Krone BA EasyFlow 3001, EasyFlow 3801 Handleiding

Categorie
Accessoires voor het maken van koffie
Type
Handleiding
Gebruiksaanwijzing
150 000 053 01 NL
Pickup
EASYFLOW 3001
EASYFLOW 3801
(vanaf machinenr. 700 001)
EG-conformiteitsverklaring
Wij
verklaren hiermee, als fabrikant van het hierna genoemde product, geheel in eigen verantwoordelijkheid,
dat de
machine: KRONE pick-up
Model / modellen: EASYFLOW
Waarop deze verklaring betrekking heeft, met de overeenkomstige bepalingen van de
EG-richtlijn 2006/42/EG (machines)
In overeenstemming is..
Als gevolmachtigde voor de samenstelling van de technische documenten geldt de ondertekenende directeur.
Spelle, 19.05.10
Dr.-Ing. Josef Horstmann
(Directeur Constructie & Ontwikkeling)
Maschinenfabrik Bernard Krone GmbH
Heinrich-Krone-Str. 10, D-48480 Spelle
Bouwjaar: Machinenr:
Geachte klant,
U ontvangt hierbij een gebruiksaanwijzing voor het door u
gekochte KRONE-product.
Deze gebruiksaanwijzing bevat belangrijke informatie voor
het correcte gebruik en veilige bediening van de
machine.
Mocht deze gebruiksaanwijzing om welke reden dan ook geheel
of gedeeltelijk onbruikbaar geworden zijn, kunt u een ander
exemplaar verkrijgen onder vermelding van het op het voorblad
aangegeven nummer.
Inhoud
Inhoud
1 Algemeen........................................................................ I -1
1.1 Gebruiksdoel..................................................................................... I -1
1.2 Gegevens over het product ............................................................ I -1
1.2.1 Algemeen ............................................................................................................... I -1
1.2.2 Adres van de fabrikant .......................................................................................... I -1
1.2.3 Verklaring ............................................................................................................... I -1
1.2.4 Kenmerken............................................................................................................. I -1
1.2.5 Gegevens voor aanvragen en bestellingen ........................................................ I -1
1.2.6 Gebruik volgens bestemming .............................................................................. I -2
1.2.7 Technische gegevens ........................................................................................... I -2
2 Veiligheid........................................................................II -1
2.1 Aanduiding van veiligheidsvoorschriften in de
gebruiksaanwijzing ..........................................................................II -1
2.2 Veiligheidsvoorschriften en voorschriften ter voorkoming van
ongevallen .........................................................................................II -1
2.2.1 Kwalificatie en scholing van personeel ...............................................................II -1
2.2.2 Gevaren bij het niet in acht nemen van de veiligheidsvoorschriften ................II -1
2.2.3 Veiligheidsbewuste werkzaamheden ..................................................................II -1
2.2.4 Veiligheidsvoorschriften en voorschriften ter voorkoming van ongevallen ....II -2
2.2.5 Gemonteerde werktuigen .....................................................................................II -3
2.2.6 Gebruik met aftakas ..............................................................................................II -3
2.2.7 Hydraulisch systeem ............................................................................................II -3
2.2.8 Onderhoud.............................................................................................................II -4
2.2.9 Eigenmachtige veranderingen en vervaardiging van
vervangingsonderdelen........................................................................................II -4
2.2.10 Ontoelaatbaar gebruik ..........................................................................................II -4
2.3 Veiligheidsvoorschriften op de machine ......................................II -5
2.3.1 Plaats van de waarschuwingspictogrammen op het werktuig..........................II -6
2.3.2 Plaats van de plaatjes met algemene voorschriften op het werktuig................II -8
3 Ingebruikneming .......................................................... III -1
3.1 Bijzondere veiligheidsvoorschriften ............................................ III -1
3.2 Aanslagpunten................................................................................. III -1
3.3 Opslag ...............................................................................................III -2
3.4 Montage ............................................................................................III -2
3.4.1 Adapterframe aanpassen.....................................................................................III -2
3.4.2 Pendelframe..........................................................................................................III -3
3.4.3 Aankoppelen.........................................................................................................III -3
3.4.4 Pickup afstellen ....................................................................................................III -5
3.5 Transportstand ................................................................................ III -6
3.5.1 Rijden op de openbare weg ................................................................................III -6
3.6 Werkstand......................................................................................... III -7
3.6.1 Werkhoogte instellen ...........................................................................................III -7
3.6.2 Uitzetsnelheid van de rolomlaaghouder instellen. ............................................III -7
Inhoud
3.6.3 Rolomlaaghouder en zwadgeleidings-plaat instellen .......................................III -8
3.6.4 Toevoerplaten.......................................................................................................III -9
3.6.5 Afstand tussen afstrijklijsten en transportvijzel instellen .................................III -9
3.7 Gebruik voor de werkzaamheden...............................................III -10
3.7.1 Bijzondere veiligheidsvoorschriften.................................................................III -10
3.7.2 Pickup gebruiken ............................................................................................... III -11
3.8 Demontage......................................................................................III -12
4 Onderhoud................................................................... IV -1
4.1 Bijzondere veiligheidsvoorschriften ........................................... IV -1
4.2 Algemeen ......................................................................................... IV -1
4.3 Overbrengingen ............................................................................. IV -2
4.3.1 Oliesoorten voor de overbrengingen en olievolumes...................................... IV -2
4.3.2 Oliepeilcontrole en olie verversen bij de hoofdoverbrenging.......................... IV -2
4.3.3 Oliepeilcontrole en olie verversen bij de tandwielkast ..................................... IV -3
4.4 Aandrijfkettingen ............................................................................ IV -3
4.5 Tanden vervangen ......................................................................... IV -5
4.6 Steunwielen..................................................................................... IV -5
4.7 Smeerschema...................................................................................................... IV -6
4.8 Stilzetten .......................................................................................... IV -7
I - 1
Algemeen
1 Algemeen
De gebruiksaanwijzing bevat belangrijke aanwijzingen
die bij gebruik en onderhoud in acht moeten worden
genomen. Daarom moet de gebruiksaanwijzing beslist
voor de ingebruikneming door het personeel worden
gelezen en moet deze voor het personeel beschikbaar
zijn.
Niet alleen in het hoofdstuk veiligheid zijn punten
genoemd die opgevolgd moeten worden, maar ook in
de andere hoofdstukken staan specifieke voorschriften
die gelezen en opgevolgd moeten worden.
1.1 Gebruiksdoel
De pickup EASYFLOW 3001 en EASYFLOW 3801 is
een voorzetwerktuig speciaal voor de KRONE
veldhakselaar BiG X.
Deze dient voor het opnemen van stengelachtig
oogstgoed via de werkbreedte, het samen-
voeren op de aanvoerbreedte en het continu vrijgeven
voor overdracht aan de veldhakselaar.
1.2 Gegevens over het product
1.2.1 Algemeen
Deze gebruiksaanwijzing geldt voor de pickup
EASYFLOW 3001 en EASYFLOW 3801.
1.2.2 Adres van de fabrikant
Maschinenfabrik Bernard Krone GmbH
Heinrich-Krone-Straße 10
D-48480 Spelle (Duitsland)
Telefoon: 0 59 77/935-0
Telefax: 0 59 77/935-339
1.2.3 Verklaring
G-verklaring van overeenkomst overeenkomstig de
EG-richtlijn
Zie binnenkant titelblad
1.2.4 Kenmerken
Het typeplaatje bevindt zich op het frame.
Jaar
Type
Machinenr.
Het typeplaatje is een officieel
document en mag niet veranderd of
onleesbaar worden gemaakt.
EF000021
1.2.5 Gegevens voor aanvragen en
bestellingen
Geef bij vragen over de machine en bij de bestelling
van onderdelen het type, het machinenummer en het
bouwjaar van de machine op.
Originele onderdelen en door de
fabrikant goedgekeurd toebehoren
dienen de veiligheid. Het gebruik van
andere delen kan de
aansprakelijkheid voor de daardoor
ontstane gevolgen doen vervallen.
I - 2
Algemeen
1.2.6 Gebruik volgens bestemming
De pickup EASYFLOW 3001 en EASYFLOW 3801
mag alleen worden gemonteerd op de zelfrijdende
veldhakselaar BiG X.
Deze is uitsluitend geconstrueerd voor het normale
gebruik bij agrarische of gelijksoortige werkzaamheden
(gebruik volgens bestemming), zie ook hoofdstuk 1.1
Gebruiksdoel.
Het gebruik is beperkt tot areaal waarvan het oppervlak
vlak is gemaakt en waarop zich geen stenen mogen
bevinden. Anders leidt dit tot schade aan de
grondmachine.
Elk gebruik buiten deze omschrijving geldt als niet volgens
bestemming. Voor de hieruit voortvloeiende schade is de
fabrikant niet aansprakelijk; het risico hiervoor ligt
uitsluitend bij de gebruiker.
Tot het gebruik volgens bestemming behoort tevens het
opvolgen van de door de fabrikant voorgeschreven
gebruiks-, verzorgings- en onderhoudswerkzaamheden.
Eigenmachtige veranderingen aan de machine sluiten
aansprakelijkheid van de fabrikant voor daaruit
voortvloeiende schade uit.
1.2.7 Technische gegevens
Alle informatie, afbeeldingen en technische
gegevens in deze gebruiksaanwijzing betreffen de
actuele stand ten tijde van de publicatie.
Constructiewijzigingen kunnen altijd worden
doorgevoerd zonder kennisgeving.
Type EASYFLOW 3001 EASYFLOW 3801
Lengte (mm) 1400 1400
Hoogte (mm) 1650 1650
Totale breedte in werkstand (mm) 3700 4500
Werkbreedte (mm) 3000 3800
Breedte in transportstand (mm) 3000 3800
Gewicht (kg) 1180 1380
Aandrijftoerental (min-1) 300 - 700 300 - 700
Max. toeg. bedrijfsdruk (bar) 200 200
Hydraulische aansluitingen 3x EW 3x EW
II - 1
Veiligheid
2 Veiligheid
2.1 Aanduiding van
veiligheidsvoorschriften in de
gebruiksaanwijzing
De in deze gebruiksaanwijzing opgenomen
veiligheidsvoorschriften, die bij het niet in acht nemen
persoonlijk letsel kunnen veroorzaken, worden
aangeduid met het algemene gevarensymbool:
Veiligheidssymbool volgens DIN 4844 - W9
Algemene aanwijzingen van gebruik worden als volgt
aangeduid:
Op de machine aangebrachte aanwijzingen moeten
absoluut worden opgevolgd, moeten altijd in volledig en
goed leesbare toestand worden gehouden en moeten
indien nodig worden vervangen.
2.2 Veiligheidsvoorschriften en
voorschriften ter voorkoming
van ongevallen
2.2.1 Kwalificatie en scholing van
personeel
De pickup mag uitsluitend door personen worden gebruikt,
onderhouden en gerepareerd, die hiermee vertrouwd zijn
en die over de hiermee verbonden gevaren geïnstrueerd
zijn. Verantwoordelijkheid, bevoegdheid en begeleiding
van het personeel moeten door de eigenaar goed geregeld
zijn. Indien het personeel niet over de juiste kennis
beschikt, moet het personeel geschoold en geïnformeerd
worden. Bovendien moet de eigenaar zich ervan overtuigen
dat het personeel de inhoud van de gebruiksaanwijzing
heeft gelezen en goed begrijpt.
Werkzaamheden die niet in deze gebruiksaanwijzing
worden omschreven, mogen uitsluitend door erkende
werkplaatsen worden uitgevoerd.
2.2.2 Gevaren bij het niet in acht nemen
van de veiligheidsvoorschriften
Indien de veiligheidsvoorschriften niet worden opgevolgd,
kan dit gevaren voor personen, het milieu en de machine
tot gevolg hebben. Het niet in acht nemen van de
veiligheidsvoorschriften kan ertoe leiden dat eisen tot
schadeloosstelling ongegrond worden verklaard.
Het niet in acht nemen van de voorschriften kan
bijvoorbeeld de volgende gevaren veroorzaken:
Gevaar voor persoonlijk letsel door een onveilige
werkomgeving
Weigering van belangrijke functies van de machine
Weigering van voorgeschreven methoden voor
onderhoud
Gevaar voor persoonlijk letsel door mechanische en
chemische inwerkingen
Gevaar voor het milieu door lekkage van hydrauli-
sche olie
2.2.3 Veiligheidsbewuste
werkzaamheden
De in deze gebruiksaanwijzing vermelde
veiligheidsvoorschriften, de bestaande voorschriften ter
voorkoming van ongevallen en eventuele arbeids-, bedrijfs-
en veiligheidsvoorschriften van de exploitant moeten in
acht worden genomen.
De wettelijke bepalingen en de bepalingen van de
arbeidsinspectie zijn bindend.
Volg de veiligheidsvoorschriften van de fabrikant van
het voertuig op.
II - 2
Veiligheid
Bij deelname aan het verkeer op de openbare weg
moeten de daar geldende wettelijke voorschriften
(zoals het wegenverkeersreglement) worden opgevolgd.
2.2.4 Veiligheidsvoorschriften en
voorschriften ter voorkoming van
ongevallen
1. Neem naast de voorschriften in deze
gebruiksaanwijzing ook de algemene
veiligheidsvoorschriften en de voorschriften ter
voorkoming van ongevallen in acht.
2. De aangebrachte platen met waarschuwingen en
aanwijzingen zijn nodig voor een goed en veilig
gebruik: let hierop, ook voor uw eigen veiligheid.
3. Bij gebruik van de openbare weg de plaatselijke
bepalingen opvolgen.
4. Voordat iemand met het werktuig gaat werken dient
hij zich vertrouwd te maken met alle
bedieningsorganen en hun werking. Tijdens het
werk is het daarvoor te laat.
5. De kleding van de bestuurder moet strak aanliggen.
Los gedragen kleding vermijden.
6. Houd de machine schoon ter voorkoming van
brand.
7. Controleer de omgeving voordat u gaat rijden en
voordat u met de machine gaat werken. Let vooral
op kinderen. Let op voldoende zicht.
8. Tijdens werk en transport mag niet op het werktuig
worden meegereden.
9. Koppel werktuigen volgens voorschrift aan en
uitsluitend aan de daarvoor bestemde
voorzieningen. Borg de werktuigen goed.
10. Breng bij het aan- en afkoppelen de steunen in de
daarvoor bestemde stand.
11. Bij het aan- en afkoppelen van de pickup aan of
van de veldhakselaar is bijzondere voorzichtigheid
geboden.
12. Koppel ballastgewichten altijd volgens de
voorschriften aan de daarvoor bestemde
bevestigingspunten.
13. Let op de maximaal toegelaten aslasten, het totale
gewicht en de transportafmetingen.
14. Controleer en monteer transportvoorzieningen,
zoals verlichting, waarschuwingsborden en
eventuele beschermingen.
15. Bedieningsorganen (zoals koorden, kettingen en
stangen) van op afstand bediende elementen
moeten zodanig worden aangebracht, dat deze in
alle standen bij transport en werkzaamheden geen
onbedoelde bewegingen kunnen veroorzaken.
16. Breng de pickup voor transport over de openbare
weg in de voorgeschreven staat en borg deze
volgens voorschrift van de fabrikant.
17. Verlaat tijdens het rijden de bestuurdersplaats
nooit.
18. De rijsnelheid moet altijd worden aangepast aan de
omstandigheden. Maak geen plotselinge
bewegingen en rijd geen scherpe bochten op
hellingen en taluds.
19. Wegligging, bestuurbaarheid en remwerking worden
beïnvloed door aangebouwde en aangehangen
werktuigen en ballastgewichten. Let daarom op
goede bestuurbaarheid en voldoende
remvermogen.
20. Let in bochten op overstekende lading en de
massatraagheid van het werktuig.
21. Neem de pickup pas in gebruik nadat alle
beschermingen in de juiste stand staan en werken.
22. Houd veiligheidsvoorzieningen in een correcte
toestand. Vervang ontbrekende of beschadigde
onderdelen.
23. Begeef u nooit binnen het werkingsbereik van de
machine.
24. Begeef u nooit binnen de draai- en zwenkcirkel van
het werktuig.
25. Hydraulisch beweegbare delen en de
hefvoorziening mogen uitsluitend worden bediend
indien niemand zich binnen het zwenkbereik
bevindt.
26. Aan en bij (bijv. hydraulisch) bekrachtigde delen
bevinden zich scherpe en afknellende punten.
27. Voordat u de veldhakselaar verlaat, dient de pickup
op de grond te plaatsen, de vastzetrem te bedienen
en de sleutel uit het contact te trekken.
28. Niemand mag zich bevinden tussen veldhakselaar
en de pickup zonder dat het voertuig tegen weg-
rollen is beveiligd door de parkeerrem en/of
wielwiggen.
29. Neem alle overige veiligheidsvoorschriften in de
gebruiksaanwijzing van de veldhakselaar in acht.
II - 3
Veiligheid
2.2.5 Gemonteerde werktuigen
1. Bij het aan- en afkoppelen van de pickup aan of
van de veldhakselaar is bijzondere voorzichtigheid
geboden.
2. De pickup mag alleen worden gemonteerd op het
daarvoor bedoelde type veldhakselaar.
3. Werkzaamheden aan de pickup mogen alleen worden
uitgevoerd als de motor is stilgezet en de sleutel uit
het contactslot is getrokken. Alle bedieningshendels
moeten in de neutrale stand staan en er mag geen
hydraulische leiding onder druk staan.
4. Voer werkzaamheden onder de pickup alleen uit bij
een stabiele ondersteuning.
5. Op de openbare weg moet de pickup altijd in de
transportstand zijn gebracht.
2.2.6 Gebruik met aftakas
1. Men mag uitsluitend gebruik maken van door de
fabrikant voorgeschreven tussenassen.
2. Beschermbuis en -trechter van de tussenas van
aftakasbescherming, ook aan de zijde van trekker
en werktuig, moeten goed geplaatst zijn en werken.
3. Let bij tussenassen op de voorgeschreven overlap-
ping in zowel werk- als transportstand.
4. Aan- en afkoppelen van de tussenas mag slechts bij
stilstaande aftakas, uitgezette motor, en verwijderde
contactsleutel.
5. Bij gebruik van tussenassen met veiligheids- of
vrijloopkoppeling, die niet door een bescherming
vanaf de trekker beveiligen en beveiligd zijn, moeten
veiligheids- resp. vrijloopkoppelingen aan de
werktuigzijde worden aangebracht.
6. Zorg altijd voor een goede montage en beveiliging
van de tussenas.
7. De bescherming van de tussenas, door middel van
het vasthangen van de kettinkjes, tegen meedraaien
borgen.
8. Voordat de aftakas wordt ingeschakeld, u ervan
overtuigen dat het gekozen toerental op de trekker
overeenstemt met het benodigde toerental van het
werktuig.
9. Voordat de aftakas wordt ingeschakeld erop letten,
dat niemand zich bevindt binnen de gevaarlijke
invloedssfeer van het werktuig.
10. Schakel de aftakas nooit in bij stilstaande motor.
11. Tijdens het werken met de aftakas mag niemand zich
bevinden in de buurt van de aftakas of de tussenas.
12. Aftakas altijd uitschakelen, indien gewerkt wordt
met te grote hoeken, en dit niet nodig is.
13. Let op! Na het uitschakelen van de aandrijving
bestaat gevaar voor nalopende massa. Kom in die tijd
niet in de buurt van het werktuig. Er mag slechts aan
de machine worden gewerkt zodra deze volledig
stilstaat.
14. Werktuigen met aftakasaandrijving of de scharnie-
ras alleen reinigen, smeren of instellen terwijl de
aftakas uitgeschakeld, de motor uitgezet en de
contactsleutel verwijderd is.
15. Afgekoppelde tussenas op de voorgeschreven
houder wegleggen.
16. Na het afkoppelen van de tussenas de
veiligheidsdop op de aftakasstomp plaatsen.
17. Bij schade deze meteen verhelpen, voordat er
verder met het werktuig gewerkt wordt.
2.2.7 Hydraulisch systeem
1. De hydraulische installatie staat onder hoge druk.
2. Bij het aansluiten van hydraulische cilinders en
motoren moet op de voorgeschreven aansluiting
van de slangen gelet worden.
3. Bij aansluiting van de hydraulische slangen aan het
hydraulische systeem van de veldhakselaar moet
erop worden gelet dat het hydraulische systeem
aan beide zijden drukloos is.
4. Bij hydraulische functionele verbindingen tussen
veldhakselaar en werktuig moeten de koppelstekkers
en stekkerdozen aangeduid worden, zodat foutieve
verbindingen uitgesloten zijn. Bij verwisseling van de
aansluitingen omgekeerde functie (bijv. Omhoog/
Omlaag) - Gevaar voor ongevallen!
5. Hydraulische slangen moeten regelmatig worden
gecontroleerd en bij beschadiging of veroudering
worden vervangen. De vervangende delen moeten
voldoen aan de specificaties van de fabrikant van
het werktuig.
6. Bij het opsporen van lekkages de hiervoor best-
emde hulpmiddelen gebruiken.
7. Onder hoge druk wegspuitende vloeistoffen (hydrau-
lische olie) kunnen de huid doordringen en zwaar
letsel veroorzaken. Bij verwondingen onmiddellijk
een arts raadplegen. Infectiegevaar!
8. Maak voor werkzaamheden aan het hydraulische systeem
eerste het systeem drukloos en zet de motor uit.
II - 4
Veiligheid
2.2.8 Onderhoud
1. Reparatie-, onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden en het verhelpen van
storingen uitsluitend uitvoeren bij uitgeschakelde
aandrijving en stilstaande motor.
- Verwijder de contactsleutel.
2. Bouten en moeren regelmatig op goed vastzitten
controleren en indien nodig vastdraaien.
3. Bij reparatie en onderhoud aan een geheven
werktuig altijd zorgen voor voldoende
ondersteuning.
4. Bij het vervangen van scherpe delen het daarvoor
bestemde gereedschap gebruiken en
werkhandschoenen gebruiken.
5. Olie, vetten en filters volgens de voorschriften
afvoeren.
6. Alvorens aan het elektrisch systeem te gaan
werken eerst de stroomtoevoer afsluiten.
7. Indien beschermingen aan slijtage onderhevig zijn,
moeten deze regelmatig gecontroleerd en op tijd
vervangen worden.
8. Maak bij elektrische laswerkzaamheden aan de
veldhakselaar of de aangekoppelde werktuigen de
kabels van de generator en de accu los.
9. Vervangingsonderdelen moet aan de door de
fabrikant van het werktuig vastgelegde technische
eisen voldoen.
Originele KRONE-vervangingsonderdelen
voldoen aan deze eisen.
2.2.9 Eigenmachtige veranderingen en
vervaardiging van
vervangingsonderdelen
Het ombouwen en veranderen van het werktuig is
uitsluitend toegestaan na overleg met de fabrikant.
Originele onderdelen en door de fabrikant goedgekeurd
toebehoren dienen de veiligheid. Het gebruik van
andere delen kan de aansprakelijkheid voor de
daardoor ontstane gevolgen doen vervallen.
2.2.10 Ontoelaatbaar gebruik
De bedrijfsveiligheid is uitsluitend gewaarborgd bij het
gebruik volgens bestemming gebruik zoals in het
hoofdstuk „Algemeen“ in de gebruiksaanwijzing
omschreven. De op de gegevensbladen aangegeven
grenswaarden mogen in geen geval worden
overschreden.
II - 5
Veiligheid
2.3 Veiligheidsvoorschriften op
de machine
De KRONE pickup is met alle vereiste
veiligheidsvoorzieningen (beschermingen) uitgerust.
Niet alle gevaarlijke plaatsen op deze machine kunnen,
met het oog op de instandhouding van de werking van
de machine, geheel worden beveiligd.
Op de machine bevinden zich desbetreffende
waarschuwingen, waarmee op de overgebleven
restgevaren wordt gewezen.
De waarschuwingen zijn uitgevoerd in de vorm van
pictogrammen.
Over de plaats van deze waarschuwende
pictogrammen en hun betekenis vindt u hier een aantal
belangrijke aanwijzingen.
Maak u met de betekenis van de
waarschuwingen goed vertrouwd.
De hiernaast staande tekst en de
plaats op het werktuig geven aan
waar gevaar te verwachten is.
II - 6
Veiligheid
6
EF000012
1,2,3,7
1,2,7
4,5
4,5
6
88
2.3.1 Plaats van de waarschuwingspictogrammen op het werktuig
1
Voor ingebruikneming
veiligheidsvoorziening
sluiten.
Bestelnr. 942 002-4 (2x)
2
Ga niet in het
gevaarlijke gebied
tussen voorzetwerktuig
en machine staan.
Bestelnr. 942 312-0 (2x)
II - 7
Veiligheid
6
Grijp nooit in het
werkbereik van de pickup
zolang de machine loopt.
Bestelnr. 939 407-1 (2x)
3
Lees voor de
ingebruikneming de
gebruiksaanwijzing en de
veiligheidsvoorschriften en
neem deze in acht.
Bestelnr. 939 471-1 (1x)
4
Gevaar door
draaiende vijzel.
Bestelnr. 939 520-1 (2x)
5
Grijp nooit in of bij delen
die kunnen knellen of
snijden, zolang deze
delen nog bewegen.
Bestelnr. 942 196-1 (2x)
7
Raak geen bewegende
delen van de machine
aan.
Wacht tot deze volledig tot
stilstand zijn gekomen.
Bestelnr. 939 410-2 (2x)
8
Aanslagpunten
Bestelnr. 942 012-1 (2x)
II - 8
Veiligheid
2.3.2 Plaats van de plaatjes met algemene voorschriften op het werktuig
1
3
EF400013
1
2
12
942 450-1 (1x) EASYFLOW 3001 (groen)
942 451-1 (2x) EASYFLOW 3801 (groen)
Bestelnr. 942 299-0 (2x)
II - 9
Veiligheid
3
942 444-1 (1x) EASYFLOW 3001 (beige)
942 445-1 (1x) EASYFLOW 3801 (beige)
II - 10
Veiligheid
III - 1
Ingebruikneming
3 Ingebruikneming
3.1 Bijzondere
veiligheidsvoorschriften
De pickup mag alleen worden
gemonteerd op het daarvoor
bedoelde type veldhakselaar.
Tijdens het gebruik mag zich nie-
mand in het gevaarlijke gebied van
de machine bevinden.
De veiligheidsvoorzieningen op de
pickup beschermen tegen ingrijpen
op gevaarlijke plaatsen. Zet deze
daarom voor het begin van de
werkzaamheden in de veilige stand.
Open of verwijder
veiligheidsvoorzieningen niet terwijl
de motor loopt.
Bij het draaien van de pickup van de
transport- naar de werkstand en
omgekeerd is het niet toegestaan
zich in het draaibereik te bevinden.
Bij de montage en demontage van de
pickup aan of van de veldhakselaar is
bijzondere voorzichtigheid geboden.
De voorschriften ter voorkoming van
ongevallen moeten beslist in acht
worden genomen.
Op de openbare weg moet de pickup
altijd in de transportstand zijn ge-
bracht.
3.2 Aanslagpunten
Gebruik alleen transportmiddelen
(kraan, kabels) van voldoende
afmetingen.
Maak voor bedrijfsintern transport (bijv. verladen)
het hefwerktuig vast aan de hiernaast afgebeelde
punten.
EF000011
III - 2
Ingebruikneming
3.3 Opslag
Plaats de pickup (1) met uitgetrokken steunen (2)
en uitgeklapte steunwielen (3) op een stevige en
vlakke ondergrond en op een droge en schone
plaats.
Gevaar voor ongevallen en
beschadiging!
Leg de hydraulische slangen (4) op
de pickup (1).
1
2
4
EF000020
3
3.4 Montage
3.4.1 Adapterframe aanpassen
Alleen bij de eerste montage en het
wisselen van de veldhakselaar.
Meet de asafstand „a“ tussen de opnameklauw (1)
en de vergrendelingshaak (2) aan het pendelframe
van de veldhakselaar.
BX201012
1
2
a
Controleer de asafstand „a“ tussen de
opnamebouten (1, 2) van het adapterframe op de
pickup en pas deze indien nodig aan de afmetingen
van het pendelframe aan.
De instelling rechts en links van het
adapterframe moet op dezelfde
manier worden uitgevoerd.
Draai de schroefverbindingen (3) los en verschuif de
pendelframeopnames (2) op de correcte afstand.
Draai de schroefverbindingen (3) vast.
1
23
EF000080
22
1
a
III - 3
Ingebruikneming
3.4.2 Pendelframe
Beweeg het pendelframe (1) van de veldhakselaar
volledig omlaag.
De vergrendelingshaken (2) moeten geopend zijn.
Open deze indien nodig met de
vergrendelingshendel (3).
Trek de insteekveer (4) los, trek de
vergrendelingshendel (3) van de blokkeerbout en
draai deze naar voren.
Het pendelframe (1) moet vergrendeld zijn. De
vergrendelingsbout (5) moet zich in de
vergrendelingspositie (I) bevinden.
4
2
31
5
I
2EF400131
II
3.4.3 Aankoppelen
Rijd de veldhakselaar naar de pickup tot het
pendelframe recht voor het adapterframe (1) staat
en de opnamebouten (3) zich tegen de
aanlegvlakken van de opnameklauwen (2) bevinden.
Beweeg het pendelframe omhoog met het hydrau-
lisch hefsysteem tot de vergrendelingshaken (4) in
de pendelframeopname (5) aan het adapterframe
liggen.
Machine stilzetten.
1
2
3
4
5
EF000022
1
III - 4
Ingebruikneming
Draai de vergrendelingshendel (3) naar achteren en
klik deze vast op de blokkeerbout (4). Borg met de
insteekveer(2).
Controleer of het pendelframe in de
opnamebout (1) en de
vergrendelingshaken aan beide
zijden zijn vastgehaakt.
1
2
3
4
BX201052
Duw de scharnieras (1) op de aandrijfas (2) van de
haakse overbrenging tot de sluiting vastklikt.
1
2
EF000170
Bij het aansluiten van de hydrauli-
sche slangen moet het systeem aan
beide zijden drukloos zijn.
Let erop dat de stekkers en
koppelingen schoon zijn en reinig
deze indien nodig.
Sluit de hydraulische slangen (1) aan op de
daarvoor bestemde steekkoppelingen van de
veldhakselaar en sluit de stofdoppen (2).
1
2
BX200961
III - 5
Ingebruikneming
1
2
3
EF000150
1
2
Draai aan beide zijden de steekbouten (2) van de
steunen (1) 180° omhoog en trek deze naar buiten.
Duw de steunen (1) omhoog en zet deze vast met
de steekbouten (2) in het boorgat (3).
Vergrendel de steekbouten (2) door deze 180°
omlaag te draaien.
3.4.4 Pickup afstellen
Alleen bij de eerste montage en het
wisselen van de veldhakselaar.
De pickup (1) moet horizontaal ten opzichte van de
veldhakselaar zijn afgesteld.
Beweeg de pickup (1) omhoog met het hydraulische
hefsysteem en controleer of de pickup horizontaal
is afgesteld. Compenseer een eventuele
dwarsneiging door de voorspanning van de drukveer
(2) te veranderen.
Verander de voorspanning van de drukveer (2) door
de zeskantmoer (3) in de juiste richting te draaien.
Zie voor meer instellingen voor het
gebruik van de pickup de
gebruiksaanwijzing „Zelfrijdende
veldhakselaar BiG X“.
1
EF000210
1
I
II
I
II
Maak de vergrendeling van het pendelframe los en
zet de vergrendelingsbout (1) van stand I
(vergrendeld) in stand II (niet vergrendeld).
1
2
3
EF000230
III - 6
Ingebruikneming
3.5 Transportstand
Schakel de aandrijving uit voordat de
pickup in de transportstand
omhooggezet wordt.
Zet de pickup (1) met het hydraulische hefsysteem
helemaal omhoog en klap de steunwielen (2) naar
binnen.
Voorkom onbedoeld omhoogklappen van de
stofbescherming (3) door deze met de borgkabel (4)
aan de pickup te bevestigen.
1
2
3
4
EF000250
2
3
3.5.1 Rijden op de openbare weg
Bij het rijden op de openbare weg
moeten de geldende verkeersregels
in acht worden genomen.
Voor het transport op de openbare
weg moeten de steunwielen worden
ingeklapt.
De pickup mag op de openbare weg
alleen worden meegevoerd als dit in
de bedrijfsvergunning van de
veldhakselaar vermeld staat. De
desbetreffende voorwaarden moeten
in acht worden genomen.
Pas de rijsnelheid van de
veldhakselaar aan de plaatselijke
omstandigheden aan.
III - 7
Ingebruikneming
3.6 Werkstand
Klap de steunwielen (2) uit en laat de pickup (1) tot
op de grond dalen.
1
2EF000270
2
3.6.1 Werkhoogte instellen
De werkhoogte van de pickup wordt met de
steunwielen (1) ingesteld. De afstand van de tanden tot
de grond moet
20 - 30 mm bedragen.
Trek de insteekveer (2) los, klap de
verdraaibeveiliging (4) omhoog en beweeg de
steunwielen (1) naar binnen of naar buiten door de
schroefspil (3) te draaien. De instelling moet aan
beide zijden op dezelfde wijze worden uitgevoerd.
Klap na het instellen de verdraaibeveiliging (4)
omlaag en borg deze met de insteekveer (2).
De afstand van het middensteunwiel (5) tot de grond
moet ca. 30 - 50 mm bedragen.
Draai de schroefverbinding (6) los en monteer het
middensteunwiel (5) op de juiste hoogte in de
perforatierail van de lagersteun (7).
1
2
7
EF400015
14
3
6
5
3.6.2 Uitzetsnelheid van de
rolomlaaghouder instellen.
De uitzetsnelheid van de rolomlaaghouder kan met het
reduceerterugslagventiel (1) worden ingesteld.
Instelschroef (3) naar binnen draaien: langzamer
Instelschroef (3) naar buiten draaien: sneller
Draai de inbusbout (2) los en verdraai de
instelschroef (3).
Draai na het uitvoeren van de instelling de
inbusbout (2) weer vast.
1
EF000280
2
3
III - 8
Ingebruikneming
3.6.3 Rolomlaaghouder en
zwadgeleidings-plaat instellen
Positie rolomlaaghouder - baan opnametanden
Draai de klemverbinding (2) aan beide zijden los en
draai de rolomlaaghouder (1) in de gewenste stand
ten opzichte van de baan van de opnametanden.
Draai de klemverbindingen (2) weer vast.
Draai de schroefverbinding (4) aan beide zijden los
en draai de zwadgeleidingsplaat (3) met de hendel
(5) in de gewenste stand.
Zet de positie vast met de schroefverbindingen (4)
in de perforatierails.
Het bevestigingspunt moet zich altijd
boven de horizontale lijn door de
rolmiddelpunt bevinden om het naar
binnen trekken van het oogstgoed
tussen rol en zwadgeleidingsplaat te
voorkomen.
1
3
4
5
EF000320
2
Veerontlasting rolomlaaghouder
De veerontlasting van de rolomlaaghouder (1) kan met
de voorspanning van de trekveren (2) en/of met de
perforatierail in de lagersteun worden ingesteld.
Stel de voorspanning van de trekveren (2) met de
zeskantbouten (3) in.
Stel de voorspanning van de trekveren (2) aan beide
zijden op dezelfde wijze in.
Lagerpunt van de trekveren boven: grote ontlasting
Lagerpunt van de trekveren onder: kleine ontlasting
Draai de achterste zeskantmoeren (3) los en
demonteer de trekveren (2) met de oogbouten.
Demonteer de splitpen (4) en de ring (5). Trek de
bout (6) naar buiten en steek deze op de gekozen
positie naar binnen. Monteer de trekveren (2) aan
beide zijden van de machine op dezelfde wijze.
De montage vindt plaats in de omgekeerde volgorde
van de demontage.
1
2
3
6
EF000014
4,5
III - 9
Ingebruikneming
Rolomlaaghouder - hoogte instellen
De hoogte van de rolomlaaghouder kan via het
lagerpunt (2) van de uitzetcilinder (1) worden ingesteld.
Onderste lagerpunt - rolomlaaghouder hoger
Bovenste lagerpunt - rolomlaaghouder lager
Draai de schroefverbinding (3) los en trek de bout
(4) naar buiten.
Monteer de uitzetcilinder (1) met de bout (4) in het
gekozen boorgat van de lagersteun (2) en borg de
bout (4) met de schroefverbinding (3).
De instelling moet aan beide zijden op dezelfde
wijze plaatsvinden.
1
2
3
4
EF000310
3.6.4 Toevoerplaten
Als het oogstgoed bij de opname om de getande
toevoerplaten (1) wikkelt, kunnen gladde toevoerplaten
(2) worden gemonteerd.
Draai de schroefverbindingen (3) los en demonteer
de getande toevoerplaat (1).
Monteer gladde toevoerplaten (2) met de
schroefverbindingen (3) op de transportvijzel.
1
2
3
EF000380
3.6.5 Afstand tussen afstrijklijsten en
transportvijzel instellen
De trog heeft rechts en links van de
overdrachtsopening twee afstrijklijsten (1), die via
langgaten kunnen worden versteld.
De afstand tussen de afstrijklijsten (1) en de
buitenmantel van de vijzel (2) moet „a = 3 mm“
bedragen.
Draai de schroefverbindingen (3) los en stel de
afstand van de afstrijklijsten (1) in.
12
3
EF000400
a
III - 10
Ingebruikneming
1
3
4
EF400010
2
Bovendien kan de eindpositie van de vijzel (1) via de
eindpositiebegrenzingen (2) aan de zijkant worden
ingesteld.
Voor de instelling van de eindpositiebegrenzing (2)
aan de rechterzijde van de machine moet de vijzel
(1) omhoog worden gezet.
Draai de zeskantmoer (3) naar buiten en stel de
eindpositiebegrenzing (2) in door afstandsringen (4)
te verwijderen of toe te voegen. De
eindpositiebegrenzing moet aan beide zijden op
dezelfde wijze worden uitgevoerd.
Draai de zeskantmoer (3) vast.
3.7 Gebruik voor de
werkzaamheden
3.7.1 Bijzondere veiligheidsvoorschriften
Stuur personen weg uit het
gevaarlijke gebied. Als personen het
gevaarlijke gebied naderen, moet de
machine onmiddellijk worden
uitgeschakeld.
Laat de machine nooit onbeheerd
lopen.
Controleer de
beschermingsvoorzieningen voor elk
gebruik. Vervang beschadigde
beschermingsvoorzieningen
onmiddellijk.
Werkzaamheden aan de pickup
mogen alleen worden uitgevoerd als
de motor is stilgezet en de sleutel uit
het contactslot is getrokken. Alle
bedieningshendels moeten in de
neutrale stand staan en er mag geen
hydraulische leiding onder druk
staan.
Controleer de pickup voor elk gebruik
en nadat een obstakel is geraakt.
Versleten, beschadigde of vervormde
tanden moeten onmiddellijk worden
vervangen.
Hetzelfde geldt voor
bevestigingsdelen.
Schakel de aandrijving pas in als de
pickup zich in de werkstand bevindt.
III - 11
Ingebruikneming
3.7.2 Pickup gebruiken
Zet de pickup in de werkstand en laat deze tot aan
de grond dalen.
Schakel de aandrijving van de pickup in en laat de
motor het werktoerental bereiken.
Rij met de veldhakselaar in het oogstgoed.
De rij- en transportsnelheid is afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden (bodemgesteldheid,
hoogte en aard van het oogstgoed).
Bij het omkeren van intrekwalsen/voorzetwerktuig
(verstoppingen/metaaldetectie) wordt de
gewasgeleiderol (1) en de dwarstransportschroef (2)
automatisch naar buiten gezet.
Uitschakelen van het naar buiten zetten van de
dwarstransportschroef (2) bij het omkeren door de
verbindingsdelen (3) te demonteren.
Ga hiervoor als volgt te werk:
Borgkabel (4) aan de rechter kant van de machine
losmaken en in de boring van de lip (5) hangen.
Schroef (6) demonteren
Borgbout (7) demonteren
Verbindingsdelen (8) verwijderen en met
montagedelen (6) en (7) veilig bewaren om deze
later te kunnen aanbouwen.
Het aanbouwen voor het activeren
van het naar buiten zetten van de
dwarstransportschoef (2) bij het
omkeren vindt in omgekeerde
volgorde plaats.
De borgkabel (4) moet worden
omgestoken.
De stofbescherming (1) kan bij het gebruik ook in
verticale stand worden gebracht.
Maak de borgkabel (2) van de pickup los en klap de
stofbescherming (1) omhoog.
1
2
EF000470
2 1
3
3
EF000370
4
5
6
78
III - 12
Ingebruikneming
Vergrendel het pendelframe en zet de
vergrendelingsbout (1) van stand II (niet
vergrendeld) in stand I (vergrendeld).
Bij het lostrekken van de hydrauli-
sche slangen (1) moet het systeem
aan beide zijden drukloos zijn.
Maak de hydraulische leidingen (1) los van de
hydraulische koppelingen en sluit deze af met de
stofdoppen (2).
Gevaar voor ongevallen en
beschadiging!
Leg de hydraulische slangen op de
pickup.
1
2
BX200961
Trek de scharniervork (1) van de aandrijfas (2) van
de hoofdaandrijving.
1
2
EF000170
1
I
II
1
I
II
EF000211
3.8 Demontage
Zet de pickup alleen neer met
uitgeklapte steunwielen en
uitgetrokken steunen en alleen op
een stevige en vlakke ondergrond.
Klap de steunwielen uit en laat de pickup tot op de
grond dalen.
Demonteer de steekbouten (2) trek de steunen (1)
tot op de grond uit en monteer de steekbouten (2).
1
2
1
2
EF000151
III - 13
Ingebruikneming
Open de vergrendelingshaak (1):
Trek de insteekveer (4) los, trek de
vergrendelingshendel (3) van de blokkeerbout (2) en
draai deze naar voren.
Beweeg het pendelframe van de veldhakselaar
omlaag tot de opnameklauwen zich onder de
opnamebout bevinden.
Rijd de veldhakselaar terug.
1
2
3
4
EF401052
III - 14
Ingebruikneming
IV - 1
Onderhoud
4 Onderhoud
4.1 Bijzondere
veiligheidsvoorschriften
Voer reparaties-, onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden alleen uit als
de aandrijving uitgeschakeld is en de
motor stilstaat.
Trek de sleutel uit het contactslot, en
zorg ervoor dat de veldhakselaar niet
onbedoeld in werking kan worden
gesteld en niet kan wegrollen.
Bij reparatie-, onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden aan de
omhooggezette pickup moet altijd voor
voldoende steun door geschikte
steunelementen worden gezorgd en
moet de afsluitkraan aan de
veldhakselaar worden gesloten.
4.2 Algemeen
Controleer regelmatig (ca. alle 50 uren) of alle moeren
en bouten goed vastzitten en draai deze indien nodig
vast. Afwijkende aandraaimomenten worden in de
tekst speciaal vermeld.
Zelfborgende moeren moeten altijd
worden vervangen.
Aandraaimoment MA
Voer werkzaamheden aan de hydrau-
lische installatie alleen uit als de
installatie drukloos is.
Onder hoge druk uittredende hydrau-
lische vloeistof kan door de huid
dringen en ernstige verwondingen
veroorzaken. Raadpleeg bij
verwondingen onmiddellijk een arts,
er bestaat infectiegevaar.
Na beëindiging van de reparatie-,
onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden moeten
alle veiligheidsafschermingen en
beschermingsvoorzieningen weer
worden aangebracht.
A = schroefdraadmaat
(kwaliteitsklasse staat op boutkop vermeld)
A5.6
29
42
2,2
4,5
7,6
18
37
64
100
160
4,4
8,7
15
36
72
125
200
215
310
1050
330
350
M 4
M 5
M 6
M 8
M 10
M 12
M 14
M 14x1,5
M 16
M 16x1,5
M 20
M 24
6.8 M (Nm)
8.8 10.9
A
O
/
12.9
M 24x1,5
M 24x2
M 27
M 27x2
M 30
5,1
10
18
43
84
145
235
255
365
2450
390
3,0
5,9
10
25
49
85
135
145
210
225
730 710
1220
1350
1800
1950
2100
1150
1550
1650
1450
800
1100
1150
610
425
8
.
8
1
0
.
9
A
BP380-7-073
IV - 2
Onderhoud
4.3 Overbrengingen
Ververs bij alle overbrengingen de olie eenmaal per
jaar, voor zover niets anders vermeld.
Controleer het oliepeil voor het begin van het seizoen.
Controleer alle overbrengingen dagelijks op lekkage
en controleer indien nodig het oliepeil.
4.3.1 Oliesoorten voor de overbrengingen en olievolumes
Inhoud (Liter) Oliesoort Bio-smeermiddelen
Hoofdoverbrenging 1,6 SAE 90 op aanvraag
Tandwielkast 1,5 SAE 90 op aanvraag
4.3.2 Oliepeilcontrole en olie verversen
bij de hoofdoverbrenging
De controle van het oliepeil en het
verversen van de olie moeten
plaatsvinden terwijl de pickup
waterpas staat.
3
1
2
EF000550
Olieverversen
• Olieaftapplug (2) uitdraaien
Olie in een geschikte bak opvangen
Olieaftapplug (2) indraaien
Olie bijvullen (3) (Oliepeil tot gat (1))
Oliekwaliteit: zie Hfdst 4.3.1
Oliehoeveelh.: zie Hfdst 4.3.1
Oliekontrole:
• Peilplug (1) uitdraaien
• Oliepeil tot gat
• evt. olie bijvullen (SAE 90)
Afgewerkte olie volgens voorschriften
verwijderen
IV - 3
Onderhoud
4.3.3 Oliepeilcontrole en olie verversen
bij de tandwielkast
De controle van het oliepeil en het
verversen van de olie moeten
plaatsvinden terwijl de pickup
waterpas staat.
Oliepeilcontrole
Het oliepeil van de tandwielkast (1) moet tot aan het
oliepeiloog (2) reiken. Voeg eventueel olie toe (zie
olie verversen).
Olie verversen
Draai de olieaftapschroef (4) op de tandwielkast (1)
naar buiten. Vang de oude olie op in een geschikte
bak.
Draai de olieaftapschroef (4) weer in.
Draai de sluitschroef met het beluchtingsfilter (3) op
de tandwielkast (1) naar buiten.
Voeg olie toe (zie voor volume en oliesoort hoofdstuk
4.3.1)
Draai de sluitschroef (3) weer in.
Voer de afgewerkte olie volgens de
voorschriften af.
1
2
3
4EF000540
4.4 Aandrijfkettingen
Controleer de voorspanning van de
aandrijfkettingen elke 50 bedrijfsuren.
Open de veiligheidsafdekking (1) aan de sluiting (2).
Draai de zeskantbouten (4) naar buiten en verwijder
de beschermplaat (3).
1
2
3
4
EF000480
Demonteer de beschermplaat (1).
1EF000491
IV - 4
Onderhoud
12
34
EF000490
2
Controleer de voorspanning van de aandrijfketting
transportvijzel (1) en corrigeer indien nodig met het
spanwiel (2).
Maak de asbout (2) los.
Draai de contramoer (4) los en corrigeer de voorspanning
door de zeskantmoer (3) te draaien.
Draai de contramoer (4) en de asbout (2) vast.
Controleer de voorspanning van de aandrijfketting
opnemertrommel (1) en corrigeer indien nodig met
het spanwiel (2).
Maak de asbout (2) los.
Draai de contramoer (3) los en corrigeer de
voorspanning door de zeskantmoer (4) te draaien.
Draai de contramoer (3) en de asbout (2) vast.
Monteer alle veiligheidsafschermingen en sluit
deze.
1
2
3
4
EF000510
2
IV - 5
Onderhoud
4.5 Tanden vervangen
Controleer de tanden altijd voor het
gebruik en nadat een obstakel is
geraakt.
Versleten, beschadigde of vervormde
tanden moeten onmiddellijk worden
vervangen.
Draai de vier bevestigingsschroeven (3) uit en trek
de afstrijker (2) naar voren toe naar buiten.
1
2
3
EF000440
2
3
1
2EF000450
Draai de schroefverbinding (2) los en verwijder de
tanden met de drukplaat en de veerschoen (1).
De montage vindt plaats in de omgekeerde volgorde
van de demontage.
Let bij de montage op de juiste
inbouwpositie van tanden, drukplaat
en veerschoen.
4.6 Steunwielen
Controleer regelmatig de banden van de steunwielen
(1) op beschadiging en controleer de bandendruk.
Insnijdingen of breuken in de banden moeten zo
snel mogelijk worden gerepareerd of de des-
betreffende band moet worden vervangen.
Bandendruk = 2,4 bar
1EF000530
IV - 6
Onderhoud
4.7 Smeerschema
Smeer de hierna vermelde smeerpunten overeenkomstig de aangegeven bedrijfsuren
EF000016
50 h 250 h 250 h 50 h 50 h250 h
50 h 50 h 50 h 250 h 100 h100 h
IV - 7
Onderhoud
4.8 Stilzetten
Reinig de machine van binnen en van buiten
grondig.
Vuil trekt vocht aan en leidt tot roestvorming. Richt
bij het reinigen met een hogedrukreiniger de
waterstraal niet op de lagers.
Controleer of beweegbare delen (scharnieren etc.)
licht lopen. Demonteer deze indien nodig, reinig ze
en controleer ze op slijtage. Vervang de delen
indien nodig door nieuwe.
Smeer alle scharnierpunten met olie.
Smeer de machine grondig.
Repareer lakschade en conserveer blanke delen
met een anti-roestmiddel.
Zet de machine op een droge plaats neer. Berg de
machine niet in de buurt van kunstmest op.
Maak een lijst van alle benodigde onderdelen en
bestel deze op tijd. Voor uw KRONE-leverancier is
het gemakkelijker om de onderdelen buiten het
seizoen te bestellen en in te bouwen. Bovendien is
uw machine dan voor het komende seizoen weer
helemaal klaar voor gebruik.
EF000017
IV - 8
Onderhoud
IV - 9
Onderhoud
Maschinenfabrik
Bernard Krone GmbH
Heinrich-Krone-Straße 10, D-48480 Spelle
Postfach 11 63, D-48478 Spelle
Phone +049 (0) 59 77/935-0
Fax +049 (0) 59 77/935-339
Internet: http://www.krone.de
. . . konsequent, kompetent
6-Dez-2005
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40

Krone BA EasyFlow 3001, EasyFlow 3801 Handleiding

Categorie
Accessoires voor het maken van koffie
Type
Handleiding