Dell OptiPlex 980 Handleiding

Type
Handleiding
Dell™ OptiPlex™ 980 Onderhoudshandleiding—Desktop
Aan de computer werken
Specificaties
Onderdelen verwijderen en terugplaatsen
Moederbordindeling
System Setup
Diagnostics (Diagnostiek)
Opmerkingen, waarschuwingen en gevaar-kennisgevingen
OPMERKING: Duidt belangrijke informatie aan voor een beter gebruik van de computer.
WAARSCHUWINGEN: Geeft aan dat er schade aan hardware of potentieel gegevensverlies kan optreden als de
instructies niet worden opgevolgd.
GEVAAR: Met GEVAAR wordt het risico van schade aan eigendommen, lichamelijk letsel of overlijden aangeduid.
Als u een Dell™ n Series-computer hebt gekocht, zijn alle referenties aan dit document naar Microsoft® Windows®-
besturingsystemen niet van toepassing.
De informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
© 2010 Dell Inc. Alle rechten voorbehouden.
Verveelvoudiging van dit materiaal, op welke wijze dan ook, zonder de schriftelijke toestemming van Dell Inc. is strikt verboden.
Handelsmerken in deze tekst: Dell, het DELL- logo en OptiPlex zijn handelsmerken van Dell Inc.; Intel, Pentium, en Core zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van Intel Corporation; Microsoft, Windows, Windows Vista e n de startknop van Windows Vista zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Andere handelsmerken en handelsnamen die mogelijk in dit document worden gebruikt, dienen ter aanduiding van de rechthebbenden van die merken en
namen of ter aanduiding van hun producten. Dell Inc. claimt op geen enkele wijze enig eigendomsrecht ten aanzien van andere merken of handelsnamen
dan zijn eigen merken en handelsnamen.
Mei 2010 Rev. A00
Terug naar inhoudsopgave
Aan de computer werken
Dell™ OptiPlex™ 980 Onderhoudshandleiding—Desktop
Voordat u binnen de computer gaat werken
Aanbevolen hulpmiddelen
De computer uitschakelen
Nadat u handelingen hebt uitgevoerd in de computer
Voordat u binnen de computer gaat werken
Volg de onderstaande veiligheidsrichtlijnen om uw eigen veiligheid te garanderen en de computer tegen mogelijke schade te
beschermen. Tenzij anders aangegeven, wordt er bij elke procedure in dit document van de volgende veronderstellingen
uitgegaan:
U hebt de veiligheidsinformatie gelezen die bij uw computer is meegeleverd.
U vervangt of (indien los aangeschaft) plaatst onderdelen door de verwijderingsprocedure in omgekeerde volgorde uit
te voeren.
GEVAAR: Lees de veiligheidsinstructies die bij de computer zijn geleverd alvorens u werkzaamheden
binnen in de computer uitvoert. Voor meer informatie over veiligheid kunt u de startpagina over
regelgeving raadplegen op www.dell.com/regulatory_compliance.
WAARSCHUWINGEN: Veel reparaties mogen alleen door een gecertificeerde servicetechnicus worden
uitgevoerd. U mag alleen problemen oplossen en eenvoudige reparaties uitvoeren die volgens de
productdocumentatie zijn toegestaan of waarvoor u online of telefonisch instructies hebt gekregen van het
service- en ondersteuningsteam. Schade als gevolg van onderhoudswerkzaamheden die niet door Dell zijn
goedgekeurd, valt niet onder de garantie. Lees en volg de veiligheidsinstructies die bij het product zijn
geleverd.
WAARSCHUWINGEN: Voorkom elektrostatische ontlading door uzelf te aarden met een aardingspolsbandje
of door regelmatig een ongeverfd metalen oppervlak aan te raken, zoals een connector aan de achterkant
van de computer.
WAARSCHUWINGEN: Ga voorzichtig met onderdelen en kaarten om. Raak de onderdelen en de contacten
op kaarten niet aan. Pak kaarten vast bij de uiteinden of bij de metalen bevestigingsbeugel. Houd een
component, zoals een processor, vast aan de uiteinden, niet aan de pinnen.
WAARSCHUWINGEN: Verwijder kabels door aan de connector of aan het treklipje te trekken en niet aan de
kabel zelf. Sommige kabels zijn voorzien van een connector met borglippen. Als u dit type kabel
loskoppelt, moet u de vergrendelingslipjes ingedrukt houden voordat u de kabel verwijdert. Trek
connectors in een rechte lijn uit elkaar om te voorkomen dat connectorpinnen verbuigen. Ook moet u
voordat u een kabel verbindt, controleren of beide connectors op juiste wijze zijn opgesteld en uitgelijnd.
OPMERKING: De kleur van uw computer en bepaalde onderdelen kunnen verschillen van de kleur en onderdelen die in
dit document worden weergegeven.
Om schade aan uw computer te voorkomen, dient u de volgende instructies te volgen alvorens u werkzaamheden binnen in de
computer uitvoert.
1. Zorg ervoor dat het werkoppervlak vlak en schoon is om te voorkomen dat de computerkap bekrast raakt.
2. Schakel de computer uit (zie De computer uitschakelen
).
WAARSCHUWINGEN: Wanneer u een netwerkkabel wilt verwijderen, moet u eerst de kabel loskoppelen
van de computer en daarna de netwerkkabel van het netwerkapparaat.
3. Koppel alle netwerkkabels los van de computer.
4. Verwijder de stekker van de computer en alle daarop aangesloten apparaten uit het stopcontact.
5. Houd de aan-uitknop ingedrukt terwijl de stekker van de computer uit het stopcontact is verwijderd om het
moederbord te aarden.
6. Verwijder de kap.
WAARSCHUWINGEN: Raak onderdelen pas aan nadat u zich hebt geaard door een ongeverfd metalen
oppervlak aan te raken, zoals het metaal aan de achterkant van de computer. Raak tijdens het werken aan
uw computer af en toe een ongeverfd metalen oppervlak aan om eventuele statische elektriciteit, die
schadelijk kan zijn voor interne onderdelen te ontladen.
Aanbevolen hulpmiddelen
Voor de procedures in dit document hebt u mogelijk de volgende hulpmiddelen nodig:
Kleine platte schroevendraaier
Kruiskopschroevendraaier
Klein plastic pennetje
Media met een flash BIOS-updateprogramma
De computer uitschakelen
WAARSCHUWINGEN: U voorkomt gegevensverlies door alle geopende bestanden op te slaan en de
bestanden te sluiten. Sluit vervolgens alle geopende programma's voordat u de computer uitzet.
1. Het besturingssysteem afsluiten:
In Windows® 7:
Klik op Start en klik vervolgens op Shut Down (Afsluiten).
In Windows Vista®:
Klik op Start , klik op de pijl in de rechterbenedenhoek van het menu Start (zie hieronder) en klik op Shut
Down (Afsluiten).
In Windows® XP:
Klik op Start® Turn Off Computer (Computer uitschakelen)® Turn Off (Uitschakelen).
De computer wordt uitgeschakeld nadat het besturingssysteem is afgesloten.
2. Controleer of de computer en alle daaraan gekoppelde apparaten zijn uitgeschakeld. Houd de aan/uit-knop 6 seconden
ingedrukt, indien uw computer en aangesloten apparaten niet automatisch worden uitgeschakeld wanneer u het
besturingssysteem afsluit.
Nadat u handelingen hebt uitgevoerd in de computer
Controleer nadat u onderdelen hebt vervangen of u alle externe apparaten, kaarten en kabels hebt aangesloten voordat u de
computer inschakelt.
1. Plaat de kap
terug.
WAARSCHUWINGEN: Als u een netwerkkabel wilt aansluiten, sluit u de kabel eerst aan op het
netwerkapparaat en vervolgens op de computer.
2. Sluit alle telefoon- of netwerkkabels aan op uw computer.
3. Sluit de computer en alle aangesloten apparaten aan op het stopcontact.
4. Zet de computer aan.
5. Controleer of de computer goed functioneert door Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)
uit te voeren.
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
Technische specificaties
Processor
Geheugen
Uitbreidingsbus
Video
Systeeminformatie
Kaarten
Schijven en stations
Externe connectors
Schakelaars en lampjes
Netwerk
Geluidskaart
Voeding
Moederbordconnectoren
Fysiek
Milieu
OPMERKING: Het aanbod kan per regio verschillen. Klik voor meer informatie over de configuratie van uw computer
op Start® Help en ondersteuning en selecteer de optie om informatie over uw computer weer te geven.
OPMERKING: Tenzij anders aangegeven, zijn de specificaties voor de mini-tower, desktop en small form factor
computers identiek.
Processor
Type
Quad-Core
Intel
®
Core™ i7 serie
Intel Core i5 serie
Dual-Core Intel Core i5 serie
Intel Core i3 serie
Intel Pentium
®
L2-cache (Level 2)
Intel Core i7 serie
Intel Core i5 serie
8 MB
Intel Core i5 serie
Intel Core i3 serie
4 MB
Intel Pentium 3 MB
Geheugen
Type DDR3 SDRAM (alleen niet-ECC-geheugen)
Snelheid 1066 MHz of 1333 MHz
Connectors vier
Capaciteit 1 GB, 2 GB of 4 GB
Minimumgeheugen 1 GB
Maximumgeheugen 16 GB
Video
Geïntegreerd Intel graphics media accelerator HD
OPMERKING: Niet ondersteund door
computers met
Intel i7 en Intel i5 quad-core processoren.
Afzonderlijk PCI Express x16-sleuf ondersteunt een
PCI Express-kaart
Geheugen - Geïntegreerd Max. 1759 MB gedeeld videogeheugen
(totaal systeemgeheugen meer dan 512
MB)
Geluidskaart
Geïntegreerd Intel High Definition Audio
Netwerk
Geïntegreerd Geïntegreerde Intel 82578DM Gigabit
Ethernet in staat tot 10/100/1000 Mb/s
communicatie
Systeeminformatie
Chipset Intel Q57 Express-chipset
DMA-kanalen acht
Interruptniveaus 24
BIOS-chips (NVRAM) 64 Mb en 16 Mb
Uitbreidingsbus
Bustype PCI 2.3
PCI Express 2.0
SATA 1.0A en 2.0
eSATA
USB 2.0
Bussnelheid
PCI 133 MB/s
PCI Express x1-sleuf (alleen draadloos), bidirectionele
snelheid - 500 MB/s
x16-sleuf (bedraad als x4), bidirectionele
snelheid - 2 GB/s
x16-sleuf (alleen draadloos),
bidirectionele snelheid - 8 GB/s
SATA 1,5 GB/s en 3,0 GB/s
eSATA 3,0 GB/s
USB 480 MB/s
Kaarten
PCI
Minitower max. twee kaarten van volledige hoogte
Desktop zonder riser card — max. twee kaarten
met laag profiel
met riser card — max. twee kaarten van
volledige hoogte
Small Form Factor één kaart met laag profiel
PCI Express x16 (bedraad als x4)
Minitower één kaart van volledige hoogte
Desktop één kaart met laag profiel
Small Form Factor geen
PCI Express x16
Minitower één kaart van volledige hoogte
Desktop zonder riser card— een kaart met laag
profiel
met riser card— een kaart van volledige
hoogte
Small Form Factor één kaart met laag profiel
PCI Express x1
Minitower een draadloze kaart
Desktop een draadloze kaart
Small Form Factor een draadloze kaart
Schijven en stations
Extern toegankelijk - 5,25-inch stationcompartiment(en)
Minitower Twee compartimenten
Desktop Eén compartiment
Small Form Factor Eén slimline compartiment
Extern toegankelijk - 3,5-inch stationcompartiment(en)
Minitower Eén compartiment
Desktop Eén compartiment
Small Form Factor Eén compartiment
Intern toegankelijk - 3,5 inch stationcompartiment(en) voor vaste schijven
Minitower Twee compartimenten
Desktop Eén compartiment
Small Form Factor Eén compartiment
OPMERKING: Uw kan max. twee 2,5 inch vaste schijven met beugels ondersteunen.
Externe connectors
Geluidskaart
Achterpaneel Twee connectoren voor lijn-in/microfoon
en lijn-uit
Voorpaneel Twee connectoren op het voorpaneel voor
hoofdtelefoon en microfoon
eSATA Eén 7-pins connector
Netwerk één RJ45-connector
Parallel Eén 25-pins connector (bidirectioneel)
Serieel Eén 9-pins connector, 16550C-compatibel
USB - Voorpaneel
Minitower vier connectoren
Desktop twee connectoren
Small Form Factor twee connectoren
USB - Achterpaneel
Minitower Zes connectoren
Desktop Zes connectoren
Small Form Factor Zes connectoren
Video Eén 15-gats VGA-connector
Eén 20-pins connector
Moederbordconnectoren
PCI 2,3 databreedte (maximum) — 32 bits
Minitower twee 120-pins connectoren
Desktop twee 120-pins connectoren
Small Form Factor Eén 120-pins connector
PCI Express x16 (bedraad als x4) databreedte (maximum) — vier PCI Express-banen
Minitower Eén 164-pins connector
Desktop Eén 164-pins connector
Small Form Factor Niet van toepassing
PCI Express x16 databreedte (maximum) — 16 PCI Express-banen
Minitower Eén 164-pins connector
Desktop Eén 164-pins connector
Small Form Factor Eén 164-pins connector
Seriële ATA
Minitower vier 7-pins connectoren
Desktop drie 7-pins connectoren
Small Form Factor drie 7-pins connectoren
Geheugen vier 240-pins connectoren
Interne USB één 10-pins connector (ondersteunt twee
USB-poorten)
Processorventilator één 5-pins connector
Front I/O (USB voorzijde) één 26-pins connector
Voorpaneelbesturing een 14-pins connector
Processor een 1156-pin connector
Voeding 12 V één 4-pins connector
Voeding één 24-pins connector
Interne seriële kaart een 14-pins connector
Interne luidspreker één 5-pins connector
PCI Express x1 (draadloze kaart) één 36-pins connector
Warmtesensor één 2-pins connector
Intrusieconnector één 3-pins connector
Schakelaars en lampjes
Voorzijde van de computer
Aan/uit-knop Drukknop
Aan-uitlampje knipperend blauw lampje — geeft aan dat
de computer in de slaapstand staat.
continu brandend blauw lampje — geeft
aan dat de computer aan staat.
knipperend oranje lampje — geeft een
probleem met het moederbord aan.
continu brandend oranje lampje (wanneer
de computer niet opstart) — geeft een
probleem met het moederbord of de
voeding aan.
Stationsactiviteitslampje knipperend blauw lampje — geeft aan dat
de computer data op de vaste schijf leest
of data naar de vaste schijf wegschrijft.
Netwerkverbindingslampje blauw lampje — Er is een goede
verbinding tussen het netwerk en de
computer.
Uit (geen lampje) — De computer
detecteert geen fysieke verbinding met
het netwerk.
Controlelampjes vier oranje lampjes op het voorpaneel.
Zie Diagnostiek voor meer informatie.
Achterzijde van de computer
Lampje voor de
verbindingsintegriteit op de
ingebouwde netwerkadapter
Groen lampje — Er is een goede 10 Mbps-
verbinding tussen het netwerk en de
computer.
Oranje lampje — Er is een goede 100
Mbps-verbinding tussen het netwerk en
de computer.
Oranje lampje — Er is een goede 1000
Mbps-verbinding tussen het netwerk en
de computer.
Uit (geen lampje) — De computer
detecteert geen fysieke verbinding met
het netwerk.
Netwerkactiviteitslampje op de
ingebouwde netwerkadapter
geel lampje — een knipperend geel
lampje geeft aan dat er netwerkactiviteit
is.
Voedingslampje groen lampje — de voeding is
ingeschakeld en werkt. De stroomkabel
moet zijn aangesloten op de
stroomconnector (op de achterkant van
de computer) en op het stopcontact.
OPMERKING: U kunt de gezondheid van
het voedingssysteem testen door op de
testknop te drukken. Wanneer de
voedingsspanning van het systeem binnen
de specificatie ligt, gaat de zelftest-led
branden. Brandt deze niet, dan is de
stroomvoorziening defect. Tijdens deze
test moet het systeem zijn aangesloten op
wisselstroom.
Voeding
Wattage
Minitower 255 W
(EPA)
305 W (niet-
EPA)
Desktop 255 W
(EPA)
255 W (niet-
EPA)
Small Form Factor 235 W
(EPA)
235 W (niet-
EPA)
Maximale warmteafgifte
Minitower 1000 1603 BTU/uur
BTU/uur
(EPA)
(niet-EPA)
Desktop 1000
BTU/uur
(EPA)
1341 BTU/uur
(niet-EPA)
Small Form Factor 921
BTU/uur
(EPA)
1235 BTU/uur
(niet-EPA)
Voltage 100–240 VAC
Knoopcelbatterij CR2032-lithiumknoopbatterij van 3 V
OPMERKING: De warmteafgifte wordt berekend aan de hand van het wattage van de
voeding.
Fysiek
Hoogte
Minitower 40,80 cm
Desktop 39,70 cm
Small Form Factor 29,0 cm
Breedte
Minitower 18,70 cm
Desktop 10,90 cm
Small Form Factor 8,50 cm
Diepte
Minitower 43,10 cm
Desktop 34,80 cm
Small Form Factor 32,40 cm
Gewicht
Minitower 11,40 kg
Desktop 8,30 kg
Small Form Factor 5,90 kg
Milieu
Temperatuur
In bedrijf 10 °C tot 35 °C
Opslag –40 °C tot 65 °C
Relatieve vochtigheid (niet-condenserend) 20% tot 80%
Maximumvibratie
In bedrijf
5 Hz tot 350 Hz bij 0,0002 G
2
/Hz
Opslag
5 Hz tot 500 Hz bij 0,001 tot 0,01 G
2
/Hz
Maximumimpact
In bedrijf 40 G +/- 5% bij pulsduur van 2 msec +/-
10% (equivalent aan 51 cm/sec)
Opslag 105 G +/- 5% bij pulsduur van 2 msec
+/- 10% (equivalent aan 127 cm/sec)
Hoogte
In bedrijf –15,2 m tot 3048 m
Opslag –15,2 m tot 10.668 m
Contaminatieniveau in de lucht G2 of lager, zoals gedefinieerd in ISA-
S71.04-1985
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
Onderdelen verwijderen en terugplaatsen
Dell™ OptiPlex™ 980 Onderhoudshandleiding—Desktop
Computerkap
Voorpaneel
Optisch station
Vaste schijf
Uitbreidingskaarten
Draadloze module
Processorventilator
Warmteafleider en processor
Geheugen
Interne luidspreker
Warmtesensor voorzijde
Voeding
I/O-paneel
Bedieningspaneel
Intrusieschakelaar
Knoopcelbatterij
Systeemkaart
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
Moederbordindeling
Dell™ OptiPlex™ 980 Onderhoudshandleiding—Desktop
1 jumper servicemodus (Service_Mode) 2 jumper voor RTC-reset (RTCRST)
3 batterijhouder (BATTERY) 4 PCI-kaartconnectors (SLOT 2 & 3)
5
PCI Express x16-kaartconnector
(SLOT1)
6
PCI Express x16-connector (bedraad als x4)
(SLOT 4)
7
interne seriële kaartconnector
(Serial2)
8 luidsprekerconnector (INT_SPKR)
9
PCI Express x1 draadloze
kaartconnector (PCIE_WLS1)
10 warmtesensorconnector (THRM3)
11 ventilatorconnector (FAN_CPU) 12 voedingconnector (12V POWER)
13
connectoren geheugenmodule
(DIMM_1-4)
14 connector voorpaneel (FRONTPANEL)
15 Interne bieptoon (BEEP) 16 wachtwoordjumper (PSWD)
17 connectoren SATA-station (SATA0-3) 18 intruderconnector (INTRUDER)
19 interne USB-aansluiting (INT_USB) 20 I/O-connector voorpaneel (FIO)
21 voedingsconnector (MICRO_PWR)
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
System Setup
Dell™ OptiPlex™ 980 Onderhoudshandleiding—Desktop
Opstartmenu
Toetsaanslagen voor navigatie
De systeeminstellingen openen
Menuopties System Setup (Systeeminstellingen)
Opstartmenu
Druk op <F12> of <Ctrl><Alt><F8> wanneer het Dell™-logo verschijnt om een eenmalig opstartmenu te starten met een lijst van geldige opstartbronnen voor het
systeem.
De getoonde opties zijn:
Onboard SATA Hard Drive (Geïntegreerde SATA vaste schijf)
Onboard or USB CD-Rom Drive (Geïntegreerd of USB-cd-romstation)
System Setup (Systeeminstellingen)
Diagnostics (Diagnostiek)
Dit menu is handig wanneer u van een bepaald apparaat wilt opstarten of een systeemdiagnose wilt uitvoeren. Het gebruik van het opstartmenu heeft geen
wijzigingen tot gevolg in de opstartvolgorde die in het BIOS is opgeslagen.
Toetsaanslagen voor navigatie
Gebruik de volgende toetsaanslagen om door de System Setup-schermen te navigeren.
Toetsaanslagen voor navigatie
Actie Toetsaanslag
Veld uitvouwen en samenvouwen <Enter>, pijl naar links of rechts of +/–
Alle velden uitvouwen of samenvouwen < >
BIOS afsluiten <Esc> — in Setup blijven, opslaan/afsluiten, annuleren/afsluiten
Een instelling wijzigen Pijl naar links of rechts
Veld selecteren om te wijzigen <Enter>
Wijziging annuleren <Esc>
Standaardwaarden terugzetten <Alt><F> of menukeuze Load Defaults (Standaardwaarden laden)
De systeeminstellingen openen
Uw computer biedt de volgende opties voor BIOS en System Setup:
Een eenmalig opstartmenu openen door op <F12> te drukken
Het systeem-setup-programma openen door op <F2> te drukken
Het <F12>-menu
Druk op <F12> wanneer het Dell™-logo verschijnt om een eenmalig opstartmenu te starten met een lijst van de geldige opstartbronnen voor de computer. Dit menu
bevat ook de opties Diagnostics (Diagnostiek) en Enter Setup (Instellingen openen). De in het opstartmenu vermelde apparaten hangen af van de
opstartapparaten van de computer. Dit menu is handig wanneer u probeert een bepaald apparaat op te starten of de diagnostiek voor de computer over te brengen.
Wanneer u wijzigingen aanbrengt in het opstartmenu worden deze niet aangebracht in de opstartvolgorde die wordt opgeslagen in het BIOS.
<F2>
Druk op <F2> om het System Setup (Systeeminstellingen)-programma te openen en wijzigingen aan te brengen op door de gebruiker gedefinieerde instellingen. Als
u het System Setup (Systeeminstellingen)-programma niet met deze toets kunt openen, drukt u op <F2> wanneer de lampjes van het toetsenbord beginnen te
knipperen.
Menuopties System Setup (Systeeminstellingen)
OPMERKING: De opties voor System Setup (Systeeminstellingen) kunnen variëren; dit is afhankelijk van uw computer, waardoor de opties mogelijk niet in
dezelfde volgorde zullen verschijnen.
General (Algemeen)
System Board
(Moederbord)
De volgende informatie over het moederbord wordt weergegeven:
Systeeminformatie: Toont BIOS Version (BIOS-versie), Service Tag (Servicetag), Express Service Code (Code voor express-
service), Asset Tag (Inventaristag), Manufacture Date (Productiedatum) en de Ownership Date (Eigendomsdatum).
Geheugeninformatie: Toont Installed Memory (Geïnstalleerd geheugen), Memory Speed (Geheugensnelheid), Number of Active
Channels (Aantal actieve kanalen), Memory Technology (Geheugentechnologie), DIMM_1 Size (Grootte DIMM_1), DIMM_2 Size
(Grootte DIMM_2).
Processorinformatie: Toont Processor Type (Processortype), Processor Speed (Processorsnelheid), Processor Bus Speed
(Bussnelheid processor), Processor L2 cache (L2-cache processor), Processor ID (Processor-id), Microcode Version
(Microcodeversie), Multi Core Capable (Multi Core capabel) en HT Capable 64-bit Technology (HT capabele 64-bit-technologie).
PCI information (PCI-informatie): Toont de beschikbare sleuven op het moederbord.
Date/Time
(Datum/tijd)
De systeemdatum en -tijd. Wijzigingen van de systeemdatum en -tijd worden direct uitgevoerd.
Bootsequence
(Opstartvolgorde)
De volgorde waarin de computer naar een besturingssysteem zoekt op de apparaten die zijn opgegeven in de lijst.
Onboard or USB Floppy (Geïntegreerd of USB-diskettestation)
Onboard SATA Hard Drive (Geïntegreerde SATA vaste schijf)
Onboard or USB CD-Rom Drive (Geïntegreerd of USB-cd-romstation)
Drives (Schijven en stations)
Diskette drive
(Diskettestation)
Dit veld bepaalt hoe het BIOS de diskettestations configureert; besturingssystemen met USB-ondersteuning herkennen USB-
diskettestations, ongeacht deze instelling:
Disable - All Floppy drive are disable (Uitschakelen - Alle diskettestations zijn uitgeschakeld).
Enable - All floppy drive are enable (Inschakelen - Alle diskettestations zijn ingeschakeld).
De Setup (Instellingen)-optie "USB-controller" heeft gevolgen voor de werking van het diskettestation.
SATA Operation (SATA-
bediening)
configureert de bewerkingsmodus van de geïntegreerde vasteschijfcontroller.
RAID Autodetect / AHCI = RAID voor ondertekende stations, anders AHCI.
RAID Autodetect / ATA = RAID voor ondertekende stations, anders ATA.
RAID On / ATA (RAID ingeschakeld / ATA) = SATA wordt geconfigureerd voor RAID bij het opstarten.
Legacy = De vasteschijfcontroller wordt geconfigureerd voor de legacy-modus.
De Legacy-modus zorgt voor compatibiliteit met sommige oudere besturingssystemen die geen ondersteuning bieden voor
systeemeigen bronnen die zijn toegewezen aan de controller van een diskettestation.
De RAID-modus is niet compatibel met ImageServer. Schakel de RAID-modus uit als u ImageServer inschakelt.
S.M.A.R.T. Reporting
(S.M.A.R.T.-rapportage)
Dit veld bepaalt of vaste-schijffouten voor geïntegreerde stations tijdens het opstarten van het systeem worden gemeld. Deze
technologie is deel van de SMART (Self Monitoring Analysis and Reporting Technology)-specificatie.
Deze optie is standaard uitgeschakeld.
Drives (Schijven en
stations)
Hiermee schakelt u de SATA- of ATA-schijven en -stations die op het moederbord zijn aangesloten, in of uit.
System Configuration (Systeemconfiguratie)
Integrated NIC (Geïntegreerde
NIC)
Hiermee schakelt u de geïntegreerde netwerkkaart in of uit. U kunt de geïntegreerde netwerkkaart als volgt instellen:
Disable (Uitschakelen)
Enable (Inschakelen, standaardinstelling)
Enable with PXE (Inschakelen met PXE)
Enable with ImageSever (Inschakelen met PXE)
ImageServer is niet compatibel met de RAID-modus. Schakel de RAID-modus uit als u ImageServer inschakelt.
PXE is uitsluitend nodig als u een besturingssysteem op een server wilt opstarten, niet als u een besturingssysteem wilt
opstarten dat op een vaste schijf van dit systeem staat.
USB Controller (USB-controller) Hiermee schakelt u de geïntegreerde USB-controller in of uit. U kunt de USB-controller als volgt instellen:
Enable (Inschakelen) (standaardinstelling)
Disable (Uitschakelen)
No boot (Niet opstarten)
Besturingssystemen met USB-ondersteuning herkennen USB-opslagapparaten.
Parallel Port (Parallelle poort) Hier worden de instellingen van de parallelle poort opgegeven en gedefinieerd. U kunt de parallelle poort als volgt instellen:
Disable (Uitschakelen)
AT
PS/2 (standaardinstelling)
EPP
ECP No DMA
ECP DMA 1
ECP DMA 3
Parallel Port Address (Adres van
parallelle poort)
Hiermee stelt u het basis-I/O-adres in van de geïntegreerde parallelle poort in.
Serial Port #1 (Seriële poort 1)
Hier worden de instellingen van de seriële poort opgegeven en gedefinieerd. U kunt de seriële poort als volgt instellen:
Disable (Uitschakelen)
Auto (Automatisch) (standaardinstelling)
COM1
COM3
Het besturingssysteem kan bronnen toewijzen, zelfs als de instelling is uitgeschakeld.
Miscellaneous Devices (Diverse
apparaten)
Hiermee schakelt u de volgende apparaten op het moederbord in of uit:
Front USB (USB-poort op voorzijde)
PCI slots (PCI-sleuven)
Audio
OptiPlex ON Reader
Rear Quad USB (Vier USB-poorten op achterzijde)
WiFi NIC Slot (WiFi NIC-sleuf)
Video
Primary Video
(Primaire video)
Dit veld bepaalt welke videocontroller de primaire videocontroller is, wanneer het systeem twee controllers heeft. Deze selectie is alleen van
toepassing als er 2 videocontroller beschikbaar zijn.
Auto (Automatisch) (standaardinstelling) - Gebruik de add-in videocontroller.
Onboard/Card (Geïntegreerd/kaart) - Gebruik de geïntegreerde videocontroller tenzij er een grafische kaart is geïnstalleerd. Een PCI
Express Graphic(PEG)-kaart overschrijft de geïntegreerde videocontroller en schakelt deze uit.
Performance (Prestaties)
Multi Core
Support
(Ondersteuning
van meerdere
kernen)
Dit veld specificeert of een of alle kernen van de processor ingeschakeld zullen worden. De werking van sommige applicaties zal verbeteren met
de extra kernen.
Hyper-Threading
Technology
Met deze optie wordt de Hyper-Threading Technology in- of uitgeschakeld. Wanneer deze optie is uitgeschakeld, wordt slechts één thread per
ingeschakeld core ingeschakeld.
Deze optie is standaard ingeschakeld.
Intel® Turbo
Boost Technology
Met deze optie wordt de Intel® Turbo Boost Technology ingeschakeld. Wanneer deze optie is uitgeschakeld, kunt u met Intel® Turbo Boost
Technology processor(en) op frequenties laten draaien die hoger zijn dan de geadverteerde frequentie.
Deze optie is standaard ingeschakeld.
Intel®
SpeedStep™
Deze optie schakelt de Intel® SpeedStep™-modus van de processor in of uit. Wanneer deze modus is ingeschakeld, wordt het systeem in de
hoogste prestatiestatus geplaatst en kunnen de Intel® SpeedStep™ applet of het stuurprogramma van het eigen besturingssysteem de
prestaties van de processor niet wijzigen. Wanneer Intel® SpeedStep™ is ingeschakeld, dan kan de ingeschakelde CPU in meerdere
prestatiestatussen werken.
Deze optie is standaard uitgeschakeld.
C States Control
(Controle C-
staat)
Met deze optie worden de aanvullende slaapstanden van de processor in- of uitgeschakeld. Het besturingssysteem kan deze standen optioneel
gebruiken voor aanvullende energiebesparing bij inactiviteit.
Deze optie is standaard uitgeschakeld.
Limit CPUID
Value (CPUID-
waarde beperken)
Dit veld beperkt de maximumwaarde die door de standaard CPUID-functie van de processor wordt ondersteund. Sommige besturingssystemen
voltooien de installatie niet wanneer de maximale CPUID-functie die wordt ondersteund, grote is dan 3.
Deze optie is standaard uitgeschakeld.
Virtualization Support (Virtualisatieondersteuning)
Virtualization
(Virtualisatie)
Deze optie geeft aan of een Virtual Machine Monitor (VMM) gebruik kan maken van de aanvullende hardwaremogelijkheden die door Intel®
Vitalization Technology worden geleverd.
Enable Intel® Virtualization Technology (Intel® Virtualization Technology inschakelen) - Deze optie is standaard uitgeschakeld.
VT for Directed
I/O (VT voor
directe I/O)
Hiermee schakelt u Virtual Machine Monitor (VMM) in of uit voor het gebruik van de extra hardwaremogelijkheden van de Intel® Virtualization
Technology voor directe I/O.
Enable Intel® Virtualization Technology for Direct I/O (Intel® Virtualization Technology voor directe I/O inschakelen) - Deze optie
is standaard uitgeschakeld.
Trusted
Execution
(Trusted
Execution)
Deze optie geeft op of een MVMM (gemeten virtuele machinemonitor) de extra hardwareopties kan gebruiken die worden geboden door de Trusted
Execution-technologie van Intel®. De TPM Virtualization Technology en de Virtualization Technology for Direct I/O (Virtualisatietechnologie voor
directe I/O) moeten voor deze functie worden ingeschakeld.
Enable Intel® Trusted Execution Technology (Intel® Trusted Execution Technology inschakelen) - Deze optie is standaard
uitgeschakeld.
Security (Beveiliging)
Administrative Password
(Beheerderswachtwoord)
Deze optie biedt een beperkte toegang tot het System Setup-programma van de computer op dezelfde manier waarop toegang tot een
systeem kan worden beperkt met de optie System Password (Systeemwachtwoord).
Deze optie is standaard uitgeschakeld.
System Password
(Systeemwachtwoord)
Hiermee geeft u de huidige status van de wachtwoordbeveiligingsfunctie voor het systeem weer en kunt u een nieuw
systeemwachtwoord toewijzen en verifiëren.
Deze optie is standaard niet ingeschakeld.
Password Changes
(Wachtwoordwijzigingen)
Hiermee bepaalt u of de gebruiker het systeemwachtwoord kan wijzigen zonder het beheerderswachtwoord.
Deze optie is standaard ingeschakeld.
Admin Setup Lockout
(vergrendeling van
beheerderinstellingen)
Schakelt in of uit dat de gebruiker de instellingen kan openen wanneer een beheerderwachtwoord is ingesteld.
Deze optie is standaard uitgeschakeld.
Password Configuration
(Wachtwoordconfiguratie)
In deze velden kunnen het minimum- en maximumaantal tekens worden beheerd, die nodig zijn voor de beheerder- en
systeemwachtwoorden. Wijzigingen voor deze velden worden pas actief als zij worden bevestigd via de knop Apply (Toepassen) of door
de wijzigingen op te slaan voordat u de instellingen afsluit.
Admin Password Min (Minimum beheerderwachtwoord)
Admin Password Max (Maximum beheerderwoord)
System Password Min (Maximum systeemwachtwoord)
System Password Max (Maximum systeemwachtwoord)
Strong Password (Sterk
wachtwoord)
Dit veld verplicht tot sterke wachtwoorden. Als dit veld is ingeschakeld, moeten alle wachtwoorden minstens een hoofdletter en een
kleine letter bevatten en het wachtwoord moet minstens 8 tekens lang zijn. Als deze functie wordt ingeschakeld, wordt de standaard
minimale wachtwoordlengte automatisch gewijzigd in 8 tekens.
Enforce strong password (Sterk wachtwoord verplicht) - Deze optie is standaard uitgeschakeld.
TPM Security (TPM-
beveiliging)
Hiermee schakelt u de TPM-beveiliging (Trusted Platform Module) in of uit.
U kunt de TPM-beveiliging als volgt instellen:
Deactivate (Deactiveren) (standaardinstelling)
Activate (Activeren)
Clear (Wissen)
Als TPM Security (TPM-beveiliging) is ingesteld op Clear (Wissen), wist het System Setup-programma de gegevens van de eigenaar die
in de TPM zijn opgeslagen. Gebruik deze instelling om de standaardinstelling van de TPM te herstellen als u de
eigenaarsauthenticatiegegevens verliest of vergeet.
CPU XD Support (CPU
XD-ondersteuning)
Hiermee schakelt u de modus Execute Disable (Uitschakelen uitvoeren) van de processor in of uit.
Deze optie is standaard ingeschakeld.
Computrace(R) Hiermee schakelt u de optionele Computrace®-service voor het beheren van apparaten in of uit.
U kunt deze optie als volgt instellen:
Deactivate (Deactiveren) (standaardinstelling)
Disable (Uitschakelen)
Activate (Activeren)
Chassis Intrusion
(Chassisinbraak)
Met dit veld wordt de chassisintrusiefunctie beheerd.
U kunt deze optie als volgt instellen:
Clear Intrusion Warning (Intrusiewaarschuwing wissen) (Standaard ingeschakeld als de chassisintrusie wordt
gedetecteerd)
Disable (Uitschakelen)
Enabled (Ingeschakeld)
On-Silent (Aan-Stil) (Standaard ingeschakeld als de chassisintrusie wordt gedetecteerd)
SATA-0 Password (SATA-
0-wachtwoord)
Hier wordt de huidige status weergegeven van het wachtwoord dat is ingesteld voor de vaste schijf die is aangesloten op de SATA-0-
connector op het moederbord.
U kunt ook een nieuw wachtwoord instellen. Deze optie is standaard niet ingeschakeld.
In het System Setup-programma wordt een wachtwoord weergegeven voor alle vaste schijven die op het moederbord zijn aangesloten.
SATA-1 Password (SATA-
1-wachtwoord)
Hier wordt de huidige status weergegeven van het wachtwoord dat is ingesteld voor de vaste schijf die is aangesloten op de SATA-1-
connector op het moederbord.
U kunt ook een nieuw wachtwoord instellen. Deze optie is standaard niet ingeschakeld.
In het System Setup-programma wordt een wachtwoord weergegeven voor alle vaste schijven die op het moederbord zijn aangesloten.
Power Management (Energiebeheer)
AC Recovery
(Voedingsherstel)
Hiermee wordt aangegeven hoe de computer reageert als de stroomtoevoer weer wordt ingeschakeld na een stroomstoring. U kunt AC
Recovery (voedingsherstel) als volgt instellen:
Power Off (Uitgeschakeld) (standaardinstelling)
Power On (Ingeschakeld)
Last State (Laatste status)
Auto On Time (Tijd
automatische
inschakeling)
Hiermee stelt u het tijdstip in waarop de computer automatisch wordt ingeschakeld.
De tijd wordt uitgedrukt in het standaard 12 uursformaat (uren:minuten:seconden).
U kunt de inschakeltijd wijzigen door waarden te typen in de velden voor tijd en AM/PM.
OPMERKING: Deze functie werkt niet als u de computer uitschakelt door middel van een schakelaar op de stekkerdoos of een
stroomstootbeveiliging of als Auto Power On (Automatisch ingeschakeld) is ingesteld op Disabled (Uitgeschakeld).
Low Power Mode
(Modus met laag
energieverbruik)
Hiermee schakelt u de energiebesparende modus in of uit.
Deze optie is standaard uitgeschakeld.
Wanneer de modus met laag energieverbruik is ingeschakeld, wordt de geïntegreerde netwerkkaart uitgeschakeld wanneer het systeem
wordt afgesloten of zich in de slaapstand bevindt. Het systeem kan alleen op afstand worden opgestart door Add-in NIC cards (Add-in-
NIC-kaarten).
Remote Wake up
(Opstarten op afstand)
Hiermee kan de computer opstarten wanneer een netwerkcontroller een activeringssignaal ontvangt. U kunt Remote Wakeup (Opstarten
op afstand) als volgt instellen:
Disable (Uitschakelen) (standaardinstelling)
Enable (Inschakelen)
Enable with Boot NIC (Inschakelen met opstarten via netwerkkaart)
Suspend Mode (Stand-
bymodus)
Hiermee kunt u de stand-bymodus voor energiebeheer als volgt instellen:
S1
S3 (standaardinstelling)
Fan Control Override
(Ventilatorinstelling)
Hiermee stelt u de snelheid van de systeemventilator in. Deze optie is standaard uitgeschakeld.
OPMERKING: Als deze optie is ingeschakeld, draait de ventilator op volle snelheid.
Maintenance (Onderhoud)
Service Tag (Serviceplaatje) Hier wordt de servicetag van uw computer weergegeven.
Asset Tag (Inventaristag) Hier kunt u een inventaristag voor de computer maken als er nog geen inventaristag is ingesteld.
Deze optie is standaard niet ingeschakeld.
SERR Messages (SERR-meldingen) Hiermee wordt het SERR-meldingsmechanisme ingesteld.
Deze optie is standaard ingeschakeld.
Voor sommige grafische kaarten is vereist dat het SERR-meldingsmechanisme is uitgeschakeld.
ImageServer
Lookup Method
(Opzoekmethode)
Hier geeft u aan hoe de ImageServer het adres van de server opzoekt.
Static IP (Vast IP-adres)
DNS
OPMERKING: U moet Integrated NIC (Geïntegreerde netwerkadapter) instellen op Enable with ImageServer (Inschakelen met ImageServer)
om de Lookup Method (Opzoekmethode) in te stellen.
ImageServer IP (IP-
adres ImageServer)
Hiermee geeft u het primaire vaste IP-adres op van de ImageServer waarmee de clientsoftware communiceert.
Het standaard-IP-adres is 255.255.255.255
OPMERKING: U moet "Integrated NIC" (Ingebouwde NIC) in de groep "System Configuration" (Systeemconfiguratie) instellen op "Enabled
with ImageServer" (Ingeschakeld met ImageServer) en bij "Lookup Method" (Zoekmethode) op "Static IP" (Vast IP).
ImageServer Port
(ImageServer-poort)
Hiermee geeft u de primaire IP-poort op van de ImageServer waarmee de clientsoftware communiceert.
De standaard-IP-poort is 06910
OPMERKING: U moet "Integrated NIC" (Ingebouwde NIC) in de groep "System Configuration" (Systeemcommunicatie) instellen op "Enabled
with ImageServer" (Ingeschakeld met ImageServer).
Client DHCP (IP-
adres client)
Hiermee geeft u op hoe de client het IP-adres verkrijgt.
Static IP (Vast IP-adres)
DHCP (standaardinstelling)
OPMERKING: U moet "Integrated NIC" (Ingebouwde NIC) in de groep "System Configuration" (Systeemcommunicatie) instellen op "Enabled
with ImageServer" (Ingeschakeld met ImageServer).
Client IP (DHCP
client)
Hiermee geeft u het vaste IP-adres van de client op.
Het standaard-IP-adres is 255.255.255.255
OPMERKING: Als u Client IP (Subnetmasker client) wilt instellen, moet u Client DHCP (DHCP client) instellen op Static IP (vast IP-
adres)
Client SubnetMask
(SubnetMask client)
Hiermee geeft u het subnetmasker voor de client op.
De standaardinstelling is 255.255.255.255
OPMERKING: Als u Client SubnetMask (SubnetMask client) wilt instellen, moet u Client DHCP (DHCP client) instellen op Static IP
(Vast IP-adres)
Client Gateway
(Gateway van client)
Hiermee geeft u het gateway-IP-adres van de client op.
De standaardinstelling is 255.255.255.255
OPMERKING: Als u Client SubnetMask (SubnetMask client) wilt instellen, moet u Client DHCP (DHCP client) instellen opStatic IP
(Vast IP-adres)
License Status
(Licentiestatus)
Hier wordt de huidige licentiestatus weergegeven.
Post Behavior (POST-gedrag)
Fast Boot (Snel
opstarten)
Als deze optie is ingeschakeld (standaardinstelling), wordt de computer sneller gestart omdat bepaalde configuraties en tests worden
overgeslagen.
NumLock LED
(NumLock-lampje)
Hiermee schakelt u de NumLock-functie in of uit wanneer de computer wordt opgestart.
Als deze optie is ingeschakeld (standaardinstelling) worden de numerieke en mathematische functies boven op de toetsen geactiveerd. Als
deze optie is uitgeschakeld, worden de cursorbesturingsopties die onderaan op de toetsen staan, geactiveerd.
POST Hotkeys
(POST-sneltoetsen)
Met deze optie kunt u aangeven welke functietoetsen op het scherm moeten worden weergegeven wanneer de computer wordt gestart.
Enable F2 = Setup (F2 inschakelen = Instellingen) (standaardinstelling)
Enable F12 = Boot menu (F12 inschakelen = Opstartmenu) (standaard ingeschakeld)
Keyboard Errors
(Toetsenbordfouten)
Hiermee schakelt u in of uit of toetsenbordfouten worden gemeld wanneer de computer wordt gestart.
Deze optie is standaard ingeschakeld.
MEBx Hotkey
(MEBx-sneltoets)
Bij aanmelding verschijnt een melding waarin de benodigde toetsaanslagvolgorde wordt weergegeven om het Setup(Instellingen)-programma
voor Manageability Engine BIOS Extensions (MEBx) te openen.
Deze optie is standaard ingeschakeld.
System Logs (Systeemlogboeken)
BIOS Events (BIOS-gebeurtenissen) Hiermee wordt het systeemlogbestand weergegeven en beschikt u over de volgende mogelijkheden:
Clear Log (Logbestand wissen)
Mark all Entries (Alle gebeurtenissen markeren)
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
Diagnostics (Diagnostiek)
Dell™ OptiPlex™ 980 Onderhoudshandleiding—Desktop
Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)
Codes van het lampje van de aan/uit-knop
Pieptooncodes
Diagnostische lampjes
Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)
Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) gebruiken
Het is raadzaam om deze procedures af te drukken voordat u begint.
OPMERKING: Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) werkt alleen op Dell-computers.
OPMERKING: De schijf Drivers and Utilities (Stuur- en hulpprogramma's) is optioneel en wordt mogelijk niet met de
computer meegeleverd.
Open System Setup (Systeeminstellingen) (zie System Setup (Systeeminstellingen) openen
), controleer de informatie over de
configuratie van uw computer en controleer of het apparaat dat u wilt testen in System Setup (Systeeminstellingen) wordt
weergegeven en actief is.
Start Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) vanaf de vaste schijf of vanaf de schijf Drivers and Utilities (Stuur- en
hulpprogramma's).
Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) starten vanaf de vaste schijf
1. Start uw computer (opnieuw) op.
2. Druk onmiddellijk op <F12> zodra het DELL-logo wordt weergegeven.
OPMERKING: Als er een bericht wordt weergegeven waarin wordt gemeld dat er geen partitie voor een diagnostisch
hulpprogramma is gevonden, moet u Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) uitvoeren vanaf de schijf Drivers and Utilities
(Stuur- en hulpprogramma's) medium.
Als u te lang wacht en het logo van het besturingssysteem verschijnt, moet u wachten tot u het bureaublad van
Microsoft® Windows® ziet. Zet vervolgens de computer uit en probeer het opnieuw.
3. Wanneer de lijst met opstartbronnen wordt weergegeven, selecteert u Boot to Utility Partition (Opstarten vanaf
partitie met hulpprogramma's) en drukt u op <Enter>.
4. Wanneer het Main Menu (Hoofdmenu) van Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) wordt weergegeven, selecteert u de test
die u wilt uitvoeren.
Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) starten vanaf de schijf Drivers and
Utilities (Stuur- en hulpprogramma's)
1. Plaats de schijf Drivers and Utilities (Stuur- en hulpprogramma's) in het station.
2. Zet de computer uit en start deze opnieuw.
Wanneer het DELL-logo verschijnt, drukt u direct op <F12>.
Als u te lang wacht en het logo van Windows wordt weergegeven, moet u wachten totdat u het bureaublad van
Windows ziet. Zet vervolgens de computer uit en probeer het opnieuw.
OPMERKING: Met de volgende stappen wordt de opstartvolgorde voor slechts één keer gewijzigd. De volgende keer
dat u de computer weer opstart, wordt de volgorde gebruikt die in System Setup (Systeeminstellingen) is opgegeven.
3. Selecteer Onboard or USB CD-ROM Drive (Geïntegreerd of USB cd-rom-station) in de lijst met opstartapparaten en
druk op <Enter>.
4. Kies in het menu de optie Boot from CD-ROM (Opstarten vanaf cd-rom) en druk op <Enter>.
5. Typ 1 om het menu te openen en druk op <Enter> om verder te gaan.
6. Selecteer Run the 32 Bit Dell Diagnostics (32-bits Dell-diagnostiek uitvoeren) in de genummerde lijst. Selecteer de
versie die geschikt is voor uw computer als de lijst meerdere versies bevat.
7. Wanneer het Main Menu (Hoofdmenu) van Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) wordt weergegeven, selecteert u de test
die u wilt uitvoeren.
Hoofdmenu van Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)
1. Als Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) is geladen en het Main Menu (Hoofdmenu) wordt weergegeven, klikt u op de
knop voor de gewenste optie.
Optie Functie
Express Test (Snelle
test)
Hiermee voert u een snelle test van de apparaten uit. Deze test duurt meestal tien tot twintig
minuten. U hoeft tijdens de test niets te doen. Als u de Express Test (Snelle test) eerst uitvoert,
vergroot u de kans dat het probleem snel wordt opgespoord.
Extended Test
(Uitgebreide test)
Hiermee voert u een grondige controle van de apparaten uit. Deze test neemt doorgaans een uur of
langer in beslag. U moet af en toe vragen beantwoorden.
Custom Test
(Aangepaste test)
Hiermee test u een specifiek apparaat. U kunt instellen welke tests worden uitgevoerd.
Symptom Tree
(Symptoomstructuur)
Geeft een overzicht van de problemen die het vaakst optreden en biedt de mogelijkheid een test te
selecteren op basis van de symptomen van het probleem dat u ondervindt.
2. Als er tijdens de test een probleem optreedt, dan verschijnt een melding met een foutcode en een omschrijving van het
probleem. Schrijf de foutcode en de probleembeschrijving op en volg de instructies op het scherm.
3. Als u een test uitvoert via Custom Test (Aangepaste test) of Symptom Tree (Symptoomstructuur), klikt u voor meer
informatie op het desbetreffende tabblad (zie de volgende tabel).
Tabblad Functie
Results
(Resultaten)
Hier worden de resultaten van de test weergegeven, samen met eventuele aangetroffen fouten.
Errors
(Fouten)
Hier worden de aangetroffen fouten, de foutcodes en een beschrijving van het probleem weergegeven.
Help Hier wordt de test beschreven en worden mogelijk vereisten voor het uitvoeren van de test vermeld.
Configuration
(Configuratie)
Hier worden de hardware-instellingen voor het geselecteerde apparaat weergegeven.
Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) haalt configuratiegegevens op voor alle apparaten in System Setup
(Systeeminstellingen), het geheugen en verschillende interne tests en geeft de informatie weer in de lijst
met apparaten in het linkervenster van het scherm. Het apparaatoverzicht bevat mogelijk niet de namen van
alle onderdelen die zijn geïnstalleerd in of aangesloten op de computer.
Parameters Hiermee kunt u de test aanpassen door de testinstellingen te wijzigen.
4. Als de tests zijn voltooid en u Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) vanaf de schijf Drivers and Utilities (Stuur- en
hulpprogramma's) hebt uitgevoerd, moet u deze schijf verwijderen.
5. Sluit het testvenster als u wilt teruggaan naar het Main Menu (Hoofdmenu). Als u Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek)
wilt afsluiten en de computer opnieuw wilt opstarten, sluit u het Main Menu (Hoofdmenu).
Codes van het lampje van de aan/uit-knop
De diagnostische lampjes geven veel meer informatie over de systeemstatus, maar de statussen van het aan/uit-lampje
worden ook ondersteund op de computer. De statussen van het aan/uit-lampje worden weergegeven in de volgende tabel.
Status van het
aan/uit-lampje
Beschrijving
Uit
Voeding is uitgeschakeld, lampje is uit.
Oranje
knipperend
Beginstatus van het lampje bij het opstarten.
Geeft aan dat het systeem stroom krijgt, maar het signaal POWER_GOOD nog niet actief is.
Als het lampje van de vaste schijf uit is, moet waarschijnlijk de voeding worden vervangen.
Als het lampje van de vaste schijf brandt, duidt dit waarschijnlijk op een storing van de geïntegreerde
regulator of VRM. Bekijk de diagnostische lampjes voor meer informatie.
Continu oranje
Tweede status van het lampje bij het opstarten. Geeft aan dat het signaal POWER_GOOD actief is en dat
de voeding waarschijnlijk in orde is. Bekijk de diagnostische lampjes voor meer informatie.
Groen
knipperend
Systeem bevindt zich in een status van laag energieverbruik, hetzij S1 of S3. Raadpleeg de diagnostische
lampjes om te bepalen in welke status het systeem zich bevindt.
Continu groen
Het systeem bevindt zich in de S0-status, de normale voedingsstatus van een werkende computer.
Het BIOS zet het lampje in deze status om aan te geven dat het ophalen van opdrachtcodes begonnen is.
Pieptooncodes
Als de monitor geen foutberichten kan weergeven tijdens de POST (power-on self-test), kan de computer een serie pieptonen
laten horen waarmee u het probleem kunt identificeren of waarmee u een kapot onderdeel kunt identificeren. In de volgende
tabel vindt u de pieptooncodes die tijdens de POST kunnen worden gegenereerd. De meeste pieptooncodes duiden op een
ernstige fout waardoor de computer de opstartroutine niet kan voltooien totdat de aangegeven conditie is verholpen.
Code Oorzaak
1-1-2 Fout in het register van de microprocessor
1-1-3 NVRAM
1-1-4 Checksumfout in het ROM-BIOS
1-2-1 Programmeerbare intervaltimer
1-2-2 Fout bij de DMA-initialisatie
1-2-3 Fout bij lezen/schrijven van het DMA-paginaregister
1-3-1 tot en met 2-4-4 DIMM's niet juist geïdentificeerd of gebruikt
3-1-1 Registerfout bij slave-DMA
3-1-2 Registerfout bij master-DMA
3-1-3 Registerfout bij masker master-interrupt
3-1-4 Registerfout bij masker slave-interrupt
3-2-2 Laadfout interruptvector
3-2-4 Fout bij testen toetsenbordcontroller
3-3-1 Stroomverlies NVRAM
3-3-2 NVRAM Configuration (NVRAM-configuratie)
3-3-4 Fout bij de test van het videogeheugen
3-4-1 Fout bij scherminitialisatie
3-4-2 Fout bij opnieuw traceren van scherm
3-4-3 Fout bij het zoeken naar video-ROM
4-2-1 Timer tikt niet
4-2-2 Fout bij afsluiten
4-2-3 Fout in poort A20
4-2-4 Onverwachte interrupt in veilige modus
4-3-1 Geheugenfout boven adres 0FFFFh
4-3-3 Fout bij teller 2 timerchip
4-3-4 Dagtijdklok is gestopt
4-4-1 Fout bij testen seriële of parallelle poort
4-4-2 Fout bij het decomprimeren van code naar schaduwgeheugen
4-4-3 Fout bij testen mathematische coprocessor
4-4-4 Cachetestfout
1-1-2 Fout in het register van de microprocessor
1-1-3 Fout bij het lezen/schrijven van het NVRAM
1-1-4 Checksumfout ROM-BIOS
1-2-1 Fout in de programmeerbare intervaltimer
1-2-2 Fout bij DMA-initialisering
1-2-3 Fout bij lezen/schrijven DMA-pagina register
1-3 Testfout videogeheugen
1-3-1 tot en met 2-4-4 Geheugen niet juist geïdentificeerd of gebruikt
3-1-1 Registerfout bij slave-DMA
3-1-2 Registerfout bij master-DMA
3-1-3 Registerfout masker master-interrupt
3-1-4 Registerfout masker slave-interrupt
3-2-2 Laadfout interruptvector
3-2-4 Testfout toetsenbordcontroller
3-3-1 Stroomverlies NVRAM
3-3-2 Ongeldige NVRAM-configuratie
3-3-4 Testfout videogeheugen
3-4-1 Fout bij scherminitialisatie
3-4-2 Fout bij opnieuw traceren van scherm
3-4-3 Fout bij zoeken naar video-ROM
4-2-1 Timer tikt niet
4-2-2 Fout bij afsluiten
4-2-3 Fout bij poort A20
4-2-4 Onverwachte interrupt in beveiligde modus
4-3-1 Geheugenfout boven adres 0FFFFh
4-3-3 Fout bij teller 2 timerchip
4-3-4 Tijd-van-de-dag-klok is stilgevallen
4-4-1 Fout bij testen seriële of parallelle poort
4-4-2 Fout bij het decomprimeren van code naar schaduwgeheugen
4-4-3 Fout bij testen mathematische coprocessor
4-4-4 Fout bij cachetest
Diagnostische lampjes
De vier lampjes op het achterpaneel van de computer zijn genummerd met 1, 2, 3 en 4 om u te helpen bij het oplossen van
problemen. Wanneer de computer normaal opstart, knipperen de lampjes en gaan ze vervolgens uit. Als de computer niet
goed functioneert, kunt u het probleem identificeren via de combinatie van de lampjes.
OPMERKING: Wanneer de computer klaar is met de POST, gaan alle vier de lampjes uit voordat de computer opstart
naar het besturingssysteem.
Lichtpatroon Probleembeschrijving Mogelijke oplossing
Diagnostische
led-lampjes
Led-
lampje
van de
aan/uit-
knop
De computer is
uitgeschakeld of krijgt
geen stroom.
Steek het netsnoer weer in de hiervoor bestemde aansluiting aan
de achterkant van de computer en het stopcontact.
Gebruik geen stekkerdozen, verlengkabels en andere
voedingsbeschermingsapparaten, maar steek het netsnoer
rechtstreeks in een stopcontact om te controleren of de computer
goed inschakelt.
Zorg dat alle gebruikte stekkerdozen op een stopcontact zijn
aangesloten en zijn ingeschakeld.
Controleer de stroomvoorziening van het stopcontact door er een
ander apparaat, zoals een lamp, op aan te sluiten.
Controleer of het netsnoer en de kabel van het bedieningspaneel
goed zijn aangesloten op het moederbord.
Er is mogelijk een fout
in het moederbord
opgetreden.
Koppel de computer los. Wacht een minuut totdat er geen stroom
meer is. Sluit de computer aan op een werkend stopcontact en
druk op de aan/uit-knop.
Er is mogelijk een fout
in het moederbord, een
stroomstoring of een
probleem met een
randapparaat
opgetreden.
Schakel de computer uit maar koppel de computer niet los van het
stopcontact. Druk op de testknop van de stroomtoevoer op de
achterkant van de voeding en houd deze ingedrukt. Als het
diagnostische lampje voor de stroomtoevoer brandt, is er mogelijk
een probleem met het moederbord.
Als het led-lampje naast de schakelaar niet gaat branden, moet u
alle interne en externe randapparatuur loskoppelen en de testknop
voor de voeding indrukken. Als het led-lampje nu brandt, is er
mogelijk een probleem met randapparaat.
Als het led-lampje nog steeds niet brandt, koppelt u de PSU-
verbindingen van het moederbord los en houdt u de
stroomtoevoerknop ingedrukt. Als het lampje gaat branden, is er
mogelijk een probleem met het moederbord.
Als het led-lampje nog steeds niet brandt, is er mogelijk een
probleem met de stroomtoevoer.
Als er twee of meer geheugenmodules zijn geïnstalleerd,
verwijdert u de modules, plaatst u één module terug en start u de
computer opnieuw op. Als de computer normaal opstart, gaat u
Er zijn
geheugenmodules
gedetecteerd, maar er
heeft zich een
geheugenfout
voorgedaan.
verder met de installatie van de andere geheugenmodules (één
tegelijk), totdat u de defecte module hebt opgespoord of alle
modules zonder problemen hebt geïnstalleerd. Als er slechts één
geheugenmodule aanwezig is, verplaatst u deze naar een andere
DIMM-connector en start u de computer opnieuw op.
Plaats, indien beschikbaar, een goed werkend geheugen van
hetzelfde type in de computer.
Er is mogelijk een fout
van het CPU en het
moederbord
opgetreden.
Vervang de CPU door een gangbare CPU van goede kwaliteit. Als
de computer nog steeds niet opstart, controleert u de CPU-socket
op schade.
BIOS is mogelijk
beschadigd of
ontbreekt.
De computerhardware functioneert normaal, maar de BIOS is
mogelijk beschadigd of ontbreekt.
Er is mogelijk een fout
in het moederbord
opgetreden.
Haal alle externe kaarten uit de PCI- en PCI-E-sleuven en start de
computer opnieuw op. Als de computer opstart, plaatst u de
kaarten een voor een terug totdat u de probleemkaart vindt.
Stroomconnector niet
goed geïnstalleerd.
Plaats de 2x2 voedingsconnector in de voeding terug.
Er is mogelijk een fout
in een externe kaart of
het moederbord
opgetreden.
Haal alle externe kaarten uit de PCI- en PCI-E-sleuven en start de
computer opnieuw op. Als de computer opstart, plaatst u de
kaarten een voor een terug totdat u de probleemkaart vindt.
Er is mogelijk een fout
in het moederbord
opgetreden.
Koppel alle interne en externe kaarten los en start de computer
opnieuw op. Als de computer opstart, plaatst u de kaarten een
voor een terug totdat u de probleemkaart vindt.
Als het probleem aanhoudt, is het moederbord waarschijnlijk
beschadigd.
Er is mogelijk een fout
in de knoopcelbatterij
opgetreden.
Haal de knoopcelbatterij een minuut uit het systeem, plaats deze
weer terug en start de computer opnieuw op.
De computer is
ingeschakeld.
De diagnostische
lampjes branden niet
nadat de computer
naar het
besturingssysteem is
opgestart.
Ga na of het beeldscherm is aangesloten en of het aan staat.
Er heeft zich mogelijk
een fout in de processor
voorgedaan.
Plaats de processor opnieuw.
Er zijn
geheugenmodules
gedetecteerd, maar er
heeft zich een
geheugenfout
voorgedaan.
Als er twee of meer geheugenmodules geïnstalleerd zijn,
verwijdert u de modules (zie de Onderhoudshandleiding), plaatst u
er één terug en start u de computer opnieuw op (zie de
Onderhoudshandleiding). Als de computer normaal opstart, gaat u
verder met de installatie van de andere geheugenmodules (één
tegelijk), totdat u de defecte module hebt opgespoord of alle
modules zonder problemen hebt geïnstalleerd.
Plaats, indien beschikbaar, een goed werkend geheugen van
hetzelfde type in de computer.
Er is mogelijk een fout
opgetreden met een
grafische kaart.
Verwijder alle aanwezige grafische kaarten en plaats de kaarten
terug.
Plaats, indien beschikbaar, een werkende grafische kaart in de
computer.
Er is mogelijk een
probleem met het
Sluit alle voedings- en datakabels opnieuw aan.
diskettestation of de
vaste schijf.
Er is mogelijk een USB-
fout opgetreden.
Sluit alle USB-apparaten opnieuw aan en controleer alle
kabelaansluitingen.
Er zijn geen
geheugenmodules
gedetecteerd.
Als er twee of meer geheugenmodules geïnstalleerd zijn,
verwijdert u de modules (zie de Onderhoudshandleiding), plaatst u
er één terug en start u de computer opnieuw op (zie de
Onderhoudshandleiding). Als de computer normaal opstart, gaat u
verder met de installatie van de andere geheugenmodules (één
tegelijk), totdat u de defecte module hebt opgespoord of alle
modules zonder problemen hebt geïnstalleerd.
Plaats, indien beschikbaar, een goed werkend geheugen van
hetzelfde type in de computer.
Er zijn wel
geheugenmodules
gedetecteerd, maar er
is een fout opgetreden
in de
geheugenconfiguratie of
-compatibiliteit.
Controleer of er speciale vereisten zijn voor de plaatsing van de
geheugenmodules/geheugenconnectors.
Controleer of het gebruikte geheugentype door de computer wordt
ondersteund.
Er is mogelijk een
probleem bij een
uitbreidingskaart
opgetreden.
Controleer of er een conflict bestaat door een uitbreidingskaart
(geen grafische kaart) te verwijderen en de computer opnieuw te
starten.
Als het probleem aanhoudt, plaatst u de verwijderde kaart terug,
verwijdert u een andere kaart en start u de computer opnieuw op.
Herhaal dit proces voor alle geïnstalleerde uitbreidingskaarten. Als
de computer normaal opstart, controleert u of de laatste kaart die
u uit de computer hebt verwijderd, bronconflicten veroorzaakt.
Er is een andere fout
opgetreden.
Controleer of alle kabels van de vaste schijf en van het optische
station goed op het moederbord zijn aangesloten.
Als er een foutbericht op het scherm verschijnt over een probleem
met een apparaat (zoals het diskettestation of de vaste schijf),
controleert u of het apparaat goed functioneert.
Als het besturingssysteem probeert te starten vanaf een apparaat
(zoals een diskettestation of een optisch station), controleert in
System Setup of de opstartvolgorde correct is voor de apparaten
die in de computer zijn geïnstalleerd.
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
Computerkap
Dell™ OptiPlex™ 980 Onderhoudshandleiding—Desktop
GEVAAR: Lees de veiligheidsinstructies die bij de computer zijn geleverd alvorens u werkzaamheden
binnen in de computer uitvoert. Voor meer informatie over veiligheid kunt u de startpagina over
regelgeving raadplegen op www.dell.com/regulatory_compliance.
De computerkap verwijderen
OPMERKING: Mogelijk dient u Adobe Flash Player te installeren van Adobe.com om de volgende afbeeldingen te
kunnen zien.
1. Volg de procedures in Voordat u handelingen uitvoert in de computer
.
2. Trek het kapontgrendelingslipje naar achteren.
3. Kantel de computerkap vanaf de bovenkant naar buiten en verwijder de kap van de computer.
De computerkap terugplaatsen
Voer de bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit om de computerkap terug te plaatsen.
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
Computerkap
Dell™ OptiPlex™ 980 Onderhoudshandleiding—Desktop
GEVAAR: Lees de veiligheidsinstructies die bij de computer zijn geleverd alvorens u werkzaamheden
binnen in de computer uitvoert. Voor meer informatie over veiligheid kunt u de startpagina over
regelgeving raadplegen op www.dell.com/regulatory_compliance.
De computerkap verwijderen
OPMERKING: Mogelijk dient u Adobe Flash Player te installeren van Adobe.com om de volgende afbeeldingen te
kunnen zien.
1. Volg de procedures in Voordat u handelingen uitvoert in de computer
.
2. Trek het kapontgrendelingslipje naar achteren.
3. Kantel de computerkap vanaf de bovenkant naar buiten en verwijder de kap van de computer.
De computerkap terugplaatsen
Voer de bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit om de computerkap terug te plaatsen.
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
Voorpaneel
Dell™ OptiPlex™ 980 Onderhoudshandleiding—Desktop
Het voorpaneel verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u handelingen uitvoert in de computer.
2. Maak de retentieclips van het voorpaneel voorzichtig los van de computer.
3. Verwijder het voorpaneel van het chassis.
Het voorpaneel terugplaatsen
Voer de bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit om het voorpaneel terug te plaatsen.
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
Optisch station
Dell™ OptiPlex™ 980 Onderhoudshandleiding—Desktop
GEVAAR: Lees de veiligheidsinstructies die bij de computer zijn geleverd alvorens u werkzaamheden
binnen in de computer uitvoert. Voor meer informatie over veiligheid kunt u de startpagina over
regelgeving raadplegen op www.dell.com/regulatory_compliance.
Het optische station verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u handelingen uitvoert in de computer.
2. Koppel de data- en stroomkabels los van de achterzijde van het optische station.
3. Trek aan het ontgrendelingsmechanisme van het station en schuif het optische station vervolgens naar de achterzijde
van de computer.
4. Til het optische station uit de computer.
Het optische station terugplaatsen
Voer de bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit als u het optische station wilt terugplaatsen.
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
Vaste schijf
Dell™ OptiPlex™ 980 Onderhoudshandleiding—Desktop
GEVAAR: Lees de veiligheidsinstructies die bij de computer zijn geleverd alvorens u werkzaamheden
binnen in de computer uitvoert. Voor meer informatie over veiligheid kunt u de startpagina over
regelgeving raadplegen op www.dell.com/regulatory_compliance.
De vaste schijf verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u handelingen uitvoert in de computer.
2. Verwijder het optisch station
uit de computer.
3. Til de kooi van de vaste schijf uit de computer.
4. Koppel de data- en stroomkabels los.
5. Druk op de blauwe clips op beide zijden van de vaste schijf en verwijder vervolgens de vaste schijf.
6. Maak de schroeven van de eerste vaste schijf los.
7. Verwijder de primaire vaste schijf uit het compartiment.
8. Maak de schroeven van de tweede vaste schijf (indien aanwezig) los.
9. Verwijder de secundaire vaste schijf uit het compartiment.
De vaste schijf vervangen
Voer de bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit om de vaste schijf terug te plaatsen.
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
Uitbreidingskaarten
Dell™ OptiPlex™ 980 Onderhoudshandleiding—Desktop
GEVAAR: Lees de veiligheidsinstructies die bij de computer zijn geleverd alvorens u werkzaamheden
binnen in de computer uitvoert. Voor meer informatie over veiligheid kunt u de startpagina over
regelgeving raadplegen op www.dell.com/regulatory_compliance.
Uitbreidingskaarten verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u handelingen uitvoert in de computer.
2. Til de hendel van de uitbreidingskaartriser omhoog.
3. Trek de uitbreidingskaartriser omhoog.
4. Ontgrendel het vergrendelingsmechanisme van de uitbreidingskaart.
5. Til het vergrendelingsmechanisme omhoog en verwijder de uitbreidingskaart vervolgens uit de riser.
Uitbreidingskaarten terugplaatsen
Als u de uitbreidingskaart wilt terugplaatsen, voer de bovenstaande stappen dan in omgekeerde volgorde uit.
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
Draadloze module
Dell™ OptiPlex™ 980 Onderhoudshandleiding—Desktop
De draadloze module verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u handelingen uitvoert in de computer.
2. Verwijder de uitbreidingskaartriser
.
3. Til de draadloze antennepoort uit de computer.
4. Maak de draadloze antenne los.
5. Druk het blauwe lipje in waarmee de draadloze kaart aan de computer is bevestigd en til de draadloze kaart uit de
computer.
6. Verwijder het metalen kapje van de draadloze kaart.
7. Koppel de twee antennes los.
8. Verwijder de WLAN-kaart uit de houder.
9. Verwijder de antennes uit de houder.
10. Verwijder het WLAN-bord uit de houder.
De draadloze module terugplaatsen
Voer de bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit om de draadloze module terug te plaatsen.
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
Ventilator
Dell™ OptiPlex™ 980 Onderhoudshandleiding—Desktop
GEVAAR: Lees de veiligheidsinstructies die bij de computer zijn geleverd alvorens u werkzaamheden
binnen in de computer uitvoert. Voor meer informatie over veiligheid kunt u de startpagina over
regelgeving raadplegen op www.dell.com/regulatory_compliance.
De ventilator verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u handelingen uitvoert in de computer.
2. Koppel de voedingskabel van de ventilator los van het moederbord.
3. Verwijder de schroeven waarmee het ventilatorhuis aan de computer is bevestigd.
4. Til de ventilator uit de computer.
De ventilator opnieuw installeren
Voer de bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit om de ventilator terug te plaatsen.
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
Warmteafleider en processor
Dell™ OptiPlex™ 980 Onderhoudshandleiding—Desktop
GEVAAR: Lees de veiligheidsinstructies die bij de computer zijn geleverd alvorens u werkzaamheden
binnen in de computer uitvoert. Voor meer informatie over veiligheid kunt u de startpagina over
regelgeving raadplegen op www.dell.com/regulatory_compliance.
De warmteafleider en de processor verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u handelingen uitvoert in de computer.
2. Verwijder de uitbreidingskaartriser
.
3. Verwijder de stekker van de ventilator uit de connector op het moederbord.
4. Maak de borgschroefjes los waarmee de warmteafleider aan het moederbord is bevestigd.
5. Til de warmteafleider uit de computer.
6. Schuif het ontgrendelingslipje onder de middelste kapvergrendeling uit en draai het ontgrendelingslipje omhoog.
7. Til het klepje van de processor op.
8. Verwijder de processor uit de computer.
WAARSCHUWINGEN: Wanneer u de processor terugplaatst, mag u geen pinnen binnen de processorhouder
aanraken, en mogen er geen objecten op de pinnen in het contact vallen.
De warmteafleider en processor terugplaatsen
Voer de bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit om de warmteafleider en processor terug te plaatsen.
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
Geheugen
Dell™ OptiPlex™ 980 Onderhoudshandleiding—Desktop
GEVAAR: Lees de veiligheidsinstructies die bij de computer zijn geleverd alvorens u werkzaamheden
binnen in de computer uitvoert. Voor meer informatie over veiligheid kunt u de startpagina over
regelgeving raadplegen op www.dell.com/regulatory_compliance.
De geheugenmodule(s) verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u handelingen uitvoert in de computer.
2. Verwijder het optische station
.
3. Duw de bevestigingsklemmen van de geheugenmodule omlaag om de geheugenmodule los te maken.
4. Til de geheugenmodule uit de aansluiting en verwijder deze uit de computer.
De geheugenmodule(s) terugplaatsen
Voer de bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit om de geheugenmodule(s) terug te plaatsen.
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
Interne luidspreker
Dell™ OptiPlex™ 980 Onderhoudshandleiding—Desktop
GEVAAR: Lees de veiligheidsinstructies die bij de computer zijn geleverd alvorens u werkzaamheden
binnen in de computer uitvoert. Voor meer informatie over veiligheid kunt u de startpagina over
regelgeving raadplegen op www.dell.com/regulatory_compliance.
De interne luidspreker verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u handelingen uitvoert in de computer.
2. Verwijder de draadloze module
.
3. Koppel de kabel van de interne luidspreker los.
4. Druk op de vergrendeling van de luidspreker en verwijder de luidspreker.
De interne luidspreker terugplaatsen
Voer de bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit om de interne luidspreker terug te plaatsen.
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
Warmtesensor op voorzijde
Dell™ OptiPlex™ 980 Onderhoudshandleiding—Desktop
GEVAAR: Lees de veiligheidsinstructies die bij de computer zijn geleverd alvorens u werkzaamheden
binnen in de computer uitvoert. Voor meer informatie over veiligheid kunt u de startpagina over
regelgeving raadplegen op www.dell.com/regulatory_compliance.
De warmtesensor op de voorzijde verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u handelingen uitvoert in de computer.
2. Verwijder de processorventilator
.
3. Koppel de kabel van de warmtesensor op de voorzijde los van het moederbord.
4. Maak de haak los om de warmtesensor op de voorzijde te verwijderen.
De warmtesensor op de voorzijde terugplaatsen
Voer de bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit om de warmtesensor op de voorzijde terug te plaatsen.
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
Voeding
Dell™ OptiPlex™ 980 Onderhoudshandleiding—Desktop
GEVAAR: Lees de veiligheidsinstructies die bij de computer zijn geleverd alvorens u werkzaamheden
binnen in de computer uitvoert. Voor meer informatie over veiligheid kunt u de startpagina over
regelgeving raadplegen op www.dell.com/regulatory_compliance.
De voedingseenheid verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u handelingen uitvoert in de computer.
2. Verwijder het optische station
.
3. Verwijder de vaste schijf
en warmteafleider en processor.
4. Koppel de hoofdstroomconnector los van het moederbord.
5. Koppel de stroomconnector van de processor los van het moederbord.
6. Maak de stroomconnectorkabel van de processor los van de geleiders onder het moederbord.
7. Verwijder de schroeven waarmee de voeding aan de achterzijde van het chassis is bevestigd.
8. Druk op de vergrendelingspal van de voeding aan de onderzijde van het chassis en schuif de voeding vervolgens in de
richting van de voorzijde van de computer.
9. Til de voeding omhoog en uit de computer.
De voeding terugplaatsen
Voer de bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit om de voeding terug te plaatsen.
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
I/O-paneel
Dell™ OptiPlex™ 980 Onderhoudshandleiding—Desktop
GEVAAR: Lees de veiligheidsinstructies die bij de computer zijn geleverd alvorens u werkzaamheden
binnen in de computer uitvoert. Voor meer informatie over veiligheid kunt u de startpagina over
regelgeving raadplegen op www.dell.com/regulatory_compliance.
Het I/O-paneel verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u handelingen uitvoert in de computer.
2. Verwijder het voorpaneel
.
3. Koppel de kabel van het I/O-paneel los.
4. Verwijder het I/O-paneel aan de voorzijde van de computer.
Het I/O-paneel terugplaatsen
Voer de bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit om het I/O-paneel terug te plaatsen.
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
Bedieningspaneel
Dell™ OptiPlex™ 980 Onderhoudshandleiding—Desktop
GEVAAR: Lees de veiligheidsinstructies die bij de computer zijn geleverd alvorens u werkzaamheden
binnen in de computer uitvoert. Voor meer informatie over veiligheid kunt u de startpagina over
regelgeving raadplegen op www.dell.com/regulatory_compliance.
Het bedieningspaneel verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u handelingen uitvoert in de computer.
2. Verwijder het voorpaneel
.
3. Verwijder het optische station
.
4. Koppel de kabel van het bedieningspaneel los.
5. Verwijder de kabel.
6. Verwijder de schroef.
7. Verwijder het bedieningspaneel van het chassis.
Het bedieningspaneel terugplaatsen
Voer de bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit om het bedieningspaneel terug te plaatsen.
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
Intrusieschakelaar
Dell™ OptiPlex™ 980 Onderhoudshandleiding—Desktop
GEVAAR: Lees de veiligheidsinstructies die bij de computer zijn geleverd alvorens u werkzaamheden
binnen in de computer uitvoert. Voor meer informatie over veiligheid kunt u de startpagina over
regelgeving raadplegen op www.dell.com/regulatory_compliance.
De intrusieschakelaar verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u handelingen uitvoert in de computer.
2. Koppel de kabel van de intrusieschakelaar los van het moederbord.
3. Schuif de intrusieschakelaar weg.
De intrusieschakelaar terugplaatsen
Voer de bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit om de intrusieschakelaar terug te plaatsen.
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
Knoopcelbatterij
Dell™ OptiPlex™ 980 Onderhoudshandleiding—Desktop
GEVAAR: Lees de veiligheidsinstructies die bij de computer zijn geleverd alvorens u werkzaamheden
binnen in de computer uitvoert. Voor meer informatie over veiligheid kunt u de startpagina over
regelgeving raadplegen op www.dell.com/regulatory_compliance.
De knoopbatterij verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u handelingen uitvoert in de computer.
2. Verwijder de uitbreidingskaartriser
.
3. Trek het klembeugeltje weg van de knoopbatterij
.
4. Til de batterij uit de computer.
De knoopbatterij terugplaatsen
Voer de bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit om de knoopcelbatterij terug te plaatsen.
Terug naar inhoudsopgave
Terug naar inhoudsopgave
Moederbord
Dell™ OptiPlex™ 980 Onderhoudshandleiding—Desktop
GEVAAR: Lees de veiligheidsinstructies die bij de computer zijn geleverd alvorens u werkzaamheden
binnen in de computer uitvoert. Voor meer informatie over veiligheid kunt u de startpagina over
regelgeving raadplegen op www.dell.com/regulatory_compliance.
Het moederbord verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u handelingen uitvoert in de computer.
2. Verwijder het optische station
.
3. Verwijder het warmteafleider en processor
.
4. Verwijder de draadloze module
.
5. Verwijder het geheugen
.
6. Verwijder de uitbreidingskaartriser
.
7. Koppel alle kabels van het moederbord los.
8. Verwijder de schroeven waarmee het moederbord aan het computerchassis is bevestigd.
9. Til het moederbord uit de computer.
Het moederbord terugplaatsen
Als het moederbord wilt terugplaatsen, voer de bovenstaande stappen dan in omgekeerde volgorde uit.
Terug naar inhoudsopgave
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79

Dell OptiPlex 980 Handleiding

Type
Handleiding