II - 3
Veiligheid
2.2.5 Gemonteerde werktuigen
1. Bij het aan- en afkoppelen van de pickup aan of
van de veldhakselaar is bijzondere voorzichtigheid
geboden.
2. De pickup mag alleen worden gemonteerd op het
daarvoor bedoelde type veldhakselaar.
3. Werkzaamheden aan de pickup mogen alleen worden
uitgevoerd als de motor is stilgezet en de sleutel uit
het contactslot is getrokken. Alle bedieningshendels
moeten in de neutrale stand staan en er mag geen
hydraulische leiding onder druk staan.
4. Voer werkzaamheden onder de pickup alleen uit bij
een stabiele ondersteuning.
5. Op de openbare weg moet de pickup altijd in de
transportstand zijn gebracht.
2.2.6 Gebruik met aftakas
1. Men mag uitsluitend gebruik maken van door de
fabrikant voorgeschreven tussenassen.
2. Beschermbuis en -trechter van de tussenas van
aftakasbescherming, ook aan de zijde van trekker
en werktuig, moeten goed geplaatst zijn en werken.
3. Let bij tussenassen op de voorgeschreven overlap-
ping in zowel werk- als transportstand.
4. Aan- en afkoppelen van de tussenas mag slechts bij
stilstaande aftakas, uitgezette motor, en verwijderde
contactsleutel.
5. Bij gebruik van tussenassen met veiligheids- of
vrijloopkoppeling, die niet door een bescherming
vanaf de trekker beveiligen en beveiligd zijn, moeten
veiligheids- resp. vrijloopkoppelingen aan de
werktuigzijde worden aangebracht.
6. Zorg altijd voor een goede montage en beveiliging
van de tussenas.
7. De bescherming van de tussenas, door middel van
het vasthangen van de kettinkjes, tegen meedraaien
borgen.
8. Voordat de aftakas wordt ingeschakeld, u ervan
overtuigen dat het gekozen toerental op de trekker
overeenstemt met het benodigde toerental van het
werktuig.
9. Voordat de aftakas wordt ingeschakeld erop letten,
dat niemand zich bevindt binnen de gevaarlijke
invloedssfeer van het werktuig.
10. Schakel de aftakas nooit in bij stilstaande motor.
11. Tijdens het werken met de aftakas mag niemand zich
bevinden in de buurt van de aftakas of de tussenas.
12. Aftakas altijd uitschakelen, indien gewerkt wordt
met te grote hoeken, en dit niet nodig is.
13. Let op! Na het uitschakelen van de aandrijving
bestaat gevaar voor nalopende massa. Kom in die tijd
niet in de buurt van het werktuig. Er mag slechts aan
de machine worden gewerkt zodra deze volledig
stilstaat.
14. Werktuigen met aftakasaandrijving of de scharnie-
ras alleen reinigen, smeren of instellen terwijl de
aftakas uitgeschakeld, de motor uitgezet en de
contactsleutel verwijderd is.
15. Afgekoppelde tussenas op de voorgeschreven
houder wegleggen.
16. Na het afkoppelen van de tussenas de
veiligheidsdop op de aftakasstomp plaatsen.
17. Bij schade deze meteen verhelpen, voordat er
verder met het werktuig gewerkt wordt.
2.2.7 Hydraulisch systeem
1. De hydraulische installatie staat onder hoge druk.
2. Bij het aansluiten van hydraulische cilinders en
motoren moet op de voorgeschreven aansluiting
van de slangen gelet worden.
3. Bij aansluiting van de hydraulische slangen aan het
hydraulische systeem van de veldhakselaar moet
erop worden gelet dat het hydraulische systeem
aan beide zijden drukloos is.
4. Bij hydraulische functionele verbindingen tussen
veldhakselaar en werktuig moeten de koppelstekkers
en stekkerdozen aangeduid worden, zodat foutieve
verbindingen uitgesloten zijn. Bij verwisseling van de
aansluitingen omgekeerde functie (bijv. Omhoog/
Omlaag) - Gevaar voor ongevallen!
5. Hydraulische slangen moeten regelmatig worden
gecontroleerd en bij beschadiging of veroudering
worden vervangen. De vervangende delen moeten
voldoen aan de specificaties van de fabrikant van
het werktuig.
6. Bij het opsporen van lekkages de hiervoor best-
emde hulpmiddelen gebruiken.
7. Onder hoge druk wegspuitende vloeistoffen (hydrau-
lische olie) kunnen de huid doordringen en zwaar
letsel veroorzaken. Bij verwondingen onmiddellijk
een arts raadplegen. Infectiegevaar!
8. Maak voor werkzaamheden aan het hydraulische systeem
eerste het systeem drukloos en zet de motor uit.