NEDERLANDS nl
27
c) Voorkom aanraking van de niet-gebruikte
accu met paperclips, munten, sleutels,
spijkers, schroeven en andere kleine metalen
voorwerpen die overbrugging van de
contacten kunnen veroorzaken. Kortsluiting
tussen de accucontacten kan brandwonden of
brand tot gevolg hebben.
d) Bij verkeerd gebruik kan vloeistof uit de
accu lekken. Voorkom contact. Spoel bij
onvoorzien contact met water af. Wanneer de
vloeistof in de ogen komt, dient u bovendien
een arts te raadplegen. Gelekte accuvloeistof
kan tot huidirritaties en verbrandingen leiden.
e) Gebruik geen beschadigde of veranderde
accu. Beschadigde of veranderde accu's kunnen
tot onvoorspelbare reacties en tot brand, explosie
en letselgevaar leiden.
f) Stel een accu nooit bloot aan vuur of hoge
temperaturen. Vuur of temperaturen van meer
dan 130 °C kunnen een explosie veroorzaken.
g) Neem alle instructies voor het laden in acht
en laad de accu of het accugevoerde
gereedschap nooit op buiten het in de
gebruiksaanwijzing genoemde
temperatuurbereik. Verkeer laden of laden
buiten het toegestane temperatuurbereik kan de
accu beschadigen en het brandgevaar verhogen.
3.6 Service
a) Laat het elektrisch gereedschap alleen
repareren door gekwalificeerd en vakkundig
personeel en alleen met originele
reserveonderdelen. Daarmee wordt
gewaarborgd dat de veiligheid van het
gereedschap in stand blijft.
b) Onderhoud nooit beschadigde accu's. Al
het onderhoud van accu's dient door de fabrikant
of diens gemachtigde klantenservice te worden
uitgevoerd.
3.7 Overige veiligheidsinstructies
– Deze gebruiksaanwijzing richt zich tot personen
met technische basiskennis in de omgang met
apparaten zoals het hier beschreven apparaat.
Wanneer u geen enkele ervaring hebt met
dergelijke apparaten, moet u eerst een beroep
doen op de hulp van ervaren personen.
– Voor schade die ontstaat, omdat geen nota
werd genomen van deze gebruiksaanwijzing,
aanvaardt de fabrikant geen aansprakelijkheid.
De informatie in deze gebruiksaanwijzing is als
volgt gekenmerkt:
Gevaar!
Waarschuwing voor lichamelijk letsel
of milieuschade.
Gevaar voor elektrische schok!
Waarschuwing voor lichamelijk letsel
door elektrische schok.
Intrekgevaar!
Waarschuwing voor lichamelijk letsel
door meetrekken van lichaamsdelen
of kleding.
Let op!
Waarschuwing voor materiële scha-
de.
Aanwijzing:
Aanvullende informatie.
a) Verstekafkortzagen zijn bestemd voor het
zagen van hout of houtachtige producten. Zij
mogen niet voor het zagen van ijzer zoals
staven, stangen, schroeven etc. worden
gebruikt. Slijpstof leidt tot het blokkeren van
bewegende delen zoals de onderste
beschermkap. Vonken van het zagen verbranden
de onderste beschermkap, het toevoerbordes en
andere kunststof onderdelen.
b) Fixeer het werkstuk indien mogelijk met
klemmen. Als u het werkstuk met de hand
vasthoudt, moet u uw hand op een afstand
van tenminste 100 mm van iedere kant van
het zaagblad houden. Gebruik de zaag niet
voor het zagen van stukken die te klein zijn
om ze vast te zetten of met de hand vast te
houden. Als uw hand zich te dicht bij het
zaagblad bevindt, bestaat een verhoogd
letselrisico door contact met het zaagblad.
c) Het werkstuk moet onbeweeglijk zijn en of
vastgeklemd of tegen de aanslag en de tafel
worden gedrukt. Schuif het werkstuk niet in
het zaagblad, en zaag nooit zonder het vast
te zetten. Losse of bewegende werkstukken
kunnen met hoge snelheid eruit worden
geslingerd en tot letsel leiden.
d) Schuif de zaag door het werkstuk.
Voorkom dat u de zaag door het werkstuk
trekt. Voor een zaagsnede tilt u de zaagkop
op en trekt u hem zonder te zagen over het
werkstuk. Vervolgens schakelt u de motor
aan, zwenkt u de zaagkop naar beneden en
drukt u de zaag door het werkstuk. Als u de
zaag door het werkstuk trekt, bestaat het gevaar
dat het zaagblad langs het werkstuk omhoog
klimt en de zaagbladeenheid met geweld in
richting van de bediener wordt geslingerd.
e) Beweeg nooit uw hand boven de beoogde
zaaglijn, niet voor en ook niet achter het
zaagblad. Het vasthouden van het werkstuk "met
gekruiste handen", d.w.z. het vasthouden van het
werkstuk rechts van het zaagblad met de linker
hand of omgekeerd is zeer gevaarlijk.
f) Pak bij een draaiend zaagblad nooit achter
de aanslag. Onderschrijd nooit een
veiligheidsafstand van 100 mm tussen hand
en draaiend zaagblad (geldt aan beide zijden
van het zaagblad, bijv. bij het verwijderen van
houtafval). De omgeving van het draaiende
zaagblad tot uw hand is mogelijk niet herkenbaar
en u kunt zwaar letsel oplopen.
g) Controleer het werkstuk voor het zagen.
Als het werkstuk gebogen of vervormd is,
spant u het met de naar buiten gekromde
kant richting de aanslag. Zorg er altijd voor,
dat zich langs de zaaglijn geen spleet tussen
werkstuk, aanslag en tafel is. Gebogen en
vervormde werkstukken kunnen zich draaien of
verplaatsen en het vastklemmen van het
draaiende zaagblad tijdens het zagen
veroorzaken. Er mogen zich geen nagels of
vreemde voorwerpen in het werkstuk bevinden.
h) Gebruik de zaag pas als er zich geen
gereedschap, houtafval etc. meer op de tafel
bevindt; Alleen het werkstuk mag zich op de
tafel bevinden. Klein afval, losse houtstukken of
andere voorwerpen, die in contact komen met het
draaiende blad, kunnen met hoge snelheid
worden weggeslingerd.
i) Zaag nooit meerdere werkstukken tegelijk.
Meerdere gestapelde werkstukken kunnen niet
goed worden gespannen of vastgehouden en
kunnen tijdens het zagen het vastlopen van het
blad veroorzaken.
j) Zorg ervoor dat de verstekafkortzaag voor
gebruik op een vlakke, stevige ondergrond
staat. Een vlakke en stevige ondergrond
vermindert het gevaar, dat de verstekafkortzaag
instabiel wordt.
k) Plan uw werkzaamheden. Let er iedere
keer als u de hoek van het zaagblad of de
verstekhoek veranderd op, dat de instelbare
aanslag juist geplaatst is en het werkstuk
ondersteund, zonder met het blad of de
beschermkap in contact te komen. Zonder de
machine in te schakelen en zonder werkstuk op
de tafel dient een volledige zaagbeweging van
zaagblad te worden gesimuleerd om ervoor te
zorgen, dat er geen sprake is van beperkingen of
het gevaar dat in de aanslag wordt gezaagd.
l) Zorg er bij werkstukken, die breder of
langer dan het tafelblad zijn voor, dat ze goed
worden ondersteund, bijv. door een
tafelverlenging of zaagbokken. Werkstukken
die langer of breder dan de tafel van de
verstekafkortzaag zijn, kunnen kantelen als ze
niet goed worden ondersteund. Als een
afgezaagd stuk hout of het werkstuk kantelt, kan
het de onderste beschermkap optillen of
ongecontroleerd door het draaiende blad worden
weggeslingerd.
m) Laat u niet door andere personen als
vervanging voor een tafelverlenging of als
extra ondersteuning helpen. Een instabiele
ondersteuning van het werkstuk tot de
vastklemmen van het blad leiden. Ook kan het
werkstuk tijden het zagen verschuiven en u en uw
hulp in het draaiende blad trekken.
n) Het afgezaagde stuk mag niet tegen het
draaiende zaagblad worden gedrukt. Als er
weinig ruimte is, bijv. bij het gebruik van lange
geleidingen, kan het afgezaagde stuk klem
komen te zitten samen met het blad en met
geweld worden weggeslingerd.
o) Gebruik altijd een klem of een geschikte
installatie om rond materiaal zoals stangen of
buizen correct te ondersteunen. Stangen
hebben de neiging tijdens het zagen weg te rollen
waardoor het blad zich "vast bijt" en het werkstuk
met uw hand in het blad kan worden getrokken.
p) Laat het blad eerst zijn volle snelheid
bereiken voordat u het werkstuk zaagt. Dit
vermindert het risico dat het werkstuk wordt
weggeslingerd.
q) Als het werkstuk vast wordt geklemd of het
blad blokkeert, dient u de verstekafkortzaag
uit te schakelen. Wacht totdat alle
bewegende delen tot stilstand zijn gekomen,
trek de stekker uit en/of haal de accu eruit.
Verwijder vervolgens het vastgelopen
materiaal. Als u bij dergelijke blokkeringen
verder zaagt, kunt u de controle verliezen of kan
de verstekafkortzaag beschadigd raken.
r) Laat na het zagen de schakelaar los, houd
de zaagkop beneden en wacht totdat het
zaagblad stil staat, voordat u het afgezaagde
stuk verwijderd. Het is zeer gevaarlijk met de
hand in de buurt van het draaiende blad te
komen.
4.1 Overige veiligheidsinstructies
Neem de bijzondere veiligheidsinstructies in de
betreffende hoofdstukken in acht.
Neem eventueel de wettelijke richtlijnen of
ongevallenpreventievoorschriften in acht.
Algemeen gevaar!
Houd rekening met omgevingsomstandigheden.
Gebruik geschikte oppervlakken voor het zagen
van lange werkstukken.
Deze machine mag uitsluitend door personen
die met dergelijke machines bekend zijn en zich
de gevaren bij het werken steeds bewust zijn, in
bedrijf gesteld en gebruikt worden.
Personen beneden de 18 jaar mogen dit
apparaat slechts bedienen in het kader van een
beroepsopleiding en onder het voortdurend
toezicht van een ervaren leraar.
Let erop dat zich geen onbevoegde personen,
vooral geen kinderen, in de gevarenzone
begeven. Zorg ervoor dat geen andere
personen het apparaat of het snoer kunnen
aanraken.
Vermijd het oververhitten van de zaagtanden.
Vermijd bij het zagen van kunststoffen dat de
kunststof smelt.
Gevaar voor verwondingen en
kneuzingen aan bewegende onderdelen!
Neem dit apparaat nooit in gebruik zonder
gemonteerde veiligheidsvoorzieningen.
Houd steeds voldoende afstand van het
zaagblad. Gebruik desnoods geschikte
invoerhulpmiddelen. Houd tijdens het gebruik
voldoende afstand tot aangedreven onderdelen.
Wacht tot het zaagblad stilstaat alvorens kleine
werkstukdelen, houtresten enz. uit het
werkbereik te verwijderen.
Zaag alleen werkstukken die groot genoeg zijn,
zodat ze bij het zagen veilig vastgeklemd
kunnen worden.
Gebruik een spaninrichting of een bankschroef
om het werkstuk vast te zetten. Het kan hierdoor
beter worden vastgehouden als met de hand.
Rem het uitlopende zaagblad niet af door er aan
de zijkant tegenaan te drukken.
Alvorens de machine in te stellen, te repareren
of er onderhoud aan te plegen dient u de
stekker uit het stopcontact te halen of de accu te
verwijderen.
Als u het apparaat niet gebruikt, dient u de
stekker uit het stopcontact te halen of de accu te
verwijderen.
Gevaar voor snijwonden ook bij
stilstaand snijgereedschap!
Draag veiligheidshandschoenen als u
snijgereedschap moet vervangen.
4. Speciale
veiligheidsvoorschriften