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Printer Properties. 3. Speciale functies 150 4. Nuttige beheerprogramma's Dit hoofdstuk introduceert beheerprogramma’s waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat maximaal kunt benutten. • Easy Capture Manager 152 • Samsung Easy Color Manager 153 • Samsung AnyWeb Print 154 • Easy Eco Driver 155 • SyncThru™ Web Service gebruiken 156 • Samsung Easy Printer Manager gebruiken 159 • Samsung-printerstatus gebruiken 162 • De Linux Unified Driver Configurator gebruiken 164 Easy Capture Manager • Deze functie is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 7). • Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows-besturingssystemen (zie "Software" op pagina 7). Maak een schermafbeelding en start Easy Capture Manager door op de toets Scherm afdrukken te drukken. U kunt nu gemakkelijk uw schermafbeelding onbewerkt of bewerkt afdrukken. 4. Nuttige beheerprogramma's 152 Samsung Easy Color Manager Samsung Easy Color Manager helpt gebruikers om subtiele wijzigingen aan te brengen met behulp van 6 kleurtonen en andere eigenschappen, zoals helderheid, contrast en verzadiging. Wijzigingen van kleurtoon kunnen worden opgeslagen als profiel en worden gebruikt vanaf het stuurprogramma of het apparaat zelf. • Deze functie is mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van model of optionele onderdelen (zie "Software" op pagina 7). • Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows- en Macintosh-besturingssystemen (zie "Software" op pagina 7). Hiermee kunnen gebruikers van kleurenlaserprinters van Samsung kleuren naar wens aanpassen. Download de software van de website van Samsung. Pak de software vervolgens uit en installeer deze op uw computer. (http://www.samsung.com > selecteer uw product > Ondersteuning of Downloads). 4. Nuttige beheerprogramma's 153 Samsung AnyWeb Print Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows- en Macintosh-besturingssystemen. Met dit hulpprogramma kunt u van schermen een schermopname of afdrukvoorbeeld maken en afdrukken, op een veel eenvoudigere manier dan in het gebruikelijke programma. Download de software van de website van Samsung. Pak de software vervolgens uit en installeer deze op uw computer. (http://www.samsung.com > selecteer uw product > Ondersteuning of Downloads). 4. Nuttige beheerprogramma's 154 Easy Eco Driver Met Easy Eco Driver kunt u ecofuncties toepassen om papier en toner te besparen voordat u afdrukt. Als u deze toepassing wilt gebruiken, moet u het selectievakje Easy Eco Driver starten voordat taak wordt afgedrukt in de printereigenschappen inschakelen. Met Easy Eco Driver kunt u ook eenvoudige bewerkingen uitvoeren, zoals het verwijderen van afbeeldingen en tekst, het wijzigen van lettertypen, en meer. U kunt instellingen die u vaak gebruikt, opslaan als voorinstelling. Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows-besturingssystemen. Gebruiken: 1 Open een document dat u wilt afdrukken. 2 Druk het document af. Er verschijnt een voorbeeldvenster. 3 Selecteer de opties die u wilt toepassen op het document. U kunt een voorbeeld van de toegepaste functies bekijken. 4 Klik op Afdrukken. 4. Nuttige beheerprogramma's 155 SyncThru™ Web Service gebruiken • Voor SyncThru™ Web Service is minimaal Internet Explorer 6.0 of hoger vereist. • De uitleg over SyncThru™ Web Service in deze gebruikershandleiding kan afhankelijk zijn van de opties en het model, en komt mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat. • Alleen voor netwerkmodel. 1 Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web Service-website. 2 Als u zich voor het eerst aanmeldt bij SyncThru™ Web Service, moet u zich als beheerder aanmelden. Geef de standaard-ID en het standaardwachtwoord op die hieronder worden weergegeven. We raden u om veiligheidsredenen aan het standaardwachtwoord te wijzigen. • ID: admin • Password: sec00000 1 SyncThru™ Web Service weergeven 2 1 Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. SyncThru™ Web Service overzicht Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar. 2 De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend. Aanmelden bij SyncThru™ Web Service Afhankelijk van uw model zullen sommige menu's mogelijk niet verschijnen. Voor u de opties in SyncThru™ Web Service kunt instellen, moet u zich aanmelden als beheerder. U kunt SyncThru™ Web Service nog altijd gebruiken zonder u aan te melden, maar u zult geen toegang hebben tot het tabblad Settings en het tabblad Security. 4. Nuttige beheerprogramma's 156 SyncThru™ Web Service gebruiken Het tabblad Information Het tabblad Security Op dit tabblad wordt algemene informatie over het apparaat weergegeven. U kunt diverse gegevens controleren, waaronder de resterende hoeveelheid toner. U kunt ook rapporten afdrukken, zoals een foutenrapport. Op dit tabblad kunt u de beveiligingsgegevens van uw systeem en van het netwerk instellen. U moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad weer te geven. • Active Alerts: Toont de waarschuwingen die in het apparaat zijn gegenereerd en hun ernst. • System Security: Stelt de gegevens van de systeembeheerder in en schakelt tevens de apparaatfuncties in- of uit. • Network Security: Hiermee kunt u instellen opgeven voor IPv4-/IPv6filtering. • Supplies: Toont hoeveel pagina´s zijn afgedrukt en hoeveel toner er nog in de cassette zit. • Usage Counters: Toont het tellers van het aantal vellen per type afdruk: enkelzijdig en dubbelzijdig. Het tabblad Maintenance • Current Settings: Toont informatie of het apparaat en het netwerk. • Print information: Drukt rapporten af zoals systeemgerelateerde rapporten en lettertyperapporten. Op dit tabblad kunt u uw apparaat onderhouden door de firmware te upgraden en contactgegevens voor het versturen van e-mails in te stellen. U kunt ook verbinding maken met de website van Samsung of stuurprogramma's downloaden door het menu Link te selecteren. Het tabblad Settings Op dit tabblad kunt u de configuratie van uw apparaat en netwerk instellen. U moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad weer te geven. • Het tabblad Machine Settings: Stelt de door uw machine geleverde opties in. • Het tabblad Network Settings: Toont opties voor de netwerkomgeving. Stelt opties in zoals TCP/IP en netwerkprotocollen. • Firmware Upgrade: Bijwerken van de firmware van uw apparaat. • Contact Information: Contactgegevens tonen. • Link: Toont koppelingen naar nuttige sites waar u informatie kunt downloaden of lezen. 4. Nuttige beheerprogramma's 157 SyncThru™ Web Service gebruiken 3 Informatie over de systeembeheerder instellen Deze instelling is nodig om gebruik te kunnen maken van de optie emailmelding. 1 Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar. 2 3 De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend. 4 Voer de naam, het telefoonnummer, locatie en e-mailadres van de beheerder in. 5 Klik op Apply. Selecteer op het tabblad Security System Security > System Administrator. 4. Nuttige beheerprogramma's 158 Samsung Easy Printer Manager gebruiken Samsung Easy Printer Manager is een programma waarbinnen alle printerinstellingen van Samsung op een enkele plaats samengebracht zijn. Samsung Easy Printer Manager combineert printerinstellingen met omgevingsfactoren, instellingen/taakopties en startopties. Met al deze functies heeft overzichtelijk toegang tot alle functies van uw Samsungprinter. Samsung Easy Printer Manager biedt twee verschillende interfaces waaruit de gebruiker kan kiezen: een basisinterface en een interface voor gevorderde gebruikers. Overschakelen tussen de twee interfaces is eenvoudig: klik op de knop Open de map Programma's > de map Samsung > Samsung Easy Printer Manager. De Samsung Easy Printer Manager-interface bestaat uit verschillende kaders die in de onderstaande tabel worden beschreven: De schermafbeelding kan verschillen, afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt. . • Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows- of Macintoshbesturingssystemen. • Voor Samsung Easy Printer Manager met Windows is minimaal Internet Explorer 6.0 of hoger vereist. 4 Informatie over Samsung Easy Printer Manager Openen van het programma: Voor Windows: Kies Start > Programma’s of Alle programma's > Samsung Printers > Samsung Easy Printer Manager > Samsung Easy Printer Manager. 1 Voor Macintosh: Printerlijst In de printerlijst worden pictogrammen weergegeven van de printers die op uw computer zijn geïnstalleerd. 4. Nuttige beheerprogramma's 159 Samsung Easy Printer Manager gebruiken In dit kader staat algemene informatie over uw apparaat. U kunt deze informatie controleren, zoals de naam van het printermodel, het IP-adres (of poortnummer) en de printerstatus. 2 Printerinformatie 4 Snelkoppelingen Knop Handleiding: Deze knop verandert in Probleemoplossingsgids als er een fout optreedt. U kunt direct naar het desbetreffende deel in de gebruikershandleiding gaan. Bevat koppelingen voor overschakeling naar geavanceerde instellingen (wisselen van gebruikersinterface), vernieuwen, voorkeursinstellingen, hulp en informatie over het programma. 3 Toont Snelkoppelingen naar printerspecifieke functies. Dit gedeelte bevat ook koppelingen naar toepassingen in de geavanceerde instellingen. Programmainformatie Klik op om van de standaardgebruikersinterface over te schakelen op de geavanceerde gebruikersinterface. Als u met het apparaat verbinding maakt met een netwerk, wordt het pictogram SyncThru™ Web Service geactiveerd. 5 Inhoud Toont informatie over de geselecteerde printer, het niveau van de toner en het papier. De informatie wijzigt naargelang de gekozen printer. Niet alle apparaten beschikken over deze functie. 6 Benod. bestellen Klik op de knop Bestellen in het deelvenster om verbruiksartikelen te bestellen. U kunt online reservetonercassette(s) bestellen. Klik achtereenvolgens op de knop Help ( en de optie waarover u meer wilt weten. ) rechtsboven in het venster 4. Nuttige beheerprogramma's 160 Samsung Easy Printer Manager gebruiken 5 Overzicht interface instellingen voor gevorderde gebruikers De interface voor gevorderde gebruikers is bedoeld voor de beheerder van het netwerk en de printers. Taakaccountbeheer Levert een overzicht van informatie over de verdeling van afdruktaken per specifieke gebruiker. Deze verdeling kan aangemaakt en toegepast worden op op apparaten via taakaccountancysoftware zoals SyncThru™ of de CounThru™ administratiesoftware. Apparaatinstellingen U kunt verschillende apparaatinstellingen zoals papier, indeling, emulatie, netwerk en afdrukinformatie instellen. Waarschuwingsinstellingen (alleen voor Windows) Dit menu bevat instellingen gerelateerd aan de waarschuwingen over fouten en storingen. • Printerwaarschuwing: Levert instellingen met betrekking tot wanneer waarschuwingen ontvangen worden. • E-mailwaarschuwing: Levert opties met betrekking tot het ontvangen van waarschuwingen via e-mail. • Overzicht van waarschuwingen: Levert een geschiedenis met betrekking tot waarschuwingen gerelateerd aan het apparaat en de toner. 4. Nuttige beheerprogramma's 161 Samsung-printerstatus gebruiken Samsung-printerstatus is een programma dat de status van de printer controleert en u daarvan op de hoogte houdt. • Beschikbaar voor Windows-gebruikers. • Het venster Samsung-printerstatus en de inhoud die in deze gebruikershandleiding worden getoond, kunnen verschillen afhankelijk van de gebruikte printer of het gebruikte besturingssysteem. • Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met uw apparaat (zie "Systeemvereisten" op pagina 68). 6 Overzicht Samsung-printerstatus Als er een fout optreedt tijdens het gebruik van het apparaat, kunt u de fout controleren in Samsung-printerstatus. Samsung-printerstatus wordt automatisch geïnstalleerd wanneer u de apparaatsoftware installeert. U kunt Samsung-printerstatus ook handmatig opstarten. Ga naar Voorkeursinstellingen, klik op het tabblad Basis > de knop Printerstatus. Deze pictogrammen verschijnen op de Windows-taakbalk: Pictogram betekent Omschrijving Normaal Het apparaat staat klaar voor gebruik en er zijn geen fouten of waarschuwingen. Waarschuwing Het apparaat is in een toestand waarin er in de toekomst een fout kan optreden. Dit is bijvoorbeeld als het niveau van de toner laag is, wat kan leiden tot de tonerleegstatus. Fout Er is minstens één fout in het apparaat. 4. Nuttige beheerprogramma's 162 Samsung-printerstatus gebruiken 1 Tonerniveau Hier wordt het resterende tonerniveau in de cassette(s) weergegeven. Het apparaat en het aantal tonercassette(s) in het bovenstaande venster kunnen verschillen afhankelijk van de gebruikte printer. Niet alle apparaten beschikken over deze functie. 2 Optie U kunt instellingen in verband met de waarschuwing voor de printertaak instellen. 3 Benod. bestellen U kunt online reservetonercassette(s) bestellen. 4 Problemen oplossen U kunt direct naar het deel met de probleemoplossing gaan in de gebruikershandleiding. 5 Sluiten Sluit het venster. 4. Nuttige beheerprogramma's 163 De Linux Unified Driver Configurator gebruiken Unified Linux Driver Configurator is een hulpprogramma dat hoofdzakelijk bestemd is voor de configuratie van apparaten. U moet Unified Linux Driver installeren om Unified Driver Configurator te kunnen gebruiken (zie "Installatie voor Linux" op pagina 90). Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem wordt automatisch het pictogram voor Unified Driver Configurator op uw bureaublad geplaatst. 7 Unified Driver Configurator openen 1 1 Printer Configuration 2 Port Configuration Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad. U kunt ook op pictogram van het menu Startup klikken en Samsung Unified Driver > Unified Driver Configurator selecteren. 2 Klik op de knoppen links om het overeenkomstige configuratievenster te openen. Klik op Help voor schermhulp. 3 Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit om Unified Driver Configurator te sluiten. 4. Nuttige beheerprogramma's 164 De Linux Unified Driver Configurator gebruiken 8 3 Printers configuration Printers configuration bevat twee tabbladen: Printers en Classes. Het tabblad Printers Klik op het pictogram van het apparaat links in het venster Unified Driver Configurator om de printerconfiguratie van het huidige systeem weer te geven. 1 Schakelt naar Printers configuration. 2 Hier worden alle geïnstalleerde apparaten weergegeven. Hiermee worden de status, modelnaam en URI van uw apparaat weergegeven. De bedieningsknoppen van de printer zijn: • Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare apparaten. • Add Printer: hiermee voegt u een nieuw apparaat toe. • Remove Printer: hiermee verwijdert u het geselecteerde apparaat. • Set as Default: hiermee stelt u het geselecteerde apparaat in als standaardapparaat. • Stop/Start: hiermee kunt u het apparaat stoppen/starten. • Test: hiermee kunt u een testpagina afdrukken om te controleren of de printer goed werkt. • Properties: Hiermee kunt u de eigenschappen van de printer weergeven en wijzigen. 4. Nuttige beheerprogramma's 165 De Linux Unified Driver Configurator gebruiken Het tabblad Classes 9 Ports configuration Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare apparaatklassen weergegeven. In dit venster kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven, de status van elke poort controleren en een poort vrijgeven die bezet wordt door een afgebroken taak. 1 2 1 2 3 1 Hiermee geeft u alle apparaatklassen weer. 2 Hiermee geeft u de status van de klasse en het aantal apparaten in de klasse aan. • Refresh: vernieuwt de lijst met klassen. • Add Class: hiermee kunt u een nieuwe apparaatklasse toevoegen. • Remove Class: hiermee verwijdert u de geselecteerde apparaatklasse. 1 Schakelt naar Ports configuration. 2 Alle beschikbare poorten. 3 Hiermee geeft u het poorttype, het op de poort aangesloten apparaat en de status weer. • Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare poorten. • Release port: hiermee kunt u de geselecteerde poort vrijgeven. 4. Nuttige beheerprogramma's 166 5. Problemen oplossen In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt. • Problemen met papierinvoer 168 • Problemen met de voeding en het netsnoer 169 • Afdrukproblemen 170 • Problemen met de afdrukkwaliteit 174 • Problemen met het besturingssysteem 182 Problemen met papierinvoer Toestand Voorgestelde oplossing Het papier loopt vast tijdens het afdrukken. Verwijder het vastgelopen papier. Papier kleeft aan elkaar. • Controleer de maximale papiercapaciteit van de lade. • Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt. • Haal het papier uit de lade en buig het of waaier het uit. • In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven kleven. Invoerprobleem met een aantal vellen tegelijk. Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier van hetzelfde soort en hetzelfde formaat en gewicht. Afdrukpapier wordt niet ingevoerd. • Verwijder vastgelopen papier in het apparaat. • Het papier werd niet goed in de lade gelegd. Verwijder het papier en plaats het op de juiste manier in de lade. • Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. • Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de specificaties van het apparaat. Het papier blijft vastlopen. • Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Als u op speciaal materiaal wilt afdrukken, moet u deze handmatig invoeren in de lade. • U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de specificaties van het apparaat. • Misschien zitten er materiaalresten in het apparaat. Open de voorklep en verwijder de resten. 5. Problemen oplossen 168 Problemen met de voeding en het netsnoer Toestand Het apparaat krijgt geen stroom, of de verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is niet goed aangesloten. Voorgestelde oplossing • Sluit de machine eerst aan op het stopcontact en druk op de knop (Aan/uit/ontwaken) op het bedieningspaneel. • Maak de kabel van het apparaat los en sluit deze opnieuw aan. 5. Problemen oplossen 169 Afdrukproblemen Toestand Het apparaat drukt niet af. Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing Het apparaat krijgt geen stroom. Controleer of het netsnoer is aangesloten. Controleer de aan/uit-schakelaar en het stopcontact. Het apparaat is niet als standaardprinter geselecteerd. Selecteer uw printer als standaardprinter in Windows. Controleer het volgende: • De bovenklep is niet gesloten. Sluit de bovenklep. • Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 57). • De papierlade is leeg. Plaats papier (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 27). • Er is geen tonercassette geplaatst. Vervang de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 46). • Zorg dat het beschermingsmateriaal is verwijderd van de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 46). Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als er een systeemfout optreedt. De verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is niet goed aangesloten. Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan (zie "Achterkant" op pagina 18). De verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is mogelijk defect. Sluit de kabel indien mogelijk aan op een andere computer die naar behoren werkt en druk een document af. U kunt ook proberen om een andere kabel voor uw apparaat te gebruiken. De poortinstelling is niet juist. Controleer de printerinstellingen in Windows om vast te stellen of de afdruktaak naar de juiste poort wordt gestuurd. Als uw computer meerdere poorten heeft, controleert u of het apparaat op de juiste poort is aangesloten. Het apparaat is mogelijk niet goed geconfigureerd. Controleer de Voorkeursinstellingen om na te gaan of alle afdrukinstellingen correct zijn. 5. Problemen oplossen 170 Afdrukproblemen Toestand Het apparaat drukt niet af. Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing Mogelijk is het printerstuurprogramma niet goed geïnstalleerd. Deïnstalleer het stuurprogramma van uw printer en installeer het programma opnieuw. Het apparaat werkt niet goed. Kijk of het display van het bedieningspaneel een systeemfout aangeeft. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Het document is zo groot dat er niet voldoende ruimte op de harde schijf van de computer is om toegang te krijgen tot de afdruktaak. Maak extra ruimte op de harde schijf vrij en druk het document opnieuw af. De uitvoerlade is vol. Wanneer het papier uit de uitvoerlade is verwijderd, gaat het apparaat door met afdrukken. Het apparaat haalt papier uit de verkeerde invoer. De papieroptie die in Voorkeursinstellingen is geselecteerd is mogelijk onjuist. In veel softwaretoepassingen kunt u de papierbron instellen op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34). Selecteer de juiste papierbron. Raadpleeg Help bij het printerstuurprogramma (zie "Help gebruiken" op pagina 36). Een afdruktaak wordt uiterst langzaam afgedrukt. Mogelijk is de afdruktaak zeer complex. Maak de pagina minder complex of wijzig de instellingen voor de afdrukkwaliteit. De helft van de pagina is blanco. Mogelijk is de afdrukstand verkeerd ingesteld. Wijzig de afdrukstand in het desbetreffende programma (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34). Raadpleeg Help bij het printerstuurprogramma (zie "Help gebruiken" op pagina 36). Het ingestelde papierformaat stemt niet overeen met het formaat van het papier in de lade. Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het printerstuurprogramma overeenstemt met het papier in de papierlade. Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het printerstuurprogramma overeenstemt met het papier dat is geselecteerd in het programma dat u gebruikt (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34). 5. Problemen oplossen 171 Afdrukproblemen Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing Het apparaat drukt wel af, maar de tekst is niet correct, vervormd of niet volledig. De kabel van het apparaat zit los of is defect. Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan. Druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Sluit de kabel en het apparaat indien mogelijk aan op een andere computer en druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Als dit alles niet helpt, probeert u een nieuwe printerkabel. Het verkeerde printControleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.erstuurprogramma is geselecteerd. Controleer in het afdrukmenu van de toepassing of u de juiste printer hebt geselecteerd. De softwaretoepassing werkt niet naar behoren. Probeer een document af te drukken vanuit een andere toepassing. Het besturingssysteem werkt niet naar behoren. Sluit Windows af en start de computer opnieuw op. Schakel het apparaat uit en weer in. De tonercassette is leeg of beschadigd. Herverdeel indien nodig het tonerpoeder. Vervang indien nodig de tonercassette. Er worden blanco pagina’s afgedrukt. • Zie "Toner herverdelen" op pagina 44. • Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 46. Mogelijk bevat het bestand blanco pagina’s. Controleer of het bestand blanco pagina’s bevat. Mogelijk is een onderdeel van het apparaat defect (bijvoorbeeld de controller of het moederbord). Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. 5. Problemen oplossen 172 Afdrukproblemen Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing Het apparaat drukt het PDF-bestand niet juist af. Sommige delen van afbeeldingen, tekst of illustraties ontbreken. Incompatibiliteit tussen het PDF-bestand en de Acrobat-producten. Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een afbeelding. Schakel Afdrukken als afbeelding uit de afdrukopties van Acrobat in. De afdrukkwaliteit van foto’s is niet goed. De afbeeldingen zijn niet duidelijk. De resolutie van de foto is zeer laag. Verklein de afmetingen van de foto. Als u de afmetingen van de foto in het programma vergroot, wordt de resolutie verlaagd. Er komt voor het afdrukken ter hoogte van de uitvoerlade stoom uit het apparaat. Het gebruik van geperforeerd papier kan damp veroorzaken tijdens het afdrukken. Dit is geen probleem. Ga gewoon door met afdrukken. Het apparaat drukt geen speciaal papier zoals rekeningpapier af. Het papierformaat en de papierformaatinstelling komen niet overeen. Stel het juist papierformaat in bij Aangepast op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34). Het afgedrukte papier krult op. De instelling voor de papiersoort klopt niet. Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen, klik op het tabblad Papier en stel de papiersoort in op Dik papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34). Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag. 5. Problemen oplossen 173 Problemen met de afdrukkwaliteit Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan leiden tot een verminderde afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel om het probleem te verhelpen. Toestand Lichte of vage afdrukken Voorgestelde oplossing • Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de afdruk ziet, is de toner bijna op. Plaats een nieuwe tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 46). • Als u nog steeds een verticale witte strook of vaag gedeelte op de pagina ziet zelfs als het apparaat nog voldoende toner heeft, opent en sluit u de voorklep 3 tot 4 keer achtereenvolgens (zie "Apparaatoverzicht" op pagina 16). • Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn. • Als de hele pagina te licht is, is de afdrukresolutie te laag ingesteld of is de tonerbespaarstand ingeschakeld. Wijzig de afdrukresolutie en schakel de energiebesparende modus uit. Raadpleeg de Help bij het printerstuurprogramma. • Een combinatie van vage plekken en vegen kan erop wijzen dat de tonercassette moet worden gereinigd. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 52). • Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 52). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice. De bovenste helft van het papier is lichter bedrukt dan de rest van het papier. De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype. • Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen, klik op het tabblad Papier en stel het papiertype in op Kringlooppapier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34). 5. Problemen oplossen 174 Problemen met de afdrukkwaliteit Toestand Tonervlekken Voorgestelde oplossing • Mogelijk voldoet het papier niet aan de specificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn. • Mogelijk is de transportrol vuil. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 52). A aB bC c A aB bC c A aB bC c A aB bC c A aB bC c Onregelmatigheden • Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 52). Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans ronde, plekken verschijnen: • Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier. Druk het document opnieuw af. A aBb C A aBb C A aBb C A aBb C A aBb C • Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken. Probeer papier van een ander merk. • Een hele partij papier is niet in orde. Problemen tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat sommige delen toner afstoten. Probeer een ander soort of merk papier. • Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen, klik op het tabblad Papier en stel de papiersoort in op Dik papier of Dikker (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice. Witte vlekken Er verschijnen witte vlekken op de pagina: • Het papier is te ruw en er valt veel papierstof op de interne onderdelen van het apparaat, wat erop wijst dat de rol vuil kan zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 52). • Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 52). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice. 5. Problemen oplossen 175 Problemen met de afdrukkwaliteit Toestand Verticale strepen Voorgestelde oplossing Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont: • Er zitten mogelijk krassen op het oppervlak (drumgedeelte) van de beeldeenheid in het apparaat. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De beeldeenheid vervangen" op pagina 50). Als de pagina witte verticale strepen vertoont: • Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 52). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice. Zwarte achtergrond Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt (grijze achtergrond): • Gebruik papier met een lager gewicht. • Controleer de omgevingsvoorwaarden: bijzonder droge omstandigheden of een hoge luchtvochtigheid (meer dan 80% RV) kunnen aanleiding geven tot een grijzere achtergrond. • Verwijder de oude beeldeenheid en plaats een nieuwe (zie "De beeldeenheid vervangen" op pagina 50). • Herverdeel de toner grondig (zie "Toner herverdelen" op pagina 44). Tonervegen • Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 46). • Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. • Verwijder de oude beeldeenheid en plaats een nieuwe (zie "De beeldeenheid vervangen" op pagina 50). 5. Problemen oplossen 176 Problemen met de afdrukkwaliteit Toestand Verticaal terugkerende afwijkingen Voorgestelde oplossing Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke intervallen afwijkingen vertoont: • De beeldeenheid is mogelijk beschadigd. Als de problemen zich na het afdrukken blijven voordoen, vervangt u de oude beeldeenheid door een nieuwe (zie "De beeldeenheid vervangen" op pagina 50). • Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van het apparaat. Als de afwijkingen zich op de achterkant van de pagina bevinden zal het probleem waarschijnlijk na enkele pagina’s vanzelf verdwijnen. • De fixeereenheid is mogelijk beschadigd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Schaduwvlekken A Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op de afdruk voorkomen. • Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te drukken op papier van een andere partij. Maak een pak papier pas open op het moment dat u het gaat gebruiken zodat het papier niet te veel vocht opneemt. • Als het gehele oppervlak van een afgedrukte pagina wordt bedekt met schaduwvlekken, kiest u een andere afdrukresolutie in het programma of in Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34). Controleer of u het juiste papiertype hebt geselecteerd. Voorbeeld: Als Dikker papier wordt geselecteerd, maar als er momenteel Normaal papier gebruikt wordt, kan het papier verzadigen met inkt en dit probleem tot gevolg hebben. • Als u een nieuwe tonercassette gebruikt, moet u de toner eerst herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 44). Er blijven tonerdeeltjes hangen rond vetgedrukte tekens of donkere foto’s. De toner hecht mogelijk niet goed aan dit papiertype. • Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen, klik op het tabblad Papier en stel het papiertype in op Kringlooppapier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34). • Controleer of u het juiste papiertype hebt geselecteerd. Voorbeeld: Als Dikker papier wordt geselecteerd, maar als er momenteel Normaal papier gebruikt wordt, kan het papier verzadigen met inkt en dit probleem tot gevolg hebben. 5. Problemen oplossen 177 Problemen met de afdrukkwaliteit Toestand Voorgestelde oplossing Misvormde tekst • Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect) is het papier mogelijk te glad. Probeer een ander soort papier. Papier schuin • Plaats het papier op de juiste manier in de lade. • Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. • Let erop dat de geleiders niet te dicht en niet te ver af staan van de stapel papier. Gekruld of gegolfd • Plaats het papier op de juiste manier in de lade. • Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Papier kan krullen als de temperatuur of de vochtigheid te hoog is. • Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade. 5. Problemen oplossen 178 Problemen met de afdrukkwaliteit Toestand Vouwen of kreuken Voorgestelde oplossing • Plaats het papier op de juiste manier in de lade. • Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. • Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade. Achterkant van afdrukken is vuil • Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 52). Volledig gekleurde of zwarte pagina’s • Mogelijk is de beeldeenheid niet goed geplaatst. Verwijder de beeldeenheid en plaats deze opnieuw. A • De beeldeenheid is mogelijk defect. Verwijder de beeldeenheid en plaats een nieuwe (zie "De beeldeenheid vervangen" op pagina 50). • Het apparaat moet mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. 5. Problemen oplossen 179 Problemen met de afdrukkwaliteit Toestand Losse toner Voorgestelde oplossing • Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 52). • Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. • Verwijder de beeldeenheid en plaats een nieuwe (zie "De beeldeenheid vervangen" op pagina 50). Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Openingen in tekens Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er witte plekken verschijnen op plaatsen die zwart zouden moeten zijn: • Misschien drukt u af op de verkeerde kant van het papier. Verwijder het papier en draai het om. A Horizontale strepen • Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties. Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen het volgende: • Mogelijk is de beeldeenheid niet goed geplaatst. Verwijder de beeldeenheid en plaats deze opnieuw. • De beeldeenheid is mogelijk defect. Verwijder de beeldeenheid en plaats een nieuwe (zie "De beeldeenheid vervangen" op pagina 50). Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat waarschijnlijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. 5. Problemen oplossen 180 Problemen met de afdrukkwaliteit Toestand Krullen Voorgestelde oplossing Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier niet wordt ingevoerd, doet u het volgende: • Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade. • Wijzig de papierinstelling op de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen, klik op het tabblad Papier en stel de papiersoort in op Dun papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34). • Op enkele vellen verschijnt herhaaldelijk een onbekende afbeelding. Uw apparaat wordt mogelijk gebruikt op een hoogte van 1.000 m of hoger. Een dergelijke hoogte kan de afdrukkwaliteit beïnvloeden (bijv. losse toner of een vage afdruk). Stel uw apparaat in op de juiste hoogte (zie "Aanpassing aan luchtdruk of hoogte" op pagina 136). • Losse toner • Vage afdruk of vervuiling 5. Problemen oplossen 181 Problemen met het besturingssysteem 1 Algemene Windows-problemen Toestand Voorgestelde oplossing Tijdens de installatie verschijnt het bericht "Bestand in gebruik". Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software uit de opstartgroep en start vervolgens Windows weer op. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw. Het bericht "Algemene beschermingsfout", "OEuitzondering", "Spool 32" of "Ongeldige bewerking" verschijnt. Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken. De berichten "Kan niet Deze meldingen kunnen tijdens het afdrukken verschijnen. Wacht gewoon even tot het apparaat klaar is met afdrukken. Als afdrukken" of "Er is een time- het bericht verschijnt als de printer klaar staat voor gebruik of nadat de afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting en gaat outfout in de printer u na of er een fout is opgetreden. opgetreden" verschijnen. Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows die bij uw computer is geleverd voor meer informatie over foutmeldingen in Windows. 5. Problemen oplossen 182 Problemen met het besturingssysteem 2 Algemene Macintosh-problemen Toestand Het apparaat drukt het PDF-bestand niet juist af. Sommige delen van afbeeldingen, tekst of illustraties ontbreken. Voorgestelde oplossing Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een afbeelding. Schakel Afdrukken als afbeelding uit de afdrukopties van Acrobat in. Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag. Bepaalde letters worden niet normaal weergegeven tijdens het afdrukken van het voorblad. Mac OS kan bij het afdrukken van het voorblad het gebruikte lettertype niet maken . Normale letters en cijfers worden normaal weergegeven op het voorblad. Als u op een Macintosh-computer een document afdrukt met Acrobat Reader 6.0 of hoger worden de kleuren niet op de juiste wijze afgedrukt. Controleer of de resolutie-instelling in uw printerstuurprogramma overeenkomt met de resolutie-instelling in Acrobat Reader. Raadpleeg de gebruikershandleiding van Macintosh die met uw computer is meegeleverd voor meer informatie over Macintosh-foutmeldingen. 5. Problemen oplossen 183 Problemen met het besturingssysteem 3 Algemene Linux-problemen Toestand Het apparaat drukt niet af. Voorgestelde oplossing • Controleer of het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Open Unified Driver Configurator en selecteer het tabblad Printers in Printers configuration om de lijst met beschikbare printers weer te geven. Controleer of uw apparaat in de lijst staat. Als dit niet zo is, opent u Add new printer wizard om uw apparaat in te stellen. • Controleer of het apparaat is ingeschakeld. Open Printers configuration en selecteer uw apparaat uit de lijst met printers. Bekijk de omschrijving in het deelvenster Selected printer. Druk op de knop Start als de status de tekenreeks Stopped bevat. Hierna zou het apparaat weer normaal moeten werken. De status "stopped" is mogelijk geactiveerd wanneer zich problemen met het afdrukken voordoen. U kunt bijvoorbeeld de opdracht geven om een document af te drukken terwijl de poort gebruikt wordt door een scantoepassing. • Controleer of de MFP-poort bezet is. Aangezien de functionele onderdelen van het apparaat (printer en scanner) dezelfde I/O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat verschillende toepassingen tegelijkertijd toegang proberen te verkrijgen tot dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen mag slechts één toepassing tegelijk een taak uitvoeren op het apparaat. Op het systeem van de andere gebruiker wordt de melding "Device busy" (Apparaat bezet) weergegeven. Open de poortconfiguratie en selecteer de poort die is toegewezen aan uw printer. In het deelvenster Selected port kunt u zien of de poort door een andere toepassing wordt gebruikt. Als dit het geval is, wacht u totdat de uit te voeren taak is voltooid of klikt u op de knop Release port als u zeker weet dat de huidige toepassing niet naar behoren werkt. • Controleer of er een speciale afdrukoptie is ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw". Als de parameter "-oraw" is opgegeven in de opdrachtregel verwijdert u deze om het afdrukprobleem op te lossen. In een Gimp front-end kiest u "Print" -> "Setup printer" en bewerkt u de opdrachtregelparameter in het opdrachtitem. • De CUPS-versie (Common Unix Printing System) die wordt gedistribueerd met SuSE Linux 9.2 (CUPS 1.1.21) heeft een probleem met het afdrukken via het "Internet Printing Protocol" (IPP). Gebruik "socket printing" in plaats van IPP of installeer een recentere versie van CUPS (CUPS 1.1.22 of hoger). 5. Problemen oplossen 184 Problemen met het besturingssysteem Toestand Voorgestelde oplossing Bepaalde kleurafbeeldingen worden volledig zwart afgedrukt. Dit is een bekende bug in Ghostscript (tot GNU Ghostscript versie 7.05) als de basiskleurruimte van het document geïndexeerde kleurruimte is en via CIE-kleurruimte wordt geconverteerd. Aangezien PostScript CIE-kleurruimte gebruikt voor het kleuraanpassingssysteem, moet u Ghostscript op uw systeem upgraden naar GNU Ghostscript versie 7.06 of een hogere versie. Recente Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com. Sommige kleurafbeeldingen worden afgedrukt in onverwachte kleuren. Dit is een gekende bug in Ghostscript (tot GNU Ghostscript versie 7.xx) als de basiskleurruimte van het document wordt geïndexeerd als RGB-kleurruimte en wordt geconverteerd via CIE-kleurruimte. Omdat Postscript CIE-kleurruimte gebruikt voor het kleurvergelijkingssysteem, dient u Ghostscript op uw systeem bij te werken naar GNU Ghostscript versie 8.xx of een hogere versie. Recente Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com. Het apparaat drukt geen volledige pagina’s af. Slechts de helft van de pagina wordt afgedrukt. Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51 of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits Linux OS. Dit probleem is bij bugs.ghostscript.com gemeld als Ghostscript Bug 688252. Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript versie 8.52 en hoger. Download de meest recente versie van AFPL Ghostscript van http:// sourceforge.net/projects/ghostscript/ en installeer deze om dit probleem op te lossen. Tijdens het afdrukken van een document wordt de foutmelding "Cannot open port device file" getoond. Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak (via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies van CUPS-server breken de afdruktaak af als de afdrukopties worden gewijzigd en proberen vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de mfp-poort tijdens het afdrukken vergrendelt, blijft deze vergrendeld door het abrupte afbreken van het stuurprogramma zodat de poort niet beschikbaar is voor volgende afdruktaken. Als deze situatie zich voordoet, probeert u de mfp-poort vrij te geven door Release port te selecteren in Port configuration. Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer werd geleverd voor meer informatie over Linux-foutberichten. 5. Problemen oplossen 185 Verklarende woordenlijst ADF De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd te raken met het product en de terminologie die in deze gebruikershandleiding wordt gebruikt en verband houdt met afdrukken. 802.11 802.11 bevat een reeks standaarden voor draadloze-netwerkcommunicatie (WLAN) ontwikkeld door het IEEE LAN/MAN-Standards Committee (IEEE 802). De automatische documentinvoer (ADF) is een mechanisme dat automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een gedeelte van het papier in één keer kan scannen. AppleTalk AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple Inc ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken. 802.11b/g/n 802.11b/g/n kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte van 2.4 GHz. 802.11b ondersteunt een bandbreedte tot maximaal 11 Mbps, 802.11n ondersteunt een bandbreedte tot 150 Mbps. 802.11b/g/napparaten kunnen interferentie ondervinden van magnetrons, draadloze telefoons en Bluetooth-apparaten. Toegangspunt Een toegangspunt of draadloos toegangspunt (AP of WAP) is een apparaat dat draadlozecommunicatieapparaten verbindt in een draadloos netwerk (WLAN) en dienst doet als een centrale zender en ontvanger van WLANradiosignalen. Bitdiepte Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om de kleur van één pixel in een bitmapafbeelding te vertegenwoordigen. Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala van te onderscheiden kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke kleuren te groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans monochroom of zwart-wit genoemd. BMP Een grafische bitmapindeling die intern wordt gebruikt door het grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform. Verklarende woordenlijst 186 Verklarende woordenlijst BOOTP Configuratiescherm Bootstrap-protocol. Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een netwerkclient om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt doorgaans in het bootstrapproces van computers of de daarop uitgevoerde besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere client een IPadres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een geavanceerd besturingssysteem wordt geladen. Een bedieningspaneel is het platte, doorgaans verticale, gedeelte waarop de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat. CCD CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak mogelijk maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de CCD-module te blokkeren en schade te voorkomen wanneer u het apparaat verplaatst. Sorteren Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit meerdere exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt voordat de overige kopieën worden gemaakt. Dekkingsgraad Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij het afdrukken te meten. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld dat een vel A4papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of veel tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger. CSV Kommagescheiden waarden (CSV). CSV is een type bestandsindeling. CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen verschillende toepassingen. Deze bestandsindeling wordt in Microsoft Excel gebruikt en is min of meer de norm geworden in de IT-sector, ook op nietMicrosoftplatformen. DADF De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADF) is een scanmechanisme waarmee een origineel automatisch wordt ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan inscannen. Verklarende woordenlijst 187 Verklarende woordenlijst Standaard DNS De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit de verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt ingesteld of wordt geïnitialiseerd. DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het internet. DHCP Matrixprinter Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een client/ servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters naar de DHCP-clienthost die deze gegevens opvraagt om deel te kunnen uitmaken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan clienthosts. Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en weer loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een typemachine. DIMM DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een groter bestandsformaat. De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens. DPI DRPD DLNA DLNA (Digital Living Network Alliance) is een standaard waarmee apparaten in een thuisnetwerk gegevens met elkaar kunnen uitwisselen via het netwerk. Distinctieve belpatroondetectie. Distinctieve belpatroondetectie is een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee een gebruiker met een enkele telefoonlijn oproepen naar verschillende telefoonnummers kan ontvangen. Verklarende woordenlijst 188 Verklarende woordenlijst Duplex Emulatie Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een printer met een duplexeenheid kan afdrukken op beide zijden van een vel papier tijdens één printcyclus. Emulatie is een techniek waarbij met één apparaat dezelfde resultaten worden behaald als met een ander. Afdrukvolume Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s per jaar. De levensduur duidt de gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48 000 pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het aantal pagina’s tot 2 400 per dag. ECM Foutcorrectiemodus (ECM) is een optionele verzendmodus voor foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van Klasse 1. Hiermee worden fouten tijdens de verzending van faxen, die soms worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch opgespoord en gecorrigeerd. Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag, in tegenstelling tot simulatie; dit houdt verband met een abstract model van het systeem dat wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat. Ethernet Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie voor LAN’s. Hiermee worden de bedrading en de signalen gedefinieerd voor de fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/ gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt meestal gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is sedert de jaren ’90 van afgelopen eeuw de meest gebruikte LAN-technologie. EtherTalk Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken. Verklarende woordenlijst 189 Verklarende woordenlijst FDI Grijswaarden Interface extern apparaat (FDI) is een kaart die in het apparaat is geïnstalleerd zodat andere apparaten van derden, bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer, kunnen worden aangesloten. Met deze apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd met uw apparaat. Grijstinten die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende grijstinten weergegeven. FTP Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal punten te variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal punten, terwijl lichtere gebieden uit een kleiner aantal punten bestaan. Protocol voor bestandsuitwisseling (FTP) is een algemeen gebruikt protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat het TCP/IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet). Fixeereenheid Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal fixeert. De eenheid bestaat uit een rol die het papier verwarmt en een rol die druk uitoefent. Nadat toner op het papier is aangebracht, maakt de fixeereenheid gebruik van hitte en druk om ervoor te zorgen dat de toner aan het papier hecht. Dat verklaart ook waarom het papier warm is als het uit een laserprinter komt. Halftoon HDD De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde of vaste schijf genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde gegevens opslaat op sneldraaiende platen met een magnetisch oppervlak. IEEE Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een internationale professionele non-profitorganisatie voor de bevordering van elektrische technologie. Gateway Een verbinding tussen computernetwerken of tussen computernetwerken en een telefoonlijn. Gateways worden veel gebruikt omdat het computers of netwerken zijn die toegang bieden tot andere computers of netwerken. Verklarende woordenlijst 190 Verklarende woordenlijst IEEE 1284 IPP De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B" verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat (bijvoorbeeld een printer). IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel afdrukken als het beheren van afdruktaken, mediaformaat, resolutie, enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen. Intranet Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen, netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren. De term kan nu en dan ook enkel verwijzen naar de meest zichtbare dienst, de interne website. IP-adres Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard. IPM IPM (Afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de snelheid van een printer wordt gemeten. Het IPM-cijfer geeft het aantal vellen papier aan dat een printer binnen één minuut eenzijdig kan bedrukken. IPX/SPX IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide verbindingsservices aan die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het IPXprotocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP. IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (lokale netwerken) en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN). ISO De Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) is een internationale organisatie die normen vastlegt en samengesteld is uit vertegenwoordigers van nationale standaardiseringsorganisaties. De ISO produceert wereldwijd industriële en commerciële normen. Verklarende woordenlijst 191 Verklarende woordenlijst ITU-T LDAP De Internationale Telecommunicatie Unie is een internationale organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken omvatten standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt. De -T in ITUT duidt op telecommunicatie. LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP. ITU-T No. 1 chart MAC-adres Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T voor het verzenden van faxdocumenten. Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat aan een netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van 48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die telkens per twee worden gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres wordt doorgaans door de fabrikant in een netwerkinterfacekaart (NIC) geprogrammeerd en gebruikt als een hulpmiddel aan de hand waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken. JBIG JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of kwaliteit, die ontworpen is voor de compressie van binaire afbeeldingen, in het bijzonder voor faxen, maar ook voor andere afbeeldingen. JPEG JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt voor het opslaan en verzenden van foto’s over het internet. LED Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een apparaat aangeeft. MFP Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat verschillende functies in één fysieke behuizing combineert, bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner. Verklarende woordenlijst 192 Verklarende woordenlijst MH NetWare MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het beperken van de hoeveelheid gegevens die tussen faxapparaten worden verzonden om een afbeelding te versturen. MH wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MH is een op een codeboek gebaseerd lengtecoderingsschema dat geoptimaliseerd werd om op een doeltreffende wijze witruimtes te comprimeren. Aangezien de meeste faxen voornamelijk uit witruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht. Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc. Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van coöperatieve multi-tasking om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de netwerkprotocollen gebaseerd op de klassieke Xerox XNS-stack. Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX. MMR MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.6. Modem Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale informatie te coderen en een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden informatie te decoderen. MR OPC Organische fotogeleider (OPC) is een mechanisme dat een virtuele afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig. Indien een beeldeenheid een drum bevat, wordt het oppervlak van de drum op den duur aangetast door het gebruik in de printer. De drum moet dan ook regelmatig worden vervangen, omdat deze slijt door het contact met de ontwikkelborstel van de cassette, het reinigingsmechanisme en het papier. Originelen Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of tekst, dat wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid. MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MR codeert de eerst gescande lijn met behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en verzonden. Verklarende woordenlijst 193 Verklarende woordenlijst OSI PostScript OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization). OSI biedt een standaard modulaire benadering van netwerkontwerp waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk, gegevenskoppeling en fysiek. PS (PostScript) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal die voornamelijk gebruikt wordt voor e-publishing en desktop publishing. - die in een interpreter wordt uitgevoerd om een afbeelding te produceren. Printerstuurprogramma Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en gegevens over te brengen van de computer naar de printer. PABX PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming. Afdrukmedia Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt. PCL Printeropdrachttaal (PCL) is een paginabeschrijvingstaal (PDL) die ontwikkeld is door HP als printerprotocol en inmiddels is uitgegroeid tot een norm in de branche. PCL werd aanvankelijk ontwikkeld voor de eerste inkjetprinters en is in verschillende versies verschenen voor thermische printers, matrix- en laserprinters. PDF PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems ontwikkelde bestandsindeling voor het weergeven van tweedimensionale documenten in een apparaat- en resolutieonafhankelijke indeling. PPM Pagina’s per minuut (PPM) is een methode voor het meten van de snelheid van een printer en verwijst naar het aantal pagina’s dat een printer in één minuut kan afdrukken. PRN-bestand Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs software kan communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard invoer-/ uitvoeraanroepen, waardoor veel taken worden vereenvoudigd. Verklarende woordenlijst 194 Verklarende woordenlijst Protocol SMB Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en het gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert. SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen onderling. PS Zie PostScript. SMTP PSTN Openbaar telefoonnet (PSTN) is het netwerk van openbare circuitgeschakelde telefoonnetwerken wereldwijd dat in een bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd. RADIUS SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor e-mailverkeer over het internet. SMTP is een relatief eenvoudig op tekst gebaseerd protocol waarbij één of meer ontvangers van een bericht worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is een clientserverprotocol, waarbij de client een e-mailbericht verzendt naar de server. SSID RADIUS (Remote Authentication Dial In User Service) is een protocol voor gebruikersidentificatie en accounting op afstand. RADIUS laat toe om verificatiegegevens zoals gebruikersnamen en wachtwoorden met behulp van een AAA-concept (authentication, authorization en accounting) voor het beheer van de netwerktoegang. SSID (Service Set Identifier) is een benaming van een draadloos netwerk (WLAN). Alle draadloze apparaten in een draadloos netwerk gebruiken dezelfde SSID om met elkaar te communiceren. De SSID’s zijn hoofdlettergevoelig en kunnen tot 32 tekens lang zijn. Resolutie Subnetmasker De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (punten per inch). Hoe hoger de dpi, hoe hoger de resolutie. Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel het hostadres. Verklarende woordenlijst 195 Verklarende woordenlijst TCP/IP Tonercassette TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol): de set communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop het internet en de meeste commerciële netwerken draaien. Een soort fles of container die in apparaten zoals printers wordt gebruikt en die toner bevat. Toner is een poeder dat in laserprinters en kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en afbeeldingen op afdrukpapier. Toner wordt gefixeerd door een combinatie van hitte en druk vanuit de fixeereenheid, waardoor het zich aan de vezels in het papier gaat hechten. TCR Verzendrapport (TCR) geeft de details van elke verzending weer, zoals de taakstatus, het verzendresultaat en het aantal verzonden pagina’s. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een mislukte verzending wordt afgedrukt. TIFF TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner. TIFFafbeeldingen maken gebruik van tags: trefwoorden die de kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding. Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt voor illustraties die met diverse beeldverwerkingstoepassingen zijn gemaakt. TWAIN Een standaard voor scanners en software. Als een TWAIN-compatibele scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan een scan worden gestart vanuit het programma; dit een API voor het vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft Windows en Apple Macintosh. UNC-pad UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Windows NT en andere Microsoftproducten. De notatie van een UNC-pad is: \\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map> Verklarende woordenlijst 196 Verklarende woordenlijst URL WEP URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich bevindt. WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om eenzelfde beveiligingsniveau als een bedraad LAN te garanderen. WEP beveiligt gegevens door deze via radiogolven te coderen, zodat ze veilig van het ene punt naar het andere kunnen worden verzonden. USB WIA USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers Forum, Inc. ontwikkelde standaard om computers en randapparatuur met elkaar te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd met meerdere randapparaten te verbinden. WIA (Windows Imaging Architecture) is een beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze besturingssystemen worden gestart door middel van een WIA-compatibele scanner. WPA Watermerk Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat helderder oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden. Watermerken werden voor het eerst in 1282 in het Italiaanse Bologna gebruikt door papiermakers om hun product te merken. Ze werden ook toegepast in postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te voorkomen. WPA (Wi-Fi Protected Access) is een klasse van systemen voor de beveiliging van draadloze (Wi-Fi) computernetwerken die ontwikkeld werd voor een betere beveiliging van WEP. Verklarende woordenlijst 197 Verklarende woordenlijst WPA-PSK WPA-PSK (vooraf gedeelde WPA-sleutel) is een speciale WPA-modus voor kleine ondernemingen en thuisgebruikers. Een gedeelde sleutel of een gedeeld wachtwoord wordt geconfigureerd in het draadloze toegangspunt (WAP) en draadloze laptop- of desktopapparaten. WPA-PSK genereert een unieke sleutel voor elke sessie tussen een draadloze client en de daarmee geassocieerde WAP voor een betere veiligheid. WPS WPS (Wi-Fi Protected Setup) is een standaard voor het tot stand brengen van een draadloos thuisnetwerk. Als uw draadloze toegangspunt WPS ondersteunt, kunt u de draadloze netwerkverbinding gemakkelijk configureren zonder computer. XPS XML-papierspecificatie (XPS) is een specificatie voor een paginabeschrijvingstaal (PDL) en een nieuw uitwisselbaar documentformaat dat door Microsoft is ontwikkeld. Dit vectorgebaseerd apparaatonafhankelijk documentformaat is gebaseerd op XML en op een nieuw afdrukpad. Verklarende woordenlijst 198 Contact SAMSUNG worldwide If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center. Country/Region Customer Care Center Web Site ALBANIA 42 27 5755 ARGENTINE 0800-333-3733 ARMENIA 0-800-05-555 AUSTRALIA 1300 362 603 www.samsung.com AUSTRIA 0810-SAMSUNG (7267864, € 0.07/min) www.samsung.com AZERBAIJAN 088-55-55-555 BAHRAIN 8000-4726 BELARUS 810-800-500-55-500 02-201-24-18 BELGIUM BOSNIA BRAZIL www.samsung.com www.samsung.com www.samsung.com/ be (Dutch) www.samsung.com/ be_fr (French) Country/Region Customer Care Center Web Site CHILE 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com CHINA 400-810-5858 www.samsung.com COLOMBIA 01-8000112112 www.samsung.com COSTA RICA 0-800-507-7267 www.samsung.com CROATIA 062 SAMSUNG (062 726 7864) www.samsung.com 800-SAMSUNG (800-726786) www.samsung.com CZECH REPUBLIC Samsung Zrt., česká organizační složka, Oasis Florenc, Sokolovská394/17, 180 00, Praha 8 DENMARK 70 70 19 70 www.samsung.com DOMINICA 1-800-751-2676 www.samsung.com ECUADOR 1-800-10-7267 www.samsung.com EGYPT 0800-726786 www.samsung.com EIRE 0818 717100 www.samsung.com EL SALVADOR 800-6225 www.samsung.com ESTONIA 800-7267 www.samsung.com FINLAND 030-6227 515 www.samsung.com FRANCE 01 48 63 00 00 www.samsung.com 05 133 1999 0800-124-421 www.samsung.com 4004-0000 BULGARIA 07001 33 11 www.samsung.com CANADA 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com Contact SAMSUNG worldwide 199 Contact SAMSUNG worldwide Country/Region GERMANY Customer Care Center 01805 - SAMSUNG (726-7864 € 0,14/min) Web Site www.samsung.com GEORGIA 8-800-555-555 www.samsung.com GREECE IT and Mobile : 80111SAMSUNG (80111 7267864) from land line, local charge/ from mobile, 210 6897691 Cameras, Camcorders, Televisions and Household AppliancesFrom mobile and fixed 2106293100 GUATEMALA 1-800-299-0013 www.samsung.com HONDURAS 800-27919267 www.samsung.com (852) 3698-4698 www.samsung.com/ hk HONG KONG HUNGARY INDIA INDONESIA www.samsung.com/ hk_en/ 06-80-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com 3030 8282 www.samsung.com 1800 3000 8282 0800-112-8888 021-5699-7777 www.samsung.com Country/Region Customer Care Center Web Site IRAN 021-8255 www.samsung.com ITALY 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com JAMAICA 1-800-234-7267 www.samsung.com JAPAN 0120-327-527 www.samsung.com JORDAN 800-22273 www.samsung.com KAZAKHSTAN 8-10-800-500-55-500 (GSM:7799) www.samsung.com KOSOVO +381 0113216899 KUWAIT 183-2255 www.samsung.com KYRGYZSTAN 00-800-500-55-500 www.samsung.com LATVIA 8000-7267 www.samsung.com LITHUANIA 8-800-77777 www.samsung.com LUXEMBURG 261 03 710 www.samsung.com MALAYSIA 1800-88-9999 www.samsung.com MACEDONIA 023 207 777 MEXICO 01-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com MOLDOVA 00-800-500-55-500 MONTENEGRO 020 405 888 MOROCCO 080 100 2255 www.samsung.com Contact SAMSUNG worldwide 200 Contact SAMSUNG worldwide Country/Region Customer Care Center Web Site NIGERIA 080-SAMSUNG(726-7864) www.samsung.com NETHERLANDS 0900-SAMSUNG (0900-7267864) (€ 0,10/min) www.samsung.com NEW ZEALAND 0800 SAMSUNG (0800 726 786) www.samsung.com NICARAGUA 00-1800-5077267 www.samsung.com NORWAY 815-56 480 www.samsung.com Country/Region Customer Care Center Web Site www.samsung.com RUMANIA 08010 SAMSUNG (08010 726 7864) only from landline, local network Romtelecom - local tariff /021 206 01 10 for landline and mobile, normal tariff. RUSSIA 8-800-555-55-55 www.samsung.com SAUDI ARABIA 9200-21230 www.samsung.com SERBIA 0700 SAMSUNG (0700 726 7864) www.samsung.com OMAN 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com PANAMA 800-7267 www.samsung.com SINGAPORE 1800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com PERU 0-800-777-08 www.samsung.com SLOVAKIA 0800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com 1800-10-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com SOUTH AFRICA 0860 SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com SPAIN 902-1-SAMSUNG(902 172 678) www.samsung.com SWEDEN 0771 726 7864 (SAMSUNG) www.samsung.com 0848-SAMSUNG (7267864, CHF 0.08/min) www.samsung.com/ ch PHILIPPINES 1-800-3-SAMSUNG (726-7864) 1-800-8-SAMSUNG (726-7864) 02-5805777 POLAND 0 801 1SAMSUNG (172678) SWITZERLAND www.samsung.com/ ch_fr/ www.samsung.com 022-607-93-33 PORTUGAL 80820-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com PUERTO RICO 1-800-682-3180 www.samsung.com TADJIKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com TAIWAN 0800-329-999 www.samsung.com Contact SAMSUNG worldwide 201 Contact SAMSUNG worldwide Country/Region THAILAND Customer Care Center 1800-29-3232 Web Site www.samsung.com 02-689-3232 TRINIDAD & TOBAGO 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com TURKEY 444 77 11 www.samsung.com U.A.E 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com U.K 0330 SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com U.S.A 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com 0-800-502-000 www.samsung.com/ ua UKRAINE www.samsung.com/ ua_ru UZBEKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com VENEZUELA 0-800-100-5303 www.samsung.com VIETNAM 1 800 588 889 www.samsung.com Contact SAMSUNG worldwide 202 Index A E afdrukresolutie instellen achterkant algemene pictogrammen afdrukken afdrukken naar een bestand de standaardafdrukinstellingen wijzigen dubbelzijdig afdrukken Macintosh een document afdrukken Windows Linux 18 139 B 137 bedieningspaneel 148 Linux 149 Macintosh 147 10 10 D draadloos Infrastructuurmodus 107 147 USBkabel 113 mobiel besturingssysteem 131 mobileprint 131 WPS verbinding verbreken 110 etiketten 31 kartonpapier 31 een document afdrukken Linux 149 Macintosh 147 functies 4 eigenschappen van afdrukmateriaal 65 G 107 afdrukmedia 36 F adhocmodus meerdere paginas afdrukken op één vel papier Macintosh ecoafdruk 19 C conventie 33 149 WPS De printer heeft geen display 111 PBC 111 PIN speciale media 30 draadloos netwerk uitvoersteun gebruiken 65 netwerkkabel voorbedrukt papier 32 122 Google Cloud Print 132 H handmatige invoermultifunctionele lade speciale afdrukmedia gebruiken 30 help gebruiken 36, 148 het programma SetIP 94, 123 I informatie over de statusLED 60 informatie over wettelijke voorschriften 72 Index 203 Index instellingen voor favorieten voor afdrukken M 35 Macintosh L afdrukken besturingsbestand opnieuw installeren voor een via een USBkabel verbonden apparaat 89 lade breedte en lengte instellen 26 de grootte van de lade aanpassen 26 147 installatie van het stuurprogramma voor het verbonden netwerk 101 Linux 95 afdrukken 149 SetIP gebruiken algemene Linuxproblemen 184 stuurprogramma van een met een USBkabel verbonden apparaat installeren 88 systeemvereisten 69 besturingsbestand opnieuw installeren voor een via een USBkabel 91 verbonden apparaat veelvoorkomende problemen onder Macintosh 183 installatie van het stuurprogramma voor het verbonden netwerk 102 printereigenschappen SetIP gebruiken stuurprogramma van een met een USBkabel verbonden apparaat installeren unified driver configurator 150 96 Macintosh 104 stuurprogrammainstallatie Linux Macintosh Windows 102 101 97 O onderdelen voor onderhoud overlay afdrukken afdrukken 145 maken 145 verwijderen 146 P papierstoring papier verwijderen 147 41 57 tips om papierstoringen te voorkomen 56 plaatsen 90 164 Lokaal N plaatsen in lade 1 27 netwerk speciale media 30 het programma SetIP stuurprogramma opnieuw installeren 23 stuurprogrammainstallatie Meerdere pagina's op één vel afdrukken nup IPv6configuratie 22 94, 95, 96, 123 installatie van draadloos netwerk installatieomgeving 107 71 introductie van netwerkprogrammas 93 plaatsing van het apparaat aanpassing aan de hoogte 136 Printerstatus algemene informatie 162 Index 204 Index T printervoorkeursinstellingen Linux 150 problemen afdrukproblemen 170 problemen met betrekking tot netvoeding 169 problemen met de afdrukkwaliteit 174 problemen met papierinvoer 168 Tijdens buitenkant 52 speciale afdrukfuncties 135 specificaties afdrukmedia stoptoets geschatte levensduur van tonercassette 43 de cassette vervangen 46 tonercassette vervangen 46 geschatte levensduur 43 opslaan 42 toner herverdelen 44 algemene informatie voorkant 186 17 W watermerk Unix maken 143 verwijderen 144 70 Windows USBkabel besturingsbestand opnieuw installeren 89, 91 stuurprogrammainstallatie 88, 90 uw apparaat reinigen 52 V 156 verklarende woordenlijst 143 20 SyncThru Web Service 40 bewerken 63 65 bestellen 43 systeemvereisten 199 40 U S service contact numbers beschikbare verbruiksartikelen behandelingsinstructies nietoriginele Samsung en bijgevulde 43 cassettes reinigen 52 33 tonercassette R binnenkant verbruiksartikelen installatie van het stuurprogramma voor het verbonden netwerk 97 SetIP gebruiken stuurprogramma van een met een USBkabel verbonden apparaat 22, 23 installeren systeemvereisten veiligheid info 11 symbolen 11 94, 123 68 veelvoorkomende problemen onder Windows 182 Index 205
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205

HP Samsung CLP-366 Color Laser Printer series Handleiding

Categorie
Notitieboekjes
Type
Handleiding