Instructies
AN23308644013404-001201 | 31
© Danfoss | DCS (CC) | 2019.01
• De zuigleiding die wordt aangesloten op de com-
pressor
moet exibel zijn in 3 richtingen om trillin-
gen te dempen
.
Verder moeten de leidingen zo
verlegd worden dat de
olieretour voor de com-
pressor verzekerd is en het risico
op vloeistofslag
in de compressor geëlimineerd wordt
4 – Installatie
• De installatie waarin de koelgroep wordt ge-
plaatst moet beantwoorden aan de EEG-richt-
lijn voor drukapparatuur (PED) nr. 97/23/EG. De
koelgroep
zelf is geen apparaat in de betekenis
van deze richtlijn.
• Het apparaat moet goed worden geïnstalleerd
op een stabiele en stevige basis, en van in het
begin goed vaststaan. Zie afbeelding 2
•
Het wordt aanbevolen het apparaat op rub-
beren steunen of trillingsdempers te instal-
leren (niet meegeleverd).
• Laat langzaam de stikstofvulling vrij via het
schraderventiel.
• Sluit het apparaat zo snel mogelijk aan op het
systeem om vervuiling van de olie door vocht
in de lucht te voorkomen.
• Zorg er bij het snijden van de buizen voor dat
er geen materiaal in het systeem komt. Boor
nooit gaten op plaatsen waar de bramen niet
kunnen worden verwijderd.
• Soldeer voorzichtig, gebruik makende van de
modernste technieken en ventileer de leidin-
gen met stikstofgas.
• Sluit de vereiste veiligheids- en controleappa-
ratuur aan. Als hiervoor het schraderventiel
wordt gebruikt, verwijder dan het interne ven-
tiel.
• Het wordt aanbevolen de zuigleiding tot aan
de
compressorinlaat te isoleren met 19 mm dik-
ke isolatie.
5 – Lekdetectie
Zet het circuit nooit onder druk met zuurstof of
droge
lucht. Dat kan brand of een ontplong
veroorzaken.
• Gebruik geen kleurstof voor lekdetectie.
• Voer een lekdetectietest uit op het volledige sys-
teem.
• De maximale testdruk is 31*
)
bar.
• Als er een lek wordt ontdekt, moet dat lek wor-
den hersteld en moet de lekdetectie worden
herhaald.
*
)
25 bar for OP-.......AJ-.... & OP-.......FH-.... modeller
6 – Vacuümdroging
• Gebruik de compressor nooit om het systeem
leeg te maken.
• Sluit een vacuümpomp aan op zowel de LP- als
de HP-zijde.
• Laat de druk van het systeem zakken tot een
vacuüm van 500 µm Hg (0,67 mbar) absoluut.
• Gebruik geen MegOhmmeter en zet de com-
pressor niet onder stroom terwijl hij vacuüm
staat aangezien dat interne schade kan veroor-
zaken.
7 – Elektrische aansluitingen
• Schakel de hoofdvoeding uit en koppel haar
volledig los.
• Zorg ervoor dat de voeding niet ingeschakeld
kan worden tijdens de installatie.
• Alle elektrische onderdelen moeten worden ge-
kozen op basis van de lokale normen en appa-
raatvereisten.
• Raadpleeg het elektrisch schema voor de de-
tails over de elektrische aansluitingen.
• Zorg ervoor dat de voeding overeenkomt met
de eigenschappen van het apparaat en dat de
voeding stabiel is (nominale spanning ±10%
en nominale frequentie ±2,5 Hz).
• Dimensioneer de voedingskabels overeen-
komstig
de gegevens van het apparaat voor span-
ning en stroom
.
• Beveilig de voeding en zorg voor een correcte
aarding
.
• Zorg ervoor dat de voeding afgestemd is op de
lokale normen en wettelijke vereisten.
• Het apparaat is uitgerust met hoge- en lage-
drukpressostaten, die de stroomtoevoer naar de
compressor onmiddellijk afsluiten en geeft 230
V a.c. alarmsignalen (max. 50 VA) in geval van
activering. Parameters voor hoge- en lagedruk-
uitschakeling moeten worden ingesteld door de
installateur, rekening houdend met het com-
pressormodel, koelmiddel en toepassing. Units
met Danfoss MLZ en LLZ compressoren zijn ook
uitgerust met fase-sequentie relais om de unit te
beveiligen tegen faseverlies/sequentie/asym-
metrie en onder-/overspanning.
Voor apparaten met een driefasige scrollcom-
pressor moet de correcte fasevolgorde worden
gerespecteerd om een juiste draairichting van
de compressor te verkrijgen.
• Bepaal de fasevolgorde door een fasemeter te
gebruiken om zo de fasevolgorde van de lijnfa-
sen L1, L2 en L3 vast te stellen.
• Sluit de lijnfasen L1, L2 en L3 respectievelijk
aan op de terminals T1, T2 en T3 van de voe-
dingsschakelaar.
8 – Het systeem vullen
• Draag persoonlijke beschermingsmiddelen zo-
als een veiligheidsbril en werkhandschoenen.
• Start de compressor nooit onder een vacuüm.
Laat de compressor uitgeschakeld.
• Controleer of het oliepeil tussen ¼ en ¾ van
het compressoroliekijkglas staat vooraleer
koelmiddel te vullen. Als er meer olie nodig is,
raadpleeg dan het compressorlabel voor het
type olie.
• Gebruik enkel het koelmiddel waarvoor het ap-
paraat is ontworpen.
• Vul het koelmiddel in vloeibare fase in de con-
densor- of vloeistofopening. Zorg ervoor dat
het systeem traag wordt gevuld tot 4 – 5 bar
voor R404A/R507A/R407A/R407F/R448A/
R449A of R452A, en ong. 2 bar voor R134a/
R513A.
• Vul geen vloeibaar koelmiddel bij via de
zuigleiding.
• Het is niet toegelaten additieven bij de olie en/
of het koelmiddel te mengen.
• De resterende vulling wordt pas toegevoegd
wanneer de installatie een stabiel nominaal ni-
veau heeft bereikt tijdens de werking.
• Laat de vulcilinder nooit zitten op het circuit.
9 – Controle voor ingebruikname
Gebruik veiligheidsapparatuur zoals een
pressostaat en een mechanische ontlastklep in
overeenstemming met de geldende algemene
en plaatselijke voorschriften en veiligheidsnor-
men. Zorg ervoor dat ze actief zijn en correct zijn
ingesteld.
Controleer of de instellingen van hogedruk-
pressostaten en ontlastkleppen niet hoger zijn
dan de maximale werkdruk van de systeemon-
derdelen.
• Controleer of alle elektrische verbindingen cor-
rect zijn aangesloten en voldoen aan de plaat-
selijke regelgeving.
• Als er een carterverwarming moet worden ge-
bruikt, dan moet deze tenminste 12 uur voor
de eerste opstart ingeschakeld worden en bij
opstart na langdurige perioden van stilstand.
10 – Opstarten
• Start het apparaat nooit wanneer er geen koel-
middel gevuld is.
• Alle serviceventielen moeten in de open positie
staan. Zie afbeelding 3.
• Controleer de overeenkomst tussen het appa-
raat en voeding.
• Controleer of de carterverwarming werkt.
• Controleer of de ventilator vrij kan draaien.
• Controleer of de beschermfolie van de achter-
kant van de condensor werd verwijderd.
• Breng de HP/LP-druk in evenwicht.
• Bij het aanzetten van het apparaat moet deze
meteen starten. Als de compressor niet start,
controleer dan de bedrading, de spanning op
de aansluitingen en de fasevolgorde.
• Mogelijke omgekeerde draairichting van een
3-fasige compressor kan worden gedetecteerd
door de volgende kenmerken: de eenheid is
uitgerust met een fase-omkerend relais en de
compressor start niet, de compressor bouwt
geen druk op, hij produceert abnormaal veel
lawaai en verbruikt abnormaal weinig stroom
.
Schake
l het apparaat in een dergelijk geval on-
middellijk uit en sluit de fases aan op de cor-
recte aansluitklemmen.
• Wanneer de draairichting juist is, zal de lage-
drukaanduiding op de regelaar (of lagedruk-
meter) een afnemende druk aangeven en zal
de hogedrukaandui
ding (of hogedrukmeter)
een toenemende druk aangeven.
11 – Controle met ingeschakeld apparaat
• Controleer de draairichting van de ventilator.
De lucht moet van de condensor in de richting
van de ventilator stromen.
• Controleer het stroomverbruik en de spanning.
• Controleer de oververhitting van de afzuiging
om het risico op vloeistofslag te verminderen.
• Als er een kijkglas aanwezig is, observeer dan
het oliepeil bij de start en tijdens de werking
om te controleren of het oliepeil zichtbaar
blijft.
• Respecteer de werkingslimieten.
• Controleer alle leidingen op abnormale trillin-
gen. Bewegingen van meer dan 1,5 mm moe-
ten worden gecorrigeerd, bijvoorbeeld met
leidingbeugels.
• Voeg indien nodig extra koelmiddel in vloei-
bare fase toe aan de lagedrukzijde, zo ver weg
van de compressor als mogelijk. De compres-
sor moet draaien tijdens dit proces.
• Overlaad het systeem niet.
• Følg de lokale bestemmelser for aftapning af
kølemidler fra enhed.
• Laat nooit koelmiddel ontsnappen in de atmo-
sfeer.
• Voer een algemene inspectie uit van de instal-
latie voordat u de locatie verlaat en controleer
op netheid, lawaai en lekken.
• Noteer het type en de hoeveelheid koelmiddel
en ook de werkomstandigheden als referentie
voor toekomstige inspecties.
12 – Onderhoud
Schakel het apparaat altijd uit met de hoofd-
schakelaar vooraleer het ventilatorpaneel te ver-
wijderen.
De interne druk en de oppervlaktemperatuur
zijn gevaarlijk en kunnen permanent letsel ver-
oorzaken.
Onderhoudspersoneel en installateurs moeten
over de nodige vaardigheden en het geschikte
gereedschap beschikken. De leidingtempera-
tuur kan meer dan 100 °C bedragen en ernstige
brandwonden veroorzaken.
Zorg voor periodieke onderhoudsinspecties
om de betrouwbaarheid van het systeem te ga-
randeren en te voldoen aan de plaatselijke voor-
schriften.
Om systeemgerelateerde problemen te voorko-
men wordt het volgende
periodieke onderhoud aanbevolen:
• Controleren of veiligheidsapparaten werken en