Metabo KGS216M Gebruikershandleiding

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Metabo KGS216M Gebruikershandleiding. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
NEDERLANDSnl
26
Originele gebruiksaanwijzing
1. Conformiteitsverklaring
2. Beoogd gebruik
3. Algemene veiligheidsinstructies
4. Speciale veiligheidsvoorschriften
5. Overzicht
6. Plaatsen en transport
7. Het apparaat gedetailleerd
8. Ingebruikname
9. Bediening
10. Service en onderhoud
11. Handige tips
12. Toebehoren
13. Reparatie
14. Milieubescherming
15. Problemen en storingen
16. Technische gegevens
Wij verklaren op eigen en uitsluitende
verantwoording: Deze afkort- en verstekzagen,
geïdentificeerd door type en serienummer *1),
voldoen aan alle relevante bepalingen van de
richtlijnen *2) en normen *3). Technische
documentatie bij *4) - zie pagina 4.
De verstekafkortzaag is geschikt voor het zagen
in de lengte en breedte, voor schuine snedes,
versteksnedes evenals voor dubbele
versteksnedes. Bovendien kunnen er groeven
mee worden gemaakt.
Er mogen uitsluitend materialen worden bewerkt,
waarvoor het dienovereenkomstige zaagblad
geschikt is (zie hoofdstuk 12. Toebehoren voor
toegestane zaagbladen).
De toegestane afmetingen van de werkstukken
moeten in acht worden genomen (zie
hoofdstuk16. Technische gegevens).
Werkstukken met ronde of onregelmatige
doorsnede (zoals bijvoorbeeld brandhout) mogen
niet worden gezaagd, omdat ze niet goed
vastgehouden kunnen worden tijdens het zagen.
Bij het smalkantzagen van vlakke werkstukken
moet een geschikte hulpgeleider gebruikt worden
om een veilige geleiding te garanderen.
Iedere andere toepassing is niet volgens de
voorschriften. Door onreglementair gebruik,
veranderingen aan het toestel of door gebruik van
onderdelen die niet door de fabrikant gekeurd en
vrijgegeven zijn, kunnen niet te voorziene
beschadigingen ontstaan!
Let ter bescherming van uzelf en de
machine op de met dit symbool
aangegeven passages!
WAARSCHUWING – Lees de
gebruiksaanwijzing om het risico van letsel
te verminderen.
Geef uw elektrisch gereedschap alleen met deze
documenten aan anderen door.
Algemene veiligheidsinstructies voor
elektrisch gereedschap
WAARSCHUWING – Lees alle
veiligheidsinstructies en aanwijzingen.
Als de veiligheidsinstructies en aanwijzingen niet
in acht worden genomen, dan kan dit een
elektrische schok, brand en/of ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Bewaar alle veiligheidsinstructies en
aanwijzingen goed met het oog op toekomstig
gebruik! Het in de veiligheidsinstructies gebruikte
begrip "elektrisch gereedschap" heeft betrekking
op elektrisch gereedschap voor gebruik op het
stroomnet (met aansluitkabel) en op elektrisch
gereedschap voor gebruik met een accu (zonder
aansluitkabel).
3.1 Veiligheid op de werkplek
a) Houd uw werkomgeving schoon en goed
verlicht. Een rommelige of onverlichte
werkomgeving kan tot ongevallen leiden.
b) Werk met het elektrisch gereedschap niet in
een omgeving met explosiegevaar waarin zich
brandbare vloeistoffen, gassen of stoffen
bevinden. Elektrisch gereedschap veroorzaakt
vonken die het stof of de dampen tot ontsteking
kunnen brengen.
c) Houd kinderen en andere personen tijdens
het gebruik van het elektrisch gereedschap uit
de buurt. Wanneer u wordt afgeleid, kunt de
controle over het gereedschap verliezen.
3.2 Elektrische veiligheid
a) De aansluitstekker van het elektrisch
gereedschap moet in het stopcontact passen.
De stekker mag in geen geval worden
veranderd. Gebruik geen adapterstekker in
combinatie met geaarde elektrische
gereedschappen. Onveranderde stekkers en
passende stopcontacten beperken het risico van
een elektrische schok.
b) Voorkom aanraking van het lichaam met
geaarde oppervlakken, bijvoorbeeld van
buizen, verwarmingen, fornuizen en
koelkasten. Er bestaat een verhoogd risico door
een elektrische schok wanneer uw lichaam geaard
is.
c) Houd het elektrisch gereedschap uit de
buurt van regen en vocht. Het binnendringen
van water in elektrisch gereedschap vergroot het
risico van een elektrische schok.
d) Gebruik de aansluitleiding niet voor een
verkeerd doel, om het elektrisch gereedschap
te dragen of op te hangen of om de stekker uit
het stopcontact te trekken. Houd de
aansluitleiding uit de buurt van hitte, olie,
scherpe randen en bewegende
apparaatdelen. Beschadigde of in de war
geraakte aansluitleidngen vergroten het risico van
een elektrische schok.
e) Wanneer u buitenshuis met elektrisch
gereedschap werkt, dient u alleen
verlengsnoeren te gebruiken die voor gebruik
buitenshuis geschikt zijn. Het gebruik van een
voor gebruik buitenshuis geschikt verlengsnoer
beperkt het risico van een elektrische schok.
f) Wanneer het onvermijdelijk is om elektrisch
gereedschap in een vochtige omgeving te
gebruiken, maak dan gebruik van een
aardlekschakelaar. Het gebruik van een
aardlekschakelaar beperkt het risico van een
elektrische schok.
3.3 Veiligheid van personen
a) Wees alert, let goed op wat u doet en ga met
verstand te werk bij het gebruik van het
elektrisch gereedschap. Gebruik geen
elektrisch gereedschap wanneer u moe bent
of onder invloed staat van drugs, alcohol of
medicijnen. Een moment van onoplettendheid bij
het gebruik van elektrisch gereedschap kan tot
ernstige verwondingen leiden.
b) Draag persoonlijke beschermende
uitrusting en altijd een veiligheidsbril. Het
dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen
zoals een stofmasker, slipvaste
veiligheidsschoenen, een veiligheidshelm of
gehoorbescherming, afhankelijk van de aard en
het gebruik van het elektrisch gereedschap,
vermindert het risico van verwondingen.
c) Voorkom per ongeluk inschakelen.
Verzeker u ervan dat het elektrisch
gereedschap uitgeschakeld is voordat u het
op de stroomvoorziening en/of de accu
aansluit, het oppakt of het draagt. Wanneer u
bij het dragen van het elektrisch gereedschap uw
vinger aan de schakelaar hebt of wanneer u het
gereedschap ingeschakeld op de
stroomvoorziening aansluit, kan dit tot ongevallen
leiden.
d) Verwijder instelgereedschappen of
schroefsleutels voordat u het elektrisch
gereedschap inschakelt. Gereedschap of
sleutels in een draaiend deel van het apparaat
kunnen tot verwondingen leiden.
e) Vermijd een abnormale lichaamshouding.
Zorg ervoor dat u stevig staat en steeds in
evenwicht blijft.
Daardoor kunt u het elektrisch gereedschap in
onverwachte situaties beter onder controle
houden.
f) Draag geschikte kleding. Draag geen
loshangende kleding of sieraden. Houd haren
en kleding uit de buurt van bewegende delen.
Loshangende kleding, sieraden en lange haren
kunnen door bewegende delen worden
meegenomen.
g) Wanneer stofafzuigings- of
stofopvangvoorzieningen kunnen worden
gemonteerd, dient u zich ervan te verzekeren
dat deze zijn aangesloten en juist worden
gebruikt. Het gebruik van een stofafzuiging kan
het gevaar door stof verminderen.
h) Waan uzelf niet ten onrechte veilig en
vergeet niet de veiligheidsregels voor
elektrisch gereedschap in acht te nemen, ook
al bent u na veelvuldig gebruik vertrouwd met
het elektrisch gereedschap. Onvoorzichtig te
werk gaan kan binnen een fractie van een seconde
tot ernstig letsel leiden.
3.4 Gebruik van en omgang met het
elektrisch gereedschap
a) Overbelast het apparaat niet. Gebruik voor
uw werkzaamheden het daarvoor bestemde
elektrische gereedschap. Met het passende
elektrische gereedschap werkt u beter en veiliger
binnen het aangegeven capaciteitsbereik.
b) Gebruik geen elektrisch gereedschap
waarvan de schakelaar defect is. Elektrisch
gereedschap dat niet meer kan worden in- of
uitgeschakeld, is gevaarlijk en moet worden
gerepareerd.
c) Trek de stekker uit het stopcontact en/of
verwijder een afneembare accu, voordat u het
apparaat instelt, toebehoren wisselt of het
apparaat weglegt. Deze voorzorgsmaatregel
voorkomt onbedoeld starten van het elektrisch
gereedschap.
d) Bewaar niet-gebruikte elektrische
gereedschappen buiten bereik van kinderen.
Laat het apparaat niet gebruiken door
personen die er niet mee vertrouwd zijn of
deze aanwijzingen niet hebben gelezen.
Elektrische gereedschappen zijn gevaarlijk
wanneer deze door onervaren personen worden
gebruikt.
e) Verzorg het elektrisch gereedschap en
toebehoren zorgvuldig. Controleer of
bewegende delen correct functioneren en niet
vastklemmen en of onderdelen zodanig
gebroken of beschadigd zijn dat de werking
van het elektrisch gereedschap nadelig wordt
beïnvloed. Laat beschadigde delen repareren
voordat u het apparaat gebruikt. Veel
ongevallen worden veroorzaakt door slecht
onderhouden elektrisch gereedschap.
f) Houd snijgereedschap scherp en schoon.
Zorgvuldig onderhouden snijgereedschap met
scherpe snijkanten klemmen minder snel vast en
zijn gemakkelijker te geleiden.
g) Gebruik elektrisch gereedschap,
toebehoren, inzetgereedschap enz. volgens
deze aanwijzingen. Let daarbij op de
arbeidsomstandigheden en de uit te voeren
werkzaamheden. Het gebruik van elektrische
gereedschappen voor andere dan de voorziene
toepassingen kan tot gevaarlijke situaties leiden.
h) Zorg ervoor dat grepen en grijpvlakken
droog, schoon en vrij van olie en vet zijn.
Gladde grepen en grijpvlakken maken een veilige
bediening en de controle van het elektrisch
gereedschap in onverwachte situaties onmogelijk.
3.5 Gebruik van en omgang met
accugevoerd gereedschap
a) Laad accu's alleen op in oplaadapparaten
die door de fabrikant worden geadviseerd.
Voor een oplaadapparaat dat voor een bepaald
type accu geschikt is, bestaat brandgevaar
wanneer het met andere accu's wordt gebruikt.
b) Gebruik alleen de daarvoor bedoelde
accu's in de elektrische gereedschappen. Het
gebruik van andere accu's kan tot verwondingen
en brandgevaar leiden.
Inhoudsopgave
1. Conformiteitsverklaring
2. Beoogd gebruik
3. Algemene
veiligheidsinstructies
NEDERLANDS nl
27
c) Voorkom aanraking van de niet-gebruikte
accu met paperclips, munten, sleutels,
spijkers, schroeven en andere kleine metalen
voorwerpen die overbrugging van de
contacten kunnen veroorzaken. Kortsluiting
tussen de accucontacten kan brandwonden of
brand tot gevolg hebben.
d) Bij verkeerd gebruik kan vloeistof uit de
accu lekken. Voorkom contact. Spoel bij
onvoorzien contact met water af. Wanneer de
vloeistof in de ogen komt, dient u bovendien
een arts te raadplegen. Gelekte accuvloeistof
kan tot huidirritaties en verbrandingen leiden.
e) Gebruik geen beschadigde of veranderde
accu. Beschadigde of veranderde accu's kunnen
tot onvoorspelbare reacties en tot brand, explosie
en letselgevaar leiden.
f) Stel een accu nooit bloot aan vuur of hoge
temperaturen. Vuur of temperaturen van meer
dan 130 °C kunnen een explosie veroorzaken.
g) Neem alle instructies voor het laden in acht
en laad de accu of het accugevoerde
gereedschap nooit op buiten het in de
gebruiksaanwijzing genoemde
temperatuurbereik. Verkeer laden of laden
buiten het toegestane temperatuurbereik kan de
accu beschadigen en het brandgevaar verhogen.
3.6 Service
a) Laat het elektrisch gereedschap alleen
repareren door gekwalificeerd en vakkundig
personeel en alleen met originele
reserveonderdelen. Daarmee wordt
gewaarborgd dat de veiligheid van het
gereedschap in stand blijft.
b) Onderhoud nooit beschadigde accu's. Al
het onderhoud van accu's dient door de fabrikant
of diens gemachtigde klantenservice te worden
uitgevoerd.
3.7 Overige veiligheidsinstructies
Deze gebruiksaanwijzing richt zich tot personen
met technische basiskennis in de omgang met
apparaten zoals het hier beschreven apparaat.
Wanneer u geen enkele ervaring hebt met
dergelijke apparaten, moet u eerst een beroep
doen op de hulp van ervaren personen.
Voor schade die ontstaat, omdat geen nota
werd genomen van deze gebruiksaanwijzing,
aanvaardt de fabrikant geen aansprakelijkheid.
De informatie in deze gebruiksaanwijzing is als
volgt gekenmerkt:
Gevaar!
Waarschuwing voor lichamelijk letsel
of milieuschade.
Gevaar voor elektrische schok!
Waarschuwing voor lichamelijk letsel
door elektrische schok.
Intrekgevaar!
Waarschuwing voor lichamelijk letsel
door meetrekken van lichaamsdelen
of kleding.
Let op!
Waarschuwing voor materiële scha-
de.
Aanwijzing:
Aanvullende informatie.
a) Verstekafkortzagen zijn bestemd voor het
zagen van hout of houtachtige producten. Zij
mogen niet voor het zagen van ijzer zoals
staven, stangen, schroeven etc. worden
gebruikt. Slijpstof leidt tot het blokkeren van
bewegende delen zoals de onderste
beschermkap. Vonken van het zagen verbranden
de onderste beschermkap, het toevoerbordes en
andere kunststof onderdelen.
b) Fixeer het werkstuk indien mogelijk met
klemmen. Als u het werkstuk met de hand
vasthoudt, moet u uw hand op een afstand
van tenminste 100 mm van iedere kant van
het zaagblad houden. Gebruik de zaag niet
voor het zagen van stukken die te klein zijn
om ze vast te zetten of met de hand vast te
houden. Als uw hand zich te dicht bij het
zaagblad bevindt, bestaat een verhoogd
letselrisico door contact met het zaagblad.
c) Het werkstuk moet onbeweeglijk zijn en of
vastgeklemd of tegen de aanslag en de tafel
worden gedrukt. Schuif het werkstuk niet in
het zaagblad, en zaag nooit zonder het vast
te zetten. Losse of bewegende werkstukken
kunnen met hoge snelheid eruit worden
geslingerd en tot letsel leiden.
d) Schuif de zaag door het werkstuk.
Voorkom dat u de zaag door het werkstuk
trekt. Voor een zaagsnede tilt u de zaagkop
op en trekt u hem zonder te zagen over het
werkstuk. Vervolgens schakelt u de motor
aan, zwenkt u de zaagkop naar beneden en
drukt u de zaag door het werkstuk. Als u de
zaag door het werkstuk trekt, bestaat het gevaar
dat het zaagblad langs het werkstuk omhoog
klimt en de zaagbladeenheid met geweld in
richting van de bediener wordt geslingerd.
e) Beweeg nooit uw hand boven de beoogde
zaaglijn, niet voor en ook niet achter het
zaagblad. Het vasthouden van het werkstuk "met
gekruiste handen", d.w.z. het vasthouden van het
werkstuk rechts van het zaagblad met de linker
hand of omgekeerd is zeer gevaarlijk.
f) Pak bij een draaiend zaagblad nooit achter
de aanslag. Onderschrijd nooit een
veiligheidsafstand van 100 mm tussen hand
en draaiend zaagblad (geldt aan beide zijden
van het zaagblad, bijv. bij het verwijderen van
houtafval). De omgeving van het draaiende
zaagblad tot uw hand is mogelijk niet herkenbaar
en u kunt zwaar letsel oplopen.
g) Controleer het werkstuk voor het zagen.
Als het werkstuk gebogen of vervormd is,
spant u het met de naar buiten gekromde
kant richting de aanslag. Zorg er altijd voor,
dat zich langs de zaaglijn geen spleet tussen
werkstuk, aanslag en tafel is. Gebogen en
vervormde werkstukken kunnen zich draaien of
verplaatsen en het vastklemmen van het
draaiende zaagblad tijdens het zagen
veroorzaken. Er mogen zich geen nagels of
vreemde voorwerpen in het werkstuk bevinden.
h) Gebruik de zaag pas als er zich geen
gereedschap, houtafval etc. meer op de tafel
bevindt; Alleen het werkstuk mag zich op de
tafel bevinden. Klein afval, losse houtstukken of
andere voorwerpen, die in contact komen met het
draaiende blad, kunnen met hoge snelheid
worden weggeslingerd.
i) Zaag nooit meerdere werkstukken tegelijk.
Meerdere gestapelde werkstukken kunnen niet
goed worden gespannen of vastgehouden en
kunnen tijdens het zagen het vastlopen van het
blad veroorzaken.
j) Zorg ervoor dat de verstekafkortzaag voor
gebruik op een vlakke, stevige ondergrond
staat. Een vlakke en stevige ondergrond
vermindert het gevaar, dat de verstekafkortzaag
instabiel wordt.
k) Plan uw werkzaamheden. Let er iedere
keer als u de hoek van het zaagblad of de
verstekhoek veranderd op, dat de instelbare
aanslag juist geplaatst is en het werkstuk
ondersteund, zonder met het blad of de
beschermkap in contact te komen. Zonder de
machine in te schakelen en zonder werkstuk op
de tafel dient een volledige zaagbeweging van
zaagblad te worden gesimuleerd om ervoor te
zorgen, dat er geen sprake is van beperkingen of
het gevaar dat in de aanslag wordt gezaagd.
l) Zorg er bij werkstukken, die breder of
langer dan het tafelblad zijn voor, dat ze goed
worden ondersteund, bijv. door een
tafelverlenging of zaagbokken. Werkstukken
die langer of breder dan de tafel van de
verstekafkortzaag zijn, kunnen kantelen als ze
niet goed worden ondersteund. Als een
afgezaagd stuk hout of het werkstuk kantelt, kan
het de onderste beschermkap optillen of
ongecontroleerd door het draaiende blad worden
weggeslingerd.
m) Laat u niet door andere personen als
vervanging voor een tafelverlenging of als
extra ondersteuning helpen. Een instabiele
ondersteuning van het werkstuk tot de
vastklemmen van het blad leiden. Ook kan het
werkstuk tijden het zagen verschuiven en u en uw
hulp in het draaiende blad trekken.
n) Het afgezaagde stuk mag niet tegen het
draaiende zaagblad worden gedrukt. Als er
weinig ruimte is, bijv. bij het gebruik van lange
geleidingen, kan het afgezaagde stuk klem
komen te zitten samen met het blad en met
geweld worden weggeslingerd.
o) Gebruik altijd een klem of een geschikte
installatie om rond materiaal zoals stangen of
buizen correct te ondersteunen. Stangen
hebben de neiging tijdens het zagen weg te rollen
waardoor het blad zich "vast bijt" en het werkstuk
met uw hand in het blad kan worden getrokken.
p) Laat het blad eerst zijn volle snelheid
bereiken voordat u het werkstuk zaagt. Dit
vermindert het risico dat het werkstuk wordt
weggeslingerd.
q) Als het werkstuk vast wordt geklemd of het
blad blokkeert, dient u de verstekafkortzaag
uit te schakelen. Wacht totdat alle
bewegende delen tot stilstand zijn gekomen,
trek de stekker uit en/of haal de accu eruit.
Verwijder vervolgens het vastgelopen
materiaal. Als u bij dergelijke blokkeringen
verder zaagt, kunt u de controle verliezen of kan
de verstekafkortzaag beschadigd raken.
r) Laat na het zagen de schakelaar los, houd
de zaagkop beneden en wacht totdat het
zaagblad stil staat, voordat u het afgezaagde
stuk verwijderd. Het is zeer gevaarlijk met de
hand in de buurt van het draaiende blad te
komen.
4.1 Overige veiligheidsinstructies
Neem de bijzondere veiligheidsinstructies in de
betreffende hoofdstukken in acht.
Neem eventueel de wettelijke richtlijnen of
ongevallenpreventievoorschriften in acht.
Algemeen gevaar!
Houd rekening met omgevingsomstandigheden.
Gebruik geschikte oppervlakken voor het zagen
van lange werkstukken.
Deze machine mag uitsluitend door personen
die met dergelijke machines bekend zijn en zich
de gevaren bij het werken steeds bewust zijn, in
bedrijf gesteld en gebruikt worden.
Personen beneden de 18 jaar mogen dit
apparaat slechts bedienen in het kader van een
beroepsopleiding en onder het voortdurend
toezicht van een ervaren leraar.
Let erop dat zich geen onbevoegde personen,
vooral geen kinderen, in de gevarenzone
begeven. Zorg ervoor dat geen andere
personen het apparaat of het snoer kunnen
aanraken.
Vermijd het oververhitten van de zaagtanden.
Vermijd bij het zagen van kunststoffen dat de
kunststof smelt.
Gevaar voor verwondingen en
kneuzingen aan bewegende onderdelen!
Neem dit apparaat nooit in gebruik zonder
gemonteerde veiligheidsvoorzieningen.
Houd steeds voldoende afstand van het
zaagblad. Gebruik desnoods geschikte
invoerhulpmiddelen. Houd tijdens het gebruik
voldoende afstand tot aangedreven onderdelen.
Wacht tot het zaagblad stilstaat alvorens kleine
werkstukdelen, houtresten enz. uit het
werkbereik te verwijderen.
Zaag alleen werkstukken die groot genoeg zijn,
zodat ze bij het zagen veilig vastgeklemd
kunnen worden.
Gebruik een spaninrichting of een bankschroef
om het werkstuk vast te zetten. Het kan hierdoor
beter worden vastgehouden als met de hand.
Rem het uitlopende zaagblad niet af door er aan
de zijkant tegenaan te drukken.
Alvorens de machine in te stellen, te repareren
of er onderhoud aan te plegen dient u de
stekker uit het stopcontact te halen of de accu te
verwijderen.
Als u het apparaat niet gebruikt, dient u de
stekker uit het stopcontact te halen of de accu te
verwijderen.
Gevaar voor snijwonden ook bij
stilstaand snijgereedschap!
Draag veiligheidshandschoenen als u
snijgereedschap moet vervangen.
4. Speciale
veiligheidsvoorschriften
NEDERLANDSnl
28
Bewaar de zaagbladen zo dat niemand zich
eraan kan verwonden.
Gevaar voor terugslag van de zaagkop
(zaagblad blijft in het werkstuk steken en de
zaagkop slaat plotseling omhoog)!
Kies een voor het te snijden materiaal geschikt
zaagblad.
Houd de handgreep goed vast. Op het moment
waarop het zaagblad insteekt in het werkstuk is
het risico op terugslag bijzonder groot.
Gebruik voor het zagen van dunne werkstukken
of werkstukken met dunne wanden uitsluitend
zaagbladen met fijne tanding.
Zorg ervoor dat de zaagbladen steeds scherp
zijn. Botte zaagbladen moeten onmiddellijk
vervangen worden. Er bestaat een verhoogd
risico op terugslag als een botte zaagtand in het
oppervlak van het werkstuk vast blijft zitten.
Zet het werkstuk niet "op z’n kant" (tijdens het
schaven).
Controleer in geval van twijfel de werkstukken
op vreemde voorwerpen (bijvoorbeeld nagels of
schroeven).
Zaag nooit meerdere stukken in één keer – ook
geen bundels die uit diverse afzonderlijke
stukken bestaan. Er is gevaar voor lichamelijk
letsel als afzonderlijke stukken zonder steun
door het zaagblad worden gegrepen.
Vermijd bij het maken van groeven zijdelingse
druk op het zaagblad – gebruik een
spaninrichting.
Intrekgevaar!
Zorg ervoor dat tijdens het gebruik geen
lichaamsdelen of kleding door roterende
onderdelen gegrepen en meegetrokken kunnen
worden (geen stropdassen, geen
handschoenen, geen kleding met wijde
mouwen dragen; bij lang haar moet absoluut
een haarnet worden gedragen).
Zaag nooit werkstukken waaraan touwen,
snoeren, riemen of draden hangen of die
dergelijke materialen bevatten.
Gevaar door onvoldoende
persoonlijke beschermingsmiddelen!
Draag gehoorbescherming.
Draag een veiligheidsbril.
Draag een stofmasker.
Draag geschikte werkkleding.
Draag slipvast schoeisel.
Draag de handschoenen bij de omgang met
zaagbladen en ruwe gereedschappen. Draag
de zaagbladen in een container.
Gevaar door zaagsel!
Werk uitsluitend met aangesloten
afzuiginstallatie. De afzuiginstallatie moet
voldoen aan de in hoofdstuk 16. genoemde
waarden.
De stofbelasting verminderen:
Stofdeeltjes die tijdens het werken met deze
machine ontstaan, kunnen stoffen bevatten die
kanker, allergische reacties, aandoeningen aan
de luchtwegen, aangeboren afwijkingen of
andere voortplantingsproblemen kunnen
veroorzaken. Enkele voorbeelden van dergelijke
stoffen zijn: lood (in loodhoudende verf),
additieven voor de behandeling van hout
(chromaat, houtverduurzamingsmiddelen),
enkele houtsoorten (zoals eiken- of beukenstof).
Het risico is afhankelijk van het feit hoe lang de
gebruiker of in de buurt aanwezige personen
aan de stofbelasting worden blootgesteld.
Deze stofdeeltjes mogen niet in het lichaam
terechtkomen.
Om de belasting met deze stoffen te
verminderen: Zorg voor een goede ventilatie
van de werkplek en draag geschikte
beschermingsmiddelen, zoals bijv. stofmaskers
die in staat zijn om de microscopisch kleine
stofdeeltjes uit de lucht te filteren.
Neem de voor uw materiaal, personeel,
toepassingsgeval en locatie geldende richtlijnen
in acht (bijv. arbeidsveiligheidsbepalingen,
afvalbehandeling).
Verzamel de ontstane stofdeeltjes op de plaats
waar deze ontstaan, voorkom dat ze neerslaan
in de omgeving.
Gebruik de meegeleverde stofopvanginrichting
en een geschikte stofafzuiging. Daardoor
komen slechts weinig deeltjes ongecontroleerd
in de omgeving terecht.
Verminder de stofbelasting door:
de vrijkomende stofdeeltjes en de af te voeren
luchtstroom van de machine niet op de
gebruiker zelf of in de buurt aanwezige
personen of op neergeslagen stof te richten,
een afzuiginstallatie en/of een luchtfilter te
plaatsen,
de werkplek goed te ventileren en door te
stofzuigen schoon te houden. Vegen of blazen
wervelt het stof op.
Zuig of was de beschermende kleding. Niet
uitblazen, uitslaan of uitborstelen.
Gevaar door technische wijzigingen of
het gebruik van onderdelen die niet door de
fabrikant zijn goedgekeurd en vrijgegeven
Monteer dit apparaat zoals in de handleiding
wordt aangegeven.
Gebruik hiervoor uitsluitend door de fabrikant
vrijgegeven onderdelen. Dit betreft in het
bijzonder:
– zaagbladen (bestelnummers zie hoofdstuk 12.
Toebehoren).
Veiligheidsvoorzieningen.
Zaaglaser
Zaagbereikverlichting
Voer aan deze onderdelen geen wijzigingen uit.
Let erop dat de op het zaagblad aangegeven
toerental tenminste net zo hoog is als het
toerental dat op de zaag wordt vermeld.
Gevaar door gebreken aan het
apparaat!
Controleer het apparaat voor het inschakelen
telkens op eventuele beschadigingen: voor het
gebruik moet de goede werking van de
veiligheidsinrichtingen, beveiligingen of licht
beschadigde onderdelen altijd zorgvuldig
gecontroleerd worden. Controleer of de
scharnierende onderdelen correct functioneren
en niet klemmen. Alle onderdelen dienen juist
gemonteerd te zijn en te voldoen aan alle
voorwaarden om een goede werking van de
machine te garanderen.
Gebruik geen beschadigde of vervormde
zaagbladen.
Gevaar door lawaai!
Draag gehoorbescherming.
Gevaar door blokkerende werkstukken
of werkstukdelen!
Als er een blokkering optreedt:
1. apparaat uitschakelen,
2. stekker uit het stopcontact halen of de accu
verwijderen,
3. handschoenen dragen,
4. blokkering met geschikt gereedschap
opheffen.
4.2 Speciale veiligheidsvoorschriften
voor accumachines:
Haal het accupack uit de machine, voordat instel-,
ombouw-, onderhouds- of
reinigingswerkzaamheden uitgevoerd worden.
Accupacks tegen vocht beschermen!
Accupacks niet aan vuur blootstellen!
Geen defecte of vervormde accupacks gebruiken!
Accupacks niet openen!
Contacten van de accupacks niet aanraken of
kortsluiten!
Uit defecte Li-Ion-accupacks kan een licht
zure, brandbare vloeistof lekken!
Wanneer accuvloeistof eruit lekt en met de
huid in aanraking komt, onmiddellijk onder
stromend water afspoelen. Wanneer er
accuvloeistof in uw ogen komt, was deze dan uit
met schoon water en zoek onmiddellijk een arts op
voor behandeling!
4.3 Symbolen op het apparaat
(afhankelijk van het model)
Lees de gebruiksaanwijzing.
Niet in het zaagblad grijpen.
Veiligheidsbril engehoorbescherming
dragen.
Apparaat niet in vochtige of natte
omgeving gebruiken.
Laserstraling - niet in de
straal kijken.
LASER KLASSE 2
4.4 Veiligheidsvoorzieningen
Pendel beschermkap (6)
De pendel beschermkap verhindert ongewild
contact met het zaagblad en biedt bescherming
tegen rondvliegende spaanders.
Veiligheidsvergrendeling (27)
Apparaten met accu:
Alleen als de
veiligheidsvergrendeling geactiveerd wordt, kan
de machine worden ingeschakeld.
Apparaten op stroom:
Alleen als de
veiligheidsvergrendeling geactiveerd wordt, gaat
de pendel afdekbescherming open waarna u de
zaag kunt laten zakken.
Werkstukaanslag (26)
De werkstukaanslag verhindert, dat een werkstuk
tijdens het zagen kan worden bewogen. De
werkstukaanslag moet tijdens gebruik altijd
gemonteerd zijn.
Let erop, dat het extra profiel (35) juist ingesteld
is en het werkstuk zo goed mogelijk ondersteunt,
zonder met het blad of de beschermkap in
contact te komen. Met borgschroef (36)
vergrendelen.
Het extra profiel (35) aan de werkstukaanslag
moet voor schuine zaagsnedes na het losdraaien
van de borgschroef (36) worden verschoven.
Zie pagina 2.
1 Sluiting van de spaanzak
2 Spaanzak
3 Spaanafzuiging
4 Laseruitgang
5 Zaagbereikverlichting
6Pendel beschermkap
7 Lengte-aanslag
8Tafel
9 Draaitafel
10 Tafel inlegprofiel
11 Vergrendelgreep voor draaitafel
12 Pal voor vergrendelposities van de draaitafel*
13 Borgschroef voor trekbank *
14 Binnenzeskantsleutel / gereedschapsdepot
voor binnenzeskantsleutel
15 Werkstukspaninrichting
16 Tafelverbreding
17 Stelschroef van de tafelverlenging
18 Zaagbladvergrendeling
19 Zaaggreep
20 Stelknop voor de toerentalinstelling *
21 Draaggreep
22 Haak voor kabelopwikkeling
23 Vergrendelingshendel voor hoekverstelling
24 Vergrendelknop (voor het vergroten van de
hoek met +/- 2 °)
25 Transportvergrendeling
26 Werkstukaanslag
5. Overzicht
NEDERLANDS nl
29
27 Veiligheidsvergrendeling
28 Aan-/uit-schakelaar van de zaag
29 Aan-/uit-schakelaar van de zaaglaser
30 Aan-/uit-schakelaar van de
zaagbereikverlichting
31 Toets voor ontgrendeling van het accupack *
32 Toets voor de indicatie van de capaciteit *
33 Capaciteits- en signaalindicatie *
34 Accupack *
*afhankelijk van model / uitvoering
Indien nodig draaggreep (21) monteren
(afhankelijk van het model)
Draaggreep (21) zoals getoond vastschroeven.
Indien nodig tafelverbreding (16) monteren
(afhankelijk van het model)
1. Rechter en linker tafelverbreding uit de
transportverpakking halen.
2. Schroeven (37) aan de geleidingen van de
rechter en linker tafelverbreding eruit
schroeven.
3. Geleidingen van de tafelverbredingen
helemaal in de opname schuiven. De
tafelverbreding met omhoog geklapte lengte-
aanslag (7) op de rechter kant monteren.
4. Apparaat aan de voorpoten optillen,
voorzichtig achterover kantelen en tegen het
kantelen beveiligd plaatsen.
5. Schroeven (37) aan de geleidingen weer
vastdraaien.
6. Apparaat aan de voorpoten vastpakken,
voorzichtig voorover kantelen en neerzetten.
7. Gewenste tafelbreedte instellen en
tafelverbredingen met stelschroeven (17)
vastzetten.
Opstelling
Voor het veilige werken moet het apparaat op een
stabiele ondergrond worden bevestigd.
Als ondergrond kan of een vast gemonteerd
werkblad of werkbank worden gebruikt.
Het apparaat moet ook tijdens het bewerken
van grotere werkstukken veilig staan.
Lange werkstukken dienen met geschikte
toebehoor extra worden ondersteund.
Aanwijzing:
Voor mobiel gebruik kan het apparaat op een
triplex- of multiplex plaat (500 mm x 500 mm,
tenminste een dikte van 19 mm) worden
vastgeschroefd. Tijdens het gebruik moet de
plaat met een bankschroef op een werkbank
worden bevestigd.
1. Apparaat vastschroeven op de ondergrond.
2. Transportvergrendeling (25) losmaken:
zaagkop een beetje naar beneden drukken en
vasthouden. Transportvergrendeling (25) eruit
trekken.
3. Zaagkop langzaam naar boven zwenken.
Transport
1. Zaagkop naar beneden zwenken en
transportvergrendeling (25) indrukken.
2. Trekbank met borgschroef (13) in de voorste
positie vergrendelen.
Let op!
Transporteer de zaag niet aan de
veiligheidsinrichtingen.
3. Apparaat aan de draaggreep (21) optillen en
dragen.
7.1 Aan-/uit-schakelaar motor (28)
Motor inschakelen:
Aan-/uit-schakelaar indrukken en ingedrukt
houden.
Motor uitschakelen:
Aan-/uit-schakelaar loslaten.
7.2 Aan-/uit-schakelaar van de
zaagbereikverlichting (30)
Verlichting van het zaagbereik in- en
uitschakelen.
Gevaar!
De lichtstraal niet op ogen van personen of dieren
richten.
Aanwijzing:
Bij accu-apparaten: Tijdens een korte
werkonderbreking gaat de zaagbereikverlichting
(rustmodus) uit en wordt automatisch geactiveerd
wanneer u weer verder werkt. Tijdens een lange
werkonderbreking gaat de zaagbereikverlichting
uit. Voor het hernieuwd inschakelen: Schakelaar
(30) drukken.
7.3 Aan-/uit-schakelaar van de
zaaglaser (29)
Zaaglaser in- en uitschakelen.
De zaaglaser markeert een lijn links langs de
zaagsnede. Probeer het uit om aan de
positionering te wennen.
Gevaar!
LASERSTRALEN
NIET IN DE STRAAL KIJKEN
LASER KLASSE 2
EN 60825-1:2014
P<1mW, λ=650nm
Aanwijzing:
Bij accu-apparaten: Tijdens een korte
werkonderbreking gaat de zaaglaser (rustmodus)
uit en wordt automatisch geactiveerd wanneer u
weer verder werkt. Tijdens een lange
werkonderbreking gaat de zaaglaser uit. Voor het
hernieuwd inschakelen: Schakelaar (29)
drukken.
7.4 Hoekverstelling
Na het losmaken van de vergrendelingshendel
(23) kan de zaag traploos tussen 0° en 45° naar
links ten opzichte van de loodrechte positie
worden ingesteld (40).
Druk tijdens het instellen op de vergrendelknop
(24) om ook een hoek van maximaal 47° naar
links ten opzichte van de loodrechte positie c.q.
tot 2° naar rechts ten opzichte van de loodrechte
positie in te stellen.
Gevaar!
Om ervoor te zorgen dat de hoek tijdens het
zagen niet kan veranderen, moet de
vergrendelingshendel (23) van de kantelarm
worden vastgedraaid.
U kunt de positie van de vergrendelingshendel
aanpassen aan uw behoefte: Trek de
vergrendelingshendel eruit, verdraaien en in de
gewenste positie indrukken en vast laten klikken.
7.5 Draaitafel
Voor versteksneden kan de draaitafel na het
losmaken van de vergrendelgreep (11) en het
drukken van de pal (12) 47° naar links of 47° naar
rechts worden gedraaid. Op deze manier wordt
de zaaghoek ten opzichte van de aanleunrand
van het werkstuk veranderd.
Gevaar!
Om ervoor te zorgen dat de verstekhoek tijdens het
zagen niet kan veranderen, moet de
vergrendelgreep
(11)
van de draaitafel (ook in de
rustposities!) worden vastgedraaid.
7.6 Trekbank
Met de trekbank kunnen ook werkstukken met
grotere doorsnede worden gezaagd. De trekbank
kan voor alle soorten zaagsnedes (rechte
sneden, versteksnedes, schuine sneden en
dubbele versteksnedes en het zagen van
groeven) worden gebruikt.
Als de trekbank niet nodig is, kunt u de trekbank
met de borgschroef (13) in de achterste positie
worden vergrendeld.
7.7 Zaagdieptebegrenzing
De zaagdieptebegrenzing (51) maakt samen met
de trekbank het maken van groeven mogelijk.
De stelschroef verdraaien en met de contramoer
fixeren. De zaagdieptebegrenzing kan worden
uitgeschakeld als de aanslag (52) naar achteren
wordt geschoven.
7.8 Toerentalregeling
(alleen bij KGSV 216 M,
KGSM 216 Vario Max)
Met de stelknop (20) het toerental instellen.
Aanbevolen stelknopposities zie tabel.
Hout: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3 - 6
Aluminium: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3 - 6
Kunststof: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .1 - 3
8.1 Spaanzak / spaanafzuiginstallatie
aansluiten
Gevaar!
Sommige soorten zaagsel (bijvoorbeeld van
beuken-, eiken- en essenhout) kunnen bij
inademing kankerverwekkend zijn.
– Werk alleen met een gemonteerde spaanzak of
een geschikte spaanafzuiginstallatie.
– Gebruik bovendien een stofmasker omdat niet
al het zaagstof opgevangen c.q. afgezuigd
wordt.
– Maak de spaanzak regelmatig leeg. Draag
tijdens het legen een stofmasker.
Als u het apparaat met de meegeleverde
spaanzak in gebruik neemt:
Steek de spaanzak (2) op de spaanafzuiging
(3). Let erop dat de sluiting (1) van de spaanzak
gesloten is.
Als u het apparaat aan een spaanafzuiginstallatie
aansluit:
Gebruik voor het aansluiten aan de
spaanafzuiging een geschikte adapter (zie
hoofdstuk 12. "Toebehoren").
Let erop dat de spaanafzuiginstallatie voldoet
aan de in hoofdstuk 16. "Technische gegevens"
genoemde eisen.
Lees ook de handleiding voor de bediening van
de spaanafzuiginstallatie!
8.2 Werkstukspaninrichting monteren
De werkstukspaninrichting (15) kan in twee
posities gemonteerd worden:
–Voor brede
werkstukken:
Werkstukspaninrichting in het achterste boorgat
(38) van de tafel schuiven.
–Voor smalle
werkstukken:
Werkstukspaninrichting in het voorste boorgat
(39) van de tafel schuiven.
8.3 Speciaal voor elektrische machines
Gevaar! Elektrische spanning
Het apparaat mag uitsluitend worden aangesloten
op een stopcontact dat aan de hierna volgende
voorwaarden voldoet (zie ook hoofdstuk 16.
"Technische gegevens"):
Netspanning en -frequentie moeten
overeenstemmen met de waarden op het
typeplaatje van het apparaat.
De stroomkring dient vakkundig beveiligd te
worden met een differentieelschakelaar die
aanslaat bij een lekstroom van 30 mA.
De stopcontacten moeten reglementair
geïnstalleerd zijn en een goedgekeurde aarding
hebben.
Het snoer moet zo gelegd worden dat het
zaagwerkzaamheden niet kan bemoeilijken en
dat het snoer niet beschadigd kan raken.
Gebruik als verlengsnoer alleen snoeren met
rubbermantel en voldoende diameter
(3 × 1,5 mm
2
).
6. Plaatsen en transport
7. Het apparaat gedetailleerd
8. Ingebruikname
NEDERLANDSnl
30
Gebruik verlengsnoeren voor gebruik
buitenshuis. Gebruik in de open lucht alleen
hiervoor toegelaten en overeenkomstig
gekenmerkte verlengsnoeren.
Voorkom het per ongeluk starten. Controleer of
de aan-/uit-schakelaar is uitgeschakeld wanneer
de stekker in het stopcontact wordt gestoken.
8.4 Speciaal voor accumachines
Voorkom het per ongeluk starten. Verzeker u
ervan dat de schakelaar bij het insteken van het
accupack uitgeschakeld is.
Accupack
Het accupack (34) voor gebruik opladen.
Laad het accupack bij vermogensverlies weer op.
De optimale opslagtemperatuur ligt tussen 10°C
en 30°C.
Li-Ion-accupacks „Li-Power“ hebben een
capaciteits- en signaalindicatie (33):
-Druk op toets (32) en de laadtoestand wordt
door de LED-verlichting aangegeven.
- Wanneer een LED-lampje knippert, is het
accupack bijna leeg en moet worden opgeladen.
Accupack verwijderen, plaatsen
Uitnemen:
De knop voor de accupack-
ontgrendeling (31) indrukken en accupack (34)
naar achteren
eruit trekken.
Inbrengen:
accupack (34) erop schuiven tot deze
inklikt.
Controleer voor de werkzaamheden of de
veiligheidsvoorzieningen feilloos functioneren.
Let steeds op een juiste houding en plaats
tijdens het zagen:
neem plaats aan de voorkant;
tegenover het zaagblad;
van het opstuivende zaagsel.
Gevaar!
Fixeer het werkstuk indien mogelijk met de
werkstukspaninrichting (15).
Klemgevaar!
Pak tijdens het kantelen of zwenken van de
zaagkop niet in het scharnierbereik of onder het
apparaat!
Houd tijdens het kantelen de zaagkop vast.
Gebruik tijdens de werkzaamheden:
Werkstuksteunen – bij lange werkstukken, die
na het afzagen van de tafel zouden vallen;
Spaanzak of spaanafzuiginstallatie.
Zaag alleen werkstukken die groot genoeg zijn,
zodat ze bij het zagen veilig vastgeklemd
kunnen worden.
Druk het werkstuk tijdens het zagen steeds op
de tafel en plaats het nooit op zijn kant. Probeer
het zaagblad ook niet af te remmen door middel
van zijdelingse druk. Er bestaat een risico op
ongevallen als het zaagblad geblokkeerd wordt.
9.1 Rechte zaagsnedes
Uitgangspositie:
– Transportvergrendeling (25) eruit getrokken.
Zaagkop naar boven gezwenkt.
Zaagdieptebegrenzing (52) uitgeschakeld.
Draaitafel staat in 0°-positie, vergrendelgreep
(11) voor draaitafel is vastgetrokken.
Hoek van de kantelarm tot de verticale positie
bedraagt 0°, vergrendelingshendel (23) voor
het instellen van de hoek is vastgetrokken.
– Trekbank helemaal naar achteren.
– Borgschroef (13) van de trekbank is los.
Werkstukaanslag (26) instellen:
Borgschroef (36) losdraaien. Het extra profiel
(35) zo verschuiven, dat het werkstuk zo goed
mogelijk wordt ondersteund, zonder in contact
te komen met het blad of de beschermkap. Met
borgschroef (36) fixeren.
Werkstuk zagen:
1. Werkstuk tegen de aanslag drukken en met de
werkstukspaninrichting (15) vastklemmen.
2. Bij bredere werkstukken: Zaagkop naar voren
(naar de bediener) trekken (trekbank).
3. Veiligheidsvergrendeling (27) activeren en
aan-/ uit-schakelaar (28) drukken en ingedrukt
houden.
4. Zaagkop aan de handgreep langzaam
helemaal naar beneden laten zakken en indien
nodig naar achteren (weg van de bediener)
schuiven. Tijdens het zagen de zaagkop
slechts zo stevig op het werkstuk drukken, dat
het motortoerental niet te sterk daalt.
5. Werkstuk in één keer doorzagen.
6. Aan-/ uit-schakelaar (28) loslaten en zaagkop
langzaam in de bovenste uitgangspositie terug
laten zwenken.
9.2 Versteksnede
Uitgangspositie:
Transportvergrendeling (25) eruit getrokken.
Zaagkop naar boven gezwenkt.
Zaagdieptebegrenzing (52) uitgeschakeld.
Hoek van de kantelarm ten opzichte van de
verticale positie bedraagt 0°,
vergrendelingshendel (23) voor het instellen
van de hoek is vastgetrokken.
Trekbank helemaal naar achteren.
– Borgschroef (13) van de trekbank is los.
– Werkstukaanslag (26) instellen:
Borgschroef (36) losdraaien. Het extra profiel
(35) zo verschuiven, dat het werkstuk zo goed
mogelijk wordt ondersteund, zonder in contact
te komen met het blad of de beschermkap. Met
borgschroef (36) fixeren.
Werkstuk zagen:
1. Vergrendelgreep (11) van de draaitafel
losdraaien en de pal (12) losdraaien.
2. Gewenste hoek instellen.
3. Vergrendelgreep (11) van de draaitafel
vastdraaien.
4. Werkstuk zagen, zoals beschreven bij "Rechte
zaagsnedes".
9.3 Schuine zaagsnedes
Uitgangspositie:
Transportvergrendeling (25) eruit getrokken.
Zaagkop naar boven gezwenkt.
Zaagdieptebegrenzing (52) uitgeschakeld.
– Draaitafel staat in 0°-positie, vergrendelgreep
(11) voor draaitafel is vastgetrokken.
– Borgschroef (13) van de trekbank is los.
Trekbank helemaal naar achteren.
– Werkstukaanslag (26) instellen:
Borgschroef (36) losdraaien. Het extra profiel
(35) zo verschuiven, dat het werkstuk zo goed
mogelijk wordt ondersteund, zonder in contact
te komen met het blad of de beschermkap. Met
borgschroef (36) fixeren.
Voor bepaalde instellingen van de hoek kan het
noodzakelijk zijn, het extra profiel (35), na het
losdraaien van de borgschroef (36), er
helemaal uit te trekken. Borgschroef (36) weer
vast draaien. (Na het uitvoeren van de
zaagsnede het extra profiel (35) weer
aanbrengen en met de borgschroef (36) fixeren,
zodat hij niet verloren raakt.)
Werkstuk zagen:
1. Vergrendelhendel (23) voor het instellen van
de hoek aan de achterkant van de zaag los
maken.
2. Kantelarm langzaam in de gewenste positie
kantelen.
3. Vergrendelhendel (23) voor het instellen van
de hoek vasttrekken.
4. Werkstuk zagen, zoals beschreven bij "Rechte
zaagsnedes".
9.4 Dubbele versteksnedes
Aanwijzing:
De dubbele versteksnede is een combinatie uit
een versteksnede en een schuine snede. Dat
betekent, het werkstuk wordt schuin in richting
van de achterste aanleunrand en schuin naar de
bovenkant gezaagd.
Gevaar!
Bij de dubbele versteksnede is het zaagblad
vanwege de vergrootte hoek makkelijker
toegankelijk – hierdoor bestaat een verhoogd
letselrisico. Houd steeds voldoende afstand tot
het zaagblad!
Uitgangspositie:
Transportvergrendeling (25) eruit getrokken.
Zaagkop naar boven gezwenkt.
–Zaagdieptebegrenzing (52) uitgeschakeld.
Draaitafel in gewenste positie vergrendeld.
Kantelarm in gewenste hoek ten opzichte van
het werkstukoppervlak gekanteld en
vergrendeld.
Borgschroef (13) van de trekbank is los.
Trekbank helemaal naar achteren.
Werkstukaanslag (26) instellen:
Borgschroef (36) losdraaien. Het extra profiel
(35) zo verschuiven, dat het werkstuk zo goed
mogelijk wordt ondersteund, zonder in contact
te komen met het blad of de beschermkap. Met
borgschroef (36) fixeren.
Voor bepaalde instellingen van de hoek kan het
noodzakelijk zijn, het extra profiel (35), na het
losdraaien van de borgschroef (36), er
helemaal uit te trekken. Borgschroef (36) weer
vast draaien. (Na het uitvoeren van de
zaagsnede het extra profiel (35) weer
aanbrengen en met de borgschroef (36) fixeren,
zodat hij niet verloren raakt.)
Werkstuk zagen:
Werkstuk zagen, zoals beschreven bij "Rechte
zaagsnedes".
9.5 Groeven zagen
Aanwijzing:
De zaagdieptebegrenzing maakt samen met de
trekbank het maken van groeven mogelijk. Hierbij
wordt geen deelsnede gemaakt, maar wordt het
werkstuk slechts tot op een bepaalde diepte
ingesneden.
Gevaar op terugslag!
Bij het maken van groeven is het bijzonder
belangrijk, dat er geen zijdelingse druk op het
zaagblad wordt uitgeoefend. De zaagkop kan
anders plotseling omhoog slaan! Gebruik voor het
maken van groeven een spaninrichting. Vermijd
een zijdelingse druk op de zaagkop.
Uitgangspositie:
Transportvergrendeling (25) eruit getrokken.
Zaagkop naar boven gezwenkt.
Kantelarm in gewenste hoek ten opzichte van
het werkstukoppervlak gekanteld en
vergrendeld.
Draaitafel in gewenste positie vergrendeld.
Borgschroef (13) van de trekbank is los.
Trekbank helemaal naar achteren.
Werkstuk zagen:
1. Zaagdieptebegrenzing (51) instellen op de
gewenste zaagdiepte en met de contramoer
fixeren.
2. Veiligheidsvergrendeling (27) losmaken en
zaagkop naar beneden zwenken om de
ingestelde zaagdiepte te controleren:
3. Proefsnede maken.
4. Indien nodig stap 1 en 3 herhalen totdat de
gewenste zaagdiepte is ingesteld.
5. Werkstuk zagen, zoals beschreven bij "Rechte
zaagsnedes".
Gevaar!
Voor alle onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden dient u de stekker uit
het stopcontact te trekken of het accupack (34)
verwijderen.
Andere dan de in dit hoofdstuk beschreven
onderhouds- of reparatiewerkzaamheden
9. Bediening
10. Service en onderhoud
NEDERLANDS nl
31
mogen uitsluitend door geschoold personeel
worden uitgevoerd.
Beschadigde onderdelen, in het bijzonder
veiligheidsvoorzieningen, mogen alleen door
originele onderdelen worden vervangen.
Onderdelen die niet gekeurd en vrijgegeven zijn
door de fabrikant kunnen onvoorzienbare
beschadigingen veroorzaken.
Nadat u klaar bent met de service en/ of
onderhoudsbeurt, moet de goede werking van
alle veiligheidsvoorzieningen als eerste
gecontroleerd worden.
10.1 Zaagblad vervangen
Risico van verbranding!
Onmiddellijk na het zagen kan het zaagblad erg
heet zijn. Laat een heet zaagblad eerst voldoende
afkoelen. Reinig een heet zaagblad niet met
brandbare vloeistoffen.
Gevaar voor snijwonden bestaat ook
als het zaagblad stil staat!
Tijdens het losdraaien en vastdraaien van de
stelschroef (44) moet de pendel beschermkap
(6) over het zaagblad gezwenkt zijn. Bij het
vervangen van een zaagblad moet u
veiligheidshandschoenen dragen.
1. Stekker uit het stopcontact trekken of het
accupack (34) verwijderen.
2. Zaagkop in de bovenste stand brengen.
3. Zaagblad vergrendelen: De vergrendelknop
indrukken en hierbij het zaagblad met de
andere hand draaien, totdat de
vergrendelknop vastklikt. Vergrendelknop
ingedrukt houden.
4. Stelschroef met schijf (44) op de zaagas met
een binnenzeskantsleutel (14) rechtsom eraf
schroeven (linkse schroefdraad!).
5. Veiligheidsvergrendeling (27) los maken
(alleen bij apparaten die op stroom werken) en
pendel beschermkap (6) naar boven schuiven
en vasthouden.
6. Buitenflens (45) en zaagblad (46) voorzichtig
van de zaagas nemen en pendel
beschermkap weer sluiten.
Gevaar!
Gebruik geen schoonmaakmiddelen
(bijvoorbeeld om harsresten te verwijderen) die
de lichtmetalen delen zouden kunnen
beschadigen. De stabiliteit van de zaag zou
erdoor kunnen worden beperkt.
7. Opspanvlak reinigen:
– zaagas (49),
– zaagblad (46),
–buitenflens (45),
– binnenflens (48).
Gevaar!
Binnenflens correct opleggen! De zaag kan
anders blokkeren of het zaagblad kan losraken!
De binnenflens zit goed, als de ringgroef naar het
zaagblad en de vlakke kant naar de motor wijst.
8. Binnenflens (48) monteren.
9. Veiligheidsvergrendeling (27) los maken
(alleen bij apparaten die op stroom werken) en
pendel beschermkap (6) naar boven schuiven
en vasthouden.
10.Nieuw zaagblad plaatsen – let op de
draairichting: Van de linker (geopende) kant
gezien, moet de pijl op het zaagblad
overeenkomen met de pijlrichting (47) op de
zaagbladafdekking!
Gevaar!
Gebruik alleen zaagbladen die voldoen aan de in
deze gebruikershandleiding genoemde eisen en
kenmerken.
Gebruik alleen geschikte zaagbladen die
overeenkomen met het maximale toerental (zie
"Technische gegevens") – bij ongeschikte of
beschadigde zaagbladen kunnen onder invloed
van de middelpuntvliedende kracht delen
weggeslingerd worden.
Zaagbladen die zijn ontworpen voor het zagen
van hout of dergelijke materialen, moeten voldoen
aan EN 847-1.
Niet gebruiken:
– zaagbladen van hooggelegeerd sneldraaistaal
(HSS);
– beschadigde zaagbladen;
– slijpschijven.
Gevaar!
Het zaagblad moet gemonteerd worden met
originele onderdelen.
Gebruik nooit losse spanringen. Het zaagblad
zou vanzelf los kunnen raken.
– De zaagbladen moeten uitgebalanceerd zijn. Ze
mogen niet trillen, anders kunnen ze tijdens het
werken vanzelf loskomen.
11.Pendel beschermkap (6) weer sluiten.
12.Buitenflens (45) erop schuiven – de vlakke
kant moet naar de motor wijzen!
13.Stelschroef met schijf (44) linksom erop
schroeven (linkse schroefdraad!) en met de
hand vastdraaien.
14.Zaagblad vergrendelen: De vergrendelknop
(18) indrukken en hierbij het zaagblad met de
andere hand draaien, totdat de
vergrendelknop vastklikt. Vergrendelknop
ingedrukt houden.
Gevaar!
– Zeskantsleutel niet verlengen.
–Sla niet op de zeskantsleutel om de stelschroef
vast te draaien.
15.Stelschroef (44) met de zeskantsleutel (14)
stevig vastdraaien.
16.Functionaliteit controleren. Hiervoor de
veiligheidsvergrendeling (27) los maken
(alleen bij apparaten die op stroom werken) en
de zaag naar beneden klappen:
– de pendel beschermkap moet het zaagblad bij
het naar beneden zwenken vrijgeven, zonder
andere onderdelen aan te raken.
Bij het omhoog klappen van de zaag in de
uitgangspositie moet de pendel beschermkap
het zaagblad automatisch afdekken.
Zaagblad met de hand draaien. Het zaagblad
moet in iedere mogelijke positie kunnen
draaien, zonder andere onderdelen aan te
raken.
10.2 Tafel inlegprofiel vervangen
Gevaar!
Als het tafel inlegprofiel (10) beschadigd is,
bestaat het risico dat kleine voorwerpen tussen
het tafel inlegprofiel en het zaagblad
vastklemmen en het zaagblad blokkeren.
Beschadigde inlegprofielen moeten onmiddellijk
vervangen worden!
1. Schroeven van het inlegprofiel losdraaien.
Indien nodig de draaitafel draaien en zaagkop
kantelen, om de schroeven te kunnen
bereiken.
2. Inlegprofiel verwijderen.
3. Nieuw inlegprofiel plaatsen.
4. Schroeven van het inlegprofiel vastdraaien.
10.3 Werkstukaanslag instellen
1. Binnenzeskantschroeven (50) losdraaien.
2. Werkstukaanslag (26) zo instellen, dat hij
precies haaks op het zaagblad staat als de
draaitafel in de 0°-positie vastklikt.
3. Binnenzeskantschroeven (50) vastdraaien.
10.4 Zaaglaser instellen
Laser haaks instellen
Middelste schroef (41) losdraaien. Laser
verdraaien. Middelste schroef (41) vastdraaien.
Laser zijdelings instellen
Rechter schroef (43) en linker schroef (42)
losdraaien. Laser horizontaal verschuiven.
Rechter schroef (43) en linker schroef (42)
vastdraaien.
10.5 Apparaat reinigen
Zaagsel en stof met een borstel of stofzuiger
verwijderen van/uit:
– instelinstallaties;
– bedieningselementen;
– koelopening van de motor;
ruimte onder het inlegprofiel;
– zaaglaser;
– zaagbereikverlichting
10.6 Apparaat bewaren
Gevaar!
Sla het apparaat zo op dat het niet door
onbevoegden in werking kan worden gesteld.
Zorg ervoor dat zich niemand aan het staande
apparaat kan verwonden.
Let op!
Het apparaat niet in de openlucht of in een
vochtige omgeving bewaren.
10.7 Onderhoud
Voor iedere ingebruikname
Verwijder zaagsel met stofzuiger of penseel.
Controle van netsnoer en netstekker of
accupack op beschadigingen; indien nodig laat
u de defecte onderdelen door een
elektromonteur vervangen.
Alle bewegende onderdelen controleren, of zij
over het gehele bewegingsbereik vrij kunnen
bewegen.
Regelmatig, afhankelijk van de
werkomstandigheden
Controleer alle schroefverbindingen en schroef
ze eventueel vast.
Reset functie van de zaagkop controleren
(zaagkop moet door veerkracht in de bovenste
uitgangspositie terugkeren), indien nodig de
veer laten vervangen.
Geleidingselementen smeren.
Gebruik bij lange werkstukken links en rechts
van de zaag geschikte ondersteuningen.
Bij schuine snedes dient u het werkstuk rechts
van het zaagblad vast te houden.
Tijdens het zagen van kleine stukken de extra
aanslag gebruiken (als extra aanslag kan bijv.
een passende houten plaat worden gebruikt,
dat wordt vastgeschroefd aan de aanslag van
het apparaat).
– Tijdens het zagen van ronde (vervormde)
planken (53) de naar buiten vervormde kant
tegen de werkstukaanslag plaatsen.
Werkstukken niet rechtop zagen, maar plat op
de draaitafel leggen.
Gebruik alleen originele Metabo toebehoren.
Gebruik alleen toebehoren die voldoen aan de in
deze gebruikershandleiding genoemde eisen en
kenmerken.
A Onderhouds- en verzorgingsspray voor het
verwijderen van harsresten en voor het
conserveren van metalen oppervlakken.
0911018691
B Zuigadapter Multi voor het aansluiten van
zuigslangen met 44, 58 of 100 mm aansluitstuk
0910058010
C Metabo alleszuiger (zie catalogus)
D Onderstellen:
Universeel machine-onderstel UMS 6.3131700
Mobiel onderstel KSU 250 Mobile
6.3131800
Onderstel KSU 400 0910066110
E Rolonderstel:
RS 420 0910053353
11. Handige tips
12. Toebehoren
NEDERLANDSnl
32
RS 420 G 0910053345
RS 420 W 0910053361
Zaagbladen voor KGS 216 M / KGSV 216 M /
KGSM 216 Vario Max:
F Zaagblad Power Cut 6.28009
216 × 2,4 / 1,8 × 30 24 WZ 5° neig
voor langs-en dwarsrichting in massief hout
G Zaagblad Precision Cut Classic 6.28060
216 × 2,4 / 1,8 × 30 40 WZ 5° neig
voor langs- en dwarsrichting in massief hout en
spaanplaat
H Zaagblad Multi Cut Classic 6.28066
216 × 2,4 / 1,8 × 30 60 FZ/TZ 5° neig
voor langs-en dwarsrichting in gecoat materiaal,
laminaat, kunststof en aluminium profielen
Zaagbladen voor KGS 254 M:
I Zaagblad Precision Cut Classic 6.28061
254 x 30 x 2,4/1,8 48 WZ 5° neig
voor langs- en dwarsrichting in massief hout en
spaanplaat
J Zaaglbad Multi Cut 6.28223
254 x 30 x 2,4/1,6 80 FZ/TZ 5° neig
voor langs-en dwarsrichting in gecoat materiaal,
laminaat, kunststof en aluminium profielen
Zaagbladen voor KGS 305 M:
K Zaagblad Precision Cut Classic 6.28064
305 x 30 x 2,4/1,8 56 WZ 5° neig
voor langs- en dwarsrichting in massief hout en
spaanplaat
L Zaaglbad Multi Cut 6.28091
305 x 30 x 2,8/2,0 96 FZ/TZ 5° neig,
voor langs-en dwarsrichting in gecoat materiaal,
laminaat, kunststof en aluminium profielen
Zaagbladen voor KGS 18 LTX 216:
M Zaagblad Precision Cut Classic 6.28065
216 × 1,8 / 1,2 × 30 40 WZ 5°
voor langs- en dwarsrichting in massief hout en
spaanplaat
Compleet toebehorenprogramma, zie
www.metabo.com of de catalogus.
Gevaar!
Reparaties aan elektrische werktuigen mogen
alleen uitgevoerd worden door elektrotechnici!
Neem voor elektrisch gereedschap van Metabo
dat gerepareerd dient te worden contact op met
uw Metabo-vertegenwoordiging. Zie voor
adressen www.metabo.com.
Lijsten met reserveonderdelen kunt u via
www.metabo.com downloaden.
Neem de nationale voorschriften in acht voor een
milieuvriendelijke verwijdering en de recycling van
afgedankte machines, verpakkingen en
toebehoren.
Alleen voor EU-landen: Geef uw elektrisch
gereedschap nooit met het huisvuil mee!
Volgens de Europese richtlijn 2002/96/EG
inzake gebruikte elektrische en elektronische
apparaten en de vertaling hiervan in de nationale
wetgeving dient oud elektrisch gereedschap
gescheiden te worden ingezameld en op
milieuvriendelijke wijze te worden afgevoerd.
Hierna worden problemen en storingen
beschreven, die u zelf mag verhelpen. Als de hier
beschreven maatregelen niet verder helpen, kunt
u een kijkje nemen in hoofdstuk 13. "Reparatie".
Gevaar!
In combinatie met problemen en storingen
gebeuren bijzonder vaak ongelukken. Neem
daarom het volgende in acht:
Trek voor iedere keer dat u een storing verhelpt
de stekker uit het stopcontact of verwijder het
accupack (34).
Nadat de storing verholpen is, moet u eerst de
goede werking van alle
veiligheidsvoorzieningen controleren.
Geen kapfunctie
Transportvergrendeling vergrendeld:
Transportvergrendeling eruit trekken.
Veiligheidsvergrendeling vergrendeld:
Veiligheidsvergrendeling losmaken.
Zaagvermogen is te laag
Het zaagblad is bot (het zaagblad vertoont
eventueel brandvlekken opzij);
Zaagblad is niet geschikt voor het materiaal (zie
hoofdstuk 12."Toebehoren");
Zaagblad vervormd:
Zaagblad vervangen (zie hoofdstuk 10.
"Onderhoud").
Zaagblad vibreert krachtig
Zaagblad vervormd:
Zaagblad vervangen (zie hoofdstuk 10.
"Onderhoud").
Zaagblad is niet correct gemonteerd:
Zaagblad correct monteren (zie hoofdstuk 10.
"Onderhoud").
Draaitafel loopt stroef
Zaagspanen onder de draaitafel:
Zaagspanen verwijderen.
Toelichting bij de gegevens van pagina 3.
Wijzigingen en technische verbeteringen
voorbehouden.
U =netspanning / spanning van het accu-
pack
I =nominale stroom
F =min. beveiliging
P
1
=nominaal vermogen
IP =beschermingsklasse
n
0
=toerental bij onbelast draaien
v
0
=max. zaagsnelheid
D =zaagbladdiameter (buiten)
d = zaagbladboring (binnen)
b = max. tandbreedte van het zaagblad
A =afmetingen (lxbxh)
m=gewicht
Eisen voor een spaanafzuiginstallatie:
D
1
=aansluitdiameter van de afzuigkoker
D
2
=minimum luchtdebiet
D
3
=minimum onderdruk aan de afzuigkoker
D
4
=minimum luchtsnelheid aan de
afzuigkoker
Maximale doorsnede van het werkstuk zie tabel
op pagina 4.
~ Wisselstroom
Gelijkstroom
Machine van beveiligingsklasse II
De vermelde technische gegevens zijn
tolerantiewaarden (overeenkomstig de
betreffende geldige norm).
Emissiewaarden
Deze waarden maken een beoordeling van
de emissie van het elektrische gereedschap en
een vergelijking van de verschillende elektrische
gereedschappen mogelijk. Afhankelijk van het
gebruik, de toestand van het elektrische
gereedschap of het inzetgereedschap kan de
daadwerkelijke belasting hoger of lager uitvallen.
Neem voor de beoordeling pauzes en fases met
een lagere belasting in aanmerking. Bepaal op
grond van de overeenkomstig aangepaste
taxatiewaarden maatregelen ter bescherming van
de gebruiker, bijv. organisatorische maatregelen.
Typisch A-gekwalificeerd geluidsniveau
:
L
pA
=geluidsdrukniveau
L
WA
=geluidsvermogensniveau
K
pA
, K
WA
= onzekerheid
Draag gehoorbescherming!
13. Reparatie
14. Milieubescherming
15. Problemen en storingen
16. Technische gegevens
1/120