Jacobsen 70526, 70526, 70527, 70527 Installatie gids

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Jacobsen 70526 Installatie gids. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
RANSOMES
¨
Dealers Manual
Manuel du revendeur
Dealerhandleiding
Händlerinformation
Manuale del rivenditore
HR 9016 Turbo
4WD Product Number: 70526 - Engine type: Detroit Diesel D704LT
4WD with ROPS Product Number: 70527 - Engine type: Detroit Diesel D704LT
RANSOMES
AVVERTENZA: Questa macchina può causare gravi infortuni
se viene utilizzata in modo errato. Prima di accingersi ad
approntare, usare, mettere a punto o eseguire la
manutenzione di questa macchina, coloro che la utilizzano
ed i responsabili della manutenzione devono essere
addestrati all’impiego della macchina, devono essere informati
dei pericoli, e devono leggere l’intero manuale.
GBGB
GBGB
GB
Part No. 2812169-ML1 (rev.0)(RJ 100 012001)
FF
FF
F
NLNL
NLNL
NL
DD
DD
D
II
II
I
WARNHINWEIS: Wenn diese Maschine nicht ordnungsgemäß
verwendet wird, können ernsthafte Verletzungen verursacht
werden. Personen, die diese Maschine verwenden und
warten, müssen in ihrer richtigen Verwendung ausgebildet
sein, auf die Gefahren aufmerksam gemacht worden sein
und die Anleitung ganz gelesen haben, bevor sie versuchen,
die Maschine aufzustellen, zu bedienen, einzustellen oder
zu warten.
WAARSCHUWING: Bij verkeerd gebruik kan deze machine
ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. Degenen die de ma-
chine gebruiken en onderhouden moeten worden getraind
in het juiste gebruik ervan, worden gewaarschuwd voor de
gevaren ervan en behoren de volledige handleiding
aandachtig te lezen alvorens de machine bedrijfs-klaar te
maken, te bedienen, af te stellen en/of te onderhouden.
AVERTISSEMENT : Risque de blessures graves en cas
d’utilisation incorrecte de la machine. Les opérateurs et le
personnel d’entretien doivent être formés et conscients des
dangers encourus. Ils doivent lire avec attention le manuel
avant d’essayer de monter, d’utiliser, de régler ou maintenir
la machine.
WARNING: If incorrectly used this machine can cause se-
vere injury. Those who use and maintain this machine should
be trained in its proper use, warned of its dangers and should
read the entire manual before attempting to set up, operate,
adjust or service the machine.
© 2001, Textron Inc. All Rights Reserved
Dealer
This manual is designed to assist dealer personnel with the proper set up and preparation of the equipment prior to delivery to the customer. You
may wish to keep a copy in your customer file.
Do Not Remove the Safety & Operation Manual from the tractor.
For additional information not included in this manual, refer to your office copy of:
The Safety & Operation Manual
The Parts & Maintenance Manual
Revendeur
Le but de ce manuel est daider le plus possible le personnel du revendeur à installer et mettre en service l’équipement avant la livraison au client.
Gardez-en donc une copie dans votre dossier clients.
Ne pas retirer le Manuel de Sécurité et de Fonctionnement, le Manuel de Maintenance et la Nomenclature des Pièces de Rechange de la
machine.
Pour tous renseignements complémentaires ne figurant pas dans ce manuel, reportez-vous aux copies suivantes :
Manuel de Sécurité et de Fonctionnement Manuel de Maintenance
et Nomenclature des Pièces de Rechange
Utilisez la liste de contrôles pré-livraison se trouvant à la fin du manuel. Vous pouvez en donner une copie au client quand vous livrez la machine.
GBGB
GBGB
GB
FF
FF
F
NLNL
NLNL
NL
DD
DD
D
II
II
I
Dealer
Deze handleiding is samengesteld met het doel om dealerpersoneel te helpen met de juiste installatie en voorbereiding van de machine voorafgaande
aan levering aan de klant. Het is nuttig om een exemplaar in uw klantendossier te bewaren.
De Veiligheids- en Bedieningshandleiding en de Onderdelen- en Onderhouds-handleiding mogen niet van de tractor worden verwijderd.
Voor aanvullende informatie die niet in deze handleiding is opgenomen, wordt u verwezen naar uw eigen exemplaar van:
De Veiligheids- en Bedienings-handleiding
De Onderdelen- en Onderhouds-handleiding
Gebruik de afleveringscontrolelijst aan de binnenzijde van de achterpagina van deze handleiding. Aangeraden wordt om de klant bij aflevering van
de machine een kopie hiervan te geven.
Lieber Händler,
Aufgabe dieses Handbuches ist es, Händlern die richtige Einrichtung und Vorbereitung der Ausrüstung vor Auslieferung an den Kunden zu
erleichtern. Es wird empfohlen, eine Kopie hiervon in der Kundenakte aufzubewahren.
Belassen Sie die Sicherheits- und Bedienungsanleitung sowie das Ersatzteile- und Wartungshandbuch komplett im Traktor.
Weiterführende Informationen finden Sie in Ihrem Exemplar:
der Sicherheits- und Bedienungs-anleitung,
des Ersatzteile- und Wartungs-handbuchs.
Verwenden Sie die in der hinteren inneren Umschlagseite dieses Handbuchs beigefügte Checkliste für die Endkontrolle. Übergeben Sie ggf. eine
Kopie dieser Liste bei Lieferung des Gerätes an den Kunden.
Rivenditore
Questo manuale è stato pensato per fornire assistenza al personale rivenditore nel corretto allestimento e preparazione dellapparecchia-tura
prima della consegna al cliente. Si potrebbe volerne conservare una copia nel proprio archivio clienti.
Non separare il Manuale d’istruzioni per l’uso e la sicurezza o il Manuale delle parti e di manutenzione dal trattore.
Per ulteriori informazioni non incluse nel presente manuale, consultare la propria copia di ufficio del:
Manuale d’istruzioni per l’uso e la sicurezza
Manuale delle parti e di manutenzione
Usare la checklist di preconsegna fornita sul dorso interno della copertina di questo manuale. Si potrebbe volerne fornire una copia al cliente al
momento della consegna dellunità.
NL-2
INHOUD
Veiligheid
1.1 Operationele veiligheid 3
1.2 Belangrijke veiligheidsoverwegingen .............4
Bedienings- en besturingsinrichting
2.1 Icons ..............................................................5
2.2 Besturingssysteem ........................................ 7
Installatie
3.1 Algemeen ....................................................10
3.2 Eerste samenbouw ......................................10
3.3 Aanslag smoorklep ......................................11
3.4 Voorste maaidek .........................................11
3.5 Voorste hefbegrenzerschakelaar ................12
3.6 Eerste inspectie ...........................................12
3.7 Bedrijfscontroles ..........................................13
3.8 Operationeel back-up systeem ....................14
3.9 Snelheidsbegrenzer tractiepedaal ...............15
Afstellingen
4.1 Algemeen .................................................... 16
4.2 Nivellering maaidekken ............................... 17
4.3 Serviceverlening Voordek ........................... 18
4.4 Bijstelling zijmaaidekken ............................. 19
4.5 Maaihoogte ................................................. 20
4.6 Parkeerrem ................................................. 21
4.7 Neutraalafstelling ........................................ 22
4.8 Neutraalstand-sensorschakelaar ................ 22
4.9 Sensorische rijschakelaar ........................... 23
4.10 Hefbegrenzerschakelaars ........................... 24
4.11 Tractiepedaal .............................................. 25
4.12 Draaikoppelspecificatie ............................... 26
Smering
5.1 Smeerkaart .................................................. 27
Foutopsporing
5.2 Algemeen .................................................... 28
Litho in U.S.A. 5-2000
VEILIGHEID 1
NL-3
1 VEILIGHEID
1.1 OPERATIONELE VEILIGHEID________________________________________________
1. Veiligheid hangt af van de alertheid, zorg en voorzichtig-
heid van degenen die de machine bedienen of onder-
houden. Minderjarigen mag nooit worden toegestaan om
enig deel van de apparatuur te bedienen.
2. Het behoort tot uw verantwoordelijkheid om deze
handleiding te lezen, evenals alle publicaties die met deze
machine zijn geassocieerd (onderdelen- & onderhouds-
handleiding, motorhandleiding en instructies betreffende
accessoires en aanzetstukken). Als de bediener geen
Nederlands kan lezen, behoort het tot de verant-
woordelijkheid van de eigenaar om de in deze handleiding
opgenomen informatie uit te leggen.
3. Leer uzelf het juiste gebruik van de machine, alsmede de
positie en bedoeling van alle bedienings- en besturing-
sregelingen voordat u ermee gaat werken. Onbekendheid
kan tot ongelukken leiden.
4. Niemand mag worden toegestaan om de machine te
bedienen of onderhouden zonder eerst geschikte training
en instructies te hebben ontvangen. Hetzelfde verbod
geldt voor personen onder de invloed van alcohol of
drugs.
5. Draag alle noodzakelijke beschermende kleding en
persoonlijke veiligheidsuitrusting ter bescherming van uw
hoofd, ogen, oren, handen en voeten. Bedien de machine
uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht.
6. Inspecteer het gebied waar de machine zal worden
gebruikt. Verzamel alle rommel die u kunt vinden alvorens
te gaan werken. Let goed op obstakels boven uw hoofd
(lage boomtakken, elektrische kabels enz.), alsmede op
ondergrondse (sproeiers, leidingen, boomwortels enz.).
Ga een nieuw gebied voorzichtig binnen. Blijf u bewust
van verborgen gevaren.
7. Grasknipsels mogen nooit in de richting van omstanders
worden uitgeworpen. Houd iedereen op veilige afstand
zolang de machine in bedrijf is. De eigenaar/bediener is
verantwoordelijk voor lichamelijk letsel dat zelf of door
omstanders wordt opgelopen en schade die aan
eigendom wordt toegebracht in gevallen waar zulks door
de eigenaar/bediener kan worden vermeden.
8. Bedien nooit een machine die niet in perfecte bedrijf-
sstaat verkeert, geen decalplaatjes heeft of waarvan de
beschermkappen, keerschotten en/of andere beveilig-
ingsinrichtingen niet of onvoldoende stevig zijn bevestigd.
9. Geen enkele schakelaar mag ooit worden onderbroken of
geshunt.
10. Koolmonoxide in de uitlaatgassen kan bij inademing
dodelijk zijn. Bedien de motor nooit zonder afdoende
ventilatie.
11. Brandstof is in hoge mate ontvlambaar en dient met zorg
te worden gehanteerd.
12. Houd de motor schoon. Laat hem vóór het stallen
afkoelen en verwijder altijd de contactsleutel.
13. Ontkoppel alle aandrijvingen en trek de parkeerrem aan
voordat de motor wordt gestart. Dit mag uitsluitend
gebeuren met de bediener op de bestuurdersplaats en
nooit wanneer deze zich naast de machine bevindt.
14. Machine en uitrusting moeten voldoen aan de laatste
eisen van landelijke, provinciale en plaatselijke overheden
ten aanzien van het rijden of transport over de openbare
weg.
15. Gebruik nooit uw handen om olielekken op te sporen.
Hydraulische vloeistof onder druk kan de huid penetreren
en ernstig letsel veroorzaken.
16. Op hellingen dient de machine op en neer (verticaal) te
worden gereden, nooit in de dwarsrichting (horizontaal).
17. Om kantelen of verlies van controle te voorkomen, mag
niet plotseling worden gestart of gestopt. Verminder de
snelheid bij het nemen van scherpe bochten. Wees
voorzichtig wanneer op een helling van richting wordt
veranderd.
18. Gebruik altijd de veiligheidsgordel bij het bedienen van
tractors die zijn voorzien van een ROPS (rolbeugel-
systeem).
Gebruik nooit een veiligheidsgordel bij het bedienen van
tractors zonder ROPS.
19. Houd armen, benen en lichaam binnen het zitgedeelte
wanneer het voertuig in beweging is.
WAARSCHUWING
APPARATUUR DIE VERKEERD OF DOOR ONGETRAIND PERSONEEL WORDT BEDIEND,
KAN GEVAARLIJK ZIJN.
Maak uzelf vertrouwd met de locatie en het juiste gebruik van alle bedieningen. Onervaren bedieners behoren te worden
geïnstrueerd door iemand die vertrouwd is met de machine alvorens toestemming te krijgen er zelf gebruik van te maken.
! !
Deze machine behoort te worden bediend en service te worden verleend zoals gespecificeerd in deze handleiding en is
bestemd voor het professionele onderhoud van kwaliteitsgazons. De machine mag niet worden gebruikt op ruw terrein of
voor het maaien van lang gras.
1 VEILIGHEID
NL-4
1.2 BELANGRIJKE VEILIGHEIDSOVERWEGINGEN_________________________________
Dit veiligheidssymbool wordt gebruikt om u te attenderen op potentiële gevaren.
GEVAAR
- duidt op dreigende gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden,
ZAL
resulteren in dood of ernstig
letsel.
WAARSCHUWING
- duidt op een potentieel gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden,
KAN
resulteren in
dood of ernstig letsel.
VOORZICHTIG
- duidt op een potentieel gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden,
KAN
resulteren in licht of
matig letsel en beschadiging van eigendom. Het symbool kan ook worden gebruikt om de aandacht te vestigen op
onveilige praktijken.
Ten behoeve van visuele duidelijkheid, kunnen in sommige illustraties in deze handleiding afschermingen, platen en
andere veiligheidsinrichtingen open worden afgebeeld of zelfs ontbreken. Onder geen enkele omstandigheid mag deze
apparatuur echter worden bediend zonder dat dergelijke onderdelen niet naar behoren zijn aangebracht.
Bijstellingen en onderhoud behoren altijd door een bevoegde monteur te worden uitgevoerd.
Gebruik van andere dan originele en goedgekeurde Textron Turf Care And Specialty Products onderdelen en
accessoires maakt deze garantie ongeldig.
WAARSCHUWING
Het operationele back-up systeem van deze tractor voorkomt het starten ervan tenzij de rempedaal is ingedrukt, de
maaierschakelaar in de UIT-stand en de tractiepedaal in de vrijstand staat. Het systeem zet de motor stil als de
bediener de bestuurdersplaats verlaat zonder de parkeerrem aan te trekken of de maaierschakelaar in de UIT-stand
te zetten.
De tractor mag NOOIT worden bediend tenzij het operationele back-up systeem goed functioneert.
!
! !
WAARSCHUWING
1. Voordat de bestuurdersplaats wegens enige reden wordt verlaten, dient het volgende te worden gedaan
a. Zet de tractiepedaal in de vrijstand.
b. Schakel alle aandrijfmechanismen uit.
c. Laat alle aanzetstukken op de grond neer.
d. Trek de parkeerrem aan.
e. Zet de motor stil en verwijder de contactsleutel.
2. Houd handen, voeten en kleding op veilige afstand van bewegende delen. Wacht tot iedere beweging is
gestopt alvorens te beginnen met het schoonmaken, bijstellen of onderhouden van de machine.
3. Zorg dat het werkgebied vrij blijft van omstanders en huisdieren.
4. Er mogen nooit passagiers worden meegenomen, tenzij daarvoor een speciale zitplaats beschikbaar is.
5. Maaiapparatuur mag nooit worden bediend zonder dat het afvoerkeerschot stevig op zijn plaats zit.
! !
BEDIENINGS- EN BESTURINGSINRICHTING 2
NL-5
2 BEDIENINGS- EN BESTURINGSINRICHTING
2.1 ICONS ____________________________________________________________________
WAARSCHUWING
Probeer nooit met de tractor te gaan rijden voordat u de bedieningshandleiding heeft
gelezen en precies weet hoe het besturingssysteem werkt.
Maak uzelf vertrouwd met bovenstaande icons en hun betekenis. Stel u op de hoogte van
de plaats en het doel van alle besturingen, controlesystemen en meters voordat u de
tractor gaat bedienen.
Koel-
temperatuur
D
Lees
handleiding
Maaidekhefhendels
Omlaag Omhoog
Smoorregeling motor
Hoog Laag
Maaidekken
Links Midden Rechts
Urenteller
Alarmtestschakelaar
Test Uit
Kooien
Omlaag Omhoog
Aandrijving
Vooruit Achteruit
Vierwielaandrijving
Dieselolie Kruissnelheidsregeling
Vergrendeld Ontgrendeld
Rijden
Vooruit Achteruit
Werklampen
Parkeerrem
Krachtafneempunt
Ingeschakeld
Uitgeschakeld
Motor
Uit Aan Start
Verlichting
Weg Werk
Gewichtsverplaatsing
naar dekken
Toename Afname
Hydraulisch
oliefilter
Gloei-
bougie
Motor-
oliedruk
Hydraulisch
oliepeil
Accu-
lading
Waarschuwingslampjes
Tweewielaan
drijving
!
2 BEDIENINGS- EN BESTURINGSINRICHTING
NL-6
A
Stuurkantelingshendel
B1
Draaihulpinrichting - links
B2
Draaihulpinrichting - rechts
C
Snelheidsbegrenzer
D1
Tractiepedaal - vooruit
D2
Tractiepedaal - achteruit
E
Alarm
F
Hydrauliekolievuldop/peilstok
G
Brandstofvuldop
H
Parkeerrem
I
Zittingverstelling
J
Zijdektransportgrendels
K
Alarmsysteemtestschakelaar
L
Twee-/vierwielaandrijvingsschakelaar - vooruit
M
Smoorregeling motor
N
Twee-/vierwielaandrijvingsschakelaar - achteruit
O
Maaidekhendels
P
Neerwaartse drukregeling (gewichts-verplaatsing)
Q
Lichtschakelaar
R
Waarschuwingslampjes
S
Temperatuurmeter motorkoelmiddel
T
Brandstofmeter
U
Urenteller
V
Contactschakelaar
W
Waarschuwingslampje hydrauliekoliepeil
X
Kruissnelheidsregeling (optie)
Y
Krachtafneemschakelaar
(PTO)
Afb. 2A
A
B
1
C
B
2
E
F
G
U
H
I
VW
J
K
L
M
O
XYN
D
1
D
2
P
S
T
Q
R
HR001
-
BEDIENINGS- EN BESTURINGSINRICHTING 2
NL-7
2.2 BESTURINGSSYSTEEM ____________________________________________________
A. Stuurkantelingshendel
Trek de hendel omhoog om de stuurkolom vrij te
maken en vervolgens te kantelen tot de gewenste
positie is bereikt. Loslaten van de hendel heeft
vergrendeling van de stuurkolom tengevolge.
B. Draaihulpinrichting
Vermindert de draaicirkel van de machine ten
behoeve van werken in besloten gedeelten. Gebruik
de pedalen van de hulpinrichting om nauwe bochten
rond bomen en andere objecten te kunnen maken.
Voor bediening hiervan behoren de pedalen
geleidelijk te worden ingedrukt tot de gewenste
draaicirkel is bereikt. De linkerpedaal (
B
1
) is bestemd
voor draaiing naar links en de rechterpedaal (
B
2
)
voor draaiing naar rechts.
N.B.
Te grote druk op de pedalen kan vergrendeling
van het wiel veroorzaken, met als gevolg dat het gras
wordt opgebroken of gemarkeerd.
C. Snelheidsbegrenzer
Beperkt de voorwaartse snelheid tijdens het maaien
of de bediening van hulpstukken. Om met een lagere
rijsnelheid te werken dient de hendel te worden
gedraaid als afgebeeld (
C
1
) zodat contact wordt
gemaakt met de stopschroef op de vloer wanneer de
tractiepedaal (vooruit) wordt ingedrukt. Om met volle
snelheid te rijden dient de hendel in de afgebeelde
stand (
C
3
)
te worden gezet. De stopschroef (
C
2
) kan
op het bereiken van specifieke rijsnelheden worden
ingesteld.
Afb. 2B
D. Tractiepedaal
Druk het boveneind van de pedaal (
D
1
) in om vooruit
te rijden. Laat de pedaal los om de tractor langzamer
te laten rijden en stoppen.
Druk het ondereind van de pedaal (
D
2
) in om
achteruit te rijden. Laat de pedaal los om de tractor
langzamer te laten rijden en stoppen. De tractor moet
eerst volledig tot stilstand zijn gekomen voordat van
richting wordt veranderd.
E. Alarm
Het geluidsalarm treedt, samen met de
waarschuwingslampjes, in werking om de bestuurder
te attenderen om bedrijfsomstandigheden die
onmiddellijke aandacht vereisen.
F. Hydrauliekolievuldop/peilstok
Bijvullen tot het groene streepje op de peilstok met
schone hydraulische vloeistof terwijl de machine
koud is. Niet overvullen.
G. Brandstofvuldop
Vul de brandstoftank met nr. 2 dieselolie, minimum
cetaangetal 45. Raadpleeg de motorhandleiding voor
aanvullende brandstofspecificaties.
H. Parkeerrem
Voor inschakeling van de parkeerrem dient de hendel
te worden opgetrokken. Schakel de parkeerrem altijd
in vóór het starten en na het stoppen van de
machine.
I. Zittingverstelling
De standaard bestuurdersplaats kan in vijf
verschillende standen worden gezet.
Beschrijving Locatie op zitting
Omhoog/omlaag bediening linksvoor, onder de
zitting
Rugleuningkantelingsbediening linksvoor, onder de
zitting
Naar voren/achteren regelstang voorkant van de zitting
Lendensteunbediening linkerkant rugleuning
Armleuningbediening onder iedere
armleuning
J. Zijdektransportgrendels
Vergrendelen de dekken in verticale stand tijdens
transport van de tractor. De grendels moeten voor
het neerlaten van de dekken met de hand worden
vrijgezet.
K. Alarmsysteemtestschakelaar
Wordt gebruikt om het alarmsysteem te testen. Om
dit te doen dient de contactsleutel in de AAN-stand
te worden gezet en de schakelaar te worden
ingedrukt. Nu behoort een geluidsalarm te worden
VOORZICHTIG
Verstel de stuurkolom nooit terwijl de tractor in
beweging is. Altijd eerst stoppen en de parkeerrem
aantrekken alvorens dit te doen.
!
Volle snelheid Verminderde snelheid
C
1
C
2
C
3
HR023
2 BEDIENINGS- EN BESTURINGSINRICHTING
NL-8
geactiveerd terwijl de waarschuwingslampjes gaan
branden.
L. Twee-/vierwielaandrijvingsschakelaar - vooruit
Deze zet de tractor in de twee- of vierwielaandrijving.
De tractor moet in de vierwielaandrijving staan om de
maaieenheden te kunnen bedienen.
De tractor keert tijdens het achteruitrijden naar de
tweewielaandrijving terug tenzij de vierwielaan-
drijving-omkeerschakelaar (
Z
) is ingedrukt.
M. Smoorregeling motor
Regelt het motortoerental. Laat de motor 'volgas'
lopen tijdens het transport van de machine.
N.B.:
Met de aanslagvergrendeling van de
smoorregeling mag niet worden geknoeid.
N. Twee-/vierwielaandrijvingsschakelaar - achteruit
Voorziet in kortstondige vierwielaandrijving bij
achteruitrijden.
Houd de schakelaar ingedrukt om naar
vierwielaandrijving over te gaan. De machine keert
naar tweewielaandrijving terug zodra de schakelaar
wordt losgelaten.
O. Maaidekhendels
Brengen de maaidekken omhoog en omlaag. De
dekken kunnen hiertoe gescheiden of gezamenlijk
worden bediend. Tijdens de hefwerking dient de
betreffende hendel te worden vastgehouden tot het
dek volledig omhoog staat. Na loslating keren de
hendels naar de neutraalstand terug.
P. Neerwaartse drukregeling
Verplaatst het gewicht tussen de maaidekken en de
tractor.
Rechtsom draaien van de regelinrichting
vermindert de neerwaartse druk op de
maaidekken en verplaatst gewicht naar de
tractor. Hierdoor wordt de tractie verbeterd, maar het
kan tengevolge hebben dat de dekken gaan zweven,
met een ongelijke maaikwaliteit als resultaat.
Om de neerwaartse druk te vergroten dient
de regelinrichting linksom te worden
gedraaid. Dit vermindert de tractie maar
verbetert het contact tussen de maaidekken en de
grond.
Q. Lichtschakelaar
(optioneel)
Bedient de weg- en werkverlichting.
R. Waarschwuingslampjes
Maken de bestuurder attent op condities die
onmiddellijke actie vereisen.
S. Temperatuurmeter
Geeft de temperatuur aan van het motorkoelmiddel.
De normale bedrijfstemperatuur ligt tussen 71°-
110°C. Als de temperatuur boven de 110°C komt,
wordt het geluidsalarm geactiveerd.
T. Brandstofmeter
Geeft het huidige brandstofniveau aan. Controleer de
meter dagelijks voordat de machine wordt gestart.
U. Urenteller
Registreert de bedrijfsuren van de machine. Gebruik
de teller voor de planning van het periodiek
onderhoud.
V. Contactschakelaar
De contactschakelaar kent drie standen: UIT - AAN -
START. In de AAN-stand is het elektrisch systeem
actief. Draai naar START om de motor aan te
slingeren. Bij het achterlaten van de machine moet
de schakelaar altijd naar de UIT-stand worden
gedraaid.
W. Waarschuwingslampje hydrauliekoliepeil
Attendeert de bestuurder op een laag vloe-
istofniveau in de hydraulische tank.
N.B.
Het waarschuwingslampje blijft branden
zolang een laag oliepeil wordt waargenomen. Het
gaat even branden wanneer de motor voor het eerst
wordt gestart.
X. Kruissnelheidsregeling
(optie)
Na inschakeling vergrendelt de kruissnel-
heidsregeling de tractiepedaal in de huidige stand.
Ontgrendeling volgt nadat naar de UIT-stand wordt
geschakeld of wanneer de parkeerrem wordt geac-
tiveerd.
VOORZICHTIG
Het voorste maaidek mag nooit omhoog of omlaag
worden gebracht voordat de voorste zijmaaidekken
en de steunen hiervan in hun normale werkstand zijn
geïnstalleerd.
[Sectie 3.4]
!
BEDIENINGS- EN BESTURINGSINRICHTING 2
NL-9
Y. Krachtafneemschakelaar
Levert vermogen aan maaieenheden. De tractor
moet in de vierwielaandrijving (
L
) worden gezet, met
de maaidekken omlaaggebracht (
O
), om de
maaieenheden in te schakelen.
N.B.
Met het oog op veiligheid tijdens verzending zijn
de voorste maaidekmotors uitgeschakeld. Ze werken
pas nadat de voorste hefbegrenzerschakelaar weer
is aangesloten.
[Sectie 3.5]
Afb. 2C
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
VWXY
3 INSTALLATIE
NL-10
3 INSTALLATIE
3.1 ALGEMEEN _______________________________________________________________
De installatie en het testen van de machine behoort altijd
te worden uitgevoerd door een hiertoe opgeleide
monteur die vertrouwd is met de werking en bediening
ervan.
Lees iedere instructie volledig door en zorg dat u de
strekking ervan begrijpt alvorens met de samenbouw te
beginnen. Blijf waakzaam t.a.v. potentiële gevaren en
neem alle veiligheidsmaatregelen en -voorzieningen in
acht.
De RECHTER-, LINKER, VOOR- en ACHTERKANT van
de machine worden bepaald vanuit de normale
bestuurderspositie, d.w.z. vooruitkijkend.
Accessoires, zoals maaieenheden en ROPS
(rolbeugelsysteem), die niet met dit product worden
bijgeleverd, moeten apart worden besteld. Lees de
daarbij verstrekte installatie- en onderdeleninstructies.
3.2 EERSTE SAMENBOUW_____________________________________________________
1. Controleer of de banden de juiste spanning hebben.
Ze zijn te hard opgepompt t.b.v. het vervoer.
Tractor 138-152 kPa
Maaidek - 138-173 kPa
2. Controleer de accu-aansluitingen
U moet er absoluut zeker van zijn dat de
contactschakelaar in de UIT-stand staat en de sleutel
is verwijderd alvorens de accu te servicen.
Verifieer de accupolariteit alvorens de accukabels
aan te sluiten of te ontkoppelen.
Tijdens installatie van de accu moet de RODE,
positieve (+) kabel altijd het eerst worden
aangesloten en de ZWARTE, negatieve (-)
aardingskabel altijd het laatst.
Zorg ervoor dat de accu op de juiste wijze op de
accuhouder wordt geïnstalleerd en bevestigd.
Zet de kabels stevig aan de accupolen vast en
voorzie de polen en kabeleinden van een laagje
diëlektrisch siliconenvet om corrosie te voorkomen.
Zorg dat de ontluchtingsdoppen en
poolbeschermingen op hun plaats zitten.
VOORZICHTIG
Ga de tractor niet berijden tenzij u vertrouwd bent met
dit type machine en weet hoe alle regel- en
besturingsapparatuur moet worden bediend.
!
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de tractor op een stevig, horizontaal
vlak staat geparkeerd. Voer nooit werk uit aan een
tractor die uitsluitend op de krik staat. Gebruik altijd
steunblokken.
VOORZICHTIG
Gebruik altijd geïsoleerd gereedschap en draag een
veiligheidsbril en beschermende kleding wanneer aan
een accu wordt gewerkt. U moet alle instructies van
de accufabrikant lezen en opvolgen.
!
!
INSTALLATIE 3
NL-11
3.3 AANSLAG SMOORKLEP____________________________________________________
1. Verwijder de draaipenbevestiging van de
smoorklepaanslag
(B
en
C)
.
2. Verwijder de palbevestiging van de
smoorklepaanslag
(D)
.
3. Monteer de draaipenbevestiging losvast
(B)
.
Ontdoe u van de sluitringen
(C)
.
4. Beweeg de aanslag
(A)
naar de maaistand en borg
hem hierin met behulp van bevestiging
(D)
.
5. Zet bevestigingen
(B
en
D)
stevig vast. De aanslag
(A)
mag niet kunnen bewegen.
6. Start de motor en duw de gashendel naar de
volgasstand. Stel het motortoerental in op 2400 rpm
bij volgas.
Afb. 3A
3.4 VOORSTE MAAIDEK _______________________________________________________
1. Plaats stutten onder het linkerzijstuk en verwijder het
transportband. Haal de stutten weg en laat het
zijmaaidek in de normale positie zakken. Herhaal
deze procedure bij het rechterzijmaaidek.
2. Monteer de steunen van het achterste zijstuk
(E
en
F)
aan het middendek met behulp van 3/8-16 x 1
schroeven, borgpakkingen en borgmoeren
(G)
.
3. Til het voorste maaidek in de werkstand
[Sectie
4.3]
. Monteer de voorste zijstuksteunen
(H)
aan de
zijmaaidekken met behulp van 3/8-16 x 1
schroeven, borgpakkingen en platte pakkingen
(J)
.
Laat het voorste maaidek neer.
4. Verwijder het waarschuwingsplaatje van de
stuurkolom en middelste hefbedieningshendel.
Afb. 3B
Afb. 3C
A
A
B
B
B
B
C
D
D
D
D
Vóór
Na
VOORZICHTIG
Teneinde lichamelijk letsel en/of beschadiging van de
machine te voorkomen mag het voorste maaidek niet
omhoog of omlaag worden gebracht zolang de
transportbanden nog aanwezig zijn. Plaats stutten
onder de zijmaaidekken van het dek alvorens de
transportbanden te verwijderen, waarna de
zijmaaidekken langzaam en voorzichtig tot de
normale bedrijfsstand moeten worden neergelaten.
De zijmaaidekken
mogen nooit vanuit de
transportstand op het voorste maaidek neervallen.
!
E
F
G
G
H
H
J
J
3 INSTALLATIE
NL-12
3.5 VOORSTE HEFBEGRENZERSCHAKELAAR ____________________________________
N.B.
Met het oog op veiligheid en vervoer zijn de motors
van het voorste maaidek uitgeschakeld. Ze werken pas
nadat de voorste hefbegrenzerschakelaar weer is
aangesloten.
1. Verwijder vier 3/8-16 x 7/8 platkopschroeven
(K)
en
til de bodemplaat
(L)
uit de tractor.
2. Localiseer de connector van de voorste
hefbegrenzerschakelaar en sluit hem aan.
(M)
.
3. Bevestig de bodemplaat
(L)
met gebruikmaking van
schroeven
(K)
.
Afb. 3D
3.6 EERSTE INSPECTIE _______________________________________________________
1. Voer een visuele inspectie van de hele machine uit
en let op tekenen van slijtage, loszittende
bevestigingen en onderdelen die tijdens het vervoer
mogelijk zijn beschadigd.
2. Inspecteer de lak en decalplaatjes op beschadiging
of krassen. De decalplaatjes geven belangrijke
bedienings- en veiligheidsinformatie. Alle
ontbrekende of moeilijk te lezen plaatjes moeten
worden vervangen.
3. Alle vloeistoffen moeten het vol-streepje bereiken
wanneer de motor koud is.
Controleer:
a. Koelmiddelpeil radiateur
b. Motoroliepeil
c. Hydrauliekoliepeil
4. Zorg ervoor dat de luchtfilteraansluitingen vast zitten
en dat het filterhuis stevig op zijn plaats zit.
5. Controleer of de banden de juiste spanning hebben
- t.b.v. het vervoer zijn ze namelijk te hard
opgepompt. Controleer de motorriemspanning.
6. Inspecteer de accu-aansluitingen en het
elektrolytpeil. Controleer of de accu volledig is
opgeladen.
7. Controleer of er brandstof- of olielekken zijn.
8. Inspecteer of de smeerpunten van de tractor goed
zijn gesmeerd.
M
L
K
VOORZICHTIG
De eerste inspectie mag uitsluitend worden uitgevoerd wanneer de motor is uitgeschakeld en alle vloeistoffen koud
zijn. Laat de maaidekken op de grond neer, trek de parkeerrem aan, zet de motor stil en verwijder de contactsleutel.
!
INSTALLATIE 3
NL-13
3.7 BEDRIJFSCONTROLES_____________________________________________________
Na de eerste inspectie moet de tractor op juiste werking
worden gecontroleerd. Als de tractor is voorzien van een
hulpstuk, dan is het nuttig om de werking van de tractor
te controleren na bevestiging van het hulpstuk.
1. Test het grendelingssysteem.
[Sectie 3.8]
2. Start de tractor en controleer of de schakelaars,
pedalen en regelinrichting werken zoals
voorgeschreven.
[Sectie 2.2]
3. Controleer of de waarschuwingslampjes en het
alarm goed werken.
4. Controleer of de rempedaal niet meer dan 2,5 cm
vrije slag heeft alvorens in te schakelen.
5. Bedien de tractiepedaal en controleer of de tractor
soepel in beide richtingen rijdt, alsmede of de
tractor stopt na loslating van de pedaal.
6. Controleer of de tractor niet in beweging komt als de
motor loopt en de tractiepedaal in de vrijstand staat.
[Sectie 4.7 en 4.11]
7. Controleer de afstelling van de snelheidsbegrenzer
van de tractiepedaal.
[Sectie 3.9]
8. Controleer of de maaidekken op de juiste wijze
omhoog en omlaag gaan en of de
krachtafneemschakelaar goed werkt. Zorg ervoor
dat de messen worden uitgeschakeld wanneer de
maaidekken omhoog worden gebracht.
[Sectie
4.10]
9. Na werking moet de tractor worden gestopt en
opnieuw worden geïnspecteerd op olie- of
hydraulische lekkage.
10. Controleer of de maaihoogte moet worden bijgesteld
en of de maaidekken moeten worden genivelleerd.
[Sectie 4.2, 4.4 en 4.5]
3 INSTALLATIE
NL-14
3.8 OPERATIONEEL BACK-UP SYSTEEM ________________________________________
1. Het operationele back-up systeem voorkomt het
starten van de motor tenzij de parkeerrem is aange-
trokken, de tractiepedaal in de vrijstand en de koois-
chakelaar in de UIT-stand staat. Het systeem stopt
de motor ook indien de bediener de bestuurdersp-
laats verlaat terwijl de kooischakelaar in de AAN-
stand staat, de maai- of hefpedalen NIET IN DE
VRIJSTAND staan of de parkeerrem NIET IS
AANGETROKKEN.
2.
Voer alle onderstaande tests uit om te verzekeren
dat het operationele back-up systeem goed werkt.
Stop hiermee en laat het systeem inspecteren en
eventueel repareren ingeval een van de tests
negatief is
.
de motor start
niet
in test 1;
de motor
start
tijdens tests 2, 3 of 4;
de motor
blijft lopen
tijdens tests 5 of 6.
3. Raadpleeg bij iedere test onderstaande tabel en
volg de horizontale controlemarkeringen (
). Tussen
twee tests moet de motor worden stilgezet.
Test 1:
Vertegenwoordigt normale startprocedure.
De bediener is gezeten, met zijn voeten los van de
pedalen, de parkeerrem is aangetrokken, en de
kooischakelaar staat in de UIT-stand. De motor
behoort te starten.
Test 2:
De motor behoort niet te starten als de
kooischakelaar in de AAN-stand staat.
Test 3:
De motor behoort niet te starten als de
parkeerrem NIET IS AANGETROKKEN.
Test 4:
De motor behoort niet te starten als de maai-
of hefpedaal is ingedrukt.
Test 5:
Start de motor op de normale manier, zet dan
de kooischakelaar in de AAN-stand en verhef u van
de zitting.
Test 6:
Start de motor op de normale manier,
ontspan dan de parkeerrem en verhef u van de
zitting.
Haal uw gewichtt van de zitting. De motor zal afslaan.
WAARSCHUWING
Bedien de machine nooit terwijl het operationele
back-up systeem is uitgeschakeld of niet goed
functioneert. Geen enkele schakelaar mag
worden onderbroken of geshunt.
! !
Controle back-up systeem bestuurder
Test
Bedienner
gezeten
Parkeerrem Tractiepedaal in
vrijstand
Krachtafneem-
schakelaar
Motor start
Ja Nee Aan Uit Ja Nee Aan Uit Ja Nee
1
✔✔✔
2
✔✔✔✔
3
✔✔✔✔
4
✔✔ ✔✔✔
5
✔✔✔
6
✔✔
INSTALLATIE 3
NL-15
3.9 SNELHEIDSBEGRENZER TRACTIEPEDAAL ___________________________________
De maaikwaliteit is beter bij snelheden die duidelijk lager
zijn dan de transportsnelheid van de tractor. De initiële
fabrieksinstelling van de maaisnelheid bedraagt 8-9,5
km/uur en behoort onder de meeste
maaiomstandigheden bevredigend te zijn. Plaatselijke
grascondities kunnen echter een andere snelheid
vereisen.
Om de maaisnelheid in te stellen moet tegenmoer
(Q)
worden gelost en de stuitschroef worden
omhooggedraaid om de snelheid te verminderen en
neergedraaid om de snelheid te vermeerderen. Zet de
moer vast om de bijstelling te borgen.
Afb. 3E
Q
TC003
4 AFSTELLINGEN
NL-16
4 AFSTELLINGEN
4.1 ALGEMEEN ______________________________________________________________
1. Afstellingen en onderhoud behoren altijd te worden
verricht door een bevoegd monteur. Als de gewenste
afstelling niet kan worden uitgevoerd, neem dan con-
tact op met een erkende Textron Turf Care And Spe-
cialty Products Dealer.
2. Versleten of beschadigde onderdelen moeten
worden vervangen in plaats van aan de situatie te
worden aangepast.
3. Lang haar, sieraden en ruimvallende kleding kunnen
door bewegende delen worden gegrepen.
4. De regulateurinstelling dient ongewijzigd te blijven
en de motor mag niet worden overbelast.
WAARSCHUWING
Om lichamelijk letsel te voorkomen moeten
voorafgaande aan afstellingen of uitvoering van
onderhoud aanzetstukken worden neergelaten en alle
aandrijvingen worden ontkoppeld. Verder dient de
parkeerrem te worden aangetrokken, de motor te
worden stilgezet en de contactsleutel te worden
verwijderd.
Zorg ervoor dat de tractor op een stevig, horizontaal
oppervlak wordt geparkeerd. Voer nooit werk aan een
tractor uit die uitsluitend op de krik staat. Gebruik altijd
draagsteunen.
Indien alleen de voor- of achterkant van de tractor
wordt omhooggebracht, plaats dan wiggen voor en
achter de wielen op de grond.
!
VOORZICHTIG
Neem u goed in acht om van de machine bekneld
raken. te voorkomen dat handen of vingers tussen
bewegende en vaste delen.
!
AFSTELLINGEN 4
NL-17
4.2 NIVELLERING MAAIDEKKEN ________________________________________________
Als de maaidekken of zwenkwielen zijn verwijderd voor
service of sprake is van ongelijke maaihoogte, dan kan
het nodig zijn om de maaidekken te nivelleren.
Stel de
zwenkwielen zodanig af dat de buitenste messen zich
binnen een afstand van 3 mm van elkaar bevinden.
1. Zet de tractor met de dekken op een hard, horizon-
taal vlak. Positioneer de messen parallel aan de trac-
tor, zoals afgebeeld.
2. Controleer of de spanning in alle zwenkwielbanden
gelijk
is.
3. Stel de gewenste maaihoogte van de dekken in met
behulp van de meegeleverde 13 mm afstandss-
tukken (
E
). Zie sectie 4.5.
4. Meet de hoogte vanaf het grondoppervlak tot de
voorrand (
B
) van de twee buitenste messen voor de
zijmaaidekken en het middelste deel van het voorste
maaidek. Plaats de 3 mm nivelleerpakkingen (
C
)
boven of onder het zwenkwieldraaipunt,
overeenkomstig wat nodig is om een gelijke
maaihoogte van alle dekken te bereiken. Houd de
1,5 mm drukschijven (
D
) in positie zoals afgebeeld,
een boven en de ander onder het
zwenkwieldraaipunt.
Afb. 4A
B
B
B
B
B
C
C
E
D
HR018
L
L
4 AFSTELLINGEN
NL-18
4.3 SERVICEVERLENING VOORDEK_____________________________________________
Het voordek kan worden geheven en gekanteld om
betere toegang te krijgen tot de maaieenheden en
messen ten behoeve van onderhoud en schoonmaken.
Zorg ervoor dat alle aandrijvingen worden uitgeschakeld,
de parkeerrem wordt aangetrokken, de motor wordt
stilgezet en de contactsleutel verwijderd voordat aan en
rond het dek wordt gewerkt.
Kanteling van het voordek in de servicestand:
1. Draai het anti-slinger mechanisme (
F
), linksonder het
vloerpaneel, naar de servicestand - Afb.4C.
2. Start de motor en hef het dek totdat de achterste
spoorwielen los van de grond zijn. Zet de motor stil.
3. Haal de maaihoogte-afstelpennen uit de spoorwiel-
beugel zodat de jukconstructie vrijelijk zweeft.
4. Start de motor en hef het dek volledig. Zet de motor
stil.
5. Til het dek aan de voorkant met de hand op en
draai het tot het stevig vergrendelt.
Opnieuw in bedrijf nemen van het dek:
1. Til het dek omhoog en trek vergrendeling (
A
) uit.
2. Start de motor en laat het dek neer tot het
horizontaal is en de zwenkwielen zich iets boven de
grond bevinden. Zet de motor stil.
3. Breng een hoogte-afstelpen in om de achterste
zwenkwielen aan te passen aan de maaihoogte -
afb.4F.
4. Draai het anti-slinger mechanisme (
F
) naar de
bedrijfsstand - afb.4C.
Afb. 4B
Afb. 4C
VOORZICHTIG
Uittrekking van de vergrendeling zet het volle gewicht
van het dek vrij. Zorg ervoor dat iedereen die bij deze
procedure helpt zich hiervan bewust is voordat de
grendel wordt ontspannen.
!
A
HR007
Operating
Position
Service
Position
F
F
HR029
AFSTELLINGEN 4
NL-19
4.4 BIJSTELLING ZIJMAAIDEKKEN _____________________________________________
1. De zijmaaidekken moeten worden aangepast aan
het voorste maaidek om scalpering van het gras en
mogelijke beschadiging van de zijmaaidekken zelf te
voorkomen.
2. Draai de messen van het voorste maaidek naar de
getoonde posities in
Afb.4A
.
3. Meet de hoogte vanaf het grondoppervlak tot de
voorrand van het middelste mes van het voorste
maaidek (
B
) en de buitenste randen van de
zijmaaidekmessen (
L
). Plaats of verwijder
opvulstukjes (
G
) overeenkomstig de behoefte
tussen het stootstuk (
H
) en de steunbeugels van de
zijmaaidekken totdat alle messen van het voorste
maaidek zich op dezelfde hoogte bevinden.
4. Bewaar overtollige opvulstukjes (
G
) boven de
steunbeugel.
5. Verstel de voorste zijmaaideksteunarmen (
J
) op of
neer tot ze tegen aanslag (
K
) rusten.
Afb. 4D
K
J
H
G
G
4 AFSTELLINGEN
NL-20
4.5 MAAIHOOGTE ____________________________________________________________
De maaihoogte van de dekken kan worden versteld van
25-125 mm, met een toename van 13 mm per keer. De
feitelijke maaihoogte kan iets verschillen van de gegeven
hoogte, afhankelijk van de grasconditie en andere
factoren.
N.B.
Wanneer golvend terrein wordt gemaaid, kan
verlaging van de maaihoogte scalperen veroorzaken.
Stel de maaihoogte zodanig in dat beschadiging van het
gras wordt voorkomen.
1. Parkeer de tractor op een effen, horizontaal vlak.
Breng de dekken zover omhoog dat de zwenkwielen
voldoende los van de grond komen om van de
dekken te kunnen worden verwijderd. Plaats blokken
onder de dekken zodat ze aan alle kanten worden
ondersteund.
Om de binnenste voorzwenkwielen van de zijdekken
te verwijderen, dienen de dekken volledig omhoog te
worden gebracht en in de transportstand te worden
vergrendeld.
2. In Afb. 4E wordt het hoogteverstelling-decalplaatje
voor de zwenkwielen weergegeven.
Kolom 1: maaihoogte
Kolom 2: montagelocatie
Kolom 3: regeling afstandsstukken
Gebruik de aangegeven hoeveelheid afstands-
stukken. Verzamel extra afstandsstukken bovenaan
de as. Herpositioneer de wielmontage in de gaten
aangegeven voor de maaihoogte.
BELANGRIJK.
Herpositioneer de dunne
drukschijven (1,5 mm) en de nivelleerpakkingen (3
mm) niet op de spindel, maar houd hetzelfde aantal
in dezelfde stand zoals oorspronkelijk geïnstalleerd.
Herpositionering kan alleen nodig zijn om nieuwe
zwenkwielen of dekken te nivelleren. Zie sectie 4.2
.
3. Zie Afb. 4F voor afstelling van de achterste
spoorwielen op het voordek. Breng de zijdekken
ongeveer 30 cm omhoog en zet ze op steunblokken,
ervoor zorgend dat ze hier volledig op rusten.
4. Verwijder de pen uit het achterste spoorwieljuk en
herpositioneer hem in de beugel ten behoeve van
de gewenste maaihoogte. Wanneer de maaihoogte
op 150 mm wordt ingesteld, moet het spoorwiel
opnieuw in de arm worden gepositioneerd. Volg de
montagevoorschriften op die op het decalplaatje zijn
afgedrukt - Afb. 4F.
Afb. 4E
Afb. 4F
Bandenspanning
Controleer de luchtdruk in de zwenkwielbanden wanneer
ze koel zijn. Handhaaf een druk van 138-173 kPa om de
nauwkeurigheid van de maaihoogte te verbeteren.
N.B.
Het is belangrijk om de spanning in alle zwenkwiel-
en spoorwielbanden, binnen het gespecificeerde bereik,
gelijk te houden om u te verzekeren van een accurate,
evenwichtige knipprestatie.
WAARSCHUWING
Om ernstig lichamelijk letsel te voorkomen,
moeten de dekken worden neergelaten tot ze
volledig op de ondersteuning rusten, zodat
onvoorzien verder zakken is uitgesloten wanneer
bijstellingen worden uitgevoerd. Ontkoppel alle
aandrijvingen, trek de parkeerrem aan, zet de
motor stil en verwijder de contactsleutel.
!
Upper
Mount
Lower
Spacers
Under
Mount
Middle
Thrust
Washer &
Leveling
Washer
Never reposition the thrust washer(s) (1/16" thick)
and leveling washer(s) (1/8" thick)
when setting cut height
Cut Mount No. of Spacers
Height Location Under Mount
1 1/2 Lower 1
2 Lower 2
2 1/2 Lower 3
2 1/2 Middle 0
3 Middle 1
3 1/2 Middle 2
4 Middle 3
4 Upper 0
4 1/2 Upper 1
5 Upper 2
5 1/2 Upper 3
B
C
DE
A
F
R
1
2
3
4
5
6
7
8
Arm
Bracket
Wheel
Mounting
Cut Bracket Arm Wheel
Height Hole Hole Mounting
13AF
1 1/2 1 B F
22CF
2 1/2 3 D F
34EF
3 1/2 5 B F
46CF
4 1/2 7 D F
58EF
5 1/2 8 E R
Wheel Mounting Instruction
1 While rotating wheel, tighten
nut until wheel is difficult to
rotate.
2 Loosen nut 1/4 turn or just
until wheel rotates freely.
3 lock nut into place using
second nut. Do not allow
first nut to rotate when
tightening second nut securely.
4 Rotate wheel to check for
free rotation with zero end
play.
Bijstelling spoorwiel voorste maaidek
AFSTELLINGEN 4
NL-21
4.6 PARKEERREM ____________________________________________________________
De remschakelaar maakt deel uit van het back-up
systeem van de bestuurder en registreert het aantrekken
van de parkeerrem. Als de schakelaar faalt, dan start de
tractor mogelijk niet terwijl het back-up systeem niet op
de juiste wijze functioneert.
Afstelling van de schakelaar:
1. Trek de remhefboom volledig omhoog tot in de inge-
schakelde stand.
2. Stel de schakelaar (
C
) af door de schakelaarmont-
agebeugel (
B
) te scharnieren. Breng het
sensorgedeelte op de schakelaar in lijn met de
remhefboom (
D
).
3. Regel de afstand tussen het sensorgedeelte op de
schakelaar en de remhefboom tot 1,5-3 mm. Hiertoe
moeten overeenkomstig de behoefte opvulstukjes
(
E
) of #10 pakkingen (
F
) worden gebruikt tussen de
schakelaar en de schakelaarbevestiging.
4. Na correcte installatie zal de schakelaar worden
gesloten wanneer de parkeerrem wordt
aangetrokken en geopend wanneer de rem wordt
vrijgezet.
Belangrijk:
Na vervanging of afstelling van de
schakelaar moet altijd het back-up systeem van de
bestuurder worden gecontroleerd. (Zie Veiligheid &
Bedieningshandleiding).
Afb. 4G
B
C
D
HR020
E
F
NL-22
4.7 NEUTRAALAFSTELLING____________________________________________________
Belangrijk.
De neutraalstand op de drijfpomp is een
fabrieksinstelling die geldt voor alle nieuwe tractors en
vervangingspompen. Verdere bijstelling is alleen vereist
als de pomp voor onderhoud is gedemonteerd of als de
neutrale hendelbeugel (
F
) is losgeraakt.
Neutraalafstelling op de pomp:
1. Ontkoppel de tractiepedaalverbinding van de pomp.
Verwijder de schakelaarmontagebeugel van de
pomp.
2. Zet de tractor stevig op krikken waarbij
alle
wielen
vrij van de grond moet komen
3. Controleer of de sleepklep
(H)
is gesloten.
4. Los de schroeven
(G)
die de pompretourarmbeugel
vasthouden net genoeg om hem te kunnen
bewegen.
5. Trek de parkeerrem aan en zet de krachtafneem-
schakelaar in de vrijstand.
De neutraalstand-sensorschakelaar moet worden
gesloten om de tractor te starten. Op dit punt is de
schakelaar mogelijk nog niet op de pomp
gemonteerd. Om de schakelaar te sluiten zodat de
motor kan worden gestart, moet hij met de voorkant
omlaag op het metalen frame worden geplaatst.
6. Start de motor en observeer de wielen. Roteer
beugel
(F)
in de sleufgaten totdat de wielen niet
meer draaien. Schakel de motor uit en zet de
beugel op zijn plaats vast.
7. Sluit de tractiepedaalverbinding weer aan - sectie
4.11 - waarna de schakelaars moeten worden
geïnstalleerd en afgesteld - secties 4.8 en 4.9.
8. Start de motor en controleer de werking van de
tractiepedaal. De wielen mogen niet draaien
wanneer de pedaal naar de neutraalstand
terugkeert.
Afb. 4H
4.8 NEUTRAALSTAND-SENSORSCHAKELAAR ____________________________________
De neutraalstand-sensorschakelaar maakt deel uit van
het back-up systeem van de bestuurder en is ontworpen
om starten van de tractor te voorkomen tenzij de
tractiepedaal in de neutraalstand staat. Als de schakelaar
niet werkt of verkeerd is afgesteld, start de tractor niet.
1. Zorg ervoor dat de drijfpomp en tractiepedaal-
verbinding tot neutraal zijn afgesteld - secties 4.7 en
4.11.
2. Positioneer de schakelaar zodanig dat de wijzer (
A
)
op de activeringsplaat boven het sensorgedeelte op
de schakelaar is gecentreerd.
3. Stel de schakelaar zodanig bij dat de opening
tussen het sensorgedeelte op de schakelaar en het
wijzereind tussen 1,5 - 3 mm is. Zet de schakelaar
in deze stand vast.
4. Na afstelling moet de werking van het back-up
systeem worden gecontroleerd.
Afb. 4I
F
H
G
K
HR027
A
1,5 - 3 mm
HR010
AFSTELLINGEN 4
NL-23
4.9 SENSORISCHE RIJSCHAKELAAR____________________________________________
De sensorische rijschakelaar zorgt ervoor dat de tractor
uitsluitend in vierwielaandrijving kan worden bediend
wanneer de tractiepedaal in de vooruitstand staat. Bij
achteruitrijden opent de schakelaar en keert de tractor
terug naar tweewielaandrijving. Indien de
vierwielaandrijving niet functioneert, controleer dan de
afstelling en werking van de sensorschakelaar.
1. Zorg ervoor dat de aandrijfpomp, tractiepedaal-
verbinding en neutraalstand-sensorschakelaar tot
neutraal zijn afgesteld - secties 4.7, 4.11 en 4.8.
2. Stel de schakelaar zodanig bij dat de opening
tussen het sensorgedeelte op de schakelaar en de
rand van de activeringsplaat tussen 1,5 - 3 mm is.
3. Maak de schakelaar los van de bedradingsbundel
en sluit een doorgangsmeter tussen de schake-
laardraden (
B
) aan. Terwijl de tractiepedaal in de
neutraalstand staat dient de schakelaar te worden
teruggeschoven totdat hij opent en naar voren totdat
hij sluit. Zet de schakelaar in deze positie vast.
4. Met de doorgangsmeter nog steeds bevestigd, dient
de afstelling te worden gecontroleerd door de
tractiepedaal in te drukken.
Schakelaar gesloten
- tractiepedaal in
neutraalstand en tijdens het volledige voorwaartse
bereik van de pedaal.
Schakelaar gesloten -
tijdens het volledige
achterwaartse bereik van de pedaal.
5. Verbind de schakelaar weer met de
bedradingsbundel en controleer de werking van de
vierwielaandrijving.
Afb. 4J
B
1,5 - 3 mm
HR012
4 AFSTELLINGEN
NL-24
4.10 HEFBEGRENZERSCHAKELAARS ___________________________________________
De rotatie van de messen wordt bestuurd door
afslagschakelaars die op het tractorframe zijn bevestigd,
bij de hefarmen voor ieder maaidek. Wanneer een dek
omhoog wordt gebracht opent de schakelaar en worden
de messen automatisch uitgeschakeld. Als het dek
omlaag wordt gebracht sluit de schakelaar en worden de
messen ingeschakeld. Als een schakelaar faalt worden
de messen niet ingeschakeld wanneer het dek daalt.
Afstelling van de afslagschakelaars:
1. Parkeer de tractor op een horizontaal vlak.
2. Start de motor en breng de dekken omhoog of
omlaag totdat het hoogste punt op de bovenste
hoek ervan de hoogte bereikt die in Afb.4K is
aangegeven.
3. Zet de motor stil en verwijder de contactsleutel.
Ondersteun de dekken met blokken om accidentele
verlaging tijdens het uitvoeren van afstellingen te
voorkomen.
4. Positioneer de schakelaar zodanig dat het
sensorgedeelte (
C
) ervan is gecentreerd boven de
oplopende kant (
A
) van de activeringsplaat op de
hefarm.
5. Stel de opening tussen het sensorgedeelte op de
schakelaar en de activeringsplaat op de hefarm in
op een afstand tussen 1,5 - 3 mm. Ten behoeve van
de voorste hefarm dienen hiervoor opvulstukjes (
D
)
of #10 platte pakkingen (
B
) tussen de schakelaar en
de schakelaarbevestiging te worden gebruikt.
Controleer de werking van de afslagschakelaars. De
draaibeweging van de messen moet stoppen zodra de
dekken boven de aangegeven hoogten stijgen.
Afb. 4K
Zijmaaidekken
Voorste maaidek
61 cm
53 cm
A
B
A
C
C
HR028
D
AFSTELLINGEN 4
NL-25
4.11 TRACTIEPEDAAL__________________________________________________________
De tractiepedaal moet zodanig worden afgesteld dat de
pomp een volle slag maakt wanneer de pedaal geheel
wordt ingedrukt ten behoeve van vooruitrijden.
1. Zorg ervoor dat de retourarm
(K
-
Afb. 4H)
op de
pomp in neutraal staat - sectie 3.7.
2. Druk de tractiepedaal naar voren (
I
) tot hij het
vloerpaneel raakt en houd hem daar in positie.
3. Stel de spanmoer (
J
) bij totdat u de retourarm de
inwendige aanslag in de pomp voelt raken. Draai de
stang 2-3 slagen vanaf deze positie terug. Dit zorgt
ervoor dat de tractiepedaal zijn verste punt bereikt
vóór de retourarm.
Afb. 4L
I
J
HR019
4 AFSTELLINGEN
NL-26
4.12 DRAAIKOPPELSPECIFICATIE _______________________________________________
Textron Turf Care And Specialty Products gebruikt kwaliteit 5 gegalvaniseerde bouten als standaard, tenzij anderszins
vermeld. Bij het aandraaien van dergelijke bouten moet de waarde worden gebruikt die voor 'gesmeerd' wordt aangegeven.
VOORZICHTIG
Alle draaikoppelwaarden in deze tabellen zijn bij benadering en dienen uitsluitend als richtlijn. Gebruik van deze waarden
is geheel voor eigen risico. Textron Turf Care And Specialty Products kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor enig
verlies, enige aanspraak op of eis tot schadevergoeding als gevolg van het gebruik van deze tabellen.
Bij toepassing van
draaikoppelwaarden moet altijd de grootste voorzichtigheid in acht worden genomen.
AMERIKAANSE STANDAARDBEVESTIGINGEN
MAAT
EEN-
HEDEN
KWALITEIT 5 KWALITEIT 8 MAAT
EEN-
HEDEN
KWALITEIT 5 KWALITEIT 8
Gesmeerd Droog Gesmeerd Droog Gesmeerd Droog Gesmeerd Droog
#6-32 in-lb (Nm) 20 (2.3) ––7/16-14 ft-lb (Nm) 37 (50.1) 50 (67.8) 53 (71.8) 70 (94.9)
#8-32 in-lb (Nm) 24 (2.7) 30 (3.4) 7/16-20 ft-lb (Nm) 42 (56.9) 55 (74.6) 59 (80.0) 78 (105)
#10-24 in-lb (Nm) 35 (4.0) 45 (5.1) 1/2-13 ft-lb (Nm) 57 (77.2) 75 (101) 80 (108) 107 (145)
#10-32 in-lb (Nm) 40 (4.5) 50 (5.7) 1/2-20 ft-lb (Nm) 64 (86.7) 85 (115) 90 (122) 120 (162)
#12-24 in-lb (Nm) 50 (5.7) 65 (7.3) 9/16-12 ft-lb (Nm) 82 (111) 109 (148) 115 (156) 154 (209)
1/4-20 in-lb (Nm) 75 (8.4) 100 (11.3) 107 (12.1) 143 (16.1) 9/16-18 ft-lb (Nm) 92 (124) 122 (165) 129 (174) 172 (233)
1/4-28 in-lb (Nm) 85 (9.6) 115 (13.0) 120 (13.5) 163 (18.4) 5/8-11 ft-lb (Nm) 113 (153) 151 (204) 159 (215) 211 (286)
5/16-18 in-lb (Nm) 157 (17.7) 210 (23.7) 220 (24.8) 305 (34.4) 5/8-18 ft-lb (Nm) 128 (173) 170 (230) 180 (244) 240 (325)
5/16-24 in-lb (Nm) 173 (19.5) 230 (26.0) 245 (27.6) 325 (36.7) 3/4-10 ft-lb (Nm) 200 (271) 266 (360) 282 (382) 376 (509)
3/8-16 ft-lb (Nm) 23 (31.1) 31 (42.0) 32 (43.3) 44 (59.6) 3/4-16 ft-lb (Nm) 223 (302) 298 404 315 (427) 420 (569)
3/8-24 ft-lb (Nm) 26 (35.2) 35 (47.4) 37 (50.1) 50 (67.8) 7/8-14 ft-lb (Nm) 355 (481) 473 (641) 500 (678) 668 (905)
METRIEKE BEVESTIGINGEN
MAAT
EEN-
HEDEN
Niet-kritieke
bevestiging
en in
aluminium
Gesmeerd Droog Gesmeerd Droog Gesmeerd Droog Gesmeerd Droog
M4
Nm (in-lb) ––––––3.83 (34) 5.11 (45) 2.0 (18)
M5
Nm (in-lb) 1.80 (16) 2.40 (21) 4.63 (41) 6.18 (54) 6.63 (59) 8.84 (78) 7.75 (68) 10.3 (910 4.0 (35)
M6
Nm (in-lb) 3.05 (27) 4.07 (36) 7.87 (69) 10.5 (93) 11.3 (102) 15.0 (133) 13.2 (117) 17.6 (156) 6.8 (60)
M8
Nm (in-lb) 7.41 (65) 9.98 (88) 19.1 (69) 25.5 (226) 27.3 (241) 36.5 (323) 32.0 (283) 42.6 (377) 17.0 (150)
M10
Nm (ft-lb) 14.7 (11) 19.6 (14) 37.8 (29) 50.5 (37) 54.1 (40) 72.2 (53) 63.3 (46) 84.4 (62) 33.9 (25)
M12
Nm (ft-lb) 25.6 (19) 34.1 (25) 66.0 (48) 88.0 (65) 94.5 (70) 125 (92) 110 (81) 147 (108) 61.0 (45)
M14
Nm (ft-lb) 40.8 (30) 54.3 (40) 105 (77) 140 (103) 150 (110) 200 (147) 175 (129) 234 (172) 94.9 (70)
4.6 8.8
10.9
12.9
SMERING 5
NL-27
5 SMERING
5.1 SMEERKAART ____________________________________________________________
1
2
2
4
3
4
4
6
13
14
77
1
1
Locaties smeerpunten
F1 - 50 bedrijfsuren Aantal
(iedere week)
1 Zwenkwielspindels (10)
2 Zwenkwielassen (10)
3 Spoorwielassen (2)
4 Hefcilinder - voorste dek (4)
5 Hefarm - voorste dek (2)
6 Zijdekdraaipennen (6)
7 Stuurcilinder (2)
8 Trekstang (2)
9 Asdraaipen (1)
10 Wieldraaipen (2)
11 Hefarm - zijdek (2)
12 Hefcilinder - zijdek (4)
F2 - 150 bedrijftsuren Aantal
13 Drijfas U-gewricht (2)
14 Slipgewricht drijfas (1)
15 Draaipen retourfilterbus (6)
4
3
89
10
10
12
15
11
12
8
HR014
5
5
6 FOUTOPSPORING
NL-28
6 FOUTOPSPORING
6.1 ALGEMEEN ______________________________________________________________
In onderstaande foutopsporingstabel zijn fundamentele problemen vermeld die zich tijdens de start-up en werking/
bediening kunnen voordoen.
Symptomen Mogelijke oorzaken Actie
Motor start niet.
1. Parkeerrem losgezet of kracht-
afneemschakelaar in de AAN-
stand.
1. Controleer back-up systeem van de bestuurder en de
opstartprocedure.
2. Time-out gloeibougie niet
verstreken.
2. Stel de contactschakelaar terug en laat de time-out
van de gloeibougie verstrijken voordat de motor
wordt aangeslingerd.
3. Lage accuspanning of defecte
accu.
3. Inspecteer de conditie van de accu en de
accuverbindingen.
4. Brandstoftank leeg of vuil. 4. Vullen met verse brandstof. Vervang het brandstof-
filter. Ontlucht de brandstofleidingen.
5. Smeltveiligheid doorgeslagen. 5. Vervang de smeltveiligheid.
6. Relais defect. 6. Relais testen en vervangen.
7. Tractiepedaal niet in
neutraalstand.
7. Controleer pedaalstand. Verbinding bijstellen.
8. Neutraalschakelaar op pomp
werkt niet.
8. Schakelaar testen, afstellen of vervangen.
9. Sensorische rijschakelaar op
pomp werk niet.
9. Schakelaar testen, afstellen of vervangen.
Motor start moeilijk
of loopt slecht.
1. Laag brandstofniveau, brand-
stof of brandstoffilter vervuild.
1. Vullen met verse brandstof. Vervang het brandstoffil-
ter. Ontlucht de brandstofleidingen.
2. Vuil luchtfilter. 2. Inspecteer en vervang het luchtfilter.
3. Injectors, brandstofpomp. 3. Raadpleeg de motorhandleiding.
4. Motorprobleem. 4. Raadpleeg de motorhandleiding.
Motor stopt.
1. Brandstoftank leeg. 1. Vullen met verse brandstof en brandstofleidingen
ontluchten.
2. Vergrendelsysteem niet
geactiveerd vóór het verlaten
van de bestuurdersplaats.
2. Trek de parkeerrem aan en zet de maaischakelaar in
de UIT-stand.
Oververhitting van
de motor.
1. Laag koelvloeistofniveau. 1. Inspecteren en koelmiddel bijvullen.
2. Luchtinlaat belemmerd. 2. Luchtinlaat radiateur schoonmaken.
3. Waterpompriem gebroken of
los.
3. Riem aanspannen of vervangen. Zie Motorhan-
dleiding.
Accu verliest
spanning.
1. Losse of gecorrodeerde
accuklemmen.
1. Klemmen inspecteren en schoonmaken.
Acculampje brandt.
2. Lage elektrolyt. 2. Bijvullen tot juist niveau.
3. Wisselstroomdynamoriem los
of gebroken.
3. Riem aanspannen of vervangen.Zie Motorhan-
dleiding.
4. Laadsysteem defect. 4. Raadpleeg motorhandleiding.
Kooien maaien
ongelijkmatig.
1. Maaihoogten niet gelijkmatig
afgesteld.
1. Controleer of de dekken horizontaal en op gelijke
hoogte zijn. Maaihoogte controleren en bijstellen.
2. Motortoerental te laag. 2. Controleer het motortoerental met de gashendel in
de 'snelle' stand.
3. Maaisnelheid niet aangepast
aan grasconditie.
3. Pas de maaisnelheid aan om de beste knipkwaliteit
te bereiken.
4. Luchtdruk in zwenkwiel-
banden niet juist afgesteld.
4. Controleer de banden en zorg voor de juiste
spanning.
FOUTOPSPORING 6
NL-29
Afleveringscontrole
Productnr. 70526 - HR 9016 Turbo
Productnr. 70527 - HR 9016 Turbo
Tractor_________________________
Controleer:
Draaikoppel wielaansluitpunt 88 - 102 Nm
Bandenspanning behoort de volgende te zijn:
Tractor: 138 -152 kPa
Maaidekken: 138 - 173 kPa
Neutrale centreringsbijstelling hydroverbinding
(machine mag niet kruipen in neutraalstand)
Tractiepedaal
Parkeerrem
Draaihulppedalen
Motor__________________________
Controleer:
Motoroliepeil
Motorkoelmiddel
Luchtfilterelement en aansluitingen
Riemafstelling
Elektrisch systeem ______________
Controleer:
Grendelsysteem
Contactschakelaar
Remschakelaar
Krachtafneemschakelaar
Bestuurdersplaatsschakelaar
Werking van alle andere schakelaars
Paneelmeters en -waarschuwingslampjes
Beklemming of schuring van draden
Hydraulisch systeem ____________
Controleer:
Hydrauliekoliepeil
Beklemming of schuring van slangen
Draaiing of rimpeling van slangen
Olielekkage
Sluitstand sleepklep
Maaieenheden __________________
Controleer:
Stevig vastzitten van alle bevestigingen
Hef- en daalfunctie
Krachtafneming
Afstelling maaihoogte overeenkomstig klanteneisen.
Vrijelijke beweging slangen t.o.v. hefarmen
Diversen _______________________
Controleer op losse of ontbrekende bevestigingen
Alle smeerpunten
Inspecteer conditie laklaag; waar nodig bijwerken
Controleer of decalplaatjes op hun plaats zitten en
leesbaar zijn
Zorg dat de Veiligheids- en Bedieningshandleiding in
bergvak zit
Zorg dat de Onderdelen- en Onderhoudshandleiding
in bergvak zit
Controleer of smoorklepaanslag in MAAI-stand is
geborgd
Indien er tijdens de installatie op enig gebied reparatie noodzakelijk was, licht dit dan onderstaand toe en fax ons (262/
635-1067) een kopie van de checklist en een beschrijving van het betreffende probleem.
Probleembeschrijving
_____________________________________________________________________________________________
_____________________________________________________________________________________________
_____________________________________________________________________________________________
Dealer______________________________________________Geïnspecteerd ______________________________
Klant ___________________________________________ Datum _________________________________
BOB-CAT BUNTON CUSHMAN JACOBSEN RANSOMES RYAN
Equipment from Textron Turf Care and Specialty
Products is built to exacting standards ensured by
ISO 9001 registration at all our manufacturing locations.
A worldwide dealer network and factory-trained
technicians backed by Textron Parts Xpress provide
reliable, high-quality product support.
World Class Quality, Performance and Support
GBGB
GBGB
GB
FF
FF
F
NLNL
NLNL
NL
DD
DD
D
II
II
I
Les machines Textron Turf Care and Specialty
Products sont fabriquées, dans toutes nos usines,
selon les normes de l’accréditation ISO 9001.
Textron Parts Xpress offre à sa clientèle un réseau
international de concessionnaires et de techniciens
formés pour l’Après-vente.
Qualité Totale Mondiale, Performance et Soutien
Machines van Textron Turf Care & Specialty Products worden
gebouwd volgens de hoogste normen, zoals verzekerd door
de ISO 9001 registratie die op al onze productielocaties van
toepassing is. Een wereldwijd dealernet en technici met een
fabriekopleiding voorzien, mede dankzij de back-up van
Textron Parts Xpress, in een betrouwbare
productondersteuning van hoge kwaliteit.
Kwaliteit, prestatie en ondersteuning van wereldklasse
Geräte der Firma Textron Turf Care and Speciality Products
werden nach höchst anspruchsvollen Maßstäben gefertigt. Alle
Herstellerwerke sind nach ISO 9001 zertifiziert.
Ein weltweites Händlernetz und vor Ort ausgebildete Techniker
gewährleisten in Zusammenarbeit mit Textron Parts Xpress
zuverlässige, hochqualitative Produktunterstützung.
Qualität, Leistung und Support von Weltklasse
Le apparecchiature prodotte dalla Textron Turf Care and
Specialty Products sono realizzate secondo standard rigorosi
previsti dalla registrazione alle norme ISO 9001 presso tutti i
nostri stabilimenti. La rete internazionale di rivenditori e
tecnici altamente qualificati gode del supporto esclusivo del
servizio Textron Part Xpress, unico per affidabilità e qualità
dei prodotti.
Qualità, prestazioni e assistenza di livello internazionale
abcdef
abcdef
abcdef
abcdef
abcdef
Ransomes Jacobsen Limited
Central Avenue, Ransomes Europark
Ipswich, IP3 9QG
English Company Registration No. 1070731
www.textronturf.com
/